amsterdam - nkiresearch.nki.nl/library/jaarverslagen/avl-nkiwetensch... · 2016-10-19 · volgende...

67

Upload: others

Post on 28-Jun-2020

0 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk
Page 2: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk
Page 3: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk

ANTONI VAN LEEU\ffiNHOEKHUIS

NEDERLANDS KANKERINSTITUUT

CEr4·~1 ~:~. · .:;_,::: t·~FJ--J~(:_:;;.~.t~.C~J()Tı~i~EK

Anz~rn '\!:~n L$:;;trıi4T0nhc-.;.~ Z.~huJs

1vETENSCHAPPELIJK VERSLAG

1 9 6 7

CENTRALE KA.i'\~KERBıBUOTHEEK Arıtani von leeuwenhoekl:ıuis

AMSTERDAM

Page 4: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk
Page 5: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk

I N H O U D

Afdeling Biochemie

Afdeling Biologie en Proefdieren

Afdeling Electronen-

o oooo o o e oooooocı ooooo• o oooo

o o o o o o o o o o • o o o o o o o o o o o o o o

1

10

microscopie o o o o o o o o o o o o o o o o o o. o Qo o o o 21

Afdeling Fysica ooooooooGoooooooooooooooooooo 27

Afdeling Immuno ı ogi e .•••••. o • o o o o o o • o o o • o o o o o 29

Afdeling Pathologie oooo .o oooooooooooo ooooooo• 34

Afdeling Weefselkweek • o o o o o • o • o o o o o o • o • o o o o o o 39

Afdeling Chirurgi e • o o o o ••• o • o o • o o o • o ••• o o o o o o 40

Afdeling Gynaecologie o ooo o••••o ••••• oo••oo••o 41

Afdeling Interne Geneeskunde ••ooooo.ooo•o•oo• 42

Afdeling Radiotherapie 45

Afdeling Medische Administratie 53

P u b ı i c a t i e s 55

Page 6: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk
Page 7: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk

AFDELING BIOCHEMIE

Dr.P.Emmelot, hoofd Mej.Dr.C.Benckhuysen Dr.F.A.Buiter Drs.1v.S.Bont Drs.L.den Engelse

Mevr.Dr.S.Soebianto-Zahir) Dr.W.H.Sibuea )

Drs.E.de Gorter Drs.R.Ph.van Hoeven Dr.E.Kriek IL RoeberS.:~ Ar~::--ts

Dr.M.Sluyser Mej.Drs.R.H.de Steenwinkel

gasteri ··

Mej.C.J.Bos, Hr.Ch.Fung Kim 9 Mej.J.Geels, Mej.C.A.B.M.van Hoof, Mej.N.H.Jurgens, Mej.I.K.v.d.Linden, Mej.G.C.M.Mandjes, Mej.M.J.Molenaar, Mej.A.A.Nieuwenhuis, Mej.G.Rezelman, Hr.H.Vaz Dias, Hr.A.Visser, Mej.M.de Vries, Mej.A.Winters.

BC 02 Plasma Membranen (Dr.Emmelot)

Onderzoek naar de eigenschappen van plas~amembranen van normale en neoplastische cellen. Rol van de pl2.smamembraan in carcinogenese en maligniteit.

a. Lipide- en carbohydraat-samenstellin~" (Drs.van Hoeven)

Er werd flinke vooruitgang geboekt met het inventariseren van de soorten neutrale lipiden en fosfolipiden in ge­isoleerde plasma membranen van diverse origine. In kwa­litatief opzicht lijken er weinig verschillen te bestaan tussen membranen van normale ratte- en muiz~levers en hepatomen. In alle gevallen werden als hoofdbestanddelen gevonden: sphingomyeline, phosphatidyl-ethanolamine, phosphatidyl-serine, phosphatidyl-choline en cholesterol. Voorts werden steeds gevonden lysophosphatidyl-choline, triglyceriden, vrije vetzuren en cholesterol-esters. In sommige gevallen konden phosphatidezuur en vrije koolwaterstoffen worden aangetoond. Van de verzeepbare phospholipiden komt waarschijnlijk een deel voor in de plasmalogeenvorm. Dit wordt nog verder uitgezocht.

In kwantitatief opzicht zijn er wel verschillen aange­toond tussen lever- en hepatoommembranen; bijvoorbeeld komt bij de lever het cholesterol bij~a uitsluitend vrij voor, terwijl bij diverse hepatamen ee~ zeker deel er van in de estervorm aanwezig is.

Wat de glycolipiden betreft zijn er acı:'l.·:<Jij zingen voor het aanwezig zijn van cerebrosides en cer2.cideoligo­saccharides9 slechts in een geval kon ·cot dusverre duide­lijk de aanwezigheid van gangliosiden worden gE-demonstreerd (muizelever). Een moeilijkheid bij het o:::G_-3r:;:;oek is het samengaan van de geringe hoeveelheden in hst uitgangs­materiaal en de relatief ongevoelige c::;_etectie-methoden voor glycolipiden.

Voor de naaste toekomst staat op het programma het vol­tooien van de inventarisatie van alle lipiden in membraan­materiaal. Hierbij zal tevens gebruik worden gemaakt van de aangeschafte gaschromatograaf, om een inzicht te ver­krijgen in het 11 vetzuurspectrum" van de onderscheiden lipideklassen. Tevens zal getracht worden om aansluiting te vinden met werk over enzymatische process91 waarin lipiden (speciaal polaire) betrokken zijn.

Page 8: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk

-2-Giycoprot.eine satnens-i.ellit:l:g. (Dr s. van Hoeven)

Tezamen met onze, intrıiddeis weer vertrokken, Indonesische gaste Dr.S.Soebianto-Zahir is een kwalitatieve methode uitgewerkt om in zuurhydrolysaten van ontvette plasma membranen monosacchariden en aminosuikers te kunnen aan­tonen. Tot dusverre zijn reeds gevonden galactose, glucose, mannose, fucose, ribose, galRtosamine en glucosamine. De aanwezigheid van N-acyl-neuraminezuur was reeds vroeger gevonden. Door verschillende hydrolysemethoden toe te pas­sen kan waarschijnlijk een inzicht worden verkregen in de localisatie van saccharideketens aan het membraaneiwit. Voor het kwantitatief bepalen van de diverse suikers lijkt voor de kleine hoeveelheden die beschikbaar zijn de gas­chromatografische methode zeer geschikt. Dit zal worden uitgewerkt.

b. Isolerin chemische en enz atische bepalin en. Mej.Bos

Uiterst geringe hoeveelheden nucleinezuren blijken in plasmamembranen voor te komen. DNA is een verontreiniging welke speciaal bij hepatoommembranen voorkomt. Drie typen RNA kunnen aanwezig zijn~ een type dat oplosbaar is in 0.9% NaCl (verontreiniging) en een dat niet oplosbaar is (mogelijk intrinsieke component van de membranen) en ver­der ribosomaal RNA in het geval van de hepatamen waar een natuurlijke verbinding tussen plasmamembraan en het ruwe endoplasmatisch reticulum is aangetoond. Siaalzuur en cholesterol zijn kwantitatief bepaald. Tevens is het siaalzuur in de geisoleerde plasmamembraan electronen­microscopisch zichtbaar gemaakt (Dr.E.L.Benedetti). Verschillen tussen rattelever en rattehepatoom, speciaal wat betreft de vrije beschikbaarheid van siaalzuur in de structurele membraancontacten, werden aangetoond (van belang in verband met verlies van celcontact en uit­zaaiing). Het cholesterolgehalte van plasmamembranen neemt af in de volgende reeks:

muizehepatomen > rattehepatoom~ muizelever) rattelever

Verschillende enzymatische activiteiten werden aangetoond en de temperatuurgevoeligheid van verschillende enzymen werd onderzocht, waarbij markante verschillen tussen rattelever- en rattehepatoom-membranen werden gevonden. Het effect van hydrolytische enzymen (trypsin, phospho­lipase) op kenmerkende enzyme-activiteiten van de mem­branen wordt onderzocht.

c. Isolerin , sisch-chemische metin en en reconstructie van membranen uit detergens-oplossingen. Hr.Vaz Dias

En uitgebreid onderzoek naar fysisch-chemische kenmerken van de membranen (met Drs.Bont) werd verricht. Onderzocht werden o.a. de mate van binding van detergentia aan mem­branen, de samenstelling van de resulterende membraan­deeltjes na oplossing met detergentia (splitsing in sub­units, respectievelijk in de samenstellende bestanddelen). Reconstructie van membranen uit deze oplossingen door dialyse bij bepaalde pH. Bestudering van de gereconstru­eerde membranen (samenstelling, enzyme-activiteit, mor­fologisch). De zogenaamde "tight junctions" (zonulae occludentes) konden geisoleerd worden, vrij van ander plasmamembraan materiaal. De eerder aangetoonde hexagonale substructuren (Dr.E.L.Benedetti) bleken door deze mem­braanonderdelen vertoond te worden.

Page 9: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk

BC OJ

-J-

do Isolering, frac_~i.onering van onderdelen van membranen. (Hr.Visser)

Een eerder aa:c.getoond globulair de el tj e op bepaalde ge­de el ten van de membranen kon geisoleerd worden en bleek een dipeptidase activiteit te bevatten. De globulaire units komen voor op de plasmamembranen van de lever welke de galruimten omzomen, en ook bij die hepatamen welke laatstgenoemde structuren nog bevatten. Momenteel wordt de localisering van het plasmamembraan-enzyme lipase nagegaan.

e. Meting van fu~ctioneel celcontact. (Drs.de Gorter)

Begonnen is met een onderzoek naar de mate waarin na­burige cellen met elkaar kunnen communiceren - inter­cellulaire dif~usie, welke waarschijnlijk via de rıtight junctions" verloopt. Dit probleem zal speciaal ook voor normale en tumorcellen in celkweek bestudeerd worden.

f. Metingen in ~~~lytische ultracentrifuge, dichtheids metingen~rs.Bont)

Samenwerking me~L.§:.-:-'?:.slere afdelingen:

Drs.C.A.Feltka~E_ (electronenmicroscopie, voorheen Dr.E.L.Benedetti): morfologie (histologisch en fijn­structuur) van membranen (EM OJ);

Dr.Ph.Rümke (immunologie)~ immunologisch-active compo­nenten van membranen (IM 04);

C.Homburg (weefselkweek): celcontact in celcul tuur. (WK 02)

Onderzoek naar het mechanisme en de regulering van de ei wi tb i c sy::!.·t~)-~~)Jrs. Bon.!l

Deze onderzoekingen werden verricht met rattelevers, ten­zij anders vermeld. De bereikte resultaten werden in een aantal publicaties vastgelegd. Een kort overzicht van deze publicaties volgt nu.

De functionele eenheden in de eiwitbiosynthese worden ge­vormd door de polyribosomen. Dit zijn structuren die goed zijn waar te nemen met de electronenmicroscoop. De meeste polyribosomen komen voor gebonden aan het endoplasmatisch reticulum (ER). Er zijn echter ook polyribosomen, die vrij voorkomen in het celsap. Wat is de rol van het membraan in de eiwitsynthese? Van welke aard is de binding tussen mem­braan en gebenden polyribosomen?

üp ons laboratorium werd een methode ontwikkeld om vrije en gebenden polyribosomen gescheiden te isoleren (Biochem. Biophys.Ac~, 87,177ı1964). Voordien was het slechts mcgelijk om de polyribosomen te isoleren nadat het membraan van het ER door middel van detergens was opgelost waardoor het on­derscheid tussen vrije en gebonden polyribosomen niet te onderkennen was. Verschillen tussen de beide groepen poly­ribosomen konden niet worden aangetoond. Als criteria wer­den gesteld: het vermogen tot inbouw van aminozuren in vitro en in vivo en de resultaten van het onderzoek met de elec­tronenmicroscoop (Biochem.Journal 10J, 177,1967).

Page 10: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk

Uit het onderzoek met de electronenmicroscoop bleek o.a. dat polyribosomen vaak met een eindstandig rib0soom aan het membraan van het ER gebenden zijn (C.R.Acad.Sci. ,Paris ~' 1353~19649 Lab.Invest.~196,19669 Nature ~,1156,1966).

De studie van de eigenschappen van polyribosomen en vooral van hun stabiliteit tijdens incubatie in vitroleverde het volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk te zijn voor de handhaving van de structurele stabiliteit (Bicchem.J.22, 15Cı 1965). Ook de voorwaarden voor de afbraak van polyribosomen tot vacante ribosomen, d.w.z. tot manomeren die geen messenger­RNA bevatten, werden onderzocht. (Nature 209,1204,19669 Arch.Biochem.Biophys.119,36,1967). ---Uit de verkregen resultaten kwam duidelijk naar veren dat veel informatie over het mechanisme van de eiwitbiosynthese en over het eiwit-synthetiserende apparaat verkregen zou kunnen worden ind.ien de synthese van een bepaald eiwit zou worden onderzocht. Wij kozen hiervoor het prolactine, een ei-ı..rithormoon dat geproduceerd wordt in de voorkwab van de hypofyse. Ook transplantaten van de hypofyse produceren grote hoeveelheden prolactine. Dit werk sluit aan bij andere onderzoekingen waarin het prolactine een belangrijke rol speelt; in het bijzonder het werk van Dr.H.G.Kwa (BL05) dient hier vermeld te worden. Als eerste verkenning om de mogelijkheden van het door ons gekozen systeem te onderzoe­ken werd getracht het eiwit-synthetiserende apparaat uit een hypofyse transplantaat te isoleren. Het bleek inderdaad mogelijk een aminozuur-incorporerend systeem hieruit te kun­nen isoleren (cancer Res.26,1497,1966).

Verdere experimenten hebben ten doel~ 1. De ontwikkeling van een in vitro systeem waaruit het ge­

vormde eiwit (prolactiner-zo goed mogelijk kan worden ge­isoleerd.

2. Detectiemethoden om de hoeveelheden gevormd prolactine te kunnen bepalen.

Samenvattend kan worden gezegd dat de bestudering van de biosynthese van prolactine, in samenwerking met Dr.H.G.Kwa, van twee kanten wordt aangepakt. Ten eerste uitgaande van de bestudering van het te isoleren product 1 ten tweede uitgaan­de van het synthetiserende apparaat. Wij hopen dat de ge­gevens verkregen uit het ene aspect het onderzoek van het andere aspect zullen vergemakkelijken. Tenslotte hopen ı..rij

meer informatie te verkrijgen over de rol van het membraan van het ER bij de prolactine synthese in het bijzonder en bij de eiwitsynthese in het rlgemeen.

In nauwe samenwerking met de heer 1if.L.van Es (F 01) werd een instrument gebouwd dat het gebruik van de absorptie­optiek van de analytische ultracentrifuge aanzienlijk heeft vereenvoudigd. De nauwkeurigheid en de gevoeligheid van deze apparatuur zijn ook bij kleine hoeveelheden materiaal nog zeer groot. Met nucleinezuren is het zelfs mogelijk om een analyse uit te veeren met een fractie van een microgram. (Anal.Biochem.ız,327,19669 Anal.Chi~.Acta )8,147-156,1967). Aan de verdere ontwikkeling van de apparatuur wordt gewerkt in samenwerking met de heer van Es.

Behalve voor ons eigen onderzoek wordt de analytische ultra­centrifuge met hulpapparatuur gebruikt bij projeaten van

Page 11: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk

:ac os

andere afdeli~geno Vaak kan hierdoor waardevolle informatie worden verstrekt aan andere onderzoekerso

CARCINOGENESE.

a. Biochemisch onderzoek over het werkingsmechanisme van vers-chillende carcinogeneno (Drso den Engelse)

Onderzocht wordt of een verband bestaat tussen de methyle­ring van desoxyribonucleinezuur (DNA) in de muis na in­jectie van dimethylnitrosamine (DMNA) en het optreden van long- en levertumoren onder invloed van DMNA. Voor lever­DNA zijn mogelijke aanwijzingen voor een dergelijke cor~ relatie gevonden door vergelijking van 2 muizestammen met een verschillende gevoeligheid voor D:Ml\TAo Het blijkt, dat het vergelijken van de ~hylering van DNA op een tijd­stip onvoldoende is en dat deze als functie van de tijd moet worden bestudeerd.

Voor het komende jaar zal DNA van verschillende organen en stammen onderling vergeleken worden. Naast DMNA zull.en in de toekomst andere carcinogenen (o.a. koolwaterstoffen) worden onderzocht. Indien uit dit onderzoek blijkt dat interactie met DNA essentieel is voor het ontstaan van tumaren zal ooa. het herstel van DNA (ııerror-correctionrı), dat mogelijk aan de ongevoeligheid van bepaalde organen ten opzichte van carcinogenen ten grondslag ligt, nader worden onderzochto

Dr.J.Calafat (EM 01) heeft een begin gemaakt met een studie van het effect van DMNA op de morfologie van de long.

b. Enzymatische omzetting van carcinogeen. (Drs.van Hoeven)

Het do el van het onderzoek ıvas de activering van dimethyl­nitrosamine (DMNA) tot het uiteindelijke carcinogene CHJ+­ion te bestuderen in long- en leverweefsel van muizestam­men bij welke ~rs P.A.J.Bentvelzen (afdeling Biologie) een verschillende gevoeligheid voor het induceren van long- en levertumoren do or o. a. DMNA had gevonden. Daar deze acti-­vering een N-demethylering is en in de lever door het endo­plasmatisch reticulum (ER) wordt gekatalyseerd, werd gepro­beerd om deze reactie in vitro met lever- en longmicrosomen te laten verlopen. Doordat de omzetting door longmicrosomen zeer gering is, moest een radiochemis che methode ui tge-ı..rerkt worden om het bij de N-demethylering ontstane formaldehyde te kunnen meten. Onder gestandaardiseerde omstandigheden is dan de hoeveelheid gevormd formaldehyde een maat voor de enzy~4-activiteit van het onderzochte weefselpreparaat. Omdat C -DMNA niet voorhanden was, werd gezocht naar een substraat dat dezelfde groepering bezit als het D~fflA.

Uiteindelijk werd in het thymolepticum imipramine een ge­schikte vervanger gevonden; gezien de volkomen andere structuur blijft het vooralsnog onbewezen of de resulta­ten met deze stof verkregen, gelijk zullen zijn aan die met DMNA.

De grootste moeilijkheid bleek te zijn de zeer grote spreiding tussen duplo of triplo bepalingen uit e~nzelfde longmicrosomen-preparaat, terwijl de spreiding bij micro~ somen van lever en nier veel geringer was.

Page 12: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk

BC 06

-6-

Sommige preparaten gemaakt met bchulp van de electronen­microscoop door Mej.Drs,C.A.Feltkamp (EM 01), gaven bij de longmicrosomen te zien dat het materiaal uitermate heterogeen was.

Uit de resultaten komt naar voren dat de longtumorgevoelige stam GR waarschijnlijk een kleinere, doch in geen geval een grotere N-demethyleringsactiviteit in geisoleerde long­microsomen heeft dan de minder gevoelige stammen C3Hz en DBAz· Voor de levermicroscomen werd een onderling vrijwel gelijke activiteit gevonden.

Inmiddels is een aanvang gemaakt met het onderzoek met c14_DMNA zelf. V66r alles wordt echter gezocht naar een methode waarbij uit longweefsel een goed gedefinieerde mi­crosoomfractie kan worden geisoleerd, Mej.Dr.J.Calafat zal hierbij het electronenmicroscopisch werk verrichten (EM 01).

Interactie van carcinogenen en verwante stoffen met nucleinezuren. (Dr.Kriek)

Een deel van het carcinogeen 2-acetylaminofluoreen (AAF) wordt in vivo enzymatisch omgezet tat N-hydroxy-2-acetyl­aminofluoreen (N-hydroxy-AAF). De laatste verbinding wordt waarschijnlijk nog verder omgezet tot N-hydroxy-2-amino­fluoreen (N-hydroxy-AF) en/of N-acetoxy-2-acetylaminofluoreen (N-acetoxy-AAF), beide zeer reactieve verbindingen, die re­acties kunnen aangaan met functionele bestanddelen van de eel. De veronderstelling is nu dat deze reacties in het bijzonder met het DNZ in de celkern en/of regulerende enzymen uiteinde­lijk leiden tat de tumorvorming bij het proces van de che­mische carcinogenese.

De metabolieten N-hydroxy-AF en N-acetoxy-AAF kunnen langs synthetische weg worden verkregen. Ook de met tritium ge­merkte verbindingen werden gesynthetiseerd. Als model werd bestudeerd de reactie van RNZ en DNZ met N-acetoxy-AAF en N-acetoxy-AAF-3H. Reactie vindt uitsluitend plaats aan C-8 van guanine in de nucleinezuren. Methoden werden ontwikkeld om RNZ en DNZ waaraan AAF is gebonden te hydrolyseren en te scheiden in verschillende componenten; in het bijzonder om het nucleotide waaraan AAF is gebonden, dus dGMP-AAF, in handen te krijgen.

