wagemans ivok_parallelle boek 2010.pdf

11
Edith Doove (red.) PARALLELLEPIPEDA BOEK In coproductie met de Onderzoekseenheid Psychologie van de K.U.Leuven Cahiers van het IvOK 17 Acco Leuven / Den Haag

Upload: nguyendang

Post on 31-Dec-2016

239 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: Wagemans IvOK_parallelle boek 2010.pdf

Edith Doove (red.)

PARALLELLEP IPEDA BOEK

In coproductie met de

Onderzoekseenheid Psychologie

van de K.U.Leuven

Cahiers van het IvOK 17

Acco Leuven / Den Haag

Page 2: Wagemans IvOK_parallelle boek 2010.pdf

CONTACTGEGEVENSInstituut voor Onderzoek in de Kunsten

Schapenstraat 34

3000 Leuven

http://associatie.kuleuven.be/ivok

Yves Knockaert – directeur

[email protected]

tel. 016 32 09 02

COLOFONEerste druk: 2010

Gepubliceerd door:

Uitgeverij Acco, Blijde Inkomststraat 22, 3000 Leuven (België)

E-mail: [email protected] – Website: www.uitgeverijacco.be

Voor Nederland: Acco Nederland, De Star 17, 2266 NA Leidschendam

Omslagfoto:

Lay-out: www.frisco-ontwerpbureau.be

Foto's: Kristien Daem, Nick Ervinck, Ruth Loos

Elke auteur is verantwoordelijk voor zijn eigen tekst. De teksten weerspiegelen de mening van de auteurs en niet noodzakelijk de mening van het IvOK.

© 2010 by Acco (Academische Coöperatieve Vennootschap cvba), Leuven (België) Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfi lm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.No part of this book may be reproduced in any form, by mimeograph, fi lm or any other means without permission in writing from the publisher.

D/2010/0543/14 NUR 644 ISBN 978 90 334 7817 8

2

Page 3: Wagemans IvOK_parallelle boek 2010.pdf

51

Ges ta l t

pe rcep tue l e o rgan i sa t i e nd

het v isue le bre in c o r t i c a l e h i ë r a r c h i e

dynam ische he rsenp rocessen l ow- l e ve l v i s i on

mid- leve l v is ion R h igh- leve l v is ion

v i s u e l e p r o c e s s e n v i sue l e rep resen ta t i es

s y m m e t r i e

ndRperceptue le groeper ing Ges ta l twe t ten

t r a n s f o r m a t i e s e n i n v a r i a n t e n fkdze

sub jec t i e ve con tou ren<

f iguur-achtergrond organ isat ie

pe rcep tue l e mu l t i s t ab i l i t e i t dzpwxc

d iep tepe rcep t i e psychofys ica

2 - D e n 3 - D v o r m p e r c e p t i e

objectherkenn ing

exper imente le psycho-esthet iek

fkd o o g b e w e g i n g s r e g i s t r a t i e

model ler ing FMR I

ERP

III.

EX

PE

RIM

EN

TE

LE

PS

YC

HO

LO

GIE

Page 4: Wagemans IvOK_parallelle boek 2010.pdf

3 . TEKSTB I JDRAGEN

Wetenschap en kunst: Een eigen verhaal over waarheid en vertwijfeling,

schoonheid en troost, denken en voelen, zoeken en vinden

Johan Wagemans

Inleiding

Als wetenschapper ben ik het niet gewoon om over het proces van het onderzoek te vertel-len. Een wetenschappelijke publicatie betreft meestal enkel het eindresultaat. Als er al een verhaal verteld wordt dan is het een geabstraheerde, geïdealiseerde versie van vraagstelling tot antwoord maar nooit de afgelegde weg, met de aarzelingen, mislukkingen, twijfels, ge-associeerde schrikbeelden en gevoelens erbij. Voor deze publicatie wil ik een uitzondering maken omdat het verhaal achter deze samenwerking bijzonder is. De wetenschappelijke rapportering van de specifi eke onderzoeksvragen en de concrete onderzoeksresultaten zal langs andere kanalen gebeuren, zoals we dat meestal doen, op wetenschappelijke congres-sen en in gespecialiseerde vakbladen. Hier zal ik de chronologie van onze samenwerking overlopen en zal ik de samenwerking proberen karakteriseren van binnenuit. Ik zal de grote fasen in de ontwikkeling ervan aangeven en zal ook proberen te schetsen hoe ik zelf tijdens het proces veranderd ben.

