university of groningen de profeet amos ruiten, j. van

20
University of Groningen De profeet Amos Ruiten, J. van Published in: Dichter bij de profeten IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check the document version below. Document Version Publisher's PDF, also known as Version of record Publication date: 2000 Link to publication in University of Groningen/UMCG research database Citation for published version (APA): Ruiten, J. V. (2000). De profeet Amos. In J. Roest (editor), Dichter bij de profeten (blz. 19-36). Het Friese Leerhuis / Olterterperkring. Copyright Other than for strictly personal use, it is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), unless the work is under an open content license (like Creative Commons). The publication may also be distributed here under the terms of Article 25fa of the Dutch Copyright Act, indicated by the “Taverne” license. More information can be found on the University of Groningen website: https://www.rug.nl/library/open-access/self-archiving-pure/taverne- amendment. Take-down policy If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim. Downloaded from the University of Groningen/UMCG research database (Pure): http://www.rug.nl/research/portal. For technical reasons the number of authors shown on this cover page is limited to 10 maximum. Download date: 08-10-2021

Upload: others

Post on 15-Oct-2021

1 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: University of Groningen De profeet Amos Ruiten, J. van

University of Groningen

De profeet AmosRuiten, J. van

Published in:Dichter bij de profeten

IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite fromit. Please check the document version below.

Document VersionPublisher's PDF, also known as Version of record

Publication date:2000

Link to publication in University of Groningen/UMCG research database

Citation for published version (APA):Ruiten, J. V. (2000). De profeet Amos. In J. Roest (editor), Dichter bij de profeten (blz. 19-36). Het FrieseLeerhuis / Olterterperkring.

CopyrightOther than for strictly personal use, it is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of theauthor(s) and/or copyright holder(s), unless the work is under an open content license (like Creative Commons).

The publication may also be distributed here under the terms of Article 25fa of the Dutch Copyright Act, indicated by the “Taverne” license.More information can be found on the University of Groningen website: https://www.rug.nl/library/open-access/self-archiving-pure/taverne-amendment.

Take-down policyIf you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediatelyand investigate your claim.

Downloaded from the University of Groningen/UMCG research database (Pure): http://www.rug.nl/research/portal. For technical reasons thenumber of authors shown on this cover page is limited to 10 maximum.

Download date: 08-10-2021

Page 2: University of Groningen De profeet Amos Ruiten, J. van

J. van Ruiten

3. J. van Ruiten

De profeet Amos

InleidingIn de tweede helft van de 20e eeuw is het

boek Amos een erg populair boek gewordenonder kerkelijk en religieus ge"interesseerden.Een absoluut hoogtepunt in de populariteitwerd bereikt in de jaren zestig en zeventig vandie eeuw, toen maatschappijkritische bewe­gingen Amos als partijganger dachten tekunnen inlijven. Toch verschijnen er ook van­daag de dag nog steeds veel publicaties overdit boek. Het conflict tussen rijk en arm,tussen haves and have-nots, op locaal, natio­naal en mondiaal niveau, is een conflict vanaile tijden.

Toch is de sterke belangstelling voor hetboek opmerkelijk omdat het boekje uit slechts9 hoofdstukken bestaat (146 verzen; 2042woorden). De Schotse exegeet A. GraemeAuld geeft voor die populariteit een aantalredenen in zijn boek Amos (1986). Op deeerste plaats spreekt uit het boek een grootsociaal protest door tegen maatschappelijkewantoestanden. Op de tweede plaats klinkt erin de woorden van de profeet duidelijk ookkritiek op de ge"institutionaliseerde godsdienstdoor. Tenslotte, Amos is een universalistischeprofeet, zijn profetie betreft niet alleen zijneigen volk, maar aile volken.

De aandacht voor de sociaal-economischeboodschap van Amos is lange tijd naar deachtergrond gedrongen. Men concentreerdezich veeleer op de hoopvolle aspecten vanzijn boodschap, zoals die vooral aan het eindvan het boekje, in hoofdstuk 9, aan het lichttreden. De onheilswoorden werden dan bijvoorkeur toegepast op tegenstanders. Voor degemeenschap van Qumran in de eeuwen voorhet begin van de jaartelling was dat de ge­meenschap in Jeruzalem; voor de vroegchristelijke gemeenschap in Handelingen wasdat het volk Israel; en voor Savonarola wasdat het Italie in zijn dagen. De positieve bood­schap werd toegepast op eigen gemeen­schap. De huidige exegeten wijzen er bijnazonder uitzondering op dat de heilvolle, hoop­volle aspecten in het boek latere toevoegingen

19

De profeet Amos

zijn, die niet van de profeet zelf afkomstigkunnen zijn.

In deze bijdrage ga ik in op een aantalaspecten van het boek. Eerst zal ik ietszeggen over de opbouw van het boek, daarnaover de tijd van de profeet. Ten slotte, concen­treer ik mij op een klein gedeelte van hetboek, namelijk Amos 2:2-16, de zogenaamdeprofetie tegen Israel, die het sluitstuk vormtvan de profetieen tegen de volkeren (Amos1:3-2:5). Ik hoop op deze wijze de kernpuntenvan de boodschap van de profeet Amosenigszins nader voor het voetlicht te plaatsen,te weten de sociaal-economische kritiek de

verhouding met de cultus, en zijn belangrijksteinspiratiebron. Is er bij de boodschap van deprofeet Amos sprake van een totaal nee vaneen totaal negatief denken, of wil hij' zijntoehoorders nog een sprankje hoop meege­ven. Met andere woorden is het doel van zijnprofetie een (onafwendbaar) scenario teschetsen of veeleer een alternatief te bieden?

Tegelijkertijd wil ik laten zien dat het niet altijdeenvoudig is de schijnbaar gemakkelijk telezen profetieen te interpreteren.

1. De opbouw van het boek AmosNa de inleiding (Amos I: 1) kan men het boekin twee gedeelten verdelen:

1. Amos 1-6: de 'woorden' van Amos ,overgeleverd onder het kopje 'en hij zei'(Amos 1:2: 'En Amos sprak').

2. Amos 7-9: de 'visioenen' van Amos, die

worden ingeleid door 'Aldus deed deHere JHWH mij zien' (Amos 7: 1) .

Het eerste gedeelte (de 'woorden' van Amos1-6) kan men vervolgens in twee subdelenonderverdelen:

a. Amos 1:3-2: 16: de orakels tegen devolken, gevolgd door een beschuldigingaan het adres van het noordrijk Israel

b. Amos 3:1-6:14: een verzamelingprofetieen, gericht tegen het noordrijkIsrael, met name tegen de leidendeklasse. Dit gedeelte bestaat uit drie

Page 3: University of Groningen De profeet Amos Ruiten, J. van

Olterterperkring Cursus B 1999/2000

tekststukken die worden ingeleid door'Hoort dit woord' (Amos 3:1-15; 4:1-13;5: 1-6), en drie tekststukken diebeginnen met 'Wee', dat het begin vaneen klacht aanduidt (Amos 5:7-17; 5:18­20; 6:1-14).

Het tweede gedeelte (de 'visioenen' vanAmos 7:-9:15, kan men eveneens min of meerin twee subdelen kunnen onderverdelen:

a. Amos 7:1-9:6: een cyclus van vijfvisioenen (7:1-3: sprinkhanen; 7:4-6:vuurregen; 7:7-9: paslood (onderbrekingvan de visioenen door een conflict

tussen de profeet Amos en de priesterAmasja in 7:10-17]; 8:1-3: mand metrijpe vruchten, gevolgd dooroordeelsaankondiging in 8:4-14; 9: 1-4:neerslaan van het altaar, met eenaansluitende afsluiting: JHWH is deHeer van de machten, JHWH is zijnnaam).

b. Amos 9:7-15: Een positief einde van hetboek voor geheel Israel.

2. De tijd van de profeetWanneer men iets wil zeggen over de tijd

waarin het boekje tot stand is gekomen, enover de persoon van de profeet, moet men errekening mee houden dat men de gegevensover tijd, persoon, en werk moetenreconstrueren vanuit het boek van de profeetAmos zelf. Wat we daaruit te weten komen

over de persoon Amos, of het nu eenwerkelijke historische persoon is geweest, ofeen historische fictie geschapen door eenprofetische beweging, is niet veel.

In de inleiding (het opschrift: Amos 1:1) enin het verhaal over de uitwijzing van Amos uithet Noordrijk door de priester Amasja (Amos7:10-17) komt naar voren in welke tijd deuitgevers van het boekje Amos willenplaatsen. Beide teksten noemen koningJerobeam, terwijl in Amos 1: 1 ook nog koningUzzia genoemd wordt:

Amos 1:1: 'De woorden van Amos, die

onder de schapenfokkers was, uit Tekoa,die hij geschouwd heeft over Israel, in dedagen van Uzzia, de koning van Juda, en

in de dagen van Jerobeam, zoon van Joas,de koning van Israel, twee jaren v66r deaardbeving'.Amos 7:10: 'Toen zond Amasja, de priestervan Bethel, tot Jerobeam, de koning vanIsrael (deze boodschap)'.

De mededeling 'twee jaren v66r deaardbeving' suggereert een tamelijk preciezedatering. Het wijst bovendien op de korte duurvan het optreden van Amos. In het boek komtde aardbeving nog terug, als aangezegdoordeel over begaan onrecht. Dat betekentdat zijn optreden twee jaar of minder zouhebben geduurd. Wanneer men dit vergelijktmet het optreden van de profeet Jesaja, datzich uitstrekt over meerdere decennia, danwordt het verschil in karakter van beide

boeken snel duidelijk.Echter, van een belangrijke aardbeving in

deze periode van de geschiedenis van Israel(88 eeuw v. Chr.) is niets bekend. Het enigehouvast voor een nadere datering van hetoptreden van Amos biedt de vermelding vande namen van de beide koningen. De eerstkoning die genoemd wordt, is 'Jerobeam,zoon van Joas, koning van Israel'. Israel slaatin dit verband op het Noordrijk. De toevoeging'zoon van Joas' betekent dat het hier gaat omkoning Jerobeam II, ter onderscheiding vanJerobeam I, de zoon van Nebat (2 Kon 12:2).Jerobeam II regeerde ongeveer van 786-746v66r Chr., gedurende een periode van 40 jaar.Zijn regering viel gedeeltelijk samen met dievan koning Uzzia van Juda (het Zuidrijk), dieook wel koning Azarja wordt genoemd. Hijregeerde van 772-734 v66r Chr. Van dezekoning is echter bekend dat hij aanmelaatsheid leed, en reeds in 756 moest zijnzoon Jotam als coregent van zijn vaderoptreden (zie 2 Kon 15:5). Deze Jotam wordtin het opschrift niet genoemd, en daaromkunnen we er van uitgaan dat de uitgeversvan het boekje het optreden van Amosdateren tussen 772 en 756 v. Chr., dat wilzeggen in eerste helft van de 88 eeuw v. Chr.