In het RNZ van de levers van ratten, die behandeld waren met AAF-9- 14c, kon het nudeotide GMP-AAF-14c worden aangetoond met behulp van de langs synthetische weg verkregen verbin­cting GMP-AAF.

De volgende vraagstellingen zullen de basis varmen voor het verdere onderzoek: a. Gedragen andere aromatische arninen zich op gelijke wijze?

In verband met deze vraag zullen verwante careinagene en niet-carcinogene aromatische arninen worden bestudeerd.

b. Welke is de relatie tussen de binding van een arnine aan RNZ en DNZ en de careinagene werking?

c. Varanderingen in het biochemische gedrag van nucleinezuren en eiwitten waar het carcinogeen aan gebonden is,

Over de duur van het onderzoek is geen schatting te maken, deze is onbeperkt.

Page 13: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk

EC 07

EC 08

-7-

Onderzoek over de groeiregulatie. (Dr.Sluyser)

Op ons laboratoriurn werd ontdekt dat radioactief-gemerkte steroidhormonen zich hechten aan basische kerneiwitten, histarren genaamd. Deze binding verloopt zowel in vivo als in vitro. Toen 3H-gemerkt testosteron werd geinjiceerd bij ratten, bleek dit hormoon zich in starkere mate aan bepaalde histonen van zijn doelwit-organen te hechten dan aan de histonen van hormoon-.:;ngc.vGeligc.:: woofsols.

In samenwerking met Prof.Dr.O.Mühlbock, Dr.A.Dux en Dr.G.H. Zeilmaker wordt momenteel nagegaan of dit ook geldt voor andere steroidhormonen zoals oestradiol en progesteron (BL 04).

Onderzocht wordt of het mogelijk is op deze wijze de hormoon­gevoeligheid van weefsels te bepalen. Dit zou onder meer van belang zijn bij de behandeling van borsttumoren. Hiervan zal binnankart in de kliniek een studie worden gemaakt met mede­werking van A. v~n 't Hoog, arts.

Onderzocht wordt ook of de door ons waargenomen binding van careinagene stoffen aan histonen bijdraagt tot het ontstaan van kanker. Tezaman met Dr.Ph.Rümke (IM 08) worden de anti­gene eigenschappen van histonen bestudeerd en in samenwerking met Mej.Drs.C,A.Feltkamp (Electronenmicroscopie) hopen wij door electronenmicroscopische waarnemingen de axacte localisa­tie van histonen in de eel te kunnen bepalen.

CHEMOTHERAPIE VAN KANKER.

a. Het chemische gedrag van ethyleen-imine derivatan in zuur milieu, (Dr.Benckhuysen)

De studies over de omzetting van thio-TEPA, na proton additie, tat een bifunctionele alkyleranda thiol-verbin­ding werden afgesloten. Uit een vergelijking van het lot van versehillanda ethyleen-imine derivatan in zure op­lossing kwam naar voren, dat de door versehillanda auteurs gepostuleerde zuur-catalyse van de alkyleranda werking van dit soort verbindingen bij TEPA en thio-TEPA niet optreedt. Men mag dus niet verwachten, dat toediening van glucoso om in de tumor de intracellulaire pH te verlagen, de werk­zaamheid van deze verbindingen zal verhogen. Het product, dat uit TEM ontstaat in zure oplossing en dat geisoleerd kon worden, kon nog niet volledig worden geidentificeerd, De vraag of ook bij deze verbinding proton additie oorzaak is van een intra-moleculaire alkylering, die ten onrechte voor een bewijs van versterkte neiging tot inter-molecu­laire reactie wordt aangezien, blijft daardoor nog onbe­slist,

b. Intra leurale behandeling van leuritis c&rcinomatosa met thio-TEPA. (Roebers en Dr.Eenckhuysen

Het onderzoek naar de waarde van I.V. infusies met natrium thiosulfaat ter bescherrning van het beenrnerg bij de lokale behandeling van pleuritis carcinornatosa met thio-TEPA werd systematisch voortgezet. Op grond van de reeds verzamelde gegevens kon een verantwoord behandelingsschema worden ontworpen, In tegenstelling tot wat in de literatuur wordt vermeld, bleek dat de quantitatieve bepaling van alkylerendE

Page 14: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk

n ~o-

metabolieten in de urine met wisselende nauwkeurigheid verloopt, Dit probleem, dat van algemene betekenis is voor studies over het lot van alkylerende cytostatica in het lichaamı wordt nader bestudeerd, Voor het beoordelen van de beschermende werking van de thiosulfaat infusies tegen het optreden van leucopenieen moet het aantal behandelde patienten worden uitgebreid, Daarnaast zullen door bestudering van de beenmergfunctie met behulp van 11 Pyrexal 11 (zie BC 08/e) meer exacte gege­vens over de eventueel bereikte bescherming verkregen kun­nen worden,

c, Oxydatie van Endoxan in model s stemeng karakterisering der alkylerende producten, Dr,Benckhuysen

Terwijl bekend is, dat de activering van Endoxan tot stand komt via een oxydatieve omzetting in de lovermicro­somen, is de aard van de primaire actieve metaboliet nog onbekend. In het model systeem volgens Udenfriend wordt eveneens door oxydatie activering van Endoxan tot stand gebracht. Aangetoond kon worden, dat de producten, die onder verschillende proefomstandigheden ontstaan, eigen­schappen vertonen welke ook voor het in vivo gevormde pro­duct worden beschreven. Ret onderzoek wordt voorlopig gericht op nadere analysc van deze overeenkomsten in de hoop, via het model systeem aan­wijzingen te krijgen voor de aard van de in vivo gevormde actieve metaboliet(en) van Endoxan. Onafhankelijke synthese van verenderstelde omzettingsproducten, indien te verwezen­lijken, zal moeten volgen alvorens definitieve conclusies getrokken ku:nnen worden.

d, Onderzoekingen over de mate van activering van Endoxan in de lever bi.i aanwezi heid van tumor-metastasen. H.Sibuea en Dr.Benckhuysen

Door de Indonesische gast H.Sibuea, internist, werd een onderzoek opgezet over de activering in vivo van Endoxan bij patienten, die met dit cytostaticum worden behandold. De in de urine uitgescheiden alkylerende metabelieton van Endoxan kunnen quantitatief worden bepaald met behulp van de reactie met 4,4'-(nitrobenzyl)pyridine. Het voorlopig gestelde doel is een goed inzicht tc verkijgen in de mate, waarin Endoxan goactiveerd worQt, indien er in de lever tumormetastasen voorkomen.

e. Eetekenis van het beenmergfunctie-onderzoek met behulp van 11 Pyrexal 11 voor de klinische chemotherapie. (Dr.Benckhuysen)

Bij normale beenmcrgfunctie stijgt na in vivo toedienen van een zeer kleine dosis lipopolysaccharide, dat op oen be­paalde manier ult verschillende bacterieen geisoleerd kan worden, het leucocyten gehalte van het perifere bloed, om­dat een deel van de «reserve 11 aan rijpe leucocyten uit het be~nmerg in het bloed wordt uitgestort. Op dit verschijn­sel wordt een beenmergfunctie-test gefundeerd, die waar­schijnlijk van groot belang is als leidraad bij het instel­le:;_-;_ van cytostatische behandelingen. Tot nu toe werd bij een aantal normale proefp~rsonen en een klein aantal pa­tienten de beenmergfunctie op deze wijze onderzocht.

Page 15: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk

BC 09

De eerste gegevens wekken goede verwachtingen t.a.v. de bruikbaarheid van deze methode van onderzoek" Voor eon verantwoord oordeel over de waarde van de test zal deze bij een groter aantal patienten toegepast moeten worden,

f, Intra-vesicale behandeling van blaaspapillomen en niet-infiltrerende blaascarcinomen met thio-TEPA" (Roebers, J,Renaud)

üp grond van in de literatuur beschreven gunstige resul­taten worden patienten met diffuse papillomatoso van de blaas volgens een vast schema behandeld met intravesicale toedicning van thio-TEPA" Bij elke behandeling wordt chemisch bepaald hoeveel thio-TEPA er,2 uur na het inbrengen wanneer de patient wordt verzocht de blaas te ledigen, in de urine terug­gevonden wordt" Hierdoor wordt de - nogal wisselende -resorptie van het cytostaticum door de blaaswand tijdens de gehele kuur gevolgdo Om eventuele toxische beschadi­ging van het beenmerg te booordelen, wordt het bloedbeeld regelmatig gecontroleerd, De waarde van deze therapie voor de papillomateuzo aan­doening van de blaas moet onder nauwkeurige klinische be­oordeling van de resultaten nader worden bepaald.

DNA polymerase. (Drs.de Steenwinkel, tot juni 1967)

DNA polymerase werd geisoleerd uit regenereronde lever en kalfsthymus. Enige voorlopige experimenten zijn uitgevoerd over het vermogen van histonen en hormorren om de activiteit van dit enzyme in vitro te beinvloeden. Dit werk zal wegens vertrek van Drs,de Steenwinkel hervat worden door Drs.J.Boom (K.W.F.-fellow). Er zal dan bovendien aandacht worden besteed aan de template functie van door carcinogenen veranderd DNA.

Page 16: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk

BL 01

~-~----------

AFDELING BIOLOGIE EN PROEFDIEREN

Prof.Dr.O.F.E.Mühlbock, hoofd Drs.P.A.J.Bentvelzen Drs.L.M.Boot Mej.Dr.A.Dux Mej.Dr.Ph.C.Hageman Drs.J.N.Herbschleb

Dr. fL G. Kıv-a Dr .cT • :k i nks ~

Mej.Dr. R.van Nie Mej~Dr•.G.Röpcks

Drs.A.Timmermans Dr.G.H.Zeilmaker

Dr.B.Gunardjono ) Dr.Soedarto Pringgoutomo )

gasten

-10-

Mej.A.M.J.Amsen, Mevr.E.M.Bakker-v.d.Bent, Mej.R.P.J.Beurs, Mevr.W.Brants-Heemskerk, Mej.T.M.C.Braun, Mej.A.Brouwer, Mevr.F.Buys-v-d-Schaaf, Mej.W.J.P.R.v.Ebbenhorst-Tengbergen, Mevr.J.J.Geiger-Koedijk, Hr.B.de Graaf, Hr.A.A.v.d.Gugten MQvr.G.G.v.Haaster-Vestering, Mej.A.M.R.ten Have, Mej.I.C.M.A. Hekkenberg, Hr.J. IL M. Bilger s<~ Hr. R. K. v. Hoften, Mevr. A. IL J. Kuyper-Pietersma, Mevr.M.P.A.Luyt-Ruhe, Mevr.O.Mioduszewska, Hr.J.de Moes?, Mevr.A.G.Mulder-1rfensink, Mej.E.W.v.Muylwijk, Mevr.L.v.Nieuwenburg-Boekaar, Mej.F.E.Nilant, Mej.M.Sala, Mevr.CoEoSuk-v.Schaik, Mej.A.JoVeenbrink, Hr.G.Veenbrink, Mevr.A.M.J.L.Hendrik-vod.Ven, Hr.F.Verhofstad, MejoC.MoVisser, Mej. H. Vrugt, Mej. Po Vrugt, Mej o Go J. M. 1iigger, Mej. K. M. Zonj E;1e.

Proefdierverzorgers! Hr.J.E.Arends, Mevr.G.Beumer-Ronday, Hr.N.-Bovenkerk, JVIevr.J .Brambach-Hardijzer, Hr.F.Butter, Hr.J.H.C.v.Dijk, Hr.AoP.Gerverdinck, Hr.Tj.Hardijzer, Hr.J.S.W.Hoekstra, Hr.A.A.A.M.Hommes, Hr.WoF.de Jong, HroP.J.Keizer, Hr.P.Kloosterman,Hr.A.Lozzi, Mevr.A.JVI~Muller,

Hr.J.Olyhoek, Hr.C.v.Oorsouw, HroD.v.d.Pijl, Hr.K.voRossum, Hr.L.Verberne, Hr.EoF.Vermaak, Mej.E.C.M.Waasdorpo

Proefdieren.

De productie van muizen en ratten onderging een uitbreiding van± 20%. Het tatale aantal bedraagt thans ± J2.500o De apenkolonie breidde zich uit tot 18 marmosets en 20 tupaia~, Het onderzoek naar arbeidsbesparende werkmethoden werd voort­gezet en ten dele in de practijk gebracht.

BL 02 Kweken en vermeerderen van kiemvri·e en SPF muizen en ratteno Drs.Herhschleb)

In de loop van 1967 werden de muizestammen CJH, 020, C57Bl, DBA, RIII en Gr kiemvrij gemaakt volgens de gebruikelijke techniek. De stammen CJH en 020 raakten verloren door acciden­tele besmettingen. C57Bl ging verloren door de ontwikkeling van een excessief groot coecum, dat uiteindelijk barstte. Een deel van de stammen C57Bl en Gr werd besmet met Lactoba­cillus acidophilus en Bacillus sp. en vervolgens onderge­bracht in een grote isolator, welk type in de toekomst de volledige stamlijn-kweek zal bevatten.

Van buiten het instituut komende Sprague-Dawley ratten wer­den volgens onze technieken te zogen gelegd bij conventionele ratten van het instituut. Na het spenen werden ze overgebracht naar het proefdierverblijf voor ratten.

Van 20 april 1967 tot 20 december 1967 bij het Lobund Insti­tute van de University of Notre Dame, Indiana, U.S.A. gewerkt

Page 17: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk

BL OJ

BL 04

, 11 ~

met het doel zoveel mogelijk kiemvrije technieken te lereno

Onderzoek 1968: Aangezien de zogo SPF dieren voortdurend in isolators gehouden zullen worden en een bekende microflora zullen bezitten, verdient het aanbeveling de term SPF te ver­vangen door "gnotobiont" o Zodra de muizestammen CJH en 020 weer kiemvrij en vervolgens gnotobiotisch zijn gemaakt, zal onderzocht worden of d•ze nieuwe status invloed heeft op de bekende tumorpercentages van de conventionele dieren en op de leeftijd waarop de tu­moren ontstaano Verder zal begonnen worden met een onderzoek naar: 1o het mogelijke ontstaan van pyometra bij kiemvrije BoCBA's

in samenwerking met Drovan Nie (BL 06); 2o het prolactine gehalte van het bloed van kiemvrije en

gnotobiotische muizen in samenwerking met DroKwa (BL 05 ) ; 3o de invloed van thymectomie op mammacarcinoom; 4o het gedrag van MoToVo in kiemvrije muizen (BL 0~- ); So de invloed van caecectomie op het kweekgedrag van C57Blo

WoHoOo International Centre for the provision of laboratory animals with tumorso

De verzending van dieren met en zonder primaire tumoren werd ongestoord voortgezet onder supervisie van MejoDrso Röpcke o

M.AM:M.A.TUMORENo

ao Hormonale Aspecteno

1o Hormonale carcinogenese van de melkkliero (DrsoBoot en DrsoRöpcke)

a/2o

Uit onderzoek van de invloed van verschillende oestrogeen­doseringen op de groei van hypofyse-transplantaten in de nier en het ontstaan van mammacarcinomen bij de muis, is gebleken, dat de groei van de transplantaten vrijwel ge­heel onafhankelijk is van de oestrogeen-dosering, terwijl de tumorfrequentie evenredig is met deze groeio Dit is een aanwijzing dat de werking van oestrogenen op de melk­klier voornamelijk indirect via de hypofyse verloopto Progesteron, dat de groei der transplantaten niet bevor­dert, bleek een directe tumor versnellende werking te heb­ben in spLergisme met prolactineo Deze resultaten zullen nog geverifieerd moeten worden bij andere dan de tot nu toe gebruikte proefdierstamo Verdere uitbouw van dit onderzoek naar de menselijke pathologie lijkt mogelijk, wanneer onomstotelijk aangetoond zou kun­nen worden dat ook bij de mens prolactine als mammotroof hormoon voorkomt, hetgeen een vele jaren durend project zou zıJno Devoor dit en andere onderzoekingen noodzake­lijke hormorren werden belangeloos ter beschikking gesteld door NoVoOrganon te Osso

tijdens zwanger-~~~~=-~~~~~=-~~~~~~~~~~=-~x~G~R~o (DroVoNie)

Deze tumoren vertoonden histologische overeenkomsten met de plaques beschreven door Foulds en weken af van de mamma­adenocarcinomen in de virgines van dezelfde hybrideo

Page 18: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk

~ 12-

Een gecombineerde hormoonbehandeling van oestron en pro­gesteron induceerde in vrouwelijke muizen van deze bastaard

nammatumoren die in sommige opzichten overeenkwamen met zwangerschapstumoren~ a. zeer vroeg optraden; b. hormoon­gevoelig konden zijn~ c. overeenkomsten vertoonden in de histogenese. De hormoon-geinduceerde tumoren weken in latere stadia af van de tumoren in zwangere dieren. De eerstgenoemde tumoren? wanneer zij een grootte van 8 mm of meer bereikt hadden? waren niet te onderscheiden van de groep van mamma-adenocarcinomen. Een onderzoek naar de histogenese van de hormoon-geindu­ceerde tumoren toonde aan dat deze adenocarcinomen niet ontstaan waren uit zogenaamde knobbeltjes. Deze knobbel­tjes, bestaande uit hyperplastisch alveolair weefsel, wor­den geacht de voorstadia te zijn van de welbekende mamma­tumoren van de muizestammen CJH en DBA.

Plannen en verdere mogelijkheden~

1. Nader onderzoek van de hormorren die een rol spelen bij het ontstaan van deze mammatumoren. In samenwerking met Dr.Kwa.

2. Bestudering van de rol van het 11TV bij het induceren van deze tumoren.

J. Onderzoek naar transplanteerbaarheid, groei en gedrag van deze hormoon-geinduceerde tumoren.

4. Nader morfologisch onderzoek van de tumoren tijdens groei en regressie-fase. Gecombineerd met nagaan van de aanwezigheid van MTV. In samenwerking met Mej.Dr. J.Calafat. (afdeling Electronenmicroscopie)

5. Bestudering van het voorkomen van MTV in mammatumoren en in normaal mamma-v.reefsel van de muizen van de stam GR. In samenwerking met Mej.Dr,J. Calafat.

6. Vergelijkend onderzoek van de histogenese van de carci­nogeen-geinduceerde mammatumoren bij ratten en deze hormoon-geinduceerde tumoren in muizen.

7. Ret voortzetten van het beschikbaar stellen van hormoon­gevoelige mammatumoren van muizen en ratten voor Dr.H.Sluyser. (afdeling Biochemie)

Onderzoek over de regulatie van prolactine secretie. (Dr. Zoilr;:ıo_kcr)

Aan dit project werd in 1967 veel aandacht besteed tijdens een verblijf bij Prof.Everett (u.S.A.}. Resultaten zijn vastgeiegd in een publicatie (Acta Endocrinologica). Een uitgebreid manuscript is in voorbereiding. De vraagstelling betreft: a) de relatie tussen prolactine­secretie en productie van FSH/LH en b) de rol van oestro­genen bij de inductie van prolactine-secretie. Onderzoekingen vinden plaats bij de rat. Met behulp van transplantatieproeven (ovarium en vagina geplaatst in hypofyse en/of hypothalamus) wordt getracht de oude vraag op welk niveau de feedback-regulatie door ovariumhormonen pla±s vindt, op een nieuwe manier te be­antwoorden.

Plannen voor 1968~ Dit onderzoek voortzetten.

a/4. Lactatieproeven. (Dr.Zeilmaker)

De lactatie blijkt een belangrijke factor te zıJn bij het ontstaan van mammatumoren bij de muis en de rat.

Page 19: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk

~· 1 J~

Gevonden werd dat de vorming van hyperplastische knobbel­tjes door lactatie wordt geremd, Deze en andere waarne­mingen zijn in een manuscript vastgelegd (International Journal of Cancer), Voorlopige waarnemingen wijzen er op 9 dat lactatie de tumorvorming niet remt wanneer reeds hyperplastisch weef­sel aanwezig is, Een begin werd gemaakt met een onderzoek naar de invloed van lactatie op het ontstaan van mammatumoren geinduceerd met DMBA bij de rat,

De vraagstelling voor 1968 zal zijn~ Welke mechanismen spelen een rol bij het remmen van de turnorvorming tijdens de lactatie bij rat en muis,

a/5o Onderzoek over de effecten van prog~statieve stoffeno

taedienin

Groopon muizon en ratton antvangen thans voodor waarin progestatieve stoffen zijn verwerkt, De indruk is dat er weinig pathologischo effecten worden waargenomenı ook na langdurige toediening in doses meer dan 20 x hoger dan die nodig zijn om de ovulatio te remmen, Een onderzoek met MTV-dragende muizen toont aan dat zeker niet van een remmende invloed op hot ontstaan van mammatumoren gespro­ken kan wordeno Het is te voorzien dat de interpretatie van deze proeven op grote moeilijkheden zal stuiten,

Resultaten kunnen in de loop van 1968 verwacht worden be­treffende de invloed van Lyndiol en Enovid opg uterus, mammaknobbeltjes-frequentie en tumorgenese bij de muis en het effect van Lyndiol op de ovariumveroudering v::ı.n

de rat,

BL 04 b, Virologische Aspecten,

1, Onderzoekin en over het Marnma Tumor--N-irus Dames: Dr,JoCalafat, DroDux en··br,Hageman>? J{er·en~·-.. Drs, Bentvelzen, Dr s ~Boot';-B-P&,1AJ<.-s:Bont, Dr s o

J ,I-L Daam~·;· .. c o tL Hamburg ı .D~ks, Prof o Dr o S oNandi ı Dr~PhoRümke en Drs o Timme~rnıa:n-s+_______./

Onder leiding van Prof,Hühlbock heeft de MTV-werkgroep de volgende resultaten behaald:

muis.

