thematische verdieping bevindingen voor verdere uitwerking ... · 3. en zijn actuele en nieuwe...

31
Thematische verdieping Bevindingen voor verdere uitwerking van de toekomstscenario’s van IW4 en de Participatiewet Opgesteld door: René van Holsteijn Edward van Leeuwen Hans Zuidema november 2017

Upload: others

Post on 13-Aug-2020

2 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: Thematische verdieping Bevindingen voor verdere uitwerking ... · 3. En zijn actuele en nieuwe ontwikkelingen die ook gewogen moeten worden. Daaronder vallen ook de effecten van het

Thematische verdieping

Bevindingen voor verdere uitwerking van de toekomstscenario’s

van IW4 en de Participatiewet

Opgesteld door:

René van Holsteijn Edward van Leeuwen

Hans Zuidema

november 2017

Page 2: Thematische verdieping Bevindingen voor verdere uitwerking ... · 3. En zijn actuele en nieuwe ontwikkelingen die ook gewogen moeten worden. Daaronder vallen ook de effecten van het

171204 Thematische verdieping t.b.v. de toekomst van IW4 en de uitvoering van de Participatiewet Veenendaal, Rhenen en Renswoude 1

Inhoud Samenvatting ........................................................................................................................... 2

De bevindingen uit deze verkenning .................................................................................... 3

Advies ........................................................................................................................................ 5

Deel I: Inleiding thematische verdieping .............................................................................. 6

Deel II: Toelichting op de vier verdiepingsthema’s en het advies .................................... 9

Page 3: Thematische verdieping Bevindingen voor verdere uitwerking ... · 3. En zijn actuele en nieuwe ontwikkelingen die ook gewogen moeten worden. Daaronder vallen ook de effecten van het

171204 Thematische verdieping t.b.v. de toekomst van IW4 en de uitvoering van de Participatiewet Veenendaal, Rhenen en Renswoude 2

SAMENVATTING

In de periode mei-juni 2017 is door de raden van Veenendaal, Rhenen en Renswoude gesproken over de toekomst van IW4.

De bespreking in de raden heeft zijn eerste vervolg gekregen in aantal vervolgacties. Deze activiteiten leveren - elk vanuit hun eigen invalshoeken - een bijdrage aan de vraag op welke wijze het proces rond de besluitvorming over dit belangrijke vraagstuk tot de goede resultaten leidt en voortgang krijgt. De opbrengst van de tot nu toe uitgevoerde activiteiten laat zien dat er meer scherpte en richting nodig is om tot een goede uitwerking en weging van voorstellen te kunnen komen. In deze notitie wordt dit inhoudelijk verder toegelicht. Dat dit nodig blijkt heeft drie oorzaken:

1. De verschillende varianten geven in een verdere verkenning aanleiding tot diepere vragen. Vragen die nog onvoldoende zijn besproken en afgewogen. Hierbij komen ook nieuwe inzichten en accenten op die voor de besluitvorming van belang zijn.

2. Er blijkt veel ruimte te zijn voor verschil in de interpretatie van de verschillende varianten. Die interpretatieruimte moet worden beperkt zodat helder is waarvoor in welke varianten precies wordt gekozen.

3. En zijn actuele en nieuwe ontwikkelingen die ook gewogen moeten worden. Daaronder vallen ook de effecten van het nieuwe regeerakkoord zoals de invoering van de loondispensatie i.p.v. de loonkostensubsidie voor mensen met een arbeidsbeperking en de voorgestane extra 20.000 plaatsen voor beschut werk.

Het doel van deze notitie is om voor het verdere proces een inhoudelijke verdieping aan te brengen. De bevindingen uit deze notitie zijn geordend aan de hand van vier thema’s: de doelgroep, de gewenste infrastructuur, middelen en governance. De bevindingen zijn bij de afsluiting van elk thema in een kader weergegeven en worden hierna samengevat. De gemeenten staan er voor de toekomst van IW4 met veel zorgvuldigheid in te vullen. Liever met meer tijd dan met een keuze waarvan effecten niet goed blijken uit te pakken. Deze aanpak borgt dat straks een goede afweging kan worden gemaakt van de verschillende facetten die in drie varianten moeten worden getoetst: de organisatorische en financiële effecten, de vragen rondom sturing en governance, de effecten op de regionale samenwerking en de bestuurlijke aspecten die in de verschillende varianten een rol spelen. Met deze bevindingen kan het besluitvormingsproces verder worden gevoed en gepland. Dit is een traject dat veel zorgvuldigheid vraagt, vanwege de inhoud van het vraagstuk en ook vanwege de kwetsbaarheid van de doelgroep uit de Wsw, die werkt bij IW4.

Page 4: Thematische verdieping Bevindingen voor verdere uitwerking ... · 3. En zijn actuele en nieuwe ontwikkelingen die ook gewogen moeten worden. Daaronder vallen ook de effecten van het

171204 Thematische verdieping t.b.v. de toekomst van IW4 en de uitvoering van de Participatiewet Veenendaal, Rhenen en Renswoude 3

DE BEVINDINGEN UIT DEZE VERKENNING

De bevindingen uit deze thematische verdere verkenning zijn geordend in vier thema’s: doelgroep, infrastructuur, middelen en governance. Deze zijn:

Doelgroep: bevindingen

A. Doelgroepen en de benodigde dienstverlening Voor de ontwikkelingen binnen de doelgroepen is het volgende van belang:

De omvang van het aantal Wsw-ers neemt stapsgewijs af. Binnen de uitvoering van de WSW wordt de beweging van ‘binnen’ naar ‘buiten’ verder doorgezet

Bij de nieuwe doelgroep arbeidsbeperkten staat het gaan werken bij reguliere werkgevers voorop. Uit ervaringen blijkt dit ook goed te slagen. Het aantal mensen uit de nieuwe doelgroep arbeidsbeperkten is tot nu toe wel veel lager dan door het Rijk geschat. Dat geldt zowel voor de doelgroep van de banenafspraak als voor de doelgroep voor beschut werk (nieuwe stijl).

Door het rijk aangekondigde wijziging van loonkostensubsidie naar loondispensatie lijkt een grotere vervlechting te gaan geven met de gemeentelijke inkomensvoorziening. Dit doordat mensen bij loondispensatie een beroep blijven doen op de bijstand. Over de inhoud van de wijziging moet meer duidelijkheid komen om de effecten goed in te kunnen schatten.

Het bijstandsvolume daalt en deze daling is relatief ook gunstig. De bijstandspopulatie is sinds 2016 goed gediagnostiseerd. Hierdoor is de bemiddelbaarheid van het bestand beter in beeld en de aanpak aangescherpt.

De verwachting is dat de groep beter bemiddelbare personen, door een actieve aanpak en door de gunstige conjuncturele ontwikkeling, verder zal dalen.

B. Blijvende goede dienstverlening voor de huidige SW-werknemers In alle varianten blijft een goede voorziening nodig voor mensen met een dienstverband op basis van de (oude) WSW:

De gemeenten blijven werk bieden voor alle bestaande WSW en borgen de sociale afspraken die daarover zijn.

Dit werk wordt zoveel als mogelijk ‘buiten’ uitgevoerd, passend bij het streven naar een inclusieve arbeidsmarkt.

Er is – zolang als nodig - een passende voorziening ‘binnen’ voor de groep die daarop blijft aangewezen.

C. Doelgroepen bijstand: werk en maatschappelijke participatie

Het is bij de uitvoering van de Participatiewet zeer zinvol een onderscheid te maken in de groepen die dicht of dichter bij werk staan (de A- en B doelgroep) en de groep waarin op dit moment geen werkmogelijkheden zijn (de C- en D- groepen).

Dit onderscheid is voor de dienstverlening van belang. Het is een onderscheid dat daarom van belang is in alle toekomstvarianten.

Page 5: Thematische verdieping Bevindingen voor verdere uitwerking ... · 3. En zijn actuele en nieuwe ontwikkelingen die ook gewogen moeten worden. Daaronder vallen ook de effecten van het

171204 Thematische verdieping t.b.v. de toekomst van IW4 en de uitvoering van de Participatiewet Veenendaal, Rhenen en Renswoude 4

Infrastructuur: bevindingen

D. Krimp en subsidietekort bij Wsw is de kern van het op te lossen vraagstuk

In de huidige uitvoering werkt zowel IW4 als de afdeling Economie en Werk beide op een goed niveau vanuit de aan hun toegewezen opdracht.

De wens te veranderen in het kader van de toekomstscenario’s komt niet uit het minder functioneren of signalering van grote verbeterpunten.

Wel komt dit vanuit de krimp van de Wsw en het subsidietekort bij de Wsw.

E. Kiezen voor een ‘zo licht mogelijke’ basisinfrastructuur.

De focus is gericht op het plaatsen van zoveel mogelijk mensen rechtstreeks bij werkgevers. Dit sluit aan bij het streven naar een ‘inclusieve arbeidsmarkt’, waarin iedereen naar vermogen mee doet in regulier werk.

Hieruit voort vloeit de keuze voor een ‘zo licht mogelijke’ infrastructuur en het verder doorzetten van de eerder ingezette IW4-koers ‘krimpen met perspectief’. Ook past daarbij een vanuit het verkenning DVO onderzoek van Rhenen naar voren gebracht voorstel de mogelijkheden te bekijken om IW4 te transformeren naar een zelfstandige sociale onderneming i.c. expertisecentrum waar de gemeenten een inkooprelatie mee aangaan.

Het uitvoeren van productieactiviteiten in eigen beheer wordt zoveel als mogelijk beperkt en waar dit nodig blijft wordt dit in directe samenwerking met reguliere werkgevers vormgegeven.

F. Verhelderen inhoud variant 1: doorontwikkelen vanuit kracht en kerncompetenties

De variant 1 heeft ten onrechte de annotatie gekregen van ‘nietsdoen’. Het advies is bij de verdere uitwerking van de toekomstscenario’s de variant 1 een aangescherpte inhoud te geven: doorontwikkeling vanuit kracht en kerncompetenties.

Dat betekent dat in de uitwerking van deze variant voor zowel IW4 als Economie & werk volledig rekening wordt gehouden met hun eigen toekomstgerichte ontwikkelopgave en voor IW4 het verder uitwerken van de al ingezette koers ‘krimpen met perspectief’.

Middelen: bevindingen

G. Uitgangspunt ‘huidig budget volgt doelgroep’.

Bij de uitwerking en toetsing van de verschillende modellen is het advies het uitgangspunt ‘huidige budget volgt doelgroep’ te volgen.