Chronologie

De schoorvoetende start

In de lente van 2007 werden schoorvoetend de eerste contacten gelegd met het oog op een mogelijke samenwerking. Ik herinner me nog heel goed de koudwatervrees waarmee ik in dit project instapte. In een interne nota, die bedoeld was om de anderen te informeren over mijn onderzoek en mijn belangstelling, schreef ik1: “Al mijn onderzoek betreft visuele waarneming. (…) Daarnaast heb ik een levendige interesse voor diverse visuele kunsten en vind ik het boeiend om een aantal fundamentele inzichten in de principes van de menselijke visuele waarneming toe te passen op de vraag hoe kunst werkt, m.a.w. waarom mensen zich tot bepaalde kunstwerken aangetrokken voelen, waarom ze iets mooi vinden of juist niet, enz. Maar onderzoek over de rol van visuele waarneming bij het kijken naar en appreciatie van kunst is dus zeker geen hoofdthema in mijn onderzoek.” Ik wilde de verwachtingen niet te hoog leggen en ik wilde mezelf eigenlijk ook niet meteen volop engageren hierin.

Op dat moment had ik slechts sporadisch wat aan onderzoek over visuele waarneming en kunst gedaan, in het kader van vier licentiaatsverhandelingen in de psychologie: Els Cornelis (1999) over Dynamisch evenwicht in composities, Sofi e Lingier (2001) over Het visueel

herkenningsgeheugen voor schilderijen, Katrien Van Obberghen (2005) over Determinanten

van esthetische appreciatie bij tweedimensionale visuele kunst en Ynje Winderickx (2005)

52

Page 5: Wagemans IvOK_parallelle boek 2010.pdf

over Esthetische aantrekkelijkheid van schilderijen als functie van hun compositionele com-

plexiteit en de ervaring van de beoordelaar. Daarnaast was ik wel al geruime tijd, vanuit de periode van mijn proefschrift over visuele symmetrie, in contact met prof. Paul Locher (Montclair State University, NJ, U.S.A.), een internationale autoriteit op het vlak van expe-rimentele psycho-esthetiek, het wetenschapsdomein dat zich bezig houdt met de expe-rimentele studie van de psychologische factoren die esthetische appreciatie beïnvloeden. Maar ik had eigenlijk maar één keer echt samen onderzoek gedaan met hem.2

Vanaf 2003 was ik ook in contact met Sergio Servellon, Antwerps kunstschilder, curator van meerdere tentoonstellingen (onder andere in Leuven) en momenteel ook conservator van het Museum Felix De Boeck (nu FeliXart Museum). Samen met prof. Leopold Verstraelen, een meetkundige, hebben we veel gebrainstormd over de rol van compositie als aandachts-trekker, de notie van “visueel spel”, “visuele puzzels”, het mogelijke belang van een meet-kundige beschrijving van contrasten, lijnen en punten die de focus van de aandacht naar zich toe trekken, enz. We hebben met ons drieën wel een boeiende studienamiddag opge-zet in het Rubenianum in Antwerpen onder de titel Kunst ontmoet Wetenschap zoals weleer (november 2004), waar ik twee inleidingen gegeven heb, één over visuele waarneming, Gestalt-fenomenen en visuele illusies en één over experimentele psycho-esthetiek, waarin ik het werk van Paul Locher uitvoerig besproken heb.3

