9 6 9 - nki - homeresearch.nki.nl/library/jaarverslagen/avl... · io~ 04 vergelijkend onderzoek...
TRANSCRIPT
ANTONI VAN LEEffivENHOEKHUIS .. ·~ ....... '~"'-r- ,. ....
NEDERLANDS ICANKERINSTITUUT
' WETENSC~PPELIJK VERSyAG ... ,.
1 9 6 9
... ~
'O.J,ri'?A! ~ : ;, .. \·:,! \. :~:::: 1 . 1 '::'/ı-~ IEEK )~, 1 t'i-n( ,j '·/:- : 1 ) ı· .ı ~ ... ·:, :1 ii) :J.khu is
)
SBnrl' 21 00
'. tr-~~. ~ ,;, ,' -. :, :_.: .
ANTONI VAN LEEffi1ENHOEKHUIS
NEDERLANDS KANKERINSTITUUT
11ETENSCHAPPELIJK VERSLAG
1 9 6 9
INHOUD
BIOCHEMIE
BC 02 Plasma membranen van normale en tumor cellen
BC OJ Mechanisme en de regulering van de eiwitbiosynthese
BC 05) BC 06) BC 07
BC 08
BC 09
BC 10
Chemiscm carcinogenese Nitrasaminen Aromatische arninen
Onderzoek van Groeiregulerende eiwitten
QLemotherapie van kanker
DNA-replicatiemechanisme in normaal en tumorı-veefsel
Biochemisch virusonderzoek
BIOLOGIE
BL 01 Proefdieren
BL 02 10-veken en vermeerderen van kiemvrije en gnotobiontische muizen en ratten
BL OJ Centre for the provision of laboratory animals with tumours
BL 04 Mammatumoren a. Hormonale Aspecten b. Virologische aspecten c. Genetische Aspecten
BL 05 Hypofyse-tumoren
BL 08 ~Lderzoek naar de uitscheiding van HCG door patienten met chorionepithelioom en bepaalde testistumeren
ELECTRONENMICROSCOPIE
E~1 01
ElVl 02
EM OJ
EM 04
EM 05 EM 07
Verandering in de subcellulaire structuur van de lever en de long van de muis onder invloed van het carcinogeen dimethylnitrosamine (m;mA)
Lever polyribosomen
Plasmamembranen van normale- en tumorcellen
Onderzoek naar de fijne structuur van de muizehypofyse in verschillende toestanden en van hypofysetumoren
De ultrastructuur van de B deeltjes
Samemverking met het Radiobiologisch Instituut TNO, Rijswijk
pag.
lt
ll
11
11
n
ll
t1
11
t1
tl
tl
11
11
tl
tl
11
11
ıı
ll
!1
n
1
4
6 8
9 10
1 1
1J
14
15
15
15 17 22
22
26
27
27
28
28
30
JO
FYSICA
F 01 Scanning apparatuur ultracentrifuge
F 04 Onderzoek naar de electrische eigenschappen van de celı:·Jand
F 05 Impulsgenerator voor biologische toepassingen
.F 06 Onderzoek tumorritmen
D1NUHOLOGIE
IN 01 Onderzoekingen over melk-antigenen in het normale mamma-epitheel en verschillende vormen van mammacarcinoom bij de mens
IM 04 Specifieke tumorantigeniciteit van ratte-hepatoomplasmamembranen
IH 07 Onderzoekingen over auto-anti-lichaamvorming tegen spermatozoen
IM 08 Antigeniciteit van histonen
IM 10 Immunologische status van rokers
IM 11 Fetuine onderzoek
IM 12 Ontwikkeling nieuwe technieken
IH 13 Immunotherapie van acute leukemie bij kinderen
IM 14 Experimentele immunotherapie bij dieren
IM 15 Onderzoek naar lıumorale antistoffen tegen tumorspecifieke antigenen bij patienten die op grond van klinische verschijnselen mogelijk een immunologische reactie hebben t.a.v. hun tumor
IM 16 Kwantitatieve immunologische bepalingen in humane sera
IM 17 Immunologisch onderzoek bij melanoompatienten
PATHOLOGIE
PA 02 Morfologisch onderzoek
PA OJ Vergelijking menselijke en dierlijke gezwellen
PA 04 Epidemiologisch onderzoek
PA 05 Enzymhistochemisch onderzoek
\IEEFSELKUEEK
UK 01 Aanhouden en ont·uikkelen van celma teriaal ten behoeve van diverse onderzoekingen
UK 02 Bestudering van het celgedrag in vitro
pag. Tl
tt
tt
tt
tt
tt
tl
tl
ll
tt
tt
tt
ıı
tt
tt
tt
ll
tt
tt
tt
tt
32
32
32
32
34
34
34
35
35
36
36
36
36
36
37
37
38
41
42
43
44
44
CHIRURGIE
KC 01
KC 04
KC 05
KC 06
KC 07
KC 08
KC 09
Behandeling vac het mammacarcinoom
De behandeling van het schildkliercarcinoom
Resultaten van halsklierexstirpatie wegens metastasen van tumaren van hoofd en hals
Kindertuma ren
De waarde van een behandeling met methotrexate voorafgaand aan de gebruikelijke therapieen
Invloed van stollingsfactoren op de prognose bij mammacarcinoom
Melanomen werkgroep
GYNAECOLOGIE
KG 01 Onderzoek naar en uitwerken van een optimale operatietechniek voor het carcinoma cervicis uteri
KG 03 Na-onderzoek naar de urologische gevolgen van gynaecologische radioale operatie
KG 04 Onderzoek naar de optimale belıandeling van chorionepithelioom
KG 06 Preventief gynaecologisch onderzoek
INTERNE GENEESKUHDE
KI 01 Chemotherapie
KI 02 Behandeling van het gemetastaseerd mammacarcinoom
KLINISCE2 CHEHIE
IU(C 01 Onderzoek betreffende uitscheiding catecholaminen in urine ingeval van melanomen
KKC 02 On.derzoek betreffende 5-Nucleotidase activi tei t in serum
RADIOTHERAPIE
IG(T 01 Onderzoek naar karakteristieken van groeipatronen van gezwellen
IC~T 02 Invloed van bestraling op tumorgroei
pag. ır
ır
" ll
ır
ır
11
ır
ır
ır
ll
r:
If
ır
If
ır
KRT OJ Onderzoek naar de groeipatronen van gezonde weefsels"
KRT 04 Fysische onderzoekingen
KRT 05 Beı;,rerking van gegevens ui t de kliniek over groeien metastaseringspatronen van tumeren en effecten van bestraling
KJ."":{_T 06 Medeiırerking aan onderzoekingen
If
ır
If
46
47
47
47
47
48
48/69
49
49
49
49
50
53
54
54
56
58
58
59
60
61
UROLOGIE
KU 01 Effect van lokale toediening van thioTEPA in de blaas op de groeisnelheid van benigne papillomen
KU 02 Effect van voorbereiding van te opereren nier-carcinoom
IvlEDISCHE ADMINISTRATIE
KMA 01 Hedeı;verking verleend aa n of verslag u i tgebra ch t over onderzoeken
KMA 02 Landelijk folloı·1-up onderzoek van kinderen beneden de 15 jaar met een Wilms' tumor
ID~ OJ Onderzoek naar de samenhang tussen beroep en bepaalde vormen van kanker
IO~ 04 Vergelijkend onderzoek betreffende het resultaat na verschillende vormen van behandeling
ID~i 05 Onderzoek naar de frequentie van pathologischanatomisch vastgestelde tumoren bij kinderen
fuvffi 06 a. Onderzoek naar hypertensieve stoffen bij patienten met een nefroblastoom
b. Onderzoek naar de groeisnelheid van het nefroblastoom aan de hand van metingen van longmetastcı.sen
YJ~~ 07 Maligne ınelanomen
KMA 08 De behandeling van patienten met een rectumcarcinoom elders, voordat deze patienten in het Antoni van Leeuwenhoekhuis ter behandeling ktvamen
t'ERKGROEP MELANO:tvlEN
PUBLICATIES
pag. 65
rı
ıı
n
n
ıı
ıı
rı
rı
ıı
ıı
ıı
65
66
66
67
67
67
67
67 68
69
72
AFDELING BIOCHEMIE
Prof. dr P.Emmelot, hoofd Mej.Dr C.Benckhuijsen, arts Dr s lv. S .Bont Drs J.Boom Drs L. den Engelse Drs E. de Gorter
Dr Th.Ionescoe - gast
Drs R.Ph. van Hoeven Dr E.Kriek Drs J.E.Kuit (vanaf 1-3-1969) Dr M.Sluyser Ir L.N.Vernie Dr J. G. ·ı-le s tra { vanaf 1 6-8-1969)
P.J.M.Bakker (vanaf 1-10-1969), Mej.C.J.Bos, Ch.Fung Kim, Mej.J.Geels, Mej.C.A.B.M.van Hoof, Mej.A.Huizinga, Mevr.J. Leendertse-Jonkhoff, H.V.Li A Tsoe (vanaf 1-9-1969), Mej. I.K.v.d.Linden, Mej.E.C.A.Litjens (tot 15-3-1969), Mej. G.C.M.Mandjes, Mej.A.A.Nieuwenhuis (tot J0-9•1969), Mcj. J.Roitseoa· (va~a~ 1-11-1969), Mej,G.Rezelman (tot 30-9-1969), Mevr.N.H.Sneller-Jurgens (tot 31-10-1969), H.Vaz Dias, Mevr.M.J.Wichers-Molenaar, Mevr.M.Verschure-Grothuis (tot 15-10-1969), A.Visser, Mej.M.de Vries.
BC 02 PLASMA MEMBRANEN V}.u.~ I-WRJ'1ALE EN Till.fOR CELLEN (Prof.Dr.P.Emmelot).
Onderzoek naar de eigenschappen van plasma-membranen van normale en neoplastische cellen. Rol van de plasma-membraan in carcinogenese en maligniteit.
a/1.Lipide en carbohydraat-samenstellin 'Drs.R.Ph.van Hoeven'
Probleemstelling:
lasma-membranen
Kwantitatieve bepaling van de lipiden in normale en tumormembranen in verband met structuur en permeabili~ teit. Eventuele verschillen correleren met afwijk.:.:q_<!~
structuur van hepatoom-membranen. Rol van gangliosıQen en glycolipiden.
Voortgaande met de in het vorige verslag vermelde methode ter bepaling van de fosfolipide samenstelling van geisoleerde plasma membranen, werd nu ook materiaal afkomstig van het rattehepatoom BG 484 (overgeent van een oorspronkelijk door voederen met botergeel opgewekt primair hepatoom, en sterk gededifferentieerd) en van het muizehepatoom T 143066 (ov8~geent van een oorspronkelijk spontaan opgetreden hepatoom in een oude CBA muis, en van het ttminimal deviation 11 type) bestudeerd. De indruk bestaat, dat in het rattehepatoom het gehalte aan fosfatidylcholine en fosfatidylserine is verlaagd en het gehalte aan fosfatidylaethanolamine sterk is verhoogd t.o.v. normale membranen, terwijl in het muizehepatoom de situatie precies omgekeerd is. Het lijkt voorts zeer waarschijnlijk dat droogvriezen van de membranen het ontstaan van lysoverbindingen bevordert. Speciaal fosfatidylserine en fosfatidylaethanolamine zijn zeer gevoelig. De kwantitatieve samenstelling van de lipideklassen in de membranen werd voortgezet. Bij muizelever- (CBA) en rattelever-membranen is 30% van het drooggewicht als lipide aanwezig; bij BG 484 membranen is dit 42% en bij T 143066: 28%. De verde-
- 2 -
ling over de lipideklassen is voor de diverse membranen vrijwel gelijk, n.l. 55% fosfolipiden, 25% totaal cholesterol, glycolipiden 5% en overige neutrale lipiden 15%& Sinds 1 september is een functionaris in dienst, die met behulp van gaschromatografie de vetzuursamenstelling van de diverse lipideklassen zal onderzoeken.
b. Chemische en enzymatische samenstelling van geisoleerde plasma-membranen u it 1 ever en he pa tom en·· van rat en mui s.
Probleemstelling: Membraan samenstellin in verband met structuur (opbouw architectuur en functie (enzymen, transport, celcontact en weefselopbouw, ııantigenenıı); veranderingen en hun betekenis in turnar membranen.
b/1.(Hr.H.Vaz Dias). Het enzym ATPase, voorkomend in plasmamembranen '"'erd gefractioneerd met behulp van deoxycholaat, differentiele en gradient centrifugering. Een hoogactief preparaat rijk aan fosfolipiden werd verkregen ui t ratte- .. lever plasma-membranen. Gedeeltelijke extractie van lipiden had veel minder effect op de enzymatische activiteit van dit preparaat dan in het geval van intacte membranen. Morfologisch onderzoek door Mej.Drs.C&A.Feltkamp (EM 03) heeft een myeline-achtige structuur van het enzyın preparaat aan het licht gebracht. De resultaten van de fractionering bij rattehepatoom-~84 plasma-membranen waren totaal verschillend. Het enzyın heeft hier geheel verschillende eigenschappen, hetgeen in verband staat met een kennelijk verschil in membraan opbouw (plaatselijk?).(Publicatie in voorbereiding)
b/2,(Mej.C.J.Bos)& Een voorlopig vergelijkend onderzoek over de enzymatische eigenschappen van lever en hepataarn plasma membranen werd afgesloten. De algemene conclusies luiden nog steeds zoals gegeven onder b/2 in het vorige verslag. (Twee publicaties zijn verschenen)
b/3.(Mej.C.J.Bos). De glucose-6-fosfatase, pyrofosfat _se en anorganisch pyrofosfaat-glucose transferase activiteiten van plasma-membranen geisoleerd uit ratte- en muizele.rers en 3 hepatamen zijn uitvoerig bestudeerd. Plasma-membranen blijken een speciale pyrofosfatase te bezitten die verschilt van het aan de microsomale membraan gebonden enzym. Een aantal verschillen tussen plasma-membraan en oicrosooaal gebonden enzymactiviteiten werd ook voor de glucose-6-fosfatase en fo ··fotransferase gevonden. Lever en hepatcom plasma-membraan glucose-6-fosfatasen verschillen. Evenzo de glucose-6-fosfatase en pyrofosfatase van zowel plasma-membranen als microsomen. Er is een verschil in verdeling van de enzymactiviteiten over subfracties van lever en hepatoom-484 microsomen (glad en ruw endoplasm. reticulum)9 dit houdt verband met de verschillen in de opbouw van het endoplasm •. reticulum in situ. Onderzoek voornamelijk afgesloten (~ublicatie in voorbereiding).
b/4.(Mej.C.J.Bos) Siaalzuur-bevattende eiwitbrokstukken met behulp van trypsine uit ratte-hepatoom plasma membranen geisoleerd en gefractioneerd door gelfiltratie, bleken aanzienlijk te verschillen van de op analage wijze uit
- J -
lever plasma-membranen verkregen fractiesu Onderzoek wordt voortgezet.
b/S.(Mej.C.J.Bos~ Hr.H.Vaz Dias). De bestaande methode van membraan isolering blijkt niet geschikt voor mammatumoren. Wel werden~ zij het enigszins verontreinigde, plasmamembraan preparaten uit menselijk levercel careinaarn verkregen. E.M.-onderzoek (Mej.Feltkamp) leerde dat
11 tight junctions 11 ontbraken. Dit is het eerst ontdekt voor rattehepatoom plasma-membranen door Benedetti en Emmelot~ en onlangs in de literatuur beschreven voor een aantal andere tumaren (o.a. cervix ca).
c. F sisch-chemische metin ·en aan in detergentia Hr.H.Vaz Dias,
Probleemstellingg Bestaat het membraanelement uit lipoprotein subunits?; aard van de binding tussen fosfolipiden en eiwitten; in vitro reconstructie van membranen.
Ret onderzoek over de splitsing tussen fosfolipiden en eiwitten van plasma-membranen door detergentia en de blijvende scheiding na verwijdering van detergens door dialyse 9
werd met een publicatie afgesloten. Gelijkluide~de resultaten werden intussen ook verkregen met microsomale membranen, die in opbouw en o.a. cholesterol gehalte van plasma-membranen verschillen; een 11 short publication 11 hier-over is verschenen.
2 Onderzoek over het effect van divalente metalen (Ca +en Mdl tLjdens de dialyse van membraan-detergens oplossingen wordt voortgezet.
d. Isolering en fractionering van membraan-onderdelen en hun enzymatische samenstelling.
Probleemstelling: Bevat de membraan een mozaiek van enzymactiviteiten?; Wat is de betekenis van veranderingen in tumor-enzyın topologie?ı wat is de fysiologische rol van de globulaire knop,ies?
d/1 (Hr.A.Visser). Globulaire knopjes van 50- 60 ı komen voor op de plasma rrıembranen van levercellen die de galcanaliculi omzomen. Deze knopjes bevatten verschillende peptidasen, die (a) leucyl....;P-naphtylamide, (b) leucylamide en leucylglycine, en (c) glycylglycylglycine splitsen. Knopjes en enzymen komen door papaine behandeling van de membranen los. Andere enzyrrıen! zoals de alkalische glycerolfosfatase, die op dezelfde merrıbraan gebieden (zie boven) voorkomen, komen niet door papaine behandeling vrij en zijn dus niet in de knopjes 2P het membraanelement, maar in het membraanelement gelocalis9erd.Arylesterase activiteiten (gemeten aan de splitsing van ~-nafthylcaprylaat en phenylacetaat) kornen voor JO - 60% van de membranen vrij ten gevolge van een papaine behandeling die 100% van de peptidasen (en de knopjes) losmaken. De gelfiltratie profielen van de peptidasen zijn onderling gelijk en verschillen duidelijk van die van de arylesterasen,
- 4 -
welke kleiner en meer heterogeen materiaal te zien geven. De profielen van de esterase aetiviteiten uit de met papaine behandelde plasma membranen zijn gelijk aan de op dezelfde wijze uit mierosomen verkregen esterase aetiviteiten (Publieatie in voorbereiding).
d/2
d/J
Pogingen om 11 tight junetionsıı vrij van ander plasmamembraan materiaal te isoleren worden voortgezet (Hr.Vaz Dias) met eleetronen mieroseopisehe assistentie van Mej. Feltkamp.
Een onderzoek over de betekenis en bindingswijze van transaminasen in geisoleerde levereelplasma membranen is gestart (Hr.A.Visser);in verband met eleetron-histoehemiseh onderzoek verrieht in het Pathologiseh Laboratorium, R.U.Leiden, door Prof.P.van Duyn en medewerkers, waarbij de loealisering van een transaminase in (aan) de plasma membraan in situ is aangetoond.
e. Celeontaeten en eelpermeabiliteit in normale en neoplastisehe eellen (Drs.E.de Gorter).
Probleemstellingg Bestaan er versehillen tussen normale- en tumoreellen in bovengenoemd opzieht, die met electro-fysiologisehe methoden waarneembaar zijn?
Met de, mede door de afdeling Fysiea (Hr.W.L.van Es) ontwikkelde aparatuur, werden en worden metingen verrieht over (i) De membraan rustpotentiaal van normale en tumoreellen. (ii) De permeabiliteit van normale- en tumoreellen. Uit onderzoek over (i) kwam naar voren, dat de rustpoten
tiaal van een eel een ander inzieht geeft over de eel dan tot nog toe werd verondersteld. Uit (ii) bleek, dat er bij het onderzoehte tumoreel-type (muizemamma) geen permeabiliteitsversehil voor ionen t.o.v. normale eellen bestaat. Ret onderzoek over eeleontaeten wordt verder voortgezet. Met Ir.L.N.Vernie wordt een onderzoek opgezet om de invloed van eareinogeen op ionstroming in en uit de levereel, m.b.v. eleetro-fysiologisehe methoden, na te gaan (BC OJ,f).
EC OJ MECHANISME EN DE REGULERING VAN DE EI1HTBIOSYNTHESE. (Drs.lıT. S.Bont)
a. Probleemstelling: Rol endoplasmatis he retieulum membraan bi.i de eiwitsynthese.
Polyribosomen, de funetionele eenheden in de eiwitsynthese, werden verder bestudeerd. Deze strueturen kunnen in 2 varmen geisoleerd worden: als vrije ribosomen, en als membraan gebonden polyribosomen. De methode van fraetionering en de karakterizering van een RNase remmer, nodig voor de stabiliteit van de vrije polyribosomen, is gepubliceerd. Vrije- en membraan gebonden polyribosomen werden vergeleken wat betreft hun vermogen tot inbouw van radioactieve aminozuren. Er bleek in vitro een opmerkelijk verschil te bestaan tussen deze twee soorten structuren. Terwijl de inbouw van 14c-leueine met vrije
- 5 -
polyribosomen sterk gestimuleerd wordt door de aamv-ezigheid van de andere niet-radioactieve aminozuren, wordt de inbouw met membraan gebenden polyribosomen niet beinvloed door de aanwezigheid van de andere aminozuren. Di t 1·1erd verklaard door aan te nemen dat translatie in het geval van membraan-gebonden polyribosomen beperkt blijft tot een enkel codon. Deze resultaten zijn gepubliceerd. Het verschil in translatie tussen vrije- en membraan gebenden polyribosomen werd verder onderzocht. Het bleek dat dit verschil niet bestaat als de membraan gebenden polyribosomen worden gesuspendeerd in media waaraan sucrose is toegevoegd. Het effect van sucrose op de structuur van de membranen in verband met aminozuren-inbouw wordt onderzocht. Mogelijk liggen hier aangrijpingspunten voor een ig ~ regulering.
c. Probleemstelling: Ontwikkeling van een in vitro systeem van de eiwitsynthese.
Bij het boven besproken onderzoek werd gebruik gemaakt van een preparaat van aminoacyl-tRNA synthetases dat gezuiverd was via gelfiltratie. Uit een nader onderzoek bleek dat de aminoacyl tRNA synthetases voor alle 20 aminozuren op meer eenvoudige wijze gezuiverd konden worden door eerst differentiele- en v·ervolgens gradient centrifugering toe te passen. Een fractie met een sed.coeff.van ~ JOS bleek alle synthetases te bevatten nodig voor optimale inbouw van aminozuren.
d. Probleemstelling~
Taepassing on verbetering U.V. registratie van de analytische ultracentrifuge.
Met de nieuwe optiek van de analytische ultracentrifuge worden de experimenten voorgezet (zie F 01).
e. Probleemstellingg Eigenschappen van ribosomen.
Een onderzoek naar de eigenschappen van ribosomen di,3 ontstaan ten gevolge van incubatie van polyribosomen in lage Mg++ concentratie werd voortgezet. De resultaten van dit werk worden door Ir.Vernie toegepast bij de bestucering van het effect van DMNA op het eiwitsynthetiserende systeem in rattelever (zie f.).
f. Probleemstellin~g
Invloed van demet~.ylni tresamine (DMNA) op het endop~ as-:, matisch reticulum en de eiwits nthese in de lever (zıe ook BC 05 Ir.L.N.Vernie, Drs.W.S.Bont en Prof.Dr.P.Emmelot)
Na inspuiten van DMNA, 50 mg/kg, vindt er een daling plaats van de eiwitsynthese in~ aan zowel de membraangebondenals aan de vrije polyribosomen in de rattelever. Uit het werk van Dr.Mizrahi ı;v-as reeds gebleken dat de daling van de ei-vri tsynthese na injectie van DMNA toegeschreven moest worden aan ~en uiteenvallen van de polyribosomen tot 80-S ribosomen. Direct aansluitend bij het werk van Drs.H.S.Bont betreffende de conformatie-veranderingen welke optreden in lage Mg++
- 6 -
concontratio van ribosomen is gebleken dat de reden van het uiteenvallen van de polyribosomen niet gelegen is in een afbraak door RNase maar dat deze afbraak energieafhankelijk is (eiwitsynthese). Uit de literatuur is bekend dat een vergiftiging met DMNA of CC14 een verandering te zien geeft in de ionensamenstelling van de levercel. Vooral zijn hierbij betrokken Na+, K+ en Ca++. Deze ionen blijken ook van invloed op de stabiliteit van de polyribosomen en de eiwitsynthese ~ vitro. Verder zal nagegaan worden wat het effect is van DMNA op de celpermeabiliteit en of hierdoor bovengenoemde effecten te verklaren zijn. Een veranderde ionensamenstelling zou ook
een verklaring kunnen zijn voor het zwellen van de endoplasmatisch-reticulum membranen, wat gezien met de electronen-microscoop een van de eerste effecten van D~~A is.
EC 05 CHEMISCHE CARCINOGENESE (Drs.L.don Engelse, Drs.R.Ph.van Hoeven en Prof.Dr.P.Emmelot).
a. Biochemisch onderzoek over het werkin smechanisme van verschillende carcinogenen Drs.L.den Engelse •
Probleemstelling: Het zoeken naar correlaties tussen biochemische effecten
en uiteindeliike biolo~ische activiteit
De eerste resultaten van een onderzoek (zie vorig verslag) naar het verband tussen het ontstaan van tumaren on de methylering van DNA onder invloed van dimethylnitrosamine (DMNA) in long on lever van CJHf en GR muizen zijn verıverkt in een publicatie. In een onderzoek naar de biochemische effecten van DMNA op verschillende organen van de muis werd gevonden dat, na voorafgaande voedering met (niet-radioactief) DJ1.1NA gedurende 6 weken, een grote verandering is opgetreden in de methylering van DNA (gemeten na een injectie 14c-DMNA).Uit voorlopige experimenten blijkt deze wijziging zich in de loop van drie maanden na het beeindigen van de DMNA toediening weer geheel te herstellen. Het is de bedeeling na te gaan of veranderde N-demethylase activiteiten (zie b) deze resultaten kunnen verklaren. De eerste gegevens over de invloed van DMNA op de DNA en RNA synthese in vivo wijzen, ook bij een relatief l<:ı.ge dosis, op uitgesproken veranderingen in de inbouw van radioactieve precursors. Het ligt in de bedoeling om deze effecten voor beide stammen te vergelijkon. In samenwerking met Dr.J.Calafat (EM 01) werden effecten
van DMNA op de ~ltrastructuur van long- en levercellen bepaald bij beide c~ıderzochte muizenstammen. Bij een hoge dosis DMNA werden ook in de long, met name in de nucleolus, duidelijke effecten waargenomen. Getracht zal worden de ultrastructurele effecten van DMNA te correleren met biochemische veranderingen, n.l. met synthese en methylaring van RNA. Het onderzoek naar de ultrastructuur van longtumoren werd voortgezet; het v66rkomen van virusdeeltjes in deze tumaren is inmi~dels door Dr.Calafat beschreven. Een onderzoek waarin naast elkaar vergeleken worden lever-
- 7 -
tumor incidenties (spontaan en na DMNA), enzymatische omzetting van DMNA (zie b), alsmede DNA methylering (m.b.v. 14c-DMNA in C3Hf mannetjes en vrouwtjes, is gestart. (Deze onderzoekingen worden gedeeltelijk gesubsidieerd door de Wetenschappelijke Adviescommissie "Roken en Gezondheid" (Voorzitter Dr.M. 1d.Jongsma, Leiden), een onafhankelijk adviesorgaan van de ııstichting Sigaretten Industrie n)
b. Enzymatische omzetting van het den Engelse, Drs.R.Ph.van --
Probleemstellingg
een DMNA (Drs.L.
Vele carcinogenen moeten,alvorens hun werkzaamheid uit te oefenen, in vivo metabolisch omgezet worden tot actieve ,Sierivaten. Het al of niet aanıvezig zijn en de mate van activiteit van deze "drug-metabolizing11 enzymen is een belangrijke factor in de organotrope werking van het carcinogeen.
