tijdschrift van de artsen(vereniging) jeugdgezondheidszorg … · regionaal en lokaal niveau),...

28
TIJDSCHRIFT VAN DE ARTSEN(VERENIGING) JEUGDGEZONDHEIDSZORG NEDERLAND NUMMER 20 NAJAAR 2010 JA! JEUGDGEZONDHEIDSZORG ACTUEEL JGZ en ethische kwesties Onderzoek verbreedt gezichtsveld Effectieve Interventies bij ASS? Paul Helders met emeritaat Meldcode(s) JGZ goes Africa Stephen Covey inspireert JGZ

Upload: others

Post on 10-Jul-2020

1 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: TIJDSCHRIFT VAN DE ARTSEN(VERENIGING) JEUGDGEZONDHEIDSZORG … · regionaal en lokaal niveau), wetenschappelijke ont-wikkelingen, nascholing en verenigingsnieuws. JA!wil de vaak solistisch

T I J D S C H R I F T V A N D E A R T S E N ( V E R E N I G I N G )

J E U G D G E Z O N D H E I D S Z O R G N E D E R L A N D

N U M M E R 2 0

N A J A A R 2 0 1 0JJAA!!J E U G D G E Z O N D H E I D S Z O R G A C T U E E L

JGZ en ethische kwesties

Onderzoek verbreedt gezichtsveld

Effectieve Interventies bij ASS?

Paul Helders met emeritaat

Meldcode(s)

JGZ goes Africa

Stephen Covey inspireert JGZ

Page 2: TIJDSCHRIFT VAN DE ARTSEN(VERENIGING) JEUGDGEZONDHEIDSZORG … · regionaal en lokaal niveau), wetenschappelijke ont-wikkelingen, nascholing en verenigingsnieuws. JA!wil de vaak solistisch

I N H O U DJA! Jeugdgezondheidszorg Actueel! Ledenbulletinvan de Artsen(vereniging) JeugdgezondheidszorgNederland (AJN)Verschijnt 3 keer per jaarWebsite AJN: www.artsenjgz.nl

ISSN: 1873-8346

Redactie

Lucy Arntzenius, Henk Groeneveld, Michèle Haag-mans, Nen Heerdink, Trudy de Jong, MarianneNijnuis, Elle Struijf

Uitgever en redactionele ondersteuning

Uitgeverij gezondheidsinstituut NIGZ, Woerden.Tekstbureau Veronique Huijbregts, Utrecht

Redactieadres

Uitgeverij NIGZ • Postbus 5003440 AM Woerden t: (0348) 43 98 19 • f: (0348) 43 76 66e: [email protected]

Redactionele formule

JA! (Jeugdgezondheidszorg Actueel!) is het tijd-schrift van de Artsen(vereniging) Jeugdgezond-heidszorg Nederland (AJN). Het besteedt aandachtaan alle aspecten rondom de beroepsuitoefeningvan de artsen in de Nederlandse jeugdgezond-heidszorg, zoals de uitvoering, politiek (op landelijk,regionaal en lokaal niveau), wetenschappelijke ont-wikkelingen, nascholing en verenigingsnieuws.JA! wil de vaak solistisch of in kleine teams wer-kende artsen jeugdgezondheidszorg een forum bie-den om ervaringen en ontwikkelingen met elkaar tedelen, discussies op gang te brengen en de gevol-gen van maatschappelijke en politieke ontwikkelin-gen voor het voetlicht te brengen.

Abonnementen

Secretariaat AJN, dinsdag - donderdag 10.00 -12.00 uur, (0252) 42 10 74 of [email protected] AJN-leden ontvangen JA! Voor niet-leden vande AJN zijn de kosten van een abonnement € 25,-per jaar (3 nummers). Een los nummer kost € 10,-. Een verzoek om een abonnement kunt u schriftelijkindienen bij het secretariaat van de AJN, Postbus24, 2160 AA Lisse. Een abonnement gaat in per 1januari. Als u in de loop van het jaar een abonne-

ment neemt, wordt de abonnementsprijs evenredigmet het te ontvangen aantal nummers verrekend.Het abonnement loopt automatisch door tenzij hetvoor 1 november schriftelijk bij het secretariaat vande AJN wordt opgezegd.

Advertenties

Evelien Storchi p/a Uitgeverij NIGZ Postbus 5003440 AM Woerden(0348) 439819e: [email protected]

Aanleveren advertenties

Uitgeverij NIGZ Postbus 5003440 AM Woerdene: [email protected]

Advertenties vallen buiten de verantwoordelijkheidvan de redactie. Ze kunnen zonder opgaaf vanredenen worden geweigerd.

Foto omslag: Marcel SpanjerOntwerp en opmaak

Om tekst en vorm, UtrechtDruk

Advadi, Westervoort

Deze uitgave is mede mogelijk dankzij financiëleondersteuning van Nutricia Nederland B.V.

AJN-Ledenvergaderingen 2010: 26 november(thema: Leefstijl van jongeren). AJN-Ledenvergaderingen in 2011: 25 maart, 24 juni, 25november.

DDeeaaddlliinnee vvoooorr hheett mmaaaarrttnnuummmmeerr vvaann 22001111:: 77 jjaannuuaarrii 22001111..

Veel informatie over de AJN kunt u vinden viawww.artsenjgz.nl

C O L O F O N

Deelnemen aan een samenleving betekent tevens reke-ning houden met moraal-ethische vragen. Het dilem-ma of toegestaan kan worden een tienermeisje alleen

op zee te laten zeilen speelde in de afgelopen periode. Inhoeverre mag en kan de overheid zich bemoeien met dewijze waarop ouders opvoeden? In deze JA! is een keuze ge-maakt uit het grote scala van onderwerpen op dit terrein. JGZkan in een ethische dilemma komen bij een interventie diedoor mensen als goed wordt beschouwd, maar in feite geenwerkelijk resultaat oplevert behalve voor de beurs van deaanbieder(s). Hoe pak je het aan om met een kind over haarof zijn overgewicht te praten als moeder of kind daar nietsvoor voelen? Wat te doen als de medewerkers uit eigen orga-nisatie weigeren een HPV-vaccinatie te geven? Hoe gaat deJGZ’er om met vragen van ouders over de zogenoemde ‘al-ternatieve geneeswijzen’ of over bijvoorbeeld ‘dolfijntherapie’?De KNMG heeft een duidelijke gedragsregel opgesteld: ‘Dearts en niet-reguliere behandelwijzen’. In een ander artikelwordt onderzoek beschreven naar de haalbaarheid van inter-venties, waaronder ‘alternatieve’, voor kinderen met een ver-standelijke beperking of ASS. MEE Nederland heeft haar vi-sie over omgaan met de kinderwens van mensen met eenverstandelijke beperking in een richtlijn gezet.

Anja verzucht dat zij niet meer wijs kan uit de meldcodes.Hopelijk is het haar duidelijker na het lezen van het artikelover de KNMG-Meldcode kindermishandeling en de Basismeldcode huiselijk geweld en kindermishandeling van VWS.Hoe men beter in zijn eigen organisatie kan functionerenwerd in een seminar door de ‘goeroe Covey’ gebracht: Prak-tijkvoering op een ‘alternatieve’wijze. In deze JA! is een nieuwe rubriek toegevoegd: JGZ en onder-zoek. In interviews wil de Wetenschappelijke commissie vande AJN collega’s laten spreken over hun onderzoek. Sommi-ge collega’s gaan wel heel ver met onderzoek en het opzettenvan andersoortige zorgverlening blijkens het artikel ‘JGZgoes Africa’. De JA!-redactie is zeer benieuwd naar het ver-volg van deze bijzondere actie.Een voor de JGZ zeer gewaardeerde man gaat met emeritaat:Paul Helders heeft in een interview verteld over zijn loopbaan.Rest nog een oproep om kopij voor de rubriek ‘jeugdgezond-heidszorg in de praktijk’. Iedereen komt rare, leuke, interes-sante, moeilijke zaken tegen tijdens of gerelateerd aan hetwerk in de JGZ. Schroom niet maar stuur het op naar [email protected]

Nen Heerdink, waarnemend hoofdredacteur

R E D A C T I O N E E L

NIEUWS

In memoriam Hans van Wieringen 3

ONTWIKKELINGEN

Een kinderwens en een verstandelijke beperking 4

ONDERZOEK

Met onderzoek dien verbreed je je blikveld 6

Wat is er en wat werkt? 8

Over verantwoordelijkheid en autonomie 10

OPINIE

Een weldoener voor de JGZ blikt vooruit en terug 12

COLUMN 14

ONTWIKKELINGEN

De gedragsregel van de KNMG 15

Nieuw! Meldcode huiselijk geweld

en kindermishandeling 16

JGZ-ANDERS

JGZ goes Africa 18

UIT DE PRAKTIJK

Gewetensbezwaren tegen HPV: kan dat bij de GGD? 22

Beroepsethiek, evenwicht tussen beroepsgeheim,

zorgvuldigheid en vertrouwen 23

IN DE PRAKTIJK

Inspiratie voor de dagelijkse werkpraktijk 24

ONDERZOEK

Slim slapen 25

CAM bij kinderen 25

VAN HET BESTUUR

Verslag ALV 18 juni 2010 26

Page 3: TIJDSCHRIFT VAN DE ARTSEN(VERENIGING) JEUGDGEZONDHEIDSZORG … · regionaal en lokaal niveau), wetenschappelijke ont-wikkelingen, nascholing en verenigingsnieuws. JA!wil de vaak solistisch

3JA! najaar 2010 �

Hans van Wieringen studeerde van 1945tot 1952 medicijnen aan de Rijksuniver-siteit Leiden. Aansluitend volgde hij daarde specialisatie kindergeneeskunde.Zijn opleider professor Veeneklaas leer-de hem twee essentiële zaken die een be-langrijk stempel op zijn carrière hebbengedrukt. Het eerste element was: “Pe-diatrie heeft zijn bestaansrecht vanwe-ge het feit dat kinderen groeien en zichontwikkelen”1) Daarnaast leerde hij tij-dens zijn opleiding om de diagnosealtijd in een vaste volgorde te doorlo-pen en vervolgens “te registreren wat jehebt beleefd”. Na een korte periode alskinderarts voor de Noordoostpolderwerd Van Wieringen provinciaal kin-derarts van Overijssel. In beide regio’sintroduceerde hij een medische kaartdie voor registratie in de consultatiebu-reaus werd gebruikt.

In 1962 nam de carrière van Hans vanWieringen een belangrijke wending: hijvertrok naar TNO om daar wetenschap-pelijk medewerker bij de afdeling So-ciale hygiëne te worden. Vanaf dat mo-ment kwam het zwaartepunt bij de we-tenschap te liggen. Een belangrijke bij-drage aan de jeugdgezondheidszorg le-verde Van Wieringen in deze jaren alscoördinator van de Tweede LandelijkeGroeistudie. Van 1964 tot 1966 werdengegevens betreffende de lengte en het ge-wicht van zuigelingen, kinderen, dienst-plichtigen en studenten verzameld engeanalyseerd. Hierbij liet Van Wierin-gen zich ook als ‘knutselaar’ niet onbe-tuigd: “Ik ben toen een babymeetbakgaan ontwikkelen; die bestond niet,want op zuigelingenbureaus werd nietgemeten.” Een groot verschil met devoorafgaande groeistudie uit 1955 was

dat de groeispurt in de puberteit duide-lijk(er) naar voren kwam. De groeicurvendie Van Wieringen en zijn medeonder-zoekers ontwikkelden zijn later voor delongitudinale begeleiding ingezet doorartsen in de jeugdgezondheidszorg.In 1972 promoveerde Hans van Wierin-gen op wat eigenlijk drie dissertaties inéén zijn: Seculaire groeiverschuiving; lengteen gewicht surveys 1964-1966 in Nederlandin historisch perspectief. Behalve de Twee-de Landelijke Groeistudie omvatte zijndissertatie een analyse van de historischeontwikkeling van de lichaamslengte inNederland en een onderzoek naar de re-latie tussen lichaamslengte en sociaal-economische omstandigheden. Een be-langrijke ontdekking van Van Wieringenwas dat de groeicurve (lengteontwikke-ling) in de voorafgaande honderdvijftigjaar was verschoven en de lengtegroeidus afhankelijk was van omstandighe-den als voeding, hygiëne en zorg. Zijn dissertatie leidde tot een volgendewending in zijn loopbaan. In april 1973

werd Van Wieringen lector sociale pe-diatrie aan de Universiteit van Utrecht.Later veranderde deze functie in eenhoogleraarschap. Vanaf deze tijd washij tevens verbonden aan het Wilhelmi-na Kinderziekenhuis. Generaties Utrecht-se jeugdartsen in opleiding hebben ken-nis genomen van zijn gezegde “variatieis de norm”. Ook zijn uitspraak “Je moetieder kind zien om te zeggen of dit kindeen risicokind is” heeft binnen de jeugd-gezondheidszorg lang doorgeklonken.Met Machteld Roede gaf hij gestalte aande Derde Landelijke Groeistudie die in1985 verscheen. Zijn proefschrift en nieuwe functie ga-ven een impuls aan zijn internationalewetenschappelijke carrière. Vanaf 1977presenteerde hij frequent de resultatenvan zijn onderzoek op de InternationalCongresses of Auxological Research. Dit on-derzoek resulteerde in een groot aantalpublicaties en droeg bij aan zijn inter-nationale bekendheid. Zijn bekendstepublicatie is ongetwijfeld “Secular growthchanges”, die is gepubliceerd in eenbundel onder redactie van J. M. Tanner.Vanaf de jaren tachtig zorgden deze pu-blicatie en zijn proefschrift ook voor be-kendheid onder economisch historici.Zij ontdekten in deze periode de li-chaamslengte als indicator voor de le-vensstandaard en hebben vaak uit zijnwerk geput. In een interview naar aanleiding vanhet verschijnen van de Vierde Landelij-ke Groeistudie liet Van Wieringen zichontvallen: “We gaan niet door het pla-fond heen.” Jammer genoeg heeft hijde presentatie van de Vijfde LandelijkeGroeistudie niet meer mogen meema-ken en dus ook niet meer kunnen con-stateren dat zijn voorspelling over delengtegroei is uitgekomen.

1) De citaten in dit artikel komen uit een

interview van Vincent Tassenaar en Jan

Jacobs met Hans van Wieringen op vrij-

dag 3 november 2006 te Groningen. Met

dank aan Lies Baars-Drent voor het ver-

zorgen van de transcriptie.

In memoriam Hans van Wieringen14 mei 2010 is professor dr J.C. (Hans) van Wieringen overleden. Hans

van Wieringen was als arts en wetenschapper een veelzijdig mens. Hij

genoot daarom niet alleen bekendheid onder kinder- en jeugdartsen,

maar was ook een man van naam onder andere medici, statistici en

economisch historici.

� Henk Groeneveld, Jan Jacobs, Vincent Tassenaar

N I E U W S

Page 4: TIJDSCHRIFT VAN DE ARTSEN(VERENIGING) JEUGDGEZONDHEIDSZORG … · regionaal en lokaal niveau), wetenschappelijke ont-wikkelingen, nascholing en verenigingsnieuws. JA!wil de vaak solistisch

4 � JA! najaar 2010

Een van de taken van de jeugdgezond-heidszorg is het bewaken van het wel-zijn van kinderen. Wij hebben pas temaken met ouders als en omdat er kin-deren zijn. Ook zorg die prenataalwordt gegeven is nog steeds niet pre-conceptioneel. Pas bij de aanwezigheidvan kinderen gaat de vraag spelen ofouders wel geschikt zijn voor het ou-derschap. Voor die tijd is deze nog am-per aan de orde. Wie via IVF zwangerwil worden heeft wel te maken met eenleeftijdsgrens, maar niemand onder-zoekt vooraf of de ouder(s) wel ge-schikt is (zijn) voor het ouderschap.Volgens de richtlijn van 2009 gaat deNVOG over tot behandeling tenzij ergrote twijfels zijn (Richtlijn NVOG,2009). Een uitgebreid onderzoek, zoalsdat bij adoptie wel plaatsvindt, is nietaan de orde. De wens alleen is voldoen-de om, klinisch gezien, medewerkingte verlenen. Vooraf is er geen selectie-criterium om na te gaan of een be-vruchting wel wenselijk is. Een uitzon-dering op deze benadering vormt inNederland de groep mensen met eenverstandelijke beperking. Bij dezegroep stelt de politiek vragen of het welgewenst is dat zij kinderen krijgen.