Ik had dus wel enige belangstelling in een verdergaande samenwerking met kunstenaars maar ik stelde me toch eerder aarzelend op. De eerste stappen werden dan ook slechts schoorvoetend gezet. We wisselden wat teksten uit, we luisterden naar elkaars interesses en vragen en we zochten naar aansluitingspunten. Ik moet bekennen dat ik aanvankelijk een beetje sceptisch was. Ik kreeg teksten te lezen die bij mij eerder hermetisch over-kwamen en waarmee ik niet veel aansluiting voelde. Ik citeer even een fragment bij wijze van voorbeeld4: “Het creatieproces noodzaakt een plaatsbepaling, het installeren van een ruimte, het scheppen van voorwaarden, om te kunnen scheppen. Geografi sch of psychisch, in ruimte of in tijd, wordt een bepaald gebied bevrijd en ingericht als vrijplaats. Er wordt een ‘daar’ opengemaakt. (…) Het is een ‘daar’ zonder verleden, heden of toekomst, een tijd buiten de tijd om. Apollinische zelfbepaling en Dionysisch zelfverlies wisselen elkaar af, alle dichotomie overstijgend. Idealiter is het ‘daar’ een topos buiten de moraal, binnen een nomadisch denken.”

Andere teksten kan je zelfs als eerder defensief beschouwen. Als een reactie op enkele notities bij het werk van Anne-Mie Van Kerckhoven,5 die ik haar bezorgde in een poging om een brug te slaan, schreef ze6: “Het gaat hier over de analytische blik van een intellectueel hoogstaande persoon, die, vanuit het beschermd milieu van een universiteit [ik dus], de confrontatie aangaat met de vrijblijvende artefacten van een individu [zij dus] dat voor zich-zelf de vrijheid creëerde om aan de kant van de maatschappij, vanuit een eigen paradigma, zin te geven aan haar leven.” En als antwoord op enkele vragen die bij mij opkwamen bij het bekijken van haar werk, reageerde ze als volgt: “Mijn eerste vraag is naar de aard van de procedure waarop deze vragen behandeld zullen worden. Het antwoord op die vragen is wat mij betreft kort ofwel onmogelijk, ofwel omzeilbaar, esthetisch ontwijkbaar. Die vragen beantwoord ik al 30 jaar. Dus ik heb zo mijn trucs om me daaruit te worstelen. Mijn ervaring met interviews heeft me geleerd dat de manier waarop vragen gesteld worden de kwaliteit en de diepgang van de antwoorden bepalen. Het zal nodig zijn om door mijn verdediging te breken.” Toch verliep een interview dat we naar aanleiding van haar tekeningenreeks III.

EX

PE

RIM

EN

TE

LE

PS

YC

HO

LO

GIE

53

Page 6: Wagemans IvOK_parallelle boek 2010.pdf

Kalligrafi e en met het oog op de tentoonstelling hiervan hadden,7 verrassend vlot en naar ieders tevredenheid. Blijkbaar geraakten we met onze vragen en opmerkingen toch op de-zelfde golfl engte en kregen we op die manier echt contact. Het ijs was gebroken.

De kentering

Cruciaal voor de dooi en de echte start van de ontmoeting tussen kunst en wetenschapper waren voor mij de atelierbezoeken en de gezamenlijke activiteiten. Vanaf het eerste con-tact vonden meer dan 50 gezamenlijke activiteiten plaats waarbij ik en minstens één van de kunstenaars betrokken was. Als je dit optelt bij de tijd en energie die besteed werden aan het onderzoek zelf, aan de individuele werkbesprekingen met medewerkers binnen het Laboratorium voor Experimentele Psychologie en aan het lezen en schrijven er rond, dan is dit project wellicht het meest arbeids- en tijdsintensieve samenwerkingsverband waaraan ik ooit meegewerkt heb. En ik heb toch wel wat ervaring met grote projecten met meerdere betrokken partijen, waaronder bijvoorbeeld drie Europese projecten, vijf Interdisciplinaire Onderzoeksprojecten gefi nancierd door het Bijzonder Onderzoeksfonds van de K.U.Leuven, Geconcerteerde Onderzoeksacties, Interuniversitaire Attractiepolen, enz.

