document downloaden

Download document downloaden

If you can't read please download the document

Upload: hoangthien

Post on 11-Jan-2017

238 views

Category:

Documents


1 download

TRANSCRIPT

Gemeente Peel en Maas

Archeologische overzichts- en verwachtingskaart

voormalige gemeenten Helden, Kessel, Maasbree en Meijel

Definitieve versie, 25 mei 2012

ACVU-HBS/Buro de Brug BV/The Missing Link

Gemeente Peel en Maas; archeologische overzichts- en verwachtingskaart Definitief mei 2012 Buro de Brug BV/The Missing Link

Colofon

Opdrachtgever: Project: Plaats documentatie: Cordinaten:

Gemeente Peel en Maas Archeologische verwachtingskaart

Buro de Brug

Helden: 195660; 371980 Kessel: NW 200871; 370272

NO 205277; 369896 ZW 196810; 366572 ZO 198457; 364267

Maasbree: NW 194749; 376716 NO 202713; 378755 ZW 200895; 370335 ZO 206241; 372953

Meijel NW 186541; 373189 NO 190410; 375204 ZW 187403; 370319 ZO 191435; 368909

Status: Auteur: Bijdragen:

Illustraties: Tekstredactie:

concept 13 C. Sueur, K.M. van Dijk Teksten en kaarten Helden: P. Verhagen (ACVU-HBS) Booronderzoek: Richard Exaltus, Joep Orbons (ArcheoPro) Beekdalen: S. van Roode, G. Bus (The Missing Link), Buro de Brug, ACVU-HBS en ArcheoPro C. Sueur

Autorisatie: ISBN/EAN:

C. Sueur

Buro de Brug/The Missing Link

Gemeente Peel en Maas; archeologische verwachtingskaart Definitief mei 2012 Buro de Brug BV/The Missing Link

Inhoudsopgave

1 Inleiding 1.1 Achtergrond 1.2 Gebruikt bronnenmateriaal 1.3 Methode

2 Landschappelijke context 2.1 Geologie en geomorfologie 2.2 Bodems

3 Bewoningsgeschiedenis 3.1 Paleo-/Mesoliticum 3.2 Neolithicum 3.3 Bronstijd-IJzertijd 3.4 Romeinse ti jd 3.5 Middeleeuwen en Nieuwe Tijd 3.6 Cultuurhistorie

12 12 13 14 15 16 19

4 De archeologische verwachtingskaart 26 4.1 De archeo-landschappelijke kaart 26 4.2 De archeologische verwachtingskaart 30 4.3 Overzicht van de archeologische verwachtingszones 31 4.4 Bodemverstoringen 35 4.5 Uitgevoerd archeologisch onderzoek 36 4.6 Kwaliteit en kwetsbaarheid bodemarchief 36 4.7 Vindplaatsen en archeologische verwachting 37 4.8 Vertaalslag naar de archeologische beleidskaart 38

5 Bekende archeologische vindplaatsen 39 5.1 AMK-terreinen 39 5.2 Vindplaatsen 41 5.3 Boerderijen 42 5.4 Historische kernen 43

6 Veldtoets 6.1 Werkwijze 6.2 Resultaten 6.3 Conclusies

44 44 45 46

7 Conclusies 47

8 Literatuur 8.1 Kaarten 8.2 Literatuur 8.3 Websites Overzicht archeologische perioden Ligging onderzoeksgebied

48 48 48 53 54 55

Bijlagen

1 Archeolandschappelijke kaart 2 Beekd ale nc lusters 3 Overzichts- en verwachtingenkaart 4 AHN 5 Bodemkaart 6 Vindplaatsencatalogus 7 Catalogus historische objecten 8 Catalogus boerderijen

Gemeente Peel en Maas; archeologische verwachtingskaart Definitief mei 2012 Buro de Brug BV/The Missing Link

9 Catalogus uitgevoerd archeologisch onderzoek 10 Catalogus historische kernen 11 Rapportage booronderzoek 12 Meta-informatie digitale gegevens

Rapport Overzichts- en verwachtingenkaart

Overzichts- en verwachtingenkaart in GIS-format en pdf

Beleidskaart in GIS-format en pdf

Meta-data Overzichts- en verwachtingenkaart

Gemeente Peel en Maas; archeologische verwachtingskaart Definitief mei 2012 Buro de Brug BV/The Missing Link

1 Inleiding

In opdracht van The Missing Link heeft Buro de Brug een archeologische overzichts- en verwachtingskaart opgesteld voor de deelgebieden Kessel, Maasbree en Meijel binnen de gemeente Peel en Maas. In een eerder stadium is door P. Verhagen van de ACVU-HBS een archeologische overzichts- en verwachtingskaart opgesteld voor het deelgebied Helden1. Met de uitbreiding voor Kessel, Maasbree en Meijel is voor het gemeentelijk grondgebied van Peel en Maas nu een vlakdekkende overzichts- en verwachtingskaart beschikbaar. Vanaf 1 januari 2010 zijn de voormalige gemeenten Helden, Kessel, Maasbree en Meijel gefuseerd tot n gemeente Peel en Maas. De archeologische overzichts- en verwachtingskaart moet gaan dienen als basis voor het toekomstige archeologiebeleid van de nieuwe gemeente. In dit rapport wordt beschreven hoe deze archeologische overzichts- en verwachtingskaart tot stand is gekomen, en wordt tevens de landschappelijke context en de bewoningsgeschiedenis van de deelgebieden Kessel, Maasbree en Meijel besproken. Zie pagina 55 voor een overzicht van het gebied.

De opdracht luidde wat betreft methodiek, rapportopzet, rapportinhoud, kaartopzet en kaartinhoud zo veel mogelijk aan te sluiten op de teksten en het kaartmateriaal die voor deelgebied Helden door Verhagen zijn opgesteld. Relevante tekstdelen zijn daarom zo mogelijk integraal overgenomen uit het rapport van Verhagen. De kaarten voor Helden zijn integraal overgenomen uit het rapport van Verhagen. Ook in de voorliggende inleiding is qua inhoud en structuur zo veel mogelijk aangesloten op de inleiding uit het rapport van Verhagen.

De archeologische kaart bestaat uit twee deelproducten, die tezamen inzicht geven in de aan- of afwezigheid van archeologische waarden op het gemeentelijk grondgebied, te weten:

1. een overzichtskaart met daarop het volledige overzicht van de inventarisatie: archeologische vindplaatsen, archeologische terreinen, oude bewoningskernen, losse historische objecten (kastelen, boerderijen, hoeven, industrie, wegen, etc), uitgevoerde onderzoeken, ontgrondingen en overbouwingen.

2. een vlakdekkende archeologische verwachtingskaart, als resultaat van de onder punt 1 bijeengebrachte informatie.

De archeologische verwachtingskaart is als losse bijlage op schaal 1:20.000 bijgevoegd bij dit rapport (bijlage 3). De in de kaart vermelde elementen zijn ook in catalogusvorm aan het rapport toegevoegd (bijlagen 6,7,8,9 en 10).

Al het kaartmateriaal en de bijbehorende database-informatie is ook digitaal ter beschikking gesteld aan de gemeente. In bijlage 12 is de bijbehorende meta-informatie opgenomen.

1.1 Achtergrond2

Archeologische verwachtingskaarten worden in Nederland al zo'n 15 jaar gebruikt als instrument om verantwoorde keuzes te maken bij het omgaan met archeologie in de ruimtelijke ordening. Een goed onderbouwde kaart geeft inzicht in de te verwachten hoeveelheid archeologische resten, waarbij doorgaans een onderscheid wordt aangebracht tussen zones met een lage, middelhoge en hoge verwachting. Daarbij moet worden benadrukt dat het gaat om een verwachting, met de daarbij behorende onzekerheden. Archeologische resten bevinden zich in Nederland over het algemeen onder de grond en zijn dus in principe onzichtbaar. De kennis over het landschap en de menselijke bewoning in het verleden is mede daardoor fragmentarisch, en er kan dus ook niet voetstoots van uit worden gegaan dat zich in een gebied met een lage archeologische verwachting nooit waardevolle resten zullen bevinden. De kans daarop is echter wel een stuk lager dan in gebieden met een hoge verwachting.

Voor het grondgebied van deze gemeentes is reeds een verwachtingskaart beschikbaar: de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW).3 Deze kaart is voornamelijk gebaseerd op een

1 Verhagen 2008. 2 Ontleend aan Verhagen 2008

vergelijking van bekende archeologische vindplaatsen met bodemtypen en grondwatertrappen op de bodemkaart van Nederland 1:50.000.4 De IKAW is echter niet specifiek voor bepaalde archeologische perioden of vindplaatstypen, en geeft geen inzicht in de motivatie voor de archeologische verwachtingen. Ook is de kaart weinig geschikt voor gebruik op lokaal niveau, omdat de archeologische verwachtingen worden bepaald per archeo-regio, en dit zijn vaak zones ter grootte van een provincie. Het gebruik van de IKAW voor het vormgeven van gemeentelijk archeologiebeleid wordt daarom door de makers ervan afgeraden.

Om deze reden hebben de laatste jaren veel gemeenten hun eigen verwachtingskaarten laten maken. Voor deze kaarten wordt meer gedetailleerde informatie gebruikt dan voor de IKAW, en ze worden voorzien van specifieke verwachtingen, zodat het eenvoudiger wordt om beleidsmaatregelen aan de kaarten te koppelen. De provincie Limburg stimuleert het maken van gemeentelijke waarden- en verwachtingskaarten door middel van een subsidieregeling. In dit kader hebben ook de gemeentes Kessel, Maasbree en Meijel besloten een eigen kaart te laten vervaardigen. De doelstellingen van deze nieuwe overzichts- en verwachtingskaart zijn:

Het verfijnen en verbeteren van de verwachtingen op de IKAW; Het verschaffen van inzicht in de aard en ligging van bekende archeologische vindplaatsen en

historische objecten, al dan niet voorzien van voorschriften of beschermende status; en Het verschaffen van inzicht in de mate van verstoring van de bodem, en de kwetsbaarheid

van archeologische resten.

1.2 Gebruikt bronnenmateriaal

Voor het opstellen van de archeologische verwachtingskaart is een zo breed mogelijk scala aan kaartmateriaal en archeologische gegevens gebruikt. Naast gegevens en literatuur over archeologische vindplaatsen, zijn daarbij vooral historisch kaartmateriaal en geomorfologische en bodemkundige kaarten geraadpleegd. Daarbij is ernaar gestreefd om een schaalniveau van 1:10.000 te hanteren. Vaak is zulk gedetailleerd kaartmateriaal echter niet vlakdekkend voorhanden, en moet noodgedwongen gewerkt worden met minder gedetailleerde kaarten. De volgende kaarten zijn geraadpleegd (zie ook de opgave in de literatuurlijst):

Bodemkaart van Nederland, blad 52 D, 52 G, 58 A, 58 B, 58 E, schaal 1:50.000 Geomorfologische Kaart van Nederland, schaal 1:50.000 Grote Historische Atlas van Nederland, 4 Zuid-Nederland 1838-1857 schaal 1:50.000 Tranchot-kaart 1803-1820, blad 33 Venlo, herdruk schaal 1:25.000 Caert Figuratiff van de thiende van Helden, 1685 Caerte Generale Figurative van De Heertickheit ende kerspet Helden, 1734 Kadastrale minuut van c. 1830, schaal 1:5000 Luchtfoto's van de gemeente Helden, gevlogen in april 2004 Topografische kaart (TOP10VEC) van de gemeente Helden, 2003, schaal 1:10.000 Grootschalige Basiskaart Nederland (GBKN) van de gemeente Helden, 2007, schaal 1:2500 Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN), resolutie 5 bij 5 meter Cultuur-historische waardenkaart (CHW) van de provincie Limburg Ontgrondingsvergunningenkaart van de provincie Limburg.