Volwaardige burgers

Met de kinderwens van mensen meteen verstandelijke beperking hangt eenethisch dilemma samen. “Vooral in Ne-derland blijft de discussie erg hangenrond de vraag of het mag of niet. In hetbuitenland is dit minder belangrijk enwordt er meer onderzoek gedaan naargeschikte ondersteuningsmogelijkhe-

den voor deze ouders”, aldus DaniëlleGorgels en Gaby Coolen. “Wij vindenhet jammer dat in Nederland de vraag‘wel of niet’ zo op de voorgrond staat.Ook mensen met een beperking zijnvolwaardige burgers. Van hen wordtverwacht dat zij participeren in de sa-menleving en een steentje bijdragen.Waarom dat niet zou gelden als hetgaat om ouderschap is dan de vraag.Uit onderzoek blijkt bovendien dat deverstandelijke beperking alleen nietbepalend is voor de vraag of ouderssuccesvol hun kind kunnen opvoeden.Het gaat om een samenspel van facto-ren. Een belangrijke factor is de soci-aal-economische situatie, maar ook deleerbaarheid, het vermogen om hulp tevragen en het sociaal netwerk speleneen rol. Omdat de beperking geen

voorspellende waarde heeft, kun je datgegeven niet als uitgangspunt nemenbij een beoordeling.”Mensen met een verstandelijke beper-king voelen zich gediscrimineerd om-dat bij hen steeds de vraag wordt ge-steld of zij wel kinderen mogen krij-gen, terwijl het bij veel ouders ook nietaltijd goed gaat, zeggen Gorgels enCoolen. Dat kunnen ouders zijn met an-dere problemen, zoals verslaving ofpsychische problematiek, maar ook ge-wone ouders waarmee op het eerste ge-zicht niets aan de hand lijkt te zijn.

Bewustwording

Bij de visie die MEE heeft ontwikkeldstaat bewustwording voorop: bewust-wording in de fase dat jongeren meteen beperking opgroeien en nadenkenover hun toekomst, in de fase waarin zijeen kinderwens hebben, als ze zwan-ger zijn en nadat het kind geboren is.Hierdoor krijgen de jongeren inzicht inwat het ouderschap inhoudt en wat hetbetekent een kind te hebben, zodat zijbewust kunnen kiezen voor het ouder-schap of om er vanaf te zien.Zijn mensen zwanger of hebben zij aleen kind, dan is het belangrijk dat zij de

De meeste mensen krijgen kinderen zonder dat iemand een vraagteken

zet bij hun geschiktheid als ouder. Alleen bij mensen met een verstan-

delijke beperking stelt de politiek de vraag of het wel gewenst is dat zij

kinderen krijgen. MEE Nederland heeft vanuit haar ervaring een visie

op deze vraag geformuleerd en deze vertaald in een richtlijn. In een

gesprek met Trudy de Jong lichten Daniëlle Gorgels en Gaby Coolen van

MEE Nederland de inhoud en toepassing van de richtlijn toe.

� Trudy de Jong

N I E U W E O N T W I K K E L I N G E N

Een kinderwens en een verstand

Page 5: TIJDSCHRIFT VAN DE ARTSEN(VERENIGING) JEUGDGEZONDHEIDSZORG … · regionaal en lokaal niveau), wetenschappelijke ont-wikkelingen, nascholing en verenigingsnieuws. JA!wil de vaak solistisch

juiste ondersteuning krijgen, zodat zijhun kind veilig kunnen opvoeden. Is deveiligheid niet gewaarborgd, dan is hetbelangrijk dat professionele organisa-ties hun verantwoordelijkheid nemen,maar zij moeten daar dan wel gegronderedenen voor hebben.Met de ontwikkelde richtlijn geeft MEEdeze visie voor consulenten handen envoeten. Hierin staat wat consulenten inieder geval wel en niet moeten doen. Erblijft ruimte voor maatwerk. Iederesituatie is weer anders en vraagt om eeneigen benadering.

Hulpmiddelen voor de consulent

Naast de richtlijn zijn er verschillendematerialen en methodieken om hetgesprek met cliënten aan te gaan. Zo iser een kinderwenskoffer met hulpmid-delen om het gesprek op gang te bren-gen. Deze bevat onder meer een spelmet vragen over de toekomst, bijvoor-beeld over geld, werk, et cetera. Om decliënt te laten ervaren hoe het is om eenbaby te hebben is er een oefenpop.Daarnaast bestaat er een e-learning-cursus voor consulenten en andereprofessionals om vaardigheden te ont-wikkelen om de ondersteuning vorm tegeven. Ondanks de begeleiding blijftde kans bestaan dat het niet goed gaattussen ouder en kind. Dan kan hetnodig zijn een AMK-melding te doen.Ook als blijkt dat ouders hun kind nietzelf kunnen opvoeden blijven zij wel deouders. Zij verdienen dan ondersteu-ning bij de verwerking van het gegevendat het kind uit huis is geplaatst en bijhet invullen van hun rol van ouders opafstand. Gebeurt dit niet, dan is de kansgroot dat zij door een nieuwe zwanger-schap invulling willen geven aan hetouderschap.

Samenwerking met de JGZ

Het gesprek met Daniëlle Gorgels enGaby Coolen ging ook over de samen-werking met de JGZ. “Elkaar verster-ken is het doel van de samenwerking”,

aldus Gorgels en Coolen. “MEE hooptmet de richtlijn haar visie en rol helderweer te geven. Wij kunnen de JGZ on-dersteunen in de omgang met oudersen jongeren met een verstandelijke be-perking.”Een wens van MEE is om in de toe-komst meer aandacht te besteden aanhet bewustwordingsproces op scholenin het speciaal onderwijs. Dat zou ver-der moeten gaan dan seksuele voor-lichting. Vragen als ‘Hoe zie je je toe-komst?’ en ‘Wil je een gezin en hoe zietdat er dan uit?’ zouden daarin aan deorde moeten komen. Gorgels en Coo-len: “Het onderwerp is dan nog nietbeladen en hopelijk goed bespreekbaar.

Ouders onderschatten hun kind in ditopzicht vaak en denken dat hij of zijnog niet met dit soort vragen bezig is.Ziet de JGZ hier voor zichzelf een rolweggelegd?”

Geïnteresseerden kunnen de visie en derichtlijn opvragen bij MEE Nederland,Gaby Coolen ([email protected]) of kijken op www.mee.nl enwww.kijkopkinderwens.nl.

Literatuur: Mogelijke morele contra-indica-

ties bij vruchtbaarheidsbehandelingen.

NVOG, 2009.

5JA! najaar 2010 �

delijke beperking

� Michèle Haagmans

Volgens de werkwijze van de triage-methodiek heeft een doktersassisten-te Bart van elf jaar onderzocht. Zijn ou-ders hadden van tevoren vragenlijsteningevuld en toestemming gegevenBart te onderzoeken zonder hun aan-wezigheid. Zij gaven in de ingevuldelijsten geen bijzonderheden of vragenaan.De doktersassistente heeft een kortgesprek met Bart gevoerd en hem ge-meten en gewogen.

Een paar dagen later nam de moedervan Bart contact met mij op. Bart wastamelijk overstuur thuisgekomen enhad verteld dat de doktersassistentetegen hem had gezegd dat hij op degrens van overgewicht zat. De assis-tente zou ook gezegd hebben dat zeoverwoog de ouders uit te nodigen vooreen extra contactmoment. De moedervond dat wij zoiets niet zomaar tegeneen kind konden zeggen. Zij noemde

het zelfs ‘traumatisch’. Zij vond dat zul-ke informatie alleen met een ouderbesproken mocht worden.

Volgens ons protocol is het niet wen-selijk dat doktersassistenten tegen-over het kind uitspraken doen over hetgewicht. In een situatie dat het kind erzelf naar vraagt is dat soms een lasti-ge afweging, maar termen als ‘over-gewicht’ of ‘te dik’ gebruiken we danniet. Wij beseffen dat die woorden ge-voelig liggen, zeker bij deze leeftijds-groep.

Aan de andere kant zullen de meestekinderen die te zwaar zijn op deze leef-tijd ook wel zelf beseffen dat ze overge-wicht hebben; wat zeg je dan als zeernaar vragen? Mag je tegen een kindvan deze leeftijd dan wel vertellen datzijn ogen niet goed zijn? En is het an-ders als een arts of verpleegkundigedit vertelt dan een doktersassistente?En is het anders als ouders erbij zijn?

Casus overgewicht: vragen,vragen…

Page 6: TIJDSCHRIFT VAN DE ARTSEN(VERENIGING) JEUGDGEZONDHEIDSZORG … · regionaal en lokaal niveau), wetenschappelijke ont-wikkelingen, nascholing en verenigingsnieuws. JA!wil de vaak solistisch

6 � JA! najaar 2010

O N D E R Z O E K

Kun je jezelf introduceren? Mijn naam is Mascha Kamphuis. Ikword dit jaar alweer veertig. Op de val-reep hebben mijn vriend Boudewijn enik vorig jaar een mooi zoontje gekre-gen, Jor.

Hoe ben je in de JGZ en het JGZ-onderzoekterechtgekomen?Na de geneeskundestudie lag mijn hartbij werken met kinderen. Omdat ik nietanders wist, wilde ik in de kinderge-neeskunde aan de slag gaan. Ik begontijdelijk als een soort huisarts bij de Jut-ters (jeugd-GGZ in Monster), vervolgenswerd ik AGNIO in Gouda, het GroeneHart Ziekenhuis. Hoewel het werk mebeviel, miste ik verdieping. De brief dieik kreeg met de vraag of ik wilde solli-citeren voor wetenschappelijk onder-zoek, kwam dan ook als geroepen. Van1998 tot 2002 heb ik promotieonder-zoek gedaan naar de kwaliteit van levenbij jongvolwassenen met een aangebo-ren hartafwijking. Voor dit onderzoekwerkte ik met verschillende afdelingensamen: TNO afdeling Jeugd, en zowelmet de afdeling kindergeneeskunde/kindercardiologie als cardiologie vanhet LUMC. Het was een leerzaam traject,waarin ik veel zag van de kliniek, leerdeover onderzoek doen (statistiek, epide-miologie), maar ook kennis maakte metde jeugdgezondheidszorg. Ik zag datbinnen TNO Kwaliteit van leven veel ge-beurde op dat gebied en werd steedsnieuwsgieriger naar dat vak. Daarombesloot ik na de promotie niet in de kin-dergeneeskunde verder te gaan, maarde JGZ te verkennen. Dat bleek een schotin de roos. Ik kon snel aan de slag opverschillende consultatiebureaus in deregio Delft. Maar toen ik na twee jaar gevraagdwerd voor de werkgroep van de richtlijnhartafwijkingen en bleek dat er een on-

derzoeksplek vrijkwam bij TNO, hoef-de ik niet lang na te denken. Inmiddelsben ik alweer vijf jaar wetenschappelijkmedewerker bij TNO. Momenteel com-bineer ik dat met een dag werk op hetCB.De opleiding tot jeugdarts heb ik instappen gedaan: eerst nog de oude ap-plicatiecursus voor werken op het con-sultatiebureau (2003), daarna de oplei-ding (eerste opleidingsjaar in 2004,tweede jaar in 2008). Ik mag me nu dusjeugdarts KNMG noemen.Naast het werk is sporten voor mij on-misbaar: ik loop nu en dan hard en sta

met regelmaat met de voeten in hetzand om te volleyballen. Sinds de komstvan de kleine is er niet veel tijd over voormijn andere hobby: sportklimmen. Ditprobeer ik dan af en toe op vakantiesnog te doen.

Wat voor onderzoek heb je tot nu toe gedaanen wat waren de resultaten?Het grootste deel van de drie dagen datik bij TNO werk heb ik ‘richtlijnen’ on-der mijn hoede. De ontwikkeling daar-van vergt veel literatuuronderzoek,planning en samenwerking. Ik hebonder andere meegewerkt aan de richt-

� Josien van Wijk

Interview met Mascha Kamphuis, JGZ-medewerker en onderzoeker

“Met onderzoek doen verbreed je

Mascha Kamphuis

‘De wetenschappelijke commissie wil de AJNleden ondersteunen bij diverse activiteitenwaaronder: jeugdartsen enthousiast makenvoor wetenschappelijk onderzoek, een hel-pende hand bieden in de vorm van coachingbij artsen JGZ die onderzoek doen, het infor-meren van de leden over wetenschappelijkonderzoek etc. Dit interview is in de JA! opge-nomen als voorbeeld van een jeugdarts inonderzoek. Mocht je vragen hebben over hetdoen van onderzoek, dan kun je je wenden totde wetenschappelijke commissie via:[email protected].’

Page 7: TIJDSCHRIFT VAN DE ARTSEN(VERENIGING) JEUGDGEZONDHEIDSZORG … · regionaal en lokaal niveau), wetenschappelijke ont-wikkelingen, nascholing en verenigingsnieuws. JA!wil de vaak solistisch

7JA! najaar 2010 �

lijnen Hartafwijkingen en Kleine lengte. Eenmooi onderzoek waaraan ik heb gewerkt gingover bedplassen. Het opnemen zonder wacht-woord bleek effectiever bij jonge bedplassersdan andere methoden en niets doen. Hier is eenmooie publicatie over verschenen (vanDommelen 2009, zie ook de JA! van maart2010).

Aan welk onderzoek werk je nu?Op dit moment werk ik aan de ontwikkelingvan richtlijnen over de volgende onderwer-pen: zindelijkheid, huidaandoeningen en op-voedingsondersteuning. Daarnaast werk ikaan een besliskundige analyse, waarbij we hetverwijsprobleem bij de niet-scrotale testis inkaart brengen en analyseren. Ook ben ikbetrokken geweest bij de opzet en uitvoeringvan het onderzoek naar de effectiviteit van ver-korte videohometraining bij ouders die zichzorgen maken om het huilen van hun baby.

Wat is leuk aan onderzoek doen?Met onderzoek doen verbreed je je blikveld,wat ik erg prettig vind. Je wordt je bewuster vanje handelingen tijdens je werk in de praktijk.Daarnaast is het leuk om te werken aan de ver-hoging van de kwaliteit van de JGZ in algeme-ne zin.

Heb je nog tips voor (aanstaande) onderzoekers?Als je onderzoek doet, zorg dan dat je goed opde hoogte bent van controverses in het veld.Zoek vervolgens de verschillende partijen open probeer zoveel mogelijk samen te werken.

Wat voor onderzoek ontbreekt er op dit moment naarjouw mening nog?Ik ben erg blij met de nieuwe ZonMw-rondedie gaat over Vernieuwing van de uitvoerings-praktijk jeugdgezondheidszorg. Het gaathierbij direct om het verhogen van de kwaliteitvan de JGZ-praktijk.

Josien van Wijk is lid van de wetenschappelijke

commissie van de AJN

e je blikveld”

Page 8: TIJDSCHRIFT VAN DE ARTSEN(VERENIGING) JEUGDGEZONDHEIDSZORG … · regionaal en lokaal niveau), wetenschappelijke ont-wikkelingen, nascholing en verenigingsnieuws. JA!wil de vaak solistisch

8 � JA! najaar 2010

O N D E R Z O E K

Onderzoeksopzet

Het onderzoek liep van december 2008tot en met november 2009 en besloegtwee fasen. De eerste fase betrof een inventarisatievan de interventies die in Nederlandworden gebruikt voor kinderen met eenautismespectrumstoornis en/of een ver-standelijke beperking. In de tweede faseis de inventarisatie in een schriftelijkevragenronde voorgelegd aan een groepvan zeven experts van verschillende be-roepsverenigingen: de Nederlandse Ver-eniging voor Psychiatrie (NVvP), de Ne-derlandse Vereniging voor Kinderge-neeskunde (NVK), de Nederlandse Vere-niging voor Orthopedagogen (NVO) ende Nederlandse Vereniging Artsen Ver-standelijk Gehandicapten (NVAVG).In het onderzoek is gekeken naar tweeindicatoren van effectiviteit. De eersteindicator is de mate van bewijskrachtdie blijkt uit wetenschappelijk onder-zoek. De tweede indicator voor effecti-viteit is het oordeel van de experts overde mate van geschiktheid, op een 9-puntsschaal.

Categorieën van interventies

Het onderzoek leverde een overzichtvan 59 interventies op. Ze zijn te groe-peren in een aantal categorieën:

Gericht op ouders en /of gezin. De inhoud vanoudertherapieën kan variëren van infor-

matie geven over de beperking en overhet kind zelf tot het actief oefenen enevalueren van opvoedingsvaardigheden.Bij oudertherapieën ligt de focus van detherapeut bij de ouder. Deze moet inzichtkrijgen in de beperking van het kind,vaardigheden verwerven en deze toepas-sen bij het kind. Een voorbeeld van zo’ninterventie is Floortime dat ook lang-zaam ingevoerd wordt in Nederland.