Tijdens de atelierbezoeken krijg je een inkijk in de ‘interne keuken’ van de kunstenaar (let-terlijk soms), wat een unieke meerwaarde heeft. Je ziet als buitenstaander op die manier niet alleen hoe de kunstenaar werkt, wat zij rondom zich heeft, welke invloeden daarvan uitgaan, welke tussenstappen zij zet, hoe zij naar die bronnen en tussenstappen kijkt, enz. Je kan als wetenschapper op die manier ook in een unieke dialoog treden met de kunste-naar, samen kijkend naar de werken en samen pratend erover. Tot nu toe mocht ik in totaal zes keer op atelierbezoek bij de drie kunstenaars waarmee ik samenwerk (Wendy Morris, Ruth Loos en Anne-Mie Van Kerckhoven). Voor mij zijn dit de meest boeiende en belangrijke onderdelen van de samenwerking.

Ook bij de gezamenlijke bezoeken aan tentoonstellingen (waarbij de wetenschappers de stap zetten naar de wereld van de kunstenaars) en seminaries (waarbij de kunstenaars de stap zetten naar de wereld van de wetenschappers) werden interessante gesprekken ontwikkeld en groeide geleidelijk, quasi ongemerkt, een sterke band. Tot nu toe hadden we vijf gezamenlijke werkbezoeken aan tentoonstellingen en werkplekken (en een zesde zal nog plaatsvinden na het schrijven van dit stuk en vóór de start van onze gezamenlijke tentoonstelling in M) en organiseerden we acht lezingen en seminaries (met interne en externe sprekers, de symposia tijdens het Artefact Festival in het STUK en op het Art & Science congres in Benasque niet mee gerekend). Dit waren keer op keer erg waardevolle gebeurtenissen waarbij we bijzondere aandacht hadden voor iemands werk en waarbij we telkens veel leerden van elkaar.

Meer nog dan het ontwikkelen van een gemeenschappelijke taal is het proces in deze fase voor mij een proberen luisteren naar de verschillende talen, iets oppikken en vertalen, terugkaatsen, laten bezinken, enz. Het gaat ook meer om gemeenschappelijk denken en voelen, dan in taal uitdrukken. Zo valt het me bijvoorbeeld op dat de teksten die ik hierbo-ven als eerder hermetisch bestempelde me nu, bij herlezing, wel aanspreken en veel dieper overkomen dan bij de eerste lezing enkele jaren geleden. Blijkbaar moest ik zelf eerst een bepaalde ontwikkeling doormaken vooraleer ik in deze nieuwe wereld kon binnentreden.

54

Page 7: Wagemans IvOK_parallelle boek 2010.pdf

In tussentijd werd natuurlijk ook gezamenlijk onderzoek opgezet. Elders in dit boek en op de tentoonstelling vindt u iets meer informatie over dit onderzoek. Hier geef ik slechts een korte opsomming. In de zomer van 2008 heb ik samen met drie studenten Master in de Psychologie (optie Theorie & Onderzoek) – Marijke Brants, Bram De Donder en Ilse Van Dromme – twee kleinere experimenten verricht, één met een sorteertaak met 36 te-keningen van Anne-Mie (uit de reeks I’ll rob you) en één met een rangordeningstaak met 6 composities van Ruth, telkens ook met een korte vragenlijst over esthetische appreciatie erbij. Tijdens het academiejaar 2008-2009 werd dan gestart met twee masterproeven, één met een oogbewegingstudie met de reeks Kalligrafi e van Anne-Mie (door Karen De Ryck) en één met een studie over het werk van Ruth tijdens de tentoonstelling Het boek

