© niels smeets 2016...niels smeets, ku leuven onderstaande woordenlijst omvat ruim 2000 van de...
TRANSCRIPT
1
© Niels Smeets 2016
All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system or transmitted in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording or otherwise without the prior permission of the author.
Niels Smeets has asserted his right under the Copyright Law to be identified as the author of this work.
Published by
Promote Ukraine vzw
1731 Relegem
Belgium
www.promoteukraine.org
Redactie & vormgeving: Niels Smeets
Vormgeving cover: Maria Fozekosh. «Mademe» studio voor grafisch design
ISBN
DOI
NUR
2
Alfabetische basiswoordenschat Oekraïens-Nederlands-Oekraïens Niels Smeets, KU Leuven
Onderstaande woordenlijst omvat ruim 2000 van de meest courante trefwoorden in beide richtingen (Oekraïens-Nederlands; Nederlands-Oekraïens) waarmee een beginner aan de slag kan om zijn/haar basiswoordenschat snel en gericht uit te breiden. De woordenlijst kan als studiemateriaal gebruikt worden door docenten en studenten van de Oekraïense/Nederlandse taal en laat toe om conversaties op te zetten rond alledaagse thema’s zoals eten & drinken, reizen, de natuur en het weer, familie, werk, mens en gezondheid, (sociale) media, winkelen, kleding, dieren, onderwijs, muziek, kunst en sport. De lijst vormt een aanvulling op het boek ‘Oekraïense Grammatica voor Nederlandstaligen’, terug te vinden op http://www.promoteukraine.org/ukrainian-for-dutchspeakers.html .
Andere aanbevolen literatuur voor de Nederlandstalige student van de Oekraïense taal is het exhaustieve online vertalende woordenboek, terug te vinden op http://www.dict.com/Нідерландсько-украінськии.
Om de verbuiging van elk Oekraïens substantief en adjectief te raadplegen, alsook de volledige vervoegingsschema’s na te gaan, is het orthografische woordenboek ‘Словники України’ warm aan te bevelen. Deze schat aan informatie is terug te vinden op: http://lcorp.ulif.org.ua/dictua/
Daarnaast kan het academisch verklarend woordenboek Oekraïens, te raadplegen op http://sum.in.ua/ Oekraïense woorden verder toelichten en is het bovendien rijkelijk geïllustreerd met citaten uit Oekraïense literaire meesterwerken.
Een ideale manier om de taalbeheersing en spreekvaardigheid te verbeteren is de intensieve zomercursus van de Oekraïense taal aan de Oekraïense Katholieke Universiteit, gelegen in de historische stad Lviv. Om uw taalbeheersing verder aan te scherpen kunt u hun website met talloze opleidingsmogelijkheden bezoeken op het webadres: http://www.studyukrainian.org.ua/. Daarnaast bieden zij handboeken aan bij Uitgeverij ‘Яблуко’ om de woordenschat op een aangename manier in te oefenen en de grammaticale regels toe te passen. Deze boeken zijn online te bestellen via volgende link: http://studyukrainian.org.ua/en/books .
Conventies van de alfabetische woordenlijst
De genitiefvorm wordt vermeld bij mannelijke onbezielde substantieven op –a. Daarnaast wordt de genitiefvorm vermeld indien er sprake is van een vluchtige klinker of een klankverandering in de stam. Standaarduitgangen worden niet afzonderlijk vermeld. Bij de mannelijke substantieven gaat het om de uitgang –а bij mannelijke persoonlijke substantieven en de uitgang –у bij de overige mannelijke substantieven.
Het woordgeslacht wordt vermeld bij Oekraïense substantieven waarvan de genus niet ondubbelzinnig uit de laatste letter kan worden afgeleid. De Nederlandse substantieven maken steeds vermelding van het bijbehorend lidwoord.
De Oekraïense werkwoorden worden gealfabetiseerd op basis van de imperfectiefvorm. De daarvan afgeleide perfectiefvorm wordt door middel van een schuine streep (/) gescheiden. In geval van een onregelmatige vervoeging worden de twee eerste personen vermeld. Bij de werkwoorden van beweging wordt gealfabetiseerd op basis van de onbepaalde vorm. Werkwoorden worden geacht standaard met de accusatief samen te gaan. Indien dit niet het geval is, wordt de bijbehorende naamval vermeld.
De alfabetisering van woorden die zowel met ‘в’ als ‘у’ kunnen aanvangen kunt u terugvinden onder de letter ‘в’. Indien mogelijk worden beide varianten vermeld.
3
Gebruikte Afkortingen Belgisch Nederlands biologisch bijvoeglijk naamwoord bijwoord collectivum of verzamelnaam (meervoudsvorm ontbreekt)
Be. bio. bn. bw. coll. ec. economisch f. vrouwelijkgesub. bn. gesubstantiveerd bijvoeglijk naamwoord inf. informaticam. mannelijkmet. metaal muz. muziek n. onzijdigonb.telw. onbepaald telwoordonoverg. onovergankelijk onv. onverbuigbaar pl. pluralis, meervoud pl.t. plurale tantum pol. politiek pred. predicatief p.vnw. persoonlijk voornaamwoord rel. religieus ruimt. ruimtelijk sg. singularis, enkelvoud soc. sociaal st. spreektaal sub. substantief temp. temporeel text. textiel vgw. voegwoord vnw. voornaamwoord vrw. vraagwoord vz. voorzetsel z.pl. zonder meervoud
4
Het Oekraïense Alfabet А а А а [a] [a] ander, kan, plan
Б б Б б [b] [b] bank, boot, blok
В в В в [v] [v] vloot, voor, vork
Г г Г г [h] [ɦ] haat, heel, Duits: sehen*
Ґ ґ Ґ ґ [g’] [g] goal, Frans: garage, gare
Д д Д д [d] [d] daad, dijk, dik
Е е Е е [e] [e] el, met, bed
Є є Є є [je] [je] Jente, jekker, jennen
Ж ж Ж ж [zj] [ʒ] journalist, giraffe, loge
З з З з [z] [z] zeer, zorg, zoen
И и И и [i’] [I] kil, kip (doffe, harde i)**
I i I i [i] [i] lief, brief, zilt, (zachte i)
Ї ї Ї ї [ji] [ji] jicht
Й й Й й [j] [j] jacht, jammer, jong
К к К к [k] [k] kalm, koord, kind
Л л Л л [l] [l] lamp, lopen, laat
М м М м [m] [m] maar, mooi, mode
Н н Н н [n] [n] neen, nooit, naad
О о О о [o] [o] mond, bont, rond
П п П п [p] [p] pi, plaats, poort
Р р Р р [r] [r] rood, rogge, raad
С с С с [s] [s] sonde, soort, sint
Т т Т т [t] [t] tijd, toon, tint
У у У у [oe] [u] roe, vloer, noen
Ф ф Ф ф [f] [f] faam, telefoon, fonds
Х х Х х [ch] [x] acht, bocht, nog
Ц ц Ц ц [ts] [ts] tsaar, ets, metsen
Ч ч Ч ч [tsj] [tʃ] tsjilpen, tsjakka, Tsjaad
Ш ш Ш ш [sj] [ʃ] sjofel,chic, sjeik, sjabloon
Щ щ Щ щ [sjtsj] [ʃtʃ] Stehen (Duits)
Ю ю Ю ю [joe] [ju] Joerie, joehoe
Я я Я я [ja] [ja] ja, Jalta, jaloers
Ь ь Ь ь “zacht teken” – geen klankwaarde op zich
5
Alfabetische Woordenlijst Oekraïens-Nederlands voor beginners
а en (tegenstelling) vgw.
абетка alfabet (het)
абеткувати alfabetiseren, rangschikken volgens alfabet ww.
абзац m. alinea (de)
аби om te vgw.
абиде waar dan ook, om het even waar bw.
абиколи wanneer dan ook, om het even wanneer bw.
абикуди naar waar dan ook, om het even waarheen bw.
абихто wie dan ook, om het even wie bw.
абичий wat dan ook, om het even wat bw.
абрикос (gen. абрикоса) abrikoos (de)
аварія ongeval (het)
авокадо onv. avocado (de)
Австралія Australië
Австрія Oostenrijk
автобіографія 1) autobiografie (de) 2) curriculum vitae (cv) (het)
автобус (gen. автобуса) autobus (de)
автозаправка benzinestation (het)
автократія autocratie (de)
автомобіль m. (gen. автомобіля) auto(mobiel), wagen (de)
автомат automaat (de)
автор auteur (de)
авторучка pen (de)
агресивний agressief bn.
агресія agressie (de)
аґрус kruisbes (de)
адвокат advocaat (de)
адміністрація administratie (de)
6
аеродром vliegveld (het)
аеропорт luchthaven (de)
АЗС – автозаправна станція benzinestation (het)
айсберг ijsberg (de)
академія academie (de)
акне onv. acne (de)
акордеон accordeon muz. (de)
акробат acrobaat (de)
аксесуари accessoires pl. (de)
актор acteur (de)
актриса actrice (de)
акула haai (de)
але maar vgw.
алібі onv. alibi (het)
алюмінієвий aluminium- bn.
алюміній (gen. алюмінію) aluminium (het)
аматор amateur, liefhebber (de)
амбітинй ambitieus bn.
аналіз analyse (de)
ананас (gen. ананаса) ananas (de)
Англія Engeland
апельсин (gen. апельсина) sinaasappel (de)
апостроф (gen. апострофа) apostrof (de)
аптека (loc. в аптеці) apotheek (de)
арахіс coll. pinda(noot) (de)
арбітр scheidsrechter (de)
арештовуватиi / арештуватиp arresteren ww.
армія leger (het)
артист artiest (de)
артистичний artistiek bn.
7
Б
артишок artisjok (de)
арфа harp muz. (de)
астма astma (de)
атлет atleet (de)
атлетика atletiek (de)
бабуся grootmoeder (de)
багатий rijk bn.
багатство rijkdom (de)
бажання wens (de)
баклажан (gen. баклажана) aubergine (de)
бактерія bacterie (de)
балакучий praatziek bn.
банан (gen. банана) banaan (de)
банк bank (de) financiële instelling
банка doos (de)
банкір bankier (de)
банкомат (gen. банкомата) pinautomaat (de), bancontact (de) Be.
барабан (gen. барабана) drum muz. (de)
баран ram (de)
бармен barman (de)
басейн zwembad (het)
баскетбол basketbal (het)
батарея f. (gen. батареї) batterij (de)
батько vader (de)
батьки ouders (de)
бачитиi / побачитиp zien ww.
бджола bij (de)
без + gen. zonder vz.
безпека veiligheid (de)
безпечний veilig bn.
8
безпечно veilig bw.
безробітний gesub. bn. werkloze (de)
бейсбол honkbal (het)
бекон spek (het)
Бельгія België
бензин benzine (de)
березень (gen. березня) maart
битиi (б'ю, б'єш) / побитиp iemand/iets slaan ww.
бібліотека bibliotheek (de)
бібліотекар (gen. бібліотекаря) bibliothecaris (de)
бібліотекарка bibliothecaresse (de)
бігатиi (бігаю, бігаєш) ; бігтиi (біжу, біжиш) / побігтиp (побіжу, побіжиш)
rennen, lopen (Be.) ww.
бігун (gen. бігуна) hardloper (de)
бідний arm, niet rijk bn.
біженець (gen. біженця) vluchteling (de)
біжутерія sieraad (het)
бій (gen. бою) gevecht (het)
білий wit bn.
Білорусь f. Wit-Rusland
біля + gen. dichtbij, naast ruimt.; ongeveer temp.
біль m. (gen. болю) pijn (de)
більше meer bw.
більшість (gen. більшості) meerderheid (de)
біологія biologie (de)
блакитний lichtblauw bn.
блискавка bliksem (de)
блискатиi bliksemen ww.
близько + gen. dichtbij vz.
блузка blouse (de)
9
бляхар (gen. бляхаря) loodgieter (de)
бо want vgw.
Бог God
богослужіння kerkdienst (de)
бокс boksen (het)
боксер bokser (de)
Болгарія Bulgarije
борг schuld fin. (de)
боржник schuldenaar (de)
борода baard (de)
борошно meel, bloem fijngemalen meel (de)
борсук (gen. борсука) das dier (de)
бортпровідник steward (de)
бортпровідниця stewardess (de)
борщ (gen. борща) rode bietensoep (de)
боягузливий laf bn.
боятися + gen. bang zijn voor, vrezen voor ww.
брат (gen. брата) broer (de)
братиi (беру, береш) / взятиp (візьму, візьмеш) nemen ww.
брехатиi (брешу, брешеш) / збрехатиp st. liegen ww.
брехня leugen (de)
бритва scheermes (het)
бритисяi zich scheren ww.
брова wenkbrauw (de)
броколі onv. broccoli (de)
бронза brons (het)
бронзовий bronzen bn.
брошка broche (de)
брудний vuil bn.
брюки pl.t. broek (de)
10
В
бувай doei, dag bij afscheid
будівельник bouwvakker (de)
будівля f. barak (de), huis (het)
будівництво bouw(werf) (de)
будинок (gen. будинку) gebouw (het)
будитиi (буджу, будиш) / розбудитиp wekken ww.
будуватиi / побудуватиp bouwen ww.
бульйон bouillon (de)
буря storm (de)
буряк rode biet (de)
бутерброд boterham (de)
бутиi (є, є) zijn ww.
в / у + acc. + loc. + gen.
in, naar (richting) vz. in (plaats) vz. bij (plaats) vz.
вага 1) gewicht (het) 2) weegschaal (de)
важко moeilijk, zwaar bw.
важливий belangrijk bn.
важливо belangrijk bw.
вакцина vaccin (het)
валіза valies (de), koffer (de)
ванна 1) sub. bad(kuip) 2) bn. badkamer
варення n. jam (de)
варитиi koken ww.
вартість (gen. вартості) waarde (de)
ватерпас (gen. ватерпаса) waterpas (de)
вбогий / убогий arm, schraal bn.
вважатиi menen, vinden ww.
ввечері ’s avonds bw.
ввічливий / увічливий beleefd bn.
вгору naar boven bw.
11
вдаватисяi, удаватисяi / вдатисяp, удатисяp lukken, erin slagen te ww.
вдень overdag bw.
вдома thuis bw.
вежа toren (de)
Великдень (gen. Великодня) Pasen
великий groot bn.
Великобританія Verenigd Koninkrijk (het)
велосипед (gen. велосипеда) fiets (de)
вена ader (de)
вересень (gen. вересня) september
веселка regenboog (de)
весілля n. trouwfeest, bruiloft (het)
весна lente (de)
вечерня avondmaal, diner (het)
вечерятиi / повечерятиp dineren ww.
вечір (gen. вечора) avond (de)
вечірка feestje (het)
вже / уже al, reeds
взуття n. schoenen (de), schoeisel (het)
взаємно insgelijks bw.
ви jullie, u p.vnw.
вибачатиi / вибачитиp + dat. iemand vergeven ww.
вибиратиi / вибратиp kiezen ww.
виборець (gen. виборця) kiezer (de)
вибори pl. verkiezingen pl. (de)
вигідний voordelig bn.
вигода voordeel (het)
визнаватиi / визнатиp erkennen, toegeven ww.
викладатиi / викластиp doceren, lesgeven ww.
викладач docent (de)
12
викладачка docente (de)
вилка vork (de)
вимагатиi / вимогтиp eisen ww.
винахідник uitvinder (de)
винахідниця uitvindster (de)
вино wijn (de)
виноград druif (de)
виняток (gen. винятку) uitzondering (de)
виплата uitbetaling (de)
вирішуватиi / вирішитиp beslissen ww.
виробник producent (de)
висиплятисяi / виспатисяp uitslapen ww.
висловлюватиi / висловитиp інтерес до + gen. interesse tonen in ww.
високий hoog bn.
вистава voorstelling (de) theater, film,…
виставка tentoonstelling (de)
вистачатиi / вистачитиp + dat. + gen. aan iemand iets volstaan, genoeg zijn ww.
витрати pl. f. uitgaven, kosten pl. (de)
витрачатиi / витратитиp + acc. на + acc. uitgeven, spenderen iets aan iets ww.
витяжка (кухонна) afzuigkap (de), dampkap Be. (de)
вихід (gen. виходу) uitgang (de)
виховання opvoeding (de)
вишиванка Geborduurd hemd Oekraïense nationale kleding st.
вишня kers (de)
відвідуватиi / відвідатиp bezoeken ww.
відповідальність (gen. відповідальності) verantwoordelijkheid (de)
відпочиватиi / відпочитиp rusten ww.
вівторок (gen. вівторка) dinsdag
вівця schaap (het)
відвертий openhartig bn.
13
відгук reactie (de), beoordeling (de)
відео onv. video (de)
відкриватиi / відкритиp openen ww.
відмíнок (gen. відмíнка) naamval (de)
відмíнно perfect, uitstekend bw.
відмовлятисяi / відмовитисяp від + gen. weigeren, afzien van iets ww.
відомий bekend, beroemd bn.
відповідатиi / відповістиp на + acc. antwoorden op iets ww.
вíдповідь f. antwoord (het)
відпустка vakantie (de), verlof (het)
відро emmer (de)
відставка даватиi / датиp відставку
ontslag (het) ontslag geven ww.
відтоді sindsdien bw.
відчуватиi / відчутиp voelen ww.
віза visum (het)
війна oorlog (de)
вікно raam (het)
ВІЛ – вірус імунодефіциту людини hiv - humaan immunodeficiëntievirus (het)
вільно vrij bw.; met betrekking tot een taal: vloeiend (spreken)
він hij p.vnw.
віолончель f. cello (de)
віра geloof (het)
віритиi + dat. ; у/в + acc. iets/iemand geloven ; in iets geloven ww.
вірний trouw bn.
вірус virus (het)
віруючий gesub.bn. gelovige (de)
вітатиi + acc. з + instr. 1) verwelkomen 2) iemand feliciteren met iets ww.
вітер (gen. вітру) wind (de)
вішалка kapstok (de)
14
вія wimper (de)
влада macht (de)
власник eigenaar (de)
власність (gen. власності) eigendom (de)
влаштовуватиi / влаштуватиp organiseren, regelen ww.
вмиватисяi, умиватисяi / вмитисяp, умитисяp zich wassen ww.
вмітиi ; умітиi kunnen, in staat zijn iets te doen vaardigheid ww.
вниз naar beneden bw.
вночі ’s nachts
внук zelden kleinzoon (de)
внучка zelden kleindochter (de)
вогонь (gen. вогню) vuur (het)
вода water (het)
водій (gen. водія) bestuurder, chauffeur (de)
водитиi (воджу водиш) вестиi (веду ведеш) / повестиp
1) brengen, leiden 2) besturen ww.
возитиi (вожу возиш) везтиi (везу везеш) / повезтиp
vervoeren ww.
вокзал залізничний вокзал
(trein)station (het)
treinstation (het)
волейбол volleybal (het)
волосся haar (het)
воля wil (de)
вона zij p.vnw. f. sg.
вони zij p.vnw. pl.
впертий / упертий eigenwijs, koppig bn.
пізнаватиi / пізнатиp herkennen ww.
вправа oefening (de)
вранці ’s morgens bw.
вставатиi / встатиp opstaan ww.
встигатиi / встигнутиp на + acc. iets halen, op tijd zijn ww.
15
Г
всупереч / усупереч + dat. in weerwil van vz.
вугілля steenkool (de)
вулиця straat (de)
вуса pl.t. m. (gen. вусів) snor (de)
вухо oor (het)
вхід (gen. входу) ingang (de)
вцілілий ; уцілілий gesub. bn. overlevende (de)
вчитель leraar (de)
вчителька lerares (de)
вчитиi / вивчитиp + acc. iets leren ww.
вчитисяi / вивчитисяp на + acc. studeren voor iemand te worden/beroep ww.
вчора gisteren
газ gas (het)
газета krant (de)
газовий gas- bn.
