zo doen we dat hier

152
Zo doen we dat hier Werken in het verpleeghuis Gerke de Boer Leraar verpleegkunde

Upload: lenhi

Post on 11-Jan-2017

229 views

Category:

Documents


4 download

TRANSCRIPT

Page 1: Zo doen we dat hier

Zo doen we dat hierWerken in het verpleeghuis

Gerke de Boer

Leraar verpleegkunde

Page 2: Zo doen we dat hier

2

Colofon

Redactie: Jetske de Blaauw

Vormgeving, fotografie en illustraties: ZieSa, PR en creatief ontwerp

Druk: Banda Heerenveen

Websites Gerke de Boer:

- www.gerkedeboer.nl

- www.zodoenwedathier.com

- www.uwoontnuhier.nl

Heeft u nog vragen en/of opmerkingen? Mail naar [email protected]

of bel (06) 536 924 17.

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd

en/of openbaar gemaakt, in enige vorm en op enige wijze, zonder voorafgaande

schriftelijke toestemming van Gerke de Boer.

ISBN: 978-90-815932-1-2

Drachten, juli 2011 tweede druk

2

Page 3: Zo doen we dat hier

3

Inhoudsopgave

Aan het werk (1) 4 Goedemorgen Voorwoord 7

1 Wie vroeg daar wat 12 Vraaggericht werken 2 Zo doen we dat hier 34 Cultuur

3 Wie orde zaait, zal chaos oogsten 50 Regels, richtlijnen en protocollen

4 Goedgekeurde onzin 65 Communicatie en feedback

Aan het werk (2) 76 Het vraagteken van Munch

5 Kijkers naar de file? 78 Vrijwilligers

6 De ergste aller kwalen 92 Heimwee

7 Negatief aandacht vragen 99 Regressie

8 We nemen er nog eentje 112 Korsakov

9 Op één lijn moeten zitten 128 Gerontopsychiatrie

Aan het werk (3) 146 Onhandig

Nawoord 149

Literatuurlijst 151

3

Page 4: Zo doen we dat hier

4

Aan het werk (1) ‘Toe maar mevrouw S.’, probeer ik nog maar een keer. Het is een prachtige

ochtend in het vroege voorjaar. Als ik door het raam van de badkamer naar

buiten kijk, zie ik een eerste lentezonnetje de fraai aangelegde binnentuin van

verpleeghuis T. in een bijzonder licht zetten.

Ik ben twee dagen geleden als opleider in genoemd verpleeghuis komen wer-

ken en als onderdeel van het inwerkprogramma loop ik een paar weken mee

op de afdeling.

W. werkt me in: een voormalige boer die op oudere leeftijd in de zorg is gaan

werken. Een aardige kerel die altijd lacht, met een natuurlijke souplesse om-

gaat met de bewoonsters en me voorhoudt dat “Wat mensen nog kunnen…

dat zelf moeten doen”. In een bewonerbespreking had men klaarblijkelijk

besloten dat mevrouw S. zich wat dat betreft best nog wel kon wassen, want

die opdracht heeft W. me mee gegeven… Ze moet zichzelf wassen.

Dat lijkt gemakkelijker gezegd dan gedaan. Ondanks mijn herhaalde verzoe-

ken (…’Toe maar mevrouw S, gaat u zich maar wassen…’) komt ze niet verder

dan dat ze me verbaasd, maar vriendelijk glimlachend aankijkt. Het was al een

hele toer om haar het washandje te laten pakken en te voorkomen dat ze een

handdoek onder de kraan zou prutsen.Maar nu zit ze dan eindelijk met het

washandje en al in de aanslag.

‘Nou,’ houd ik de moed er in, ‘ga het gezicht maar wassen.’ Een lok spierwit haar

valt voorover op haar gezicht. Ondanks haar ouderdom, heeft ze nog merk-

waardig vol haar en even geeft ze een blik in de achteruitkijkspiegel: dit is een

Goedemorgen...

4

Page 5: Zo doen we dat hier

5

heel mooie vrouw geweest. Ze blaast het haar uit haar gezicht en tovert een

prachtige, tandeloze glimlach tevoorschijn. ‘Jonge jonge jonge’, zegt ze en begint

de spiegel nu te wassen.

‘Nee, niet de spiegel’, kom ik haastig tussen beide, ‘…het gezicht!’ Mevrouw S.

wordt er niet anders van. ‘Jahaaa’, roept ze vriendelijk terug en hervat de was-

beurt van de spiegel.

Ik kom een beetje omhoog te zitten met de situatie. Het gevaar dreigt dat ik

straks verzorgenden op moet leiden in dit vak, terwijl ik zelf de eerste de beste

bejaarde nog niet eens in de kleren kan krijgen… en ik ben nu al een kleine

twintig minuten bezig. Een korte blik in de nabij gelegen huiskamer leert me dat

W. op een andere slaapkamer aan het werk moet zijn. Vlug pak ik het washandje

van mevrouw S. en was haar snel om kop en kont. Tien minuten later heb ik haar

zowaar in panty’s en jurk gefrommeld en loop voldaan met haar gearmd de

woonkamer binnen. Verwonderd constateer ik dat W. er al vier heeft uitgehaald.

De dames zitten warempel al achter een kop thee. Nog geen twee minuten later

komt hij ook al met mevrouw V. aanzetten.

‘Ha.., goedemorgen’, verwelkomt W. de door mij net op een stoel gezette me-

vrouw. S. ‘Lekker geslapen?’ Er komt geen antwoord, maar des temeer een glim-

lach. Verrukt kijkt ze W. aan. Deze vraagt me vriendelijk tussen neus en lippen

door, terwijl hij nauwelijks merkbaar even in de richting van mevrouw S. knikt:

‘Lukte het een beetje?’

‘Zeker!’, antwoord ik zonder aarzeling. ‘Maar je moet ze wel even stimuleren hè.’

5

Page 6: Zo doen we dat hier

6

(Gerrit Komrij)

6

Niet waar de schrijver

tegenaan kijkt telt, maar

hoe hij er tegenaan kijkt.

Page 7: Zo doen we dat hier

7

Voorwoord

Ach jongen…Ik ben verpleegkundige.

In die hoedanigheid ging ik (na een carrière in de zorg voor verstandelijk gehandi-

capten, de psychiatrie en een woeste periode met moeilijk opvoedbare jongeren)

in 1981 in het verpleeghuis werken. Nu moet ik er even bij vertellen dat het ver-

pleeghuis zich destijds tot het ziekenhuis en de psychiatrische kliniek verhield, zoals

gootsteen ontstoppen zich verhoudt tot nano-technologie en balletdansen. In de

pikorde onder verpleegkundigen was je in

die bejaardenoorden toch al vlug gedoemd

tot the lowest form of nursing. Vrienden en col-

lega’s informeerden dan ook bezorgd en een

tikkeltje meewarig, wanneer ik min of meer

weer op het rechte pad zou komen... nog

voor ik goed en wel begonnen was. Nu moet

ik zeggen dat ik zelf ook de nodige twijfels had. Bejaarden nietwaar... het ruikt een

beetje, ‘t is stoffig en saai. Maar vooruit, dacht ik destijds: we doen het twee jaar en

daarna gaan we weer iets leuks doen (!). Fusie op fusie na fusie bevind ik me echter

nog steeds in die buitengewoon boeiende wereld, waarin het verpleeghuis anno

2010 onophoudelijk en onomkeerbaar aan verandering onderhevig is.

Veranderingen en doelgroepenDe twee zaken die me het meest intrigeren, zijn de omslag van het medisch mo-

del naar het woonmodel en de opmars van nieuwe – en tot nu toe min of meer

“branchevreemde” – doelgroepen. Dat alles vindt plaats in een tijdsgewricht waarin

de financiering van het zorgstelsel volkomen op de schop gaat en waarin verdere

schaalvergroting van zorgorganisaties – in het huidige maatschappelijke sentiment

– op een beroerde recensie kan rekenen. Misschien is schaalgrootte ook wel niet de

opdracht voor de jaren 2010 – 2020, maar moet differentiatie in doelgroepen eerder

worden gezien als de te volgen richting. Men zou toch zeggen: klanten genoeg die

Verpleeghuiszorg als lowest form of nursing

Page 8: Zo doen we dat hier

8

continu, langdurig, systematisch en multidisciplinaire zorg

(want van dat spul wordt men voorzien in het verpleeghuis)

nodig hebben in hun laatste levensfase. Allereerst is er die zo

gevreesde vergrijzing en de daarmee oprukkende dementie.

Maar ook andere – niet meer te behandelen of uitbehan-

delde – cliënten hebben een schuilplek nodig waar men in alle rust kan wonen, in

plaats van dat men er vooral verpleegd en behandeld wordt.

• Wattedenkenvandegerontopsychiatrischecliënt:levendinonminmetzich

zelf en anderen.

• Devolkomenzorgafhankelijkeenvoormaligedrinkebroedersmethet

Korsakov-syndroom… Invalide met een hoofdletter.

• Overeenschuilplekenwonengesproken:ikbeschouwhetnogsteedsalseen

misser dat mensen met chronisch somatische problematiek nog steeds niet

kleinschalig wonen. We parkeren en bewaren ze weliswaar op die doodstille

“woonkamers” van het verpleeghuis, maar de verveling en apathie dreunt je

tegemoet.

• Uzitverlegenomnogeenuitdaging?Wattezeggenvanouderenmeteen

verstandelijke beperking: de eerste generatie die dankzij couveuse en ver-

beterde gezondheidszorg destijds (laten we zeggen vanaf 1950) “de natuurlijke

selectie”overleefde,komternuaan.Umoetmehetakeligklinkendeargument

maar even vergeven. Zorg voor ouderen met een verstandelijke beperking:

in die sector kan men nog een boel leren van het verpleeghuis... en andersom,

als het gaat om wonen.

• Nogeendoelgroep:dehoogbejaardeallochtoneNederlandersdieintoene-

mende mate aan de deur zullen kloppen voor zorg en ondersteuning.

Wonen, het medisch model en familieInhetboek“Uwoontnuhier”hebikgeprobeerdduidelijktemakenwater(behalve

onder verplegen) vooral onder het concept wonen kan worden verstaan. Gezellig-

heid, activiteiten, wooncomfort en vriendelijke bejegening lijken de belangrijkste

ingrediënten uit de toverformule. Ik houd echter mijn hart vast wanneer met het

Voorwoord

Het verpleeghuis als schuilplek

Page 9: Zo doen we dat hier

9

verdwijnen van het medisch model ook de medische zorg achter de horizon ver-

dwijnt. Om dat risico te voorkomen, doe ik verderop in dit boek nog maar eens een

duit in het zakje inzake de discussie over woonmodel of medisch model. Wellicht dat

we op het “dossier wonen” nog steeds teveel van de cliënt uitgaan in plaats van het

cliëntsysteem. De familie zal de komende jaren (goedschiks of kwaadschiks) meer en

meer betrokken moeten worden bij de zorg… is het niet in mentale zin, dan wel in

financiële of personele zin. Die wederzijdse afhankelijkheid is misschien niet altijd

even wenselijk, maar onafwendbaar.

VerzorgendenIk slaag er maar niet in om mijn bewondering voor verzorgenden onder stoelen

en banken te krijgen. Ik maak me echter grote zorgen om de (nabije) toekomst. In

rap tempo verandert het type verzorgende… simpelweg omdat de samenleving

verandert. Het lijkt wel of de generatie verzorgenden die zich jaren gehecht wist

“aan de organisatie”, langzaam maar zeker verdwijnt. Die hechting verwatert overi-

gens ook door de verschraling van het beroep: in dit boek probeer ik uit te leggen

wat mijn zorgen zijn bij de bureaucratie, de kleine contracten, het idiote taalgebruik

van “deskundigen” en de te verwachten bezuinigingen. Het verpleeghuis zal mede-

werkers aan zich moeten binden en daar werk van moeten maken. Dat lijkt me het

best te lukken in organisaties waar veel cliëntengroepen verblijven, waar afwisse-

ling in het werk is en waar men erop kan rekenen dat men eens in de drie jaar wordt

overgeplaatst naar de thuiszorg, chronische somatiek, een woongroep voor Marok-

kaanse Nederlanders, revalidatie, een Korsakov-groep of een woonkamer met zes

dames met gerontopsychiatrische problematiek. Verandering van smaak doet eten

is het spreekwoord dat me een beetje ongepast te binnen schiet, maar u snapt wel

wat ik bedoel. De absolute voorwaarde bij dit alles is een duidelijke en zelfstandige

leidinggevende die het zorgteam coacht en aanstuurt. Eentje die keuzes maakt,

daarin wordt ondersteund door directie en sleutelfiguren: ook al komt dat hen nog

zo slecht uit.

Page 10: Zo doen we dat hier

10

Zo doen we dat hierIn het boek dat voor u ligt probeer ik de samenhang te vinden in een aantal ont-

wikkelingen binnen het verpleeghuis. Op het eerste gezicht lijkt deze samenhang

te ontbreken, immers: wat hebben vrijwilligers te maken met cultuur. Wat moet

een soort van klinische les over regressie naast een noodkreet over richtlijnen en

protocollen. Voor mij zijn het echter stuk voor stuk thema’s die in gezamenlijkheid

kleur geven aan de toekomstige ontwikkeling van het verpleeghuis 2010 – 2020. Dat

verpleeghuis zal aan expertise en tolerantie winnen wanneer men leert werken met

bijzondere doelgroepen (gerontopsychiatrie, Korsakov) en bijzonder gedrag zoals

regressie. Dit zal zowel de cliënt als de aantrekkelijkheid van het beroep van verzor-

gende ten goede komen. Dat leidinggevenden, docenten en opleiders, managers en

behandelende disciplines zich moeten richten op het ondersteunen van de relatie

tussen verzorgende en cliënt(systeem), heb ik al eerder betoogd... maar herhaal ik

bij deze nog maar een keer. Ik hoop verder dat u in elk hoofdstuk de rode draad weet

te vinden die niet alleen geweven is uit professionele… maar vooral ook uit alle-

daagse en menselijke overwegingen.

Tot slotNetals“Uwoontnuhier”hebikditboekgeschrevenvoormijncollega’s“aanhet

bed”. Zij hoeven zich wat mij betreft niet te verantwoorden voor het hoogge-

rechtshof der theoretici. Wanneer ik met dit boek een bijdrage kan leveren aan hun

dagelijkse werkzaamheden, dan ben ik in mijn opzet geslaagd. Dat laat natuurlijk

onverlet dat ik ook docenten, leidinggevenden en beleidsmedewerkers aanspreek in

dit boek. In mijn beleving zorgen zij niet zozeer voor randvoorwaarden, maar zijn ze

de randvoorwaarden. In dit boek doe ik dan ook maar een paar manhaftige pogin-

gen om hen te bewegen om voor verzorgenden te gaan staan, zodat deze hun eigen

gang kunnen gaan. Wat u zegt… dat is nogal een bewering!

Nu ben ik geen schrijver, hoewel ik me graag hun rolgedrag aanmeet… inclusief

die verplicht daarbij behorende aanstellerij dat je je een week lang terugtrekt op de

hei of een eiland om daar aan het manuscript te gaan werken. Allemachtig: van die

Voorwoord

Page 11: Zo doen we dat hier

11

week ben ik zeven dagen en 24 uur per etmaal ziek geweest van heimwee naar mijn

vrouw. Tegenover elke drie zinnen is ten langen leste een fles drank weggezet: de

voltallige Terschellinger horeca knip-

oogt en groet veelbetekenend wanneer

ik binnen kom. Geen schrijver dus, maar

een verpleegkundige die houdt van zijn

werk en die zich betrokken voelt bij de

mens achter de cliënt en die fantastische

vrouwen die voor hen zorgen.

Ik ben verpleegkundige.

Drachten, juli 2011

Gerke de Boer

Page 12: Zo doen we dat hier

Werkdruk is zo langzamerhand een beladen begrip aan het worden in het psychoge-

riatrisch verpleeghuis: kleinschalig wonen of niet. Enerzijds omdat met een beperkte

hoeveelheid personeel zorg moet worden geboden aan bewoners met complexe zorg-

problemen, anderzijds omdat verzorgenden de bewoners het graag naar de zin willen

maken: tegemoet willen komen aan de zorgvraag heet dat. Maar wat is nu eigenlijk

een zorgvraag... en welke soorten vragen zijn er te onderscheiden?

1Wie vroeg daar wat?

Vraaggericht werken

Page 13: Zo doen we dat hier

1

7

Met hart en ziel… Veel verzorgenden zetten dagelijks zich met hart en ziel in

voor mensen met dementie, die door die akelige kwaal van

eerstgenoemden afhankelijk zijn. Hoewel verzorgenden zeg-

gen vraag- en belevingsgericht te willen werken, is aan alles

te merken dat men daar maar mondjesmaat aan toekomt.

Dat is ook logisch: er zijn teveel cliënten en deze hebben teveel problemen en vra-

gen nietwaar? Het vanzelfsprekende resultaat is dat lang niet alles kan gebeuren wat

we de cliënten zo graag zouden gunnen. Laten we eens ergens op werkbezoek gaan

en dan mag u vandaag zelf uitmaken wat voor “cliëntachtigs” u in het begrip cliënt

ziet, welke “vraag” u überhaupt zou willen behandelen… en in welke volgorde u dat

dan zou willen doen.

Op bezoek Op een of andere manier ben ik op werkbezoek geraakt in een prachtige woonvorm

voor mensen met dementie ergens in Noord Holland. Het is bar winterweer en buiten

is het al donker. Direct na binnenkomst word ik geconfronteerd met een beeld dat

verzorgenden min of meer alledaags voorkomt, maar wat buitenstaanders nogal

eens rauw op het dak wil vallen. Stralend steekt mevrouw P., die een beetje onderuit

gezakt in de rolstoel zit, de speelgoedpop die ze liefdevol in haar handen koestert,

naar mij uit. Eerst nog met twee handen, maar al vlug heeft ze dat ding in haar

linkerhand en met rechts zwaait ze me enthousiast tegemoet. Een beetje opgelaten

wuif ik maar wat terug. In het raam zie ik mezelf in spiegelbeeld… ik lijk koningin

Beatrix wel. Naast mevrouw P. staat de heer Van B., een jaar of 80. De man oogt

buitengewoon zachtaardig en vriendelijk. Boven zijn linkeroog zit een enorme buil

Cliënten en cliëntachtige zaken

13

Page 14: Zo doen we dat hier

14

1

die net gehecht is en daaronder heeft hij een

blauw oog. Nou ja... alle andere kleuren van

de regenboog lijken ook een goed plekje te

hebben gevonden. Hij kijkt eens naar P., een

23-jarige stagiaire van de MBO-VZ, die net

bezig is de stamppot boerenkool met een

ouderwetse stamper door elkaar te prak-

ken. Mevrouw K., die met de krulspelden

nog in het haar al aan tafel zit, heeft het duidelijk

niet op de heer Van B. voorzien. ‘Moet je dat nu zien staan’, mompelt ze met enige

minachting.’Hé’, roept ze gebiedend naar de heer Van B. ‘Hé, ga eens even zitten.’ De

heer Van B. blijft glimlachen, maar het lijkt alsof hij er niet zo heel veel van snapt. ‘Hé’,

zegt mevrouw nog eens, maar kijkt al snel chagrijnig en verontwaardigd omhoog

naar een punt boven het raam, waar de gordijnrails zich zo ongeveer bevindt. ‘Ach,

dit wordt ook niets’, moppert ze. Naast haar zit een mevrouw van een jaar of 85, die

mij indringend aankijkt en de hele gang van zaken nauwlettend in de gaten lijkt te

houden. Zo nu en dan zwaait ze wild met haar armen en benen zoals ik dat men-

sen met de Chorea van Huntington wel eens een paar keer heb zien doen. Maar ze

zegt niets. Mevrouw K. richt nu haar pijlen op de heer H., een duidelijke dissonant

in dit gezelschap. Hij zal hooguit een jaar of 63 zijn en wat ik hem bij binnenkomst

zie doen, daar is hij 3 uur later nog mee bezig: onophoudelijk kreunen, brommen,

grommen, afgewisseld met het zo nu en dan slaken van onverstaanbare kreten. ‘Stil’,

roept mevrouw K. tegen de heer H. … ‘Houd je toch eens stil.’ Vervolgens word ik op

een wijze aangekeken die doet vermoeden dat ik de schuldige ben van dit alles. ‘Zeg

eens dat hij stil moet zijn.’ Het hele gebeuren wordt een beetje naar de achtergrond

gedrongen door de heer T., een boomlange en krachtige man van een jaar of 70 die

onrustig en piekerend verdwaald is geraakt in twee ansichtkaarten en een foldertje

“ Soms moet je wat...”

Vraaggericht werken

14

Page 15: Zo doen we dat hier

15

1

van de Wibra. Vol onbegrip en twijfel probeert hij de clou te halen uit deze papieren,

die hij in zijn linkerhand heeft. Zijn taalgebruik verraadt de administratieve functie,

die hij ooit gehad moet hebben. De hele tragische worsteling verloopt min of meer

als volgt:

‘Waar heb ik nou de achtergrond van waaruit we een andere analyse kunnen

maken met de gegevens die overheidswege zijn verstrekt als gevolg van de eerdere

correspondentie? Ik meen dat we hier toch kunnen spreken van een formulier dat

doordrongen is van de ernst die we volgens plan moeten afhandelen.’ Ondertussen

worden de ansichtkaarten en het foldertje achterstevoren gedraaid, omgekeerd

gehouden, ondersteboven teruggeplaatst in de andere hand, waarna de hele boel

wordt omgedraaid en de folder, in plaats van tussen de ansichtkaarten, ervoor wordt

gestopt. De heer T. vervolgt zijn relaas: ‘Nu vond ik daarnet nog in dit document de

werkwijze die is aangesteld om de zaken grondig te regelen, maar waar heb ik dit

nou en wie heeft mij dit toegestuurd?’

Collega B. komt langs met de medicijnen, ze overhandigt de heer T. twee tabletten,

maar hij kijkt ernaar alsof ze hem een chemische formule in piepschuim heeft over-

handigd. Aan alles is te zien dat hij geen idee heeft dat dat spul in zijn mond moet.

Hij blijft piekeren: ‘Er moet werkelijk een complexe vorm worden gevonden om de

ernst van deze bewering te doorgronden. Hoeveel zitten er trouwens in de structuur

doorgebouwd nu we moeten stoppen?’

Ach, ach, ach, denk ik. Dhr. K. wordt gevraagd om te gaan zitten, omdat het eten

ondertussen op tafel is gezet en opgeschept. Te midden van dit tumult loopt onze

stagiaire K. rustig en vriendelijk rond. Ik probeer de heer T. wegwijs te maken in zijn

ansichtkaarten. ‘Kijk, dit is een ansichtkaart van Christien, is dat je dochter?’, vraag ik.

Opeens kijkt de heer T. mij boos aan. ‘Ik hoor je niet”, zegt hij tegen mij. Ik herhaal nog

eens wat ik zonet heb gezegd. ‘Ik hoor je niet’, zegt de heer T. nu dreigend tegen mij. Ik

mompel nog wat en besluit me maar vlug op de stamppot boerenkool te storten.

15

Page 16: Zo doen we dat hier

16

1

Zorg zoals u gewend bent Hoe het precies komt weet ik niet, maar volgens mij ligt het aan de recent ingevoer-

de marktwerking dat verpleeghuizen slogans hanteren als:

• Waarmenzichzelfkanzijn

• Zorgzoalsugewendbent

• Wonenzoalsthuis

Allemaal slogans die natuurlijk min of meer haaks op de werkelijkheid staan. De pest

is dat deze slogans wel verwachtingen wekken. Bij bewoners, familie, maar ook bij

verzorgenden. Ook zij tuinen soms in de valkuil dat ze

alles waar willen maken wat de pr-medewerkers van de

zorginstellingen aan slagzinnen hebben bedacht. Nu

begrijp ik zelf ook wel dat je moeilijk de moed erin kunt

houden met teksten als: Het was niks, het is niks en het

wordt niks, maar dat lijkt me nu ook weer geen vrijbrief om de werkelijkheid gewoon

maar wat geweld aan te doen.

Adaptatie Nu moet gezegd worden dat veel bewoners van het verpleeg- en verzorgingshuis

hun verblijf met enige realiteitszin onder ogen zien. Ze beseffen zich terdege dat

ze behoorlijk in moeten leveren (…dat besef... met uitzondering van mensen met

dementie natuurlijk). Intuïtief voelt men wel aan dat het tekort aan aandacht en de

geringe zorg hoort bij het brede verlies aan zelfstandigheid door ziekte en ouder-

dom. Daar staat tegenover dat maar weinig cliënten op grootse en meeslepende

wijze verzorgd en vertroeteld willen worden. Te meer omdat dit bij de meeste bewo-

ners niet zou passen bij het eenvoudige en alledaagse leven dat ze hebben geleid.

Men is – en dat is slechts een schrale troost – wel gewend zich een beetje te schikken

in nare en vervelende situaties.

Slogans en gewekte verwachtingen

Vraaggericht werken

Page 17: Zo doen we dat hier

17

1

Werkdruk Het is waar: er is sprake van een

enorme werkdruk bij verzorgenden,

die in het verzorgings- en verpleeghuis

hun werk moeten doen. Als voorbeeld

kan de dagelijkse gang van zaken

dienen op een kleinschalige woonvorm

voor zeven mensen met dementie. Be-

woners moeten gewassen worden en

hebben hulp nodig bij eten en drinken.

Daarnaast wordt van verzorgenden

gevraagd dat ze voor het hele stel

koken, de boel schoonmaken, familie

te woord staan en dat ze alle administratieve werkzaamheden bijhouden. Daar komt

nog bij dat op vele kleinschalige woonvormen bewoners zo dement zijn dat ze geen

enkel besef meer hebben van wonen (en het daarbij

behorende gehaktballen draaien, boontjes doppen

en was opvouwen) en ronduit verpleegd moeten

worden. Juist, u herkent hier de bewoner die achter-

over gekanteld in de rolstoel de punt van het plafond

aan het bestuderen is.

Zuster zelf De vele werkzaamheden en verantwoordelijkheden zijn overigens niet de enige fac-

toren, die van belang zijn bij werkdruk van verzorgenden. Minstens even belangrijk is

hun eigen karakter: in elk team vinden we collega’s die in hun toewijding en verant-

woordelijkheidsgevoel alles netjes en op de juiste manier willen doen. Let goed op:

ze willen alles netjes en op de juiste manier doen. Men heeft het gevoel dat van alle

bewoners alle rapportages gelezen moet worden, dat men op de hoogte moet zijn

van alle behandelafspraken en contacten met families die er zijn geweest. Deze (te)

hard werkende collega’s gaan pas tevreden naar huis wanneer alle behandelafspra-

Over bewustzijn en gehaktballen draaien

Page 18: Zo doen we dat hier

18

1

ken en werkzaamheden zijn verricht die er gepland waren.

Het zijn deze collega’s die verstrikt zijn geraakt in het nooit eindigende werk. Welke

druk leggen ze zichzelf wel niet op wanneer ze niet alleen bewoners willen ver-

zorgen, maar deze ook gelukkig wensen te maken en daarbij een perfecte collega

willen zijn… in plaats van een goede collega. Maar elke verzorgende dient zich af te

vragen of alle werkzaamheden die eigenlijk zouden moeten worden uitgevoerd, ook

daadwerkelijk kunnen worden uitgevoerd. En wanneer dat al het geval is, moeten

dan al die werkzaamheden dan wel perfect uitgevoerd worden?

Geen tijd De meeste gehoorde klacht onder verzorgenden is zo langzamerhand dat nergens

tijd voor is. Ik ben het daar domweg niet mee eens: wanneer men van 07.00 uur tot

13.00 uur werkt, heeft men 6 uur de tijd. Nuchter bekeken is het ongelooflijk hoeveel

werkzaamheden de gemiddelde verzorgende in die 6 uur te doen krijgt. Hoewel er

tijd is voor 6 uur werk, propt men er meestal voor 7,5 uur werkzaamheden in. Maar

in plaats van dat men dan naar huis gaat en zichzelf op de borst slaat met uitspraken

als ”Warempel, ik heb mevrouw Van B. ook nog getroost, met de heer J. over zijn kin-

deren gesproken, meneer B. uit de diarree gehaald en de rapportage van mevrouw J.

en mevrouw K. bijgewerkt”, telt men alleen maar op waar men niet aan toegekomen

is.

Even een voorbeeldje:

Aan het werk Ik wou dat ik een echte schrijver was… een poëet. Eén die uit kon leggen wat liefde is.

Ik zou schrijven over F., mijn lief… ik ken haar nu 40 jaar en ik hou zo veel van haar,

dat ik voor elke dag dat ik bij haar ben er minstens twee nodig heb om weer een

beetje bij te komen.

Ze werkt op een kleinschalige woonvorm voor mensen met een verstandelijke be-

perking. In zogenaamde slaapdiensten, die van twee uur ’s middags tot half twaalf

Vraaggericht werken

Page 19: Zo doen we dat hier

19

1

de volgende ochtend lopen, moet ze voornamelijk in haar eentje in de gaten houden

of alle tien bewoners hun tanden wel poetsen en de medicatie innemen. U kunt zich

verder voorstellen dat ze (als dat nodig is) met enige regelmaat een aantal bewoners

gerust moet stellen en daarnaast moeten natuurlijk de wasmachine en de droger

worden geleegd, koffie worden gezet, is er een dagelijkse agenda die ingevuld en

doorgenomen dient te worden en last but not least behoort de rapportage natuurlijk

in orde zijn. Op gezette tijden wil de familie worden bijgepraat, moeten zorgplan-

nen worden bijgewerkt en is er de evaluatie van de stagiaire, die enige voorbereiding

behoeft. Vanzelfsprekend moet ’s avonds de tafel worden gedekt voor de volgende

ochtend en nu ben ik voor het gemak de controle van alles en nog wat wat er moet

gebeuren, even vergeten.

Ze is een absolute vedette in haar werk: gedreven, toegewijd en met een enorm ver-

antwoordelijkheidsgevoel. Maar soms zit ze wel eens op het randje. Toen ik haar een

tijdje geleden om 11 uur ’s avonds belde (nadat ze 9 uren onafgebroken had gewerkt)

om haar telefonisch welterusten te wensen, nam ze de telefoon op met de volgende

gehaast uitgesproken oneliner: ‘Ben jij dat Gerke, je moet vlug ophangen want ik heb

het zo druk gehad …ik ben nergens aan toe gekomen.’

Die nacht sliepen we met z’n drieën in een leeg 2-persoons bed. Links van mij lag mijn

ongerustheid te knagen en rechts van mij lag lepeltje-lepeltje, de slappe lach… ‘Ik

heb het zo druk gehad, ik ben nergens aan toe gekomen…’

Tot uw dienst Wordt het zo langzamerhand niet eens tijd dat wij naar cliënten en familie toe duide-

lijk maken waar men, voor wat betreft verzorging en verpleging wel, maar vooral ook

niet op kan rekenen? Zeker, mensen krijgen zorg zoals ze dat gewend zijn. Wanneer

men wordt gedoucht, zullen we dat in het ritme en de volgorde doen die men zich-

zelf heeft aangewend. Daarom zullen we zorgvuldig vragen naar de manier waarop

Page 20: Zo doen we dat hier

20

1

men dat altijd heeft gedaan. Maar dat wil niet

zeggen dat men vijf of zeven keer per week

gedoucht kan worden. Maar die keren dat dat

wel mogelijk is, dan gaat het dus op de manier

waarop men dat gewend was.

Vraaggericht werken Op de keper beschouwd is er maar weinig bekend over wat vraaggericht werken nu

precies is. Dat laat onverlet dat we de mond er vol van hebben, maar wat bedoelen

we nu precies. In een poging om met mijn collega’s over vraaggericht werken aan de

praat te komen, heb ik ooit eens een keer een 100-puntsschaal gemaakt waarop ik

zes begrippen heb uitgewerkt die doen denken aan een vraag. Al met al bracht me

dat op de volgende theorie: (zie figuur 1 op pagina 23).

VragenOm de boel een beetje helder uit te leggen, spreken we eerst maar eens af wat we

met het begrip “vraag” bedoelen en wat voor soort vragen er zoal zijn te onderschei-

den. Ik kom op zes soorten vragen uit die in oplopende vorm alsmaar leuker worden.

Gelieve wel te bedenken dat de onderliggende soorten vragen eerst moeten zijn

beantwoord, anders heeft de hele voorstelling niets te betekenen. Zo kunnen we wel

met mevrouw Van der G. gezellig naar de markt gaan waar ze al weken om vraagt,

maar wanneer ze die ochtend niet is gedoucht of gewassen en ze nog geen eten

en medicatie heeft gehad, dan sta je toch een beetje te kijk met je vraaggerichte

aanpak.

Nou… daar gaat ie: laten we de discussie starten en eerst zoals gezegd zes soorten

vragen beschrijven.