Een verbaterde methode werd ontwikkeld om de enzymatische omzetting van DMNA te bepalen. Daar in deze proefopzet een aanzienlijk lagere verhouding substraat/product wordt bereikt, lijken de mogelijkheden om langs deze weg zeer lage enzymatische activiteiten (zoals in de long en in de nier) te bepalen, gunstig. Om een indruk te krijgen over een eventueel bestaand dagen nachtrhytme in de demethylering van DMNA werd een experiment opgezet (drs.Van Hoeven) waarin een groep CJHzmannetjes een dagperiode van 9 - 21 u. en een nachtperiode van 21 - 9 u. had en een tweede groep even oude dieren een precies omgekeerd schema. Na 3 weken adaptatie waarin ad libitum voer en water beschikbaar was, werden op diverse tijdstippen de activiteiten in de levermicrosomen bepaald van de glucose-6-fosfatase, N-demethylering van aminopyrine en de N-demethylering van DMNA. Voor de opbrengst van microsomaal eiwit uit 1 g vers leverweefsel werd een top gevonden tussen 13 en 17 u. De G6P-ase vertoonde een duidelijke top om 13 u. De beide N-demethyleringen liepen volkomen parallel en vertoonden een zwak maximum bij 21 u. Om een rhytme er duidelijker uit te halen lijkt een strongere standaardisering van het stalregime nodig.
c. Fysiologische methylering van nucleinezuren.
Probleemstelling: Zoals in het vorige verslag gesteld, zou in de proefopstelling beschreven onder BC 05 (a) DMNA slechts als versneller van een endogeen carcinogeen proces kunnen werken.
In verband met een algemeen geconstateerde verhoging van nucleinezuur methylase activiteiten in tumaren ~Borek) wordt nagegaan of er een verschil bestaat in de activiteit van deze enzymen in de weefsels van de door ons gebruikte muizestammen. Ultima september 1969 werd een onderzoek begonnen naar de fysiologische mgthylering van nucleinezuren in de muis. Een begin is gemaakt met het bepalen van de optimale omstandigheden waaronder tRNA-methylase activiteiten kunnen worden bestudeerd. Het onderzoek vindt plaats in het kader
- 8 -
van het bijvak van de heer H.Koffieberg {chemisch student).
d. Proeven met Immunologie (rationaleg zie vorige
BC 06 CHEMISCHE CARCINOGENESE.
af deling
a. Interactie van reactieve metabolieten met nucle~nezuren. en Dr.J.G.Westra,
Probleemstelling: Aard van de chemische interactie tussen carcinogenen (en carcinogenG metabolioten) en cel-receptoren welke mogeli.ik een rol bij de carcinogenese spelen.
De bindingin vivo van AAF-9-14c, N.hydroxy-AFF-9- 14c en N-hydroxy-N-1 1 -acetyı-14c-AF aan ribosomaal RNA en DNA van ratte lever werd bestudeerd onder verschillende omstandigheden. Vi er en t<'lintig uur na i. p. inj ectie van de verbindingen -ı,rerden rRNL en DNA ui t de levers geisoleerd on enzymatisch gehydrolyseerd tot d;a ( deoxy )nucloosidGn. Aan guanosino en deoxyguanosino gebonden JJ.:F en AF v1erden goisoleerd met bohulp van chromatografie op kolarnmen van Sephadex LH-20. De reeds oorder gevonden verschillen in binding van AAF en AF tussen rRNA en DNA bij mannelijke ratten werden opnieuw gevonden; 60-67% van de aan rRNA gebonden radioactiviteit werd geidentificeerd als N-(guanosin-8-yl )AAF-9- 14c terwij 1 33-Lı-O% ui t gedeacetyleerd ma teriaal bestond. In het DNA was daarantagen slechts 10-20% van het carcinogeen gebonden als .AAF. Bi.j vrouwelijke ratten, die veel minder gevoelig zijn voor de careinagene working van hAF, was hat verschil tussen rRNA en DNA veel minder. Aan rRna w·as 24% van de radioactiviteit gebonden als .AAF, de binding aan DNA was vrijwel gelijk aan die bij de mannetjes. De identiteit van do in vivo gevormdo JJ~Fderivaten en de synthetische producten, verkregen mot een reactieve ester van JlliF, wijst op de vorming van reactieve es ters in vi vo. Do or anderen (Miller, King, 1968) ı;v-aren eerder aanı,;rijzingon verkrogen,dat in vivo het 1-J-sulfaat van AAF wordt gevormd onder invloed van een enzym, een sulfaattransferase, aanwezig in de oplosbare fractie van de levor (105000 g supernatant). De mate van binding van AAF aan RNA in vi vo is du s waarschijnlijk e en ·wc er spiegeling van de sulfaattransferase activiteit in do lover. Het is nog niet duidelijk in hoevorre de reactievo osters van AAF ook in de celkern verantwoordelijk zijn voor de binding van AAF aan DNA. De binding van AF verloopt niet via een ester, doch door reactie van N-hydroxy-.P..F met guanine. Er zijn aanwijzingen, dat de activiteit van de sulfaattransferase de boperkonde factor is bij de ind~ctio van lovertumoren door AAF. Er is eon aanvang geoaakt met het onderzoek van sulf~attransferase activitoito~ onder verschillende omstandigheden. Teneinde de resultaten mot AAF te kunnen vorgelijkcn mot een aromatisch amine, dat slechts zwak carcinogeon voor do lever is, vlerd bego:qnen met het onderzoek van Lt-N-hydrcxyacetylaminobifenyl-~ ig ~ en het N-sulfaat hiervan in vitro.
BC 07
- 9 -
b. De 11 template 11 f·unctie van DNA waaraan .A.AF of AF is gebonden (Drs.J.Boom en Dr.E.Kriek)
Problee~stellingg
Beinvloeding ·van het replica tier;ıechani sm e do or de aanwezigheid van careinagene aromatische arninen in DNA.
De template activiteiten ten aanzien van DNA polymerase van normaal rattelever DNA en DNA geisoleerd na behandeling met AAF werden vergeleken. De indruk, dat met AAF gesubstitueerd DNA sterker gebonden wordt aan het enzyın met een gelijktijdige verlaging van de maximum reactiesnelheid, werd versterkt door overeenkomstige experirrıenten met DNA in vitro behandeld met N-acetoxy-Al~F, waar hetzelfde effect toenam naarmate meer AAF v1as gebonden. Deze voorlopige resultaten zullen in het komende jaar verder worden uitgewerkt ~ waarbij zal >vorden getracht DNA te s cheiden in e en meer en minder met J~ of AF gesubstitueerde fractie.
ONDERZOEK VAN GROEIREGULERENDE EI1HTTEN. (Dr. M. Sluyser)
Probleemstellingen: Wat is de rol van de diverse basische chromosomale eiwitten Ihistcnen) bij de groeiregulering en differentiatie? Onderzoek naar een mogelijke ııdefecte 11 ıverking van tumorhistonen.Interacties tussen steroide hormorren en histonen als model voor onderzoek naar de hormoongevoeligheid van klinische tumoren. Immunologisch onderzoek naar de weefselspecificiteit en localisatie van histonen.
a. In samenwerking met Mej.Drs.A.Hekman en Dr.Ph.Rümke (IM 08) werd het immunologisch onderzoek van diverse histonfracties voortgezet. Daarbij bleek dat met behulp van de immunofluorescentie techniek de localisatie van histonen in de kernen van diverse typen eellan kon worden aangetoond. Antisera tegen lysine-rijlce rattelever of kalfsthymus histonen leverden een kernfluorescentie van een groot aantal weefsels, hetgeen er op duidt dat de lysine-rijke histonen van verschillende weefsels een immunologische kruisreactie vertonen. Op soortgelijke wijze kon echter niet een kernfluorescentie verkregen worden met behulp van arginine-rijke histonen als antigeen. Dit is misschien te wijten aan de mogelijkheid dat de arginine-rijke histonen van diverse weefsels een vrijwel identieke structuur bezitten zodat zij niet immunogeen zijn. Aangezien gebleken is, dat bij het onderzoek van histonen met behulp van de dubbel-diffusie techniek aspecifieke effecten kunnen optreden, wordt momenteel onderzocht of de inter~ctie tussen histon en antilichaam ook door middel van de agglutinatiereactie kan worden bestudeerd.
b. Een uitgebreid onderzoek werd ingesteld naar de wı2ze waarop diverse histonfracties zich binden aan DNA in vitro. Dit werd als model gebrui~t om informatie te verkrijgen omtrent de bindingin vivo. De verkregen resultaten maken aannemelijk dat de lysine-rijke histonen hoofdzakelijk bruggen vormen tussen aparte DNA moleculen, terwijl de arginine-rijke histonen zich lineair rangschilcken langs DNA moleculen. Dit is in overeenstemming met resultaten verkregen in andere laboratoria met geisoleerd chromatine.
10 -
Een model werd voorgesteld ter verklaring van het gegeven dat bij hoge histon/DNA concentratie verhoudingen de DNAhiston complexen oplosbaar zijn. Het effect van de ionsterkte van het medium op DNA-histane interacties werd bestudeerd. Ook de binding van histon-fracties aan gedenatureerd DNA en aan RNA werd onderzocht. Momenteel wordt dit onderzoek voortgezet met een studie van de interactie van tumorhistonen aan DNA.
c. Teneinde te onderzoeken of histonen betrokken zijn bij het mechanisme van hormoonwerking, werd de binding van steroiden aan histonen bestudeerd. Radioactief (H~3)gemerkte steroidhormonen binden zich zowel in vitro als in vivo aan histonen. Deze binding vindt in beide gevallen hoofdzakelijk plaats aan het hydrofobe C-terminale gedeelte van de arginine-rijke histonfractie. Divers2 H3-gemerkte steroiden werden bij ratten geinjicieerd en de radioactiviteit over de verschillende organen en celcomponenten bestudeerd. Dit onderzoek wordt voortgezet.
EC 08 CHEMOTHERAPIE VAN ~~R (Dr.C.Benckhuijsen)
b. Intrapleurale behandeling van pleuritis carcinomatosa met Thio-TEPA.(H.Roebers~ arts)
Probleemstellingg Verbetering lokale behandeling van pleuritis carcinomatosa met Thio-TEPA door gelijkti,idige I.V. infusie van natrium thiosulfaat ter bescherming van het beenoerg.
In samenwerking met de afdeling interne geneeskunde (KI 01-b) zijn nu in totaal 45 patienten tezamen 82 maal behandeld met 45 mg Thio-TEPA intrapleuraal. Bij 28 patienten waren na 1 tot 4 (gemiddeld 1,6) behandelingen geen puncties meer nodig, 14 maal waren ze minder vaak nodig, J patienten reageerden niet op de behandeling. Een I.V. infuus van natrium thiosulfaat ter bescherming van het beenmerg had geen nadelig effect op de behandeling van de pleuri tis. Het inf'uus leek wel enige bescherming te geven van het beenmerg, maar ook zonder het infuus werd deze cytostatische therapie goed verdragen.
c. Oxydatie van Endoxan in het modelsysteem volgens Fenton.
Probleemstelling~
De identificatie van werkzame metabolieten van Endoxan en de bestudering van hun biologische betekenis in de Endoxan therapie.
Bij voortgezet onderzoek werden voor meerdere oxydatieproducten belangrijke aanwijzingen over hun structuur verkregen. Er worden methodes ontwikkeld om de verenderstelde oxydatieproducten te synthetiseren, teneinde hun structuur nader te bewijzen en de stoffen voor biologisch onderzoek beschikbaar te krijgen.
d. Activering van Endoxan in vivo. (Drs.J.E.Kuit)
Probleemstelling~
Kwalitatieve en kwantitatieve bepalingen van de in vivo uit Endoxan gevormde metabolieten.
11 -
Het onderzoek naar de in de urine van patienten voorkomende metabolieten word voortgezet. Voor J metabolieten, die na toediening van Endoxan werden aangetroffen in een kunstmatig opgewekt ascitesvocht bij muizen, word de verwantschap van de oxydatie in vivo en de in vitro bestudeerde omzetting bevestigd.Om de oxydatie in de lever nader te bestuderen word met medewerking van de heer Pieren, Chem.Cand. een proefstelling voor continue perfusie van de rattelover gemaakt. Mevr.K.M.Steijvere~onjee, van de afd.Biologie, verleende waardevolle hulp bij het opereren van de ratten.
e. Beenmergfunctie onderzoek met bacterieel endotoxine.
Probleemstelling: Becerdeling van de beenmergfunctie van patienten voor, tijdens en na behandeling met cytostatica; aan de hand hiervan opstellen van doseringsschemata.
Bij het onderzoek ten behoeve van BC 08-b werd waargenomen dat reeds bij cen matige leucopenie de post-mitotische reserve in het beenmerg na cytostatische behandeling sterk verlaagd is. Herstel treedt in een dergelijk geval snel op. Bij een vrij hoge dosis Endoxan, waarbij de leucocyten enkele dagen omstreeks 2000/mmJ bedroegen, werd de beenmergfunctie test geheel negatief. Hierop volgde zowel voor do perifere leucocyten als voor de beenmergfunctie test een horstel tot boven de uitgangswaarde. Parallel aan het functionele onderzoek werd bij deze patiente door Dr.F.J.Cleton, afd.Interne Geneeskunde (KI 01-c), het beenmerg ook morphologisch onderzocht om het mechanisme van regeneratie te leren kennen. Met behulp van het bacteriele endotoxine kon het goleidelijke herstel aangetoond worden van de beenmergfunctie tijdens hormonalo therapie voor skeletmotastasen bij enkele patienten met mammacarcincom.
f. Intravesicale behandolin infiltrerende careinemen
Probleemstellingg
H.Roebers
Metingon over resorptie van intravesicaal ingebracht ThioTEPA ter vaststelling van een verantwoord doseringsschema voor lokale bohandeling van blaaspapillomen en beginnende carcinomen.
In dit onderzoek konden dit jaar geen nieuwo patiönten worden opgenomen. Zodra zich de gelegenheid voordoet zullen de metingen van de resorptie van Thio-TEPA uit de blaas worden voortgezet in sarnonworking met J.Renaud, afd.Urologie (KU 01).
BC 09 DNA-REPLICATIENECHANISME IN NJRMAAL EN TUMOR\oJEEFSEL (drs.J.Boom, K.W.F.-fellow).
Probleemstelling: S eelt het DNA-re licatieproces of de initiatie daarvan oen essentiöle rol in do chemische carcinogenose? Verloopt dit proces anders in tumoren? Zo ,ia, welke reactiecomponenton zi,in
- 12 -
hiervoor verantwoordeli.ik en \vaarom ~ DNA-polymerase ı tompla teDNA ı andere factoren of oen combinatie?
a. Het DNA-polymoriserend systeem in vitro. De procedure voor het reproduceerbaar verkrijgen van een goed werkzaam DNA-polymerase preparaat werd verder uitgewerkt. Speciale aandacht werd daarbij besteed aan de isolatie van celkernen en aan de opwaartse gelfiltratie-techniek met groto kolommen. Het enzyın ıverd gezuiverd ui t normale en regonererende lever ( 48 uur na partieel e hepatectomie) ~ ui t een Af:ı..Fgeinduceerd primair hepatoom (afkomstig van Dr.E.Kriek) en uit botergeel-geinduceerdo getransplanteerde hepatamen (BG 484). Afgezien van verschillen in specifieke activiteiten van de diverse enzympreparaten, konden met de gobruikte labelingstechniek geen afwijkingen in de incorporatieverhouding van nucleotides aangetoond worden. Ten aanzien van de initiatie van de normale polymerasereactie kon aangetoond worden dat dATP een gedifferentieerd stimulerend effect hoeft bij lage nucleotideconcentratios, terwijl behalve de chemische- ook de redox-potentiaal een belangrijke rol speelt. Een opvallende eigenschap van het polymerisatiesysteem in vitro is de lage maximum reactiesnelheid (een orde v~;-grootte lager dan verwacht kan worden op grond van de bekende snolheid ig ~in oen S-fase eel); hiervoor kunnen verschillende factoren verantwoordelijk zijn. Gepoogd werd de kıvali tei t van het template-DNA te verbeteren door dit op een totaal andere wijze to isoleren en zuiveren (zonder gebruik van organische oplosmiddelen, d.m.v. gelfiltratie over een agarosekolom). üp het programma staan het testen van dit DNA in het reactiesysteem, en het bopalen van het effect van korte deoxyoligonucleotiden en particele enzymatische hydrolyse van DNA op de polymerisatiesnelheid.
b. Gebruik van het DNA-polymerase als testsysteem in vitro voor de biolo ischo activiteit van g-esubstitueerde DNA 1 s
Drs.J.Boom en Dr.E.Kriek zie BC 06-b.
c. Eig-ensch~ppen van chromatine. (Drs.J.Boom en Drs.W.S.Bont) Bij het bestuderen van eon nieuwe isolatiemcthode voor DNA, werd onder andere ook intact chromatine uit celkernen geextraheerd met de bedeeling dit als bron voor DNA te gebruiken en het eventueel zelf te testen op template-activiteit. M.b.v. de analytischo ultracentrifuge bleek dat chromatine kort na de isolatie te bestaan uit scherp onderscheidbare en goed gedefinieerde fracties met vorschillende in het algemeen zeer hoge sedimentatiecoefficienten (varierend van 50 tot 5000 s). Gepoogd wordt deze fracties ook preparatiof te scheiden en te karakteriseren.
d. Sequentieanalyse van deoxyoligonucleotiden. Naar aanleiding van cantaeten met de afd.massaspectrometrie van het Analytisch Chemisch Laboratorium te Utrecht is aansluiting gezocht bij een te varmen werkgroep voor de bestudering van "sequenties van manomeren in biopolymeren", waarin onderzoekers van verschillende instituten zullen samenwerken. Door deze groep werd een begin gemaakt met de massaspectrometrische bestudering van mononucleotiden en de
- 1 J -
bescherming van polaire groepen die daarvoor nodig is. Tevens wordt gestart met de synthese van goed gedefinieerde preparaten van di-s tri- en oligodeoxynucleotiden.
BC 10 BIOCHEMISCH VIRUSo:t'lDERZOEK (Drs. 1-T.S.Bont, Ir.L.N. Vernie)
Probleemstelling~
Moleculaire mechanismen van celtransformatie door oncagene virussen9 isolering diverse oncogene virussen.
a. Het onderzoek met RNA virussen. Do or Prof. S. Nandi ı;oras aangetoond dat in sommige gevallen het blood van mot MTV besmotte muizon infectief was, zonder dat virus in het bloed kon worden aangetoond. Dit gaf aanleiding om het bloed van besmetto muizen verder te fractioneren. Deze experimenten mot het zgn. bloed MTV of R-HTV waren zeer tijdrovend. Omdat ae bio-assay eon belangrijke factor was voor de bepaling van infectivitoit in de vcrschillende fracties word voorgesteld als modelsysteoın het Rausher Leukaemie Virus (RLV) to gebruiken. (zie vorig verslag). De experimenten mot RLV loiden tat de volgende conclusies:
1e. Het was mogelijk om uit de milt van met RLV bosmette muizen een fractie te isoleren, die goed kon wordon vergeleken mot de frac-tie ui t het blo ed van met MTV besmett0 muizen.
2c-,. Doz e fractio had wel RLV acti vi toi t maar met de electronenmicroscoop kon in eerste instantie hierin geon virus worden aangetoond. Bij verdere fractionering bleek wel degelijk virus aamvezig to zijn.
In een op verzoek van het wetonschappelijk college ingediend rapport word gestold dat het werk met bloed MTV moest worden voortgezet, indien de reeds gedane experimenten met MTV reproduceerbaar zouden zijn on als ook alle centrole experimenton in positieve zin zouden uitvallon. De experimentcn met bloed-MTV en r.:ıet RLV (dio c:_:;_s centrole experimenton voor MTV kunnen worden beschouwd) toonden aan dat a) het werk met bloed MTV niet reproduceerbaar was, en b) dat in preparaten waarin in eerste instantie geon virus kan worden aangetoond ıvol virus aanwezig was. Voordat con verdere fractionoring van het bloed-MTV wordt ondernomon, moet eerst zokor wordon gesteld dat infectief bloed geon intact v:'.rus bevat. Deze resul ta ten waren voor ons aanleiding de experimenten met het bloed-MTV te stoppen. Het >·mrk met RLV had ook meer positieve aspecten. De isoleringsprccedure voor MTV kan zonder meer worden gebruikt voor RLV. Het bleek zelfs dat met deze procedure de schciding van eon mengsel van deze virussen mogelijk was (zie Bl 04).
b.IDNA-virussen. De sarnonworking met Dr.v.d.Noordaa bleef dit jaar modo in verband met mijn drukke workzaamheden voor het Instituut, bijna geheel beporkt tot hot verstrokkon van adviezen. Dankzij deze adviezen worden op hot Lab.v.d.Gezondheidsleer goede varderingen gemaakt bij de zuivering van Adenavirus type 12 en SV-40 virus. De zuivering van vaccinia virus werd met succes beeindigd en loidde tot oon volledigo verwijdering van leukoso virus uit een vaccinia virus-vaccin.
- 14 -
AFDELING BIOLOGIE EN PROEFDIEREN
Prof.Dr O.F.E.Mühlbock, hoofd Dr L.M.Boot Mej.Dr A.Dux Drs A.A. van der Gugten l\iej.Dr Ph.C.Hageman Drs J.N.Herbschleb(tot 31-1-69) Drs J.H.M.Hilgers Dr H.G.Kwa Mej.Drs N.Lenselink Dr J.Links Mej.Drs E.R.A.Muller
Prof.Dr P.G. ten Seldam W.J.T.Zabel (biol.student)
) )
Mevr.Drs S.Swen-Wierda (vanaf 15-9-69) Mevr.Drs P.Swoveland-Makayama (tot 30-6-69) Mej.Dr R. van Nie l\iej.Drs G.Röpcke Drs A.Timmermans Drs A.A.Verstraeten (vanaf 1-11-69) DrG.H.Zeilmaker (tot 31-7-69)
gasten
Mej.A.M.J.Amsen (tot 31-5-69), Mej.G.Bark, Hr.H.A.Bax (vanaf 15-9-69), Mej.R.P.J.Beurs, Mej.A.Brouwer, Mej.H.A.Buter (vanaf medio november 1969), Mevr.F.Buys-v.d.Schaaf, Mevr.D.Corduwener-1\ia tu lay, ıvre j. 1v. J. P. 1·J. v. Ebbenhors t Tengbergen, Me j. E. Franke, Mevr.J.J.Geiger-Koedijk, Mej.V.L.Goris(tot 30-6-69), Hr.B. de Graaf, Mej.A.M.R. ten Have, Mej~A.E.Klappe, Ivlevr. L.Kleyne (vanaf 8-12-69), Ivlej.M.A.J.Koster, Mevr.A.K.J.KuyperPietersma, Mej.D.C.F.Lampe (vanaf 16-2-69), Hr.Liebregts (vanaf 1-9-69), Hr.H.R.Lobbrecht (vanaf 1-6-69), Hr.C.Ivl.GeMeskes (vanaf 17-3-69), Hr.J. de Moes, Mej.E.1v.van Muylwijk, Mevr. L.Niemvenburg-Boekaar, Ivlej.F.E.Nilant, Hr.K.Nooter (vanaf 1-9-69), Mej.M.Ojemans, Mej.E.M. van Os, Mej.J.P.Plaat (tot 28-2-69), Mevr.P.Renaud-Vrugt, Mevr.I.C.N.A.Roefs-Hekkenberg, Me j. M. Sa la, Mevr. K. Ivi. Steyvers-Zonjee, Mej. O. Tol, Hr. G. Veenbrink, Hr.F.Verhofstad, Mej.C.M.Visser, Mej.J.F.Tiietses.
Proefdierverzorgers: Hr. J.E. Arends, Mevr.G.Beumer-Ronday, Hr.N.Bovenkerk, Mevr.J.Brambach-Hardijzer, Hr.F.Butter, Hr. J.H.C. van Dijk, Hr.A.P.Gerverdinck, Hr.Tj.Hardijzer, Hr.A.A. A.M.Hommes, Hr.H.F. de Jong, Hr.W.H. de Jong (tot J0-6-69), Hr. P.J .Keizer, Hr.P.Kloosterman, Hr.H. C.van Mourik, Mevr.A.r,.ı.
Muller, Hr.J.Olyhoek, Hr.D. van Oorsomv (tot 31-7-69), Hr.U. G.Oosterbos (vanaf 16-5-69), Hr.D. van der Pijl, Hr.K. van Rossum (tot 28-2-69), Hr.D.v.d.~veel (tot (31-12-69), Hr.E.F. Vermaak, Hr.l\1.P.M. van der Vliet, Hr.H.D. van 1iaardenberg (vanaf 11-8-69), Iviej .E. C.M.1vaasdorp.
BL 01 Proefdieren
De produktie van de conventionele proefdieren was dit jaar vrijwel gelijk aan dat van 1968. Het aantal per 1 oktober 1969 aanwezige proefdieren bedroeg ca. 34.000. De nieuwe stalruimte boven de kliniek werd aan het eind van de zomer opgeleverd en voorlopig gebruikt voor huisvesting van de dieren van de kweekkernen uit het "muizenhuis". Dit laatste wordt momenteel gerestaureerd en zal begin 1970 weer in gebruik worden genomen. De flessen-wasmachine, die dit jaar werd aangeschaft, bleek de efficientie van het werk op de zolderverdiepingen zeer ten goede te koman.
- 15 -
De leiding over de apenkolonie werd in september 1969 overgenomen door mevr.S.Swen-Wierda; de in het vorige verslag uitgesproken verwachtingen omtrent het onderzoek met tupaia 1 s bleken te optimistisch.
BL 02 Kıveker.. en vermeerderen van kiemvrije en notobionti.sche muizen en ratten Dr H.G.Kwa, mej.Drs M.Lenselink, Hr.B. de Graaf, Br J. de Moes, Hr.G.Veenbrink)
In 1969 waren in kiemvrije staat aan-ıvezig Lobundratten_,en de muizestammen: Balb/c, CBA, c3H , DBA , GR en 0 20 • Verloren gegaan zijn de muizestammen Rili (do~r zeer slecht kweekgedrag) en C57Bl ( opnieuı:v door hetzbarsten van e en excessief groot coecum). Dit laatste zal in 1970 tegengegaan worden door deze stam niet kiemvrij maar als gnotobiont (besmet met Lactobacillus casei, Bacillus subtilis en/of B.cereus) aan te houden. Uit eigen ervaring is bekend, dat deze het vergrote coecum zeer snel reduceren. Er is een begin gemaakt met het 11 schoonmaken 11 van alle muizestammen van het huis. Dit zal in 1970 voortgezet worden. Hierbij zullen eerst gnotobiontische 'CBA als foster-moeders dienen. In de toekomst zal overgegaan worden op gnotobiontische F1(020 x CBA) foster-moeders. Tevens is een begin gemaakt met de kontrole van de homogeniteit van de ingeteelde kiemvrije stammen d.m.v. huidtransplantatie. Enkele groepen kiemvrije dieren zijn overgebracht naar een conventionele omgeving en het effect ervan werd nagegaan. Dit zal in 1970 uitgebreid worden. Ook zal van kiemvrije en gnotobiontische dieren de tumorincidentie worden nagegaan. Binnen zeer korte tijd zal na inspuiting van M.T.V. bij kiemvrije c
3Hz en andere stammen de tumorincidentie worden nage
gaan. Na ingebruikneming van de vrijkomende gedeelten van het R.I.V. zullen veel meer dieren voor experimenten beschikbaar kunnen zijn. Tevens zullen dan de door ons ontwikkelde grote roestvrij stalen tanks benut kunnen worden, zulks met het oog op het saneren van de ratten en muizen-kolonie, voor de overgang naar het nieuwe instituut.
BL OJ Centre for the provision of laboratory animals with tumours, onder auspicien van het International Ageney for Research on Cancer. (Prof. Dr O.Mühlbock, Drs G.Röpcke, Dr L.:M.Boot).