Gedragsinterventies. De gedragsbenade-ringen zijn vaak gebaseerd op theorieënuit de gedragstherapie. Technieken diemen hierbij kan gebruiken zijn condi-tionering (straf en beloning), modelling,exposure en het uitdagen van gedach-tes. Het doel ervan is gedragsmodifica-tie; men wil bepaald gedrag aanpakkenen veranderen, of vaardigheden stimu-leren. Een voorbeeld van een gedragsin-terventie is Discrete Trial Training (DTT).Bij DDT wordt een aan te leren vaardig-heid in stukjes geknipt, die afzonderlijkaangeleerd worden. Deze stukjes vor-men uiteindelijk de gehele vaardigheid.

(Alternatieve) communicatie. Deze metho-des richten zich specifiek op het verbe-teren van de communicatie. Ze wordenin het Engels ook wel augmentativeand alternative communication (AAC)genoemd. Een voorbeeld is PECS (Pic-ture Exchange Communication System).PECS is een opbouwend communica-

tiesysteem met afbeeldingen of picto-grammen.

Fysiologische interventies. Hierbij gaat hetom interventies die zich richten op hetveranderen van de mechanische, fysiekeen biochemische functies van het li-chaam. Een voorbeeld is Auditieve Inte-gratie Training (AIT). AIT is een kortdu-rende training voor auditieve problemendie een gevolg zijn van afwijkingen in deverwerking van het geluid door de herse-nen. Men laat de kinderen luisteren naarelektronisch gefilterde muziek, waar-door het middenoor ‘gemasseerd’ wordt,overgevoeligheid vermindert en de al-gemene auditieve verwerking verbetert.

Interventies op basis van technologie. Dezeinterventies zijn voor een groot deel ge-baseerd op het gebruik van technolo-gie. Een voorbeeld is virtual reality tech-nology (VRT). Met VRT creëert men doormiddel van een softwareprogrammaeen virtuele wereld. Die wereld biedteen veilige omgeving om bepaalde ge-dragingen te oefenen, bijvoorbeeld viaeen rollenspel met gebruik van de com-puter.

Standaardinterventies. Hiermee wordeninterventies bedoeld die men binnen deNederlandse gezondheidszorg breedtoepast. Ze zijn meestal niet typisch voorkinderen met ASS en/of een verstandelij-ke beperking, maar hebben een veel bre-dere doelgroep. Een voorbeeld is creatie-ve therapie, waarbij men door middelvan kunstzinnige uitingen het gevoelsle-ven van kinderen wil ontwikkelen.

Interventies gericht op relaties. Deze inter-venties richten zich op bevordering vande hechting en binding. Een voorbeeldis de holding therapie. Hierbij houdt deouder het kind in een stevige omhelzingtegen zich aan. De ouder spreekt hierbijalle gevoelens jegens het kind uit.

Er bestaan veel interventies voor kinderen met een autistische stoor-

nis, een verstandelijke beperking of beide. Wetenschappelijk onder-

zoek ernaar is echter nauwelijks voorhanden en geeft geen uitsluitsel

over de effectiviteit. In opdracht van het College voor zorgverzekeringen

(CVZ) heeft het Instituut voor Toegepaste Sociale Wetenschappen (ITS)

onderzocht welke interventies in Nederland worden ingezet bij kinde-

ren met een autismespectrumstoornis en/of een verstandelijke beper-

king. Het onderzoek was bedoeld als inventarisatie en als overzicht van

wat er bekend is over de effectiviteit van die interventies. Dit artikel

biedt een overzicht van de resultaten.

� Roelof Schellingerhout

Interventies voor kinderen met een autismespectrumstoornis (ASS) o

Wat is er en wat werkt?

Page 9: TIJDSCHRIFT VAN DE ARTSEN(VERENIGING) JEUGDGEZONDHEIDSZORG … · regionaal en lokaal niveau), wetenschappelijke ont-wikkelingen, nascholing en verenigingsnieuws. JA!wil de vaak solistisch

9JA! najaar 2010 �

Overige interventies. Dit zijn interventiesdie niet onder één van de andere cate-gorieën onder te brengen zijn. Hier-onder vallen bijvoorbeeld de dierthera-pieën. Hierbij gaat men ervan uit datkinderen via contact met dieren erva-ringen opdoen die positief kunnen wer-ken in contact met mensen.

Van elke interventie is een korte om-schrijving beschikbaar van de inhoud,de uitkomsten van wetenschappelijkonderzoek, de mate van bewijskrachtvolgens de EBM-richtlijnen, de stap opde effectladder en het oordeel van deexperts.

Bewijs uit wetenschappelijk

onderzoek

Zoals verwacht is het bewijs uit weten-schappelijk onderzoek voor de meesteinterventies zeer laag. Veel interventies,met name die in de categorie ‘overige’,zijn nauwelijks onderzocht. Het besteonderzocht zijn de gedragsinterventiesen de interventies gericht op oudersen/of gezin.

Expertoordeel

Experts beoordeelden interventies al-leen wanneer ze zichzelf daartoe in staatachtten. Dat wil zeggen, als een expertin de praktijk met een interventie te ma-ken had gehad of er vanuit een anderebron, zoals wetenschappelijke literatuur,kennis over had. Over sommige interventies zijn de ex-perts het eens: hun oordelen liggen dandicht bij elkaar. Een voorbeeld hiervanis video-interactiebegeleiding. Zes ex-perts hebben deze interventie beoor-deeld en hun oordelen waren gelijklui-dend positief.Over andere interventies is er minderconsensus. Ook de cognitieve gedrags-therapie is beoordeeld door zes experts,maar deze oordelen liggen verder uitelkaar.

ASS en verstandelijke beperking

Niet alle interventies zijn zowel ge-schikt voor kinderen met ASS als voorkinderen met een verstandelijke beper-king. Experts gaven dan ook vaak eenander cijfer voor de mate van geschikt-heid voor kinderen met ASS en kinde-ren met een verstandelijke beperking.Zo veronderstelt cognitieve gedrags-therapie een bepaald niveau van cogni-tief functioneren dat niet bij ieder kindmet een verstandelijke beperking aan-wezig is.

Interventies gericht op ouders

en/of gezin

Over het algemeen kregen de interven-ties gericht op ouders en/of gezin de bes-te oordelen. Dat wil zeggen dat voor de-

ze interventies enig bewijs uit weten-schappelijk onderzoek bestaat. Daar-naast is het oordeel van de experts overhet algemeen positief.

Vroege interventie en EIBI

Uit de literatuur en de opmerkingen vanexperts blijkt het belang van vroege in-terventie. Het is belangrijk dat kinderenmet ASS of een verstandelijke beper-king zo vroeg mogelijk gestimuleerdworden in hun ontwikkeling. In dit ka-der verdient de early intensive behavior-al intervention (EIBI) het genoemd teworden. Deze interventie is niet in hetoverzicht van interventies opgenomen,maar is wel veelbelovend en kent enigwetenschappelijk bewijs.

Dolfijntherapie

Kranten en tijdschriften besteden veelaandacht aan de dolfijntherapie. Uithet onderzoek blijkt dat er geen weten-schappelijk bewijs is dat dolfijnthera-pie tot verbetering in symptomen vanpsychologische stoornissen leidt.

Niet alleen maar effectiviteit

Hoewel wetenschappelijk bewijs voorbepaalde interventies soms moeilijk tevinden is, wil dat niet zeggen dat een in-terventie daarmee geen functie vervultof geen nut heeft voor een kind en deouders. Ouders kunnen heel tevredenzijn over een interventie, terwijl er geenaantoonbare effectiviteit is. Daarnaastkan duidelijk zijn dat het kind geniet ofblij wordt van een bepaalde activiteit ofsetting. Dergelijke opmerkingen maak-ten experts bijvoorbeeld bij de dolfijn-therapie.

Dr. Roelof Schellingerhout is senior onderzoeker

binnen de sector Zorg, Arbeid en Samenleving

(ZAS) van het onderzoeksinstituut ITS van de

Radboud Universiteit Nijmegen.

of verstandelijke beperking onderzocht

Voor dolfijntherapie is geen wetenschappelijkbewijs dat het helpt, maar het kind geniet ende ouders zijn er vaak heel tevreden over.

Page 10: TIJDSCHRIFT VAN DE ARTSEN(VERENIGING) JEUGDGEZONDHEIDSZORG … · regionaal en lokaal niveau), wetenschappelijke ont-wikkelingen, nascholing en verenigingsnieuws. JA!wil de vaak solistisch

10 � JA! najaar 2010

Marijke

Marijke zit in de tweede klas van het ABC-college. Zij is 13 jaar, 1 meter 58 lang enweegt 69 kilo. Op het ABC-college geeftmen bij het vak verzorging het lespakketVet Gezond 2) over gezonde voeding. Defrisdrankautomaten zijn uit de schoolverwijderd en in de kantine zijn alleennog fruit, bruine broodjes, thee, melk ensoep te krijgen. Marijke komt voor hetperiodieke gesprek bij de jeugdarts, naaraanleiding van de vragenlijst die elkeleerling invult. Uit de antwoorden blijktdat het meisje niet sport en ’s ochtendsvaak niet ontbijt. Op het antwoordfor-mulier dat de ouders krijgen om toe-stemming te geven voor het onderzoekheeft moeder onder het kopje ‘Vragen’geschreven: “Niet over gewicht spreken,want mijn dochter heeft nergens lastvan.” Als Marijke zuchtend binnenkomt,met in haar hand de leskaarten ‘Zo blijf jeslank’ en ‘Zo word je aantrekkelijk’ zit deschoolarts met een probleem. De leer-ling komt regelrecht uit de les verzor-ging. “U zult ook wel weer wat te zeggenhebben over dat ik te dik ben, hè dok-ter?” zegt ze, “Je wordt er hier op schoolhelemaal niet goed meer van!”

De arts

Het zal duidelijk zijn dat de jeugdarts inkwestie in een lastig parket zit. Aan deene kant is het haar professionele taak

om op de gezondheid van ‘haar’ kinde-ren te letten, door onder andere hungewicht en lengte bij te houden en tebespreken. Aan de andere kant dient zijrespect te hebben voor de wens van deouders en het kind. In het geval vanMarijke ligt de noodzaak haar gewicht tebespreken er duimendik bovenop, maarwordt de jeugdarts geconfronteerd methet uitdrukkelijke verzoek van moederom dit niet te doen. Bovendien wijzen deuitspraken en de houding van Marijkeook niet bepaald op een wens meer tehoren over haar te gewicht. Zou de moe-der niet het beste weten wat goed is voorhaar kind? Misschien is Marijke al bij eendiëtist onder behandeling of is haargewicht al overal gespreksonderwerp;dan is het niet fijn als ook de schoolartser weer over begint. Haar moeder wilhaar misschien beschermen tegen nogmeer bemoeienis. Het feit dat op schoolal van alles gedaan wordt om goedevoorlichting over gezond eten en bewe-gen te geven, waaraan de schoolartswaarschijnlijk op verschillende manie-ren haar medewerking verleent, maaktde informatie dubbelop. Toch voelt dearts het als haar plicht het gewicht vandit meisje met haar persoonlijk te be-spreken omdat haar gezondheid in hetgeding is. Het probleem is dat we nietzeker weten wat het meest in het belangvan Marijke is: gezond zijn, gelukkig

zijn, of ongemoeid blijven? En wie kandat het beste inschatten: de moeder, dearts of Marijke zelf (die nog minderjarigis)?

Verantwoordelijkheid van de school

Het ABC-college heeft al vergaandemaatregelen genomen om een gezondeschool te zijn. Veel schoolkantines in Ne-derland verkopen wel kroketten, pizza-punten en allerlei andere vette snacks.Frisdrankautomaten ontbreken daarmeestal ook niet. De argumentatie omde verkoop van deze ongezonde produc-ten binnen de school te houden is meest-al dat de leerlingen anders naar winkelsin de buurt gaan en daar voor overlastzorgen. Op het ABC-college is niet alleenhet aanbod gezond geworden, maargaan ook de hekken dicht om te voorko-men dat leerlingen elders gaan shoppen.Een belangrijke ethische vraag is of hetwel de taak van de school is om leerlin-gen zo dwingend een gezonde leefstijlaan te bieden. Ligt die taak niet veel meerbij de ouders? Een interessante vraag is ook of de JGZ-arts in haar beslissing mee moet latenwegen dat Marijke op een school zit waarpreventief al veel aangeboden wordt. Steldat zij op een klassieke ‘snackschool’zonder lespakketten zou zitten, zou datdan het negeren van de wens van moederom niet met Marijke over haar gewicht tespreken voor de JGZ-arts eerder recht-vaardigen? En zo ja, waarom?

Ouderlijke vrijheid en

verantwoordelijkheid

In een liberale samenleving hebbenouders grote vrijheid om hun kinderenop te voeden zoals zij dat zelf willen. Voorveel hulpverleners is het lastig te bepalenwanneer je wel of niet actief informatieaanbiedt, adviezen geeft, voordoet ofzelfs overneemt. Maar ouderlijke vrijheidbetekent niet automatisch ‘handen af ’van de opvoeding. Het betekent ook nietdat je pas mag handelen als het met de

In de jeugdgezondheidszorg draait alles om voorlichting geven. De

JGZ’er doet haar best ouders en kinderen zo goed mogelijk te informe-

ren over een gezonde leefstijl in het kader van de volksgezondheid.

Natuurlijk in de hoop dat ouders en kinderen de informatie en adviezen

ter harte zullen nemen en zich aan gezonde leefregels houden. Maar uit

de laatste cijfers van de Vijfde Landelijke Groeistudie van TNO blijkt dat

de Nederlander niet meer in de lengte groeit, maar wel gestaag in de

breedte.1) Al één op de zes basisschoolleerlingen heeft overgewicht,

waarvan nog eens vijftien procent obees is. Hoe ver mag je gaan om

deze obesitas-epidemie te stoppen? Die vraag kan een JGZ’er in de

dagelijkse praktijk voor ethische dilemma’s stellen, zoals de casus in dit

artikel laat zien.

� Carla Kessler en Mariëtte van den Hoven

O N D E R Z O E K

De (on)macht van de JGZ’er en de vrijheid van ouders om hun leefstij

Over verantwoordelijkheid en au

Page 11: TIJDSCHRIFT VAN DE ARTSEN(VERENIGING) JEUGDGEZONDHEIDSZORG … · regionaal en lokaal niveau), wetenschappelijke ont-wikkelingen, nascholing en verenigingsnieuws. JA!wil de vaak solistisch

11JA! najaar 2010 �

gezondheid uit de hand is gelopen. Dit iste simpel: een laissez faire-houdingduidt op de veronderstelling dat oudersaltijd bewust, autonoom en met het oogop het welzijn van hun kind handelen.Zo bewust voeden veel ouders helemaalniet op. Een groot aantal van hen ont-beert bovendien informatie die relevantis voor hun keuzen. Doorgaans vindenwe in onze samenleving ook dat oudershun ideeën en patronen mogen opleg-gen aan hun kinderen zolang deze het

kind niet schaden. De ouders brengenveelal hun geloof, levenshouding en(voor)liefdes voor cultuur, muziek, sportof pretpark op hun kinderen over. Maardit betekent niet dat zij niet openstaanvoor informatie, ideeën of advies. Inte-gendeel, veel ouders menen dat ze die in-formatie prima kunnen gebruiken zo-lang ze zelf de regie houden over de keu-zen voor hun kind.3)

Hoe moeten we de opmerking van demoeder van Marijke nu begrijpen? Is heteen verbod voor de JGZ’er en dienen wede privacy en de vrijheid van de moederjegens haar kind te respecteren? Maarstel dat Marijke gepest wordt en er thuisweinig over zegt? Kan moeder het belangvan haar dochter dan wel goed inschat-ten? Maar misschien wil moeder haardochter juist beschermen tegen de over-kill aan gezondheidsadviezen en -maat-regelen, die in toenemende mate ook vande overheid komen (van afslankkampenvoor kinderen tot leefstijlprogramma’sin het basispakket). Haar zwaarlijvigedochter kan lijden onder alle slankheids-idealen en door verschillende misluktelijnpogingen gefrustreerd zijn geraakt.Sterker nog, ze kan zich slachtoffer voe-len, nu overgewicht in de samenlevingsteeds meer als een ‘eigen schuld, dikkebult’-kwestie wordt opgevat. Het zouook kunnen dat Marijke juist wél tevre-den is met haar lijf, en dat moeder daar-om geen bemoeienis wil: haar dochterheeft – immers – nergens last van! Ofmoeder ontkent, samen met Marijke,wat er aan de hand is en wil niet dat ie-mand iets over hun levensstijl zegt. Mis-schien is moeder zelf ook zwaarlijvig. Dekwestie voor de schoolarts is dan ook teachterhalen welk scenario in dit gevalhet meest waarschijnlijk is. Als blijkt datMarijke goed in haar vel zit, vriendinnenheeft en op school goed meekomt, hoefthet gewicht wellicht niet zo nadrukkelijkbesproken te worden. Zelfs als het haargezondheid zou schaden, kan het alge-hele welzijn en geluk van dit meisje meer

gediend zijn bij het niet ter sprake bren-gen van haar overgewicht. Toch lijkt ditlaatste scenario niet zeer waarschijnlijk;het forse overgewicht van Marijke zal inhet dagelijks leven belemmerend werkenen haar tot last zijn, niet alleen nu, maarook in de toekomst. De kans is groot datdit tijdens het gesprek met de JGZ-artsuit het algemene welbevinden van Ma-rijke blijkt. Misschien wordt ze wel ge-pest, is ze geïsoleerd geraakt of kan zeniet meekomen met de groep. Wellichtheeft ze zelfs al lichamelijke klachten.Dan is hulp en advies bieden niet alleengewenst, maar zelfs noodzakelijk, ook algaat dat tegen de uitdrukkelijke wensvan de moeder in. Een arts heeft immersde (zorg)plicht alles te doen wat in haarmacht ligt om lijden te verminderen.De JGZ’er dient het belang van het kind,net als de ouders. Indien we vinden datouderlijke vrijheid gefundeerd is in hetbelang van het kind, zal de wens van ou-ders alleen mogen gelden zolang dit be-lang ook werkelijk gediend lijkt. Aan deJGZ’er de taak om bij elke beslissing overwel of niet interveniëren deze afwegingte maken. Wat in het belang van een kindis, gaat echter verder dan gezondheid al-leen.

