twie goes international...missie het miat draagt als ... met name de art nouveau en de art deco, en...
TRANSCRIPT
TWIE goes International Het erfgoed van techniek, wetenschap en industrie in
internationaal perspectief
Verslag 6de ETWIE-ontmoetingsdag
17 maart 2018 – Havenhuis, Antwerpen
Voorstelling beleidsplan ETWIE 2019-2023 (Joeri Januarius en Ann Van
Nieuwenhuyse)
Het beleidsplanningstraject nam in 2017 een belangrijke plaats in in de werking van ETWIE, wat op 15
december resulteerde in een kant-en-klaar beleidsplan. Vooraleer dieper in te gaan op de inhoud van
dit beleidsplan, keren we echter nog even terug in de tijd.
In augustus 2016 kreeg ETWIE - binnen de context van het nieuwe Cultureel Erfgoeddecreet 2017 - de
opdracht om ofwel op zoek te gaan naar een partner in het kader van schaalvergroting, ofwel te
fusioneren met een collectiebeherende instelling. Na groen licht van de AV, werden toen gesprekken
opgestart met het MIAT. Tegelijkertijd verscheen in april 2017 de strategische visienota van minister
Gatz over o.a. prioritaire dienstverlenende rollen. Daaropvolgend heeft het MIAT voor de
beleidsperiode 2019-2023 een aanvraag ingediend voor een dienstverlenende rol rond het erfgoed
van techniek, wetenschap en industrie. ETWIE neemt deze rol dan als afzonderlijke cel binnen het
museum op, met een afzonderlijke personele en financiële inzet en een landelijke reikwijdte. Zo kan
worden verder gebouwd op de basis die ETWIE de voorbije jaren reeds gelegd heeft. Bovendien kan
door de krachtenbundeling een kwaliteitsvollere dienstverlening aan het veld worden aangeboden (bv.
op het vlak van internationalisering, digitale strategie, onderzoek …).
Binnen dit kader zetten het MIAT en ETWIE de schouders dan ook onder één gemeenschappelijke
missie en visie.
Missie
Het MIAT draagt als gastvrije belevingsplek en kwaliteitsvol expertisecentrum zorg voor de sporen
van de industriële geschiedenis. Samen met bezoekers, makers en kenners vertellen we het verhaal
over hoe mensen, machines, materialen, techniek en wetenschap de wereld bepalen.
Visie
Het expertisecentrum wil kennis en expertise over het technisch, wetenschappelijk en industrieel
erfgoed op een duurzame en actieve manier verzamelen, opbouwen en uitdragen. Als
bruggenbouwer en kennisknooppunt realiseert en stimuleert het expertisecentrum dialoog en
samenwerking tussen verschillende spelers binnen en buiten het erfgoedveld. Zo versterken we de
zorg voor en de omgang met het technisch, wetenschappelijk en industrieel erfgoed en zetten we dit
erfgoed ook internationaal op de kaart.
Strategische doelstellingen in een notendop
De grote lijnen van het beleidsplan worden geschetst en per strategische doelstelling wordt één
bijzondere actie in de kijker geplaatst. Het strategisch kader van het beleidsplan bestaat uit vier grote
lijnen:
1. Kennis verzamelen en delen om het draagvlak voor het TWI-erfgoed te vergroten;
2. Samenwerking en expertisedeling ondersteunen en stimuleren om een sterkere sector te
krijgen;