Er is wel gesuggereerd dat Amos in de lateperiode van deze koningen optrad, omdat zijnteksten een tijd van welvaart en rijkdom bij dehogere klasse veronderstellen. De lateperiode van deze koningen zou gekenmerktworden door een grote mate van rust enwelvaart. Recente opgravingen bevestigenwel de uitbouw van Israel tot een monu-

20 20

Page 4: University of Groningen De profeet Amos Ruiten, J. van

J. van Ruiten

mentale staat in de Se eeuw, maar tegelij­kertijd laten ze zien dat de economischeachteruitgang reeds in de ge eeuw v. Chr.begon. De sociaal-economische kritiek vanAmos moet daarom niet zozeer gezienworden tegen de achtergrond van de steedsrijker wordende rijken ten koste van de armen,maar tegen de achtergrond van eeneconomische achteruitgang, die het zwaarstdrukte op de armen in de samenleving. Dewortels van de economische achteruitgangmoeten gezocht worden in het ontstaan vanIsrael tot een koninkrijk, rond het jaar 1000 v.Chr. Nog geen honderd jaar later wordt dit rijkopgedeeld in twee delen: het Noordrijk en hetZuidrijk. In een centraal geregeerd land, meteen grote hofhouding, zijn flinke belastingennoodzakelijk, deze moesten in natura wordenopgebracht (o.a. grondbezit). Daarnaastspeelt zich in deze periode een sterkebevolkingsgroei af, waardoor het grondbezitover meerdere kinderen verdeeld moest

worden. Beide aspecten (belasting in natura;erfdeling) hebben tot steeds groter wordendearmoede geleid, met name onder deboerenbevolking.

3. De persoon van de profeetOver de persoon van Amos zelf komen we

niet zo veel te weten. Uit het opschrift (AmosI:1) blijkt dat hij uit Tekoa afkomstig is, eenstad 17 kilometer ten zuiden van Jeruzalem.

Hij was dus iemand die uit het zuidelijk rijkJuda afkomstig was, maar in het noordelijk rijkEfra·im, of Israel, optrad, in het bijzonder in dehoofdstad Samaria, maar waarschijnlijk ook inhet rijksheiligdom in Beth-EI.

Amos wordt in verband gebracht met deschapenfokkerij. In Amos 7:15 staat datJHWH hem heeft weggenomen van achter het'kleinvee'. In het opschrift (Amos 1:1) staat dathij een 'schapenfokker' was. Het heeft er aileschijn van dat we beide aanduidingen niethelemaal letterlijk hoeven nemen. In heteerste geval ('JHWH heeft mij weggenomenvan achter de schapen vandaan') lijken we temaken te hebben met een verwijzing naar deroeping van David in 2 Sam 7:S ('Zeg daaromaan mijn dienaar David: Zo spreekt JHWH derheerscharen: Ik heb u uit de steppe gehaald,achter de schapen vandaan ... '). In dit opzichtis vooral het doel van de reeping van Davidbelangrijk. Hij is achter de schapen vandaangehaald 'om vorst te zijn over mijn volk Israel'.

21

De profeet Amos

De roeping van Amos wordt in verbandgebrachtmet zijn functie redder en bevrijdervan het volk Israel te zijn. In het tweede geval(Amos als schapenfokker) moet men zichrealiseren dat deze aanduiding een soorteretitel voor een aanzienlijk persoon is, eensjeik. Daarnaast wordt hij in Amos 7:14 nogeen 'koeherder' genoemd, en een 'kweker vanmoerbijvijgen'. AI deze aanduidingenveronderstellen een zekere welstand. Het zou

er op kunnen wijzen dat Amos door zijnwelstand een grote mate van zelfstandigheiden onafhankelijkheid bezit, waardoor hij ook instaat is zich zo vrij te uiten, zoals hij doel.

Het autobiografische gedeelte (Amos 7:10­17) functioneert in het boek vooral alsfundering van de in Amos 7:9 aangekondigdevernietiging van de heiligdommen ('De heilig­dommen van Izaak worden verwoest, deheiligdommen van Israel worden in puingelegd, en tegen het huis van Jerobeam keerIk Mij met het zwaard'). De oorzaak is dat indeze heilige plaatsen niet alleen het woordvan JHWH niet verder gegeven wordt, maardat zij het tevens proberen te verhinderen.

Amos 7:10-17

10a Toen zond Amazia, de priester vanBethel, tot Jerobeam koning vanIsrael, zeggend:

10b 'Amos zweert samen tegen jou,midden in het huis van Israel,

10c het land kan niet verdragenal zijn woorden.

11a Want zo heeft Amos gezegd:b "Met het zwaard zal Jerobeam

sterven,c en Israel zal zeker in ballingschap

gevoerd worden,d weg van zijn akkerbodem".'

12a Toen zei Amazia tot Amos:12b 'Ziener, ga, vlucht voor jezelf

naar het land Jehuda,12c en eet daar brood,12d en daar kun je profeteren.13a Maar in Bethel kan niet langer

nog geprofeteerd worden,13b want een koninklijk heiligdom

is het,13c en een huis van het

koninkrijk.'

14a Toen antwoordde Amos,14b en hij zei tot Amazia:

Page 5: University of Groningen De profeet Amos Ruiten, J. van

Olterterperkring Cursus B 1999/2000

14c14d14e14f

15a15b15c15d

16a16b16c16d

17a17b

17c

17d

17e

17f

17g

'Ik ben geen profeet,en ik ben geen profetenzoon.

Voorwaar, ik ben een koeherder,en een kweker vanmoerbijvijgen.

JHWH heeft mij weggenomenvan achter het vee,

en JHWH zei tot mij:"Ga, profeteert tot mijn volk,Israeli"

En nu, hoort het woord van JHWH!Jij zegt:

"Profeteert niet tegen Israel,en laat het druipen tegen hethuis van Israel."

Daarom zo zegt JHWH:'Jouw vrouw zal in de stadhoereren,

en jouw zonen en jouw dochterszullen door het zwaard sterven,

en jouw akkerbodem zal doorhet meetsnoer verdeeldworden,

en jij zal sterven op de onreineakkerbodem,

en Israel zal zeker inballingschap gaan,

weg van zijnakkerbodem".'

dat hij tot een professioneel profetengildebehoort. Hij wordt direct door JHWH geroepenom te profeteren en is daar niet voor opgeleid.

De tweede optie lijkt me het meestwaarschijnlijk, omdat Amos door Amaziaervan wordt beschuldigd een professioneleprofeet te zijn, die wordt betaald voor zijnactiviteiten. Het is voor Amos, die geenprofessionele profeet is, onmogelijk omweerstand te bieden aan de roep van JHWH.In en door Amos spreekt de brullende leeuwvan JHWH en Amos kan daar geen weerstandtegen bieden: 'De leeuw heeft gebruld, wiezou niet vrezen? De heer JHWH heeft

gesproken, wie zou niet profeteren?' (Amos3:8). JHWH wordt reeds aan het begin van hetboek voorgesteld als een bulderende leeuw:'En hij [=Amos] zei: JHWH bruit [als eenleeuw] uit Zion, en uit Jerusalem geeft hij zijnstem, dat de weiden van de herdersverdrogen, en het hoofd van de Kannelverdort' (Amos 1:2). Het feit dat hij geenprofessionele profeet zou zijn, maar directgeroepen wordt door God, past ook goed bijde eerdere observaties dat Amos een redelijkzelfstandig, onafhankelijk persoon was, voorzijn brood niet afhankelijk van broodheren('wiens woord men spreekt, diens taal menspreekt').

Met betrekking tot de identiteit van Amos, ismet name de goddelijke legitimatie in v. 14-15interessant. Het Hebreeuws is niet zo

gemakkelijk te interpreteren. We hebben temaken met drie zinnen die in de Hebreeuwse

tekst geen werkwoord hebben, en die zowelmet een tegenwoordige tijd als een verledentijd vertaald kunnen worden:

14c 'Ik ben / was geen profeet'14d 'en ik ben / was geen profetenzoon'14e: 'Voorwaar, ik ben / was een koeherder

en een kweker van moerbijvijgen'.

Indien men de zinnen in de verleden tijdvertaalt, dan is er sprake van een soortroepingbericht. Oat betekent dat hij nu welprofeet is, en dat hij zijn beroep vanrunderherder en moerbijvijgenkweker heeftopgezegd: Ik was geen profeet, geenprofetenzoon, maar koeherder en kweker vanmoerbijvijgen, maar JHWH heeft mijdaarachter vandaan gehaald, en nu ben ik welprofeet. Indien men de zinnen in detegenwoordige tijd vertaalt, dan ontkent Amoszijn profetische activiteit niet, maar weerlegt hij

4. De profetieen tegen de va/ken(Amos 1:3-2:16)De profetie van Amos tegen het Noordrijk

Israel maakt deel uit van een serie van acht

profetieen, die aile op vergelijkbare wijze zijnvormgegeven. Ze zijn gericht tegenverschillende volkeren:

- Damaskus (Amos 1:3-5)- Gaza (Amos 1:6-8)- Tyrus (Amos 1:9-10)- Edom (Amos 1:11-12)- de zonen van Ammon (Am 1:13-15)- Moab (Amos 2:1-3)- Juda (Amos 2:4-5)- Israel (Amos 2:6-16).

In de eerste drie orakels worden de steden

gespecificeerd. Het zijn de hoofdsteden(Damaskus, Gaza, Tyrus) die hun vol kensymboliseren (Aram, Philistijnen, Phoeniciers).Deze drie gebieden liggen hoofdzakelijk in hetnoorden (Aram - Tyrus) en in het westen(Gaza). De gebieden zijn het meest kwetsbaar

22 22

Page 6: University of Groningen De profeet Amos Ruiten, J. van

J. van Ruiten

wanneer vijandelijke legers vanuit het noordenen oosten (van bijv. Assyrie) zoudenoptrekken naar het westen en zuiden.

In de volgende vier orakels worden devo/ken zelf geYdentificeerd (Edom; Ammon;Moab; Juda). Deze liggen, met uitzonderingvan Juda, allen ten oosten van de rivier deJordaan. Het moge duidelijke zijn dat Edom,Ammon en Moab vaak met elkaar

geassocieerd worden in bijbelse tradities. Hetzijn de broedervolken van Israel. Het zuidrijkJuda, dat de rij sluit, staat natuurlijk het dichstbij Israel.

Het is moeilijk precies te achterhalen welkebedoeling de profeet voor ogen heeft gehadmet zijn opsomming van deze volken.Sommigen denken dat hij een politieke enmilitaire realiteit voor ogen heeft gehad,bijvoorbeeld een imperialistische expansie vanAssyrie, of van Egypte, of van beidegrootmachten tegelijkertijd. Het in hoge mateformulaire karakter van de profetieen maakthet, in mijn ogen, onwaarschijnlijk dat de tekstde bedoeling heeft een werkelijke historischesituatie te schetsen. De gehele toespraak isopgebouwd volgens literaire lijnen.

4.1 De opbouw van de profetieen inAmos 1:3-2:5

De orakels zijn opgebouwd volgens eenvast stramien. Men kan vijf elementenonderscheiden, waarvan de meeste in aileorakels terugkomen.