De onder dit hoofdstuk te vermelden werkzaamheden waren gelijk aan die van vorige verslagjaren. Momenteel overtreft de vraag de produktie-capaciteit in aanzienlijke mate.
BL 04 MAMMATUMOREN
a. Hormonale Aspecten.
1. Hormonale carcinogenese van de melkklier (Dr L.M.Boot, Drs G.Röpcke en Drs S.Swen-Hierda)
De promotie van L.M.Boot vond plaats op 15 januari 1969 te Amsterdam. De titel van het proefschrift luidde: 11 Induction by prolactin of mammary tumours in miceıı. Pogingen bij mannelijke muizen marnma-tumaren te induceren met behulp van de hypofyse-implantatie techniek bleken zowel bij intacte als gecastreerde dieren te falen, behalve in de CJH-stam. In deze stam bleek het effect teruggebracht te kunnen worden op een mede sti-
- 16 -
mulerende 1verking van bijnieroestrogenen. De controversiele literatuurgegevens konden hiermee worden verklaard. Prof. R.M.MacLeod (u.S.A.) verrichtte in 1968 met onze proefdieren een onderzoek in ons instituut. Hierbij bleek een duidelijke feedback te bestaan tussen de hormoonproduktie van hypofyse-isotransplantaten en de produktie van prolactine en groeihormoon door de hypofyse in situ (Proc.Soc.exp. Biol.Med., in press). Dit deed de vraag opkomen of er toch sprake is van een aanmerkelijke groeihormoon produktie door de transplantaten, hoewel dit op grond van andere gegevens onaannemelijk is. Deze proeven zullen waarschijnlijk door Prof. Mac Leod, in samenwerking met ons, Dr.Kwa en Drs Feltkamp (afdeling Electronenmicroscopie) voortgezet worden. De hiervoor benodigde proefdierseries zijn ingezet. Zoals reeds beschreven ondergaan hypofyse-isotransplantaten in de nier onder invloed van oestron een functionele en morfologische verandering, en kunnen tevens uitgroeien tot grote weefselmassa's. De vraag doet zich voor of dit effect reversibel is. Getracht wordt door terugtransplantatie van deze weefsels naar de sella in gehypofysectomeerde dieren dit probleem tot klaarheid te brengen. De moeilijkheden liggen nu nog op het technisch-operatieve vlak. Uanneer deze opgelost kunnen worden, zal hulp van anderen onmisbaar zijn. Langs verschillende wegen zal getracht worden de beschikbare apen (marmosets en tupaya's) in het endocrinologisch onderzoek te betrekken. De medewerking van Dr Misdorp is toegezegd (vergelijkende marnma-pathologie).
De uitgevoerde bestralingsproeven met ratten met hypofyse implantaten leverden de volgende resultaten (Drs A.Tirnmermans)~ Onbestraalde ratten met hypofyse in nier hebben een marnma tumor percentage van 65%, vergeleken met in onbehandelde controles 24%. De tumorleeftijd is echter vrijwel gelijk. In bestraalde dieren met hypofyse in nier wordt gevonden een stijging in marnma tumor percentage tot 90 a 100% en een daling van de tumorleeftijd van (verschil met onbehandelde controles) ongeveer 200-JOO dagen. Het effect van straling op dieren zonder hypofyse implantaat is groter (hoger tumor percentage, lagere tumorleeftijd), dan van hypofyse transplantatie. Uit deze proeven valt af te leiden dat de marnma van de rat zeer gevoelig blijkt te zijn voor stralingscarcinogenese. De hormor.ale achtergronden van deze stralingsgevoeligheid zal nader dienen te worden onderzocht (Prolactine bepalingen in samenwerking met Drs A. van der Gugten). Hierbij zal de ovariumfunctie met behulp van de vaginale uitstrijk gedurende de hele proef vervolgd moeten worden. Daarnaast is dit een mogelijkheid om de functie van de getransplanteerde hypofyse na te gaan. Door verwijdering van de hypofyse transplantaten na bepaalde tijdsverlopen is misschien een inzicht te verkrijgen in de werkelijke betekenis van het hypofysetransplantaat voor het ontstaan van marnmatumoren.
- 17 -
a/2. Rormoon-gevoelige mammatumoren in muizen van de stam GR TMej.Dr R. van Nie)
Ret onderzoek naar de invloed, welke hormonen kunnen uitoefenen op de groei van mammatumoren in GR muizen werd voortgezet. Rierbij blijkt dat de hormonale conditie van de muis, waarin de turoor is ontstaan, belangrijk is voor het gedrag van de tumor. Rarmoan-gevaelige tumaren warden gevanden in force bred muizen en in geavariectameerde muizen die behandeld werden met een gecambineerde behandeling van pragesteran en aestran. Daarentegen zijn de mammatumaren antstaan in virginae, in vrauwelijke dieren met een hypafyse-transplantaat en in geovariectomeerde muizen met uitsluitend een aestran behandeling, harmaanongevoelig. De harmoan-gevaelige mammatumaren gegroeid in farce breeders verschillen van de tumaren geinduceerd met progesteran en aestran, zowel in morfolagisch aspect als aak in de wijze \vaarop tumargroei reageert op hormanen. Prolactine speelt een meer essentiele rol bij de graei van de tumeren antstaan in force bred dieren. Bij transplantatie proeven is gevonden dat de harmaongevoeligheid van de mammatumoren na ongeveer 5 of meer transplantatie-generaties kan verdwijnen. Soms gaat dit gepaard met een morfologische verandering (sarcomatoide transformatie). In bewerking is: een vergelijkend onderzoek naar de histogenese van de hormoon-gevoelige tumeren geinduceerd in geovariectomeerde muizen behandeld met progesteron en oestran en die van de hormoon-gevoel~ge tumeren apgewekt door een behandeling van uitsluitend aestron.
Onderzaek
Ret anderzoek van de vergelijking van de celcyclustijden van hormoon-gevoelige en harmoon-ongevoelige mammatumaren werd in augustus gestaakt in verband met: 1. de verandering van de hormoon-gevoeligheid naar de
harmaon-angevoeligheid, die anvoorspelbaar kan optreden.
2. het verschil in valume-toename en in de histalagie van de verschillende getransplanteerde tumoren, afkomstig van een en dezelfde tumor.
Gehoopt wordt dit onderzoek voort te kunnen zetten met een ander hormoon-gevoelig systeem.
BL 04 b. Virologische aspecten
Als model voar het mammatumoronderzoek wordt het mammatumarvirus van de muis bestudeerd. Dit onderzoek omvat de volgende punten:
A. DE STUDIE VAN RET VIRUS IN DE MUIS Rierbij wordt vooral aandacht geschonken aan:
- 18 -
1. De inductie van MTV in tevoren niet geinfecteerde dieren: Ret ontstaan van mammatumoren na röntgenbestraling TDrs A.Timmermans).
Door een tatale lichaamsbestraling van muizen ıvordt een infectieus agens geactiveerd, dat het ontstaan van mammatumoren versnelt. In de 020 stam blijkt dit agens een B deeltjes-struktuur te bezitten (Dit deel van het onderzoek is gepubliceerd). Op het ogenblik ıvordt onderzocht of dit MTV dezelfde biologische eigenschappen bezit als het Bittner MTV, d.w.z. een transmissie via de melk. Door bloed van bestraalde dieren in te spuiten in hormonaal geconditioneerde dieren ontstaan in deze dieren op lage leeftijd mamma-tumoren. Ret ingespaten bloed moet ook hier infectieuze eigenschappen bezitten. Door verschillende fracties van dit bloed in te spuiten is het misschien mogelijk een inzicht te verkrijgen ıvaar deze infe eti vi te it gelocaliseerd is. Ditzelfde kan gedaan worden met tumoren, ontstaan na bestraling of na inspuiting van bestraald bloed. Verder zal getracht worden om uit te zoeken, of door bestraling en/of urethaan een als provirus aanwezig MTV geactiveerd wordt, of dat een reeds aanwezig MTV door beinvloeding van het immuun systeem van de gastheer, de kans krijgt zich te vermeerderen en carcinogeen actief te worden.
2. Ret optreden van MTV antigenen tijdens het infectieproces.
Rierop zijn enkele titratiemethoden gebaseerd. :1\;let immunofluorescentie kan de aanıvezigheid van JVlTV worden aangetoond ook als er met de electronenmicroscoop geen deeltjes zijn te ontdekken. Dit is onder andere in de milt van besmette muizen het geval. JVlet immunofluorescentietechniek worden de volgende problemen onderzocht:
De plaats van de replicatie in de eel (Drs J.R.Daams)
De antigenen blijken uitsluitend in het cytoplasma en aan de celmembraan voor te komen, zoals dat meestal bij een RNA-virus het geval is. Vreemd is, dat in de milt, waar geen deeltjes worden gevormd door knopvorming aan de eel, toch MTV-specifieke fluorescentie aan de membraan is gevonden. De milt bevat ook zeer veel biologische activiteit. Met iets andere methoden zijn onze resultaten door Dr Lasfargues in Cambden bevestigd en met hem samen is een publicatie in voorbereiding. JVlet monospecifieke antisera, gericht tegen diverse onderdelen van het virus, zal dit onderzoek naar de replicatie van die onderdelen worden voortgezet (duur 1 jaar).
De biologische cyclus in de muis (Drs J.R.Daams).
Nagegaan ıvordt welke wegen het virus aflegt, voorda t het na natuurlijke besmetting of injectie terecht komt in de mammaklier, waar de rijpe virionen ıvorden
- 19 -
geproduceerd. \vaarschijnlijk varmen de bloedvormende organen, zoals de milt, hierbij een tussenstation. Opvallend is da t bij de s tam GR, >·raar het IvlTV als een erfelijke factor wordt overgedragen, in organen zoals lever en hersenen, die bij andere stammen vrij van virus zijn, zo1vel biologische activiteit als JVITV-antigenen voorkomen. Een korte publicatie verschijnt hierover volgend jaar; het verder onderzoek zal nog minstens 1 jaar duren.
De titratie van MTV in vivo (Drs J.H.Daams, JVIej. Dr Ph. C.Hageman).
Een snellere titratiemethode wordt nagestreefd door het optreden van JVITV antigenen in geinfecteerde dieren aan te tonen door middel van immunofluorescentie van de milt (Drs J.H.Daams) of het optreden van antigenenin de melk (duur 6 maanden).
3. De genetische as ecten van de evoeligheid voor MTV Drs J.Hilgers •
In samenwerking met D.Djuanda werd bij de GR stam een onderzoek verricht naar een mogelijke koppeling tussen het H2-locus en het dominante gen, dat verantwoordelijk is voor het ontstaan van mammatumoren. Er bleek geen koppeling te bestaan. Ivlet behulp van mu ize s tammen, die in het bezi t zijn van bepaalde genetische rr,arkers, wordt gezocht op welke koppelingsgroep dit dominante gen bij de GR aanwezig is. Dit onderzoek wordt verricht in samenwerking met prof. O.Mühlbock (duur 2 jaar).
4. De afweer van muizen tegen JVITV.
De humorale immuni te it te gen :f\1TV in muizen (Dr s J. Hilgers).
Tat nu toe 1verd in alle onderzochte muizestammen humorale immuniteit gevonden tegen Bittnervirus. Er ı;verd
nog geen immuniteit ontdekt tegen het Mühlbockvirus, waarschijnlijk omdat met een te geringe hoeveelheid van dit virus geimmuniseerd 1verd. De proef -ıvordt daarom herhaald met grotere hoeveelheden van dit virus. (duur + t jaar). Er wordt een onderzoek verricht naar de invloed van het immuunapparaat op tumoren, geinduceerd door Bittnervirus in de BALB/c stam. Het immuunapparaat -ıvordt beinvloed door splenectomie en/of thymectomie, bestraling of het toedienen van urethaan (1 jaar). In het komend jaar worden bovengenoemde projecten voortgezet. Bovendien zal een bezcek van 4 maanden worden gebracht aan het Sloan Kettering Institute in de V.S., om onder leiding van Dr. Old immunologische taehnieken te bestuderen.
In organen van verschillende muizestammen werden reacties met MTV antiserum gevonden. De interpretatie van deze reacties is nog onzeker.
- 20 -
Interferon (Dr Ph.C.Hageman, zie ook het verslag van Dr J.Links).
In samenwerking met Dr E. de Mayer (Institut du Radium, Orsay, Frankrijk) werd interferon gevonden in het bloed van BALB/c en C57Bl muizen, 4-8 uur na de infect:ie met MTV.
5. De verschillende stammen van HTV.
~TV_~ngeinfecteerde" BALBi.E. (Dr J.Calafat, Drs J.H.Daams, Dr Ph.C.Hageman).
Het MTV werd zowel met immunologische als electronenmicroscopische methoden -ııraargenomen. De in het vorig jaarverslag vermelde kruisreactie tussen antiserum tegen Bittnervirus en antigenen in leukemische BALB/c kan door de aanwezigheid van dit weinig virulente MTV worden verklaard. Het onderzoek naar de immunologische en biologische eigenschappen van dit MTV wordt voortgezet (duur 1 jaar).
B. DE STUDIE VAN RET VIRUS IN DE UEEFSELKWEEK (Dr J.Links Mej.O.Tol, Drs J.H.Daams).
Bij het onderzoek van het MTV in de weefselk1veek ıvordt vooral gelet op groeieffecten, chemische veranderingen in de cellen, de productie van interferon en de vorming van MTV-antigenen. Behalve in muize-embryocellen en muize-niercellen bleek l\'ITV ook geen cytopathogeen effect te veroorzaken.in gekı..reekte muize-long- en muize-mil t-cellen en hamsternier-cellen. Het groeistimulerend effect van gezuiverd MTV (B deeltjes) in niet-confluente manolagen van muizeniercellen werd nader onderzocht. De beste parameter om het effect te kıvantificeren bleek het DNA-gehal te per cul tuur te zijn. Omdat de toevoer van voldoende BALB/c baby-muizen van streng gespecificeerde leeftijd moeilijk liep,trachtten we een continue hamster-nier-cellijn (BHK21) in plaats van muizecellen te gebruiken. Het lijkt er op, dat het groeieffect ook in de hamstercellen kan optreden, als we de juiste omstandigheden voor deze, zelf reeds snel groeiende cellen, kunnen vinden.
Een tweede effect van MTV in vi tro 1-.rerd gevonden. Gezuiverde B deeltjes induce~n vitro aangehouden peritonale macrophagen van de C57Bl muis een interferon productie (met Dr E. de Mayer, Orsay, Frankrijk). Dit wijst waarschijnlijk op een voorafgaande synthese van dubbelstrengig MTV-RNA (Het RNA in MTV-virionen (B deeltjes) is enkelstrengig. Monocellulaire lagen van BALB/cmuize-embryo-cellen, en -nier-cellen, bleken daarentegen geen meetbaar interferon te induceren.
Het kinetisch onderzoek van door MTV geinfecteerde monocellulaire lagen met immunofluorescentie 1ırerd op beperkte schaal voortgezet (met Drs J.H.Daams). Een voorlopige indruk ervan is, dat geadsorbeerd MTV (B deeltjes) relatief snel in het cytoplasma van de cellen (muize-
- 21 -
embryo-, en muize-nier-) opgenomen wordt, maar dat de ingebrachte HTV-antigenen niet snel afgebroken 1ırorden. Nog niet uitgesloten kan worden, dat de afbraak van de gepenetreerde MTV-antigenen (complete B deeltjes ?) en een de novo synthese van MTV-antigenen elkaar maskeren.
De afwezigheid van (a) een cytopathogeen effect en (b) een duidelijk de novo synthese van MTV-antigenen in geinfecteerde monoc~laire lagen enerzijds, en de gevonden biochemische veranderingen (interferonproductie en gestimuleerde DNA synthese) anderzijds, maken dat de meest logische volgende stap is, de inductie van bepaalde enzymen, betrokken bij de DNA- en RNA-synthese, te bestuderen. Ret onderzoek naar nieuwe MTV-antigenen in geinfecteerde cellen m.b.v. immunofluorescentie wordt geleidelijk afgerond.
Riernaast ı;ırillen 1ıre de MTV productie in virogene tumorcellen bestuderen. Dit heeft theoretische en practische aspecten. -ue herinneren slechts aan de heersende mening, dat een voortdurende replicatie van oncagene RNA-virussen in hierdoor getransformeerde cellen nodig is voor het behoud van de getransformeerde toestand.
Een grotere kennis op moleculair niveau van het gedrag van MTV in de eel kan leiden tot een snelle in vitro titratie van MTV. Een methode, die veel sneller is da:ı
de huidige in vitro titraties (t a 1 jaar) zal het gehele MTV-onderzoek (isolering van MTV-vormen kleiner dan het B deeltjes; interferentie door andere virussen; enz.) nieuwe impulsen geven.
C. RET ONDERZOEK NAAR RET GEISOLEERDE VIRUSDEELTJE.
Dit omvat onderzoek naar de morfologische en antigene structuur van het virusdeeltje en het hieruit geisoleerde RNA.
De structuur van het rijpe y_=!;rion _(B de el tje) (Dr J. Calafat, Dr Ph.C.Hagcman).
Dit onderzoek werd met een publicatie afgerond. Ret enzyın pepsine bleek zowel het volledige virion als de viruskern aan te tasten, fosfolipase C had alleen invloed op het complete virus. De viruskern en de virusmembraan konden na bewerking met detergentia van elkaar worden gescheiden op dichtheidsgradienten. Ret kerntje had een dichtheid 1.24. Indien de tijd het toelaat, staat voor 1970 op het programına, de vergelijking van de structuur van B en C deeltjes en de bestudering van het RNA van het B deeltje (duur 6 maanden).
De antigene structuur van MTV (Dr J.Calafat, Drs J.R. Daams, Dr Ph.C.Rageman, Mevr.M.Rertroys-Reus).
Bij dit onderzoek werden 4 antigenen geidentificeerd, tı;ıree afkomstig u it de membraan en tı;ıree u it de kern van het virus. Getracht wordt deze antigenen te isoleren en te karakteriseren. Met de isolatie van het s
1-antigeen
is door mevr.Hertroys reeds een aanvang gemaakt (duur 1 jaar).
- 22 -
MTV in een andere vorm dan het B deelt.je (Dr Ph.C.Hageman)
De isolatie van de kleinere vorm van het Bittnervirus, die in het bloed van geinfecteerde muizen aan-ıvezig zou zijn, is nog niet geslaagd, o.a. omdat de infectiviteit van dit deeltje in celvrij milieu snel verd-ıvijnt, ook indien 1verd u i tgegaan van cel-vrij e mil tlıomogena ten. In experimenten, -ıvaarbij de infectiviteit behouden bleef, kon niet zeker ı;v-orden u i tgesloten da t het MTV-virion verantlvoordelijk -ıva s voor de infectivi te it. Het onderzoek -ıvordt op be s cheiden schaal voortgezet.
BL 04 c. Genetische aspecten (Prof. Dr O.Mühlbock en Mej.Dr A.Dux).
1. Zie BL 04- b-A
c/2. Transnlantatie van melkklieren bij verschillende ingeteelde muizestammen Prof. dr O.Mühlbock en Hej .Dr A.Dux).
Het onderzoek naar de relatie en de hoeveelheid van het melkklierweefsel en de kans op het ontstaan van mammatumoren wordt afgerond. Een ı:veefsel of een orgaan getransplanteerd van een individu op een ander wordt niet geaccepteerd, tenzij de genetische constitutie van donor en antvanger identiek zijn. De ervaring heeft geleerd dat de afstotingsreactie van vele factoren afhankelijk is en verschillend van orgaan tot orgaan. De afstoting van de huid is goed bestudeerd; over het gedrag van de getransplanteerde melkklier is nog niets bekend. Voor deze studie met F.Liebrechts zijn de zgn. congene lijnen van muizen bijzonder geschikt. Deze studie is ook van bclang voor het ondorzoek over de betekenis van verschillende genen bij het ontstaan van het mammacarcinoom.
c/J. De eerste voorlopige gegevens 1ırijzen voor het eerst op een invloed van bepaalde histocompatibiliteits-genen op het ontstaan van het mammacarcinoom. Dit onderzoek is slechts mogelijk met behulp van de zgn. congene lijnen van muizen, d.w.z. dieren die van elkaar slechts door een gen verschillen. Na jarenlange voorbereidj_ngen zijn enkele van deze lijnen in ons laboratorium ontwikkeld, andere zijn in voorbereiding en 1veer andere lijnen werden ons door Dr.G.Snell ter beschikking gesteld. De volgende stap is de nadere analyse van de invloed van bepaalde genen op de verschillende factoren die bij het ontstaan van het mammacarcinoom betrokken zijn.
BL 05 !!zpofyse-tumoren (Dr H.G.Kıva, Drs A.A.v.d.Gugten en Drs A.A. verstraeten).
a. Hypofyse-tumoren in situ.
Het onderzoek naar de morfologische en functionele plasticiteit van hormonaal geinduceerde hypofysetumoren in samenwerking met Hej.Drs C.A.Feltkamp en Drs ILP.Dingemans (EM 04) zal spoedig afgesloten worden (proefschriften in bewerking). Het induceren van hypofysetumoren in muizen en ratten blijft doorgaan om uitgangsmateriaal te verkrijgen voor de proeven onder b genoemd.
- 23 -
b. Erolactine cnderzoek.
Dit onderzoek is gebaseerd op experimentele gegevens, die prolactine aanwijzen als een van de belangrijkste factoren in het ontstaan van mammatumoren. De doelstellingen van het onderzoek zijn:
I. Na te gaan of men door het vervolgen van prolactinespiegels in het proefdier een abnormale prolactine-regulatie vroegtijdig kan opsporen en of men eventuele afwijkingen (die leiden tot het ontstaan en/of de groei van ma~~atumoren), kan redresseren op geleide van prolactine bepalingen; II. Na te gaan of er verschillen zijn aan te tonen in het
prolactine patroon van dieren met hormoon-afhankelijke vergeleken met die van dieren met hormoon-onafhankelijke mammatumoren, en/of na te gaan of er een verschil bestaat tussen deze t>vee types marnma tumaren in hun affini te it voor di t hormoon zo1vel in vivo als in vi tro. III. Zo spoedig mogelijk tot het isoleren van humaan-prolactine te komen, om hiermee hormoon bepalingen bij de mens te kunnen uitvoeren om dan na te gaan of de bevindingen bij de proefdierexperimenten ook bij de mens van nut kunnen zijn. Aan het prolactine onderzoek \vordt deelgenomen door onderzoekers uit de afdelingen biologie en electronenmicroscopie. Het onderzoek bestaat uit de volgende delen: A. Voortzetting van het vergelijkend onderzoek van normaal
EatteErolactine (NrtP) en uit hypofyse!umoren geisoleerde ratteprolactine (TRP). Een deel van het onderzoek res~ltee;de in een publj_catie (Eur.J.Cancer: 5 (1969) 11 Comparison of rat prolactin preparations isolated from the 11 granular fraction" of pituitary tumour transplants and from normal pituitary glands 11
). Het onderzoek concentı:eert zich momenteel in een nagaan waarom geen een.duidig N-eindstandig aminozuur te vinden is bij het TRP. Vraagstelling: is dit te wijten aan een 11 geblokkeerd 11 Neindstandig aıninozuur ten gevolge van de zeer versnelde prolactine synthese of is er een "foutieve" synthese in het spel. Een versnelde synthese is ook te verıvachten bij prolactine-producerende hypofyse cellen in \veefsel cultures (de enige methode om aan humaan prolactine te komen).
B. Radioimmuunbepalingen van ratte- en muize-prolactine. Door samen\verking met de afdeling imrnunologie kon de 11 double-antibody technique 11 ui tgewerkt •vorden. l• Onderzoek van de physiologische regulering van de prolactine secretie: de rol van oxytocine bij het op gang kornon van de melksecretie bij de rat; uit orienterende proeven van de heer Neoter blijkt oxytocine een uitstorting van prolactine te bewerkstelligen. De 11 reden" ı;vaarom de rat geen hoge prolactinespiegel vertoont tijdens het grootste deel van de pseudoz1vangerschap 1vordt door Drs Van der Gugten onderzocht: er blijkt een -ıvissel•verking tussen progesteron en oestron ten aanzien van de prolactinespiegel in het bloed te bestaan. ~· Invloed van oestrogeen toediening op secretie van prolactine van de hypofyse in si tu en op hypofyseı;veefsel implanta ten 1vordt onderzocht: er blijkt een duidelijk
- 24 -
verschil te bestaan tussen muizen en ratten. Een deel van het onderzoek resulteerde in tı:vee publicaties (Eur. J.Cancer: 5 (1969) "Prolactin levels in plasma of rats witlı spontaneous pituitary tumours, primary oestroninduced pituitary tumours or pituitary tumour transplants11 en in Acta Endocrin. J.:n press: "Effect of oestrone-pellet implantation on plasma levels of prolactin"), terı:vijl een publicatie in voorbereiding is, ı:vaarin een vergelijking tussen de inductie en ontstaan va:a primaire hypofyse tumeren bij ratten mogelijk is t.o.v. die bij muizen, terı:vijl het effect op hypofyse implantaten bij de beide dieren totaal verschillend blijkt te zijn. l• Invloed van farmaca als reserpine, chloorpromazine en dergelijke stoffen, die PIF zouden uitschakelen op prolactinespiegels in de circulatie. Een publicatie over het effect van reserpine is in bewerking, terı:vijl de proeven over het effect van chloorpromazine chrorıisch toegediend nog aan de gang zijn. ~· Orienterende proeven (Hr~Nooter) toonden aan dat met een 11 indwelling" hartkateter 11 stressloos" bloedmonsters snel na elkaar uit een rat verkregen konden worden. Het bleek hiermee mogelijk te zijn de PIF-werking van een hypothalamisch extract op het prolactine-gehal~e van het plasma met de radioimmuunbepaling aan te tonen (hypothalamus extract door welı:villende medeı:verking van Professor Smelik (v.u.) verkregen). 2· In samenwerking met Mej.Drs C.A.Feltkamp (EM) is een onderzoek gaande naar de correlatie tussen secretoire activiteit en de structuur van prolactine-producerende cellen. 6. Onderzoek naar het lot van exogeen toegediend prolactine in ratten~ Een artikel over de halfwaarde tijd van runderprolactine in het plasma van ı:vijf jesra tten is in voorbereiding. Een interessant aspect, dat hierbij naar voren kıvam, ı:vas da t men tenminste twee e:J-imina tieprocessen moet aannemen: een vermoedelijk (voornamelijk) excretoir proces, met een drempelwaarde naast een fragmentatie van het hormoon, waarbij immuno-reactieve polypeptides ontstaan, die betrekkelijk lang in de circulatie aantoonbaar zijn.
C. Lokalisatie studies van prolactine in target-gland weef~ sel d.m.v. autoradiografie en uit te breiden met immunologische methoden, eventueel op E.M.niveau. De preliminaire experimenten met 12 5J-gemarkeerd prolactine wijzen er op dat: l· de verdeling van radioactiviteit over verschillende organen dezelfde is voor bovine- en ratte-prolactine na i.v. toediening bij de rat als die voor bovine prolactine bij de muis. ~· de te bereiken specifieke activiteit voldoende is voor een autoradiografische lokalisatie studie. a) Aanvankelijk zal er een onderzoek gedaan worden m.b.v. immunologische methoden, of de specifieke activiteit waargenomen in de verschillende organen in autoradiografische-localisatie experimenten inderdaad afkomstig is van weinig-, of niet-afgebroken prolactine afkomstig is.