3. Keuzes maken in de werking: prioritaire werking rond vier themanetwerken;
4. Goed bestuur en stimulerend personeelsbeleid.
Een aantal acties:
o Evalueren en verbeteren van de gebruiksvriendelijkheid van de kennisbank (digitale strategie);
o Het uitgeven van een internationale publicatie over het TWI-erfgoed in Vlaanderen, in
samenwerking met de sector;
o Uitbreiden van de Engelstalige en Franstalige informatie op de website en in de kennisbank;
o Engagementen opnemen in bestuursorganen van (internationale) organisaties rond TWI-
erfgoed;
o Uitreiken van een jaarlijkse prijs voor het TWIE-onderzoek;
o Faciliteren en ondersteunen van de ontwikkeling van toeristische TWIE-routes of
arrangementen, in samenwerking met partnerorganisaties;
o Organisatie van jaarlijkse ontmoetingsdag voor de brede sector 2019-2023;
o Oprichting van een divers samengestelde TWIE-Raad die fungeert als een klankbordgroep
voor ETWIE;
o Individuele begeleiding (op vraag) van privéverzamelaars, met de focus op behoud, beheer,
ontsluiting en communicatie;
o Onderzoeken van de mogelijkheid om een publieke herbestemmingsdatabank voor TWI-
erfgoed te ontwikkelen;
o Werking rond Living Human Treasures en technieken in Vlaanderen initiëren en ondersteunen
in samenwerking met de nieuwe organisatie immaterieel erfgoed.
ETWIE zal verder ook keuzes maken in de werking door prioritair vier themanetwerken op te zetten. De
volgende beleidsperiode 2019-2023 zal zich toespitsen op het erfgoed van textiel, medisch erfgoed,
bedrijfserfgoed en mobiel erfgoed. Bedoeling is bestaande netwerken nieuw leven in te blazen of
nieuwe netwerken te creëren en het erfgoed van daaruit beter in beeld te brengen, gericht
waarderingsprojecten op te zetten en themagebonden activiteiten te organiseren.
De Pozzo-collectie: een unieke getuigenis van de Belgische tegelindustrie in
een internationale context (Mario Baeck)
Mario Baeck is licentiaat Germaanse filologie en doctor in de kunstgeschiedenis. Hij is gespecialiseerd
in de toegepaste kunsten uit de 19de en 20ste eeuw, met name de art nouveau en de art deco, en
verzorgt regelmatig lezingen hierover. Hij treedt ook geregeld op als curator of lid van het
wetenschappelijk comité bij diverse tentoonstellingen in binnen- en buitenland. In 2015 rondde hij aan
de Universiteit Gent zijn doctoraatsonderzoek af onder de noemer “De schoonheid van het materiaal.
Ontwikkeling van de Belgische industriële tegel (1840-1980) in een Europese context”.
Wie is Roberto Pozzo?
In 1968 verhuisde Roberto Pozzo vanuit Italië naar Leuven om er aan de universiteit sociologie te
studeren. Hij bleef 33 jaar in België wonen en werken. Het kopen van een paar tegels op een
rommelmarkt in 1970 was het startschot voor de aanleg van de Pozzo-collectie. Hij werd snel gebeten
door de techniek, esthetiek en het vakmanschap van de Belgische keramiektegels (en art nouveau in
het bijzonder).
De verzameling van meer dan 9000 tegels en panelen groeide uit tot dé referentieverzameling van
Belgische keramiektegels. En aangezien de tegelfabrieken een groot deel van hun productie over heel
de wereld uitvoerden, is deze omvangrijke collectie ook internationaal zeer waardevol voor
onderzoekers. De collectie bevat bovendien stukken van heel wat buitenlandse fabrikanten.
Pozzo schonk zijn unieke verzameling in 2017 aan de Koning Boudewijnstichting, die deze bij het
Gilliot & Roelants Tegelmuseum in bewaring gaf.
De Pozzo-collectie
De verzameling van Pozzo is een unieke getuige van de ontwikkeling en het internationale belang van
de Belgische industriële tegels in de periode 1840-1940. In ons land waren er toen zo'n dertig
fabrieken die keramische vloer- en wandtegels produceerden en wereldwijd uitvoerden. De Gilliot-
fabriek was het belangrijkste productiecentrum, met een productiecapaciteit van 250.000 tegels per
dag. De collectie is uitzonderlijk door haar indrukwekkende omvang en diversiteit: heel verschillende
formaten, periodes, stijlen, types, technieken en herkomst. De verzameling weegt in totaal 4 ton.
De collectie werd nu ondergebracht op de plaats waar een groot deel ervan gemaakt werd: het Gilliot
& Roelants Tegelmuseum in Hemiksem. De volledige verzameling werd geïnventariseerd, herverpakt
en digitaal ontsloten, en vult zo het hiaat tussen 1850 en 1950 op.