1. Inleiding (bodeformule: 'Zo zegt JHWH':Amos 1:3, 6, 9,11,13; 2:1, 4).

2. Onherroepelijkheidsclausule(getallenformule: 'om drie ... ja om vier':Amos 1:3, 6, 9, 11,13; 2:1,4).

3. Beschuldiging (aanklacht), ingeleid door'om ...' gevolgd door het he Ie werkwoord(Amos 1:3,6,9,11,13; 2:1, 4)

4. Oordeelsaankondiging: 'Ik zal vuurzenden ...' (Amos 1:4-5; 7-8; 10; 12; 14­15; 2:2-3; 5)

5. Afsluitende formule (colofon): 'zegtJHWH' (1:5, 8, 15; 2:3)

Deze vijf elementen vormen debasisstructuur van de eerste twee hoofdstuk­

ken van Amos. Het valt echter op dat niet aileorakels in Amos 1:2-2:5 aile elementenhebben. Daarnaast is het zo dat in de

23

De profeet Amos

overeenkomende structuurelementen onder­ling verschillen zitten.

Aile orakels kennen de elementen 1, 2, 3, 4.Aileen element 5 (de afsluitende formule)ontbreekt in een aantal orakels (in Amos .1:9­10, 11-12; 2:4-5). Op grond van dit gegevenkrijgen we twee groepen van orakels:

serle A: Amos 1:3-5, 6-8, 13-15; 2:1-3 (deafsluitende formule ['zegt JHWH'] is aanwezig)

serle B: Amos 1:9-10, 11-12; 2:4-5 (deafsluitende formule ['zegt JHWH'] ontbreekt).

Het eerste en het tweede element (inleidingen onherroepelijkheidsclausule) is in aileteksten volkomen identiek. Bij het derdeelement (de beschuldiging) en het vierdeelement (oordeelsaankondiging) is dat echterniet zoo De verschillen in dit opzicht lijken deindeling in een serie A en B te bevestigen.

Het vierde element (de oordeelsaankondi­ging) is in serie B korter dan in serie A. Aileenhet gemeenschappelijke element is daar op­genomen ('Ik zal vuur zenden ... en het zalverteren'). In serie A wordt na dit gemeen­schappelijke element nog iets specifieks toe­gevoegd. De oordeelsaankondiging bestaat zouit de volgende onderdelen:

A. Gemeenschappelijk element: ('Ik zal vuurzenden in .... het zal verteren de paleizenvan': aile teksten)

B. Uitgewerkt element (alleen in serie A)a. gezagsdrager (Amos 1:5c, 8b, 15ab;

2:3ab)specifiek element (Amos 1:5ab.d, 8a, cd,

14cd; 2:2cd)

Het derde element (de beschuldiging) isdaarentegen in serie B verder uitgewerkt danin serie A, in die zin dat er meerbeschuldigingen worden vermeld. De beschul­diging, volgend op 'om ... ' en een infinitief,bestaat in serie A uit een korte beschuldiging,in proza, die meestal militair van karakter is(dorsen met ijzeren sleden; openrijten van dezwangeren). In groep B is de beschuldiginguitgebreider, in poezie gesteld, en in hetalgemeen theologischer (broederbond,erbarmen vernietigen, voor eeuwig bewarenvan de gramschap e.d.).

Op grond van deze structuurvergelijkingkunnen we constateren dat het accent in de

orakels van serie B vooral ligt op de

Page 7: University of Groningen De profeet Amos Ruiten, J. van

Olterterperkring Cursus B 1999/2000

beschuldiging, en in de orakels van serie A opde oordeelsaankondiging.

De opbouw van de profetieen (inleiding,getalsformule, beschuldiging, oordeelsaan­kondiging, slotformule) is een typische vormvan het profetisch spreken. Met name devroege schriftprofeten uit de 8e en r eeuw v.Chr. uitten zich op een dergelijke manier. Deelementen 'beschuldiging' en 'oordeels-aan­kondiging' vormen daarbij de kern van hetprofetische spreken. Een van de vragen die iklater nog aan de orde zal stellen is die naar deverhouding van beide elementen. Staat deaanzegging van het oordeel voorop, zou datvast staan, en wordt de beschuldiging er uitpastorale motieven bijgegeven? Of gaat hetvooral of de beschuldiging, en doet datoordeel er eigenlijk niet zozeer toe. In datgeval zou de intentie zijn: een waarschuwingvoor de gevolgen van iemands daden en eenoproep tot omkeer. Of gaat het om een soortinnerlijke samenhang: de situatie in het hedenvan onrecht brengt onlosmakelijk, natuurnoodzakelijk, de ondergang met zich mee?

4.2. De opbouw van Amos 2:6-16 invergelijking met de orakels inAmos 1:3-2:5

De tekst. van Amos 2:6-16, de profetiegericht tegen het noordrijk Israel, heeft eenstructuur die vergelijkbaar is met de structuurin de orakels in Amos 1:3-2:5.

1. Inleiding (bodeformule: Amos 2:6a)2. Onherroepelijkheidsclausule

(getallenformule: Amos 2:6bc)3. Beschuldiging (aanklacht: Amos 2:6d-8)4. Intermezzo (Amos 2:9-11), gevolgd

door beschuldiging (Amos 2:12)5. Oordeelsaankondiging (Amos 2:13­

16b)6. Afsluitende formule (Amos 2:16c)

De structuur van Amos 2:6-16 vertoontsterke overeenkomsten met die van Amos

1:3-2:5. Toch zijn er een aantal belangrijkeverschillen. Het meest in het oog springend ishet stuk dat tussen de beschuldiging en deoordeelsaankondiging is gevoegd, en dat ikhier het 'intermezzo' noem (Amos 2:9-12). Hetbestaat uit twee gedeelten: de heilsgeschie­denis (Amos 2:9-11) en een nieuwe beschul­diging (Amos 2:12) die door middel van een

24 24

chiasme is verbonden met Amos 2:9-11. Defunctie van het intermezzo lijkt te zijn hetverscherpen van de beschuldiging. Ondanksde bijzondere positie die Israel heeft, over­komt het dit. Door die bijzondere positie zalhet ook extra gestraft worden. Verder is hetopvallend dat de beschuldigingen in Amos2:6-16 uitgebreider in aantal zijn. Amos 2:6-8vermeldt zeven beschuldigingen. Daarnaastontbreekt bij de oordeelsaankondiging eengemeenschappelijk element met Amos 1:3­2:5.

Ik geef hier de tekst van Amos 2:6-16 inNederlandse vertaling weer, omdat we opdeze tekst nu nader zullen ingaan.

Amos 2:6-16

6a Zo zegt JHWH:6b

Om drie overtredingen van Israel,6c

ja om vier, zal ik het nietafkeren;6d

Om hun verkopen voor geld derechtvaardige,6e

de behoeftige omwille vaneen paar sandalen.7a

Zij treden (op het stof der aarde)naar het hoofd van de arme,7b

en de weg van de weerlozenbuigen zij om.7c

En een man en zijn vader gaannaar het meisje,7d

om mijn heilige naam teontwijden.8a

En op verpande gewaden strekkenzij zich uit8b

naast elk altaar,8c

en wijn van beboeten drinken zij,8d

in het huis van hun god.

9a

Toch ben ik het die verdelgde voorhen de Amoriet,9b

als de hoogte van de cederwas zijn hoogte,9c

en sterk was hij alsde eik.9d

Ja, ik verdelgde zijn vrucht vanbovenge

en zijn wortels beneden.10a

Ik ben het toch die u deeduittrekken uit het land Egypte,10b

en ik deed u gaan, in dewoestijn, veertig jaren10c

om het land van deAmmoriet te beerven.11a

En ik deed er opstaan uit uw zonen

Page 8: University of Groningen De profeet Amos Ruiten, J. van

J. van Ruiten

tot profeten11b en uit uw jongelingen tot

nazirim.

11c Is dat soms niet zo,zonen van Israel?luidt het woord vanJHWH.

12a Maar u geeft de nazirim wijn tedrinken

12b en u gebiedt de profeten,zeggende: profeteert nie1.

13a Zie, ik maak dat het onder u zalkraken,

13b als het gekraak van dewagen,

13c die gevuld is metgarven.

14a En verloren gaat de toevlucht voorde lichte,

14b en de sterke versterkt nietzijn kracht,

14c en de held redt niet zijn ziel.15a En die de boog pakt blijft niet

staan,15b en de Iichtvoetige redt het niet,15c ook de paardrijder redt niet

zijn ziel.16a En de sterkste van hart onder de

heiden,16b naakt vlucht hij, op die dag16c luidt het woord van JHWH.

Het grootste gedeelte van het boek Amos isgesteld in poezie. Een van de meest in hetoog springende kenmerken van deHebreeuwse poezie is het zogenaamdeparallellisme. Oat wi! zeggen dat een versre­gel in het algemeen bestaat uit twee delen(soms drie), die elkaar min of meer herhalen,of iets zeggen dat vergelijkbaar is. Soms komthet ook voor dat een versregel wel uit tweedelen bestaat, maar die elkaar niet herhalen,maar aanvullen. De versregel als geheel looptdan parallel met een andere versregel, enherhalen de versregels als geheel elkaar. DeHebreeuwse dichtkunst wordt zo gekenmerktdoor balans, door evenwich1. In de boven­staande tekst heb ik iedere versregel zoproberen weer te geven dat het eerste deelervan aan het begin van de kantlijn begint(bijv. Amos 2:6d), terwijl het tweede deel vande versregel inspringt (bijv. Amos 2:6e). Inenkele gevallen bestaat een versregel uit driedelen (bijv. Amos 2:9abc), waarbij ik het derdedeel van de versregel nog verder laat

25

De profeet Amos

inspringen. De aanduiding 'versregel' moetniet verward worden met de aanduiding 'vers'.Een Ivers' (bijv. Amos 2:7 = vers 7) kanbestaan uit meerdere 'versregels' (bijv. vers 7bestaat uit twee versregels: 7ab en 7cd).

5. De beschuldiging (Amos 2:6d-B)Ik beperk mij nu verder tot de beschuldiging

van Amos tegen het Noordrijk Israel. Dezebestaat in concreto uit zeven beschuldigingen,die vervat zijn in vijf versregels. In de eersteversregel (Amos 2:6de) staat regel 6d dusparallel met regel 6e (de rechtvaardige II debehoeftige; voor geld II omwille van een paarsandalen; 'om hun verkopen' staat alleen in deeerste regel, maar wordt verondersteld in detweede). In de tweede versregel (Amos 2:7ab)staat regel 7a dus parallel met regel 7b (zijtreden II zij buigen om; het hoofd van de armeII de weg van de weerloze). In de vierde(Amos 2:Sab) en vijfde versregel (Amos 2:Scd)is sprake van zogenaamd extern parallellisme.Hier staan beide versregels met elkaarparallel, waarbij regel Sa parallel staat met Sc(zich uitstrekken II zij drinken; verpandegewaden II wijn van beboeten), en regel Sbmet regel Sd (elk altaar II huis van hun god).Hoogstwaarschijnlijk mag bij dit externparallellisme van de vierde en de vijfdeversregel ook de derde (Amos 2:7cd)betrokken worden, waarbij regel 7c parallelstaat met regel Sa en regel Sc, terwijl regel 7dop een Iijn staat met regel Sb en Sd.