Een nieuwe methode is ontwikkeld om rijpe mammatumor­virusdeeltjes (B-deeltjes) te isoleren uit tumoreno Er is een grote behoefte aan zuivere viruspreparaten voor diver­se onderzoekingeno Tot nu toe kon het virus alleen uit melk geisoleerd -.v-orden, Er zijn echter veel gemakkelijker grote hoeveelheden tumaren te verkrijgen9 deze methode be­tekent dus een grote besparing van tijd en geld,

In tegenstelling tot hetgeen bekend is van gewone myxo­virussen, is gebieken dat de kern van mammatumor-virussen geen duidelijke structuur hafto Onder zekere omstandigheden blijken weefselkweken van mammatumoren zeer veel B-deeltjes in het medium af te scheiden, Als deze methode gestandaardiseerd kan worden, zal dit een aanzienlijke besparing opleveren in de hoe­veelheid tumormateriaal, die nodig is voor het isoleren van B-deeltjes, Er zijn aanwijzingen gevonden, dat er in celkweken van

Page 20: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk

-14-

muizenembryocellen besmet met het Bittner-virus een repli­catie van het virus optreedt, althans dat er virus-anti­genen worden geinduceerd. Indien deze methode vervolmaakt kan worden, kan de biologische activiteit van virusprepa­raten voortaan in. de weefselkweek worden getoetst.

De mammatumor-virussen kornon niet alleen voor in de melk­klier, doch ook in de rode bloedcellen waar ze echter niet de vorm van B-deeltjes bezitten. Het is gelukt de biolo­gische activiteit van dit R(ode bloedcel)-·MTV neer te slaan na zeer lang centrifugeren~ maar verdere isolatie­pogingen zijn tot nu toe mislukt. Met behulp van immuno­fluorescentie met een antiserum tegen het Bittner mamma­tumorvirus werd aangetoond, dat het virus aanwezig is in het beenmerg en de milt. Er zijn aanwijzingen, dat het genoom van de mammatumor-virussen zich in de kern vermenig­vuldigt, wat ook bij andere RNA-kankervirussen is gevonden.

Er is een opvallend groot verschil in careinagene activi­teit tussen rijpe virusdeeltjes van de muizestam CJH (met het Bittner-virus) en de muizestam CJHf (met het Nodule Inciting Virus)gevonden. Morfologisch zijn de virusdeeltjes van beide stammen echter volkomen gelijk.

Indien muizestamruen met het Nodule Inciting Virus (NIV), zoals CJHf en DBAf~ gekruist worden ruet stammen die dit virus niet hebben, dan blijken vaak de rijpe virusdooltjes afwezig te zijn in de tumoren. Het genotype va..--ı de NIV­vrije stam blijkt in deze zeer belangrijk te zijn.

Bij muizestam GR, die het Mühlbock mammatumor-virus her­bergt, werd gevonden dat in een chromosoom factoren aan­wezig zijn~ die zowel de afwijkende wijze van transmissie door de man en het embryo controleren~ als ook de extreme gevoeligheid voor de careinagene werking van dit virus en afwezigheid van een immunologische afweer er tegen bepa­len. In alle organen van de GR bleken bij immunofluores­centieproeven virale antigenen aanwezig te zijn, terwijl als het virus in andere stammen wordt overgebracht~ de antigenen alleen in milt, beenmerg en melkklieren te vinden zijn. Uit deze gegevens werd de theorie afgeleid, dat het Mühlbock-virus bij de GR-stam als een genetisene factor wordt overgebracht. Hetzelfde werd geconcludeerd voor het Nodule Inciting Virus bij de CJHf-stam. Bij een paar muizestarumen, die normaliter vrij zijn van mammatumor-virussen, bleek dat na bestraling of injectie van carcinogenen, aan het Bittner-virus verwante anti­genen vrijkwamen. Door injectie van bloed van bestraalde dieren kon aannemelijk worden gemaakt, dat inderdaad een virus was vrijgekomen. Ook hier werd verondersteld, dat dit virus genetisch wordt overgebracht, maar gewoonlijk niet manifest wordt. Door kruisingsproeven word aanneme­lijk gemaakt, dat de resistentie tegen infectie met het Bittner-virus, welke hoofdzakelijk in de melkklier gele­gen is, door hetzelfde systeem geregeld wordt als dat, welk het vrijkomen van het genetisch overgebrachte virus verhindert. Bij de muizestam C57BL kon ook nog worden aan­getoond, dat een grote immunologische afweer tegen het virus een rol speelt hierbij.

Door injecties met Freund adjuvans in dieren~ die van de geboorte af met het Bittner-virus besmet waren, traden de

Page 21: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk

-15-

tumaren verıaat of opvallend vroeg, opo Dit betekent, dat er een ondergrondse immunologische afweer tegen dit virus iso Bij de muizestam GR kon dit niet gevonden wor­deno Door injectie van het immunologisch verschillende, maar aan het Mühlbock-virus verwante Bittner-virus in deze stam, bleek er een vertraging in het ontstaan van tumaren op te tredeno Dit gebeurde ook door injectie van met H202-behandeld Mühlbock-viruso Er zijn verschei­dene aanwijzingen gevonden, dat er door deze injecties immunologische reacties tegen het Bittner- of het H202-Mühlbock-virus zijn opgetreden, die zich vervolgens ook richten tegen het eigen viruso

b/2o Onderzoek naar het gedrag van MoToVo in de weefsel­kweeko (DroLinks)

Voor het aantonen en de titratie van biologisch actief MTV is men tot dusverre aangewezen op in vivo proeveno Deze duren 4 a 15 maanden, Ooao afhankelijk van de muize­stam en de criteria die men wil hanterono Voor een der morfologische vormen van MTV, het B-deeltje, heeft men de hulp van de afdeling ElectronenMicroscopio en de afdeling Immunologieo Echter kunnen behalve gein­activeerd of incompleet MTV ook andere virussen (NIV) de B-deeltjes vorm hebbeno Bij de isolering van MTV uit muizemelk werd dit voor het eerst als een bezwaar gevoeldo Ervaring met Rous Sarcoma Virus (RSV) in de weefselkweek, gaf aanleiding een snellere in vitro techniek voor MTV te zoekeno Als nauw verwant probleem stelden wij ons voor MTV in vitro te kweken op tumorfragmenten of muizecelleno Dit levert, als het lukt, sneller en zuiverder Iv1TV op en kan een betere verhouding, infectieuze eenheden / physische deeltjes, oplevereno MTV wordt zeer waarschijnlijk in muizenembryo-cellen (HEC) en kippenembryo-cellen (KEC) vermenigvuldigd, echter tot dusverre zonder cytopathogeen effect in zogenaar:ıde ııkortıı

lopende proeveno Zonder veel aandacht te besteden aan het verkrijgen van morfologische veranderingen in muizecellen (in ııkort 11 lopende proeven), richtt"":u wij vrijwel dadelijk onze aandacht op mogelijke ııvoetstappenıı van het viruso Bij verscheidene oncagene virussen verdwijnt het trans­formerende virus ook vrij snel uit de ontstane tumor(cellen) maar 11 voetstappen 11 (ooao nieuwe antigenen) blijven achtero

Resultateno Wij bevestigden vroegere waarnemingen dat MTV (nog) geen cytopathogeen effect in (secundaire) MEC en (secundaire) KEF veroorzaakto Enkele parameters (tempe­ratuur, serumgehalte enz) werden hierbij gevarieerdo Ook op de chorion-allantois membra.an ( CA1'1) van lıet kippen­embryo gaf IviTV geen effect (geen ııpokken")o Zijdelings werd hierbij gevonden dat gezonde kippen­embryo's en MTV7'B-deeltjes-preparaten een sterk antigeen (Forsmann antigeen?) gemeen hebben (in samenwerking met DrsoJ oi-LDaams) o

MTV stimuleerde de interferon-productie niet in secol\IEC binnen acht dagen (in samenwerking met DroEode Maeyer)o Sindbis Virus was hierbij het indicator viruso MTV veroorzaakte geen duidelijke verandering in de lipiden­samenstelling (cholesterol, cholesterolesters, triglyceri­den, cephaline, lecithine, sphingomyeline en cerebrosiden)o

Page 22: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk

Ter vergelijking~ ook werd er geen duidelijk verschil (semi-kwantitatieve bepaling) gevonden tussen de lipiden van KEF en door RSV tot Rous sarcoomcellen getransfor­meerde KEF (in samenwerking met Dr.G.J.M.Hooghwinkel). 11EC, geinfecteerd met MTV, produceerde in tegenstelling tot de contrôles, een heel kleine hoeveelheid van een hoogmoleculaire stof (gel-chromatografische contrôle). Met acridine-oranje (AO) en UV-belichting werden meer donkergroen fluorescerende paranucleaire lichaampjes na een week in met gezuiverd MTV-(B-deeltjes) geinfecteerde MEC gezien dan in de contrôles; centra van nucleinezuur­synthese?! Met de i.ndirecte immunofluorescentie-techniek (IF), waar­bij gebruik gemaakt werd van anti-zuivere-B-deeltjes (MTV)-konijnen-antiserum werd een positieve reactie govon­den in met MTV (ruw tumorhomogenaat of B-deeltjes) ge­infecteerde MEC en KEF. Enkele malen gaf de hoogste virus­concentratie hierbij een lagere fluorescentie dan de daar­opvolgende lagere concentratie; auto-interferentie? De proeven met AO en IF werden in samenwerking met Drs. J.H.Daams verricht.

Vraagstelling voor 1968. Ret lijkt niet uitgesloten dat toch eens een transformatie-effect in vitro met MTV en niet alleen muizecellen gevonden zal worden. Meer belovend lijkt voorlopig het syste~t~h onderzoek naar chemische en immunologische veranderingen door MTV in vitro teweeg gebracht (verhoogde enzym-activiteiten, ~o-antigenen, enz.) Vooral de fluorescentie-proeven {AO en IF) lijken hoopvol en behoren met meer kwantitatieve metingen herhaald en uitgewerkt te worden. Combinaties met bijv.EM-onderzoek, immunodiffusie- en haemadsorptie-metingen en enkele enzymactiviteits-metingen liggen daarna voor de hand. Misschien geeft een inter­ferentieproef met een muizenleukaemie virus, zoals Friend virus of Moloney 1 s sarcoma virus, een oplossing. Als met een van deze methoden een MTV-geinduceerde synthese, bijv. taename met de tijd van de immunofluorescentie, gevondcn wordt, is in principe een in vitro bepaling van het (biologisch actieve) MTV verkregen.

De duur van dit onderzoek wordt geschat op 1 a 2 jaar.

Eind 1965 werd begonnen met het onderzoek van de complex­vorming (hybridisatie) van RSV-RNA met DNA uit KEC en uit Rous sarcoomcellen (RSC). Door proeven met remstoffen elders was de idee ontstaan, dat RSV (RNA-virus) een (hypothetisch) complementair RSV-DNA in de eel doet ont­staan. Dit hypothetische RSV-DNA zou zich met het genoom van de eel associeren en zo voor de extra genetische in­formatie van de ontstane tumorcel zorgen. Deze theorie, yan fundamenteel belang voor de diagnose en therapie van oncagene virussen, is nog niet voorbij het hypothese-stadium.

Resultaten. Een Tween-osmotische schok-methode werd ont~ wikkeld voor de isolering van kernen uit Rous sarcomen.

Page 23: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk

BL 04

~17-

Een in 1966 uitgewerkte methode van kippenembryo-fibro­blast- kernen voldeed hier niet. DNA werd geisoleerd uit kippenembryo-celkernen en Rous sarcoomcelkernen. Zorg werd besteed aan de zuivering 8r van (verwijdering van resten RNA, nucleasen en proteinen). Tabak mozaiek virus- RNA (TMV-RNA), nodig als carrier, werd geisoleerd uit gezuiverd TMV. Met uridine (H3) gemerkt RNA werd geisoleerd uit (gemerkt) in vitro gekweekt RSVo De adsorptie van DNA aan cellulose-acetaat-filters werd bestudeerd. Ret vinden van het juiste filter stootte op moeilijkheden door de zeer kleine hoeveelheden (gamma's) gebruikte DNA.

b/4. Overdracht GR-viruso (DroZeilmaker)

Verschillende proeven tonen aan dat muizen van de stam C57Bl het GR-virus via de melk kunnen overbrengen op hun jongen alhoewel deze dieren zelf weinig gevoelig zijn voor het ontstaan van tumoren. Een serie experimenten toonde verder aan, dat andere stammen dan de GR-stam het virus niet via het ei op het nageslacht overbrengen.

In 1968 zal de overdracht GR-virus door manlijke GR­bastaarden worden bestudeerd.

c. Genetische Aspecteno

1. Zie BL 04-b1

2. Transplantatie van melkklieren bi.i verschillende ingeteelde muizestammen. (Prof.Mühlbock, Mej.Dr.Dux)

De experimenten met de transplantatie van melkklieren bij verschillende ingeteelde muizestammen werden voortgezet. Er blijkt dat de mammatumor-frequentie in de getrans­planteerde melkklieren bij de ingeteelde stammen duide­lijke verschillen toont. Daarbij maakt het geen verschil of het mammatumor-virus aanwezig is of niet. De verschillen in de mammatumor­frequentie zijn uitsluitend afhankelijk van de genetisch vastgelegde gevoeligheid van de melkklieren voor de carei­nogene factoren.

BL 05 Hypofyse-tumoren. (Dr.K•v-a)

a. Onderzoek van hypofyse-tumoren in situ.

Ret onderzoek naar de morfologische en functionele plas­ticiteit van hormonaal geinduceerde hypofyse-tumoren in samenwerking met MejoDrs.CoAoFeltkamp en DrsoKoP.Dinge­mans (EM 04), beperkt zich in het fourneren van biolo­gisch materiaal en tot experimenten om het geisoleerde muize- en ratteprolactine en TSH verder te zuivereno Met behulp van gemarkeerd specifiek anti-lichaam wordt gehoopt de functionele plasticiteit van de betreffende hypofyse-cellen beter op het sub-cellulair niveau te kunnen vervolgene

bo Onderzoek naar prolactine-gehalten bij muizen en ratteno

In de loop van dit onderzoek werd hinder ondervonden van de "batch tot batchıı verschillen in de ııisotope abundancyıı

Page 24: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk

BL 06

van het geleverde radio-actief jodiuru 125 preparaat. Het bleek, dat de door ons nagestreefde inbouw van 3 tot 4 radio-actief jodiuru 125 atomen per prolactine-mol~ulo alleen dan geen "denaturering" van het antigeen ten ge­volge heeft, wanneer de "isotope abundancy" van het jodiuru tussen de 40 en 90 % ligt. Bij uitsluiting concludeerden wij dat diverse batches radioactief jodiuru hier niet aan voldeden. In een recento publikatie van Brown en Reith (Biophys,Biochim.Acta 148 ( 1967) 423-434) werd een werkelijk "isotope abundancy" van diverse batches jodiuru 125 preparaten berekend, als te vari~ren tussen de 25 en 44 %. Om onder de te stringant geblekon eis van J tot 4 radio­actief jodium 125 atomen per molecllio prolactine uit te kunnen komen, ı;-verd gezocht naar een methode om h8t "ge­bonden11 van het 11 vrij e 11 hormoon ui t het reactiGmongsel te scheiden, waarbij een groter aliquot van dit mengsel kon worden gebruikt dan de 0.02 cc. voor de cellulose­acetaat-elektroforesc-methode. Het blGek dat met chromato­elektroforese op DE!ili-chromatografie-papier onder bepaalde voorwaarden een aliquot van 0.1 cc. van het reactiemeng­sel goed te scheiden is. Hierdoor is voor het hepalen van plasma prolactine-gehalten in het fysiologischG gebied oen markering van 1 radio-actief jodiurn 125 atoom per 1 a 2 mol~Ulen prolactine Voldoende Ow een rGdelijke detectie mogelijk te maken. Hierdoor beschikken wij over een ruime "marge" t.o,v. de geconstateerde batch-verschil­len. Bovendien brengt de scheiding op DElili chromatografie­papierstrips een aanzienlijke besparing van materiaalkos­ten met zich mede. Uit de vele bepalingen, welke ondanks de eerder gencernde moeilijkhGden venicht konden worden, is gebleken dat vijf onderzochte, genetisch verschillende rattestammen een ander prolactine 11 patroon 11 te zien geven dan de meeste onder­zochte muize~tammen. De indruk werd verkregen, dat dit terug te voeren is tot het bestaan van een "negatiove terugkoppelings-relatiG 11 tussen progestoron Gn prolactino (bij een functionerend corpus luteum) bij ratten en moge­lijk bij een enkele muizestam, terwijl deze relatie tusson progesteron on prolactino bij de meeste muizostammen niet lijkt te bostaan. Do mogelijkheid, dat het gevonden ver­sahil genetisch varankord is en ten grondslag zou kunnen liggen aan~ 1) het al dan niet verhogend effect van bijv. "force breeding" op het ontstaan en de frequentie van melkklier-kanker en 2) de mogelijkheid dat do evGntueel ontstane melkklier-kankers in het eno geval niet hormonaal beinvloedbaar, torwijl zij in het andere goval dit wol blijken te zijn, zal in de volgande periode ccntraal zijn bij ons ondorzoek. Tot dit gostelde doel werd o.a. samenwrking gezocht met Bcf. H.J.van der Molen voor plasma progesteron onderzoek.

Inductie van uterus- en niertumoren door androgene stoffen. (Mej.Dr.van Nie)

a. Het ondGrzoek betreffende de uterustumoren is practisch afgerond. De rol die pyometra kan spelen bij het ontstaan van deze tumoran kon niet met zekerheid worden vastge­steld. Wanneer germ-free muizen (C57Bl x DBAf) beschik­baar zijn, zal het effect van bacteri~le infect:i_es op hGt ontstaan van deze tumoran nader worden bekeken.

Page 25: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk

BL 07

-19-

b. Er kon worden vastgesteld (Mej.J.Vogelaar) dat de groei­snelheid van een getransplanteerde niertumor bij muizen gestimuleerd kon worden door het toedienen van testoste­rone propionaat of durabolin. Oestrogene stoffen en pro­gesteron oefendengeen invloed uit op de groeisnelheid. Enkele histologische kenmerken waren gecorreleerd met de snelheid waarmee de tumor was gegroeid.

Taepassing van technieken betreffende manipulatie van de zygote en de blastocyst. (Dr.Zeilmaker)

Dit project werd in de loop van 1967 sterk uitgebreid. De volgende vragen werden bestudeerdg

1) Is het mogelijk door middel van blastocyst-transplantatie GR bastaard-dieren vrij van virus te verkrijgen? Gevonden werd dat dit niet lukt, de blastocyst van deze die­ren blijkt reeds de informatie voor virus-infectie te bevat­ten. Met behulp van een nieuwe techniek wordt thans op grote schaal nagegaan, of het zelfde resultaat gevonden wordt na transplantatie van eencellige, pas bevruchte eiereno

2) Vindt infectie met GR-virus ook in uteri plaats? Resultaten van proeven verkregen na transplantatie van virus­vrije eieren in GR-dieren, laten zien dat dit niet het geval is.

J) Produceert ectopisch trophoblast-weefsel luteotroof hormoon? Deze vraag is van belang in het kader van een onderzoek over mammatumor-genese in de GR-stam, waarbij vooral het optreden van zwangerschap bepalend is voor het ontstaan van tumoren. Resultaten zijn vastgelegd in een manuscript (Nature).

4) Is het mogelijk vreemde stoffen in het bevruchte ei te introduceren? Na een verblijf van J maanden in de U.S.A.,bij Dr.T.P.Li~ waar een unieke techniek werd bestudeerd, werd in Amsterdam ook een proefopstelling gemaakt. N2 enkele maanden aanloop­tijd lukte het thans eieren in te spuiten en na transplan­tatie in een m~derdier, uitgroei tot embryonen te verkrijgon.