Bijzonder is dat Roberto Pozzo aandacht had voor alle soorten tegels. Van wandtegels in alle mogelijke
formaten tot panelen en individuele tegeldecors, gemaakt door allerlei producenten en in allerhande
stijlen. In de inventaris werden ook de persmerken (die verwijzen naar de fabrikant) meegenomen, wat
onderzoekers dan weer helpt om tegels te identificeren.
Ontsluiting van de collectie
Er werd hard gewerkt om de collectie te ontsluiten via de website van het erfgoedfonds Erfgoed! van
de Koning Boudewijnstichting (http://pozzo.collectionkbf.be/nl). De website werd meteen meertalig
opgezet vanwege de verwachte internationale interesse (Frans, Duits, Engels, Nederlands).
Van elke tegel werd een basisregistratie uitgevoerd. Hiervoor werd samengewerkt met buitenlandse
experts uit Nederland, Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk om tegels te verifiëren.
Vervolgens werd per tegel ook geschikt beeldmateriaal verzameld. De inventaris is momenteel te
doorzoeken op land van oorsprong, fabrikant en inventarisnummer. Op termijn wordt de
basisregistratie aangevuld tot 24 velden per tegel, al is een onderzoeker naar tegels in pakweg
Engeland nu al beter bediend met deze inventaris dan de overzichten die hij of zij in eigen land ter
beschikking heeft.
Zo’n 70% van de bezoekers op de website van de collectie komen uit België, 30% uit het buitenland
(NL, USA, zelfs Japan en Brazilië). Naarmate de collectie in het buitenland meer bekend geraakt, wordt
verwacht dat vooral de buitenlandse raadplegingen zullen toenemen. De collectie was een
publiekstrekker tijdens de internationale kunstbeurs BRAFA. In verschillende tijdschriften verschenen er
artikels over. Musea met een tegelcollectie en lokale erfgoedonderzoekers (in België, maar ook Congo,
Parijs, Rio de Janeiro, Singapore …) doen gretig beroep op de inventaris. Op sociale media wordt de
collectie gedeeld en zelfs tegelhandelaars verwijzen op hun Ebay-listings al naar referenties in de
Pozzo-collectie. De keuze om de internationale kaart te trekken, was de juiste, en er is nog veel
potentieel.
Wereldkantcongres: ‘Living Lace’ (Martine Bruggeman)
Martine Bruggeman is coördinator tentoonstellingen van het Wereldkantcongres in Brugge, dat in
augustus 2018 zal plaatsvinden. Ze is tevens docente en doet onderzoek naar kantgeschiedenis en
verschillende kantsoorten.
In augustus 2018 wordt het Wereldkantcongres in Brugge georganiseerd. Het doel is de visie op kant
te vernieuwen. Enerzijds zullen prachtige, ongekende kantcollecties op bijzondere locaties
geëxposeerd worden. Historische kant, met religieuze en koninklijke topstukken, zal samen met
archiefstukken die de wereld van de kant belichten kunnen worden bewonderd.
Het accent ligt anderzijds meer op de kant die vandaag leeft. Vandaar ‘Living Lace’. De rijke techniek
van het kantklossen wordt vandaag onderricht in scholen en clubs, aan jong en oud, man en vrouw. Er
worden eigentijdse kantjuwelen gemaakt, kantpatronen worden verwerkt in realisaties van
topkunstenaars, modeontwerpers, interieurontwerpers … Telkens het resultaat van vakmanschap en
uitzonderlijke creativiteit, vertrekkend van de kanttechnieken en uitmondend in verrassend nieuwe
toepassingen.
Het Wereldkantcongres omvat, naast inhoudelijke lezingen en tentoonstellingen verspreid doorheen
de stad ook 11 verschillende vierdaagse workshops. Tot slot kunnen de internationale deelnemers ook
deelnemen aan een zesdaagse kantreis waarbij de verschillende steden worden bezocht (Binche,
Kortrijk, Ieper, Aalst, Temse, Antwerpen, Leuven, Sint-Truiden, Sint-Pieters-Leeuw, Brussel).
Alle informatie is terug te vinden op: www.worldlacecongressbrugge2018.be/ned/index.htm.