- 25 -
b) Indien aangetoond is, dat de specifieke localisatie in target-organen te correleren is met de geeigende hormonale omstandigheden, kan overgegaan 'tvorden op de specifieke localisatie van het gemarkeerde hormoon in al- of niet-hormonaal-afhankelijke mammatumoren (Mej. Drs E. R.A.Ivluller). In de loop van het jaar kregen wij uit experimenten uitgevoerd met menselijk hypofyse materiaal door Dr Pasteels ter beschikking gesteld aanwijzingen, dat het rnogelijk zal moeten zijn om tot de ontwikkeling van een radioimmuunbepaling van prolactine bij de mens te komen. Voor de ontwikkeling van dit deel van het prolactine onderzoek kwam Drs A.A.Verstraeten november 1969 in dienst. Tevens 'tverd e en samenwerking met Professor S. Kullander (Universiteit van Lund, Zweden) aangegaan: hij heeft reeds ervaring met het in cluture houden van rattehypofyses, terwijl hij tevens ove.r een gestadige aanvoer van foetaal hypofyse materiaal (humaan) kan beschikken. Dit deel van het prolactine onderzoek is als volgt weer te geven: Doe·ıs te ll ing:
D. Weefselkweek van hypofysecellen met het doel om via kweek van menselijke hypofysecellen tot de isolatie van humaan prolactine te komen. 1. Hodelproeven: a) muizehypofysecellen (niet van het prolactine type, maar bijv. uit een thyreotrope-hypofysetumor-transplantaat) in weefselkweek doen veranderen in een prolactine celkı;veek.
Achtergrond: volgens de theorie van Pasteels bevat de normale menselijke hypofyse ~ prolactine cellen, behoudens in bepaalde omstandigheden, zoals tijdens de lactatie-periode alsook bij de weefselkweek van hypofysecellen onttrokken aan de invloed van de hypothalamus, onmtaan prolactine-producerende cellen uit andere hypofyse celtypes. Deze "omschakeling" van celtype met E.H. ıvaarnemingen begeleiden (samenwerking met Drs K.P.Dingemans). b) ı;ıreefselkı;veek medium van deze celkıveek met de radioimmuunbepaling onderzoeken, of di t ııreefselkweek-prola etine nog dezelfde "immuno-reactive sites" heeft als natief muize-prolactine. c) radioactief markeren van het ı:ıreefselkweek-prolactine; met radioimmuunmethodieken nagaan, voor hoeveel procent het prolactine verantııroordelijk is t.o.v~ het totaal aan gemarkeerde eiı;ıri tten; en of di t gemarkeerde product in een radioimmuunbepaling te gebruiken is. d) een isoleringstechniek ontwikkelen om uit ı:veefselkweek medium prolactine te isoleren, ıvaarbij indien de proeven genoemd onder D.1.c. gunstig uitvallen, gemarkeerd prolactine toegevoegd zal ı:vorden, om de prolactine-bevattende fracties te localiseren, na elke fractioneringsstap. e) parallel proeven met ratte-prolactine uit weefselkı:veek medium uit Lund uitvoeren als onder D.1.b., c en d genoemd. ~· Parallel met bovenstaande modelproeven uitvoeren met humane hypofyse cellen, zowel met materiaal uit Lund
- 26 -
alsook met eigen materiaal dat hopelijk verkregen kan worden met behulp van enkele Amsterdamse klinieken. Zodra het onderzoek in het stadium komt van praktische toepassing bij de mens, zaı de kliniek bij het onderzoek betrokken worden.
BL 08 Onderzoek naar de uitscheidin van HCG door atienten met chorionepithelioom en bepaalde testistumoren. Dr L.M.Boot, en Mej.Drs G.Röpcke, in samenı;verking met de kliniek: Gynaecologie, Interne Geneeskunde, Radiologie en Chirurgie}.
Dit reeds lange tijd in gang zijnde onderzoek (gemodificeerde Aschheim-Zondek test}, dat volgens de gegevens uit de kliniek zeer ı;vaardevol schijn te zijn, zal geintensifeerd moeten ı;vor
den, waarbij het vooral gaat om standaardizering en kwantificering in relatie tot de tot dusver veel gebruikte Pregnosticon test. Vergelijkende literatuurstudie is noodzakelijk gebleken.
EM 01
AFDELING ELECTRONEID1ICROSCOPIE
Mej.Drs.C.A.Feltkamp, wnd.haafd Mej.Dr.J.Calafat Drs.K.P.Dingemans
- 27 -
Mej.H.E.Eppenga (vanaf 16-1-1969), H.E.Fabritius (vanaf 1-11-1969), T.Feijen (tat 1-10-1969), Mej.M.M.J.Gerhards (tat 1-5-1969), Mej.W.Gramm~ (tat 1-2-1969), Mej.C.Kaning (vanaf 1-11-1969), Mej.E.M.Raaymakers (vanaf 1-J-1969), Mej.A.H.M.Verbeek (tat 1-11-1969).
Verandering in de subcellulaire structuur van de lever en de lan van de muis ander invlaed van het carcinageen dimeth lnitrasamine DMNA • (Mej.Dr.J.Calafat met hulp van Mej.H.E.Eppenga •
a. In de alvealaire cellen van de lang was na taedienen van een hage (taxische) cancentratie DMNA gedurende karte tijd (max.24 uur) geen verandering te zien in het cytaplasma; sommige nucleali vertaanden een segregatie. In het branchialaire epith0el was na 24 uur in alle cellen de structuur van het endaplasmatisch reticulum en van de mitachandrien veranderd. In alle nucleali was na 4 uur een duidelijK9segregatie te zien. De veranderingen in de bronchiaale cellen vertanen in grate trekken avereenkomst met het effect van dit carcinageen ap de lever. De DMNA veraorzaakt langtumaren bij GR muizen maar niet bij CJHz muizen. Het taxische effect was marfalagisch hetzelfde bij de twee muizen stammen. Deze resultaten wijzen er ap dat er niet naadzakelijk een verband is tussen het taxische- en het careinagene effect. De langtumaren bij de GR muizen bestaan vrijwel altijd uit alvealaire cellen, terwijl toxisch offect het duidelijkst ap de branchialaire cellen is gevanden.
b. De marfalagische veranderingen in de kernen van de levercellen na taedienen van een hage dasis DMNA ap versahillende tijdstippen, zijn aak bestudeerd met een nieuwe kleuringstechniek. De duur van a en b wardt geschat op twee maanden.
c. In drie van vier spantane langtumaren van GR muizen (14-16 maanden) werden zawel B als A intracytoplasmatische deeltjes gevanden. In drie van acht daor DMNA geinduceerde langtumaren in GR muizen (9-10 maanden) werden A intracytaplasmatische deeltjes gezien. De bialagische betekenis hiervan is niet bekend. Het feit dat in de spantane langtumaren B deeltjes zijn gevanden en in de daar DMNA geinduceerde tumaren alleen A intracytoplasmatische deeltjes, kan wellicht verklaard worden door het verschil in leeftijd van de muizen.
EM 02 Lever polyribasomen. (Mej.Drs.C.A.Feltkamp met hulp van H.E.Fabritius. In samenwerking met Drs.H.S.Bont, BC OJ)
De invloed van verschillende Mg' t concentraties op de structuur van ribosomen { Bn eventuel e sub-uni ts) wordt in nauwe correlatie met gegevens, verkregen met de ultra-
- 28 -
centrifuge, onderzocht. Geschatte duur van het onderzoek~ 1/2 jaar.
EM OJ Plasmamembranen van normale- en tumorcellen. (Mej.Drs.C.A.
··:.
EM 04
Feltkamp, Mej.M.M.J.Gerhards met hulp van Mej.A.H.M.Verbeek en H. E. Fabri tius. In samenıv-erking m et Prof.Dr.P.Emmelot, BC 02).
a.
b.
Lokalisatie van ATPase in geisoleerde leverplasmamembranen. De DOC-behandelde membranen zijn verder gefractioneerd. Zowel na differentieel- als na gradient-centrifugeren werden 3 fracties geisoleerd, waarvan steeds een een verhoogde ATPase activiteit vertoonde (zie BC 02)o Deze actieve fractie bleek na beide isolatiemethoden voornamelijk te bestaan uit blaasjes (~ + 150 mu), die zowel in coupe als in negatief gekleurde preparaten vaak opgebouwd waren uit concentrische lagen. Deze myeline-achtige structuur duidt op een reorganisatie van fosfolipiden. In negatief-gekleurde preparaten waren de bollen ten dele sterk hydrophoob, wat op een hoog vetgehalte wijst. De tight junctions werden teruggevoLden in een fractie met een veel lagere ATPase activiteit. Getracht zal "'lvorden met behulp van beide isoleringsmethoden de tight junctions verder te zuiveren.
Lokalisatie van de ATPase in geisoleerde hepatoommembranen. Na DOC-behandeling zijn deze membranen op dezelfde WlJZG
gefractioneerd als onder a. vermeld. Ongeveer dezelfde structuron worden gevonden als onder a. De membranen leken wat meer resistent te zijn tegen de DOC-behandeling. Het activiteitspatroon van de ATPase (zie BC 02) is ander s dan van de 1 evc)rmembranen. Geschatte duur van het onderzoek - onbekend.
c. Onderzoek over rattelever- en he atoomcellen in weefselkweek. Mej.Drs.C.A.Feltkamp en Mej.M.M.J.Gerhards) Dit onderzoek heeft na het vertrek van Mej.Gorhards stil gestaan maar zal in 1970 weer worden hervat. Een proefjeom m.b.v. trypsine de cellen, met behoud van contact met de glaslaag, los van elkaar te maken en daarna door verwijdering van do trypsine, het herstel van de celcontacten te vervolgen, is mislukt daar de trypsine-behandeling niet lang genoeg had geduurd. Dit zal herhaald worden samen met onderzoek over de glycocalyx op de cellen.
Onderzoek naar de fijne structuur van de muizeh verschillende toestanden en van hypofys~tumoren. C o A. Fel tkamp, Dr s o K. P. Dingemans, in sar:ıoı-nvorking
Kwa, BL 05, 07, 08 on Moj.Drs.A.Hekman, IM 12).
se in Hej.Drs.
r:ıot Dr.H.G.
a. Ondorzook over onbekende cellen in de hypofyse, gekenmerkt door 11 losse envelop.ies" (Mej.Drs.C.A.Feltkamp, Dr s. K. P. Dingemaıı.s, m et hulp van Mej. A. H. H. Verbeek cm H. E. Fabri tiu s). Dit onderzoek is vrijwel afgerond. De cellen lijken duidelijk in verband te staan met TSH productie. Daar er echter geregeld een wisselwerking beschreven is tussen TSH en ACTH productie, is het verband met ACTH productie
- 29 -
niet volledig uitgesloten. De celstructuur van de cellen blijkt zeer afhankelijk te zijn van de fixatiemethode. De naam 11 halo 11 of losse envelopjes-cellen is daarom niet houdbaar.
b. Immuno-electronenmicroscopisch onderzoek van de hypofyse. 'Mej.Drs.C.A.Feltkamp in samenwerking met Mej.Drs.A.Hekman (IM 12) met hulp van Mej.A.H.M.Verbeek en H.E.Fabritius)
Peroxydase is gek:ıppeld aan verschillende antisera, die daarbij hun immunologische acti vi tcü t go ed behielden. Op histologisch niveau is een goede reactie met gekoppeld anti-prolactine op coupes van hypofysen te verkrijgen. Getracht wordt deze reactie ook met de electronenmioroscoop zichtbaar te maken. Daarna zullen andere antisera gekoppeld worden. Tijdsduur : onbekend.
c. UnderzoeK over de invloed van een getransplanteerde ofyse op de hypofyse in situ. (Mej.Drs.C.A.Feltkar::ıp
met hulp van Mej.A.H.M.Verbeek). De invloed van een hypofysetransplantaat na een periade langer dan een jaar is uitvoeriger beschreven. De prolactine cellen bleken enigszins in aantal, en sterk in grootte, activiteitspatroon en aantal korrels per eel te zijn afgenomen. De andere celtypen waren niet beinvloed, behalve de groeihormooncellen. Het relatieve aantal van dit celtype was verminderd. Deze gegevens zouden overeen kunnen komen met de hormoonproductie-bepalingen die McLead op vergelijkbare hypofysen deed. De proef zal, in samenwerking met Boot en McLead (USA) ,herhaald worden, zodat de gegevens over struotuur en hornıoonproductie volledig geoorreleerd kunnen worden. Duur van het onderzoek ~ 2 maanden.
d. Onderzoek over TSH-tumoren.(Drs.K.P.Dingemans met hulp van Mej.E.M.Raaymakers) 1. Het onderzoek over cilien werd zodanig uitgebreid,
dat de relatie tussen het voorkomon van deze cilien en het optreden van mitoses gechecked werd in een groot aantal fysiologische toestanden. In alle gevallen bleek het optreden van mitoses gepaard te gaan met een verlaging van de cilium-frequentie. Hierdoor is een methode gevonden om gegevens over celdelingen te verkrijgen die bj_j een populatie van langzaam delende cellen, zoals in de hypofyse-voorkwab, aanzienlijke voordelen heeft boven autoradiografie na JH-thymidineinjectie. De methode wordt nu toegepast bij de analyse van de groei van TSR-tumaren (zie 4).
2. Uit een onderzoek naar ongedifferentieerde cellen waarin gezocht werd naar a) het bestaan van een 11 poolıı van reserve-cellen9 b) kernen in mitose of gelabeld met JH-thymidine en c) morfologisch ongedifferentieerde cellen, bleek dat functioneel ongedifferentieerde cellen (practisch) afwezig zijn in de hypofyse-voorkwab, maar dat er twee mogelijkheden zijn waardoor cellen op morfologische gronden ongedifferentieerd kunnen
- JO -
lijken : a. het kunnen inaetieve eellen zijn die, doordat zij o.a. goen seeretie-granula bevatten, vooral in de liehtmieroseoop verwarrend kunnon werken9 b. het kunnen zgn. follikel-eollen zijn9 dit is oen ongegranuleerd eeltype, dat door zijn grillige bouw in eleetronen-mieroseopisehe ecupes vaak alleon een kern 9 omgeven door een zeer smal randje eytoplasma vertoont. Op versehillende grondon zijn deze eellen bij nadere bestudering toeh wel van werkelijk ongedifferentieerde eellen to onderseheiden. Het ontbreken van ongedifferontieerde eellen is van belang zowel bij de genoso van hypofyse-tumoron als bij de interprotatie van de tijdons do groei van deze tumoren optredende dedifferentiatie.
J. De onder 2 genoornde resultaten konden pas worden bereikt na bestudering van de morfologie van de follikel-eellen. Dit werd in samenwerking met Mej.Feltkamp uitgevoerd. De eellen van dit nog weinig bestudeerdo type blokon deel uit te maken van eon voel uitgebreider systeem van ongegranuleerde eellen. De lokalisatie en morfologie van dit systeem wijzen op een steunfunetie. Opvallende morfologisehe veranderingen na een aantal hormonale ingrepen suggereren eehter het bestaan van een tweede metabolisehe funetie.
4. Met behulp van een aantal kwantitatieve methodes wordt de groei van TSH-tumoren gedurende de eerste 8-10 maanden zo nauwkeurig mogelijk bestudeerd.
EM 05 De ultrastruetuur van de B deeltjes. (Mej.Dr.J.Calafat met hulp van Mej.H.E.Eppenga in sarnonworking met BL 04)
EM 07
In samenwerking met Drs.J.Daams en Mej.Dr.Ph.Hagoman werd de antigene struetuur van het B deeltjo bestudeerd. De intaete virusdeeltjes en do kernon werdon na behandeling met versehillende enzymen morfologiseh en immunologiseh onderzoeht om de vier lijnen, die in de dubboldiffusie-test ontstaan tussen antiserum tegen B deeltjes en de kapotte B deeltjes, te kunnen identifieeren. Er is gevonden dat 2 lijnon van de kern en 2 van de membranen afkomstig zijn. In het volgend jaar zullen wij de geisoleerde eomponenton van de virus membranen en de kern verder bestuderen. Voorts zal in 1970 in samenwerking met Mej.Dr.Hageman het RNA molekuul van de B deeltjes bestudeerd worden. Duur van dit onderzoek : 1/2 jaar.
Samenwerki:rıg met het Radiobiolo i seh Insti tuut TNO, Ri i sı;v-i.ik. Mej.Dr.J.Calafat met hulp van Hej.H.E.Eppenga •
a. Bij RFO muizon, die met 300 rad.bestraald zijn en daarna wekelijks een injeetio met ALS krijgen9 ontwikkelen zieh lesies in do glomeruli van de nier die typiseh op die van de NZB muis lijken. Bij de NZB muis worden zij geassoeieerd met autoimmuniteit. In deze lesies van do NZB muis zijn C deoltjes gevonden door vele autours en de algemene theorie op het ogonblik is dat oen virus van hot C deeltje deze lesios doet ontstaan. Bij oen RFO muis zijn A intraeysternal deeltjes gevonden en eon eylindrisehe struetuur die waarsehijnlijk iets met virus
- 31 -
heeft te maken. Er zullen nog meer RFO muizen worden onderzocht.
b. Inductie van maligne transformatie door methylcholantreen of urethaan in vi tro b-i i een <veefselkı..reek van mil tcellen. J'.lej.Dr.J.Klein van het Radiobiologisch Instituut te Rijswijk heeft een continue cellijn ontwikkeld van miltcellen van de bastaard (C57Bl x CBA)F1. Deze cellijn heeft nog nooit spantane transformatie in vitro vertoond. Ook hebben deze cellen nog nooit een tumor geinduceord als zij werden ingespaten in gencernde bastaard muizen. Methylcholantreen en urethaan kunnen echter heel gemakkelijk transformatie in vitro bewerkstelligen in deze cellijn. Indien de gotransformeerde cellen werden ingespaten in genoornde bastaard muizen, traden wel tumaren op. De vraag was of een muize-sarcoomvirus wordt vrijgemaakt door MCA of urethaan. Daartoe werden de cellen van de in vi tro geinduceerde 11 tumoren 11 en de onbehandelde cellijnen onderzocht op het voorkomen van C deeltjos. Tot nu toe zijn geen virus deeltjes gevonden. Hij zullon nog 1) meer cellen bestuderen op het voorkomen van C deeltjes, 2) de ultrastrcuturele verandering van hot eel oppervlak v~D de getransformeerde cellen bestuderen en 3) de morfologie van de getransformeerde cellen v66r en na passage in het dier onderzoeken. Duur van dit onderzoek ~ 3 maanden.
F 01
AFDELING FYSieA
1\T. L. van Es, hoofd
e.J.P.Slee
Scanning apparatuur ultracentrifuge.
- 32 -
De in 1968 aangebrachte verbeteringen van het optische systeem werden in het afgelopen jaar aan een nauwkeurig onderzoek onderworpen. In samen~v-erking met Drs. 1i. S.Bont (Be OJ d) werd een groot aantal metingen verricht, teneinde een nauwkeurig beeld te krijgen van de nieuwe mogelijkheden. Doordat de signaal-ruisverhouding sterk ~s verbeterd en een nauwkeuriger justering van de optiek mogelijk is geworden, bleek een aanzienlijke winst te zijn geboekt. Ook metingen volgens de Archibald methode zijn nu uitvoerbaar geworden.
Enige publicaties over dit onderwerp zijn in voorbereiding.
F 04 Onderzoek naar de electrische eigenschappen van de celwand.
Met de inmiddels gereed gekomen proefopstelling werden door Drs.E.de Gorter (Be 02 e) een aantal metingen verricht, welke aantoonden dat de apparatuur in principe aan alle eisen voldeed. Op grond van deze ervaringen werd een definitieve uitvoering geconstrueerd, welke stabieler en gemakkelijker te bedienen is. De electroden en de algemene meetmethodiek leveren nog enkele problemen op, IDdQtop dit punt nog verder onderzoek zal moeten worden verricht.
F 05 Impulsgenerator voor biologische toepassingen.
Op verzoek van Dr.G.H.Zeilmaker werd een apparaat ontwikkeld voor het aanbrengen van beschadigingen in de hersenen van proefdieren. Met dit apparaat is het mogelijk met reeksen zeer korte stroomimpulsen te werken, welke goed regelbaar en meetbaar zijn. Een en ander heeft het voordeel dat men de electrochemische effecten kan scheiden van de warmteontwikkeling, en bovendien de dosering beter in de hand heeft. Dit apparaat is gereed en het onderzoek is afgesloten.
F 06 Onderzoek tumorritmen.
In overleg met Prof.Dr.P.Emmelot en Dr.F.J.eleton werd een begin gemaakt met de ontwikkeling van apparatuur voor het verrichten van metingen aan verschillende ritmische verschijnselen van sommige tumoren. De metingen zijn in twee onderdaen te splitsen~
1. metingen aan de opname van verschillende radio-actief gemerkte stoffen door de tumor.
2. metingen aan zeer kleine temperatuurvariaties in .d.'e tumor. ·
De bij deze opstelling te gebruiken sondes leveren de grootste moeilijkheden op als gevolg van de vele, deels tegenstrijdige eisen die eraan worden gesteld~ zij moeten gering van afmeting, gevoelig en aanvaardbaar zijn voor de patient.
- JJ -
Na onderzoek van een tiental mogelijldıeden 9 en een aantal experimenten werd de keuze teruggebracht tot twee. Na overleg met Dr.E.A.van Slooten en Dr.F.J.Cleton werd gekozen voor een systeem met een zeer klein type G.M.buis. De bijbehorende electronische apparatuur is grotendeels in ontwerp gereed. Bij het ontwerpen van het gedeelte voor de temperatuurritmen is de hulp van de dit jaar aangeschafte computer van zeer groot belang geweest. Vele berekeningon betreffende lineariteit en nauwkeurigheid waren zonder deze apparatuur vrijwel onmogelijk geweestc
Voor het volgende jaar staan op het programmag
1. voortzetting van de onderzoeken F 01 en F 069 2. een nieuwe apparatuur voor ultra-violet extinctie metingen; J. een onderzoek naar de mogelijkheden van een geheel afwij
kend type electroforese-apparatuur.
IH 01
Dr Ph.Rümke, hoofd Drs J.H.Daams Drs A.Hekman Drs.L.C.Vos-Brat
P...FDELING Il\jj\'lUNOLOGIE
D.Djuanda Dikrama ) A. van 1 t Hoog, arts ) N.G.Suryadhana )
Drs J.E. de Vries (vanaf 1-10-1969)
::: 34 -
gasten
Mej.N. van Amstel, mej. M. van Benthem (vanaf 1-12-1969), mej.H.A.Buter (tot medio november 1969), mej.M.Luning, mevr. M.Simons-Diaz, mej.M.Titus, mej.E.Troost (vanaf 1-11-1969), D.Visser (tot 1-12-1969).
Onderzoekingen over melk-antigenen in het normale mammaepitheel en verschillende vormen vaD mammacarcinoom bij de ~ (Dr Ph.Rümke, mej. drs A.Hekman, D.Visser)
Naar aanleiding van vermeldingen in de literatuur dat lactoferrine in verschillende secreties andere physisch-chemische eigenschappen heeft, werd lactoferrine uit een aantal lichaamsvochten vergeleken ı:vat betreft de electrophoretische loopsnelheid, waarin reproduceerbare verschillen werden gevonden. Het bleek dat de loopsnelheid van lactoferrine in melk of daaruit ge1soleerd afnam na incubatie met spermaplasma en gelijk werd aan die van spermaplasma-lactoferrine. Deze verandering ging niet gepaard met een verandering in de antigeniciteit. Deze verandering en het verantwoordelijk agens, ·waarschijnlijk een van de vele proteolytische en andere enzymen in spermaplasma zullen nader gekarakteriseerd -ıvorden.
Dit deel van het onderzoek zal in enkele maanden af,~esloten kunnen ı;..rorden.
De serum lactoferrine bepaling werd verder uitgewerkt. Inmiddels -ıverd bekend da t granulocyten LF beva tten; do or leucocyten verval tijdens het beıv-aren van bloed bleek het LF gehalte te stijgen. Een onderzoek hierover zal gepubliceerd worden.
IM OL~ Specifieke tumorantigeniciteit van ratte-hepatoom-plasmamembranen (Dr Ph.Rümke in sameı-n:erlcing met profc dr P.Emmelot, BC 02)
Il\1 07
Stopgezet wegens te zwakke antigeniciteit van de tumor. Noch met de fluorescentie test, noch met cytotoxiciteits testen konden anti-stoffen aangetoond worden.
Onderzoekingen over auto-anti-lichaamvorming tegen sperm.atozoen (Dr Ph.Rümke)
a. Antistoffen (J.V.Th.E.Hamerlynck)
De heer Hamerlynck ( thans ı;v-erkzaam in het Uilhelmina Gasthuis) beıv-erkt een proefschrift over de onderzoekingen die hij van 1966 - 1968 verricht hoeft.
b. Antigene samenstelling van spermaplasma (Dr Ph.Rümke en drs A.Hekman) Allee~ over lactoferrine worden nog immunochemische onderzoekingen verricht, met name over de ladingsverschillen tussen melk en spermaplasma lactoferrine.
- 35 -
IM 08 kıtigeniciteit van histonen (Dr Ph.Rümke en Drs A.Hekman) TI'n samenı;v-erking met dr JYI. Sluyser 1 BC 07)"
Het onderzoek naar de soort en orgaanspecificiteit van histonen werd met behulp van antisera tegen histon-fracties voortgezet. Bij het taepassen van immunologische precipitatie technieken werden ernstige moeilijkheden ondervonden door het optreden van aspecifieke precipitatie. Onderzocht wordt of bij andere methoden, al dan niet met gebruik van geisoleerde immuunglobulines i.p.v. totaal antiserum deze aspecifieke interacties niet of minder optreden. Konijne-antisera tegen lysi~e rijke histonen bleken te reageren met dergelijke histonen van alle geteste diersoorten behalve konijn, een waarneming die wijst op een - zij het zeer geringe - soort specificiteit. Antisera afkomstig van andere diersoorten zullen kunnen aantonen hoe groot de overeenkomsten, resp, verschillen in deze histonen zijn. Er werd een begin gemaakt met het onderzoeken van geisoleerd chromatine materiaal d.m.v. antisera tegen histonen in samenwerking met drs J.Boom (Be 09). De duur van dit onderzoek kan nog niet geschat worden.
I:tvi 10 Immunolog-ische status van rakers (Hevr. Drs L.C.Vos-Brat en Dr Ph-.-Rümke ) .
De resultaten van dit onderzoek zijn de volgende: Bij de bepaling van de eiwitconcentratie in het serum werd een significant lager IgG gehalte bij de roker gevonden. Namelijk bij de roker vinden -r.ve e en gem:iıddelde van 133. 1% en bij de niet-roker een gemiddelde van 148.0%. P = 0.001. De IgA en Ig:tvi concentraties bij de roker waren ı;v-el lager dan die van de niet-roker, maar echter niet significant. De bepaling van de complement fixerende antistoffen tegen de virussen influenza A en B, Herpes, Bof, :tviazelen, Psittacosis en het enteravirus 9 gaven geen significante verschillen tussen de beide groepen te zien. Met de PHA transformatie test, waar de cellulaire immuniteit mee gemeten wordt, zagen we een significant verschil. \ve vonden bij de rakers e en gemiddelde van 18.200 :CPH en bij de niet-roker 21.200 DPM, P = 0.008. De leucocyten telling gaf eveneens een duidelijk verschil tussen de beide groepen en wel: de rakers bleken een significant hoger aantal leucocyten te hebben dan de niet-rokers, nl" het gemiddalde bij de rakers was 8175, het gemiddelde bij de niet-rokers 5759 leucocyten per mm3. P = 0.025. Ook de thrombocyten telling gaf een significant verschil te zien nı. het gemiddelde bij de rakers 203.100 en 181.700 thrombocyten/mm3 bij de niet-rokers. P = 0.05. Een soortgelijk onderzoek werd vervolgens uitgevoerd bij een groep een-ei:Lge tweelingen, i·laar de een een roker ivas en de ander nooit gerookt had. Ue onderzochten 14 tweelingen. De resultaten zijn nog in bewerking, voorlopig kan gezegd worden dat de rakers hogere leucocyten getallen hadden, voor het overige ziet het er naar uit, dat er geen significante ver-s chill en ı;v-aren. ··
ITvi 1 1
- 36 -
Fetuine onderzoek (Dr Ph.Rümke)
Ret onderzoek naar het voorkomen van fetuine bij patienten met levercarcinoom werd door dr Budina Kresno te Djakarta voortgezet. Zij vond bij 86 patienten SO% positieven. Een gezamenlijke publicatie volgt.