гайка moer (de)
галас lawaai (het)
галстук (gen. галстука) stropdas (de)
гаманець (gen. гаманця) portefeuille (de), portemonnee (de)
гамбургер (gen. гамбургера) hamburger (de)
ганчірка stofdoek (de)
ганьба schande (de)
гараж (gen. гаража) garage (de)
гарантуватиi&p garanderen ww.
гарбуз (gen. гарбуза) pompoen (de)
гарний mooi bn.
гарнітур (gen. гарнітура) set verzameling goederen met eenzelfde doel (de)
гарно mooi bw.
гарячий heet bn.
гатунок (gen. гатунку) soort (de)
16
гвинт (gen. гвинта) schroef (de)
гелікоптер (gen. гелікоптера) helikopter (de)
гель m. (gen. гелю) gel (de)
геній (gen. генія) genie (het)
географія geografie (de), aardrijkskunde (de)
геометрія geometrie (de)
гід (gen. гіда) gids (de)
гієна hyena (de)
гімнастика gymnastiek (de)
гіпотеза hypothese (de)
гіркий bitter bn.
гість (gen. гостя) gast (de)
гітара gitaar (de)
гніздо nest (het)
гнучкий flexibel bn.
гнучко flexibel bw.
гобой m. (gen. гобоя) hobo muz. (de)
говоритиi / сказатиp spreken, zeggen ww.
година uur (het)
годинник (gen. годинника) наручний годинник
klok (de), horloge (het) polshorloge (het)
годувати voeden ww.
гол goal (de)
голитисяi / поголитисяp zich scheren ww.
голка naald (de)
голландець (gen. голландця) Nederlander (de)
голова hoofd (het) 1) lichaamsdeel 2) leidinggevend persoon
голос stem (de)
голосування stemming (de)
голосуватиi за + Acc. stemmen voor iets/iemand ww.
17
голуб duif (de)
голубий lichtblauw bn.
гольф (gen. гольфа) golf sport (het)
гора berg (de)
горище zolder (de)
горілка Oekraïense sterke drank, wodka (de)
горіх (gen. горіха) noot culinair (de)
город moestuin (de)
горох coll. erwten (de)
гострий pikant bn.
готель m. (gen. готелю) hotel (het)
готовність (gen. готовності) bereidheid (de)
готуватиi bereiden, klaarmaken, koken ww.
гра spel (het)
гравець (gen. гравця) speler (de)
град hagel (de)
граматика grammatica (de)
гратиi spelen ww.
гребінь (gen. гребеня/гребня) kam (de)
грейпфрут (gen. грейпфрута) pompelmoes (de)
Греція Griekenland
гречка boekweit (de)
гриб (gen. гриба) paddenstoel (de)
гривня grivna Oekraïense munteenheid (de)
гриль m. (gen. гриля) grill (de)
гримітиi / загримітиp donderen ww.
грім (gen. грому) donder (de)
гріх (gen. гріха) zonde (de)
грип griep (de)
громадський publiek, openbaar bn.
18
Д
громадський простір громадський діяч
publieke ruimte (de)
publiek figuur (het)
громадськість (gen. громадськості) publiek (het)
громадянин (N. pl. громадяни) burger (de)
громадянський burger- , burgerlijk bn.
громадянство burgerschap (het)
гроші pl.t. (gen. pl. грошей) geld (het)
грудень (gen. грудня) december
груди pl.t. borsten (de)
група groep (de)
груша peer (de)
губа lip (de)
губка spons (de)
гулятиi wandelen ww.
гумка gom (de)
гуртожиток (gen. гуртожитку) studentenpeda
гусак gans (de)
даватиi / датиp + acc. + dat. geven iets aan iemand ww.
давно lang geleden bw.
далеко ver bw.
далі verder bw.
Данія Denemarken
дах dak (het)
дбайливий zorgzaam bn.
дбатиi / подбатиp про + acc. zorgen voor iets/iemand ww.
двері pl. t. deur (de)
двокрапка dubbelpunt (het)
де waar vrw.
декілька enkele, een aantal onb.telw.
демократія democratie (de)
день m. (gen. дня) dag (de)
19
депутат parlementslid (het)
дерево boom (de)
держава staat (de)
десерт dessert (het)
дефіс (gen. дефіса) koppelteken (het)
дешевий goedkoop bn.
дешево goedkoop bw.
джинси pl.t. jeansbroek (de)
дзвонитиi / подзвонитиp (у двері , по телефону) bellen (aan de deur), telefoneren ww.
дзеркало spiegel (de)
диван (gen. дивана) sofa (de), bank (de)
дивитисяi на + acc. kijken naar iets ww.
дивно vreemd bw.
дивуватиi / здивуватиp + acc. + instr. iemand met iets verbazen ww.
дивуватисяi / здивуватисяp + dat. zich verbazen over iets/iemand ww.
диктатура dictatuur (de)
дим rook (de)
димохід (gen. димоходу) schoorsteen (de)
диня meloen (de)
директор directeur (de)
дитина (pl. діти gen. pl. дітей) kind (het)
дихання ademhaling (de)
діарея diarree (de)
дівчина meisje (het)
дід, дідусь grootvader (de)
дізнаватисяi / дізнатисяp te weten komen ww.
діловий zakelijk bn.
дім (gen. дому) huis (het)
дія handeling (de)
діятиi (дію, дієш) handelen ww.
20
для + gen. voor vz.
до + gen. 1) naar 2) tot vz.
добре goed, ok (instemmend antwoord)
добрий goedaardig bn.
довгий lang bn.
довго lang bw. temp.
довірятиi / довіритиp комусь iemand vertrouwen ww.
доводитиi / довестиp bewijzen ww.
додаватиi / додатиp (додам, додаси) + acc. до + gen. iets aan iets toevoegen ww.
додаток (gen. додатка) на додаток
applicatie, app (de)
daarenboven vgw.
додому naar huis bw.
дозвіл (gen. дозволу) toestemming (de)
дозволятиi / дозволитиp + dat. + acc. (aan) iemand iets toestaan ww.
долар (gen. долара) dollar munteenheid (de)
домовлятисяi / домовитсяp про + acc. onderhandelen over iets, iets afspreken ww.
допитливий nieuwsgierig bn.
допомагатиi / допомогтиp комусь iemand helpen ww.
допомога швидка допомога
hulp (de)
ziekenwagen (de)
дорога weg (de)
дорогий duur bn.
досвід ervaring (de)
досить voldoende, aanzienlijk bw.
дослівний letterlijk bn.
доходи pl. inkomsten (de)
дочка dochter (de)
дошка класна дошка обробна дошка
bord (plaat, al dan niet met opschrift) schoolbord (het) snijplank (de)
дощ (gen. дощу) regen (de)
21
Е
дощитиi regenen ww.
дриль m. (gen. дриля) boormachine (de)
дружба vriendschap (de)
дружелюбний vriendelijk bn.
дружина echtgenote (de), getrouwde vrouw (de)
дуже zeer, erg bw.
дужки pl. haakjes (de)
думати про + acc. denken over iets ww.
духовка oven (de)
душ douche (de)
душа ziel (de)
дядько oom (de)
дякуватиi / подякуватиp + dat. за + Acc. iemand voor iets bedanken ww.
егоїстичний egoïstisch bn.
екзамен examen (het)
екзема eczeem (het)
екологічний ecologisch bn.
екологія ecologie (de)
економитиi / зекономитиp на + loc. besparen op iets ww.
економіка economie (de)
економіст econoom (de)
експорт export (de)
експортер exporteur (de)
експортуватиi exporteren ww.
електрика elektriciteit (de)
електричний elektrisch bn.
електрочайник (gen. електрочайника) waterkoker (de)
емейл st. e-mail (de)
емоційний emotioneel bn.
епідемія epidemie (de)
22
є
ж
епіляція epilatie (de), ontharing (de)
епілепсія epilepsie (de)
ефект effect (het)
ефективність (gen. ефективності) effectiviteit, efficiëntie (de)
євро onv. euro munteenheid (de)
Європа Europa
європеєць (gen. європейця) Europeaan (de)
європеїзуватиi europeaniseren ww.
єдиний enige
єднання eenheid (de)
єднатиi verenigen ww.
єпископ bisschop (de)
жаба kikker, pad (de)
жадання verlangen (het)
жалість medelijden (het)
жалітиi за + instr. spijt hebben van iets, beklagen
жаль (gen. жалю) на жаль
1) spijt 2) droefheid, smart jammer, helaas bw.
жара hitte (de)
жаритиi bakken ww.
жаркий heet bn.
жарт grap (de)
жартуватиi schertsen, een grap maken ww.
жвавий levendig bn.
ждатиi (жду, ждеш) wachten, verwachten ww.
жених bruidegom (de)
жертва slachtoffer (het)
жертвуватиi opofferen ww.
живіт buik (de)
живопис schilderkunst (de)
23
з
жир vet (het)
жираф giraffe (de)
житель bewoner (de)
жителька bewoonster (de)
житиi (живу, живеш) leven ww.
житло huisvesting (de), onderkomen (het)
життя n. leven (het)
жінка vrouw (de)
жовтень (gen. жовтня) oktober
жовтий, -а, -е, -і geel bn.
жовтітиi vergelen ww.
жоден, жодна, жодне geen enkele pred.
жодний geen enkele bn.
жонатий getrouwd bn.
жорсткий hard, streng bn.
жорстокий wreed, bruut bn.
жувальний жувальна гумка
kauw- kauwgum
жуватиi (жую, жуєш) kauwen ww.
жук (gen. жука) kever (de)
журавель (gen. журавля) kraanvogel (de)
журавлина veenbes (de)
журнал tijdschrift (het)
журналіст journalist (de)
журналістка journaliste (de)
жюрі onv. jury (de)
(i)з(i) + instr.
+ gen.
+ gen.
1) met vz. 2) uit vz.
3) sinds temp. vz.
за + instr.
+ acc.
+ acc.
1) achter (plaats) vz.
2) achter (richting) vz.
24
3) voor (ruilverhouding) vz.
забуватиi / забутиp vergeten ww.
завантажуватиi / завантажитиp downloaden ww.
завдання opdracht (de)
завдяки + dat. dankzij vz.
завжди altijd bw.
завтра morgen
загроза bedreiging, dreiging (de)
заєць (gen. зайця) haas (de)
закон wet (de)
законодавство wetgeving (de)
залишатисяi / залишитисяp blijven, overblijven ww.
залізний ijzeren, ijzer- bn.
залізо ijzer (het)
залежність (gen. залежності) afhankelijkheid (de)
залоза щитовидна залоза підшлункова залоза грудна залоза
klier (de)
schildklier (de) alvleesklier, pancreas (de) melkklier (de)
замикатиi / замкнутиp sluiten ww.
замовлятиi / замовитиp bestellen ww.
занадто te, teveel bw.
заняття les (de)
запалення запалення легенів
ontsteking (de)
longontsteking (de)
запрошуватиi / запроситиp uitnodigen ww.
зароблятиi / заробитиp на + loc. geld verdienen aan iets
зарплата loon (het)
зарплатня st. loon (het)
заряджатиi / зарядитиp + acc. opladen ww.
засіб (gen. засобу) миючий засіб
middel (het)
afwasmiddel (het)
25
застуда verkoudheid (de)
зате daarentegen vgw.
затор file (de)
захищатиi / захиcтитиp beschermen ww.
захід (gen. заходу) westen (het)
захоплення 1) hobby 2) enthousiasme
збиратиi / зібратиp збиратиi / зібратиp врожай
verzamelen ww. oogsten ww.
збиток (gen. збитку) verlies (het)
зброя wapen (het)
звільнення ontslag (het)
звичайно 1) natuurlijk, uiteraard bw. 2) zoals gewoonlijk bw.
звичка gewoonte (de)
звідки waarvandaan vrw.
звідти daarvandaan, vandaar vrw.
звільнятиi / звілнитиp + acc. iemand ontslaan ww.
здатність geschiktheid (de), bekwaamheid (de)
здивування verbazing (de)
здоровий gezond bn.
здоров'я gezondheid (de)
зебра zebra (de)
зелений groen bn.
земля f. grond (de)
з-за + gen. van achteren vz.
зима winter (de)
зірка ster (de)
зкорумпований corrupt bn.
злий kwaad(aardig), slecht bn.
зменшуватиi / зменшитиp afnemen in hoeveelheid, verminderen ww.
ЗМІ - засоби масової інформації media pl. (de)
26
змія slang (de)
зморшка rimpel (de)
змушуватиi / змуситиp + inf. ; .до + gen. dwingen iets te doen ; tot iets ww.
з-над + gen. vanboven vz.
знак знак оклику знак питання розділовий знак
teken (het) uitroepteken (het)
vraagteken (het)
leesteken (het)
знання + gen. n.
знання мов kennis van iets (de)
talenkennis (de)
знатиi weten, kennen ww.
знаходитиi / знайтиp vinden ww.
знаходитисяi / знайтисяp zich bevinden, gelegen zijn ww.
значно aanzienlijk bw.
знижуватисяi / знизитисяp dalen ww.
зовсім helemaal bw.
зокрема in het bijzonder bw.
золотий gouden bn.
золото goud (het)
зомлівати / зомлітиi flauwvallen ww.
зомління bewusteloosheid (de)
зоологія dierkunde (de), zoölogie (de)
з-перед + gen. van voren vz.
з-під + gen. vanonder vz.
зуб (gen. зуба) tand (de)
зупинка зупинка метро
halte (de)
metrohalte
зустрічатисяi / зустрітисяp (elkaar) ontmoeten wederkerig ww.
зустріч f. ontmoeting (de)
з'їзд 1) afslag, afrit (de) 2) congres (het)
з'являтисяi verschijnen ww.
27
і і en vgw.
іва wilg (de)
ігноруватиi negeren ww.
іграшка speelgoed (het)
ідеал ideaal (het)
ідеалізм idealisme (het)
ідеальний ideaal bn.
ідеально ideaal bw.
ідентичний identiek bn.
ідея idee
ідіот idioot (de)
ієна yen (de)
ієрархія hiërarchie (de)
ізолювання isolatie (de)
ізолюватиi isoleren ww.
Ізраїль Israël
ікона icoon (het)
ілюзія illusie (de)
ілюстрація illustratie (de)
ілюструвати illustreren ww.
імам imam rel.
іменник substantief (het)
імітація imitatie (de)
імміграція immigratie (de)
імовірно waarschijnlijk bw.
імператор imperator (de)
імперіалізм imperialisme (het)
імпорт import (de)
імпортер importeur (de)
імпортуватиi importeren ww.
28
ім'я voornaam (de)
індекс index (de)
індиго indigo
індустрія industrie (de)
інженер ingenieur (de)
ініціатива initiatief (het)
інколи soms bw.
іноді soms bw.
іноземний buitenlands bn.
іномовний anderstalig bn.
інспектуватиi inspecteren ww.
інспекція inspectie (de)
інститут instituut (het)
інструкція instructie (de)
інструмент instrument (het)
інтерв’ю interview (het)
інтерес interesse (de), belang (het)
інтересний interessant bn.
Інтернет internet (het)
Інтернет-магазин webwinkel, webshop (de)
інфляція inflatie (de)
інформатика informatica (de)
інформація informatie (de)
інформуватиi informeren ww.
іпотека hypotheek (de)
Ірак Irak
Іран Iran
Ірландія Ierland
іронізуватиi ironiseren ww.
іронія ironie (de)
29
ї
й
К
іскра vonk (de)
іслам islam (de)
Ісландія IJsland
існування bestaan (het)
існуватиi bestaan ww.
Іспанія Spanje
іспит examen (het), test (de)
істина waarheid (de), oprechtheid (de)
історія geschiedenis (de)
істота wezen
Італія Italië
їжа voedsel (het)
їздитиi їхатиi (їду, їдеш) / поїхатиp rijden ww.
їдкий bijtend bn.
їстиi (їм, їси) eten ww.
їстівний eetbaar bn.
й en vgw.
йога yoga (de)
йогурт yoghurt (de)
Йорданія Jordanië
кабачок (gen. кабачка) courgette (de)
кава koffie (de)
кавун (gen. кавуна) watermeloen (de)
казатиi (кажу, кажеш) / сказатиp zeggen ww.
камінь (gen. каменя) steen (de)
Канада Canada
канапка belegd broodje (het)
капелюх (gen. капелюха) hoed (de)
капуста кольорова капуста червона капуста
kool (de)
bloemkool (de)
rode kool (de)
30
брюссельська капуста spruitjes(de)
картина schilderij (het)
картопля coll. aardappel(s) (de)
катастрофа catastrofe, ramp (de)
качка eend (de)
каша pap (de)
кашель (gen. кашлю) hoest (de)
кашлятиi hoesten
каштан kastanje (de)
квасоля coll. bonen (de)
квитанція ontvangstbewijs (het), bewijs van betaling (het)
квиток (gen. квитка) ticket (het)
квітень (gen. квітня) april
квітка bloem (de)
кепка pet (de)
керівник bestuurder (de)
керування 1) het bestuur 2) het besturen van een voertuig
керуватиi + instr. besturen ww.
кидатиi gooien ww.
килим (gen. килима) tapijt (het)
кислий zuur bn.
кислота zuur (het)
кит (gen. кита) walvis (de)
китаєць Chinees (de) inwoner van China
Китай China
кишеня broekzak (de)
кишечник (gen. кишечника) darmstelsel bio. (het)
кишка дванадцятипала кишка товста кишка тонка кишка
darm bio. (de)
twaalfvingerige darm (de)
dikke darm (de) dunne darm (de)
31
пряма кишка сліпа кишка
endeldarm (de) blinde darm (de)
ківі onv. kiwi (de)
кіло onv. kilo
кілограм kilogram (het)
кілометр (gen. кілометра) kilometer (de)
кількість (gen. кількості) aantal (het), hoeveelheid (de)
кімната kamer (de)
кінець (gen. кінця) einde (het)
кіно onv. bioscoop (de)
кінчатиi eindigen ww.
кінь (gen. коня ) paard (het)
кіт (gen. кота) kat (de)
кладовище begraafplaats (de), kerkhof (het)
кларнет (gen. кларнета) klarinet muz. (de)
клас klas (school) (de)
клей lijm (de)
клітина cel bio. (de)
клітка kooi (de)
клопіт (gen. клопоту) tegenvaller (de), probleem (het)
ковбаса worst (de)
ковдра deken (het)
ковзан (gen. ковзана) schaats (de)
ковзанка ijsbaan (de), schaatsbaan (de)
коза geit (de)
кокос (gen. кокоса) kokosnoot (de)
коктейль m. coctail (de)
колготи pl.t. panty (de)
коли wanneer vrw.
коліно knie (de)
колір (gen. кольору) kleur (de)
32
колонка 1) kolom (de) 2) column (de)
кольє onv. collier (het), halsketting (de)
кома 1) komma (de) 2) coma (de)
комаха insect (het)
комбайн (gen. комбайна) кухонний комбайн
maaidorser (de) keukenrobot (de)
комісія commissie (de)
комітет comité (het)
комп'ютер (gen. комп'ютера) computer (de)
конкурс wedstrijd (de)
конституція grondwet (de), constitutie (de)
консульство consulaat (het)
концерт concert (het)
колекціонуватиi verzamelen ww.
контрабас (gen. контрабаса) contrabas (de)
контроль m. (gen. контролю) controle (de)
корабель (gen. корабля) schip (het)
кордон grens (de)
корисний nuttig, gunstig bn.
корисливий zelfzuchtig bn.
користь f. voordeel, nut (het)
користувач gebruiker (de)
коричневий bruin bn.
корова koe (de)
королева koningin (de)
королівство koninkrijk (het)
король (gen. короля) koning (de)
короткий kort bn.
корупція corruptie (de)
коситиi maaien ww.
33
костел Katholieke kerk (de)
костюм (gen. костюма) kostuum (het)
кохати + acc. houden van iemand ww.
кошик (gen. кошика) кошик для сміття
mand (de) prullenbak (de), vuilnisbak (de)
кошмар nachtmerrie (de)
кошт kost (de)
коштовний kostelijk, duur bn.
коштовність (gen. коштовності) juweel (het)
коштуватиi kosten ww.