1. Universelebehoeften

2. Individuele behoeften

3. Individuele gewoonten

4. Vragen

Vraaggericht: (zelfzorg-) gewoontegetrouw!

Vraaggericht werken

Page 21: Zo doen we dat hier

21

1

5. Wensen

6. Verlangen

1) Universele behoeftenDit zijn die behoeften die ieder mens kent. Iedereen heeft zuurstof nodig, voeding,

water, kleding en beschutting tegen de kou en iedereen moet een keer poepen en

plassen. Ons lichaam “vraagt” als het ware om zorg en aandacht ten aanzien van deze

behoeften: zonder deze zaken zouden we binnen een paar dagen komen te overlij-

den.

2) Individuele behoeftenGeen enkel mens is gelijk. Kijk maar naar de bewoners op een willekeurige woon-

groep van het verpleeghuis: hoewel ze allemaal behoefte hebben aan warmte, eten

en slaap, heeft de één het altijd koud, de ander altijd honger, weer een ander kan

elke dag wel 12 uren slapen, terwijl de volgende persoon aan een dutje van 4 uren

per nacht voldoende heeft… met alle verschillende zorgvragen van dien.

3) Individuele gewoontenOp ieders unieke wijze en volgens vaste patronen en

gewoonten, hebben we voor onszelf leren zorgen

(elke zaterdag erwtensoep, bij de persoonlijke ver-

zorging wassen we ons eerst, kleden ons dan aan en

gaan daarna pas onze tanden poetsen et cetera) en

aan die gewoonten hechten we ons.

Deze individuele (zelfzorg)gewoonten bieden zekerheid, een comfortabel gevoel en

structuur in ons dagelijks leven. Die gewoonten zijn zo sterk dat ze er als het ware

erom vragen om uitgevoerd te worden. Ook bij het wonen barst het van de (indi-

viduele) gewoonten: bidden voor het eten, vaste plek aan tafel, onder het ontbijt

de Volkskrant lezen en chagrijnig worden wanneer iemand daar doorheen praat, ’s

avonds warm eten en elke avond het vaste tv-programma zien.

Een stomme vraag: Wat is een vraag?

Page 22: Zo doen we dat hier

22

1

4) VragenDit spreekt voor zich: men wil graag iets en voorbeelden te over…

• Magikwatdrinken?

• Broeder,mogendegordijnendicht?

• Wiltuvanmiddagmetmijwandelen?

• Ikbengewendelkeavondeenflesjerodewijntedrinken:kandathier?

• Stuurdieakeligemantochwegzuster!

5) WensenLaten we voor het begrip “wens” de volgende beschrijving maar hanteren: iets wat

een bewoner heel graag wil en wat een buitengewone bijdrage zou leveren aan

diens gevoel van welzijn. Meestentijds hebben deze wensen overigens betrekking

op allerlei culturele en spirituele belangstelling van bewoners… twee zaken die een

leven lang troost en vertrouwen hebben geboden tegen de alledaagse sleur en de

stress die het leven nu eenmaal met zich mee brengt. Sommige wensen van bewo-

ners doen voor verzorgenden wellicht nogal excentriek aan, andere wensen lijken

wat alledaagser.

Voorbeelden zijn:

• NogeensdriewekenopvakantienaarSurinameomdaardeoudstezuste

bezoeken.

• Elketweewekenmetbehulpvanverzorgenden/vrijwilligersnaarhetvoetbal

stadion (seizoenskaart) om daar Feyenoord aan het werk te zien.

• Elkedinsdag-envrijdagmiddagnaardemarktomdaareengebakkenvisjete

kopen.

6) VerlangenAls laatste type vraag valt het verlangen te duiden. Dat verlangen kan vaak stevig

knagen: zo horen we sommige bewoners wel eens zeggen: ‘Ik wou dat ik weer 18

was, dan zou ik mijn leven heel anders inrichten.’ Weer andere bewoners spreken

een heel ander soort verlangen uit: ‘Ik wou dat ik dood was.’ (Ik heb me zelf al eensge-

schrokken horen reageren op zo’n doodswens: ‘Ach jakkes.. doe niet zo raar’).

Vraaggericht werken

Page 23: Zo doen we dat hier

23

1 11

illustratie 1

0

20

40

60

80

100

Universele behoeften

Individuele behoeften

Individuele gewoonten

Vragen

Wensen

Verlangen

• Eten en drinken• Zuurstof• Kleding• Etc.

• Veel of weinig slaap• Altijd kouwelijk

• Elke zaterdag erwtensoep• Eerst wassen, dan aankleden en daarna tanden poetsen• Bidden voor het eten• Poepen na de ko�e

• Mag ik wat drinken?• Wilt u vanmiddag met me wandelen?• Stuur die akelige man toch weg zuster!

• Drie weken op vakantie naar Suriname op bezoek bij de oudste zuster • Elke twee weken naar Feyenoord • Elke dinsdag en vrijdag naar de markt (gebakken vis!)

• Mijn hele leven weer over doen • FC Goningen wint de Champions League

Scorelijst vraaggericht werken (1)

Figuur 1Gerke de Boer

Page 24: Zo doen we dat hier

24

1

Maar ook het verlangen naar liefde en geborgenheid kan in de ouderdom soms

heftig de kop opsteken. En hoe gaat dat dan… hoe onbereikbaarder het ideaal, hoe

heviger het verlangen. Mocht u niet tevreden zijn over deze uitleg van het begrip

verlangen, dan helpt het misschien om enige passages over heimwee (hoofdstuk 6)

verderop te lezen.

Een schaal als scorelijst Laten we met z’n allen nu eens een glijdende schaal maken, waarop we universele

behoeften op 0 zetten, individuele behoeften op 20, individuele gewoonten op 40,

vragen op 60, wensen op 80 en verlangen op 100 (Nogmaals: zie figuur 1 op pagina

23). Dat gedaan hebbende, denk ik dat de gemiddelde verzorgende ergens tussen

individuele behoeften en individuele gewoonten uitkomt bij het beantwoorden van

de vraag: ‘Wanneer heb je vraaggericht gewerkt? Zeg maar zo ongeveer op punt 35.

Soms hebben familieleden en cliënten hoge verwachtingen van het (door ons zo

graag uitgesproken) begrip Vraaggericht werken. Deze verwachting wordt van voed-

sel en water voorzien door menig manager en de hierboven reeds vermelde slogans

die men vervolgens waar moet maken: zorg zoals u gewend bent, leven zoals thuis

enzovoorts. Laten we hen dan ook maar niet echt vragen wat zij onder vraaggericht

werken zouden verstaan. Men zou wel eens uit kunnen komen ergens tussen de

begrippen vragen en wensen, laten we zeggen op punt 75. Op een 100-puntsschaal

is dat een verschil van 40 punten met verzorgenden, weet u nog? Die stonden op

punt 35.

Over zorg, welzijn en geluk Het is al eens eerder vermeld: niet zelden horen we bewoners, familie en verzorgen-

den beweren dat men toch zeker recht heeft op goede zorg. En dan schijnt welzijn

volgens verschillende bronnen misschien nog wel belangrijker te zijn dan zorg en

heeft iedereen toch ook wel een beetje recht op enige momenten van geluk. Welnu,

het valt nog te bezien op welke wijze de begrippen recht, welzijn en geluk uitgelegd

moeten worden.

Vraaggericht werken

Page 25: Zo doen we dat hier

25

1

Recht Het klopt dat mensen recht op zorg hebben. Ze hebben immers hun hele leven lang

ziektekostenpremies betaald en hebben middels belastingen bijgedragen aan de

AWBZ: men is verzekerd tegen ziektekosten. Tegenover dit recht op zorg staat na-

tuurlijk de plicht van zorgaanbieders (zoals verpleeghuizen) om die zorg te verlenen.

Dat doen verzorgenden dan ook. Al met al worden op deze wijze bewoners verzorgd

en behandeld vanuit AWBZ en ZZP-bekostiging. In de praktijk gaat het hier bijvoor-

beeld om hulp bij wassen, aankleden, toiletgang, de dagelijkse structuur en eten en

drinken. Niet zelden wordt dit type zorg door verzorgenden en hun leidinggevenden

bestempelt als “basiszorg”. Een juiste benaming, ware het niet dat er altijd met een

vies gezicht over wordt gesproken en op een wijze die doet vermoeden dat het verre

van voldoende is: “We kunnen hier alleen nog maar basiszorg geven”.

Welzijn en vette pech Behalve dat mensen in het verpleeghuis recht hebben op zorg, heeft men natuurlijk

ook behoefte aan welzijn. En om het begrip welzijn eens wat verder te definiëren

kunnen we hier afspreken dat we daar vooral gezelligheid onder verstaan en dat er

leuke activiteiten worden ontplooid. Daarnaast geldt voor bijna iedereen dat men,

om welzijn te ervaren, het gevoel moet hebben om ergens bij te horen en om onder-

deel uit te maken van een gemeenschap (familie, voetbalvereniging of kerkgenoot-

schap). Jaaa…, ik weet ook wel dat deze definitie van welzijn niet waterdicht is, maar

we moeten het er nu even mee doen. Hoe graag we het ook zouden willen: er is

geen verzekering af te sluiten waarin ons welzijn wordt verzekerd. In die zin is welzijn

ook geen recht, maar veel meer een voorrecht of mazzel. En zoals je tegenover het

woordje ‘’recht’’ het woord ‘’plicht’’ kunt plaatsen, zo valt tegenover het woordje

‘’voorrecht’’ (mazzel) het woord ‘’pech’’ te plaatsen.

Voor een klein gedeelte (Zie figuur 2 op pagina 27) doen we vreselijk ons best om bij

bewoners voor welzijn te zorgen. We proberen het gezellig te maken met kerst en

oudjaar, de activiteitenbegeleiding zorgt ervoor dat er zo nu en dan wat te doen is

en natuurlijk wordt er op 30 april taart gegeten. Maar… moet bij de zorg de profes-

Page 26: Zo doen we dat hier

26

1

sional in actie komen, bij welzijn zullen het toch voornamelijk familie, vrienden en

vrijwilligers moeten zijn. Wordt bij de AWBZ (-zorg) de bekostiging nog vanuit de

overheid gegarandeerd, bij welzijn zullen bewoners hun

eigen geld mee moeten nemen en zelf moeten zorgen

voor toegangskaartjes bij Feyenoord, het museum, de

gebakken vis of de vakantie naar Suriname.

Nog even over het begrip pech. Hoe kwaad verzorgen-

den ook worden op de volgende uitspraak: hij klopt wel. Het betreft hier de uit-

spraak dat sommige bewoners pech hebben dat ze geen geld, familie, vrienden of

mazzel hebben. Vooral het argument dat (een gebrek aan ) geld een belangrijke rol

speelt in de bestrijding van pech is voor veel collega’s om des duivels van te worden.

Men vindt het belachelijk dat op deze wijze een tweedeling ontstaat in de zorg en

dat sommige bewoners worden “voorgetrokken” op anderen. Op mijn beurt vind ik

het weer bedenkelijk dat iemand die wel geld heeft, zich in de woongroep geen wijn

en kaviaar kan permitteren omdat dat zo sneu is voor de mensen die zich dat niet

kunnen veroorloven. Nou ja... zo’n bewoner heeft dan ook weer pech, zullen we maar

zeggen Pech: het is een bijna niet te accepteren ongemak… maar onherroepelijk

eigendom van het leven.

Geluk Dit is al helemaal een onderwerp waar je moeilijk een kostenplaatje aan vast kan

hangen. Laten we ons er uit zien te redden met de uitspraak dat geluk onbetaalbaar

is. Het zit toch in de glimlach van kleinkinderen die op bezoek komen en de uitslag

van een voetbalwedstrijd.

Rechten, plichten, pech en mazzel

Vraaggericht werken

Page 27: Zo doen we dat hier

27

111

illustratie 2

0

20

40

60

80

100

Universele behoeften

Individuele behoeften

Individuele gewoonten

Vragen

Wensen

Verlangen

Recht op basiszorg• AWBZ• ZZP

Men is verzekerd tegen (de gevolgen van) ziekte. Het verpleeg- / verzorgingshuisheeft een “zorgplicht”.• Wonen• Behandeling• Verpleging

Voorrecht, mazzel of... pech

• Inzet van familie en vrienden

• Eigen geld uitgeven om leuke dingen te doen

• Gezellig met kerst en Koninginnedag• Inzet activiteitenbegeleiding

• 2-FCGHV-0 • Oma...!!

Zorg

Welzijn

Geluk

Scorelijst vraaggericht werken (2)

Figuur 2Gerke de Boer

Page 28: Zo doen we dat hier

28

1

Lekker puh… Op naar een themabijeenkomst met een team verzorgenden. Het is maandag en ik

gloei nog na van genoegen omdat FC Groningen gister na een daverende wedstrijd

met 2 – 0 van Heerenveen heeft gewonnen. Een van de ergste handicaps die aan

je kleven omdat je uit Frieslang komt, is dat men in de rest van Nederland tussen

knooppunt Joure en Maastricht dan maar voetstoots aanneemt dat je wel Hee-

renveen-supporter zult zijn. Gatver: dat openluchtkerkhof met bijbe-

horend gestruikel in dat achterlijke shirt. En dan zo’n volkslied maar

blèren. Jasses. Nee... dan de Groninger FC!!

Tot mijn intens genoegen ontwaar ik op de parkeerplaats een VW-tje

met een Heerenveen-vaantje aan de spiegel: met een vlaggetje zwaaien dat je ern-

stig niet snik bent. Even later blijkt het gevalletje het eigendom te zijn van een struise

verzorgende uit Akkrum. In de discussie over wat nu precies welzijn en geluk is, kan ik

het niet laten om even lekker te treiteren. Als definitie van geluk gebruik ik de formule

2-FCGHV-0. ’Dat is nog eens geluk.’ Akkrum kijkt chagrijnig terug. ‘Helemaal niet’,

zegt ze. ‘Dat was dom geluk.’

Geluk. Dat ene liedje op de radio dat een scheut van genot oplevert bij een dankba-

re herinnering uit een ver verleden, een oude vriend die op bezoek komt, de warmte

van het eerste zonlicht van de lente. Ik ben bang dat we moeten leren leven met het

gegeven dat geluk iets is wat je volkomen onverwacht overkomt. Verzorgenden die

bewoners gelukkig willen maken, die zijn echt met een onmogelijke missie bezig. En

als ze even nuchter nadenken dan weten ze dat zelf ook wel.

Illustratie 2

Geluk: 2-FCGHV-0

1

Vraaggericht werken

Page 29: Zo doen we dat hier

29

1

Fantasie… Met een beetje fantasie kunnen we de thema’s zorg, welzijn en geluk een plekje

geven op de schaal van vraaggerichtheid (zie figuur 2 op pagina 27).

Meestal zal de praktijk uitwijzen dat de zorg die we bieden (en verplicht zijn te bie-

den), te maken heeft met vragen die voortkomen uit universele behoeften, individu-

ele behoeften en individuele gewoonten: basiszorg weet u nog wel? Men heeft recht

op deze zorg omdat men tegen ziektekosten is verzekerd middels de AWBZ.

Het welzijn van bewoners wordt vooral gekleurd door de mate waarin vragen en

wensen van bewoners vervuld kunnen worden. Dit is niet zozeer “het domein” van

verzorgenden, maar lijkt vooral een aangelegenheid van familie, vrijwilligers en oude

bekenden.

Recht op geluk bestaat niet, maar wanneer op gezette tijden wensen en verlangens

van bewoners in vervulling gaan, lijken we toch een heel eind op streek te zijn.

Nog een schema Met dezelfde fantasie is het ook nog mogelijk om de vier levensdomeinen vanuit het

zorgleefplan op deze 100-punts schaal een plek te geven. Zou het kunnen kloppen

dat het domein lichamelijk welbevinden vooral een plek heeft binnen de universele

behoeften, individuele behoeften en individuele gewoonten? En is het een idee om

het domein mentaal welbevinden op de schaal te duiden bij individuele gewoonten

en vragen? Dan moeten wonen en participatie natuurlijk als laatste twee domeinen

gelegen worden rondom de thema’s vragen, wensen en verlangen (zie figuur 3 op

pagina 30).

Page 30: Zo doen we dat hier

30

111

illustratie 3

0

20

40

60

80

100

Universele behoeften

Individuele behoeften

Individuele gewoonten

Vragen

Wensen

Verlangen

Lichamelijk welbevinden

Mentaalwelbevinden

Wonen Participatie

Scorelijst vraaggericht werken (3)

Figuur 3Gerke de Boer

Vraaggericht werken

Page 31: Zo doen we dat hier

31

1

Vraaggericht werken: wat is verzorgenIk heb al eens eerder iets mogen schrijven over verzorgen /verplegen¹.

Ik heb in dat schrijven beweerd dat verplegenden en verzorgenden zich in principe

met 10 zelfzorggebieden bezig houden:

1 Ademhaling

2 Eten en drinken

3 Uitscheiding

4 Temperatuurregulatie

5 Houding en beweging

6 Persoonlijke verzorging

7 Rust, regelmaat en activiteit

8 Communicatie en interactie

9 Veiligheid, geborgenheid en intimiteit

10 Zingeving

Welnu, wanneer we deze zelfzorggebieden ook weg willen zetten op de schaal van

vraaggericht werken, dan zullen we de volgende overwegingen moeten maken:

(zie figuur 4 op pagina 32).

Figuur 3

¹Uwoontnuhier:pagina58en59.Gratistedownloadenvanafwww.uwoontnuhier.nl

Page 32: Zo doen we dat hier

32

111

illustratie 4

0

20

40

60

80

100

Universele behoeften

Individuele behoeften

Individuele gewoonten

Vragen

Wensen

Verlangen

1 Ademhaling

2 Eten en drinken

3 Uitscheiden

4 Temperatuurregulatie

5 Houding en beweging

6 Persoonlijke verzorging

7 Rust, regelmaat, activiteit

8 Communicatie, interactie

9 Veiligheid, geborgenheid, intimiteit

10 Zingeving en zinontlening

Zorg

Welzijn

Geluk

Scorelijst vraaggericht werken (4)

Figuur 4Gerke de Boer

Vraaggericht werken

Page 33: Zo doen we dat hier

33

1

Figuur 4

Vraaggericht werken en zorgAchter de begrippen universele behoeften, individuele behoeften en individuele

gewoonten is een aantal zelfzorggebieden te plaatsen. Dat zijn de volgende: adem-

haling, eten en drinken, uitscheiding, temperatuurregulatie, houding en beweging,

persoonlijke verzorging en rust, regelmaat en activiteit. Allemaal zaken waar verzor-

genden zich de hele dag mee bezig houden. Allemaal zaken waar de meeste mensen

met dementie zorg bij nodig hebben.

Vraaggericht werken en welzijn Welzijn kent een kleine overlap met zorg en wel op de zelfzorggebieden rust, regel-

maat en activiteit. Te denken valt bijvoorbeeld aan werkzaamheden op kleinschalig

wonen, zoals koken, wassen, was opvouwen en schoonmaken maar ook de activi-

teitenbegeleiding laat zich op het terrein van welzijn niet onbetuigd. Daar waar het

gaat om zelfzorggebieden die op de 100-puntsschaal binnen het domein welzijn

vallen, komen we natuurlijk terecht op zaken als, rust, regelmaat en activiteit, com-

municatie en interactie, en veiligheid, geborgenheid en intimiteit. Geen zinnig mens

zal beweren dat deze drie zelfzorggebieden niet met welzijn te maken hebben.

Vraaggericht werken en geluk…? Geluk tenslotte, heeft natuurlijk alles te maken met de twee zelfzorggebieden veilig-

heid, geborgenheid en intimiteit en zingeving en zinontlening.

Page 34: Zo doen we dat hier

34

Menig managementteam breekt zich het hoofd over de vraag hoe men het medisch

model los kan laten om vervolgens het woonmodel in te voeren. Het vergt een inge-

wikkelde cultuuromslag bij verzorgenden, disciplines en leidinggevenden: zoveel is

wel duidelijk. Maar wat moet er toch worden verstaan onder het begrip cultuur... en

hoe valt dat goedje te beïnvloeden?

2Zo doen we dat hier

Cultuur

Page 35: Zo doen we dat hier

35

2

Dat medisch model… Ik heb geloof ik al eens eerder iets geschreven over het medisch model in het

(psychogeriatrisch) verpleeghuis. Verschillende medici en paramedici hebben mij

daarop aangesproken. Per keer moet ik dan weer uitleggen dat, wat mij betreft,

onder het medisch model totaal iets anders moet worden verstaan dan onder

medische zorg. Die medische zorg moet van topklasse zijn: bewoners van het ver-

pleeghuis kunnen heel erg ziek zijn en daar past alleen maar adequate medische

en verpleegkundige zorg bij. Een andere gevoelig-

heid is de constatering dat het begrip “medisch

model” met enige regelmaat enigszins minachtend

wordt uitgesproken door alles en iedereen met een

hekel aan het verpleeghuis. Met name in de wereld

van het kleinschalig wonen (al of niet particulier

georganiseerd) meet men zichzelf een geuzenstatus aan door te bezweren “..dat

we dat medisch model hebben afgeschaft!”. Aarzel niet in zo’n geval zou ik zeggen:

vraag scherp en venijnig door op wat men dan precies heeft afgeschaft… en wat

daar dan voor geweldigs in de plaats is gekomen.

… zit in het hoofd van verzorgenden Het medisch model zit (behalve in het hoofd van disciplines… maar daar gaat

het me nu even niet om) vooral in het hoofd van de verzorgende. Deze valt niet

zelden terug op medisch jargon (problemen, therapie, (on)gezondheid, dat is met

de dokter afgesproken, dreigende stoornissen en handicaps), om alledaagse maar

ingewikkelde situaties het hoofd te bieden. Voor voorbeelden verwijs ik u naar

twee anekdotes verderop. Behalve uit waarachtige betrokkenheid bij bewoners,

sluimert ook uit statusoverwegingen bij veel verzorgenden het verlangen het

hulpje van de dokter (fysiotherapeut, psycholoog, diëtist et cetera) te zijn. Para-

doxaal genoeg wil laatstgenoemde nu net dat de verzorgende het hulpje van de

bewoner is. Hulpje van de dokter of hulpje van de bewoner: dit spanningsveld

zit hem ook wel een beetje tussen het medisch model en het woonmodel. Kort

samengevat komen beide modellen op het volgende neer:

Medisch model of medische zorg

Page 36: Zo doen we dat hier

36

2

Een driehoekje… Laten we dat medisch model eens in een driehoek vangen (zie figuur 5 pagina 37).

Linksboven in de driehoek zien we een enorme belangstelling onder verzorgen-

den voor problemen. Deze verzorgenden laten zich niet ontmoedigen doordat de

meeste van die problemen onoplosbaar en onomkeerbaar zijn. Integendeel: men

heeft het idee dat er een behandeling kan en moet worden ingezet. In bewoners-

en zorgplanbesprekingen lijkt het wel of men een probleem nodig heeft om met

andere disciplines in gesprek te komen. Verpleegkundige dossiers (Zorgleefplan of

niet) lijken meer op rampenplannen, waarin alle catastrofes beschreven staan die

bewoners zijn overkomen, dan op documenten waaruit blijkt hoe bewoners willen

wonen in het verpleeghuis.

Rechts bovenin de driehoek vinden we het gegeven dat de dagelijkse gang van za-

ken op de woongroepen van het verpleeghuis wordt bepaald door de kantoortijden

van disciplines, facilitaire diensten en managers. Dit regiem zorgt in menig verpleeg-

huis voor een race tegen de klok ’s ochtends vroeg om 07.00 uur die ertoe leidt dat

de meeste bewoners om 09.30 uur gewassen en aangekleed aan tafel zitten, maar

’s avonds om 19.00 uur alweer uitgeput in bed liggen. Denk nu niet dat ik per se van

de disciplines afwil… wel van hun kantoortijden!

Onderin de driehoek vinden we nog zo’n kwalijk

kenmerk van het

medische model:

bewoners worden

vooral gezien als

onderdeel van een woongroep in plaats van als

individu.

In dit hele medische model spelen, zoals gezegd,

dokters en paramedici niet alleen de hoofdrol… maar

zijn het ook verzorgenden die de hele boel op gang

houden.

Individu of onderdeel van de woongroep

“Zo doen we dat hier.”

Cultuur

Page 37: Zo doen we dat hier

37

2

“Het medisch model”

11

illustratie 5

Voornamelijk aandacht voor:• problemen • stoornissen • moeilijkheden

Bewoner wordt vooral gezien als onderdeel van de woongroep

De dagelijkse gang van zaken wordt voornamelijk gedicteerd door de kantoortijden van de behandelaars en facilitaire diensten

“Zo doen we dat hier”

Figuur 5Gerke de Boer

Page 38: Zo doen we dat hier

38

22

Chocolade en droge worst Wroeging, spijt en verwijten vliegen over de tafel van team Het V. Mevrouw Van

A., die drie maanden geleden het verpleeghuis kwam verrijken met haar komst, is

overleden. Verrijken is het juiste woord: zelden zo’n mooi portret gezien. Hoewel geen

moslima moest je per keer bij haar drie hoofddoekjes volgens een vast ritueel op-

spelden. Niet dat dat overigens in één keer lukte: ze liet je die dingen eerst een aantal

keren ombinden voordat ze genoegen nam met het uiteindelijke resultaat. Hoewel

ze in een woongroep werd geplaatst met mensen met dementie, was ze zelf maar

mondjesmaat door deze akelige ziekte getroffen. De eerste weken van haar opname

verliepen voorspoedig, ze voelde zich prima op haar gemak, schold iedereen uit,

wees hooghartig dokters, fysiotherapeuten en overige charlatans (zoals ondergete-

kende) de deur, maar eiste daarentegen een heel speciaal en uitgekiend dieet: ze at

alleen chocolade en droge worst.

De eerste weken leidde dit onder de medewerkers van het team tot een zekere verte-

dering. Maar na enige tijd voltrok zich een splitsing in het team: de ene helft ging zich

nu toch wel zorgen maken over de eetgewoonten van mevrouw Van A. Eén van hen

vreesde zelfs voor avitaminose, een kwaal die vaker schijnt voor te komen in ver-

pleeghuizen. Daarbij heerste de gedachte aan het gevaar ‘... dat niemand hier straks

nog warm eten wil…’

De andere helft van het team bestond uit collega’s die vonden dat het wel niet zo’n

vaart zou lopen. Met betrekking tot de chocola en droge worst sprak men het ver-

moeden uit dat mevrouw Van A. haar hele leven lang al van dit soort idiote zelfzorg-

gewoonten op het domein eten en drinken had gehad.

Om een lang verhaal kort te maken: het team kreeg onenigheid en voorspelbaar ge-

noeg besloot men een beroep te doen op de hogere macht: de verpleeghuisarts. Deze

op haar beurt voelde natuurlijk aan haar water dat er weinig eer was te behalen op

Cultuur

38

Page 39: Zo doen we dat hier

39

22

dit dossier en schoof het vraagstuk

behendig door naar de diëtiste. Ook

deze echter snapte wel dat er geen

land te bezeilen was met mevrouw

van A. en kwam met een van de meest

halfzachte oplossingen, die ik ooit

ben tegengekomen: ze stelde voor dat

de teamleden mevrouw Van A. maar

een bekertje Fortimel aan moesten

bieden, want in dat spul schijnt nogal

wat vitamines te zitten.

Tot zover niks aan de hand: teamle-

den boden de Fortimel aan, mevrouw

Van A. weigerde en het probleem was opgelost… zou je zeggen. Maar niets van

dit alles. Eén van de dames uit het team, die zich het meeste zorgen had gemaakt

over de avitaminose van mevrouw Van A. hield laatstgenoemde op enig moment

een beetje nijdig voor: ‘Mevrouw Van A… als u uw Fortimel niet opdrinkt, dan krijgt

u vandaag ook geen…’ Vanaf dat moment was het gedaan met de gezelligheid

rondom mevrouw Van A.. Ze vertrouwde de medewerkers niet meer, voelde zich

bedreigd en trok zich boos terug in haar slaapkamer. Daarnaast werd ze hoe langer

hoe achterdochtiger. Naar haar overtuiging was de Fortimel vergif, was ze bang dat

Satan haar via schilderijen, tv en bezoekers in de gaten hield en besloot ze zich in

bed te verschansen tegen al deze bedreigingen. Dat was de bedoeling nu ook weer

niet, waarna het team samen met een aantal behandelaars een heuse bewoners-

bespreking hield en men (behalve Fortimel) een ingenieus behandelplan rondom

haar waanideeën opstelde. Het einde van dit treurige liedje was dat mevrouw Van A.

39

Page 40: Zo doen we dat hier

40

22

te midden van een lawine aan gedragstherapeutische en medicinale maatregelen

plotseling is overleden: niet door avitaminose, maar een daverend herseninfarct.

Het gevolg van een en ander was een forse discussie in het team: hoe hebben we de

laatste levensfase van mevrouw Van A. zo in het honderd laten lopen. Ik mocht bij

die reconstructie aanschuiven. Nadat ik had bezworen dat de volgende vraag niet

sarcastisch of cynisch was bedoeld en dat ik begrip had voor de moeilijkheden die de

begeleiding van mevrouw Van A. met zich meebrachten, kon ik mijn welgemeende

vraag kwijt: ‘Waarom halen jullie bij iemand, die alleen maar chocolade en droge

worst wil, de dokter en de diëtist erbij in plaats van de keurslager en de banketbak-

ker.’

Allemaal gedokter…In een medisch model, zoals in de hiervoor genoemde driehoek (zie figuur 5 op pa-

gina 37), komen we niet zelden de klucht tegen dat de zuster gaat dokteren. Vooral

dokters vinden het erg lastig wanneer één van de verzorgenden weet te melden

dat mevrouw een dreigende avitaminose oploopt of dat vijf druppels van middel A

of drie tabletten van middel B niet voldoende zijn, maar dat de hoeveelheid moet

worden aangepast. Omgekeerd kan dit blijspel ook gênant uitpakken: wanneer een

dokter gaat zusteren (heb je al eens geprobeerd om mevrouw af te leiden… mis-

schien moet je meneer ’s avonds onder de douche doen …).

In dat medisch model, waarin vooral bewoners over één kam worden geschoren

(onderdeel van een woongroep zijn), gebruiken verzorgenden niet zelden dreigende

catastrofes uit de (medische) rubriek pathologie, handicaps, stoornissen en fysieke

beperkingen om rampen te voorkomen, die bewoners

nooit zullen overkomen. Niet uit kwaadaardige be-

doelingen overigens: men wil graag dat de bewoners

gezond leven (dat wil zeggen leven zoals de verzor-

gende zelf gewend is om te leven) en daarnaast moet

Zusters die dokteren en andersom

Cultuur

Page 41: Zo doen we dat hier

41

2

eigenlijk voorkomen worden dat bewoners wel erg uit de pas gaan lopen vergeleken

met hun medebewoners. Een groep is tenslotte beter te sturen dan acht afzonder-

lijke individuen.

Oppassen geblazen! Om die – uit de pas lopende – bewoners nu een beetje hetzelfde te laten doen, wor-

den individuele karaktertrekken van deze ongelukkigen vaak uitvergroot, waarna

het onderwerp “gezondheid” erbij gehaald kan worden om de bewoner te dwingen

zich een beetje aan te passen (chocola en droge worst weet u nog?). Niet zelden

wordt een ramp voor de hele bewonersgroep erbij gesleept om een individueel

geval weer in het gareel te krijgen. Op deze manier wordt een bewoner, die ’s avonds

vier borrels wil drinken, met één borrel in bedwang gehouden onder dekking van

het argument dat straks iedereen hier stomdronken aan tafel zit. En mag de bewo-

ner de hond niet meenemen naar het verpleeghuis omdat het hier dan straks een

dierentuinwordtofdoodneervaltvandeallergie.Umerkthet:inhetstrevenom

alle ongelukken te slim af te zijn, moeten catastrofes die nimmer zullen gebeuren,

afgeweerd worden. En het zijn voornamelijk verzorgenden (en nogmaals: geen

dokters, fysiotherapeuten, psychologen of andere paramedische disciplines) die het

medisch jargon en het – volgens hen – daaruit voortvloeiende ongemak aanwenden

om deze vorm van dressuur te rechtvaardigen.

Pas op! Ik vecht een vrolijke, maar hopeloze ruzie uit met collega T. Tot haar afgrijzen schenk

ik V., een 82- jarige onbedaarlijk vieze man met mooi grof taalgebruik zijn vierde

borrel van die avond in. Om mij nog volstrekt onopgehelderde redenen denkt T.

dat we (en nu heeft ze het over dhr. V., de andere bewoners, het team en ondergete-

kende) dankzij deze door mij aangerichte slemppartij, vanaf nu overspoeld zullen

worden met ellende en ongemak.