H. Risico’s van eventuele splitsing werk en inkomen (speelt alleen bij variant 2).

Er is aandacht nodig voor de (grotere) financiële risico’s die zich voordoen als werk en inkomen worden gesplitst. Deze risico’s vragen uitdrukkelijk aandacht in de volgende fase.

Hierbij moet gekeken worden of en zo ja op welke wijze deze risico’s kunnen worden vermeden met daarbij passende maatregelen.

Ook moeten snijverliezen en extra coördinatiekosten van een eventuele splitsing van werk en inkomen in beeld worden gebracht.

I. Subsidietekort Wsw: een blijvend en weerbarstig probleem

Page 6: Thematische verdieping Bevindingen voor verdere uitwerking ... · 3. En zijn actuele en nieuwe ontwikkelingen die ook gewogen moeten worden. Daaronder vallen ook de effecten van het

171204 Thematische verdieping t.b.v. de toekomst van IW4 en de uitvoering van de Participatiewet Veenendaal, Rhenen en Renswoude 5

Ten onrechte is het beeld ontstaan dat het probleem van het subsidietekort in de Wsw door anders organiseren kan worden opgelost. Dit onderliggende probleem blijft in alle varianten bestaan.

Positieve exploitatie-effecten bij de uitvoering van de Wsw kunnen dit probleem slechts beperkt dempen. Gemeenten dienen daarom in hun meerjarenraming (blijvend) rekening houden met deze tekorten.

Het advies is om het indicatief geraamde subsidietekort in de Wsw verder te analyseren, zodat gemeenten inzicht hebben in de meerjarige verwachting en de ten laste van de gemeentebegroting komende effecten van dit tekort en de wijze waarop hier (beter) mee om kan worden gegaan.

J. Financieel effect toekomstscenario’s

In de uitwerking moet vóór de besluitvoering over de te maken keuze

Het te bereiken financieel effect worden uitgewerkt en een helder antwoord worden gegeven op de vraag welke variant het minste geld kost.

Een helder beeld ontstaan over de voor de uitvoering van de WSW-taken daadwerkelijk benodigde financiële middelen.

Governance: bevindingen

K. IW4 als ondernemende organisatie vanuit een publiek belang De gemeenten spreken uit dat zij de sturing in alle varianten zelf en ook rechtstreeks willen uitvoeren. De bestaande structuur binnen IW4 - met een NV onder de GR - is als toekomstig sturingsmodel bestuurlijk mogelijk minder gewenst. De gewenste toekomstige organisatievorm van IW4 blijft daarbij een slagvaardige en ondernemende organisatie, gericht op:

goede dienstverlening naar werkgevers,

goed ondernemerschap bij het uitvoeren van (productie-) opdrachten voor reguliere werkgevers en

goede re-integratiedienstverlening naar de doelgroepen. Het is niet een onderneming met een primair op winst gericht oogmerk, maar een door de gemeenten zelf bestuurde organisatie in een ondernemende vorm, doelgericht en efficiënt werkend. Bij dit uitgangspunt wordt in de uitwerking een passende rechtsvorm gekozen. Vanuit het verkennend DVO onderzoek van Rhenen is daarbij ook nader onderzoek wenselijk wat de mogelijkheden zijn voor de aansturing, als IW 4 getransformeerd gaat worden naar een (zelfstandige) sociale onderneming i.c. expertisecentrum met inkoop relatie.

L. Samenwerking arbeidsmarktregio FoodValley In alle varianten zal goed rekening moet worden gehouden met de samenwerking binnen de arbeidsmarktregio FoodValley en de gemaakte afspraken rondom de gemeenschappelijke werkgeversbenadering binnen het Werkgeversservicepunt regio FoodValley.

ADVIES

Deze thematische verkenning en verdieping levert een aantal bevindingen op. Het advies is deze bevindingen mee te nemen in het vervolg van het proces, gericht op een keuze voor de toekomst van IW4 en de uitvoering van de Participatiewet .

Page 7: Thematische verdieping Bevindingen voor verdere uitwerking ... · 3. En zijn actuele en nieuwe ontwikkelingen die ook gewogen moeten worden. Daaronder vallen ook de effecten van het

171204 Thematische verdieping t.b.v. de toekomst van IW4 en de uitvoering van de Participatiewet Veenendaal, Rhenen en Renswoude 6

Toelichting DEEL I: INLEIDING THEMATISCHE VERDIEPING

1. Inleiding - Rapport Tom de Haas In de periode mei-juni 2017 is door de raden van Veenendaal, Rhenen en Renswoude gesproken over de toekomst van IW4. Uitgangspunt vormde een rapport van Tom de Haas (Uitvoeringsvarianten voor de Participatiewet inclusief de WSW voor de gemeenten Renswoude, Rhenen en Veenendaal, 25 april 2017), waarin een aantal varianten wordt beschreven over bovengenoemd thema.

Het rapport van Tom de Haas beschrijft de volgende varianten: Variant 1: Nietsdoen; doorgaan op huidige werkwijze De kern van deze variant is dat de huidige aanpak en rolverdeling wort voortgezet: Veenendaal voert de P-wet uit, middels een DVO ook voor Renswoude en Rhenen. De uitvoering van de Wsw is ondergebracht bij de GR IW4. De afdeling Economie & Werk van de gemeente Veenendaal treedt op als opdrachtgever aan IW4 bij opdrachten die betrekking hebben op werk of regintegratie in het kader van de Participatiewet. IW4 en de gemeenten blijven hun huidige taken uitvoeren en zetten hun eigen toekomstgerichte ontwikkeling door). Variant 2: De hele werkopdracht in één GR Alles wat binnen de Participatiewet met werk en re-integratie te maken heeft wordt gebundeld in één GR. Die GR heeft een duidelijk andere, bredere opdracht van het huidige IW4. Alles wat met inkomensvoorziening te maken heeft wordt door de afdeling E&W van de gemeenten Veenendaal uitgevoerd. Ook voor Renswoude en Rhenen. Variant 3: GR voor (nieuw) beschut werk De uitvoering van beschut werk, als onderdeel van de WSW, en als nieuwe wettelijke verplichting binnen de Participatiewet, wordt ondergebracht bij de GR IW4. Alle andere vormen van re-integratie, werk, detachering en begeleid werken via de Wsw, worden gebundeld binnen de afdeling Economie & werk van de gemeente Veenendaal Variant 4: Een volledige bundeling Een volledige bundeling van de uitvoering van de Participatiewet, inkomen, werk en Wsw in één organisatie. N.B.: De variant 4 zag het bestuur van de GR niet als reële optie en is daarom in het rapport van Tom de Haas niet uitgewerkt.

Page 8: Thematische verdieping Bevindingen voor verdere uitwerking ... · 3. En zijn actuele en nieuwe ontwikkelingen die ook gewogen moeten worden. Daaronder vallen ook de effecten van het

171204 Thematische verdieping t.b.v. de toekomst van IW4 en de uitvoering van de Participatiewet Veenendaal, Rhenen en Renswoude 7

Het bestuur van de GR IW4 heeft op basis van het rapport van Tom de Haas, evenals daarna de colleges van Veenendaal, Rhenen en Renswoude, een voorlopige voorkeur uitgesproken voor variant 2. Deze voorkeur is met de raden besproken en hier ook onderschreven. - Uitgevoerde vervolgacties De bespreking in de raden heeft zijn eerste vervolg gekregen in een aantal vervolgacties: 1

a. Voortzetting van het ambtelijk en bestuurlijk overleg tussen de drie gemeenten en IW4 Door de gemeentesecretarissen alsmede tussen de betrokken bestuurders is het contact rondom dit onderwerp geïntensiveerd. Ook de directeur van IW4 is daarbij betrokken.

b. Effectstudie Berenschot (het rapport “Effecten van de drie uitvoeringsvarianten van IW4 op de gemeente Veenendaal”) Door de gemeente Veenendaal is aan het bureau Berenschot een opdracht gegeven de consequenties van de drie in het rapport De Haas uitgewerkte varianten voor de bedrijfsvoering van de gemeente Veenendaal te onderzoeken.

c. Verkennend onderzoek gemeente Rhenen herziening DVO uitvoering participatiewet. Gemeente Rhenen heeft een start gemaakt met een verkennend onderzoek rondom de herziening van de DVO met gemeente Veenendaal die per 1.1.2021 afloopt. Een belangrijk onderdeel van de DVO is de uitvoering van de Participatiewet: om die reden zijn ook de varianten van De Haas bezien; uit deze beoordeling zijn nieuwe inzichten naar voren gekomen, die van invloed kunnen zijn op de verschillende scenario’s voor IW 4.

Deze drie activiteiten leveren elk vanuit verschillende invalshoeken een bijdrage aan de vraag op welke wijze het proces rond de besluitvorming over dit belangrijke vraagstuk tot de goede resultaten leidt en voortgang krijgt. - Thematische verdieping: er is meer scherpte en richting nodig De opbrengst van de tot nu toe uitgevoerde activiteiten laat zien dat er meer inhoudelijke scherpte en richting nodig is om tot een goede uitwerking en weging van voorstellen te kunnen komen. In deze notitie wordt dit inhoudelijk verder toegelicht. Dat dit nodig blijkt komt door drie oorzaken:

1. De verschillende varianten geven in een verdere verkenning aanleiding tot diepere vragen. Vragen die nog onvoldoende zijn besproken en afgewogen. Hierbij komen ook een nieuwe inzichten en accenten op die voor de besluitvorming van belang zijn.

2. Er blijkt veel ruimte te zijn voor interpretatie van de verschillende varianten. Die interpretatieruimte moet worden beperkt zodat helder is waarvoor in welke varianten precies wordt gekozen.

3. En zijn actuele en nieuwe ontwikkelingen die ook gewogen moeten worden. Daaronder vallen ook de effecten van het nieuwe regeerakkoord zoals de invoering van de loondispensatie i.p.v. de loonkostensubsidie voor mensen met een arbeidsbeperking en de voorgestane extra 20.000 plaatsen voor beschut werk.

- Doel notitie

1 Bij het schrijven van deze notitie kon worden beschikt over de conceptrapporten van Berenschot en van het deelrapport uit het

DVO-onderzoek van Rhenen. Deze rapporten zijn separaat bestuurlijk aan de colleges van de drie gemeenten aangeboden.