IM 12 On tı;..rikkeling nieu1ve te chnie ken.
IM 13
a. Immuno-electronenmicroscopische technieken (Drs A.Rekman)
Zie EM 04 b.
Immunotherapie van acute leukemie bi,i kinderen (Dr Ph.Rümke en mevr. Drs L~C.Vos-Brat}
Tijdens de immunisatie procedures werden alle sera, die na iedere injectie verzameld ı;..raren, getest op een mogelijke antistofvorming tegen het konijne-gammaglobuline met behulp van een haemaggl.utina tie test waarbij het konijne-gammaglobuline aan erythrocyten 1-.ras gekoppeld volgens dezelfde benzidine procedure. Bij alle patientjes zagen ı..re na + de 5e immunisatie procedure een titer ontstaan die sterke; werd naarmate het aantal injecties toenam. Relaas zijn de serologische onderzoekingen op de leukemische cellen zelf niet meer mogelijk door een ongeluk met een diepvries, ı;..raardoor de cellen, ı;..raarop het onderzoek had moeten plaatsvinden, verloren zijn gegaan. Tot op heden werden 12 patientjes behandeld. Klinische evaluatie laat voorlopig geen bijzondere resultaten zien, de tijd is echter nog te kort voor een definitief oordeel.
IM 14 Experimentele immuno-therapie bij dieren (Dr Ph.Rümke en mej. M.T::Ltus
Na aanvankelijk hoopgevende resultaten met een muizehepatoom konden de resultaten van immunisatie procedures, namelijk tijdelijke groeiremming, niet meer gereproduceerd worden. Ret zoeken naar andere mogelijke antigene spontane tumoren bij muizen werd een dermate grote taak, dat onderzoekingen in deze richting stop gezet zijn om met des te meer intensiviteit aan tumor immunologische problemen van de mens te kunnen werken.
IM 15 Onderzoek naar humorale antistoffen tegen tumorspecifieke antigenen bij patient~n die op grond van klinische verschi.inselen mogelijk e.~n immunologische reactie hebben t.a.v. hun tumor. ·---(is opgenomen in een uitgebreid onderzoek naar immuun-reacties bij carcinoom - in het bijzonder - melanoompatienten) (A van 1 t Roog, IIvl 17).
- 37 -
IM 16 Kıvantitatieve immunoglobuline bepalingen in humane sera.
Dit onderzoek werd afgesloten. Het wordt door de W.H.O. gepubliceerd.
IM 17 Immunologisch onderzoek bij melanoompatienten (A van 't Hoog, sinds 1 september 1969). Aan dit onderzoek wordt deelgenomen door: Drs J. de Vries, mej.M.Titus, mej.M. van Benthemen mej.E.Troost~
Het onderzoek is. gerichtop het aantonen van cellulaire en humorale immunologische af"ıveer tegen melanoomcellen. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van verschillende testmethodieken. 1. Met de Cr 51 release methode wordt de cytotoxiciteit van
tumorspecifieke antistoffen in het patientenserum aangetoond.
2. Met de immuno-fluorescentie test ı;vorden ook andere dan cytotoxische antistoffen aangetoond.
J. De Colony Inhibition test is een cytotoxiciteits-test, waarmee behalve humorale immuniteit ook cellulaire immuniteit kan worden aangetoond met lymfocyten uit bloed en lymfklieren van de pa tient •.
De eerste twee methodieken werden reeds eerder op de afdeling immunologie uitgevoerd. De derde gencernde test, naar het voorbeeld van de Hellströms opgezet, lijkt inmiddels met melanoomcellen uitvoerbaar. Tot heden ı;verd 18 maal een tumorbiopsie van de chirurg ontvangen. Hiervan bleek, dat 12 x met de weefselkweektechniek een voldoende opbrengst verkregen kon worden, zodat een of meerdere testen parallel konden worden uitgevoerd. Met deze methoden zijn reeds aanwijzingen gevonden voor het bestaan van antistoffen bij enkele onderzochte melanoompatienten. Naast het perfectioneren van de bestaande testen zal het invoeren van nieuwe in vitro-testen nader worden bezien. Tevens zal de invloed van invriezen ep de immunologische reacties van de cellen 1vorden nagegaan. In die gevallen ı;vaarbij e en duidelijke po si tieve afweerreactie werd gevonden, worden sera en lymfocyten ingevreren beı;vaard met het oog op mogelijke therapie la ter als de turoor van de patient gemetastaseerd is. Voor dit invriezen kregen wij de medewerking van de bloedtransfusiedienst (Dr Eysvogel).
In de toekomst zal het onderzoek o ok u i tgebreid ı;vorden met het neuroblastoom. Met Dr Voute van het Emme Kinderziekenhuis zijn hiervoor reeds afspraken gemaakt.
Nieuwe onderzoekingen:
De heer N.G.Suryadhana bereidde een konijn-anti-muizen lymphocytenserum. Dit serum verminderde de immuniteit van muizen dermate dat homologe tumeren op deze muizen konden doorgroeien, hetgeen op immunologisch intacte muizen niet het geval wa s ( samenı;verking me j. Dr R. van Ni e, BL 04 a/2).
De heer D.D.Dikrama introduceerde een micro-cytotoxiciteitstest. Het deze test en met de haemagglutinatie test ı;verden uitgebreide immunogenetische onderzoekingen verricht. Onder meer kon aangetoond worden, dat de C57El stam niet meer dezelfde H-2 antigeniciteit bezit als de oorspronkelijke stam. De heer Dikrama 1verkte samen met Dr Dux en de heer Hilgers.
- 38 -
AFDELING PATHOLOGIE
Dr R.O. van der Heul, hoofd J.F.M.Delemarre M.Hartog (tot 16-1969) Dr W.M~sdorp, d~erenarts
K.We~jer, d~erenarts
Prof.Dr RoE.J. ten Seldam (1-8-69 1 1-11-69) Dr Subag~o Rochmad~ (vanaf e~nd november 1 69)
H.L~nders, med.doct. (van 1-8-69 tot 1-11-69)
) ) )gas-)ten
F.B.d'Adda, Th.Bahadoers~ngh (tot 20-J-69), J.Beem, Mej.K.S. Bosch, P.L.M.Kok (vanaf 12-5-69), H. van Mour~k (tot 15-9-69), Mevr.H.L.Nauta-Van Gelder, 1v.Ternede.
PA 02 A. ~rfolog~sch onderzoek,
Relat~e van h~stolog~sch beeld tot b~olog~sch gedrag van tumoren.
a. Onderzoek naar de relat~e tussen h~stolog~sch beeld en kl~n~sch beloop v~n maligne me~blast9~ (Dr R.O. van der Heul)
D~t onderzoek moet als bee~nd~gd 1vorden beschouwd. Van JOO van de 450 gevallen z~jn de ter besch~kk~ng staande coupes beoordeeld. In een kwart van deze gevallen kon de d~agnose n~et 1..rorden bevestigd: door ontbreken van representat~eve coupes, onjuiste d~agnose ete. Kl~n~sche gegevens, noodzakeli.jk voor de bewerk~ng van het ma ter~aal, bl~jken ~n zeer vele gevallen te ontbreken. Het wordt dan ook n~et mogel~jk geacht dat het mater~aal kan d~enen tot bestuder~ng van kl~nische en patholog~sche vraagstell~ngen.
b. Onderzoek naar de ~elat~e tussen h~stologisch beeld en kl~nisch beloop van longcarc~noom (Dr R.O. van der Heul)
-----------~-
D oor de Comm~ss~e Onderzoek Longcarcinoom z~jn plm. 4000 gevallen verzamald met u~tvoer~ge kl~n~sche en röntgenolog~sche gegevens. Systemat~sch worden de h~stolog~sche coupes opgevraagd en bestudeerd tene~nde tot een zo nauwkeurig mogel~jke class~ficat~e te komen. Overlegoverde statist~sche bewerk~ng (Dr Chr.L.Rümke, V.U.) v~ndt plaats.
c. Onderzoek naar de relat~e tussen het röntgenbeeld en het h~stolog~sche aspect, ~n het b~jzonder van per~ostale be envormend e ~~ti~~;-;;;va_ı- :;;ı;:·-~ıig;:;b~;:;~;;en rDr R.O. van der Heul en J.Vermey, röntgenoloog te Voorburg).
Dit onderzoek wordt door gebrek aan t~jd voortgezet ~c Le~den.
d. Grader~ng van reuzenceltumoren (Dr R.O. van der Heul en A.C.J.M.Erens, röntgenoloog te Geleen).
üp grond van 92reuzenceltumoren, voorkomend ~n het arch~ef van de Comm~ss~e voor Beentumoren, ~s bestudeerd of een röntgenolog~sche grader~ng mogel~jk ~s en ~n hoe-
- J9
verre deze als aanvulling kan dienen op de histologische. Verder of niet met andere histologische kenmerken dan met de thans bij de gradering gebruikelijke rekening dient te worden gehouden. Ret gedrag van de tumor tcocv. het omgevende beenweefsel (basis voor de r6ntgenologische gradering) blijkt in dit verband zeker van betekenis. Ret onderzoek is afgesloten. Ret is te verı;vachten dat in de tweede helft van 1970 de promotie zal plaats vinden.
e. Inventarisatie van kaaktumoren en hierop lijkende processen (Dr R.O. van der Heul, CO~issie voor Kaaktumorenj. Contact met de mondchirurgen in het land is opgenomen. Ret verzamelen van gevallen vindt plaats.
f. Onderzoek naar de betekenis en evolutie van hyperplastische epitheelverandering,~,E;_2;2:?; de larynx (J.F.Mo Delemarre)
Van 99 pa tienten van het Antoni van Leeu1ırenhoekhuis en het Dijkzigt Ziekenhuis te Ratterdam werden 200 proefexcisies en excisies uit het larynxslijmvlies gerevideerd. Naar de graad van atyp~e in het epitheel werden zij in drie klassen ingedeeld, Aan de hand van de ziektegeschiedenissen werd het verdere beloop geanalyseerd. Ret onderzoek werd in hat verslagjaar beeindigd. In 1970 zullen de resultaten gepubliceerd worden.
g. Onderzoek naar de relatie tussen het histologische beeld en het biologische ~dr_?~ 'van nefroblastomeı:!LU;ilm,s ı tumoren (O,.A. van Dobbenburgh en J.,F.M.Delemarre)
Nog 17 gevallen konden in het onderzoek betrokken worden, zodat 161 gevallen van 1Vilms 1 tumoren, voorgekomen in Nederland van 1954-'1965, bestudeeı~d \verden. Bij een hernieuwde statist~sche bewerking (A.A.M.Rart) bleek thans dat tussen de subgroepen van de drie onderzochte classificaties een significant verschil bestaat in prognose. De significantie van de indeling volgens Garcia, Douglass en Schlosser is du~delj_jk groter dan die van de beide andere indelingen, De s ta tistische beı:verking van ve le morfologische en klinische gegevens, ı:vaarbij gezocht ı;..rordt naar mogelijke correlaties, vindt doorgang. Tijdens het Symposium over Kindertumoren van 6 t/m 8 november 1969, georganiseerd door de Club International d'Oncologique Pediatrique werd verslag uitgebracht van dit onderzoek.
h. Onderzoek naar de. relat~e tu~~et h~stologische beeld en het klinische ~~yan t~_stistumo:ı:::~ (J .F.~LDelemarre en E.Frensdorf, path.anatoolli O.L.V.G.,Amsterdam)
De microscopische preparaten van 99 patienten van het Antani van Leeuwenhoekhuis en 262 patienten van het Rotterdamsch Radio-Therapeutisch Instituut 1verden gerevideerd. De tumaren werden ingedeeld volgens de classificaties van het A.F.I.P. en van de British Testicular Tumour Panel and Registry., Verder ı;ırerden verschillende
- 40 -
morfologische kenmerken zoals polymorfie, mitosen aantal en ingroei in vaten onderzocht. Dit onderzoek vond plaats op verzoek van de Radiologische Afdelingen van beide Instituten.
j. Na-onderzoek parotiscarcinomen 1957-1963 (J.F.M.Delemarre en O.A.M.Langezaal, chirurg St.Elisabe~n Ziekenhuis, Leiden)
Op verzoek van de afdeling Chirurgie -ıvordt een na-onderzoek verricht van de patianten met een parotiscarcinoom, die tussen 1957 en 1963 in het Antani van Leeu-ıvenhoekhuis zijn behandeld. Begonnen is met de revisie der microscopische preparaten en bestudering der ziektegeschiedenissen ter orientatie, in hoeverre het materiaal bewerkbaar is.
k. Adenocarcinomen van de neus (J.F.M.Delemarre en H.R. Themans, k.n.o.-arts Uilhelmina Gasthuis, Amsterdam)
Van de 16 patianten met adenocarcinomen van de neus, in het Antani van Leeuwenhoekhuis behandeld in de periade van 1944 t/m 1966, ·werd het verband nagegaan met het beroep. 11 Pa tienten 1varen houtbewerkers, hiervan 1varen er 6 meubelmaker, 2 andere patianten bewerkten eveneens hard hout. Er bleek een statistisch significante relatie tussen het voorkomen van adenocarcinoom van de neus en de bewerking van hard hout. Van bovengenoemd tumortype werden ook symptomatologie, therapie en klinisch beloop bestudeerd. Over dit onderzoek werd verslag uitgebracht voor de Vereniging van Bedrijfsgeneeskundigen op 11 november 1969 en voor de Nederlandse Patholoog-Anatomen Vereniging op 22 november 1969o Getracht wordt gegevens betreffende het gehele land te verzamelen.
ı. Prognose fibrosarcomateuze type van osteosarcoom (Dr R. O. van der Reul)
Nu (in 1962: 14 gevallen) een groter aantal (27) gevallen ter beschikking stand (archief Commissie voor Beentumoren) is een heronderzoek ingesteld naar de betekenis, die het fibrosarcomateuze type van osteosarcoom heeft voor de prognose in verband met de in te stellen therapie (directe chirurgische behandeling). De tatale groep van patianten met dit tumortype heeft een significant batere prognose (overleving na 5 jr) dan die met de overige osteosarcomen (226 gevallen). Uit het onderzoek is niet gebleken dat dit gelegen is in het grondpatroon (fibrosarcomateus). Ret lijkt veeleer dat het zijn oorzaak vindt in het feit dat onder de osteosarcomen van het fibrosarcomateuze type een relatief hoger aantal gevallen met lage mitosen;frequentie voorkomt (voordracht Leeds, 17 mei 1969). Ret blijft dan ook verantwoord geacht in geval van het fibrosarcomateuze type van osteosarcoom directe amputatie te adviseren.
m. Rönt enologische en histologische graderin sarcomen Prof. dr J.R. von Ronnen, Leiden van der Heul)
- 41 -
van osteoen Dr R.O.
Röntgenologisch kunnen vijf typen van osteosarcomen worden onderscheiden (ProfcLr JcR. van Ronnen), Onder 247 osteosarcomen bleken~ normale type 1J6; osteosclero~ische type 28, cysteuze type 12, periostale type 9, afwijkende type 62. Het periostale e~ cys~euze type blijken een significant betere prognose te hebben dan de overige typen. Dit blijkt niet gelegen in het onder gencemde typen meer voorkomen van gevallen met histologische kenmerken die een grotere kans op een langere overle-· vingstijd geven (R,O. van der Heul) Voordracht Leeds, 17 mei 1969c
n. Ewing sarcoom (Dr R.O, van der Heul)
Van veruit het grootste deel van de 103 gevallen van Ewing sarcoom (onderzoek mej.H.A. van Peperzeel, KRT 05a) zijn de histologische prep&raten bestudeerd.
PA OJ V~rgelijking menselijke en dierlijke gezivellen (Dr 1J .Hisdorp en K.Weijer)
Evenals in voorgaande jaren werden vele tumeren (operatieen sectiemateriaal) van huisdieren onderzocht en werden de practiserende collega 1 s van advies gediend. Aangaande de onderzoek-projecten kan het volgende \vorden opgemerkt: a. 1. SEontane marnma tumeren bi.i de hond vere;eleken met die van
de mens.
Op de in september jl. gehouden ll.HoO.-vergadering te Cambridge werd onze classificatie van maligne mammatumoren van de hond goedgekeurd. ~eze classificatie zal gepubliceerd -ı·rorden in een vooraa:rı.staand kankertijdschrift, bovendien zal in het International Reference Centre (A.F.I.P. - 1Jashington) een 50-tal sets van microscopi-sche preparaten en kleurendia 1 s vervaardigd worden voor verspreiding onder geinteresseerde pathologen. Gebaseerd op de zojuist gereed gekomen classificatie en op ons sinds 1961 functionerend follow-up systeem werd een onderzoek opgezet naar het biologisch gedrag van verschillende typen mammatumoren bij de hond, Geschat <vord t da t di t onderzoe k zich nog e en 4-5 jaar zal voortzetten. In de loop van dit jaaz· werd door Drs J.G. van Londen, veterinair patholoog (Abattoir te Baarn), mede aan de hand van het bovengenoemde follow-up systeem een studie begonnen betreffende goedaardige mamma-af<vijkingen bij de hond. Nagegaan zal ivorden o:L bj_j de hond afivijkingen voorkomen die bij de mens als praemaligne geduid worden.
a.2. Spontane mammatumoren bij de kat vergeleken met die van d.e mens. --
De komst van K.Weijer, dierenarts, op de Afdeling Pathologie maakte het mogelijk het onderzoek van mammatumoren bij de kat uit te breiden. Hammacarcinoom bij de kat blijkt zowel morfologisch als in biologisch gedrag grote overeenkomst te hebben met mammacarcinoom bij de mens.
- 42 -
In samem:verking met Dr L.O-ıven, Cambridge, en Ph.A.Poll, Utrecht, ıverd begonnen met transplantatieproeven van mammacarcinomen bij katten. Door de goede samenwerking met verscheidene practici kon beschikt worden over voldoende donarka tt en. Tumarına teriaal en serum ıverden ingevroren voor toekomstig immunologisch en virologisch onderzoek. Onderzocht wordt in hosve~re cnting van tumor in jonge hamsters en weefselkweek een bijdrage kunnen leveren aan het onderzoek (zie ook onder: Enzymhistochemisch onderzoek).
b. Skele ttumoren _ _bi.i, de _.1:~~!2~.
De W.H.O. heeft onza afdaling par 1 januari 1969 aangewezen als 11 Col2.cı.borating Centre for Comparative Study of Bone Tumours 11
,, Er is inmiddels een internationale studiegroep gevormd, ı·marin Dr R, O. van der Heul zi tt ing heeft om het aspect van de menslijke beentumoren te vertegenwoordigen. Het doel is een classificatie van beentumoren voorkomend bij hond en kat op te stellen en te onderzoeken in hoeverre becntumoren bij deze dieren overeenkomsten en verschillen tonen met die bij de mens. Ongeveer 200 primaire skeletgezwellen zijn verzameld, waarvan 140 csteosarcomen, Mede in verband met bovenvermeld doel maakte Dr Nisdorp een "'Tergadering mee van de In ternationale W.H.O.-groep voor menselijke beentumoren ( september 1969, Landen) , >va ar cl. e class if i .::a tie van beentumoren bij de mens besproken werd. Teneinde te komen tot een zo optimaal mogelijke beoordeling wordt grote aandacht besteed aan de antkalking en ı;-vorden voorberaj_ö.ingen ge troffen (on tı;v-ikkeling van inbed- en snijtechniek) om ecupes te snijden van gehele turoor met omgevend bot in toto.
PA 04 EJ2idemiol2_€2:sch onde:ı:_:~9-~!s-
a. Onderzoek van tu~~!.'~.-~:ı:!.__tum9_:ı:~~~ige _proce~~en bij grote huisdieı~en,
Ret in AIDsterdam door ons beg-on:rıen i:"ve:ı.tariserende onderzoek naar het voorkom2~ van enzoötische leucose bij runderen is overgegaan in oen ~root landalijk onderzoek, georganiseerd voor de Veeartsenijkundigs Dienst en het Landbouwschap. Dr Misdorp fungeert als consulent voor de diagnostiek.
b. Tumaren bij diere.ntuindiere~
Sinds kort helpt onze afdeling bij de ziekte-controle in het apentJ.uis van het Insti tuut. Gestorven dieren worden geseceerd en microscopisch onderzoek •·rcrdt verricht. Zo kon bij een tupaia een gemetastaseerd carcinoom 1 vermoedelijk ui tgaande van de mamı:..1a, -ı:·mrden ontdekt,
c. Tevens werd een klein epidemiolcgisch onderzoek verricht betreffende het mogel~jk congenitaal ontstaan van leucose bij katten_ De mogelijkhe~d van verticale of horizontale transmissie van een evt, virus wordt in samen•verking met de afdeling Virologie (Dr Hageman. Drs Daams) verder onderzocht.
- 43 -
De onderzoekingen betreffende leucose en mammatumoren bij de kat vinden plaats in nauwe samenwerking met de groep 11 Virale carcinogenese" 1vaaraan Dr Misdorp en Drs Ueijer deelnemen.
PA 05 B .. Enzymhistoc~isch. onderz9~~
Verbetering diagnostie~ (= PA 01/1968)
Ret enzynıhistochemische onderzoek heeft reeds in vele gevallen belangrijke steun gegeven bij het stellen van een classificerende diagnoseo Op grond van eigen ervaring en van literatuurgegevens is langzarnerhand redelijke ervaring verkregen ı;.;ra t betreft he t enzympa troon van de me e st voorkomende gezwellen. Op bepaalde gebieden zoals op dat van de tumaren der weke delen (o.a. synoviosarcomen) bestaat weinig ervaring. Aangezien kennis van het enzympatroon van dergelijke tumaren belangrijk is voor de differentiele diagno se -ıvorden in het bij zonder deze tumaren verzamald.
Teneinde na te gaan of enzymhistochemische bevindingen van betekenis zijn voor de differentiele diagnose, classificatie, dan -ı·rel voor de prognose ı:vordt kwalitatief ("semikıvantitatief") onderzoek verricht op: neuroblastomen (mens), pathologische lymfeklieren (mens): als ontsteking, reticulose, Hodgkin; Wilms' tumaren (mens), leucosen (dier), tumaren van skelet + weke delen (mens, dier).
Een serie van dertig mammatunıoren van de kat werd enzymhistochemisch onderzocht. In samenwerking met Hevr.H.NautaVan Gelder en Drs H,M.Kluck (Binnengasthuis, Amsterdam) worden de bevindingen bij deze tumeren vergeleken met die bij een grote serie normale mamma 1 s< Tevens zal een vergelijking gemaakt worden met bevindingen aan menselijke mammatumoren.
Uit enzymhistocheınisch onderzoek van maligne melanomen is gebleken dat lıet enzympatroon duidelijk steun kan geven bij de differentiele diagnose t.o.v. naevi, en bij het onderscheiden van primair en metastatisch melanoom. Aangezien lıet tot nu toe kwalitatieve (ıısemikwantitatieve") enzynıhistochemische onderzoek geen nauwkeurige informatie (slechts schatting) geeft over de taestand op versehillende plaatsen in een tumor! worden de mogelijkheden bestudeard, 1velke microk1vanti ta tief enzynıhis to chemis ch onderzoek kan bieden. Hiervoor is contact opgenomen met Dr R.G.J. Uillighagen, Leiden~
\V:K 01
- 44 -
AFDELING TfEEFSELK1ffiEK
Beheerderg Prof.Dr.P.Emmelot.
Werk u~tgevoerd door de heer C.J.Homburg met ass~stent~e van de heer J.F.Bosma (t~jdel~jk), de heer J.Bovenkerk (halve dagen), Mej.K.IoBrehm, Mej.A.M.H.Koot (dr~ekwart week) en Mevr.G.H.M.Veldhuizen-de Vr~es.
Aanhouden en ontw~kkelen van celmater~aal ten behoeve van d~verse onderzoek~ngen.
a. Algemeen.
Vr~j veel hulp werd verleend aan Mcj.A.van 1 t Hoogh voor de opzet van het kort kweken van melanomen voor ~mmunolog~sche testen. (z~e IM 16) Na een ser~e korte kweken van mu~zemamma-tumoren werd d~t onderwerp bee~nd~gd. De release van B-deeltjes (MTV) onder de gebru~kte kweek-omstand~gheden bleek te w~sselvall~g om bru~kbaar te z~jn voor verdere zu~ver~ng door Mej.Dr.Ph.C.Hageman (Bl 04,b). Het gelukte de overentbare mammatumor 8013, d~e ~n B/CBA mu~zen wordt getransplanteerd, ~n v~tro, te kweken. Deze cellen groe~en du~del~jk ep~thel~aal met een p~l~ngup ~n het centrum van de veldjes. De celcyclus duurt ongeveer 25 uur. Na subcutane ent~ng geven de gekweekte cellen weer een tumor met een transplantat~et~jd van ongeveer 10 dagen evenals het uitgangsmater~aal. De stam ~s ontw~kkeld ten behoeve van Prof.Dr.K.Breur (KRT 01, c en d). Voorlop~ge proeven geven aanw~jz~ng dat synchron~sat~e van de celdel~ngen met thym~d~ne mogel~jk moet z~jn9 tevens dat door w~jz~gen van de samenstell~ng van het med~um een versch~llende groe~snelhe~d ~s te veroorzaken. De laatste twee systemen d~enen verder u~tgewerkt te worden. Verder werd mater~aal gekweekt voor Dr.Ph. Rümke (rattehepatoom) en Dr.W.M~sdorp (kattemammatumoren).
Op verzoek van Dr.Pand~t (Lab.Org.Sche~kunde, Un~v.van Amsterdam) werden en~ge nucleot~de-alan~ne verb~nd~ngen op lever- en andere celstammon getest (z~e proefschr~ft van A.J.H.Nollet 1969).
b. Probleemstell~ngg
Ont-ıv~kkel~ng van normale en homolo e tumorcell~jnen
ter bestuder~ng van cel-contact versch~jnselen. ~n
verband met BC 02, z~e WK 02).
Van een n~euwe ser~e kweken van levercellen van ratten z~jn alleen cellcn van een dr~e dagen oud d~er langer dan 8 maanden ~n eon half synthet~sch med~um ~n k-ıveek.
\fK 02 Bestuder~ng van het celgedrag ~n v~tro.
a. Probleemstell~ng:
In hoeverre hebben cellen ~nvloed op elkaar, vooral wat betreft de groe~snelhe~d en ~s er ~n deze een versch~l tussen normale en neoplast~scho cellen ~n v~tro.
- 45 -
Aandacht werd besteed aan een goede opstelling van het microfilmapparaato Een aanvang werd gemaakt om de groei van wel- en nietconfluente monolayers van levercellen met biochemische parameters vast te leggen. Een onderzoek naar nadere typering van de rattelever celstammen door histiotypische groei van mengsels van deze celstamman met kippe-embryo-levercellen werd aangevangen. In samenwerking met Hej.C.A.Feltkamp werden levercellen blootgesteld aan de inwerking van trypsineo Na afronding werden op verschillende tijdstippen cellen gefixeerd met het doel om het her-aptreden van celcontacten na te gaan ( zie EH OJ ı b). Voor het meten van membraan-potentialen in enkele of groepjes cellen werden verschillende cel-typen uitgezet (Be 02,e).
b. Probleemstellingg
Daar een verband tussen carcinogenese en DNA synthese li.ikt te bestnan wordt na e aan of de bindin van carcinogeen met DNA zie EC 06 roter is in de S-fase dan in de andere fasen der celcyclus.