краб krab (de)
краватка das kledingstuk (de)
кравець (gen. кравця) kleermaker (de)
країна land (het)
крамниця winkeltje, kraam (de)
крапка крапка з комою три крапки
punt (het) leesteken
puntkomma (de)
beletselteken (het)
крастиi / украстиp , вкрастиp stelen ww.
креативний creatief bn.
креветка garnaal (de)
кришка deksel (het)
криза crisis (de)
крило vleugel (de)
Крим de Krim (schiereiland aan de Zwarte Zee) geo.
кричатиi на + acc. schreeuwen tegen iemand/iets, roepen op iemand/iets ww.
(o)крім + gen. behalve vz.
кров f. bloed (het)
кролик konijn (het)
круглий rond bn.
34
Л
куди waarheen vrw.
кукурудза maïs (de)
купуватиi / купитиp kopen ww.
курага coll. gedroogde abrikoos (de)
курка kip (de)
кухар zacht (gen. кухаря) kok (de)
кухня keuken (de)
куштуватиi / скуштуватиp proeven ww.
ламатиi breken, stuk doen ww.
лампа lamp (de)
лапки pl.t. f. (gen. лапок) aanhalingstekens pl. (de)
лебідь m. (gen. лебедя) zwaan (de)
лев leeuw (de)
левиця leeuwin (de)
легалізуватиi legaliseren ww.
легальний legaal, wettelijk bn.
легальність (gen. легальності) wettelijkheid (de)
легеня long bio. (de)
легкий 1) eenvoudig 2) licht niet zwaar bn.
легко eenvoudig bw.
легковагий lichtgewicht bn.
лежатиi (лежу, лежиш) liggen ww.
лейкемія leukemie (de)
лекція les (de), hoorcollege (het)
леопард luipaard (het)
лижа ski (de)
лимон (gen. лимона) citroen (de)
липень (gen. липня) juli
лист (gen. 1) листа 2) листу) електронний лист
1) brief (de) 2) blad (het)
e-mail (de)
35
листопад (gen. листопада) november
листоноша postbode (de)
листя n. coll. gebladerte (het)
лише slechts bw.
лібералізація liberalisering (de)
лівий links bn.
ліворуч links bw.
лід (gen. льоду) ijs (het)
ліжко bed (het)
лікар (gen. лікаря) arts (de), dokter (de)
лікарка dokteres (de)
лікарня ziekenhuis (het)
ліки pl.t. geneesmiddel(en)
лікоть (gen. ліктя) elleboog (de)
лікуватиi / вилікуватиp genezen ww.
лінивий lui bn.
лінійка meetlat (de), regel (de)
лінія кухонна лінія
lijn (de)
aanrecht (het)
ліс (gen. лісу) bos (het)
літак (gen. літака) vliegtuig (het)
літатиi летітиi / полетітиp vliegen ww.
література literatuur (de)
літо zomer (de)
літр (gen. літра) liter (de)
літургія liturgie (de), kerkdienst (de)
ліфт (gen. ліфта) lift (de)
лічитиi (лічу, лічиш) tellen ww.
лоб (gen. лоба) voorhoofd (het)
ловитиi (ловлю, ловиш) / пійматиp vangen ww.
36
М
ложка lepel (de)
локалізуватиi&p lokaliseren ww.
ломитиi (ломлю, ломиш) breken, stuk doen ww.
лопата schop (de)
лосось (gen. лосося) zalm (de)
лось (gen. лося) eland (de)
лотерея loterij (de)
лояльний loyaal bn.
луг weide (de)
лук (gen. лука) boog (de)
луна echo, weerklank (de)
любий lieve aanspreking bn.
любитель liefhebber, amateur (de)
любитиi (люблю, любиш) houden van ww.
любов f. liefde (de)
людина (pl. люди) mens (de)
лютий gesub. bn. februari
лякатиi schrikken ww.
лялька pop (de)
львів'янин (pl. львів'яни) inwoner van Lviv (de)
льон vlas (het)
мабуть dial. waarschijnlijk, misschien bw.
мавпа aap (de)
магазин winkel (de)
майбутній toekomstig bn.
майбутність (gen. майбутності) toekomst (de)
майдан plein (het)
майже bijna bw.
майонез mayonaise (de)
макарони pl.t. m. (gen. макаронів) macaroni, pasta (de)
37
макіяж m. make-up (de)
максимум maximum (het)
максимальний maximaal bn.
маленький klein bn.
малина framboos (de)
малолітній minderjarig bn., minderjarige (gesub.bn.)
малюватиi / намалюватиp schilderen schilderkunst ww.
маляр (gen. маляра) schilder (de)
мама mama (de)
мандарин (gen. мандарина) mandarijn (de)
мандат (gen. мандата) mandaat (het)
манго onv. mango (de)
марка postzegel (de)
марно tevergeefs bw.
маршрутка marsjroetka, minibus (de)
масаж massage (de)
масло boter (de)
маститиi (мащу, мастиш) / намаститиp smeren (bv. pasta op boterham) ww.
математика wiskunde (de)
мати (gen. матері) moeder (de)
матиi (маю, маєш) hebben ww.
матка baarmoeder (de)
матура maturiteitsexamen (het)
машина пральна машина
1) auto (de) 2) machine (de)
wasmachine (de)
меблі pl.t. m. (gen. меблів) meubels
мед honing (de)
медичний medisch bn.
медично medisch bw.
медсестра verpleegster (de)
38
медуза kwal (de)
межа limiet (de), grens (de)
менше minder bw.
меншість (gen. меншості) minderheid (de)
мер burgemeester (de)
мережа netwerk (het)
мертвий dood bn.
мета doel (het)
метал metaal (het)
метр (gen. метра) meter (de)
метро onv. metro (de)
мешканець (gen. мешканця) bewoner (de)
мешкатиi wonen ww.
ми wij p.vnw.
мигдаль m. (gen. мигдалю) coll. amandel(noot) (de)
(кухонна) мийка gootsteen (de)
мило zeep (de)
минулий verleden, voorbij bn.
минулe gesub. bn. n. verleden (het)
мир vrede (de)
миска kom (de)
мистецтво kunst (de)
митиi / помитиp + acc. iets wassen ww.
мито tolheffing (de)
миша muis (de)
мігрант migrant (de)
міграція migratie (de)
мігруватиi migreren ww.
мідія mossel (de)
мідний koperen- bn.
39
мідь f. (gen. міді) koper met. (het)
між + instr.
+ acc. tussen plaats vz.
tussen richting vz.
міжнародний internationaal bn.
міксер (gen. міксера) mixer (de), blender (de)
мінімум minimum (het)
міністерство ministerie (het)
міністр minister (de)
мікрохвильова (піч) microgolf(oven) (de)
мільярд miljard (het)
міркуватиi overpeinzen, diep nadenken ww.
міський stedelijk bn.
міст (gen. моста) brug (de)
місто stad (de)
місце plaats (de)
місяць m. (gen. місяця) 1) maan (de) 2) maand (de)
міхур (gen. міхура) blaas bio. (de)
мішатиi / намішатиp (ver)mengen ww.
мла mist (de)
млин (gen. млина) windmolen (de)
млинець (gen.млинця) pannenkoek (de)
мобільний (телефон) mobiele telefoon (de), mobieltje (het), gsm (de)
мова taal (de)
мовчатиi (мовчу, мовчиш) zwijgen ww.
могтиi (можу, можеш) mogen, kunnen ww.
можливість (gen. можливості) mogelijkheid (de)
мозок (gen. мозку) hersenen pl. (de)
мокрий nat bn.
Молдавія Moldova, Moldavië
молитва gebed (het)
40
молитисяi bidden ww.
молодий jong bn.
молоко melk (de)
молоток (gen. молотка) hamer (de)
молочний melk- bn.
монархія monarchie (de)
море zee (de)
морква coll. wortel(s) (de)
мороз vorst (de)
морозиво roomijs (het)
морозильник (gen. морозильника ) diepvrieskast (de), diepvriezer (de)
моряк zeeman, matroos (de)
мотор (gen. мотора) motor (de)
мотоцикл (gen. мотоцикла) motorfiets (de)
мрія droom (de)
мріятиi про + acc. dromen over iets/iemand ww.
мститиi (мщу, мстиш) wreken ww.
мужній moedig bn.
музей museum (het)
музика muziek (de)
музикант muzikant (de)
музикальний muzikaal bn.
музикальність muzikaliteit (de)
музичний muziek- bn.
мука st. bloem fijngemalen meel (de)
муніципалітет gemeente (de)
мурашка mier (de)
муситиi (мушу мусиш) moeten ww.
муха vlieg (de)
м'ясник (gen. м'ясника) slager (de)
41
н
м'ясо vlees (het)
м'ясорубка vleesmolen (de)
м'яч (gen. м'яча) bal (de) sport
на + loc. + acc.
op plaats vz.
naar richting vz.
навіть zelfs bw.
навчання opleiding (de), scholing (de)
навчатиi / навчитиp + acc. + gen. iemand iets leren, opleiden ww.
навчатисяi / навчитисяp у/в + gen. ergens/bij iemand studeren ww.
над(i) + instr. boven plaats vz.
надія hoop (de)
назустріч + acc. tegemoet vz.
належатиi + dat. / до + gen. toebehoren aan iets/iemand ww.
наливатиi / налитиp inschenken (van drank) ww.
намисто halsketting (de), halssnoer (het)
намір intentie, bedoeling (de)
наперекір + dat. in weerwil van vz.
напій (gen. напою) drank (de)
наприклад bijvoorbeeld bw.
напроти + gen. tegenover vz.
наречена gesub. bn. verloofde, aanstaande, bruid (de)
наречений gesub. bn. verloofde, aanstaande, bruidegom (de)
нарешті eindelijk bw.
народжуватиi / народитиp bevallen, een kind op de wereld zetten ww.
населення bevolking (de)
насіння coll. zaad (het)
наслідок (gen. наслідку) gevolg (het) ; consequentie (de)
настрій m. (gen. настрою) stemming (de), gemoedstoestand (de)
нафта aardolie (de)
небо hemel (de)
42
недавно onlangs bw.
неділя zondag
незабаром weldra, spoedig bw.
незалежний onafhankelijk bn.
незалежність (gen. незалежності) onafhankelijkheid (de)
нейлон nylon (het)
нектарин nectarine (de)
немовля n. (gen. немовляти) baby (de)
необхідний noodzakelijk bn.
низький laag bn.
нирка nier (de)
ні ні…ні
noch vgw. noch…noch vgw.
ніби alsof
ніготь (gen. нігтя) nagel lichaamsdeel (de)
ніде nergens
Нідерланди pl.t. Nederland
нідерландський Nederlands- bn.
ніж (gen. ножа) mes (het)
ніколи nooit
Німеччина Duitsland
ніс (gen. носа) neus (de)
ніхто niemand
ніч f. (gen. ночі) nacht (de)
нічий niemands, van niemand
ніщо niets
ніяк geenszins, op geen enkele manier
новий nieuw bn.
новина nieuwtje (het)
новини pl. nieuws (het)
43
О
нога been (het)
носій drager (de), houder (de)
ножиці pl.t. schaar (de)
носитиi (ношу, носиш) нестиi (несу, несеш) / понестиp
dragen ww.
носок (gen. носка) sok (de)
нотаріус notaris (de)
нотатка notitie (de)
нотуватиi noteren ww.
ноутбук (gen. ноутбука) laptop (de)
ночуватиi / переночуватиp overnachten ww.
нудний saai bn.
нуль (gen. нуля) nul (de)
нутрощі pl.t. m. (gen. нутрощів) ingewanden pl. (de)
нюхатиi / понюхатиp ww. ruiken langs de neus ww.
о(б) + loc. om hoelaat vz.
оазис oase (de)
обережний voorzichtig bn.
обід (gen. обіду) middagmaal (het), lunch (de)
обідатиi / пообідатиp lunchen ww.
обійматиi / обійнятиp (обійму, обіймеш) omhelzen ww.
обіцятиi / пообіцятиp + dat. + acc. iemand iets beloven ww.
область f. regio (de), provincie (de)
обличчя n. gezicht, gelaat (het)
обнімання omhelzing (de)
ображатиi / образитиp beledigen ww.
обручка trouwring (de)
овальний ovaal bn.
овоч m. groente (de)
огірок (gen. огірка) komkommer (de)
оголошення n. advertentie (de)
44
однак echter vgw.
одружуватисяi / одружитисяp з + inst. trouwen met iemand ww.
одяг coll. kleding (de)
одягатисяi / одягнутисяp zich aankleden ww.
ожина braambes (de)
озеро meer (het)
означатиi betekenen ww.
океан oceaan (de)
око (pl. очі) oog (het)
окуляри m. pl.t.
сонцезахисні окуляри bril (de)
zonnebril (de)
олівець (gen. олівця ) potlood (het)
олія olie (de)
онук kleinzoon (de)
онука kleindochter (de)
опади pl.t. m. neerslag (de)
опалення verwarming (de)
опівдні bw. op de middag; ’s middags
оранжевий oranje bn.
орган (gen. органа) orgaan bio. (het)
орган (gen. органа) orgel muz. (het)
оса wesp (de)
освіта opleiding (de), onderwijs (het)
осел (gen. осла) ezel (de)
осінь (gen. осені) herfst (de)
оскільки aangezien vgw.
особа persoon (de)
особливо bijzonder bw.
останній laatste bn.
острів (gen. острова) eiland (het)
45
П
осуд veroordeling (de)
отримуватиi / отриматиp krijgen ww.
офіс (gen. офіса) kantoor (het), bureau (het)
офіціант kelner, ober (de)
оцет (gen. оцту) azijn (de)
оцінка score (de), beoordeling (de), punt (het)
очікуватиi verwachten ww.
павук (gen. павука) spin (de)
павутина spinnenweb (het)
падатиi vallen ww.
падіж m. (gen. падежу) sterfte (de)
падіння val (de)
пакет (gen. пакета) (plastic) zakje (het)
пакування verpakking (de)
пакуватиi verpakken ww.
пакунок (gen. пакунка) pakje (het)
палатка tent (de)
палець (gen. пальця) vinger (de)
паливо brandstof (de)
палитиi 1) verbranden, in brand steken ww. 2) roken ww.
пальне gesub. adj. (gen. пальнього) benzine (de)
пальто lange jas (de)
пам'ятатиi / запам'ятатиp onthouden ww.
пам'ятник (gen. пам'ятника) standbeeld (het)
пам'ять m. (gen. пам'яті) geheugen (het)
пан mijnheer (beleefde aanspreekvorm) (de)
пані onv. mevrouw (beleefde aanspreekvorm) (de)
паніка paniek (de)
панство col. heren pl. (de)
пантофлі pl. f. pantoffels (de)
46
панування heerschappij (de)
пануватиi heersen ww.
панчоха kous (de)
паперовий papieren, papier- bn.
папір (gen. паперу) papier (het)
папка map (de)
папуга papegaai (de)
пара paar (het)
парад parade (de)
парасоль m. (gen. парасоля) paraplu (de), parasol (de)
парасолька paraplu (de), parasol (de)
парк park (het)
паркуватиi / запаркуватиp parkeren ww.
парламент parlement (het)
партія partij pol. (de)
паспорт paspoort (het)
паста зубна паста
pasta (de) tandpasta (de)
пастух herder (de)
пасуватиi до + gen. passen bij iets/iemand ww.
Пасха Pasen rel.
патріот patriot m.
патріотка patriot f.
патріотизм patriottisme (het), vaderlandsliefde (de)
пауза pauze (de)
пахва oksel (de)
пахнутиi / запахнутиp geuren / beginnen te ruiken ww.
пацієнт patiënt m. (de)
пацієнтка patiënt f. (de)
пацюк (gen. пацюка) rat (de)
47
певний zeker bn.
педантичний pedant, belerend bn.
пекар (gen. пекаря) bakker (de)
пекло hel (de)
пектиi (печу, печеш) bakken (van gebak) ww.
пелікан pelikaan (de)
пелюшка luier (de), windsel (het)
пеніс (gen. пеніса) penis bio. (de)
пенсіонер gepensioneerde m. (de)
пенсіонерка gepensioneerde f. (de)
пенсія pensioen (het)
перебування verblijf (het)
перебудова herstructurering, verbouwing (de)
перевірка controle (de)
переговори pl.t. onderhandelingen (de)
перед(і) + instr.
+ acc. voor plaats vz.
voor riching vz.
передмова voorwoord (het)
переживатиi / пережитиp 1) meemaken 2) overleven ww.
переклад vertaling (de)
перекладатиi / перекластиp + acc. на + acc. vertalen iets naar een andere taal ww.
перекладач vertaler (de)
перекладачка vertaalster (de)
переконуватиi / переконатиp + acc. в + loc. overtuigen iemand van iets ww.
перемир'я n. wapenstilstand (de), bestand (het)
переміщатиi / переміститиp verplaatsen ww.
переодягатисяi / переодягнутисяp zich omkleden ww.
переписуватисяi / переписатисяp з кимсь st. iemand schrijven, briefwisseling onderhouden ww.
переселятисяi / переселитисяp verhuizen ww.
перерва pauze (de)
48
переставатиi / перестатиp + inf. ophouden met iets (te doen)
перехід (gen. переходу) oversteekplaats (de)
перехрестя n. kruispunt (het)
перець (gen. перцю) 1) paprika (de) 2) peper (de)
перечниця pepervaatje (het)
періодичний occasioneel bn.
перо veer (de)
персик (gen. персика) perzik (de)
перстень m. (gen. персня) ring (de)
перукар (gen. перукаря) kapper (de)
пес hond (de)
печера grot (de)
печиво koek (de)
печінка lever bio. (de)
пиво bier (het)
пил stof (het)
пила zaag (de)
пилосос (gen. пилососа) stofzuiger (de)
пилососитиi / пропилососитиp stofzuigen ww.
писатиi (пишу пишеш) / написатиp schrijven ww.
письменник schrijver (de)
письменниця schrijfster (de)
питання n. vraag (de)
питатиi / спитатиp vragen (om informatie) ww.
питиi (п'ю, п'єш) drinken ww.
піаніно n. (onv.) piano muz. (de)
південь (gen. півдня) 1) middag 2) zuiden (het)
північ (gen. півночі) 1) middernacht 2) noorden (het)
під(і) + instr.
+ acc. onder plaats vz.
onder richting vz.
49
підборіддя kin (de)
підвал kelder (de)
підліток (gen. підлітка) adolescent (de), puber (de)
підлога vloer (de)
підніматиi / піднятиp opheffen, (omhoog) heffen ww.
підніматисяi / піднятисяp omhoog gaan, stijgen ww.
піднос (gen. підноса) dienblad (het)
підпис handtekening (de)
підписуватиi / підписатиp ondertekenen ww.
підприємець (gen. підприємця) ondernemer (de)
підприємство onderneming (de)
підробіток (gen. підробітку) 1) bijbaan (de) 2) vakantiewerk (het)
підручник (gen. підручника) handboek (het)
підтверджуватиi / підтвердитиp bevestigen ww.
підтримуватиi / підтриматиp ondersteunen, bestendigen ww.
підтяжки bretels pl.
підходити / підійти + dat. ; до + gen. iemand passen ; passen bij iets ww.
пізній laat bn.
пізно laat bw.
пілот piloot (de)
піна піна для гоління піна для ванни
schuim (het) scheerschuim (het)
badschuim (het)
після + gen.
після того, як na vz.
nadat vgw.
післязавтра overmorgen bw.
пісня lied (het)
піхва vagina bio. (de)
піца pizza (de)
піч f. (gen. печі) 1) kachel (de) 2) oven (de)
пішохід (gen. пішохода) voetganger (de)
50
плавання zwemmen (het), zwemsport (de)
плаватиi, плистиi (пливу, пливеш) / поплистиp 1) zwemmen 2) varen ww.
плаття n. jurk (de)
плід (pl. плоди) vrucht (de)
плакатиi (плачу, плачеш) huilen, wenen ww.
плануватиi / заплануватиp plannen ww.