Page 9: Thematische verdieping Bevindingen voor verdere uitwerking ... · 3. En zijn actuele en nieuwe ontwikkelingen die ook gewogen moeten worden. Daaronder vallen ook de effecten van het

171204 Thematische verdieping t.b.v. de toekomst van IW4 en de uitvoering van de Participatiewet Veenendaal, Rhenen en Renswoude 8

Het doel van deze notitie is om voor het verdere proces een inhoudelijke verdieping aan te brengen en zo bij te dragen aan scherpte voor de vervolgstappen in het besluitvormingsproces over de toekomstscenario’s voor IW4 en de Participatiewet. Wij vatten de uitkomsten van deze verkenning samen in de vorm van bevindingen, die benut kunnen worden in het verdere proces. Wij doen dit rondom vier thema’s in een bewust gekozen volgorde:

1. Welke doelgroep moet worden ondersteund? 2. Wat is hiervoor de gewenste infrastructuur? 3. Welke middelen zijn hiervoor beschikbaar? 4. Op welke wijze willen de gemeenten hier sturing aan geven (governance)?

Page 10: Thematische verdieping Bevindingen voor verdere uitwerking ... · 3. En zijn actuele en nieuwe ontwikkelingen die ook gewogen moeten worden. Daaronder vallen ook de effecten van het

171204 Thematische verdieping t.b.v. de toekomst van IW4 en de uitvoering van de Participatiewet Veenendaal, Rhenen en Renswoude 9

DEEL II: TOELICHTING OP DE VIER VERDIEPINGSTHEMA’S EN HET ADVIES

De belangrijkste thema’s die voor dit moment uitwerking vragen zijn:

Bij de te maken keuzen voor de uitvoering stellen we voorop wat effectief is voor het realiseren van de doelen van de Participatiewet. Vervolgens is de tweede vraag hoe het realiseren van deze doelen zo efficiënt mogelijk kan worden uitgevoerd. Om de primaire vraag te beantwoorden is vooral een scherp beeld nodig over de vraag welke doelgroep de komende jaren precies bediend moet worden. Het gaat dan om de kwalitatieve en kwantitatieve verwachtingen over de met de uitvoering van de Participatiewet en de WSW te ondersteunen vragen van burgers. Wij schetsen hier een aantal lijnen: a. De doelgroep WSW - Omvang van de doelgroep neemt in tijd gefaseerd af Het aantal mensen in de WSW daalt. De daling in de afgelopen jaren is in eerste instantie iets sterker geweest dan oorspronkelijk geraamd. De verwachting is dat het tempo van deze daling enigszins zal afvlakken. Door het stopzetten van de instroom in de WSW is het dalen van het aantal WSW-deelnemers een vaststaand feit. In deze krimp is het belangrijk om mensen die in de WSW werkzaam

•Over wie hebben we het?

•Wat is de omvang van de doelgroep?

•Wat is de verwachte ontwikkeling per doelgroep? 1. Doelgroep

•Welke infrastructuur is nodig? 2. Infrastructuur

•Wat is er nodig aan middelen?

•Wat staat ons ter beschikking? 3. Middelen

•Welke sturing vanuit de gemeenten is gewenst?

•Wordt de te vormen uitvoeringsorganisatie primair een marktgerichte of primair een publieke organisatie?

4. Governance

•Over wie hebben we het?

•Wat is de omvang van de doelgroep?

•Wat is de verwachte ontwikkeling per doelgroep? 1. Doelgroep

Page 11: Thematische verdieping Bevindingen voor verdere uitwerking ... · 3. En zijn actuele en nieuwe ontwikkelingen die ook gewogen moeten worden. Daaronder vallen ook de effecten van het

171204 Thematische verdieping t.b.v. de toekomst van IW4 en de uitvoering van de Participatiewet Veenendaal, Rhenen en Renswoude 10

zijn goed en passend werk en perspectief te blijven bieden. Uitstroom uit de WSW vindt via natuurlijk verloop plaats. Pensionering is hiervan de belangrijkste reden. Het werknemersbestand in de WSW schuift in leeftijd op. Ook ziekte, her-indicering, eigen opzegging etc. zijn redenen voor het beëindigen van het WSW-dienstverband.

Grafisch laat deze tabel zich als volgt illustreren:

- De beweging ‘van binnen naar buiten’ in de WSW Bij de uitvoering van de WSW is de laatste jaren een sterk accent gelegd op het zoveel mogelijk ‘naar buiten’ plaatsen van mensen uit de WSW. Dit door middel van individuele detachering, begeleid

Ontwikkeling aantallen WSW Feitelijk afgelopen 8 jaar

2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017

Aantal SW (in fte) begin jaar 410,09 382,65 382,81 376,89 389,59 394,97 372,46 346,8

Instroom SW 4 27,34 19,34 29,67 27,34 0,86 3,89

Uitstroom SW -30,08 -26,27 -22,44 -16,62 -22,49 -21,62 -27,75 -15

Doorstroom SW -1,36 -0,91 -2,82 -0,35 0,53 -1,75 -1,8

Aantal SW (in fte) einde jaar 382,65 382,81 376,89 389,59 394,97 372,46 346,8 331,8

Cumulatieve uitstroom uit SW 30,08 56,35 78,79 95,41 117,9 139,52 167,27 182,27

Ontwikkeling aantallen WSW Prognose komende 8 jaar

2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024 2025

Aantal SW (in fte) begin jaar 331,8 323,8 317,8 307,8 301,8 290,8 274,8 267,8

Uitstroom SW (schatting IW4) -8 -6 -10 -6 -11 -16 -7 -12

Aantal SW (in fte) einde jaar 323,8 317,8 307,8 301,8 290,8 274,8 267,8 255,8

Cumulatieve uitstroom uit SW 190,27 196,27 206,27 212,27 223,27 239,27 246,27 258,27

0

50

100

150

200

250

300

350

400

450

2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024 2025

Aan

tal S

W (

in f

te)

Jaren

AANTAL PERSONEN IN DE SW (2013-2025) Aantal SW (in fte)

Page 12: Thematische verdieping Bevindingen voor verdere uitwerking ... · 3. En zijn actuele en nieuwe ontwikkelingen die ook gewogen moeten worden. Daaronder vallen ook de effecten van het

171204 Thematische verdieping t.b.v. de toekomst van IW4 en de uitvoering van de Participatiewet Veenendaal, Rhenen en Renswoude 11

werken, groepsdetacheringen en het op externe locaties uitvoeren van werkzaamheden. Dit alles met behoud van de dienstbetrekking vanuit de SW (alleen bij begeleid werken gaat het dienstverband over naar een andere werkgever), om zo voor mensen die al in de SW werkzaam zijn hun arbeidszekerheid te behouden. De koers ‘naar buiten’ sluit aan bij het denken over de ‘inclusieve arbeidsmarkt’. Zoveel mogelijk mensen – ook mensen met een arbeidsbeperking – werken in een reguliere werkomgeving en doen daarin gewoon mee. Deze beleidskeuze zien we ook terug binnen de Participatiewet en de Banenafspraak uit het sociaal akkoord. Ook hier worden mensen met een beperking zoveel als mogelijk geplaatst bij reguliere werkgevers in een reguliere werkomgeving. De koers ‘naar buiten’ geeft ook – mits zorgvuldig uitgevoerd – een positief effect op de kosten voor de uitvoering van de WSW. IW4 is de afgelopen jaren succesvol geweest in het vergroten van het aantal mensen dat ‘buiten’ is geplaatst. Dit vraagt voor mensen in de WSW veel zorgvuldigheid. De verwachting is dat deze koers kan leiden tot circa 70-75 % ‘buiten’ (65% gedetacheerd bij andere werkgevers en 10% in eigen activiteiten buiten) en 25-30% ‘binnen’. Eind oktober 2017 is 53.5% van de Sw-medewerkers bij andere werkgevers geplaatst (exclusief de eigen afdelingen Schoonmaak en Groen). Voor de mensen die zijn aangewezen op werk binnen is een eigen werkinfrastructuur nodig. Dit betreft in 2025 naar verwachting dus 25-30% van de 259 fte (dit zijn circa 80-100 personen) B. De nieuwe doelgroep arbeidsbeperkten - Plaatsing bij reguliere werkgevers voorop De lijn vanuit de Participatiewet en de Banenafspraak is om mensen met een arbeidsbeperking zoveel als mogelijk rechtstreeks te plaatsen bij werkgevers. De facilitering vanuit de Participatiewet (inzet loonkostensubsidies, jobcoaching, no risk-polis) ondersteunt deze aanpak gericht op een ‘inclusieve arbeidsmarkt’. Uit de ervaringen tot nu toe zien we dat deze aanpak ook tot resultaat leidt. Personen uit de doelgroep die werkfit of kansrijk zijn voor plaatsingen worden rechtstreeks bij werkgevers geplaatst. Anders dan bij de uitvoering van de WSW is het organiseren van werk in een door de overheid in stand gehouden of geleide werkorganisatie hierbij niet aan de orde. Een beperkt deel van de doelgroep doet wél een beroep op extra ondersteuning. Dit betreft de uitvoering van voortrajecten en een deel van de plaatsingen voor het z.g. beschut werk. De nieuwe doelgroep arbeidsbeperkten, vallend onder de Participatiewet, is in omvang tot nu toe beperkter dan oorspronkelijk door het rijk geraamd. Na initiële overdracht (WSW-wachtlijst, instroom afgewezen WAJONG-aanvragen) bestaat de instroom in hoofdzaak uit jongeren vanuit het Voortgezet Speciaal Onderwijs (VSO) en Praktijkonderwijs (PRO). In samenwerking met de scholen is via de innovatieagenda binnen het sociaal domein een aanpak gericht op deze jongeren (‘Bert en zijn plan”) uitgewerkt. Deze aanpak is gericht op een drempelloze overgang van school naar werk en participatie. Deze aanpak is succesvol gebleken. Kwalitatief en kwantitatief stellen de ontwikkelingen rondom de (gewijzigde) aanpak van de doelgroep dus nieuwe en andere vragen t.a.v. de gewenste ondersteuning. Deze is vooral gericht op het ondersteunen van werkgevers bij het creëren en behouden van werk voor deze doelgroep - Van loonkostensubsidie naar loondispensatie?