Voor de deelgebieden Kessel, Maasbree en Meijel zijn, naast en in aanvulling op bovengenoemde bronnen, de volgende bronnen geraadpleegd:

Archis onderzoekenkaart. Gegevens lokale verenigingen en lokale deskundigen Luchtfoto's van de deelgebieden Kessel, Maasbree en Meijel, gevlogen in april 2004 en via

www.maps.google.nl Topografische kaart (TOP10VEC) van de deelgebieden Kessel, Maasbree en Meijel, 2003,

schaal 1:10.000

3 Deeben et al. 2002; Deeben 2008 4 Althans voor Oost-Nederland; voor het westen van Nederland is ook gebruik gemaakt van geologische kaarten

Grootschalige Basiskaart Nederland (GBKN) van de deelgebieden Kessel, Maasbree en Meijel, 2007, schaal 1:2500 Bonnebladen 694, 695, 710,711, 712, 726, 272, 728 en 739, teruggaand tot 1895. Topografisch Militaire Kaart 1850. Diverse historische kaarten http://www.loegiesen.nl/landkaarten/kaarten-BBS-0000-1599.htm Tranchot-kaart 1803-1820, blad 33 Venlo, herdruk schaal 1:25.000

1.3 Methode

De opdracht van de gemeente Peel en Maas, met op de achtergrond de eisen voor het in aanmerking komen voor de provinciale subsidie, heeft een belangrijke invloed op de keuze van de methodiek gehad. Enerzijds heeft de gemeente aangegeven dat de uitbreidingskaart voor Kessel, Maasbree en Meijel dient aan te sluiten op de bestaande kaarten voor Helden. Anderzijds verlangt de provincie -en met de subsidieregeling voor gemeenten in het achterhoofd is dit verlangen niet vrijblijvend -dat de verwachtingskaart aansluit bij die van omliggende gemeenten. Wat betreft methodiek zijn de verschillen echter groot en is aansluiting van de verwachtingskaart op die van alle buurgemeenten een illusie. Er is daarom een keuze gemaakt. Rondom de oude kern van Helden is aansluiting gezocht bij het Heidense verwachtingsmodel, zoals hieronder beschreven. Richting de Maas en de Maasterrassen gaat het Heidense model niet meer vanzelfsprekend op, eenvoudig omdat het landschap een geheel andere oorsprong en karakteristiek kent (zie hoofdstuk 2). Langs de Maas is daarom aansluiting gezocht bij het uitvoerig gedocumenteerde Venlose model, zoals door RAAP in de Venlose verwachtingskaart is verwerkt.5

Voor het maken van archeologische verwachtingskaarten zijn in principe twee methoden denkbaar. Ten eerste kan de verspreiding van archeologische vindplaatsen ten opzichte van de in een studiegebied voorkomende landschapseenheden worden gebruikt om de kans op het aantreffen van archeologische resten in deze zones te bepalen. Dit staat ook bekend als de inductieve benadering. Deze methode heeft als nadeel dat meestal onbekend is in hoeverre de bekende archeologische vindplaatsen een representatieve steekproef vormen van het totaal. Hierdoor kunnen minder goed onderzochte gebieden ten onrechte een te lage of te hoge verwachting krijgen. Bovendien is het toetsen van deze kaarten met het bekende vindplaatsenbestand problematisch, omdat deze dan immers al gebruikt zijn om de verwachtingen te bepalen. In Nederland wordt daarom over het algemeen gekozen voor een benadering door middel van expert judgement, waarbij de verschillende landschappelijke eenheden een archeologische verwachting krijgen toegekend door deskundige archeologen en fysisch geografen, op basis van archeologisch-theoretische en landschappelijke inzichten en op grond van veldervaring. Hoewel deze methode enige mate van subjectiviteit met zich mee brengt, heeft zij als voordeel dat toetsing van de uitgesproken verwachtingen met behulp van de bekende archeologische vindplaatsen eenvoudig is.6 Dat neemt niet weg dat ook bij expert judgement-kaarten slecht onderzochte gebieden soms ten onrechte een te lage of te hoge verwachting kunnen krijgen.

Ook voor het opstellen van de archeologische overzichts- en verwachtingskaart van de gemeente Helden is gewerkt volgens dit principe van expert judgement. Het gemeentelijk grondgebied is ingedeeld in verschillende (paleo-)landschappelijke eenheden, die elk een specifieke archeologische verwachting hebben gekregen (zie hoofdstuk 4). Er is daarbij vooral gebruik gemaakt van het Actueel Hoogtebestand Nederland. De archeologische verwachtingen zijn toegekend op basis van uit de literatuur beschikbare informatie, en aangevuld met expertise van lokale deskundigen. Verder is een veldtoetsing door middel van controleboringen uitgevoerd om beter inzicht te krijgen in de bodemopbouw, en zijn de uitgesproken verwachtingen getoetst met behulp van het bekende archeologische vindplaatsenbestand.

5 Zie Dijk, X.C.C. van, 2007.

Zie van Leusen/Kamermans (2005) voor meer achtergrond over de verschillende manieren om verwachtingskaarten te

maken.

Naar analogie van de Heidense methode is het verwachtingsmodel uitgewerkt voor de aangrenzende delen van Kessel, Maasbree en Meijel. Voor de zones langs de Maas is aangesloten bij een ander model. Uit het rapport met betrekking tot de totstandkoming van de archeologische verwachtingskaart van de gemeente Venlo, blijkt dat in het gebied dat tot de directe invloedssfeer van de Maas behoort, een meer hybride model goed blijkt te werken. Daarbij wordt er voor de periode van jagers/verzameiaars (Paleolithicum en Mesolithicum) van uit gegaan dat de locatiekeuze voornamelijk door landschappelijke kenmerken werd ingegeven. Gradintzones (overgangen van hoog/droog naar laag/nat, inclusief een bufferzone van 300 a 350 m) en de hoge koppen langs de Maas blijken de voorkeur te hebben gehad. De locatiekeuze van landbouwers is meer ingegeven door de opbrengst en dus de bodemkwaliteit van de gronden. Deze zijn te vinden op de hoog gelegen vruchtbare zandruggen en op hogere koppen langs het Maasdal.7

RAAP heeft voor het Venlose deel van het Maasdal een studie naar vindplaatsen uitgevoerd. Op basis van een kwantitatieve analyse van het vindplaatsenbestand, aangevuld met gericht veldwerk (veldverkenning en booronderzoek) hebben zij het archeologische verwachtingsmodel verfijnd. Ook hier is dus geen sprake van een zuiver theoretisch model, maar is het model het resultaat van een empirisch proces. De menselijke inbreng, namelijk de analyse van vindplaatsen en de opschaling/interpolatie naar verwachtingszones, is een vorm van expert judgement.

Zoals aangetekend kennen archeologische verwachtingskaarten beperkingen. De kwaliteit van het gebruikte kaartmateriaal, de beschikbare landschappelijke en archeologische kennis, en de interpretatie van het belang van verschillende locatiekeuzefactoren zijn allemaal onderhevig aan verschillende vormen van onvolledigheid, onzekerheid en subjectiviteit. Een archeologische verwachtingskaart is daarom nooit een statisch product, maar moet gezien worden als een weergave van de op dat moment beschikbare kennis, die op basis van nieuwe inzichten kan en zal moeten worden aangepast.

Aansluitend op Verhagen (Helden) kan het volgende worden opgemerkt. Het afdrukken van een verwachtingskaart op schaal 1:10000 wekt de suggestie dat de gepresenteerde gegevens een nauwkeurigheid hebben die past bij deze kaartschaal. De werkelijkheid is anders. Aan de basis van het verwachtingsmodel liggen namelijk de bodemkaart en de geomorfologische kaart, beide gekarteerd op een schaal 1:50000. De op deze kaarten aangegeven begrenzingen kunnen worden opgeblazen tot 1:10000, en zelfs tot 1:2500, maar zullen nimmer een betrouwbaarheid krijgen die de oorspronkelijke kaartschaal van 1:50000 overstijgt. De analyse van het AHN biedt mogelijkheden de begrenzing van geomorfologische eenheden aan te scherpen, wellicht tot een schaal 1:25000, maar zeker niet tot 1:10000.

Dankwoord

Vanuit de gemeente hebben Marianne van der Eisen, Roland van der Ende, Martijn Vervaet, Fokko Kortlang en Sjoerd van de Laar kritisch meegedacht gedurende het proces van de tot standkoming van de kaarten en het rapport. Vanuit de provincie Limburg heeft Niels van Waveren in een vroeg stadium deelgenomen aan de discussie omtrent de inhoud van de kaarten en het rapport. Harry Bouten heeft de taak op zich genomen alle historische verenigingen en lokale deskundigen te bevragen omtrent hun kennis van relevante archeologische locaties. Naar hen allen gaat veel dank uit.

Van Dijk, 2007

Landschappeli jke context

2.1 Geologie en geomorfologie 8

In de geologie en geomorfologie van Kessel, Maasbree en Meijel kunnen drie hoofdzones worden onderscheiden. De oostelijke zone, het Maasdal met de Maasterrassen De centrale dekzandzone, centrale deel in en rond voormalige gemeente Helden De westelijke zone, De Peel.

Het AHN geeft een goed inzicht in deze landschappelijke zones. Zie afb. 1

Afbeelding 1: Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN).

De oostelijke zone, het Maasdal met de Maasterrassen

De oostelijke delen van de deelgebieden Kessel en Maasbree liggen in een gebied dat landschappelijk gedomineerd wordt door het Maasdal en de Maasterrassen. De terrassen behoren tot de Formatie van Beegden (voorheen Formatie van Kreftenheye). Terrassen zijn het resultaat van een reeks opeenvolgende en zich herhalende gebeurtenissen:

1. Tijdens een ijstijd stroomde de Maas vlechtend binnen een brede bedding en zette hij over een brede vlakte zand en grind af. Zo ontstond een zogenaamde riviervlakte.

2. Tijdens de warme periode die erop volgde kreeg de Maas een vaste loop en sneed hij zich diep in de riviervlakte in;

Van het gebied waar de gemeente ligt bestaat geen geologische kaart, maar zie Van den Toorn 1967; Stiboka 1968, 1972;

Schokker 2003 en Rensink et al. 2006; Weerts et al. 2003.

3. Onder invloed van de tektoniek is het gebied van het Peel Blok verschillende malen opgeheven. De gevormde riviervlakte kwam hierdoor hoger in het landschap te liggen dan de insnijdende Maas en tekende zich als een duidelijke 'traptrede' in het landschap af.9

Afbeelding 2: Breukzones. Peel Block = Peel Blok. Venlo Graben = Venloslenk. Roer Graben = Roerslenk. (Bron: http://seismologie.oma.be).

Het hoogteverschil tussen opeenvolgende terrassen is ongeveer 5-10 meter. Globaal worden drie terrasniveaus onderscheiden: het Hoog- Midden- en Laagterras. Het Hoogterras ligt op c. 40m NAP en komt binnen de gemeente Peel en Maas niet voor. Het Middenterras heeft een hoogte van c. 25 m NAP of hoger, waarvan verschillende treden binnen Peel en Maas zichtbaar zijn. De afzettingen bestaan uit grof zand en grind die voornamelijk gedurende het Saalien (400000-120000 jaar geleden) zijn afgezet (formatie van Beegden), in een periode waar de Oermaas zich vlechtend door een toendra-achtig landschap bewoog. Op de geomorfologische kaart zijn deze afzettingen benoemd als dalvlakterras (code 5E 9). Oppervlaktewater dat niet kon wegzakken in de bevroren ondergrond stroomde als oppervlaktewater weg naar lagere terrassen. Op deze manier ontstonden smalle dalen aan de terrasranden. Tegenwoordig zijn deze dalen - herkenbaar als smalle insnijdingen in de terrasranden - niet meer watervoerend en worden aangeduid als droogdalen (code 2R 3 en 3R 3).

In het Weichselien (110.000-10.000 jaar geleden), samenvallend met het Laat-Pleistoceen, is in grote delen van Limburg dekzand afgezet (eolische sedimenten). In het Maasdal echter is, net als in de vorige koude periode, onder invloed van het water veel grof zand en grind afgezet. Op de geomorfologische kaart zijn deze Maasdalafzettingen aangeduid als dalvlakteterras (code 4E 9 en 4E 9a) en vallen onder de noemer Laagterras. Het Maasdal ging, onder invloed van klimatologische veranderingen, over van een vlechtend systeem naar een meanderend systeem. In het Allerod en Jonge Dryas (Laat-Weichselien 10.800-8.000 v. Chr.) sneed de Maas zich enkele malen in het Laagterras in, waarbij nieuwe terrastreden ontstonden. In grote delen van het Maasdal werd hierbij een pakket oude klei (hoogvloed leem) afgezet.

Ook in het Holoceen heeft de Maas zich verder ingesneden in het Pleistocene terrassenlandschap, waardoor de huidige Maasoever gekenmerkt wordt door een enkele meters hoge steilrand.1 0 In het Vroeg Holoceen werd oude klei in de oude geulen langs de Maas afgezet.

9 Huisink, 1998. 1 0 Stiboka, 1968.

Rondom Baarlo is duidelijk te zien hoe het landschap van Laagterrassen doorsneden is door Maasmeanders (code 2R 10 en 4E 11). Het Laagterras varieert globaal in hoogte tussen c. 20 en 15 m NAP. De hogere randzones langs de meandergeulen waren in het verleden geliefde bewoningslocaties.

