wat zegt de bijbel over salomo? -...
TRANSCRIPT
Het berouw van Salomo.
Wat zegt de Bijbel over Salomo? 1 Koningen 11:9-10
9 Daarom werd de HEERE toornig op Salomo, omdat zijn hart van de HEERE, de God van Israël,
Die hem tweemaal was verschenen, was afgeweken. 10 Hij had hem aangaande deze zaak geboden
dat hij niet achter andere goden aan zou gaan, maar hij hield zich niet aan wat de HEERE geboden had.
Gedurende de regering van Salomo was de Here hem tweemaal verschenen
met woorden van lof en raadgeving, - in het nachtelijk visioen te Gibeon,
toen de belofte van verstand, rijkdom en eer gepaard ging met de raad om
eenvoudig en gehoorzaam te blijven; en na de inwijding van
de tempel, toen de Here hem nog eens aanspoorde tot trouw.
De raadgevingen die aan Salomo gegeven werden waren duidelijk
en de beloften machtig; toch wordt van hem, die gezien de
omstandigheden in karakter en leven zo duidelijk in staat
scheen te beantwoorden aan de verwachting die God had,
gezegd: “Hij had niet in acht genomen wat de Here geboden had.”
Wat kwam bij Salomo centraal te staan? Zie Prediker 2:4-18, Prediker 2:13-14
13 Toen zag ik dat de wijsheid voorkeur heeft boven de dwaasheid, evenals het licht
voorkeur heeft boven de duisternis. 14 De wijze heeft ogen in zijn hoofd, maar de dwaas
wandelt in de duisternis. Toen merkte ik ook dat één lot hen allen treft.
Zó volkomen was zijn afval, zó verhard zijn hart door
de zonde, dat zijn geval hopeloos scheen. In plaats van
de vreugde van gemeenschap met God, zocht Salomo
voldoening in zingenot. Hijzelf zegt hierover: Ik deed
grote dingen: ik bouwde huizen, plantte wijngaarden,
legde hoven en parken aan . . .; ik kocht slaven en slavinnen. . . .; ik
vergaderde mij ook zilver en goud, schatten van koningen en
landschappen; ik verschafte mij zangers en zangeressen en dingen
die mensen bekoren, alle mogelijke genietingen. Zo werd ik groter
en rijker dan allen die vóór mij te Jeruzalem geweest waren…...
Wat ondervond Salomo in zijn leven? Prediker 2:17-18
17 Daarom haatte ik het leven, want het werk dat plaatsvindt onder de zon, leek mij kwaad.
Het is immers alles vluchtig en najagen van wind. 18 Ik haatte ook al mijn zwoegen waarmee
ik zwoegde onder de zon, zwoegen dat ik zou moeten overlaten aan de mens die er na mij zijn zal.
Door zijn eigen bittere ervaring
ondervond Salomo de leegheid
van een leven dat zijn hoogste
goed zoekt in aardse dingen.
Hij richtte altaren op voor
heidense goden, om slechts
te leren hoe ijdel hun belofte
van rust is voor de geest. Sombere en benauwende gedachten
verontrustten hem dag en nacht. Voor hem was er
geen vreugde meer in het leven, en de toekomst leek wanhopig.
Hoe liet God Salomo niet in de steek? Zie 1 Koningen 11:14-28
Toch liet de Here hem niet in de steek.
Door boodschappen van vermaning
en door zware oordelen trachtte Hij
de koning te brengen tot een
besef van zijn zondige weg.
Hij nam zijn beschermende zorg weg,
en liet toe dat vijanden het rijk benauwden en verzwakten.
“De Here deed een tegenstander tegen Salomo opstaan,
de Edomiet Hadad . . , God deed nog een tegenstander tegen hem
opstaan, Rezon aanvoerder van een bende”, die Israël verafschuwde
en over Syrië heerste. Ook Jerobeam, een dienaar van Salomo,
een flinke kracht”, “hief de hand tegen de koning op.”
Welke profetie werd uitgesproken? 1 Koningen 11:12-13
12 In uw dagen zal ik dat echter niet doen, omwille van uw vader David. Ik zal het
uit de hand van uw zoon losscheuren. 13 Alleen, Ik zal niet het hele koninkrijk
van u losscheuren: één stam zal Ik aan uw zoon geven, omwille van
Mijn dienaar David en omwille van Jeruzalem, dat Ik verkozen heb.