Voor dit onderzoek met Dr.EoKriek werden enige keren massakweken van humane nier-epitheelcellen (I-stam) opgezet, en werd een eerste proef met gesynchroniseerde cellen gedaano Het massnal kweken wordt beperkt door de beschikbare hoeveelheid humane sera.
KC 01
- 46 -
AFDELING CHIRURGIE
Dr E.A. van Slooten, hoofd S.J. van Coevorden, Dr J.Ao van Dongen,
ch:i.rurg chL.;_~uı's
Gnsten (vanaf eind novembe~; Dr Martatko Marmowinoto Dr I,D,GoSukardja
Behandelin.fi_2cnl he t _,r~.;~~1JlU8.~!'~ing~~
a. Resultaten van d~-v~;;:~_E;s!.;::ı_rd_e in~caticstelligg voor de behandeling van het ıEo.mm::.'..carcincom (Dr EoA. van Slooten en 'N:F. Bo s;a-Tclıi;;:;-rg ),-"w~-;~psrpl:;{n Ziekenhuis)"
b.
c.
De e ers te follcw-up per:'.ode (5 jaar) van de afgesloten pa tientenreeks loopt binnenko:::..~t af. De verdere bewerking zal in het komende jaar worden aangevangen.
Het leeale re~~?~ (Dr J. Ae van Dongen)
Een retrospecti8f onderzoek ter verCiieping van de inzichten naar oorzaken en preven.t:ie-mogelijkheden van het leeale recidief vindt pLıats.· De ivaarde. van het door ons gehanteerde behandel:i.Dgsschema kan b.ierc:oor nauwkeurig bepaald wordeno Een als voorlopige mcded8l:i.nt;: te be s ohouTden voordra ch t over dit onderwerp ,,Te:::.'Ö gehouden op de december vergadering van de Nederlands·3 Vere::.1.igj_Eg V oHeelkunde.
Proto~ol ?eh~ng ma ımna ca re in o o~:ı o , __ , __ ... ___ ,.~-~. -~~--· -
Door de KI:-JF NOK comm.issie ııBehqndeling mammacarcinoomıı
wordt een richtlijn voor de primaire therapie opgesteld met een eenvoudige en overzichtslijke modelstatus. Daarnaast 1vorden er plannan gecnaakt voo:c een bijeenkomst van specialisten op het ge~ied va~ de (nog) niet maligne prolifera tieve aandoeni.n.gen o:rr.- ecnstemı-:::ıigheid ov8r de nomenclatuur en evantueel de r0latie net hat gedrag te verkrijgen. Clinical trials in Nerterland alleen kunnen om statistische redenen geen ant~oord gev8n op nog openstaande vragen t. a. v. therapi<:;" :s·ven tu·.:,ol <zal aer.:.slui ting gezo ch t ı;vorden
bij grote internationale klinischo proefnemingen, als verwa ch t kan >voı~den, d.2. t 1. een voor ons b'3lancr~jke vraag kan worden opgelost; 2. een voldoe~d aantal patianten binnan enkele jaren in
de proefneming kan worden betrokken. Ori~ntering hierover is g3aurte.
d • Be oordel ing "::E.!!_9.L.! ~.8.. s ta !'.:_0 2-.E:-~~--.':?.-~.! ra J __ a te ral e marnma ten tijde van de behc:.:cdeling -v-an ecn marrı.macarcinoom "(Dr E • .A-:--varı~·sioo-f;;n:-;-15;--J~~~;M-:i)el;;;·~:re, prof. dr J.F. Hampe).
Er wordt voortgegaan met het verzamelen van histologisch materiaal bij onze patienten. Een assistant van prof. Hampe zal het i.n D.et Antoni van Leeu-ı;v-enhookhuis vergaarde, thans vrij grote materiaal, bewerken.
- 47 -
KC 04 De behandeling van het schildkliercarcinaam (C.C.Delprat en Dr E.A. van Slaaten)
a. Nadere bestudering van en9_acrine staarnissen bi,j gemetastaseerd schildkliercarcinaam naar aanleiding van een aantal patienten.
Verzameling van de klinische gegevens gaat vaart. Het betreft een in principe 11 casuıstisch 11 anderzaek.
b. Nagaan van het effect van tatale thyreaidectamie. Oak bij dit anderzaek wardt vaartgegaan met klinisch materiaal.
KC 05 gesultaten van halsklierexstirpatie wegens metastasen van tumaren van haafd en hals (O.A. van Dabbenburgh, 1v.A.Harree en dr E.A. van Slaaten).
Een in 1968 bagannen anderzaek naar de aarzaken en de frequentie van mislukkingen bij halsklierexstirpatie vaar metastasen van maligne tumaren in het haafd-halsgebied wardt vaartgezet. Vermaedelijk zal het in 1970 afgeslaten warden met een artikel vaar het Nederlands Tijdschrift vaar Geneeskunde.
KC 06 Kindertumaren ( werkgraep in samanıverking met het Emma Kinderziekenhuis).
KC 07
De werkgraep Kindertumaren heeft een aantal behandelingsschema's apgesteld, die vaar de eerstkamende jaren zullen gelden. Zawel met de Kinderkliniek in Ratterdam als in Graningen zijn plannen vaar unifarmering van een graat deel van de behandelingsschema's in vaarbereiding. Zeer waarschijnlijk zal de Graningse kliniek aak actief deelnemen aan de werkgraep.
De waarde van een behandeling met methatrexate vaarafgaand ~de .. gebruikelijke th~a:e.H~n. a. Re sÜl ta ten in tra-arteriE:He therapie (Dr G. B. Snaw en Dr J •. A.
van Dongen) • . ~~.; "
De evaluatie van de reultaten bij de patienten die een intra-arteriele methotrexate behandeling hebben ondergaan blijft voortgaan als vervolg op de gegevens, die vastgelegd zijn in een praefschrift van dr G.B.Snow. Uit een tussentijds verslag bleek dat de resultaten ook bij een grotere patientenserie bevestigd kon worden. Een onderzoek zal worden opgezet om aan te tonen dat intraarteriele therapie te verkiezen zou zijn boven een algemene therapie met methotrexate bij de patienten die voor de combinatie-behandeling in ons indicatie-schema in aanmerking komen.
b. De •·marde van een behandeling met methotrexa te voorafgaand aan de gebruikeli.ike therapie bi.i oesophagus carcino~!!! (werkgroep in samenwerking met de K.N.O. afdeling van het Uilhelmina Gasthuis).
In een 1verkgroep met de K. N. O. afdeling van het Wilhelmina Gasthuis ıv-erd een protaeel opgesteld voor een onderzoek naar de 1marde van een behandeling met methotrexate voorafgaand aan de gebruikelijke radiotherapie bij nietoperabele patienten.
-· 48 -
D~t onderzoek ~s ~nm~ddels ~e~onnen met een or~entat~e waarvoo:.::· e en groep van ongeveer 20 pa t~en ten -ıvaarschijnlijk voldoende gegevens zal opleveren. Daarna kan eventueel het aselect alternerend onderzoek wo~den gedaan, ~n
samenwerk~ng met enkele andere centra.
KC 08 _!~loed van stol]_~ngs!_actoren on _de prognose b~ . .i marr:maca~c~noom. (Dr J.,A. van Dongen ~n samenwerk~ng Prof. Dr J.Vreeken, Centraal Laborator~um van de Bloedtransfusied~enst)o
Ret ~s n~et onmogel~jk dat bij beginnende u~tgroe~ van metastasen stoll~ngsverand8ringen optreden. Tı1~sschien gaan deze verandaring :i.n de stolling aan het klinisch manifest ıvorden van de metastasen vooraf. Een zo groot mogelijke groep patienten, die geopereerd zijn voor een mammacarcinoom, wordt vanaf enkele maanden na de operat~eve behandeling twee-jaarlijks vervolgd door het bepalen van alle meetbare stollingsfactoren. Er zijn reeds ongeveer 40 pat~enten bij dit onderzoek betrokkeno
KC 09 Melanomen werkgroe.:e. (zie pag.69)
Postgraduate onderwijso
Een goede ervaring werd opgedaan met een bezcek van een aantal &ssistenten van Prof. Boerema" Een ontwerp wordt gemaakt, taneinde dit soort bezeeken optimaal te dosn funct~oneren en renderen.
Plannen.
Gezien de onvoldoende beschikbare tijd zt-.ı allean klinische proefnemingen u i tvoerbaar, -ıvaarbij om-en-om cnderzoeken volgens een str~kt protocol en beoordeling van behandelingsresultaten aan de hand van statusonderzoek plaatsvindt. 1vat betreft het experimenteel werk kan allean het werkgroepsysteem hierin verbetering brengen. Elk van de deelnemers kan zich met een facet van een probleem bezig houden. De versehillanda bevindingen kunnen bij regelmatige besprekingan worden ge~ntegreerd.
Een plan bestaat om een werkgroep te vermen voor kaak-palatumneus-mondbodem tumoren, waaraan, naar wordt gehoopt, de K.N.O.afdel~ngen van de academ~sche z~ekenhu~zen (GU en VU) 3Ullen deelnemen.
KG 01
AFDELING GYNAECOLOGIE
Dr I.S.Sindram~ hoofd E.J.Aartsen
- 49 -
Gast: Dr Suhartono Sajid, gynaecoloog (vanaf november 1969)
Onderzoek naar en uitwerken van een optimale operatietechniek voor het carcinoma cervicis uteri.
De techniek van de gecombineerde operatie voor carcinoma cervicis uteri is nu min of meer uitgekristalliseerd en lijkt als methode zijn waarde bewezen te hebben. Ret onderzoek 1vordt voortgezet om t.z.t. over voldoende grote getallen te beschikken waaruit 5- en 10-jaars resultaten kunnen worden afgeleid.
KG 03 Na-onderzoek naar de urologische gevolgen van gynaecologische radicale operaties.
Dit onderzoek vindt nog steeds voortgang, maar heeft nog te veel incidenteel plaats. Een meer systematisch na-onderzoek ligt in de bedoeling.
KG 04 Onderzoek naar de optima~e behandeling van chorionepithelioom.
Verschillende patienten met chorionepithelioom zijn in het afgelopen jaar op onze afdeling behandeld. In nau1ve samen•ırerking met de interne afdeling 1ırordt een nieuwe 1ırijze van toediening van methotrexaat beproefd, die veel minder complicaties geeft en in Engeland zijn waarde reeds be1ırezen lijkt te hebben.
KG 06 Preventief gynaecologisch onderzoek.
Gestimuleerd door het bezoek aan New Orleans is het organiseren van een preventief gynaecologisch spreekuur met kracht ter hand genomen. De voorbereidingen zijn zover gevorderd, dat zeer binnenkort hiermede gestart kan 1ırorden.
KI 01
AFDELING INTERNE GENEESKUNDE
Dr F.J.Cleton, hoofd E.Engelsman, internist Ph.H.ümke, internist
M. de Jong-Bakker, arts A. van 1 t Hoog, arts C.C.Delprat, arts
Gast: Dr Subandiri, internist
- so -
Mej.A.MjA.J.Bogaards (vanaf 1-9-1969), mevr.H.T.Derksen-ter Schure (vanaf 15-7-1969), mej.H.C.Gevers Deynoot (vanaf 1-10-1969), mej.P.Punt (tot 15-10-1969), mej.R.G,Raat, mej.M.Simonis, mej.G.S.Steeman (vanaf 16-8-1969).
Chemotherapie
a. Onderzoek in het kader van de Organisation Europeenn~ Recherche sur le Traitement du Cancer.
1. Clinical trial van M.Hodgkin,stadium I en II,door curatief opgezette bestraling volgens de methode van Kaplan al of niet gevolgd door 2 jaar chemotherapie met Vincaleucoblastine. De chemotherapie van de in dit onderzoek betrokken patienten werd geregeld. Het onderzoek kan -ıv-aarschijnlijk in 1970 word en afgesloten, omda t voldoende behandelingen voor een statistische evaluatie zijn verricht. Er is enkele malen deelgenomen aan besprekingen van de O.E.R.T.C. over een nieuwe trial op h~ gebied van de M.Hodgkin en van de reticulosarcomen.
2. Behandeling van acute leukemie. Het onderzoek over de werking van Rubidomycine bij acute myeloblastenleukemie is afgesloten en de resultaten gepubliceerd in de European J. of Cancer. Een aantal klinische onderzoeken betreffende de gecombineerde chemotherapie zijn in voorbereiding., Het is niet ı;v-aar
schijnlijk dat hieraan door onze afdeling actief zal ı;.;rorden deelgenomen? omda t te -ıveinig van de in aanmerking komende patienten hier worden opgenomen.
b. Medewerking aan een onderzoek van het effect van toediening van Thio-TEPA intrapleuraal aan 2atienten met pleuritis carcinomatosa (zie verslag afdeling Biochemie, BC 08 b).
c. Onderzoek van de functie van het beenrn~~ (Dr F.J.Cleton, E. Engelsman, me j. H. Simonis) ,
In samenwerking met de afdeling Biochemie (Be 08 e) werd het onderzoek naar de zogenaamde postmitotische reserve van de myeloide reeks voortgezet. Hiertoe gebruikten wij de door Dr Benckhuijsen in dit instituut ingeveerde pyrogeentest gepaard aan morfologisch onderzoek van het ceenmerg. Er waren twee vraagstellingen. 1. Is bij patienten met diffuse skeletmetastasen van
mammacarcinoom de beenmergreserve een maat voor de reactie op hormonale behandeling ?
2. Kan met behulp van deze techniek de regeneratie van het beenmerg no:. -,tıemotherapie in een vroeg stadium ı.;rorden bepaald ?
- 51
B~j een v~jftal pat~enten met skeletmetastasen werd de pyrogeentest voor en op gazette t~jden gedurende en na hormonale behandel~ng verr~eht. U~t de eerste resultaten bl~jkt, dat de u~tslag van de pyrogeentest een goed er~ter~um ~s voor het effeet van de behandel~ng op de skeletmetastasen en als zodan~g vooral b~j de doeumentat~e van belang. Sleehts b~j een enkele pa t~ent ı'll"erd de regenera t~e van het beenmerg na ehemotherap~e gevolgd. Het ger~nge aantal pat~enten kan verklaard worden door het fe~t, dat voor d~t onderzoek een z~ekenhu~sopname van dr~e -ı'll"eken gewenst ~s b~j een behandel~ng d~e normaal pol~kl~n~seh wordt verr~eht. In het volgande jaar zal b~j een kle~n aantal pat~enten de regenera t~e van het beenmerg nauıv-keur~g met behulp van een aantal teehn~eken worden bestudeerd (pyrogeentest, h~stolog~seh en eytolog~seh onderzoek van het beenmerg, ~neorporat~e van 3H-thym~d~ne en kweek van stameellen). Een aantal van deze teehn~eken wordt thans ontw~kkeld.
d. Onderzoek naar de ıv-erk~n van L-As arag~nase o aeute leukem~e Dr F.J.Cleton, mej.P.Punt •
D~t onderzoek, verr~eht op verzoek van de pharmaeeut~sehe ~ndustr~e (Bayer) gebeurda ~n samenwerk~ng met hematolog~sehe afdel~ngen u~t de Aeadem~sehe z~ekenhu~zen van Le~den en N~jmegen en van het R.R.T.I. te Rotterdam. De vraagstell~ng was een ~ndruk te kr~jgen over de bru~kbaarhe~d van d~t Asparag~nase preparaat ~n de kl~n~ek. Behalve het effeet op de leukem~e werd ook de tox~e~te~t van het ge:neesm~ddel zo goed mogel~jk onderzoeht. B~j alle pat~enten werd de gevoel~ghe~d van het leukem~seh weefsel voor Asparag~nase bepaald ~n v~ tro met behulp van een ıv-eefselkweek methode (JH-val~ne ~neorporat~e ~n leukem~eeellen volgens Sob~n en K~dd). Zowel de pat~enten met voor Asparag~nase gevoel~ge eellan als d~e met ongevoel~ge eellan werden behandeld met een dos~s van 200 I.E.Asparag~nase per kg.l~ehaamsgew~eht ~n een ~.v. ~nfuus per dag gedurende 2-3 weken. In deze per~ode werden op tevoren vastgestelde t~jden het bloed, de ur~ne en het beenmerg onderzoeht. In totaal ıv-erden 30 pa t~enten met aeute leukem~e behandeld, een gedeelte van deze pat~enten had reeds een tweede of derde ree~d~ef en een gedeel te ;;v-as tevoren n~et met andere ehemotherap~e behandeld. Allean b~j de aeute lymfoblasten leukem~e werden eomplete rem~ss~es ge~ndueeerd ~n ongeveer de helft van de pat~enten. Enkele pat~enten met aeute myeloblasten- of monoblastenleukem~e kregen een zeer korte ~neomplete rem~ss~e. Tussen de ~n v~tro gevoel~ghe~dstest en het kl~niseh effeet bestond ıve~n~g verband. Deze test l~jkt van weinig be tekenis voor de kl~niek. Het is waarsehijnlijk mogelijk de gevoel~ghe~d van de leukem~sehe eellan op een batere manier te bepalen, door het meten van de eoneentrat~e van Asparag~ne-synthetase. De b~j>verkingen van het onderzoehte preparaat kwam ~n grote trekken overean met hatgene dat voor enkele ~n Amerika
- 52 -
gebru~kte Asparag~nase-preparaten reeds ~s beschreven. Het ~s mogel~jk dat het door ons onderzochte preparaat m~nder koortsreact~es en m~nder allerg~e geeft. De b~j vr~jwel alle pat~enten waargenomen dal~ng van het plasma f~br~nogeen ~s ~n de l~teratuur gedu~d als een b~jversch~jnsel van ~ntravascula~re stoll~ng. In samenwerk~ng met het Centraal Laborator~um van de Bloedtransfus~ed~enst werd de oorzaak nader onderzocht. In~ravascula~re stoll~ng werd b~j geen van de patianten aangetoond; de f~br~nogeendal~ng bleek veroorzaakt te z~jn door een sterk verm~nderde f~br~nogeenproduct~e ~n de lever. De conclus~e van het onderzoek ~s dat Asparag~nase een redel~jk goed m~ddel ~s voor rem~ss~e-~nduct~e b~j acute lymfat~sche leukem~e, dat gebru~kt kan worden wanneer de z~ekte res~stent ~s tegen V~ncr~st~ne en predn~son. Er ~s een aanz~enl~jke tox~c~te~t vooral op de lever en het hersenweefsel. Een verslag van d~t onderzoek wordt b~nnenkort gepubl~ceerd. De samenwerk~ng van versch~llende hematolog~sche afdel~ngen ~n den lande heeft mede gele~d tot het opr~chten van kl~n~sche werkgroepen voor leukem~ebehandel~ng.
e. De gevoel~ghe~d van melanoomcellen voor chemotherapeut~ca ~n v~tro (Mevr.A. van 't Hoog, ~n samenwerk~ng met de heer C. J .Romburg, afdel~ng 1veefselkweek).
Doel van het onderzoek. Ret hepalen van de correlat~e van de gevoel~ghe~d voor chemotherapeut~ca van melanoomcellen ~n kortdurende celkweek met de ge~.roel~ghe~d van de tumor ~n v~vo.
Overweg~nge~ d~e tot de opzet van d~t onderzoek hebben gele~d:
de gevoel~ghe~d van melanomen voor chemotherapeut~ca ~s zeer w~sselend.
- een cytostat~sche behandel~ng betekent voor een melanoompat~ent met metastasen een zı-.rare belast~ng, zodat een gevoel~ghe~dsbepal~ng ~n v~tro m~ssch~en van kl~n~sch nut zou kunnen bl~jken.
- de belangstell~ng ~n de kl~n~ek voor het melanoom wegens het deelnemen aan een ~nternat~onaal cl~n~cal tr~al was mede-bepalend voor de keuze van de tumor.
Onde,rzoek: In de eerste fase van het onderzoek werd gezocht naar een opt~male kıveekmethode.
D~verse kıveekmedia werden h~ervoor getest. Een eenvoud~ge kıv-eekvloe~stof, bestaand e u~ t Ranks 1 oploss~ng met O, 5% lactalburr~ne hydrolysaa t 1vaaraan 16% foetaal kalverenserum ~s toegevoegd, bleek u~te~ndel~jk voor een kartdurende kweek goed te voldoen. :rviet een kortdurende kweekmethode kunnen zu~vere tumorcelsuspens~es 1vorden bere~d, waarvan de celopbrengst voldoende groot ~s gebleken om ~mmunolog~sche onderzoek~n5en mogel~jk te maken. Deze 1varen tot nu to e onu~ tvoerbaar door onvoldoende opbrengst.
Ret ~mmunolog~sche onderzoek b~j kankerpat~enten staat ~nternat~onaal sterk ~n de belangstell~ng. Ret melanoma
- 53 -
malignum is een turnar waarvan men op grond van het klinische gedrag, nı. voorkomen van spantane regressies - met immunologische mechanismen meent te moeten rekening houden. De bestaande chirurgische trial maakt het mogelijk om behalve over voldoende tumormateriaal ook over lymfeklieren uit de primaire lymfekiierstations te beschikken, waardoor een onderzoek naar mogelijke immunologische afweerreacties zeer aantrekkelijk wordt. In overleg met de kliniek (Dr Cleton) en de afdeling immunologie (Dr Rümke) werd besloten de celsuspensies eerst te gaan gebruiken voor immunologische onderzoekingen bij melanoompatienten en de gevoeligheidsbepaling van chemotherapeutica voorlopig te laten rusten.
f. Onderzoek naa.r ri tmes ;in de metabale activi tei t van malig~e tumaren met behulp van J~P-scanning (In samenwerking met de afdelingen fysica en biochemie) (Dr F.J.Cleton).
In het afgelopen jaar werd door de afdeling fysica de voor dit dnderzoek benodigde apparatuur gemaakt (F 06).
KI 02 Behandelin van het gemetastaseerd mammacarcinoom (Dr F.J. Cleton, E.Engelsman, Mevr.M. de Jong-Bakker .
De klinische gegevens van hormonaal behandelde patienten in het Instj_ tuut vanaf 1960 zijn voor e en groot gedeel te be1verkt. Naar aanleiding van de resultaten van dit onderzoek zal de gedragslijn ten aanzien van de therapie worden veranderd.
KKC 01
- 54 -
AFDELING KLINISCHE CHEHIE
Dr J.P.Persijn, hoofd
Hej.M.Agterberg(tot 1-9-1969), mej.A.W.M.Bon, mevr.U.E.Harding, mevr.C.S.Louwes-Meijer, mej.C.M.Reijntjes, A.Riethorst, mej. H.C.Schmidt(vanaf 7-7-1969), mej"C. van Steeg(tot 31-7-1969), C.J.Timmer, mej.F.C.Tijsse(tot 31-8-1969), mej.B.J. de Vos (vanaf 1-9-1969) mej.vl.A.Zwarts (vanaf 1-9-1969).
Onderzoek betreffende uitscheiding catecholaminen in urine ingeval van melanomen (Dr J.P.Pe~sijnX codenummer 1968:KI OJ)
Nadat een bruikbare techniek voor semi-kwantitatief onderzoek van de catecholamine-metabolieten in urine was opgezet en beproefd (ın.m.v. de heren Timmer en Riethorst) werden een aantal urines van melanoom-patienten onderzocht. Hieruit bleek dat in de urines van melanoom-patienten doorgaans geen aantoonbare verhoogde concentraties van catecholamine-metabolieten voorkomen. Deze resultaten werden op het VIIe Internationale Cangres voor Klinische Chemie in Geneve (september 1969) besproken met op dit terrein bekende onderzoekers uit de V.S. en Frankrijk. Deze onderzoekers waren - vaak met meer bewerkelijke technieken - tot gelijksoortige resultaten gekomen, zij het met nog meer patientenmateriaal. De algemene conclusie was dat het onderzoek van deze metabolieten, althans in urine, voor de vroegdiagnostiek noch voor de vervolging van de therapie waarde heeft • .. J
Een alternatief was uit de gesprekken niet te halen.
ICKC 02 Onderzoek betreffende 5-Nucleotidase activiteit in serum (Dr J.P.Persijn en Drs 1i. van der Slik}(Codenummer 1968:KI 04)
Dit onderzoek boekte dit jaar over het algemeen bevredigende resultaten. Er werden verschillende richtlijnen gevolgd:
1. Onderzoek naar 11 leverspecificiteit 11 yan de 5N-bepaling in serum. In het kader van deze discipline werd getracht de invloed van botfosfatase op de gemeten enzymactiviteit te elimineren met behulp van een eenvoudig principe dat door ons in 1968 ı;verd gepresenteerd(m.m.v,de heer Timmer) als 11 competitive substrate retent:Lon 11 • Dit onderzoek kon in 1969 worden afgesloten(m.m.v.mej.Bon); de resultaten zijn inmiddels gepubliceerd. De taepassing van ditprincipe heeft de leverspecificiteit van de ]N belangrijk verhoogd.
2. Onderzoek naar de klinische betekenis van de 5N, ook in rela tie met andere enzymen. ,_ Dit onderzoek werd in -196E:begonnen en zal ook in 1970 -ıvorden voaı:tgezet, temeer daar hier zeer bemoedigende resul ta ten -ıverden verkregen (m.m.v. de heer Riethorst). Re sul ta ten -ıverden in e en ı in 1 970 te ver s chijnen publicatie, vastgelegd. Onmisbaar in dezen -ıvas de mede-ıverking van de internisten E.Engelsman en Dr F.J.Cleton.
- 55 -
3. Onderzoek naar de a~tomat!~rin~. De stijgende belangstelling voor deze verbeterde en vereenvoudigde 5N-bepalingsmethode - zowel in binnen als buitenland - maakt een onderzoek naar de mogelijkheid van automatisering van de 5N onontkoombaar. In 1969 werd de automatisering volgens het zgn. 11 continuous flow analysis 11
principe uitvoerig onderzocht (m.m.v. de heer Timmer) Het bleek dat onze methode helaas niet voor automatisering volgens di t principe geschikt ı-vas. De mogelijkheid om de automatisering van de 5N volgens hetııdiscontinuous analysis 11 -principe te realiseren, zal in 1970 ıvorden onderzocht, indien hiertoe apparatuur beschikbaar gesteld wordt.
4. Onderzoek betreff:_::nd~ de metho~5N-bepal=b!!g• Onderzocht werd o:f en zo ja, in ıvelke mate, een aantal factoren (doseringen, concentratie's enz.) kon worden gewijzigd zonder de optimale gevoeligheid van onze methode aan te tasten (m,mov. de heer Timnıer en mej .Reijntjes). Dit is mede van belang voor het onder 3 gencernde onderzoek, omdat automatisering vaak aanpassing en dus verandering van genoemde factoren vraagt. Tevens diende dit onderzoek tot het verkrijgen van aanvullende gegevens voor het beantwoo~den van enkele kritische suggestie's die uit het buitenland -cot ons gericht waren.
AFDELING RADIOTHERAPIE
Antonivan Leeuwenhoekhuis: Prof. Dr K.Breur, hoofd He j. J. ~-1arion V. Burgers Dr T.L.U. Ong Oei ~ radiologen
Ir H.R.J.'11arcuse R. van (vanaf
A.A.N.
der Laarse 9-7-1969)
Hart(vanaf
) )
)
physici
statisticus
M.D. van Dam 1-7-1969) ) radiologisch assistent
J. C. Bouı;ı:man Th. Chr. Hilmering
11ilhelmina Gasthuis: Prof. Dr K.Breur, hoofd
) )
M. J .• Diepenhorst ) Mej.H.A. van Peperzeel )
Mevr.E. de Lange-v.Baalen)
technische medewerkers
assistenten
radiologisch laborante
J.Sı;v-ets ) HTS-er
R.Haak
H. van Boegem C.l1L Vendeloo
)
) )
tekenaar
instrumentmakers
- .56 -
KRT 01 Onderzoek naar karakteristieken van groeipatronen van gezı;.rel
len.
a. Onderzoek bi.i de mens (Prof. Dr K.Breur en Hej .ILA. van Peperzeel).