Op het Laagterras werd in het Late Dryas onder invloed van de wind rivierzand afgezet (rivierduinen, code 12C 2, 3L 8 en 4L8). In overige delen werden verschillende zandpakketten (Oud Dekzand en Jong Dekzand, behorend tot de Formatie van Twente) afgezet, soms met een dikte van meer dan 10 m, op en over de oudere Maasafzettingen. In lager gelegen delen en depressies kunnen leemlagen in de ondergrond voorkomen.

5 6 7 8

-0 500 1000 1500 2000 2500 3000 3500 4000 Afbeelding 3: Sectie dwars op de terrassen.

Legenda bij afbeelding 3 1 Middenterras ter hoogte van Helden/In den Berg (stuifzand). Hoogte c. 32 m NAP. 2 Terrasrand. 3 Middenterras ter hoogte van Keizersbaan. Hoogte c. 28 m NAP. 4 Terrasrand met dekzandruggen. 5 Middenterras waarop dorpen Kesseleik, Kessel en Baarlo gelegen zijn. Hoogte c. 25 m NAP. 6 Terrasrand aan de Maas. 7 Bovenkant Laagterras. Hoogte c. 22 m NAP. 8 Onderkant Laagterras (top van piek in grafiek 16 m NAP) met huidige geul van Maas (Maasdal, 14 m NAP).

De terrassen zijn visueel te herkennen als vlakke delen in het landschap, begrensd door een steile helling (terrasrand). De terrassen worden vaak gebruikt als akkerbouwgrond, omdat ze vlak zijn en vanwege de vruchtbare bodem (voornoemde rivierafzettingen van de Maas). De aangrenzende hellingen zijn meestal bebost. Afbeelding 3 toont een dwarssectie van de terrassen ter hoogte van Kesseleik.

De centrale dekzandzone

De zone die voornamelijk gedomineerd wordt door dekzand, bestrijkt de westelijke delen Kessel en Maasbree, het Heidens grondgebied en de oostelijke helft van deelgebied Meijel.

De gemeente ligt op het zgn. Peel Blok (voorheen: Peelhorst), een opheffingsgebied met aan beide zijden lager gelegen gebieden: de Roerdalslenk in het westen en de Venloslenk in het oosten. Juist ten zuiden van de gemeente loopt de Peelrandbreuk (ongeveer op de lijn Neer-Meijel). De diepere ondergrond bestaat uit riviergrind en -zand afgezet in het Midden-Pleistoceen (Formatie van Beegden, voorheen Formatie van Veghel B). Dit materiaal is rond 400.000 jaar geleden afgezet in het Holsteinien, de warmere periode vr de voorlaatste ijstijd (Saalien). Door tektonische bewegingen 'gleed' de Maas als het ware van het Peel Blok af in noordoostelijke richting, zodat uiteindelijk geen fluviatiel materiaal meer werd afgezet. In het Saalien bereikte het landijs Zuid-Nederland weliswaar niet, maar was er wel sprake van een koud klimaat. Er ontstond een pakket van maximaal 10 m sneeuwsmeltwater- en windafzettingen, voorheen de Formatie van Eindhoven genoemd en nu tot de Formatie van Boxtel gerekend. De bovenste 2-10 m van de Formatie van Boxtel zijn ontstaan in de laatste ijstijd, het Weichselien (ca. 115.000-10.000 jaar geleden). In dit laatste pakket is sprake van dikke leemlagen ('Brabantse leem'), die in de gemeente zijn gewonnen voor de baksteenindustrie.

Door de helling van het Peel Blok ontstonden er tijdens het Weichselien geulen waardoor sneeuwsmeltwater oostwaarts richting de Maas werd afgevoerd. In de zeer koude fasen van de ijstijd ging het zand op het droge, vlakke Peel Blok onder invloed van zuidwestenwinden verstuiven. Het zand werd vooral afgezet op de overgang naar nattere zones, zoals langs de eerder genoemde erosiegeulen en op de overgang naar het Maasdal. Mede daarom loopt er een brede dekzandrug (dekzandeiland) van noordwest naar zuidoost door de gemeente heen. Deze is duidelijk waarneembaar op het AHN, en vormt ook de zone waarbinnen de huidige bebouwing van Helden, Panningen en Beringe zich concentreert. Aan de noordoostzijde van deze rug bevindt zich een brede laagte. In deze laagte liggen, naast smallere dekzandruggen, de dalen van de Kwistbeek, die ontspringt bij Panningen, de Everlosche Beek, die ontspringt ten oosten van Beringe, en de Groote Molenbeek, die ontspringt ten noorden van Grashoek. Deze beken volgen de in het Weichselien gevormde erosiegeulen. Ook ten zuidwesten van het dekzandeiland van Helden ligt het terrein duidelijk lager (Roerdalslenk), maar hier zijn geen grotere beekdalen en dekzandruggen aanwezig.

Ten zuidoosten van Helden ligt het dal van de Maas, waarvan de terrassen (Formatie van Beegden, voorheen Formatie van Kreftenheye) nog juist tot de zuidoostpunt van de gemeente reiken. Op de terrasrand bevindt zich een groot gebied met stuifzand (Heldensche Bossen/In den Berg). Dit stuifzand is gevormd toen de mens het natuurlijke bos begon te kappen, en het blootliggende dekzand verwaaide. Deelgebied Helden ligt juist ten zuidoosten van de Grote Peel. Gedurende het Holoceen is er sprake geweest van een stijgende grondwaterspiegel, wat niet alleen veengroei in de Peel tot gevolg heeft gehad, maar ook een geleidelijke vernatting van de overige delen van het landschap. Grootschalige veenvorming heeft zich binnen het deelgebied Helden niet voorgedaan, wel is er nog plaatselijk veen aanwezig in de beekdalen. Het is bekend dat in het verleden in het zuiden en westen van de gemeente turf werd gestoken. Van dit veen zijn alleen in het uiterste westen nog restanten bewaard gebleven.

Voor Kessel, Maasbree en AAeijel zijn enkele nuttige aanvullingen op Verhagen te geven. Het hoge (noordwestelijke) deel van het grondgebied van Maasbree maakt deel uit van het uitgestrekte Li mburg-Brabantse dekzandgebied. Het dekzand vormt in het huidige landschap een opeenvolging van laagten en welvingen, de zogenaamde dekzandplateaus en dekzandruggen. De geomorfologische kaart (Staring Centrum/RGD, 1992) spreekt van een dekzandrug al dan niet met een oud bouwlanddek. Dit dekzand is voornamelijk gevormd in de laatste ijstijd (het Weichselien, ca. 120.000-10.000 jaar geleden). De relatief hoge ligging van de dekzandruggen en het voorkomen van lemig fijn zand maakte het gebied rondom Maasbree in het verleden aantrekkelijk voor bewoning en akkerbouw. Vanaf de Late Middeleeuwen zijn plaggen en potstalmest op het dekzand opgebracht. De bebouwing van Maasbree en Meijel wordt, evenals die van naburige plaatsen zoals Panningen en Helden, (vrijwel) volledig omsloten door deze oude bouwlanden, de zogenaamde plaggendekken. Onder deze esdekken is vaak een zogenaamde oude akkerlaag herkenbaar op de overgang naar de restanten van het oorspronkelijke bodemprofiel. Deze oude akkerlaag is een overblijfsel van de oudste ontginningsfase van het dekzandgebied.11

1 1 RAAP-rapport 947

In het uiterste noorden van deelgebied Maasbree ligt het beekdal van de Elsbeek. Deze beek loopt in noordelijke richting de gemeente uit. De Everlosche Beek vervolgt zijn loop onderlangs de plaatsen Maasbree en Rooth oostwaarts richting Blerick (gemeente Venlo). De Kwistbeek komt zuidelijker dan de Everlosche Beek in het Maasbreese deelgebied en loopt ten zuiden van Rinkesfort. Bij het gehucht Soeterbeek heeft de Kwistbeek een diep dal uitgesleten in de terrasrand (zie volgende paragraaf). De beek draait om de dekzandrug van Baarlo richting de Maas. Tegen de grens met Helden ontspringt een tweetal beken in het Kesselse. De Tasbeek ontspringt nabij Hei en loopt onderlangs de terrasrand noordoostwaarts, bovenlangs Kessel, om bij Hout in een erosiegeul n terrastrede te dalen en naar de Maas af te zakken. De Boschbeek begint westelijk van Donk, en gaat noordwaarts langs Bosch richting Baarlo om daar aan te sluiten op de Kwistbeek. Op de terrasranden bij Kessel, goed zichtbaar op het AHN (zie afb. 1), is een groot aantal droogdalen aanwezig dat getuigt van het vele water dat in het verleden vanaf de terrassen richting Maas is afgevloeid. Door de toenemende vegetatie in het Vroeg Holoceen kwam een einde aan de natuurlijke zandverstuivingen en raakten de dekzandruggen gefixeerd. Door het toedoen van de mens, door o.a. kappen, branden en ontginnen, konden plaatselijk vanaf de Bronstijd opnieuw verstuivingen optreden. Op diverse plaatsen in de centrale dekzandzone en op de overgang naar de Maasterrassen komen jonge stuifzanden voor.

De Westelijke zone, De Peet

In het deelgebied Meijel is een duidelijk hoogteverval in westelijke richting waarneembaar op het AHN (zie afb.1). Het oostelijke van AAeijel wordt gerekend tot het centrale dekzandgebied. Het westelijke deel behoort tot De Peel. Meijel ligt op de zogenaamde waterscheiding tussen de AAaas in het oosten en de Aa en de Dommel in het westen. In dergelijke gebieden komen van nature weinig beekdalen voor, met als gevolg een slechte afwatering en een hoge grondwaterstand. Een bijkomende factor voor AAeijel is de voorkomende stuwing van het grondwater, dat vanaf het Peelblok (in het oosten) richting de Roerslenk (in het westen) stroomt. Het grondwater passeert eerst de waterdoorlatende, grofzandige Beegden Formatie maar bereikt vervolgens de veel minder goed doorlatende Formatie van Boxtel, met opstuwing als gevolg. Doordat het opgestuwde water nabij de Peelrandbreuk met zuurstof uit de lucht in aanraking komt, ontstaan bovendien ijzeroerbanken, welke de afstroming van het grondwater nog meer belemmeren. Onder invloed van deze natte condities heeft zich gedurende het Holoceen veenmosveen gevormd. Dit veen wordt gerekend tot het Laagpakket van Griendtsveen, dat onderdeel uitmaakt van de Formatie van Nieuwkoop 1 2 . Al vanaf de Middeleeuwen werd het veen afgegraven, aanvankelijk slechts op kleine schaal en voor eigen gebruik. De winning van het veen vond plaats door middel van de aanleg van karakteristieke kleine veenputjes, die ook al op de 19e eeuwse Bonnebladen zijn weergegeven. In AAeijel zelf zijn deze putjes, met het in cultuur brengen van de gronden bijna geheel verdwenen. In het aangrenzende natuurgebied de Grote Peel (ten westen van Meijel) zijn de veenputten nog zichtbaar. Nadat in de 19e eeuw de Zuid-Willemsvaart en de Noordervaart zijn gegraven, nam de vervening een grote vlucht. Turf werd nu systematisch en grootschalig gewonnen ten behoeve van de export. Deze turfwinning, die pas in de eerste helft van de 20e eeuw afnam met de opkomst van steenkool als brandstof, heeft geleid tot het ontstaan van veenkoloniale vlaktes (code 2AM5) 1 3 . In diverse beekdalen kan plaatselijk nog veen voorkomen.

2.2 Bodems

In het dekzand hebben zich, afhankelijk van de hoogteligging en grondwaterstand, verschillende bodemtypen ontwikkeld. Op de hoogste delen van het dekzand zijn podzolbodems gevormd. Als de neerslag groter is dan de verdamping, vindt in deze gronden een neerwaarts transport van organische stof plaats, al dan niet samen met ijzer- en aluminiumoxiden. Podzolgronden hebben ten gevolge daarvan twee typerende bodem horizonten, een uitspoelingshorizont (E of loodzandlaag) en

1 2 Berendsen 2005 1 3 Berendsen 2005.

een inspoelingshorizont (B). Uit de E-horizont is het ijzer en aluminium vrijwel geheel verdwenen, en dit is zichtbaar aan de opvallende grijze kleur. De B-horizont, waar het uitgespoelde materiaal zich heeft opgehoopt, heeft daarentegen een opvallende donkerbruine tot zwarte kleur. Uit ervaring blijkt echter dat moderpodzolgronden (code Y) in het Brabants en Limburgs zandgebied slecht gekarteerd zijn. Deze gronden, die zich in het Boreaal en Atlanticum op het dekzand gevormd hebben onder loofbos, komen dus ook in het gebied voor, maar de locatie ervan is op grond van het beschikbare kaartmateriaal niet vast te stellen. 1 4 Deze gronden zijn al vanaf het Neolithicum in gebruik geweest als landbouwgrond. Na het kappen van het loofbos trad bodem degradatie op, en ontstonden haarpodzolgronden (droge humuspodzolen; code Hd). In nattere gebieden vormden zich veld- en laarpodzolgronden (code Hn en cHn), waarvan het ijzer in de B-horizont grotendeels is afgevoerd door het grondwater.