Page 13: Thematische verdieping Bevindingen voor verdere uitwerking ... · 3. En zijn actuele en nieuwe ontwikkelingen die ook gewogen moeten worden. Daaronder vallen ook de effecten van het

171204 Thematische verdieping t.b.v. de toekomst van IW4 en de uitvoering van de Participatiewet Veenendaal, Rhenen en Renswoude 12

Voor de ondersteuning van mensen met een arbeidsbeperking is in het regeerakkoord van het kabinet Rutte III een wijziging aangekondigd waarbij de loonkostensubsidie voor mensen met een beperking wordt vervangen door loondispensatie. Met loondispensatie kunnen werkgevers – na een uitgevoerde toetsing dat iemand niet in staat is het minimumloon te verdienen – betrokkene onder het minimumloon betalen, al naar gelang de verdiencapaciteit van betrokkene. De werknemer heeft vervolgens de mogelijkheid zijn inkomen aan te laten vullen, door beroep te doen op de gemeentelijke inkomensvoorziening (bijstand). Of beroep op bijstand mogelijk is hangt daarbij natuurlijk af van de regels die gelden voor de bijstand (huishoudinkomen, vermogen etc.). Het voornemen is met deze loondispensatie de huidige regeling van loonkostensubsidie uit de Participatiewet te laten vervallen (voor nieuwe gevallen). De middelen die de gemeente hiervoor ontvangt worden dan weggenomen. Deze middelen worden vervolgens ingezet om (gefaseerd) 20.000 extra plaatsen te maken voor beschut werk. Bij het in de Participatiewet ontvangt de werkgever bij deze doelgroep een subsidie van de gemeente als compensatie voor lagere arbeidsproductiviteit. De werkgever betaalt vervolgens het loon (tenminste WML) aan de deelnemer. Voor werkgevers is loondispensatie een instrument dat bekend is vanuit de Wajong- regeling. Voor deelnemers is deze regeling in de meeste gevallen een (substantiële) inkomensachteruitgang. Dit omdat geen volledig loon meer wordt betaald (met een lagere pensioenopbouw) en de bijstand – afhankelijk van persoonlijke omstandigheden – blijvend is. Door het Ministerie van SZW is in een onlangs gegeven (ambtelijke) toelichting aangegeven dat een voorstel wordt uitgewerkt, met een op deze doelgroep toegespitste ‘aanvullingsregeling’. Voor gemeenten – en voor de effecten binnen de verschillende varianten - ontstaat (als dit stelsel tot stand komt) een grotere vervlechting met de bijstandsverlenging met het (maandelijks) via een inkomstenopgave verrekenen van inkomsten uit werk van deze doelgroep. Als meer informatie beschikbaar is, kunnen vervolgens de effecten hiervan voor de verschillende varianten worden gewogen. C. Ontwikkeling in de bijstand - Volumeontwikkeling van de bijstand Het aantal bijstandspartijen daalt sinds begin van 2017. Stijging van het aantal bijstandspartijen in de afgelopen jaren is het resultante van de economische ontwikkeling en de instroom van statushouders in de bijstand. Deze daling wordt gerealiseerd door een strakke op uitstroom en op werk aangepaste uitvoering.

Page 14: Thematische verdieping Bevindingen voor verdere uitwerking ... · 3. En zijn actuele en nieuwe ontwikkelingen die ook gewogen moeten worden. Daaronder vallen ook de effecten van het

171204 Thematische verdieping t.b.v. de toekomst van IW4 en de uitvoering van de Participatiewet Veenendaal, Rhenen en Renswoude 13

De volumeontwikkeling in de bijstand in Veenendaal, Rhenen en Renswoude is - ook in vergelijking met de landelijke ontwikkeling - gunstig. Tabel: Bijstandsontwikkeling vergeleken met een aantal referentiegemeenten

Tabel: Volumeontwikkeling bijstand Veenendaal in vergelijking met het landelijk volume

(Berekening november 2017, uitgevoerd door APE-public economics/Fontin Buig, landelijk gestandaardiseerd naar het aantal inwoners in Veenendaal)

Page 15: Thematische verdieping Bevindingen voor verdere uitwerking ... · 3. En zijn actuele en nieuwe ontwikkelingen die ook gewogen moeten worden. Daaronder vallen ook de effecten van het

171204 Thematische verdieping t.b.v. de toekomst van IW4 en de uitvoering van de Participatiewet Veenendaal, Rhenen en Renswoude 14

- Bemiddelbaarheid van mensen in de bijstand De bijstandspopulatie wordt sinds 2016 bij aanvang van de bijstand en daarna minimaal jaarlijks ‘gediagnosticeerd’. Na diagnose kan van elke kandidaat gezegd worden wat de mate van bemiddelbaarheid naar werk is en hoe groot de afstand tot de arbeidsmarkt is. Dit wordt aangeduid in categorieën A tot en met D. Mensen in categorie A staan het dichtst bij werk. Mensen in categorie D hebben geen mogelijkheid om te werken, ook niet op langere termijn. De categorieën A en B is door in- en uitstroom een sterk wisselend bestand. De categorieën C en D bevat vooral mensen die langdurig in de bijstand zitten.

In de figuur hieronder is deze indeling naar bemiddelbaarheid weergegeven.

* Meting van 1843 personen met diagnose peildatum sept 2017 van het totaal van 1982 personen in de bijstand.

Circa 5% van de populatie is bemiddelbaar naar werk. Voor 7% van het bestand is plaatsing kansrijk. In dat geval voldoet betrokkene niet aan een of meerdere criteria voor werkfitte kandidaten maar wordt een plaatsing (bijvoorbeeld met inzet van extra ondersteuning) wel als een haalbare optie gezien. Bij circa 29 % is een ondersteuningstraject richting werk (voortraject, werktraining etc.) aan de orde. Circa 60 % van de bijstandspopulatie bestaat uit mensen die momenteel of op langere termijn geen kans op werk hebben (Categorie C en D).

4,4% 1,1%

6,7%

29,0%

49,0%

9,7%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

Bemiddelbaarheid van personen in de bijstand

Werkfit regulier

Werkfit volgens de baanafspraak

Op weg naar werk (kansrijk voor plaatsing)

Op weg naar werk (inzet ondersteuningstraject gericht op werk)

Activering en overig

Geen mogelijkheid op langere termijn

Page 16: Thematische verdieping Bevindingen voor verdere uitwerking ... · 3. En zijn actuele en nieuwe ontwikkelingen die ook gewogen moeten worden. Daaronder vallen ook de effecten van het

171204 Thematische verdieping t.b.v. de toekomst van IW4 en de uitvoering van de Participatiewet Veenendaal, Rhenen en Renswoude 15

- In- en uitstroom uit de bijstand De bijstandspopulatie is de afgelopen jaren in zijn geheel toegenomen. Sinds 2014 zien we in Veenendaal, Rhenen en in mindere mate in Renswoude een afname van de instroom (o.a. als gevolg van verbeterde poortfunctie, een uitzondering geldt voor statushouders) maar veel beïnvloedbaarder, een toename van de uitstroom naar werk en uit de bijstand. Deze ontwikkeling gaat overigens tegen de landelijke trend in. Door multidisciplinaire aanpak (clusters) en daarmee verbeterde afstemming van rechten en plichten en inzet van gerichte ondersteuning (alleen waar nodig) is een grotere groep personen bemiddelbaar en klaar voor de banen die nu beschikbaar zijn. Hierbij zetten we maximaal in op eigen verantwoordelijkheid.

Bron: Tableau, cijfers Veenendaal, peildatum oktober 2017 De totale in- en uitstroom per jaar is ongeveer 350 personen. Circa 50% van de uitstroom is arbeidsmarkt-gerelateerd. Uitkeringen worden ook beëindigd doordat het recht vervalt (verhuizing, samenwonen, pensioneren, handhaving). - Verwachtingen voor de komende jaren De verwachting is dat, met de gunstige conjuncturele ontwikkelingen als wind in de rug, met name de groep beter bemiddelbare personen (categorie A en B) voor een belangrijk deel zal uitstromen. De groep mensen die niet te bemiddelen is naar werk (categorie C en D) zal relatief toenemen. Hiervoor zijn sociale activering (tegenprestatie) en hulp en ondersteuning als instrumenten nodig. Ook hier is dus zichtbaar dat kwalitatief en kwantitatief belangrijke verschuivingen plaatsvinden die andere eisen stellen aan de ondersteuning. Het gaat dan om het ontwikkelen van een aanpak om kansrijkere (maar niet volledig werkfitte) B-kandidaten te plaatsen bij reguliere werkgevers, het ontwikkelen van een krachtige werkaanpak voor statushouders én het verder uitwerken van een aanpak op maatschappelijke participatie en activering.

Page 17: Thematische verdieping Bevindingen voor verdere uitwerking ... · 3. En zijn actuele en nieuwe ontwikkelingen die ook gewogen moeten worden. Daaronder vallen ook de effecten van het

171204 Thematische verdieping t.b.v. de toekomst van IW4 en de uitvoering van de Participatiewet Veenendaal, Rhenen en Renswoude 16

Voor wat betreft de arbeidsmobiliteit vanuit de bijstand staan we voor 2 belangrijke opgaven: a. de kloof op de arbeidsmarkt en b. het aan het werk helpen van statushouders.

- de kloof op de arbeidsmarkt De kloof tussen de vraag van werkgevers en de mogelijkheden van mensen met een bijstandsuitkering op de arbeidsmarkt is vaak groot. De arbeidsmarkt trekt erg aan. Dat is mooi. De arbeidsmarkt stelt eisen aan opleiding en ervaring. Door het ruime aanbod van werkzoekenden uit de afgelopen jaren zijn deze eisen eerder toe- dan afgenomen. Mensen met een uitkering kunnen vaak niet of net niet aan de eisen van werkgevers voldoen. Dat betekent dat er aan beide kanten moet worden geïnvesteerd:

Bij werkgevers om deze mensen toch kansen te bieden en soms om functies af te stemmen op de mogelijkheden van werkzoekenden.

En bij mensen zonder een baan om dingen aan te pakken en zich te ontwikkelen. De kloof tussen vraag en mogelijkheden van mensen zal de komende jaren een van de belangrijkste items zijn. Daar moeten nieuwe en creatieve oplossingen voor worden gevonden. - statushouders Ook is er een grote uitdaging om statushouders die als vluchteling in Nederland zijn gekomen aan het werk te helpen. Van deze mensen staat nu nog een te groot deel aan de kant. Werk bieden terwijl mensen zich de taal nog beter eigen moeten maken en hun vaardigheden voor werk moeten vergroten is daarvoor echt nodig. De aanpak moet daarbij anders: door te werken, leer je werken.