Voor 1968 staat op het programına~

1. Infoeteren van virusvrije muizen met ectopische GR­trophoblast.

2. Onderzoek naar de rol van ectopisohe trophoblast bij het ontstaan van mammatumoren.

J. Funotie van ectopische trophoblast bij rat en hamster. 4. Inspuiten van bevruchte muize-eieren met MTV, R-MTV,

RNA en DNA preparaten (in samenwerking met Drs.W.S.Bont). S. Uitwisselen van cytoplasma van verschillende muizestammen.

(Ei-plasma wegzuigen en ander cytoplasma er voor in de plaats brengen)

6. Fusie van blastomeren afkomstig van morulae van verschil­lende muizestammen.

werking van werd af esloten.

Dit onderzoek werd verricht op verzoek van de Gezondheidsraad.

Page 26: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk

~20-

Met het tumorsysteem van de n'felkklierkanker werd bij de muis nagegaan of het chlooriso-propylfenylcarbamaat (CLIPC) een co­carcinogeen effect heeft. Er moest worden geconcludeerd dat het percentage van melkklierkanker door chloor CLIPC niet verhoogd wordt; wel was in enkele groepen een kartere inductietijd waar­genomen. Het was twijfelachtig of dit geringe accelererende effect als een co-carcinogeen effect van het CLIPC moest worden aangeduid.

Er werd derhalve nog een ander tumorsysteem in het onderzoek be­trokken, met name het ontstaan van leukemien na behandeling met CLIPC. Ook in dit systeem was geen duidelijk co-carcinogeen effect van CLIPC aan te tonen.

Page 27: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk

EM 01

AFDELING ELECTRONENMICROSCOPIE

Mej.Drs.C.A.Feltkamp, wnd.hoofd Mej.Dr.J.Calafat Drs.K.P.Dingemans

-21-

Mej.M.M.Gerhards, C.Hersbach, Hej.H.H.Roedema, Mevr.J.A. Roest-Wagenaar, Hej.A.M~Verbeek.

Veranderingen in de subcellulaire structuur van de lever en de long onder invloed van hepatocarcinogenen.

a. Volgend op het onderzoek over de careinagene nitrasaminen in de lever, werd in 1967 begonnen met een onderzoek (Drs.Feltkamp en Dr.Calafat) over het effect van DMNA op de muizelong in samenhang met project BC 05 (Drs.L.den Engelse en Drs.R.Ph.van Hoeven). Hiervoor werden geiso­leerde fracties van longmicrosomen bekeken en vergeleken met op dezelfde wijze geisoleerde fracties van levermi­crosomen, waarvan bekend is, dat zij enzymatisch DMNA tot het careinagene derivaat veranderen. Het blijkt nodig de longmicrosoomfractie verder te zuiveren.

b. Er zal worden begonnen met een onderzoek (Dr.Calafat) naar de veranderingen in de morphologie van de muizelong na behandeling met DMNA, waarbij zal worden gezocht naar een overeenkomst met reeds bekende veranderingen in de muizelever na behandeling met DMNA en tevens naar een correlatie tussen de veranderingen in langen van ver­schillende muizestammen en gevoeligheid van deze stammen voor het DMNA. De duur van dit onderzoek is onbekend.

EM 03 Plasma-membranen van normale en tnmor-cellen (zie ook pro­ject BC 02).

a. Het onderzoek over de structuur van geisoleerde tight junctions na DOC-behandeling van geisoleerde rattelever plasma-membranen heeft D~.E.L.Benedetti na zijn vertrek in 1967 nog verder uitgewerkt in samenwerking met Dr.P.Emmelot (BC 02).

b. Invloed van incubatie van eisoleerde rattelever lasma­membranen in een Ca• ,_ of Na•-ionenrijk medium Drs.Felt­kamp).

Incubatie in een Ca""-ionenrijk medium blijkt de verschil­lende structuren van de geisoleerde plasma-membranen niet of nauwelijks aan te tasten. Incubatie in Na•-ionenrijk medium daarentegen geeft duidelijke veranderingen in de structuur van de plasma-membranen. De opbouw in een ııunit

membraneıı is merendeels verdwenen en heeft plaatsgemaakt voor een minder georganiseerde 11 vezelige 11 structuur. De membranen zijn in kleine brokstukken gebroken~ Structuren als d..%mosomen en ti.ght junctions zijn moeilijk terug te vinden en zijn veranderd in hun structuur. Ook hier lijkt weer, dat van alle gespecialiseerde structuren in de

Page 28: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk

-22-

membranen de tight junction het meest resistent is tegen allerlei invloeden, Dit onderzoek zal, in samenwerking met Dr.P.Emmelot, worden voortgezet en uitgebre~d met onderzoek naar ver­anderingen veroorzaakt door andere verbindingen, waarvan bekend is, dat zij de fysiologische eigenschappen van de membranen beinvloeden. Geschatte duur van het onderzoek onbekend.

c. Door Mevr.Roest-1vagenaar (biol.cand. V.U.) is een begin gemaakt met het onderzoek naar de lokalisatie van de ATPasen in rattelever, rattehepatomen en eisoleerde rattelever plasma-membranen samenwerking met Dr.P.Emme­lot -BC 02- en Drs.Feltkamp).

Biochemisch is reeds veel bekend over het verschil in verhouding tussen Mg·· en Na'-K' afhankelijke ATPasen in normale lever en in hepatoma's. Allereerst wordt ge­tracht de enzymen cytochemisch te lokalisereno Daarbij wordt geprobeerd een van de ATPasen specifiek te remmen om daardoor de plaats van de ander te vinden. Als dit met intact weefsels is gelukt, zal dezelfde techniek worden toegepast op geisoleerde plasma-membranen. Teneinde enige hulp bij de moeilijke technieken te krij­gen, heeft Mevr.Roest-lvagenaar een J-daags bezoek ge­bracht aan de afdeling electronenmicroscopie van de Uni­versiteit van Düsseldorf. Geschatte duur van het onderzoek 6-12 maanden.

d. In samenwerking met de afdelingen weefselkweek en bio­chemie (BC 02) is begonnen met een onderzoek (Drs.Felt­kamp en Mej.Gerhards) naar de struotuur van levercellen die reeds geruime tijd in weefselkweek zijn, waarbij bovenal gelet wordt op eventuele varanderingen in de cel­membraan en in het cel-cel-contact en de structuren van desmasamen en tight junctions.

EM 04 Onderzoek naar de fi"ne structuur van de muizehypof se in verschillende toestanden en van hypofysetumoren Drs.Felt­kamp en Drs.Dingemans, in samenwerking met Dr.H.G.Kwa - BL 05 a - ) ,

a. Met behulp van de cytochemische reactie op zure fosfata­se is nagegaan (Drs.Feltkamp) of in de zogenaamde "cyto­lysosomen" de door een membraan omgeven delen van het cytoplasma, waarin secretiekorrels, mitochondri~v en delen van het ruwe endoplasmatisch reticulum zijn te her­kennen, zure fosfatase-activiteit is aan te tonen. Deze structuren worden vooral waargenomen als eerste verande­ring in prolactine cellen bij de omzetting van een pro­lactine producerende turnar in een populatie met overwe­gend TSH-cellen. Inderdaad blijken de "dense bodies 11 en de cytolysosomen zure fosfatase-activiteit te bevatten, hetgeen erop wijst, dat een deel van de structuren in het cytoplasma na de omzetting, als het ware wordt opge­ruimd.

b. De onbekende cellen, die ontstaan in een TSH-produceren­de hypofyse-tumor na verandaring in hormonale stimulatie door opheffing van thyroxine deficientie en toediening

Page 29: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk

-23-

van oestron, zıJn nauwkeurig onderzocht (Drs.Feltkamp). Ret is gebleken, dat de ophopingen van glycogeen-achtig materiaal alleen te vinden zijn in cellen, die tevens secretiekorrels bevatten, overeenkomende met de secretie­korrels in TSR-cellen, Na enige tijd verdwijnen deze korrels en is er een combinatie van glycogeen-achtig ma­teriaal te vinden met korrels omgeven door een veel rui­mer membraan, de zogenaamde "losse envelopjes". Nog enige tijd later is het glycogeen verdwenen en zijn de cellen door deze "losse envelopjes" te herkennen. Retzelf'de type cellen is nu waargenomen in transplantaten van TSR-produ­cerende tumaren in dieren die niet thyroxine deficient zijn. Ret is bekend, dat deze transplantaten hormoon­afhankelijk zijn en alleen in een thyroxine deficient milieu verder uitgroeien. Dit is een indicatie dat de 11 losse envelopjes-cellen" inaetieve TSR-cellen zijn. Ret onderzoek naar het gedrag van deze cellen zal verder worden voortgezet. Tijdsduur onbekend.

c. Er is een begin gemaakt (Drs.Feltkamp) met de lokalisatie van de hypofyse-hormonen met behulp van immuno-electronen­microscopische technieken.

Mej.Drs.A.Hekman (IM 12) heeft hiervoor ferritine gekop­peld aan antilichamen tegen schape-prolactine. Met behulp van fluorescentie was reeds aangetoond dat dit antiserum ook reageert met muize-prolactine. De resultaten zijn nog in een beginstadium. Ret is gebleken, dat de anti­lichamen niet terug te vinden zijn in TSH-producerende cellen, wel in GR- en LTR-producerende cellen. In de GR­cellen duidelijk in de hormoonkorrels, in de LTR-cellen echter alleen in groepjes van kleine blaasjes aan de periferie van het Golgi-gebied. Er zal worden nagegaan of het ferritine de immunologische eigenschappen van het antiserum mogelijk heeft veranderd. Ret plan is om ferritine of peroxidase (dat gemakkelijk kan worden aangetoond) te koppelen aan een anti-konijne­gamma-globuline antiserum, waardoor indirect de complexen antistof-antilichaam na behandeling van het weefsel met specifieke antisera kunnen worden aangetoond. Mocht dit lukken, dan zal dit een grote steun zijn voor de bepaling van activiteit en celtype wat betreft hormoon-productie van de verschillende cellen in de hypofyse. Drs.Rekman (IM 12) heeft een begin gemaakt met de koppe­ling van peroxidase aan antilichamen. Deze techniek kan bij de oplossing van vele problemen van groot belang zijn. Ret tijdstip van de afsluiting van dit onderzoek is daarom moeilijk te bepalen.

d. TSH-tumoren in verschillende stadia.

Bij verdere observaties (Drs.Dingemans) van zogenaamde TSH-tumoren in weefselkweek (door de afdeling weefsel­kweek ingezet) bleek, dat de ontwikkeling in vitro te variabel was voor het doel om te kunnen beschikken over gemakkelijk te incuberen cellen onder gecontrôleerde om­standigheden. Daarom werd dit onderzoek beeindigd. Na het opwekken van TSR-tumaren door middel van radio­thyroidectomie, leek het aantal snel optredende thyroid­ectomie-cellen aanzienlijk groter te zijn dan het aantal

Page 30: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk

-24-

oorspronkelijk aanwezige TSH-cellen in de hypofyse. Dit zou betekenen, dat niet alleen TSH-cellen in thyroid­ectomie-cellen overgaan, maar ook celıen van andere types. Om dit nader te onderzoeken, werd bij een aantal muizen de functie van de schildklier onderdrukt door behalve radiothyroidectomie een dieet met weinig jodiuru en met methylthio-uracil toe te passen" Uit de veel sneller op­tredende eerste kleine gewichtstoename van de hypofyse bleek, dat de schildklierfunctie inderdaad beter geremd was na radiothyroidectomie alleen" Uit tellingen van de verschillende celtypes, verricht op verschillende tijdstippen na het begin van de behande­ling, bleek, dat er, zoals verwacht, meer thyroidectomie­cellen waren (12 dagen na het begin van de proef 10% van de totale celpopulatie) dan uit de oorspronkelijk aanwe­zige TSH-cellen (1-2% van de celpopulatie) gevormd had­den kunnen wordeno Hierbij is van belang, dat in de 6000 getelde cellen geen enkele mitose gevonden is en dat het aantal ongedifferentieerde cellen vrijwel can­stant bleef ; voorts, dat het aantal TSH-cellen niet af­nam, al is het, gezien het kleine aantal van deze cellen, moeilijk een eventuele afname precies vast te stellen" De conclusie moet zijn, dat de thyroidectomie-cellen ge­heel of voor het grootste gedeelte afkomstig zijn van cellen van een ander type dan de TSH-cellen. Daar de LH-cellen het enige celtype vormen, dat tijdens de proef in aantal afnam en de thyroidectomie-cellen, waarschijn­lijk door de extra sterke onderdrukking van de schild­klierfunctie, allerlei kenmerken vertoonden, die kenne­lijk een overblijfsel waren van hun oorspronkelijke morphologie, welke kenmerken uitstekend pasten bij LH­cellen, moet de meerderheid van de thyroidectomie-cellen wel bestaan uit veranderde LH-cellen" Deze conclusie sluit aan bij conclusies, vroeger door Dr.H.G.Kwa getrok­ken uit de gewichtscurves van hypofyse-tumoren. De morphologische kenmerken van de gevormde thyroidecto­mie-cellen werden systematisch bekeken en hun verande­ringen tijdens de proef kwantitatief gevolgd.

Voor 1968 komen de volgende vraagstellingen in studie

1. Bevestiging van de resultaten ~

a. is het optreden van de thyroidectomie-cellen inder­daad zô snel, dat zij niet uit TSH-cellen ontstaan kunnen zijn ?

b. neemt het aantal TSH-cellen inderdaad niet af na het remmen van de schildklierfunctie ?

c. is de afname van het aantal LH-cellen statistisch aan te tonen en te correleren met de taename van het aantal thyroidectomie-cellen ?

2. Gaan de waargenomen verschuivingen van de celtypes ge­paard met de te verwachten verschuivingen in hormonale activiteit ?

J. Hoe gedragen zich de verschillende fracties van de cel­populatie in latere stadia,vooral wanneer eelvermeerde­ring begint op te treden ?

Page 31: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk

E.i\1 05

-25-

4. Verbonen de groe~curves van tumoren, opgewekt met be­hulp van rad~othyroıdectom~e, jod~umvr~j d~eet en methylth~o-urac~l, afw~jk~ngen van d~e na rad~othyroıd­ectom~e alleen ?

Onderzoek van v~rusdeeltjes ~n versch~llende mu~ze-stammen (Dr.Calafat).

a. In samenwerk~ng met D~s.L.H.Boot (BL 04) werd de trans­m~ss~e van B-deeltjes bestudeerd door de aanwez~ghe~d van B-deeltjes na te gaan ~n mammatumoren, d~e met behulp van hypofyse-~sotransplantaten werden verkregen. In bastaard-comb~nat~es van mu~zen, d~e door fosteren het MTV hebben verloren, met mu~zen d~e noo~t contact hebben gehad met MTV, ~s er geen transm~ss~e van B-deel­tjes; wanneer de twee ouders contact hebben gehad met MTV, ~s er wel transm~ss~e van B-deeltjes (b~jvoorbeeld b~j CJHzdz). In versch~llende stammen d~e B-deeltjes bez~tten of ~n aanrak~ng z~jn geweest met MTV, z~jn A-~ntrac~sternal­

deeltjes gevonden. De beteken~s h~ervan fS tot nu toe n~et bekend. Ook z~jn er B-deeltjes en C-deeltjes (d~e ~n verband staan met leukaem~e) tegel~jk gevonden ~n de­zelfde mammatumoren. D~t w~jst erop dat deze twee ver­sch~llende v~russen, tegel~jk voorkomend ~n hetzelfde weefsel, geen ~nterfererende werk~ng op elkaar u~toefe­nen.

b. In samenwerk~ng met Dr.Ph.C.Hageman (Bl 04) ~s de ultra­structuur van de B-deeltjes onderzocht. De bu~ten-membraan van de deeltjes verdw~jnt door behandel~ng met 0,2% DOC gedurende JO m~n., waarna de kernen kunnen worden geıso­leerd~

De kern-fract~e werd verder behandeld met EDTA om te trachten de kernen open te kr~jgen; de morpholog~e na EDTA-behandel~ng bleek echter n~et veranderd. Ook behan­del~ng van de kern-fract~e met RNase (10;ug/ml) gedurende 10 m~nuten gaf geen verandaring ~n de morpholog~e. Deze resultaten w~jzen erop, dat het RNA in de kern n~et vr~j ~s, maar hecht aan e~w~t ~s gebonden.

c .. In samenwerk~ng met Dr s. J. H. Daams, afdel~ng ~mmunolog~e werden ~e versch~liende l~jnen d~e ~n de dubbeld~ffus~e­test volgens Ouchterlony ontstaan tussen ant~serum tegen geisoleerde B-deeltjes en al of n~et voorbehandelde B-deeltjes, met de electronenm~croscoop bestudeerd. Wan­neer het B-deeltjes preparaat ~s beschermd met album~ne ~s er een d~ffus~el~jn z~chtbaar, waar~n groepen B-deel­tjes werden waargenomen. Na behandel~ng van de B-deeltjes met tween-ether ontstonden er dr~e l~jnen ~n de d~ffus~e­test. Deze l~jnen vertoonden alle de morpholog~e van een granula~r prec~p~taat.

d. In samenwerk~ng met Dr.Ph.C.Hageman (BL 04) wordt een onderzoek verr~cht naar de lokal~sat~e van het R-MTV ~n het bloed. Versch~llende fract~es geisoleerd u~t een lysaat van erythrocyten werden bestudeerd, maar tot nu toe zonder resultaat.

Page 32: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk

-26-

Programma 1968

a. In samenwerking met Dr.L.M.Boot (BL 04) zullen nog meer mammatumoren van verschillende stammen en bastaarden be­keken worden om de transmissis van B-deeltjes te bestu­deren. De duur van dit onderzoek is onbekend.

b. In samenwerking met Dr.Ph.C.Hageman (BL 04) wordt het onderzoek over het R-MTV voortgezet. Het biologische re­sultaat van verschillende fracties waarmee muizen zijn ingespoten, moet worden afgewacht. Duur van onderzoek onbekend.

c. In samenwerking met Drs.P.A.J.Bentvelzen (BL 04) wordt nagegaan of er een relatie is te vinden tussen B- en C-deeltjes of Aı·- en C-deeltjes bij BALB/c en bastaard­combinaties van BALE/c. Duur van dit onderzoek ongeveer een half jaar.

d. In samenwerking met Dr.R.van Nie (BL 04) wordt de aan­wezigheid van B-deeltjes in de Gr-stam bestudeerd. Het is bekend dat de transmissis van de deeltjes bij Gr an­ders gaat dan bij de MTV-stammen, en dat de mammatumoren duidelijk hormoon-afhankelijk zijn. Er zal worden onderzocht of de B-deeltjes in de melk­klier van Gr-muizen eerder aan te tonen zijn dan in MTV­stammen en tevens of de B-deeltjes ook in andere organen te vinden zijn. Bovendien zal de morphologie van de mammatumoren van Gr in verschillende stadia van groei en regressie bekeken worden.

Page 33: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk

F 01

W.L.van Es, hoofd

C.J.P.Slee

AFDELING FYSICA

-27-

Aan de verschillende afdelingen werd hulp verleend bij het oplossen van problemen met fysische of electronische ~s­pecten en bij het opheffen van storingen in bestaande appa­ratuur.

Er werden een aantal apparaten vervaardigd, welke duplicaten zijn van eerder ontwikkelde, of om andere redenen niet tot het eigenlijke researchwerk kunnen worden gerekend~

Naast deze werkzaamheden werden de volgende onderzoekingen verricht.

Scanningapparatuur ultracentrifuge

De werkzaamheden aan deze apparatuur, welke reeds eerder in samenwerking met Drs.W.S.Bont (EC OJ) werd ontwikkeld, be­stonden hoofdzakelijk uit het verrichten van metingen en het uitvoeren van nieuwe experimenten. Hierbij bleek het inderdaad mogelijk alle geplande experimenten zonder moei­lijkheden en met grote nauwkeurigheid uit te veeren (Analy­tical Biochemistry,17,J27-J4J,1966; Analytica Chimica Acta J8,147-156,1967). Bovendien werd door deze experimenten het vermeeden bevestigd dat niet de scanningapparatuur, doch het optische deel van de centrifuge de nauwkeurigheid be­paalt. Verbetering van dit gedeelte zal vrijwel zeker tot nog grotere nauwkeurigheid leiden. Een onderzoek in deze richting is inmiddels begonnen met de ontwikkeling van een hiervoor benodigde, zeer stabiele voedingsschakeling ter verbetering van het verlichtingssysteem.

F 02 Apparatuur voor extinctieregistratie als functie van de temperatuur.

