zolang het maar internationaal, maatschappelijk, …...de vraag is in hoeverre de nederlandse...
TRANSCRIPT
1
Zolang het maar internationaal, maatschappelijk, verantwoord en ondernemend is
Overheidsbevordering van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen bij
Nederlandse bedrijven past binnen het CDA-gedachtegoed
CDA Talentacademie 2015-2016
Frank Buijs
Kinderarbeid rond 1909 bij de Globe katoenspinnerij , Augusta/Georgia, USA (beeld: Lewis W. Hine).
2
Voorwoord Terwijl Nederlandse bedrijven steeds meer verzoeken ontvangen van afnemers om ongewenste
misstanden uit te sluiten en zelf ook meer duurzame toeleveringsketens willen, is het beleid van de
Nederlandse overheid op het gebied van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
momenteel een lappendeken van ongelijksoortige initiatieven.i Om de rol van overheid en
bedrijfsleven bij IMVO een stevigere ideologische fundering te bieden, biedt het CDA gedachtengoed
uitkomst.
Graag bedank ik hier de geïnterviewden, mr. Winand Quaedvlieg, bureau VNO-NCW Brussel, mr. ing.
Wim van de Camp, CDA/EVP Europees Parlementslid en ing. Mustafa Amhaouch, CDA Tweede
Kamerlid. Ook dank ik ir. Victor van Maris voor het beoordelen van de eerste schetsen van mijn
afstudeeropdracht. Bovendien wil ik mijn medelezer, prof. dr. Jan-Peter Balkenende, hartelijk
bedanken voor zijn inspirerende woorden bij de CDA Talentacademie, die mij op de koers zetten van
dit onderwerp. Tot slot bedank ik mijn partner voor het geduld bij het afronden van deze
afstudeeropdracht.
Bij het uitwerken van deze afstudeeropdracht van de CDA Talentacademie 2015-2016 en de daarin
verwerkte gesprekken, heb ik zo goed mogelijk de voorwaarden en beperkingen in acht proberen te
nemen, zowel qua aantal woorden als in de selectie (en het citeren) van gesprekspartners. Uiteraard
komt de inhoud voor mijn rekening.
drs. Frank Buijs, donderdag 19 mei 2016
3
Inhoudsopgave
Voorwoord .............................................................................................................................................. 2
Inleiding ................................................................................................................................................... 4
Context ................................................................................................................................................ 4
Stelling ................................................................................................................................................. 5
Discussie .................................................................................................................................................. 6
Leeswijzer ............................................................................................................................................ 6
Rol van de Nederlandse en Europese politiek..................................................................................... 6
Rentmeesterschap ........................................................................................................................... 6
Gespreide verantwoordelijkheid ..................................................................................................... 7
Solidariteit ....................................................................................................................................... 8
Publieke gerechtigheid .................................................................................................................... 8
Rol van het bedrijfsleven ..................................................................................................................... 9
Rentmeesterschap ........................................................................................................................... 9
Gespreide verantwoordelijkheid ..................................................................................................... 9
Solidariteit ..................................................................................................................................... 10
Publieke gerechtigheid .................................................................................................................. 10
Conclusies .............................................................................................................................................. 11
Bijlagen .................................................................................................................................................. 12
Lijst met afkortingen ......................................................................................................................... 12
Literatuursuggesties .......................................................................................................................... 12
Noten ..................................................................................................................................................... 13
4
Voorbeeld van wolfraam dagmijnbouw in Kai lo/Maniema, DRC (beeld: Julien Harneis).
Inleiding
Context Het Nederlandse bedrijfsleven is voor haar welvaart al eeuwenlang in grote mate op het buitenland
georiënteerd. Het behoeft verder geen betoog dat er een grote wisselwerking is tussen het
Nederlands belang bij internationale handel en de grote verwevenheid van internationale
waardeketens en mogelijke IMVO risico’s.
In een advies van de Sociaal-Economische Raad (SER) van april 2014ii dat door minister Ploumen is
overgenomen, zijn suggesties en ideeën opgenomen over waaraan samenwerking tussen sociale
partners moet voldoen bij het bereiken van IMVO-doelstellingen. Ook wordt het instrument van
IMVO sectorconvenanten geïntroduceerd ter oplossing van complexe duurzaamheidskwesties die
partijen zelfstandig niet kunnen oplossen, inclusief een nauwgezet referentiekader. In een
daaropvolgend KPMG onderzoekiii zijn vervolgens enkele internationaal georiënteerde waardeketens
qua IMVO als ‘risicovol’ geïdentificeerd.