41

Page 42: Zo doen we dat hier

42

22

Ik noteer voor uw gemak lukraak even wat argumenten waarmee T. me probeert

me tot Roosvicee te bewegen: ‘Dhr. V. staat een lever als een voetbal te wachten,

zo komt ie nooit van zijn alcoholisme af, straks zit iedereen hier dronken aan tafel,

straks valt ie en breekt een heup, wie ruimt zijn kots op als hij moet overgeven, dat

past niet bij zijn medicijnen, ze kunnen toch ook wel gewoon wat anders drinken,

zo meteen slaat ie met zijn dronken kop de andere bewoners in elkaar en wie

wordt daar dan op aan gekeken, til jij hem dan zo meteen in bed, jij weet toch ook

wel dat bloed dunner wordt van alcohol Gerke….??.... nou: hij hééft al vasculaire

dementie!’

Op naar een woonmodel (nog een driehoekje) In een verpleeghuis (met uitzondering van de revalidatieafdelingen natuurlijk)

hoort men eerst en vooral te wonen, in plaats van dat men daar verpleegd en

behandeld wordt. Om dat te realiseren, zullen we met elkaar naar een woonmodel

moeten. Ook dit model is vorm te geven in een denkbeeldige driehoek (zie figuur

6 op pagina 43).

Links boven in de driehoek vinden we het uitgangspunt dat niet zozeer de be-

woner centraal moet staan, maar wel de relatie die de bewoner heeft met de

verzorgende. Aan een ieder ander in het verpleeghuis om deze relatie zoveel

mogelijk te ondersteunen en te respecteren. De verzorgende is degene die samen

met de bewoners de dagelijkse gang van zaken moet bepalen. Zij dicteren hoe

laat er gegeten en opgestaan wordt, wanneer de bewoner de dokter of fysiothera-

peut kan ontvangen, et cetera. Iedereen past zich aan de verzorgende en bewoner

aan.

Cultuur

Page 43: Zo doen we dat hier

43

2

“Het woonmodel”

11

illustratie 6

Aandacht voor:relatie tussen verzorgende en bewoner

Bewoner is eerst en vooral een individu en daarna(ast) onderdeel van de woongroep

Aandacht voor:wonen enzelfzorggewoonten

“Zo doen we dat hier”

Figuur 6Gerke de Boer

Page 44: Zo doen we dat hier

44

2

Rechtsboven in de driehoek zien we dat niet alleen naar (medische en zelfzorg-)

problemen wordt gekeken, maar dat vooral zelfzorggewoonten en “wonen” centraal

horen te staan en niet de (kantoor)routine en behandeldrang van de instelling. De

krant lezen is ’s ochtends vroeg van belang... en niet de dagelijkse doktersronde.

Afijn...inhetboek“Uwoontnuhier”hebikdatookaleensbetoogd(voorgratis

downloaden gaat men naar www.uwoontnuhier.nl ).

Onderaan de driehoek is mijns inziens het belangrijkste onderdeel van het woonmo-

del te zien: een model waarin de bewoner eerst en vooral een individu is en daarna

pas lid van een woongroep. Lastig, want hoe je het ook draait of keert: men maakt

wel deel uit van die groep bewoners!

Veranderingen, veranderingen… Voor vele organisaties zal de komende jaren een zeker spanningsveld te duiden zijn

waarin de beweging moet worden gerealiseerd van een medisch model naar een

woonmodel. Verzorgenden kunnen deze beweging maken of breken.

Of niet.. dames? Ik ben op zoek naar H., leidinggevende in het verpleeghuis waar ik werk en ik ver-

moed dat hij op woongroep Het L. aanwezig is. Zonder te kloppen loop ik naar bin-

nen en zie collega B. op een keukentrapje boven mij uitrijzen. Ik heb het niet zo op B.,

ze is me veel te bot, te hardhandig en tja… hoe moet ik het zeggen… eh… nou ja…

te stom. B. op haar beurt heeft een grondige hekel aan mijn voortdurende vragen

en praatjes. Maar nu heeft ze dus, zwaarlijvig als ze is, bovenop een wankel keuken-

trapje een (zo te zien) lege voorraadbus van de afzuigkap boven het keukenblok te

Cultuur

44

Page 45: Zo doen we dat hier

45

22

pakken. In haar andere hand heeft ze een schoonmaakdoekje, waarmee ze dat ding

klaarblijkelijk een grondige schoonmaakbeurt wil geven. Al poetsend kijkt ze mij

nijdig en afkeurend aan. Ik kijk om de hoek van de keuken en zie drie dames leeg en

afwezig voor zich uit staren in hun rolstoelen. Ik kijk eens even naar B. ‘Ja, ik weet wel

wat je denkt’, zegt ze op venijnige toon. ’Ah’, antwoord ik…’je kunt gedachten lezen.’

Wat mij betreft dondert ze naar beneden. In haar hals begint een aantal rode vlekken

op te trekken. ‘Vertel maar, wat wil je weten’, zegt ze onvriendelijk. Ik kijk nog even

naar de drie dames die doods voor het raam zitten. ‘Jij vindt natuurlijk weer dat ik

met die mensen bezig moet zijn in plaats van hier de boel schoon te maken’, valt ze

plotseling uit. ‘Nou, als je maar weet dat die mensen ook recht hebben op een schone

omgeving.’ Ik houd me stil: het lef ontbreekt me om haar te vertellen dat ze vlucht in

het schoonmaken en nog te stom is om een normaal gesprek te voeren met bewo-

ners. B. lijkt zich plotseling te beseffen dat ze een uitstekend argument heeft gevon-

den om haar poetsbeurt van de lege voorraadbus te legitimeren. Triomfantelijk roept

ze ineens naar de drie dames: ‘Toch…?, het moet hier toch schoon zijn dames, of niet

soms?’ Terwijl ik zit te broeden op een snedige opmerking, stapt ze lomp en onhandig

van het keukentrapje af, loopt naar de drie dames, draait deze vervolgens de rug toe

en plant haar handen op beide heupen. Ze kijkt me aan, zwaait naar de drie dames

achter haar en zegt nog eens: ‘Dus maken we de boel hier netjes schoon, of niet

dames?’ Ik besluit mijn verlies maar te nemen en loop mompelend naar de deur. Ik

kijk nog even om naar B., deze vlekt nu rood op tot aan haar oren en mondhoeken.

Haar gezichtsuitdrukking verraadt een zeker gevoel van overwinning. Ze kijkt me

nog even ferm aan terwijl ze haar kin naar voren steekt en de onderlip omhoog duwt.

Ik loop haastig de gang op, maar hoor nog hoe ze me snerpend en triomfantelijk

naroept: ‘Lekker schoon… Zo doen we dat hier!’

45

Page 46: Zo doen we dat hier

46

2

Zo doen we dat hier (... in een wooncultuur) Wanneer we naar een wooncultuur willen in het verpleeghuis en het medisch model

af willen schaffen, dan zullen we toch even naar het begrip “cultuur” moeten kijken.

Bij een medisch model immers pas een heel andere cultuur dan bij het woonmodel.

Nu valt cultuur te duiden in één zin: Zo doen we dat hier. Bij deze simpele zin zijn

vier vragen van belang:

1. Hoe is zo?

2. Wie zijn we?

3. Wat is dat?

4. Waar is hier?

Wanneer we zeggen: zo doen we dat hier, wat verstaan we dan bij “wonen” onder het

woordje zo? Consequent? Bij gelegenheid? Bij een externe audit van een HKZ-moni-

toring?

En we … wie worden eigenlijk met we bedoeld in die wooncultuur? Wordt daarmee

de hele instelling bedoeld, het team waarin men werkt, de bewoners misschien, of

spreekt men gemakshalve van we… wanneer men zichzelf bedoelt?

En dat… wat wordt daar (voor wat betreft wonen) mee bedoeld? Belevingsgerichte

zorg? Vraaggerichte zorg? De manier van werken of gewoonten die de instelling

betreffen?

En vooral: waar is hier? In dit gehele verpleeghuis? De directiekamer? De woongroep

voor mensen met dementie? De receptie? Of het personeelsrestaurant?

De grap is natuurlijk dat deze discussie in elk vertrek kan worden gevoerd: de woon-

groep, de directiekamer, het personeelsrestaurant, de vergaderruimte, de werkplaats

van de facilitaire dienst, het kantoor van de verpleeghuisarts en ga maar door. Reken

maar dat per werkplek en beroepsgroep de verschillen fors uit elkaar kunnen lopen.

Mooi thema… cultuur!

Vier simpele vragen:

Cultuur

Page 47: Zo doen we dat hier

47

2

Wie werkt er vanavond? Het is niet uitzonderlijk dat bewoners intuïtief aanvoelen hoe bovengenoemde vier

vragen beantwoord zullen worden. Dat zijn de bewoners, die nog enig geheugen

hebben en ’s ochtends vroeg vragen: ‘Wie werkt er vanavond?‘ Nu zijn het jammer

genoeg zelden bewoners die bepalen ... hoe we dat hier doen. Bewoners zijn door hun

dementie immers niet of nauwelijks in staat om hun leven en wonen vorm te geven.

Dat moet de verzorgende na alle overleg met de familie voor hen doen: en niemand

anders. Ondanks alle dokters, fysiotherapeuten, psychologen, managers, stafmede-

werkers en directies zijn zij degenen, die de verantwoordelijkheid krijgen om in hun

eentje 6-8 mensen met dementie uren achter elkaar door de dag heen te leiden.

En hoe iedereen het ook ziet, organiseert, plant, bespreekt, voorschrijft, erin wrijft,

smeekt, blaft en dreint: die verzorgende is probleemeigenaar en verantwoordelijk

voor het woonleefklimaat op zo’n woongroep. Aan hen om de ronkende verwach-

tingen waar te maken die uitgaan van slogans als: “Wonen zoals u gewend bent”,

“Uwwensstaatcentraal”,“Erwordthiervraaggerichtgewerkt”en“Wijbiedenzorg

op maat”. Dat laatste allemaal vanuit het idee dat bewoners (dankzij marktwerking)

kunnen kiezen naar welk verpleeghuis ze gaan. Deze kunnen trouwens helemaal niet

kiezen: ze moeten kiezen.

Page 48: Zo doen we dat hier

48

2

Cultuur: geef eens door die handel! Over die cultuur nog even het volgende: ik maak me zorgen over het gegeven dat

verzorgenden op de meeste kleinschalige woonvormen voornamelijk alleen wer-

ken. Behalve dat het nogal belastend is om in je eentje een paar uur achter elkaar

met mensen met dementie om te moeten gaan, is er ook nog eens het gevaar dat

medewerkers geen feedback krijgen (omdat ze zoals gezegd alleen zijn). In traditio-

nele teams had je nog het voordeel dat de cultuur snel doorgegeven werd middels

socialisatie. Zette je daar in een goed team een hark van een collega neer, dan trok

deze zich in een paar weken op aan de rest van het team. Menig leerling en stagiaire

hebben zich op deze manier het beroep eigen gemaakt. Bij deze socialisatie spe-

len rolmodellen als verpleeghuisartsen, psychologen, leidinggevenden en overige

disciplines natuurlijk een vitale rol. Iedereen kijkt ook naar hen bij het doorgeven van

de bedrijfscultuur: zo doen we dat hier. Het lijkt me wat het doorgeven van cultuur

betreft, toch vooral zaak om in teambesprekingen en bewonersoverleg consequent

te toetsen of iedereen nog op heldere en begrijpelijke wijze kan uitleggen wat de

gekozen zorgvisie nu werkelijk inhoudt.

Do’s and dont’s…Eén van de simpelste manieren om de cultuur te verankeren of te veranderen, is om

de do’s and dont’s te formuleren. Eenvoudige geboden en verboden helpen teams

en verzorgenden vaak aan argumenten om keuzes te maken en om deze te verant-

woorden. Do’s and dont’s zijn vooral zo krachtig omdat ze niet alleen duiden wat er

moet gebeuren, maar vooral ook duidelijk maken wat niet (meer) de bedoeling is.

Sommige oneliners zijn heel duidelijk over de cultuur.

• Opdebegrafeniszullenwenooitmeerietsnieuwsovereenbewonertehoren

krijgen.

• Hetzijnnietonzebewoners.Wijzijnhunhulpverleners.

• Hetverpleeghuisishunwoonplek.Nietonzewerkplek.

• Wonenisdevastewaarde:behandelingenverplegingvormendetoegevoegde

waarde en niet meer dan dat.

Cultuur

Page 49: Zo doen we dat hier

49

2

Over het veranderen van culturen gesproken. Sommige bedrijfsculturen zijn heel

krachtig en niet in de laatste plaats omdat iedereen in die organisaties dezelfde taal

spreekt. Bij Mc Donalds weet iedereen bijvoorbeeld wat de maandaanbieding is

en bij de Rabobank in Lunteren wordt met debetrente hetzelfde bedoeld als bij de

Rabobank in Zeist. Nu weet ik ook wel dat het verpleeghuis heel wat anders is, maar

wanneer in de directiekamers iets anders wordt bedoeld met kwaliteitszorg dan in

de zusterspost dan wordt het veranderen van cultuur een hachelijke onderneming.

De oplossing...? Samen in gesprek, op bij- en nascholing, leidinggevenden en sleutel-

figuren die het voorbeeld geven, themabijeenkomsten... en vooral samen het feest

in natuurlijk.

Reputatie De bijdrage van verzorgenden aan de reputatie van het verpleeghuis is enorm: zowel

in algemeen (het verpleeghuis) als in bijzonder (hun eigen verpleeghuis) opzicht. Zij

zijn immers de directe contactpersonen en cultuurdragers naar de buitenwereld toe.

Verzorgenden zijn het gezicht van de instelling: familie zal minder bemoeienis heb-

ben met de directeur, een fysiotherapeut, psycholoog

of verpleeghuisarts. Familie en bewoners voelen zich

gerustgesteld door professionele en zelfstandige ver-

zorgenden, die nuchter maar vrolijk hun werk doen.

Verzorgenden zijn de cultuurdragers: en dat zelfbe-

wustzijn hebben de meesten ook wel, men heeft wel

degelijk het besef dat men de instelling naar buiten

representeert.

Verzorgenden: die fantastische, moedige en sterke vrouwen die in de bouwvak,

kerstavond, op Koninginnedag en Nieuwjaarsochtend vol toewijding naar hun werk

gaan. Mooie mensen!

Verzorgenden en de reputatie van hun verpleeghuis

Page 50: Zo doen we dat hier

50

3 Verpleeghuizen horen zich natuurlijk te houden aan allerlei regels die

de kwaliteit van zorg voor de bewoners moeten garanderen. Desalniet-

temin moet voorkomen zien te worden, dat een teveel aan die regels (of

erger nog… onzinnige regels) ten koste gaat van het alledaagse leven.

Een aantal voorschriften lijkt dermate vervreemdend te werken voor

verzorgenden, dat deze hun plezier en authentieke motivatie om dit

werk te doen kwijtraken. Een rampscenario ligt op de loer.

Wie orde zaait, zal chaos oogsten

Regels, richtlijnen en protocollen

Wie orde zaait, zal chaos oogsten

Page 51: Zo doen we dat hier

Wie orde zaait, zal chaos oogsten

51

3

Wie orde zaait, zal chaos oogsten

De risicosamenleving Om maar met de deur in huis vallen: ook in het (psychogeriatrische) verpleeghuis en

de daarbij behorende diverse kleinschalige woonvormen, leven we in een risicosa-

menleving. Dat leidt bij hulpverleners meestal tot de nodige zorgen, temeer daar we

bij ernstig zieke en kwetsbare mensen zoveel mogelijk

moeten zien te voorkomen dat men niet onnodig door

infecties, ongelukken en onnodige fouten wordt getrof-

fen. Deze gedachte is logisch: bewoners zijn aan onze

zorgen toevertrouwd en wij moeten ons best doen om

een veilig en gezond leefklimaat te creëren. De andere kant is dat iedereen weet

dat risico’s bij het leven horen. Sterker nog: risico’s geven het leven kleur en wat dat

betreft voorbeelden te over:

• Metlossehandenfietsen.

• Roken.

• Mayonaiseopdepatatdoen.

• Metdeautodoordebergenrijdenalsjeopvakantiebent.

• Omhalf11’savondskoffiedrinken.

• Nazonsondergangnogeenommetjemaken.

• Kliekjesopbakken.

Sommige risico’s verdienen wat ons betreft die naam niet eens meer omdat we die

risico’s allang tot gewoonten hebben gemaakt (denk maar aan roken, het dagelijks

nuttigen van en flesje wijn en bij donker nog een wandeling maken).

Ho ho… een risico Wanneer we voor de bewoners van het verpleeghuis een gezellig en huiselijk

woon-/leefklimaat willen creëren, dan zullen we moeten accepteren dat -zoals risico’s

horen bij het leven- er ook risico’s horen bij wonen. Thuis zijn we dat wel gewend.

• Kaarsenaanstekenmetdekerst.

• Hetstokenvaneenhoutkachel.

• Hetorganiserenvaneengezelligebarbecue.

Het verpleeghuis als risicosamenleving

Page 52: Zo doen we dat hier

52

3

• Dehondinjebedlatenslapen.

Risico’s horen nu eenmaal bij wonen en bij gezelligheid. Nu is de neiging om risico’s

tot nul te reduceren in de meeste verpleeg- en verzorgingshuizen bijna onuitroei-

baar. De vraag is of dat ten goede komt aan de bewoners die daar moeten verblij-

ven… of dat het daarentegen omgekeerd uitpakt voor het woon-/leefklimaat. In ons

streven om fouten, ongelukken en pech te voorkomen

vergeten we wel eens ons af te vragen of het wel zo

verstandig is om dat te doen. Niet dat ik per se tegen dat

streven ben. Hemel nee: ik ben door schade en schande wel wijzer geworden. Ook

door mijn toedoen kan ik na 40 jaar in dit vak wel een paar anekdotes opdiepen

waarikmeernstigvoorschaam.Uwilterweleentjehorendieiknogweldurfte

vertellen?

Toontje lager‘Ha, Gerke… je mòet nu even langskomen.’ Ik heb B. aan de telefoon, verpleeghuis-

arts van een kleinschalige woonvorm die twee dagen geleden geopend is met een

feestelijke barbecue. In de week voorafgaand aan de opening, mocht ik het team

twee dagen wegwijs maken in de wereld van het kleinschalig wonen voor mensen

met dementie. Tal van boeiende discussies en grondige werkafspraken waren de re-

vue gepasseerd en goddank werd er ook vreselijk gelachen en gerelativeerd. B. klinkt

onverwacht vrolijk en opgewonden over de telefoon… in tegenstelling tot de cyni-

sche houding die ik van hem ken. Van alle verpleeghuisartsen is hij wel degene, die

ik het meest heb horen mopperen op de uitgangspunten van kleinschalig wonen. Zo

was het feit dat genoemde woonvorm niet aan het verpleeghuis was vast gebouwd

hem een doorn in het oog, om nog maar te zwijgen over de uitspraak dat men geen

Risico’s … gezellig

Regels, richtlijnen en protocollen

52

Page 53: Zo doen we dat hier

53

33

standaard doktersrondes meer wilde,

liever bezuinigde op fysiotherapie en

diëtisten dan op verzorgenden, en

dat bewoners niet meer naar de cen-

trale activiteitenbegeleiding konden.

‘Ik moet je wat laten zien’, drong hij

op vrolijke toon aan. ‘Je kijkt je ogen

uit…’ Nu huppelt er in mij ook een

verpleegkundige rond, die graag

de goedkeuring van de dokter wil

hebben en hoewel ik er een uur voor

moest rijden, vertrok ik verwachtings-

vol zuidwaarts. Onderweg had ik alle

gelegenheid om nog even na te den-

ken over de gezellige opening van de kleinschalige woonvorm. Deze was zonder

enige reserve zeer geslaagd te noemen. Op een zinderend warme zomermiddag

was alle familie op komen draven, had de directeur een prachtige toespraak ge-

houden en was het team vol enthousiasme bezig geweest met de reeds genoemde

barbecue. Vlak voordat ik op de plaats van bestemming was aangekomen belde

B. mij nog eens op op mijn mobiel. De opwinding was nog steeds merkbaar in

zijn stem. ‘Ben je er al bijna…?’ Tot mijn verbazing beloofde hij mij dat hij mij zou

opwachten bij de ingang. Eenmaal aangekomen werd ik op de schouder geslagen

en gehaast meegenomen naar een van de appartementen. Ondanks mijn vrolijke

uitnodigingen om hem te ontlokken wat er nu zo bijzonder was gaf hij geen

krimp. ‘Nee…’, lachte hij…. ‘je moet het gewoon even zien.’ We kwamen langs de

woonkamer: C. had dienst, een goedlachse vrolijke meid van een jaar of dertig. Ik

53

Page 54: Zo doen we dat hier

54

33

groette haar, maar dit keer knikte ze ons beiden een beetje schuchter toe en daar

hadden de alarmbellen al moeten gaan rinkelen. B. ging mij voor de hoek om en

opende de kamer van het appartement van mevrouw Van A. De stank van braak-

sel en diarree walmde me tegemoet. Met rode blossen op een bleek en ingevallen

gezicht, lag ze koortsachtig in bed te zweten en te zwoegen. Allemachtig, wat was

die vrouw ziek. Op slag veranderde de toon van B. ‘Dus…’, grauwde hij, terwijl hij

naar mij wees, ‘...we hoeven volgens jou de HACCP niet zo serieus te nemen.’ Hij

knikte even naar mevrouw Van A…. ‘Heb jij eigenlijk enig idee hoe ziek je kan zijn

van voedselvergiftiging?’

Met een mengeling van schuldbesef, schaamte en schrik stond ik hem aan te

kijken. ‘Wat is dit erg’, hakkelde ik… ‘Erg… erg…??’, bouwde hij mij na. ‘Dit soort

stommiteiten kun je van tevoren toch aan zien komen? Door die onnozele teksten

van jou hebben ze rauwe kip op de barbecue gelegd. “Doe maar gewoon” weet

je nog? En ik zal je vertellen wat me nog meer dwars zit…’ Hij trok het laken van

mevrouw Van A. nog even recht en liep voor me het appartement uit. Beduusd en

met een kop vol wroeging liep ik achter hem aan. Buiten kreeg ik al zijn bezwaren

tegen de gang van zaken rondom kleinschalig wonen weer opgelepeld. Voordat

ik haastig in de auto stapte en weer naar huis reed, had ik al drie keer toegegeven

dat ik me voortaan genuanceerder uit zou laten: de les was wel begrepen.

De gifbeker was echter nog steeds niet leeg: integendeel. Twee weken later belde

hij nog eens op: door de telefoon kon hij zijn woede nauwelijks bedwingen.’Nu

heb ik onze deskundige twee weken de tijd gegeven om het team of de familie van

mevrouw Van A. even te bellen, maar dat lef heb je klaarblijkelijk niet. Je kunt het

mooi vertellen, De Boer, maar ik hoef jou niet meer te zien.’

Schaamte is een kaal gebouw en kent vele verdiepingen.

Regels, richtlijnen en protocollen

54

Page 55: Zo doen we dat hier

55

3

Gezellig: mensen helpenOndanks bovenstaande anekdote blijf ik erbij dat risico’s bij het leven en het

wonen horen, evenals gezelligheid. Nu is gezelligheid niet alleen belangrijk voor

bewoners, het trekt ook personeel aan. We mogen er vanuit gaan dat verzorgen-

den vooral dit beroep kiezen vanuit de verwachting iets met mensen te gaan

doen, hen te helpen en om iets voor hen te betekenen. Meestentijds gebruikt men

daarbij misschien ouderwetse termen als hulpvaardigheid en dienstbaarheid…

maar toch!

Bedrijfsrisico’s De komende jaren wordt een forse uitstroom van personeel verwacht in verpleeg-

en verzorgingshuizen¹. Er is een aantal zaken aan te wijzen die de motivatie van

beginnende en ervaren verzorgenden hoe langer hoe meer dreigen te verpesten.

De administratieve druk van verzorgenden wordt veel te hoog. Dat wil niet

zeggen dat men met de rug naar rapporteren en registreren toe staat, integen-

deel. De meeste verzorgenden maken veel werk van de dagelijkse rapportage,

de verpleegkundige overdracht en de bijzonderheden. Die hoef je echt nut en

noodzaak van een goed ingevuld Zorgleefplan niet meer uit te leggen en men is

zich zeer bewust van het keurig bijhouden van vocht, voeding- en defaecatielijs-

ten bij ernstig zieke patiënten. Daarnaast kunnen ze prima onderscheiden welke

richtlijnen en standaard verpleegplannen gehanteerd moeten worden wanneer

decubitus dreigt, of waarover gerapporteerd moet worden wanneer een bewoner

in een terminale fase verkeert. Maar sommige administratieve zaken drijven menig

verzorgende tot wanhoop.

Beroepsvervreemding Voor de meeste verzorgenden zal gelden dat veel

regelgeving en de daarbij horende administratie vol-

strekte ondoorzichtig is. Administratieve werkzaamhe-

den die voortkomen uit bijvoorbeeld ZZP’s, HKZ,

LPZ-metingen, cliënttevredenheidsonderzoeken en medewerkerraadplegingen

Administratie en getreiter

¹ Arbeidsmarkt en Zorgvraag – achtergrondstudies: Raad voor de Volksgezondheid - 2006.

Arbeid in Zorg in Welzijn 2009 – Prismant: van der Wind e.a. – 2009.

Page 56: Zo doen we dat hier

56

3

slaan door hun onbegrijpelijke maar verplichtende karakter een fors gat in de authen-

tieke motivatie van medewerkers om “te helpen”. Als voorbeeld kan de onzinnige

regelgeving dienen rondom de HACCP en haar wereldvreemde voorschriften die zijn

ontstaan n.a.v. een paar – overigens door werkdruk onvermijdelijke – incidenten.

Het is nog wel zo netjes…F. probeert het kalm uit te leggen, maar de woede golft ziedend onder de opper-

vlakte. Ze werkt op één van de vier woonkamers van de kleinschalige woonvorm in

L. Bij elkaar wonen hier 24 bewoners, die gezellig de dag doorbrengen met een team

verzorgenden waarvan de gemiddelde leeftijd ongeveer 40 jaar is. Bij controle door

de inspectie is gebleken dat de hygiëne klaarblijkelijk te wensen overliet, getuige het

verbeterplan wat door het Locatie Management Team is opgesteld. Op bevel van de

inspectie en de dienstdoend HACCP-Feldwehbel moet zowel de koelkast, de oven als

de magnetron vanaf nu een keer per week schoongemaakt worden. ‘Alsof ik niet wat

beters te doen heb …’, briest F. Met ingehouden woede voegt ze eraan toe dat men

niet alleen de opdracht gekregen heeft om de boel schoon te maken, maar dat er

warempel een instructie is meegekomen hoe de apparatuur moet worden schoon-

gemaakt en welke vaatdoekjes daarvoor geschikt zijn. Vanzelfsprekend dient een

aftekenlijst te worden bijgehouden die op een zichtbare plek moet zijn opgehangen.

Ik geloof mijn oren al helemaal niet wanneer ze meldt dat een coördinator van de

facilitaire dienst één en ander in een bijscholing van twee uur zal uitleggen aan de

medewerkers. Nu komen de tranen: de behoefte om zorg te bieden aan zes dolende

zielen moet worden verzet ten behoeve van een door anderen opgelegd hygiënere-

gime. Maar bovenal die krenking dat volwassen vrouwen (door nota bene een man)

wordt uitgelegd hoe ze een magnetron moeten schoonmaken…Ja kijk eens: wie op

deze manier orde zaait, zal chaos oogsten.

Regels, richtlijnen en protocollen

56

Page 57: Zo doen we dat hier

57

3

Waar slaat dit op? Ik denk dat niet alleen de administratieve druk te hoog wordt: het is op enig moment

ook de onzinnigheid, de ingewikkeldheid en het onbegrijpelijke gevraag wat verzor-

genden op de zenuwen gaat werken. Daar kan aan toe gevoegd worden dat met het

invullen van elke vragenlijst de overtuiging groeit dat de antwoorden alleen maar

zullen leiden tot meer bezuinigingen.

Wel of niet invullen? Het is niet voor de hand liggend om te veronderstellen dat de gemiddelde verzor-

gende kan onderscheiden welke vragenlijsten en onderzoeken nu wel of niet terzake

doen. Die heeft wel andere problemen aan het hoofd.

Hoewel men wel in de gaten heeft dat lang niet alle

administratie afgehandeld kan worden, is het voor

verzorgenden allemachtig ingewikkeld om uit te

maken wat nu prioriteit heeft en wat niet. Wordt het

gewicht van deze keuze – helpen of registreren

– bij niveau 2 of 3 neergelegd, dan is dat volgens mij

vragen om ongelukken.

Ongelukkige verzorgenden Onbegrijpelijke regelgeving, ingewikkelde onder-

zoeken en nodeloze vragen geven verzorgenden

niet zelden het gevoel dom te zijn en af te gaan.

Ze zien dat ze niet meer aan hun eigenlijke taken

toekomen (het verzorgen van bewoners) en

langzaam maar zeker ontstaat het risico dat ze

een hekel aan hun beroep gaan krijgen. Een

aantal probeert de nooduitgang te vinden: ze wil-

len nog wel in de zorg werkzaam blijven, maar niet als persoonlijk begeleider

of eerstverantwoordelijk verzorgende in de hoop daarmee verlost te worden van

alle administratieve rompslomp. Het tekent de tendens dat verzorgenden ongeluk-

“Onbegrijpelijke richtlijnen”

Page 58: Zo doen we dat hier

58

3

Wereldvreemde voorschriften

kig worden in hun vak. Als verpleeg- of en verzorgingshuizen één bedrijfsrisico

lopen, dan is het wel dat er ongelukkige medewerkers aan het bed staan… dat leidt

nog eens tot risico’s. En reken maar dat sommige medewerkers ongelukkig worden

van het feit dat ze in het kader van de HACCP eten weg moeten gooien, verplicht

wekelijks koelkasten schoon moeten maken (terwijl ze dat thuis maar een keer in de

zes weken doen), allerlei formulieren moeten aftekenen… maar aan hun passie, de

zorg, niet meer toekomen.

Omgekeerd effect Ondanks alle goede bedoelingen van regels, procedures, richtlijnen en voorschriften

om kwaliteit in verpleeghuizen te brengen blijkt de hele regelgeving nu toch zo

langzamerhand omgekeerd uit te pakken voor het woon-/werk-

klimaat in genoemde instellingen.

Wat een toegevoegde waarde had moeten worden is door de

drang om alle risico’s tot nul te reduceren, nu ronduit te duiden

als afgeboekte waarde… met een hoog risicoprofiel. Het hele

systeem (administratieve druk, wettelijke regels en voorschriften als HACCP, BHV,

ZZP, de onophoudelijke bezuinigingen en het hele geprotocolleerde wantrouwen)

zal naar mijn stellige overtuiging binnen een paar jaar tot een enorme uittocht

leiden onder verzorgenden.

Centenneukers Ah… ik tref F. weer, een paar dagen na haar woede-uitbarsting rondom de HACCP

en de schoon te maken oven, weet u nog? Ze slaagt er nu in om ook mij kwaad te

krijgen met een verhaal dat ik aanvankelijk weiger te geloven. Eenmaal per maand

(en wel de laatste werkdag van die maand) moet iemand van het team op een

formulier invullen hoeveel geld er nog in kas is. Dat zit zo: het team bewaart zelf

Regels, richtlijnen en protocollen

58

Page 59: Zo doen we dat hier

59

33

middels “de groepskas” de financiën rondom de boodschappen die moeten worden

gedaan, gebak wat bij verjaardagen moet worden gekocht en waar de bitterballen

en advocaat met slagroom van worden betaald. Daar schijnt enige controle bij te ho-

ren. Is dit nog een beetje te verdedigen: de pijn zit ‘m in de volslagen idiote construc-

tie dat men niet alleen moet vermelden hoeveel euro er nog is, maar dat precies op

een daartoe opgesteld formulier moet worden vermeld hoeveel briefjes van €50, €20,

€10, euromuntjes van €0,50 et cetera er in kas zijn. Onderaan wel graag even tekenen

door de dienstdoend medewerker en – pas op (!) – niet in het vakje van de cliënten-

administratie.

Ja... u raadt het al: daar zijn de tranen weer bij F.

Ik beloof haar langs te gaan bij “de administratie” en er op aan te dringen dat deze

treiterij moet worden afgeblazen. Het resultaat is echter dat ik de rest van de dag

ziedend doorbreng. Daags daarna rui ik het team op en verzoek hen alle “Euroformu-

lieren” voortaan volslagen verkeerd in te vullen. Per maand graag een nadelig saldo

van € 3.655,479,36... men mag zichzelf ook rijk rekenen: zie maar. Elk formulier graag

aftekenen met Gerke de Boer.

Dat zal die hufter op de administratie leren met zijn temerig toontje: ‘Ja… ik heb die

regel ook niet bedacht..