F OJ

Dit op verzoek van Dr.M,Sluyser begonnen onderzoek kon wor­den afgesloten. Hoewel zich enkele problemen voordeden met betrekki..ng tot de hoge nauwkeurigheidseisen -ıvelke moes­ten-wordAn gesteld, bleek het mogelijk geheel aan de wensen te voldoen. Na een uitvoerige beproeving is het apparaat thans in gebruik op de afdeling biochemie. Ook van andere afdelingen blijkt een duidelijke belangstelling te bestaan voor dit apparaat, dat naast goede nauwkeurigheid een zeer grote tijdsbesparing oplevert.

Infuuspompjes

Het eerste, geheel uit batterijen gevoede apparaat is nu geruime tijd in de kliniek in gebruik- Het blijkt mogelijk de gewenste periade van 4 weken ruimschoots met een set batterijen te overbruggen, waarbij de nauwkeurigheid ver binnen de gestelde grenzen blijft. Aangezien behoefte be­staat aan meer exemplaren, werd de bouw van een tweede - met enkele detailverbeteringen-ter hand genomen. Ret eigenlijke onderzoek is afgesloten.

Page 34: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk

-28-

Voor het komende jaar staan de volgende onderzoekingen op het programma

aT het langs optisch-electronische weg interpreteren van microscoopbeelden,

b. een onderzoek naar de electrische eigenschappen van de celwand,

c. een apparaat voor extinctie-registratie.

De mogelijkheden ter realisering van deze projecten dienen eerst nog te worden onderzocht.

Page 35: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk

IM 01

-29-AFDELING IMMUNOLOGIE

Dr.Ph.Rümke, hoofd Mej.Drs~C.L.Brat

Drs.J.H Daams

J.V.Th.H.Hamerlynck,arts Mej.Drs,A.Hekman Mavr.Dr.S.Budina Kresno (gast)

Mej.N.van Amstel, Mej.H.A.Buter, Mej.M.L.Janse, Mej.M.Luning, Mevr.R.P.Schüller-Sysma, MejoM.Titus.

Onderzoeki~~~~~~ melk-antigenen i~et normale mamma­epitheel en~~~E~lende varmen van mammacarcinoom bij de mens (Dr,Rrtmke en Drs.Hekman)"

Een monospecifiek antiserum gericht tegen lactoferrine werd gebruikt om met behulp va:::ı de indirecte immunofluorescentie techniek lactoferrine in m9nselijk mamma-epitheel en carei­noam te identificeren. De voorlopige onderzoekingen uitge­voerd door Dr. Olga Mioduzt=:.ı·rska, die vier maanden als gast op de afdeling gewe~kt heeft, wezen uit, dat sommige mammatumo­ren w~l, andere g~~n lacto~errine in het cytoplasma bezitten, soms bleek slechts een gedeelte van de tumorcellen dit eiwit te bevatten. Dit onderzoek wordt in 1968 voortgezet en uitgebreid o.a. door ook mammacarcinoom-metastasen in ovc::. t:'ia te onderzoeken om op korte termijn te kunnen uitmaken of er een correlatie bestaat tussen lactoferrine-bezit en hormonale afhankelijk­heid.

IM OJ Onder8oek in vitro betreffende het immunologische gedrag yan cir~ulerende lym:ehocyten van patienten lijdende aan mammacarcinoom met lymRhocytaire infiltraten in de tuınor ten aar.l~~en van tumorspecif~e~ntigenen (Drs.Brat).

Het voorkomen van lymphocytaire infiltraten in deze tumaren zouden erop kunnen wijzen, dat er een mogelijke afweer van de patiente tegenover haar tumor bestaat, m.a.w. de tumor­eellan zouden een vreemde component bezitten, waarop het immunologisch apparaat reageert. Om dit na te gaan werd het volgende experiment opgezet. De immunologische activiteit van lymphocyten ten opzichte van bepaalde antigenen kan door kweken in vitro worden ge~ meten. Een verhoogde DEA synthese, gemeten aan 14c thymidi­ne incorporatie kan als parameter van de reactiviteit wor­den gebruikto

Uitvoering_ Perifere lymphocyten worden uit het bloed van patiente met mammacarcinoom geisoleerd en vervolgens gekweekt. Van de turnar wordt een celsuspensie bereid, vervolgens bestraald en aan de lymphocytenkweek toegevoegd. Indien de tumorcellen een antigene prikkel zijn waar de lymphocyten reeds voor gesensibiliseerd zijn, zullen de lymphocyten gestimuleerd worden, als de tumorcellen aan de kweek worden toegevoegd. Tevens wordt nagegaan of lymphocy­ten toxisch werken op autologe tumorcellen. Het probleem bij de interpretatie van de resultaten is,dat wij ui tgaan '-an e en zeer gemengde celsuspensie (ı_:~e.t allean

Page 36: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk

-30-

bestaande uit tumorcellen, maar ook uit normale cellen; vaak is het percentage tumorcellen in de celsuspensie met moeite te bepalen) en dat de tumorcellen en lymphocyten, nadat zij samen gekweekt zijn, vrijwel niet meer van elkaar te onderscheiden zijn. Met behulp van fluorescentieproeven werden de sera van pa­tienten met mammacarcinomen onderzocht op het vvorkomen van humorale antistoffen gericht tegen tumorspecifieke antige­nen. Deze tests werden uitgevoerd op smears. Tot op heden werden geen humorale antistoffen gevonden.

IM 04 In samenwerking met Dr.P.Emmelot(BC 02) zal de specifieke tumaranti eniciteit van ratte-hepatoom-plasma-membranen

Dr.Rümke worden onderzocht. Voorlopig werd alleen onderzocht of het hepatoom, dat door de afdeling biochemie gebrui~wordt voor isolatie van de plasma-membraan, een specifieke tumorantigeniciteit bezit. Er is nog geen antwoord op deze vraag.

IM 07 Onderzoekin en over auto-antilichaam-vormin tozoen (Dr.Rümke

a. Antistoffen

Voor dit onderwerp werd een W.H.O.-subsidie verkregen, waarmee Dr.Hamerlynck aan de afdeling verbenden kon wor­den. Nieuwe technieken voor het aantonen van antistoffen tegen spermatozoen bij kinderloze mannen werden uitgewerkt. In het bijzonder werden methoden ontwikkeld om cytotoxi­sche antistoffen tegen spermatozoen aan te tonen en bo­vendien werd de fluorescentietechniek hiervoor gebruikt. Er zijn aanwijzingen dat het aantonen van deze antistof­fen van klinisch belang kan zijn. Men hoopt, dat met het aantonen van spermatoxische anti­stoffen een auto-immuun orchitis aangetoond kan worden, zoals experimenteel bij dieren mogelijk is. Dit zal in 1968 verder worden onderzocht.

Onderzoekingen met serum van oudere mensen, o.a. nonnen, hebben ertoe geleid, dat geconcludeerd kan worden, dat spermaresorptie niet de enige oorzaak van de auto- of isoantistofvorming hoeft te zijn.

Experimenten met mannelijke ratten hebben geleerd, dat eenzijdige afsluiting van het vas deferen~ kan resulte­ren in vorming van spermagglutininen, zonder dat de vruchtbaarheid van de dieren wordt aangetast. De agglu­tininen in ratteserum waren aanvankelijk om technische redenen moeilijk kwantitatief aan te tonen. Een macro­scopische techniek zoals deze voor menselijk serum met sperma gebruikt wordt, werd in een gemodificeerde vorm geschikt gevonden voor rattesperma.

b. samenstellin (Dr.Rümke en Drs .-Hekman .

In verband met de onderzoekingen over auto-antistoffen tegen spermatozoen, werd een onderzoek verricht naar de antigene eigenschappen van spermaplasma. Door mid­del van immuno-electroforese met konijne-antisera tegen

Page 37: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk

-31-menselijk spermaplasma,konden hierin tien antigene com­ponenten onderscheiden worden; drie hiervan bleken bloed­plasma eiwitten te zijn, van de overige (spermaplasma­specifieke) antigenen waren er drie afkomstig uit de prostaat en twee uit de zaadblazen •. Antigenen afkomstig uit testis of epididymis waren niet of in zeer geringe ho.eveelheid aanwezig. Een van de componenten afkomstig uit de zaadblaas kon geıdentificeerd worden als lacto­ferrine, een eiwit dat ook in andere secreties als melk, speeksel,enz. wordt aangetroffen. Lactoferrine bleek niet alleen in spermaplasma, maar ook gebonden aan sper­matozoen voor te komen. Naar alle waarschijnlijkheid be­vatten testiculaire spermatozoen geen lactoferrine, maar wordt dit gebonden als de spermatozoen in contact komen met zaadblaasvocht. Of het voorkomen van een dergelijk niet orgaan-specifiek antigeen op het oppervlak van de spermatozoen een fysiologische functie heeft, kon nog niet worden vastgesteld.

IM 08 An tigenici te it van his tonen (Dr .Rümke en Drs .. Hekman).

In samenwerking met Dr.M.Sluyser (BC 07) werd aangetoond, dat ratteleverhistonen voor het konijn antigeen zijn. Konijnen antis.era tegen verschillende histonfracties werden gebruikt om de antigeniciteit van histonen uit versehillen­de organen, ook van verschillende diersoorten., verder te onderzoeken. Dit onderzoek is vooral van belang om de vraag te beantwoor­den of orgaanspecifieke histonen bestaan. Hoewel wel verschi~ len in oplosbaarheid konden worden aangetoond, was het nog niet mogelijk antigene specificiteit te onderscheiden. Het onderzoek kan mogelijk in 1968 worden afgesloten.

IM 09 Een vroe er onderzoek naar het voorkomen van auto-antistof­fen bij lijders aan mammacarcinoom Dr.Rümke heeft geleid tot beschrijving van een uitzonderlijke pa­tiente (Europ.J.Cancer 1965). Deze vrouw had tekenen van immuniteit tegen de eigen tumor (zowel anamnestisch als histologisch), waarbij in het serum auto-antistoffen tegen normale mitochondrien werden aangetoond. De vraag rees of deze antistoffen mogelijkerwijs op zich­zelf remrning van tumorgroei kunnen veroorzaken. Daartoe wer­den muizenproeven gedaan. Het was mogelijk bij muizen auto­antistoffen tegen mitochondrien, zij het in relatief lage titer, op te wekken. Deze dieren hadden echter geen ver­hoogde weerstand tegen enttumoren. (Evenmin afwijkingen aan de lever, zoals ook nog mogelijk was geweest, omdat auto­antistoffen tegen mitochondrien in het bijzonder bij lij­ders aan primaire biliaire cirrhose voorkomen). Dit onderzoek heeft geleid tot het uitwerken van een immunofluorescentietest op uitstrijken van rattelever-cel-suspensies. . Dit substraat bleek zeer geschikt voor het aantonen van deze antistoffen in patienten-sera, met het voordeel dat geen cryostaat gebruikt behoeft te worden om orgaancoupes te snijden. ( Gepubliceerd in Na ture, 1967) .

Page 38: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk

-32-

IM 10 Immunologische status van rakers (Dr.Rümke en Drs.Brat).

IM 11

IM 12

Vele experimenteel geinduceerde tumaren ontstaan eerder en frequenter wanneer het immuunapparaat niet optimaal functio­neert. Carcinogenen kunnen op zichzelf een immuno-suppres­sieve werking hebben, tumorinductie zal daardoor vergemak­kelijkt worden. De immuno-suppressieve werking is in de latente phase v6ôr het manifest worden van een turnar reeds aantoonbaar. Het is denkbaar dat ook bij de mens careinage­ne stoffen, bijvoorbeeld die in sigarettenrock voorkomBn, een dergelijke werking uitoefenen. Het ontstaan van bron­chuscarcinoom zou dan mede een immunologische achtergrond hebben. Om dit na te gaan, wordt een vergelijkend onderzoek verricht naar de immunologische status van rakers en niet-rokers. Rokers (minstens 20 sigaretten per dag,gedurende meer dan 20 jaar) en niet-rokers van het mannelijke geslacht tussen 45 en 55 jaar, uit een werkkring (kantoorpersoneel) worden daartoe vergeleken wat betreft serumtiters tegen versehillen­de virussen, gehalte aan bloedgroep-antistoffen en gehalte aan immunoglobulines IgG, -A en -M. Tevens wordt de in vitro response nagegaan van de perifere lymphocyten ten aanzien van het sterke niet specifieke antigeen~ phytohemagglutinine. De sterkte van response kan worden gemeten aan de hand van de 14c thymidine incorporatie in het DNA van de lymphocyten. Tat nu tae wijzen de resultaten op een verlaging van de immuun response in de te verwachten richting. Door follow-up van deze vrijwilligers is na te gaan of er een correlatie bestaat tussen ontstaan van bronchuscarcinoom en een subnor­male immuunstatus vô6r het manifest worden van het carcinoom.

Fetuine onderzoek (Dr.Rümke)

Volgens dierexperirnentele gegevens zou het voorkomen van em­bryonaa:L alpha-glabuline (fetuıne) in het serum van volwassen dieren bewijzend zijn voor het bestaan van primair levercar­cinoom. In samenwerking met Dr.Kresno,Djakarta, zal worden nagegaan of dit ook bij de mens het geval is. De voorlopige onderzoe­kingen tonen aan, dat inderdaad de meeste pati§nten met primair levercarcinoom fetuıne in het serum hebben, terwijl het niet bij contr8le-pati§nten kon worden aangetoond. Dit globuline wordt aangetoond met behulp van een konijne-anti­serum tegen navelstreng-serum van te vroeg geborenen en gel­diffusie technieken.

Ontwikkeling nieuwe technieken.

a. Immuno-electronenmicroscopische technieken{Drs.Hekman).

De reeds met succes met ferritine gemerkte antisera wer­den door Drs.Feltkamp gebruikt in preliminaire experimen­ten ter lokalisatie van prolactine en rattelever histo-­nen. De mogelijkheid zal worden onderzocht antisera in plaats van met ferritine te merken, met peroxydase. Dit zal o_a. het binnendringen in de eel vergemakkelijken door d~ aan­zienlijk geringere afmetingen van de label. Waarschij:f'J.ijk is het, met op deze wijze gemerkte antisera, mogelijk gebruik te maken van de zogenaamde indirecte techniek, waarbij door middel van een gemerkt antiserum, bijvoor­beeld gerich t te gen konijne gamma-globulinen, de lo kalisatie

Page 39: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk

-JJ-bepaald kan worden van een groot aantal uiteenlopende antigenen via daartegen gerichte niet gemerkte konijne­antisera, Dit is een veel efficientere werkwijze dan de dirGcte techniek, waarbij alle te gebruiken antisera gemerkt moeten worden, met alle moeilijkheden van dien,

b. Universeel fluorescerend anti lgG conjugaat (Dr,Rümke),

Er bestaat behoefte aan fluorescerende anti-immunoglo­buline, in het bijzonder anti IgG, antiserum dat rea­geıren kan met de gamma-globulinen van verschillende diersoorten. Daar het bekend is dat de rheumafactor zoals deze aanwezig is in het serum van de meeste lij­ders aan rheumatoide arthritis, een IgH auto-antistof is gericht tegen ııontvouwenır IgG van niet-soortspecifie­ke aard, zou rheumaserum aan de bovengenoemde eis kun­nen voldoen. Inderdaad bleken verschillende sera met een hoge titer aan rheumafactor in een indirecte fluorescentieproef met konijne-gamma-globuline te reageren. Daarop werd ge­tracht de rheumafactor te isoleren en direct te conjuge­ren. Deze stap heeft nog geen succes gehad, waarschijn­lijk omdat de rheumafactor een macro-gamma-globuline is en daarom moeilijker te conjugeren is met isothiocyanaat dan het gebruikelijke IgG. Aan het oplossen van dit probleem wordt verder gewerkt.

Page 40: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk

PA 01

AFDELING PATHOLOGIE

Dr.R.O.van der Heul, hoofd J.F.M.Delemarre Dr.W.Misdorp,dierenarts

-34-

F.E.van Alphen,H.Korver,H.C.van Mourik, Mevr.H.L.Nauta­van Gelder,W.Ternede.

Verbetering diagnostiek

Di± onderzoek richt zich in het bijzonder op

a) de differentiele diagnose tussen tumaren en hierop lij­kende processen,

b) nauwkeurige classificatie van tumoren.

De differentiele diagnose tussen enerzijds reactieve, niet neoplastische weekeringen van lympho-reticulaire weefsels en anderzijds maligne gezwellen van dergelijke weefsels levert nogal eens moeilijkheden op. Verder wordt het uit therapeutisch en prognostisch oogpunt steeds belangrijker om maligne lympho-reticulaire weefsel­woekeringen zo nauwkeurig mogelijk te classificeren. Mede in verband met GEKA-projecten en met daaruit voort­vloeiende internationale cantaeten wordt getracht criteria te vinden voor een zo optimaal mogelijke differentiele diagnose en classificatie met behulp van een combinatie van methodieken als : standarisatie der kleuringen, versehillen­de fixatiemethodieken o.a. glutaaraldehyde, half-dunne cou­pes (0.1 ;ı), cytologisch onderzoek (deppreparaten, sedimen­tatiekamer), enzymhistochemisch onderzoek, enz. Ook de histologische classificatie van gezwellen der weke delen en de differentiele diagnose hiervan ten opzichte van o.a. pseudo-tumoren veroorzaken nogal eens moeilijkheden. Met eerder genoemde methodieken zal getracht worden classi­ficatie en diagnostiek te verbeteren.

De coupes die nationaal en internationaal (voorlopig Belgie en Frankrijk) worden rondgestuurd, worden op onze afdeling gesneden en gekleurd (gestandariseerd).

PA 02 Relatie van histologisch beeld tot biologisch gedrag van tumoren.

a. Onderzoek en klinisch beloop van maligne melanoblastomen Dr.van der Heul).

Aan de hand van gevallen (plm.SOO), verzameld door de werkgroep tl Maligne Melanomen tl ( L.O.K. ) wordt dit onderzoek verricht, tezamen met M.Hartog (Vrije Uni­versiteit). Een lijst van 76 histologische kenmerken is opgesteld.

Dit onderzoek is mede belangrijk door het lidmaat­schap van de International Group for the Clinical Study of Melanoma ( secretariaat : Milaan, Prof. U. Veranesi) •

Page 41: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk

-35-

b. Onderzoek naar de relatie tussen histologisch beeld en klinisch beloop van longcarcinoom (Dr.van der Reul).

Door de Commissie Longkanker (L.O.K.) zijn plm.4000 ge­vallen verzameld. Een eerste onderzoek is verricht aangaande de relatie van een aantal histologische kenmerken van adenocarci­noom tot het klinische beloop en aangaande het biologi­sche gedrag van het zogenaamde bronchiolo-alveolair carcinoom (voordracht voor International Academy of Pathology, mei 1967, Utrecht).

De commissie bestaat uit Prof.Dr.R.Deenstra, Prof.Dr.J. Swierenga, Prof.Dr.N.G.M.Orie, Dr.P.J.Bangma, Dr.P.1homas en Dr.van der Reul. Ret verzamelen van gevallen is afgesloten. Bewerking van het materiaal is gaande.

c. Onderzoek naar de relatie tussen het röntgenbeeld en het histologische aspect, in het bijzonder van periostale beenvormende reacties,in geval van maligne beentumoren (Dr.van der Reul en J.Vermey,röntgenoloog te Voorburg).

Dit onderzoek geschiedt niet alleen vanuit diagnostische en differentieel diagnostische doelstellingen, maar voor­al om na te gaan in hoeverre op grond van het röntgen­beeld de uitbreiding van een dergelijke tumor is te be­palen.

Ret ligt in de bedoeling de bevindingen uit te werken tot een dissertatie (Promotor Prof.Dr.J.R.von Ronnen). Een voorlopig verslag zal worden uitgebracht op het internationale radiologen congres (Symposium Ossium) te Londen, april 1968.

d. Gradering van reuzenceltumoren (Dr.van der Reul en A.C.J.M.Erens,röntgenoloog te Leiden).

Aan de hand van de reuzenceltumoren uit het archief van de Commissie voor Beenturnoren wordt nagegaan of het rnoge­lijk is te graderen op basis van röntgenologische ken­merken en in hoeverre deze gradering overeenkomst met die op grond van het histologische aspect. De histologi­sche gradering van reuzencelturnoren gebeurt op een totaal van kenmerken (graad I,II,III) zonder dat de betekenis van de afzonderlijke kenmerken nauwkeurig is onderzocht. Dit laatste nu wordt bestudeerd.

Ret onderzoek is voor een belangrijk deel voltooid. De röntgenologische aspecten zullen door A.C.J.M.Erens wor­den gepubliceerd als dissertatie (Promotor Prof.Dr.J.R. von Ronnen) .

e. Inventarisatie van kaaktumoren en hierop lijkende pröces­~ (Dr.van der Reul).