De partijen binnen de SER hebben afgesproken dat in 2016 een tiental IMVO sectorconvenanten
wordt afgesloten. Betrokken sectoren kunnen door een dergelijk initiatief hun maatschappelijke
verantwoordelijkheid verder versterken en een bijdrage bieden aan de nieuwe ‘Sustainable
Development Goals’ van de Verenigde Naties.
Een IMVO sectorconvenant biedt volgens de SER een aantal specifieke potentiële business cases:
- Het creëren van een duurzaam concurrentievoordeel.
- Het versterken van de grip op secundaire grondstoffen.
- Het borgen van naleving - of zelfs het voorkomen - van juridische verplichtingen op grond
van wet- en regelgeving (zoals de Dodd-Frank Activ en/of de eventueel vast te stellen
Europese conflictmineralenrichtlijn).
Uit mijn interviews met nationaal of Europees actieve, Nederlandse politici en belangenbehartigers is
mij gebleken dat ze niet zozeer van mening verschillen over het instrument sectorconvenanten. Ze
verschillen echter wel van mening over de normeringsfunctie van de Nederlandse overheid.
5
Stelling Als onderwerp heb ik gekozen voor het thema gespreide verantwoordelijkheid en de normering
hiervan door de overheid, meer in het bijzonder het bevorderen van IMVO bij Nederlandse
bedrijven.
De Nederlandse regering, het bedrijfsleven en de maatschappij stimuleren en (er)kennen steeds
meer particuliere initiatieven op het gebied van IMVO. De veelheid aan IMVO-initiatieven is groot.v
De vraag is in hoeverre de Nederlandse overheid een rol heeft wanneer Nederlandse bedrijven zich
geconfronteerd zien met internationale toeleveranciers, afnemers en concurrenten die zich niet
(hoeven te) conformeren aan de wil van een overheid die IMVO propageert, of wanneer een lokale
overheid geen normen kent ter afwending van IMVO-risico’s.
Mijn stelling is, dat het stimuleren van IMVO bij Nederlandse bedrijvenvi past binnen het
gedachtegoed van het Christen Democratisch Appèl (CDA), mits de overheid haar normatief kader
baseert op rentmeesterschap, gespreide verantwoordelijkheid, solidariteit en (als resultante)
publieke gerechtigheid.
De definitie van de SER van maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) dient hier als basis. Of
sprake is van MVO hangt volgens haar baanbrekende advies uit 2000vii af of van twee elementen:
1. Een voldoende gerichtheid van de onderneming op de bijdrage aan de maatschappelijke
welvaart op langere termijn.
2. De relatie met de stakeholders (belanghebbenden) respectievelijk de maatschappelijke
omgeving.
Daarbij neemt de onderneming in acht de bedrijfsresultaten wat betreft Profit (de voortbrenging van
goederen en diensten; winst als maatstaf voor de maatschappelijke waardering daarvan), People (de
gevolgen voor mensen, binnen en buiten de onderneming) en Planet (de effecten op het leefmilieu).
6
Uitz icht vanuit het kantoor van VNO -NCW Brussel op de gebouwen van de Europese Raad van Ministers
en de Europese Commissie .
Discussie
Leeswijzer Dat IMVO sectorconvenanten een toegevoegde waarde kunnen hebben bij het bevorderen van IMVO
bij het Nederlandse bedrijfsleven is bij de geïnterviewden onbetwist. In dit hoofdstuk zet ik juist
uiteen hoe de drie geïnterviewden met elkaar van mening verschillen over de rol van de Nederlandse
(en Europese) overheid en over de kwestie of en, zo ja, hoe deze rol wat hen betreft past binnen de
CDA beginselen rentmeesterschap, gespreide verantwoordelijkheid, solidariteit en publieke
gerechtigheid.viii Steeds sluit ik af met mijn analyse van de interpretatieverschillen en kom ik daarna
tot mijn eigen standpunt naar aanleiding van de analyse.