Noten1) Factsheet Resultaten Vijfde Landelijke Groei-

studie TNO, juni 2010.2) Het lespakket Vet gezond is een uitgave van

het Voorlichtingsbureau Margarine,

Vetten en Oliën.3) Carla Kessler en Mariëtte van den Hoven,

Preventie van overgewicht bij jonge kinde-

ren: respectvolle omgang met andere

waardepatronen, JA! 18, 2010.

Dr. Mariëtte van der Hoven en drs. Carla Kessler

zijn beiden universitair docent bij het Ethiek

Instituut van de Universiteit Utrecht.

ijl te bepalen

tonomie

Dit meisje is niet Marijke

Page 12: TIJDSCHRIFT VAN DE ARTSEN(VERENIGING) JEUGDGEZONDHEIDSZORG … · regionaal en lokaal niveau), wetenschappelijke ont-wikkelingen, nascholing en verenigingsnieuws. JA!wil de vaak solistisch

12 � JA! najaar 2010

De meesten van ons kennen Paul Hel-ders wel. Hij heeft immers sinds zeerlange tijd al contact met de JGZ. Hij gafal colleges in de tijd dat de schrijfstervan dit artikel geboren werd. Velen vanons zullen het dan ook jammer vindendat hij met – welverdiend – emeritaatgaat. Iets waar Paul Helders ook naaruitkijkt. Voor hem is het een logischevolgende stap. De wereld van de tien-minuten-consulten is niet meer aanhem besteed, zegt hij zelf.

Curriculum kinderfysiotherapie

Paul Helders wordt dit jaar 65 jaar enheeft dan 35 jaar in de kinderfysiothera-pie gezeten. Hij is begonnen als alge-meen fysiotherapeut en voordat hij dekant van pediatrie koos werkte hij alsfysiotherapeut in de geriatrie. Beide vak-ken hebben overigens opvallend veelovereenkomsten, te denken valt aan au-thenticiteit, eerlijkheid (what you see iswhat you get) en de af- versus de ont-wikkeling. Op het moment dat Paul de wereld vande kinderfysiotherapie binnen ging wasbijna alle kennis gebaseerd op de fysio-therapie voor volwassenen, maar dan‘platgeslagen’. Hij heeft toen een curri-culum kinderfysiotherapie ontwikkeldop basis van de kindergeneeskunde, eenopleiding van vier jaar. Hierin wordenfysiologie, interne geneeskunde, heel-kunde, endocrinologie en slechtnieuws-gesprekken behandeld.

Promotie

Toen kwam het moment dat hij graagiets wilde blijven betekenen in de aca-demische wereld en helaas gaat dit nietzonder titel. Hij is hierop aan de facul-teit geneeskunde gaan studeren inBrussel. Uiteraard was dit nog niet ge-noeg en is hij ook gestart met een on-derzoek. Hij vroeg zich af waarom ba-

by’s zo graag met hun hoofdje tegen debedrand liggen of met hun handjes envoetjes tegen de couveusewanden. Hijonderzocht het profiel van intra-ute-rien gedrag en hoe zich dit verhield tothet gedrag extra-uterien bij prematuurgeboren kinderen. Het bleek dat wan-neer de intra-uteriene situatie zoveelmogelijk werd nagebootst de kinderenhet zichtbaar en meetbaar beter deden.Hierop promoveerde hij in 1988.

In 1990 is hij universitair hoofddocentgeworden en in 1992 hoogleraar in deAlgemene Fysiotherapie Wetenschapaan de Universiteit van Utrecht, met alsspeciaal aandachtsgebied de kinder-fysiotherapie. Daarna heeft hij nog enpassant een opleiding gevolgd tot me-disch fysioloog. In 2005 is hij officieelin het register ingeschreven.Hij heeft in de loop van de jaren meerdan 300 publicaties (mede) geschreven!

Nieuwe religies

Paul is twee maal getrouwd en heeft uitzijn eerste huwelijk twee jongens vaninmiddels 35 en 38 jaar, beiden wer-kend in de logistiek, waarvan één zijneigen bedrijf heeft. Zijn partner, die ge-zondheidswetenschapper is, is nog nietaan zijn pensioen toe. Paul gaat ook nietstil zitten (ik vraag me überhaupt af ofhij dat kan), zijn plannen voor de ko-mende zes à acht maanden zijn het con-tinueren van zijn adviseurschappen.Bovendien zit hij in een aantal redac-ties. Mocht hij zich toch gaan vervelendan is zijn plan om filosofie te gaan stu-deren met de richting medische ethiek.Dit is een onderwerp waar zeer veel over

te zeggen valt. Zo is hem opgevallen datin plaats van de traditionele religies ernu nieuwe religies gekweekt zijn, bij-voorbeeld die rond het perfecte kind.Ouders denken er alles aan te kunnenen te moeten doen om het perfecte kindte kweken. Hierbij gaat veel in de on-derhandelingssfeer, wat volgens Paulniet ten goede komt aan de opvoeding.

Nieuwsgierig en begaan

Paul is ook opnieuw hoofdredacteurvan het Nederlands Tijdschrift voor Fy-siotherapie. Hij is dat in het verleden almeer dan tien jaar geweest en vormdein die periode het blad om van vereni-gingsblad tot wetenschappelijk tijd-schrift. Nu is hij weer bezig het bladom te vormen, het is bijvoorbeeld watkleiner van formaat geworden waar-door het lekkerder in de hand ligt. Ver-der heeft het een andere bladspiegel ge-kregen. De missie is om het blad we-tenschappelijk verantwoord te latenzijn, maar wel goed leesbaar. De over-eenkomsten van de lezers van het Ne-derlands Tijdschrift voor Fysiotherapieen de JA! zijn volgens hem de nieuws-gierigheid en het begaan zijn met hetvak; beiden zijn echte doeners. Als tipvoor de AJN noemt hij de mogelijkheidom een generiek online abonnement tenemen op Pediatric and AdolescentMedicine, zodat de JA! een vakblad kanblijven.

Oranjewoudconferenties

De rol van Paul Helders in de JGZ is ont-staan in de jaren 70, de contacten gaanterug tot Betteke Slezinger. Zij deedonderzoek naar en promoveerde op dewetenschappelijke hardheid van hetVan Wiechenschema. Eind jaren zeven-tig trok Paul door het hele land om le-zingen te geven voor consultatiebu-reau- en huisartsen over de vroege op-sporing van ontwikkelingsstoornissen.Sindsdien heeft hij altijd contact gehou-

� Marianne Nijnuis

Paul Helders gaat met emeritaat

Een weldoener voor de JGZ blikt

O P I N I E

"Ouders denken er allesaan te kunnen en

moeten doen om hetperfecte kind te kweken"

Page 13: TIJDSCHRIFT VAN DE ARTSEN(VERENIGING) JEUGDGEZONDHEIDSZORG … · regionaal en lokaal niveau), wetenschappelijke ont-wikkelingen, nascholing en verenigingsnieuws. JA!wil de vaak solistisch

13JA! najaar 2010 �

den met de JGZ. Door professor JohnRoord is hij toen gevraagd om mee tewerken aan de Oranjewoudconferentie,wat hij met bijzonder veel plezier heeftgedaan. Dit jaar is het de laatste keerdat hij deze dagen meehelpt organise-ren.

Normaal?

In JA! 19, die mede door Paul tot standis gekomen, is ook gesproken over watbij een kind normaal is en wat niet. Opde vraag of hierop een antwoord te ge-ven is, zegt Paul dat dit een ‘MissionImpossible’ is. Het is belangrijk om alsarts op je onderbuikgevoel af te gaan.Van de tien kinderen die je instuurtkomen vijf weer terug bij wie niets isgevonden. Wat overigens niet wil zeg-gen dat je een verkeerde beslissing hebtgenomen. Het brein is immers bijzon-der plastisch en iets wat je gezien hebt,kan vanzelf weer over zijn gegaan. Blijf

als dokter genieten van de biologie!Daarnaast is het nog belangrijker om teblijven communiceren met je patiëntenen hun ouders! Jeugdartsen zijn immersfrontliniewerkers, derhalve is commu-nicatie ons belangrijkste middel.

Spanningsveld

Ik vroeg professor Helders naar hetspanningsveld tussen (kinder)fysiothe-rapeuten en medisch specialisten. Zowil de plaatselijke kinderfysiotherapeutkinderen met een voorkeurshouding zosnel mogelijk na de geboorte zien. Kin-derartsen geven juist aan dat de meestevoorkeurshoudingen vanzelf overgaan.In dit geval is Paul geneigd om aan dekant van de artsen te gaan staan. De fy-siotherapeut ziet van oudsher de patiëntna een verwijzing en is getraind om watte doen. Zo is het beeld ontstaan datwanneer je maar vroeg genoeg iets doet,het probleem vaker verholpen kan wor-den. Een kritische zelfevaluatie is echtervan groot belang en selectiecriteriamoeten worden ontwikkeld. Vergelijkdit probleem bijvoorbeeld met het ge-ven van antibiotica aan alle kinderenmet koorts. Paul denkt dat hij een heel lastige dok-ter zou zijn voor fysiotherapeuten!

Op vrijdag 12 november a.s. wordt in hetUMCU een afscheidssymposium geor-ganiseerd onder de titel Kinderen in bewe-ging. Aan het eind van deze dag zal prof.Helders zijn afscheidscollege geven.

De AJN wil Paul Helders heel hartelijkdanken voor alles wat hij heeft gedaanvoor de JGZ!

vooruit en terug

"Blijf als dokter genieten van de biologie"

Paul denkt dat hij een heel lastige dokter

zou zijn voor fysiotherapeuten.

Page 14: TIJDSCHRIFT VAN DE ARTSEN(VERENIGING) JEUGDGEZONDHEIDSZORG … · regionaal en lokaal niveau), wetenschappelijke ont-wikkelingen, nascholing en verenigingsnieuws. JA!wil de vaak solistisch

14 � JA! najaar 2010

Kindermishandeling is en blijft een lastig

onderwerp, en hoe lastiger het onderwerp,

des te belangrijker is eenduidigheid in de

aanpak. Ik was dan ook blij met de nieuwe

meldcode van de KNMG, een aantal jaren

geleden. De vraag wanneer je moet mel-

den stond duidelijk beschreven. Het grote

pluspunt was de verandering van ‘zwijgen,

tenzij’ naar ‘spreken, tenzij’. Een klein ver-

schil met grote gevolgen.

Opeens kon ik tegen die moeder wier kind

blauwe plekken had die weleens niet van

het vallen zouden kunnen komen, zeggen

dat ik verplicht was een plausibele verkla-

ring te vinden. Kon ik dat niet samen met

haar dan moest ik de kwestie melden bij

het AMK. De blauwe plekken op de onder-

benen van het kind pasten bij de vingers

van mijn hand. Ik maakte me zorgen over

die plekken, was bang dat het kind te hard

was vastgegrepen. Omdat ze op de benen

waren, konden ze ook nog op seksuele

handelingen wijzen. Omdat de duimafdruk

ontbrak was er geen zekerheid. Ook moe-

der had geen flauw idee. Ze wilde ook nie-

mand beschuldigen, en gelukkig hoefde

dat ook niet. Het enige doel was een goede

verklaring te vinden voor de blauwe plek-

ken. Die kleine verandering in de meldcode

van de KNMG betekende voor mij een

wereld van verschil. Ik kon open melden en

de verstandhouding met moeder bleef

intact, al was ze wel boos. Ze bleef bij me

komen en het contact is niet verbroken.

De KNMG-meldcode geeft ook duidelijk-

heid over de bewaartermijn van de gege-

vens en overlegsituaties. Er staat in met

wie je nu wel en niet mag overleggen in die

gevallen dat ouders geen toestemming

willen of kunnen geven. Kortom, ik was

blij.

Ook de verpleegkundigen in mijn organisa-

tie gaven aan dat hun beroepsgroep bezig

was een meldcode te ontwikkelen. Hij zou

spoedig klaar zijn, maar ons wachten werd

niet beloond. Waarom het zo lang moest

duren begreep ik niet. Naar mijn idee kon

de kopieermachine snel werken. Teveel

afwijken van de meldcode van de KNMG

zou enkel onrust geven. Het kan toch ook

niet zo zijn dat een arts heel anders dient

te handelen dan een verpleegkundige?

Inmiddels is VWS gekomen met een meld-

code. Althans, een richtlijn waarop iedere

organisatie haar eigen protocol dient te

baseren. Wat schetst mijn verbazing? De

code is toch weer iets anders dan die van

de KNMG. Het grootste verschil vind ik

eigenlijk wel dat VWS onderscheid maakt

tussen de verschillende vormen van kin-

dermishandeling. Ook het ‘spreken, tenzij’

staat niet meer zo duidelijk genoemd. Het

lijkt weer teruggebracht te zijn tot het ‘zwij-

gen, tenzij’. Maar wacht eens. Betekent dit

dat ik als arts nog meer aan waarheidsvin-

ding moet gaan doen dan voorheen? Niet

alleen moet ik nu gerichte zorgen hebben,

maar moet ik ook nog eens detecteren wie,

wat, waar en hoe? Immers, als een kind

blauwe plekken heeft valt dat onder huise-

lijk geweld als vader het doet, onder sek-

sueel geweld als de buurman het doet met

een bijbedoeling, en onder verwaarlozing

als het gebeurt omdat moeder te weinig

aandacht heeft voor haar kind. Ik begrijp

het niet meer. Voor mij maakt de nieuwe

richtlijn van VWS het er niet duidelijker op.

Ik maak me zorgen. Mijn verwachting te

streven naar één meldcode voor iedereen

lijkt te veranderen in een code voor iedere

melding. De duidelijkheid die er was geko-

men dankzij de KNMG lijkt door de politiek

te worden ondergesneeuwd. Of heb ik het

gewoon niet helemaal goed begrepen?

Anja

C O L U M N

Eén meldcode of voor elke melding een code?

Page 15: TIJDSCHRIFT VAN DE ARTSEN(VERENIGING) JEUGDGEZONDHEIDSZORG … · regionaal en lokaal niveau), wetenschappelijke ont-wikkelingen, nascholing en verenigingsnieuws. JA!wil de vaak solistisch

15JA! najaar 2010 �

N I E U W E O N T W I K K E L I N G E N

De gedragsregel ‘De arts en niet-regulie-re behandelwijzen’ van de KNMG is in2008 opgesteld. Directe aanzet daarvoorwas de ‘affaire Sylvia Millecam’. Deze po-pulaire actrice overleed aan borstkankernadat zij was behandeld door een grootaantal alternatieve behandelaars, waar-onder enkele artsen. Deze artsen kregenstrenge straffen, omdat zij hun zorgplichthadden verzuimd (zie Medisch Contact 20mei 2010).Voor de gedragsregel was het allereerstnoodzakelijk de begrippen helder te krij-gen. Het is ondoenlijk om in zijn alge-meenheid iets over alternatieve genees-wijzen te zeggen: er zijn zo’n vijfhonderdverschillende alternatieve behandelwijzen,met heel verschillende en soms onderlingtegenstrijdige boodschappen. Het is ookniet mogelijk te stellen dat ‘alternatief’’niet bewezen’ is en ‘regulier’ wel. Regu-liere geneeskunde is immers niet gelijkaan ‘bewezen effectief’. Ook kunnen al-ternatieve (of volgens de KNMG ‘niet-re-guliere’) behandelwijzen in de loop van detijd effectief blijken te zijn en opgeno-men worden in de professionele stan-daard. ‘Complementair’ betekent ‘aan-vullend’, maar dat is geen goede term,omdat deze suggereert dat een behan-delwijze daadwerkelijk aanvullend is.Bovendien kent ook de reguliere genees-kunde veel aanvullende (‘complementai-re’) behandelingen naast het gewone

behandeltraject. De termen ‘alternatief’of ‘complementair’ kunnen dus beter ver-meden worden, evenals ‘geneeswijzen’,want die term suggereert dat een behan-deling daadwerkelijk kan genezen. Van-daar dat de KNMG heeft gekozen voorde neutrale term ‘niet-reguliere behan-

delwijzen’. Reguliere geneeskunde is ver-volgens ook neutraal gedefinieerd als diegeneeskunde die wordt uitgevoerd doorregulier werkende artsen. Die definitieimpliceert de erkenning dat de grens nietaltijd helder is en in de loop der tijd kanveranderen.