Bij voortduring worden bij daartoe geschikte gevallen series röntgenopnamen van de thorax vervaardigd ter bestudering van de groei van longmetastasen. Voor systematische vervaardiging van groeicurven door meting, hetgeen tijdrovend is, ontbreekt tijd. Volstaan wordt met het verzamelen van dit documentatiemateriaal voor latere systematische bewerking. Patholoog-anatomen hebben medewerking toegezegd. Er is geen onderzoek ingesteld naar de mogelijkheden van groeistudies bij cutane metastasen.
b. Onderzoek bi.i honden en katten (Mej.H.A. van Peperzeel en Dr U.Nisdorp)
Dit onderzoek heeft zich door goede samenwerking tussen beide onderzoekers goed ontwikkeld. Dank zij de medewerking van vele dierenartsen worden momenteel regelmatig dieren voor röntgendiagnostisch onderzoek naar collega Van Peperzeel verwezen. Indien longmetastasen aanwezig zijn, worden indien mogelijk serie-opnamen gemaakt. Af en toe worden ook primaire tumaren bestraald op verzoek van de dierenarts. Van een aantal gevallen met longmetastasen kon de groeicurve ıvorden vervaardigd. Deze zijn bewerkt d oor Me j. van Peperzeel. Resultaten zullen volgend jaar worden gepubliceerd.
- 57 -
c. Onderzoek b~j de mu~s (Mej.H.A. van Peperzeel)
D~t onderzoek ~s ~n eerste ~nstant~e voltoo~d. De resultaten zullen worden opgenomen ~n het proefschr~ft van Mej. Van Peperzeel.
d. Onderzoek naar de relat~e tussen de generat~et~jden van de prol~ferat~eve celgedeelten en de groe~snelhe~d van het tctale voluma van tumaren (Mej.H.A. van Peperzeel, M.J. D~epenhorst, Mevr.E.~e Lange~v.Baalen).
De h~stolog~sche en autorad~ograf~sche techn~eken worden thans geheel ~n e~gen beheer verr~cht door de röntgenlaborante, daartoe opgele~d door Dr R.Steend~jk (H~stolog~sch Laborator~um). Voor bepaalde fac~l~ta~ten wordt nog steeds gastvr~jhe~d op het H~stolog~sch laborator~um verkregen. De samenwerk~ng met de R~jsw~jkse groepen bl~jft bestaan
1. Het cel-k~net~sch onderzoek b~.i handen en katten ~s techn~sch moe~l~jk. Een enkele maal kan ~n v~tro label~ng ı;-vorden verr~ch t van tumarına ter~aal da t d oor obduct~e door Dr M~sdorp wordt verkregen.
2. Ret onderzoek over de exper~menteel veroorzaakte longmetastasen b~j mu~s en tumor transplantaten subcutaan ~s vr~jwel bee~nd~gd. Er werden belangrijke gegevens verzamald, d~e gepubl~ceerd zullen ı:-vorden door Mej. Van Peperzeel.
J. De u~tzonderl~jke mogel~jkheden van de ~ntra-arteriele ~nfus~e voor het cel-k~net~sch onderzoek van mensel~jke tumoren, verd~ent zeker verder te worden onderzocht. H~erb~j wordt behalve aan cont~nue label~ng ook gedacht aan pulse-label~ng, gepaard aan een h~stolog~sch onderzoek naar de topografische spre~d~ng van de prol~ferat~eve celgedeelten.
e. Onderzoek naar correlat~e van label~ngs~nd~ces b~.i ~n v~vo
en ~n v~tro gelabalde weefsels (Mej.H.A. van Peperzeel en M.J.DiepePBorst)
De apparatuur voor in vitro labeling van weefselbrokjes ~s reeds geru~me tijd bedrijfsklaar. De opstelling die door Dr Steel ~n Landen wordt toegepast is h~ertoe enigszins gewijz~gd. Voor de alders beschreven transplanteerbare mu~zetumor is gebleken da t de ı:vaarden van ~n v~ vo label~ng en die van ~n v~tro label~ng zeer goed overeenkomen. In samanhang met d J kan di t onderzoek ı;,orden u i tgebre~d naar menselijke tumoren, zodra h~ervoor t~jd beschikbaar ~s. Vergel~jk~ngen met mitosentell~ngen zijn niet verricht. Er zal begonnen worden met een pilot-study over in vitro labeling van proefexc~s~e mater~aal van een beperkt aantal tumortypen en -lo calisa ties. Gedacht -ı-vordt aan mammacarcinoom en mondholtecarcinoom. Medewerking van de chirurgen is toegezegd. De bedoel~ng is dat met de op deze w~jze verkregen gegevens over labelings ind~ces van versch~llende soorten tumaren prospectief~zocht kan~rden naar correlaties met kl~n~sch beloop.
KRT 02 Invloed van bestraling o en Prof. Dr K.Breur
a. Onderzoek bij de mens
- 58 -
tumorgroei (Mej.H.A. van Peperzeel
Bij incidentele gevallen die zich hiervoor lenen ı;..rordt een eenmalige bestraling uitgevoerd op longmetastasen met megavolttherapie. De tot dusver verzamelde gegevens ıvorden door J'vlej. Van Peperzeel verzamald voor meting van het effect van deze eenmalige bestralingen op het tumorvolume. De resultaten zullen verwerkt worden in haar proefschrift.
b. Onderzoek bi.i proefdieren (longmetastasen van hond, kat en muis) (Mej. H.A. van Peperzeel).
De verkregen gegevens zijn bewerkt en worden gepubliceerd in 1970. De invloed van sensitiverende condities op de effecten vond nog niet plaats. Na de bestudering van de e ers te re sul ta ten van s traling zal nagegaan 1·10rden of di t soort onderzoekingen alsnog zullen worden aangesloten.
c. Onderzoek van effect van verschillende soorten stralingen ~P de tumorgroei (relatief biologisch effect) (Prof. Dr K. Breur, Mej.H.A. van Peperzeel, G.U.Barendsen)
In het radiobiologisch instituut TNO te Rijswijk zullen binnan afzienbare tijd mogelijkheden bestaan om neutronen klinisch to e te passeı-ı. Voor kwanti ta tieve beoordelingen van de relatieve 1ıraarde van neutronen en fotonan koman de eerder beschreven opstellingen met longmetastasen in aanmerking. Indien ethische problemen overwonnen kunnen ı;..rorden,
kunnen op deze wijze belangrijke gegevens worden verzameld.
d. Dit onderzoek is nog niet geentameerd. In saınenwerking met chemotherapeuten zal worden nagegaan of de opstellingen die nu uitgetest zijn bruikbaar zijn om gecombineerde effecten van bijvoorbeeld methotrexaat en straling 1vat betreft een optimale tijdsrelatie te onderzoeken.
I(RT OJ Onderzoek naar de groeipatronen van gezonde weefsels.
a. Onderzoek naar het groeipatroon tijdens regeneratie van bestraalde huid (Prof. Dr K.Breur,~.J.Diepenhorst en studenten) -
De aanvankelijk in het Uilhelmina Gasthuis geobserveerde regeneratie na epidermolyse door orthovoltage bestraling, zijn bestudeerd en gaven interessante gegevens. Helaas blijkt het aantal tot slechts een viertal beperkt te blijven. Ret toenemend gebruik van megavolt bestraling maakt dat epidermolyse vrijwel niet meer gezien wordt. De taepassing van snelle electronen met de thans ter beschikking staande lineaire versneller geeft de mogelijkheid dat wij in de toekomst weer dergelijke gevallen zullen zien. Deze zullen dan op dezelfde wijze worden bestudeerd. De gevonden regeneratie-curven en de invloed van een eenmalige dosis röntgen hierop zijn gedemonstreerd op de Antani van Leeu"tvenhoekdag 1968 en op de interna tionale groep voor cel-proliferatie in Günzburg, Ze zullen als korte mededeling in Radiologica Clinica et Biologica verschijnen.
Nieu1v onderzoek. In 1969 is getracht de regeneratie van de huid experimen-
- 59 -
teel op dezelfde wijze te vervolgen. Er werd een proef gedaan door eenmalige bestralingen van huidgedeelten bij het konijn (rug en oor). Het gelukt echter niet een representatieve en fotografisch te vervolgen epidermolysis executieva te verkrijgen. Hierop is een poging gedaan bij het varken. l\'iet mede1verking van het Uilhelmina Gasthuis ı:verd
gastvrijheid verkregen in de proefdierenstallen op de Gentrale I•1arkthallen. Een bij Philip s ontı;vikkeld röntgenapparaat van 250 kilo Volt waarbij de primaire electronenbundel kan worden benut, werd geinstalleerd in deze stalleno Het is hierbij mogelijk een oppervlakkige laag van de huid tot circa JOO t.J. dikte homogeen te bestralen. Hiermede 1-10rd t voorkomen dat de onderliggende subcutane vaten door de straling beschadigd worden. Het leek mogelijk zodoende de proliferatieve celgedeelten van de basale laag en de haarfollikels te bestralen. Uiteindelijk bleek het toestel na opstelling defecten te vertonen die het gebruik voorlopig onmogelijk maakteno Bij het intussen aangeschafte varken werden met röntgen-contact bestralingen verschillende velden van de rughuid beiderzijds van de wervelkolom met oplopende eenmalige doses bestraald. Slechts bij een zeer hoge do sis 1verd een epidermolysis verkregen o Ook hier was het niet mogelijk via ontwikkelde fotografische technieken goede groeicurves van de regeneratie te vervaardigen. Door middel van huidstansen ı:verd materiaal verkregen voor in vitro labeling van de huido Momenteel worden hier orienterende onderzoekingen gedaan naar de labelings indices in de basale lagen. Het ligt in de bedoeling dit onderzoek voort te zetten, thans via deze in vitro labelings technieken, om het beloop van de labelings indices na acute bestraling te vervolgeno
b. Onderzoek naar het groeipatroon tijdens regeneratie van het beenmergo
Di t onderzoek komt gro tendeels, vooral 1ıra t be treft he t beenmerg, op het terrein van Dr Cletono Gezien het belang hiervan voor de radiotherapie, zullen wij aan een dergelijk onderzoek medewerking verlenen. Te zijner tijd moet ı:ırcrden nagegaan of cel-kinetisch onderzoek mogelijk is van het stromao
KRT 04 Fysische onderzoekingen
a. Ontwikkeling en verfijning thermoluminiscentie dosimetrie {Ir H.RoMarcus;:- R. :Van der Laarse, J.CoBouwman, Th.chr:tlilmering) o
De apparatuur en de meetmethoden zijn geheel uitgewerkt en worden thans reeds regelmatig toegepast. De zorg over deze vorm van dosimetrie is thans toevertrou1ırd aan de heer Van der Laarse. Het is reeds duidelijk da t 1ırij met deze mogelijkheid in staat zijn een beter oordeel te krijgen over de energieverdeling in ı:veefsels, hetgeen van be tekenis is voor klinische opstellingen, doch ook voor experimenteleo
b. Ui hverking van een analoog computer-model voor he t verkrijgen van isodosenpatronen bi.i gebruik van twee en meer bundels kruisende stralingen(Ir H.RoMarcuse, J.Sı:vets en instrumentmakers in het Uilhelmina Gasthuis en Th.Chr.Uilmering in het Antoni van Leeuıvenhoekhuis).
- 60 -
Ret model is thans bedrijfsklaar in experimentele opstelling. Harcuse heeft met een en ander een zeer interessante apparatuur ontwikkeld die voor praktische taepassing van de radiotherapie van belang kan zijn. De His- en Natuurkunde Faculteit van Anısterdam heeft geaccepteerd dat Ir Marcuse over dit onderwerp volgend jaar zal promoveren.
c. Ontwerpen van c~mputerprogramma 1 s voor de dosisverdeling in radiumimplantaties (Ir R.R,Ha:;_~;use en het T'-1athematisch Centrum). -·"·---- ,
Hat betreft de radiumimplantaties zijn alle programma 1 s klaar en worden reeds regelmatig bij de behandelingen gebruikt. De grote hoevealheid gegevens die op deze wijze voor de clinicus ter beschikking komen, dienen later op hun waarde getoetst te worden, door correlatie met het klinisch beleop. Homenteel ıvordt de laa ts te hand gelegd aan programma 1 s voor de desisverdeling bij gynaecologische applicaties.
d. Ontwikkeling van een transvarsale planigraaf voor liggende patianten (R~Ch.Ledeboer~ R,R~T,I., Prof. Dr K.Breur, Th. Chl'.Hilmering)
Di t programma heeft stil gelegen d oor de drukke \verkzaamheden van de technicus Uilmering. In Retterdam wordt door de radieleog Ledebeer een preefopstelling vervaardigd. Verder is gebleken dat in Japan geschikte apparatuur op de markt gebracht wordt.
e. Onbvikkeling van simula.tor
Naar het model van de thans in Retterdam aanwezige simulater ı;vordt een exemplaar in Retterdam vervaardigd. Dit zal begin 1970 in de afdeling geinstalleerd kunnen worden.
Nog niet vermelde ond.~~=E:..~~~ng
f. Onderzeek betr~ff~E:9.~- mogeli.il~heden van tcepassing van bundels veranelde electronen met een energie tot 10 MeV voor de bestraling--~a~r~tinölli"stomen {:1-'l~D. van Dam, as s i st en t) -----·----------
Ret retinoblastoom komt vaak dubbelzijdig voor. Doorgaans wordt het meest aangedane oog verwijderd en wordt bestraling toegepast van het andere oog. Deze bestraling is technisch moeilijk indien men de gehele retina een voldoend hoge dosis ı:·lil geven en daarbij gelijktijdig de lens ı:vil
sparen om cataract te voorkomen. Op grond van literatuurgegevens en eigen onderzoek is gebleken dat electronenbundels van 1 O ]\1eV gunstige voorı;vaarden k'unnen bieden. Van Dam doet thans een dosimetrisch onderzoek met medewerking van Prof.Oosterhuis, oogarts (Leiden) en R. van der Laarse, physicus.
KRT 05 Be-ıverking van gegevens uit de kliniek over greei- en metastaseringspatr;n;n van tumeren en effecten van bestraling.
a. Ewingsarceom (Hej,R.A. van Peperzeel)
Ret enderzeek is beeindigd. Collega Van Peperzeel heeft de gegevens u it he t arclıief van de Colllı.-nissie vror Be en tumeren bewerkt. Resultaten zijn medegedeeJ.d aan de Cemmissie voor
- 61 -
Beentumoren op de Nederlandse Vereniging voor Radiologie en zullen verschijnen in het volgende Kankerjaarboek. Dr R.O. van der Reul doet een blind onderzoek van alle coupes van gevallen met Ewing- en reticulosarcoom voor histologische classificatie. Ret ligt in de bedeeling deze gegevens opnieuw, samen met collega Van Peperzeel, te bewerken. De resultaten kunnen dan verschijnen in het European Journal of Cancer.
b. Osteosarcoom
Het onderzoek is halver-ıırege gestaakt door vertrek van de heer J.J. van Oosterhout naar een praktijk in het Oosten van het land. Nagegaan <vordt of Dr Ong Oei gelegenheid kan vinden dit onderwerp opnieuw ter hand te nemen.
c. Testistumeren (A,H.Tierie en Dr B.H.P. van der Herf-Hessing)
De gegevens van het Antoni van Leeuwenhoekhuis zijn onvoldoende voor een grondige bewerking. Collega Tierie heeft een vluchtig onderzoek ondernomen naar de meetbaarheid van de longmetastasen. Drukke bezigheden tijdens zijn opleiding maakten dat hiervan niet veel terecht gekomen is. Intussen heeft Mevr.v.d.Uerf -vmt betreft de gevallen van het rt..R.T.I. een klinische bewerking voltooid. De resultaten heeft zij verwerkt in fraaie voordrachten in Brussel en voor de vereniging voor Radiologie. De histologische classificatie van de gevallen van het Antoni van Leeuwenhoekhuis ı;-;erden
bemoeilijkt door het ontbreken van coupes in een belangrijk aantal en onvoldoende gegevens. Intussen heeft Dr Delemarre het onderzoek voltooid voor zover het materiaal ter beschikking 'liJas.
d. Onderzoek naar de dosis-verdeling bi.j gynaecologische radiumapplicaties in het kleine ~~!!. (Mej.J.Harion V.Burgers)
Door tijdgebrek is dit onderzoek gestagneerd. Voor-, achterwaartse- en zijdelingse foto's van de radiumapplicaties -ıverden vervaardigd. Met de systematische aanpak kon echter nog niet begonnen worden.
e. Morbus Hodgkin
De controlled elinical trial in Europees verband over de ziekte van Hodgkin loopt begin 1970 ten einde. Er zijn dan voldoende gevallen verzameld. Na enkele jaren zal een definitieve bewerking mogelijk zijn. Nagegaan -ı..rordt of in Europees verband een trial over de ziekte van Hodgkin in een andere vorm voortgezet zal kunnen worden.
f. Centrole van de behandelingsresultaten op korte termijn J.1-J jaar) met het oog op onverwachte complicaties (Mej.J.:Marion V.Burgers)
Ret onderzoek kon nog niet systematisch worden aangepakt. Uel ı;ırorden af en toe kleine steekproeven gedaan.
KRT 06 Mede<verking aan onderzoekin~
d. Klinische beı;ırerking Hilm 1 s tumeren
O .A. van Dobbenburgh hoopt in 1970 over di t onder1ırerp te promoveren (promotor: Prof. Dr K.Breur). In een aantal gevallen <ıraren groeimetingen van longmetastasen mogelijk .
- 62 -
e. Trial E.I. G.E.C.A. (Ewing sarcoom)
Deze trial is nog steeds aan de gang~ De meeste gevallen worden ingezanden uit Frankrijk. Uit Nederland komen slechts sporadisch gevallen ter beoordeling. Het onderzoek ı;vordt voortgezet totdat een voldoend aantal gevallen is geregistreerd voor statistische beı;v-erking.
f. Iliiniseh-pa thologische be>verking van de gegevens van nasoEQarynxcarcinoom
Het onderzoek is grotendeels beeindigd. De resultaten worden verwerkt in het proefschrift van de heer H.H.Themans.
Nog niet vermelde onderzoekingen
g. Onderzoek over longmetastasen bij het osteosarcoom
In het kader van de coöperatieve groep voor Radiotherapie en Chemotherapie van de Organisation Europeenne de Recherche sur le Traitement du Cancer (G.E.C.A.) ı;v-erd door Dr Abbatucci uit Caen een controllsd elinical trial voorgesteld bij het osteosarcoom. Het lag aanvankelijk in zijn bedeeling een vergelijking te maken tussen twee groepen ı;v-aarbij in de eerste groep allean een serie bestralingen plaatsvond en slechts amputatie indien er klinische tekenan van recidief 1vas of complica ties deze ingreep nodig maakten. Anderzijds een groep ıv-aarin arnputa tie 6 maanden na een voorbEStraling wordt toegepast. Voor deze trial -ıv-as
onvoldoende belangstelling. De door Dr B.H.P.v.d.Werf:f\iessing, F.Ellis en Prof. Dr K.Breur naar voren gebrachte -ıv-enselijkheid van een onderzoek naar de mogelijke voordelen van een 11 profylactische" bestraling van de longen bij_ gevallen van osteosarcoom waar klinisch nog geen metastasen aan-ıv-ezig ı;v-aren, vond meer belangstelling. Deze vorm van metastasering treedt in 80% van de gevallen in het eerste of tweede jaar op. Aan de hand van berekeningen op grond van de resultaten uit het proefschrift van Prof.Dr K.Breur kon theoretisch de verwachting geconstrueerd worden dat de mogelij~~eid bestaat dat een bestraling in een toelaatbare dosis van beide longen in circa 20% de uitgroei van deze metastasen kan voorkomen. Het protocol is thans uitgewerkt. De trial kan begin 1970 van start gaan. Getracht ı;..rordt bij de medeı;..rerkers aan deze -trials ook medewerking te verkrijgen wat betreft documentatie-materiaal over de groei van longmetastasen.
h. In vitro labeling van testis biopten.
Dr Honnebier, gynaecoloog, onderzoekt rijpingsstoornissen van spermatozoen bij patianten met fertiliteitsafwijkingen. De in vitro labeling geschiedt op het radiotherapeutisch laboratorium van het 1Vilhelmina Gasthuis.
Werkplan 1970 en eerstvolgende jaren.
1. Prof. Dr K.Breur, Mej.H.A. van Peperzeel, M.J.Diepenhorst: De onderzoekingen over groeipatronen van tumoran bij proefdieren zullen worden voortgezet. Hetzelfde geldt voor de studie over de regeneratiepatronen van gezonde weefsels na bestraling.
- 63 -
In eerste instantie zQl dit nagegaan worden voor de huid. Hiertoe vinden reeds bestralingen plaats van de huid van het varken.
2. Mej.H.A. van Peperzeel: Het door haar reeds uitgewerkte longmetastasen model bij de muis zal ook nog worden onderzocht op de groei- 1 resp. delings activiteit van de tumorcellen gedurende de eerste dagen na de uitzaaiing in de longen. Hiertoe worden gelabelde tumorcellen in de staartvenen geinjiceerd en korreltellingen op micro-autoradi.ografische preparaten van serie coupes van de longen verricht. Op het eerder gencernde model zullen verder de effecten van bestraling worden nagegaan. In aanmerking komen het onderzoek naar de effecten van eenmalige bestralingen in verschillende ontwikkelingsstadia van de metastasen, alsook de effecten van gefractioneerde bestraling.
Ter vergelijking van de in vivo gevonden effecten zullen met dezelfde tumorsoort cel-overlevingscurven bepaald worden met behulp van celkweek en cloontechnieken.
Begonnen zal worden aan de in vitro labeling onder hoge zuurstofdruk van verse brokjes tumor, verkregen uit operatiepreparaten van meııslijke tumoren. Het doel is een labelings indices te verzamelen van de verschillende soorten tumeren om deze later met het klinische beloop te kunnen correleren.
Mej.J.M.V.Burgers: Een orienterend onderzoek zal worden verricht naar de resultaten van portic carcinoom behandelingen van de laatste 5 jaren.
Dr T.L.W.Ong Oei onderzoekt de mogelijkheden van een klinische studie naar de frequentie, oorzaken en dosisrelaties van complicaties t.g~v. de bestralingstherapie.
M.D. van Dam zal zijn aangevangen onderzoek naar de toepassingsmogelijkheden van 10 MeV electronen van de lineaire versneller voor de behandeling van retinoblastomen vervolgen. Een orienterende studie wordt verricht naar het beloop van oesophagus carcinoom na bestraling.
Ir H.R.Marcuse: Gestreefd zal worden naar technische verbeteringen en het praktisch toepasbaar maken van het door hem ontworpen analoog computer model voor het optellen van dosisverdelingen van twee of meer bestralingsbundels in het lichaam.
R. van der Laarse: Verdere metingen zullen worden verricht met de thermoluminicentie dosimetrie aan het fantoom om te komen tot een atlas van dosisverdelingen bij verschillende bestralingstechnieken. Er wordt gewerkt aan een computer programma voor de dosisverdelingen van photonen bundels van de 8 MeV lineaire versnellero
- 64 -
A.A.M.Hart: MathematisChe bestudering van de gegevens verkregen over de groeieodeııen en de effecten van bestra1ing hierop.
Mej.H.A. van Peperzeeı, Ir H.R.Marcuse, O.A. van Dobbenburgh hopen in 1970 hun proefschriften te voıtooien.
In het kader van de o.E,R.T.C. zaı medewerking worden gegeven aan een nieuwe contro1ed c1inicaı triaı bij patianten met osteo sarcoom. Het proefonderzoek wiı de waarde nagaan van prophy1actische bestraıing van de ıongen, aans1uitend aan de behande1ing van de primaire tumor.
Illi O 1
- 65 -
AFDELING UROLOGIE
J .Renaud.
Effect van lokale taedienin van thioTEPA in de blaas op de groeisnelheid van benigno papillomen in samenlverking mot de afdeling biochemie, EC 08).
Ook in 1969 word voortgegaan met het onderzoek betreffende het effect van looale toediening van thioTEPA in de blaas op de groeisnelheid van benigne papillomen. Onze series zijn nog te klein voor het trekken van definitieve conclusies, maar de voorlopige resultaten zijn zodanig, dat voortzetting van het onderzoek gereohtvaardigd lijkt.
KU 02 Effect van voorbereiding van te opereren niercarcinoom.
Het onderzoek naar het effect van voorbestraling van patienten met te opereren niercarcinoom wat betreft het optreden van leeale recidieven, c.q. metastasen, werd in een trial in samenwerking met het R.R.T.I. ook in 1969 voortgezet.
AFDELING IviEDISCHE ADMINISTRATIE
O.A. van Dobbenburgh, arts, hoofd Mevrouw I.Bosma-Stants, arts
- 66 -
Mevrouw G.Uent-Boerman (vanaf 15-9-1969), mej. J.Collee, mej.E.Kroese (tot 30-4-1969), mej.B.E.G.M.Scholtens (tot 31-10-1969)
I01A 01 ~ı;v-erki!!,g is verleend aan of verslag is u i tgebracht over o.a. de volgende onderzoeken~
a. De nucleotidasebepaling bij patienten met botmetastasen.
b. Het v66rkomen van mammacarcinoom ontdekt door biopsie van de contra-laterale mamma.
c. Follow-up onderzoek van de patienten met een schildkliercarcinoom.
d. Frequentie van het tongcarcinoom per jaar.
e. Lymfografie bij patienten met een cervix-carcinoom al dan niet geopereerd.
f. Follow-up onderzoek van patienten van 1963 met een hyperplasie van de larynx.
g. Patienten met een chorion epithelioom (werkgroep G.E.C.A.).
h. Resultaat van de behandeling met een bovenkaakresectie 1960 t/m 1969.
i. Patienten met metastasen door een mammacarcinoom behandeld met stilboestrol.
j. Onderzoek naar de overeenkomst in de bevindingen bij planigrafie en bij operatie van patienten met een carcinoom van de bijholten.
k. Resultaat van de chirurgische behandeling van longmetastasen.
ı. Prophylactische bestraling van de vagina bij patienten met een carcinoom van het corpus uteri.
m. Optreden van recidief na primaire behandeling van tumoren van de onderkaak.
n. Follow-up onderzoek van patienten met een synoviasarcoom.
ICMA 02 Landelijk follow-up onderzoek van kinderen beneden de 15 iaar met een Nilms' tumor.
Dit onderzoek werd voor 161 patienten vrijwel afgesloten. Ret onderzoek kwam gereed voor wat betreft de follow-up en de bewerking van de pathologische anatomie. De statistische bewerking van de gegevens is in een vergevorderd stadium. De resultaten van het onderzoek zullen in een proefschrift 1vorden verwerkt.
- 67 -
IU1A OJ Onderzoek naar de samenhang tussen beroep en bepaalde vormen van kanker.
Het onderzoek naar de samenhang tussen tumoren van de nasopharynx en hout verwerkende beroepen werd afgesloten. Verslag 1verd uitgebracht door J.F'.JVI.DeJ_emarre en H.H.Themans voor de Verenigi~g van Keel-, Neus- en Oorartsen en de Vereniging van Bedrijfsartsen.
KMA 04 y~geliikend onderzoek betreffende het resultaat na verschillende vormen van behandeling.
Voor de testistumeren werd in dit verband op een refereeravond verslag uitgebracht" In de periode 1950 t/m 1967 1verden 103 patienten met een testis tumor behandeld, slechts 13 patienten kı;vamen hier voor eerste behandeling. 90 Patienten waren reeds elders behandeld. Voor 52 patienten kon de 5 jaarsoverleving bepaald worden. 25 Patienten (d.i. 48%) waren na 5 jaar in leven. Van deze 52 patienten met een testis tumor hadden 31 patienten een seminoom (5 jaarsoverleving 16 patienten = 51%) en 15 patienten een teratoom (5 jaars overleving 6 patienten = 40%).