Rol van de Nederlandse en Europese politiek Voor de sectorconvenantenaanpak van minister Ploumen is volgens Mustafa Amhaouch voldoende
steun bij de CDA Tweede Kamerfractie. Het CDA in Den Haag wil dat bij IMVO echter ook wordt
overgegaan tot een Europese aanpak, om een ongelijk speelveld voor Nederlandse ondernemers te
vermijden. Dit is tegen de ideeën van Wim van de Camp, die meent dat voor IMVO issues eerst door
Nederlandse bedrijven orde op zaken moet worden gesteld, voordat de Nederlandse overheid eisen
zou kunnen gaan stellen aan bedrijven in andere landen. Ik ga in op hun verschillende interpretaties
van de CDA beginselen.
Wim van de Camp (CDA/EVP lid Europees Parlement): “Wees terughoudend met het ‘veroordelen’ van de bijdrage van vervuilende landen in de derde en tweede wereld. De
Westerse overheden moeten hun hoogmoed over IMVO afleggen.“
Rentmeesterschap Wordt het CDA vooralsnog weinig geprezen over haar IMVO-agenda, het opkomen tegen sociale
misstanden ligt (de voorlopers van) het CDA al sinds eind 19e eeuw na aan het hart.ix Toch worden
normerings- en stimuleringsmaatregelen, ook op milieu en natuurgebied, bij het CDA steeds
populairder.x Zowel Mustafa Amhaouch als Wim van de Camp menen dat het CDA het thema
duurzaamheid te veel aan andere politieke partijen heeft overgelaten die staatsgeorganiseerde
verduurzaming bepleiten, zonder zelf maatschappelijke initiatieven te helpen realiseren.xi
7
Mustafa Amhaouch bekritiseert echter het door Nederlandse bedrijven (al of niet door de overheid
gedwongen) oppakken van IMVO, als de concurrenten in China en India of zelfs vlak over de grens
binnen Europa niets doen en niet geconfronteerd worden met administratieve lasten of andere
concurrentienadelen.
Wim van de Camp wijst er juist op dat veel politici bij (met name arbeids- of milieugerelateerde)
IMVO risico’s een gelijk speelveld vooraf eisen, gemodelleerd naar Westerse standaarden. Wanneer
de Nederlandse politiek echter (onevenredig) hoge eisen stelt aan Nederlandse bedrijven en aan hun
handelen in derde of tweede wereldlanden, moet zij de gewenste voortgang bij IMVO afwegen tegen
het belang van een gelijk speelveld voor Nederlandse bedrijven.
Ik ben van mening dat de Nederlandse en Europese politiek zou moeten kiezen voor een
harmonieuze duurzaamheidsaanpak, zonder op voorhand al een gelijk speelveld voor het eigen
bedrijfsleven als voorwaarde te stellen. Een combinatie van intrinsieke overtuiging bij de bedrijven
zelf, gecombineerd met publieke druk en het stimuleren van bedrijven door de overheid om sterke,
eigen milieuprogramma’s te hebben, leidt m.i. tot goede resultaten. Inmiddels illustreren
economisch onderzoek naar bedrijfsmatige milieuverbeteringxii en het IMVO-sectorconvenant in de
textielbranchexiii dat het maatschappelijk middenveld vanuit de invalshoek van rentmeesterschap tot
grote resultaten kan komen, mits gestimuleerd door de overheid. Daarbij geldt steeds dat de
overheid in de voorzienbare toekomst een gelijk speelveld weliswaar (nog) niet kan garanderen,
maar zich merkbaar moet inspannen om andere, niet-Westerse overheden te overtuigen van het
belang van minimale ondergrenzen ter voorkoming van IMVO-risico’s.
Gespreide verantwoordelijkheid De geïnterviewden zijn het erover eens dat als er al niet een intrinsieke overtuiging is bij de bedrijven
zelf (of een druk wordt gevoeld vanuit de (Nederlandse) overheid) om iets te doen aan IMVO, dat de
druk vanuit het algemeen publiek dan toch als ‘pull-factor’ fungeert.