Wat zegt u? Natuurlijk weet ik wel dat terugtreiteren niet helpt!

59

Page 60: Zo doen we dat hier

60

3

Schraalhans is keukenmeester Het lijkt me dat er sprake is van een dubbele verschraling. Allereerst zijn er natuurlijk

de reguliere bezuinigingen, maar daarnaast ervaren verzorgenden minder beschik-

bare tijd voor bewoners, mede door de toenemende (onzinnige) administratieve

druk Dit gegeven is niet meer te rijmen met de natuurlijke en authentieke motivatie

van verzorgenden om iets te betekenen voor de ander; in dit geval de verpleeghuis-

bewoners. Deze gang van zaken zal zijn eigen dynamiek krijgen (en denk nu niet dat

het wel een beetje mee zal vallen...) en leiden tot een uiterst

beroerde reputatie van dit toch zo mooie beroep. Wat ook

al niet helpt is dat nieuwe collega’s amper nog een con-

tract kunnen krijgen van 12 uur of meer. Het liefst wordt

elke nieuwe medewerker – onder het mom van flexibiliteit

– op een 0-urencontract aangenomen. Dan is het alleen nog maar wassen en rauzen,

zonder dat er daadwerkelijk contact is met cliënten… of een hypotheek kan worden

afgesloten. Het gevolg is dat men alles bij elkaar opgeteld liever 36 uur per week bij

De Schoenenreus of Bristol gaat werken: een leuk contact met klanten en collega’s…

en met zondags, kerst en Koninginnedag vrij op de koop toe!

Parlementaire enquête 2020 Men hoeft toch voorwaar geen ziener te zijn om te kunnen voorspellen dat in 2020

het hele systeem het risico zal hebben gelopen om ingestort te zijn. Naar mijn vaste

overtuiging zal er tegen die tijd dan ook een parlementaire enquête komen, die ant-

woord moet geven op de vraag hoe in hemelsnaam de prima draaiende verpleeg-

huiszorg van 2008 in tien jaar tijd op de fles is gegaan.

De enquêtecommissie zal tegen die tijd managers en beleidsmakers in de zorg de

volgende bittere verwijten maken:

- Hoe is het mogelijk dat jullie, terwijl de financiële crisis volop zichtbaar was,

niet de parallel hebben gezien met het bankwezen? In 2009 immers gingen

banken op de fles omdat bankiers geen idee meer hadden welke producten ze

verkochten, aan wie ze dat verkochten en wat het effect daarvan was. Geld ver-

dienen en het creëren van (ondoorzichtige) financiële producten waren in de

Dan maar naar de Schoenenreus

Regels, richtlijnen en protocollen

Page 61: Zo doen we dat hier

61

3

plaats gekomen van dienstverlening en hypotheekverstrekking. Het verwijt zal

zijn dat managers en politici in 2009 en 2010 – hoewel ze geen snars snapten

van ZZP-systematiek en PGB-budgetten – financiën en logistieke efficiency tot

hun corebusiness hadden gemaakt… in plaats van zorg.

- Hadden jullie in 2009 en 2010 (aldus de enquêtecommissie) niet kunnen voor

zien dat al die krankzinnige regelgeving, administratieve druk en uitgemergelde

zorg zou leiden tot massale ontevredenheid onder verzorgenden... en dat logi-

scherwijs dus een collectieve uittocht van diezelfde verzorgenden (2015 - 2018)

wel op gang moest komen?

- Behalve (de enquêtecommissie is nog steeds aan het woord, beste mensen),

dat leidinggevenden het zicht kwijtraakten op zaken als ZZP, PGB en

CIZ, raakten diezelfde leidinggevenden ook nog eens het zicht kwijt op de

inhoudelijke kant van de zorg. Begrippen als zorgzaamheid en hulpvaardig-

heid, gezelligheid en toewijding, moesten worden ingeruild tegen jargon wat

door diezelfde leidinggevenden aan geen enkele verzorgende meer kon wor-

den uitgelegd. Daardoor was sluipenderwijs taalgebruik als “Verantwoorde

en Belevingsgerichte zorg, Marktwerking en Vraaggericht werken (met alle

verwachtingen bij verzorgenden en cliënten van dien)”, het domein geworden

van stafmedewerkers en docenten / opleiders… die overigens zelf nog nooit

een stap hadden gezet in het verpleeghuis.

- In 2010 was het vak van verzorgende door een normale sterveling niet meer

uit te leggen. Niet dat er geen poging werd gedaan om uit te leggen dat we

in het kader van de marktwerking de bewoner als cliënt moesten zien. (Ik kom

“die cliënten” anno 2010 trouwens wel eens tegen in het verpleeghuis: ik denk

– en nu zeg ik maar vlug even dat ik me daar diep voor schaam – met enige

regelmaat dat die cliënten in werkelijkheid verwarde stumpers zijn. Verdwaald

in een bizarre uithoek van het bestaan en op ongelukkige wijze vastgehaakt

aan de laatste rafels van het leven). Ik zal niet verder uitweiden over het idiote

taalgebruik onder deskundigen, maar het waren niet de minste verzorgenden,

die instemmend moesten knikken wanneer hen werd uitgelegd wat het verschil

was tussen de verzonken IK en het verdwaalde IK. Niet dat verzorgenden overi-

Page 62: Zo doen we dat hier

62

3

gens de kans kreeg om deze deftigdoenerij te toetsen in de praktijk. De vol-

gende bezuinigingsronde lag al op de loer.

De parlementaire enquête in 2020: we kunnen nu alvast beginnen de antwoorden te

repeteren.

Wat nu? Is het nu nog zo dat voornamelijk de cliënt centraal staat binnen de zorg (en dan

vooral de gezondheidsrisico’s die deze loopt): ik ben bang dat we dat met onmid-

dellijke ingang ook met de verzorgende moeten gaan doen. Ik wil hier dan ook een

stevig pleidooi houden om het werk van verzorgenden leuker te maken (ik kan het

niet simpeler stellen):

- Het management (en dan alle lagen en soorten daarvan) is gehouden om regels

en richtlijnen te toetsen op eenvoud, betrokkenheid en professionaliteit. Ont-

breekt het aan een van deze drie kenmerken dan treedt de prullenbak in wer-

king. Dit lijkt op burgerlijke ongehoorzaamheid maar is te duiden als een

verpleegkundige professionele afweging. Een afweging die zijn oorsprong vindt

in deskundigheid, toewijding en beroepseer.

- Datzelfde management zal als filter moeten fungeren voor wat betreft de

regeldruk naar de werkvloer. Men moet verzorgenden stimuleren om naar bui-

ten toe vooral te beamen dat er strikt volgens protocollen, richtlijnen en

procedures gewerkt wordt, maar leidinggevenden zul-

len verzorgenden vooral uitdrukkelijk toestemming moe-

ten geven om deze zaken allemaal te negeren. Concreet

betekent dit dat aftekenlijsten vrolijk moeten worden

afgetekend, maar dat de daarop vermelde werkzaam-

heden natuurlijk niet te hoeven worden uitgevoerd:

iedereen tevreden! Men begrijpt dat ik het hier nu heb over zaken als HACCP,

BHV, HKZ, allerlei metingen, onderzoeken en vragenlijsten die vanuit ministe-

ries, inspectie en kwaliteitsbureaus komen.

- Vanzelfsprekend moet er nauwgezet volgens protocollen gewerkt worden, die

de cliënt daadwerkelijk raken. Wanneer mensen bijvoorbeeld ernstig ziek zijn

Regels en procedures: ja zeggen en nee doen

Regels, richtlijnen en protocollen

Page 63: Zo doen we dat hier

63

3

en het nodig is om vocht-, voeding- en templijsten aan te houden. Mensen

standaard een keer per veertien dagen wegen daarentegen moet weer volko-

men afgeschaft worden. Het MIK-formulier is wel weer van groot belang. Wan-

neer dingen fout gaan, moeten we immers met elkaar wel de moed en het ver-

antwoordingsbesef hebben om ons naar de inspectie toe te verantwoorden.

- Verder ben ik ervan overtuigd dat we zowel aan cliënten en familie moeten

uitleggen dat pech, ongelukken, missers en het noodlot ook in het verpleeghuis

voorkomen. Het lijkt mij stug dat deze niet zouden begrijpen dat het vermijden

van deze risico’s juist leidt tot de moeder aller risico’s: een leven als een patiënt

in een operatiekamer van een ziekenhuis. Om alles een beetje in goede banen

te leiden stel ik voor (vooruit, nog een extra formulier…) om familie en bewo-

ners, eenmaal aangekomen bij het verpleeghuis, een formulier te laten tekenen

waarop alleen maar staat: U komt hier wonen op eigen risico, maar wij zullen u

daar graag bij helpen!

Politici en bouwvakkers: de publieke opinie Wellicht dat het een idee is om vanuit de verpleeg- en verzorgingshuiswereld vol de

aanval in te zetten op politici die bij het eerste het beste incident weer als een valse

sirene staan te janken in de hoop een paar extra stemmen te krijgen. Die repete-

rende en zwarte processie naar de interruptiemicrofoon, dat gejammer dat de zorg

zo slecht is, dat “die oude mensen zo schandalig behandeld

worden” en dat de zorg nergens op lijkt… om vervolgens

met de volgende regels, procedures, onderzoeken, richt-

lijnen en bezuinigingen in te stemmen: bah! Het maakt

cliënten, familie en verzorgenden doodongerust. Die

lezen tenslotte de krant ook.

Waardering Bij deze de dwingende opdracht aan de Nederlandse samenleving om te stoppen

met het gesar van verzorgenden. Schei uit met het geklaag over de gezondheidszorg

aan de ene kant, terwijl er aan de andere kant volop wordt bezuinigd. Denk niet dat

Schei uit met mopperen en klagen

Page 64: Zo doen we dat hier

64

3

verzorgenden onmiddellijk bakken meer geld willen verdienen, maar een paar com-

plimenten, waardering en respect voor het moeilijke en ingewikkelde werk dat ze

moeten doen, kan het tij nog keren. Dat zal moeten, want in 2020 is er anders geen

kip meer te vinden om dit vak nog uit te oefenen. En dat zal dan wel moeten, want

tegen die tijd zijn er “cliënten” bij de vleet!

Regels, richtlijnen en protocollen

Page 65: Zo doen we dat hier

65

Communicatie en feedback zijn voor veel verzorgenden regelmatig terugke-

rende onderwerpen in scholingen en teambesprekingen. Negen van de tien

keer lijkt dit zonde van de tijd. Het ware verstandiger om eens te onderzoe-

ken waar de reflex vandaan komt om alle ongenoegen rondom communicatie

en feedback toe te schrijven aan het onvermogen van verzorgenden om met

elkaar samen te werken. Fatsoenlijk leiding geven lijkt eerder de oplossing.

4Goedgekeurde onzin

Communicatie en feedback

Page 66: Zo doen we dat hier

66

4

Ongemak…Ik weet niet hoe het met u zit, beste lezer, maar ik word altijd een beetje ongemak-

kelijk bij de begrippen communicatie, feedback en kritiek, vooral wanneer verzorgen-

den erbij worden betrokken. Mijn bezwaren gelden vooral ook de ronkende scho-

lingsindustriedaaromheen.Uwiltwetenwatdebezwarenzijn?Hetorganiserenvan

scholingen rondom communicatie en feedback heeft mijns inziens geen enkel nut.

Verzorgenden kunnen het toch niet laten zich te gedragen zoals ze zich gedragen.

Ook niet na een cursus.

Het gevolg van zo’n training levert voornamelijk scheve gezich-

ten op. Door alle gehannes over vermeende zaken die niet goed

gaan, wordt men vooral boos en sikkeneurig naar elkaar. Boven-

dien bevat de feedback en kritiek, die men van elkaar te horen

krijgt, niets nieuws. Diegene die onderwerp van kritiek is, heeft

de hele riedel al driehonderd keer gehoord.

Komt nog bij dat morgenavond wel weer gezamenlijk een late dienst gedraaid moet

worden… met dezelfde collega, die je vandaag nog wilde vertellen “...waar je nog aan

moet werken”.

Altijd raak Wat valt er uiteindelijk ook aan kritiek te geven… de gemiddelde verzorgende werkt

zich zeven slagen in de rondte en ziet zich voor veel te veel problemen geplaatst,

waar ze in veel te weinig tijd oplossingen voor moet zien te vinden. Precies die zaken

waar men niet aan toegekomen is, zijn dan meestal weer onderwerp van gesprek in

een rondje communicatie en feedback.

Uitervaringschatikdatnegentigprocentvandeverzorgenden,dieallangerdanvijf

jaar in een team werken, geen enkele behoefte hebben aan een scholing over feed-

back en kritiek met betrekking tot zichzelf of hun collega’s. Dat wil niet zeggen dat

men niet zelfkritisch zou zijn: integendeel! Maar men maakt zelf wel uit welke collega

om advies en feedback wordt gevraagd en hoe dat dan moet gebeuren.

Feedback; niks nieuws gehoord

Communicatie en feedback

Page 67: Zo doen we dat hier

67

4

“Lust zum klagen” Dat laat natuurlijk onverlet dat de overige tien procent wel pap lust van het on-

derhavige thema. Ha…!!, met overgave stort men zich op het functioneren van de

ander, de organisatie, de samenleving en de regering. Ik heb het nu even over de

altijd bozige collega’s die voortdurend een ander

ongenoegen in zichzelf er even uit moeten laten, bij

voorkeur in een verongelijkte toonzetting.

Onder dekking van het argument “dat die oude

mensen zo verschrikkelijk tekort komen”, wordt over

de organisatie, de directie, de leidinggevenden en

de collega’s geklaagd dat er te weinig ondersteuning, tijd, geld en kennis van zaken

is... en dan – u begrijpt het al – vooral bij de ander.

Leidinggevenden Er zijn nogal wat leidinggevenden die het moeilijk en ingewikkeld vinden om teams

te coachen, waarin medewerkers het onderling niet eens zijn en daarover ruziën met

elkaar. Niet zelden betreft het ongenoegen de te verrichten werkzaamheden (en de

afgesproken werkwijze) rondom bewoners- en samenwerkingskwesties.

Daarnaast komt de heibel voort uit werkdruk: verzorgenden moeten meestal tien

dingen doen terwijl ze er maar acht kunnen uitvoeren. Voor hen is het een lastig

dilemma om die twee dingen te bepalen, die dan maar moeten blijven liggen.

De vraag is echter hoe vaak en op welke dossiers het gewicht van deze beslissing bij

de teams neer gelegd moet worden.

De pot verwijt de ketel Nu zijn leidinggevenden niet de enigen die bij- en nascholing (communicatie en

feedback) naar voren schuiven om de dagelijkse gang van zaken op de werkvloer

een beetje te stroomlijnen. Vooral opleiders en organisatieadviseurs zoals onderge-

tekende zijn natuurlijk dol op dit soort klussen… de kost moet er tenslotte wel mee

verdiend worden.

Niet dat deze professionals zelf overigens zo dol zijn op kritiek: de gemiddelde

Och... er mankeert altijd van alles aan

Page 68: Zo doen we dat hier

68

4

verzorgende zou er versteld van zijn hoe chagrijnig en rancuneus er door leiding-

gevenden, locatiemanagers, opleiders en beleids- en stafmedewerkers gereageerd

kan worden op op- en aanmerkingen met betrekking tot hun manier van lesgeven,

stakerig opgestelde beleidsnotities en de bedroevende manier van communiceren.

Treurig genoeg vormt de schrijver van dit verhaal – volgens zijn vrouw en kin-

deren – daar geen uitzondering op… die zijn dan ook nog niet jarig!

Verwachtingen Je zou je toch afvragen waar die enorme verwachting vanuit het management van-

daan komt “… dat zo’n scholing communicatie en feedback wel zal helpen”.

Vanuit het gezichtspunt van de meeste verzorgenden lijkt een cursus feedback en

communicatie mij eerder een door leidinggevenden opgestelde motie van wantrou-

wen, dan iets wat men nog aan zou moeten leren. Het is toch te gek voor woorden

om te veronderstellen dat vrouwen, die met alle liefde de beste jaren van hun leven

aan dit moeilijke en ingewikkelde beroep geven, nog zouden moeten leren com-

municeren. Ze communiceren zich zeven slagen in de rondte. Kinderen moeten ’s

ochtends vroeg uit bed worden getrommeld en naar school worden gestuurd

en hun mannen moeten ze soms nog achter de kont aanzitten voordat die

op het werk komen. Niet zelden is men behalve verzorgende ook nog eens

mantelzorger voor ouders en schoonouders. Daarnaast is er een taak als

voorlees- of biebmoeder op school en moeten verzekeringsadviseurs en

Jehova’s worden afgepoeierd aan de deur. Tevens zijn het doch-

ters, zusters en vriendinnen van elkaar en doen ze

vrijwilligerswerk bij de sportverenigingen van de

kinderen. En zij zouden moeten leren communice-

ren met elkaar…?

Het is nu eenmaal een gegeven dat mensen wel-

eens niet op kunnen schieten met elkaar: dat is wat

mij betreft in veel gevallen geen probleemstelling

“Scholing mensen, nog meer scholing...”

Communicatie en feedback

Page 69: Zo doen we dat hier

69

4

(waar een oplossing voor bedacht moet worden), maar een vaststelling (het is nu

eenmaal zo).

Management Iedereen die een beetje verstand heeft van de dagelijkse gang van zaken waar ver-

zorgenden mee worden geconfronteerd, weet dat het niet mogelijk is om dit werk te

doen als men niet kan communiceren. De grootste schifting onder medewerkers op

hun communicatieve vermogens heeft al plaats gevonden in de sollicitatiegesprek-

ken. We kunnen ervan uitgaan dat de meeste verzorgenden zijn geslaagd voor dit

examen.

Problemen rondom communicatie en feedback zouden dan ook weleens eerder kun-

nen komen door gehannes “hoog in de organisatie”, in plaats van dat verzorgenden

ingebrekeblijven.Uwilttweevoorbeelden?

1. Er is geen heldere zorgvisie, die als richtsnoer voor het dagelijks handelen van

verzorgenden kan dienen.

2. Medewerkers worden geconfronteerd met een angstige leidinggevende, die

“de hoofdpijndossiers” in en rond hun teams niet aan durven te pakken. Even

een greep uit de praktijk:

• Collega’sdiezichomdehaverklapenonbetrouwbaarziekmelden.

• Verpleeghuisartsenofanderedisciplinesdiezichonhebbelijkgedragen

naar verzorgenden.

• Deongeremdedrangvanuitdeorganisatieommedewerkersallerlei

onderzoeken, protocollen, lijsten, richtlijnen, metingen, voorschriften,

enquêtes en procedures te laten invullen.

De bovenkant versterken Wanneer het inderdaad het geval is dat er geen stevige en herkenbare zorgvisie is en

de leidinggevende niet weet hoe ze de boel aan moet pakken, dan kon het weleens

verstandig zijn om die twee zaken bij elkaar te brengen. Dan is het zaak om eerst

maar eens niet de aandacht op verzorgenden te richten, maar om de bovenkant van

Page 70: Zo doen we dat hier

70

4

de organisatie te versterken.

Van succesvolle organisaties (waaronder vele verpleeghuizen) is bekend dat leiding-

gevenden, sleutelfiguren en disciplines die hoog in de pikorde staan, elkaar aan-

spreken en commitment van elkaar eisen op zaken als bejegening, samenwerking

en omgang met cliënten. In deze organisaties worden vooral de teamleiders door

directie en management ondersteund en gehoord. Zij vormen de belangrijkste

leidinggevende laag in de organisatie.

Rolmodellen Als verzorgenden ergens gevoelig voor zijn, dan is het wel dat leidinggevenden

en sleutelfiguren het goede voorbeeld geven en zo nodig de touwtjes in handen

nemen. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer medewerkers klagen over een collega

die bewoners onheus bejegent of voortdurend te laat op het werk komt. Reken er

maar op dat verzorgenden dit dan al op meerdere manieren en vele malen be-

spreekbaar geprobeerd hebben te maken bij desbetreffende collega, alvorens men

de hulp inroept van een leidinggevende.

Ik zou zeggen: doe er dan wat aan als leidinggevende en maak je er niet vanaf met:

“En toch vind ik dat je dat zelf al met haar moet bespreken”.

Overigens kan het nog erger: als leidinggevende omstandig uitleggen hoe mede-

werkers dat dan aan moeten pakken.

Vooruit met de geit …Ik heb ruzie met M., een brommende en norse manager die buitengewoon autoritair

en bonkig kan zijn naar medewerkers. Overigens vind ik het heerlijk werken met

M.: je kan op woensdag een daverende ruzie met hem hebben… op donderdag is

wat hem betreft alles weer vergeven en vergeten. En ruzie krijg ik met hem. Hoewel

hij door zijn bazige en arrogante gedrag regelmatig in conflict is met zijn directe

Communicatie en feedback

70

Page 71: Zo doen we dat hier

71

44

omgeving, stuurt hij wonderlijk genoeg omgekeerd de verzorgenden op een cursus

“Communicatie”.

Ik ben kwaad over de hele onzinnige opzet en het achterliggende idee van de scho-

ling. Kort samengevat komt zijn motivatie erop neer dat medewerkers vooral ook

moeten leren luisteren naar elkaar (en hun leidinggevenden!). Besloten wordt om

een scholingstraject van liefst 8 maanden uit te zetten waarin – jawel – de hele san-

tenkraam weer voorbij komt: feedback, kritiek, zender, ontvanger, luisteroefeningen

en de moeder aller nachtmerries voor verzorgenden: een rollenspel!

Om dit hele circus af te trappen heeft de “Ethische commissie” van het verpleeg-

huis in opdracht van M. bedacht om het hele verhaal van een ludieke opening te

voorzien. Ook die hele commissie schiet me in het verkeerde keelgat. Er zitten alles

behalve verzorgenden in, maar wel lieden als geestelijk verzorgers, psychologen,

dokters en maatschappelijk werkers die het hoogste woord in dit orgaan voeren…

over hoe verzorgenden hun werk moeten doen.

Afijn: alle medewerkers worden opgetrommeld om op een avond naar het plaatse-

lijke theater te komen waar de feestelijke aftrap plaats zal vinden van het communci-

atie-scholingsplan. Als attractie wordt een schapenhoeder uitgenodigd die samen

met zijn twee honden een groep schapen door het theater zou leiden.

De symboliek die daar volgens de

Ethische Commissie vanuit

zou gaan ontgaat u vast

niet: er moet één

71

Page 72: Zo doen we dat hier

72

44

leidinggevende zijn (de schapenhoeder), die samen met twee teamleiders (de hon-

den) de medewerkers (de arme schapen) aanvoert.

Ondanks mijn luidkeels, maar door M. genegeerde protest (“Dan ga je toch fijn

ergens anders je praatjes verkopen Gerke?”) tegen de hele gang van zaken, kom ik

op desbetreffende avond toch opdraven. Tenslotte worden de bitterballen en overige

consumpties gratis verzorgd.

Het werd een spektakel om nooit meer te vergeten: tien seconden nadat de schaap-

hoeder met het hele spul ten tonele was gekomen schrokken twee schapen van de

hele entourage, begonnen de andere schapen ook zenuwachtig heen en weer te

draven, werd de zaal uiterst rumoerig (vooral de Ethische Commissie, verzorgenden

en dierenliefhebbers lieten luidkeels hun ontzette òòh’s en áááhs door de zaal heen

golven), de honden vlogen alle kanten op en stond de schaaphoeder radeloos te roe-

pen en te stampen met zijn stok om de boel weer een beetje in het gareel te krijgen.

Hoogtepunt was dat een stuk of vijf schapen van ellende de gangpaden en trappen

van het theater opstoven om daar de boel eronder te schijten. Stinken!!

Het duurde zeker een half uur voordat de schade weer een beetje was hersteld. Om

kwart over 4 ’s nachts was ik nog steeds in staat van slappe lach.

Natuurlijk was één en ander de volgende dag rond lunchtijd het onderwerp van

gesprek: een aantal leden van de Ethische Commissie sprak hun ontzetting en

teleurstelling uit over het gegeven dat het optreden van de schaaphoeder volkomen

mislukt was.

Ik zag dat nu juist een beetje anders en wees de aanwezigen op de symboliek die ze

zelf gehoopt hadden in te brengen. Hinnikend van genoegen kwam ik mijn gelijk

halen: ‘Als je maar ingewikkeld genoeg doet over communicatie en daar hele toeren

omheen uithaalt, dan wordt het vanzelf een bende en een chaos. Jullie wilden sym-

boliek? Nou... niet zeuren: dat heb je gekregen.’

Communicatie en feedback

72

Page 73: Zo doen we dat hier

73

4

Terugkrabbelen Nu laat ik mij – communicatiewise – natuurlijk niet helemaal halfgaar op de dia

zetten. Vanzelfsprekend moet er in het reguliere verpleegkundig onderwijs (MBO-

VZ) de nodige aandacht zijn voor zaken als het empatisch gesprek, leren luisteren,

gesprekstechnieken en zaken als slecht nieuws gesprekken. In de opleiding tot

verzorgende zijn dit buitengewoon belangrijke bestandde-

len. En natuurlijk is een beetje zelfinzicht ook nooit verkeerd:

iedereen in dit vak begrijpt het nut van introspectie en reflec-

tie. Ik heb zelf teveel plezier ondervonden van theorieën als

Transactionele Analyse en het werken met Kernkwadranten

om dit als onzin af te doen. Het zijn buitengewoon beproefde en effectieve commu-

nicatietheorieën waar men in teamverband veel plezier aan kan beleven, mits… het

hele spul er aan meedoet in en rondom het team: fysiotherapeuten, verzorgenden,

geestelijk verzorgers, managers, de diëtist en de verpleeghuisarts: iedereen doet

mee aan intervisie of leergroepen.

Deze manier van werken moet leiden tot gezamenlijke scholingsactiviteiten (onder

andere rondom communicatie) die medewerkers gegund… in plaats van opgelegd

wordt.

Communicatie en Zorgvisie Ik moet toch nog eens het belang van een duidelijke zorgvisie benadrukken in het

hele communicatieverhaal. Hoe helderder en eenvoudiger genoemde zorgvisie is

opgesteld, hoe beter deze door iedereen valt te begrijpen, waardoor er dus ook

gemakkelijk over gepraat kan worden.

Wat mij betreft is één van de beste zorgvisies, waar ik ooit in het psychogeriatrisch

verpleeghuis mee gewerkt heb, de volgende:

Op de begrafenis van een bewoner zullen we nooit meer iets nieuws te horen

krijgen.

Zo’n simpele uitspraak geeft prachtig richting en steun aan de gewenste manier van

doen en laten van (alle) hulpverleners. Het levert ook nog eens voldoende gespreks-

stof op in team- en bewonersbesprekingen, overleg met familie en cliënten, opna-

Zelfinzicht is nooit verkeerd

Page 74: Zo doen we dat hier

74

4

megesprekken, bij- en nascholingsprogramma’s of gewoon: gezellig onder de koffie:

Precies… allemaal communicatiemomenten.

Creativiteit Wat ook heel goed uitpakt, voor wat betreft communicatie, zijn gezamenlijke uit-

stapjes, feesten en gezellig uit eten. Vanzelfsprekend moet ook minstens één keer

per jaar een teamdag worden georganiseerd met een leuk en leer-

zaam programma waarbij de inhoud van zorg en samenwerking

centraal staat. Het is aan leidinggevenden om bij de zorgvisie die

men wil realiseren, nieuwe ideeën, werkwijzen, personeelsbeleid

en samenwerkingsverbanden te organiseren en te creëren. Doet

men dat niet, dan is de valkuil daar dat men voornamelijk alleen nog maar bezig is

te reageren op incidenten, de Inspectie voor de Volksgezondheid en klachten van

de ondernemingsraad… en beweer nu niet dat geld, tijd en werkdruk en bezuinigingen

zoiets in de weg zouden staan.

Het alledaagse leven In zo’n creatieve omgeving met een betrouwbaar locatiemanagement, een heldere

zorgvisie en waar sleutelfiguren respectvol met verzorgende omgaan, is het lekker

ouwehoeren over communicatie en elkaars manier van werken. En verder ben ik

bang dat verzorgenden allemaal maar moeten leren leven met alledaagse ongemak-

ken waar een boel over te communiceren valt:

• Wieruimtdewasdrogerleegopkleinschaligwonenenwielegtdeklereninde

kast.

• Wievultdevoorraadkastoptijdaan.

• Enormeverhalenvancollega’sinoverdrachtschriftendiekantnochwalraken.

Kwetsbaar opstellen? Mocht men toch nog verlegen zitten om wat adviezen rondom feedback en commu-

nicatie, dan volgen hier drie tips.

Leuk: met het team op stap

Communicatie en feedback

Page 75: Zo doen we dat hier

75

4

1. Stel je in hemelsnaam nooit kwetsbaar op: je loopt een groot risico dat je ge-

kwetst wordt. De stomste manier in deze is de beginvraag:

“Wanneer ik iets verkeerd doe, dan moet je dat wel zeggen”.

2. Stel je wel open en toegankelijk op: wacht niet tot men begint

met feedback, maar vertel zelf je collega’s wat je bezighoudt

en wat je boeiend en moeilijk vindt.

3. Geef geen feedback aan de ander wanneer deze dat niet wil

en bemoei je met je eigen zaken. Tenzij de ander daar om vraagt. Want dat moet

de les zijn natuurlijk: je bent niet goed snik als je zelf niet op gezette tijden om

feedback vraagt.

Kort samengevat Communicatie en feedback zijn schromelijk overdreven en overgewaardeerde

thema’s. Problemen in deze zullen niet door scholing en trainingen opgelost worden.

Coaching en sturing door leidinggevenden en sleutelfiguren helpen veel meer.

Op de moeilijkste dossiers moeten leidinggevenden knopen doorhakken (als een

team daar niet in slaagt) en op deze manier verzorgenden ondersteunen. Vooral

wanneer verzorgenden zelf niet om een cursus communicatie vragen, dan moet dat

ook niet georganiseerd worden.

Stel je nooit kwetsbaar op

Page 76: Zo doen we dat hier

Aan het werk (2) Onderweg naar een vergadering word ik op een lange gang van het verpleeg-

huis waar ik werk, aangeklampt door mevrouw Van G.. Ik ken haar: ze woont

op afdeling K, ik kom er veel en graag. In haar zorgdossier heb ik ooit een foto

van haar gezien: ik schat dat ze destijds een jaar of 35 was. Het had het meest

van een staatsportret. Een trotse, mooie vrouw met een volle bos krullend zwart

haar, zelfbewuste uitstraling, maar gereserveerd en afstandelijk.

Ondertussen is ze door een sadistisch om zich heen grijpend dementeringspro-

ces, afgefakkeld tot een graatmager spookverschijnsel: in alle opzichten is ze een

zwalkend vraagteken. Haar linkerheup heeft ze omhoog en naar buiten gesto-

ken, haar linkerschouder steekt daar bovenuit terwijl haar hoofd, als ze moe is,

bijna plat op haar rechterschouder rust. Tot zover gaat het nog, ware het niet dat

ze me, als ze mij eenmaal aangeklampt heeft, doordringend aankijkt met ogen

als zwarte kooltjes. Die ogen liggen in een asgrauw gezicht. Ze doet me den-

ken aan het schilderij van Munch “De schreeuw”. Haar gezicht is zó mager dat

haar huid lijkt op een soortement van blauwgrijs vloeipapier, dat strak op een

doodshoofd is gespannen. Haar neus staat spits als een zeis naar buiten, maar

het meest kenmerkende is haar mond: haar lippen vormen constant de letter O,

maar dan hevig geschrokken uitgesproken. Door haar ingevallen wangen en de

spits toelopende kin, lijkt het net of ze haar lippen naar binnen heeft gezogen. Er

komt echter geen geluid over haar lippen, het lijkt wel of ze stom is geworden.

Eenmaal met haar aan de wandel wordt een merkwaardig soort choreografie

uitgevoerd: ze doet met haar linkerbeen eerst een stap naar voren en sluit sle-

pend haar rechtervoet bij. Zoiets doet ze dan een stuk of vijf keer waarna ze

Het vraagteken van Munch

76

Page 77: Zo doen we dat hier

zich een kwartslag draait, mijn arm met

twee handen beetpakt en mij indringend

aanstaart. Het is een raadsel wat er in haar

omgaat. Ze drukt een mengeling van doods-

angst, ontzetting, beschuldiging en hulpbehoevendheid uit. Zo staart ze mij min-

stens een halve minuut aan voordat ze zich weer terugdraait en onze wandeling

vervolgt. Zo’n vijf stappen verder draait ze zich echter een kwartslag de andere

kant op en houdt met haar rechterhand de railing vast. Met haar andere hand

word ik in een soort houdgreep gehouden. Zo staat ze dan even naar buiten te

kijken, naar de vijver waarin de eenden hun veren opschudden en een verdwaalde

reiger staat te vissen. Daarna herhaalt zich deze dans, stap sleep sluit – aankij-

ken, stap sleep sluit – naar buiten kijken enzovoort.