- C- en D-doelgroep in de bijstand: maatschappelijke activering, hulp- en ondersteuning Naast deze ontwikkeling staat dat voor ongeveer 60% van de personen in de bijstand het perspectief op werk niet of tot zeer beperkt aanwezig is. Hierbij heeft de Participatiewet vooral de functie om bij de dragen aan de maatschappelijke participatie o.a. door het stimuleren van vrijwilligerswerk (tegenprestatie), het bestrijden van maatschappelijke uitval en armoede en om als vangnetvoorziening in inkomen te voorzien. Voor de te stellen vraag aan de toekomstige infrastructuur is daarbij natuurlijk de vraag hoe en door wie de ondersteuning van deze groep (de C- en D-kandidaten) wordt geleverd en of dit (efficiënt) kan worden afgesplitst van de taken van de klantmanager gericht op de A- en B-groepen. Voor deze groepen is ook de verbinding met andere onderdelen van het gemeentelijk sociaal domein van groter belang. De dienstverlening voor deze doelgroepen verschilt met de dienstverlening van de A- en B-doelgroep, welke direct op werk en re-integratie is gericht. Taken op het gebied van sociale activering, hulp en ondersteuning kunnen (in alle varianten) beter door de gemeenten zelf met een accent op lokale uitvoering worden vormgegeven. Dit past beter bij de nieuwe taken op het sociaal domein, zoals na de decentralisaties zijn ontstaan.

Page 18: Thematische verdieping Bevindingen voor verdere uitwerking ... · 3. En zijn actuele en nieuwe ontwikkelingen die ook gewogen moeten worden. Daaronder vallen ook de effecten van het

171204 Thematische verdieping t.b.v. de toekomst van IW4 en de uitvoering van de Participatiewet Veenendaal, Rhenen en Renswoude 17

- Onderscheid doelgroepen werk en maatschappelijke participatie Voor de te maken keuzen en het te maken businessplan voor een nieuwe organisatie is het nodig de hiervoor geschetste ontwikkelingen scherp te blijven verkennen en te analyseren. Dit zal ook in het verdere vervolg aandacht blijven krijgen. Een goed te maken onderscheid is tussen de groepen die op werk zijn georiënteerd en de groepen waarvoor maatschappelijke participatie (tijdelijk) het hoogst haalbare is. Dit onderscheid valt samen met de diagnosegroepen A en B (werkgerelateerd) respectievelijk C en D (maatschappelijke participatie, zorg en ondersteuning)

Page 19: Thematische verdieping Bevindingen voor verdere uitwerking ... · 3. En zijn actuele en nieuwe ontwikkelingen die ook gewogen moeten worden. Daaronder vallen ook de effecten van het

171204 Thematische verdieping t.b.v. de toekomst van IW4 en de uitvoering van de Participatiewet Veenendaal, Rhenen en Renswoude 18

Doelgroep: bevindingen

A. Doelgroepen en de benodigde dienstverlening Voor de ontwikkelingen binnen de doelgroepen is het volgende van belang:

De omvang van het aantal Wsw-ers neemt stapsgewijs af. Binnen de uitvoering van de WSW wordt de beweging van ‘binnen’ naar ‘buiten’ verder doorgezet

Bij de nieuwe doelgroep arbeidsbeperkten staat gaan werken bij reguliere werkgevers voorop. Uit ervaringen blijkt dit ook goed te slagen. Het aantal mensen uit de nieuwe doelgroep arbeidsbeperkten is tot nu toe wel veel lager dan door het Rijk geschat. Dat geldt zowel voor de doelgroep van de banenafspraak als voor de doelgroep voor beschut werk (nieuwe stijl).

Door het rijk aangekondigde wijziging van loonkostensubsidie naar loondispensatie lijkt een grotere vervlechting te gaan geven met de gemeentelijke inkomensvoorziening. Dit doordat mensen bij loondispensatie een beroep blijven doen op de bijstand. Over de inhoud van de wijziging moet meer duidelijkheid komen om de effecten goed in te kunnen schatten.

Het bijstandsvolume daalt en deze daling is relatief ook gunstig. De bijstandspopulatie is sinds 2016 goed gediagnostiseerd. Hierdoor is de bemiddelbaarheid van het bestand beter in beeld en de aanpak aangescherpt.

De verwachting is dat de groep beter bemiddelbare personen, door een actieve aanpak en door de gunstige conjuncturele ontwikkeling, verder zal dalen.

B. Blijvende goede dienstverlening voor de huidige SW-werknemers In alle varianten blijft een goede voorziening nodig voor mensen met een dienstverband op basis van de (oude) WSW:

De gemeenten blijven werk bieden voor alle bestaande WSW en borgen de sociale afspraken die daarover zijn.

Dit werk wordt zoveel als mogelijk ‘buiten’ uitgevoerd, passend bij het streven naar een inclusieve arbeidsmarkt.

Er is – zolang als nodig - een passende voorziening ‘binnen’ voor de groep die daarop blijft aangewezen.

C. Doelgroepen bijstand: werk en maatschappelijke participatie

Het is bij de uitvoering van de Participatiewet zeer zinvol een onderscheid te maken in de groepen die dicht of dichter bij werk staan (de A- en B doelgroep) en de groep waarin op dit moment geen werkmogelijkheden zijn (de C- en D- groepen).

Dit onderscheid is voor de dienstverlening van belang. Het is een onderscheid dat daarom van belang is in alle toekomstvarianten.

Page 20: Thematische verdieping Bevindingen voor verdere uitwerking ... · 3. En zijn actuele en nieuwe ontwikkelingen die ook gewogen moeten worden. Daaronder vallen ook de effecten van het

171204 Thematische verdieping t.b.v. de toekomst van IW4 en de uitvoering van de Participatiewet Veenendaal, Rhenen en Renswoude 19

Onder infrastructuur verstaan we hier:

Kennis/kunde en capaciteit Gebouwen, inventaris, auto’s etc.

- Wat is opgebouwd? In de huidige situatie staan er twee entiteiten die zich elk voor zich in de afgelopen jaren goed ontwikkelden:

IW4 heeft zichzelf inmiddels ruimschoots bewezen als een professionele en deskundige organisatie voor mensen met een beperking en met een re-integratieaanbod voor mensen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt. De mensen die er werken kennen de doelgroep van de WSW. Ze hebben veel kennis van aanpak en begeleiding. Ook ten aanzien van de kandidaten uit de bijstand heeft IW4 op projectmatige basis mensen goed geholpen met het opbouwen van arbeidsritme, werkhouding etc. Ook heeft IW4 het project Het Werkt Nu opgezet, wat een goede brugfunctie vervult tussen voor plaatsing kansrijke personen en de (flexibele) arbeidsmarkt.

De afdeling Economie en Werk van de gemeente Veenendaal heeft met de invoering van de Participatiewet gekozen voor een integrale benadering van bijstandsklanten uit Veenendaal, Rhenen en Renswoude. Activiteiten rondom Werk en Inkomen zijn in elkaar vervlochten met een maximale afstemming van rechten én plichten. Klantmanagers, jobmatcher en accountmanager (Werkgeversservicepunt FoodValley) werken aan het naar werk toeleiden van kandidaten. In het trainingscentrum wordt hiervoor ook ondersteuning aangeboden, met een groepsgewijze aanpak. Waar werk en re-integratie (nog) niet lukt, voeren kandidaten een tegenprestatie uit. Er ligt een belangrijke koppeling met het onderdeel Inkomen. Alle activiteiten binnen deze disciplines zijn op elkaar afgestemd. Meedoen waar mogelijk. Niet meedoen terwijl dat wel mogelijk is, is in deze aanpak niet aan de orde. Methodiek en systematisch werken zijn hier de basis voor het toekomst- en resultaatgericht werken (fact-based development). Uitstroom naar regulier werk staat voorop. De inzet van bijstandsuitkeringen wordt zoveel als mogelijk beperkt. Door Economie en Werk wordt specifieke expertise bij derden ingekocht zoals arbeidsmedisch advies, taalonderwijs, beroepscursussen, etc. Ook de regionale samenwerking en de regionale werkgeversbenadering via het WSP heeft in deze aanpak een prominente plek.

- Wat vraagt om veranderen? De vraag naar alternatieven voor de huidige vorm van organiseren is ontstaan vanuit de wens perspectief te willen bieden aan een krimp in de uitvoering van de WSW én te kijken of door een krachtenbundeling gekomen kan worden tot een grotere effectiviteit en efficiency in de uitvoering van alle taken op het gebied van werk. Ze ontstaat niet uit het minder functioneren of signalering van grotere verbeterpunten in de uitvoering van taken rondom de WSW of rondom de Participatiewet.

• Welke infrastructuur is nodig? 2. Infrastructuur

Page 21: Thematische verdieping Bevindingen voor verdere uitwerking ... · 3. En zijn actuele en nieuwe ontwikkelingen die ook gewogen moeten worden. Daaronder vallen ook de effecten van het

171204 Thematische verdieping t.b.v. de toekomst van IW4 en de uitvoering van de Participatiewet Veenendaal, Rhenen en Renswoude 20

Door de krimp van de WSW en de subsidiekorting ontstaan rondom de uitvoering van de WSW wel forse organisatorische en financiële vragen, waarop een nieuw antwoord nodig is. Vanuit de ontwikkeling van de te bedienen vraag uit de Participatiewet zien we dat daarnaast de eisen aan de infrastructuur zelf aan verandering onderhevig zijn. De lijnen die uit deze schets rond de doelgroepen komen zijn:

Het versterken van de focus op het zoveel mogelijk plaatsen van mensen rechtstreeks bij werkgevers mensen i.p.v. het binnen een zelf georganiseerde werkinfrastructuur.

In de toekomst voor alle doelgroepen eerder gericht op een kleiner volume dan op een groter wordend volume.

De benodigde aandacht voor verschuivingen van vragen en segmentatie in te bedienen deelgroepen (WSW, nieuwe doelgroep arbeidsbeperkten, bijstand maar ook groepen binnen de bijstand zoals statushouders en specifiek benodigde ondersteuning onderscheiden naar bemiddelbaarheid in A, B, C en D).