Vanaf de Late Middeleeuwen werd de vruchtbaarheid van de akkers vergroot door een mengsel van stalmest, huisafval, bosstrooisel, heideplaggen en zand op te brengen. Door deze eeuwenlange bemesting ontstond, met name op de hoogste delen, een humeus dek van zo'n 50-100 cm dik. Dit zijn de esdekken (hoge zwarte enkeergronden; code zEZ23). De stedelijke bebouwing van Maasbree wordt, evenals die van naburige plaatsen, (vrijwel) volledig omsloten door deze oude bouwlanden, de zogenaamde essen. Onder deze essen is vaak een oude akkerlaag herkenbaar op de overgang naar de restanten van het oorspronkelijke bodemprofiel. Deze oude akkerlaag is een overblijfsel van de oudste ontginningsfase van het dekzandgebied.

In de lager gelegen delen treft men moerige en venige podzolgronden aan (code vWp en zWp resp. zVp; dit zijn podzolen die in een later stadium van hun ontwikkeling 'verdronken' zijn) en moerige eerdgronden (code zWz en vWz) en veengronden zonder podzolprofiel (code zVz; deze hebben zich ontwikkeld in zones waar altijd sprake is geweest van een hoge grondwaterstand). De term 'moerig' heeft betrekking op de aanwezigheid van veen in het bodemprofiel; als de veenlaag dikker wordt dan 40 cm, spreekt men over veengronden. Waar het veen een kleidekje heeft wordt gesproken over madeveengronden (aVz).

Naast deze moerige en venige gronden komen in de nattere delen van het landschap beekeerdgronden (code pZg) en gooreerdgronden (code pZn) voor. Deze gronden, die geen B-horizont hebben, worden gekenmerkt door zgn. hydromorfe kenmerken (roestvlekken), waarbij de roest in de beekeerdg ronden op geringere diepte begint en meer uitgesproken is. De beekeerdg ronden treft men aan in de dieper ingesneden beekdalen, de gooreerdgronden in de bovenlopen en op de flanken van beekdalen.

In de stuifzand gebied en is er vrijwel geen sprake van bodemvorming. Door de verstuiving is het oorspronkelijke bodemprofiel verdwenen, en de tijd die sinds het verstuiven is verstreken, is te kort geweest om opnieuw tot podzolvorming te kunnen leiden. Men spreekt in dit geval over vlakvaaggronden (code Zn; de uitgestoven gebieden) en duinvaaggronden (code Zd; de overstoven gebieden). Een voorbeeld hiervan zijn de Kesselse Bergen. Deze "bergen" zijn recente holocene stuifzanden, waarin een duinvaaggrond is ontwikkeld. Het zand van de noordoost-zuidwest georinteerde stuifzandgordel van de Kesselse Bergen is afkomstig van het omliggende dekzandgebied. Voor de bosaanplanting waren dit zogenaamde wandelende duinen. Het materiaal is herhaalde malen over korte afstand verplaatst. Indien het stuifzand al langere ti jd gestabiliseerd is, zoals aan de rand van het Maasdal, dan kunnen hierin zich vorstvaaggronden hebben gevormd (deze hebben een zwak ontwikkelde B-horizont; code Zb). Onder de duin- en vorstvaagg ronden kunnen zich nog de oorspronkelijke, overstoven podzolprofielen bevinden. Overigens dient te worden aangetekend dat de op de bodemkaart als vorstvaagg rond en genterpreteerde bodems in een groot aantal gevallen lichtgekleurde esdekken betreffen.

Op het Maasterras treffen we tenslotte nog een zone met leek-/woudeerdgronden aan (code pLn5). Ze bestaan uit zandige leemgronden die in het Weichselien door de wind zijn afgezet (zandige lss). Deze bodems zijn ontstaan in nattere delen van het landschap. Ze hebben een donkere, humushoudende A-horizont en vertonen hydromorfe kenmerken.

Zie ook Rensink et al. 2006.

10

Aanvullend komen in het Maasdal de volgende bodemtypen voor.

Brikgronden: rooibrikgronden (BZd) en radebrikgronden (code BKd) zijn het gevolg van het proces van ontkalking (met als gevolg lichte verzuring) en vervolgens uitspoeling (lessivage) van klei in Loss of in de oude rivierklei (kalkloze ooivaaggronden). Binnen 80 cm -mv is de klei ingespoeld, de zogenaamde briklaag, met een minimale dikte van 15 cm. Brikgronden in het Maasdal zijn ontstaan in oude rivierklei. Brikgronden, met een hoog gehalte aan lutum en een goede ontwatering, hebben een hoge vruchtbaarheid. De archeologische trefkans in deze bodems is hoog.

Poldervaaggronden (code KRn) en ooivaaggronden (code Rd) behoren tot de oude rivierkleigronden die in het einde van laatste ijstijd zijn afgezet. In ooivaaggronden heeft, dankzij een goede ontwatering (en lage grondwaterstand), enige bodemvorming opgetreden. Door homogenisatie tot diep in het profiel, zijn deze gronden zeer gunstig voor fruitteelt en akkerbouw (stroomruggen). Poldervaaggronden zijn in lagere delen ontstaan, in de oude Maasmeanders op het Laagterras, en zijn slechter ontwaterd. Hierdoor heeft slechts initiale bodemvorming kunnen plaatsvinden (kommen). RAAP definieert voor het Venlose grondgebied, op basis van uitgebreid veldonderzoek, de archeologische verwachting voor poldervaaggronden en ooivaaggronden in het Maasdal als volgt: De archeologische trefkans voor poldervaaggronden is middelhoog tot laag, afhankelijk van de grondwaterstand en de geomorfologie. Voor ooivaaggronden is deze middelhoog tot hoog, afhankelijk van de grondwaterstand in relatie tot de geomorfologie. Het past in de lijn van het onderzoek voor Peel en AAaas om de verwachtingswaarde voor deze twee bodemtypen integraal over te nemen.

11

3 Bewoningsgeschiedenis

De kroniek van de bewoningsgeschiedenis is gebaseerd op enerzijds gegevens uit Archis2 en anderzijds de resultaten van archeologische onderzoeken in de gemeente. Het is slechts bedoeld als korte kenschets van de bekende archeologische waarden.

3.1 Paleo-/Mesolithicum

De eerste sporen van menselijke activiteit in de gemeente Peel en AAaas dateren uit het Midden Paleolithicum. In de omgeving van De Plek zijn een aantal vondsten uit deze periode gedaan. Het gaat hier om vuurstenen artefacten achtergelaten door Homo erectus of Neanderthalers.15 Omdat dergelijke vondsten dateren van vr de afzetting van het dekzand, worden ze alleen aangetroffen op het onderliggende rivierzand en -grind (Formatie van Beegden). In de omgeving van genoemde vindplaats komt dit grind dan ook vrijwel aan de oppervlakte.

In het Laat Paleolithicum was er sprake van een afwisseling van koudere en warmere perioden. Jager-verza meiaars waren in de minder koude periodes in Zuid-Nederland actief. In deelgebied Meijel zijn vuurstenen artefacten uit het Laat Paleolithicum (Tjonger cultuur) aangetroffen bij Kampsteeg16, Donk17, Langstraat18 en Schepersbergpeelke19. Ook uit Baarlo Napoleonsbaan20 zijn Laat-Paleolithische vuurstenen artefacten bekend. In het deelgebied Helden zijn vuurstenen artefacten uit het Laat Paleolithicum (Tjonger) aangetroffen bij De Lanterd21 en aan de Meeuwenweg ten noordwesten van Koningslust.22

Met het inzetten van de opwarming aan het eind van het Weichselien namen ook de bewoningsmogelijkheden van het landschap toe. Mesolithische jager-verzamelaars vestigden zich graag op de overgang van nat naar droog terrein, omdat daar de meeste variatie in voedselbronnen te vinden was (vis, wild en verschillende wilde gewassen). Mesolithische artefacten zijn op diverse plekken aangetroffen, zoals op de Kesselse Heide23, Kloeteven24, Kessel Donkervennen2 , Baarlo Heierhof26, Meijel Vieruitersten27, Meijel Donk28, Meijel Schepersbergpeelke29 en Meijel Kampsteeg30. In deelgebied Helden zijn Mesolithische resten aangetroffen in de buurt van de De Plek ("Kessels Peelken"),31 in de Heldensche Bossen,32 en aan de Zandstraat en Meeuwenweg ten noordwesten van Koningslust.33 Typerend is dat de vindplaatsen bij De Plek zich aan de rand van een voormalig ven bevinden.

1 5 Catalogusnr. H40 1 5 Vindplaatsnr. 9 1 7 Vindplaatsnr. 22 1 8 Vindplaatsnr. 14 1 9 Vindplaatsnr. 5/6 2 0 Vindplaatsnr. 231 2 1 Catalogusnr. H15. 2 2 Catalogusnr. H21. 2 3 Vindplaatsnr. 153 2 4 Vindplaatsnr. 60 2 5 Vindplaatsnr. 169 2 5 Vindplaatsnr. 245 2 7 Vindplaatsnr. 27 2 8 Vindplaatsnr. 23 2 9 Vindplaatsnr. 5/6 3 0 Vindplaatsnr. 8 3 1 Catalogusnrs. H35, 38 en 39 32

33

Catalogusnr. Hl 6

Catalogusnrs. H22 en 24.

12

3.2 Neolithicum

Rond 5300 voor Chr. vestigden de eerste boeren in Nederland zich op de lssgronden in Zuid-Limburg. Deze cultuur staat bekend als de Lineaire Bandkeramiek (LBK). Ten noorden van het lss-gebied bleef de mesolithische levenswijze echter nog lang bestaan. Op de Keuperheide, bevindt zich een belangrijke vindplaats uit het Vroeg Neolithicum, die een beschermd archeologisch monument is. 3 4 Bij de opgravingen die hier zijn gedaan is het zgn. Limburg-aardewerk aangetroffen. 3 5 Vondsten van Limburg-aardewerk zijn vrij zeldzaam, en de site is ook nog eens de noordelijkst bekende vindplaats. Het voorkomen van dit aardewerk wijst op contacten tussen de 'mesolithische' en band keramische bevolkingsgroepen, maar waarschijnlijk niet op landbouw in deze periode op de Limburgse zandgronden.36

Ook Sjoppenaas te Kesseleik is een vindplaats uit het Vroeg Neolithicum37.

Vanaf ongeveer 4200 voor Chr. (Midden Neolithicum A) vestigen zich in Midden-Limburg dan definitief boeren. Deze agrarische samenleving staat bekend als de Michelsberg-cultuur en wordt gekenmerkt door zgn. aardwerken, terreinen die worden omgeven door grachten, wallen en soms palissaden.38 Verondersteld wordt dat de landbouw plaatsvond door middel van shifting cultivation, dat wil zeggen wisselbouw op de podzolbodems die zich op het zand onder de loofbossen gevormd hadden. Deze levenswijze werd waarschijnlijk gecombineerd met bosbegrazing, jacht, visserij en verzamelen van vruchten, noten en wortels. Het midden-neolithische aardewerk dat werd aangetroffen bij de opgraving op het industrieterrein te Panningen39 is de enige aanwijzing voor bewoning uit deze periode in de voormalige gemeente Helden. Hoewel bij de opgraving ook een huisplattegrond en spiekers werden aangetroffen, konden deze niet met zekerheid worden gekoppeld aan het midden-neolithische vondstmateriaal.40

De periode na de Michelsberg-cultuur (Midden Neolithicum B en Laat Neolithicum A; 3400-2900 v. Chr.) is in Zuid-Nederland slecht bekend. In West-Nederland zijn verschillende nederzettingen opgegraven van de zgn. Vlaardingen-cultuur. In het zuiden wordt op grond van het vondstmateriaal de zgn. Stein-groep onderscheiden, die waarschijnlijk tot dezelfde cultuur behoort. Er zijn in Zuid-Nederland echter geen huisplattegronden of andere grondsporen uit deze periode bekend.