Mustafa Amhaouch meent dat er eerst een voldoende kritieke massa moet ontstaan bij IMVO-
bewuste bedrijven die veranderingen kunnen bewerkstelligen. Bedrijven die zich niet verhouden tot
de maatschappelijke druk op IMVO zullen op termijn kwetsbaar worden, zo is zijn verwachting.
Klanten verwachten meer.xiv Ook voorziet hij een steeds grotere druk vanuit publieke opiniemakers:
gespreide verantwoordelijkheid is ook dat opiniemakers de maatschappij en bedrijven activeren.
Mustafa Amhaouch (CDA Tweede Kamerlid): “Het CDA wil kansen voor bedrijven om te investeren en zich daarbij (positief) te onderscheiden en een overheid die Nederlandse
bedrijven niet alleen een stok biedt, maar ook een wortel zoals handelsbevordering of een stevige inzet voor een gelijk speelveld. Ook andere nationale overheden moeten IMVO
inspanningen van het bedrijfsleven gaan accepteren en waarderen.”
Wim van de Camp is echter van mening dat het CDA meer maatschappelijk moet actievoeren vanuit
ideologisch gefundeerde motieven, omdat grote bevolkingsgroepen zeer teleurgesteld zijn of raken
in klassieke overheidsinstrumenten. Bovendien is het ‘leiderschap’ van het Westen bij IMVO volgens
Wim van de Camp niet langer onbetwist: ook tweede en derde wereldlanden kennen zelf steeds
meer succesverhalen. Het onderwerp IMVO zou je daarom zeker niet (uitsluitend) moeten
aanvliegen vanuit de rol van de (Westerse) overheid, maar veel meer vanuit het bedrijfsleven,
maatschappelijke organisaties en burgers zelf.xv
Hier ligt wat mij betreft een duidelijk verband met subsidiariteit. Ik ben van mening dat overheden
beter de denkkracht van maatschappelijke organisaties inzetten, evenals het leiderschap van
‘captains of industry’ en/of andere opiniemakers, voordat ze zelf initiatieven nemen anders dan
monitoring en de druk op de ketel houden bij achterblijvers. Daarbij speelt mee dat IMVO vooral ook
8
een langdurig proces is, iets waartoe de politieke actualiteit zich moeilijk verhoudt. Het is dan wel
belangrijk dat de overheid wacht met eventuele interventie via wetten en regels, totdat een
voldoende kritieke massa is ontstaan die veranderingen kan bewerkstelligen. Tot die tijd kan positief
gedrag worden beloond. De ‘free-riders’ kunnen dan vervolgens worden aangepakt met wetgeving.
Solidariteit Mustafa Amhaouch stelt voor ontwikkelingsgelden in te zetten om in derde of tweede wereldlanden
IMVO risico’s te voorkomen of te verhelpen en verwijst naar in zijn ogen succesvolle bevordering van
luchtvaart- en automobielindustrie in Marokko met steun van Westerse overheden. Er zijn ook
andere voorbeelden van Europese en Amerikaanse bedrijven die investeringen doen in derde of
tweede wereldlanden met behulp van de inzet van het budget voor ontwikkelingssamenwerking.
Wim van de Camp is er juist geen voorstander van dat de Nederlandse overheid haar
ontwikkelingsbudget inzet om Nederlandse bedrijven in derde of tweede wereldlanden lokale
werkgelegenheid te laten ontwikkelen volgens Westerse standaarden. Hij is er niet zeker van of
hiermee IMVO risico’s in breder verband worden voorkomen. Bovendien is het Nederlandse
ontwikkelingsgelden steeds meer in omvang beperkt.xvi Eenmaal ingezet in het ene land, kunnen die
middelen niet meer worden ingezet in andere landen (onder het motto: ‘als je solidair bent met de
een, ben je niet meer solidair met de ander’).
Ik ben van mening dat het in CDA optiek wel degelijk moet gaan om door rentmeesterschap én
solidariteit genormeerde gespreide verantwoordelijkheid. Redelijke arbeidsvoorwaarden,
werkverschaffing en het inschakelen van lokale ondernemers hebben alles met solidariteit te maken.