Daarbij is ook duidelijk dat de eisen aan de infrastructuur in tijd nog zullen verschuiven. Moet de eerste jaren zeker nog een volume aan werk zijn voor mensen werkzaam vanuit de WSW, op langere termijn neemt – onder voorwaarde dat de inclusieve arbeidsmarkt zich ook echt verder ontwikkelt – de behoefte aan het bieden van werk in de eigen georganiseerde werkinfrastructuur werk af. Tegelijkertijd is op korte en middellange termijn deze vraag nog steeds substantieel. We zien hier dus gefaseerde verschuivingen in de korte (termijn 0-4 jaar), middellange termijn (4-8 jaar) en de lange termijn (>8 jaar). - Wat voor infrastructuur is nodig? De infrastructuur voor uitvoering van de Wsw moet goed zijn afgestemd op de omvang van de te bedienen doelgroepen. Door de geschetste volumeontwikkeling én door de beleidskeuze gericht op een inclusieve arbeidsmarkt met inclusieve werkgevers is een bewuste keuze te maken voor een ‘zo licht mogelijke’ infrastructuur. Met ‘zo licht mogelijk’ wordt benadrukt dat e door de gemeente in stand gehouden infrastructuur een middel is ter ondersteuning van een inclusieve arbeidsmarkt binnen de eigen arbeidsmarktregio FoodValley. Voor de werkgeversbenadering binnen de arbeidsmarktregio werken de gemeenten en het UWV samen in het Werkgeversservicepunt WSP-regio FoodValley. Ook IW4 en Permar (tot 1 januari 2018) nemen daaraan deel. Het behouden van een eenduidige werkgeversbenadering, gericht op het ondersteunen van werkgevers bij hun personeelsvraagstukken staat hier centraal. Dit blijven de gemeenten met de keuzes voor de infrastructuur ook vooropstellen. Met ‘zo licht mogelijk’ wordt ook benadrukt dat het uitvoeren van eigen productie primair een middel is om dat deel van de doelgroep dat niet (of bij terugval tijdelijk niet) bij reguliere werkgevers te plaatsen is goed werk te bieden. Het is immers een middel om mensen naar vermogen aan het werk te helpen, zoveel als mogelijk bij reguliere werkgevers. Dat betekent dat de omvang van de eigen productie ook doelbewust wordt beperkt. Dat past en bouwt voort op de door IW4 ingezette strategie ‘krimpen met perspectief. De gewenste omvang van de eigen productie moet in de volgende fase verder worden onderzocht en onderbouwd (in de bedrijfseconomische uitwerking). Als indicatieve schatting voor de komende 6-8 jaar hanteren we hiervoor voorlopig het volgende:

Page 22: Thematische verdieping Bevindingen voor verdere uitwerking ... · 3. En zijn actuele en nieuwe ontwikkelingen die ook gewogen moeten worden. Daaronder vallen ook de effecten van het

171204 Thematische verdieping t.b.v. de toekomst van IW4 en de uitvoering van de Participatiewet Veenendaal, Rhenen en Renswoude 21

- circa 80-100 interne werkplekken voor de huidige doelgroep WSW. - circa 30-40 interne werkplekken voor nieuw beschut werken (op termijn, bij start circa 5-10). - circa 25-40 interne werkplekken t.b.v. terugval van gedetacheerden en ten behoeve van

trainingsdoelen in diverse re-integratietrajecten. Doordat de eigen productie wordt beperkt is ook het verder doorzetten van de door IW4 succesvol ingezette koers ‘krimpen met perspectief’ aan de orde. Daarbij is van belang de overhead t.o.v. de huidige bezetting te beperken, de benodigde voorzieningen (gebouw, voertuigen, machines etc.) te beoordelen en de organisatie te vereenvoudigen. Voor het portfolio van de eigen productie betekent dit ook het tegen het licht houden van opdrachten en werksoorten vanuit de vraag hoe houdbaar het is om taken uit te voeren met de toekomstige doelgroep die ‘binnen’ werk aangeboden blijft krijgen. Belangrijke selectiecriteria zijn dan eenvoudige productie, eenvoudige logistiek en een laag investeringsniveau per werkplek. Deze ontwikkeling maakt dat de aangeboden werkzaamheden eenvoudiger en beter beheersbaar worden. Vanuit het DVO-onderzoek van Rhenen is daarbij ook naar voren gebracht of het mogelijk is de voor uitvoering van de Wsw benodigde infrastructuur te verzelfstandigen. Dit vraagt een verkenning wat de mogelijkheden zijn om IW4 te transformeren naar een zelfstandige sociale onderneming (expertisecentrum) waar de gemeenten een inkoop-relatie mee aangaan. Voor de ‘buiten’ te plaatsen WSW-werknemers én voor mensen uit de Participatiewet is plaatsing bij werkgevers – ook als er nog zaken moeten worden ontwikkeld of getraind – het uitgangspunt. Leren ‘on the job’ staat daarmee boven leren ‘before the job’. Met deze keuze sluiten we ook aan bij initiatieven van werkgevers en brancheorganisaties en hun vernieuwing bij de werving en selectie van arbeidskracht en nieuwe werknemers. - Doorontwikkeling vanuit eigen kracht en mogelijkheden In het rapport van Tom de Haas is de variant 1 beschreven als: nietsdoen, doorgaan op de huidige werkwijze. Deze beschrijving heeft een onbedoeld effect in voor de beeldvorming, want duidelijk is: niets doen is geen optie. Evenwel ligt in variant 1 nog een andere optie besloten en dat is de infrastructuur zo ontwikkelen dat deze snel en goed aangepast wordt en past bij alle nieuwe ontwikkelingen en daarop ‘fit’ is. Die ontwikkelingen tekenen zich zowel af als inhoudelijke vragen voor de uitvoering van de Wsw als voor inhoudelijke vragen die er zijn rondom de uitvoering van de Participatiewet.

Page 23: Thematische verdieping Bevindingen voor verdere uitwerking ... · 3. En zijn actuele en nieuwe ontwikkelingen die ook gewogen moeten worden. Daaronder vallen ook de effecten van het

171204 Thematische verdieping t.b.v. de toekomst van IW4 en de uitvoering van de Participatiewet Veenendaal, Rhenen en Renswoude 22

Variant 1 aanscherpen: doorontwikkeling vanuit kracht en kerncompetenties De kern van een aangescherpte variant 1 is dat zowel IW4 als de afdeling Economie & Werk zich vanuit de bestaande expertise en kracht richten op hun kerncompetenties en voor beide een ontwikkelopdracht wordt gevolgd IW4 richt zich op de grote opgave om te komen tot een effectieve ondersteuning van de

inclusieve arbeidsmarkt (expertise en facilitering), in combinatie met een zo licht mogelijke eigen infrastructuur voor de doelgroep (uit te werken in een passend businessplan)

E&W richt zich op de effectieve (regionale) aanpak richting ‘werk, werk, werk’ en het plaatsen van kansrijke kandidaten. Taken rond de doelgroepen waarvoor sociale activering, hulp en ondersteuning is vereist worden vervlochten met de lokale en wijkgerichte uitvoering, passend binnen de gemeentelijke visies op de dienstverlening in het sociaal domein.

IW4 en de gemeenten blijven goed samenwerken specifiek rond de doelgroep mensen met een arbeidsbeperking én zetten hun eigen toekomstgerichte ontwikkeling door.

Infrastructuur: bevindingen

D. Krimp en subsidietekort bij Wsw is de kern van het op te lossen vraagstuk

In de huidige uitvoering werkt zowel IW4 als de afdeling Economie en Werk beide op een goed niveau vanuit de aan hun toegewezen opdracht.

De wens te veranderen in het kader van de toekomstscenario’s komt niet uit het minder functioneren of signalering van grote verbeterpunten.

Wel komt dit vanuit de krimp van de Wsw en het subsidietekort bij de Wsw.

E. Kiezen voor een ‘zo licht mogelijke’ basisinfrastructuur.

De focus is gericht op het plaatsen van zoveel mogelijk mensen rechtstreeks bij werkgevers. Dit sluit aan bij het streven naar een ‘inclusieve arbeidsmarkt’, waarin iedereen naar vermogen mee doet in regulier werk.

hieruit vloeit voort de keuze voor een zo licht mogelijke infrastructuur. Hieruit voort vloeit de keuze voor een ‘zo licht mogelijke’ infrastructuur en het doorzetten van de al ingezette IW4-koers ‘krimpen met perspectief’.

Het uitvoeren van productieactiviteiten in eigen beheer wordt zoveel als mogelijk beperkt en waar dit nodig blijft wordt dit in directe samenwerking met reguliere werkgevers vormgegeven.

Ook past daarbij een vanuit de verkenning voor het DVO onderzoek van Rhenen naar voren gebracht voorstel om daarbij ook te kijken naar de mogelijkheden om IW4 te transformeren naar een zelfstandige sociale onderneming i.c. expertisecentrum waar de gemeenten een inkooprelatie mee aangaan.

F. Verhelderen inhoud variant 1: doorontwikkelen vanuit kracht en kerncompetenties

De variant 1 heeft ten onrechte de annotatie gekregen van ‘nietsdoen’. Het advies is bij de verdere uitwerking van de toekomstscenario’s de variant 1 een aangescherpte inhoud te geven: doorontwikkeling vanuit kracht en kerncompetenties.

Dat betekent dat in de uitwerking van deze variant voor zowel IW4 als Economie & werk volledig rekening wordt gehouden met hun eigen toekomstgerichte ontwikkelopgave en voor IW4 het verder uitwerken van de al ingezette koers ‘krimpen met perspectief’.

Page 24: Thematische verdieping Bevindingen voor verdere uitwerking ... · 3. En zijn actuele en nieuwe ontwikkelingen die ook gewogen moeten worden. Daaronder vallen ook de effecten van het

171204 Thematische verdieping t.b.v. de toekomst van IW4 en de uitvoering van de Participatiewet Veenendaal, Rhenen en Renswoude 23

- Wat is er nodig aan middelen? In het rapport van Tom de Haas zijn indicatief financiële synergievoordelen geraamd als illustratie bij de verschillende varianten. Deze voordelen zijn in dit rapport geschat, maar blijken nog onvoldoende hard te zijn getoetst. Mede hierdoor is het onvoldoende scherp wat de uiteindelijke financiële effecten zijn die in de voorkeursvariant en in andere varianten optreden. Het gaat dan om het totaal meerjarig financieel beeld en de vraag op welke wijze de voorspelde tekorten bij de uitvoering van de WSW daadwerkelijk kunnen worden teruggebracht. In de reflectie van bureau Berenschot wordt hiervoor ook aandacht gevraagd. Daarnaast is ook opgemerkt dat onderdelen van de gemaakte schattingen moeilijk zijn te plaatsen in relatie tot de aan diverse onderdelen gekoppelde feitelijke uitgaven. De gemaakte schattingen lijken op sommige onderdelen in elk geval te hoog. Onbedoeld kan het beeld ontstaan dat door organisatorische wijzigingen het totale tekort ontstaan door de afbouw van de WSW met een andere wijze van organiseren kan worden opgelost. Dit is zoals bekend niet het geval. Een financieel voordeel lijkt mogelijk maar voor het opvangen van tekorten uit de WSW-exploitatie is meer nodig. Kortom: er is een aangescherpt beeld nodig van de realistisch te verwachten financiële effecten zodat colleges en raadsleden een goed onderbouwd voorstel krijgen waaruit geen toekomstige verrassingen verschijnen. Wat kan door anders organiseren worden opgelost? Wat blijft in de verschillende varianten over als financiële consequentie van de afbouw van de WSW? - Wat staat ons nu ter beschikking? De middelen die ons nu ter beschikking staan, zijn zichtbaar in de begrotingen van de drie gemeenten. Alle beschikbare WSW-middelen worden op dit moment 1-op-1 doorgezet naar IW4. Deze bedragen in 2018 € 8,4 mln. (Rijksbijdrage WSW Begroting IW4 – 2018). Dit budget wordt volledig ingezet voor de dekking van de personeelskosten van de WSW-werknemers. Op deze personeelskosten zit daarna nog een (fors) ‘subsidietekort’ wat is ontstaan door de in de afgelopen jaren doorgevoerde bezuinigingen op de WSW. Het participatiebudget voor de gemeente Veenendaal, Rhenen en Renswoude samen bedraagt in 2017 circa € 1,9 mln. Dit budget wordt volledig (deels met formatie) ingezet. Tekorten kunnen dus slechts marginaal binnen beschikbare budgetten rond de WSW of Participatie worden opgelost. Bij overige middelen wordt ook ingezet de vaste gemeentelijke bijdrage die in de begroting van de gemeenten zijn opgenomen (Begroting IW4 - 2018 € 428.000). - Budget volgt doelgroep In de verschillende varianten worden onderdelen van de uit te voeren dienstverlening voor de verschillende doelgroepen verschillend vorm gegeven. Dit betekent uiteraard ook iets voor de hierin meebewegende budgetten. Het voorgestelde uitgangspunt hierbij is ‘budget volgt doelgroep’. Het gaat hier dan om de wijze van verdeling van het volume van beschikbare middelen. Met dit

•Wat is er nodig aan middelen?