Een werkgroep (Cornmissie voor Kaaktumoren) is opgericht, teneinde beter inzicht te verkrijgen in diagnostiek en klinisch beloop van deze tumoren en hierop lijkende aan­doeningen,resp. in de aard van processen als het zoge­naamde ııreparatief granuloom".

Voorlopig bestaat de commissie uit Prof.Dr.~R,N.Hadders, Dr.R.O.van der Reul, Dr.1if.A.M.van der Kwast en A.K.Panders,

Page 42: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk

-36-

De organisatie geschiedt vanuit Amsterdam.Internationaal bestaat contact met de ~orld Health Organization (Prof. J.J.Pindborg, Copenhagen). Voorbereiding wordt getroffen voor hc;t internationale cangres van kaakchirurgen, dat in 1970 in Nederland zal worden gehouden.

f. Onderzoek naar de betekenis en evolutie van hyperplasti­sche epitheelveranderingen in de larynx (Dr.Delemarre).

De revisie van de microscopische preparaten van ons instituut en het Ziekenhuis Dijkzigt - Rotterdamsch Radio­Therapeutisch Instituut=werd voltooid. De verschillende histologische kenmerken worden per pre­paraat op daartoe ontworpen formulisren ingevuld, zowel kwalitatief als kwantitatief. De ziektegeschiedenissen werden alle bewerkt en een aan­tal klinische gegevens werden per pati~nt op formulieren ingevuld. Bij bestudering hiervan bleek in tegenstelling tot buitenlandse onderzoekingen, dat vrijwel alle pa­ti~nten een behandeling hadden ondergaan en dat een ge­ring aantal van de afwijkingen maligne ''ra s geworden. Hierdoor wordt het moeilijk naar correlaties te zoeken tussen morphologische varanderingen en prognose. Daarom is een begin gemaakt met een uitbreiding van het onder­zoek met pati~nteri van het Wilhelmina Gasthuis en mate­riaal afkomstig van het Pathologisch Laboratorium te Arnhem (hoofd Dr.B.J.Mansens).

g. Onderzoek naar de relatie tussen het histologische beeld en het biologisch gedrag van nefroblastomen - 'i'Tilms' tumo­ren (J.F.Pi:.Delemarre en O.A.van Dobbenburgh)

Het ligt in de bedeeling dat bepaalde aspecten van dit onderzoek worden opgenomen in een dissertatie.

PA 03 Vergelijking menselijke en dierlijke gezwellen (Dr.W.Misdorp)

a. Spantane mammatumoren bij de hond en de kat vergeleken met die van de mens.

Onze afdeling pathologie is door de W.H.O. in 1965 aan­gewezen als 1e intdrnationale centrum voor vergelijkend tumoronderzoek. Ret overkoepelende centrum, het zoge­naamde W.H.O.-reference centre, is gevestigd in het Armed Forces Institute te \ifashington.

1. Door de internationale groep voor de vergelijkende studie van mammatumoren is een classificatiesysteem voor maligne mammatumoren bij de hond opgezet. Op basis van deze voorlopige classificatie zijn ruim 450 gemetastaseerde mammacarcinomen ingedeeld. Deze tumaren ıv-orden tezaman met [email protected] (Uni­versiteit van Amsterdam) nader bestudeerd; speciale aandacht wordt besteed aan vergelijking met mense­lijke mammatumoren. In augustus 1968 komt de studiegroep te Allisterdam bijeen om te trachten tot een definitieve classi­ficatie te komen. Een turnaratlas is in voorbereiding.

Page 43: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk

-J7-

2. Over de mammatumoren van de kat was tot dusver wei­nig bekend. De publicatie over een relatief groot aantal katten (61) met gemetastaseerde mammatumoren is practisch voltooid(K.W.Head (Londen), W.Misdorp, J.F.Hampe). De zeer maligne mammacarcinomen van de kat lijken bijzonder belangwekkend, gezien hun metastaserings­patroon en het voorkomen van grote hoeveelheden lymphocyten en plasmacellen om de primaire tumoren. Dit laatste kenmerk kan misschien geduid worden als een, kennelijk mislukte, afweerpoging van de gast­vrouw ten opzichte van de tumor. Medewerking wordt verleend aan het verkrijgen van vers tumormateriaal van katten met mammacarcinoom voor immunologisch en virologisch onderzoek. Dit onderzoek geschiedt door Drs.J.H.Daams en Drs.P.A.J. Bentvelzen (BL 04 b.) en Mej.Drs.L.C.Brat (IM OJ). Dit tumormateriaal wordt ook histochemisch onderzocht (Dr.M.J.G.Schoenmakers, Hilhelmina Gasthuis). Naar het zich laat aanzien is project PA OJ van lange duur, ten minste S jaar.

b. Skelettumoren van de hond

Dit betreft een gecombineerd klinisch, röntgenologisch en histologisch onderzoek. Dit onderzoek geschiedt in samenwerking met N.P.Kas,prac­tiserend dierenarts. Meer dan 100 primaire battumaren zijn thans in studie. Het onderzoek draagt een vergelij­kend karakter. Prof.Dr.B.A.den Herder (afdeling röntgenologie, Vrije Universiteit), Prof.Dr.G.H.B.Teunissen (Kliniek voor Kleine Huisdieren) en Dr.van der Heul verlenen hun mede~ werking. De duur van dit project wordt geschat op J jaar. Het is waarschijnlijk dat dit project in internationaal verband wordt uitgebouwd.

c. Inventarisatie van congenitale tumaren bij dieren en vergelijking hiervan met die bij de mens.

De voorlopige resultaten van dit onderzoek, dat zich over een lange periade zal voortzetten, zijn inmiddels gepu­bliceerd (W.Misdorp, Pathologia Vet.2 : J28-J4J,196S).

PA 04 Epidemiologisch onderzoek (Dr.Misdorp)

a. Onderzoek van tumor~n en tumorachitge processen bij grote huisdieron

Dit onderzoek is tot stand gekomen in samenwerking met het Abattoir te Amsterdam. Epidemiologisch kan dit onder­zoek van waarde zijn, uitgaande van het feit dat bepaal­de slachtdieren (bijv.runderen) blootstaan aan invloe­den (radioactievc fall-out, insecticiden, enz.), die mo­gelijk carcinugeen zijn. De voorlopige resultaten van een dergelijk onderzoek zijn inmiddels gepubliceerd (H.Misdorp, J.Comp.Path. en Tijdschrift voor Diergeneeskunde). Speciale aanda~ıt is ook besteed aan de lymphatische leucose bij het rund, een ziekte die in internationaal

Page 44: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk

-38-

verband bestudserd wordt, gezien de aanwıJzingen, dat deze ziekte door een virus veroorzaakt kan zijri. De voorlopige resultaten zijn samengevat in een zo juist voltooide publicatie (W.Misdorp, D.C.Dodd leucosis in cattle in the Netherlands). Ret is een langdurig, doorlopend project van nog niet te sehatten duur.

b. Tumaren ~ ~entuindieren

In samenwerking met de Amsterdamse dierentuin Artis en de Afdeling Ziekten bijzondere dieren (Dr.P.Zwart) werd dit onderzoek opgezet. Doel : het vergroten van kennis over het voorkomen van tumaren bij exotische dieren, die in gevangenschap leven. Coördinatie van dit onderzoek in internationaal verband (U.S.A., West-Europa, Oost-Europa). De mogelijkheid bestaat dat aldus nieuwe proefdieren worden gevonden, die in het bijzonder geschikt zijn voor bepaalde aspecten van experimenteel kankeronderzoek, Langdurig project, voorlopig geschat op ten minste 10 jaar.

Page 45: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk

WK 01

-39-

AFDELING WEEFSELKWEEK

Hr.C.J.Homburg, Hr.J.F.Bosma, Hr.J.Bovenkerk, Me~.A.M.Koot Mej.G.H.M. de Vries.

Aanhouden en ontwikkelen van celmateriaal ten behoeve van diverse onderzoekingen. (Hr.Homburg)

a. Het kweken van hypofyse-transplantaten ten behoeve van Drs.L.M.Boot (BL 04ı a/1) moest helaas worden gestaakt wegens het vertrek van Mej.A.Rückert (analyste). Zodra in een goede oplossing is kunnen worden voorzien, zal dit werk worden voortgezet.

b. Nadat het eind 1966 gelukte om epitheelcellen van de lever van een 20 dagen oud ratte-embryo in cultuur te brengen, werd deze kweek voortgezet. Nu deze cellen na ruim 1 jaar in vitro zijn gegroeid, kunnen zij voor ver­schillende onderzoekingen beschikbaar worden gesteld.

c. Een groot deel van de tijd werd besteed aan de ontwikke­ling van lever-epitheel-celstammen van ratten die respec­tievelijk 1, 2, 4, 10 en 28 dagen oud waren. De gevonden methode van selectie en groei bleek bij herha­ling bruikbaar, al werden de moeilijkheden met taenemende leeftijd steeds groter. Ret doel is het verkrijgen van lever-celculturen van minstens J maanden oude dieren. De nadere typering van het tot dusverre ontwikkelde mate­riaal zal nog de nodige arbeid vergen.

d. Een aantal korte kweken werd ingezet voor het vrijmaken van M.T.V. uit mammatumoren van Balb/c muizen. De resul­taten waren of negatief of aanzienlijke opbrengst. In samenwerking met Drs.P.A.J.Bentvelzen en Mej.Dr.Ph. Hageman (Bl 04, b/1) zal worden nagegaan welke factoren deze uitersten aan resultaten beinvloeden.

1vK 02 Bestudering van het celgedra__g_in vi tro. (Br. Hamburg)

a. De ontwikkeling van een ·methode voor synchronisatie van T-cellen (humaan nier epitheel) is voorlopig afgesloten. Er zal worden nagegaan ~n hoeverre dit systeem bruikbaar is voor de pas ontwikkelde lever-celstammen.

b. Tellingen werden verricht over de generatie-tijd van di­verse celstammen in hetzelfde en in verschillende media.

c. Er werden filmopnamen gemaakt van pinocytose bij T-cellen. Een speciaal doorvoerkamertje hiervoor is in ontwikkeling, teneinde betere resultaten te verkrijgen~ Ook werden enige films gemaakt van de eerder gencernde levercellen (tlK 01,c). Samen met Mej.Drs.C.A.Feltkamp zal de fijn-structuur van deze cellen worden bekeken (EM 01).

Aansluitend op de resultaten van de projecten EC 05 en EC 06 zal in 1968 1'ıl"orden nagegaan of het celgedrag zich wij zigt onder invloed van AAF respectievelijk de derivaten hiervan en "7".n DMNA.

Page 46: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk

KC 01

AFDELING CHIRURGIE

Dr.E.A.van Slooten,hoofd &~J.van Coevorden Dr4J.A.van Dongen Jr.

Behandelin~" van het __ m_a_n_~_a __ ~~~r_c_!n __ ~?_m_

-40-

a. Resu,l ta ten van de_~~-ra}29~Fde indi ca tiestelling voor de~ehan~li~ya~---~~-L.!!1.:§-_~acarcin~~ (Dr. van Slooten en N.F.Bosma, \Veesperplein Z:i.ekenhuis).

Dit onderzoek betreft het bestüderen van de resultaten na het aohterwege laten van mamma-amputatie bij die vrcu>:>en, bij wie de subclaviculaire lymphklieren meta­stasen bevatten en hiervoor in de plaats te stellen het taepassen van een röntgenbestralingo De patientenreeks wordt verder uitgebreid. Ret gevaar dreigt, dat moeilijk tot een afronding van dit onderzoek zal kunnen worden gekomen wegens de taene­mende dagelijkse klinische werkzaamheden. De bewuste indicatiemethode werd in het Antoni van Leeuwenhoekhuis ontwikkeld en wordt inmiddels elders na­gevolgd. Bewerking van het grote materiaal en een afrondende pu­blicatie blijft zeker aangewezen.

b. De partiele mamma-amputatie

Dit onderzoek is afgerond en besproken op de Leeuwenhoek­dag 1967 (zie verslag in het Kankerjaarboek).

c. De behandeling van de supraclaviculaire kliermetastasen van het mammacarcinoom.

Dit onderzoek is afgerond. Uit de bestudering van pa­tientenseries uit ons instituut, waar de patienten vrij­wel uitsluitend chirurgisch behandeld zijn voor supracla­viculaire kliermetastasen en uit de patientenseries van het Rotterdamsch Radio-Therapeutisch Instituut, waar deze patienten radiologisch behandeld zijn, is gebleken, dat voor dit type afwijkingen radiologische therapie te ver­kiezen is.

KC 02 Indicatiestelling v~~ behandeling van tongcarcinoom.

Dit onderzoek is afgesloten en zal in een proefschrift wor­den verwerkt (D.J.Steensma,Groningen).

KC OJ Bewerking van de behandelingsresultaten van patienten met rectumcarcinoom,bij wie een anterieure resectie is verricht.

Dit onderzoek is afgerond en besproken op de Leeuwenhoek­dag 1967 (zie verslag in het Kankerjaarboek).

Page 47: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk

KG 01

KG 02

KG OJ

AFDELING GYNAECOLOGIE

Dr.I.S.Sindram,hoofd E.J.Aartsen

Onderzoek naar en ui±werken van een optimale operatie­techniek van het carcinoma cervicis uteri.

-41-

Er werden 28 patienten volgens de eigen abdomino-vaginale techniek geopereerd. Over de eerste 240 inmiddels volgens deze methode geopereerde patienten is door Dr.Aartsen een voordracht gehouden op de Leeuwenhoekdag en voor de Neder­landse Gynaecologische Vereniging. Een publicatie in de Engelse taal is in voorbereiding.

Onderzoek naar de waarde van voorbestraling bij de opera­tieve behandeling van carcihoma cervicis uter~.

Na zorgvuldig overleg met de afdeling radiotherapie en met de staf van het Wilhelmina Gasthuis is besloten de voorbe­straling bij patienten met cervixcarcinoom niet meer toe te passen. Er bestond om technische redenen geen behoefte meer aan deze voorbestraling en de invloed op het genezings­percentage is zo twijfelachtig, dat het beeindigen van dit onderzoek verantwoord lijkt.

Na-onderzoek naar de urologische gevolgen van gynaecologi­sche radicale operaties.

Het zal nog veel tijd en energie vragen om dit onderzoek systematisch te kunnen voortzetten, mede omdat voor het röntgenologische na-onderzoek veel medewerking van de zijde van de patient vereist is.

KG 04 Onderzoek naar de optimale behandeling van cho~ion­epithelioma.

Een eerder door ons behandelde patiente heeft tot nu toe een volledige remissie.De twee eerste in ons land uitslui­tend met chemotherapie behandelde patienten met chorion­epithelioom hebben beiden sindsdien weer een gezond kind gebaard. Aangezien de door ons gepropageerde behandeling met metho­trexate thans in andere centra ook taepassing vindt,kregen wij in het afgelopen jaar slechts een patıente met deze aan­doening in behandeling. Ook zij toont thans een volledige remissie.

KG 05 Onderzoek naar de invloed van gestagenen (SH 582) op metastasen van het corpus uteri.

Dit onderwerp is uit het gebied van de research gekomen op het terrein van de algemene toepassing. Het SH 582 wordt in verschillende centra gebruikt en zal waarschijnlijk spoe­dig in de handel worden gebracht. Behandeling van het gemetastaseerd corpuscarcinoom met een oraaJ progrestativum is nog in een vroeg experimenteel sta­dium.

Page 48: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk

KI 01

AFDELING INTERNE GENEESKliNDE

E.Engelsman Dr.Ph.Rümke M6vr.M.de Jong-Bakker

AFDELING KLINISCHE CHEMIE

Dr.J.P.Persijn, hoofd

K.Kramer,Mej.C.A.de Ruyter

Chemotherapie

-42-

a. De behandeling met vincaleucoblastine gedurende twee jaar van curatief bestraalde patienten met M.Hodgkin.

Dit onderzoek vond plaats in het kader van de "Groupe Europeen de Chimiotherapie Anticancereuse" (GECA). De betrokken patienten werden nauwkeurig gecontrôleerd in samenwerking met de afdeling radiotherapie.

b. In samenwerking met de afdeling biochemie (BC 08 b en c) werden vele patienten met pleuraexsudaat behandeld met thio-TEPA intrapleuraal, onder gelijktijdige toediening van thiosulfaat intraveneus ter bescherming van het beenmerg, Of het beenmerg door deze procedure effectief beschermd wordt, staat nog niet geheel vast. Klinisch lijkt dit wel het geval te zijn.

c. Een aantal patienten met huidmetastasen van het colon­carcinoom en met op andere wijze niet meer te behande­len huidcarcinomen, werd behandeld met zalf, waarin een cytostaticum. Deze zalf werd door de fabrikant van 5-fluorouracil ter beschikking gesteld. üp grond van de opgedane ervaringen werd, in overleg met Dr.E.A.van Slooten, aan de fabrikant een advies gegeven, waarin het in de handel brengen van deze zalf niet werd aangemoedYgd.

d. In samenwerking met de afdeling biochemie (BC 08 b en c) werd bij een aantal patienten met voldoende functione­rend beenmerg de pyrogeentest verricht. De opzet van dit onderzoek is om een indruk te krijgen van de waarde van deze test voor het beoordelen van beenmergcapaciteit en beenmergreserve bij patienten, die met cytostatica zul­len worden behandeld.

KI 02 Hormonale therapie

a. Bij enkele patienten met gemetastaseerde niercarcinomen werd hormonale behandeling ingesteld, op grond van een publicatie van H.J.G.Bloom (Engeland). Tot dusver werden geen aanwijzingen gezien voor hormo­nale gevoeligheid van deze tumor.

Page 49: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk

KI OJ

-43-

b. Behandeling van gemetastaseerd mammacarcinoom.

1. De indicaties voor de verschillende stappen bij de behandeling van het gemetastaseerde mammacarcinoom worden aan een nader onderzoek onderworpen. Opvallend is bijvoorbeeld het betrekkelijk grote aan­tal oudere patiönten, bij wie de tumorgroei zelfs ge­stimuleerd wordt door toediening van oestrogene hor-

. monen. Het onderzoek over de bijnierstimulatie met synacthen (synthetisch ACTH) bij genoemde patiönten is afgeslo­ten en zal in het Kankerjaarboek 1967 worden gepubli­ceerd (H.H.Themans,K.Kramer en M.de Jong-Bakker).

2. In de afgelopen jaren is onderzoek gedaan naar de mate, waarin de bijnieren werkelijk "gesupprimeerd" worden door behandeling met corticosteroiden bij gemetasta­seerd mammacarcinoom. Gebleken is, dat bij een aantal patiönten de bijnie­ren ondanks corticosteroiden-toediening "stimuleerbaar" blijven. Er werd nog niet nagegaan of er enige correlatie be­staat tussen bijnieronderdrukking en klinisch beloop bij de betreffende patiönten. De ziektegeschiedenissen worden momenteel bewerkt door Dr.de Jong-Bakker, om op deze vraag een antwoord te kunnen geven.

a. Onderzoek betreffende pheochromoc tomen, neuroblastomen en melanomen Dr.Engelsman, Dr.Rümke en Dr.Persijn .

Dit onderzoek geschiedt in samenwerking met Dr.P.A.Voute (Emma Kinderziekenhuis). Bestu deerd wordt het metabolisme van dopa, dopamine, noradrenaline en adrenaline bij tumoren uitgaande van sympatisch zenuwweefsel met name neuroblastomen, ganglit'l .... neuromen, pheochromocybomen. Diagnostisch zijn de vier genoemde stoffen van belang, doch eveneens hun metabolieten : metoxyaminen, phenoli­sche zuren en phenolische alcoholen. Aan de hand van de bepalingen van deze stoffen zijn bij deze tumoren de behandelingsresultaten te vervolgen. Tevens kunnen andere behandelingsmethoden (enzymrem­mers, welke therapeutisch worden toegepast en belang­rijk ingrijpen in het metabolisme van de catechol.aminen) aan de hand van deze bepalingen worden vervolgd. Hiernaast staat het onderzoek van de metabolieten die door patienten met melanomen in hun urines kunnen wor­den uitgescheiden. Ook dit kan diagnostisch en therapeu­tisch belang hebben. Begonnen is met het opzetten van de bepalingsmethodie­ken.

b. Het effect van een tyrosine-phenylalanine-arm dieet bij het gemetastaseerde melanoom.

Op grond van een publicatie is deze behandeling bij een aantal patienten ingesteld. Een oordeel is nog niet mogelijk.

Page 50: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk

KI 04 Ontwikkeling van klinisch-chemische methodieken ten behoeve van de diagnostiek (Dr.Persijn).

-44-

Een nieuwe methode voor het bepalen van 5 nucleotidase in serum.