verbeeld(t) (door Elisabeth Van Lierop). In de zomer van 2009, ten slotte, werd een oog-bewegingstudie uitgevoerd samen met een onderzoeksstagiaire (Line Denayer). Het oog-bewegingonderzoek werd mee gesuperviseerd door Peter De Graef, de expert ter zake binnen onze onderzoeksgroep.8 Sinds mei 2009 werd onze onderzoeksgroep ook versterkt met Dorothee Augustin, die een proefschrift gemaakt heeft in de experimentele psycho-esthetiek. Met haar werden nieuwe studies opgezet en zij heeft zich geleidelijk ook inge-werkt in het samenwerkingsverband binnen Parallellepipeda. Beiden zullen eveneens actief deelnemen aan het onderzoek dat tijdens de tentoonstelling nog loopt.

De stroomversnelling

Volgens mij is onze samenwerking in een stroomversnelling geraakt dankzij onze geza-menlijke bijdrage aan het congres Art & Science: Exploring the Limits of Human Perception (Benasque, Spaanse Pyreneeën, 13-16 juli 2009). Hier konden we onszelf voor het eerst als groep presenteren door middel van een boeiend symposium, met zes lezingen, mooi ver-deeld tussen drie wetenschappers (Géry, Dorothee en ik) en drie kunstenaars (Wendy, Ruth en Anne-Mie), en met veel kruisverwijzingen naar elkaars werk. In het panelgesprek en ook nadien nog kregen we heel positieve feedback van de andere wetenschappers en kunste-naars, die heel enthousiast reageerden op ons werk en ook wel een beetje jaloers waren op onze samenwerking. In de voorbereiding naar dit symposium toe hadden we inderdaad III.

EX

PE

RIM

EN

TE

LE

PS

YC

HO

LO

GIE

Afbeelding 1. Een compositie van Ruth Loos uit de reeks “Wereldbeeld, beeldwereld” (2002-2003). Eén van de acht is een afbeelding van het origineel werk; de andere zeven hebben wij gemaakt. Deelnemers aan een experiment moesten deze acht composities rangschikken van “mooi” naar “minder mooi” en nadien ook aangeven welke volgens hen het origineel kunstwerk was. Het antwoord wordt gegeven in de tekst bij afbeelding 2.

55

Page 8: Wagemans IvOK_parallelle boek 2010.pdf

hard gewerkt aan de interactie en convergentie, en tijdens het symposium konden we voor het eerst voor een publiek vaststellen dat deze investering haar vruchten begon af te wer-pen. Ook in de periode nadien hebben we steeds intensievere contacten onderhouden.

De samenwerking begon ondertussen concretere vormen aan te nemen en werd – verras-send vanzelf eigenlijk – ook diepgaander. We geven elkaar nu feedback op lopende projec-ten, voorlopige teksten, stappen in de voorbereiding naar de tentoonstelling toe, enz. Het valt op hoe we nu met minder woorden meer kunnen zeggen en hoe we nu op het juiste moment gemakkelijker kunnen inbrengen wat de ander precies nodig heeft. Connecties ontstaan nu als het ware vanzelf. Ik geef enkele voorbeelden. Op basis van haar notities bij haar werk heeft Wendy haar ideeën over de verschillende manieren van kijken naar kunst samen gebracht en ik zal daar mijn visie naast plaatsen, wat wellicht tot een boeiend, geza-menlijk artikel kan leiden. In een emailuitwisseling kwamen Ruth en ik tot nieuwe inzichten over het verschil tussen associationisme en Gestalt-denken die ook relevant zijn om het verschil tussen wetenschap en kunst te karakteriseren. Wendy en Ruth helpen mij met hun visueel inzicht om de ruimtelijke relaties en dynamiek in de reeks Kalligrafi e van Anne-Mie te vatten, wat ons zal helpen om de oogbewegingspatronen beter te begrijpen. Na het lezen van het essay van Carl Van Eyndhoven, zag ik plots de connectie tussen de rol van tijdsbeleving en subjectieve invulling in de auditieve waarneming van naklanken en wat er gebeurt op visueel vlak bij het bekijken van een werk als Backwards van Anne-Mie (en het verschil met de fi lms van Wendy). Enzovoort.