In het Laat Neolithicum A (2900-2500 v. Chr.) komt de enkelgrafcultuur in Noord-Nederland op. In Zuid-Nederland zijn hiervan slechts enkele vindplaatsen bekend. Typerend voor deze periode is de introductie van grafheuvels om de doden individueel in bij te zetten, vergezeld van grafgiften. Het Laat Neolithicum B (2500-2000 v. Chr.) wordt in heel Nederland gekenmerkt door de Klokbekercultuur, vernoemd naar het op een omgekeerde klok lijkende aardewerk. De landbouw breidt zich in deze periode door de introductie van het eergetouw en het wiel sterk uit en intensiveert zich. Huisplattegronden en andere grondsporen uit het Laat Neolithicum zijn in Zuid-Nederland echter niet bekend.

In Peel en AAaas zijn op enkele plaatsen wel vondsten gedaan uit het Laat Neoltithicum. Bij Sjoppenaas te Kesseleik is een fragment aangetroffen van een Veluwse klokbeker type 21 E41. Bij de Hei in Roggelsedijk42 zijn vuurstenen werktuigen waargenomen.

3 4 Catalogusnr. H9; AMK-terrein 578. 3 5 Modderman 1968; 1969; 1973; 1974; 1982; van Haaren/Modderman 1973; Modderman/Deckers 1984. 3 5 De Grooth/van der Velden 2005. 3 7 Vindplaatsnr. 155 3 8 Louwe Kooijmans 2005. 3 9 Catalogusnr. H4. 4 0 Kenemans/Lohof, 2005; Rensink et al. 2006. 4 1 Vindplaatsnr. 155 4 2 Vindplaatsnr. 7

13

3.3 Bronstijd-IJzertijd

Vanaf de Midden Bronstijd (1800 v. Chr.) neemt de kennis over de prehistorische bewoning sterk toe. In Nederland zijn veel boerderij plattegronden uit deze periode opgegraven. Deze geven blijk van het in zwang komen van het gemengd landbouwbedrijf: de boerderijen waren voorzien van een stalgedeelte voor het rundvee. Deze boerderijen lagen verspreid in het landschap. Men spreekt in dit verband ook wel over 'zwervende erven' omdat deze boerderijen waarschijnlijk slechts enkele tientallen jaren bewoond werden, waarna een nieuwe locatie werd gezocht.43 De mest van het rundvee werd gebruikt om de bodems vruchtbaarder te maken. Dit was nodig omdat de bodems op de zandgronden inmiddels uitgeput raakten. In de voormalige gemeente Helden is bij proefsleuvenonderzoek een Bronstijd-vindplaats aangetroffen bij Schrames.44

In de Vroege en Midden Bronstijd bleven de grafheuvels in gebruik, maar nu als g roepsbeg raaf p laats.

In de gemeente Peel en AAaas zijn geen grafheuvels uit de Bronstijd bekend. Wel zijn er andere sporen uit de Bronstijd bekend, waaronder een grafveld uit de Midden Bronstijd met inhumaties bij Steenbos, Kesseleik45 en een bronzen hielbijl bij Zegerke, Heide.46

Vanaf het Laat Neolithicum raakt ook de gewoonte van het deponeren van voorwerpen, met name van bijlen, messen en armbanden, in water of op moerassige locaties in zwang. Over de precieze betekenis van deze rituele deposities is nog veel onduidelijk, maar het gaat vaak om bijzondere, gemporteerde voorwerpen.47 In Nederland is er in de Late Bronstijd (1100-850 v. Chr.) een 'hausse' in deposities waarneembaar. Uit de gemeentes zijn geen depotvondsten uit de Bronstijd bekend.

In de Late Bronstijd treedt een duidelijke verandering in het grafritueel op. De grafheuvels raken grotendeels buiten gebruik, en men gaat de (gecremeerde) doden begraven in urnenvelden. Rond Helden zijn vijf urnenvelden bekend. Volgens dhr. Harry Bouten zijn er in de jaren '40 en '50 van de 20e eeuw op uitgebreide schaal urnenvelden vernietigd bij het ontginnen van het heideterrein rond de Vliegert. Waarschijnlijk bevond zich over de gehele zone vanaf de Vliegert tot aan de AAarisberg een min of meer aaneengesloten grafveld. Vanaf de Midden Uzertijd raken de urnenvelden buiten gebruik, en worden de gecremeerde doden in kleinere grafvelden bijgezet in kuilen met wat bijgiften. Twee grafvelden uit de Uzertijd zijn opgegraven in Panningen.49

Ook in deelgebied Kessel zijn resten van een urnenveld uit de Late Bronstijd-IJzertijd aangeploegd, bij Hoeve Sint Jan aan de Hazenakkerweg50. Dit terrein is opgenomen op de Archeologische Monumentenkaart AMK en heeft een hoge waarde.

Vanaf de Midden Uzertijd raken de urnenvelden buiten gebruik en worden de gecremeerde doden in kleinere grafvelden bijgezet in kuilen met enkele bijgiften. Een grafveld uit de Uzertijd is aangetroffen tijdens een onderzoek bij de Napoleonsbaan-Zuid Baarlo51.

De landbouw blijft gedurende de Late Bronstijd en Uzertijd (850-12 v. Chr.) gebaseerd op het gemengd bedrijf met zwervende erven, waarbij langzaam enige specialisatie optreedt in de verbouwde gewassen. Het bestaan van celtic fields of raatakkers, zoals die uit het noorden en midden van Nederland reeds lange ti jd bekend zijn, is pas kort geleden ook in Zuid-Nederland aangetoond. Binnen de gemeente Peel en AAaas zijn hiervoor echter geen aanwijzingen gevonden.

4 3 Fokkens 2005. 4 4 Catalogusnr. H14; De Winter 2005. 4 5 Vindplaatsnr. 133 4 5 Vindplaatsnr. 156 4 7 Zie Fontijn 2003. 4 8 Catalogusnrs. H26, 31, 32, 62 en 69 4 9 Catalogusnrs. H3 en 5; zie ook Hiddink 2008. 5 0 Vindplaatsnr. 190 5 1 Vindplaatsnr. 237

14

Nederzettingssporen uit deze periode zijn aangetroffen bij de eerder vermelde onderzoeken op het industrieterrein te Panningen en Helden-Schrames.52

Wel is direct ten oosten van het gemeentelijke grondgebied, op de Blerickse Heide, een celtic field bekend. Uitgaande van de wetenschap dat een celtic field zich over vele hectaren kan uitstrekken, is het niet ondenkbaar - maar niet aangetoond! - dat een celtic field in het oostelijke deel van Peel en AAaas zou voorkomen.

Bij recente opgravingen te AAaasbree Drperveld is een nederzettingencomplex uit de Uzertijd aangetroffen.53 De aard van de vindplaats, een nederzettingcomplex uit de Vroege en Midden Uzertijd (circa 5e eeuw voor Chr.) volgens het systeem van 'zwervende erven', doet veronderstellen dat rondom het onderzoeksgebied nog meer archeologische sporen en resten voorkomen, bijvoorbeeld een grafveld. De aangetroffen sporen zijn toe te schrijven aan drie of vier erven. De vaststelling van de locatie van deze erven is gebaseerd op de horizontale verspreiding van de structuren, sporen en vondsten in clusters die van elkaar gescheiden worden door lege zones. De structuren op de erven zijn veelal slecht bewaard. In geen enkel geval is met zekerheid een duidelijk herkenbaar woonhuis aanwezig. Drie structuren zijn als mogelijk woonhuis genterpreteerd op basis van hun afmetingen. De overige structuren betreffen bijgebouwen en spiekers. Losse (paal)kuilen duiden er op dat er mogelijk nog meer structuren of constructies aanwezig waren die niet meer bewaard of herkend zijn. Andere structuren en constructies op het erf betreffen voorraadkuilen, kuilen met haardafval, brandkuilen en haardkuilen en rituele kuilen. Tevens is een urnengraf en een kringgreppel van een vermoedelijk graf gevonden. Een bijzondere vondst is de waterput met een houten bekisting met horizontaal geplaatste planken. Een dergelijke bekisting is zeldzaam voor de Vroege Uzertijd. Door de sporen- en vondstconcentraties in het zuidelijke deel van het onderzochte gebied, op basis waarvan de begrenzing van de erven ook buiten het onderzoeksgebied is bepaald, is het echter de moeite waard om bij toekomstige ontwikkelingen ten zuiden en ten oosten van het onderzoeksgebied, archeologisch onderzoek te laten uitvoeren. AAogelijk bevinden zich in deze zone nog meer erven, eventueel ook uit jongere periodes (vanaf Late Uzertijd) toen de bewoning plaatsvast werd. 5 4

3.4 Romeinse tijd

In de Romeinse ti jd (12 v. Chr. - 450 na Chr.) lag Peel en AAaas aan de westgrens van de provincie Germania Inferior. De bewoning concentreerde zich in deze periode langs de AAaas, in plaatsen als Venlo, Blerick en Stein. Er zijn slechts weinig gegevens bekend uit de Romeinse ti jd in dit gebied. De NOaA (Nationale Onderzoeksagenda Archeologie) wijdt dit aan het feit dat er nog geen grootschalig nederzettingsonderzoek heeft plaatsgevonden in Midden-Limburg.55

Op verschillende plaatsen zijn enkele fragmenten Romeins aardewerk aangetroffen. Bij de Ondersteweg te Kessel56 is de vondst van dakpanfragmenten en tufsteenfragmenten bekend. Op die plaats is in 1939 een villa ontdekt, die in 1941 en 1942 is opgegraven en tijdens een overstroming in 1993 is herontdekt. Ook is onder de parochiekerk in Kessel een kwartsieten of zandstenen votief- of weisteen met relifs van Minerva, Juno en Hercules ontdekt, die op grond van de kwaliteit van de uitvoering in de eerste of tweede eeuw moet worden gedateerd57. Verder is bij de Heide van Steenbos58 een grafveld met crematies bekend, waarbij diverse vondsten gedaan zijn. Waarschijnlijk liep er in de Romeinse ti jd een verbinding tussen Kessel en Asten via Helden en Meijel. 5 9

52 Catalogusnrs. H4 en 14 5 3 Schryvers e.a. 2009 5 4 idem 5 5 Zie bijvoorbeeld Hupperetz 1991. 5 5 Waarnemingsnr. 23911 5 7 Waarnemingsnr. 27692 5 8 Vindplaatsnr. 133 5 9 Willems 1987.

15

Ook bestond er een tweede route vanaf Beringe noordwaarts richting Sevenum.60 Voor de veronderstelde aanwezigheid van deze Romeinse weg aan de Steenstraat in Panningen ontbreekt echter op dit moment afdoende bewijs.61 In 2001 is proefsleuvenonderzoek gedaan naar de Romeinse resten op AMK-terrein 582 bij het Klein Marisbos.62 Het ter plekke veronderstelde grafveld kon echter niet worden aangetoond. In ARCHIS2 staat ook een oude vermelding uit 1934 van een mogelijk Romeinse nederzetting met grafveld op de Houwenberg;63 de locatie hiervan is echter slechts op een kilometer nauwkeurig bekend.

3.5 Middeleeuwen en Nieuwe tijd

Rond 270 na Chr. doorbraken de Germanen de Rijngrens en vielen het Romeinse Rijk binnen. Als gevolg daarvan stortte het Romeinse militaire en administratieve systeem ineen, en raakte Zuid-Nederland grotendeels ontvolkt. Sporen van bewoning uit de laat-Romeinse ti jd en Vroege Middeleeuwen (450-1000 na Chr.) ontbreken in de voormalige gemeente Helden dan ook geheel. In de overige deelgebieden zijn enkele resten uit de Vroege Middeleeuwen bekend. In Kessel Baarlosestraat zijn een aantal complete ijzeren lanspunten op een grafveld uit de Vroege Middeleeuwen B-C aangetroffen.64

Ook zijn er menselijke skeletresten onder de Roomskatholieke kerk van Meijel gevonden die dateren uit de Vroege tot de Late Middeleeuwen. Uit de late Middeleeuwen zijn diverse historische dorpskernen en clusters met oude bebouwing bekend: Kesseleik, Kessel, het Veer, Hout, Ooijen, Baarlo, De Bong, Soeterbeek, Rinkesfort, Tongerlo, Korte Heide, Lange Heide, Rooth, AAaasbree en Meijel. Deze zijn alle op de AAAK opgenomen als terreinen van hoge archeologische waarde.