Ten slotte liet de Here door een profeet de
alarmerende boodschap aan Salomo brengen:
“Omdat het zo met u gesteld is, dat gij mijn verbond
en mijn inzettingen, die Ik u geboden had, niet
in acht genomen hebt, zal Ik voorzeker
het koninkrijk van u afscheuren en het uw knecht
geven. Maar bij uw leven zal ik dat niet doen,
ter wille van uw vader David; uit de hand
van uw zoon zal Ik het afscheuren.”
Wat erkende Salomo volmondig? Prediker 2:26
26 Want Hij geeft wijsheid, kennis en blijdschap aan de mens die goed is voor Zijn
aangezicht. Aan de zondaar echter geeft Hij de bezigheid om te verzamelen en te vergaren, om
het te geven aan wie goed is voor Gods aangezicht. Ook dat is vluchtig en najagen van wind.
Alsof hij wakker werd uit een droom door dit godsgericht dat uitgesproken
werd over hem en zijn huis, begon Salomo met een wakker geschud geweten
zijn dwaasheid in het ware licht te zien, In zijn geest gekastijd, verzwakt naar
lichaam en geest, wendde hij zich vermoeid en dorstig af van de gebroken
vaten der aarde, om opnieuw te drinken uit de levensbron. Eindelijk had de
tucht van het lijden zijn doel bereikt in zijn leven. Lang had de vrees hem
benauwd dat hij zou ondergaan omdat hij niet zijn dwaasheid de rug kon
toekeren; nu echter zag hij in de boodschap die hij kreeg een lichtstraal.
God had hem niet geheel en al verworpen, maar stond klaar hem
te bevrijden van een slavernij, wreder dan de dood,
een slavernij waaruit hij zich niet zelf kon bevrijden.
Pakte Salomo de reddingsboei op? Zie Prediker 2
Dankbaar erkende Salomo de macht en
goedertierenheid van Hem, die boven allen
staat; berouwvol begon hij de weg terug
te zoeken naar de reinheid en heiligheid,
die hij had losgelaten. Hij kon niet
verwachten dat de gevolgen van de zonde hem niet zouden treffen;
nooit kon hij uit zijn leven de herinnering wegvagen van alles
wat achter hem lag; maar hij zou ernstig trachten anderen te
weerhouden van deze dwaasheid. Hij zou nederig de fouten van
zijn leven belijden en zijn stem doen horen om anderen te
waarschuwen, zodat ze niet reddeloos verloren zouden gaan als gevolg
van de invloeden ten kwade waarvan hij de oorzaak was geweest.
Tot welk inzicht kwam Salomo? Zie Prediker 2
Salomo erkende dat het hart der
mensenkinderen vol boosheid is, en er
verdwaasdheid is in hun hart.” (Prediker 9 : 3)
Verder zei hij: “Omdat het vonnis over
de boze daad niet aanstonds voltrokken wordt,
daarom is het hart der mensenkinderen in hen
begerig om kwaad te doen, daar een zondaar honderdmaal
kwaad doet en toch lang leeft, Nochtans weet ik, dat het de
godvrezenden wel zal gaan, omdat zij voor Hem vrezen; de
goddeloze daarentegen zal het niet wel gaan en hij zal zijn levensduur
niet verlengen als de schaduw, omdat hij voor God niet vreest.”
(Prediker 8 :11-13)
Wat geldt voor alle mensen? Zie Prediker 12:13, tweede deel
Vrees God, en houd u aan Zijn geboden,
want dit geldt voor alle mensen.
Vol verdriet en schaamte beleed Salomo dat hij in de
kracht van zijn leven, toen hij vreugde had moeten
vinden in het dienen van God, en Hem zijn troost, zijn steun en
zijn leven had moeten maken, zich had afgewend
van het licht des hemels en de wijsheid Gods, om
afgodendienst te stellen in de plaats van de dienst van Jehova.
En nu was zijn ernstig verlangen, nadat hij door verdrietige
ervaringen de dwaasheid van zulk een leven had leren kennen,
om anderen de bittere ervaring die hij had gevonden te besparen.