Solidariteit heeft ook verschillende dimensies: deze kan zowel op het terrein van bedrijven liggen als
op dat van overheden. Beide vormen van solidariteit zijn evenzeer van belang. Bij
overheidsinterventie kan, naast inzet van het instrument handelsbevordering, ook worden gedacht
aan het aanbestedingsbeleid en het aanspreken van multinationals op hun maatschappelijke
verantwoordelijkheid – ook in landen waar een norm ontbreekt ter bescherming tegen IMVO risico’s.
Publieke gerechtigheid Mustafa Amhaouch ziet publieke gerechtigheid meer als een resultante van de IMVO-aanpak dan als
een beginsel om beleid op te formuleren. Wat hem betreft, zou het eindelijke doel moeten zijn het
creëren van een meer zelfredzame, rechtvaardige maatschappij voor alle bevolkingsgroepen door
bevordering van IMVO als decentrale, Nederlandse of Europese overheid. xvii
Wim van de Camp bepleit juist een meer ideologische invalshoek bij het dossier IMVO en de
standpuntbepaling van het CDA. Een nationale aanpak met afrekenmomenten in de vorm van online
monitoring en rapportage, inclusief ‘naming & shaming’ zou volgens hem beter kunnen werken dan
wetgeving en handhaving, waarbij de inzet van een transparantieregister en het leggen van mondiale
contacten vanuit de overheid kan worden gefaciliteerd.
Ik ben van mening dat het beginsel publieke gerechtigheid de overheid wel degelijk de taak geeft
erop toe te zien dat er voluit ruimte is voor een gespreide verantwoordelijkheid die is genormeerd
door rentmeesterschap en solidariteit. Zo kan maatschappelijke verslaggeving door bedrijven ook
een bijdrage leveren. Zie bijvoorbeeld ook de Europese regels hieromtrent (‘comply or explain’) en
hun relevantie voor de jaarverslaggeving, die aanvankelijk onder grote scepsis van het bedrijfsleven
tot stand kwamen.xviii
9
Ineengestorte textielfabriek Rana Plaza in Savar Upazi la, Dakha/Bangladesh (beeld: Rijans007), waarbij
minstens 1129 mensen om het leven kwamen.
Rol van het bedrijfsleven Volgens Winand Quaedvlieg is IMVO ook voor het Nederlandse en, in mindere mate, het Europese
bedrijfsleven een onderwerp van toenemend belang. Het Nederlandse bedrijfsleven is in Europa vrij
toonaangevend en de maatschappelijke verwachtingen en de politieke druk nemen navenant toe.xix
Volgens Winand Quaedvlieg raakt IMVO de fundamenten van een moderne ‘trust’ samenleving: een
overheid die particulier initiatief meer ruimte gunt en daar waar nodig prikkelt of handhavend
optreedt als het niet anders kan.xx
Rentmeesterschap Gespreide verantwoordelijkheid is volgens Winand Quaedvlieg niet hetzelfde als de
verantwoordelijkheid elders neerleggen. Behoud van het milieu en de natuur heeft volgens hem
binnen het CDA een intrinsieke waarde. Bevordering van IMVO betekent in dezen dat bedrijven niet
zozeer (alleen) de lokale normen volgen, wanneer zij zelf strengere Westerse normen kennen.
Multinationals nemen bijvoorbeeld wél verantwoordelijkheid wanneer ze zeggen dat ze wereldwijd
één (Westerse) norm voor milieubeleid hebben. Multinationals die hun verantwoordelijkheid laten
liggen, zeggen juist zich alleen te conformeren aan de lokale (lees: dikwijls niet-bestaande) norm voor
milieubeleid.
Ik ben van mening dat het CDA ook bij gebrek of afwezigheid van een normatief kader in een
specifiek vestigingsland, van een Nederlandse multinational mag verwachten dat zij minimale
normen hanteert voor arbeidsomstandigheden, milieu, corruptie, omkoping en/of andere IMVO
risico’s. Bovendien zou het wat mij betreft in het CDA gedachtengoed passen om te helpen dergelijke
normen te introduceren en te handhaven in deze landen en bij deze bedrijven.