•Wat staat ons ter beschikking? 3. Middelen

Page 25: Thematische verdieping Bevindingen voor verdere uitwerking ... · 3. En zijn actuele en nieuwe ontwikkelingen die ook gewogen moeten worden. Daaronder vallen ook de effecten van het

171204 Thematische verdieping t.b.v. de toekomst van IW4 en de uitvoering van de Participatiewet Veenendaal, Rhenen en Renswoude 24

uitgangspunt kan worden onderzocht hoe de verschillende varianten uitwerken op de beschikbare (deel)budgetten. Het feitelijk toekennen van deze middelen (lumpsum of via bekostiging op basis van uitgevoerde trajecten) is onderwerp dat in de uitwerking van de sturing (governance) in de fase van het inrichten aan de orde komt. - Risicobeheersing volume bijstand Een effectieve uitvoering van de Participatiewet heeft direct zijn effect op het volume en de kosten van de bijstandsuitkeringen. Het beheersen van de kosten van de bijstand heeft een majeur belang. Daarom is het belangrijk dat de prikkel om het bijstandsvolume zo laag mogelijk te houden in elke variant maximaal te benutten en te behouden. Dit kan zelfs belangrijker zijn dan het bereiken van een moeizame (beperkte) besparing op uitvoering. Deze risico’s doen zich vooral voor als de huidige werkprocessen en organisatie van Economie en Werk ontrafeld worden (in variant 2). Deze risico’s vragen daarmee uitdrukkelijk aandacht bij de volgende procesfase. Bij de verschillende varianten (en de voorkeursvariant 2) moet bij de bedrijfseconomische uitwerking uitgewerkt worden op of en zo ja op welke wijze deze risico’s kunnen worden vermeden met daarbij passende maatregelen.

In het rapport Berenschot wordt uitdrukkelijk aandacht gevraagd voor de organisatorische gevolgen en de risico’s van variant 2, die effecten kunnen hebben op de grote geldstroom (uitkeringen). De organisatorische gevolgen van variant 2 zijn betrekkelijk groot. De werkwijze van E&W is nu ingericht op een integrale benadering, waarbij medewerkers in clusters integraal samenwerken op het inkomensdeel en op het werkdeel. Dit leidt ertoe dat allerlei signalen bij de inkomens- en werkconsulenten snel kunnen worden uitgewisseld en dat snel kan worden geacteerd. Tevens kunnen sancties, indien nodig, snel worden opgelegd. Deze integrale benadering heeft voordelen voor het effect van zowel handhaving als re-integratie, en daarmee effect op de bijstandsafhankelijkheid. Deze aanpak is niet meer mogelijk bij een overheveling van re-integratie van E&W naar de nieuwe entiteit. Er moet derhalve een nieuwe aanpak en werkwijze worden ontwikkeld en geïmplementeerd. In het verkennend onderzoek van de gemeente Rhenen wordt voor dit risico ook aandacht gevraagd. Dit leidt hier tot een voorkeur om de A/B cliënten bij Veenendaal te houden gelet op de koppeling werk en inkomen (sturingsvraagstuk) en de expertise die zij op dit gebied hebben opgebouwd.

- Welke bijdrage leveren de verschillende toekomstscenario’s en het gekozen

voorkeursscenario vanuit financieel perspectief? In het rapport van Tom de Haas is een aantal indicatieve financiële voordelen benoemd over het door de colleges bekrachtigde voorkeursscenario 2. Deze indicaties moeten verder worden getoetst en onderbouwd. Wat daaraan nog moet worden toegevoegd is het antwoord op de vraag welke bijdrage het anders organiseren levert in financieel opzicht. Wat ontstaat als gevolg van deze

Page 26: Thematische verdieping Bevindingen voor verdere uitwerking ... · 3. En zijn actuele en nieuwe ontwikkelingen die ook gewogen moeten worden. Daaronder vallen ook de effecten van het

171204 Thematische verdieping t.b.v. de toekomst van IW4 en de uitvoering van de Participatiewet Veenendaal, Rhenen en Renswoude 25

veranderingen aan inzicht over de wens de te verwachten tekorten op de uitvoering van de WSW op te vangen? En welke nadelen blijven voor de komende jaren voor de gemeenten nog bestaan? - Tekort Wsw: een nagenoeg constant probleem Door de rijksoverheid is besloten een korting toe te passen op de subsidie van de Wsw. Deze korting is ingezet als een efficiencykorting. Deze korting is verdeeld over zes jaar (de periode 2014-2020) en loopt gefaseerd op. Door deze korting verschuift feitelijk de grondslag waarmee de Wsw van oudsher door het Rijk werd gefinancierd. Die grondslag was min of meer gebaseerd op de verhouding dat de:

- Wsw subsidie een vergoeding vormde voor de lonen die in de Wsw werden betaald en - Bedrijfsinkomsten voldoende moesten zijn om de totale lasten van de Wsw-organisatie te

financieren.

Dit weerspiegelt zich in de opbouw van de Wsw-exploitatie waarbij apart gekeken wordt naar het ‘subsidieresultaat’ en het ‘bedrijfsresultaat’. Samen vormen het subsidieresultaat en het bedrijfsresultaat dan het exploitatieresultaat van de Wsw. Door de korting op de WSW is het subsidieresultaat van de Wsw-organisaties en ook van IW4 drastisch verlaagd.

Page 27: Thematische verdieping Bevindingen voor verdere uitwerking ... · 3. En zijn actuele en nieuwe ontwikkelingen die ook gewogen moeten worden. Daaronder vallen ook de effecten van het

171204 Thematische verdieping t.b.v. de toekomst van IW4 en de uitvoering van de Participatiewet Veenendaal, Rhenen en Renswoude 26

Figuur: Ontwikkeling subsidieresultaat (Bron: cijferreeks IW4, november 2017) De ontwikkeling van het subsidieresultaat als gevolg van de subsidiekorting en de effecten van natuurlijk verloop in de WSW

Het jaarlijks subsidietekort loopt dus op tot circa € 1,4 miljoen per jaar. Dit tekort daalt vervolgens na 2020 langzaam, doordat er stapsgewijs minder mensen zijn met een WSW-dienstbetrekking. Het probleem van dit subsidietekort is een probleem in alle varianten. Ook in de besproken voorkeursvariant 2 en in de nieuw ingebrachte variant 3B is dit onderliggend probleem aanwezig. Positieve exploitatie-effecten kunnen dit probleem slechts beperkt dempen. Gemeenten dienen daarom in hun meerjarenraming (blijvend) rekening houden met deze tekorten.

Ook in het rapport Berenschot wordt op dit punt geattendeerd: …Ten aanzien van de loonkosten Wsw merken wij op dat deze alleen omlaag gaan door autonome uitstroom. Deze zijn niet of nauwelijks te beïnvloeden door uitvoering en beleid, met als gevolg dat voor de dekking van het zogenoemde subsidieresultaat (verschil tussen de steeds lagere rijksbijdrage en de loonkosten Wsw), andere oplossingen moeten worden gezocht. Compensatie door verbeteringen in het operationeel resultaat van het werkbedrijf zijn slechts in beperkte mate mogelijk. De marges voor werkbedrijven zijn zeer smal. In het verkennend DVO-onderzoek van Rhenen staat hierover opgemerkt:

€(1.600.000)

€(1.400.000)

€(1.200.000)

€(1.000.000)

€(800.000)

€(600.000)

€(400.000)

€(200.000)

€-

2013 2015 2017 2019 2021 2023 2025

Sub

sid

iete

kort

Jaren

ONTWIKKELING VAN HET SUBSIDIERESULTAAT

IW4 2013 -2025

Page 28: Thematische verdieping Bevindingen voor verdere uitwerking ... · 3. En zijn actuele en nieuwe ontwikkelingen die ook gewogen moeten worden. Daaronder vallen ook de effecten van het

171204 Thematische verdieping t.b.v. de toekomst van IW4 en de uitvoering van de Participatiewet Veenendaal, Rhenen en Renswoude 27

(…) Tot slot geeft het geen antwoord op de vraag waarom er geen oplopende tekorten zullen zijn aangezien de onderliggende, uitgebreid beschreven problematiek van SW-bedrijven niet wordt aangepakt.

(en met een overgenomen citaat over deze problematiek van de Lysias Consulting Group): (…) De gemeenten doen er verstandig aan in de begroting rekening te houden met dit negatieve

subsidieresultaat. Het is helaas een gegeven, hoe vervelend ook. (…) Het negeren of suggereren dat door herstructurering of ontmanteling van de sociale werkvoorziening een positief resultaat kan worden bereikt, is jezelf echt voor de gek houden. Breng het negatieve subsidieresultaat op zijn minst in kaart, per gemeente, en bereken op basis van de verwachte uitstroom hoe het zich de komende jaren ontwikkelt.

Middelen: bevindingen

G. Uitgangspunt ‘huidig budget volgt doelgroep’.

Bij de uitwerking en toetsing van de verschillende modellen is het advies het uitgangspunt ‘huidige budget volgt doelgroep’ te volgen.