Het duurt een eeuwigheid eer we bij de vergaderzaal zijn. Ze pakt mijn arm weer

met beide handen vast, kijkt me nog eens aan met die wanhopige blik en kermt

mij geluidloos toe. Voordat ik naar binnen ga, draai ik haar vriendelijk om – rich-

ting afdeling – en geef haar voorzichtig een zetje zoals je een leeg roeibootje de

rivier opduwt, waarna het door de stroming wordt meegenomen. En warempel:

daar drijft ze even later stap sleep sluit door de gang richting woonkamer.

Ik doe de deur van de vergaderzaal open en zie de verwijtende blik van A. die de-

monstratief eerst naar de klok en vervolgens naar mij loenst: ik ben een kwartier

te laat. Op tafel staat een kan koffie met een schaal cake: “Hè lekker, het crematie-

arrangement”, lach ik hem toe. ‘Ga maar vlug verder, ik heb er zin in.’

77

Page 78: Zo doen we dat hier

Vrijwilligers zijn niet meer weg te denken uit het verpleeg- en verzorgingshuis.

Zonder deze medewerkers zou het onmogelijk zijn om zaken als gezelligheid,

welzijn en cultuur nog langer in stand te houden in de Nederlandse zorgcentra.

Toch worstelen nog menig vrijwilliger en leidinggevende met de vraag wat

men nu eigenlijk wel en niet mag doen binnen het vrijwilligerswerk en waar de

professionele grenzen liggen.

5Kijkers naar de file?

Vrijwilligers

Page 79: Zo doen we dat hier

5

31

5

Oh ja…? Wie is hier de baas… Ik word erg vrolijk van het verhaal dat M. mij vertelt. Hij loenst een beetje, maar die

blik past wel in dat vriendelijke gezicht, dat tegelijkertijd voortdurend enige verba-

zing uitdrukt. Hij is manager van het verzorgingshuis in mijn voormalige woonplaats

en vertelt met een mengeling van genoegen en ergernis over mevrouw L.: ze is on-

dertussen 95 jaar en in genoemd verzorgingshuis aldaar een bekende verschijning.

In ieder geval omdat ze er al 14 jaar woont, maar curieus genoeg deed ze daarvoor

al 30 jaar vrijwilligerswerk op dezelfde plek en is dat onverdroten voort blijven zetten

nadat ze er is komen wonen. Zodoende runt ze nu al 45 jaar “De Breischool”, een term

waar je toch verschrikkelijk de slappe lach van zou krijgen.

Hoe dan ook: mevrouw L. voert op gevreesde wijze met ijzeren hand de regie over het

handwerken… en de te schenken kopjes koffie. Om 10.00 uur stipt moet het eerste

bakje worden ingeschonken bij de medebewoners, die deel uitmaken van het breiend

gezelschap en om 10.15 uur precies volgt het tweede bakje. Alle bewoners die te laat

zijn, eerder een kopje koffie willen of vragen om een derde bakje, worden snoeihard

op hun plek gezet. Alle klachten van de medebewoners hieromtrent komen van-

zelfsprekend bij M. terecht, die al een aantal keren tevergeefs heeft geprobeerd om

mevrouw L. tot een milder dictatoriaal regime te bewegen. Deze weet natuurlijk weer

niet van wijken en van ellende schuift M. dan zelf maar aan bij de breischool om

aldaar de medebewoners van koffie te voorzien, wanneer dezen dat zouden willen.

Dezelfde bewoners die bij M. eerst luidkeels klaagden over mevrouw L. houden zich

nu echter (waarschijnlijk uit een soort van doodsangst) op de vlakte wanneer M.

vraagt wie er nog een kopje koffie wil: neuh.. niemand. Streng doch tevreden neemt

mevrouw L. het schouwspel tot zich. Om al teveel gezichtsverlies te voorkomen zegt

M. dan maar dat alle bewoners van het zorgcentrum zelf mogen weten hoe ze hun

leven invullen en dat er echt niet op een kop koffie meer of minder hoeft te worden

79

Page 80: Zo doen we dat hier

80

5

Belangstelling of bemoeizucht

5

gekeken. Stom genoeg zegt hij daarachter aan: ‘... of niet mevrouw L.?’

Het fameuze commentaar van dit hoogbejaarde scheermes is even fantastisch als

voorspelbaar: ‘Jij moet niet denken dat jij hier de baas bent.’

Ik wil er niks van weten Er is een tijd geweest dat ik met mijn rug naar de vrijwilligers heb gestaan en daar

was ik niet de enige in. Zo’n beetje de hele beroepsgroep (verzorgenden en ver-

pleegkundigen) wilden niets van vrijwilligers weten en we hadden daar de volgende

redenen voor:

• Vrijwilligerswerk(leukedingendoenmetdemensen)bestondtochvoorna-

melijk uit activiteiten, waarvan wij als verzorgenden en verpleegkundigen

vonden dat wij dat moesten doen. Het leveren van welzijn was volgens

ons immers een wezenlijk onderdeel van onze werkzaamheden: we waren

er toch niet alleen voor het wassen van billen en het geven van medicamenten.

Daaronder lag tegelijkertijd het argument dat het accepteren van

vrijwilligers gelijk stond aan capituleren voor bezuinigingen. Wat

misschien nog wel het meeste stak was het idee onder verzor-

genden en verpleegkundigen dat vrijwilligers “de krenten uit

de pap haalden”. Vakinhoudelijk gezien kwamen ook de nodige

bezwaren voorbij: dementie is een complexe ziekte en de men-

sen die dit treft hebben deskundige en professionele begeleiding nodig. Die

professionaliteit en vermeende deskundige begeleiding leken haaks te staan

op de betutteling die bij vrijwilligers wel eens voorkomt. Maar ook andere

zaken speelden een rol in de waardering voor vrijwilligers: de kwetsbare balans

bijvoorbeeld tussen belangstelling voor de cliënt enerzijds en bemoeizucht

anderzijds.

• Omnogmaartezwijgenoverhetfeitdatvrijwilligerssomsdwarsdoorbehan-

delafspraken heen fietsten. Dat dit een logisch gevolg was van het feit dat

Vrijwilligers

Page 81: Zo doen we dat hier

81

5

vrijwilligers niet werden ingelicht over die behandelafspraken – want dat zou

hun bemoeizucht alleen maar aanwakkeren nietwaar? – dat argument werd

gemakshalve maar niet onder ogen gezien.

• Daarnaastwashetthemaprivacyeenheikelpunt.Laatjeiedereenzomaar

in de ziel van een ander kijken? Mensen met dementie worden door hun

onvermogen om de chaos en ontreddering een beetje te sturen, immers

min of meer een open boek voor wat betreft emoties en onhandigheden:

ik meen dat men daar de termen kritiekstoornissen en decorumverlies voor

gebruikt. Tegelijkertijd liggen desoriëntatieproblemen en het afnemend pro-

bleemoplossend vermogen (intelligentie) ten grondslag aan een tragisch spek-

takelstuk, waarin van – de ooit zo zelfstandige – meneer of mevrouw Janssen

weinig meer overblijft dan een onherkenbare schim. In die zin ben je als

vrijwilliger toch een beetje de kijker naar de file: hoe empatisch of grinnikend

ga je daarmee om?

Vijfentwintig jaar verder Anno 2010 is er volslagen anders te denken over de rol en inzet van vrijwilligers in de

verpleeg- en verzorgingshuizen. We kunnen niet meer zonder en we willen niet meer

zonder. Hun hulp is van onschatbare waarde om bewoners nog deel te laten nemen

aan allerlei culturele en spirituele activiteiten. Zonder vrijwilligers kunnen bewoners

niet meer een heerlijke wandeling maken in

het park, worden ze niet meer naar kerkdien-

sten gebracht en zou het volksdansen een

slechtbezochteactiviteitzijn.Uitgaandevan

een mensbeeld, waarin naast de vertrouwde

elementen uit het holisme (lichamelijk, psychisch en sociaal), ook ruimte is voor

cultuur en spiritualiteit (zie figuur 7 op blz. 82), is het aan vrijwilligers om op deze

laatste twee dossiers actief te zijn. Door aandacht te hebben voor de culturele (krant

lezen, voetbal kijken, muziek luisteren) en spirituele (kerkgang, levensgeschiedenis,

kleinkinderen) interesses en gewoonten van de bewoners, leveren vrijwilligers een

onschatbare bijdrage aan “gezellig wonen”.

Cultuur en spiritualiteit als domein

Page 82: Zo doen we dat hier

82

5

“Het medisch model”

“Woonmodel”

Somatiek

Psychisch

SpiritueelCultureel

Sociaal

Verplegen en behandelen Gezondheid

WelzijnWonen

Vrijwilligers

Figuur 7Gerke de Boer

Page 83: Zo doen we dat hier

83

5

Wij redden ons als professionals wel met de rest: zelfzorgproblemen, ziekte en ander

ongemak.

Dankbaar werk Omgekeerd kunnen veel vrijwilligers ook niet zonder het verpleeghuis en de daar

verblijvende bewoners. Men voelt een sterke behoefte om te zorgen voor mensen

die het moeilijk hebben en kwetsbaar zijn. Deze natuurlijke drang wordt ook wel

“altruïsme” genoemd. Vrijwilligerswerk betekent voor vrijwilligers ook iets te doen te

hebben: een voorwaarde om gelukkig te zijn. Daarnaast “hoort de vrijwilliger ergens

bij” en ervaart men het plezier en de genoegdoening van het dragen van verant-

woordelijkheden. Dikwijls geeft vrijwilligerswerk zin aan het leven van mensen:

natuurlijke hulpvaardigheid en (vooruit: nog zo’n mooie ouderwetse term) liefde-

werk krijgt op deze manier een plek. Niet zelden blijft familie hangen als vrijwilliger

nadat men jarenlang op bezoek is geweest bij vader of moeder. De gang naar het

verpleeg- of verzorgingshuis is dan zo vertrouwd geworden, dat men zelf niet meer

zonder kan.

Vasthouden Het binnenhalen en behouden van vrijwilligers is voor bijna alle zorgcentra van

levensbelang. Hoe behouden wij deze medewerkers in onze verpleeg- en verzor-

gingshuizen en wat kunnen we doen om te voorkomen dat ze op enig moment weer

opstappen? Welnu, ik zou zeggen:

• Betaalze,maakbewonersduidelijkdatbehalvegetoondedankbaarheideen

financiële bijdrage ook een buitengewoon effectieve manier is om vrijwilligers

aan je te binden. Geld en gezondheidszorg gaan moeilijk

met elkaar samen, maar vooruit: bij deze toch de volgende

stelling: Elke bewoner die door een vrijwilliger een uurtje

wordt meegenomen te wandelen moet deze vrijwilliger

€ 7,50 per uur betalen. Ik zou zeggen: leuk voor de bewo-

ner (deze kan op deze wijze immers extra personeel inhuren) en leuk voor de

vrijwilliger (die houdt er ook nog wat aan over).

De kassa moet rinkelenFiguur 7

Page 84: Zo doen we dat hier

84

5

34

• Verzorgbij-ennascholingvoorvrijwilligers.Uiteigenervaringweetikdat

zij wel pap lusten van informatie over dementie, bejegeningadviezen en

aandacht voor hoe met dit akelige ziektebeeld om te gaan. Wellicht dat voor

vrijwilligers speciale cursussen kunnen worden samengesteld rondom thema’s

als reminiscentie, belevingsgerichte zorg, gesprekstechnieken, omgang met

agressie, et cetera.

• Hechtvrijwilligersaandeorganisatie:kerstpakketten,thema-avondenen

uitnodigingen voor personeelsfeesten zijn activiteiten die zeer door vrijwilli-

gers worden gewaardeerd. Iets preciezer nog: koppel vrijwilligers aan teams

en/of aan vaste bewoners. Het is hierboven al

eens gezegd: om gelukkig te wezen moet je

ergens bij horen en wat te doen te hebben

en dat geldt dus ook voor vrijwilligers.

• Stoptijdenenergieindeverderebegelei-

ding van vrijwilligers.

Te water Ik ben zijdelings betrokken bij de gang van

zaken op een activiteitencentrum van

verpleeghuis N. Het betreft hier een oude

school, die ver bij het verpleeghuis vandaan

in een woonwijk ligt en die we van de gemeente mogen

gebruiken tot deze wordt gesloopt. In één van de klaslokalen heb ik met veel pijn en

moeite een BM-er kunnen prutsen. Mijn bedoeling is deze zeilboot op te laten knap-

pen door mensen met dementie die nog thuis wonen, maar op het activiteitencen-

trum gewoon aan het werk kunnen. Al ras is een vrijwilliger gevonden, die die boot

Opknappen van een BM-er

Vrijwilligers

84

Page 85: Zo doen we dat hier

85

55

wel op wil knappen… samen met een aantal cliënten. Een fantastische kerel die veel

op zee gezeten heeft en deze klus van ongeveer anderhalf jaar wel voor zijn rekening

wil nemen.

In het eerste gesprek dat ik hierover met hem heb, blijkt niet de zeilboot het probleem

te zijn (er zit een gat in dat ding), maar heeft hij wel enige zorgen over de cliënten

waarmee hij dat moet doen. Dat haal ik althans met mijn mensenkennis uit zijn

uitspraak: ‘Wat moet ik doen wanneer ze mij gaan slaan?’

Ik verzeker hem dat de eerste maand altijd een medewerker van het activiteitencen-

trum met hem mee zal lopen, maar deze uitspraak is meer voor de show. Ik schat in

dat hij na een half uurtje al heeft bekeken dat die hele woeste knokkerij met mensen

met dementie niets voorstelt en dat hij zich er wel mee zal redden. En inderdaad: na

twee bijeenkomsten is hij al als een vis in het water. Wonderlijk genoeg heb ik meer

last van de professionals die er werken. Men heeft grote zorgen over mijn plan om

mensen met dementie te laten zeilen. ‘Ze kunnen wel overboord slaan, Gerke …

en verdrinken!’ Mijn tegenargument helpt trouwens weer eens niks. ’Het risico dat

ze nooit meer zullen zeilen lijkt me groter dan het risico dat ze bij datzelfde zeilen

overboord zullen slaan.’

• Brengvrijwilligers,diegekoppeldzijnaanvastebewoners,incontactmetde

familie van genoemde bewoners. Laat ze kennis maken met elkaar en laat de

familie uitmaken welke elementen uit de voorgeschiedenis van de bewoner

wel of niet verteld kunnen worden aan vrijwilligers.

Page 86: Zo doen we dat hier

86

5

Macht en onmacht

Risico’s Ondanks mijn enthousiasme rondom het inzetten van vrijwilligers, zijn er natuurlijk

de nodige kwetsbaarheden te onderscheiden. Niet geheel toevallig zijn dit dezelfde

kwetsbaarheden waar professionals ook mee worstelen:

1. Macht en onmachtEén van de zaken waar met vrijwilligers grondig over moet worden gesproken, is hoe

omgegaan moet worden met het gegeven dat mensen met dementie per definitie

afhankelijk zijn van de hulpverleners. Hoe moet met deze ongelijkheid omgegaan

worden en op welke wijze voorkomt men dat vrijwil-

ligers vanuit een machtspositie over de bewoner “de

baas gaan spelen”.

Luisteren!

Onze vrijwilligerscoördinator zit erg omhoog met het volgende probleem:

Twee vrijwilligers, die al jaren onafscheidelijk van elkaar een keer per twee weken bij

ons op bezoek komen, zorgen voor een nogal pijnlijk verhaal. Ze houden zich bezig

met meneer Van B., een 83-jarige oud-fabrieksarbeider die gezegend is met een con-

sequent en uitgesproken rothumeur. Zelden iemand gezien die elke dag vol overgave

zo chagrijnig was. Beide dames hebben hun tanden in de heropvoeding van de heer

Van B. gezet en zich voorgenomen om dit varkentje even te wassen. Op onderdelen is

de heer Van B. duidelijk de mindere: hij vloekt en scheldt ze weliswaar alle kanten op,

maar eenmaal onderweg naar het bruin café (waar hij alleen maar op zijn gemak te

krijgen is door hem een aantal borrels en sigaretten te geven), breekt zijn onvermo-

gen om zelfstandig te kunnen wandelen hem lelijk op. Na 50 meter vloeken en tieren

Vrijwilligers

86

Page 87: Zo doen we dat hier

87

55

over de gang, laten beide vrijwilligers

hem bestraffend staan. Daar staat

hij dan: trillend op zijn gebogen

knieën, zich met beide handen

vasthoudend aan de reling. Door

zijn gebrekkige mobiliteit kan hij

niet meer voor- of achteruit. Grim-

mig en verbeten melden de dames

dat ze hem daar dan een tijdje laten

staan, totdat zijn knieën het begeven en hij

langs de muur in elkaar stort. ‘Nou, zegt de grofst

gebouwde dame van de twee, ‘tegen die tijd is hij

weer poeslief hoor. Jaha.. aanpakken die handel.’

Het argument dat we hier niet zo met onze bewoners om willen gaan, voedt hun

gedachte dat we als hulpverleners maar een stel slapjanussen zijn en dat dankzij

die weke houding dhr. Van B. zijn gedrag in stand wordt gehouden (of sterker nog:

is veroorzaakt). Ook de tweede helft van het stel heeft een weergaloos argument

om de oude baas in de wurggreep te houden: ‘Ik laat me thuis ook niet uitschelden.’

2. Overdracht en tegenoverdrachtWe kennen ze allemaal wel: de hulpverleners en vrijwilligers die er niet zozeer op

uit zijn om cliënten een lol te doen, maar eerder zelf aardig gevonden willen wor-

den. Op één of andere manier is men als vrijwilliger of medewerker voortdurend

bezig met een klopjacht op waardering en genegenheid.

Page 88: Zo doen we dat hier

88

5

Op zoek naar dankbaar-heid en bewondering?

¹Actiz: Zorgleefplan - 2006.

Op wonderlijke wijze worden in bewoners met

dementie soms eigenschappen ontdekt die

meer de wens van vrijwilligers weerspiegelen…

dan dat ze berusten op waarheid (“Ze is me zo

dankbaar”, of: “Ze heeft zo’n hekel aan mensen

die vloeken”). Meestal helpt het wel wanneer deze fenomenen, die in de psycholo-

gie bekent staan als overdracht en tegenoverdracht, worden uitgelegd aan vrijwil-

ligers: een zelfbewustzijn dat noodzakelijk is.

3. GrenzeloosheidHet is niet zozeer uit sensatiezucht en bemoeizucht dat vrijwilligers zo nu en dan

vervallen in grenzeloosheid, maar veel meer dat ze niet weten wat er van hen wordt

verwacht. Dat je niet mag injecteren… dat snapt elke vrijwilligers wel. Maar waarom

zou je ze niet naar het toilet mogen brengen of onder de douche mogen doen.

Welnu, om ordening aan te brengen stel ik voor om langs de vier domeinen van ver-

antwoorde zorg¹ de betreffende grenzen aan te brengen. Concreet betekent dit dat

je vrijwilligers niet in moet zetten op de domeinen lichamelijk en mentaal welbevin-

den, maar dat er des te meer gebruik gemaakt kan worden van hun diensten op de

levensdomeinen participatie en wonen.

Over die laatste twee domeinen nog een paar opmerkingen.

Participatie Het is belangrijk dat bewoners van het verpleeghuis nog deel kunnen blijven uitma-

ken van hun eigen kerk, voetbalvereniging en shantikoor. Bijdragen van vrijwilligers

zijn in deze onmisbaar.

WonenGezellig koffie drinken met elkaar, samen het eten klaarmaken, de krant lezen, tv

kijken, muziek luisteren, de bloemen water geven, de tafel afruimen en de afwas

doen: het zijn allemaal activiteiten die bij wonen horen en waar vrijwilligers een

fantastische rol in kunnen spelen.

Vrijwilligers

Page 89: Zo doen we dat hier

89

5

Een leven naast problemen Vaak worden vrijwilliger ingezet wanneer een probleem getackeld moet worden.

Wanneer bewoners bijvoorbeeld depressief zijn, apathisch of onrustig en claimend

gedrag vertonen. Mijns inziens moet je vrijwilligerswerk juist loskoppelen van kwa-

len en handicaps. Naast alle dagelijkse problemen is er immers ook nog een leven

waarin behoefte is aan troost en “het alledaagse”… in plaats van

multidisciplinaire behandeling. Volgens mij kon die troost trou-

wens nog wel eens belangrijker zijn dan genoemde behandeling.

Precies: over die zin moet u nog maar eens nadenken.

Te eigen Een enkele keer gebeurt het dat vrijwilligers “te eigen” worden met de bewoners of

organisatie en dat in die relatie persoonlijke frustraties te zwaar mee gaan wegen (zie

ook overdracht en tegenoverdracht). Elk verpleeg- of verzorgingshuis is weleens een

vrijwilliger tegengekomen, die op hoge toon een ingezonden brief heeft geschreven

naar de plaatselijke krant, waarin werd geklaagd over de schandalige misstanden

in het zorgcentrum. Lokale politieke partijen worden vervolgens aangespoord om

eindelijk eens actie te ondernemen tegen het management. Ach, nou ja… dat gaat

allemaal nog. Het kan nog veel erger: vrijwilligers die wel erg intiem en innig omgaan

met bewoners die van niets meer weten.

Huisarrest binnen kleinschalig wonen: geronto-penitentiaire zorg?

De laatste jaren is het kleinschalig wonen voor mensen met dementie aan een heuse

opmars begonnen. De personele bezetting van deze woonvormen levert in vele

gevallen de nodige hoofdbrekens op en met de verdere verschraling in de zorg in

het vooruitzicht (zorgzwaartepakketten en wijzigingen in het AWBZ-stelsel), konden

vrijwilligers weleens een onmisbare plek innemen in de personeelsopbouw. Dat hele

kleinschalige wonen kan anders wel eens op een veredeld soort huisarrest uitlopen

voor bewoners die daar wonen. Centrale activiteiten (bingo, volksdansen, zingen

en diapresentaties bekijken) zijn met de activiteitenbegeleiders wegbezuinigd en

Troost en het alledaagse

Page 90: Zo doen we dat hier

90

5

Uit de oude doos: Goffman!

omdat verzorgenden meestal geen tijd

hebben om eens een wandeling te maken met cliënten, moet

alles (wonen, recreëren en activiteiten) nu in de woongroep ge-

organiseerd worden, waarmee het aloude schrikbeeldbeeld van

Erving Goffman wederom opdoemt (1957: Total institutions).

Aan vrijwilligers om de bewoners van deze denkbeeldige enkelband te ontdoen.

Eindelijk een normaal iemand Er is nog een argument waarmee de komst van vrijwilligers kan worden toegejuicht:

eindelijk eens iemand die niet professioneel doet en de bewoner als mens tegemoet

treedt in plaats van als functionaris.

Voor de professionals is dit alles wel eens even slikken wanneer men een vrijwilliger

tegen een bewoner hoort zeggen: “Ach mevrouw, dat ene gebakje… daar zult u echt

niet dood aan gaan” … en dat terwijl de bewoner zwaar overgewicht en suikerziekte

heeft.

Nee… vrijwilligers die zich met passie op hun werkzaamheden storten: we kunnen

niet meer zonder.

Vrijwilligers

Page 91: Zo doen we dat hier

91

5

“Bij pas geopende kleinschalige woonvorm:...patiënten er niet uitlaten!”

Page 92: Zo doen we dat hier

92

Wat in veel gevallen wordt benoemd als desoriëntatie in plaats, een

geagiteerde depressie of (populair gezegd) “last van onrust”, lijkt in

werkelijkheid meer op een o zo vertrouwde reactie op de opname in

het verpleeghuis: heimwee. Is aan depressie en onrust in principe nog

wat te doen (medicatie en bezigheden), heimwee laat zich niet uit het

systeem verdrijven. Integendeel: bij gebrek aan een enkele reis huis-

waarts, steekt heimwee hoe langer hoe venijniger de kop op.

6De ergste aller kwalen

Heimwee

Page 93: Zo doen we dat hier

93

66

Mag ik mee…Klassieke houding. Urenlang heeft ze bij de schuifdeuren van de ingang van het ver-

pleeghuis iedereen aangeklampt die ze maar te pakken kon krijgen. Nou ja… ieder-

een: vooral bezoekers die naar binnen kwamen of naar buiten gingen, langslopende

medewerkers en bovenal de receptioniste, die zo langzamerhand ook niet meer weet

hoe ze dit aan moet pakken. Klaarblijkelijk voelt mw. W. (woonplaats voorheen Leeu-

warden) intuïtief aan wie haar medebewoners zijn, want die laat ze ongemoeid in

haar poging het verpleeghuis uit te komen. En die horde moet genomen worden om

haar kwellende verlangen in vervulling te laten gaan: ze wil naar huis!

Per keer, als ik binnenkom of wegga, word ik net als de overige medewerkers vastge-

pakt en vraagt ze op indringende toon of ze hier weg mag of dat ik haar naar huis

wil laten gaan. Haar standaardvraag is of ze iets verkeerds heeft gedaan waardoor

ze hier moet zitten. Zeg je daar dan weer nee op, dan wordt ze nog dwingender in

haar smeekbedes. Een beetje empathie en belevingsgerichte jazz (’ach jakkes… wat

is dit toch vervelend voor u’), zetten ook al geen zoden aan de dijk. Al met al sta je

voortdurend met een theezeefje het IJsselmeer leeg te scheppen.

De uitspraak dat de schrik haar te pakken heeft, lijkt eerder te kloppen dan het

gezegde dat mw. W. de schrik te pakken heeft. De bedoeling van schrikken, lijkt mij,

is dat de schrik na anderhalve seconde wel voorbij is, waarna je een beetje kunt be-

komen. Maar de schrik staat op de foto met mevrouw W.. Iedereen die ooit wel eens

is geschrokken, zal kunnen beamen dat schrikken vooral een lichamelijk effect heeft.

Je krijgt een raar gevoel in de maag, je voelt het in de benen, het gezicht vertrekt en

met de linkerhand grijp je de bovenkant van de blouse of jurk vast en tegelijkertijd

vliegt de rechterhand voor je mond. Ik vermoed dat de bloeddruk plotseling stijgt of

daalt, maar ik ben geen dokter dus dat houdt u nog van me tegoed.

Zoals gezegd zit mevrouw W. gevangen in de schrik. En dat levert pijnlijke situaties

93

Page 94: Zo doen we dat hier

94

66

op, die zich afspelen voor de neus van de receptioniste. De hulpeloosheid en haar

manier van aanklampen zijn van een dusdanige aard dat iedereen haar het liefst

ontwijkt en oogcontact met haar vermijdt wanneer men zich langs haar naar de

uitgang spoedt. Al met al is het verlaten van het verpleeghuis een dekselse opgave.

Ze heeft zich vastbesloten op een strategische positie neergezet, namelijk pal voor

de uitgang zodat ze je, al ver voordat je bij de receptie bent, in het oog heeft. Dan

begint het grote wenken en roepen al: ‘Och meneer, wat ben ik blij dat ik u zie. Kunt

u mij er niet even uitlaten?’ Het is niet eens zozeer de manier waarop de heimwee

door haar lichaam jankt, maar het volcontinue karakter daarvan. Uur in uur uit,

elke dag van de week en zo gaat dat nu al anderhalve maand.

Op de woonkamer, waar ze verblijft, is men allang blij dat mevrouw de gang op

stapt. Ook daar is haar heimwee niet te verdragen. Behalve voor mevrouw W. zelf

kent de hele affaire nog een slachtoffer: de hierboven reeds genoemde receptio-

niste. Die arme stakker moet alle zeilen bijzetten om het bezoek te bevrijden van

mevrouw W., haar weer

uit de sluis weg praten

wanneer ze de barrière

van de eerste schuifdeur

heeft geslecht (ontsnap-

pen met het bezoek),

en last but not least

wordt ook zij natuurlijk

onophoudelijk gevraagd

waarom ze er niet uit

mag en wat ze heeft

misdaan.

Heimwee

94

Page 95: Zo doen we dat hier

95

66

Vreemd: een nieuwe plek

Maar nu zit ze daar dan: doodmoe maar onverminderd speurend naar iemand die

haar uit haar benarde positie kan helpen ontsnappen. Naast haar staat een plastic

tas waar alleen maar sjaals uit puilen, en op schoot wordt het handtasje op klas-

sieke wijze met twee handen bovenop dat ding vastgehouden. Hoewel ik doe alsof ik

haast heb en op mijn weg naar de uitgang uitdrukkelijk naar buiten kijk, slaagt ze er

toch in om in een fractie van een seconde mijn blik te vangen.’Och meneer, wat ben

ik blij dat ik u zie… moet u toevallig ook naar Leeuwarden?’

Heimwee Huis en haard hebben de bewoners van het psychogeriatrisch verpleeghuis moe-

ten verlaten door hun ziekte. Nooit zullen ze het hekje van de tuin meer achter zich

horen klapperen en evenzo vaak zullen ze de geuren uit hun keuken, slaapkamer en

de op de kapstok hangende jassen nog kunnen ruiken. Men is ontheemd, alle ooit

zo vertrouwde oriëntatiepunten die zorg droegen voor alledaagse en vertrouwde

zekerheden, zijn vervallen. De plek waar de schoenen altijd stonden, de krantenbak,

de spiegel waar men altijd even in keek wanneer men er langs liep, het geluid van de

voordeur… alles waar men onbewust zo gehecht aan was, is voorgoed verdwenen.

Nieuw en onbekend Een wildvreemde en armoedige omgeving is daarvoor in de

plaats gekomen. Waar is de vertrouwde boekenkast, de lades

waar de eigen spulletjes in werden bewaard en waar zijn de

kleren en de kasten, waar die dingen keurig opgevouwen in

thuis hoorden. Hoe vind je de cd- en platencollectie terug

waar je ooit zo aan gehecht was. Mensen met dementie hebben te maken met een

fors teruglopend vermogen om voor zichzelf te zorgen. Toch is dat nu net het ver-

Page 96: Zo doen we dat hier

96

6

mogen dat nodig is om je een nieuwe plek te veroveren in een volkomen vreemde

woongroep.

Deze plek moet dan ook nog eens veroverd worden op anderen, die klaarblijkelijk al

wel een thuis hebben gevonden in een vreemde omgeving.

Maar het kan nog ingewikkelder: er moet een nieuwe taal worden geleerd.

Abracadabra…Y. is één van de collega’s met een zeldzaam talent om met mensen met dementie

om te gaan. Ze is na een wanhopig telefoontje van de receptioniste mevrouw W.

bij de receptie komen ophalen. Ik loop achter beiden aan en hoor Y. op liefdevolle

wijze mevrouw W. geruststellen: ‘Kom maar, we gaan op de Roerdomp een kopje

koffie drinken, mevrouw Baas zit ook al op u te wachten.’ Mw. W. kijkt met fronsende

blik de gang af. ‘De Roerdomp?’, mompelt ze in zichzelf en dan luidop peinzend:

‘Mevrouw Baas?’ ’Ja’, zegt Y., terwijl ze mevrouw W. even over de rug van haar hand

wrijft. ‘Die zit bij u op de slaapkamer.’ Onthutst kijkt mevrouw W. collega Y. aan. ‘Bij

mij op de slaapkamer?’, vraagt ze met grote ogen. Y. schiet in de lach… ‘Laat maar

mevrouw W., we gaan eerst even koffie drinken en daarna breng ik u gezellig op de

AB.’

De volgende verbaasde blik dient zich aan.

Verlies Bij opname in het psychogeriatrisch verpleeghuis lijkt het nog een hele toer om de

identiteit een beetje vast te houden. Allereerst krijgt men nieuwe namen: niemand

die je ooit nog eens Annie of Klaas zal noemen of pa of ma of oma … nee: het is

Heimwee

Page 97: Zo doen we dat hier

97

6

mevrouw W. voor en de heer B. na. Daarnaast vallen alle vertrouwde mechanismen

weg in een situatie waarin invaliditeit oprukt: de krant die ’s middags om vier uur op

de deurmat valt, de klok die je altijd hoorde luiden, de schoolkinderen die langs kwa-

men lopen en de buurman die de hond na het eten uitliet. Bewoners benoemen dat

ook letterlijk zo: dat alles wat ze gewend zijn weg is gevallen: ‘Ik ben onwennig.’ Het is

het recept voor een groeiend verlangen naar huis.

Heimwee: het zeurt en trekt maar door je lijf als een

vuurtje dat zijn eigen brandstof delft. Per uur wordt het

erger: de onrust en het verlangen willen maar niet slijten

of afvlakken en het is een kwaal die langzaam maar zeker

ernstige gezondheidsproblemen oplevert. De stakkers die dit overkomt eten niet

meer, slapen niet meer, drinken niet meer en men verliest de interesse in zichzelf en

anderen. Binnen enkele maanden na opname is de cliënt vermagerd, ziet deze er

grauw en grijs uit en valt het haar soms ook nog eens uit.