Ontdek de wetenschap! De nieuwe inrichting van het Rijksmuseum
Boerhaave in Leiden (Tiemen Cocquyt)
Tiemen Cocquyt studeerde in Utrecht natuurkunde en History and Philosophy of Science. Daarnaast
werkte hij als assistent-conservator in het Utrechts Universiteitsmuseum. Sinds 2010 is hij conservator
in Museum Boerhaave in Leiden, waar hij onder meer onderzoek doet naar de vroegste telescopen.
Herinrichting van het Museum Boerhaave
Het museum Boerhaave werd opgericht in 1991 en in 2016 volledig heringericht. Op dat moment trok
het museum zo’n 30.000 bezoekers per jaar. In de opstelling lag de klemtoon op een kwalitatieve
presentatie met een sterke chronologische opbouw. Het was eerder een ‘altaar voor het instrument’.
Met de herinrichting van het museum kwam men tegemoet aan verscheidene doelstellingen. Er was
nood aan een performante klimaatinstallatie, de bezoekersaantallen moesten groeien en het museum
moest de verwachtingen van de bezoekers beter inlossen. Zo moest ook de context geïntegreerd
worden in de presentatie van de voorwerpen. De crisis in het Nederlandse culturele veld in 2011 heeft
hier natuurlijk ook z’n impact gehad.
In 2014 werd een eerste pilootproject uitgevoerd waarbij het Anatomisch Theater aangepast werd tot
intro voor het museum. Het was een interessante oefening over hoe je het museum kan verbreden. Het
was vooral een evenwicht zoeken met de multimediapresentatie: hoe ga je publieksverbreding aan
zonder de trouwe bezoekers (die hier minder behoefte aan lijken te hebben) uit het oog te verliezen?
‘Mentality-model’ bezoekers
Het Museum Boerhaave werkte daarna samen met het bureau Motivaction uit Amsterdam. Zij hadden
een Mentality-model uitgewerkt met 8 sociale milieus waarin je bezoekers kan categoriseren. Sommige
categorieën spreekt het museum al aan. Voor de verbreding kan je via gerichte acties enkele
omliggende categorieën aanspreken, maar er zijn ook groepen die te ver af staan en je, alle
inspanningen ten spijt, toch amper zal bereiken.
De grootste meerwaarde van het model was dat het een houvast, een specifieke taal, gaf om over
bezoekers te praten.
Naar een nieuw (Rijks)museum Boerhaave
De vernieuwing van het museum had een enkele speerpunten:
o Thematische i.p.v. chronologische opbouw van de tentoonstelling en zalen
o Doortrekken naar de actualiteit: wat betekent de wetenschap voor mijn leven
o Een goede balans vinden tussen klassiek-museaal en interactief
o Publieksverbreding zonder de traditionele bezoeker af te schrikken
Het vernieuwingsproces zelf, met de verbouwing, de inventarisatie-inspanning en het herindelen van
het museum in vier thema’s met elk een eigen sfeer (Gouden Eeuw, Ziekte & Gezondheid, Machtige
Verzamelingen, Water, Stroom & Data en als laatste Grote Vragen) was een intensieve oefening die het
Museum Boerhaave tot een museum van wetenschapsgeschiedenis moet maken. Dat wil daarom niet
zeggen enkel pro-wetenschap - daar moet de bezoeker zelf een waardeoordeel over maken, want
wetenschap kan ook misbruikt worden.
Terugblik: is de verbreding geslaagd?
Het nieuwe Boerhaave toont nu de mens achter het instrument, in plaats van instrumenten op een
pedestal te plaatsen. Voorheen was het museum vooral een schatkamer van wetenschapsgeschiedenis
voor een beperkte groep ingewijden. Na de ingrijpende renovatie voelt de bezoeker dat de
wetenschap ook over zichzelf gaat.
De archief- en onderzoeksfunctie van het museum blijft gewaarborgd. De collectie in het depot kan
voor de liefhebbers en specialisten op afspraak geconsulteerd worden. Het onderzoek naar 17de-
eeuwse optiek gaat verder. De indrukwekkende handboekenbibliotheek werd weliswaar verhuisd naar
het depot, maar is daarom niet minder bereikbaar voor onderzoekers. Enkel de interface is veranderd.