Gespreide verantwoordelijkheid Winand Quaedvlieg geeft aan dat maatschappelijke discussie op gang brengen het resultaat is
geweest van de ‘UN Guiding Principles on Business and Human Rights’ (UNGP) en de OESO Richtlijnen
criteria ‘due diligence’ en ‘avoid adverse impacts’, die door maatschappelijke druk steeds scherper
zijn geworden. De overheid heeft geen rol in het verplichten en verbindend maken van IMVO, het is
echt het bedrijfsleven dat het moet doen, aldus Quaedvlieg. Wel kan de overheid - vanuit haar
indirecte rol - stimulerend optreden, door discussies op gang te brengen, non-gouvernementele
10
organisaties (NGO’s) te subsidiëren, politieke druk te organiseren op de bedrijven of, zoals actueel
speelt, het helpen bevorderen van IMVO sectorconvenanten in de sectoren met potentieel de
meeste IMVO risico’s.
Winand Quaedvlieg (directeur VNO-NCW Brussel): “IMVO biedt ruimte en de kans op een hoger onderscheidend vermogen voor bedrijven en ondernemers die hier
-vanuit een welbegrepen eigenbelang- op inzetten om er zelf beter van te worden en om de samenleving beter te maken.”
Ik ben van mening dat het wezenlijke onderscheid tussen verplicht en onverplicht (oftewel: overlaten
aan de markt) is, dat er bij IMVO risico’s juist een groot aantal misstanden juist niet strafbaar volgens
de (nationale) wet en is er ook geen maatschappelijke consensus over de strafbaarheid ervan.
Daarmee is tevens gezegd dat Nederlandse bedrijven zichzelf met IMVO inspanningen positief
kunnen onderscheiden.
Solidariteit In solidariteit zit een grote sociale component en is IMVO ingebakken, aldus Winand Quaedvlieg.
Structurele, sociaal onaanvaardbare omstandigheden verdienen het om uitgebannen te worden.xxi
Nu dat de Nederlandse en Duitse textielbranche tot een sectorconvenant IMVO komen en de grote
kledingconcerns overwegen aan te haken, wordt de Europese Commissie ook alert of dit wellicht
initiatieven zijn die tot een Europese aanpak zouden moeten leiden. IMVO in de praktijk is vaak niet
eenvoudig, aldus Winand Quaedvlieg. Voorstanders vanuit het bedrijfsleven en de meeste betrokken
NGO’s zijn het er volgens hem over eens: het is vooral zaak dat het proces met IMVO
sectorconvenanten op gang komt.
Ik kan mij voorstellen dat bedrijven geen behoefte hebben aan overheidsingrijpen bij IMVO risico’s
vanuit het beginsel solidariteit. Immers: het ingrijpen van de overheid bij één specifiek IMVO risico
van één bedrijf zou ten koste kunnen gaan van het ingrijpen van de overheid bij andere gevallen.
Toch ben ik met Winand Quaedvlieg van mening dat de overheid - bezien vanuit het CDA - de
verplichting heeft om IMVO te laten werken en ondergrenzen vast te stellen. Zo biedt het beginsel
van subsidiariteit wel degelijk een basis voor een rol van de overheid bij het faciliteren van voortgang
bij toepassing van IMVO bij bedrijven en het voorkomen van willekeur.
Publieke gerechtigheid Winand Quaedvlieg geeft aan dat wereldwijze ondergrenzen ter bestrijding van corruptie, omkoping,
minimale arbeids- en milieunormen moeten te allen tijde dienen te worden gehanteerd en
gerespecteerd. Veel vervuilende Westerse productie is in ontwikkelingslanden neergezet, terwijl
landen als China worden bekritiseerd voor hun milieubeleid. De wereld op zijn kop, aldus Winand
Quaedvlieg.
Ik ben van mening dat vanuit publieke gerechtigheid de gedachte past: ‘practice what you preach’.
Het CDA moet pal staan voor minimale ondergrenzen in de eigen, Westerse samenleving. De
resultante van een overheidsrol bij het Nederlandse bedrijfsleven op het gebied van IMVO moet zijn
dat andere landen onze minimale ondergrenzen voor MVO overnemen en dat (Nederlandse)
bedrijven die ondergrenzen respecteren, waar ook ter wereld. Daarbij komt dat het kabinet
inmiddels recentelijk heeft aangegeven dat voor Nederlandse bedrijven bij IMVO een zorgplicht
geldt, maar ook dat deze moet worden aangescherpt.xxii
11
Beeld ‘Zink Global: The Key to the Future ’ van Nordre Toldbod, Kopenhagen.