Tweeledig doel

De gedragsregel is enerzijds bedoeld ompatiënten keuzevrijheid te geven en henanderzijds te beschermen tegen onver-antwoord handelende therapeuten. Zebiedt handvatten voor artsen die alterna-tieve behandelwijzen willen aanbieden.Zo moeten zij een duidelijk onderscheidmaken tussen reguliere en niet-regulierebehandelingen. Ook moeten ze duidelijkaangeven welke resultaten van een be-handeling zijn te verwachten. Er mogengeen valse verwachtingen worden ge-wekt, en het is dus oppassen met eenterm als ‘niet-toxische tumortherapie’,want die suggereert een curatieve wer-king. Ook als een patiënt in het regulierecircuit is ‘uitbehandeld’ mogen alterna-tief werkende artsen niet zomaar curatiefbedoelde behandelingen aanbieden. An-ders wekken ze valse hoop, vaak ook nogmet grote financiële gevolgen.

Beknopte weergave

Kort weergegeven komt de gedragsregelop het volgende neer:• artsen werken volgens de regels van

Evidence Based Medicine; • artsen houden zich aan de professio-

nele standaard;• patiënten hebben recht op goede en

volledige informatie over effecten vandiagnostiek en behandelingen;

• als artsen alternatieve behandelingenaanbieden moeten zij voorkomen datpatiënten schade oplopen. Die schadekan ontstaan door de alternatieve be-handeling zelf, maar ook door uitstelof afstel van reguliere diagnostiek enbehandeling. Ook mogen artsen geen

JGZ en alternatieve behandelingen

De gedragsregel van de KNMG‘Echinaforce-druppels zouden zo goed helpen bij verkoudheid.’ ‘Kent u

een goede homeopathische dokter voor die oorontstekingen waaraan

mijn huisarts niets doet?’ ‘Mijn kind huilt zoveel, ik hoor dat osteopaat

X succes boekt met zijn behandeling.’ Vooral de JGZ 0-4 jaar krijgt veel

met vragen van ouders over alternatieve behandelwijzen te maken.

Uiteraard zijn de ouders verantwoordelijk voor hun kind en vrij in hun

keuze van behandelingen. Maar wat is onze rol bij het beantwoorden

van dergelijke vragen? De gedragsregel ‘De arts en niet-reguliere

behandelwijzen’ van de KNMG geeft houvast. JA! interviewde hierover

drs. Gert van Dijk, beleidsadviseur ethiek bij de KNMG en secretaris

van de ethische commissie van het Erasmus MC.

� Nen Heerdink

‘Affaire Millecam’ leidt tot gedragsregel (Mo-nument Silvia Millecam Weijerpark te Box-meer. Foto: www.tunnis.nl)

Page 16: TIJDSCHRIFT VAN DE ARTSEN(VERENIGING) JEUGDGEZONDHEIDSZORG … · regionaal en lokaal niveau), wetenschappelijke ont-wikkelingen, nascholing en verenigingsnieuws. JA!wil de vaak solistisch

16 � JA! najaar 2010

N I E U W E O N T W I K K E L I N G E N

onjuiste informatie geven, of valsehoop op genezing bieden;

• bij de reguliere geneeskunde hoortook dat de arts oog heeft voor hetbredere welzijn van de patiënt, dezebegeleidt bij existentiële vragen diede ziekte oproept, en empathie, pal-liatieve zorg, stervensbegeleidingen troost biedt.

Hoe te handelen?

Wat moet een JGZ-arts nu doen die temaken krijgt met ouders die verzoe-ken om alternatieve therapieën, ofdaarover vragen hebben? Allereerstzal hij of zij zich ervan moeten verge-wissen dat de patiënt geen effectieve,reguliere behandeling misloopt ofdaarmee te laat begint. Ook is het vanbelang om in te gaan op de motivatievan de ouders om op zoek te gaannaar alternatieve therapieën en henerop te wijzen dat veel klachten vanbaby’s en kinderen vanzelf overgaan.Echinaforce bij een verkoudheid isnatuurlijk een ander verhaal dan dedood van een huilbaby na behandelingdoor een craniosacraal therapeut(NTvG 2009). Maar ook Echinaforceaanraden kan al schadelijk zijn als depatiënt daardoor niet, of te laat, meteen antibioticumkuur begint. JGZ-artsen dienen dan ook zeer terug-houdend te zijn met het daadwerke-lijk doorverwijzen naar, of aanradenvan, alternatieve therapeuten of be-handelwijzen. Ze kunnen de kwali-teit van deze behandelaars en be-handelwijzen immers op geen enke-le wijze garanderen.

De gedragsregel De arts en niet-regulierebehandelwijzen is te raadplegen ophttp://knmg.artsennet.nl/Diensten/knmgpublicaties/KNMGpublicatie/De-arts-en-nietreguliere-behandelwij-zen-gedragsregel-2008 .htm

Nieuw! Meldcode huise

Artsen hebben sinds 2008 de beschik-king over de vernieuwde meldcode vande KNMG om bij vermoedens van kin-dermishandeling te kunnen handelenbinnen de marges van het beroepsge-heim. De KNMG-Meldcode is in depraktijk een bruikbare leidraad geble-ken en biedt juridische en praktischesteun om vermoedens van kindermis-handeling te melden.Uit onderzoek blijkt dat in het algemeenhet beschikken over een meldcode leidttot driemaal zo veel acties van profes-sionals om kindermishandeling te doenstoppen.1 Een meldcode beschermt hetkind omdat melden wordt gezien alsgoed ‘hulpverlenerschap’ terwijl de pro-fessional wordt beschermd omdat hij,door de meldcode te volgen, ‘zorgvul-dig’ professioneel handelt. In de prak-tijk echter beschikken nog veel organi-saties die met kinderen werken niet overeen meldcode.De overheid heeft dan ook besloten omeen meldcode verplicht te stellen. Hetwettelijk kader is gebaseerd op de WetMeldcode Huiselijk Geweld en Kinder-mishandeling en zal naar verwachtingmedio 2011 in werking treden. Tevenszal het recht om huiselijk geweld te mel-den in deze wet worden opgenomen.Om de invoering van de wet te verge-makkelijken, is door de overheid eenBasismodel ‘Meldcode Huiselijk Geweld enKindermishandeling’ 2 (ook wel genoemd‘VWS-meldcode’) ontwikkeld, een mo-del dat organisaties kunnen gebruikenom een meldcode op maat te maken.

De verplichting om te beschikken overeen meldcode is overigens niet hetzelf-de als een meldplicht. In Nederland

heeft de overheid, na een kort oriënte-rend onderzoek, niet voor de meld-plicht gekozen.3

De nieuwe meldcode ‘Huiselijk

Geweld en Kindermishandeling’

Halverwege 2011 moeten organisatiesen zelfstandige beroepsoefenaren in ze-ven sectoren volgens de wet beschik-ken over de nieuwe meldcode, te we-ten: gezondheidszorg, onderwijs, kin-deropvang, maatschappelijke onder-steuning, jeugdzorg, politie en justitie.De VWS-meldcode gaat gelden voorhet melden van kindermishandelingen huiselijk geweld, inclusief seksueelgeweld, vrouwelijke genitale vermin-king (VGV) en eergerelateerd geweld. De VWS-meldcode bevat een stappen-plan ter ondersteuning van de profes-sional vanaf het moment dat vermoe-dens van huiselijk geweld of kinder-mishandeling ontstaan, tot besluitvor-ming om zelf hulp te organiseren of temelden. Het doel is het proces van sig-nalering naar melden soepel, verant-woord en transparant maar vooral ooksneller te laten verlopen, zodat ingrij-pen bij vermoedens van huiselijk ge-weld en kindermishandeling veel eer-der gebeurt. Het genoemde Basismodel is een hand-reiking om een meldcode op te stellenvoor de eigen organisatie of praktijk.Uitgangspunten en stappenplan in hetBasismodel zijn dan voor elke organisa-tie hetzelfde, maar het toevoegen vanspecifieke onderdelen door een be-paalde beroepsgroep is mogelijk. Daar-mee kan het Basismodel dus eenvoudigin de eigen organisatie ingepast wor-den. Ook randvoorwaarden om met de

Volgend jaar komt er een nieuwe meldcode voor professionals voor het

melden van huiselijk geweld en kindermishandeling. Wat houdt de

nieuwe meldcode in, voor wie is deze bedoeld en wie gaan er mee wer-

ken? Hoe zit het met de KNMG-Meldcode?

� Henrique Sachse

Page 17: TIJDSCHRIFT VAN DE ARTSEN(VERENIGING) JEUGDGEZONDHEIDSZORG … · regionaal en lokaal niveau), wetenschappelijke ont-wikkelingen, nascholing en verenigingsnieuws. JA!wil de vaak solistisch

17JA! najaar 2010 �

elijk geweld en kindermishandeling

meldcode te gaan werken zijn in hetbasismodel opgenomen, waarin de ver-antwoordelijkheden van het manage-ment expliciet worden benoemd.De inspectie zal gaan toetsen op hetbeschikbaar zijn van een meldcode bin-nen organisaties of zelfstandige praktij-ken en op de aanwezigheid van de rand-voorwaarden om met de meldcode tekunnen werken, zoals bijvoorbeeld eenveilig werk- en meldklimaat en voldoen-de scholing en training voor de profes-sionals.

Nieuwe meldcode of KNMG-

Meldcode?

Voor alle artsen in Nederland geldt deKNMG-Meldcode. Dat verandert niet. DeKNMG-Meldcode blijft de geldende professio-nele norm voor artsen waaraan medisch han-delen wordt getoetst. Dat blijft ook zo alsde organisatie de nieuwe VWS-meldco-de ‘Huiselijk Geweld en Kindermishan-deling’ heeft ingevoerd. Bovendien ishet Basismodel tot stand gekomen metinachtneming van de KNMG-Meldcodeen omvat dus veelal dezelfde stappenen uitgangspunten. Toch zijn er enkeleverschillen om als arts rekening mee tehouden: • Belangrijkste verschil is dat de VWS-

meldcode ook betrekking heeft ophuiselijk geweld tussen volwassenen.Melden bij het Steunpunt HuiselijkGeweld wordt daarmee mogelijk. Inde KNMG-Meldcode bestaat dezemogelijkheid nog niet, maar zal bin-nen afzienbare tijd toegevoegd gaanworden in een addendum.

• In de KNMG-Meldcode is het in detweede stap verplicht om advies te vra-gen aan het AMK. Artsen mogen de-ze stap niet overslaan. In de VWS-meldcode is deze stap optioneel. Col-legiaal advies is in beide meldcodesverplicht.

• Het derde verschil is de mogelijkheidvoor artsen om volgens de meldcodevan de KNMG zo nodig – en bij voor-

keur met toestemming – te overleg-gen met andere professionals om hetvermoeden van huiselijk geweld enkindermishandeling te onderzoeken.In de VWS-meldcode is deze moge-lijkheid niet opgenomen. Artsen lij-ken hiermee meer bewegingsvrijheidte hebben om een vermoeden diep-gaander te onderzoeken.

Betekenis voor de JGZ

Ketenpartners van de JGZ zullen moe-ten gaan werken met de nieuwe VWS-meldcode. Dat betekent dat de aanpakvan vermoedens van huiselijk geweld enkindermishandeling overal op dezelfdeuniforme wijze zal kunnen plaatsvin-den en professionals veel meer danvoorheen op dit punt dezelfde ‘taal’ zul-len spreken. Ketenpartners kunnen bo-vendien aangesproken worden op pro-fessioneel handelen in relatie tot demeldcode.Bij de ontwikkeling van protocollen kin-dermishandeling op bijvoorbeeld scho-len, waarover de JGZ regelmatig wordtgeconsulteerd, kan het Basismodel die-nen als kapstok.Ook organisaties en professionals in deJGZ moeten voldoen aan de nieuwe wet.

Het is een uitdaging om straks deKNMG-Meldcode (2008), de in ontwik-keling zijnde meldcode voor verpleeg-kundigen en het Basismodel MeldcodeHuiselijk Geweld en Kindermishande-ling naast elkaar te leggen en te integre-ren in een gemeenschappelijke meld-code voor de organisatie met handha-ving van de eisen van de beroepsgroe-pen. Tenslotte blijft de KNMG-Meld-code voor artsen het uitgangspunt voorprofessioneel handelen!

1 Verslag van onderzoek naar de beschik-

king over, de waardering van en scho-

ling in het gebruik van meldcodes kin-

dermishandeling, uitgevoerd door

Veldkamp in opdracht van het ministerie

voor Jeugd en Gezin drs. Ingmar Doeven

april 2008 2 Basismodel Huiselijk Geweld en

Kindermishandeling, ministerie VWS,

publicatienummer DVC-90487.3 Meldplicht kindermishandeling: een toegevoeg-

de waarde? Recente inzichten over het nut van

een meldplicht, Jessica van Rossum en

Adrie Wolzak Nederlands Jeugdinstituut

/ NJi © mei 2008

Belangrijke websites:

• http://www.rijksoverheid.nl/onderwer-

pen/huiselijk-geweld/meldcode-kinder-

mishandeling-en-huiselijk-geweld

• http://knmg.artsennet.nl/Diensten/

knmgpublicaties/KNMGpublicatie/Artse

n-en-kindermishandeling-meldcode-en-

stappenplan-2008.htm

• www.meldcode.nl

Voor juridische vragen kunt u ook terecht

bij: [email protected].

Telefoonnummer: (070) 370 45 69.

Bij vragen over dit artikel, mail:

[email protected]

Henrique Sachse

Vertrouwensarts, arts M&G, Advies- en Meldpunt

Kindermishandeling Zuid-Holland, Stichting

Bureau's Jeugdzorg Haaglanden

Page 18: TIJDSCHRIFT VAN DE ARTSEN(VERENIGING) JEUGDGEZONDHEIDSZORG … · regionaal en lokaal niveau), wetenschappelijke ont-wikkelingen, nascholing en verenigingsnieuws. JA!wil de vaak solistisch

18 � JA! najaar 2010

Volgens de Wereldgezondheidsorga-nisatie (WHO) is in Afrika een tekortvan ongeveer één miljoen artsen en ver-plegers. Dat terwijl er door het lage wel-vaartsniveau en de grote hoeveelheidziektes juist veel meer primaire zorgnodig is dan bij ons. Voor zover er geldis, gaat dat naar de bestrijding van ern-stige ziektes zoals malaria en aids. Aan-dacht voor preventie is er daardoornauwelijks. In Togo is alleen geld vooreen klein aantal vaccinaties van baby’sen gewichtscontrole van kinderen totdrie jaar. Ouders moeten dus zelf voor de ge-

zondheid van hun kinderen zorgen.Dat valt niet mee. Door chronisch geld-gebrek gaan kinderen – maar ook vol-wassenen – pas naar de dokter als zeernstig ziek zijn. Je loopt met een kwaaldoor tot het echt niet langer gaat. Danlegt de familie hutje bij mutje om dedokter en de vervolgbehandelingen tebetalen. Want ziekenfondsen zijn ernauwelijks en voor 95% van de mensenbovendien onbetaalbaar. Als het gemid-delde dagloon van een arbeider rond ééneuro ligt en de helft van de bevolkingnog minder verdient, kan een verzeke-ring van twintig euro per maand per

persoon er niet af. Bovendien keert dieverzekering slechts mondjesmaat uit.Medische hulp uit de ‘westerse’ wereldis vrijwel altijd curatief van aard. Dono-ren bouwen vooral ziekenhuisjes, huis-artsenposten en eerstehulplocaties. Demensen stromen toe met de vreselijksteaandoeningen. Vaak zijn dat uit de handgelopen huis-, tuin- en keukenziektes,die wij in ons systeem van betaalbaregezondheidszorg al veel eerder hebbenaangepakt. De gezondheidsautoriteitenweten dat ze het paard achter de wagenspannen door niet massaal in te zettenop preventie en early diagnostics, maarmissen het geld en de specifieke kennisen ervaring.