пластик plastic (het)
платитиi (плачу, платиш) / заплатитиp betalen ww.
платіж m. (gen. платежу) betaling (de)
планшет (gen. планшета) tablet(computer) (de)
племінник neef (de) zoon van broer/zus
племінниця nicht (de) dochter van broer/zus
плече schouder (de)
плита fornuis (het), kookplaat (de)
площа plein (het)
пляж m. strand (het)
пляшка fles (de)
по + loc.
+ acc.
doorheen vz.
om iets/iemand te halen vz.
повертатиi / повернутиp 1) teruggeven 2) afdraaien, omkeren
поверх (loc. на поверсі) verdieping, etage (de)
повз + acc. voorbij, langs vz.
повідомлення bericht (het)
повільне traag bw.
повільний traag bn.
повітря n. lucht (de)
повторно meermaals bw.
поганий slecht bn.
погано slecht bw.
погода weer (het)
51
погрожуватиi / погрозитиp + dat. + instr. iemand met iets bedreigen ww.
податок (gen. податку) belasting (de)
подобатисяi / сподобатисяp + dat. 1) (aan) iemand iets bevallen, aanstaan 2) lekker vinden ww.
подорож f. reis (de)
подорожуватиi reizen ww.
подушка kussen (het)
поза + instr. buiten vz.
позавчора eergisteren bw.
поїзд (gen. поїзда) trein (de)
поки terwijl vgw.
покоління generatie (de)
покупка aankoop (de)
політ (gen. польоту) vlucht (de)
політик politicus (de)
політологія politicologie (de)
поліцейский gesub. bn. politieagent (de)
поліція politie (de)
пологи m. pl.t. (gen. пологів) bevalling (de)
полуниця aardbei (de)
полювання jacht (de)
полюватиi jagen ww.
Польща Polen
помаранчевий oranje bn.
померлий gesub. bn. overledene (de)
помідор (gen. помідора) tomaat (de)
помилка fout (de), vergissing (de)
понеділок (gen. понеділка) maandag
попереджатиi / попередитиp + acc. перед + instr. iemand voor iets waarschuwen ww.
пора пора року
tijdperk (het)
seizoen (het)
52
порада raad(geving) (de)
порошок (gen. порошку) пральний порошок
poeder (het)
waspoeder (het)
порт haven (de)
портфель (gen. портфеля) aktetas (de)
Португалія Portugal
посада ambt (het), beroep (het), functie (de)
послуга dienst (de)
посол (gen. посла) ambassadeur (de)
посольство ambassade (de)
посуд vaat (de)
посудомийка vaatwasser (de), afwasmachine (de)
потім daarna bw.
похорон begrafenis (de)
починатиi / початиp + inf. ; з + gen. beginnen te + inf. ; van iets/iemand, aanvangen ww.
починатисяi / початисяp beginnen onoverg. ww.
пошта post (de); postkantoor (het)
пояснення uitleg (de)
пояснюватиi / пояснитиp + dat. + acc. iemand iets uitleggen, toelichten ww.
прабабуся overgrootmoeder (de)
правда waarheid (de)
правдивий waar, echt bn.
правий rechts bn.
право recht (het)
праворуч rechts bw.
прадідусь (gen. прадідуся) overgrootvader (de)
прапор (gen. прапора) vlag (de)
праска strijkijzer (het)
працівник (gen. працівника) werknemer (de)
працюватиi werken ww.
53
праця werk (het)
працьовитий ijverig bn.
предмет (gen. предмета) 1) voorwerp (het) 2) (school)vak (het)
президент president (de)
претендуватиi на + acc. претендуватиi на роботу
aanspraak maken op iets solliciteren ww.
при + loc. bij vz.
прибиральник schoonmaker (de)
прибиральниця schoonmaakster (de)
прибиратиi / прибратиp schoonmaken ww.
(столовий) прибор bestek (het)
прибуток (gen. прибутку) winst (de)
прибуття aankomst (de)
привіт hallo
приклад voorbeeld (het)
принц prins (de)
принцеса prinses (de)
приправлятиi / приправитиp чимсь kruiden ww.
природа natuur (de)
присилатиi / прислатиp + dat. toesturen, zenden aan/naar iemand ww.
присудження toekenning (de)
присутність (gen. присутності) aanwezigheid (de)
причина oorzaak (de)
прищіпка wasknijper (de)
прізвище achternaam (de)
про + acc. over handelen over vz.
проблема probleem (het)
пробуватиi / спробуватиp proberen ww.
програміст softwareontwikkelaar, programmeur (de)
прогулянка wandeling (de)
54
Р
продавець (gen. продавця) verkoper (de)
продавщиця verkoopster (de)
продаватиi / продатиp verkopen ww.
продаж verkoop (de)
продовжуватиi / продовжитиp doorgaan, voortgaan, continueren ww.
промисловий industrieel bn.
промисловість (gen. промисловості) industrie (de)
пропозиція voorstel (het)
пропонуватиi / запропонуватиp voorstellen ww.
проситиi (прошу, просиш) о + loc. verzoeken, vragen om iets ww.
проспект laan (de)
простата prostaat bio. (de)
проте nochtans, echter vgw.
проти + gen. tegen vz.
протягом + gen. tijdens vz.
професія beroep (het)
професор professor (de)
пряжка gesp (de)
психологія psychologie (de)
птах vogel (de)
публіка publiek (het)
пунктуація interpunctie (de)
п'ятниця vrijdag
равлик huisjesslak (de)
радар radar (de)
ради + gen. ter wille van vz.
радий blij bn.
радитиi (раджу, радиш) / урадитиp raadgeven, adviseren ww.
радітиi (радію, радієш) + dat. blij/tevreden zijn met iets ww.
радіо onv. radio (de)
55
радість (gen. радості) vreugde, blijheid, blijdschap (de)
разом samen bw.
рак (1) gen. рака 2) gen. раку) 1) kreeft (de) 2) kanker (de)
ранок (gen. ранку) ochtend (de)
ратуша stadhuis (het)
рахівництво boekhouding (de)
рахунок (gen. рахунку) rekening (de)
реакція reactie (de)
ревнивий jaloers bn.
ревінь m. (gen. ревеню) rabarber (de)
режим безвізовий режим
regime (het) visavrij regime (het)
реклама publiciteit, reclame (de)
релігія religie (de)
ремінь (gen. ременя) riem (de)
республіка republiek (de)
ретельний doortastend bn.
референдум referendum (het)
рецепт (gen. рецепта) recept (het)
риба vis (de)
риболовля visvangst (de)
ринок (gen. ринку) markt (de)
рис rijst (de)
риска коса риска зворотна коса риска
streep (de), lijn (de)
schuine streep leesteken (de)
omgekeerde schuine streep, backslash (de)
рисуватиi / нарисуватиp tekenen ww.
рівень m. (gen. рівня) niveau (het)
рівнина vlakte (de)
рідкий zelden bn.
рідко zelden bw.
56
різатиi (ріжу, ріжеш) / нарізатиp snijden ww.
Різдво Kerstmis
різний verschillend bn.
різнитисяi чимось від чогось/когось verschillen (door iets van iets/iemand) ww.
рік (gen. року) Новий рік
jaar (het) Nieuwjaar (het)
ріка rivier (de)
ріпа raap (de)
ріст (gen. росту) 1) groei 2) (lichaams)lengte (de)
річка riviertje (het)
річ f. (gen. речі) ding (het)
рішатиi / рішитиp oplossen ww.
рішення oplossing (de)
рішучий besluitvaardig bn.
робитиi (роблю, робиш) / зробитиp doen ww.
робітник (gen. робітника) arbeider (de)
робота werk (het), baan (de)
роботодавець (gen. роботодавця ) werkgever (de)
родзинка rozijn (de)
рожевий roos bn.
розвиватиi / розвитиp (розів'ю, розів'єш) ontwikkelen ww.
розвиток (gen. розвитку) ontwikkeling (de)
розказуватиi / розказатиp vertellen ww.
розклад uurrooster (het), tijdschema (het)
розлучення echtscheiding (de)
розмішуватиi / розмішатиp roeren ww.
розмова gesprek (het)
розмовлятиi praten ww.
розповідатиi позповістиp + dat. про + acc. iemand (over) iets vertellen ww.
розповідь f. (gen. розповіді) verhaal (het)
57
С
розумітиi / зрозумітиp begrijpen, verstaan ww.
розумний slim, intelligent bn.
Росія Rusland
рослина plant (de)
росіянин (pl. росіяни) Rus (de)
росіянка Russin (de)
рука arm, hand (de)
рукавиця want, handschoen (de)
рукавичка handschoen (de)
рух дорожній рух
1) beweging (de) 2) verkeer (het) wegverkeer (het)
ручка pen (de)
рушник (gen. рушника) handdoek (de)
ряд rij (de)
рятуватиi / урятуватиp redden ww.
сад boomgaard (de)
саксофон saxofoon muz. (de)
салат salade (de)
санітар verpleger (de)
санітарка verpleegster (de)
санки pl.t. (gen. санок) slede (de), slee (de)
светр (gen. светра) trui, sweater (de)
свиня varken, zwijn (het)
свідоцтво akte (de), document (het)
світ wereld (de)
світлофор (gen. світлофора) verkeerslicht (het)
світанок (gen. світанку) dageraad (de)
світлий licht bn.
світло licht (het) ; bw.
свічка kaars (de)
58
священик priester (de)
секретар (gen. секретаря) secretaris (de)
секретарка secretaresse (de)
секунда seconde (de)
селера selder (de)
село dorp (het)
серветка servet (de)
сервіз servies (het)
серга (dat./loc. серзі) oorbel (de)
серед + gen. te midden van, tussen vz.
середа woensdag
середина midden (het)
серпень (gen. серпня) augustus
серце hart (het)
сесія (екзаменаційна) examenperiode (de)
сестра zus (de)
сеча urine (de)
сидітиi (сиджу, сидиш) zitten ww.
син zoon (de)
синій, -я, -є, -і donkerblauw bn.
сила kracht (de)
сильно sterk bw.
сильний sterk bn.
сир kaas (de)
сироп siroop (de)
сік (gen. соку) (vruchten)sap (het)
сіль (gen. солі) zout (het)
сільниця zoutvat (het)
сім'я (gen. сім'ї) gezin (het)
сірий grijs bn.
59
січень (gen. січня) januari
скакати (скачу скачеш) springen ww.
скарга klacht (de)
скатертина tafelkleed (het)
скеля rots (de)
скільки hoeveel vrw.
скло (pl. стекла) glas (het)
сковорода pan (de)
скотч m. plakband, tape (de)
скринька поштова скринька Скринька Пандори
doos, bus (de) postbus (de)
Doos van Pandora (de)
скрипка viool (de)
скромний bescheiden bn.
скучати за кимсь/чимсь iemand/iets missen
слабкий zwak bn.
слабкість zwakheid
слабко zwak bw.
слід екологічний слід
spoor (het) ecologische voetafdruk (de)
Словенія Slovenië
Словаччина Slovakije
словник (gen. словника) woordenboek (het)
слово woord (het)
слон olifant (de)
соціальний sociaal bn.
слива pruim (de)
слухатиi / послухатиp luisteren ww.
слухання hoorzitting (de)
сльоза traan (de)
смажитиi braden, roosteren ww.
60
смачний lekker bn.
смачно lekker bw.
смердітиi stinken ww.
сметана smetana (de)
смішний grappig bn.
сміятисяi / посміятисяp lachen ww.
смородина чорна смородина біла смородина червона смородина
aalbes (de) zwarte aalbes witte aalbes rode aalbes
сніг (gen. снігу) sneeuw (de)
СНІД - синдром набутого імунодефіциту aids - verworven immunodeficiëntiesyndroom (het)
сніданок (gen. сніданку) ontbijt (het)
снідатиi / поснідатиp ontbijten ww.
совість f. (gen. совісті) geweten (het)
солодкий zoet bn.
сонце zon (de)
солоний zout bn.
сором schaamte (de), schande (de)
соромитиi + acc. iemand kleineren ww.
соромитисяi zich schamen ww.
сорочка overhemd (het)
соус saus (de)
соусниця sauskom (de)
соціологія sociologie (de)
спаржа coll. asperge (de)
спатиi (сплю, спиш) slapen ww.
спеція kruid (het)
спина rug bio. (de)
співак (gen. співака) zanger (de)
61
співатиi zingen ww.
співачка zangeres (de)
співпрацюватиi samenwerken ww.
співпраця samenwerking (de)
спідниця rok (de)
спізнення vertraging (de)
спізнюватисяi / спізнитисяp te laat komen, niet op tijd komen ww.
спілкуватисяi communiceren ww.
сподіватисяi на + acc. hopen op iets ww.
споживач gebruiker (de), consument (de)
спокійний rustig bn.
спорт (gen. спорту) sport (de)
спортсмен sportman (de)
спортсменка sportvrouw (de)
справа судова справа
zaak (de) rechtszaak
справедливість (gen. справедливості) rechtvaardigheid (de)
спрут octopus (de)
срібло zilver (het)
срібний zilveren bn.
ссавець (gen. ссавця) zoogdier (het)
ставатиi (стаю, стаєш) / статиp (стану, станеш) 1) worden 2) een voorwerp verticaal zetten
ставатисяi / статисяp gebeuren, zich voordoen ww.
стадіон stadion (het)
стажування stage (de)
станція автобусна станція
(bus)station (het) busstation (het)
старий oud bn.
стаття f. artikel (het)
стверджуватиi / ствердитиp beweren, verklaren ww.
стид (gen. стида) schaamte (de)
62
стіна muur (de)
стіл (gen. стола) tafel (de)
стілець (gen. стільця) stoel (de)
столик (gen. столика) tafeltje (het)
столиця hoofdstad (de)
сторінка bladzijde (de)
стоянка parking, standplaats (de)
стоятиi staan ww.
страва gerecht culinair (het)
страховий страховий агент
verzekerings- bn.
verzekeringsagent
страхування verzekering (de)
страхуватиi / застрахуватиp verzekeren ww.
стрибатиi / стрибнутиp springen ww.
строгий streng bn.
струм stroom (de)
студент student (de)
субота zaterdag
суд rechtbank (de)
суддя m. rechter (de)
сукня jurk (de)
суміш f. mix (de), mengsel (het)
сумка handtas (de)
сумний droevig, verdrietig bn.
сумно droevig, verdrietig bw.
сумнів twijfel (de)
сумніватисяi в/у + loc. aan iets twijfelen ww.
суп soep (de)
сусід buurman (de)
сусідка buurvrouw (de)
63
Т
суспільство maatschappij soc. (de)
суть f. kern (de), essentie (de)
сухий droog bn.
сушка для посуду afdruiprek (het)
схід (gen. сходу) oosten (het)
cховище даних databank (de)
сходи pl.t. trap (de)
США - Сполучені Штати Америки VSA – Verenigde Staten van Amerika
сьогодні vandaag
таблетка pil (de) geneesmiddel
таблиця tabel (de)
так ja instemmend antwoord
також ook bw. vgw.
таксист taxibestuurder (de)
таксі onv. taxi (de)
талановитий talentvol, getalenteerd bn.
там daar bw.
танець m. (gen. танцю) dans (de)
танк (gen. танка) tank (de) 1) gepantserd voertuig 2) reservoir
танцювати dansen ww.
тарілка bord (het) eetgerei
татарин Tataar (de)
тато papa (de)
театр theater (het)
текст tekst (de)
телевізор televisie (de)
телефон telefoon (de)
телефонуватиi / потелефонуватиp telefoneren ww.
темний donker bn.
темно donker bw.
64
теніс tennis (het)
тепер nu
теплий warm bn.
ти jij p.vnw.
тигр tijger (de)
тиждень (gen. тижня) week (de)
тимчасовий tijdelijk bn.
тимчасово tijdelijk bw.
типовий typisch bn.
тире onv. liggend streepje (het)
тихий stil bn.
тихо stil bw.
тіло lichaam (het)
тінь schaduw (de)
тітка tante (de)
тканина stof text. (de)
тобто dat wil zeggen vgw.
товстий dik bn.
тому тому, що
daarom bw. omdat vgw.
торгівля handel (de)
торт (gen. торта) taart (de)
тостер (gen. тостера) toaster (de)
трава gras (het)
травень (gen. травня) mei
трамвай (gen. трамвая) tram (de)
транспорт transport (het)
траплятисяi / трапитисяp gebeuren, zich afspelen ww.
тренер trainer (de)
триватиi duren ww.
65
У
тролейбус (gen. тролейбуса) trolleybus (de)
тротуар voetpad (het)
трохи weinig, een beetje bw.
троянда roos (de)
труба 1) pijp (de) 2) trompet muz. (de)
труси pl.t. m. (gen. трусів) onderbroek (de)
туалет toilet (het)
туман mist (de)
турбуватисяi / потурбуватисяp про + acc. zich zorgen maken over iets/iemand
Туреччина Turkije
тут hier bw.
тушкуватиi stoven ww.
увага attentie, opgelet!
угода akkoord (het), overeenkomst (de)
Угорщина Hongarije
українець (gen. українця) Oekraïner
українка Oekraïense
Україна Oekraïne
умивальник wastafel (de), lavabo (de) (Be.)
умова contract (het)
університет universiteit (de)
управління n. management (het)
урок les (de)
уряд regering (de)
усміх glimlach (de)
успіх succes (het)
успішний succesvol bn.
устриця oester (de)
учасник deelnemer (de)
учасниця deelneemster (de)
66
Ф
участь deelname (de)
учень (gen. учня) leerling (de), scholier (de)
ушкодження schade (de)
ушкоджуватиi / ушкодитиp beschadigen ww.
фабрика fabriek (de)
фагот (gen. фагота) fagot muz. (de)
фазан fazant (de)
файл bestand inf. (het)
факультет faculteit (de)
фарба kleur (de), verf (de)
фарбуватиi kleuren, verven, schilderen ww.
фарбуватисяi zich schminken ww.
фарш m. gehakt (het)
федерація federatie (de)
фенхель m. (gen. фенхелю) venkel (de)
фермер boer (de)
фермерка boerin (de)
фея fee (de)
фіга vijg (de)
фізик fysicus (de)
фізика fysica (de), natuurkunde (de)
фізкультура lichamelijke opvoeding (de)
філе onv. filet (de)
філософ filosoof (de)
філософія filosofie (de)
фільм film (de)
фінік (gen. фініка) dadel (de)
фіолетовий paars bn.
флейта fluit muz. (de)
фольга aluminiumfolie (de)
67
Х
фонтан (gen. фонтана) fontein (de)
фото st. foto (de)
фотограф fotograaf (de)
фотографія foto (de)
фотографуватиi fotograferen ww.
Франція Frankrijk
фрукти pl. fruit (het)
фундамент fundament (het)
фундук (gen. фундука) hazelnoot (de)
футбол voetbal (het)
футболіст voetballer (de)
футболістка voetbalster (de)
футболка T-shirt (het)
хвилина minuut (de)
хвиля golf getij (de)
хворий 1) ziek bn. 2) zieke (persoon), patiënt
хвороба ziekte (de)
хмара wolk (de)
хмарний bewolkt bn.
хмарно bewolkt bw.
хмарочос wolkenkrabber (de)
хитрий sluw bn.
хіба tenzij
хімія chemie (de)
хірург chirurg (de)
хліб (gen. хліба) brood (het)
хлопець (gen. хлопця) jongen (de)
ходитиi ітиi / пітиp gaan ww.
холодильник (gen. холодильника) ijskast (de)
хокей hockey (het)
68
Ц
холодний koud bn.
холодно koud bw.
хор koor (het)
хотітиi (хочу, хочеш) willen ww.
хоча hoewel vgw.
хто (gen. кого) wie vrw. ; iemand vnw.
худий mager bn.
художник kunstenaar (de)
художниця kunstenares (de)
цар (gen. царя) tsaar (de)
цвинтар (gen. цвинтаря) begraafplaats (de), kerkhof (het)
цвістиi (цвіту, цвітеш) bloeien ww.