De meeste bewoners willen liever dood zijn dan dit mee te moeten maken. Een

verlangen, wat ze dan ook met enige regelmaat luidkeels uitspreken. Men piekert de

hele dag door, komt tot niets meer en men wordt apathisch. Dan is het hek van de

dam: hoe zieker en ellendiger men zich gaat voelen, hoe indringender de heimwee

zich manifesteert. Het gevolg is dat bewoners niet of nauwelijks nog zijn opgewas-

sen tegen de stress van alledag en dat ze tekortschieten op de meest basale zelfzorg

zoals wassen, kleden, toiletgang en haren kammen.

Diagnostiek Van alle kwalen in het verpleeghuis moet heimwee toch wel de meest kwellende zijn.

Al is het alleen maar omdat de kwaal als zodanig niet erkend, herkend en benoemd

wordt: het woord heimwee vind je merkwaardig genoeg niet eens in het medisch

woordenboek van verpleegkundigen.

Bij gebrek aan normaal taalgebruik, scharrelen hulpverleners in een obscuur hoekje

vanhunvocabulairerond.Uithetdiagnostischjargonwordteenheleaflevering

ketelmuziek als: geagiteerde depressie in combinatie met desoriëntatieproblematiek

en (of all diagnoses) “onrust”, gebruikt als verlegenheidsdiagnose om heimwee als

Heimwee als ziek-makend fenomeen

Page 98: Zo doen we dat hier

98

6

ziekmakend fenomeen te duiden. Dit alles natuurlijk op ernstige wijze. Dat wil niet

zeggen dat wanneer men het beestje bij de naam noemt (heimwee…) er ook maar

een begin van een remedie is, behalve een enkele reis naar huis. De als troost be-

doelde opgezette activiteiten als liedjes zingen (Oudhollands), geluiden en geuren

raden, het bekijken van foto’s uit het levensboek en het op bezoek komen van baby’s

en peuters van verzorgenden: niets dempt de heimwee, maar laat deze eerder nog

feller opflakkeren. Het is om moedeloos van te worden.

Niets aan te doen Er is dus niets aan te doen. Sterker nog: dat enkeltje naar huis zal ook niks helpen

omdat de bewoner het eens zo vertrouwde huis door de dementie niet eens meer

zou herkennen. Gedokter helpt niets, activiteitenbegeleiding helpt niets, psycholo-

gie verandert er niets aan en geestelijke verzorging richt net zoveel uit als de mop-

pentrommel. Ja, u heeft gelijk: ook de receptie helpt niets.

De vraag is nu: wie moet er niets aan doen. Misschien dat een lieve

verzorgende, een aardige dominee, een belangstellende dokter en een

gastvrije diëtiste een beetje zalf op de wonde aan kunnen brengen.

Een warme arm om je heen, een huisdier, een beetje afleiding en een praatje …

maar u merkt het: het zijn oplossingen van een dubbeltje op een probleem van

honderd euro. Er rest ons niets anders dan de receptioniste en mw. W. oprecht veel

sterkte toe te wensen. Heimwee … de moeder aller kwalen!

Niks helpt!

7

Heimwee

Page 99: Zo doen we dat hier

99

6

In sommige situaties lijkt een aantal ouderen niet meer in

staat om te gaan met het teruglopend vermogen om voor

zichzelf te zorgen en de stress die dat oplevert. Zelfmedelij-

den en afhankelijkheid vieren de boventoon: niet zelden tot

grote ergernis en frustratie van verzorgenden. Hoe kan het

toch dat bewoner en verzorgende zo hopeloos in een einde-

loos conflict terecht komen… en wat is er aan te doen.

7Negatief aandacht vragen

Regressie

Page 100: Zo doen we dat hier

100

77

Afwasje... Ik doe dat mens nog

eens wat.’ Collega J.

kookt ziedend over. Ze is

zojuist woest uitgeval-

len naar mevrouw Van

B., een kleine gedrongen

Groningse van een jaar

of 75, die vol zelfbeklag

en luidkeels jammerend duidelijk maakt dat ze niks meer kan. Bij toeval ben ik de

woonkamer binnengelopen en neem met enige zorg kennis van het conflict tus-

sen mevrouw Van B. en J. Van over de bovenkant van een enorme bril met de vetste

glazen die je maar kunt bedenken, kijkt mevrouw Van B. me met een mengeling van

wanhoop en hulpbehoevendheid aan. Ik ken haar langer dan vandaag en heb elke

keer het gevoel dat ze me “scant” op de mogelijkheid van enig begrip voor haar o zo

zware bestaan. De kern van het conflict van vandaag is dat J. haar heeft gevraagd te

helpen bij de afwas. Prompt komt kermend en naar adem snakkend het verzet tegen

dit plan bij mevrouw Van B. naar boven. ‘Dat ken ‘k nait zuster. Ooh ik heb zo’n piene

oan mien haandn..’ Vervolgens steekt ze haar handen naar J. uit en alsof je piene

oan de haandn aan de buitenkant kunt waarnemen: ’kiek es.’ Nu word ik deelgenoot

gemaakt van haar dagelijkse lijden. Tot grote woede van J. krijg ik van mevrouw Van

B. te horen dat niemand rekening met haar houdt en dat ze wordt mishandeld. ‘Ik

bin vanmôogn sloagn broeder’, vertrouwt ze me toe terwijl ze veelbetekenend naar J.

knikt. ‘Ach jakkes, wat erg...’, voel ik met haar mee. ‘Sie wiln moar da’k hier alles dou,

moar dat kin’k ja nait meer. Ik kin nait aafwasn. Alles dut zo zeer broeder.’ Achter me

voel ik J.’s afgrijzen groeien wanneer ik mevrouw Van B. toevertrouw: ‘U moet ook

Regressie

100

Page 101: Zo doen we dat hier

101

77

een beetje kalm aan doen.’ Droevig peinzend kijkt Van B. me aan, dan:’Ik

ken mien aarmn nait meer omhoog kriegn.’ Ik blik maar eens bezorgd te-

rug. ‘Kiek moar’, zegt ze, waarna ze curieus genoeg beide armen omhoog

steekt. ‘Kijk nou eens’, zeg ik verbaasd. Nu dringt deze tegenstrijdigheid ook

door bij mevrouw Van B., die onmiddellijk op geschrokken toon de boel wil

repareren. ‘Ooh nee broeder, dat kin’k ja echt nait, joe mot mie geloovn..’

Mijn krediet bij J. wordt verder verspeeld: ‘U heeft het er maar moeilijk mee,

zie ik wel’, vertrouw ik haar toe en sleep eerst J. maar eens bij haar van-

daan.

Deze bouwt me – sikkeneurig achter me aanlopend – smalend na: ‘U heeft het er

maar moeilijk mee, och wat heeft u het er moeilijk mee.’ Ik kan het niet helpen en

schiet in de lach. ‘Kiek es’, zeg ik en steek beide armen omhoog.

Normaal doen Iedere leeftijd kent zijn specifiek gedrag. Zo vinden we het normaal dat een kind van

2 jaar met een rood hoofd gaat huilen wanneer het moe is. Ook valt te begrijpen dat

deze peuter hartverscheurend “neeeee…” jammert wanneer gevraagd wordt of hij

misschien een beetje moe is.

Een meisje van 11, dat voor het eerst op schoolreisje gaat (en 3 dagen en dus 2

nachten niet thuis zal slapen), komt de avond voordat ze weggaat huilend uit bed en

vertelt haar ouders dat ze zo’n hoofdpijn heeft. Het zal duidelijk zijn dat hier vooral

zenuwen een rol spelen.

Gaandeweg echter, naarmate we ouder worden, leren we ons te beheersen… we

worden volwassen, we leren ons aan te passen aan andere mensen en situaties en

we slagen erin onze gevoelens te beheersen. Meestal lukt dat gelukkig.

Page 102: Zo doen we dat hier

102

7

Leuk: bij- en nascholing Van collega W. weet ik dat ze forse financiële problemen heeft. Haar echtgenoot is

anderhalf jaar geleden afgekeurd en in de WAO terecht gekomen. Daarnaast heeft

ze een dochter die je niet echt een makkelijke puber kunt noemen. Al met al heeft ze

het moeilijk. Dat zou je echter niet zeggen als je haar actief, spontaan en vrolijk mee

ziet doen in de bijscholing rondom vroegsignalering van dementiële beelden. Via

via verneem ik van haar man dat ze – op de vraag of de bijscholing interessant was

– echter nogal bits antwoordde: ‘Nee, natuurlijk niet… denk je dat het leuk is om met

dit mooie weer in zo’n muf leslokaal te zitten.’

Niet aanstellen! Van volwassenen wordt verwacht dat ze zich verstandig en volwassen gedragen. Het

stevig uiten van gevoelens zoals angst, twijfel en onzekerheid wordt door mede-

volwassenen vaak afgedaan met de term aanstellerij. Dikwijls “helpt” dit verwijt en

gedraagt men zich vervolgens… zoals het hoort. Ook van ouderen verwachten we

dit volwassen gedrag.

De beelden, die de maatschappij van ouderen heeft, zijn dikwijls gerelateerd aan de

verwachtingen die diezelfde samenleving heeft van

ouderen. Oudjes horen rustig, vriendelijk en dankbaar

te zijn. Helaas gaat deze vlieger niet altijd op: vooral

niet wanneer de sleet op ooit zo vertrouwde vaardig-

heden komt.

Beheers je en gedraag je volwassen

Regressie

7

Page 103: Zo doen we dat hier

103

7

Naar het toilet Van collega A. die werkzaam is in de thuiszorg krijg ik de volgende casus te horen.

Mevrouw De V. is 87 jaar, ze woont nog samen met haar man van 89 jaar in het

huis dat ze aan het begin van hun huwelijk hebben gekocht. Ze wordt door haar

kinderen beschreven als een vriendelijke, zelfstandige vrouw die actief was binnen

het kerkleven. Haar motto was: niet klagen maar dragen. Sinds een jaar of vier

echter valt het haar man en de kinderen op dat ze steeds vergeetachtiger wordt. Ze

zet de aardappels op het vuur en is dat even later weer vergeten, in de winkel weet

ze niet meer welke boodschappen ze moet doen, et cetera.

Gaandeweg reageert mevrouw steeds snibbiger op de op- en aanmerkingen over

haar vergeetachtigheid. Daarnaast klaagt ze steeds meer. Sinds een half jaar zegt

ze dat ze niet of nauwelijks meer kan lopen en eist van haar man en kinderen hun

hulp. De laatste paar maanden tobt ze met haar stoelgang, wat tot nogal wat pro-

blemen leidt. Haar man wil haar niet meer naar het toilet brengen en haar daar

elke keer weer op- en afhelpen, zo’n 50x per dag. Tegen collega A. klaagt mevrouw

over haar man: hij geeft niet meer om haar, hij laat haar aan haar lot over en haar

leven kan hem niets meer kan schelen. Haar man kan deze verwijten niet meer

verdragen. Ook haar kinderen geven aan zich hoe langer hoe meer te storen aan

hun moeder en ze vinden dat ze moet worden opgenomen in een verpleeghuis.

103

7

Page 104: Zo doen we dat hier

104

7

Regressie: gedrag of symptoom Het gedrag dat mevrouw De V. vertoont kan door hulpverleners op twee manieren

benoemd worden:

1. Als gedrag dat beoordeeld wordt aan de verwachtingen die wij hebben van

het gedrag van “een normale oudere”. In deze zou je kunnen zeggen dat

mevrouw De V. een vervelende, dwingende dame is geworden die op alle mo-

gelijke manieren probeert haar zin te krijgen, aandacht wil krijgen en anderen

voor haar karretje spant.

2. Als symptoom: de hulpverlener zou zich ook kunnen afvragen wat er aan de

hand is met deze dame, waarom gedraagt ze zich zo. In deze uitspraak ligt de ver-

wachting al opgesloten dat hulpverleners door gedrag heen moeten kunnen zien.

Regressie Met enige regelmaat komt regressie voor bij mensen in het beginstadium van de-

mentie. Regressie kan dan worden gezien als een teken van:

a. De gemoedstoestand waarin deze persoon met dementie zich bevindt.

b. Het tekortschieten van de zelfredzaamheid (zelfzorg) van diezelfde persoon.

Gemoedstoestand Het zijn niet alleen kinderen en dementerende ouderen, die zo nu en dan over-

spoeld worden door gevoelens van onmacht, verdriet, hulpeloosheid en angst. Ook

bij onszelf als volwassenen kunnen we dit waarnemen, bijvoorbeeld als we ziek

zijn… wat voelen we ons dan hulpeloos. Steunend en kreunend liggen we in bed,

nauwelijks in staat tot bewegen. In de huiskamer beneden horen we de kinderen

en de partner lachen: waarom komen ze niet, hebben ze medelijden met mij, zijn ze

bezorgd, waarom vragen ze niet of ik versgeperste sinasappelsap wil. Als ze echt zouden

voelen wat ik nu voel, wat zou er dan een bedrukte stemming in huis zijn in plaats van

dat uitgelaten gedrag van nu.

Het zijn deze momenten die ons zeer doen verlangen naar veiligheid en geborgen-

heid. Tegelijkertijd zijn en voelen (!) we ons aangewezen op hulp van een ander: we

Regressie

Page 105: Zo doen we dat hier

105

7

verwachten troost, belangstelling en liefde.

Men hoeft niet bepaald een universitaire studie psychologie te hebben gevolgd

om zich voor te kunnen stellen dat mensen met dementie hun ziekteproces met

gemengde gevoelens beleven. Vooral bij ouderen die nog enig ziektebesef heb-

ben, is het niet altijd even logisch om te verwachten dat deze daar met berusting op

zullen reageren. Eerder zullen heftige gevoelens van angst, verdriet, woede, wrok en

zelfmedelijden de kop opsteken. Deze – voor de dementerende oudere – uitermate

bedreigende situatie, kan als het ware een kinderlijk

verlangen naar veiligheid en geborgenheid in de

hand werken. De clou van het hele verhaal is dat

het vermogen om dit verlangen en deze gevoelens

te reguleren faalt!! Dat falende vermogen wordt

veroorzaakt door de dementie. Eén en ander leidt ertoe dat men als het ware wordt

overspoeld door de eigen regressieve gevoelens.

Tekortschietende zelfzorg In bijna alle gevallen wordt het dementeringsproces gekleurd door toenemende

zelfzorgtekorten. Door de toenemende vergeetachtigheid, de desoriëntatie en het

afnemen van de verstandelijke vermogens, nemen de problemen voor mensen met

dementie hoe langer hoe meer toe. Echter, het vermogen om met deze problematiek

om te gaan, verwatert zoals gezegd hoe langer hoe meer. Dat betekent dat mensen

met dementie in toenemende mate aangewezen worden op de hulp van anderen.

Stress Stress speelt een absolute hoofdrol in het hele regressieproces. De tolerantie ten op-

zichte van stress is bij de regressieve cliënt bijna totaal verdwenen. Alle reacties, die

bij de cliënt stress oproepen, zijn olie op het vuur. Dit levert voor veel verzorgenden

de nodige problemen op. Vooral zij, die regressie als ongewenst gedrag ervaren (en

dat zijn heel veel hulpverleners) reageren op regressief gedrag zoals hun ouders ooit

op hun ongewenst gedrag hebben gereageerd toen ze nog kinderen waren, namelijk

straffend en/of misprijzend. In de pedagogiek zijn dit uiterst succesvolle methoden

Overspoeld door regressieve gevoelens

Page 106: Zo doen we dat hier

106

7

om kwalijk gedrag af te leren en de jongelui tot sociaal

aanvaardbaar gedrag te dwingen. In de psychogeriatrie

gaat deze vlieger om meerdere redenen echter niet op: de

dementerende cliënt heeft weinig leervermogen meer en

het krijgen van een standje of het negeren van de hulp-

vraag zal het verdriet, de wrok en het zelfmedelijden alleen maar doen toenemen.

Als regel geldt dus dat stress het regressieve gedrag versterkt.

Verminderde zelfzorg Kenmerkend voor regressieve cliënten zijn de klachten, dat men niets meer kan. Ik

citeer lukraak enige uitspraken van mevrouw van B. hierboven: nu zonder Gronings

accent: ‘Vroeger, toen ik nog gezond was deed ik bijna alles zelf, wat was ik flink, ik heb

zelfs de drie kinderen van de buren eigenlijk opgevoed toen de buurman overleed. Maar

nu ben ik een wrak, in kan haast niet lopen, ik kan niet zelf naar het toilet en mijn handen

trillen zo en mijn buik is opgezwollen.’ Op vragen waarom ze haar haar niet meer kamt,

afwast of waarom ze niet even koffie zet voor de visite, komt ze niet verder dan

gejammer en geklaag over haar afhankelijkheid.

Afhankelijkheid Het meestentijds theatrale afhankelijkheidsgedrag dat door de regressieve cliënt

wordt gedemonstreerd, roept vaak de nodige weerzin op onder verzorgenden.

Wordt hulp geboden, dan is deze zelden of nooit voldoende, voortdurend blijft het

ongenoegen en zelfmedelijden bij de cliënt tastbaar aanwezig. Niet zelden ontstaat

de situatie dat hulp en aandacht door de cliënt als het ware wordt afgedwongen.

Dit is vooral het geval wanneer de omgeving van de cliënt de hulpvraag negeert, of

doet alsnog de neus bloedt wanneer men de cliënt hoort roepen. Roepend en jam-

merend en tenslotte vloekend of schreeuwend zorgt de cliënt er hoe dan ook toch

wel voor dat de verzorgende toch de aandacht op de cliënt moet richten. Zelfs de

meest geduldige verzorgenden worden op deze manier met hun woede en straf-

zucht geconfronteerd.

Zet de pedagogiek maar overboord

Regressie

Page 107: Zo doen we dat hier

107

7

Niet leeftijd specifiek gedragVeel mensen met dementie die regressief gedrag vertonen vallen terug op gedrag

wat je normaal niet verwacht bij deze leeftijd. Het is gedrag dat we ook bij kleine

kinderen zien, als ze “om aandacht zeuren”.

• Veelhuilenenjammeren.

• Luidkeelsroepenomkinderen,manofverzorgenden.

• Incontinentie.

• “Dwarszijn”.Nietsisgoed,elkeoplossingwordtafgewezen,decliëntweigert

medewerking aan oplossingen van problemen en zelden of nooit is men het

met de gang van zaken eens.

• Klagen:luidkeelswordtduidelijkgemaaktdatmenonheusbejegendwordt,

dat niemand er iets van begrijpt, dat de cliënt een ondraaglijk lot is beschoren.

Hoe moeilijk dat ook is: bedenk echter dat de regressieve cliënt overspoeld wordt

door wanhoop en zelfmedelijden… men is zoals gezegd niet meer in staat al deze

gevoelens te reguleren.

De ander bezorgd maken Met niet aflatende energie probeert de regressieve cliënt verzorgenden ervan te

overtuigen dat de laatste dagen zijn aangebroken, dat ademhalen haast niet meer

gaat, dat alle kracht uit het lichaam is verdwenen, dat er

niets meer gehoord of gezien wordt en dat men getuige is

van de laatste uren van de cliënt. Alles wordt gedaan om de

eigen gevoelens van paniek en wanhoop vertaald te zien in

zorgzame acties van hulpverleners. Het is voor hen te hopen

dat verzorgenden een beetje door het gedrag heen kunnen kijken.

Is dat niet het geval dan horen we deze laatsten meestal in de volgende begrippen

hun ergernis uiten: aanstellerij – negatief aandacht vragen – dat kan ie best wel – als

er straks echt wat is, dan gelooft niemand dat – hij/zij haalt me het bloed onder de

nagels vandaan –gewoon negeren – ik ga daar niet op in.

Negatief om aandacht zeuren

Page 108: Zo doen we dat hier

108

7

Regressie: zinnig of onzinnig Hoewel we daar in onze relatie met de regressieve cliënt niet zozeer bij stilstaan,

heeft regressie toch ook weer een bepaalde functie. Zij, die er niet meer in slagen

om op de gebruikelijke manier met problemen om te gaan, vallen op deze manier

terug op oplossingen die we ons zelf ook wel eens permitteren wanneer we met

problemen geconfronteerd worden die we liever vermijden.

Drie, voor iedereen herkenbare voorbeelden, zijn:

1. De scholier die schoolziek is wanneer er een toets gepland staat die niet is

geleerd.

2. Nee schat, vanavond niet… ik heb hoofdpijn.

3. Het fenomeen van de baaldag: velen die met tegenzin naar het werk gaan

en het niet zien zitten, melden zich aan de hand van een lichte verkoudheid

eerder ziek dan mensen die hun baan als niet belastend

ervaren.

Het zijn slechts enkele voorbeelden waarin regressie

mogelijkheid biedt om te ontsnappen aan een volwas-

sen wijze van omgang met de eisen die de omgeving

aan ons stelt. Deze omgang met de omgeving levert immers stress op, maar nog-

maals… juist het vermogen om op volwassen wijze met stress om te gaan verwa-

tert bij mensen met dementie.

Van kwaad tot ergerWat de boel nu zo complex maakt is dat de cliënt door diens regressieve gedrag

hoe langer hoe meer stress over zichzelf afroept. Dit leidt ertoe dat men op termijn

vast komt te zitten in actie (regressief gedrag) en reactie (boosheid en onbegrip van

de omgeving). De toenemende invaliditeit en de afnemende zelfzorg, die onvermij-

delijk zijn bij dementeringsprocessen, zullen het genoemde proces eerder aanwak-

keren dan uitdoven.

Regressie als oplossing: hoofdpijn!

Regressie

Page 109: Zo doen we dat hier

109

7

Wat is regressief gedrag? Wanneer cliënten op hoge leeftijd in toenemende mate lichamelijk en/of geestelijk invalideren, en op hun ziekteproces reageren met claimend gedrag, terwijl ze daarnaast hun afhankelijkheid hoe langer hoe nadrukkelijker gaan demonstreren, dan spreken we van regressief gedrag.Het betreft hier dus een gedragsverandering van de cliënt: deze reageert niet meer met de normale en vertrouwde reactie op zichzelf en de omgeving. Vooral bij mensen met dementie is het moeilijk te duiden welke gedragsveranderingen ontstaan door het dementeringsproces en met welke gedragsveranderingen men op de dementie reageert.Hoewel in dit hoofdstuk het regressieve gedrag bij dementerende cliënten wordt behandeld, zal het de oplettende lezer niet ontgaan dat regressief gedrag ook voorkomt bij ouderen, die weliswaar niet dementeren, maar op andere wijze (sociaal, psychisch of somatisch) in toenemende mate gehandicapt raken.

Regressieve gevoelens Bij regressieve cliënten valt een belangrijk zelfbeschermingmechanisme weg,

namelijk het vermogen om de eigen emoties te reguleren en te beheersen. Dit zorgt ervoor dat de regressieve cliënt overweldigd kan worden door – overigens normale – gevoelens bij ziekte en stoornissen. Het verlies van zelfstandigheid gaat als het ware gepaard met een rouwproces. Elementen uit dit proces vinden we terug in het gevoelsleven van de regressieve cliënt: verdriet, woede en een gevoel van verlatenheid steken de kop op. Naarmate dit proces vordert zien we de onmacht van de cliënt en het zelfmedelijden toenemen. Het is de verzorgende die met dit gedrag geconfronteerd wordt. Op hen wordt als het ware het rouwproces afgereageerd. Het is dit gedrag wat ervaren wordt als negatief aandacht vragen. Dikwijls ontstaat hierdoor wrijving tussen cliënt en hulpverlener. Het is niet zelden dat verzorgenden klagen dat zo’n cliënt hen het bloed onder de nagels vandaan haalt. Bijna automatisch vervalt men in

Page 110: Zo doen we dat hier

110

7

reacties die bij de patiënt alleen maar nog meer stress oproepen. De cliënten worden bijvoorbeeld langdurig door personeel genegeerd en er wordt alleen de hoognodige zorg verleend. Niet zelden wordt men hardhandig aangepakt, fysiek en geestelijk. Het zijn deze “Ik zal je leren-handelingen” die de stress bij de regressieve cliënt hoog doet oplopen. Heropvoeden helpt dus ook al niet. Doordat de cliënt per definitie door het mopperen, negeren, stevig aan- en doorpakken en andere dwingende maatregelen van verzorgenden zich hoe langer hoe regressiever gaat opstellen, komt deze op een gegeven moment muurvast te zitten in het regressieve gedrag. Cliënten die in een dergelijke toestand terecht komen, zijn – of tonen – zich geheel afhankelijk van het personeel.

Tips voor de omgang Een ieder, die met regressieve cliënten omgaat of is omgegaan, zal beamen dat dit

een karwei is dat veel tact en energie vraagt. Een aantal adviezen:

1. Zie de regressie als een teken van de gemoedstoestand van de cliënt of van

zijn tekortschietende zelfzorg. Probeer als het ware door het claimende ge-

drag heen te kijken.

2. Besluit voor jezelf om de cliënt toe te staan regressief te zijn, accepteer de

cliënt met zijn gebreken. Probeer deze niet te dwingen tot veranderen, dat

levert alleen maar stress op.

3. Hanteer als uitgangspunt niet wat mensen technisch gezien nog zouden kun-

nen, maar hoe ze zich voelen. Probeer hier zoveel mogelijk op empathische

wijze mee om te gaan.

4. Ga onderhandelen, probeer de cliënt die dingen te laten doen, die hij/zij nog

kan. Ga er echter vanuit dat niets moet. De cliënt, die bijvoorbeeld luidkeels

jammert dat ze niet meer uit bed kan komen, kan gevraagd worden om in

ieder geval zelf de benen naast het bed te zetten. De rest doen wij dan wel.

Regressie

Page 111: Zo doen we dat hier

111

77

5. Probeer de cliënt zoveel mogelijkheid veiligheid, geborgenheid en aandacht

te geven, laat je niet op het verkeerde been zetten door de gedachte dat je

het regressieve gedrag op deze manier beloont. Integendeel: het geven van

veiligheid en geborgenheid mag er op lijken dat je iemand zijn zin geeft, maar

het reduceert de stress aanzienlijk en haalt eigenlijk de brandstof uit de motor,

die het regressieve gedrag op gang houdt.

Strafzucht en woede Gesteld dat je als hulpverlener erin slaagt om al deze adviezen

op te volgen, dan nog is de kans aanzienlijk dat je vroeg of laat

razend wordt van het gedrag van deze cliënten. De hardnekkig-

heid waarmee cliënten zich vast kunnen bijten in hun regressie,

is in vele gevallen ook ergerniswekkend. Nu begrijp ik best dat

je zo niet over cliënten hoort te praten, maar ik kan het nu even niet mooier maken.

Beheers je echter in het bijzijn van deze mensen, maar negeer je eigen woede niet…

praat erover met collega’s en je leidinggevende, vertel over de strafzucht en de

antipathie die je voelt. Het heeft geen enkele zin om deze gevoelens te ontkennen,

ze vormen een wezenlijk onderdeel van jouw relatie met de cliënt. Pas als je schoon

schip hebt gemaakt is het weer mogelijk om een volgende ontmoeting zo onbevangen

mogelijk aan te gaan met deze cliënten, die zelf waarschijnlijk nog het meeste last

hebben van hun kwaal.

Woedende verzorgenden

Page 112: Zo doen we dat hier

112

De alcoholafhankelijkheid (en dan met name onder ouderen) in Nederland

neemt schrikbarende vormen aan. In toenemende mate zullen de verpleeghui-

zen dan ook zorg moeten bieden aan cliënten die volledig invalide zijn gewor-

den door de verwoestende uitwerking van langdurig en uitzinnig drankgebruik,

in combinatie met slechte voedingsgewoonten. Het betreft hier de cliënten die

niet meer te behandelen zijn door bijvoorbeeld de GGZ en de rest van hun leven

afhankelijk zullen zijn van verzorgenden.

8 We nemen er nog eentje

Korsakov

Page 113: Zo doen we dat hier

113

8

Bekend gezichtMet grote droevige ogen word ik aangestaard. Een neus die blauw opkleurt door

tientallen gesprongen adertjes verraadt een jarenlang en catastrofaal drankgebruik.

‘God ja, Gerke...’, zegt K., ‘ik drink wel eens een biertje, wie niet. Maar om nou te zeg-

gen dat ik daarom een drankprobleem heb...’

Ik ken K. uit een ver en gezamenlijk sportief verleden. Tot mijn stomme verbazing

loop ik hem op de Korsakovgroep in verpleeghuis T. tegen het lijf. Zijn vrouw is op vi-

site en ik heb beide meegenomen naar een ruimte waar we even bij kunnen praten.

Op mijn vraag waarom hij hier is, krijg ik als antwoord dat de dokter verkeerde me-

dicijnen heeft voorgeschreven en dat de problemen daar zijn begonnen. Achter hem

trekt zijn vrouw een gezicht van afgrijzen en maakt met haar rechterhand een beetje

paniekerig het pimpelgebaar naar haar mond. Even later vergezel ik zijn vrouw naar

de uitgang. Ze vertelt me over de druppel (!) die bij haar de emmer deed overlopen:

K. had haar eau de cologne opgezopen.

Verloedering Zonder uitzondering hebben cliënten met het

Korsakovsyndroom die in het verpleeghuis zijn opge-

nomen, een jarenlange en zeer ernstige chronische

alcoholverslaving achter de rug. Door de daarbij vaak beroerde manier van eten, is

in combinatie met een ernstig tekort aan vitamine B1 (thiamine) onomkeerbare en

zeer ernstige schade in de hersenen aangericht. Vaak is er sprake van co-morbide

problematiek op lichamelijk en neurologisch gebied. Tot zover het eerste vakjargon

behorende bij een groep bewoners in het verpleeghuis, bij wie een periode van

totale zelfverwaarlozing en verloedering aan verpleeghuisopname vooraf is gegaan.

Verloederd en verwaarloosd

Page 114: Zo doen we dat hier

11447

Opname Bij opname verkeert de Korsakov-cliënt meestal in een zeer slechte lichamelijke con-

ditie. Soms is men er zo beroerd aan toe dat er zelfs sprake is van een levensbedrei-

gende situatie. Niet dat de cliënt dat overigens zelf zo ziet: er is weinig tot geen ziek-

tebesef en inzicht en men wil naar huis: niks aan de hand! De werkelijkheid wijst uit

dat dat niet kan. Zonder strikt 24 uur toezicht en begeleiding verkommert, vervuilt

en bezat de cliënt zichzelf onophoudelijk. Door het intrinsieke onvermogen om (al

was het maar minimaal) voor zichzelf te zorgen, zijn ook vormen van begeleid zelf-

standigwonenuitgesloten.Ubegrijpt:wehebbenhetnuoververpleeghuisbewo-

ners, qua zelfzorgvermogen volkomen afhankelijk en ernstig invalide: ik zeg het nu

maar even zoals het is. Om het er nog steviger in te wrijven: de (zelfzorg)problemen

zijn onoplosbaar, onomkeerbaar en onophoudelijk.

Is men na opname lichamelijk “nog een beetje op te knappen”… de gevolgen van

het hersenletsel zijn blijvend.

Zet ‘m op...Ik kijk een beetje beschaamd om me heen en hoop niet betrapt te worden. Staand

op de gang van het verpleeghuis kijk ik stiekem door de openstaande deur van de

woongroep waarop S. verblijft. Collega M. probeert hem in de kleren te krijgen. S. is

64 jaar en werkelijk alles moet hem uitgelegd worden: dat hij zich moet scheren, hoe

hij dat moet doen, waar zijn schoenen staan en wat zijn plek aan tafel is. Nee, dat is

je jas niet en kijk, daar staat het: het is vandaag dinsdag: je moet naar de fysio. Nee,

dat is je jas niet, smeer je eigen boterham maar even. Ja natuurlijk ga je naar de fy-

sio: zo’n knappe vent moet toch een mooi gespierd lichaam hebben of niet dan. Nee,

dat is je jas niet. De fysio om weer een beetje beter te leren lopen weet je nog.

Ja, ik breng je wel even... mooi dat je me even helpt bij het afruimen. Ga je mee naar

de fysio? Jawel, dat is wel goed voor je. Kijk, daar hangt je jasje, kom nou maar.

Korsakov

114

Page 115: Zo doen we dat hier

115

8

Aan gebreken geen gebrek Geheugenverlies, inprentingstoornissen en

desoriëntatie: daar hebben we een paar pro-

blemen te pakken waar de Korsakov-cliënt

zoal mee te kampen heeft. Nog bedroeven-

der is het onvermogen om de zorg voor zichzelf of

allerhande huishoudelijke zaken (afwassen, koken,

oude kranten opruimen en bloemen water geven)

te plannen en uit te voeren. Mensen met het

Korsakovsyndroom overzien deze activiteiten niet

meer. De voornaamste reactie op dit onvermo-

gen is faalangst en vervolgens een daverende

passiviteit. Passiviteit op alle zelfzorggebieden,

huishoudelijke activiteiten, werk, sport of sociale

contacten… kortom: allerlei zaken waar planning, inzicht en

motivatie aan te pas komen. Nou ja… uitgezonderd roken dan.