Een eerste conclusie die we hier uit mogentrekken is, dat de dichter binnen debeschuldigingen een zeker onderscheid invorm maakt tussen de eerste twee versregels(Amos 2:6d-7b) en de laatste drie (Amos 2:7c­Sd). Dit onderscheid wordt bevestigd door deinhoud. In het eerste gedeelte gaat het vooralom sociaal-economische overtredingen, terwijlhet in het tweede gedeelte om cultischtoegespitste overtredingen gaa1.

5.1. Amos 2:6de

Ik zal me bij iedere beschuldiging de vraagstellen wat Amos nu eigenlijk zegt. Wat is nude pointe van zijn beschuldiging? Welkesituatie heeft Amos voor ogen? Waarvanwordt Israel beschuldigd? De woorden van deprofeet lijken, vooral in de modernevertalingen, gemakkelijk te verstaan, maar bijnader inzien is het toch vrij lastig ze teinterpreteren.

Page 9: University of Groningen De profeet Amos Ruiten, J. van

Olterterperkring Cursus B 1999/2000

2:6d Om hun verkopen voor geld derechtvaardige

2:6e en de behoeftige omwille van eenaar sandalen

Wat zegt Amos hier precies? Mogen zeiemand niet voor geld verkopen? Dat wilzeggen zou men hem zonder geld wel mogenverkopen? Met andere woorden gaat het hierom de prijs? Of betekent de uitdrukking'verkopen voor geld' misschien iets anders?Je zou je ook kunnen afvragen of de nadrukop de rechtvaardige ligt. Mogen ze eenrechtvaardig mens niet verkopen? Met anderewoorden: zou je misschien wel een andermens mogen verkopen? De vraag is dan: watis een rechtvaardige dan? Is dat een ethischecategorie of gaat het meer algemeen om eenonschuldig mens? Of zou het hier gaan omeen kwestie van diefslal of schuld? In Amos

2:6e Iijkt die mogelijkheid in ieder geval opente staan: omwille van een paar sandalen wordtiemand verkocht. Dat wi! zeggen, omdatiemand een paar sandalen heeft gestolen, ofniet (of nog niet) heeft betaald, wordt dezemens in schuldslavemij gevoerd. Misschien isdat ook in Amos 2:6d het geval: Wanneer jevertaalt: 'vanwege geld (in parallellie met'omwille van') wordt de rechtvaardigeverkocht' dan dringt zich ook daar de kwestievan de schuld op. Ten sloUe, je kunt je ooknog afvragen of men de uitspraak van Amoswel letterlijk moet verstaan. Zou het hier nietveeleer gaan om een metaforische wijze vanspreken?

De aard van het parallellismeHet Iijkt er dus op dat we deze zin in drie

richtingen zouden kunnen interpreteren. Het isofwe I een kwestie van prijs, ofwel van schuldofwel van het soorl per soon (rechtvaardig ofniet). Daar komt dan nog de vraag bij of inbeide delen van de versregel precies hetzelf­de wordt gezegd of dat ze elkaar veeleeraanvullen.

Dit noodzaakt ons de aard van het

parallellisme tussen v. 6d en v. 6e nader tebeschouwen. Het lijkt voor de hand te liggendat beide delen van de versregel eensynoniem parallellisme vormen, waarbij 'voorgeld' parallel staat met 'omwille van een paarsandalen', en 'de rechtvaardige' staat met 'de

behoeftige'. Zoals gezegd komt 'om hunverkopen' alleen in v. 6d voor, maar wordt ookin v. 6e verondersteld. Het lijkt er op alsof inbe ide delen het zelfde wordt gezegd, maar ikhoud het niet voor onmogelijk dat beide delenelkaar aanvullen.

De uitdrukking 'voor geld', dat we ookkunnen vertalen met 'voor zilver' komt buitenAmos 2:6 nog 27x voor in OT (zie: Gen 13:223:9; (Ex 31 :14; 35:32); Deut 2:6, 28; 14:25;21:14;loz 22:8; 2 Sam 24:24;1 Kon 21:6, 15;Jes 43:24; 52:3; Jer 32:25, 44; Amos 8:6;Micha 3:11; Ps 68:14; 105:37; KlgI5:4; Daniel11:38;Ezra 1:4; 1 Kron 21 :22, 24; 2 Kron 2:6,13). In bijna al deze teksten wordt deuitdrukking 'voor geld' gebruikt alsprijsopgave. Ik geef slechts een voorbeeld. InGen 23:9 zoekt Abraham een stuk grond datals graf kan dienen voor Sara, en hij laat danaan Efron vragen: 'dringt er bij hem op aan dathij mij de spelonk van Machpela geve ..... hijgeve mij die voor de volle prijs tot een eigengrafstede onder u'. Wanneer 'voor geld /zilver' niet als prijsopgave wordt gebruikt, ishet in ieder geval geen opgave van eenoorzaak, maar geeft het bijvoorbeeld hetmateriaal aan: 'met zilver bedekt'.

De uitdrukking 'verkopen voor' komt buitenAmos 2:6 nog 7x voor in het Oude Testament(Gen 37:28; Ex 22:2, in de meesteNederlandse vertaling~n aangeduid als 22:3;Lev 27:27; Jes 50:1; Deut 21:14; Joel 4:3, in demeeste Nederlandse vertalingen 3:3; cf. Gen45:4-5; Neh 5:8). In meeste gevallen geeft deuitdrukking de prijs van iets aan. Ziebijvoorbeeld Genesis 37:28: 'Toen Midiani­tische mannen, kooplieden, voorbijgingen,trokken zij Jozef omhoog, haalden hem op uitde put en verkochlen Jozef voor twintigzilverstukken aan de Ismaelieten; en dezenbrachten hem naar Egypte'. Zie ook Psalm44: 13: 'Gij hebt uw volk verkocht voor eenspotprijs, en zijt niet rijk geworden door hunkoopsom'. Soms komt de uitdrukking ook ineen passieve vorm voor ('verkocht wordenvoor'). In Lev 27:27 gaat het daarbij wederomom een prijsopgave: 'Maar indien het van eenstuk onrein vee is, dan zal men het naar degeschatte waarde loskopen en het vijfde deeldaarvan erbij voelen, en indien het niet gelostwordt, dan zal het verkocht worden naar degeschatte waarde'. Er is echter een tekstwaarin de uitdrukking niet opgevat kan worden

26 26

Page 10: University of Groningen De profeet Amos Ruiten, J. van

J. van Ruiten

als prijsopgave, maar als opgave van deoorzaak, dat is Jes 50:1: 'Zo zegt JHWH­Waar toch is de scheidsbrief uwer moeder,waarmede ik haar verstoten heb? Of wie van

mijn schuldeisers is het, aan wie Ik u verkochtheb? Zie, om Uw ongerechtigheden zijt zijverkocht en om uw overtredingen is uwmoeder verstoten.

Mijn voorstel met betrekking tot Amos 2:6deis om 'voor' te interpreteren als eenaanduiding van prijs: zij verkopen mensen'voor de prijs van' geld, en niet 'vanwege'geld. Dat heeft wel tot gevolg dat Amos 2:6desamen geen synoniem parallellisme vormen,maar een synthetisch parallellisme. ImmersAmos 2:6e geeft wel de oorzaak aan ('omwillevan een paar sandalen'). Beide regels zettenzo hun eigen accenten.

Verkopen voor geldHet lijkt bij Amos te gaan om de verkoop

van arme Iieden in de slavernij. Arme enrechtvaardige mensen worden voor geldverkocht. Om de strekking hiervan teachterhalen kan men kijken naar de andereplaatsen in het Oude Testament waar dezeuitdrukking gebruikt wordt. In de HebreeuwseBijbel komt het woord dat Amos gebruikt voorverkopen in totaal 80x voor. In de boeken vande Pentateuch is dat 40x, en daarbij vallen dede concentraties van het begrip op in Ex 21­22 (6x) , in Lev 25 (1 5x), en in Deut 15:12-14(3x).

Het gaat in deze teksten in veel gevallenom de verkoop van een stuk bezit, een stukgrond, een huis, een dier. Een enkele keerook over de verkoop van mensen. Dat wilzeggen dat de schuldslavemij, waarbij het erom gaat dat mensen zichzelf verkopen, ofverkocht worden, in een bredere context staatvan het verkopen van zaken om aan eenschuld te kunnen voldoen. Het is opvallenddat het in deze teksten bijna altijd gaat om eentijde/ijke overgave, een tijdelijke verkoop. Ziebijvoorbeeld Lev 25:25-28, waarbij de verkoopgeldt totdat iemand zijn schulden kanafbetalen, kan aflossen. En als hij zijnschulden in het geheel niet kan aflossen, dankrijgt hij uiteindelijk in het jubeljaar zijnbezittingen terug. Hetzelfde geldt voormensen die verkocht worden (zie Lev 25:39­55, waarbij armoede de oorzaak is; Deut15: 12, waarbij eveneens armoede de oorzaakis; Ex 21:7 (vgl. v. 2); Ex 22:1-3, waar diefstal

27

De profeet Amos

de oorzaak is. Ook in deze gevallen gaat hetsteeds om een tijdelijke verkoop.

Ais oorzaak van schuld slavernij, die dusmeestal tijdelijk van aard is, worden er tweegenoemd: 1. Armoede: schulden die nietafgelost kunnen worden (Lev 25:39: 'Wanneereen broeder verarmt bij u en zich aan uverkoopt'); 2. Diefsta/: (Ex 22:3) en iemandkan de schade niet terugbetalen (Ex 22:1-4).

Het valt bovendien op dat in geval vanarmoede mensen zichzelf verkopen (Lev25:39; Deut 15: 12), of verkocht worden doorde pater familias (Ex 21 :7). De tekst van Amos2:6de wijkt van de genoemde teksten af in diezin dat er noch sprake is van zelfverkoop,noch van de verkoop door een pater familias.Ook wordt er geen termijn gesteld. Daaromzou men bij Amos 2:6d kunnen denken aan dedoorverkoop (aan derden) van schuldsJaven.lemand die tijde/ijk als schuldslaaf in iemandsbezit is, en na zeven jaar weer vrijkomt, wordtnu door zijn tijdelijke bezitter doorverkocht. Ditlijkt een verslechtering te betekenen van depositie van de schuldslaaf. Hij komt niet meerin het zevende jaar vrij. Dat lijkt ook debetekenis te zijn van de uitdrukking verkopen'voor geld'. In de gevallen van een tijdelijkeovergave staat er niet bij 'voor geld': het lijktmeer absoluut te gaan om verkopen. Verderraakt de schuldslaaf (mogelijk) ook zijn bezitkwijt. Er zijn in de Bijbel een paar voorbeeldenvan een dergelijke absolute verkoop te vinden,waarbij het zelfde woord gebruikt wordt: Lev25:42-46 (buitenlandse slaaf voor altijdverkocht); Joel 3:3-8 (doorverkoop naar ver enverwijderd land).