цвіт bloesem (de)
цвях (gen. цвяха) spijker (de), nagel (de)
це dat [is/zijn] verwijzend naar voorafgaande
цегла baksteen (de)
цей, ця, це dit/dat aanw. vnw.
цемент cement (het)
цензура censuur (de)
цензуруватиi censureren ww.
цент cent (de)
центр (gen. центра) centrum (het) gebouw waar mensen elkaar ontmoeten
центр (gen. центру) (stads)centrum (het)
центральний centraal bn.
центруватиi centreren ww.
церемонія ceremonie (de)
церква orthodoxe kerk (de)
цибуля ui (de)
цивільний civiel, burgerlijk bn.
циган zigeuner (de)
69
Ч
цикл cyclus (de)
цирк circus (het)
цитата citaat (het)
цитуватиi citeren ww.
цифра cijfer (het)
цілий hele bn.
цілитиi в/у + acc. richten op iemand, iets ww.
цілком volledig bw.
цілодобовий constant, voortdurend, dag en nacht, de klok rond bn.
цілуватиi / поцілуватиp + acc. kussen iemand iets ww.
ціль f. doel (het)
ціна prijs (de)
цінитиi / оцінитиp waarderen ww.
цокатисяi klinken, toosten, proosten ww.
цукерка st. snoepje (het)
цукор (gen. цукру) suiker (de)
цукорниця suikerpot (de)
чабан (schaap)herder (de)
чай thee (de)
чайка meeuw (de)
чайник (gen. чайника) theepot (de)
час tijd (de)
часник (gen. часнику) knoflook (de)
часто vaak bw.
частуватиi trakteren ww.
чат (gen. чата) chat (de)
чашка kop (de), tas (de) (Be.)
чекатиi wachten ww.
чемпіон kampioen (de)
чемпіонка kampioene (de)
70
Ш
червень (gen. червня) juni
червоний, -а, -е, -і rood bn.
червонітиi blozen, rood worden ww.
черга (loc. черзі) (wacht)rij (de)
через + acc.
через те, що over ruimt. vz. ; door oorzaak
doordat vgw.
череп schedel (de)
черепаха schildpad (de)
черешня kriek (de)
чесний eerlijk bn.
четвер (gen. четверга) donderdag
Чехія Tsjechië
чи of
чий wiens, van wie vrw.
чистий schoon, net, zuiver bn.
читатиi / прочитатиp lezen ww.
читач (gen. читача) lezer (de)
чіпси chips (de)
човен (gen. човна) roeiboot (de)
чоловік 1) man (de) 2) echtgenoot (de)
чому waarom vrw.
чорний, -а, -е, -і zwart bn.
чорт duivel (de)
чужоземець (gen. чужоземця) buitenlander (de)
чутиi (чую, чуєш) / почутиp horen ww.
шампанське gesub.bn. n. champagne (de)
шампіньйон (gen. шампіньйона) champignon (de)
шануватиi respecteren, achten, eren ww.
шарф (gen. шарфа) sjaal (de)
шафа kast (de)
71
шахи pl.t. m. schaken, schaakspel (het)
швидкий snel bn.
швидко snel bw.
шинка ham, hesp (Be.) (de)
шия nek, hals (de)
шкідливий schadelijk bn.
шкіра huid (de)
шкода spijtig bw.
школа початкова школа середна школа вища школа щоденна школа вечірня школа
school (de)
lagere school (de) middelbare school (de) hogeschool (de) dagonderwijs (het)
avondonderwijs (het)
шлунок (gen. шлунка) maag (de)
шлюб huwelijk (het)
шматок + gen. (gen. шматка) sneetje, stuk van iets (het)
шовк zijde text. (de)
шоколад chocolade (de)
шолом (gen. шолома) helm (de)
шпинат spinazie (de)
шприц (gen. шприца) spuit (de)
шрам litteken (het)
штамп stempel (de)
штраф boete (de)
шукатиi + acc. iets zoeken ww.
шум lawaai (het)
шумний luid bn.
щасливий gelukkig bn.
щастя n. geluk (het)
ще nog щ
72
Я
Ю
щедрий vrijgevig bn.
щеплення inenting (de), vaccinatie (de)
щирий openhartig bn.
щітка зубна щітка щітка для волосся
handveger (de)
tandenborstel (de)
haarborstel (de)
що 1) wat vrw. 2) iets
щоби om te vgw.
щодня dagelijks bw.
юань m. (gen. юаня) yuan munteenheid (de)
ювелір juwelier (de)
юний jong bn.
юрба menigte (de)
юридичний juridisch bn.
юрист jurist (de)
я ik p.vnw.
яблуко appel (de)
явище verschijnsel (het), fenomeen (het)
ягода bes (de)
язик (gen. язика) tong (de)
яєчня spiegelei (het)
яєчко testikel bio. (de)
яйце ei (het)
як як тільки
1) zoals 2) hoe? vrw.
zodra vgw.
який welk vrw.
якісний kwalitatief, kwaliteitsvol bn.
якість (gen. якості) kwaliteit (de)
якщо indien, als vgw.
ялинка kerstboom (de)
яхта (zeil)jacht (het)
74
A Alfabetische Woordenlijst Nederlands-Oekraïens aalbes (de) zwarte aalbes witte aalbes rode aalbes
смородина чорна смородина біла смородина червона смородина
aangezien vgw. оскільки
aanhalingstekens pl. (de) лапки pl.t. (gen. лапок)
aankleden zich ww. одягатисяi / одягнутисяp
aankomst (de) прибуття
aankoop (de) покупка
aanrecht (het) кухонна лінія
aantal (het) кількість (gen. кількості)
aanwezigheid (de) присутність (gen. присутності)
aanzienlijk bw. значно
aap (de) мавпа
aardappel(s) (de) картопля coll.
aardbei (de) полуниця
aardolie (de) нафта
abrikoos (de) абрикос (gen. абрикоса)
academie (de) академія
accessoires pl. (de) аксесуари
accordeon (de) акордеон
achter vz. за + instr. (plaats) ; + acc. (richting)
achternaam (de) прізвище
acne (de) акне onv.
acrobaat (de) акробат
acteur (de) актор
actrice (de) актриса
ademhaling (de) дихання
ader (de) вена
75
administratie (de) адміністрація
adolescent (de) підліток (gen. підлітка)
advertentie (de) оголошення n.
adviseren ww. радитиi (раджу, радиш) / урадитиp
advocaat (de) адвокат
afdruiprek (het) сушка для посуду
afhankelijkheid (de) залежність (gen. залежності)
afnemen in hoeveelheid ww. зменшуватиi / зменшитиp
afwas (de) брудний посуд
afwasmachine (de) посудомийка
afwasmiddel (het) миючий засіб (gen. миючого засобу)
afwassen ww. митиi / помитиp посуд
afzuigkap (de) (кухонна) витяжка
agressie (de) агресія
agressief bn. агресивний
aids - verworven immunodeficiëntiesyndroom (het)
СНІД - синдром набутого імунодефіциту
akkoord (het) угода
akte (de) свідоцтво
aktetas (de) портфель (gen. портфеля)
al вже
alfabet (het) абетка
alfabetiseren ww. абеткуватиi
alibi (het) алібі onv.
alinea (de) абзац m.
alsof ніби
altijd bw. завжди
alvleesklier (de) підшлункова залоза
aluminium (het) ; aluminium- bn. алюміній (gen. алюмінію) ; алюмінієвий
aluminiumfolie (de) фольга
76
amandel(noot) (de) мигдаль m. (gen. мигдалю) coll.
amateur (de) аматор ; любитель
ambassade (de) посольство
ambassadeur (de) посол (gen. посла)
ambitieus bn. амбітинй
ambt (het) посада
ambulance (de) швидка допомога
analyse (de) аналіз
ananas (de) ананас (gen. ананаса)
anderstalig bn. іномовний
antwoord (het) вíдповідь f.
antwoorden op iets ww. відповідатиi / відповістиp на + acc.
applicatie (app) (de) додаток (gen. додатка)
apostrof (de) апостроф (gen. апострофа)
apotheek (de) аптека (loc. в аптеці)
appel (de) яблуко
april квітень (gen. квітня)
arbeider (de) робітник (gen. робітника)
arm (de) рука
arm niet rijk bn. бідний, вбогий / убогий
arresteren ww. арештовуватиi / арештуватиp
artiest (de) артист
artikel (het) стаття f.
artisjok (de) артишок
artistiek bn. артистичний
arts (de) лікар (gen. лікаря)
asperge (de) спаржа coll.
astma (de) астма
atleet (de) атлет
atletiek (de) атлетика
77
B
attentie увага
avocado (de) авокадо onv.
aubergine (de) баклажан (gen. баклажана)
augustus серпень (gen. серпня)
Australië Австралія
auteur (de) автор
auto(mobiel) (de) автомобіль m. (gen. автомобіля) ; машина
autobiografie (de) автобіографія
autobus (de) автобус (gen. автобуса)
autocratie (de) автократія
automaat (de) автомат
avond (de); ‘s avonds вечір (gen. вечора); ввечері bw.
avondmaal (het) вечерня
azijn (de) оцет (gen. оцту)
baard (de) борода
baarmoeder (de) матка
baby (de) немовля n. (gen. немовляти)
backslash (de) зворотна коса риска
bacterie (de) бактерія
bad (het) ванна
badkamer (de) ванна (кімната)
badschuim (het) піна для ванни
bakken ww. пектиi (печу, печеш)
bakker (de) пекар (gen. пекаря)
baksteen (de) цегла
bal (de) sport м'яч (gen. м'яча)
balpen (de) кулькова ручка
banaan (de) банан (gen. банана)
bang zijn voor ww. боятисяi + gen.
bank (de) financiële instelling банк
78
bankier (de) банкір
barman (de) бармен
basketbal (het) баскетбол
batterij (de) батарея f. (gen. батареї)
bed (het) ліжко
bedanken iemand voor iets дякуватиi / подякуватиp + dat. за + acc.
bedreigen iemand met iets ww. погрожуватиi / погрозитиp + dat. + instr.
bedreiging (de) загроза
been (het) нога
beginnen trans. ; intrans. ww. починатиi / початиp + inf. ; з + gen. ; починатисяi / початисяp
begraafplaats (de) кладовище ; цвинтар (gen. цвинтаря)
begrafenis (de) похорон
begrijpen ww. розумітиi / зрозумітиp
behalve vz. (o)крім + gen.
bekend bn. відомий
belang (het) інтерес
belangrijk bn. важливий
belangrijk bw. важливо
belasting (de) податок (gen. податку)
beledigen ww. ображатиi / образитиp
beleefd bn. ввічливий / увічливий
belegd broodje (het) канапка
beletselteken (het) три крапки ; багатокрапка
België Бельгія
bellen (aan de deur, per telefoon) ww. дзвонитиi / подзвонитиp ; телефонуватиi / потелефонуватиp (у двері , по телефону)
beloven iemand iets ww. обіцятиi / пообіцятиp + dat. + acc.
benzine (de) бензин ; пальне gesub. adj. (gen. пальнього)
benzinestation (het) АЗС – автозаправна станція ; автозаправка
beoordeling (de) оцінка
79
bereiden ww. готуватиi
bereidheid (de) готовність (gen. готовності)
berg (de) гора
beroep (het) професія
bes (de) ягода
beschadigen ww. ушкоджуватиi / ушкодитиp
bescheiden bn. скромний
beschermen ww. захищатиi / захиcтитиp
beslissen ww. вирішуватиi / вирішитиp
besluitvaardig bn. рішучий
besparen op iets ww. економитиi / зекономитиp на + loc.
bestaan (het) існування
bestaan ww. існуватиi
bestand inf. (het)
bestand wapenstilstand (het) файл перемир'я n.
bestek (het) столовий прибор
bestellen ww. замовлятиi / замовитиp
besturen ww. керуватиi + instr.
bestuurder (de) керівник
bestuurder (de) водій (gen. водія)
betalen ww. платитиi (плачу, платиш) / заплатитиp
betaling (de) платіж m. (gen. платежу)
betekenen ww. означатиi
bevallen 1) (aan) iemand iets 2) op de wereld zetten ww.
1) подобатисяi / сподобатисяp + dat.
2) народжуватиi / народитиp
bevalling (de) пологи m. pl.t. (gen. пологів)
bevestigen ww. підтверджуватиi / підтвердитиp
bevinden zich ww. знаходитисяi / знайтисяp
bevolking (de) населення
beweren ww. стверджуватиi / ствердитиp
80
bewijzen ww. доводитиi (доводжу, доводиш) / довестиp
bewolkt bn. ; bw. хмарний ; хмарно
bewoner (de) мешканець (gen. мешканця) ; житель
bewoonster (de) жителька
bewusteloosheid (de) зомління
bezoeken ww. відвідуватиi / відвідатиp
bibliothecaresse (de) бібліотекарка
bibliothecaris (de) бібліотекар (gen. бібліотекаря)
bibliotheek (de) бібліотека
bidden ww. молитисяi
bier (het) пиво
bij (de) бджола
bij vz. в / у + gen. ; при + loc.
bijbaan (de) підробіток (gen. підробітку)
bijna bw. майже
bijtend bn. їдкий
bijvoorbeeld bw. наприклад
biologie (de) біологія
bioscoop (de) кіно onv.
bisschop (de) єпископ
bitter bn. гіркий
blaas bio. (de) міхур (gen. міхура)
blad (het) лист (gen. листу)
bladzijde (de) сторінка
blender (de) міксер (gen. міксера)
blij bn.
blij zijn met iets ww. радий радітиi (радію, радієш) + dat.
blijven ww. залишатисяi / залишитисяp
bijzonder bw.
in het bijzonder bw. особливо зокрема
81
bliksem (de) блискавка
bliksemen ww. блискатиi
bloed (het) кров f.
bloeien ww. цвістиi (цвіту, цвітеш)
bloem plant (de) квітка
bloem fijngemalen meel (de) борошно, мука st.
bloemkool (de) кольорова капуста
bloesem (de) цвіт
blouse (de) блузка
blozen ww. червонітиi
boekhouding (de) рахівництво
boekweit гречка
boer (de) фермер
boerin (de) фермерка
boete (de) штраф
boksen (het) бокс
bokser (de) боксер
bonen (de) квасоля coll.
boog (de) лук (gen. лука)
boom (de) дерево
boomgaard (de) сад
boormachine (de) дриль m. (gen. дриля)
boot (de) корабель (gen. корабля)
bord (het) eetgerei тарілка
bord plaat, al dan niet met opschrift дошка
borsten (de) груди pl.t.
bos (het) ліс (gen. лісу)
boter (de) масло
boterham (de) бутерброд
bouillon (de) бульйон
82
bouw(werf) (de) будівництво
bouwen ww. будуватиi / побудуватиp
bouwvakker (de) будівельник
boven plaats vz. над(і) + instr.
braambes (de) ожина
braden ww. смажитиi, жаритиi
brandstof (de) паливо
breken stuk doen ww. ламатиi ; ломитиi (ломлю, ломиш)
bretels pl. підтяжки
bril (de) окуляри m. pl.t.
brief (de) лист (gen. листа)
broccoli (de) броколі onv.
broche (de) брошка
broek (de) брюки pl.t.
broekzak (de) кишеня
broer (de) брат (gen. брата)
brons (het) бронза
bronzen bn. бронзовий
brood (het) хліб (gen. хліба)
brug (de) міст (gen. моста)
bruidegom (de) жених
bruiloft (de) весілля n.
bruin bn. коричневий
buik (de) живіт
buiten vz. поза + instr.
buitenlander (de) чужоземець (gen. чужоземця)
buitenlands bn. іноземний
Bulgarije Болгарія
burgemeester (de) мер
burger (de) громадянин (N. pl. громадяни)
83
C
burgerlijk bn. громадянський
burgerschap (het) громадянство
busstation (het) автобусна станція
buurman (de) сусід
buurvrouw (de) сусідка
Canada Канада
catastrofe (de) катастрофа
cel bio. (de) клітина
cello muz. (de) віолончель f.
cement (het) цемент
censureren ww. цензуруватиi
censuur (de) цензура
cent (de) цент
centraal bn. центральний
centreren ww. центруватиi
centrum (het) центр (gen. центра)
ceremonie (de) церемонія
champagne (de) шампанське gesub.bn. n.
champignon (de) шампіньйон (gen. шампіньйона)
chat (de) чат (gen. чата)
chauffeur (de) водій (gen. водія)
chemie (de) хімія
China Китай
Chinees (inwoner van China) китаєць
chips (de) чіпси
chirurg (de) хірург
chocolade (de) шоколад
cijfer (het) цифра
circus (het) цирк
citaat (het) цитата
84
D
citeren ww. цитуватиi
citroen (de) лимон (gen. лимона)
civiel bn. цивільний
coctail (de) коктейль m.
collier (het) кольє onv.
column (de) колонка
coma (de) кома
comité (het) комітет
commissie (de) комісія
communiceren ww. спілкуватисяi
computer (de) комп'ютер (gen. комп'ютера)
concert (het) концерт
constant bn. цілодобовий
constitutie (de) конституція
consulaat (het) консульство
consument (de) споживач
contrabas (de) контрабас (gen. контрабаса)
contract (het) умова
controle (de) перевірка ; контроль m. (gen. контролю)
corrupt bn. зкорумпований
corruptie (de) корупція
courgette (de) кабачок (gen. кабачка)
creatief bn. креативний
crisis (de) криза
curriculum vitae (cv) (het) автобіографія
cyclus (de) цикл
daar bw. там
daarenboven vgw. на додаток
daarentegen vgw. зате
daarna bw. потім
85
daarom bw. тому
daarvandaan vrw. звідти
dadel (de) фінік (gen. фініка)
dag (de)
dag bij afscheid, doei день m. (gen. дня) бувай
dagelijks bw. щодня
dageraad (de) світанок
dak (het) дах
dalen ww. знижуватисяi / знизитисяp
dampkap Be. (de) (кухонна) витяжка
dankzij vz. завдяки + dat.
dans (de) танець m. (gen. танцю)
dansen ww. танцюватиi
darm bio. (de)
twaalfvingerige darm (de)
dikke darm (de) dunne darm (de) endeldarm (de) blinde darm (de)
кишка дванадцятипала кишка товста кишка тонка кишка пряма кишка сліпа кишка
darmstelsel bio. (het) кишечник (gen. кишечника)
das kledingstuk (de)
das dier (de)
краватка борсук (gen. борсука)
dat [is/zijn] verwijzend naar voorafgaande це
databank (de) cховище даних
de Krim (schiereiland aan de Zwarte Zee) geo. Крим
december грудень (gen. грудня)
deelname (de) участь
deelneemster (de) учасниця
deelnemer (de) учасник
deken (het) ковдра
deksel (het) кришка
86
democratie (de) демократія
Denemarken Данія
denken over iets ww. думати про + acc.
dessert (het) десерт
deur (de) двері pl.t.
diarree (de) діарея
dichtbij vz. близько + gen. , біля + gen.
dictatuur (de) диктатура
dienblad (het) піднос (gen. підноса)
dienst (de) послуга
diepvrieskast (de) морозильник (gen. морозильника )
dierkunde (de) зоологія
dik bn. товстий
dineren ww. вечерятиi / повечерятиp
ding (het) річ f. (gen. речі)
dinsdag вівторок (gen. вівторка)
directeur (de) директор
dit aanw. vnw. цей, ця, це
docent (de) викладач
docente (de) викладачка
doceren ww. викладатиi / викластиp
dochter (de) дочка
doel (het) мета
doel (het) ціль f.
doen ww. робитиi (роблю, робиш) / зробитиp
dokter (de) лікар (gen. лікаря)
dokteres (de) лікарка
dollar munteenheid (de) долар (gen. долара)
donder (de) грім (gen. грому)
donderdag четвер (gen. четверга)
87
donderen ww. гримітиi / загримітиp
donker bn. ; bw. темний ; темно
donkerblauw bn. синій, -я, -є, -і
dood bn. мертвий
door vz. через + acc.
doordat vgw. через те, що
doorgaan met iets ww. продовжуватиi / продовжитиp що / + інф.
doorheen vz. по + loc.
doortastend bn. ретельний
doos (de) банка
dorp (het) село
douche (de) душ
downloaden ww. завантажуватиi / завантажитиp
dragen ww. носитиi (ношу, носиш) нестиi (несу, несеш) / понестиp
drager (de) носій
drank (de) напій (gen. напою)
drinken ww. питиi
droevig bn. сумний
droevig bw. сумно
dromen over iets/iemand ww. мріятиi про + acc.
droog bn. сухий
droom (de) мрія
druif (de) виноград
drum muz. (de) барабан (gen. барабана)
dubbelpunt (het) двокрапка
duif (de) голуб
Duitsland Німеччина
duivel (de) чорт
duren ww. триватиi
88
E
duur bn. дорогий
dwingen iets te doen ; tot iets ww. змушуватиi / змуситиp + inf. ; .до + gen.
echo (de) луна
echter vgw. однак
echtgenoot (de) чоловік
echtgenote (de) дружина
echtscheiding (de) розлучення
ecologie (de) екологія
ecologisch bn. екологічний
economie (de) економіка
econoom (de) економіст
eczeem (het) екзема
eend (de) качка
eenheid (de) єднання
eenvoudig bn. ; bw. легкий ; легко
eergisteren bw. позавчора
eerlijk bn. чесний
eetbaar bn. їстівний
effect (het) ефект
effectiviteit (de) ефективність (gen. ефективності)
efficiëntie (de) ефективність (gen. ефективності)
egoïstisch bn. егоїстичний
ei (het) яйце
eigenaar (de) власник
eigendom (de) власність (gen. власності)
eigenwijs bn. впертий / упертий
eiland (het) острів (gen. острова)
einde (het) кінець (gen. кінця)
eindelijk bw. нарешті
eindigen ww. кінчатиi
89
eisen ww. вимагатиi / вимогтиp
eland (de) лось (gen. лося)
elektriciteit (de) електрика
elektrisch bn. електричний
elleboog (de) лікоть (gen. ліктя)
e-mail (de) електронна пошта ; електронний лист ; емейл st.
emmer (de) відро
emotioneel bn. емоційний
en vgw. і , й
Engeland Англія
enige bn. єдиний
enkele onb.telw. декілька
epidemie (de) епідемія
epilatie (de) епіляція
epilepsie (de) епілепсія
erkennen ww. визнаватиi / визнатиp
ervaring (de) досвід
erwten (de) горох coll.
etage (de) поверх (loc. на поверсі)
eten ww. їстиi (їм, їси)
euro munteenheid (de) євро onv.