De bestaande methoden voor deze bepaling, welke van be­lang is voor de differentiele diagnostiek van lever- en botmetastasen, tonen wat betreft het normale gebied en het overgangsgebied naar de sterk pathologische waarden, nogal wat gebrekenr Een onderzoek naar de verbetering van de bestaande methodenwerd opgezet. Bedoeld onder­zoek begon omstreeks augustus 1967 met medewerking van de heer Kramer en Mej.de Ruyter. De resultaten blijken zeer gunstig. De nieuwe methode, die zeer gevoelig, een­voudig en niet kostbaar is, zal thans nog aan de prak­tijk moeten worden getoetst.

Page 51: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk

AFDELING RADIOTHERAPIE

Prof.Dr.K.Breur, hoofd Mej.J.Marion V.Burgers Ir.H.R.Marcuse

As sistenten J.J.van Oosterhout, A.H.Tierie

-45-

Mej.H.A.van Peperzeel (Wilhelmina Gasthuis)

Inleiding

I De navolgende projecten behoren tot het gezamenlijk onder­zoekprogramma van de afdeling radiotherapie van het Antoni van Leeuwenhoekhuis en de afdeling radiotherapie van het Wilhelmina Gasthuis. De gewenstheid en doelmatigheid van deze samenvoeging vloeit voort uit:

a. de gelijkvormigheid van practische en basisproblemen,

b. het kunnen benutten van speciale faciliteiten die in elk van de afdelingen aanwezig zijn.

De samenwerking wordt vergemakkelijkt door het feit, dat beide afdelingen onder dezelfde leiding staan en de fysi­sche aspecten door dezelfde fysicus op beide plaatsen wor­den verzorgd.

II De projecten laten zich onderscheiden in de volgende groe­pen.

a. Onderzoekingen van fundamentele aard. Deze hebben voornamelijk betrekking op het verkrijgen van kwantitatieve gegevens over celproliferatie in nor­male en gezwelweefsels, alsook gekwantificeerde gege­vens over het effect van bestraling op deze weefsels.

b. Zuiver fysisch onderzoek. Deze onderzoekingen hebben ten doel om een nauwkeuriger inzicht te krijgen in de verdeling van afgegeven stra­lingsenergie in vaste stoffen en weefsels. Nauwkeurige­re gegevens hierover zijn nodig zowel voor de behande­ling van patienten als voor onze proefnemingen.

c. Bewerking van gegevens over ziektegevallen van bepaal­de tumorsoorten en -localisaties. Een deel van deze bewerking heeft relatie met de onder a. genoemde onderzoekingen.

Bij het opstellen van ons programma werd rekening gehouden met de experimenten die op radiobiologisch gebied plaats­vonden en vinden in het Radiobiologisch Instituut T.N.O. en het Medisch Biologisch Laboratorium RVO TNO in Rijswijk. Dit om doublures te voorkomen enerzijds en anderzijds om van de daar opgedane ervaring gebruik te kunnen maken.

De onder II a. genoemde onderzoekingen vinden zowel plaats aan de hand van gegevens bij de mens als door middel van dierexperiment. Indien mogelijk zal ook dankbaar gebruik

Page 52: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk

-46-

worden gemaakt van weefselkweek-faciliteiten voor bepaalde vraagstellingen.

De gebruikte modellen en proefopstellingen kunnen vrijwel zonder uitzondering op dezelfde wijze benut worden voor on­derzoek naar het effect van chemotherapeutica.

KRT 01 Onderzoek naar karakteristieken van groeipatronen van gezwellen.

a. Onderzoek bij de mens (Prof.Breur en Dr.van Peperzeel)

Voor het verkrijgen van documentatiemateriaal vindt samenwerking plaats met onze röntgendiagnost R.Steinmetz en andere radiologen. Dr.R.O.van der Heul en Dr.J.F.M.Delemarre verzorgen het histologisch onderzoek en de mitosentellingen van bij obductie of operatie verkregen longmetastasen. Het Mathematisch Centrum (C.Visser,e.a.) en Dr.J. Strackee, Universiteit van Amsterdam,verlenen medewer­king voor mathematische analyse verkregen meetgegeven~. Bij voortdur~ng wordt documentatiemateriaal (röntgen­foto1s)verzameld in het Antani van Leeuwenhoekhuis, Wilhelmina Gasthuis en het Rotterdamsch Radio-Therapeu­tisch Instituut (Dr.B.H.P.v.d.Werf-Messing). Te zijner tijd kan worden nagegaan of met grotere aan­tallen groeicurven betrouwbare conclusies over relatie van groeisnelheid met prognoae en tijdstip van ontstaan der metastasen gegeven kunnen worden.

In de toekomst kan worden nagegaan of het voordeel van multipele tumaren van een zelfde histologisch type in een zelfde tumorbed, zoals dit bij longmetastasen het ge­val :iis o ok bij cu tane metastasering, bijvoorbeeld bij het mammacarcinoom van de vrouwn te benutten is.

b. Onderzoek bij handen en katten (Dr.van Peperzeel en Dr. Mis do rp). De longmetastasen van spantane tumaren en sectiemate­riaal hiervan worden gemeten. Dit betreft 4 a 5 dieren per maand. Indien mogelijk wordt het effect van een eenmalige bestraling gemeten. De primaire tumaren en eventueel longmetastasen worden histologisch onderzocht o.a. op percentage prolifera­rende fractie.

c. Onderzoek bij de muis (Dr.van Peperzeel).

Dit onderzoek vindt plaats in het 1Vilhelmina Gasthuis, aangezien de gebruikte tumo+soort buiten de dierver­blijven van het Nederlands Kankerinstituut moet blij­ven. Het histologisch onderzoek geschiedt door M.J. Diepenhorst met medewerking van Dr.van der Heul(afde­ling pathologie NKI). De gebruikte tumorsoort M.1813 (adenocarcinoma mammae) van de black muis -ıırordt regelma tig subcutaan bij BCBA muizen doorgGtransplanteerd. Een celsuspensie van deze turnar wordt in de staartvene intraveneus ingasp\)ten. De hierna optredende longmeta­stasen worden via contact röntgenografie op de film vervolgd wat betreft hun macroscopische groei.

Page 53: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk

-47-

De dieren zullen worden opgeofferd op verschillende tijdstippen na de injectie. De longen worden in opge­blazen taestand gefixeerd en op series gesneden voor histologisch onderzoek. In de grootste diameter van longmetastasen van ver­schillende diameter wordt histologisch de verhouding bepaald tussen het aandeel van de tumorcellen, de necrose en stroma.

De opbrengst aan longmetastasen is zeer bevredigend. Er worden goed leesbare röntgenfoto's verkregen die meting toelaten via projectie op het scherm.

d. Onderzoek naar de relatie tussen de generatietijden van de proliferatieve celgedeelten en de groeisnel­heid van het totale volume van tumaren (Mej.H.A.van Peperzeel en M.JoDiepenhorst, Wilhelmina Gasthuis)

Medewerking Histologisch Laboratoriumg Dr.R.Steendijk. Overleg mogelijkheden met DroO.Vos, Dr.G.W.Barendsen en Dr.A.F.Hermens, T.NoO. Rijswijk.

Bij dit onderzoek op menselijke en dierlijke tumaren worden autoradiografische technieken met JH-thymidine toegepast (radiol.laborante Wilhelmina Gasthuis).

Als onderzoekmateriaal dient

1. Longmetastasen bij hond en kat (onderzoek moet nog beginnen).

2. Experimenteel veroorzaakte longmetastasen bij muis en tumortransplantaten subcutaan. Via intraveneuze injectie werd het subcutaan tumor­weefsel gelabeld. Thymidine labelingsindex bleek na twee uur JO% te zijn.

J. Proefexcisies uit menselijke tumaren in·het hoofd­halsgebied per regionaal infuus met tritium gelabeld thymidine. Dit voorafgaande aan de therapeutische taepassing van methotrexaatinfuus, Medewerking : chirurgen van het N.K.I., Dr.G.B.Snow en Prof.Breur. Van twee patienten is thans tumormateriaal gelabeld en autoradiografische preparaten verkregen. Van een tumor tijdens continue labeling, 14 proefexcisies. Preparaten worden geteld en verder bewerkt.

Door bepaling van labelingsindices en percentages van gelabelde mitosen kan een indruk worden verkregen over de generatietijd van de proliferatieve celgedeelten van de tumor.

e. Onderzoek naar correlatie van Iabelin sindices bij in vivo en in vitro gelabelde weefsels Later wellicht uit te breiden naar correlatie tussen indices van ge­suspendeerd tumormateriaal en intact weefsel,evenals tussen de labelingsindices van JH-thymidine en de his-tologische mitosentelling) (Mej.H.A.van Peperzeel en -M. J o Diepenhors t) o Medewerkenden: Dr.R.O.van der Heul en chirurgen N.K.I. (voor het verkrijgen van proefexcisiemateriaal).

Page 54: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk

KRT 02

-43-Dit onderzoek beoogt eenvoudige methoden ter bepaling van de groeifractie van gezonde en tumorweefsels te vinden. In vitro labeling vindt plaats volgens de methode van Steel. (Appara tuur vervaardigd in werkplaa ts 1vilhelmina Gasthuis). In een waterbad van constante temperatuur worden in plastic buisjes de weefselbrokjes ge1ncubeerd met tritium-thymidine onder een zuurstofspanning van enkele atmosferen (waterstofperoxide + catalase). Op deze wijze blijkt de diffusie van het thymidine uit het cen­trum van het weefselbrokje voldoende te zijn om een homogene labeling te verkrijgen die vergelijkbaar is met de in vivo labeling. De eerste pogingen tot labeling onder zuurstofdruk worden gedaan.

op tumorgroei (Prof.Breur en Dr.van Peperzeel .

a. Onderzoek bij de mens

Onderzocht wordt de invloed van eenmalige bestralingen in verschillende doseringen door meting van volume­reductie van longmetastasen. Hiermee kunnen vergelijk­bare gegevens worden verkregen met de overlevingscur­ven in de experimentele radiobiologie,verkregen met weefselcultuurmethoden. Bij solitaire en multipele longmetastasen zou een eenmalige bestraling kunnen worden toegediend. Bij metastasen in beide longen kun­nen op verschillende metastasen verschillende doserin­gen worden gegeven. In de daarop volgende observatie­periode wordt het effect op de groeicurve nagegaan.

Reeds b~een10~1 patienten is op deze wijze documen­tatiemateriaal verkregen. Ook in het Rotterdamsch Radio­Therapeutisch Instituut worden door Dr.B.H.P.v.d.Werf­Messing geschikte gevallen verzameld. Er is een aandui­ding van versnelde groei direct na de bestraling .. De resultaten zullen in een proefschrift worden verwerkt.

b. Onderzoek bij proefdieren (ıongmetastasen van hond,kat en muis).

Bij de experimenteel verkregen longmetastasen bij de muis, behalve de bepaling van de reductie van het tata­le volume van de metastasen, kan hierbij ook het effect op de verdeling van tumornecrose en stroma worden nage­gaan. Correlatie zal worden gezocht tussen de vorm van de celoverlevingscurven in vivo bij tumaren met de bij­behorende volumeverdubbelingstijden. De extra polatie­getallen en de vorm van het schoudergebied kunnen te­vens onderzocht worden. Dit onderzoek zal in volle omvang eerst kunnen plaats­vinden,indien de basisgegevens van het turnarmodel be­kend zijn.

In de toekomst kunnen de beschreven modellen ook dienst doen om de invloed van sensitiverende condities op het effect van de bestraling na te gaan, zoals 1. zuurstofeffect, 2. andere zoals 5 BUDR.

Page 55: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk

KRT 03

c. Onderzoek van effect van verschillende soorten stralingen op de tumorgroei relatief biolo isch effect onderzoek Prof.Breur en G.W.Barendsen, Wilhelmina Gasthuis).

-49-

De eerder gencernde opstellingen maken het zeer eenvou­dig mogelijk, dat het relatief biologisch effecb van straling met Orthovoltagekwaliteiten, Megavoltfotonen, electronen en in de toekomst wellicht ook neutronen, kwantitatief zijn na te gaan,

d. Toekomstige mogelijkheden voor onderzoek liggen in het nagaan van de mogelijkheden van synchronisering van de celcycli van tumorcellen in vivo, bijvoorbeeld met be­hulp van het synchroniserend effect van straling of van thymidine. Het doel hiervan is het zoeken naar effici~ntere frac­tioneringsschema1s.

Onderzoek naar de groeipatronen van gezonde weefsels.

Bestudeerd wordt de verhouding tussen prolifererende en differentierende compartimenten in het weefsel in fysio­logische omstandigheden en tijdens regeneratie na bestra­ling. Dit onderzoek kan gelijktijdig plaatsvinden met de eerder beschreven proefopstellingen en is van belang voor de bestralings- en chemotherapie. Immers hierbij worden de mogelijkheden bepaald door de werkingsbreedte tussen het effect op tumorweefsel en op de meest blootgestelde gezonde weefsels. Een betere kennis kan leiden tot doelmatigere fractione­ring.

a, Onderzoek naar het roeipatroon ti"dens regeneratie van bestraalde huid Prof.Breur en twee werkstuden­ten : T.Chlatmann en T.G.Oei,1Vilhelmina Gasthuis).

Bij de bestraling met Orthovoltage technieken (W.G. en N.K.I.) Dntstaat na een hoge dosering in bepaalde ge­vallen een epidermolysis. Na afstoting van de epider­mis vormen zich up het blootliggende corium eilandjes epitheel die snel uitgroeien, conflueren en de wond tenslotte geheel bedekken. Door dagelijkse vervaardiging van kleurenfoto 1 s onder dezelfde condities is het mogelijk deze groei via over­getekende schema~s te meten door planimetrisch de opper­vlakte van net epitheel te vervolgen. Op deze wijze kun­nen groeicurven worden verkregen die van het type Gompertse curve zijn. Door ap verschillende punten van deze curve een extra dosis röntgenbestraling toe te dienen, kan het effect worden nagegaan tijdens ver­salıillende periade van regeneratie.

Door de invloed van dezelfde fracties röntgenbestraling na te gaan op verschillende tijdstippen van de regene­ratie, kan een indruk worden verkregen over de maximale belastbaarheid van gezonde weefsels.

Eij een 4-tal pati~nten is d0 groe~ van het epitheel volgens bovenstaande methode meetbaar gebleken.

Page 56: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk

-50-

b. Een ander weefsel dat in aanmerking komt om op de hier vorengeschetste wijze regeneratiepatronen te onderzoe­ken is het beenmerg, daar dit zowel voor röntgenbestra­ling als vooral ook voor chemotherapie de meest beper­kende factor is voor de totaal toelaatbare dosis. De bepaling van de turn-overrate en de vorm van de re­generatiecurve na verschillende doses straling of chemotherapeutica, alsook de invloed van een bepaalde dosis gedurende de regeneratie,kunnen ons inzicht over optimale fractioneringsschema's vergroten.

Getracht wordt bij een internist (haematoloog) en een assistent belangstelling voor dit onderzoek te wekken.

KRT 04 Fysische onderzoekingen

a. üntwikkeling en verfijnin thermoluminiscentie dosi­metri Ir.I-1arcuse en Th.Chr.1vilmering.

Kleine staafjes met lithium-fluoride van slechts enkele mm.grootte kunnen worden geplaatst in fantomen van weefselequivalent materiaal en in weefsels, alsmede in voedingsbodems. Men kan op deze wijze de ruimtelijke verdeling van de geabsorbeerde dosis zeer goed bepalen. Ookkumnmn kleine volumina door directe metingen foute bronnen in de dosimetrie worden opgespoord. In een rub­ber fantoom met menselijk skelet zijn de ruimtelijke verhoudingen zoals deze bij de practische radiotherapie voorkomen, geheel te imiteren en het dosisbeloop in het menselijk lichaam te vervolgen. De automatisering van grote aantallen "rods" is bijna gereed, zodat binnenkort bepalingen met vele eenheden in een beperkt volume snel zullen kunnen geschieden.

b. Uitwerking van een analoog computer-model voor het ver­verkrijgen van isodosenpatronen bij gebruik van twee en meer bundels kruisende stralingen.

Mede1-.rerking: Medisch Fysisch Laboratorium der Univer­siteit : Prof.Dr.L.H.v.d.Tweel (hoofd), Dr.J.Strackee en arıderen.

üp een speciale wijze worden op fotografische films zwartingen veroorzaakt, waarvan de dichtheid op de verschillende plaatsen overeenkomt met de stralings­absorptie op vergelijkbare diepten. Door summering via electronische middelen kan snel een beeld worden ontworpen van de verdeling van de energie in elkaar kruisende stralenbundels. üp deze wijze kan een betere 11 planning 11 van de stralen­therapie worden verkregen.

De proefopstelling is in voorbereiding en de puntvor­mige zwartingsmethodiek wordt thans uitgewerkt.

c. üntwerpen van computerprogramma's voor de dosisver­deling in radiumimplantaties (Ir.Marcuse, W.Licher (amanuensis) en het Mathematisch Centrum.

Door gebruikmaking van mathematische modellen en coördinaten van twee verschillende projecties van het ree~ıe implantaat, worden door de computers

Page 57: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk

KRT 05

-51 verricht en ruimtelijke verdelingen over de doserings­snelheden opgetekend. Dit onderzoek beoogt een betere bepaling van verdeling van de energie in het bestraalde volume en betere be­palingen van de optimale bestralingstijd voor deze be­handeling.

Programma's reeds uitgewerkt. Enkele verbeteringen dienen nog te worden aangebracht. Correlaties met ef­fect (necrose of recidie~moeten worden gezocht.

d. Ontwikkeling van een tranversale planigraaf voor liggende patienten (R.Chr.Ledeboer, R.R.T.I., Prof.Breur en Ir.Marcuse).

Tot heden ontbreekt de mogelijkheid om transversale planigrammen bij liggende patienten te verkrijgen, dus in een positie waarin radiotherapie doorgaans plaats­vindt. De verkregen beelden kunnen exacte instelling van patient en stralenbundel mogelijk maken en een basis vormen voar een goede planning en dosimetrie.

e. Ontwikkeling van simulatar (Ir.Marcuse met medewerking van werkplaats R.R.T.I.)

Rierdoor wordt getracht een betere contrôle van instel­technieken en voor planning van bestralingen te berei­ken. Ret ontwerp is gereed en vaor de realisatie van deze simula tor -ıvorden naar mogelijkheden gezo ch t.

Bewerking van gegevens uit de kliniek over groei- en metastaseringspatronen van tumaren en effecten van bestraling.

a. Ewingsarcaom (Dr.van Peperzeel).

De vaorbewerking v~n gegevens van de Commissie vaor Beentumoren is vrijwel gereed. Statistische bewerking moet nog volgen,

b. Osteasarcoom (J.J.van Oosterhout).

Rierbij zal getracht worden na te gaan of uit de groei­curven van de longmetastasen bepaald :kan worden of deze mogelijkerwijs hun oorsprong hadden in de periode tijdens en na de voorbestraling en voor de amputatie.

De voorbewerking van de gegevens is in een vergevor­derd stadium.

c. Testistumaren (Dr.Tierie en Dr.v.d.Werf-Messing).

Behalve het onderzoek naar correlaties van de gebrui­kelijke parameters bij een klinische bewerking, zal bij de verschillende soorten tumoren die in de test~:~s voorkomen, worden nagegaan of de groeisnel­heid ·bepaald uit die van de longmetastasen, gecorre­leerd zijn met de overlevingsduur en prognose.

Ret oı,_derzoek wacht op revisie van de histologische preparaten.

Page 58: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk

IG-(T 06

d. 9nderzoek naar de dosis-verdeling bij gynaecolo­gische radiumapplicaties in het kleine bekken (Dr. Burgers) .

-52-

Nagegaan wordt of een schematische behandeling ver­antwoord is dan wel of een individuele aanpas van de applicatievormen en doseringen van betekenis kan zijn bij de behandeling.

e. Morbus Hodgkin : prcgnose bij curatief opgezette be­straling in vroege gevallen, gecombineerd om-en-om met cytostatica (Dr.Burgers en Dr.Engelsman). Dit onderz~ek wordt gedaan volgens een standaardsche­ma, in een aantal behandelcentra van de E.E.G. en gecorreleerd in de G.E.C.A.(H. I). Tot op heden werden JO patienten behandeld van wie 16 een volledige remissie hadden 6 weken na de behan­deling,en 4 van me JO patienten een recidief kregen.

f. Contrôle van de balıandelin sresultaten op korte ter­mijn 1-J jaar met het oo op onverwachte complica­ties Dr.Burgers Dit onderzoek betreft vooral het cervix- en larynx­carcinoom.