Het verzamelbeleid werd ook beïnvloed door de herinrichting, zo wordt er ook gericht hedendaags
verzameld (bv. computererfgoed).
De focus van het museum ligt op wetenschap in Nederland, maar achter de schermen is er wel een
internationale samenwerking. Dit biedt mogelijkheden. (Zo heeft het Medisch Militair Museum in Sint-
Petersburg op één of andere manier een verrassende hoeveelheid materiaal over Boerhaave).
Vraaggesprek – lopende internationale projecten rond erfgoed van
techniek, wetenschap en industrie (moderator: Roel Daenen)
Stoomgraanzuiger 19: samenwerking Maritiem Museum Rotterdam en het MAS (Marieke van
Bommel, directeur MAS)
De stoomgraanzuiger 19, van origine Antwerps maar destijds verkocht aan Rotterdam, is de laatste
overgebleven drijvende graanelevator in Europa. Het doel van de samenwerking tussen het Maritiem
Museum Rotterdam en het MAS is om dit stukje Antwerps havenerfgoed (halftijds) terug te brengen,
veilig te stellen en het bredere havenerfgoed te valoriseren. De spectaculaire elevator kan op die
manier een vliegwiel zijn om ook meer aandacht voor het andere havenerfgoed te genereren en
deuren open te zetten.
De concrete aanleiding om de samenwerking op te starten was een fonds dat mogelijkheden bood om
dergelijk project te lanceren. De goede contacten met het Maritiem Museum in Rotterdam maakte dat
de samenwerking vlot verliep.
De elevator zal telkens een half jaar te zien zijn in Antwerpen en een half jaar in Rotterdam. Het MAS
kan beroep doen op een groep vrijwilligers die rond het maritiem erfgoed werken. Deze vrijwilligers
beschikken nog niet over de nodige kennis en ervaring om correct en veilig demonstraties met de
stoommachine in de graanzuiger te houden. Het contact, de samenwerking en de expertisedeling met
de Nederlandse vrijwilligers is een belangrijk aspect in dit project en een mooi voorbeeld van hoe
kennis optimaal uitgewisseld wordt. Daarnaast wordt ook verder onderzocht hoe de elevator
duurzaam behouden en ontsloten kan worden.
Waar de vrijwilligers uit Vlaanderen en Nederland elkaar vlot weten te vinden, loopt de afstemming
tussen de organisaties zelf soms wat moeilijker.
Europese smeedopleiding ‘Virtuoos met Vuur’ (Jef Vissers, smid en deelnemer Europese
smeedopleiding Virtuoos met Vuur!)
Je leert een vak of een ambacht niet in een knip. Er kruipt zeer veel tijd in om de finesses onder de knie
te krijgen. Jef begon zijn opleiding als smid door te werken in de smederij van zijn moeder, vervolgens
volgde hij de opleiding aan het DKO in Antwerpen en na de sluiting ervan zette hij zijn vorming verder
aan de Academie in Anderlecht. Verder heeft hij overal een beetje geleerd: uit persoonlijke contacten,
op (internationale) bijeenkomsten van smeden, bij smeedwedstrijden …
De mogelijkheid om bijvoorbeeld via het initiatief Virtuoos met Vuur! ervaren smeden naar hier te
kunnen halen die aan de top van hun ambacht staan, is zeer belangrijk. De smeden Claudio Bottero en
Pavel Tasovsky die de opleiding Virtuoos met Vuur! verzorgen, werden beiden anders gevormd en
hebben elk eigen technieken. Door van hen te leren ontstaan ook hier nieuwe perspectieven op het
smeden en zo brengen ze ook hier vernieuwing in het smeedambacht.
Het grensoverschrijdend karakter van het mijnerfgoed (Leen Roels, inhoudelijk coördinator
Erfgoedcel Mijn-Erfgoed)
Het erfgoed van de mijnen kan je niet binnen één regio houden. Fysiek loopt het mijnbekken door
naar Engeland, Nederland en Duitsland. De mijnwerkerscultuur is bovendien eenvoudigweg een
internationaal gegeven.