Europa Європа
Europeaan (de) європеєць (gen. європейця)
europeaniseren ww. європеїзуватиi
examen (het) іспит, екзамен
examenperiode (de) сесія (екзаменаційна)
export (de) експорт
exporteren ww. експортуватиi
exporteur (de) експортер
90
F ezel (de) осел (gen. осла)
fabriek (de) фабрика
faculteit (de) факультет
fagot muz. (de) фагот (gen. фагота)
fazant (de) фазан
februari лютий gesub. bn.
federatie (de) федерація
fee (de) фея
feestje (het) вечірка
feliciteren iemand met iets ww. вітатиi + acc. з + instr.
fiets (de) велосипед (gen. велосипеда)
fietsen ww. кататисяi на велосипеді
file (de) затор
filet (de) філе onv.
film (de) фільм
filosofie (de) філософія
filosoof (de) філософ
flauwvallen ww. зомлівати / зомлітиi
fles (de) пляшка
flexibel bn. гнучкий
flexibel bw. гнучко
fluit muz. (de) флейта
fontein (de) фонтан (gen. фонтана)
fornuis (het) плита
foto (de) фото st.
foto (de) фотографія
fotograaf (de) фотограф
fotograferen ww. фотографуватиi
fout (de) помилка
framboos (de) малина
91
G
Frankrijk Франція
fruit (het) фрукти pl.
fysica (de) фізика
fysicus (de) фізик
gaan ww. ходитиi ітиi (іду, ідеш) / пітиp
gans (de) гусак
garage (de) гараж (gen. гаража)
garanderen ww. гарантуватиi
garnaal (de) креветка
gas (het) газ
gas- bn. газовий
gast (de) гість (gen. гостя)
gebed (het) молитва
gebeuren ww. траплятисяi / трапитисяp ; ставатисяi / статисяp
gebladerte (het) листя n. coll.
gebouw (het) будинок (gen. будинку)
gebruiker (de) користувач
geel bn. жовтий, -а, -е, -і
geen enkele bn.; pred. жодний ; жоден, жодна, жодне
geenszins bw. ніяк
gehakt (het) фарш m.
geheugen (het) пам'ять m. (gen. пам'яті)
geit (de) коза
gel (de) гель m. (gen. гелю)
gelaat (het) обличчя n.
geld (het) гроші pl.t. (gen. pl. грошей)
geldautomaat (de) банкомат (gen. банкомата)
geloof (het) віра
geloven iets/iemand віритиi + dat.
92
geloven in iets ww. віритиi у/в + acc.
gelovige (de) віруючий gesub.bn.
geluk (het) щастя n.
gelukkig bn. щасливий
gemeente (de) муніципалітет
gemeentehuis (het) ратуша
geneesmiddel(en) ліки pl.t.
generatie (de) покоління
genezeni ww. лікуватиi / вилікуватиp
genie (het) геній (gen. генія)
geografie (de) географія
geometrie (de) геометрія
gepensioneerde f. (de) пенсіонерка
gepensioneerde m. (de) пенсіонер
gerecht culinair (het) страва
geschiedenis (de) історія
geschiktheid (de) здатність
gesp (de) пряжка
gesprek (het) розмова
getrouwd bn. жонатий
geuren ww. пахнутиi / запахнутиp
gevecht (het) бій (gen. бою)
geven iets aan iemand ww. даватиi / датиp + acc. + dat.
gevolg (het) наслідок (gen. наслідку)
geweten (het) совість (gen. совісті)
gewicht (het) вага
gewoonte (de) звичка
gezicht (het) обличчя n.
gezin (het) сім'я (gen. сім'ї)
gezond bn. здоровий
93
gezondheid (de) здоров'я
gids (de) гід (gen. гіда)
giraffe (de) жираф
gisteren вчора
gitaar (de) гітара
glas (het) скло (pl. стекла)
glimlach (de) усміх
goal (de) гол
God Бог
goed (instemmend antwoord) добре
goedaardig bn. добрий
goedkoop bn. дешевий
goedkoop bw. дешево
golf sport (het)
golf getij (de) гольф (gen. гольфа) хвиля
gom (de) гумка
gooien ww. кидатиi
gootsteen (de) кухонна мийка
goud (het) золото
gouden bn. золотий
grammatica (de) граматика
grap (de) жарт
grappig bn. смішний
gras (het) трава
grens (de) кордон, межа
Griekenland Греція
griep (de) грип
grijs bn. сірий
grill (de) гриль m. (gen. гриля)
grivna Oekraïense munteenheid (de) гривня
94
H
groei (de) ріст (gen. росту)
groen bn. зелений
groente (de) овоч m.
groep (de) група
grond (de) земля f.
grondwet (de) конституція
groot bn. великий
grootmoeder (de) бабуся
grootvader (de) дід, дідусь
grot (de) печера
gymnastiek (de) гімнастика
haai (de) акула
haakjes leesteken (de) дужки pl.
haar (het) волосся
haas (de) заєць (gen. зайця)
hagel (de) град
hallo привіт
halte (de) зупинка
hals (de) шия
halsketting (de) намисто
ham (de) шинка
hamburger (de) гамбургер (gen. гамбургера)
hamer (de) молоток (gen. молотка)
hand (de) рука
handboek (het) підручник (gen. підручника)
handdoek (de) рушник (gen. рушника)
handel (de) торгівля
handelen ww. діятиi (дію, дієш)
handeling (de) дія
handschoen (de) рукавичка
95
handtas (de) сумка
handtekening (de) підпис
handveger (de) щітка
hard bn. жорсткий
hardloper (de) бігун (gen. бігуна)
harp muz. (de) арфа
hart (het) серце
haven (de) порт
hazelnoot (de) фундук (gen. фундука)
hebben ww. матиi (маю, маєш)
heerschappij (de) панування
heersen ww. пануватиi
heet bn. гарячий
heet bn. жаркий
hel (de) пекло
helaas bw. на жаль
hele bn. цілий
helemaal bw. зовсім
helikopter (de) гелікоптер (gen. гелікоптера); вертоліт
helm (de) шолом (gen. шолома)
helpen iemand ww. допомагатиi / допомогтиp комусь
hemel (de) небо
herder (de) пастух
herfst (de) осінь (gen. осені)
herkennen ww. пізнаватиi / пізнатиp
hersenen pl. (de) мозок (gen. мозку)
herstructurering (de) перебудова
hier bw. тут
hiërarchie (de) ієрархія
hij p.vnw. він
96
hitte (de) жара
hiv - humaan immunodeficiëntievirus (het) ВІЛ – вірус імунодефіциту людини
hobby (de) захоплення
hobo muz. (de) гобой m. (gen. гобоя)
hockey (het) хокей
hoe vrw. як
hoed (de) капелюх (gen. капелюха)
hoest (de) кашель (gen. кашлю)
hoesten кашлятиi
hoestsiroop (de) сироп від кашлю
hoeveel vrw. скільки
hoeveelheid (de) кількість (gen. кількості)
hoewel vgw. хоча
hogeschool (de) вища школа
hond (de) пес
Hongarije Угорщина
honing (de) мед
honkbal (het) бейсбол
hoofd (het) bio. голова
hoofdstad (de) столиця
hoog bn. високий
hoop (de) надія
hoorzitting (de) слухання
hopen op iets ww. сподіватисяi на + acc.
horen ww. чутиi (чую, чуєш) / почутиp
horloge (het) годинник (gen. годинника)
hotel (het) готель m. (gen. готелю)
houden van iemand, van iets ww. кохатиi когось; любитиi щось (люблю, любиш)
huid (de) шкіра
huilen ww. плакатиi (плачу, плачеш)
97
I
huis (het) дім (gen. дому)
huisjesslak (de) равлик
huisvesting (de) житло
hulp (de) допомога
huwelijk (het) шлюб
hyena (de) гієна
hypotheek (de) іпотека
hypothese (de) гіпотеза
icoon (het) ікона
ideaal (het) ідеал
ideaal bn. ідеальний
ideaal bw. ідеально
idealisme (het) ідеалізм
idee ідея
identiek bn. ідентичний
idioot (de) ідіот
iemand vnw. хто (gen. кого)
Ierland Ірландія
ijs (het) лід (gen. льоду)
ijsbaan (de) каток
ijsberg (de) айсберг
ijskast (de) холодильник (gen. холодильника)
Ijsland Ісландія
ijverig bn. працьовитий
ijzer (het) залізо
ijzeren bn. залізний
ik p.vnw. я
illusie (de) ілюзія
illustratie (de) ілюстрація
illustreren ww. ілюструвати
98
imam rel. імам
imitatie (de) імітація
immigratie (de) імміграція
imperator (de) імператор
imperialisme (het) імперіалізм
import (de) імпорт
importeren ww. імпортуватиi
importeur (de) імпортер
in (plaats) vz. ; (richting) в/у + loc. ; + acc.
index (de) індекс
indien vgw. якщо
indigo індиго
industrie (de) індустрія
industrie (de) промисловість (gen. промисловості)
industrieel bn. промисловий
inenting (de) щеплення
inflatie (de) інфляція
informatica (de) інформатика
informatie (de) інформація
informeren ww. інформуватиi
ingang (de) вхід (gen. входу)
ingenieur (de) інженер
ingewanden pl. (de) нутрощі pl.t. m. (gen. нутрощів)
initiatief (het) ініціатива
inkomsten (de) доходи pl.
inschenken (van drank) ww. наливатиi / налитиp
insect (het) комаха
insgelijks bw. взаємно
inspecteren ww. інспектуватиi
inspectie (de) інспекція
99
J
instapkaart посадковий талон (gen. посадкового талона)
interpunctie (de) пунктуація
instituut (het) інститут
instructie (de) інструкція
instrument (het) інструмент
intentie (de) намір
interessant bn. інтересний
interesse інтерес
interesse tonen in ww. висловлюватиi / висловитиp інтерес до + gen.
internationaal bn. міжнародний
internet (het) Інтернет
interview (het) інтерв’ю
inwoner van Lviv (de) львів'янин (pl. львів'яни)
Irak Ірак
Iran Іран
ironie (de) іронія
ironiseren ww. іронізуватиi
islam (de) іслам
isolatie (de) ізолювання
isoleren ww. ізолюватиi
Israël Ізраїль
Italië Італія
ja instemmend antwoord так
jaar (het) рік (gen. року)
jacht (de) полювання
jacht boot (het) яхта
jagen ww. полюватиi
jaloers bn. ревнивий
jam (de) варення n.
jammer bw. на жаль
100
K
januari січень (gen. січня)
jeansbroek (de) джинси pl.t.
jij p.vnw. ти
jong bn. молодий
jong bn. юний
jongen (de) хлопець (gen. хлопця)
Jordanië Йорданія
journalist (de) журналіст
journaliste (de) журналістка
juli липень (gen. липня)
jullie p.vnw. ви
juni червень (gen. червня)
juridisch bn. юридичний
jurist (de) юрист
jurk (de) плаття n.
jurk (de) сукня
jury (de) жюрі onv.
juweel (het) коштовність (gen. коштовності)
juwelier (de) ювелір
kaars (de) свічка
kaas (de) сир
kachel (de) піч f.
kam (de) гребінь (gen. гребеня/гребня)
kamer (de) кімната
kampioen (de) чемпіон
kampioene (de) чемпіонка
kanker (de) рак
kantoor (het) офіс (gen. офіса)
kapper (de) перукар (gen. перукаря)
kapstok (de) вішалка
101
kast (de) шафа
kastanje (de) каштан
kat (de) кіт (gen. кота)
kauw- жувальний
kauwen ww. жуватиi (жую, жуєш)
kauwgum (de) жувальна гумка
kelder (de) підвал
kelner (de) офіціант
kennen ww. знатиi
kennis van iets (de) знання + gen. n.
kerk katholiek; orthodox (de) костел ; церква
kerkdienst (de) літургія ; богослужіння
kerkhof (het) кладовище ; цвинтар (gen. цвинтаря)
kern (de) суть f.
kers (de) вишня
kerstboom (de) ялинка
Kerstmis Різдво
keuken (de) кухня
keukenrobot (de) кухонний комбайн (gen. комбайна)
kever (de) жук (gen. жука)
kiezen ww. вибиратиi / вибратиp
kiezer (de) виборець (gen. виборця)
kijken naar iets ww. дивитисяi на + acc.
kikker (de) жаба
kilo кіло onv.
kilogram (het) кілограм
kilometer (de) кілометр (gen. кілометра)
kin (de) підборіддя
kind (het) дитина (pl. діти gen. pl. дітей)
kip (de) курка
102
kiwi (de) ківі onv.
klacht (de) скарга
klarinet muz. (de) кларнет (gen. кларнета)
klas school (de) клас
kleding (de) одяг coll.
kleermaker (de) кравець (gen. кравця)
klein bn. маленький
kleindochter (de) внучка zelden
kleindochter (de) онука
kleinzoon (de) внук zelden
kleinzoon (de) онук
kleur (de) фарба, колір (gen. кольору)
klier (de) залоза
klinken ww. цокатисяi
klok (de) годинник (gen. годинника)
knie (de) коліно
knoflook (de) часник (gen. часнику)
koe (de) корова
koek (de) печиво
koffer (de) валіза
koffie (de) кава
kok (de) кухар zacht (gen. кухаря)
koken ww. варитиi, готуватиi
kokosnoot (de) кокос (gen. кокоса)
kolom (de) колонка
kom (de) миска
komkommer (de) огірок (gen. огірка)
komma (de) кома
konijn (het) кролик
koning (de) король (gen. короля)
103
koningin (de) королева
koninkrijk (het) королівство
kooi (de) клітка
kool (de) капуста
koor (het) хор
kop drinkgerei (de) чашка
kopen ww. купуватиi / купитиp
koper met. (het) мідь f. (gen. міді)
koperen- bn. мідний
koppelteken (het) дефіс (gen. дефіса)
kort bn. короткий
kost (de) кошт
kostelijk bn. коштовний
kosten ww. коштуватиi
kostuum (het) костюм (gen. костюма)
koud bn. холодний
koud bw. холодно
kous (de) панчоха
kraanvogel (de) журавель (gen. журавля)
krab (de) краб
kracht (de) сила
krant (de) газета
kriek (de) черешня
krijgen ww. отримуватиi / отриматиp
kruid (het); vaak pl. kruiden спеція; pl. спеції
kruiden ww. приправлятиi / приправитиp чимсь
kruisbes (de) аґрус
kruispunt (het) перехрестя n.
kunnen ww. могтиi (можу, можеш) ; вмітиi ; умітиi
kunst (de) мистецтво
104
L
kunstenaar (de) художник
kunstenares (de) художниця
kussen (het) подушка
kussen iemand iets ww. цілуватиi / поцілуватиp + acc.
kwaad(aardig) bn. злий
kwal (de) медуза
kwalitatief bn. якісний
kwaliteit (de) якість (gen. якості)
laag bn. низький
laan (de) проспект
laat bn.; bw. ; te laat komen ww. пізній ; пізно ; спізнюватисяi / спізнитисяp
laatste bn. останній
lachen ww. сміятисяi / посміятисяp
laf bn. боягузливий
lamp (de) лампа
land (het) країна
lang bn.; bw. довгий ; довго
lang geleden bw. давно
lange jas (de) пальто
laptop (de) ноутбук (gen. ноутбука)
lawaai (het) галас
lawaai (het) шум
leerling (de) учень (gen. учня)
leesteken (het) розділовий знак
leeuw (de) лев
leeuwin (de) левиця
legaal bn. легальний
legaliseren ww. легалізуватиi
leger (het) армія
lekker bn. ; bw. смачний ; смачно
105
lenen ww. братиi / взятиp в позику
lente (de) весна
lepel (de) ложка
leraar (de) вчитель / учитель
lerares (de) вчителька
leren iets ww.
iemand iets leren, opleiden ww. вчитиi / вивчитиp + acc.
навчатиi / навчитиp + acc. + gen.
les (de) урок, лекція, заняття
letterlijk bn. дослівний
leugen (de) брехня
leukemie (de) лейкемія
leven (het) життя n.
leven ww. житиi (живу, живеш)
levendig bn. жвавий
lever bio. (de) печінка
lezen ww. читатиi / прочитатиp
lezer (de) читач (gen. читача)
liberalisering (de) лібералізація
lichaam (het) тіло
lichaamslengte (de) ріст (gen росту)
licht (het) ; bw.
licht helder bn.
licht niet zwaar bn.