De lrechtvaardige'Het gebruik van het woord 'rechtvaardige'

wijst er op dat Amos het gedrag dat hij hiernaar voren brengt ziet als onrechtvaardig.Degene die hier veroordeeld wordt, is het nietwaard om veroordeeld te worden. Hij heeftniets misdaan, waarmee hij zijn verkoopverdient heeft. Hij Iijkt te staan tegenover dedief, die zijn verkoop aan zichzelf te dankenheeft. Het begrip 'rechtvaardige' ('saddiq')staat in Amos 2:6 parallel met het begip 'arme,behoeftige'. Ook de andere begrippen in v.7ab (arme, weerloze) wijzen in deze richting.Ook Am 8:6 ('de armen kopen zij voor geld, ende behoeftige omwille van een paarsandalen'), dat deel uitmaakt van de passage8:4-6, dat veel overeenkomsten vertoont met

Page 11: University of Groningen De profeet Amos Ruiten, J. van

Olterterperkring Cursus B 1999/2000

Amos 2:6-8, wijst er op dat de rechtvaardigeeen begrip is dat uitwisselbaar is met 'armeweerloze, machteloze'. '

Het begrip 'rechtvaardige' komt in het boekAmos nog voor in Amos 5:12. Dit vers maaktdeel uit van de passage Amos 5:10-12.

Amos 5:10-12

10a Zij haten in de poort wie terechtwijst,10b wie randuit spreekt,

verafschuwen ze.11a Daarom, omdat je de arme

graanpacht oplegt11b en de heffing op koren van hem

neemt:11c al bouwen jullie huizen van

gehouwen steen,11d je zult er niet in wonen:11e al planten jullie kostelijke

wijngaarden,11f je zult er niet van drinken.12a Ja, ik weet dat jullie misdaden vele

zijn,12b talrijk jullie zonden.12c De benauwers van de rechtvaardige,

die zwijggeld aannemen,12d zij buigen de behoeftigen neer in

de poort.

De structuur van het profetische spreken isook in deze passage duidelijk te zien: eenbeschuldiging (10-11b; 12a-d) en een oor­deelsaankondiging (11 c-f) is ook hier duidelijkte zien. Ook in deze tekst staat het verdrukkenvan de armen en behoeftige centraal: (zie determen 'arme', 'rechtvaardige' en 'behoeftige'In v. 11a, v. 12cd. Er is een nieuw element indeze teksten ten opzichte van ander passa­ges, nl. in de poort. We moeten hierbij denkenaan de rechtspraak. In de poort wordt recht­gesproken. Dat recht geldt blijkbaar niet voorde armen, want er staat: 'die zwijggeld aan­nemen' (v. 12c), en 'die de behoeftigen bui­gen'!

Wat betreft de rechfvaardige (Amos 5:12c)is het duidelijk dat in deze tekst een verbandbestaat met de rechtspraak. Er wordt immersgesproken over het aannemen van zwijggelden over de poort. In deze tekst moet derechtvaardige beschouwd worden als iemanddie in de rechtspraak in het nauw gedrevenwordt, omdat iemand de rechters metsteekpenningen probeert om te kopen. Indeze zin heeft 'rechtvaardige' een connotatie

28 28

van 'onschuldig', in ieder geval van 'nog nietbewezen schuld'. Tegelijkertijd wijst deparallellie met 'de behoeftige' (Amos 5:12d) erop dat de rechtvaardige waarschijnlijk tot dezwakken in de samenleving behoort. De armezal het eerst onschuldig worden veroordeeld.

Gelet op Amos 5:10-12 zouden we

misschi~n bij Amos 2:6 aan een figuurlijke?~~ekenls kunnen denken en de uitdrukking.Zlj verkopen voor geld de rechtvaardige'I~terpreteren in de zin van: 'voor steekpen­n1~gen "verkopen zij" de onschuldige, zijbUlgen hem neer, plegen onrechtvaardigerechtspraak' .

'Voor een paar sanda/en'Wat is, ten slotte, de betekenis van 'voor

een paar sandalen'? De meeste teksten in hetOude Testament, waar het woord 'schoen' of'sandaal' voorkomt (in het enkelvoud in Gen14:23; Deut 25:9, 10; 29:4; Jos 5:15; 1 Kon2:5; Jes 20:2; Ps 60:10; 108:10; Ruth 4:7, 8;als een paar sandalen in Amos 2:6; 8:6; in hetmeervoud in Ex 3:5; 12:11; Jos 9:5, 13; Jes5:26; 11:15; Ez 24:17,23; Hooglied 7:2) lijkenme voor het verstaan van Amos 2:6 (en Amos8:6) niet zo bruikbaar. Het gaat daar omschoenen in de letterlijke zin van het woord

die je aanhebt als je wandelt, die versleten zij~a~sj~ heel lang door de woestijn hebt gelopen,die je een waardige tred kunnen geven. An­dere teksten spreken over schoenen die jemoet uittrekken als je op heilige grand staat(Ex 3:5), of die je moet uitdoen als teken vanrauw (Ez 24:17,23).

In een aantal teksten lijkt een juridischeconnofafie verbonden met het begrip 'schoen,sandaal'. Dit is duidelijk in Ruth 4:7-8. Ziedaarnaast ook Deut 25:9, 10, waar Ruth opvoortbouwt; en mogelijk ook Ps 60:10; 108:10.In deze teksten is het uittrekken van deschoen het teken dat iemand afziet van eenbezit waar hij rechtswege aanspraak op kanmaken. De eerste losser ziet af van zijn rechtom Naomi te lossen, en haar bezit te kopen,en geeft Boaz het recht, en als symbooldaarvoor trekt hij zijn schoen uit. Er zijn tweeinterpretatie-mogelijkheden voor dezehandeling: schoen is een bewijsstuk, eenbevestiging voor het bezit (v. 7), en het is eenzichtbaar teken voor anderen (zoals eenhamerslag, een symbolische handeling).Toegepast op de tekst op Amos zou datbetekenen dat iemand afziet van zijn bezit,

Page 12: University of Groningen De profeet Amos Ruiten, J. van

J. van Ruiten

wat betekent dat hij een soort schuldverklaringondertekent (door zijn schoen uit te trekken).Toch heb ik het gevoel dat dit niet debetekenis in de tekst van Amos 2:6e is.

Ik heb in het Oude Testament geen directebevestiging kunnen vinden van hetvermoeden dat 'een paar sandalen' in Amos2:6 symbool staat voor 'een kleinigheid', voorslechts een paar schoenen (diefstal of schuld)wordt iemand in schuldslavernij verkocht. Welis er een zijdelingse bevestiging. In Gen 14:23wordt gezegd: 'Zelfs geen draad ofschoenriem, ja niets van het uwe zal iknemen'. Hier staat schoenriem symbool vooriets heel weinigs. In een tekst buiten hetHebreeuwse Oude Testament, namelijk JezusSirach 46:19, wordt het woord sandaal wel indeze zin gebruikt. In deze tekst van JezusSirach zegt Samuel: 'Van geen sterveling hebik enig bezit of zelfs maar een sandaalgenomen, en niemand beschuldigde hem'.Hier staat 'sandaal' parallel met iets heelweinigs. Deze tekst refereert aan 1 Sam 12:3.Daar komt een hele opsomming voor vanbeschuldigingen waar Samuel verklaart nietschufdig aan te zijn. In Griekse vertafing vanhet Oude Testament, de Septuaginta, is hetwoord 'sandaal' aan de tekst toegevoegd!

Conclusie

Amos 2:6de ('Om hun verkopen voor geldde rechtvaardige en de behoeftige omwillevan een paar sandal en') lijkt te gaan over hetverkopen van een onschuldig persoon in deslavemij, en bovendien van een arme omwillevan een kleinigheid. Het is mogelijk dat Amosde verkoop in absolute slavernij veroordeeld.In de praktijk van de rechtspraak is het vaakzo dat mensen onschuldig veroordeeldworden, en bovendien om een kleinigheidgrote straffen krijgen opgelegd.

In zijn protest tegen de onderdrukking vande armen en het verdraaien van het recht

grijpt Amos terug op de religieuze tradities vanhet volk. Hoewel de Schrift nog niet afgerondwas, zelfs de Tora niet, zijn er toch bepaalde(oude) elementen uit de Tora, waarop Amoslijkt terug te grijpen. Men kan daarbij wijzen ophet zogenaamde Verbondsboek (Ex 21-23),en op de Wetscodes (Deut 12-27). Het gaatom arme, hulpbehoevende mensen en in detraditie waarin Amos staat, wordt er de nadrukop gelegd dat deze mensen extra bescher­ming nodig hebben. Amos ageert waarschijn-

29

De profeet Amos

Iijk niet op zichzelf tegen slavernij, of op hetfeit dat mensen verkocht worden. Wel dat diemensen om een kleinigheid verkocht worden(een paar sandalen), en mogelijk ook omdatze in de rechtbank niet tot hun recht kunnenkomen (ze hebben geen geld om om tekopen, dus geen aanzien, invloed en macht),en worden daarom onschuldig veroordeeld.

5.2 Amos 2:7ab

2:7a Zij treden (op het stof deraarde) naar het hoofd van dearme,

2:7b en de weg van deweerlozen buigen zij om.

Ik zal hier niet uitvoerig ingaan op heteerste deel van deze versregel, namelijkAmos 2:7a, omdat het Hebreeuws hiervan ergmoeilijk te vertalen is. In de meesteNederlandse vertalingen leest men zoalsNSG: 'zij die ernaar snakken dat stof van deaarde zij op het hoofd der geringen'. Dezevertaling probeert echter het beste te makenvan een Hebreeuwse tekst, die eigenlijk nietmeer te lezen valt. Op basis van de oudeGriekse vertaling van het Oude Testament, deSeptuaginta, zou ik veeleer vertalen met 'zijtreden (op het stof der aarde) naar het hoofdvan de arme' (vergelijk hiermee de Willibrord­vertaling en de vertaling van Suber-Rosen­zweig). Ik zie hier af van een verdere bewijs­voering.