KMA 05 Onderzoek naar de frequentie van pathologisch-anatomisch ~gestelde tumoren bij kinderen.
Dit onderzoek wordt voortgezet.
KıviA 06 a. Onderzoek naar hypertensieve stoffen bij patienten met een nefroblastoom.
Wegens onvoldoende materiaal is dit onderzoek nog niet afgesloten.
b. Onderzoek naar de groeisnelheid van het nefroblastoom aan de hand van metingen van longmetastasen (in samenwerking met Prof. dr K.Breur). -
Dit onderzoek is vrijwel beeindigd. Het verband tussen de groeisnelheid en de overlevingstijd moet nog vastgesteld worden. Het onderzoek zal gepubliceerd 1vorden.
I\JV"lA 07 Maligne melanomen (Mevr.I.Bosman-Stants)
Door de Internationale Melanomen Herkgroep is een trial opgezet voor de behandeling van melanomen, gelocaliseerd op de extremi te i ten, ı;vaarbij ge en metastasen aantoonbaar zijn. Deze pa tienten word en geregistreerd en er ge s chiedt folloı;v-up onderzoek. Daarnaast worden alle patienten met andere melanoom-localisaties geregistreerd. Deze onderzoeken worden in 1970 voortgezet. Voorts wordt door het Antoni van Leeuwenhoekhuis een onderzoek ingesteld naar de volgende punten: 1) Aantal patienten met een melanoom, dat voor eerste behande
ling komt en het aantal pa tienten in het Antoni van Leeuı;·lenhoekhuis behandeld, nadat elders reeds behandeling had plaatsgevonden (periode 1960-1967);
2) F'requentie van de melanoompatienten met huidlocalisatie in verhouding tot de frequentie van melanomen, die niet in de huid zijn gelocaliseerd;
- 68 -
3) Aantal foudroyant verlopende gevallen met een maligne melanoom;
4) Aantal vertraagd groeiende melanomen; 5) Het voorkomen van huidmetastasen na prophylactische regio
naire lymfklierexstirpatie. 6) Aantal patienten met therapeutisch en prophylactisch
regionair kliertoilet; 7) Onderzoek naar de behandeling van het maligne melanoom
elders; 8) Onderzoek naar de verzuimde tijdo
KMA 08 In 1970 zal een onderzoek ingesteld worden naar ~~and~ling ~~Eatienten met een rectumc~noom elders, ~ordat deze ~tienten in het Antoni van Leeuwenhoekhuis ter behandeling ~amen.
- 69 -
Herkgrcep Melanomen (z~e ook projecten KI 01e, IM 17)
Medeı;..rerkers: Mevr.I.Bosma-Stants, Dr F.J.Cleton, Dr J.A. van Dongen, Dr R.O. van der Heul, Mevr.A. van 't Hoog, Dr J.P. Persijn, Dr Ph.Rümke, Dr E.A. van Slooten, Dr P.A. Voute (Emma Kinderziekenhuis), Drs J, de Vries, Drs N.C.T. de Vries.
In 1967 1-.rerd te Hilaan de "International Group for the elinical study of melanoma" opgericht, waaraan thans instituten uit 15 landen medewerken.
In deze werkgroep wordt Nederland vertegenwoordigd door de :rvielanomen Herkgrcep van het Antani van Leeuı;..renhoekhuis te Amsterdam ..
De World Health Organization hechtte in 1968 haar goedkeuring aan het ı;..rerkprogramma van de internat~onale groep. In 1969 antstand een nauwe samenwerking met de W.H.O. en werd de naam van de internationale groep verancl.erd in: H.H.O. International reference centre for diagnosis and treatment of melanoma.
Doel: Het opstellen van betrouı;..rbare en bruikbare richtlijnen voor het onderzoek en de behandeling van melanoom patienten. Getracht wordt dit doel te bereiken: a. Door het organiseren van elinical trials; b. Door het organiseren van een prospectief onderzoek, ıvaar
bij gestreefd ı;..rordt de gegevens van zoveel mogelijk melanoom pat~enten op un~forme w~jze te documenteren.
De ı;..rerkzaamheden van de me lanamen ıverkgroep van he t An ton~ van Leeuıvenhoekhu~s ~n 1969 kunnen 1-.rorden verdeeld ~n: I. medewerk~ng aan de projecten van het U.HoO.Internat~onal
raference centre for d~agnosis and treatment of melanoma, en
II. de research projecten betreffende het mal~gne melanoom ~n het Anton~ van Leeu1'1Tenhoekhu~s.
Ad I. a. Voortzett~ng van het reg~strat~e project van de Internatio
nale Melanomen Werkgroep; d~t houdt ~n, het reg~streren en op un~forme w~jze documenteren van de gegevens van zoveel mogel~jk melanoom patienten. Tat op heden konden de gegevens van 89 melanoompat~enten aan het Internationale Centrum te M~laan worden verzonden. Om het aantal nog te vergraten ıverden cantaeten gelegd met ch~rurgen en dermatologen, werkzaam in andere ziekenhuizen. Een medadeling over het werk van de melanomenıverkgroep •-ıerd gepubliceerd in het N.T.v.G, 113, 1969, bladz. 1515. Ter verif~ering van de diagnose maligne melanoom door een internationale groep van patholoog-anatomen, dient er van elke te Milaan geregistreerde melanoompatient, representat~ef turnar materiaal (hetzij coupes, hetz~j paraffine blokjes) te ı;..rorden opgestuurd en afgestaan aan het In ternationale P.A.Centrum. Ret is gebleken dat dit werk voor het laboratoriumpersoneel van de afdeling Pathologie, thans een du~delijke (over)belast~ng vormt, mede door de bestaande onderbezetting van personeel d~t jaar.
____ ..-c'
- 70 -
b. Voortzetting van de zeer nauwkeurig opgezette internationale chirurgische elinical trial. Hierbij gaat het om de vraag: indien het melanoom (de primaire tumor) is gelegen op een van de extremiteiten en er klinisch geen tekenen van metastasen in de regionale lymfklieren zijn vast te stellen, is dan lymfklierdissectie van de regionale lymfklieren al of niet geindiceerd ? Tot op heden konden de gegevens van 18 patienten worden verzonden naar het Internationale Centrum te Milaan. Het is verheugend dat ook het Academisch Ziekenhuis te Leiden en het Academisch Ziekenhuis van de Vrije Universiteit te Amsterdam aan deze chirurgische elinical trial hun medewerking verlenen.
Ad II. Research-projecten:
Van zoveel mogelijk melanoompa tienten (zo-ıvel van pa tienten opgenomen in het Antoni van Leeuwenhoekhuis, als van patienten opgenomen in ziekenhuizen elders in den lande) werd vers tumorexcisiemateriaal verzameld voor de research-projecten. Dit materiaal werd gewoonlijk opgehaald door een van de medewerkers van de melanomen ı·rerkgroep op het tijdstip ı;v-aarop en in het ziekenhuis waarin de operatie plaatsvond. Een aantal chirurgen in den lande bleek zeer coöperatief. Eenmaal werd zelfs vers tumorexcissiemateriaal per vliegtuig vanuit Twente naar Schiphol gevlogen (gratis) en bleek nog uitstekend geschikt voor het histochemisch onderzoek en de weefsellnveek. Voor zover :;nogelijk werd tumormateriaal van elke patient ingevroren voor onderzoek in de toekomst.
a. Van het verse tumorexcissiemateriaal werd op de afdeling pathologie histochemisch onderzoek verricht. Van dit onderzoek is een publicatie door dr R.O. van der Heul en mevr. H.Nauta-Van Gelderen in voorbereiding. Overwogen wordt in het komende jaar enzym-histochemisch en imrrıuno-fluorescentie onderzoek te verrichten van naevi bij patienten met melanoom. Enerzijds om na te gaan of dergelijke na evi e en pa troon tonen, af1vijkend van da t van naevi bij patienten zonder melanoom, anderzijds om bij eenzelfde patient de bevindingen aan naevus en melanoom te vergelijken.
b. Van het verse tumorexcissiemateriaal werden i.v.m. het immunologisch onderzoek steeds -ıveefselkweken verricht voorzover daarvoor voldoende tumormateriaal beschikbaar bleek (aflıankelijk van de tumorgrootte !). Van deze pa tienten ı;v-erd tevens bloed afgenomen voor het verkrijgen van serum en van lymfocyten i.v.m. de colony inhibition test, de chroom 51 test en immunofluorescentie onderzoek. Van deze onderzoeken zijn hoopvolle resultaten te verwachten. Door ni.ddel van deze proeven kon reeds ı;v-or
den vastgesteld, dat enkele patienten zowel antistoffen als actieve lymfocyten bezitten t.o.v. hun tumor.
- 71 -
c. Onderzoek op het voorkomen van metabolieten van D.O.P.A. in de urine van melanoompatienten werd uitgevoerd m.b.v. de papierchromatografie (Uatman 1 s), met het doel om een methode te vinden voor vroegdiagnostiek. Voor de vroegdiagnostiek bruikbare resul ta ten konden niet gevonden worden-. Ook in internationaal verband zijn vrijwel alle onderzoekers op dit gebied pessimistisch gestemd. Besloten we-rd dit onderzoek tot nader order op te schorten.
d. Onderzoek van vers tumorexcisiemateriaal m.b.v. de electronenmicroscoop, speciaal in combinatie met de histochemie en de immunologie zou zeer wenselijk zijn. Daartoe zou indien enigszins mogelijk een arts of bioloog (bij voorkeur reeds met enige ervaring op het gebied van de dectronenmicroscopie) aangetrokken dienen te worden.
- 72 -
P U B L I C A T I E S
UIT HET ANTONI VAN LEEUHENHOEKHUIS
verschenen in 1969
Bentvelzen, P.A.J. G§netic control of vertical transmission of l\1ühlbock mammary tumor virus in GR mouse strain. in: Year book of cancer 1969; Lee Clark, R., R. H. Cumley, ed s. Chicago, Year book Med.Publ.,1969, 534-536
' Bentvelzen, P.A.J., J.H.Daams
Hereditary infections with mammary tumor virusses in mice. J.Nat.Cancer Inst. 43 (1969) 1025-1035
)Z Bentvelzen, P.A.J., o.:Hühlbock De transmissie van mammatumor-virussen bij muizen. Jaarb.Kankeronderz.Kankerbestr. 18 (1968) 19-28 -
Bentvelzen, P.A.J., A. van der Gugten, J.Hilgers, J.H.Daams Breakthrough in tolerance to eggborne mammary tumour virusses. in: Abstracts of papers presented at the international conference on immunity and tolerance in oncogenesis. Perugia, Univ.Perugia,(1969) 48
Bentvelzen, P.A.J. J.Hilgers, A. van der Gugten, J.H.Daams Antigeniciteit van het mamma-tumorvirus bij muizene in: Tiende federatieve vergadering van medisch-biologische verenigingen Utrecht 1969 Z.pl., 1969, abstr. 9
Bont, W. S,, P. Emmelot, H. Vaz Dias
Boot, L.M.
Studies on plasnıa membranes; VIII; the effects of sodium deoxycholate and dodecyl sulfate on isolated rat-liver plasma membranes. Biochim.Biophys.Acta lll (1969) 389-408
Induction by prolactin of mammary tumours in mice. ~lınsterdam, North-Holland, Publ., 1969 Proefschr. Univ. Amsterdam
Breur, K.
Breur, K.
Breur, K.
Breur, K.
Breur, K.
Breur, K.
Calafat, J.
- 73 -
De betekenis van groeipatronen bij gefractioneerde bestraling. Ned.T.Genesk. lll (1969) 2174-2175
Kwantitatieve benadering van effecten na bestraling bij de mens. Jaarb.Kankeronderz.Kankerbestr. 18 (1968) 61-72 --
Radiotherapie; behandeling door middel van bestraling. IGvF-niemvs (1969) no. 31, 11-13
Regeneration of skin epithelium after irradiation. in: Second meeting of the European study group for cell proliferation; abstracts of papers. Frankfurt a.M.,Goethe Univ.,1968, 8
To e ko m s tver-tva ch t in gen KWF-niemvs ( 1969) no. 32, 1-4
Toekomstverwachtingen voor de kankerbestrijding. Kankerbull. 4 (1969) no. 4, 2-9
Virus particles of the B and C types associated with mouse mammary tumours. J.Microsc. 1 (1968) 841-847
Calafat, J., P.Hageman
Cleton, F.J.
Daams, J.H.
The structure of the mammary tumour virus. Virology 3Ş (1969) 364-368
Chemotherapie KHF-niemvs ( 1969) no. 31 , 1 4
Immunofluorescence studies on the biology of the mouse mammary tumour virus. in: Abstracts of papers presented at the international conference on immunity and tolerance in oncogenesis. Perugia, Univ.Perugia, 1969, 44
Daams J.H., J.Calafat, P.C.Hageman Antigene struktuur van het mammatumorvirus van de muis. in: Tiende federatieve vergadering van medisch-biologische verenigingen, Utrecht, 1969. Z.pl., 1969, abstr. 49
- 74 -
Deen, L., J.A. van Dongen Jr., P.G.Hoorweg, E.A. van Slooten Een geruptureerd mycotisch aneurysma aortae. Ned.T.Geneesk. 113 (1969) 159-161
Delemarre, J.F.M., O.A. van Dobbenburgh Wilms 1 tumor: morfologie en prognose. Jaarb.Kankeronderz.Kankerbestr. 18 (1968) 145-150 --
Delemarre, J.F.H., O.A. van Dobbenburgh Hilms-tumoren. Ned.T.Geneesk. 113 (1969) 1446-1447
Dingemans, K.P. Cili§n als indicatie voor het optreden van mitoses in de hypofyse. in: Tiende federatieve vergadering van medisch-biologische verenigingen Utrecht, 1969. Z.pl., 1969, abstr. 54
Dingemans, K.P. On the origin of thyroidectomy cells. J.Ultrastruct.Res. 26 (1969) 480-500
Dingemans, K.P. The relation between cilia and mitoses in the mouse adenohypophisis. J.Cell.Biol. 43 (1969) 361-367
X Dux, A., O.Mühlbock ETihaneement by hypophyseal hormones on the malignant transformatian of transplanted hyperplastic nodules of the mouse mammary gland. Europ.J.Cancer 2 (1969) 191-194
, Dux, A., O.Mühlbock Mouse mammary carcinoma induced by pituitary isografts in mammary fat pads. Proc.Soc.Exp.Biol. 130 (1969) 355-359
Ebbenhorst Tenbergen, U. van Groei en teruggang van de melkklier bij de muis. Biotechniek Q (1969) 129-134
Ebbenhorst Tengbergen, u. van Ontwikkeling van anatamische kenmerken bij muizen-zuigelingen. Biotechniek 8 (1969) 30-31
Ebbeıı.lıorst Tengbergen, tl. van Orgaangewichten van muizen. Biotechniek Q (1969) 46-47
Ebbenhorst Tengbergen, ii. van Snorknagen. Biotechniek 8 (1969) 29
Emmelot, P. Kanker. ~n: W~nkler Pr~ns encycloped~e,
suppl. 1959-1969 Amsterdam, Elsev~er, 1969
- 7.5 -
Emmelot, P. Leverplasmamembranen. ~n: T~ende federat~eve vergader~ng van med~sch-b~olog~sche verenig~ngen
Utrecht, 1969 . Z.pl., 1969, abstr. 60
Emmelot, P. Neoplast~sch celgedrag en chemotherap~e.
Emmelot, P., C.J.Bos
Emmelot, P., C.J~Bos
Engelsman, E.
Amsterdam, De Bussy, 1969 Inaugurele rede.
Stud~es on plasma membranes; IX; a survey of enzyme act~v~t~es d~splayed by plasma membranes ~solated from normal and preneoplastic l~vers and pr~mary and transplanted hepatamas of the rat. Int.J.Cancer ~ (1969) 705-722
Stud~es on plasma membranes; X; a survey of enzyme act~v~t~es d~splayed by plasma membranes ~solated from mouse l~ver and three mouse hepatama stra~ns. Int.J.Cancer ~ (1969) 723-734
Aspecten van p~jnbestr~jd~ng b~j kankerpat~enten.
Kankerbull. ~ (1969) no. 4, 10-13 Tevens opgenomen ~n: Het Oranje-Groene Kru~s 19 (1969) no. 2; T.Z~ekenverpl.; Kathol~eke Gezondhe~ds
zorg.
Gugten, A. van der~ P.Bentvelzen Interference between tı'll'o stra~ns of the mouse mammary tumour v~rus ~n the GR mouse stra~n.
Europ.J.Cancer 2 (1969) 361-372
Had~sumarto, u., J.F.M.Delemarre Appendage tumoren. Jaarb.Kankeronderz.Kankerbestr. 18 (1968) 47-52 -
Hamerlynck, J., Ph.Rümke A test for the detection of cytotox~c ant~bod~es to sperınatozoa ~n men. J.Reprod.Fert~ı. 17 (1968) 191-198
- 76 -
Harff, E.G., J.F.M.Delemarre
Hekman, A., Ph.Rümke
Hekman, A., Ph.Rümke
Hekman, A., Ph.Rümke
Hi.lgers, J.
Resultaten van het onderzoek van bekkenklieren na lymfografie bij patienten rnet cervixcarcinoom. Ned.T.Genesk. 113 (1969) 1454-1456
The antigens of human plasma; reference to lactoferrin as a spermatozoa-coating antigen. in: Protides of the biological fluids; proceedings 16th colloquium, Bruges 1968; Peeters, H. ed. Amsterdam, Elsevier, 1969, 549-552
The antigens of human plasmai with special reference to lactoferrin as a spermatozoa-coating antigen. Fertil.Steril. 20 (1969) 312-323
The specificity of the antigens of human seminal plasma with special reference to lactoferrin as a spermatozoa-coating antigen. in: Immunology of spermatozoa and fertilizat~on; proceedings international symposium Varna, Bulgaria, Sept. 27-29, 1967. Sofia,Bulg.Acad.S~Press,1969, 107-111
Humorale irnmuniteit tegen marnma tumor virus in muizen en de mogelijke outdekking van marnma tumor virusantigenen in o.a. muizestammen met geen of weinig spantane rnarnmatumoren. Amsterdam, Ned.Kanker Inst. 1969.
Hollander, C.F., P.Bentvelzen Enhancement of urethan induction of hepatamas in mice by prior partial hepatectomy. J.Nat.Cancer Inst. 41 (1968) 1303-1306
Hoog, A.G. van 't, N.F.Bosma
Horree, 1'J .A.
1ıJaarnemingen bij patienten ınet marnmacarcinooın, die op grond van de subclaviculaire exploratie uitsluitend radiologisch werden behandeld. Jaarb.Kankeronderz.Kankerbestr. 1§ (1968) 53-60
Een corpus alienuın. Ned.T.Geneesk. 113 (1969) 800-801
Kriek, E.
Kriek, E.
Kriek, E.
Kriek, E.
- 77 -
Chemische carcinogenese van aromatische aminen: reactieve metabolieten en hun interactie met macromoleculen in de eel. Jaarb. Kankeronderz. Kankerbestr. 18 ( 1968) 29-35 --
New Results on the mode of binding of the careinegen 2-acetylaminofluorene to nucleic acids and proteins Food Cosmet.Toxicol. 6 (1968) 575-576
On the mechanism of action of aromatic amines in vivo; difference in binding to ribosomal RNA and DNA. in: Proceedings of the international symposium on physiochemical mechanisms of carcinogenesis; Bergmann, E.D., B. Pullman, eds. New York, Acad.Press, 1969, 136-138
On the mechanism of action of carcinogenic aromatic amines; I; binding of 2-acetylaminofluorene and H-hydroxy-2-acetylaminofluorene to rat-liver nucleic acids in vivo. Chem.Biol.Interact. 1 (1969) 3-17
Leeuwen, A. van, J.J. van Rood, Ph.Rümke.
Links, J.
Links, J.
Links, J., ~.Tol
Links, J.
JL-A antigerren en choriocarcinoom. in: Tiende federatieve vergadering van medisch-biol9gische v~renigingen, Utrecht, 1969. Z.pl., 1969, abstr. 136
Aspecten van de oncogenese in vitro. in: Cellulaire reproductie; postakademische kursus biologie. Nijmegen, 1969, 28.
Het groeiversnellend effect van Bittner virus (HTV) in gekıveekte muizen-nier-cellen. in: Tiende federatieve vergadering van medisch-biologische verenigingen Utrecht, 1969. Z.pl., 1969, abstr. 141
The growth accelerating effect of Bittner virus in monolayers of baby mouse kidney cells. J.Gen.Virol. 5 (1969) 547-550
Kankerverwekkende virussen. Syllabus Stichting Studium Generale T.H. Delft 25 (1969) 83-85
Links, J.
Marcuse, H. R. ,
Virussen en kanker. T.Diergeneesk. 94 (1969) 537; 637
- 78 -
J.M.V.Burgers, T.J.Dekker, J. van de Yelden Hulp van de computer bij de dosisberekening van radiumimplantaties. Jaarb,Kankeronderz.Kankerbestr. ~ (1968) 37-46
Misdorp, W., H.L.Nauta-Van Gelder "Granular-cell myoblastomaır in the horse; a report of 4 cases. Path. Vet, 5 (1968) 385-394
Molen, J. van der, red.
Mühlbock, O.F.E.
Mühlbock, O.F.E.
Gezwelziekten; een leidraad voor verpleegkundigen, onder red. van L.Meinsma, J. van der Molen, H.M.J. van Oppenraaij. Lochem, De Tijdstroom, 1969
Oorzaken en preventie. KHF-nieuws (1969) no. 31, 6-8
Some new facts about the genesis of mammary cancer in mice. in: Gelegenheidscongres opening centrum voor gezwelziekten; vol 3; Gent, Akad.Ziekenhuis, 1968, 1-3
Mühlbock, O.F.E., H. van Ebbenhorst Tengbergen Inconstancy of inbred strains of mice. ILAR news 12 (1969) no. 3, 14
Mühlbock, O.F.E., P.Bentvelzen The transmission of the mammary turoor viruses. in: Virus-induced im."llunopathology; the Gustav Stern symposium; Pollard, H., ed. New York, Acad.Press, 1968, 75-87 Perspectives in virology vol. 6
Persijn, J.P., H. van der Slik, C.J.Timmer On the determination of serum 5'~nucleotidase activity in the presence of~glycerophosphate. Clin.Biochem. 2 (1969) 335-337
Persijn, J.P., U. van der Slik, C.J.Timmer, A.U.Ivl.Bon A new method for the determination of serum nucleotidase; II; a simplified procedure. Z.Klin.Chem. 1 (1969) 199
- 79 -
Pers~jn, J.P., W. van der Sl~k, A.W.M.Bon A new method for the determ~nat~on of serum nucleotidase; III; inh~bit~on of alkal~ne phosphatase. Z.Kl~n.Chem. 7 (1969) 493-497
Pronk, E.A.S,, F.Kle~n, F.Elkerbout, H.Radema, F.J.Cleton Therapy of macroglobul~naem~a. Acta Med.Scand. 186 (1969) 273-282
Rümket Ph. Antigenic~ty of spermatozoa. in: Textbook of ~mmunopathology; vol.II; M~escher, R., ed. New York, Grune & Stratton, 1969, 66~ 668
Rümke, Ph. Clinical aspects of auto~un~ty to spermatozoa in men.
Rümke, Ph.
Rümke, Ph.
Rümke, Ph.
Rümke, Ph.
in: Immunology and reproduction;proceedings symposium Internat~onal Coordinating Commıttee for the Immunology of Reproduct~on, Geneva, Sept. 1968; Ed-ıvards, R. G., ed. London, Int.Planned Parenthood Fed., 1969, 251-266
Immunity to sperm. ~n: Textbook of ~mmunopathology, vol.II; M~escher, P., ed. New York,Grune & Stratton,1969, 669-674
Immunologische aspecten van het melanoom. Ned.T.Geneesk. 113 (1969) 76-77
Tumor immunologie. Jaarb.Kankeronderz.Kankerbestr. 18 (1968) 75-78 --
Vormt het lichaam zelf afweerstoffen tegen kanker ? K1IT-n~euws (1969) no. 31, 8-9
Rümket Ph., J.C.Breekveldt-K~elich How to enhance the sensitiv~ty of the radial single diffusion technique for the quantitation of antegens. Vox Sang. ~ (1969) 486-490
Rümke, Ph., M.T~tus Spermagglutininenvorming bij de mannelijke rat door: 1. subcutane injecties van syngene epidi-
dynale spermatozoen; 2. vasoligatie of vasectomie. ~n: Tiende federat~eve vergader~ng van medisch-b~ologische verenigingen, Utrecht, 1969 Z.pl., 1969, abstr. 206
Rümke, D h .1. .ı...a. • '
- Sö -
L. C. Vos-Bra t Immunoglobulin concentrations, PHA response of lymphocytes and some antibody levels in healthy smokers. in: Abstracts of papers presented at the international conference on immunity and tolerance in oncogenesis. Perugia, Univ,Perugia, 1969, 67
Rümke, Ph,, L.C.Vos-Brat Immunologisch onderzoek bij rokers. in: Tiende federatieve vergadering van medisch-biologische verenigingen, Utrecht, 1969 Z.pl., 1969, abstr. 207
Rümke, Ph., M.Sluyser, A.Hekman Immunochemische onderzoekingen met histonen. ·-in: Tiende federatieve vergadering van medisch-biologische verenigingen, Utrecht, 1969. Z,pl., 1969, abstr. 205 .
. Slooten, E.A. van, N.C.T. de Vries Internationaal onderzoek van maligne melanomen. Ned.T.Geneesk. 113, (1969) 1515 Ingezonde.n stuk.
Slooten, E.A. van., 1v.A.Horree, J.J,Kruisbrink
Sluyser, M.
Sluyser, :r-1.
Some principles of surgical and prosthodontic treatment of patients with malignant tumors of the maxilla. Arch~Chir.Neerl, 21 (1969) 1-15
Interaction of steroid hormones with histones in vitro. Biochim.Biophys.Acta 182 (1969) 235-244
...... ~;.
The origin of DNA Persp.Biol.Med. 12 (1969) 325~327
Sluyser, M., L. denEngelse Removal of RNA from DNA preparations by the addition of lysine-rich histone. Anal.Biochem. 25 (1968) 444-447
Sluyser, M. Ph.Rümke, A.Hekman Antigenicity of histones; comparative studies on histones with very high lysine content from various sources. Immunochemistry & (1969) 494-497
- 81 -
Timmermans, A., P.Bentvelzen, P.C.Hageman, J.Calafat Activation of a mammary virus in 020 strain mice by x-irradiation and urethane. JTGen.Virol.~ (1969) 619-621
Timmermans, A., J.H.Daams, J.Calafat, P.Bentvelzen
Zeilmaker, G.H.
Zeilmaker, G.H.
Ze:i.lmaker, G.H.
Virale aspekten van stralings- en chemische carcinogenese. in: Tiende federatieve vergadering van medisch-biologische verenigingen, Utrecht, 1969. Z.pl., 1969, abstr. 233
Milk yield during prolonged lactation in mice; effect of ovariectomy. J.Reprod.Fertil. J2 (1969) 361-365
Reciproke transplantatie van blastocysten bij rat en muis. in: Tiende federat~e vergadering van medisch-biologische verenigingen, Utrecht, 1969. Z.pl., 1969, ~bstr. 281
Transmission of mammary tumor virus by female GR m:i.ce; results of egg transplantation. Int.J.Cancer ~ (1969) 261-266
Zeilmaker, G.H., A.Timmermans Development of mouse blastocysts under the kidney capsule of irradiated rats; a reciprocal transfer study. Transplantation 7 (1969) 437-439