світло світлий легкий
lichtblauw bn. блакитний ; голубий
lichtgewicht bn. легковагий
lied (het) пісня
liefde (de) любов f.
liefhebber (de) любитель
liegen ww. брехатиi (брешу, брешеш) / збрехатиp st.
lift (de) ліфт (gen. ліфта)
106 M
liggen ww. лежатиi (лежу, лежиш)
lijm (de) клей
lijn (de) риска
limiet (de) межа
links bn. лівий
links bw. ліворуч
lip (de) губа
liter (de) літр (gen. літра)
literatuur (de) література
litteken (het) шрам
liturgie (de) літургія
lokaliseren ww. локалізуватиi&p
long bio. легеня
longontsteking (de) запалення легенів
loodgieter (de) бляхар (gen. бляхаря)
loon (het) зарплата
loon (het) зарплатня st.
lopen Nl. ; Be. ww. ходитиi (ходжу, ходиш) ; ітиi (іду, ідеш) / пітиp (піду, підеш) ; бігатиi бігтиi / побігтиp
loterij (de) лотерея
loyaal bn. лояльний
lucht (de) повітря n.
luchthaven (de) аеропорт
lui bn. лінивий
luid bn. шумний
luier (de) пелюшка
luipaard (het) леопард
luisteren ww. слухатиi / послухатиp
lukken ww. вдаватисяi, удаватисяi / вдатисяp, удатисяp
lunchen ww. обідатиi / пообідатиp
107
maag (de) шлунок (gen. шлунка)
maaien ww. коситиi
maaidorser (de) комбайн (gen. комбайна)
maan (de) місяць m. (gen. місяця)
maand (de) місяць m. (gen. місяця)
maandag понеділок (gen. понеділка)
maar vgw. але
maart березень (gen. березня)
maatschappij (de) 1) soc. 2) ec. 1) суспільство 2) компанія
macaroni (de) макарони pl.t. m. (gen. макаронів)
macht (de) влада
mager bn. худий
maïs (de) кукурудза
make-up (de) макіяж m.
mama (de) мама
man (de) чоловік
management (het) управління n.
mand (de) кошик (gen. кошика)
mandaat (het) мандат (gen. мандата)
mandarijn (de) мандарин (gen. мандарина)
mango (de) манго onv.
map (de) папка
markt (de) ринок (gen. ринку)
marsjroetka (de) маршрутка
massage (de) масаж
maturiteitsexamen (het) матура
maximaal bn. максимальний
maximum (het) максимум
mayonaise (de) майонез
108
medelijden (het) жалість
media pl. (de) ЗМІ - засоби масової інформації
medisch bn. медичний
medisch bw. медично
meel (het) борошно
meemaken ww. переживатиi / пережитиp
meer (het) озеро
meer bw. більше
meerderheid (de) більшість (gen. більшості)
meermaals bw. повторно
meetlat (de) лінійка
meeuw (de) чайка
mei травень (gen. травня)
meisje (het) дівчина
melk (de) молоко
melk- bn. молочний
melkklier (de) грудна залоза
meloen (de) диня
menen ww. вважатиi
mengen ww. мішатиi / намішатиp
mengsel (het) суміш f.
menigte (de) юрба
mens (de) людина (pl. люди)
mes (het) ніж (gen. ножа)
met vz. (i)з(i) + instr.
metaal (het) метал
meter (de) метр (gen. метра)
metro (de) метро onv.
metrohalte (de) зупинка метро
meubel (het) меблі pl.t. m. (gen. меблів)
109
mevrouw (beleefde aanspreekvorm) (de) пані onv.
microgolf(oven) (de) мікрохвильова (піч)
middag; ‘s middags після обіду; опівдні bw.
middagmaal (het), lunch (de) обід (gen. обіду)
middel (het) засіб (gen. засобу)
midden (het)
te midden van vz. середина серед + gen.
mier (de) мурашка
migrant (de) мігрант
migratie (de) міграція
migreren ww. мігруватиi
mijnheer (beleefde aanspreekvorm) (de) пан
miljard (het) мільярд
minder bw. менше
minderheid (de) меншість (gen. меншості)
minderjarig bn. малолітній
minimum (het) мінімум
minister (de) міністр
ministerie (het) міністерство
minuut (de) хвилина
missen iemand/iets скучатиi за кимсь/чимсь
mist (de) мла, туман
mix (de) суміш f.
mixer (de) міксер (gen. міксера)
mobieltje (het) мобільний (телефон)
moeder (de) мати (gen. матері)
moedig bn. мужній
moeilijk bw. важко
moer (de) гайка
moestuin (de) город
110
N
moeten ww. муситиi (мушу мусиш)
mogelijkheid (de) можливість (gen. можливості)
mogen ww. могтиi (можу, можеш)
Moldova Молдавія
monarchie (de) монархія
mooi bn. ; bw. гарний ; гарно
morgen завтра
mossel (de) мідія
motor (de) мотор (gen. мотора)
motorfiets (de) мотоцикл (gen. мотоцикла)
muis (de) миша
museum (het) музей
muur (de) стіна
muziek (de) музика
muziek- bn. музичний
muzikaal bn. музикальний
muzikaliteit (de) музикальність
muzikant (de) музикант
na vz. після + gen.
naald (de) голка
naamval (de) відмíнок (gen. відмíнка)
naar vz. в/у + acc. ; до + gen. ; на + acc.
naar beneden bw. вниз
naar boven bw. вгору
naar huis bw. додому
naar waar dan ook bw. абикуди
naast vz. біля + gen.
nacht (de); ‘s nachts ніч f. (gen. ночі); вночі bw.
nachtmerrie (de) кошмар
nadat vgw. після того, як
111
nagel lichaamsdeel ; gereedschap (de) ніготь (gen. нігтя) ; цвях (gen. цвяха)
nat bn. мокрий
natuur (de) природа
nectarine (de) нектарин
Nederland Нідерланди pl.t.
Nederlander (de) голландець (gen. голландця)
Nederlands- bn. нідерландський
neef (de) zoon van broer/zus племінник
neerslag (de) опади pl.t. m.
negeren ww. ігноруватиi
nek (de) шия
nemen ww. братиi (беру, береш) / взятиp (візьму, візьмеш)
nergens ніде
nest (het) гніздо
netwerk (het) мережа
neus (de) ніс (gen. носа)
nicht (de) dochter van broer/zus племінниця
niemand ніхто
niemands нічий
nier (de) нирка
niets ніщо
nieuw bn. новий
Nieuwjaar (het) Новий рік
nieuws (het) новини pl.
nieuwsgierig bn. допитливий
nieuwtje (het) новина
niveau (het) рівень m. (gen. рівня)
noch vgw. noch…noch vgw.
ні ні…ні
nochtans vgw. проте
112
O
nog ще
noodzakelijk bn. необхідний
nooit ніколи
noot culinair (de) горіх (gen. горіха)
notaris (de) нотаріус
noteren ww. нотуватиi
notitie (de) нотатка
november листопад (gen. листопада)
nu тепер
nul (de) нуль (gen. нуля)
nuttig bn. корисний
nylon (het) нейлон
oase (de) оазис
ober (de) офіціант
occasioneel bn. періодичний
oceaan (de) океан
ochtend (de) ранок (gen. ранку)
octopus (de) спрут
oefening (de) вправа
Oekraïense (de) українка
Oekraïne Україна
Oekraïner (de) українець (gen. українця)
oester (de) устриця
of чи
oksel (de) пахва
oktober жовтень (gen. жовтня)
olie (de) олія
olifant (de) слон
om hoelaat vz.
om iets/iemand te halen vz. о(б) + loc. по + acc.
113
om te vgw. щоби, аби
omdat vgw. тому, що
omhelzen ww. обійматиi / обійнятиp (обійму, обіймеш)
omhelzing (de) обнімання
omkleden zich ww. переодягатисяi / переодягнутисяp
onafhankelijk bn. незалежний
onafhankelijkheid (de) незалежність (gen. незалежності)
onder plaats ; richting під(і) + instr. ; + acc.
onderbroek (de) труси pl.t. m. (gen. трусів)
onderhandelen over iets ww. домовлятисяi / домовитсяp про + acc.
onderhandelingen (de) переговори pl.t.
ondernemer (de) підприємець (gen. підприємця)
onderneming (de) підприємство
ondersteunen ww. підтримуватиi / підтриматиp
ondertekenen ww. підписуватиi / підписатиp
onderwijs (het)
dagonderwijs (het)
avondonderwijs (het)
освіта щоденна школа вечірня школа
ongeval (het) аварія
ongeveer vz. біля + gen.
onlangs bw. недавно
ontbijt (het) сніданок (gen. сніданку)
ontbijten ww. снідатиi / поснідатиp
ontharing (de) епіляція
onthouden ww. пам'ятатиi / запам'ятатиp
ontmoeten (elkaar) ww. зустрічатисяi / зустрітисяp
ontmoeting (de) зустріч f.
ontslaan iemand ww. звільнятиi / звілнитиp + acc.
ontslag (het) відставка; звільнення
ontslag geven ww. даватиi / датиp відставку
114
ontsteking (de) запалення
ontvangstbewijs (het) квитанція
ontwikkelen ww. розвиватиi / розвитиp (розів'ю, розів'єш)
ontwikkeling (de) розвиток (gen. розвитку)
oog (het) око (pl. очі)
oogsten ww. збиратиi / зібратиp врожай
ook bw. vgw. також
oom (de) дядько
oor (het) вухо
oorbel (de) серга (dat./loc. серзі); сержка
oorlog (de) війна
oorzaak (de) причина
oosten (het) схід (gen. сходу)
Oostenrijk Австрія
op plaats vz. на + loc.
opdracht (de) завдання
openen ww. відкриватиi / відкритиp
openhartig bn. відвертий
openhartig bn. щирий
opheffen ww. підніматиi / піднятиp
ophouden met iets (te doen) переставатиi / перестатиp + inf.
opladen ww. заряджатиi / зарядитиp + acc.
opleiding (de) освіта, навчання
oplossen ww. рішатиi / рішитиp
oplossing (de) рішення
opofferen ww. жертвуватиi
opstaan вставатиi / встатиp
opvoeding (de) lichamelijke opvoeding (de)
виховання фізкультура
oranje bn. оранжевий
115
P
oranje bn. помаранчевий
orgaan bio. (het) орган (gen. органа)
organiseren ww. влаштовуватиi / влаштуватиp
orgel muz. (het) орган (gen. органа)
oud bn. старий
ouders (de) батьки
ovaal bn. овальний
oven (de) духовка ; піч f. (gen. печі)
over handelen over vz. ; ruimt. про + acc. ; через + acc.
overdag bw. вдень
overeenkomst (de) договір, угода
overgrootmoeder (de) прабабуся
overgrootvader (de) прадідусь (gen. прадідуся)
overhemd (het) сорочка
overledene (de) померлий gesub. bn.
overleven ww. переживатиi / пережитиp
overlevende (de) вцілілий ; уцілілий gesub. bn.
overmorgen bw. післязавтра
overnachten ww. ночуватиi / переночуватиp
overpeinzen ww. міркуватиi
oversteekplaats (de) перехід (gen. переходу)
overtuigen iemand van iets ww. переконуватиi / переконатиp + acc. в + loc.
paar (het) пара
paard (het) кінь (gen. коня )
paars bn. фіолетовий
paddenstoel (de) гриб (gen. гриба)
pakje (het) пакунок (gen. пакунка)
pan (de) сковорода
pancreas (de) підшлункова залоза
paniek (de) паніка
116
pannenkoek (de) млинець (gen.млинця)
pantoffels (de) пантофлі pl. f.
panty (de) колготи pl.t.
pap (de) каша
papa (de) тато
papegaai (de) папуга
papier (het) папір (gen. паперу)
papieren bn. паперовий
paprika (de) перець m. (gen. перцю)
parade (de) парад
paraplu (de) парасоль m. (gen. парасоля); парасолька (від дощу)
parasol (de) парасоль m. (gen. парасоля); парасолька (від сонця)
park (het) парк
parkeren ww. паркуватиi / запаркуватиp
parking (de) стоянка
parlement (het) парламент
parlementslid (het) депутат
partij pol. (de) партія
Pasen rel. Пасха , Великдень (gen. Великодня)
paspoort (het) паспорт
paspoortcontrole (de) паспортний контроль
passen bij iets/iemand ww. пасуватиi до + gen. ; підходити / підійти + dat. до + gen.
pasta (de) паста
patiënt (de) пацієнт m. ; пацієнтка f.
patriot f. патріотка
patriot m. патріот
patriottisme (het) патріотизм
pauze (de) пауза
117
pauze (de) перерва
pedant bn. педантичний
peer (de) груша
pelikaan (de) пелікан
pen (de) авторучка
penis bio. (de) пеніс (gen. пеніса)
pensioen (het) пенсія
peper (de) перець (gen. перцю)
pepervaatje (het) перечниця
perfect bw. відмíнно
persoon (de) особа
perzik (de) персик (gen. персика)
pet (de) кепка
piano muz. (de) піаніно n. onv.
pijn (de) біль m. (gen. болю)
pikant bn. гострий
pil (de) geneesmiddel таблетка, пігулка
piloot (de) пілот
pinda(noot) (de) арахіс coll.
pizza (de) піца
plaats (de) місце
plakband (de) скотч m.
plannen ww. плануватиi / заплануватиp
plant (de) рослина
plastic (het) пластик
plein (het) площа ; майдан
poeder (het) порошок (gen. порошку)
Polen Польща
politicologie (de) політологія
politicus (de) політик
118
politie (de) поліція
politieagent (de) поліцейский gesub. bn.
polshorloge (het) наручний годинник
pompelmoes (de) грейпфрут (gen. грейпфрута)
pompoen (de) гарбуз (gen. гарбуза)
pop (de) лялька
portefeuille (de) гаманець (gen. гаманця)
portemonnee (de) гаманець (gen. гаманця)
Portugal Португалія
post (de) пошта
postbode (de) листоноша
postbus (de) поштова скринька
postzegel (de) марка
potlood (het) олівець (gen. олівця )
praatziek bn. балакучий
praten ww. розмовлятиi
president (de) президент
priester (de) священик
prijs (de) ціна
prins (de) принц
prinses (de) принцеса
proberen ww. пробуватиi / спробуватиp
probleem (het) проблема
producent (de) виробник
proeven ww. куштуватиi / скуштуватиp
professor (de) професор
prostaat bio. (de) простата
provincie (de) область f.
pruim (de) слива
prullenbak (de) кошик для сміття
119
R
psychologie (de) психологія
puber (de) підліток (gen. підлітка)
publiek (het) публіка, громадськість (gen. громадськості)
publiek bn. громадський
publiciteit (de) реклама
punt (het) leesteken крапка
puntkomma (de) крапка з комою
raad(geving) (de) порада
raadgeven ww. радитиi (раджу, радиш) / урадитиp
raam (het) вікно
raap (de) ріпа
rabarber (de) ревінь m. (gen. ревеню)
radar (de) радар
radio (de) радіо onv.
ram (de) баран
rat (de) пацюк (gen. пацюка)
reactie (de) реакція ; відгук
recept (het) рецепт (gen. рецепта)
recht (het) право
rechtbank (de) суд
rechter (de) суддя m.
rechts bn. правий
rechts bw. праворуч
rechtszaak судова справа
rechtvaardigheid (de) справедливість
redden ww. рятуватиi / урятуватиp
referendum (het) референдум
regen (de) дощ (gen. дощу)
regenboog (de) веселка
regenen ww. дощитиi
120
regering (de) уряд
regime (het) visavrij regime (het)
режим безвізовий режим
regio (de) область f.
reis (de) подорож f.
reizen ww. подорожуватиi
rekening (de) рахунок (gen. рахунку)
religie (de) релігія
rennen ww. бігатиi (бігаю, бігаєш) ; бігтиi (біжу, біжиш) / побігтиp (побіжу, побіжиш)
republiek (de) республіка
respecteren ww. шануватиi
richten op iemand, iets ww. цілитиi в/у + acc.
riem (de) ремінь (gen. ременя)
rij (de) ряд , черга (loc. черзі)
rijden ww. їздитиi їхатиi (їду, їдеш) / поїхатиp
rijk bn. багатий
rijkdom (de) багатство
rijst (de) рис
rimpel (de) зморшка
ring (de) перстень m. (gen. персня)
rivier (de) ріка
riviertje (het) річка
roeiboot (de) човен (gen. човна)
roepen op iemand/iets ww. кричатиi на + acc.
roeren ww. розмішуватиi / розмішатиp
rok (de) спідниця
rond bn. круглий
rood bn. червоний, -а, -е, -і
rook (de) дим
121
S
roomijs (het) морозиво
roos (de) roos bn.
троянда рожевий
rots (de) скеля
rozijn (de) родзинка
rug bio. (de) спина
ruiken ww. нюхатиi / понюхатиp ww.
Rus (de) росіянин (pl. росіяни)
Rusland Росія
Russin (de) росіянка
rusten ww. відпочиватиi / відпочитиp
rustig bn. спокійний
saai bn. нудний
salade (de) салат
samen bw. разом
samenwerken ww. співпрацюватиi
samenwerking (de) співпраця
sap (het) сік (gen. соку)
saus (de) соус
sauskom (de) соусниця
saxofoon muz. (de) саксофон
schaamte (de) сором ; стид (gen. стида)
schaap (het) вівця
schaapherder (de) чабан
schaar (de) ножиці pl.t.
schaatsen ww. кататисяi на ковзанах
schade (de) ушкодження
schadelijk bn. шкідливий
schaduw (de) тінь
schaken (het) шахи pl.t. m.
122
schamen zich ww. соромитисяi
schande (de) ганьба
schaats (de) ковзан (gen. ковзана)
schaatsbaan (de) ковзанка
schedel (de) череп
scheerschuim (het) піна для гоління
scheermes (het) бритва
scheidsrechter (de) арбітр
zich scheren ww. бритисяi ; голитисяi
schertsen ww. жартуватиi
schilder (de) маляр (gen. маляра)
schilderen schilderij ; schilderen muur, woonst малюватиi / намалюватиp ; фарбуватиi
schilderij (het) картина
schilderkunst (de) живопис
schildklier (de) щитовидна залоза
schildpad (de) черепаха
zich schminken ww. фарбуватисяi
schoeisel (het) взуття n.
school (de)
lagere school (de) middelbare school (de) hogeschool (de)
школа початкова школа середна школа вища школа
schoolbord (het) класна дошка
schoon bn. чистий
schoonmaakster (de) прибиральниця
schoonmaken ww. прибиратиi / прибратиp
schoonmaker (de) прибиральник
schoorsteen (de) димохід (gen. димоходу)
schop (de) лопата
schouder (de) плече
123
schreeuwen tegen iemand/iets ww. кричатиi на + acc.
schrijfster (de) письменниця
schrijven ww. писатиi (пишу пишеш) / написатиp
schrijver (de) письменник
schrikken ww. лякатиi
schroef (de) гвинт (gen. гвинта)
schuim (het) піна
schuld fin. (de) борг
schuldenaar (de) боржник
seconde (de) секунда
secretaresse (de) секретарка
secretaris (de) секретар (gen. секретаря)
seizoen (het) пора року
selder (de) селера
september вересень (gen. вересня)
servet (de) серветка
servies (het) сервіз
set verzameling goederen met zelfde doel (de) гарнітур (gen. гарнітура)
sieraad (het) коштовність (gen. коштовності); біжутерія
sinaasappel (de) апельсин (gen. апельсина)
sinds temp. vz. (i)з(i) + gen.
sindsdien bw. відтоді
siroop (de) сироп
sjaal (de) шарф (gen. шарфа)
ski (de) лижа
skiën ww. кататисяi на лижах
slaan iemand/iets ww. битиi (б'ю, б'єш) / побитиp
slachtoffer (het) жертва
slager (de) м'ясник (gen. м'ясника)
slang (de) змія
124
slapen ww. спатиi (сплю, спиш)
slecht bn. поганий
slecht bw. погано
slechts bw. лише
slede (de) санки pl.t. (gen. санок)
slim bn. розумний
Slovakije Словаччина
Slovenië Словенія
sluiten ww. замикатиi / замкнутиp
sluw bn. хитрий
smeren bv. pasta op boterham ww. маститиi (мащу, мастиш) / намаститиp
smetana (de) сметана
sms (de) СМС; смска; есемеска
sms’en ww. писатиi / написатиp смску
sneetje (het) шматок + gen. (gen. шматка)
sneeuw (de) сніг (gen. снігу)
snel bn. швидкий
snel bw. швидко
snijden ww. різатиi (ріжу, ріжеш) / нарізатиp
snijplank (de) обробна дошка
snoepje (het) цукерка st.
snor (de) вуса pl.t. m. (gen. вусів)
sociaal bn. соціальний
sociologie (de) соціологія
soep (de) суп
sofa (de) диван (gen. дивана)
softwareontwikkelaar (de) програміст
sok (de) носок (gen. носка)
solliciteren ww. претендуватиi на роботу
soms bw. інколи
125
soms bw. іноді
soort (de) гатунок (gen. гатунку)
Spanje Іспанія
speelgoed (het) іграшка
spek (het) бекон
spel (het) гра
spelen ww. гратиi
speler (de) гравець (gen. гравця)
spiegel (de) дзеркало
spiegelei (het) яєчня
spijker (de) цвях (gen. цвяха)
spijt (de) жаль m. (gen. жалю)
spijt hebben van iets жалітиi за + instr.
spijtig bw. шкода
spin (de) павук (gen. павука)
spinazie (de) шпинат
spinnenweb (het) павутина
spons (de) губка
spoor (het) слід
sport (de) спорт (gen. спорту)
sportman (de) спортсмен
sportvrouw (de) спортсменка
spreken ww. говоритиi
springen ww. скакати (скачу скачеш) ; стрибатиi / стрибнутиp
spruitjes (de) брюссельська капуста
spuit (de) шприц (gen. шприца)
staan ww. стоятиi
staat (de) держава
stad (de) місто
stadion (het) стадіон
126
stadhuis (het) ратуша
stage (de) стажування
standbeeld (het) пам'ятник (gen. пам'ятника)
station (het) вокзал
stedelijk bn. міський
steen (de) камінь (gen. каменя)
steenkool (de) вугілля
stelen ww. крастиi / украстиp , вкрастиp
stem (de) голос
stemmen voor iets/iemand ww. голосуватиi за + Acc.
stemming (de) 1) procedure 2) gemoedstoestand 1) голосування 2) настрій m. (gen. настрою)
stempel (de) штамп
ster (de) зірка
sterfte (de) падіж m. (gen. падежу)
sterk bn. сильний
sterk bw. сильно
steward (de) бортпровідник
stewardess (de) бортпровідниця
stijgen ww. підніматисяi / піднятисяp
stil bn. ; bw. тихий ; тихо
stoel (de) стілець (gen. стільця)
stof (het) ; stof text. (de) пил ; тканина
stofdoek (de) ганчірка
stofzuigen ww. пилососитиi / пропилососитиp
stofzuiger (de) пилосос (gen. пилососа)
storm (de) буря
stoven ww. тушкуватиi
straat (de) вулиця
strand (het) пляж m.