In 2012 nam de Erfgoedcel Mijn-Erfgoed met een erfgoedtentoonstelling deel aan Manifesta 9. In 2015
werd naar aanleiding van het Jaar van de Mijnen (M2015) in Nederland binnen de Euregio kennis en
ervaring met betrekking tot het mijnerfgoed gedeeld. Dit jaar zal in april (ontstaansmaand van EGKS)
en in het kader van het Europees Jaar van Cultureel Erfgoed de ‘First European Mining Heritage
Meeting’ georganiseerd worden. Trekker is de VVIA-afdeling Limburg.
Mijnwerkersontmoetingen worden georganiseerd om onder meer verschillen en gelijkenissen te
achterhalen tussen regio’s. Oud-mijnwerkers vinden elkaar vlot en de taal vormt daar minder vaak een
barrière. Het verschil in de benaming van gebruikte voorwerpen, machines … heeft echter wel een
grote impact op het inventariseren en afstemmen van collecties.
Om de eigen vrijwilligers rond het mijnerfgoed te motiveren en gemotiveerd te houden voor dit soort
internationale ontmoetingen en evenementen is het belangrijk om persoonlijk contact te houden en te
luisteren naar wat ze nodig hebben of willen realiseren. Dat komt echter niet altijd overeen met het
internationale verhaal of de internationale events.
Europees project rond Immaterieel Erfgoed: IMP – intangible cultural heritage and museums
project (Kia Tsakiridis, projectcoördinator IMP – Werkplaats immaterieel erfgoed)
In 2016 werd door expertisecentrum Werkplaats immaterieel erfgoed succesvol een Europese
projectaanvraag ingediend rond immaterieel erfgoed en musea, die in juli 2017 van start ging.
Bedoeling is om binnen het project samen met vier partnerorganisaties uit vijf landen vijf
internationale conferenties op te zetten en vijf expertmeetings. Hierbij worden musea gevraagd
inspirerende praktijkvoorbeelden voor te stellen van hoe ze werken rond immaterieel erfgoed. Wat
ambachten en technieken betreft wordt al snel gekeken naar musea die een werking rond ambachten
hebben. Een grote uitdaging bestaat erin immaterieel erfgoed ook bij bijvoorbeeld kunstmusea ingang
te doen vinden, en methodieken te ontwikkelen die in diverse Europese landen van toepassing zijn.
Hoe kan ETWIE volgens jullie het TWIE-veld ondersteunen wat betreft internationalisering?
ETWIE kent de sector heel goed, weet waar dingen spelen en kan vanuit zijn netwerk een belangrijk
knooppunt zijn voor mensen die nog niet bekend zijn met elkaar. Kia vult aan dat ETWIE bijvoorbeeld
ook kan helpen bij het lanceren van de call i.v.m. ICE en innovatie en om resultaten van projecten,
initiatieven en onderzoeken binnen het veld te verspreiden. Jef moedigt aan om verder te werken op
de manier waarop ETWIE nu reeds bezig is, zoals Joeri, die de cursus van de voortgezette
smeedopleiding bijvoorbeeld mee begeleidt en coördineert.
Tot slot: de organisatie moet wel meer proactief aansluiten bij internationale netwerken. Een andere rol
die voor ETWIE weggelegd is, is de hulp bij industriële collecties, waar een grote nood is aan meer
structurele kennis en ondersteuning. Hulp bij het inventariseren en in kaart brengen van collecties blijft
ook belangrijk.
Opmerkingen uit het publiek
o Internationaal werken betekent niet altijd buiten de landsgrenzen. Het is ook belangrijk om over
de taalgrens banden aan te halen met Wallonië, waar ook veel expertise aanwezig is en
vernieuwende zaken gebeuren.
o Zoek zeker ook contact met bedrijven, zoals in Nederland al vaker gebeurd. Daar ligt nog veel
ontwikkelingspotentieel.
o Wat het ambacht van de schrijnwerker betreft, gebeurt er helaas bedroevend weinig, terwijl die
kennis echt verloren dreigt te gaan. De lancering van het nieuwe beurssysteem aangekondigd
door de minister kan hier heel wat kansen bieden.