Kessei

De oudste oorkonde waarin de naam Kessel vermeld wordt, stamt uit het einde van de 11 e eeuw. Het gaat daarbij om de graaf Hendrik van Kessel (toen Henrici de Casle). Het dorp Kessel is gesticht rond een 10e eeuwse wachttoren. De plaatsnaam Kessel stamt mogelijk al uit de Romeinse t i jd. In het jaar 1312 worden stadsrechten aan Kessel toegekend maar het is niet duidelijk of die ooit zijn uitgeoefend. Uit de Middeleeuwen is in Kessel de landweer bekend (ook Lanterd, Landerd of Lankert65 genaamd). Dit is een brede wal met aan weerszijden een gracht/greppel. Daarachter werden rijen kuilen (st rui keigaten) gegraven. Het gaat hier om AMK-terrein 8441. De wal begon bij Keup, onder Helden en liep door tot aan Kessel. Handelaren werden op deze wijze gedwongen met hun goederen de tol te Kessel te passeren (en tolgeld te betalen). Het kasteel Kessel (Burcht of Keverberg66), dat als tolvesting aan de rivier lag, domineerde de AAaas en de westelijke AAaasoever. De nederzetting was een typische kasteelnederzetting, waarbij de AAaastol de economische basis was voor het kasteel en het dorp. Ook het nabij gelegen Veer en gehucht Kesseleik, dat een rij huizen is dwars op de rivier, liggen aan de AAaas. Kesseleik en Hout zijn uitbreidingen uit de Late Middeleeuwen. In de 19e eeuw nam het bouwland vrijwel de gehele strook tussen de AAaas en de Tasbeek in. Het gebied vanaf de Tasbeek bestond uit bos en heide met een paar kampontginningen.67

5 0 Deze veronderstelling is gebaseerd op de namen van huidige wegen zoals de Steenstraat, de Groenstraat en het Palserpad in

Panningen en de Hoogstraat bij Beringe, en een oude vermelding in ARCHIS2 (catalogusnr. H61). 5 1 Keijers 2005. 5 2 Catalogusnr. H30; zie LiveLink-dossier AMR in ARCHIS2. 5 3 Catalogusnr. H74. 6 4 Vindplaatsnr. 197 5 5 Vindplaatsnr. 138 5 5 Vindplaatsnr. 194 5 7 Renes 1997, 250

16

Baarlo en Maasbree

De naam Baarlo wordt voor het eerst vermeld in een oorkonde uit 1219, waarbij de hoeve Monnikinhof te Baarlo en een flink stuk grond aan de abdij Marinweerd (in de buurt van Tiel) worden geschonken. Bij deze schenking trad een zekere Gerard de Barlo op als getuige. Een tweede vermelding van de naam Barto is aangetroffen in een oorkonde uit 1236. In dat jaar stichtte Hendrik, graaf van Kessel in de kerk van Kessel een altaar ter ere van de Heilige Catharina en gaf daaraan een curtis te Kessel en andere goederen. Hierbij trad een dominus Bert mites in Barlo op als getuige. Baarlo bestaat uit de woorddelen Baar, dat niet begroeid, en to, dat open plek in het bos betekent. De belangrijkste bouwwerken aan de oostzijde van de Markt zijn de sprunk (een bron), de watermolen en kasteel d'Erp. Het kasteel ontleent zijn naam aan de laatste adellijke bewoners, de familie d'Erp. In 1388 wordt melding gemaakt van onse Huys ende Borch geheiten Baerlo gelegen in den tande van Kessel mit hoeren vesten ende graven, mit alten den heertyckheyden, buschen, vischen, weyden, gueden ende toebehoren, ats die setige Heer Wittem van Baerlo, doe hij leefde, ptach toe hebben. Het betreft een akte van verkoop waarbij Willem van Gulik, hertog van Gelre het leengoed verkoopt. Huys ende Borch was een Gelders leen en vormde n van de vier versterkingen in het land van Kessel. De bezitters van het kasteel hadden de meeste goederen en voorrechten van de heerlijkheid Baerlo. Aan de noordzijde van Baarlo ligt kasteel de Berckt. Tot het landgoed de Berckt behoorden naast de hoeve ook het tijdens de Tweede Wereldoorlog verwoeste oude veerhuis en het direct in de nabijheid van de Berckt gelegen Douvenhof en Friedeshof. Het kasteel was oorspronkelijk vierkant van opzet en kende hoektorens.68

Het dorp Brede (later AAaasbree genoemd) wordt voor de eerste keer genoemd in een akte uit het jaar 1240 waarbij Diederik, Heer van Altena, vele rechten schonk aan de monniken van het pas gestichte klooster St. Elisabethsdal bij Nunhem. Ten noorden van AAaasbree ligt Tongerlo, dat wordt vermeld in 1425. Op de grens van het dekzand- en terrassenlandschap liggen de gehuchten Dubbroek en Soeterbeek. In 1519 wordt de boerderij dat Vetsegoet in Lange Heide genoemd. AAaasbree bezat in de 19e eeuw een langwerpig veld, waar zowel aan de noord- als zuidzijde een reeks boerderijen stond, zodat het een kransvelddorp kan worden genoemd. Aan de zuidzijde lagen het dichtbebouwde kerkdorp (AAaas)bree en Rooth (dat pas uit 1761 dateert). Aan de noordzijde liggen Korte Heide, Lange Heide en aan de westzijde het gehucht Westering. Het veld van AAaasbree kent een opstrekkende verkaveling, met een aantal kavelgrenzen dat vanaf AAaasbree over het hele veld strekt. Dit zou kunnen wijzen op de ontginning van het veld vanuit n zijde (waarschijnlijk vanuit het zuiden).69

Mei jet

De peelrandbreuk ligt ongeveer op de lijn tussen Meijel en het zuidelijker gelegen Neer. Meijel ligt op een dekzandheuvel in de Peel, nabij de peelrandbreuk tussen de westelijke centrale slenk en het oostelijke Peel Blok. De unieke locatie in het vroeger 30.000 hectare grootte hoogveengebied zorgde ervoor dat het dorp een belangrijke functie vervulde voor doorreizigers tussen Keulen en Den Bosch en voor turfstekers.

In een grensbeschrijving uit 1326 wordt gesproken van het dorpe Meyel tot Sinte WHbortsputte toe. De omgeving van de put werd in 1367 aangeduid als Luttel Meyel. 7 0 Het belangrijkste gebied van Meijel, het oude Medelo, ligt tegen de grens met Deurne nabij de St. Wilbersput71. In dat gebied staan aan de AAolenstraat in het begin van de vijftiende eeuw de belangrijkste gebouwen, eigendommen van de heer van Meijel: een grote pachthoeve, een ruim ingerichte herberg, de banmolen en tenslotte het panhuys, de enig toegestane bierbrouwerij. Het gebied heet na 1600 De Hof, naar de oude pachthoeve. De kerk van Meijel 7 2 staat voor 1400 al in het huidige centrum, waar zich na 1644 ook de bestuurlijke macht vestigt. Op de Tranchotkaart van AAeijel zijn vier driehoekige pleintjes te herkennen. Dergelijke plaatses of pleintjes hebben oorspronkelijk de functie van verzamelplaats voor vee gehad. Zeker vanaf de 16e eeuw heeft de turfwinning in het

5 8 http://deborcht.baarlo.com/1715_3.htin 5 9 Renes 1997,233-234 7 0 Renes 1997,233 7 1 Vindplaatsnr. 20 7 2 Vindplaatsnr. 21

17

veengebied een belangrijke rol voor AAeijel gespeeld. De turf werd steeds meer als brandstof gebruikt door de uitputting van bossen. Tot de 19e eeuw was de turfwinning echter kleinschalig te noemen, omdat de Peel niet werd ontsloten door bevaarbaar water. Pas aan het einde van de 19e

eeuw, na het graven van de Zuid Willemsvaart en de Noordervaart, wordt het veen grootschalig afgegraven en als cultuurland in gebruik genomen. Verder is Meijel rond 1807 n van de eerste Peeldorpen waar de woeste gronden worden bebost.73

Heiden

De eerste schriftelijke vermelding van de kerk van Helden (Hetdete) dateert pas uit 1230.74 Op grond van de plaatsnamen Panningen en Beringe wordt echter verondersteld dat het gebied in de Karolingische t i jd (800-900 na Chr.) weer bewoond is geraakt. Ook het omgrachte huis Ten Hove of ' t Hoof bij Everlo75 zou al in de 10e eeuw hebben bestaan. Helden vormde vanaf ca. 1100 onderdeel van het graafschap Kessel. In 1279 werd het grondgebied van Kessel op de linkeroever van de AAaas gekocht door graaf Reinoud I van Gelre, en daarmee werd Helden onderdeel van het Gelders Overkwartier. Het zuidelijk deel van de gemeente behoorde echter tot het graafschap Horn of Hoorne. De dorpen Helden en Panningen vormden in de Late Middeleeuwen de kern van waaruit het omliggende land in gebruik werd genomen. In een kring rondom Helden en Panningen (met uitzondering van het stuifzandgebied in het zuidoosten) liggen meerdere gehuchten.76 Aan de rand van het dorpsgebied lagen zgn. kamphoeven als Dekeshorst (op de grens met AAaasbree) en AAaris. De dorpen en gehuchten zijn meestal ontstaan rondom een zgn. dries, een driehoekig pleintje waar de boerderijen omheen lagen, vaak voorzien van een drenkplaats voor het vee. Het bouwland van Helden, Panningen en de bijbehorende gehuchten groeide uiteindelijk aan elkaar en vormt nu nog het escomplex van Helden-Panningen. Ten zuidwesten en noordoosten van de es bevond zich de heide, waar het vee werd geweid, en turf en plaggen werden gestoken.

Naar Middeleeuwse sporen is in Helden weinig archeologisch onderzoek gedaan. Een uitzondering hierop vormt de landweer De Lanterd of Lankert,77 die liep van Kesseleijk naar Egchel. Deze landweer werd aangelegd door graaf Willem VI van Horn, als verdedigingswal en grens tussen de graafschappen Horn en Gelre, waarschijnlijk kort voor 1371. Archeologisch onderzoek op het AAAK-terrein 578 in 2003 werpt echter vraagtekens op met betrekking tot de betekenis van de landweer als verdedigingswerk.78 Het lijkt er eerder op dat de opgeworpen wal gefungeerd heeft als droge oversteek door moerassig terrein. Op hogere terreingedeelten is er van een wal namelijk geen sprake meer. De loop van de landweer is nu nog gedeeltelijk te vervolgen op de Keuperheide. Op de kadastrale minuut van 1820 is te zien dat de Lankert verder naar het noordwesten doorliep richting Keup, en vandaar westwaarts afboog naar Egchel.79

7 3 Renes 1997,233

Renes 1999. 74

7 5 Catalogusnr. H48 7 5 Beginnend ten zuiden van Helden, en met de wijzers van de klok mee: Egchel, Hub, Beringe, Maris, Vosberg, Loo,

Panningen, Stogger, Onder en Eindt. 7 7 Catalogusnr. H10. 7 8 Zie LiveLink-dossier AMR in ARCHIS2. 7 9 Zie ook Thiessen 1998, 15. De daar weergegeven gereconstrueerde loop richting Egchel ligt echter zo'n 100 m zuidelijker

dan de lijn die op de kadastrale minuut is te vervolgen.

3.6 Cultuurhistorie

Cultuurhistorie is de term die gebruikt wordt voor de combinatie van drie ruimtelijke wetenschappen: Historische (stede)bouwkunde, Historische geografie en Archeologie. In dit kader worden vooral de eerste twee gepresenteerd.

Binnen de deelgebieden van de gemeente Peel en Maas zijn verschillende cultuurhistorische elementen aanwezig (geweest). Een aantal opvallende elementen zullen in deze paragraaf per deelgebied worden besproken.

Op grond van de Kadastrale Minuutplannen zijn de contouren van de historische kernen bepaald. Een klein deel hiervan is ook als AMK-terrein aangemerkt. Die delen van de historische kernen die niet op de AMK staan, zijn als archeologische waarde in de verwachtingskaart opgenomen, zie kaartbijlage 3. Van de op de overzichtskaart vermelde historische locaties, met name gebaseerd op de Kadastrale Minuutplannen, zijn slechts de grotere bouwwerken als kastelen, hoeven, industrien en molens als bekende archeologische waarde in de verwachtingskaart opgenomen. Voor alle historische objecten is een korte beschrijving opgenomen in de catalogus, zie bijlage 7. De lokale deskundigen hebben historische boerderij locaties aangedragen, in de vorm van een lijst met adresgegevens. Deze boerderijen staan als archeologische waarde in de verwachtingskaart en zijn in bijlage 8 kort vermeld. Boerderijen en hoeven zijn vaak omvangrijke complexen, waarvan de gebouwen bovendien in de loop der eeuwen wat van plaats veranderen. Daarom is er voor gekozen deze locaties weer te geven als cirkel met een diameter van 100 m. Het historisch wegenpatroon in de gemeente is grotendeels te reconstrueren aan de hand van de kadastrale minuut van 1820. Op deze kaart zijn doorlopende routes te zien vanuit Helden en Panningen naar Kesseleik, Kessel, Baarlo, Sevenum (de huidige Lorbaan), Meijel, Roggel en Neer. Gedeeltelijk volgen deze wegen nog bestaande tracs. De ouderdom van wegen is moeilijk vast te stellen, maar zoals eerder vermeld is het mogelijk dat de route Kessel-Helden-Meijel van Romeinse oorsprong is. De in het heidegebied aangelegde dijken dateren merendeels van na 1820. Een opvallend cultuurhistorisch element in het landschap vormt verder de Noordervaart. In 1808 liet Napoleon een begin maken met het graafwerk van de Noordervaart, het 'Grand Canal du Nord': een gedeelte van de verbinding Antwerpen-Maas-Rijn. Toen in 1810 "Holland" als provincie bij Frankrijk kwam, was de verbinding niet meer nodig. Het werk werd gestopt en duizenden arbeiders raakten werkeloos. Het kanaal had toen nog onvoldoende vaardiepte. In 1853 werd de Noordervaart tot aan de Helenavaart in de gemeente Deurne op vaardiepte gegraven. Zo kon het water uit de Peel weg en werd de turf uit Helenaveen en Deurne via de beide Peelkanalen afgevoerd.80

Historische waterlopen en wegen zijn ter informatie in de archeologische inventarisatie opgenomen, en zijn niet in de archeologische verwachtingskaart opgenomen.