Afbeelding 2. Groepspresentatie Experimentele Psychologie tijdens het Art & Science Symposium, Benasque, Spanje, 13-17 juli 2009. Van Links naar rechts: Géry d'Ydewalle, Wendy Morris, Dorothee Augus-tin, Ruth Loos, Anne-Mie Van Kerkhoven, Johan Wagemans. Het originele werk in afbeelding 1 is de zevende compositie (van linksboven naar rechtsonder geteld).

56

Page 9: Wagemans IvOK_parallelle boek 2010.pdf

In deze periode begon ook de samenwerking tussen experimentele psychologie en nucle-aire geneeskunde erg concreet te worden. Ook hier verdient de ontstaansgeschiedenis een woordje toelichting. In een min of meer toevallig gesprek, tijdens de autorit op weg naar een studiobezoek bij Anne-Mie in Borgerhout, zijn Koen Van Laere en ik spontaan begin-nen voortborduren op onze gemeenschappelijke interesses in ‘mind & brain’ processen en mechanismen. Heel snel eigenlijk zijn we tot een vrij concreet idee gekomen voor een geza-menlijk onderzoeksproject over de hersenprocessen die tussenkomen bij creatief tekenen. Onze expertises zijn erg complementair en het klikte ook hier meteen goed op persoonlijk vlak. Een goede voedingsbodem in de vorm van gedeelde interesse en wederzijdse open-heid en een dosis ‘toevallige samenloop van omstandigheden’ zoals dat heet, bleken ook hier de toverformule voor een succesvolle samenwerking. De verdere uitwerking van het project verliep erg vlot en dankzij onze goede banden met de kunstenaars en het sterk net-werk van de groep kunstenaars die in dit project betrokken zijn, konden we vrij gemakkelijk tien goede kunstenaars overtuigen om vrijwillig deel te nemen aan de PET-studie, die toch vrij ingrijpend en belastend is voor de deelnemers (vb. aanwezigheid van 6 à 8u in het U.Z. Gasthuisberg, stilliggen gedurende 3 à 4u).

Analyse en synthese

Naar aanleiding van de tentoonstelling en deze publicatie werd ik verplicht om even stil te staan bij de ontstaansgeschiedenis en het verloop van onze samenwerking en mijn tus-sentijdse evaluatie ervan. Ik meen drie grote fasen te kunnen aangeven in de ontwikkeling van ons project.

Kijken en kunst

In de eerste fase bleven mijn onderzoek over visuele waarneming en het artistiek werk eigenlijk gescheiden werelden. Zelfs wanneer ik onderzoek deed over visuele waarneming van kunst, bleef ik vasthouden aan het standaardmodel van experimentele psychologie: de onderzoeker selecteert (en manipuleert) een visuele stimulus (vb. een oorspronkelijk kunst-werk of één dat daarvan afgeleid is), geeft de proefpersoon een taak (vb. een sorteertaak) en registreert bepaalde responsen (vb. esthetische oordelen). Kijken en kunst staan op die manier eerder los van elkaar. Kunst wordt gebruikt als stimulusmateriaal en dit onderzoek dringt niet door tot de kern van kunstbeleving. Ik kan me heel goed voorstellen dat dit on-derzoek door kunstenaars als waardeloos bestempeld wordt.