Conclusies Gelet op het voorgaande concludeer ik dat er (ruim) voldoende basis is voor mijn stelling dat het CDA
gedachtegoed past om een actievere rol van de overheid op te pakken ter bevordering van IMVO bij
Nederlandse bedrijven. Het CDA streven naar publieke gerechtigheid in de samenleving resulteert
wanneer IMVO-beleid is gebaseerd op haar beginselen rentmeesterschap, gespreide
verantwoordelijkheid en solidariteit.
Vanuit de belangen van het bedrijfsleven bezien, is het m.i. juist logisch dat de overheid een
verantwoordelijkheid neemt om haar IMVO beleid te laten slagen. Toch kan het bedrijfsleven zelf
door de overheid wel degelijk geprikkeld kan worden normen te introduceren, te handhaven en een
meer zelfkritische houding aan te nemen over IMVO prestaties. Een minimale ondergrens voor
arbeidsomstandigheden, milieubescherming, duurzaamheid en corruptiebestrijding is het gewenste
resultaat van het CDA beleid richting Nederlandse bedrijven, ook wanneer deze lokaal niet wettelijk
is vastgelegd in tweede of derde wereldlanden.
Wat overblijft is dan welke rol de overheid precies te vervullen heeft en met welke instrumenten. De
intrinsieke overtuiging van de onderneming zelf is m.i. cruciaal om te kiezen voor IMVO. De
voorwaarde vooraf bij de overheidsinterventie van een tenminste vergelijkbaar speelveld voor IMVO-
bedrijven is m.i. een te belastende voorwaarde die de overheid binnen afzienbare termijn niet kan
inlossen. Ook al heeft de overheid een verantwoordelijkheid van haar IMVO beleid een succes te
maken, ondernemingen hebben onder alle omstandigheden de taak maatschappelijk verantwoord te
handelen en mogen zich niet neerleggen bij maatschappelijk gezien slechtere eisen of voorwaarden
in andere landen.
12
Bijlagen Lijst met veelgebruikte afkortingen CDA Christen Democratisch Appèl
EU Europese Unie
IMVO Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
NGO Non-gouvernementele organisatie
OECD Organisation for Economic Cooperation and Development
OESO Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling
UNGP United Nations Guiding Principes on business and human rights
SER Sociaal-Economische Raad
Literatuursuggesties McKinsey & Company, ‘Towards the Circular Economy: Opportunities for the Consumer Goods Sector’ (2013), https://www.mckinsey.com%2F~%2Fmedia%2FMcKinsey%2Fdotcom%2Fclient_service%2FSustainability%2FPDFs%2FTowards_the_circular_economy.ashx&usg=AFQjCNECqCuETc_SggAniHRgafGo8g8r1g.
OECD, ‘Guidelines for Multinational Enterprises’, http://www.oecd.org/corporate/mne/.
OECD, ‘Material Resources, Productivity and the Environment: Key Findings’ (2014), http://www.oecd.org/greengrowth/MATERIAL%20RESOURCES,%20PRODUCTIVITY%20AND%20THE%20ENVIRONMENT_key%20findings.pdf.
The Independent, ‘Essay by Clare Short on Corruption’ (12 mei 2016), http://www.independent.co.uk/voices/this-is-the-essay-on-corruption-that-david-cameron-didnt-want-you-to-read-a7026496.html.
VPRO, ‘Langs de oevers van de Yangtze’ (2016), http://www.vpro.nl/yangtze.html.
United Nations Research Institute for Social Development, ‘Promoting Development through Corporate Social Responsibility - Does it Work?’ (1 september 2003), http://www.unrisd.org/unrisd/website/newsview.nsf/%28httpNews%29/B163470112831808C1256DA90041ECC5.