Kessel

De huidige loop van de Maas langs Kessel is grotendeels gelijk aan de loop van de rivier in 1806. In het zuidoosten van Kessel is het historisch verkavelingspatroon nog herkenbaar in het landschap. Ook zijn op diverse plekken oude akkergrenzen herkenbaar als steilrand, glooiing, perceelsgrens of weg. Kessel heeft vanaf de Middeleeuwen een kasteel gehad. De runes liggen nog op een kunstmatige heuvel aan de Maas. Op deze heuvel bouwde men rond het jaar 1000 aanvankelijk een houten versterking (een motte). Het doel was het scheepvaartverkeer op de rivier te controleren en tol te heffen. Een eeuw later werd deze versterking vervangen door een vrijwel vierkante, stenen woontoren. De muren waren ongeveer 2 meter dik en opgetrokken uit ijzeroersteen met een kern van maaskiezel en kalkmortel. In de 12de eeuw werd de woontoren afgebroken. Nadat hij tot even boven de lichtspleten van de kelderverdieping was afgebroken, is de kelder opgevuld met zand. De heuvel werd aanzienlijk opgehoogd. Op de verhoogde motte werd een ringmuur gebouwd. In de loop der eeuwen werden er tegen de ringmuur allerlei gebouwen opgetrokken tot er vrijwel geen vrije binnenruimte meer over was. Ook aan de buitenzijde werden twee zware torens gebouwd, die toegang gaven tot de burcht. In 1279 werd Hendrik V, laatste graaf van Kessel, wegens geldgebrek gedwongen het graafschap Kessel, voor zover dat op de linkeroever van de Maas lag, met het

http://www.rijkswaterstaat.nl/water/feiten en cijfers/vaarwegenoverzicht/noordervaart/index.aspx

19

kasteel te verkopen aan Reinoud I, graaf van Gelder. Het kasteel is in 1597 door Staatse troepen in brand gestoken en daarna weer herbouwd met een drie verdiepingen hoog bakstenen gebouw.

Afbeelding 4 De 15e eeuwse poorttoren Afbeelding 5 Plattegrond van het kasteel

In 1779 kwam het kasteel in handen van de familie Van Keverberg. Vandaar ook dat het kasteel ook wel De Keverberg wordt genoemd. In november 1944 brachten Duitse soldaten, die vluchtten voor de opmars van de geallieerde troepen, het kasteel enorme schade toe met behulp van springladingen. De binnenmuren werden vernield en de na de ontploffing ontstane brand liet niets heel van het interieur. De bewoonsters zagen geen kans om het kasteel te laten herbouwen en zo werd de burcht van Kessel een rune. Na de oorlog stond de ringmuur nog overeind, met nissen en kantelen, een gedeelte van de weergang, de muren van de grote zaal, de zijtoren en de

poorttoren. Het gewelf onder de grote zaal is inmiddels weer j / f . hersteld. Nadat de gemeente Kessel het kasteel in 1953 had

aangekocht, zijn de overblijfselen in de middeleeuwse sfeer terug gebracht met uitzondering van bouwdelen uit de zeventiende eeuw.81

In Kessel stonden ooit twee molens. De oudste molen stond bij het kapelletje Molenweg - Baarloseweg. Deze molen, een standerdmolen, is in de Tweede Wereldoorlog in brand gestoken. De andere molen is de Sint Anthoniusmolen, ook een standerdmolen. Deze molen is in 1802 gebouwd in Meijel. In 1878 was de molen door concurrentie van twee bovenkruier molens in Meijel niet meer lonend en werd hij verkocht aan Louis Pennings uit Kessel. Hij liet de molen verplaatsen naar Kessel aan de Roode Eggeweg, daar waar de molen nu nog staat. Deze molen is de enige overgebleven molen van dit type in Noord-Limburg.82

Afbeelding 6 De molen in het toen nog vrije veld van Kessel anno 1930

Het gehucht Oijen lag aan de rand van het winterbed van de Maas. Op het terrein van de hof Oijen, ook wel 'het Huuske' genaamd, staat nog steeds een opvallend huis met rode bakstenen muren en speklagen van gele mergel. Op historische kaarten uit de 18e eeuw is te zien dat de hof omgracht was en bestond uit meerdere gebouwen, die te maken hadden met het agrarisch bedrijf. Op basis van meerdere bouwhistorische kenmerken en gegevens over de bewoners van de hof, valt het huis waarschijnlijk in de 16e eeuw te dateren.8 3

8 1 http://www.kesseilimburg.nl/index.asp?nmoduieid=21 &wgid=6&sc=0&spagetype=21 &nPageID= 128&nCMSPageType= 1 8 2 http://www.st-anthoniusmolen.nl/de-moien/geschiedenis 83http://www.kastelenbeeldbank.nl/_themas/Castellogica/arts/3/p.%20081-089%20%5B049-

057%5D%20't%20Huuske%20Oijen%20te%20Kessel,%201477-1780.pdf

20

Afbeelding 7 Het Huuske Oijen.

Baarlo en Maasbree

De twee belangrijkste kastelen van Baarlo (kasteel d'Erp en kasteel de Berckt) werden al in de vorige paragraaf besproken, maar Baarlo kende nog twee kastelen, namelijk kasteel de Raay en kasteel Scheres. Kasteel de Raay werd in het midden van de 13e eeuw gebouwd. In latere jaren woonden diverse adellijke families in het kasteel. In 1850 werd het gerenoveerd, waarbij de toenmalige eigenaar een kapconstructie in chaletvorm liet aanbrengen. In 1937 was er een klooster gevestigd. Toen dat door de zusters verlaten werd, heeft het kasteel een tijd leeggestaan. Op dit moment is het kasteel een luxe hotel. Kasteel Scheres is ook bekend onder de naam d'Olne en werd in 1860 gebouwd door baron d'Olne. Op de plaats van het 19e eeuwse kasteel Scheres stond oorspronkelijk een grote hoeve die bewoond werd door de familie Scheres. De hoeve moet er al in de 15 eeuw hebben gestaan en bestond uit een huis met vijf benedenkamers, een ruime kookkeuken, een schuur en vijftien morgen landbouwgrond. In 1766 werd ze verkocht aan de familie d'Olne die de hoeve aan het begin van de 19e eeuw verbouwde tot kasteel.

Afbeelding 8 Kasteel de Raay Afbeelding 9 Kasteel Scheres

Waarschijnlijk liggen enkele van de oudste Baarlose boerderijen op plaatsen van oudere agransche bebouwing. Voor de meest gunstige ligging van een boerderij speelde beschutting, bodemgesteldheid en verhang in beken een belangnjke rol. Waar meerdere boerderijen dicht bij elkaar stonden, kon een nederzetting ontstaan en uiteindelijk een dorp. Omdat hooiland aanvankelijk een hogere waarde kende dan grasland, stonden de oudste boerderijen op de hoger gelegen Peelhorst. Ze lagen hier bovendien buiten het overstromingsgebied van de Maas. Enkele mooie voorbeelden zijn de Boekenderhof, Scheres, en de Koesdonk. Ook in de Bong en op Soeterbeek was sprake van een agransche bebouwing. De boerderijen met een gemengd

21

landbouwbedrijf lagen voornamelijk op de grens van de graslanden en het hoger gelegen bouwland. Vee, mest en oogst hoefden op deze gunstige plaats maar op korte afstand te worden verplaatst. Voorbeelden hiervan zijn de Hofacker, Hummeray, Hogendries en de niet meer bestaande oude hoeven Hoverhof en Stockmans.84

Een ander cultuurhistorisch object dat het vermelden waard is, is de watermolen de Kasteelmolen, bij kasteel d'Erp aan de Kwistbeek. Oorspronkelijk was de molen eigendom van de baronnen d'Erp de Baerlo et Holt, de bewoners van het kasteel. Aan het huis was destijds al heel lang een watermolen met maalrecht verbonden. In 1801 liet de toenmalige kasteelheer een standerdmolen bouwen, waarin de maalstenen uit de watermolen worden geplaatst, omdat de watermolen bij gebrek aan water vaak stilstond. Later werd de Kasteelmolen als oliemolen ingericht. In het begin van de 20e eeuw werd aan de voorgevel van de oliemolen een korenmolen met turbinekamer gebouwd en er werd een turbine aangebracht en het waterrad werd verwijderd. In 1950 werd uiteindelijk een elektrische hamermolen genstalleerd, waarmee veevoer gemalen kon worden tot 1962, het jaar dat het bedrijf wordt stilgelegd. In 1970 heeft de toemalige gemeente Maasbree de molen gekocht en grotendeels teruggebracht naar de authentieke staat van vr 1900. Naast de molen ligt een natuurlijke waterbron; de Sprunk. Deze deed lange ti jd dienst als openbare wasplaats en Bleckerije. Ooit zal de Sprunk hebben voorzien in schoon drinkwater. De bron en de watermolen maakten deel uit van een goed dat de Speulhof heette en dat niet ver van het kerkhof, de sprunk en de watermolen verwijderd lag. De locatie van deze hof is niet bekend.

Afbeelding 10 Kasteelmolen aan de Kwistbeek

Midden in de kern van Baarlo, aan de markt, ligt het kerkgebouw en de pastorie. De parochie is gewijd aan de H. Petrus, de voornaamste van de twaalf apostelen en de eerste Paus. Hoewel er pas in het jaar 1466 sprake is van een parochie, is het waarschijnlijk dat die er ook voor dat jaar al was. De pastoors werden voorgedragen door de regerende Heren van kasteel d'Erp. Zij hadden het patronaatsrecht d.w.z. het recht van voordracht van een geestelijke. Het huidige kerkgebouw is van na de oorlog, gebouwd in 1951 in basilicastijl. De huidige pastorie is een historisch pand, van oudsher een herenhuis. Het werd in 1885 door de parochie aangekocht als pastorie en werd in 1985 geheel gerestaureerd. De grootste kapel toegewijd aan St. Anna werd in 1674 in opdracht van pastoor Joannes a Coulen gesticht op de plaats waar voorheen een hagelkruis stond. Een andere kapel is de zeshoekige St. Antoniuskapel, gelegen midden in de bebouwde kom van Baarlo. De kapel is in 1740 gesticht door de schutterij St. Urbanus. Bij de oostgrens van de voormalige grens van Maasbree, in het gebied waar nu boerderij De Plaats ligt, stond voorheen een kasteel. Huis Bree. Het is hoogstwaarschijnlijk in handen geweest van de familie Van Brede. De vroegste schriftelijke vermelding van Huis Bree dateert van 1431, toen Willem Brant die Roever er door de hertog van Gelre mee werd beleend. Aan de westkant van Bree lag Huis Westering, tegenwoordig Westeringlaan 69. Oorspronkelijk was dit een boerenhofstede, waarvan blijkens een akte uit 1451 een tak van de familie Van Brede eigenaar was. Rond 1613 zou het huis of uitgebreid, of geheel nieuw opgetrokken zijn. In de achttiende eeuw werd het huis sterk verwaarloosd en in 1774 wordt dan ook gemeld dat het huis is ingestort. Begin twintigste eeuw werd het huis ingrijpend verbouwd. De schuur en de stal werden afgebroken en werd het huis zelf

http://www.baarlo.coin/content.php?menu=25&page_id= 14

22

omgebouwd tot stal. Losstaand hiervan werd een geheel nieuw woonhuis opgetrokken. In 1944 werd het huis door de geallieerden aan puin geschoten. De rune werd gesloopt en met het puin werden de grachten gedempt. Alleen de kopgevel aan de achterkant van de schuur is nog over van het middeleeuwse kasteel. Maasbree heeft volgens een oorkonde al sinds 1240 een kerk. In de doop-/Mariakapel bevindt zich een oude doopvont uit het jaar 1450. Bij een grote brand in het begin van de 18de eeuw is de toenmalige Sint Aldegundiskerk grotendeels verwoest en daarna herbouwd. In de 19e en 20e eeuw zijn er grootscheepse verbouwingen geweest. In de jaren vijftig van de vorige eeuw zijn het middenschip en de toren hersteld in hun huidige vorm, waarbij de oude "Breese stomp" wordt vervangen door de huidige ranke, nieuwe toren, met een hoge naar de hemel verwijzende spits. Tot 1945 stond er in de Molenstraat de karakteristieke molen van de "Pero". Hierover zijn verder geen gegevens beschikbaar.85