Kijken naar kunst

Door een inkijk te krijgen in de werkomgeving en de belevingswereld van de kunstenaars in dit project en door samen met hen te kijken naar kunst, heb ik veel bijkomend inzicht verworven in kunst: wat kunstenaars drijft, hoe ze werken, hoe ze kijken, wat ze proberen uitdrukken en wat ze proberen teweegbrengen, hoe ze denken en voelen, hoe ze het den-ken en voelen van de toeschouwer beïnvloeden in het proces van kijken naar kunst en kunst beleven, enz. Door de verregaande interacties met de kunstenaars in dit project kijk ik nu anders naar kunst en is ook mijn visie op visuele waarneming veranderd. Ik zie nu beter dat waarneming niet los gezien kan worden van kennis, verwachtingen, context, gevoelens, lichamelijke sensaties, enz. Eigenlijk wist ik dat al maar omdat je daar als wetenschapper weinig mee kan, werd dat voor de gemakkelijkheid maar even tussen haakjes geplaatst.

III.

EX

PE

RIM

EN

TE

LE

PS

YC

HO

LO

GIE

57

Page 10: Wagemans IvOK_parallelle boek 2010.pdf

Ik kan dit alles nu wel beter een plaats geven, ook binnen mijn eigen manier van kijken en onderzoek doen over kijken. Kunstwerken zijn niet langer louter stimuli, werkende kunste-naars hebben me echt gestimuleerd en geïnspireerd.

De kunst van het kijken

Door samen met kunstenaars te kijken naar kunst en door met hen te spreken over hun intuïties over kijken, zie ik alles nu veel beter. In deze fase kijk ik niet langer met de gere-duceerde, analytische blik van de wetenschapper. Ik kijk nu vanuit een breder, meer multi-dimensioneel perspectief. Ik zie meer en ik zie meer tegelijk. Ik kan meer associaties maken en ik kan soepeler switchen tussen verschillende waarnemingsregisters. Mijn beleving van kunst zal door deze unieke ervaring van samenwerking binnen dit project voortaan altijd meer intens zijn, minder abstract-rationeel, meer lichamelijk-emotioneel. Minder weten-schappelijk, meer artistiek. Misschien is dat nog de beste manier om uit te drukken welke ontwikkeling ik hierdoor meegemaakt heb: ik ben door deze samenwerking iets minder ‘wetenschapper’ en iets meer ‘kunstenaar’ geworden, de grenzen van beide clichés over-stijgend. En daardoor tegelijk waarschijnlijk ook breder, voller en dieper wetenschapper. Ik ben de collega’s binnen dit project daar heel erg dankbaar voor.

Het gevolg

Een ander onverwacht gevolg is dit. Ik begrijp nu beter wat onderzoek in de kunsten in-houdt. Vóór dit project dacht ik, zoals de meeste wetenschappers, dat wetenschap en kunst gescheiden werelden vormen. Je kan aan wetenschap doen en je kan aan kunst doen, maar deze activiteiten zijn zo verschillend dat ze elkaar bijna uitsluiten. Nu besef ik dat dit niet zo is. Sommigen onder ons (ik wil zeker ook niet in die richting overdrijven) hebben pa-rallelle interesses, worstelen met dezelfde vragen en zoeken zelfs op gelijkaardige of min-stens gelijkwaardige en complementaire manieren naar antwoorden. Ik zeg nu volmondig: onderzoek in de kunsten, ja, dat kan en ja, dat mag. Waarom niet? Onderzoek doen vertrekt vanuit verwondering, het gaat om vragen stellen en die proberen te beantwoorden. Men kan zich over verschillende zaken verwonderen, men kan veel verschillende vragen stellen en er zijn veel manieren om antwoorden te zoeken. Onderzoek in de wetenschappen en onderzoek in de kunsten zijn zeker niet hetzelfde maar ze zijn beide even waardevolle en onmisbare uitingen van het menselijk streven naar betekenis- en zingeving. Het ene kan ik al een beetje en voor het tweede heb ik een mateloze bewondering ontwikkeld.