Het preventiemodel getest

Door omstandigheden kwam ik in aan-raking met Togo, het buurland van Gha-na in West-Afrika, op het moment waar-

Wat doe je als na dertig jaar werken in de jeugdgezondheidszorg de pen-

sioengerechtigde leeftijd nadert? Je hebt recht op uitrusten en daar is

ook niets op tegen, maar als het je passie is kinderen gezond te houden

en als je zelf nog gezond bent, wil je misschien met al die kennis en

ervaring nog graag iets nuttigs doen. Cécile Schat, jeugdarts in Zoeter-

meer, bedacht dat Afrikaanse kinderen behoefte kunnen hebben aan

jeugdgezondheidszorg. Ze richtte met familie en vrienden een stichting

op, deed twee stages en haalbaarheidstudies, en is per 15 september

2010 haar eigen jeugdgezondheidsdienst gestart in Togo, in West-Afrika.

JGZ aangepast aan de Togolese realiteit: preventie met een scheut cura-

tieve zorg in een ontwikkelingsland. Hoe ziet dat eruit?

� Cécile Schat-Savy

J G Z - A N D E R S

Nederlandse aanpak biedt nieuwe kansen voor arme landen

JGZ goes Africa

Page 19: TIJDSCHRIFT VAN DE ARTSEN(VERENIGING) JEUGDGEZONDHEIDSZORG … · regionaal en lokaal niveau), wetenschappelijke ont-wikkelingen, nascholing en verenigingsnieuws. JA!wil de vaak solistisch

19JA! najaar 2010 �

op ik begon na te denken over wat tedoen na mijn pensionering. In Neder-land is er gelukkig veel aandacht voorpreventie en dat loont. Waarom zou datin Togo niet kunnen werken? De minis-ter van volksgezondheid en zijn staf had-den er wel oren naar, want zij slagen erniet in om de mortaliteit en de morbi-diteit bij kinderen te verlagen.1

Dus deed ik eind 2008 samen met hetTogolese ministerie van Volksgezond-heid een haalbaarheidsstudie van tweemaanden. Deze had de vorm van eenuitgebreide literatuurstudie, stages, in-terviews en bestudering van locale ge-gevens en rapporten in vrijwel alle zie-kenhuizen en in een aantal dispensaria(een soort huisartsenposten).2 Hieruitbleek een enorme behoefte aan dit soorteerstelijns medische zorg en aan ken-nisoverdracht over voeding en gezond-heid aan ouders en hun kinderen en aanhet onderwijzend personeel. Een jaar later organiseerde ik in overlegmet de directeur-generaal van het mi-nisterie van Volksgezondheid een pilotvan twee maanden onder alle (250) kin-deren op een ‘gemiddelde’ school ineen ‘gemiddelde’ stad.3 Het doel daar-van was vierledig: nagaan of ouders,kinderen en scholen interesse hebbenin deze nieuwe vorm van gezondheids-zorg,4 me vertrouwd maken met deleefgewoonten en de afwijkende ziek-tes, in kaart brengen welke zorg preciesnodig is en tot slot het ontdekken vanhet voortraject (samenwerking met descholen en de ouders) en het natraject(follow-up door de curatieve sector).

De belangrijkste resultaten van de pilotop een rijtje.

Betrokkenheid:• Opkomst bij pilot boven 95%;• Meer dan 95% van de kinderen uit de

stad Kpalimé gaat naar de basis-school, zij het soms op latere leeftijd;

• Grote interesse bij ouders in de ge-zondheid van de kinderen;

• Goede samenwerking met de scho-len en de gezondheidsautoriteiten.

Gezondheid:• 32%-66%5 van de kinderen is niet of

niet genoeg gevaccineerd;• 15%-37%6 ziet slecht of heeft andere

oogproblemen (onder andere glau-coom);

• 14% is min of meer slechthorend;• 21% heeft wormen in de ontlasting

(vermoedelijk nog veel meer);• 16%-32% plast nog in bed (vanaf

groep 4);• 62% heeft malaria of andere ernstige

ziektes (gehad);• De staat van de gebitten is slecht, het-

geen in een land van twintig tandart-sen op zes miljoen mensen niet hoeftte verbazen;

• 16% wordt geregeld mishandeld.7

De pilot was op alle vier doelgebiedeneen groot succes.8 Zo was de interesseoverweldigend: meer dan 95% van dekinderen van de school deed mee. Mijnkennis van en ervaringen met de leefge-woonten – onontbeerlijk voor een suc-cesvolle aanpak – zijn sterk gegroeid,evenals mijn kennis van de specifiekeziektes in dit land. Welke Nederlandsejeugdarts zou bijvoorbeeld ooit kinde-ren boven de tien jaar screenen op glau-

coom of standaard de ontlasting, hetbloed en de urine controleren op typi-sche Afrikaanse ziektes en deficiënties?Ik leerde veel over de leefgewoonten vande bevolking, bijvoorbeeld waarom zevrijwel altijd moe zijn. De zogenaamdeluiheid van de bevolking heeft veel temaken met onvoldoende en eenzijdigeten, met het vrijwel continu rondlopenmet ziektes – vooral malaria, maar ookwormen in de darmen en bloedarmoe-de – en met het snikhete en vochtigeklimaat. Andere belangrijke conclusies warendat als je jeugdgezondheidszorg wilt op-zetten en de doelgroep nauwelijks Fransspreekt, je assistenten moet hebben dieeen aantal van de 37 talen van het landspreken. En hoe bereik je ouders enkinderen in een land waar geen straat-namen zijn en geen post wordt bezorgden trouwens het briefpapier schaars enheel duur is (maar wel heel goed tegebruiken als wc-papier)? Ook moet jeleren hoe je samenwerking organiseertmet de gezondheidsautoriteiten en metde curatieve sector in de regio. Je bentin een ontwikkelingsland, maar juisthier zijn de hoeveelheid regels en hand-havers van die regels enorm. En watdoen we met de vele straatkinderen dieziek zijn, vaak wezen, of met geestelijken lichamelijk gehandicapte kinderendie weggedrukt worden in de vergetel-heid omdat ze ‘het boze oog’ hebben?

Page 20: TIJDSCHRIFT VAN DE ARTSEN(VERENIGING) JEUGDGEZONDHEIDSZORG … · regionaal en lokaal niveau), wetenschappelijke ont-wikkelingen, nascholing en verenigingsnieuws. JA!wil de vaak solistisch

20 � JA! najaar 2010

In de afgelopen jaren hebben wij goedecontacten opgebouwd met de plaatse-lijke Rotaryclub, waarvan artsen, deplaatselijke apotheker, schoolhoofdenen ambtenaren lid zijn. En met de ker-ken die een wijd vertakt net van (cura-tieve) zorg hebben opgezet en een flinkaantal scholen exploiteren. En met degezondheidsautoriteiten die ons aan-vankelijk als concurrenten zagen, maarnu als potentiële bondgenoten. Zo ont-staat een netwerk dat onontbeerlijk isom voor- en nazorg te verzekeren.

JGZ à la Togolaise

Medio september 2010 openen wij on-ze ‘JGZ à la Togolèse’ in de stad Kpali-mé. Wij hebben een dubbelhuis ge-kocht dat de laatste maanden is ver-bouwd tot JGZ.9 Daar begin ik met eenteam van locale mensen, bestaande uittwee assistentes, een laboratorium-medewerker (voor het onderzoek vanbloed, urine en ontlasting), een apo-thekersassistent annex boekhouder an-nex receptionist, een bewaker en eenschoonmaakster. Gaandeweg leren deassistenten denken in termen van pre-ventie, evenals trouwens de bevolking.Dat proces is al gestart tijdens de pilot.Maar het zal een flinke tijd duren voor-dat het team min of meer zelfstandigkan opereren en ik me kan richten ophet opleiden van nieuwe teams.We gaan werken met protocollen uitNederland, die zijn vertaald in het Frans

en aangepast aan de ervaringen uit destages en aan input van deskundigenop het gebied van openbare gezond-heidszorg. Ongetwijfeld zullen we on-ze werkwijze in de loop der tijd nog ver-der aanpassen aan de situatie ter plek-ke. We maken zoveel mogelijk gebruikvan plaatselijke kennis over voeding engezondheid en van goedkope manierenom kinderen gezond te houden of temaken. Zo helpt elke dag eten bereidenmet palmolie om voldoende vitamine Abinnen te krijgen, waardoor de oogpro-blemen afnemen, en zorgen pompoen-pitten voor het verdrijven van de wor-men uit de darmen. Veel voorlichtingover gezondheid en opvoeding is nodigwant er is een ontstellend gebrek aan demeest basale kennis. Een voorbeeld: zo-lang in een land waar aids voorkomt hetverhaal nog steeds geloofd wordt datslapen met een maagd je van deze ziek-te afhelpt, is er veel te doen. Hierondervalt ook het uitbannen van vooroorde-len; gemakkelijker gezegd dan gedaan.In onze planning is opgenomen dat wein het schooljaar 2011/2012 een tweedeteam gaan inzetten (één arts en tweeassistentes) en dat we in 2012/2013 metschooltandverzorging zullen beginnen.Geen overbodige luxe in een land mettwintig tandartsen. De enige tandheel-kundige zorg voor het overgrote deelvan de bevolking is het trekken van tan-den en kiezen als de mensen teveel pijnhebben. Ook hier moet vooral voorlich-

ting op scholen en bij volwassenen eengroot deel van de problemen voorko-men. Maar we zullen ook stimulerendat meer tandartsen in Togo wordenopgeleid. Een eerste begin is er al: ditjaar is een opleiding gestart aan de uni-versiteit van Lomé voor een soort HBO-tandartsen. We lobbyen ook voor eenopleiding voor mondhygiënisten; zonodig beginnen we daar zelf mee, methulp van een of meer deskundigen uitEuropa.Een paar cijfers: met één team kunnenwe naar schatting per jaar 2500 kinde-ren bereiken. Later worden dat er meer,als we beter ingespeeld raken op elkaaren op de bevolking. In 2011 kunnen wemet twee teams circa 5000 kinderenper jaar zien. Misschien komt er latereen derde team en op langere termijnopenen we wellicht centra in anderesteden. Maar belangrijker nog dan het(grondig) onderzoeken van kinderen isvoorlichting geven over voeding en ge-zondheid. Daartoe willen we betaaldeen onbetaalde krachten gaan opleidendie de boodschap verder gaan brengen.In de komende jaren zullen we cursus-sen over voeding en gezondheid gaanschrijven en een opleiding starten diedoor de overheid gecertificeerd moetworden. Daarmee bereiken we uitein-delijk het meest, naar het Chinees ge-zegde: geef een hongerige een hengelen leer hem vissen. Zoals de secretarisvan de Togolese KNMG, een professorin de gynaecologie, tegen ons zei: julliezullen veel meer mensenlevens reddendan ik ooit kan doen. Juist door het ver-hogen van het kennisniveau.

Wie betaalt?

De kosten voor de preventieve zorg ende voorlichting en scholing die wijgaan bieden, zijn in vergelijking metNederland erg laag. Een verpleegsterkost per maand 40 euro, een assistentnog minder. Een arts verdient 120 europer maand. Ikzelf werk pro deo, even-als alle deskundigen uit Europa die onsvan tijd tot tijd komen helpen. Na-tuurlijk moet de aanschaf en het onder-houd van het medisch centrum wordenbetaald en zijn er maandelijkse kostenvan elektra, water en schoonhouden.

Page 21: TIJDSCHRIFT VAN DE ARTSEN(VERENIGING) JEUGDGEZONDHEIDSZORG … · regionaal en lokaal niveau), wetenschappelijke ont-wikkelingen, nascholing en verenigingsnieuws. JA!wil de vaak solistisch

21JA! najaar 2010 �

Die moeten voor het overgrote deel ko-men uit sponsoring in geld of natura. We vragen in tegenstelling tot de werk-wijze in Nederland een kleine financië-le bijdrage aan de ouders van de kinde-ren die we onderzoeken, behalve voorde armsten en voor gehandicapte kin-deren. Daarmee betalen we een kleindeel van de onkosten maar belangrijkernog: we worden zodoende serieus ge-nomen. Alle hulpverleners in Togo heb-ben ons de raad gegeven om niets gratiste doen. Dan verlies je elk respect.

Samenwerking met Nederland

Dit soort projecten heeft alleen kans vanslagen als het thuisfront actief mee-werkt. Dat geldt eerst en vooral voor de

jeugdgezondheidszorg in Nederlandmaar ook voor aanpalende medischeen paramedische10 specialisten uit Eu-ropa, die nodig zijn om de tweedelijns-gezondheidszorg in Togo te verbeteren.Want we kunnen wel via ons jeugdge-zondheidsproject bij de kinderen in To-go ziekten en gebreken opsporen, alsde specialisten en ziekenhuizen terplaatse die – waar nodig – vervolgensniet kunnen behandelen, schieten weons doel voorbij. Vandaar dat we naastons preventieprogramma als tweedehoofdactiviteit hebben geformuleerddat we de tweedelijnsgezondheidszorgter plaatse een forse kwaliteitsimpulswillen geven. Een voorbeeld: tijdens mijn rondgang

langs de ziekenhuizen in Togo bleek mijdat er cardiologie noch cardiochirurgiebestaat. Voor hartproblemen moet eenTogolees naar buurland Ghana. Dat zalniet onmiddellijk veranderen, maar wezullen er bij de minister wel op aandrin-gen om aan dit probleem te gaan wer-ken.De GGD Zuid-Holland West, waar iktot eind juni heb gewerkt, heeft onssteun toegezegd in de vorm van advise-ring en achtervang. Ook anderen willenhelpen, zoals het oogheelkundig teamvan het Ikazia-ziekenhuis in Rotterdam,dat als achtervang functioneert vooroogheelkundige problemen. Opticien-keten Het Huis heeft circa 500 tweede-hands brillen ter beschikking gesteld

(maar we hebben er nog duizenden no-dig want een bril kost in Afrika tweemaandsalarissen van een onderwijzer).Dat geldt ook voor andere bedrijven eninstellingen die medische en niet-me-dische apparatuur ter beschikking stel-len. Maar er is nog heel veel nodig. Wieapparatuur of andere nuttige zaken overheeft, wordt verzocht dat door te gevenop [email protected] is de bedoeling dat het centrumvanaf 2012 stageplaatsen en later ookopleidingsmogelijkheden creëert voormedische en paramedische studenten,en voor afgestudeerden. Artsen en pa-ramedici met veel ervaring zouden wegraag een tijdje in ons centrum of in demet ons samenwerkende ziekenhuizen

willen uitnodigen voor kennisover-dracht en hulp bij moeilijke gevallen.Wie geïnteresseerd is, kan dat via dewebsite www.kinderhulp-togo.nl latenweten (kennis van de Franse taal is nood-zakelijk). Daar staat ook uitgebreide in-formatie over het land en het project,waaronder het beleidsplan 2010-2011.11

Cécile Schat-SavyArts Maatschappij & Gezondheid GGD Zuid-Holland West Vanaf 15/09/2010: Jeugdgezondheids-dienst Kpalimé (Togo)Email: [email protected]

1 Kindersterfte in Togo is 152 per 1000 (in

Nederland 5 per 1000). Bron:

http://www.plannederland.nl/content/w

atwijdoen/index.jsp?land=togo 2 Geïnteresseerden kunnen een samenvat-

ting van de geaggregeerde resultaten (in

het Frans) opvragen bij ondergetekende.3 Kpalimé, 120 km ten noord-oosten van

de hoofdstad Lomé, met 120.000 inwo-

ners waarvan de helft onder 18 jaar.4 Dat was op voorhand lang niet zeker:

voodoo-dokters en bijgeloof hebben veel

projecten van NGO’s in de kiem

gesmoord. 5 Per klas is het percentage verschillend.6 Per klas is het percentage verschillend.7 Vrijwel alle kinderen krijgen van tijd tot

tijd een corrigerende tik maar 16% wordt

geregeld zwaar geslagen met een lat of

met de vuisten.8 Een samenvatting van de geaggregeerde

resultaten (in het Frans) is voor geïnte-

resseerden op te vragen bij ondergete-

kende.9 Zie http://www.kinderhulp-

togo.nl/Fotogalerij/2010/Verbouwing_20

10/index.html 10 Logopedisten, fysiotherapeuten, chiro-

practors et cetera.11 http://www.kinderhulp-togo.nl/

Nederlands/Over_Ons/Beleidsplan_2010

_2011.html

Page 22: TIJDSCHRIFT VAN DE ARTSEN(VERENIGING) JEUGDGEZONDHEIDSZORG … · regionaal en lokaal niveau), wetenschappelijke ont-wikkelingen, nascholing en verenigingsnieuws. JA!wil de vaak solistisch

22 � JA! najaar 2010

U I T D E P R A K T I J K

Maart 2009: de GGD zit midden in devoorbereiding van de grote klus om25.000 meisjes van twaalf tot zestienjaar drie keer in te enten tegen het Hu-maan Papilloma Virus (HPV), ter voor-koming van baarmoederhalskanker.Dan maken twee medewerkers jeugd-gezondheidszorg, één arts en één soci-aalverpleegkundige, mij als managerJeugdgezondheidszorg via hun team-leider kenbaar dat zij vanwege ernstigegewetensbezwaren NIET willen vacci-neren tegen HPV. De arts licht zijn be-zwaren van ‘medisch-ethische aard’ toein een brief van anderhalf kantje A4. Deverpleegkundige doet dit in een per-soonlijk onderhoud met mij van zo’ntwintig minuten.