Wel wil ik kort ingaan op het tweede deelvan de versregel, namelijk het ombuigen vande weg van de weerlozen. Wat betekent deuitdrukking 'de weg (om)buigen'? Het woord'ombuigen', dat ook vertaald kan worden met'toewenden', 'neigen' komt 217x voor in hetOude Testament, waarvan 75x in dezelfdevorm als in Amos 2:7b. Het gaat dan meestalom het neigen (het toewenden) van het hart(bijv. Joz 4:23). Ook kan het gaan om hetneigen van het oor om te luisteren (bijv. 2 Kon19: 16). Daarnaast komt het op een paarplaatsen voor in een uitdrukking die betrekkingheeft op het het recht. Meestal gaat hetwoord 'ombuigen' dan gepaard met een ofandere rechtsterm (meestal 'rechf), meestalals Iijdend voorwerp (zie: Ex 23:6; Deut 16:19;24;17; 27:19; 1 Sam 8:3; Spr 17:23; KlgI3:35),soms als omstandigheidsbepaling (Jes 29:21;Amos 5:12; Mal 3:5; Spr 18:5). De tekst vanAmos 2:7a lijkt wel wat op de teksten waar we

Page 13: University of Groningen De profeet Amos Ruiten, J. van

Olterterperkring Cursus B 1999/2000

ombuigen met 'recht' als lijdend voorwerptegenkomen. Amos 2:7a verschilt echter in diezin van deze dat er geen rechtsterminologie invoorkomt (mogelijk 'rechtvaardige' in Amos2:6d). .

Onder exegeten zijn grofweg drie verschil­lende opvatting over het 'ombuigen van deweg'. In de eerste opvatting betekent de 'weg'zoveel als 'rechtsweg'. Het is daarmee eenvariant van het elders gebruikte 'recht'. Deargumentatie verloopt als voigt. De metafoorvan de weg (als 'pad') wordt vaker gebruiktsamen met de metafoor van het recht. Zie Spr17 :23 (de paden van het recht die gebogenworden). Vergelijk verder: Jes 26:8 ('Het padvan uw gerichten'); 40: 14 (het rechte pad); Spr2:8 (de paden van het recht). het woord 'pad'komt elders voor in parallellie met 'weg (Gen49:17; Ps 27:11). Gevolg is dat 'weg' in Amos2:7b voor 'recht' gebruikt kan worden.

Hoewel het juist is dat 'pad' en 'weg' parallelgebruikt kunnen worden en tot op zekerehoogte uitwisselbaar zijn, is het probleem weldat in de gevallen waar 'pad' betrekking heeftop het recht dit altijd vergezeld gaat van hetwoord 'recht'. In Amos 2:7b komen we een

dergelijke term niet tegen. Er wordt nietondubbelzinnig verwezen naar de recht­spraak. Om deze reden hebben anderengemeend de juridische achtergrond geheel temoeten laten vallen. Dezen vatlen 'weg' op als'Ievenswijze' of als 'Ievensweg'. Amos 2:7b wildan zeggen dat sommige mensen gehinderdworden hun levensweg te vervullen, de weg teleiden die ze willen leiden. Sommige exegetenwijzen op een groep van anawim (deweerlozen uit Amos 2:7b), die bekend is uitenkele late psalmen, late profetenteksten, envooral uit de vroeg Joodse literatuur. Dezegroep van anawim, die zichzelf zien als deuitverkorenen van JHWH, en als zodanigleven (vergelijk de gemeenschap van Qumranin de 2e eeuw v. Chr.), zouden dan gehinderdworden in hun leefwijze. Deze opvatting lijktme echter niet te stroken met de tijd waarinhet boek Amos tot stand is gekomen.

Een derde groep exegeten vat de wegletterlijk op, in de zin dat een bepaalde groephen (de weerlozen) van de weg terzijdedrukken, ze dringen hen van de weg. Menverwijst dan naar Job 24:4 als achter­grondstekst, een tekst die meerdere parallelmet Amos 2:6-8 vertoont: 'De armen dringenzij van de weg'. In de zin van Amos: de

30 30

nederige armen worden in blijkbaar smallestraaljes terzijde gedrukt als ze niet snelgenoeg voor machthebbers ter zijde gaan.Probleem is dat in Job 24:4 wel een

voorzetsel wordt gebruikt (van de weg afdu­wen).

Ten slotle, is er de gedachte geopperd datmen in Amos 2:7a de weg weliswaar letterlijkkan opvatten, maar dan niet als straat, maarals gang, als een loop: de weg van de nede­rige, opgevat als de gang die hij gaat, de wegdie hij gaat, die buigen zij om. Het de weg, degang, hoogstwaarschijnlijk naar de poort, deweg naar het gericht, die de nederige gaat,om zijn recht te halen. We zitten dan tochweer in de sfeer van de rechtsspraak, maarhet is nu niet zozeer de 'weg van het recht'zelf die gebogen wordt, maar de weg naar derechtsplaats toe. Probleem hierbij blijft natuur­Iijk dat Amos verder geen specificatie geeftvan de weg die hij voor ogen heeft.

5.3 Amos 2:7cd

2:7c En een man en zijn vader gaannaar het meisje,

2:7d om mijn heilige naam teontwijden.

De tekst van Amos 2:7e lijkt eenvoudiger teinterpreteren dan deze in werkelijkheid is. Eenman gaat met zijn vader naar het meisje. Naarwelke overtreding verwijst de tekst echter indit vers? Waarvan worden de lieden van het

Noordrijk beschuldigd? Gaat het er om datmen naar een na'ara, een meisje, toegaat? Enwelke connotatie heeft dit begrip dan, eenjonge dochter of publieke vrouw, eventueeleen tempelprostituee? Of gaat het er om datmen naar hefzelfde meisje toegaat. De tekstzelf maakt niet duidelijk of de overtredingbestaat in de identiteit van het meisje, of in deactiviteit van de mannen. Men moet zichdaarom afvragen wat precies hetbetekenisveld is van het begrip na'ara, meisje.Verder zou men er achter moeten komen wat

de betekenis is van het 'gaan naar'. Ten slotteis de vraag of er iets gezocht moet wordenachter de mededeling 'een man en zijn vader'.

De term na'ara komt vrij vaak voor in hetOT (61x), waarbij men een bundeling van determen ziet in een relatief klein aantal teksten:

Deuteronomium 22 (13x), Ester 2 (10x),Genesis 24 (6x) , Richteren 19 (6x) en Ruth 2

Page 14: University of Groningen De profeet Amos Ruiten, J. van

J. van Ruiten

(5x). Een bestudering van deze teksten leertons dat er twee betekenisvelden van het

begrip 'meisje' zijn. Het gaat in de eersteplaats om een jong, huwbaar meisje (zie Gen24: 14, 16,28,55, 57; Gen 34:3 (2x), 12; Deut22: 13-30; Richt 19:3-9; Ruth 2; Ester 2). Eenmeisje, schoon van uiterlijk, staat op het puntte gaan trouwen of is huwbaar (Ruth), is netbijvrouw geworden, of er wordt gezegd dat zenog maagd is (Richt 21 :12). In de tweedeplaats komt dit beg rip soms voor in debetekenis: dienstmaagd, slavin, dienares (zieGen 24:61; Ex 2:5; 1 Sam 25:42; Ruth 2:8, 22,23; 3:2; Ester 2:9; 4:4, 16; vgl. Spr 9:3; 27:27).In deze betekenis verschijnt het begrip altijd inhet meervoud.

Het is opvallend dat de term na'ara nietvoorkomt in de betekenis van een hoer of

(tempel)prostituee. Nader onderzoek leert datin dat geval een ander woord gebruikt wordtqedesja: zie Gen 38:21 (2x), 22; Deut 23:18; 1Kon 14:24; 15:12; 22:47; 2 Kon 23:7; Hos4:14; Job 36:14). In de meeste teksten wordtde prostituee ook direct in verband gebrachtmet cultische plaatsen. Voor de interpretatievan de tekst van Amos 2:7cd betekent dit dat

het onwaarschijnlijk is dat Amos een praktijkop het oog heeft, waarbij de de vader en zijnzoon naar een tempelprostituee toegaan,hoewel verschillende moderne vertalingen onsdat willen doen geloven.

De vraag is in welke betekenis Amos'meisje' gebruikt. Gaat het hem om een jonghuwbaar meisje, of om een slavin, een diena­res? Gezien de context, waarin gesprokenwordt over sociaal - economische onderdruk­

king van de arme, en weerloze, lijkt de tweedebetekenis voor de hand te Iiggen. Wel is hetzo dat in het Oude Testament, het begrip indeze tweede betekenis veel minder vaakvoorkomt dan in de eerste, en bovendien komthet dan altijd in het meervoud voor. Ten slotteis het zo dat in het Hebreeuws andere begrip­pen gebruikt worden om 'slavin' mee aan tegeven.

Voor welke van beide betekenissen men

ook kiest, de tekst blijft onduide/ijk, zolangmen niet weet wat de handeling van de manen de vader nu precies inhoudt. Wat houdt debeschuldiging dat zij naar het meisje gaan, nuin?

Het werkwoord 'gaan' (halak), dat Amoshier gebruikt, komt 1547x voor in het OudeTestament en heeft een vrij algemene

31

De profeet Amos

betekenis. Er zijn verschillende werkwoordendie wat betreft de betekenis verwant zijn. Mendenke aan 'Iopen', 'komen'; 'binnengaan','uitgaan', 'omhoog gaan'. 'Gaan' is algemenerin betekenis dan de andere genoemdewerkwoorden, maar komt wel in parallellie meten in plaats van deze werkwoorden voor. Inverschillende teksten staat 'gaan' parallel methet werk 'komen' of 'binnengaan (Hebreeuws:bo): Num 23:37-38; Richt 4:22. Nu is hetbekend dat 'komen tot' of 'binnengaan in' deconnotatie heeft van het hebben van sexuele

gemeenschap (zie bijv. Gen 16:2; 30:3; 38:8;2 Sain 16:21). Omdat 'gaan' soms inparallellie voorkomt met 'komen; binnengaan'zou men kunnen denken dat ook dit

betekenisveld van 'komen; binnengaan',name/ijk het hebben van sexuele gemeen­schap, ook van toepassing zou zijn op hetwerkwoord 'gaan'. Door de toevoeging 'naarhet meisje' ligt een dergelijke gedachte ookwel voor de hand, maar ik heb geen andereteksten kunnen vinden waar 'gaan' op eendergelijke manier gebruikt wordt. 'Gaan naar'komt alleen voor in Gen 12:1; Richt 1:10 enAmos 2:7. Toch zeggen bijna aile com men­taren dat het 'gaan naar' in Amos 2:7, deconnotatie heeft van sexuele gemeenschap.

Wanneer we er voor het moment van

uitgaan dat deze opvatting juist is, dan heeftde beschuldiging van Amos betrekking op hethebben van sexuele gemeenschap met hetmeisje. Maar wat is dan precies zijnbeschuldiging? Het hebben van gemeenschapvan een man met een meisje is opzichzelfgeen overtreding. Daar wordt op vele plaatsenin het Oude Testament op een nietbeschuldigende wijze over gesproken. Is depointe dan misschien dat de man en zijn vadermet hetzelfde meisje gemeenschap hebben.Verschillende hedendaagse vertalingenvoegen dit woordje toe. En wanneer datmeisje dan opgevat wordt als een slavin, eenweerloze, staat zij op een lijn met de arme,met de nederige, de rechtvaardige. Zij wordtuitgebuit, en wel door meerderen binnen eenfamilie (man en zijn vader).