13
Noten
i MVO Platform, brief aan minister Ploumen over MVO sectorconvenanten (4 juni 2014), http://mvoplatform.nl/publications-en/Publication_4081-nl. ii Sociaal-Economische Raad, “IMVO sectorconvenanten” (25 april 2014), https://www.ser.nl/nl/publicaties/adviezen/2010-2019/2014/imvo-convenanten.aspx. iii KPMG, “MVO Sector Risico Analyse” (30 september 2014), http://www.kpmg.com/nl/nl/issuesandinsights/articlespublications/pages/mvo-sector-risico-analyse.aspx. iv Dodd-Frank Act (21 juli 2010), Section 1502, https://en.wikipedia.org/wiki/Conflict_resource. v Afgezien van de eerder genoemde afspraken tussen partijen binnen de SER, subsidieert het Ministerie van Buitenlandse Zaken diverse sectorinitiatieven op het gebied van IMVO. In aanvulling op die sectorinitiatieven zijn er ook veel bedrijven en maatschappelijke organisaties bij het onderwerp betrokken, zowel actief (bijvoorbeeld door het aankopen van lokale of duurzame productie of het verminderen van energie- of grondstoffenverbruik) als passief (zoals door het publiceren van een maatschappelijk jaarverslag). vi In deze tekst hanteer ik de SER-definitie voor (Nederlandse) bedrijven als bedrijven die grondstoffen en energie gebruiken, grondgebruik en emissies kennen, laagwaardige arbeid inzetten en hun handelspartners met name buiten Nederland hebben. vii Sociaal-Economische Raad, “De winst van waarden” (15 december 2000), https://www.ser.nl/nl/publicaties/adviezen/2000-2009/2000/b19054.aspx. viii De CDA beginselen zoals gedefinieerd in het CDA Program van uitgangspunten (1993). ix Al vanaf Abraham Kuyper’s visie op de Sociale Kwestie tijdens het Sociaal Congres in 1891 en de Pauselijke Encycliek ‘Rerum Novarum’ uit hetzelfde jaar. Zie ook: NPO Geschiedenis, Toespraak Abraham Kuyper tot het eerste Christelijk-sociaal congres, http://www.npogeschiedenis.nl/speeches/nederlandsespeeches/koninkrijk-der-nederlanden/-Toespraak-Abraham-Kuyper-tot-het-eerste-Christelijk-sociaal-congres.html. x CDA Strategisch Beraad, https://nl.wikipedia.org/wiki/Strategisch_beraad_CDA. xi Gesprek Mustafa Amhaouch, 23 maart 2016 en gesprek Wim van de Camp, vrijdag 8 april 2016. xii Economisch Statistische Berichten, 28 april 2016 (nr. 4733), http://www.economie.nl/artikel/de-retoriek-en-realiteit-van-maatschappelijk-verantwoord-ondernemen. xiii Just Style (23 maart 2016), http://www.just-style.com/interview/how-primark-balances-ethics-and-ultra-low-prices_id127417.aspx en Daily Mail (29 januari 2016), http://www.dailymail.co.uk/wires/reuters/article-3422490/Global-apparel-brands-pledge-improve-conditions-Bengaluru-workers.html. xiv Gesprek Mustafa Amhaouch, 23 maart 2016. xv Gesprek Wim van de Camp, 8 april 2016. xvi Oxfam Novib, persbericht (13 april 2016), http://www.oxfamnovib.nl/Derde-van-ontwikkelingsbudget-blijft-in-Nederland-hulp-aan-allerarmsten-ondermijnd-door-bedrijfssteun-en-asiel-kosten.html. xvii Gesprek Mustafa Amhaouch, 23 maart 2016. xviii Euractiv (18 april 2013), http://www.euractiv.com/section/all/news/doubts-surround-corporate-ethics-on-new-comply-or-explain-regime/. xix Gesprek Winand Quaedvlieg, 19 april 2016. xx Gesprek Winand Quaedvlieg, 19 april 2016. xxi Winand Quaedvlieg gaf het voorbeeld van de ineenstorting van textielfabriek Rana Plaza in Bangladesh (24 april 2013), https://nl.wikipedia.org/wiki/Instorting_van_het_Rana_Plaza. xxii Ministerie van Buitenlandse Zaken, Onderzoek zorgplicht Nederlandse bedrijven (21 april 2016), https://www.rijksoverheid.nl/binaries/rijksoverheid/documenten/kamerstukken/2016/04/21/kamerbrief-met-kabinetsreactie-op-onderzoek-zorgplicht-nederlandse-bedrijven/kamerbrief-met-kabinetsreactie-op-onderzoek-zorgplicht-nederlandse-bedrijven.pdf.