Zorg en zelfzorg Korsakov-cliënten die verpleeghuiszorg nodig hebben, zijn door hun onomkeerbare

(werk)geheugen- en oriëntatiestoornissen, de psychiatrische en lichamelijke proble-

matiek niet meer in staat om voor zichzelf te zorgen. Ooit heeft men geleerd zichzelf

te wassen, te scheren, boodschappen (tandpasta en bruinbrood) te doen, rekenin-

gen te betalen, een krantje te lezen, kopje koffie klaar te maken, medicijnen in te

nemen, nagels te knippen, de dag een beetje in te delen en een schone onderbroek

en sokken klaar te leggen. Door het volstrekte onvermogen om deze simpele en

alledaagse zelfzorgactiviteiten te plannen en uit te voeren, is de bewoner volkomen

afhankelijk van ondersteuning en zorg. Om (voor wat betreft de zorg voor zichzelf )

toch in een bepaald evenwicht te komen en te blijven, heeft men kort gezegd

structuur en ondersteuning nodig, een goede dagbesteding en moeten de juiste

aanwijzingen (ADL) gegeven worden. Het laat zich voorspellen dat het leeuwendeel

“Soms moet je wat.”

Page 116: Zo doen we dat hier

116

8

van deze ondersteuning bij de zelfzorg bij verzorgenden vandaan moet komen.

Help! Voor de leek mag de Korsakov-cliënt de indruk wekken dat deze zijn problemen niet

onder ogen wil zien, de expert weet dat hij de problemen niet onder ogen kan zien.

Door dat onvermogen is het vooral aan hulpverleners om (laten we zeggen) “plaats-

vervangend” de hulpvraag van de cliënt te formuleren en te bepalen: een uitspraak

die onsympathiek klinkt, maar helaas onvermijdelijk is.

Plaatsvervangend willen Hoewel ook ik met enige regelmaat beweer dat men in het verpleeghuis toch vooral

zijn eigen gang moet kunnen gaan, kan daar bij cliënten met het Korsakov-syndroom

nauwelijks sprake van zijn. Hun (zelf )verwoestende levensstijl, totale alcoholafhanke-

lijkheid en het volslagen onvermogen om daar iets aan te veranderen, leiden tot de

noodzaak om hen totaal anders te laten leven. Natuurlijk willen Korsakov-cliënten

dat niet… maar Korsakov-cliënten willen vooral niks. Dit “niets willen” wordt me-

nigmaal door hulpverleners opgevat als een keuze, met de daarbij veronderstelde

psychodynamiek. Bij Korsakov-cliënten is dit “niets willen” echter

geen keuze: het is hun onvermogen tot plannen, handelen en orga-

niseren dat hen zo passief en faalangstig maakt.

Dat vertaalt zich dan weer in niets doen en dat niets doen op zijn

beurt zorgt voor lamlendigheid, terugtrekken in zichzelf, vermij-

dingsgedrag ten opzichte van anderen en toenemende invalidering: zowel qua

conditie als zelfzorgvermogen.

Krom gezegd kan de Korsakov-cliënt dus niet meer willen en omdat genoemde

wilsfunctie volledig afwezig is, worden wij als hulpverleners geacht om plaatsvervan-

gend te willen voor cliënten.

Niet meer kunnen willen

Korsakov

Page 117: Zo doen we dat hier

117

88

Een tevreden roker...De straat, de schulden, zijn verongelukte dochter en alle drank die hij heeft opge-

zwolgen, staan in zijn gezicht gekerfd. Hij zit op een kaal stoeltje in de rookruimte,

waar anders. Karakteristieke houding: voorovergebogen met de ellebogen op de

knieën, de schouders naar binnen getrokken alsof hij non-verbaal wil uitdrukken:

ik weet het ook niet meer. Zijn tandeloze mond staat altijd open, meestal bungelt

een shagje aan de onderlip. Wijs- en middelvinger van de rechterhand zijn door de

nicotine alle kleuren bruin gerookt. Een rafelige baard geeft hem een armoedige

uitstraling. Graatmager en met grijsblauwe wallen onder de ogen probeert hij me uit

te leggen wat de plannen zijn.

Kern van zijn betoog is dat hij hier niet hoort en dat we zijn situatie volkomen ver-

keerd inschatten. Een belachelijke situatie waar hij zo snel mogelijk een eind aan zal

maken: het wachten is op zijn vrienden die hem wel willen halen en dan zijn we nog

niet van hem af. Hier past een schadevergoeding van tonnen. Nu moet u niet denken

dat deze krijgslustige taal ook op deze toon wordt uitgesproken. Het komt er een

beetje dof uit, evenals het dreigement dat ook ik me voor mijn rol in dit gesticht voor

de rechter zal moeten verantwoorden als het aan hem ligt. ‘Kom’, onderbreek ik zijn

juridische uiteenzetting.

’We gaan naar L. op de tuin.

Je moet aan het werk.’

Ik kan wat hem betreft ver-

rekken, maar een paar tellen

later sjokken we met zijn

tweeën toch die kant op. Het

effect van de toverspreuk: ‘’Roken

we daar nog eentje.”

117

Page 118: Zo doen we dat hier

118

8

Drie geboden Het lijkt me dat verpleeghuizen die zich willen wagen aan de zorg voor

Korsakov-cliënten de volgende zaken als beleid moeten formuleren.

1. Korsakov-cliënten moet (het is niet anders) de noodzakelijke structuur worden

geboden en wel langs de volgende vijf zorg- en beleidslijnen.

• Kortenbondig.

• Continuenaltijdherhalend(afspraken).

• Concreeteninduidelijkewoorden.

• Consequentzonderaftewijken.

• Creatiefenmethumor.

2. Van belang is dat dagelijkse activiteiten aansluiten bij de leeftijd en (rest) mogelijk-

heden van de cliënt. Revalidatie en rehabilitatie horen voorop te staan: de lichame-

lijke conditie moet worden verbeterd, men moet cliënten weer laten (samen)werken

(met elkaar) en cliënten moeten hun zelfrespect weer enigszins terug zien te vinden.

Bezigheden (of iets ambitieuzer gesteld: werkzaamheden) zijn essentieel voor

Korsakov-cliënten binnen revalidatie- en rehabilitatieprogramma’s. Om enig zelfver-

trouwen en zelfrespect terug te vinden, is het noodzake-

lijk ergens bij te horen en iets te doen te hebben, niet-

waar? De daarbij horende activiteiten moeten voor zover

mogelijk aansluiten bij de culturele achtergronden en

interesses van de cliënten. Werken in een tuinploeg, tim-

mer- en schilderwerkplaats, opruimdienst en klaverjassen, voetbal kijken en muziek

maken of luisteren zijn daar – hoewel zoiets wel erg naar de jaren zestig riekt – voor-

beelden van. Het gebruikelijke aanbod van activiteiten binnen het verpleeghuis (met

uitzondering van bingo) lijkt me in mindere mate geschikt voor Korsakov-cliënten.

De noodzaak ergens bij te horen

Korsakov

Page 119: Zo doen we dat hier

119

8

3. Wonen, werk en recreatie moeten gescheiden van elkaar worden georgani-

seerd. Werk helpt om structuur in de dag te krijgen, andere mensen te ontmoeten

en om het leven van alledag zoveel mogelijk te benaderen. Onder het begrip “werk”

versta ik nadrukkelijk iets anders dan de reguliere (verpleeghuis)activiteiten zoals

zingen, volksdansen of breien. Eerder moet gedacht worden aan het opknappen van

meubels, fietsen en roeiboten. Houthakken, grasmaaien, behangen, schilderen en

schoffelen kan ook. Het inschenken van koffie in de kantine, opruimen van de werk-

plaats en bloemen water geven is ook prima. Meestal komt het er echter op neer dat

de begeleiders alles moeten doen en dat de cliënten alles dan gaan becommentarië-

ren: ook dik voor elkaar. Men heeft wat te doen.

Cruciaal in deze is een statische (gebouwen, werkplaats, woonkamer, sportlokaal,

moestuin) en dynamische (gezellige, maar consequente medewerkers, huisdieren,

uitstapjes) omgeving, die eerder past bij de confabulatoir amnestische cliëntèle dan

bij het vertrouwde (PG) verpleeghuis. Zonder al deze zaken is het verpleeghuis geen

woning…. maar een plek waar Korsakov-cliënten bewaard worden.

U wilt nu waarschijnlijk een beetje bozig opmerken dat voor deze zorg en voorwaarden

geen geld is en dat alle uitspraken over tuinen, werkplaatsen en roeiboten getuigen van

een gebrek aan realiteitszin. Ik zal daar maar beperkt tegenin gaan. Het kan wel.

Over wonen Ook voor Korsakov-cliënten moet gelden dat een eigen woning een plek is waar je

naar terugkeert: na het werk, sport, verenigingsleven, uitstapjes en de stress van al-

ledag. Voor Korsakov-cliënten heeft de eigen woning (en dan zowel de eigen kamer

als de woongroep) nog een belangrijke functie: men kan zich er weer hechten. Aan

de eigen tv-programma’s, het dichttrekken van de gordijnen als het donker wordt,

veel te veel foute lichtjes en lampjes met de kerst, de cd’s en de volle asbak.

Page 120: Zo doen we dat hier

120

88

Gerookte visMeer clichés vind je niet op een paar vierkante meter. Dhr. Van M. (voormalig

beroepsvisser) zit schor en wijdbeens uit te leggen dat hij meer liters jenever heeft

opgezopen dan er wijting zwemt in de Noordzee. Een en ander gebeurt luidkeels om

boven de Zangeres Zonder Naam uit te komen. De cd-speler repeteert Marie Servaes

onophoudelijk. Omdat Van M. niet weet hoe hij dat ding moet bedienen, draait hij

het geluid uit wanneer hij hem eigenlijk af wil zetten. Het is er blauw van de rook,

de rollator staat klaar in de aanslag voor zijn stoel en om hem heen ligt een ravage

aan sigarettenas en brieven en ansichtkaarten uit een ver verleden. De asbak puilt

uit, op elke deur hangt een papier waarop te lezen valt wat zich daarachter bevindt:

woonkamer, kleerkast en wc/badkamer. De schemerlamp is mooi van lulligheid: een

zeilbootje. Op de tv staat een foto van de ouders van Van M.: ernstige koppen. Aan de

muur hangen twee schilderijen die ’s mans leven duiden. Een groot zeilschip wat zo te

zien stevig aan het vergaan is in een vliegende storm en tot mijn groot genoegen het

zigeunerjongetje met traan op de wang. Daglicht komt maar mondjesmaat binnen

omdat de vitrage gesloten is.

Op mijn vraag of hij zich hier een beetje thuis voelt zwaait hij woest om zich heen. ‘Ik

zou niet weten hoe het nog mooier kan!’

Wat is wonenLaten we als uitgangspunt nemen dat wonen moet uitnodigen tot activiteiten… en

daaronder moeten we ook tv kijken verstaan. Op tafel moet een krant liggen om te

lezen en deze moet verdwijnen in de krantenbak die op gezette tijden moet worden

geleegd. Reclamefolders moeten becommentarieerd kunnen worden, de radio wordt

aan- en uitgezet (Nederlands populair – Frans Bauer en de Sjonnies – maar wonderlijk

Korsakov

Page 121: Zo doen we dat hier

121

8

genoeg is ook klassieke muziek geen uitzondering...), bloemen

moeten water hebben en er moet een eitje gebakken kunnen

worden.

Umerkthet,wonenzitvolmetwerkwoorden:koffiezetten,

mopperen op de verzorgenden en medebewoners, stofzuigen,

jezelf vervelen, Studio Sport en het wereldkampioenschap voetbal zien, de hond

aaien en uitschelden, uit het raam kijken, verjaardag vieren, op je eigen plek zitten

en klagen over alles en nog wat.

Wat is wonen voor mensen met het Korsakovsyndroom In een woonomgeving die rekening houdt met Korsakov-cliënten zijn ook materiele

voorwaarden nodig: hulpmiddelen om de eigen kamer te vinden, communicatie te

bevorderen en zelfstandigheid te creëren. Voorbeelden hiervan zijn klokken, posters

en A-4tjes op de deuren (WC – Slaapkamer – Rookruimte!), informatieborden, foto’s

en agenda’s.

De Korsakov-cliënt die in het verpleeghuis moet wonen, is volledig invalide voor

wat betreft zelfzorg en zal dat zijn leven lang verder blijven. Men is door die totale

zorgafhankelijkheid gedwongen om de rest van zijn/haar leven in dát verpleeghuis

te blijven waar men zit, temeer daar de Korsakov-cliënt niet of nauwelijks nieuwe

situaties, regels en omgeving kan hanteren. De gemiddelde verzorgende doet er ver-

standig aan zich te realiseren dat zij een passant is in het zeer langdurige verblijfs-

traject van de Korsakov- cliënt... in zijn verpleeghuis.

Meestal is men dat andersom gewend: wanneer men in het verpleeghuis drie jaar op

een woongroep heeft gewerkt zijn daar al 35 bewoners gepasseerd... en overleden.

Hechting Het wonen op zich (en het hechten aan die statische en dynamische omgeving)

moet bij voorkeur plaatsvinden in een kleine, vertrouwde en stabiele groep. Die

hechting lukt het best wanneer er sprake is van gezelligheid, voorspelbare en

repeterende activiteiten en wanneer men in die groep toch een plek en eigen kamer

heeft, waar men zijn/haar eigen gang kan gaan: dat is wonen.

De hond aaien en uitschelden

Page 122: Zo doen we dat hier

122

8

Verhuizen en overplaatsing is uit den boze. Het minste of geringste is genoeg om de

Korsakov-cliënt volkomen uit evenwicht te halen. Berucht zijn bijvoorbeeld al sim-

pele zaken als ziekenhuisopnames of “weekendjes weg”. Cliënten zijn daarna volledig

en langdurig de draad kwijt. Niet zelden verzuchten verzorgenden en behandelaars

dan dat je dan weer van voren af aan kunt beginnen.

Welzijn Hoewel de Korsakov-cliënt nog van alles wil (en denkt dat hij zich wel zal redden),

staat de volstrekte zorgafhankelijkheid en invaliditeit persoonlijke interesses, sociaal

leven, hobby’s en contact met de samenleving in de weg. Zowel voor wat betreft plan-

ning, uitvoering en regievoering rondom deze zaken, is men volstrekt invalide en

afhankelijk van de medewerkers. Persoonlijke interesses, sociaal leven en contact

met de samenleving vergen immers enig resterend vermogen tot improvisatie, aan-

passingsvermogen, zelfstandigheid en het kunnen bedenken van oplossingen voor

problemen: precies dat (rest)vermogen waar het de Korsakov-cliënt aan ontbreekt.

Zonder verzorgenden gebeurt er echter weer eens niks en is passiviteit en lethargie

(ondanks alle praat en voornemens), het resultaat.

Dat laat natuurlijk onverlet dat de Korsakov-cliënt om de drommel wel kan genieten

van een busreisje, een kopje koffie, sjoelen en de bingo. Natuurlijk is het wereld-

kampioenschap voetbal op tv en kan een biljartje worden gelegd. Maar dat alles

gestuurd, gestructureerd en begrensd door bekende en vertrouwde verzorgenden...

en dan veilig weer terug naar de dagelijkse vaste afspraken.

Nog eentje…? De eeuwige discussie bij dit alles is de vraag: schenken we alcohol of niet. In de

beantwoording van deze vraag moeten volgens mij twee zaken onder ogen worden

gezien: de theorie van het wankel evenwicht en de voorgeschiedenis van de cliënt.

Om met de eerste te beginnen: voor bijna alle Korsakov-cliënten zal gelden dat men

na een volkomen verloederd bestaan met ernstige zelfzorg- en gezondheidsproble-

men, door de inzet van het verpleeghuispersoneel weer in een zeker evenwicht is

Korsakov

Page 123: Zo doen we dat hier

123

8

gekomen. Ideaal is die situatie voor de Korsakov-cliënt echter niet, deze wil immers

naar huis, voelt zich gekoeioneerd en opgesloten, mankeert niks en kan zichzelf toch

zeker wel redden?? Daarentegen valt wel te beweren dat de situatie optimaal is, ge-

zien het uiterst beroerde vooruitzicht bij gebrek aan verzorging, structuur en oppas.

Dit optimale evenwicht is van vitaal belang: verstoring daarvan… “en je kunt weer van

voren af aan beginnen”.

Alcohol draagt bij aan het kwetsbare evenwicht van de

Korsakov-cliënt, zoals oudejaarsvuurwerk bijdraagt aan

stilte. Ook beperkt drankgebruik (een biertje per dag)

is om meerdere redenen uit den boze. Ten eerste zal

de zucht naar alcohol en roes daardoor zeker niet afnemen, maar in stand worden

gehouden. Ten tweede moet het schenken van één biertje (gezien de daverende al-

coholische gulzigheid) eerder als treiteren worden gezien dan als vraaggerichte zorg.

Het lijkt wel alsof hulpverleners coulant, progressief en tolerant zijn, maar het is eer-

der een demonstratie van een halfbakken compromis – ten derde – dan het heldere

standpunt… waar de Korsakov-cliënt nu net zo’n behoefte aan heeft.

Drooglegging In de voorgeschiedenis van de cliënt is overigens ook weinig informatie te vinden

waaruit blijkt dat de cliënt goed gedijt (qua welzijn) bij een borreltje op zijn tijd. Fami-

lie en hulpverleners kunnen hier de nodige illustraties bij leveren.

Nu is de vraag bij Korsakov-cliënten naar alcohol (eenmaal opgenomen in het ver-

pleeghuis) overigens zo goed als verdwenen. Men taalt er niet meer naar, wanneer de

kat niet op het spek wordt gebonden.

Voor alles en iedereen is het dan ook maar het beste dat er een absoluut onthou-

dingsklimaat wordt gerespecteerd, ondanks de betuttelende en institutionele reputa-

tie die aan deze richtlijn vastzit.

Alcohol: kabaal in een stiltecentrum

Page 124: Zo doen we dat hier

124

88

Routine… Soms heb ik nog enig plezier van de periode dat ik met een aantal heroïnever-

slaafden heb gewerkt. Altijd bezig om snel de omgeving te observeren waar wat te

halen valt, wie er iets te bieden heeft, de ongedurigheid, het vermogen om alles en

iedereen te manipuleren en te belazeren en de verzengende aantrekkingskracht

van de “smack”. Dit restantje kennis en ervaring komt plotseling aan de oppervlakte

wanneer ik op een afscheidsreceptie van een dierbaar collega dhr. V. aan zie komen

scharrelen. Laatstgenoemde voormalig medewerker op een notariskantoor ziet er

weliswaar oud uit, maar is nog maar 68. Om de hoek staat de kar met drankjes en

hapjes en op hetzelfde moment dat hij deze in het oog krijgt, heeft hij het vehikel

voor 100 % gescand op aanwezigheid van drank. Helaas.. Even bekijkt hij het

handenschuddende gezelschap en ziet dat ik hem in de peiling heb. Kort daarop

staat hij naast me en krijg ik de discrete vraag terwijl hij achteloos naar de kar wijst:

‘Is dit alles?’

Verzorgenden In de zorg voor Korsakov-cliënten is de ware verzorgende een vriendelijk stuk beton:

geduldig, maar uiterst consequent. De daarbij behorende manier van werken is

voorzien van het reeds genoemde watermerk: de vijf K’s, waarvan er overigens vier

met een C beginnen.

• Kort: Informatie moet kort en in ‘‘porties’’ worden aangeleverd. Dit houdt bij-

voorbeeld in dat de cliënt eerst gezegd wordt uit bed te komen. Pas als hij

naast zijn bed staat wordt gezegd te gaan douchen. Na het douchen wordt

gezegd te gaan aankleden.

• Concreet: De informatie moet ‘gebiedenderwijs’ aangeboden worden. Open

Korsakov

Page 125: Zo doen we dat hier

125

8

vragen moeten vermeden worden. De vraag hoeft dan ook niet te luiden: ‘Kom je

ontbijten?’, maar: ‘We gaan ontbijten!’ Zodra de cliënt het idee krijgt dat de beslis-

sing aan hem wordt overgelaten, raakt deze onzeker en gebeurt er niks.

• Consequent: Elke handeling moet consequent worden uitgevoerd. Hierdoor

wordt er, met name op zaken als persoonlijke verzorging en huishoudelijke acti-

viteiten, weer enige routine ‘‘ingeslepen’’. Dit kan voorkomen dat cliënten onze-

ker worden of dat ze niet meer weten wat er moet gebeuren. Ziekte van twee

vaste teamleden of een week invalhulpen… en het hele

verhaal kan weer van voren af aan beginnen.

• Continu: Als er iets moet gebeuren is het goed om infor-

matie hierover continu aan te bieden. Als een cliënt zowel gezegd wordt iets te

doen én hij kan hetzelfde op een bord lezen, dan helpt dit bijvoorbeeld onzeker-

heid te voorkomen.

• Creatief: Het is vaak de kunst om Korsakov-cliënten “te verleiden” om in actie te

komen. Humor, relativeringsvermogen en het kunnen incasseren van een hele

serie beledigingen, bedreigingen en platte onwil vanuit de Korsakov-cliënt, is een

vereiste.

Ubegrijpt:deverzorgendediemetKorsakov-cliëntenkanwerkenmoetalseen

heilige worden gezien. Het zijn niet de minsten die zich kunnen redden met onze

drinkebroeders!

Niet vergetenDe zorg voor Korsakov-cliënten is niet een zaak voor verzorgenden alleen: integen-

deel. Hoewel de tekortschietende zelfzorg het meest in het oog springt (waar verzor-

genden zich mee moeten zien te redden), is er helaas sprake van meer problemen.

Een, zoals eerder gezegd, beroerde lichamelijke gesteldheid noopt tot secure medi-

sche zorg door de verpleeghuisarts: tegenwoordig chique aangeduid met specialist

ouderengeneeskunde. Samen met de psycholoog heeft deze de vitale taak om het

zorgteam te ondersteunen en te coachen. En dan zijn er natuurlijk nog de activitei-

tenbegeleiders, creatief therapeuten, diëtisten en maatschappelijk werkers die allen

Vijf K’s met een C

Page 126: Zo doen we dat hier

126

8

hun bijdrage moeten leveren aan de zorg voor Korsakov-cliënten. Misschien dat we

later nog eens uitgebreider op hun takenpakket ingaan, maar voor nu houden we

het even bij verzorgenden.

Zorg met respect graag…Omdat verzorgenden grotendeels de regie met betrekking tot de zelfzorg over

moeten nemen, kent het werken met Korsakov-cliënten een voorspelbaar risico:

het gevaar dat laatst genoemde geen eigen leven meer kan leiden met ruimte voor

zijn of haar unieke individualiteit. Om dat te voorkomen zullen verzorgenden na alle

schone sokken, douchebeurten en verstrekte medicijnen aan moeten sluiten op cul-

turele interesses en vertrouwde elementen uit de levensdomeinen spiritualiteit en

zingeving. Las men de Telegraaf of NRC, hield men van voetbal (en dan nog… Ajax

of Feyenoord). Lag de TROS-kompas op tafel of de VPRO-gids en klonk thuis klas-

sieke muziek, Nederlands populair of Rock & Roll uit de radio. Deed men aan bidden

voor het eten, Nietsche of porno. Was het de PvdA of helemaal niks en alleen maar

klaverjassen. Werd er gelachen om Freek de Jonge of André van Duin en hield men

zich bezig met duiven houden of schilderen?

Daar waar dat nog mogelijk is zal moeten worden geprobeerd om deze “hechting”

met de oude interesses weer tot stand te brengen.

Dwang en drangDoordat de Korsakov-cliënten hun zorgvraag niet duidelijk kunnen formuleren, lijkt

er sprake van een ethisch dilemma: ingrijpen in iemands leven of het respecteren

van het zelfbeschikkingsrecht van het individu? Het is zonneklaar dat de Korsakov-

cliënt die is aangewezen op verpleeghuiszorg, sterk wils- en handelingsonbekwaam

moet worden geacht.

Dat laat echter onverlet dat men respectvol met individuele voorkeuren en gewoon-

ten om moet gaan en daar waar mogelijk de cliënt zoveel

mogelijk moet ondersteunen bij het eigen leven (zie

voorgaande alinea). Dwang en drang dienen een bij-

drage te leveren aan de revalidatie en rehabilitatie van de

Modelcliënt in het verpleeghuis

Korsakov

Page 127: Zo doen we dat hier

127

8

cliënt... maar niet aan een verpleegkundig dressuurstuk en de totstandkoming van een

modelcliënt in het verpleeghuis!

“... aanwijzen en herhalen!”

Page 128: Zo doen we dat hier

128

Elk verpleeghuis kent de uitgesproken persoonlijkheden onder haar

cliëntèle. Niet dement noch beschadigd door overig hersenletsel, maar

in het verpleeghuis terecht gekomen door het onvermogen om zich op

oudere leeftijd nog aan te passen aan het leven, de omgeving en zichzelf.

We kennen nogal wat medische- en organisatietermen om deze unieke

persoonlijkheden te duiden: dubbelzorg, gerontopsychiatrie, GGZ-grond-

slag en bijzondere doelgroep zijn daar wat voorbeelden van.

Maar unieke persoonlijkheden zijn het…

9Op één lijn moeten zitten

Gerontopsychiatrie

Page 129: Zo doen we dat hier

129

99

Met een L…

Na een stroeve vergadering scharrel ik de woonkamer binnen van verpleeghuis N.

voor een kop koffie bij collega K. die ik lang niet heb gezien. Er wordt kleinschalig

gewoond door vier dames en een meneer met dementie... en mw. B.. Deze laatst-

genoemde “past” beslist niet tussen de vijf overige bewoners. Ten eerste is ze niet

dement, maar zit ze hier omdat ze elders moeilijk plaatsbaar was, zoals dat dan zo

mooi heet. Daarnaast onttrekt ze zich volledig aan het hele gebeuren op de woon-

kamer, maar ook weer niet heus… Ik word hartelijk verwelkomd door K., die me ook

nog even voorstelt aan een wel erg jonge stagiaire, die me na alle inlichtingen die

K. aan haar over mijn persoon verstrekt, een beetje benauwd aankijkt. Nu weet ik

zelf ook niet hoe ik zou reageren wanneer ik over iemand te horen zou krijgen dat

diegene al vijftien jaar geleden oneervol had moeten worden ontslagen wegens

wartaal en verregaande incompetentie, maar vooruit maar. Ik ben er, zoals snel

duidelijk wordt, op het verkeerde moment. Prompt nadat K. me een gloeiend hete

kop koffie heeft voorgezet, moet ze met mw. Van D. naar de fysio. Omdat het ook

wel erg lullig is om dan ook maar onmiddellijk te vertrekken, blijf ik nog even zitten.

Onze stagiaire heeft het daar niet zo op en begint zenuwachtig om zich heen te

kijken. Om maar wat te doen te hebben pakt ze – och arm – het spel Pim Pam Pet.

Omdat ik ook weer niet de deskundige uit wil hangen, slik ik mijn opmerking in dat

je mensen met dementie nou net niet in examensituaties moet brengen. En vooral

de drie dames en dhr. W. (die nu aan tafel zitten) niet, omdat Alzheimer zo te zien

al duchtig is opgetrokken. Mw. B. geeft onmiddellijk te kennen dat ze absoluut niet

mee wil doen. Ze zit chagrijnig op de bank naar buiten te kijken en mompelt – en wel

zo hard dat wij het kunnen horen – zaken als: ’Huh… ben geen klein kind… stom

spel… dat snappen ze toch niet”. Het lijkt erop dat de stagiaire besluit om dit gezanik

129

Page 130: Zo doen we dat hier

130

99

te negeren en de eerste vraag is voor dhr. W.. De schrik slaat me om het hart: op

het kaartje staat de opdracht een stad of dorp te noemen met een L in Rusland.

Gelukkig snapt de stagiaire dat dit wel erg veel gevraagd is en maakt daar listig een

stad of dorp in Friesland van. Hoewel ik dat niet wil, schiet onmiddellijk de slappe

lach scherp in stelling: behalve dat de oude baas last van dementie heeft, blijkt hij

ook nog eens doof te zijn en stottert ‘ie bovendien als een spijkerpistool. Hij kijkt de

stagiaire eens onderzoekend aan: hij snapt nog niet dat hem een vraag is gesteld.

‘Leeuwarden’, hoor ik met enige minachting achter me mompelen. ‘Hé mw. B.”, zegt

de stagiaire, ‘… niet voorzeggen. Dat is niet leuk.’ Vervolgens tegen dhr. W. en nu op

luide toon: ’Een stad of dorp in Friesland.’ Achter me gaat mw. B. verzitten. ‘Lollum’,

zegt ze binnensmonds, ‘… Lemmer. Gadverdamme wat een stom spel.’ Dhr. W. buigt

zich nu naar vorenen bromt vragend: ‘Hmmm?’

De stagiaire kijkt boos naar mw. B., maar richt zich nog een keer tot dhr. W. Luid-

keels: ‘EEN STAD OF DORP IN FRIESLAND MET EEN L..’ Ongeduldig en meewarig ge-

snuif op de bank. ‘Langweer’, klinkt het nu ronduit bits. ‘Die stomme vent weet niks.’

Plotseling blijkt onze stagiaire meer in haar mars te hebben dan ik had ingeschat.

Ferm wordt mw. B. de keus gesteld: meedoen of wegwezen. Met een kwaaie kop

pakt mw. B haar handtas en loopt wrokkig naar de deur. ‘Lippenhuizen’, snauwt ze

nog even en voordat ze de deur hard achter zich dichttrekt: ‘Lutkewierum.’.

Dhr. W. schrikt op van de klap van de deur.’.. M.. m.. met uh..uh.. een è.. è.. L?’

Problemen, problemen…Hoewel ik zo nu en dan roep dat we mensen met problemen vooral moeten

troosten in plaats van behandelen, ligt dat bij sommige cliënten toch anders. Aan

Gerontopsychiatrie

Page 131: Zo doen we dat hier

131

9

Asocialen en halve garen

problemen ontbreekt het niet bij de gerontopsychiatrische cliënt. Velen lijden onder

hun angsten en het onvermogen om zichzelf staande te houden. Weer anderen

geven (!) door hun persoonlijkheidsstoornissen en eigenzinnig (en onaangenaam)

gedrag, nogal wat problemen in hun omgeving. Nee: de gerontopsychiatrische

cliënt kan niet los worden gezien van diens problemen.

Gerontopsychiatrie De meeste ouderen met gerontopsychiatrische problematiek die moeten wonen

in een verpleeg- of verzorgingshuis, worstelen vaak al jaren met psychiatrische

problemen. Door hun gedragsproblemen of persoonlijkheidsstoornissen zijn ze niet

meer in staat om zelfstandig te wonen. Veelal verkeren ze permanent in onmin met

zichzelf of met hun omgeving. Door de ouderdom neemt hun toch al breekbaar

vermogen om zich aan te passen aan anderen almaar verder af.

Een andere groep mensen met gerontopsychiatrische aandoeningen is pas in – of

door – de ouderdom in problemen gekomen. Het betreft hier meestal cliënten die

thuis al jaren in een wankel evenwicht verkeerden, maar door bijvoorbeeld het over-

lijden van hun echtgeno(o)t(e) geen grip meer hebben op hun angsten of depres-

sies.

Verhuizen… Net zoals iedereen, willen ook mensen met gerontopsychiatrische

problematiek het liefst thuis blijven wonen, maar kunnen dat niet

meer. Dikwijls gaat een combinatie van zelfverwaarlozing, ver-

eenzaming en eindeloze conflicten met familie en hulpverleners

(instanties) aan opname vooraf. Hulp en bemoeienis van buren,

politie en huisarts wordt geweigerd of vermeden. Kenmerkend is aan de ene kant

het onvermogen om zelf zorg te dragen voor oplossingen die passen bij de proble-

men van alledag en anderzijds het (totaal) ontbreken van probleembesef en hulp-

vragen. In de volksmond worden deze cliënten meestal (hoewel al aardig op leeftijd)

als asocialen en halve garen betiteld.