Men kan zich ook afvragen of de volgordevan de formulering 'een man en zijn vader'van belang is. In dat verband zouden dewetten die verband houden met de sexuele

omgang, zoals we die vinden in Lev 18 en 20,er bij betrokken kunnen worden. Men treft hieronder andere het verbod dat een zoon met de

Page 15: University of Groningen De profeet Amos Ruiten, J. van

Olterterperkring Cursus B 1999/2000

vrouw van zijn vader gemeenschap heeft enomgekeerd (zie Lev 18:8, 15; 20:11, 12; vgl.Deut 23:1; 27:20). In deze wetten treft menoverigens geen verbod aan dat de vader enzijn zoon met hetzelfde meisje gemeenschaphebben. Het zou ook kunnen zijn dat Amoshier de wet van Exodus 21:7-11 op het oogheeft, waar gesproken wordt over een meisje,in die tekst 'slavin' genoemd, dat in deschuldslavemij verkocht is. In deze wet wordtonder meer bepaald dat de heer haar of voorzichzelf, of voor zijn zoon kan bestemmen,maar niet voor beiden gelijk. Wel is het zo dater in Exod 21:9 nog een addertje onder hetgras zit. Wat is de betekenis van 'doen naarhet recht van de dochters'? Betekent dit datde vader het meisje als zijn eigen dochtermoet beschouwen? Volgens verschillendeexegeten, echter, is hier sprake van de iusprimae noctis, de wet van de eerste nacht.Een wet die zelf in West-Europa tot diep in deMiddeleeuwen op verschillende plaatsenschijnt te zijn toegepast, houdt in dat de vrouwvan de zoon, in de eerste huwelijksnacht voorde vader is, daarna pas voor de zoon. Daarnais de vrouw het exclusieve bezit van de zoon.In de tekst van Exodus gaat het om eenslavin, die fungeert als een soort bijvrouw. Aisbij Amos de volgorde van de vader en de zoonwordt omgedraaid (namelijk: 'een man en zijnvader') dan zou dat kunnen betekenen meteen slavin alles gedaan kan worden, dat dewet, die de slavin bescherming kan bieden,met voeten vertreden wordt.

Omdat ik de interpretatie van Amos2:7cd moeilijk blijf vinden, breng ik tot slot nogeen interessante interpretatie van de exegeetBarstad voor het voetlicht. Hij wijst eensociaal-sexuele interpretatie van Amos 2:7cdaf. Het gaat hier, volgens hem, niet omsexuele gemeenschap, omdat in het OudeTestament 'gaan naar' nooit in die betekenisvoorkomt. Hij stelt voor om Amos 2:7cd telezen tezamen met 2:8 Amos ('een zoon enzijn vader gaan naar het meisje [om mijnheilige naam te ontwijden] en zij leggen zichneer naast ieder altaar en drinken wijn vanbeboeten in het huis van hun goden'). Hetgaat in deze verzen om een cultischeovertreding, hoewel dat niet de tempel hoeft tezijn. Barstad denkt veeleer aan plaatselijkeheiligdommen en prive-heiligdommen (zie'hun goden'), In het boek Amos treft men opverschillende plaatsen verwijzingen aan naar

32 32

feesten op prive-altaren. Men kan verwijzennaar Amos 3:12 ('... zij die daar zitten in dehoek van het rustbed en op het zachte kleedvan de divan'), dan kan slaan op religieusepraktijken in Samaria, de hoofdstad van hetNoordrijk. Zie ook Amos 4: 1 ('Hoort dit woord,gij koeien van Basan, die woont op de bergvan Samaria, gij, die geringen verdrukt enarmen vertrapt, die zegt tot uw heren: "Brengaan dat wij drinken".'); Amos 6:4-7 ('Gij, dienederligt op ivoren bedden, en omhangt op uwdivans, die lammeren uit de kudde opeet enkalveren midden uit de stal, die joelt bij hetgeluid van de harp, die gelijk Davidmuziekinstrumenten voor u uitdenkt, die uitplengvaten drinkt, vol wijn, en met devoortreffelijkste olie u zalft .... Daarom zullenzij nu in ballingschap gaan aan de spits derballingen, en uit is het met de mirzah van wiezo omhangen'). Barstad interpreteert hetHebreeuwse woord mizrah als een cultischemaaltijd, welke vaak voorkomt in het OudeNabije Oosten. In het Oude Testament komtde term buiten Amos 6:7 nog voor in Jer 16:5.Volgens Barstad geven Amos 2:7-8, 4:1,6:4-7beschrijvingen van verzamelingen van men­sen bij de cultische maaltijd. Het 'meisje' inAmos 2:7 kan met deze cultus in verbandgebracht worden, in die zin dat het verwijstnaar de gastvrouw, misschien een dienares,die bij dergelijke cultische maaltijden functio­neert. Ais deze interpretatie juist is, dan houdtde beschuldiging van Amos in dat hij dedeelname van Isrelieten aan de cultus en depraktijken van de Kanaanieten, de zoge­naamde afgodendiensten, niet kan accep­teren. De uitdrukking 'De man en zijn vader'heeft bij deze uitleg betrekking op het familialekarakter van de gebeurtenis. ledere familiehad zijn eigen mirzah, cultische maaltijd.

5.4 Amos 2:8ab

2:8a En op verpande gewadenstrekken zij zich uit

2:8b naast elk altaar,

Ook bij deze beschuldiging vragen we onsaf wat de pointe er van is. Gaat het hier omhet zich uitstrekken op verpande gewaden, ofom het zich uitstrekken naast elk altaar?

Het werkwoord 'verpanden' komt 12x voorin Oude Testament (zie: Ex 22:25, in deNederlandse vertaling 22:26; Deut 24:6 (2x),

Page 16: University of Groningen De profeet Amos Ruiten, J. van

J. van Ruiten

17; Ezek 18:16; Amos 2:8; Job 22:6, 24:3, 9;Spr 13:13; 20:16 (?), 27:13); het zelfstandigenaamwoord ('pand') 4x (Ez 18:7, 12, 16;33: 15). Daarnaast komt een parallel begrip,dat eveneens met 'pand' vertaald wordt nog4x voor in Deut 24:10-13. In twee teksten

komt het werkwoord 'verpanden' voor incombinatie met 'kleren' of 'gewaden'.

Exodus 22:25-26c (Ned. vert. 22:26-27c)

25a Indien gij het opperkleed van uwnaaste tot pand neemt,25b zult gij het hem v66rzonsondergang teruggeven,26a want dat is zijn enige bedekking,

26b dat is de bekleding voor zijn huid -26c waarin zal hij zich te ruste leggen?

Uit de tekst van Exod 22:25-26 blijktduidelijk dat er zoiets bestaat als pandrecht,maar dat er aan dit verschijnsel duidelijkgrenzen zijn gesteld. In ieder geval zal eenmantel v66r de nacht valt teruggegevenmoeten worden. Duidelijk is dat de tekst vanExodus de bescherming van de zwakken enarmen in de samenleving op het oog heeft. Ditzien we ook duidelijk naar voren komen inDeut 24:10-13.

Deuteronomium 24:10-13

10a Wanneer gij van uw naaste enigeschuld te vorderen hebt,

10b zult gij zijn huis niet binnengaanom een pand van hem weg tenemen.

11a Gij zult buiten blijven staan,11b en de man, van wie gij een schuld

te vorderen hebt, zal het pandbuiten bij u brengen.

12a Indien hij een arm man is,

12b zult gij u niet te ruste leggen inwat hij u als pand gaf;

13a gij zult hem dat pand bijzonsondergang teruggeven,

13b opdat hij zich in zijn eigen mantelte ruste legge en u zeQene ...

De grenzen die de wetgeving stelt aan hetpandrecht ter bescherming van de armen inde samenleving worden in deze tekst duidelijkgesteld. Van de pandnemer wordt respectgevraagd voor de pandgever. Hij mag zijn huis

33

De profeet Amos

niet binnengaan en evenmin gebruik makenvan het pando

Deuteronomium 24:17

17a Gij zult het recht van vreemdeling enwees niet buigen

17b ook zult gij het kleed der weduwe nietnemen.

Deuteronomium voegt daar nog aan toe dathet kleed van de weduwe Clberhaupt niet alspand genomen mag worden. Hoogstwaar­schijnljik omdat zij dan niet meer als weduweherkenbaar zou zijn, en zo haar laatste vormvan bescherming verliest.

In andere teksten komt naar voren dat

werktuigen die van belang zijn om van televen, voor de dagelijks levensbehoeften niettot pand genomen mogen worden: dehandmolen (Deut 24:6); de ezel van de wees,de koe van de weduwe (Job 24:3).

De conclusie die uit deze getrokken kanworden, is dat er pandrecht bestaat. Er is nietzo iets als een verpandingsverbod, maar erzijn wel duidelijke grenzen aan gesteld, vooralter bescherming van de zwakkeren in desamenleving. Die grenzen betreffen: a. hetobject dat tot pand genomen kan worden. Nietalles kan men tot pand nemen; niet wat voorhet levensonderhoud noodzakelijk is; b. depersoon van wie iets verpand wordt (niet vande weduwe); c. de duur van de verpanding:kleed moet voor zonsondergang weerteruggegeven worden.

Met betrekking tot Amos 2:8ab betekent ditdat Amos waarschijnlijk niet wil zeggen dat hetkleed of gewaad niet tot pand genomen zoumogen worden. Daarnaast zegt hij over de'weduwe' niets. Het zou kunnen zijn dat Amosde praktijk voor ogen heeft dat men hetgewaad niet op tijd, dat wil zeggen niet v66rzonsondergang, weer teruggeeft. Op zichzelfeen plausibele interpretatie, al is daarbij hetprobleem dat het werkwoord 'zich uitstrekken'dat hier gebruikt wordt, in het Oude Testamentnooit voorkomt in de zin van: zich uitstrekken

om te gaan slapen, om een bed klaar temaken. Daar komt bij dat in de tekst vanAmos geen tijdstip wordt genoemd.

Het zou dus ook zo kunnen zijn dat het nietom het verpanden als zodanig gaat, noch omde duur van dat verpanden, maar om de wijzewaarop ze gebruikt worden. Ook in degenoemde teksten Ex 22:25v en Deut 24:10-

Page 17: University of Groningen De profeet Amos Ruiten, J. van

Olterterperkring Cursus B 1999/2000

13 gaat het niet alleen om een beperking vande duur van het verpanden, het gaat er ookom dat de schuldeiser de kleren niet gebruikt.Hij pand dient hem tot zekerheid dat de schuldbetaald zal worden, maar hij mag er geenprofijt van hebben. Maar bij Amos zien we dathet pand in de cultus gebruikt wordt ('naast elkaltaar'), het wordt dus gebruikt, en daarmeewordt het pandrecht overtreden. Het als pandgenomene, symbool voor de persoon die eenschuld heeft, wordt op de stoffige bodemgelegd, om de eigen cultuskleren niet vies temaken. Hiermee wordt het gebrek aan respectin de omgang met de zwakken in desamenleving aan de kaak gesteld. Het magduidelijk zijn dat met deze cultische toe­spitsing de sociaal-economisch kritieknaadloos overgaat in kritiek op de cultus.