Zij blijven bij hun weigering, hoewel ikhun bezwaren vooral gestoeld vind op‘spookverhalen’. Deze zijn: de vermeen-de ernstige levensbedreigende bijwer-kingen volgens internet, de vermeendebelangenverstrengeling van de farma-ceutische industrie (uitzending Zembla)en het onvoldoende getest zijn van devaccins, zowel kwantitatief, als in tijds-duur, als qua doelgroep. Ik benadrukbij hen de gedegenheid van het adviesvan de Gezondheidsraad. Ik overleg met onze medisch directeurwat hiermee te doen. Onze visie is dat deGGD het rijksbeleid inzake vaccinatiesuitvoert conform de deskundig onder-bouwde adviezen van de Gezondheids-raad. Dat beleid geeft géén ruimte voordiscussie voor GGD-medewerkers. Wiedit beleid weigert uit te voeren, weigertwerk van de GGD. Komen wij niet toteen vergelijk, dan past daarbij maar éénstap: onze wegen zullen uit elkaar moe-ten gaan, dus ontslagaanzegging. Wijzijn ons bewust van de reikwijdte van ditstandpunt, maar we zien geen andereweg.

Ik organiseer een uitgebreide inhoude-lijke en logistieke briefing voor alle JGZ-medewerkers, waarbij ik ook de medischadviseur van RIVM-Zuid uitnodig. Daar-na overleg ik opnieuw met beide weige-raars. Zij blijven bij hun weigering, waar-bij de arts nog benadrukt dat zijn be-zwaren ook van medisch-inhoudelijkeaard zijn tot op immunologisch-cellu-lair niveau (T-lymfocyten et cetera)!

Op aanraden van de personeelsadvi-seur van de afdeling Jeugdgezondheids-zorg, vragen wij voor de zekerheid ad-vies aan onze huisjurist, gespeciali-seerd in arbeidsrecht. Deze brengt bin-nen zes dagen advies uit. De jurist stoeltdit advies vooral op het redelijk recenterapport De ambtenaar met gewetensbezwa-ren. Denk daarbij aan gewetensbezwa-ren bij kernbewapening (defensie), ge-weldsgebruik (politie) en abortus (me-disch).In eerste instantie geeft de jurist de GGDgelijk: het vaccinatieprogramma vanhet RIVM uitvoeren is een kerntaak vande GGD. Onze reactie is gevoelsmatigzeker te billijken. Maar de zaak is tochingewikkelder, vindt zij.

Een absoluut oordeel of er sprake is vangewetensbezwaren is vanwege de sub-jectieve beleving van de gewetensbe-zwaarde onmogelijk, zo stelt zij. Wel isde werkgever altijd verplicht zich in een

gesprek met de bezwaarde te vergewis-sen van de inhoud van de bezwaren ente proberen tot een vergelijk te komen.Komt men er niet uit? Dan is de vraagbelangrijk: wordt het goed functione-ren van de openbare dienst door de wei-gering onmogelijk gemaakt of ernstiggeschaad?Welnu, dat is in deze kwestie met eenverwachte matige opkomst van circa vijf-tig procent zeker niet het geval, zo weetook onze jurist. In dat geval moet dewerkgever een oplossing zoeken in hetaanbieden van andere werkzaamheden.De werkgever kan wel een straf toepas-sen, maar ontslag past zeker niet bij dit‘vergrijp’. Denk bij een alternatieve strafaan het innemen van een verlofdag ofeen kleine geldboete.Dit advies is helder: ik bel terstond bei-de medewerkers en deel hen mede datwij de ontslagaanzegging intrekken ennogmaals met hen in gesprek willen,omdat wij wél een arbeidsconflict methen hebben. Want als het er op aankomt, en de GGD hen per se nodig heeftvoor een vaccinatiecampagne, moetenzij mee inenten.

Conclusie: je hebt als GGD (of thuis-zorg) in dit soort situaties wel een pro-bleem, want vaccineren in het Rijksvac-cinatieprogramma is een kerntaak.Maar bij weigering op basis van ‘gewe-tensbezwaren’ dient u zich als managereerst te vergewissen van de inhoud vande bezwaren. Komt u er samen met deweigeraar niet uit, maar is uitvoeringvan de vaccinatiecampagne niet in ge-vaar? Dan moet u ander werk aanbie-den en eventueel een passende straf ge-ven.

Jan A. M. van Eijck, medisch adviseur

directie GGD Hart voor Brabant,

destijds manager Jeugdgezondheidszorg

Gewetensbezwaren tegenHPV: kan dat bij de GGD?� Jan A. M. van Eijck

Page 23: TIJDSCHRIFT VAN DE ARTSEN(VERENIGING) JEUGDGEZONDHEIDSZORG … · regionaal en lokaal niveau), wetenschappelijke ont-wikkelingen, nascholing en verenigingsnieuws. JA!wil de vaak solistisch

23JA! najaar 2010 �

De sociaalverpleegkundige JGZ doet dePGO’s klas 2 van het voortgezet onder-wijs. Een meisje van veertien jaar heeftop het einde van het PGO nog een vraag.Met de nodige aarzeling komt het eruit:zij vraagt om de morning-afterpil omdatzij de dag ervóór onveilig heeft gevreeënmet haar vriend, en zij wil per se niet naarde huisarts “omdat dat ook de huisartsvan mijn vader en moeder is.” De verpleegkundige luistert geduldigen belooft het meisje nog diezelfde dagintern met de jeugdarts van de GGD teoverleggen, en haar dan op haar gsm te-rug te bellen over hoe en wat. In het telefonisch overleg met de jeugd-arts licht de verpleegkundige een enander toe. Volgens haar inschatting ishet meisje zeker zelfstandig genoeg,met het “oordeel des onderscheids” alscriterium. Op aanraden van de jeugd-arts overlegt ze met de apotheek en re-gelt ze voorlichting over en afgifte vande morning-afterpil. Zij spreekt met hetmeisje tevens een vervolgtraject af voorverdere preventie en het inlichten vanhaar ouders. Bovendien licht zij de ver-trouwenspersoon van school in, medemet het oog op mogelijke reactie op demedicatie.

Tot zover ging alles goed. De volgendedag blijkt dat de conrector van schoolna overleg met de afdelingsleider van me-ning is dat de ouders geïnformeerd moe-ten worden. Dit omdat het vertrouwenvan ouders in de school in stand moetblijven. Hoe kan dat nou en wie beslistdat?! Twee uur later deelt de conrectormee dat hij al overleg heeft gepland metde ouders, dus discussie heeft geen zinmeer. Paniek dus.

De verpleegkundige overlegt intern,ook met haar teamleider en met mij alsadviseur JGZ. Zij stelt voor onmiddellijkcontact met de ouders te zoeken, omeen en ander uit te leggen, en de ouderservan te overtuigen dat zij zorgvuldigheeft gehandeld. Ik zeg dat ik haar ma-nier van handelen waardeer, zowel quazorgvuldigheid, alsook omdat zij interngoed heeft overlegd, en zeg haar alle be-nodigde rugdekking toe.

De verpleegkundige belt de ouders op,vader neemt aan, en zegt blij te zijn methaar telefoontje en met haar zorgvuldi-ge handelwijze. Minder blij zijn de ou-ders met het feit dat de school zich tottaak heeft gesteld de ouders versneld inte lichten om wederzijds vertrouwen tebehouden. Vader kan zich ook wel voor-stellen hoe moeilijk de sociaalverpleeg-

kundige de beslissing had gevonden hundochter serieus te willen helpen. “En”,zei vader, “ik had mijn dochter eigenlijkwel meer geduld en weloverwogen ple-zier gegund bij haar eerste seksuele er-varingen, maar het is gelopen zoals hetgelopen is. We zullen haar nu helpenmet een betere en solidere oplossing.” En de sociaalverpleegkundige? Die gaatin het vervolg iets voorzichtiger om metinformatieverstrekking aan de school,bijvoorbeeld door te vragen een leerlingin de gaten te houden in verband metmedicatie, zonder de reden daarvan tenoemen.

Jan A. M. van Eijck, medisch adviseur

directie GGD Hart voor Brabant,

destijds manager Jeugdgezondheidszorg

U I T D E P R A K T I J K

Casus

Beroepsethiek: evenwicht tussen

beroepsgeheim, zorgvuldigheid

en vertrouwen � Jan A. M. van Eijck

Page 24: TIJDSCHRIFT VAN DE ARTSEN(VERENIGING) JEUGDGEZONDHEIDSZORG … · regionaal en lokaal niveau), wetenschappelijke ont-wikkelingen, nascholing en verenigingsnieuws. JA!wil de vaak solistisch

De jeugdgezondheidszorg (JGZ) is eendynamisch vakgebied met gedrevenprofessionals. Maar behalve met inhou-delijke en procesmatige veranderingenhebben we te maken met een toene-mende druk om meer te presteren metminder middelen. Overal manen ge-meenten GGD’en om te bezuinigen.Met alle gevolgen van dien voor de pro-fessional die op zoek is naar een goedeinvulling van zijn of haar carrière en dieer binnen de organisatie toe wil doen.Het gevoel meer als kostenpost dan alsaanwinst te worden beschouwd, wektfrustraties op. We ondergaan verande-ringen soms lijdzaam en gaan erin mee,omdat we denken dat de leidinggeven-de degene is die de besluiten neemt enwij niets te kiezen hebben. Maar we heb-ben altijd een keus. Dat leert ons Ste-phan Covey. Zelfs de keus om een levenvan grootsheid te leiden, ongeacht deomstandigheden.

Plussen en minnen

Het seminar van Covey bevat tweewaardevolle elementen:• je kunt zijn oplossingsstrategieën

toepassen in het eigen werkveld;• door te werken met praktijkvoorbeel-

den biedt hij inspiratie voor de dage-lijkse praktijk.

Uiteraard heeft het ook zijn beperkin-gen om een ‘goeroe’ te zien:• hij kan tegenvallen, omdat de ver-

wachtingen hooggespannen zijn envooroordelen een rol gaan spelen;

• misschien zijn niet al zijn inzichtentoepasbaar, omdat ze niet één op één

zijn te vertalen naar de eigen organi-satie;

• soms ontbreekt het aan macht en in-vloed om de veranderingen door tezetten.

Toch heeft iedereen de macht om op dedrie niveaus van de ‘cirkel van invloed’iets te veranderen.

Belangrijke lessen

1) PersoonlijkheidStephen Covey is een van de bekendstedenkers over leiderschap, persoonlijkeeffectiviteit en verandering in de wereld.Hij is 78 jaar, vijftig jaar getrouwd, heeft9 kinderen en 44 kleinkinderen. Hij steltdat het gezin de sleutel is tot succes.Evenwicht in het leven vinden is een uit-daging zegt hij, en ouderschap is de be-langrijkste vorm van leiderschap. Dooreen voorbeeld te zijn voor je kinderen,kun je van generatie op generatie eenfamiliecultuur overdragen. Succesvolleiderschap begint thuis (voor de JGZ,volgens Lalonde, het eerste milieu).Hiermee kan iedereen beginnen.

2) Vertaling naar de werksituatieIn een organisatie waar veranderingenworden doorgevoerd, is transparantiehet grootste desinfecterende middel énhet beste groeimiddel. Covey vindt datmanagers inzicht moeten geven in fi-nanciën, resultaten openbaar moetenmaken, en klant- en medewerkertevre-denheid moeten meten. Openheid vanzaken zorgt, samen met een duidelijkevisie en heldere prioriteiten, voor degrootheid van de organisatie. Nadrukop controle is vaak een directe indicatie

voor een gemis aan vertrouwen. De vi-taliteit van bedrijven is gebaat bij hetdelegeren van verantwoordelijkheid opbasis van vertrouwen. Als professionalsverantwoordelijkheid dragen voor hunresultaten en vertrouwen krijgen vanuitde organisatie, levert dit van de werk-vloer (zelf )vertrouwen en snelle veran-dering op. De individuele professionaldient kritisch te zijn en vragen te stel-len. Als medewerker ken je de visie vande organisatie waar je werkt en kom jemet ideeën. Wees dus geen slachtoffer!Laat je mening horen, laat zien waar jevoor staat, en doe mee in werkgroepenen andere projecten. Kijk wat de be-hoeften zijn, ontdek wat je passie is enwaar je talenten liggen. Zo ontdek je jeeigen stem. Elkaars verschillen accepte-ren en talenten bewonderen en werken

24 � JA! najaar 2010

Seminar managementgoeroe Stephen Covey

Inspiratie voor de dagelijkse werWacht niet af als je iets wilt veranderen, maar ontwikkel inzicht in je

behoeften en mogelijkheden. Dat is het advies van de Amerikaanse

‘managementgoeroe’ Stephen Covey. Op 18 juni was hij in Nederland. Ik

heb zijn workshop bijgewoond. Zijn boodschap is dat je je eigen innerlijke

stem moet ontdekken om anderen te inspireren die van henzelf te ont-

dekken. Met dat inzicht kun je in de jeugdgezondheidszorg goed aan de

slag, ook in een tijd dat ‘meer doen met minder middelen’ troef is.

� Vasanthi Iyer

Stephen Covey op 18 juni in Nederland. Foto: Jan Boeve

I N D E P R A K T I J K

Coveys klassieker:De zeven eigenschappen van effectief leiderschap

Page 25: TIJDSCHRIFT VAN DE ARTSEN(VERENIGING) JEUGDGEZONDHEIDSZORG … · regionaal en lokaal niveau), wetenschappelijke ont-wikkelingen, nascholing en verenigingsnieuws. JA!wil de vaak solistisch

25JA! najaar 2010 �

aan een gemeenschappelijk doel zorgtvoor synergie. Samengevat: vergroot jeinvloed binnen je werk (voor de JGZ,volgens Lalonde, het tweede milieu).

3) Deel je ervaringen met anderenGoeroes doen hun best om hun princi-pes te delen. Wat daarvan achteraf over-blijft, hangt sterk af van de tijd, de wilen de mogelijkheid om met de meestwaardevolle ideeën iets te doen. Coveyzegt dat je je inzichten op anderen moetoverbrengen door je kennis en ervarin-gen te delen. Door je bijdrage te leverenaan de maatschappij en je stem te latenhoren, ga je mee met de veranderingen.Iedere professional is lid van een ver-eniging, of moet het worden, aldusCovey. Samen met collega’s kijken hoeje invloed kunt uitoefenen op je vak enje organisatie, werkt bindend. Dit is hettijdperk van ‘empowerment’, door jestem te vinden kun je anderen inspire-ren (voor de JGZ, volgens Lalonde, hetderde milieu).

Conclusie

Covey’s boodschap voor professionalsis dat grootheid bij jezelf begint! Doorje vak gepassioneerd uit te oefenen, eenbetekenisvolle bijdrage te leveren en jeeigen omgeving te beïnvloeden kun jeeen succes maken van je leven. Daar-mee word je een rolmodel, een Held!

Vasanthi Iyer is jeugdarts GGD Gooi en

Vechtstreek.

rkpraktijk

Amsterdam, 20 september 2010.

Uit onderzoek blijkt dat veel jonge-ren kampen met slaapproblemenals gevolg van hormonale en socia-le veranderingen in de puberteit.Dit kan hun stemming, gedrag enschoolprestaties nadelig beïnvloe-den. Slaapproblemen bij volwasse-nen laten zich goed behandelenmet cognitieve gedragstherapie,voor jongeren is de effectiviteit vanbehandeling nog niet onderzocht.Aan de Universiteit van Amsterdamstart deze maand een driejarigonderzoek naar de behandelingvan slaapproblemen bij jongeren.

Gratis behandeling

UvA-onderzoeker drs. Ed de Bruinontwikkelde een behandelprotocoldat wordt aangeboden via een laag-drempelige internetbehandelingen een behandeling in groepsver-band in het Academisch Behandel-centrum UvA-Virenze. De komendetwee jaar gaat hij deze twee vormenvan behandeling vergelijken entevens afzetten tegen een controle-groep van jongeren die op eenwachtlijst staan. Jongeren van dewachtlijst mogen na twee maanden

zelf kiezen tussen online- ofgroepsbehandeling. Hij is dan ookop zoek naar jongeren tussen 13 en19 jaar die in of rond Amsterdamwonen en last hebben van slaap-problemen.