Afbeelding 11 en 12 Oude en nieuwe kerktoren van Sint Aldegundiskerk Maasbree

Meijel

Omdat Meijel vrij gesoleerd op het kruispunt tussen Brabant en Limburg bij de Peel ligt, heeft het geen rijke geschiedenis; kastelen of grote herenhuizen hebben niet in Meijel gestaan. Wel lag bij Meijel van oudsher de enige begaanbare weg door de Peel van Den Bosch naar Keulen. Op de grens tussen Limburg en Brabant (eerder Oosten rij ksoverkwartier van Gelder en de Zeven Provincin) bij Luttel Meyel ligt een put gewijd aan Sint Willibrordus, de eerder genoemde Wilbersput. De oudste vermelding van de put dateert uit 1325. In 1742 wordt gemeld dat de put vroeger algemeen bekend was en bedevaartgangers trok die het water dronken ter genezing van moeraskoorts. Tot in de eerste helft van de 19e eeuw kwam men voor dit doel nog uit de omgeving naar de put. Aan het einde van de 19e eeuw ontstond de overlevering dat Sint Willibrordus op die plaats heeft gedoopt. Door toedoen van enkele plaatselijke parochieherders kwam een lokale devotie rond de put weer tot leven tussen aan het einde van de 19e en begin van de 20e eeuw. Naast de put ligt een

' http://www.maasbree.nl/asp/OverDeGemeente/OverDeGemeente.asp?nPageID=339

23

oude grenssteen uit 1648, die sinds 1968 een rijksmonument is. 8 6

Aan de Molenstraat bij Luttel Meyel stonden de belangrijkste gebouwen die eigendom waren van de heer van Meijel, waaronder de pachthoeve en een banmolen. Daarom heette dit gebied sinds 1600 ook wel De Hof. In de 12e eeuw stond op de plaats van de huidige St. Nicolaaskerk al een zaalkerk met een zadeldak en een toren met drie geledingen en een naaldspits. In 1835 werd een nieuwe grotere kerk gebouwd, maar de 12e eeuwse toren bleef behouden. Aan het einde van de 19e eeuw was het nieuwe kerkgebouw te klein voor de snel toegenomen bevolking. Tussen 1901 en 1904 werd op dezelfde plaats een nieuwe grotere kerk gebouwd, die in 1944 door de Duitsers is opgeblazen en geheel verwoest. In 1955 werd de nieuwe St. Nicolaaskerk in gebruik genomen, die sinds 1968 een rijksmonument is. 8 7 Een ander monument in Meijel zijn de kazematten van de Peel-Raamstelling. Dit was een Nederlandse verdedigingslinie die in 1939 werd aangelegd en op 10 mei 1940, de eerste Nederlandse oorlogsdag is gevallen. De stelling bevond zich achter de Maaslinie en begon aan de Maas ter hoogte van Grave om via Mill, door de Peel bij Meijel en langs de Zuid-Willemsvaart aan de Belgische grens bij Weert te eindigen. Bij Meijel kon de stelling profiteren van de natuurlijke bescherming door de drassige veenmoerassen bij de Peel en de Noordervaart, maar ook werden kazematten aangelegd bij de Vossenberg te Meijel.

Helden

Vanaf de Tachtigjarige Oorlog tot in de 18e eeuw werden in Limburg en Noord-Brabant vluchtschansen aangelegd waar de bevolking zich in geval van nood kon terugtrekken voor plunderende troepen of bendes. Zo'n schans bestond uit een 2-3 meter hoge wal, waaromheen een gracht met ophaalbrug lag. 8 8 In de voormalige gemeente Helden zijn twee van deze schansen bekend, bij Everlo en bij Onder-Eindt.89 Beide zijn op oude kaarten goed herkenbaar als omgrachte

en opgehoogde terreinen, maar zijn tegenwoordig niet meer in het landschap zichtbaar.

Hoewel de eerste heideontginningen al zijn begonnen aan het begin van de 19e eeuw (Koningslust is in die periode gesticht als ontginningsdorp), lag het zwaartepunt van de ontginning tussen 1900 en 1960. Grashoek ontwikkelt zich hierbij vanaf 1900 als Peelrand-buurtschap. Bij de ontginningen zijn op grote schaal archeologische vindplaatsen vernietigd tijdens de bijbehorende graafwerkzaamheden. Turfwinning heeft, vanwege de afwezigheid van grote oppervlakten aan hoogveen binnen het deelgebied Helden, niet op grote schaal plaatsgevonden, met uitzondering van het uiterste noordwesten (Kesselsche Velden en Scherliet). Op kleinere schaal is vanaf de Middeleeuwen turf gewonnen in het zuiden van de gemeente (Kesselsche Koulen/Kessels Peelken) en vanaf de 19e eeuw bij Koningslust (Vlakbroek). Oude bouwwerken van archeologisch belang zijn in de voormalige gemeente Helden schaars. De kerk is toegewijd aan de H. Lambertus. De oudste vermelding hiervan stamt uit 1288.

Afbeelding 14 H. Lambertuskerk te Helden

De parochiekerk, die gewijd is aan de Heilige Lambertus van Helden90 stamt uit de 15e eeuw, maar is in 1944 grotendeels verwoest toen zii door de Duitsers werd opgeblazen. De kerk van Panningen, de O.L. Vrouwe van de Zeven Smarten, 1 is de opvolger van een Maria-kapel die in 1638 is gebouwd.

6 http://v^w.meijel.nVgme/instyle.nsf'Images/Archiefbescheiden/$File/Archiefinventaris.pdf 8 7 http://www.kerkgebouwen-in-limburg.nl/view.jsp?content=717 8 8 Renes 1999, 337. 8 9 Catalogusnrs. H47 en 49. 9 0 Catalogusnr. H87. 9 1 Catalogusnr. H88.

24

en die vanaf de 18e eeuw een belangrijke bedevaartsbestemming werd. Huis Ten Hove is kort na de Napoleontische ti jd afgebroken; muurresten zijn nog bewaard gebleven in de huidige bebouwing.92

Op de kadastrale minuut van 1820 zijn verder nog drie windmolens te zien, waarvan de Egchelse Molen in Helden de oudste is. 9 3 Ook deze molens zijn afgebroken.

9 2 Voor een uitgebreide beschrijving van de geschiedenis van Huis ten Hove zie Rutten 1995. 9 3 Catalogusnrs. H84, 85 en 86; zie ook van Bussel 1991, 531-536.

25

4 De archeologische verwachtingskaart

4.1 De archeo-landschappelijke kaart

Voor deze kaart is, zoals in hoofdstuk 1 aangegeven, methodisch aansluiting gezocht bij de werkwijze die Verhagen voor Helden gehanteerd heeft. Alleen richting de Venlose gemeentegrens is het Heidense model gecombineerd met het Venlose model. Hieronder wordt eerst het Heidense model geciteerd. Aansluitend wordt uitgelegd hoe de combinatie met het Venlose model is opgezet.

Het grondgebied van Peel en AAaas kan worden ingedeeld in vier grote landschappelijke eenheden: het dekzandlandschap, het beekdallandschap, het stuifzand land schap en het rivierterraslandschap. Deze landschappelijke eenheden hebben ieder een andere ontstaansgeschiedenis (zie ook hoofdstuk 2). Binnen deze eenheden zijn weer verschillende terreinvormen en bodemtypen te onderscheiden die in het verleden verschillende mogelijkheden voor bewoning hebben geboden. De basis voor de archeologische verwachtingskaart wordt daarom gevormd door een kaart van (archeo-) landschappelijke eenheden. Deze is tot stand gekomen door gebruik te maken van twee digitaal beschikbare cartografische bronnen, te weten de bodemkaart schaal 1:50.000 (blad 58W, 580 en 52W) en de geomorfologische kaart 1:50.000. Beide kaarten zijn aanvullend ten opzichte van elkaar. De bodemkaart is bij uitstek geschikt om bijvoorbeeld de locatie van essen en de waterhuishouding van het gebied weer te geven, terwijl de geomorfologische kaart meer informatie geeft over relifvormen.

De precieze ligging van de archeo-landschappelijke eenheden is echter op basis van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) bepaald. De zichtbare hoogteverschillen op het AHN geven namelijk een veel gedetailleerder beeld van de landschappelijke situatie dan het kaartmateriaal op schaal 1:50.000. Aanvullend is gebruik gemaakt van 19e-eeuws historisch kaartmateriaal om de ligging van de historische bebouwing, bouwland en beeklopen te reconstrueren. Een en ander neemt niet weg dat het zonder aanvullend veldonderzoek soms moeilijk is aan te geven of er sprake is van natuurlijk of kunstmatig relif (ophogingen, egalisaties en afgravingen), en dat het onderscheid tussen de verschillende relifvormen ook niet altijd goed te maken valt. De grens tussen laagtes en kleine verhogingen in het terrein is soms moeilijk te trekken, terwijl deze overgangen wel van belang kunnen zijn voor de archeologische verwachting.

De kzandl andschap

Het grootste gedeelte van het grondgebied wordt ingenomen door het dekzandlandschap dat is ontstaan in de laatste ijstijd (het Weichselien). Van noordwest naar zuidoost loopt een brede dekzandrug door de gemeente, waarop in de Late Middeleeuwen het escomplex van de gemeenten is ontstaan. In de gebieden ten zuiden en noorden van deze dekzandrug is het relif over het algemeen gevarierder, waarbij onderscheid kan worden gemaakt tussen vrij smalle dekzandruggen en grotere gebieden met dekzandwelvingen, dekzand vlaktes en laagtes. Op de relatief hoog gelegen dekzandruggen en dekzandwelvingen hebben zich in het verleden podzolbodems ontwikkeld. In de lagere delen vinden we deze bodems niet terug omdat de grondwaterstand daar hoger was. Op de dekzandvlakten heeft zich in de loop van het Holoceen veen gevormd dat door veenwinning en heideontginning vrijwel geheel verdwenen is. De laagtes betreffen gebieden die al ten tijde van de afzetting van het dekzand zijn uitgestoven en waar zich tot eind 19e eeuw vennen bevonden. Deze vennen zijn nu echter vrijwel allemaal verdwenen.

Beekdallandschap

Verwachting in beekdaten Hoewel de dichtheid aan archeologische vondsten in beekdalen over het algemeen gering is - het gaat om relatief natte zones die onaantrekkelijk zijn geweest voor permanente bewoning - is met name in Zuid-Nederland gebleken dat bij graafwerkzaamheden in het kader van natuurontwikkeling, beekdalen regelmatig bijzondere en goed geconserveerde archeologische resten bevatten. In het bijzonder in de directe omgeving van (Historische) oversteekplaatsen en zones waar beekdalen

26

versmallen en begrensd worden door hoger gelegen gronden, worden regelmatig resten van menselijke activiteit aangetroffen. Te denken valt daarbij aan verschijnselen als resten van bruggen en voorden, beschoeiingen, aanmeerpalen, maar ook aan duikers, fuiken, (delen van) vaartuigen enzovoorts. Een tweede categorie resten wordt gevormd door rituele deposities. Beken, rivieren en vennen werden in het verleden vaak gebruikt om voorwerpen, vermoedelijk met bewuste (rituele) bijbedoeling, in het water te deponeren. Dit gebeurde in de prehistorie, maar ook in historische tijden bestonden nog dergelijke praktijken. Vanwege de over het algemeen goede conservering en het bijzondere karakter van archeologische resten in beekdalen, wordt er zowel van rijkswege als vanuit de provincie extra aandacht aan besteed in het beleid.

Inventarisatie en kaartbeeld Beekdalen zijn als aparte landschappelijke eenheid onderscheiden omdat daarin kleiige en venige afzettingen kunnen voorkomen die eventuele archeologische resten kunnen conserveren. In het dee