5.5 Amos 2:8cd

2:8c En wijn van beboeten drinken zij,2:8d (in het huis van hun od.

De laatste beschuldiging van Amos ismoeilijk te interpreteren. Wat is de wijn van debeboeten? Waarom mag dat niet gedronkenworden? Het werkwoord 'een boete opleggen,met geld straffen' komt op een aantal plaatsenvoor in het Oude Testament: Ex 21:22 (2x)Deut 22:19; 2 Kon 23:33 Amos 2:8; Spr 17:26;2 1:1 I; 22:3; 27:12 2 Kron 36:3. Op tweeplaatsen wordt dit werkwoord gebruikt voorhet weer goed maken van gemaakte schade(Ex 21:22; Deut 22:19). Op andere plaatsengaat het om het opleggen van een soortbelasting, een contributie (bijv. 2 Kon 23:33; 2Kron 36:3). Hier wordt eerder de nadrukgelegd op het betalingsmidde/, en niet zozeerop de straf. In weer andere teksten gaat het erom het aspect van straf te benadrukkenzonder dat de concrete strafvorm vermeld

wordt (Spr 17:26; 21:11; 22:3; 27:12). Wel ishet zo dat er ieder keer een schuld aan de

straf ten grondslag ligt. Het is bij deze tekstenopvallend dat noch het geld, noch een verge­lijkbaar betaalmiddel genoemd wordt.

Gelet op wat in het voorafgaandegezegd is in verband met het pand, zou hetkunnen zijn dat de 'wijngaard' of de 'wijnvoor­raad' voor een wijnboer of een wijnhandelaarin beslag genomen wordt, omdat deze eenschuld heeft die hij niet meer kan betalen. Debeschuldiging van Amos zou dan slaan op het

feit dat een schuldeiser beslag legt op iets datvoor het levensonderhoud noodzakelijk is. Hetzou echter ook hier zo kunnen zijn dat denadruk niet ligt op het opleggen van een boeteals zodanig, maar op de wijze waarop ditgebruikt wordt. In plaats van de eigen wijn tedrinken, drinken ze in de cultusplaats wijn vande aangeklaagden.

6. De verhouding van beschuldigingen oordeelsaankondiging

Zoals gezegd vormen de elementenbeschuldiging en oordeelsaankondiging dekern van het profetische spreken. De vraag isnu hoe beide elementen van dit profetischespreken zich tot elkaar verhouden. Bij deSchriftprofeten doet het probleem zichenerzijds voor bij onheilsprofetieen. Er wordteen goddelijk oordeel uitgesproken naaraanleiding van menselijke daden: onheil wordtaangezegd na menselijk falen. Anderzijdshebben we te maken met heilsprofetieen: heilna boete. Is hiermee het Godsbeeld van het

Oude Testament, en dat van de profeten inhet bijzonder, geschetst, een God die mensenstraft en beloont?

Zoals we bij Amos gezien hebben, volgenbeschuldiging en oordeelsaankondiging in demeeste gevallen na elkaar, eerst komt de be­schuldiging en vervolgens de oordeelsaan­kondiging. Ze lijken op de ene of andere ma­nier op elkaar betrokken te zijn. Over wat pre­cies de verhouding is van beide elementenvan de onheilsprofetie lopen de meningenechter uiteen. Grofweg kan men de opvattin­gen in drie meningen uiteenleggen. Ik ga opaile drie kort in.

De eerste groep brengt naar voren dat heteigenlijke, het typisch profetische, gelegen isin de uitspraken over een toekomst van onheilof heil. Deze uitspraken over de toekomst(oordeelsaankondiging respectievelijk heilaan­kondiging) komen geheel en al van de anderekant' en zijn dan ook als woorden van Godvormgegeven ('Zo zegt de Heer'). Bij deonheilsuitspraken geeft de profeet uit pasto­rale motieven een verklaring in de vorm vanbeschuldigingen en aanklachten. De prioriteitligt echter bij de oordeelsaankondiging, terwijlde beschuldiging secundair is. De beschul­diging kan het oordeel vaak ook niet 'dragen',in die zin dat het oordeel soms betrekkingheeft op een 'heel' volk; terwijl de beschul-

34 34

Page 18: University of Groningen De profeet Amos Ruiten, J. van

J. van Ruiten

diging slechts gericht is aan een 'deel' van hetvolk (bijv. de bovenlaag). Het gaat bij deprofeten niet om religieuze, sociale of politiekekritiek, maar om de verkondiging van Godsgerechtigheid. Oproep tot omkeer heeft bijdeze opvatting geen plaats, omdat er geenovereenstemming is tussen schuld en straf, ende schuld niet dient ter motivering van destraf. In het geval van Amos, heeft deze eenirrationele Godservaring gekregen, dat vanbuiten hemzelf kwam, waardoor hij zeker wistdat het oordeel komen zou. De reflectie op ditGodswoord leidt tot een fundering, debeschuldiging, en eigenlijk bedoeld om Godshandelen te vrijwaren voor het verwijt vangoddelijke willekeur. Voorop staat hier eenGod die straft, terwijl de verheldering van deprofeet komt in de vorm van beschuldiging. Dediagnose komt voort uit de prognose en nietandersom. De profeten laten weten waar6mhet gericht onvermijdelijk zal komen: omkennis van ellende bij te brengen, besef vanhet volstrekt tekort schieten vanuit zichzelf,van algehele onbekwaamheid tot enig goeden geneigdheid tot aile kwaad.

De tweede opvatting is geheel anders.Deze gaat uit van een gelijktijdigheid van debeschuldiging en de oordeelsaankondiging.Deze groep interpreteert daarbij debeschuldiging als een oproep tot omkeer, ookals daar niet expliciet sprake van is. Debeschuldiging als geheel stelt de mens, hetvolk, voor een keuze nu het nog een minuutvoor twaalf is. Gevolg van het menselijkhandelen is niet mechanisch. Het is

integendeel afwendbaar en vermijdbaar. Hetwezen en de intentie van heel de profetie isvolgens deze opvatting te waarschuwen voorzulke gevolgen en op te roepen tot eenpersoonlijke beslissing voor een nieuwelevenshouding. Het gaat eerst en vooral omde beslissing. Het gaat om de mogelijkeredding van de schuldige, de eigenlijk tot dedood vervallen mens. De mens kan ook

anders. Daarom ligt aile nadruk op deuitspraken over het heden, en niet op detoekomst. Beschuldiging em oordeelsaan­kondiging dringen aan op een keuze. Dezebeslissing gaat alles te boven, en kan hetkwade ten goede keren. De profetischeboodschap houdt dus niet in de aankondigingvan een onvermijdelijk komend, noodlottigonheil. De profeet is geen voorspeller, maar

35

De profeet Amos

stelt de gemeenschap voor de keus. Detoekomst iets is dat van de echte beslissingafhangt. De valse profetie kent geenalternatief, de ware profeet verkondigt geenonveranderlijk noodlot. Men wijst ook op deprofeet Amos, die oproept tot omkeer.

Want zo zegt JHWH tot het huis vanIsrael:

Zoek Mij en leeft

Maar zoekt Bethet toch niet,en kom niet naar Gilgal,en trekt niet naar Beerscheba.

Want Gilgal wordt onherroepelijkweggevoerd,

en Bethel gaat teniet.Zoek JHWH en leeft

opdat Hij niet vare etc. (Amos 5:4-6)

Zoekt het goede en niet het kwadeopdat gij leeft,en aldus JHWH, de God der heerscharen,

met u zij,gelijk gij zegt:Haat het kwade en hebt het goede lief,en houdt het recht hoog in de poort;misschien zal JHWH, de God der

heerscharen,

Jozefs rest genadig zijn. (Amos 5:14-15)

De profeet legt de vinger op de zere plekom zo genezing mogelijk te maken. Deze visielegt een sterke nadruk op de menselijkebeslissingsvrijheid. Daarbij staat vooral hetindividuele karakter van die beslissing op devoorgrond. Men wijst hier wel op de invloedvan de zogenaamde existentiefilosofie. Ookhet vrijzinnig protestantisme, met hetwantrouwen tegen aile vormen vanverzoening van God en mens langs de wegvan een cultisch ritueel, kan zich bij dezeopvatting thuis voelen. Het gaat eerst envooral om het doen van goede daden.

De derde opvatting, ten slotte, gaat ook uitvan een gelijktijdigheid van beschuldiging enoordeelsaankondiging. De verbinding tussenbeide is hier echter zo sterk dat er niet of

nauwelijks sprake kan zijn van eenontsnappingsmogelijkheid, ook niet als er welvan omkeer gesproken wordt. De prioriteit

Page 19: University of Groningen De profeet Amos Ruiten, J. van

Olterterperkring Cursus B 1999/2000

tussen beschuldiging en oordeelsaan­kondiging Iigt anders dan bij de eersteopvatting. 'Verwijzing naar de situatie' en'voorspelling van het onheil' corresponderenmet elkaar. De duurzaamheid van de

goddelijke tegenbeweging correspondeert metdie van het menselijk slechte handelen. Dierelatie heeft echter niets met een juridischerelatie van doen, in de zin van een God diestraft (de goddelijke oordeelsaankondiging),maar het is er een van ontologische aard.Profeten redeneren vanuit de samenhang vandaad en gevolg, de mens zit gevangen in zijneigen dad en. Noch de beschuldiging, noch deoordeelsaankondiging heeft de prioriteit bovende ander. Bij deze opvatting kan men beeldengebruiken als zaad dat tot oogsten leidt, debloesem die vrucht geeft; wie een kuil graafvoor een ander valt er zelf in. Volgens dezederde opvatting kan de intentie van de profetieonmogelijk zijn tot omkeer op te roepen teneinde in het lot een keer te doen brengen.Daarvoor is de door de profeten aangewezenschuld te groot geworden. De verstoring vande heilige orde (daarop wijst de beschuldiging)

36 36

vanzelf om een compensatie. Er bestaat duseen bepaalde orde, als die wordt aangetast,dan slaat die orde als vanzelf terug. Dus desituatie-analyse dooreen profeet leidtautomatisch tot dien~ onheilsaanzegging.Gods reactie op het handelen van de mens, isnatuumoodzakelijk. Het is de natuurlijkekeerzijde van ,de menselijke daad, en niet hetresultaat van een besluit van God om iets te

gaan doen. In deze opvatting heeft deprofetische kritiek een zeker doemkarakter.

Bibliografische nootGelet op de enorme hoeveelheid Iiteratuur,

zie ik hier af van het noemen van studies over

het boek van de profeet Amos. Ik wil er involstaan te wijzen op twee uitvoerigebibliografieen:

A. van der Wal, Amos. A Classified Biblio­graphy, Amsterdam 19863.

H. O. Thompsom, The Book of Amos. AnAnnotated Bibliography, Lanham 1997

Page 20: University of Groningen De profeet Amos Ruiten, J. van

r-tm:;0-tm:;0\Jm:;0A-ZC).

het friese leerhuis

cursusjaar 1999 - 2000

verslag cursus b

thema:

Dichter bij de profeten