Medewerking aan onderzoekingen

a. Bestralin en van verontreinigin in kristallan met Co.60 dissertatie oktober 1967 Onderzoeker: Dr.C.A.J.Ammerlaan.

b. Bestraling feeder-layers voor orgaan + celkweek. Afdeling Orgaankweek P.A.Laboratorium,Wilhelmina Gast­huis. Onderzoeker~ Drs.B.F.Deys.

c. Bewerking tongcarcinoom. Onderzoeker: D.J.Steensma (Afd.Chirurgie Academisch Ziekenhuis,Groningen) Bespraking over dosimetrie en radiumimplantatie.

d. Klinische bewerking Wilms'tumoren Ond.:;:;rzoeker: O.A.van Dobbenburgh.

e. Trial E.I G.E.C.A. (Ewing sarcoom). Bestraling al dan niet met chemotherapie. Seeretaris van de Werkgroep: Prof.Ereur.

f. Klinisch-pathologische bewerking van de gegevens van nasopharynxcarcinoom. Onderzoeker: H.H.Themans,arts. Medewerkers: Prof.Breur en Ir.Harcuse (o.a. dosimetrie met behulp van phantonmetingen).

Page 59: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk

AFDELING MEDISCHE ADMINISTRATIE

O.A.van Dobbenburgh, hoofd Mevr.I.Bosma-Stans

1. Intern is verslag uitgebracht over

-53-

a. de behandelingsresultaten aan de hand van 5-jaars over­levingscijfers van lip, tong, parotis en speekselklieren, mondbodem, mondholte, orale nasopharynx, oesophagus, maag, mammacarcinoom 1956-1958 ingedeeld naar stadia vol­gens het T.N.M.-systeem;

b. de behandelingsresultaten van het rectumcarcinoom inge­deeld volgens het schema van Dukes;

c. de resultaten van de palliatieve behandeling van het long­carcinoom;

d. bepaling van de voorkeur van behandeling van het overium­carcinoom met thio-TEPA of leukeran;

e. bepaling van de kans van het krijgen van een recidief na behandeling van het basaalcellencarcinoom in verband me~ de duur van de follow-up;

f. onderzoek naar de frequentie van het gehanteerde patholo­gisch-anatomisch onderzoek per localisatie.

2. Met de volgende onderzoekingen zal in 1968 een begin worden gemaakt.

a. Landelijk follow-up onderzoek van kinderen beneden de 15 jaar met een nefroblastoom (= Wilms'tumor) ten aan­zien van frequentie, spreiding, soort behandeling, be­handelingsresultaten; onderzoek naar de factoren,welke invloed hebben op de prognose voor kinderen met een nefroblastoom, in het bijzonder voor wat betreft de patho­logisch-anatomische kenmerken van de tumor. Geschatte duur 1 a 2 jaar.

b. Onderzoek naar de samenhang tussen beroep en bepaalde varmen van kanker:

1. Mesothelioom van de pleura (asbest) en arbeid in de metaalindustrie.

2. Tumaren van de nasopharynx en houtverwerkende beroe­pen.

Geschatte duur 1 jaar.

c. Bij de tumorlocalisaties, waarvan voldoende patianten­materiaal voorhanden is, na rekening te hebben gehouden met stadiumindeling en leeftijdsopbouw, een vergelijk te maken voor wat betreft de resultaten na de verschillende varmen van behandeling. Geschatte duur continu.

Page 60: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk

-54-

d. Onderzoek naar aantal en aard der post-operat~eve com­pl~cat~es van de d~verse soorten operat~es ~n het Anton~ van Leeuwenhoekhu~s ~n samanhang met de leeft~jd. Geschatte duur : 2 jaar.

e. Onderzoek naar de landel~jke frequent~e van patholog~sch­anatom~sch vastgestelde tumaren b~j k~nderen~ neuroblas­toom, ret~noblastoglioom,nefroblastoom, e.a, Geschatte duur ~ 3 jaar.

f. Onderzoek naar het voorkomen van hypertens~eve stoffen b~j pat~enten met nefroblastomen en een prae-operat~eve hypertens~e.

Geschatte duur : 4 jaar.

Page 61: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk

P U B L I C A T I E S

UIT HET ANTONI VAN LEEUWENHOEın~UIS

verseherren in 1967

Bencb~uysen,C., H,Roebers Intravenous infusion of sodium thiosulfate for systemic protection in the local treatment of malig­nant pleural effusions 1vi th triethyleneimine thio­phosphoramide. in~ International society of Chemotherapy,Vth inter­national congress of chemotherapy; vol.III. Tlien,VerLvfien,Med.Akad., 1967, p.577-580.

Benedetti,E.L., P.Emmelot Studies on plasma membranes; IV? the ultrastructural localization and content of sialic acid in plasma membranes isolated from rat liver and hepatoma. J.Cell Sci. 2 (1967) 499-512.

Bentvelzen,P., W.van Ebbenhorst Tengbergen Heterosis and inbreeding depression in the repro­duction of mice. Genetica 38 (1967) 54-55.

Birkenhager,J., R.O.van der Heul, D.Smeenk, J.van der Sluys Veer, A.R.van Seters Bone changes associated with glucocorticoid excess. Proc.Roy.Soc.Med.60 (1967) 1134-1136.

Bloemendal,H., vf.S.Bont, M. de Vries, E.L.Benedetti Isolation and properties of polyribosomes and fragments of the endoplasmic reticulum from rat liver. Biochem.J.103 (1967) 177-182.

Bont,W.S., W.L.van ~s The determination of malecular weights, sedimentation coefficients and buoyant densities, using the absorpt­ion optics of analytical ultracentrifuge with an electronic scanning system. Anal.Chim.Acta 38 (1967) 147-156.

Bont,W.S., G.Rezelman, I.Meisner, H.Bloemendal

Breur,K.

Studies on cytoplasmic ribonucleic acid from rat liver; VIII; stability of polyribosomes from normal and regenerating rat liver. Arch.Biochem.Biophys.212 (1967) 36-40.

Der Einflusz von Bestrahlung und Chemotherapie auf die Hachstumgeschwindigkeit von Geschwülsten beim Menschen. in~ Deutsoher Röntgenkongresz 1966. Berlin, Urban & Schwarzenberg, 1967, p.300-309 Strahlentherapie Sonderbande, 64.

Page 62: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk

-56-

Daams,JoHo, AoTimmermans, PoBentvelzen De genetische resistentie van de muizestam C57Bl tegen mammatumoren verwekkende virussen; II; resis­tentie door een gerepresseerd provirus" Genen Phaenen 11 (1967) 52o

Delemarre,JoF.Mo, CoFoHollander, M.Frenkel, F.Rode Leeuw-Israel A case of a so-called 11 Burkitt tumor 11 ina Dutch boy o Int.J,Cancer 2 (1967) 594-595o

Dblemarre,J.F.N., H.de Jager Pathologie van de ouderdom" Geneesk.Gids 45 (1967) 96-102o

Delemarre,J.FoM., Hode Jager Pathologie des vieillardso Rev.Path.Compo 4 (1967) 157o

Dobbenburgh,OoAovan Longka~r en bronchitis in Noord-Ierland. NedoToGeneesk, lll (1967) 411-412o

Dongen Jr., J.A.van Chemotherapeutische profylaxe van de hernatogene metastasering. Jaarb.KankeronderzoKankerbestro16 (1966) 265-267.

Dongen Jr., J.Aovan Hetastase-profylaxe met cytotoxica. NedoT.Geneesk. lll (1967) 602-604o

Dongen Jr., JoAovan, E.A.van Slooten, G.B.Snow Intra-arteriele chemotherapie als onderdeel van curatieve behandelingen van tumoren, gelegen in het stroomgebied van de arteria carotis externa. Ned.ToGeneesk. lll (1967) 975"

Emmelot,P. Cellular control mechanisms and cancer; U"I"C"C" symposium Amsterdam 9-13 september 1963. in: International Union Against Cancer, Activities report 1962-1966" Geneva, z"j", po8"

Emmelot,Po Chemoprofylaxe; sigaretten die geen longkanker veroorzaken?; kritiek op een artikel van Jovan Julsingha, getiteld 11 Sigaretten die geen longkanker veroorzaken 11 "

Chemo WkbL 63 ( 1967) 329-333"

Emmelot,Po, E,LoBenedetti Function and structure of liver plasma membranes" ing VIIth international congress of biochemistry Tokyo; abstracts II" Tokyo, 1967, po195-196.

Emmelot,P., EoLoBenedetti On the possible involvement of the plasma membrane in the carcinogenic process,

Page 63: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk

~57-

ing Careinagenesis a broad critique; a calleetion of papers presented at the twentieth annual sym­posium on fundamental cancer research, 1966, Baltimore, Williams & Wilkens, 1967, p,471-533,

Engelsman, E, Behandeling van maligne melanoom met een tyrosine­arm dieet, Ned,T,Geneesk, 111 (1967) 1011. (referaat)

Engelsman, E, Behandeling van mammacarcinoom met 5-fluvrouracil, Ned,T,Geneesk, 111 (1967) 1491-1492, (referaat)

Feltkamp,C,A,, K,P,Dingemans Elektronenmicroscopische ivaarnemingen van cytolo­gische varanderingen in de muizehypofyse, Jaarb,Kankeronderz,Kankerbestr, 16 (1966) 17-23,

Gelder,A,van, H,van Houten, J,R,von Ronnen, R,O,van der Heul Diarree on maagzuur-productie en het syndroom van Zellinger en Ellison, Ned,T,Geneesk, ııl (1967) 15-19,

Gilse,ILA,van, Ph,Rümke, E,A,van Sl_ooten, P,Thomas, JvLVink, B,H,P,van der Werf-Messing, Internationaal Kanker-congres te Tokyo, Ned,T,Geneesk, ııl (1967) 1380-1385,

Groot, C,A.de, R.G.Kwa, G,P.van Rees Progesterone and prolactine blood levels during pseudopregnancy, Acta Endocr, 56 ( 1967) suppL 119, p, 190,

Gugton, A.van dor~ P.Bontvelzen, J.H.Daams De gen~tische resistentie van de muizestam C57Bl tegen rnam~atumoren verwekk@nde virussen;I9 immuno­logische resistentie, Genen Phaenen 11 (1967) 51,

Hampe, J,F,, A,E,F,H,Meijer, E,L.Benedetti De 11Retina Anlage 11 -tumor. Ned,T,Geneesk, 111 (1967) 102.

Heul, R,O.van der, A,P,R,Blok, A.Zwaveling, D,L.Westbroek Histologische diagnostiek van maligne melanoom bij kinderen, T,Med,Anal, 23 (1967) 201-210.

Heul, R,O,van der, 1v,A,M,van der Kwast Sarcomen in de kaak, Jaarb,Kank•ronderz,Kankerbestr,16 (1966) 203-207, Ned,T,Tandheelk, 74 (1967) 708-713,

Heul, R,O,van der, J,R,von Ronnen Juxtacortical osteosarcoma; diagnosis, differential diagnosis, treatment and an analysis of eighty cases, J,Bone Joint Surg, 49A (1967) 415-439,

Page 64: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk

-58-

Hollander,C.F., J.F.M.Delemarre, M.Frenkel, F.R.de Leeuw-Isra§l Een geval van een zgn. Burkitt turnar bij een Neder­landse jongen. Jaarb.Kankeronderz.Kankerbestr.16 (1966) 53-58 Ned.T.Geneesk.111 (1967) 1277.-

Horree, W.A., J.J.Kruisbrink, E.A.van Slooten Eru~eıe principes bij de chirurgie en prothetische behandeling van patienten met tumaren van de boven· kaak. Jaarb.Kankeronderz.Kankerbestr. 16 (1966) 239-254

Jong-Bakker, M. de Ovarectomie bij patienten met gemetastaseerd mamma­carcinoom. Jaarb.Kankeronderz.Kankerbestr. 16 (1966) 47-52.

Jong-Bakker, M.de, H.H.Themans, L.G.Huis in 't Veld, H.E~

Pelser, K.Kramer, M.Frenkel, J.P.Persijn

Kramer,K.

Kriek,E.

De invloed van het prednison op de functie van de bijnieren bij patienten met gemetastaseerd mamma­carcinoom. Jaarb.Kankeronderz.Kankerbestr. ı§ (1966) 31-45.

Zersetzung des Albuminreagenzes von NESS bei Aufbewahrung in Plastik:flaschen. Z.Klin.Chem. ~ (1967) 92.

Reaction of N-2-fluorenylhydroxylamine with nucleic acids in vitro. in~ Careinagenesis a broad critique; a calleetion of papers presented at the b.J-entieth annual symposium on fundamental cancer research, 1966. Baltimore, Williams & Wilkens, 1967, p.441-446.

Kriek,E.~ J.A.Miller, U,Juhl, E.C.Miller 8-(N-2-fluorenylacetamido)guanosine, an arylamidation reaction product of guanosine and the careinagen N-acetoxy-N-2-fluorenylacetamide in neutral solution. Biochemistry f (1967) 177-182.

Kwa,H.G., E.M.van derBent, F.J.A.Prop Studies on hormorres from the anterior pituitary gland; II; identification and isolation of prolactin from the ııgranular 11 fraction of transplanted rat pituitary tumors. Biochim.Biophys.Acta 133 (1967) 301-318.

Kwa,H.G., E.M.van derBent, F.Verhofstad Radio-immunoassay of mouse prolactin based on a pro­tein isolated from the 11 granular" fraction of pro­lactin-producing pituitary tumour grafts. Acta Endocr.56 (1967) suppl.119, p.125.

Kwa,H.G., F.Verhofstad, E.M.van derBent Radio-immunoassay of mouse prolactin based upon protein isolated from prolactin-producing pituitary tumours. Acta Physiol.Pharınacol.Nerl.14 (1967) 514-518.

Page 65: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk

-59-

Kwa,H.G., F.Verhofstad Prolactin levels in the plasma of female rats. J.Endocr. 39 (1967) 455-456.

Kwa,H.G., F.Verhofstad Prolactin levels in the plasma of female (C57Bl x CBA)F1 mice. J.Endocr. 38 (1967) 81-82.

Kwa,H.G., F.Verhofstad Radio-immunoassay of rat prolactin. Biochim.Biophys.Acta 133 (1967) 186-188.

Lokkerbol,H., I.Sindram, J.M.V.Burgers

Mi sdorp, v!.

Misdorp,W.

Misdorp,W.

Report on carcinoma of the cervix. ing Annual report on the results of treatment in carcinoma of the uterus and vagina9 H.L.Kottmeier,ed. Stockholm, Radiumhemmet, 1967, p.214-215.

Het 3e internationale symposium over vergelijkend leucose onderzoek. T.Diergeneesk. 92 (1967) 1231-1232.

Tumaren bij slachtdieren in Nederland. T.Diergeneesk. 92 (1967) 1195-1204.

Tumours in large domestic animals in the Netherlands. J.Comp.Path. 77 (1967) 211-216.

Misdorp,W., J.F.M.Delemarre, C.F.Hollander Zogenaamde burkitt-tumoren bij huisdieren. Ned.T.Geneesk. lll (1967) 1277-1278.

Mühlbock,O. A csiramentes allatok felhasznalasa a daganatkutatas­ban, kükönös tekintettel a tejfaktorral kapcsolatos imunkakra.In~ Laboratorium Allatok ügyeben tartott VI. orszagos tanacskozas 1967. februar 3. Budapest, 1967, p.1-8.

Mühlbock,O. Eröffnungsansprache Prof.Dr.Mühlbock,Amsterdam. Chairman der UICC-Research Commission. ing Hormone in Genese und Therapie des Mammacarci­noms9 Panel Discussion der UICC vom 27 sept.bis 3 okt.19~5 in Berlin und Jena. Lbhandl.Deutsch.!ı.kad.Wissensch.Berlin, Klasse l'1ed. (1967) 1-2.

Mühlbock,O. Het mammatumor-virus. Jaarb.Kankeronderz.Kankerbstr. 16 (1966) 9-16.

Mühlbock,O. Welche Schlüsse lassen sich aus der experimentellen O Tumorforschung über die Beziehungen z1-.rischen Hormorren und TnmorbiJdun~ ziehen? verh~DeuGscfi.ue~.~nn.Med. 73 (1967) 477-481.

Hühlbock,O., L~M.Boot

The mode of action of ovarian hormorres in the induction of mammary cancer in mice. Biochem.Pharmacol. 16 (1967) 627-630.

Page 66: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk

-60-

Nederlands Kankerinstituut Handleiding voor het onderzoek en de behandeling van kwaadaardige aandoeningen in het Antani van Leeuwenheokhui s. Lmsterdam, Ned.Kankerinst., 1966.

Ooyen,P.G.van, W.Misdorp Metastasierte Mammatumoren beim Hund9 I; klinisch-pathologische Untersuchungen über Mammakarcinome' IIı klinisch-pathologische Unter­suchungen über Sarkome und Karzinosarkome der Iviilch­drüse. Zbl.Veterinaermed.A. ~ (1967) 315-327, 328-334.

Persijn,J.P. L-asparaginase en lymfosarcomen. Ned.T.Geneesl-c l.l.l (1967) 1616-1617. (referaat)

Re.s,G.P.van, J.Moll Influence of thyroidectomy and of thyroidectomy with thyrexine treatment on thyrotrophin seeretian in rats 1'\Tith anterior hypothalamic lesions. Acta Endocr. 56 (1967) suppl. 119, p.200.

Röpcke,G., L.H.Boot, O.Hühlbock

Rümke, Ph.

Rümke,Ph.

Rümke,Ph.

Neoplastic growth of intrarenal hypophyseal isografts in mice. in~ IXth international cancer congress, october 23-29, 1966; abstracts of papers. Tokyo, 1966, p. 137.

Bestaat er een immunologische weerstand tegen kanker? Folia Med. Neerl. 1 O ( 1967) 189-197.

Immunologische aspecten van het chorionepithelioom bij de vrouw. Ned.T.Geneesk. 67 (1967) 53-58.

Mitochondrial auto-antibodies in a patient with signs of tumour resistance. In~ Proceedings of the IXth international cancer congress, October 23-29, 1966, Tokyo. Tokyo, 1966, p.292.

Rümke,Ph., H.A.Buter

Rümke ,Ph.

Detection of antibodies against mitochondria by the fluorescent antibody technique with smears of rat li ver ce ll s. Nature ~ (1967) 1480-1L~81.

Auto-antibodies to sperm as a cause of infertility in the human male. In: Proceedings of the 8th conference of the Inter­national Planned Parenthood Federation, Chile. London, Int.Planned Parenthood Fed., 1967, p.347-349.

Sindram,I.S, Verdere ervaringen met het chorionepithelioom. Ned.T.Verlosk. 67 (1967) 45-53.

Page 67: AMSTERDAM - NKIresearch.nki.nl/library/Jaarverslagen/AvL-NKIwetensch... · 2016-10-19 · volgende resultaat op. Een reeds eerder gerapporteerde RNABe inhibitor blijkt noodzakelijk

Slooten,E.A.van De behandeling van mammacarcinoom. Ned.T.Geneesk. 1 11 (1967) 82-83.

Slooten,E.A.van

-61-

Behandeling van osteosarcomen met chemothera­peutica, toegediend via extra-corporale perfusie en gevolgd door operatie. Ned.T.Geneesk. 111, (1967) 917.(referaat)

Slooten,E.A.van Verbeter de wereld, begin bij jezelf. KWF-nieuws (1967) no.27, 1-3.

Sluyser, M. Binding of hormones to histones. In~ VIIth international congress of biochemistry Tokyo; abstracts V. Tokyo, 1967, p.847.

Sluyser,M. Binding of hormones to histones. J.Endocr. 37 (1967) XX-XXI.

Sluyser,M. Interaction between hormones, histones and deoxyribonucleic acids. In: Regulation of nucleic acid and protein biosynthesis; V.V.Koningsberger,L. Bosch, eds. Amsterdam, enz., Elsevier 1967, p.225-232.

Sluyser,M. Onderzoekingen over het werkingsmechanisme van hormonen. Jaarb.Kankeronderz.Kankerbestr. 16 (1966) 25-30.

Smeenk,D., J.van der Sluys Veer, R.O.van der Heul Bone changes in hypercorticism. In: Procoedings of the VIth international congress of internal medicine. f~sterdam, Exc.Med., 1967, p.228-231. Excerpta Medica international congress series no.137.

Thung,P.J., C.F.Hollander Regenerative growth and accelerated ageing~ Sympos. So c. Exp. Bi ol. _g_ı ( 1967) 455-462.

\hjngaarden, G. K. van, J. Bethlem, A. E. F. IL I•1eij er, \f.. Ch. Hül smann, C.A.Feltkamp Skeletal muscle disease with abnormal mitochondria. Brain 90 (1967) 577-592.

Zeilmaker,G.H., J.H.Everett, 1v.C.Redmond, D.L.Quinn Defective control of prolactin seeretian in androgen-sterilized (TP) female rats. Acta Endocr. 56 (1967) suppl. 119, p.109.

Zeilmaker,G.H., J.Moll Effects of progesterone and pentobarbitone on hypothalamic induction of ovulation in the 5-day cyclic rat. Acta Endocr. 55 (1967) 378-388.