Terugblik en vooruitblik

“Het doel van (dit project) is verregaande interacties tot stand te brengen tussen kunst en wetenschap waarbij zowel artistiek als wetenschappelijk een volwaardig traject kan uitgebouwd worden.”9 Het bovengeschetste traject is er één van parallelle werelden naar interagerende cirkels. Een parallellepipedum is een 3-D variant van een 2-D parallellogram, bestaande uit meerdere parallelle vlakken in plaats van één vlak bestaande uit parallelle lijnen. In het logo van Parallellepipeda worden deze vlakken open getrokken waardoor een samenspel van lijnsegmenten ontstaat. Dit toont iets van de dynamiek en multistabiliteit van de interacties binnen dit project. Zelf vind ik op dit moment het beeld van de interage-rende cirkels geschikter om uit te drukken hoe ik onze samenwerking nu zie. De hoekigheid en de scherpe kanten zijn er af. Ik ben ervan overtuigd dat de interacties verder gegaan zijn

58

Page 11: Wagemans IvOK_parallelle boek 2010.pdf

dan we zelf gedacht en gehoopt hadden en dat het traject dat elk van ons afgelegd heeft echt wel ‘volwaardig’ genoemd mag worden. Diverse clusters van samenwerkingsverban-den tussen paren en trio’s van kunstenaars en wetenschappers lopen goed. Bijna zeker zal onze samenwerking in de toekomst ook langer doorlopen dan de offi ciële duur van het project. U hoort nog van ons.

1 Interne nota van Johan Wagemans (17/05/2007).

2 Mijn proefschrift: Wagemans, J. (1991). Intermediate-level vision: Invariance-based regularity detection

and modular surface-orientation recovery. Unpublished doctoral thesis, K.U.Leuven. (Promotor: prof.

G. d’Ydewalle). Dat Paul Locher als een internationale autoriteit kan beschouwd worden op vlak van

experimentele psycho-esthetiek, blijkt onder andere uit het feit dat hij bijvoorbeeld voorzitter was van

Division 10, Society for the Psychology of Aesthetics, Creativity, and the Arts van de American Psychological

Association en van de International Association of Empirical Aesthetics en ook editor van het tijdschrift

Empirical Studies of the Arts. Onze gezamenlijke studie: Locher, P., Cornelis, E., Wagemans, J., & Stappers,

P.-J. (2001). Artists’ use of compositional balance for creating visual displays. Empirical Studies of the Arts,

19, 213-227.

3 Wagemans, J. (2004a, November). Inleiding tot de menselijke visuele waarneming: Gestalt-fenomenen en

visuele illusies. Lezing in het kader van de reeks “Kunst ontmoet Wetenschap zoals weleer” (organisatie van

Voetnoot 10). Antwerpen: Rubenianum. Wagemans, J. (2004b, November). Inleiding tot de experimentele

psycho-esthetiek. Lezing in het kader van de reeks “Kunst ontmoet Wetenschap zoals weleer” (organisatie

van Voetnoot 10). Antwerpen: Rubenianum.

4 Uit: “Onafwendbaar ambigue: de binnenkant van de creatie” van Ruth Loos en Frederik De Preester

(13/06/2007).

5 Interne nota van Johan Wagemans (15/01/2008).

6 Interne nota van Anne-Mie Van Kerckhoven (23/01/2008).

7 'The Head Draws, the Hand Thinks', interview van Anne-Mie Van Kerckhoven, door Géry d'Ydewalle en

Johan Wagemans, opgenomen in de catalogus voor Manifesta 7 (zie p 26-31 van dit boek).

8 De Graef, P. (2005). Context effects on object perception in realistic scenes. Unpublished doctoral thesis,

K.U.Leuven. (Promotor: prof. G. d’Ydewalle)

9 Kristel Eggermont, “Cross-over” – Een interdisciplinair project op de grens tussen kunst en wetenschap

(intern werkdocument, februari 2007, p. 1)

III.

EX

PE

RIM

EN

TE

LE

PS

YC

HO

LO

GIE

59