127
T
streep (de)
schuine streep leesteken (de)
omgekeerde schuine streep (de) liggend streepje (het)
риска
коса риска зворотна коса риска тире onv.
streng bn. строгий
strijkijzer (het) праска
stroom (de) струм
stropdas (de) галстук (gen. галстука)
student (de) студент
studentenpeda (de) гуртожиток (gen. гуртожитку)
studeren voor iemand te worden/beroep ww.
ergens/bij iemand studeren ww. вчитисяi / вивчитисяp на + acc.
навчатисяi / навчитисяp у/в + gen.
substantief (het) іменник
succes (het) успіх
succesvol bn. успішний
suiker (de) цукор (gen. цукру)
suikerpot (de) цукорниця
taal (de) мова
taart (de) торт (gen. торта)
tabel (de) таблиця
tablet(computer) (de) планшет (gen. планшета)
tafel (de) стіл (gen. стола)
tafelkleed (het) скатертина
tafeltje (het) столик (gen. столика)
talenkennis (de) знання мов
talentvol bn. талановитий
tand (de) зуб (gen. зуба)
tandenborstel (de) зубна щітка
tandpasta (de) зубна паста
tank (de) танк (gen. танка)
tante (de) тітка
128
tapijt (het) килим (gen. килима)
Tataar (de) татарин
taxi (de) таксі onv.
taxibestuurder (de) таксист
te bw. занадто
telefoon (de) телефон
tegemoet vz. назустріч + acc.
tegen vz. проти + gen.
tegenover vz. напроти + gen.
tegenvaller (de) клопіт (gen. клопоту)
tekenen ww. рисуватиi / нарисуватиp
tekst (de) текст
telefoneren ww. телефонуватиi / потелефонуватиp ; дзвонитиi / подзвонитиp
televisie (de) телевізор
tellen ww. лічитиi (лічу, лічиш)
tennis (het) теніс
tennisveld (het) корт
tent (de) палатка
tentoonstelling (de) виставка
tenzij хіба
terwijl vgw. поки
testikel bio. (de) яєчко
tevergeefs bw. марно
theater (het) театр
thee (de) чай
theepot (de) чайник (gen. чайника)
thuis bw. вдома
ticket (het) квиток (gen. квитка)
tijd (de) час
129
tijdelijk bn.
tijdelijk bw. тимчасовий тимчасово
tijdens vz. протягом + gen. ; під час + gen.
tijdperk (het) пора
tijdschrift (het) журнал
tijger (de) тигр
toaster (de) тостер (gen. тостера)
toebehoren aan iets/iemand ww. належатиi + dat. / до + gen.
toekenning (de) присудження
toekomst (de) майбутність (gen. майбутності)
toekomstig bn. майбутній
toelichten iemand iets ww. пояснюватиi / пояснитиp + dat. + acc.
toestaan (aan) iemand iets ww. дозволятиi / дозволитиp + dat. + acc.
toestemming (de) дозвіл (gen. дозволу)
toevoegen iets aan iets ww. додаватиi / додатиp (додам, додаси) + acc. до + gen.
toilet (het) туалет
tolheffing (de) мито
tomaat (de) помідор (gen. помідора)
tong (de) язик (gen. язика)
toren (de) вежа
tot temp. vz. до + gen.
traag bn. повільний
traag bw. повільне
traan (de) сльоза
trainer (de) тренер
trakteren ww. частуватиi
tram (de) трамвай (gen. трамвая)
transport (het) транспорт
trap (de) сходи pl.t.
130
U
trein (de) поїзд (gen. поїзда)
treinstation (het) залізничний вокзал
trolleybus (de) тролейбус (gen. тролейбуса)
trompet muz. (de) труба
trouw bn. вірний
trouwen met iemand ww. одружуватисяi / одружитисяp з + inst.
trouwfeest (het) весілля n.
trouwring (de) обручка
trui (de) светр (gen. светра)
tsaar (de) цар (gen. царя)
T-shirt (het) футболка
Tsjechië Чехія
tuin (de) сад, город
Turkije Туреччина
tussen vz. plaats ; richting між + instr. ; + acc.
twijfel (de) сумнів
twijfelen aan iets ww. сумніватисяi в/у + loc.
typisch bn. типовий
u p.vnw. Ви
ui (de) цибуля
uit vz. (i)з(i) + gen.
uitbetaling (de) виплата
uitgang (de) вихід (gen. виходу)
uitgaven pl. (de) витрати pl. f.
uitgeven ww. витрачатиi / витратитиp + acc. на + acc.
uitleg (de) пояснення
uitleggen iemand iets ww. пояснюватиi / пояснитиp + dat. + acc.
uitnodigen ww. запрошуватиi / запроситиp
uitroepteken (het) знак оклику
uitslapen ww. висиплятисяi / виспатисяp
131
V
uitvinder (de) винахідник
uitvindster (de) винахідниця
uitzondering (de) виняток (gen. винятку)
universiteit (de) університет
urine (de) сеча
uur (het) година
uurrooster (het) розклад
vaak bw. часто
vaat (de) посуд
vaatwasser (de) посудомийка
vaccin (het) вакцина
vaccinatie (de) щеплення
vader (de) батько
vagina bio. (de) піхва
vak school (het) предмет (gen. предмета)
vakantie (de) відпустка
vakantiewerk (het) підробіток (gen. підробітку)
val (de) падіння
valies (de) валіза
vallen ww. падатиi
van (oorsprong) ruimt. vz.
van voren vz. van achteren vz.
від + gen.
з-перед + gen.
з-за + gen.
vanaf temp. vz. від + gen. ; з + gen.
vanboven vz. з-над + gen.
vandaag сьогодні
vangen ww. ловитиi (ловлю, ловиш) / пійматиp
vanonder vz. з-під + gen.
varken (het) свиня
veenbes (de) журавлина
132
veer (de) перо
veilig bn. безпечний
veilig bw. безпечно
veiligheid (de) безпека
venkel (de) фенхель m. (gen. фенхелю)
ver bw. далеко
verantwoordelijkheid (de) відповідальність (gen. відповідальності)
verbazen iemand met iets ww. zich verbazen over iets/iemand ww.
дивуватиi / здивуватиp + acc. + instr. дивуватисяi / здивуватисяp + dat.
verbazing (de) здивування
verblijf (het) перебування
verder bw. далі
verdienen aan iets зароблятиi / заробитиp на + loc.
verdieping (de) поверх (loc. на поверсі)
Verenigd Koninkrijk (het) Великобританія
verenigen ww. єднатиi
verf (de) фарба
vergelen ww. жовтітиi
vergeten ww. забуватиi / забутиp
vergeven (iemand) ww. вибачатиi / вибачитиp + dat.
verhaal (het) розповідь f. (gen. розповіді)
verhuizen ww. переселятисяi / переселитисяp
verhuren ww. здаватиi / здатиp в оренду
verkeer (het) рух
verkeerslicht (het) світлофор (gen. світлофора)
verkiezingen pl. (de) вибори pl.
verkoop (de) продаж
verkoopster (de) продавщиця
verkopen ww. продаватиi / продатиp
verkoper (de) продавець (gen. продавця)
133
verkoudheid (de) застуда
verlangen (het) жадання
verleden (het) минулe gesub. bn. n.
verleden bn. минулий
verlies (het) збиток (gen. збитку)
verloofde aanstaande bruid (de) наречена gesub. bn.
verloofde aanstaande bruidegom (de) наречений gesub. bn.
veroordeling (de) осуд
verpakken ww. пакуватиi
verpakking (de) пакування
verplaatsen ww. переміщатиi / переміститиp
verpleegster (de) медсестра, санітарка
verpleger (de) санітар
verschijnen ww. з'являтисяi
verschijnsel (het) явище
verschillen (door iets van iets/iemand) ww. різнитисяi чимось від чогось/когось
verschillend bn. різний
vertaalster (de) перекладачка
vertalen iets naar een andere taal ww. перекладатиi / перекластиp + acc. на + acc.
vertaler (de) перекладач
vertaling (de) переклад
vertellen over iets ww. розказуватиi / розказатиp ; розповідатиi позповістиp про + acc.
vertraging (de) спізнення
vertrouwen iemand ww. довірятиi / довіритиp комусь
vervoeren ww. возитиi (вожу возиш) везтиi (везу везеш) / повезтиp
verwachten ww. очікуватиi
verwarming (de) опалення
verwelkomen ww. вітати
verzamelen ww. колекціонуватиi , збиратиi / зібратиp
134
verzekeren ww. страхуватиi / застрахуватиp
verzekering (de) страхування
verzekerings- bn. страховий
verzekeringsagent страховий агент
verzoeken ww. проситиi (прошу, просиш) о + loc.
vet (het) жир
video (de) відео onv.
vijg (de) фіга
vinden ww. знаходитиi / знайтиp
vinger (de) палець (gen. пальця)
virus (het) вірус
vis (de) риба
visum (het) віза
visvangst (de) риболовля
vlag (de) прапор (gen. прапора)
vlakte (de) рівнина
vlas (het) льон
vlees (het) м'ясо
vleesmolen (de) м'ясорубка
vleugel (de) крило
vlieg (de) муха
vliegen ww. літатиi летітиi / полетітиp
vliegtuig (het) літак (gen. літака)
vliegveld (het) аеродром
viool (de) скрипка
vloer (de) підлога
vlucht (de) політ (gen. польоту)
vluchteling (de) біженець (gen. біженця)
voeden ww. годуватиi
voedsel (het) їжа
135
voelen ww. відчуватиi / відчутиp
voetbal (het) футбол
voetballer (de) футболіст
voetbalster (de) футболістка
voetganger (de) пішохід (gen. пішохода)
voetpad (het) тротуар
vogel (de) птах
voldoende bw. досить
volledig bw. цілком
volleybal (het) волейбол
volstaan ww. вистачатиi / вистачитиp + dat. + gen.
vonk (de) іскра
voor bestemming, doel vz.
voor plaats vz.
voor richting vz.
для + gen.
перед(і) + instr. перед(і) + acc.
voorbeeld (het) приклад
voorbij vz. повз + acc.
voordeel (het) вигода ; користь f.
voordelig bn. вигідний
voorhoofd (het) лоб (gen. лоба)
voornaam (de) ім'я
voorstel (het) пропозиція
voorstellen ww. пропонуватиi / запропонуватиp
voorstelling (de) theater, film вистава
voorwerp (het) предмет (gen. предмета)
voorwoord (het) передмова
voorzichtig bn. обережний
vork (de) вилка
vorst (de) мороз
vraag (de) питання n.
136
W
vraagteken (het) знак питання
vragen (om informatie) ww. питатиi / спитатиp ; запитуватиi / запитатиp
vrede (de) мир
vreemd bw. дивно
vreugde (de) радість (gen. радості)
vriendelijk bn. дружелюбний
vriendschap (de) дружба
vrij bw. вільно
vrijdag п'ятниця
vrijgevig bn. щедрий
vrouw (de) жінка
vrucht (de) плід (pl. плоди)
VSA – Verenigde Staten van Amerika США - Сполучені Штати Америки
vuil bn. брудний
vuilnisbak (de) кошик для сміття (gen. кошика)
vuur (het) вогонь (gen. вогню)
Vyshyvanka Oekraïense nationale kleding вишиванка
waar dan ook bw. абиде
waar vrw. де
waar bn. правдивий
waarde (de) вартість (gen. вартості)
waarderen ww. цінитиi / оцінитиp
waarheen vrw. куди
waarheid (de) правда, істина
waarom vrw. чому
waarschijnlijk bw. імовірно, мабуть dial.
waarschuwen iemand voor iets ww. попереджатиi / попередитиp + acc. перед + instr.
waarvandaan vrw. звідки
wachten ww. чекатиi , ждатиi (жду, ждеш)
137
wachtrij (de) черга (loc. черзі)
wagen (de) автомобіль m. (gen. автомобіля)
walvis (de) кит (gen. кита)
wandelen ww. гулятиi
wandeling (de) прогулянка
wanneer dan ook bw. абиколи
wanneer vrw. коли
want vgw. бо
want (de) рукавиця
wapen (het) зброя
warm bn. теплий
wasknijper (de) прищіпка
wasmachine (de) пральна машина
waspoeder (het) пральний порошок
wassen iets ww. митиi / помитиp + acc.
wassen zich ww. вмиватисяi, умиватисяi / вмитисяp, умитисяp
wastafel (de) умивальник
wat vrw. ; wat dan ook bw. що ; абичий
water (het) вода
waterkoker (de) електрочайник (gen. електрочайника)
watermeloen (de) кавун (gen. кавуна)
waterpas (de) ватерпас (gen. ватерпаса)
webwinkel (de) Інтернет-магазин
wedstrijd (de) конкурс
week (de) тиждень (gen. тижня)
weer (het) погода
weg (de) дорога
wegverkeer дорожній рух
weide (de) луг
weigeren ww. відмовлятисяi / відмовитисяp від + gen.
138
weinig bw. трохи
wekken ww. будитиi (буджу, будиш) / розбудитиp
weldra bw. незабаром
welk vrw. який
wenkbrauw (de) брова
wens (de) бажання
wereld (de) світ
werk (het) праця ; робота
werken ww. працюватиi
werkgever (de) роботодавець (gen. роботодавця )
werkloze (de) безробітний gesub. bn.
werknemer (de) працівник (gen. працівника)
wesp (de) оса
westen (het) захід (gen. заходу)
wet (de) закон
weten ww. te weten komen
знатиi дізнаватисяi / дізнатисяp
wetgeving (de) законодавство
wettelijkheid (de) легальність
wezen істота
wie dan ook, om het even wie bw. абихто
wie vrw. хто (gen. кого)
wiens vrw. чий
wij p.vnw. ми
wijn (de) вино
wil (de) ter wille van vz.
in weerwil van vz.
воля ради + gen.
наперекір + dat. ; всупереч / усупереч + dat.
wilg (de) іва
willen ww. хотітиi (хочу, хочеш)
139
Y
Z
wimper (de) вія
wind (de) вітер (gen. вітру)
windmolen (de) млин (gen. млина)
winkel (de) магазин
winkeltje крамниця
winst (de) прибуток (gen. прибутку)
winter (de) зима
wiskunde (de) математика
wit bn. білий
Wit-Rusland Білорусь f.
wodka (de) горілка
woensdag середа
wolk (de) хмара
wolkenkrabber (de) хмарочос
wonen ww. мешкатиi
woord (het) слово
woordenboek (het) словник (gen. словника)
worst (de) ковбаса
wortel(s) (de) морква coll.
wreed bn. жорстокий
wreken ww. мститиi (мщу, мстиш)
yen munteenheid (de) ієна
yoga (de) йога
yoghurt (de) йогурт
yuan munteenheid (de) юань m. (gen. юаня)
zaad (het) насіння coll.
zaag (de) пила
zaak (de) справа
zakelijk bn. діловий
zakje (plastic) (het) пакет (gen. пакета)
140
zalm (de) лосось (gen. лосося)
zanger (de) співак (gen. співака)
zangeres (de) співачка
zaterdag субота
zebra (de) зебра
zebrapad (het) пішохідний перехід (gen. пішохідного переходу)
zee (de) море
zeeman (de) моряк
zeep (de) мило
zeer bw. дуже
zeevruchten pl. (de) дари моря pl. (gen. дарів моря)
zeggen ww.
dat wil zeggen vgw. казатиi (кажу, кажеш) / сказатиp
тобто
zeker bn. певний
zelden bn. рідкий
zelden bw. рідко
zelfs bw. навіть
zelfzuchtig bn. корисливий
zenden aan/naar iemand ww. присилатиi / прислатиp + dat.
ziek bn. хворий
ziekenhuis (het) лікарня
ziekenwagen (de) швидка допомога
ziekte (de) хвороба
ziel (de) душа
zien ww. бачитиi / побачитиp
zigeuner (de) циган
zij p.vnw. f. enk. вона
zij p.vnw. pl.. вони
zijde text. (de) шовк
141
zijn ww. бути
zilver (het) срібло
zilveren bn. срібний
zingen ww. співатиi
zitten ww. сидітиi (сиджу, сидиш)
zodra vgw. як тільки
zoeken ww. шукатиi + acc.
zoet bn. солодкий
zolder (de) горище
zomer (de) літо
zon (de) сонце
zondag неділя
zonde (de) гріх (gen. гріха)
zonder vz. без + gen.
zonnebril (de) сонцезахисні окуляри
zoogdier (het) ссавець (gen. ссавця)
zoon (de) син
zorgen voor iets/iemand ww.
zich zorgen maken over iets/iemand дбатиi / подбатиp про + acc.
турбуватисяi / потурбуватисяp про + acc.
zorgzaam bn. дбайливий
zout (het) сіль (gen. солі)
zout bn. солоний
zoutvat (het) сільниця
zus (de) сестра
zuur (het) кислота
zuur bn. кислий
zwaan (de) лебідь m. (gen. лебедя)
zwak bn. слабкий
zwak bw. слабко
zwakheid слабкість
142
zwart bn. чорний, -а, -е, -і
zwembad (het) басейн
zwemmen ww. плаватиi плистиi (пливу, пливеш) / поплистиp
zwemmen (het) плавання
zwijgen ww. мовчатиi (мовчу, мовчиш)
143
Niels Smeets studeerde met de grootste onderscheiding af als master in de slavistiek en Oost-Europakunde (Russisch en Pools) aan de KU Leuven en de Universiteit van Sint-Petersburg. Daarnaast behaalde hij een masterdiploma in de Vergelijkende en Internationale Politiek en is hij Master in het Management. Hij is als politicoloog verbonden aan het Leuven International and European Studies (LINES) Instituut (KU Leuven). De politieke ontwikkelingen in en omtrent Oekraïne brachten hem ertoe de Oekraïense taal diepgaander te bestuderen. Het voorliggende werk is het resultaat van dit studieproces, waarin hij de taal toegankelijk maakt voor een Nederlandstalig publiek.