Een aantal malen moeten cliënten worden opgenomen omdat ze zonder 24-uurs

Page 132: Zo doen we dat hier

132

9

zorg in de ouderdom dreigen te bezwijken onder hun angsten, depressies of andere

stoornissen. Niet zelden gaat één en ander gepaard met risico’s op ondervoeding,

vallen, zelfzorgproblemen en (sociaal) isolement. Voor deze cliënten geldt dat men

zich wel degelijk zorgafhankelijk voelt van anderen: hetzij familie, hetzij professio-

nals. Een besef dat niet zelden luidkeels op jammerende en angstige toon geventi-

leerd wordt…

“Restvermogen” Voor beide groepen geldt dat men niet meer over voldoende “restvermogen” be-

schikt om “zelfstandig, beschermd of begeleid zelfstandig te kunnen wonen”, zoals

dat vanuit de GGZ zo charmant genoemd wordt. Zonder verpleeghuiszorg en de

daaruit voortvloeiende dagelijkse zekerheden zouden cliënten met gerontopsychi-

atrische problematiek ernstige gezondheidsrisico’s lopen. Overigens is er nog een

reden waarom men in het verpleeghuis beter af is dan in de GGZ: voor de geronto-

psychiatrische cliënt is in het verpleeghuis meer expertise te vinden betreffende de

ouderdom dan in de GGZ. En bij de gerontopsychiatrische cliënt weegt de ouderdom

zwaarder dan de psychiatrie.

Wat mankeert eraan…? Voor wat betreft aandoeningen en beperkingen moet de problematiek vooral ge-

zocht worden in een breed spectrum van het psychosociaal (dys)functioneren. (Ach

mensen, wat is dat toch weer heerlijk: vakjargon).

Aanpassingsproblemen met mensen in hun omgeving, het onvermogen om te gaan

met de alledaagse eisen die het leven stelt aan samenleven met anderen, is (al of niet

in combinatie met een tekortschietend vermogen tot zelfzorg) exemplarisch voor

deze “groep cliënten”.

Nog een (bijna in alle gevallen) in het oog

springend kenmerk: het zijn bijna allemaal

uitgesproken unieke persoonlijkheden met

scherpe karaktertrekken en een moeizame

levensloop.

Scherpe karaktertrekken,moeizame levensloop

Gerontopsychiatrie

Page 133: Zo doen we dat hier

133

99

Lelijk… Je zou d’r toch van harte op los ouderenmishandelen. Mw. Van der K. staat niet

bekend om haar innemendheid en vermogen om het gezellig te maken met anderen.

Chagrijnig en verbitterd vindt ze altijd een reden om te klagen over medebewoners

en verzorgenden en onophoudelijk wordt de ander becommentarieerd. De onder-

toon is voortdurend hetzelfde: ze komt tekort. Ik heb het toch al niet zo op haar… en

daarmee kom je als hulpverlener toch een beetje in guur weer terecht: wat te doen bij

cliënten waar je een gloeiende hekel aan hebt.

Dit keer heeft ze een klein drama veroorzaakt waar ik bij andere bewoners smakelijk

om zou hebben gelachen. Bij de receptie zit een meisje van een jaar of negentien op

me te wachten voor een sollicitatiegesprek als leerling verzorgende. Haar moeder

is meegekomen. Van der K. sloft met een zuur hoofd naar beide dames en vraagt of

de oudste de moeder van de twee is. Vanzelfsprekend wordt ze uiterst vriendelijk en

glimlachend van antwoord voorzien: men moet een goede indruk maken, nietwaar?

Het repliek van mw. van der K. levert de nodige

ontsteltenis op bij moeder en dochter. ‘Jij ziet

er nog wel een beetje uit..’, zegt ze

tegen mams.

En dan tegen de jongste:’… maar

gadverdamme, wat ben jij lelijk.’

133

Page 134: Zo doen we dat hier

134

9

Angstig…Een specifieke groep cliënten wordt geplaagd door angst- en stemmingsstoornissen

en lijdt daar ernstig onder. We hebben het hier over cliënten met wanen en hal-

lucinaties, fobieën en dwanggedachten en handelingen. Met het afnemen van het

zelfzorgvermogen en de gezondheid – in combinatie met “uitdunnen” van een om-

geving die steun, geruststelling en structuur biedt – ligt bij deze mensen al heel snel

sociale en psychische decompensatie op de loer. Of in iets eenvoudiger taalgebruik

gesteld: men bezwijkt aan de angsten.

Help!! Door de verschillen in (psychiatrische en persoonlijke) problematiek, is nauwelijks

een voor de hele doelgroep Gerontopsychiatrie geschikte hulpvraag te formuleren.

Toch zijn er wel degelijk een aantal algemene behandellijnen te formuleren:

• Meestalhebbenmensenmetgerontopsychiatrischeproblematiekbehoefteaan

een duidelijke structuur met betrekking tot dagelijkse bezigheden, zorg- en be-

handelafspraken, vaste medewerkers en huishoudelijke activiteiten.

• Menmoet“deruimtehebbenzichzelftezijn”.Cliëntenmetgerontopsychiatrische

problematiek laten zich moeilijk door een (woon)groep sturen.

• Cliëntenmetangst-enstemmingsstoornissenzijngebaatbijeenbescherm(en)de

omgeving die geruststelling en gezelligheid biedt.

• Behoudvancontactmetfamilie,vriendenenoverigekennissenuithetsociale

netwerk moet worden gestimuleerd.

Hoeveel sigaretten per dag…? Anders dan bij mensen met dementie, zijn de cognitieve vermogens (geheugen,

intelligentie en het vermogen om de dagelijkse ADL te plannen en uit te voeren)

meestentijds nog intact. Toch is men niet meer in staat de regievoering over het

eigen leven in stand te houden. Dat laat onverlet dat de gerontopsychiatrische cliënt

dankzij enige ondersteuning nog zeer

wel in staat is om “te leven zoals men dat

gewend was”.

De mening van de cliënt?

Gerontopsychiatrie

Page 135: Zo doen we dat hier

135

9

Met name de manier waarop men gewend is voor zichzelf te zorgen (persoonlijke

verzorging, eten en drinken, rust, regelmaat en activiteiten, et cetera) en waaraan

men van oudsher is gehecht, moet worden gerespecteerd en ondersteund. Dit

kunnen best wel eens gewoonten zijn die we als hulpverleners onverstandig vinden

(’s nachts om 04.00 uur de krant lezen, in een stoel en niet in bed willen slapen, 50

sigaretten per dag roken), maar dat moeten we dan maar respecteren.

Familie en afspraken… Afspraak is afspraak Anders dan bij de hier boven genoemde zelfzorggewoonten ligt het onvermogen

om zorg te dragen voor het samen leven met anderen…en met zichzelf. Door het

gebrekkige of falende vermogen om rekening te houden met de overige mensen in

hun omgeving, ontstaan eindeloze en harde conflicten met de wereld om hen heen.

Een omgeving die duidelijke regels en afspraken stelt (en die daadwerkelijk worden

nagekomen), voorkomt dat men op hoge leeftijd genegeerd en geïsoleerd raakt met

alle sociale- en gezondheidsproblemen van dien. Natuurlijk kan er niet alléén maar

sprake zijn van strakke regels en gefixeerde afspraken voor wat betreft wonen, men-

taal welbevinden en zelfzorg. Buiten deze absolute voorwaarden moet regelmatig

ruimte zijn voor uitstapjes, verenigingsleven, activiteiten en plezier.

Een consequent en betrouwbaar team verzorgenden is een vereiste. Vanzelfspre-

kend moeten de zorgafspraken duidelijk afgesproken zijn met de cliënt en moeten

deze terug te vinden zijn in het Zorgleefplan.

Zo onzeker…Cliënten met angst- en stemmingstoornissen zijn bij een heel ander type zorg ge-

baat: een vriendelijke en zorgzame omgang die veiligheid, troost, voorspelbaarheid

en geruststelling biedt.

Men mag (om het zo maar eens te stellen) meedoen aan activiteiten, uitjes en thera-

pieën, maar het hoeft niet. Anderzijds moet wel eens zachte dwang worden toege-

past omdat men anders nergens meer (aan toe) komt.

Contact met familie, vrienden en kennissen moet zoveel mogelijk worden gestimu-

leerd. Er moet zoveel mogelijk worden geprobeerd om de cliënt te betrekken bij

Page 136: Zo doen we dat hier

136

9

mogelijke zorgdoelen en activiteiten.

Aan het werk…Werken met bewoners met gerontopsychiatrische problematiek is eerst en vooral

een zaak van verzorgenden. Vooral bij de groep cliënten met persoonlijkheidsstoor-

nissen, die gebaat zijn bij een duidelijke structuur en dito afspraken, geldt dat het

team goed met elkaar moet overleggen en zoveel mogelijk één lijn moet hanteren

naar de diverse cliënten. Dat vereist actuele verslaglegging (verpleegkundige rappor-

tage, overdracht, Zorgleefplan) en gepland en regelmatig overleg: team- en werkbe-

sprekingen, MDO’s en familiegesprekken.

Van belang is dat ook medewerkers van de facilitaire dienst (mits werkzaam op de

woongroep of in het appartement van de cliënt) op de hoogte zijn van de afspraken

en omgangsadviezen, omdat voorkomen moet worden dat men door de cliënt wordt

uitgespeeld ten opzichte van de verzorgenden.

Veiligheid en structuur Voor de gerontopsychiatrische cliënt vormen “veiligheid en structuur” een absolute

voorwaarde voor welzijn. Het is aan verzorgenden om deze structuur handen en

voeten te geven. Dat zal moeten gebeuren in een relatie die zich kenmerkt door

gelijkwaardigheid en respect: in ieder geval vanuit de

verzorgende. In die relatie ligt de sleutel tot welzijn.

Heeft men het nog een beetje gezellig met elkaar, kan

men goed met elkaar opschieten, is men te vertrou-

wen en heeft humor, relativeringsvermogen en plezier

een vaste plek in die relatie: dat zijn de cruciale vragen rondom welzijn. Warme cho-

colademelk met slagroom op een koude winterse dag zetten – welzijnswise – trou-

wens meer zoden aan de dijk dan secuur ingevulde Zorgleefplannen. Dit uitgangs-

punt bracht me onlangs in een discussie met een paar collega’s tot de volgende

stelling: De relatie tussen verzorgenden en cliënt is belangrijker dan de problematiek

van de cliënt. Ik hoor graag uw commentaar.

De relatie als sleutel tot welzijn

Gerontopsychiatrie

Page 137: Zo doen we dat hier

137

9

Leve de disciplines! Door het bij tijd en wijle ingewikkelde en moeilijke gedrag van de gerontopsychiatri-

sche cliënt, kunnen verzorgenden wel wat ondersteuning gebruiken. Meestal komt

dit van de verpleeghuisarts en de psycholoog. Vooral de laatste is erg belangrijk.

Omgang met gerontopsychiatrische cliënten is een vak apart waarin verzorgenden

(in het begin) met enige regelmaat het gevoel bekruipt dat ze “ongevoelig en on-

buigzaam” moeten zijn. Aan de psycholoog om uit te leggen waarom men toch moet

doen… en te adviseren hoe dat dan moet.

Van alle verdere disciplines (activiteitenbegeleiding, maatschappelijk werk) die met

enige regelmaat hun bijdrage moeten leveren aan de zorg voor mensen met ge-

rontopsychiatrische problematiek, is er één die ik eruit wil lichten. Veel cliënten met

gerontopsychiatrische problematiek worstelen langdurig met zingevingproblema-

tiek. De wekelijkse kerkdienst vormt voor een aantal cliënten een bron van troost en

houvast. Het is evident dat de geestelijk verzorger een belangrijke persoon is in de

zorg voor de cliënt. Deze heeft dikwijls “dankbare

klanten” aan deze doelgroep. Religie en zingeving

zijn zaken die het welzijn en mentale evenwicht

van de psychogeriatrische cliënt ernstig kunnen

bedreigen... of ondersteunen.

FamilieHet is eerder regel dan uitzondering dat sommige cliënten met gerontopsychiatri-

sche problematiek een enigszins ingewikkelde relatie hebben met familie en ken-

nissen. Soms willen laatstgenoemden niks meer van de cliënt weten (eigen schuld

dikke bult), maar gelukkig is er ook nog familie die wel erg meeleeft met de cliënt en

zich zeer betrokken opstelt. Voor de cliënt met gerontopsychiatrische problematiek

is het een uitstekende zaak dat deze contact blijft houden met de familie (rehabilita-

tie). In vele gevallen kan de familie (of andere vertegenwoordigers) van toegevoegde

waarde zijn in bewonersbesprekingen, en – wanneer deze met toestemming van de

cliënt zijn uitgenodigd – kunnen deze worden betrokken bij het maken van afspra-

ken.

De dominee en pastor: troost en houvast

Page 138: Zo doen we dat hier

138

9

U woont nu hier Voor veel cliënten met gerontopsychiatrische problematiek geldt dat men eerst

en vooral een autonoom individu is... in plaats van onderdeel van de woongroep.

Verzorgenden en overige hulpverleners doen er goed aan zich te realiseren dat de

cliënt zeer wel in staat is om op de meeste onderdelen van het dagelijkse leven zélf

te bepalen wat goed voor hem of haar is. In eerste instantie moet de cliënt dan ook

wilsbekwaam en handelingsbekwaam worden geacht binnen de meeste zelfzorgge-

bieden (ADL en HDL).

Deze autonomie moet ook “in het wonen” terug komen. Hoe eigengereid en afwij-

kend van de gangbare gedragsnormen dan ook: cliënten moeten in principe hun

eigen gang kunnen gaan. Dat laat onverlet dat er een zekere ordening moet worden

geboden in het wonen: vaste etenstijden, huishoudelijke activiteiten, boodschap-

pen doen en het onderhouden van de eigen zit/slaapkamer moeten zorgen voor een

veilige structuur (om dat akelige begrip maar weer eens te gebruiken), waarbinnen

men zelf uitmaakt hoe de dag doorgekomen moet worden.

Zoals gezegd: men is eerst en vooral individu, maar wonen doe je ook samen, en met

dat laatste heeft de gerontopsychiatrische cliënt nogal moeite. Men woont het liefst

op zichzelf en gedoogd hooguit anderen om zich heen.

Veilig en gezellig… de woongroep als toegevoegde waarde Vanzelfsprekend zijn er cliënten die juist wel gebaat zijn bij de gezelligheid en

voorspelbare patronen van een vaste woongroep. Met name cliënten die angstig en

onzeker zijn, voelen zich prettig in een woonomgeving waar weinig spanning heerst,

veel aandacht is voor sfeer en die zich kenmerkt door dagelijkse rituelen (gezamen-

lijk koffiedrinken, vaste plek in de woonkamer) en gebruiken. Voor hen vormt de

woongroep, samen met het daarbij horende team verzorgenden, de leefwereld die

nodig is om te kunnen wonen.

De ideale situatie? Kleinschalig wonen is volgens mij de norm. Daar is een reden voor: de meeste

cliënten met gerontopsychiatrische problematiek vinden het al lastig genoeg om

Gerontopsychiatrie

Page 139: Zo doen we dat hier

139

9

met anderen samen te wonen. En hoe meer mensen, hoe

moeilijker…

Men doet er verstandig aan om de gerontopsychiatrische

cliënt haar huisdier te laten behouden. Honden, katten en

vogels zijn volstrekt ongevoelig voor merkwaardig gedrag,

maar hechten zich aan hun baasje en andersom. En dat is de boodschap: die hech-

ting is o zo belangrijk voor een gevoel van intimiteit, geborgenheid en troost.

Overigens is het af te raden dat cliënten met gerontopsychiatrische problematiek

komen wonen in een woongroep met overwegend dementerende bewoners. De

tolerantie van de gerontopsychiatrische cliënt tegenover mensen met dementie is

nihil. Andersom schrikken veel mensen met dementie van de consequente en stu-

rende aanpak die gerontopsychiatrische cliënten vaak nodig hebben.

Welzijn Over welzijn en troost gesproken: dit goedje mag wat mij betreft losgekoppeld wor-

den van zaken als behandeling en verpleging… ik zal dat toelichten.

Veel cliënten met gerontopsychiatrische problemen zijn dol op welzijnsactiviteiten,

zoals een gezellig verenigingsleven, uitstapjes en gezelligheid... troost! Dit soort

gebeurtenissen moet volgens mij niet gezien worden als antwoord op problemen,

maar als een op zichzelf staand gebeuren náást problemen.

Zaken als contacten met familie, verenigingsleven (eigen kerkgenootschap, vrou-

wenvereniging et cetera) en vrienden zijn voor de cliënt van een bijzondere waarde.

Ze zijn van belang bij het in stand houden van het zelfrespect en de eigen identiteit

van de cliënt. Behalve verpleeghuispatiënt is men dus nog lid

van de samenleving.

Dat wil niet zeggen dat de gerontopsychiatrische cliënt

initiatieven in deze zal ondernemen, integendeel: het moet

in bijna alle gevallen wel voor hen worden georganiseerd.

Huisdieren: Kom maar bij de baas

Een leven naastproblemen

Page 140: Zo doen we dat hier

140

9

Cultuur en spiritualiteit Welzijn is het vanzelfsprekende en vertrouwde aandachtsgebied van activiteiten-

begeleidsters. Hun aanbod is even bekend als waardevol: dagbesteding, persoon-

lijke interesses, hobby’s, kortom alle zaken die het culturele en spirituele leven van

mensen vullen en zin geven. Daar waar dit toe kan met aanzienlijk minder profes-

sionele bagage (cliënten naar de kerkdienst brengen, een eindje wandelen, kopje

koffie drinken in de stad) zijn de vrijwilligers belangrijke medewerkers. Wellicht

dat men “de gebruiksaanwijzing” van sommige cliënten grondig door moet nemen

en dat de vrijwilliger getoetst moet worden op talent en omgangsvormen met de

cliënt, maar zonder toegewijde en betrouwbare vrijwilligers kunnen we niet meer.

Niet zelden vormen deze ook nog eens de “verbinding” naar de normale wereld

buiten de instelling en zijn ze daarmee van intrinsieke waarde binnen het rehabili-

tatie (behandel)concept. Ze vormen een onmisbare schakel in het zorgproces in het

algemeen… en welzijn in het bijzonder.

Zelfzorggewoonten De meeste bewoners met gerontopsychiatrische problematiek kunnen zichzelf nog

prima redden voor wat betreft douchen, toiletgang, eten, drinken en houding en

beweging en dergelijke. De hechting aan de “gewone manier” waarop men deze

zelfzorg uitvoert, verschilt in niets met de gezonde oudere. Het is dan ook aan ver-

zorgenden om zo veel mogelijk aan te sluiten bij deze vertrouwde zelfzorgpatronen:

ze bieden troost, comfort en structuur. Hoe ongelukkig deze gewoonten soms ook

zijn…

In bed ga je dood Bonkig, lomp en onaangepast zijn zo’n beetje de vriendelijkste termen die je te bin-

nen schieten bij mevrouw P., waarbij ik vanaf nu weiger om het woord mevrouw nog

Gerontopsychiatrie

140

Page 141: Zo doen we dat hier

141

99

verder in de mond te nemen. Ik zal even een duidelijker beeld van haar schetsen, dan

weet u ook even waar ik het over heb. Gelieve de filmfiguur ma Flodder te vermenig-

vuldigen met de factor vijf, voeg daar een erg slecht humeur en flink wat kwaadaar-

digheid aan toe… et voila!

Dat wil niet zeggen dat ik geen zwak voor haar had: haar intuïtieve vermogen om

alles te ontregelen en haar immer succesvolle getreiter van personeel en medebewo-

ners brachten me tot voorzitter van haar fanclub. Met drie paar panty’s over elkaar

en twee jurken om haar omvangrijke lijf, scharrelde ze op klompen allerlei vuilnis en

troep bij elkaar om deze vervolgens te vervoeren op een uit de keuken gejatte koffie-

kar. Deze bedenkelijke activiteiten waren haar overigens niet vreemd: voor opname

in het verpleeghuis stonk haar woning tot drie straten in haar omgeving boven

alles uit. Terug naar de verzameling oude kranten, vieze inlegmatjes, van andere

bewoners gejatte vesten en jassen, oud brood en lege flessen: om te voorkomen dat

ze al deze rotzooi op haar slaapkamer zou verzamelen, hadden we ten langen leste

maar een schuurtje op de tuin voor haar gereserveerd, waar ze deze stinkerij in kon

bewaren. Maar om de slaapkamer draait nu dit verhaal. Ik heb me wel eens wijs laten

maken dat mensen daar normaal gesproken slapen of het gezellig op een neuken

zetten: zo niet P. Om met dat laatste te beginnen, ze had zo’n gruwelijke hekel aan

mannen dat A. – verpleeghuisarts van beroep – er nimmer in is geslaagd om haar te

onderzoeken. Verder waren haar over elkaar heen getrokken panty’s niet alleen ge-

schikt om haar – naar eigen zeggen – kouwelijke blaas te beschermen, maar waren

ze volgens mij ook bedoeld voor een dieper liggende verdedigingslinie: deze zone

werd om de bliksem niet betreden! Waar ze zo mogelijk nog meer van gruwde was

de gedachte om in bed te moeten liggen. Het gezegde dat de meeste mensen dood

gaan in bed wordt meestal grappig bedoeld, maar deze laatste intentie werd door P.

volkomen gemist… hoewel ze de uitdrukking te pas en te onpas gebruikte om maar

141

Page 142: Zo doen we dat hier

142

99

bij dat bed uit de buurt te blijven. Op één of andere wijze had de overtuiging post ge-

vat dat ze onmiddellijk zou sneuvelen, mocht ze daarin terecht komen. Slapen deed

ze natuurlijk wel: op twee stoelen bij het raam, de dekens (en geen lakens!) slordig

over haar heen getrokken. Nee, niet in de slaapkamer, maar in de woonkamer: wat

u zegt… een janboel, maar we kregen het niet anders georganiseerd. Helaas was de

dood zo lullig om nu eens even niet mee te werken aan het idee om op twee zitmeu-

beltjes het hiernamaals te ontlopen. Magere Hein kondigde ver van tevoren luidkeels

en duidelijk zijn komst al aan: long- en borstkanker. Slapen op twee stoelen bleek

uiteindelijk ook niet afdoende om het sterven te slim af te zijn. Maar och… wat werd

er mooi en integer terminale zorg geboden. Hangend op twee stoelen, met uitzicht

op het schuurtje in de tuin, is ze door haar verzorgenden richting graf geholpen: ze

heeft geen bed gezien.

Mooi mens, P.

Fantastisch team.

Nog meer zelfzorggewoonten Zelfzorggewoonten vinden we ook in de manier waarop bewoners met gerontopsy-

chiatrische problematiek in de dagelijkse omgang met anderen zichzelf manifes-

teren. Door hun eigenaardige manier van communiceren en het onvermogen om

intermenselijke relaties “te lezen” (ook een vorm van Zelfzorg, nietwaar..?), raken ze

voortdurend in conflict met hun omgeving met alle risico’s

op onveiligheid, ongenoegen en isolement van dien. Niet

alleen bewoners met persoonlijkheidsstoornissen hebben

– en geven – in deze de nodige problemen, ook bewoners

Relaties kunnen “lezen”

Gerontopsychiatrie

Page 143: Zo doen we dat hier

143

9

die in hun angst de omgeving ernstig onder druk zetten zorgen voor de nodige

onrust.

Hoe ongemakkelijk dat voor verzorgenden soms ook voelt: men zal in vele gevallen

op deze dossiers (communicatie en interactie, veiligheid, geborgenheid en intimi-

teit), de regievoering voor bewoners met gerontopsychiatrische problematiek op

zich moeten nemen en zorgen voor de noodzakelijke structuur en begeleiding.

Nog meer structuur Structuur bestaat voor bewoners met gerontopsy-

chiatrische problematiek vooral uit duidelijkheid

en herkenbaarheid in de manier waarop met hun

gedrag wordt omgegaan. Vaste afspraken rondom

communicatie, de wijze waarop men zich in de

woongroep “hoort te gedragen” en wat men elke

keer van verzorgenden kan en mag verwachten

zijn van vitaal belang. Niet om er “aangepaste cliënten” van te maken, maar omdat de

zelfzorg op zaken als veiligheid, zingeving en communicatie volstrekt tekort schiet

en dit mankement leidt, zoals al eerder gezegd, tot eindeloze conflicten en wan-

verhoudingen met hun omgeving. Dat elke bewoner over een bijzonder en uniek

persoonlijkheidsprofiel beschikt is evident.

Het ontrafelen van dat profiel en vervolgens met respect anticiperen op dat unieke

leven, is volgens mij in de kern de belangrijkste activiteit die hulpverleners moe-

ten ontplooien. Ik raad u ernstig aan om de twee voorgaande zinnen nogmaals te

lezen…

Vertelles: wat zijn de problemen Niet zelden zorgen gedragsproblemen en het manipulatieve karakter van de cliënt

voor wrijving in de relatie tussen bewoner en hulpverleners. Niets nieuws: deze cliënt

zorgt daar al jaren voor.

Tegelijkertijd stelt deze de eigen autonomie zeer op prijs, wat meestentijds een

behoorlijk spanningsveld oplevert waarbinnen de juiste zorg verleend moet worden.

Het ontrafelen van een uniek persoonlijk-heidsprofiel

Page 144: Zo doen we dat hier

144

9

Reflecteren op eigen handelen

Enerzijds zijn cliënten met gerontopsychiatrische problematiek immers volstrekt

afhankelijk van duidelijke afspraken en een strak regime, anderzijds verzet men zich

naar hartenlust tegen deze “betutteling en bazigdoenerij”. Vooral nieuw personeel

en invalkrachten zijn vaak het slachtoffer van het magnifieke vermogen van geron-

topsychiatrische cliënten om medewerkers tegen elkaar uit te spelen en te manipu-

leren.

Dagelijks overleg tussen bewoner en (de persoonlijke) begeleider is eerder nood-

zaak dan luxe: elke dag opnieuw moet de gerontopsychiatrische cliënt worden

herinnerd aan de afspraken die er zijn gemaakt.

Dat je dat kunt… De zorg en begeleiding van gerontopsychiatrische cliënten eist specifieke vaardig-

heden van verzorgenden. Ik doe nog wel eens laatdunkend over die veel te ernstige

bombarie rondom allerlei onoplosbare en onomkeerbare ziektebeelden, maar enige

kennis van psychiatrische ziektebeelden is in de omgang

met deze boeiende groep bewoners wel op zijn plaats.

Inzicht in de persoon, mensenkennis, de vaardigheid om

cliënten op directe wijze te kunnen benaderen, overwicht

en humor zijn kenmerkende ingrediënten van de verzor-

genden die zich met deze cliënten moeten redden.

Vanzelfsprekend staat zuster stevig in de schoenen en is ze niks te beroerd om op

haar eigen doen en laten te reflecteren.

Dat deze vaardigheden – tot slot – ook van pas komen bij de andere disciplines, lijkt

me evident. Met elkaar zal men die zorg moeten realiseren die deze ingewikkelde,

maar o zo boeiende doelgroep nodig heeft, om een leven vol moeilijkheden zo

comfortabel mogelijk af te ronden.

Gerontopsychiatrie

Page 145: Zo doen we dat hier

145

9

Page 146: Zo doen we dat hier

Aan het werk (3) Het is weer zover. Vraag me niet hoe, maar ik ben weer eens aan het bed

beland na een dringende vraag om enige hulp door collega T. Object van hulp

is mw. Ten C., die (en vergeeft u mij de plastische uitdrukking) letterlijk tot aan

haar nek in de diarree zit. Alles zit eronder en tot overmaat van ramp wil mw.

Ten C. allesbehalve geholpen worden. Omdat ze ernstig bedlegerig is en er

helemaal niks meer van begrijpt, is het ondoenlijk om alleen de klus te klaren.

Temeer daar ze alle handen aan haar lijf wild wegslaat en duwt. Ik word snel in

gevechtstenue gehesen door T.: twee natte washandjes om mijn handen om de

handen van mw. Ten C. in bedwang te houden. Die washandjes zijn er niet voor

niks: haar handen zitten er ook onder. Nadat ik mw. Ten C. voor mijn gevoel

“gevangen heb”, en haar handen stevig vast hou, begint T. haar snel en sussend

te wassen, waarna met een noodgang het bed onder haar wordt verschoond.

Al die tijd jammert mw. Ten C. onophoudelijk ‘Nee, nee, nee...’, terwijl ze zich

krachteloos van me los probeert te wurmen. Aan haar gezichtsuitdrukking te

zien maak ik me eerder schuldig aan een poging tot doodslag dan aan hulp bij

een wasbeurt. Met een mengeling van woede, paniek en onbegrip moet ze het

hele gedoe ondergaan, maar tien minuten later is de klus geklaard. Huilerig en

handenwrijvend ligt ze nog wat na te snikken totdat T. zich naar haar voorover

buigt. Zachtjes duwt ze haar linkerarm onder de schouder van mw. Ten C., tot-

dat haar hand bijna aan de andere kant van mw. Ten C. weer achter haar rug

tevoorschijn komt. Dat doet ze ook met haar rechterarm. De zijkant van haar

hoofd legt ze tegen mw. Ten C. aan en met haar wang aait ze de wang van mw.

Onhandig

146

Page 147: Zo doen we dat hier

Ten C. die langzaamaan enigszins bedaart. ‘Hè, wat is ’t wat...’, mompelt T. in

het kussen. Tastend naar het plafond komen de armen van mw. Ten C. stakerig

omhoog en voorzichtig vouwt ze deze over elkaar op de rug van T. De stilte die

nu volgt bevalt me wel. De omarming houdt enige tijd stand, waarna T. zich

voorzichtig los wurmt uit de omhelzing. T. zegt nog wat geruststellends tegen

mw. Ten C. en draait zich om. Ik word zelfbewust en zelfverzekerd aangekeken.

Klaarblijkelijk ziet ze mijn bewondering voor haar vakmanschap en het respect

dat daarbij hoort. Uit een soort verlegenheid met de situatie, ruim ik vlug de

handdoeken en de washandjes maar even op die nog op de vloer liggen. Terwijl

ik me weer opricht grinnik ik haar een compliment toe: ‘Ik buk niet zozeer, maar

ik maak een buiging voor je: wat doe je dit fantastisch.’ Er wordt met de ver-

trouwde reflex gereageerd: ‘Mmmpff... nou ja hoor, daar heb je hem weer.’ Maar

terwijl ze me even later voorgaat naar de woonkamer, krijg ik toch een mooie

glimlach. ‘Dank je wel’, zegt ze, terwijl ze de deur voor me openhoudt.

147

Page 148: Zo doen we dat hier

148

Page 149: Zo doen we dat hier

149

NawoordDit boek is tot stand gekomen na vele gesprekken met verzorgenden, cliënten,

familie en collega’s. Ik dank een ieder voor de adviezen en verbeteringen en ik hoop

dat het een bijdrage levert aan het werk van verzorgenden en overige disciplines in

het verpleeghuis.

In “Zo doen we dat hier” is informatie gebruikt die op internet is te vinden en zijn

diverse publicaties bestudeerd. De foto’s zijn onder andere afkomstig van flap-overs

en whiteboards uit directiekamers en zusterposten. Daarnaast is (het kleinschalig

wonen in) het verpleeghuis vergeven van de meest fantastische spreuken op A-4

formaat: ik heb er een aantal van geselecteerd.

Ik dank vooral zorgorganisatie Noorderbreedte in Leeuwarden. Men weet daar wel

waarom.

E-learningprogramma “U woont nu hier”Samenmethetboek”Uwoontnuhier”is“Zodoenwedathier”onderdeelvanhet

e-learningprogramma“Uwoontnuhier”.Vandiverseorganisatiesencollega’shebik

begrepen dat men met plezier dit vrolijke en leerzame bijscholingsprogramma volgt

en heeft gevolgd. Voor informatie verwijs ik naar www.gerkedeboer.nl.

Drachten

September 2010

Page 150: Zo doen we dat hier

150

Page 151: Zo doen we dat hier

151

Literatuurlijst

In ‘’Zo doen we dat hier’’ is informatie gehaald uit diverse vakbladen (TVV, Nur-

sing, TVZ), websites (Zorgleefplanwijzer, TVV-online) en publicaties vanuit diverse

verpleeg- en verzorgingshuizen, waaronder de productbeschrijvingen Korsakov en

Gerontopsychiatrie van Noorderbreedte Leeuwarden.

Daarnaast is geput uit de volgende literatuurlijst:

Uwoontnuhier(2008)–G.deBoer

Niemand regeert (2009) – H. Chavannes

De heimweefabriek (2008) – D. Draaisma

Total Institutions (1959) – I. Goffman

Stoppen met leidinggeven (2007) – W. Hepkema

Het witte jas effect (2009) – A. Hermans

Transactionele analyse: wie waagt die wint (1972) – M. James en E. Youngward

Het refrein is Hein ( 2001) – B. Keizer

A Colossal Faliure of Common Sense ( 2009) – L.G. Mc Donald & P. Robinson

Bezieling en kwaliteit in organisaties (1995) – D. Ofman

Organisatie-alibi’s (2002) – D. Ofman & R. van Weck

Intensieve Menshouderij (2004) – J. Peters en J. Pouw

Waarom is de burger boos (2010) – M. van Rossum

De prooi /ABN AMRO (2009) – J. Smit

Het Ahold drama (2005) – J. Smit

Wij economie (2009) – W. Vermeend

Page 152: Zo doen we dat hier

“...Patiënten er niet uit laten.”