Deelnemers gevraagd

De slaapspecialisten van de UvAbrengen het onderzoek onder deaandacht van de jongeren zelf, hunouders en de kring van hulpverle-ners die deze kinderen in hunspreekkamers zien, zoals huisart-sen, therapeuten, jeugdgezond-heidszorg of schoolmedewerkers.Op www.slimslapen.nl is meer in-formatie te vinden. Instellingenkunnen op verzoek een lezing overjongeren met slaapproblemen aan-vragen.

Neem voor meer informatie of aan-melding contact op met:drs. Ed de BruinPostbus 942081090 GE AmsterdamT (020) 525 13 27E [email protected] www.slimslapen.nl

Universitair onderzoek naar online behandeling slaapproblemen bij jongeren

Slim slapen

O N D E R Z O E K

Doe mee aan een landelijk onderzoek onder jeugdartsenover CAM bij kinderen door middel van een vragenlijst. Ukunt deze vragenlijst invullen door onderstaande link over tenemen. Het invullen vraagt minder dan 10 minuten van uwtijd. Uw antwoorden zullen anoniem worden verwerkt.http://onderzoek.mwm2.nl/ga.asp?vp=D6F250CA-EBAD-4E73-B219-DDC19DABBCCD

Meer informatie over het onderzoek onder jeugdartsen is tevinden op de website van de AJN: http://ajn.artsennet.nl/Hartelijk dank voor uw medewerking!Désirée van der Veer, jeugdarts, GGD Regio Twente; Silviavan Coeverden, jeugdarts KNMG i.o.,GGD Amsterdam; MiekJong, onderzoeker, Louis Bolk Instituut, Driebergen

Onderzoek complementaire en alternatieve behandelwijzen (CAM)

Page 26: TIJDSCHRIFT VAN DE ARTSEN(VERENIGING) JEUGDGEZONDHEIDSZORG … · regionaal en lokaal niveau), wetenschappelijke ont-wikkelingen, nascholing en verenigingsnieuws. JA!wil de vaak solistisch

Elise Buiting (voorzitter), Henrique Sachse (vicevoorzitter), Lucy Arntzenius (secretaris), EvelienStorchi (penningmeester), Anneke Ligtenstein(tweede penningmeester), Anneke Kesler, Ma-rijke van Keulen, Nathalie Leeuwenburgh, Juliet-te Heetman, Ellen van Hoorn, Ellen Peerbolteen 303 leden van de vereniging.

Voorafgaande aan de vergadering heeft devoorzitter van de VVC, F. van Leerdam, (tevensdagvoorzitter) een mededeling met betrek-king tot de toekomstige locatie van de ALV -Wetenschappelijke AJN-dag. De wetenschap-pelijke dag van 25 maart 2011 is nog in deJaarbeurs te Utrecht, daarna vinden de AJN-dagen plaats in De Reehorst in Ede (24 junien 25 november 2011). Het betreft een proef.Aan de hand van de evaluaties zal verderbeslist worden.

1 Opening en vaststellen agendaDe voorzitter van de AJN, Elise Buiting, opentde vergadering en heet de aanwezigen wel-kom. De agenda is vastgesteld. Deze ALVheeft een bijzonder karakter, met informatieover de toetreding tot de KNMG en de stem-mingsprocedure. Daarom is gekozen om hetafscheid van bestuursleden en leden van deVVC uit te stellen tot de ALV van novemberdit jaar.

2 Verslag ALV van 19 maart 2010Er zijn geen op- en aanmerkingen. Het ver-slag is goedgekeurd en daarmee vastge-steld.

3 BestuurszakenIn het AJN-bestuur gaan twee bestuursledenstoppen in juni en één in november 2010.Daarnaast stopt ook de voorzitter van de AJNin november 2010. De vacatures voor dezefuncties zijn meegestuurd met de JA!, liggenvandaag op de vacaturetafel en staan op dewebsite. Het bestuur en voorzitter nodigen uvan harte uit te solliciteren op deze functies.

4 Uw aandacht waard …• Wat zijn uw wensen met betrekking tot het

opstellen van een nieuwe JGZ-richtlijn?Welk praktijkprobleem/onderwerp vanuithet veld wilt u voordragen voor het makenvan een richtlijn? U kunt uw wensen mai-len naar het RIVM ([email protected])

• Wie wil er namens de AJN meedenken metde JGZ-richtlijn Pesten? Informatie ligt opde vacaturetafel en staat op de website.

• Er worden 50 jeugdartsen gezocht om deproefimplementatie van de JGZ-richtlijnAstma te testen. Informatie op de vacatu-retafel en op de website.

• Er worden 5 werkconferenties voor profes-sionals CJG georganiseerd. Op de vacatu-retafel liggen brochures met een vooraan-kondiging. In maart/april dit jaar heeft ueen informatieboek ontvangen van VWSover professionals in de CJG. Deze bijeen-komsten zijn daar een vervolg op. Er kun-nen ongeveer 100 deelnemers per bijeen-komst inschrijven. Het bestuur wil dezebijeenkomsten aanbevelen. Ze zijn voor al-le professionals in de CJG bedoeld.

• Els Jonker en Anneke Kesler hebben op 11mei jl. de brochure Opgroeien met zorgaangeboden aan minister Rouvoet. AJNen Mezzo hebben samengewerkt aan de-ze brochure en hebben de groep kinderenvan zieke ouders zichtbaarder gemaakt.

• Jeugdartsen die in 2011 in opleiding gaan,dienen zich voor 22 juni a.s. aan te mel-den bij het CBOG i.v.m. subsidie.

5 Aansluiting KNMGInleiding Elise Buiting: het AJN-bestuur zietde voordelen als de AJN via de KAMG toe-treedt tot de KNMG. Het betekent een ver-sterking van de medische entiteit; jeugd enpreventie komt op de kaart van de KNMG;directere invloed op de KNMG-standpuntenjeugd; de KNMG is sterk in politieke lobby.De leden van de AJN ontvangen wekelijksMedisch Contact, kunnen bij de KNMG-web-dossiers, kunnen gebruik maken van dien-sten zoals juridisch advies, artseninfolijn,loopbaanbureau en congressen/trainingen.

Elise Buiting stelt Paulien van Hessen voorvan de KAMG, zij geeft aan waarom de toe-treding via de KAMG gaat.

Paulien van Hessen is penningmeester vande KAMG. De invloed en continuïteit vanartsen M&G worden vergroot. In de socialegeneeskunde is het domein van maatschap-pij en gezondheid gebaat bij een betere in-bedding via de KNMG. De positie en het ge-zag van de KNMG kunnen gebruikt wordenbij zaken als opleiding, BIG, tuchtrecht enz.De positie van artsen in het domein maat-schappij en gezondheid wordt versterkt doorcontacten met VWS en de politiek. Ont-wikkelingen worden eerder gesignaleerd.Via de KAMG toetreden tot de KNMG is dezogenaamde ketenbenadering. Curatief en

preventief gaan samen mee. Aan de zorg inNederland hangt een prijs; preventie heefteen brede maatschappelijke inbedding nodigom de benodigde financiële middelen te ge-nereren. De KAMG streeft naar meer artsenop sleutelposities; het is nodig om beleids-en staffuncties in te nemen. Sociaal genees-kundigen kunnen actie ondernemen op be-leidsgebied en daardoor meer sturing gevenaan de vertaling van politieke wensen/eisenmet betrekking tot kosten/baten en preven-tie. De KAMG is van mening dat het erfgoedvan de sociale geneeskunde nog beter uitge-dragen en geborgd kan worden via de toe-treding tot de KNMG.

Vervolgens komt Paul Rijksen, algemeen di-recteur KNMG, aan het woord. Wat kan deKNMG betekenen voor de jeugdarts en watbetekent de jeugdarts voor de KNMG?De KNMG is een representatieve artsenor-ganisatie met ongeveer 50.000 leden, meto.a. de LHV, Orde van medische specialisten,NAVB, Verenso, NVV, individuele leden, stu-denten. De KNMG is tot nu toe vooral eencuratief bolwerk, preventie is onvoldoendevertegenwoordigd. Dat wil de KNMG in iedergeval gaan verbeteren. De KNMG is de koe-pelorganisatie die namens alle artsen in Ne-derland kan spreken. Het doel van de KNMGis het bevorderen van de kwaliteit van devolksgezondheid. De voorzitter van de KAMGkomt in het bestuur van de KNMG. DeKNMG heeft een verenigingsstructuur meto.a. een federatiebestuur, algemene ledenver-gadering, commissies en werkgroepen. DeKNMG ziet drie kerntaken: beleid/advies,opleiding/registratie en forum/podiumfunc-tie. Er is een sterke politieke lobby, zowel na-tionaal als internationaal, en de KNMG be-schikt over een groot netwerk.

6 Zijn er nog vragen?Vr: De NVJG is een aantal jaren geleden uit deKNMG gegaan, heeft het wel zin voor een“kleine groep” om deel uit te maken van deKNMG? Staat u wel open voor de AJN –JGZ? Antw.: Ondertussen is de AJN ge-groeid, zowel fysiek (aantal leden) als emo-tioneel, we zijn zelfbewuster geworden. In-vloed is mogelijk en soms zullen we genoe-gen moeten nemen met een compromis.Vr.: Worden we lid als AJN of lid als KAMG?Antw.: We worden lid via de KAMG, binnende KAMG is de AJN de grootste vereniging.Vr.: Kan de AJN iemand op het kantoor van deKNMG krijgen, in verband met de inhoud?

Verslag Algemene Ledenvergadering AJN 18 juni 2010

V A N H E T B E S T U U R

26 � JA! najaar 2010

Page 27: TIJDSCHRIFT VAN DE ARTSEN(VERENIGING) JEUGDGEZONDHEIDSZORG … · regionaal en lokaal niveau), wetenschappelijke ont-wikkelingen, nascholing en verenigingsnieuws. JA!wil de vaak solistisch

27JA! najaar 2010 �

Kunnen we een AJN-er in de federatieraad vande KNMG krijgen? Antw.: Dit gevoel wordtherkend. We gaan samen met de KAMG, hetis mogelijk om een AJN-beleidsmedewerkerbinnen de KNMG te laten werken. Dit moetnog verder uitgewerkt worden.Vr.: De bedrijfsarts en verzekeringsgeneeskun-digen zijn al vertegenwoordig bij de KNMG.Hoe zit dat met de arts maatschappij en ge-zondheid? Antw.: Door toetreding van deKAMG tot de KNMG komt de jeugdarts enarts M&G in beeld bij de KNMG. We zullener met elkaar voor moeten zorgen dat we on-ze stem in de KNMG goed gebruiken.Vr.: Is de KAMG al over? Antw.: De andere be-roepsverenigingen van de KAMG hebbenzich al uitgesproken, zij zijn voor toetreding.De AJN is de laatste vereniging van de KAMGdie de beslissing moet nemen.Vr.: Hoe zit het met de kosten? De contributiewordt verhoogd, is er wel geld om een beleids-medewerker aan te trekken? Antw.: In de be-groting is al rekening gehouden met het in-zetten van een beleidsmedewerker.Vr.: Zowel mijn echtgenoot als ik zijn dan lidvan de KNMG; krijgen we dan alles dubbel,één maal Medisch Contact is wel genoeg!Antw.: via de mail kunt u dat doorgeven.Vr.: Zijn er ook nadelen verbonden aan toetre-den tot de KNMG? Waarom is de NVJG ereerder uitgestapt? Antw.: Volgens Paul Rijksenwaren er destijds financiële problemen/faillis-sement bij de vereniging van sociaal genees-kundigen die destijds lid was van de KNMG.Vr.: Rechtstreeks verwijzen, is dat onderwerpiets voor de KNMG? Antw.: Ja, rechtstreeksverwijzen en de erkenning door collega’svan de jeugdarts als (mede)behandelaar iseen belangrijk thema.Vr.: Hoe zit het met de invloed van de verschil-lende specialistenverenigingen? Antw.: Vroe-ger hadden verenigingen met meer ledenmeer invloed, dat is niet meer van toepas-sing. De stem van de KAMG weegt net zozwaar als de stem van de Orde van medischspecialisten.Vr.: Kan de KNMG de beleidsmedewerker AJNbetalen? Antw.: Nee!Er zijn nog een aantal vragen via de mail ge-steld: Krijgen we bij toetreding ook recht opjuridisch advies en loopbaanondersteuning?Antw.: Ja.Vr.: Heeft het wel zin om lid te blijven bij deLAD? Antw.: Ja, de LAD is een vakbond endoet de CAO-onderhandelingen en biedt per-soonlijke rechtsbijstand bij een conflict metde werkgever.

Vr.: Hoeveel AJN-leden gaan hun lidmaat-schap opzeggen als de contributie wordt ver-hoogd omdat we toetreden tot de KNMG?Antw.: Dat weten we niet.Vr.: Blijft de afdracht van de AJN aan deKAMG hetzelfde of wordt deze verminderd?Antw.: De afdracht blijft hetzelfde.Vr.: Hoeveel leden zijn al lid van de LAD/ KNMGen moeten die meer gaan betalen? Antw.: Dieleden gaan niet meer betalen, 1/3 van de le-den is al lid van de LAD/KNMG; voor henverandert er niets.

7 Stemprocedure toetreding AJN tot KNMGU kunt uw stem alleen schriftelijk uitbren-gen. De stemdozen staan bij de uitgang vande zaal. Er is een onafhankelijk stemcom-missie (de leden van de kascontrole). Destemmen worden twee maal geteld. U kuntstemmen tot het einde van de pauze. Zodrade uitslag bekend is wordt deze bekendgemaakt door de voorzitter.

8 RondvraagEr zijn geen vragen voor de rondvraag.

9 Sluiten van de vergaderingDe voorzitter bedankt de aanwezigen voorhun inbreng en sluit de vergadering.

Uitslag van de stemming:Er zijn 303 stemgerechtigden aanwezig. Erzijn 82 machtigingen omgeruild voor eenstembiljet. Totaal: 385Er zijn 366 stemmers voorEr zijn 13 stemmers tegenEr is 1 blanco stem uitgebracht5 Leden hebben zich onthouden van stem-men. Totaal 385

De leden van de AJN hebben gekozen omvia de KAMG toe te treden tot de KNMG.De voorzitter verwoordt dat het bestuur blijis met de uitslag, en bedankt alle leden voorhet vertrouwen.

2 Vacatures JA!-redactie

Per 1 december 2010

De JA! is hét tijdschrift van de AJN. Het besteedt aandacht aan alle aspectenrondom de beroepsuitoefening van de artsen werkzaam in de jeugdgezond-

heidszorg in Nederland.

Houd je van schrijven, ben je fantasierijk, onorthodox en denk je ‘out of the box’ ofken je zo iemand? Geef jezelf op of vraag je bekende om contact op te nemen via

[email protected]

Wat levert het op?Kennis over evidence based Jeugdgezondheidszorg in de meest brede zin,verbreding van je netwerk, samenwerken met leuke collega’s, samenwer-

ken met ketenpartners en natuurlijk inspiratie en accreditatiepunten.

Nadere informatie op de AJN-website, of bij hoofdredacteur :Marianne Nijnuis, per mail via [email protected].

Uw reactie: Voor 1 december 2010 via [email protected].

Page 28: TIJDSCHRIFT VAN DE ARTSEN(VERENIGING) JEUGDGEZONDHEIDSZORG … · regionaal en lokaal niveau), wetenschappelijke ont-wikkelingen, nascholing en verenigingsnieuws. JA!wil de vaak solistisch

Verbeterd recept.Nieuwe verpakking.

Vertrouwde keuze.De vernieuwde Nutrilon is vanaf eind november verkrijgbaar. Naast de nieuwe blauwe verpakking is

de receptuur aangepast volgens de laatste wetenschappelijke inzichten. Heeft u vragen over de nieuwe

verpakkingen of over baby- en kindervoeding? Dan kunt u contact opnemen met de Nutricia Voedingskundige

Informatielijn (gratis, 24 uur per dag, 7 dagen per week). U kunt ons ook bezoeken op onze website

www.nutriciavoorprofessionals.nl of mailen naar [email protected].

VERBETERDRECEPT

ONTWIKKELDDOOR

BABYVOEDINGEXPERTS

Alleen Nutrilon bevat IMMUNOFORTIS® waarvan wetenschappelijkis bewezen dat het positieve effecten heeft op het immuunsysteem

VERNIEU

WD

460000296_2-2 ADV HCP 210x297_JA.indd 1 04-10-10 10:05