Welk advies gaf Salomo? Zie Prediker 11-7 tot Prediker 12:7
Gedenk dan uw Schepper in uw
jongelingsjaren, voordat de kwade dagen
komen en de jaren naderen, waarvan gij zegt:
Ik heb daarin geen behagen; voordat
de zon verduisterd wordt evenals het licht
en de maan en de sterren en de wolken
na de regen wederkeren; op de dag,
dat de wachters van het huis beven en de
sterke mannen zich krommen, en de
maalsters ophouden, omdat haar aantal
gering geworden is, en zij, die uit de vensters zien,
hun glans verliezen, en de deuren naar de straat gesloten worden;
Waar is ware veiligheid te vinden? Toen Salomo’s karakter als een diepgewortelde
boom had moeten zijn, viel hij juist van zijn
standvastige trouw ten prooi aan verleiding.
Toen zijn kracht het grootst had moeten zijn,
bleek dat hij juist heel zwak was. Zulke voorbeelden
leren ons dat de enige bescherming voor Jong en oud ligt in
waken en bidden. Veiligheid ligt niet in een hoge positie en in grote voorrechten. Iemand kan
jarenlang een oprecht christelijk leven hebben geleid, en toch nog
blootstaan aan satans aanvallen. In de strijd tegen zonden in en om ons
heen leed zelfs de verstandige en machtige Salomo de nederlaag. Zijn falen
leert ons dat niemand ooit met absolute zekerheid kan bouwen op eigen
wijsheid en oprechtheid, hoe groot zijn intellect ook moge zijn en
hoezeer hij God ook in het verleden mag hebben gediend.
Wie zullen wij liefhebben en op welke wijze? Zie Lukas 10:27
In elke generatie en in ieder land is de ware grondslag en het juiste
voorbeeld voor karaktervorming gelijk. Gods gebod: Gij zult de Here,
uw God, liefhebben uit heel uw hart. . . en uw naaste als uzelf”,
het grote beginsel dat in het karakter en leven van onze Heiland
tot uiting kwam, is de enig veilige grondslag, de enig veilige gids.
Jesaja 33:6
6 Hij zal zijn de vastheid van uw tijden,
een rijkdom aan heil, wijsheid en kennis;
de vreze des HEEREN zal zijn schat zijn.
Uw tijden zullen bestendig zijn, een rijkdom van
heil, wijsheid en kennis” de wijsheid en kennis
die alleen door Gods Woord te verkrijgen is.
Waar moeten wij altijd rekening mee houden?
Bij de vele lessen die
het leven van Salomo leert,
wordt geen enkele les
sterker onder de aandacht
gebracht dan de macht
van de invloed ten goede of ten kwade. Hoe beperkt onze invloed kring
ook moge zijn, we hebben toch een bepaalde invloed ten goede
of ten kwade. Het betekent een zegen of een vloek voor anderen,
zonder dat we er invloed op kunnen uitoefenen of er wellicht iets van
weten. Deze invloed kan ontevredenheid of zelfzucht brengen, of door
een gekoesterde zonde giftig werken; maar het kan ook door geloof
een leven gevende macht zijn, en moed, hoop en liefde brengen.
Hoe dan ook, er gaat een invloed ten goede of ten kwade van uit.
Welke belofte is te lezen in het laatste hoofdstuk
van het laatste boek van Gods woord? Openbaring 22:12-17
12 En zie, Ik kom spoedig en Mijn loon is bij Mij om aan ieder te vergelden zoals zijn
werk zal zijn. 13 Ik ben de Alfa, en de Omega, het Begin en het Einde, de Eerste en
de Laatste. 14 Zalig zijn zij die Zijn geboden doen, zodat zij recht mogen hebben
op de Boom des levens, en opdat zij door de poorten de stad mogen binnengaan.
15 Maar buiten bevinden zich de honden, de tovenaars, de ontuchtplegers, de
moordenaars, de afgodendienaars en ieder die de leugen liefheeft en doet. 16 Ik, Jezus, heb
Mijn engel gezonden om bij u in de gemeenten van deze dingen te getuigen. Ik ben de
Wortel en het Nageslacht van David, de blinkende Morgenster. 17 En de Geest en de bruid
zeggen: Kom! En laat hij die het hoort, zeggen: Kom! En laat hij die dorst heeft, komen; en
laat hij die wil,
het water des
levens nemen,
voor niets.