H. Risico’s van eventuele splitsing werk en inkomen (speelt alleen bij variant 2).

Er is aandacht nodig voor de (grotere) financiële risico’s die zich voordoen als werk en inkomen worden gesplitst. Deze risico’s vragen uitdrukkelijk aandacht in de volgende fase.

Hierbij moet gekeken worden of en zo ja op welke wijze deze risico’s kunnen worden vermeden met daarbij passende maatregelen.

Ook moeten snijverliezen en extra coördinatiekosten van een eventuele splitsing van werk en inkomen in beeld worden gebracht.

I. Subsidietekort Wsw: een blijvend en weerbarstig probleem

Ten onrechte is het beeld ontstaan dat het probleem van het subsidietekort in de Wsw door anders organiseren kan worden opgelost. Dit onderliggende probleem blijft in alle varianten bestaan.

Positieve exploitatie-effecten bij de uitvoering van de Wsw kunnen dit probleem slechts beperkt dempen. Gemeenten dienen daarom in hun meerjarenraming (blijvend) rekening houden met deze tekorten.

Het advies is om het indicatief geraamde subsidietekort in de Wsw verder te analyseren, zodat gemeenten inzicht hebben in de meerjarige verwachting en de ten laste van de gemeentebegroting komende effecten van dit tekort en de wijze waarop hier (beter) mee om kan worden gegaan.

J. Financieel effect toekomstscenario’s

In de uitwerking moet vóór de besluitvoering over de te maken keuze

Het te bereiken financieel effect worden uitgewerkt en een helder antwoord worden gegeven op de vraag welke variant het minste geld kost.

Een helder beeld ontstaan over de voor de uitvoering van de WSW-taken daadwerkelijk benodigde financiële middelen.

Page 29: Thematische verdieping Bevindingen voor verdere uitwerking ... · 3. En zijn actuele en nieuwe ontwikkelingen die ook gewogen moeten worden. Daaronder vallen ook de effecten van het

171204 Thematische verdieping t.b.v. de toekomst van IW4 en de uitvoering van de Participatiewet Veenendaal, Rhenen en Renswoude 28

- Gewenste rol gemeenten en de bestaande structuur binnen de GR De gemeenten spreken uit dat zij de sturing in de verschillende varianten zelf en ook rechtstreeks willen uitvoeren. Deze keuze geeft uitdrukking aan het feit dat de te kiezen organisatievorm primair een instrument is dat – soms bewust op enige afstand – uitvoering geeft aan de taken waarvoor de gemeenten haar verantwoordelijkheid dragen én om te blijven borgen dat door de gemeenten voorgestane beleid, met een zo licht mogelijke basisinfrastructuur, vorm krijgt. De gewenste organisatie is een slagvaardige en ondernemende organisatie, gericht op goede dienstverlening naar werkgevers, goed ondernemerschap bij het uitvoeren van (productie) opdrachten voor reguliere werkgevers en goede re-integratiedienstverlening naar de doelgroepen (WSW-werknemers en werkzoekenden vanuit de Participatiewet). Het is niet een onderneming met een primair op winst gericht oogmerk, maar een door de gemeenten zelf bestuurde organisatie in een ondernemende vorm, doelgericht en efficiënt werkend. Bij dit uitgangspunt wordt in de uitwerking een passende rechtsvorm gekozen. In de reflectie van Berenschot is ook (opnieuw) een vraag gesteld of het gebruik van de NV-structuur wel passend is bij een nieuw te vormen entiteit. Ook vanuit de bestuurders is dit punt eerder aangestipt. Het inrichten van een goede governancestructuur voor de nieuwe entiteit is van wezenlijk belang. Daaraan vooraf gaat de vraag welke sturing vanuit de gemeenten op de nieuwe entiteit gewenst wordt. En is ook de vraag in welke mate de nieuw te vormen entiteit commercieel en marktgericht kan functioneren. Vanuit het verkennend DVO onderzoek van Rhenen is daarbij dan tevens een nader onderzoek wenselijk over wat de mogelijkheden zijn voor de aansturing, als IW 4 getransformeerd gaat worden naar een (zelfstandige) sociale onderneming i.c. expertisecentrum met inkoop relatie. - af te wegen 4e scenario: volledige integratie Wsw en werk en inkomen Bij de taakafbakening is – ook naar aanleiding van de reflectie van Berenschot – opnieuw afgewogen of een apart 4e scenario dan wel andere alternatieve scenario’s aan het vervolgproces moet worden toegevoegd. Na bestuurlijk beraad hierover is de afweging gemaakt is om géén extra scenario toe te voegen over een vierde variant n.l. het samenbrengen van de uitvoering WSW en de gehele Participatiewet (Werk én inkomen). De overwegingen hierbij zijn de volgende:

- Gemeenten willen rechtstreeks regie houden op het terrein van Inkomen. De gemeenten blijft zo ook rechtstreeks verantwoordelijk voor besluiten over het inkomen (afgeven van beschikkingen bij de bijstand).

- Gemeenten willen naar meer maatschappelijke participatie. Waar werk (nog) niet haalbaar is willen de gemeenten de participatie dichter bij de samenleving organiseren (lokaal, wijk), in combinatie andere aandachtsvelden binnen het sociaal domein (WMO/Jeugd).

• Welke sturing vanuit de gemeenten is gewenst?

• Wordt de te vormen uitvoeringsorganisatie primair een marktgerichte of primair een publieke organisatie?

4. Governance

Page 30: Thematische verdieping Bevindingen voor verdere uitwerking ... · 3. En zijn actuele en nieuwe ontwikkelingen die ook gewogen moeten worden. Daaronder vallen ook de effecten van het

171204 Thematische verdieping t.b.v. de toekomst van IW4 en de uitvoering van de Participatiewet Veenendaal, Rhenen en Renswoude 29

- Toekomstige schaalvergroting binnen de arbeidsmarktregio wordt door het betrekken van de inkomenskant complexer.

Sturingvraag in de verschillende varianten Bij de uitwerking van de verschillende varianten is het nodig extra aandacht te geven aan de sturingsvragen die er zijn voor de gemeenten, m.n. in de variant 2. In het rapport Berenschot wordt hier als volgt aandacht voor gevraagd: Variant 2 houdt in dat de uitvoering van het inkomensdeel en een deel van de participatie bij E&W komt te liggen en de re-integratie bij de nieuwe entiteit. De uitvoering van de Participatiewet wordt opgesplitst in twee verschillende soorten organisatie. Het inkomensdeel komt in een centrumconstructie (gemeente Veenendaal voert uit en Renswoude en Rhenen kopen in via een DVO). De re-integratie komt in een gezamenlijke (Veenendaal, Renswoude en Rhenen) nieuwe entiteit, waarbij de keuze waar de scheidslijn ligt tussen participatie en re-integratie tot op zekere hoogte arbitrair is. Het wegnemen van de integraliteit in de uitvoering van de Participatiewet tussen werk en inkomen levert in de praktijk een complex sturingsvraagstuk op. Veel dilemma’s zullen op de bestuurstafel moeten worden opgelost. Er zal lastig onderscheid gemaakt kunnen worden of prestaties geleverd worden door het onderdeel Inkomen (handhaving en controle) of door het onderdeel Werk (re-integratie). Het splitsen van werk en inkomen in de uitvoering (waardoor het afleggen van verantwoording moet worden gesplitst) kan, maar dat stelt hoge eisen aan het organisatievermogen en beslissers moeten zich er goed van vergewissen wat dit in de bestuurspraktijk betekent.

- Transitieproces: draagvlak in de uitvoering als belangrijke succesfactor Bij het vraagstuk van governance is ook aandacht nodig voor de transitieproces en risico’s van de verschillende varianten in het veranderproces. Dit punt volgt op de bestuurlijk te maken keuzen en verdient zeker bij de verdere vormgeving de aandacht. De gemeenten zullen ervoor zorgen dat de verschillende belanghebbenden en betrokken medewerkers goed in het proces betrokken worden. Het scherper formuleren van bestuurlijke bevindingen zal ook bijdragen aan een beter gemeenschappelijk beeld van de scenario’s en de uitwerkingsvragen die daarbij een belangrijke rol moeten spelen.

- Regionale samenwerking De gemeenten geven sturing aan de uitvoering van lokale taken rond de Wsw en de Participatiewet én werken binnen de arbeidsmarktregio FoodValley samen rondom de regionale sturing van vraagstukken rondom werk, scholing en economische ontwikkeling. Een belangrijk onderdeel van deze samenwerking wordt gevormd door de samenwerking binnen het Regionaal Werkbedrijf en het Werkgeversservicepunt regio FoodValley. Gemeenten hechten aan deze samenwerking waarbij afspraken zijn en worden gemaakt over een eenduidige en onderling afgestemde werkgeversbenadering. Belangrijk is ook dat – in alle varianten – blijvend wordt aangesloten bij deze samenwerking en de regionale ontwikkeling binnen FoodValley.

Page 31: Thematische verdieping Bevindingen voor verdere uitwerking ... · 3. En zijn actuele en nieuwe ontwikkelingen die ook gewogen moeten worden. Daaronder vallen ook de effecten van het

171204 Thematische verdieping t.b.v. de toekomst van IW4 en de uitvoering van de Participatiewet Veenendaal, Rhenen en Renswoude 30

Governance: bevindingen

K. IW4 als ondernemende organisatie vanuit een publiek belang De gemeenten spreken uit dat zij de sturing in alle varianten zelf en ook rechtstreeks willen uitvoeren. De bestaande structuur binnen IW4 - met een NV onder de GR - is als toekomstig sturingsmodel bestuurlijk mogelijk minder gewenst. De gewenste toekomstige organisatievorm van IW4 blijft daarbij een slagvaardige en ondernemende organisatie, gericht op:

goede dienstverlening naar werkgevers,

goed ondernemerschap bij het uitvoeren van (productie-) opdrachten voor reguliere werkgevers en

goede re-integratiedienstverlening naar de doelgroepen. Het is niet een onderneming met een primair op winst gericht oogmerk, maar een door de gemeenten zelf bestuurde organisatie in een ondernemende vorm, doelgericht en efficiënt werkend. Bij dit uitgangspunt wordt in de uitwerking een passende rechtsvorm gekozen. Vanuit het verkennend DVO onderzoek van Rhenen is daarbij ook nader onderzoek wenselijk wat de mogelijkheden zijn voor de aansturing als IW 4 getransformeerd gaat worden naar een (zelfstandige) sociale onderneming i.c. expertisecentrum met inkoop relatie.

L. Samenwerking arbeidsmarktregio FoodValley In alle varianten zal goed rekening moet worden gehouden met de samenwerking binnen de arbeidsmarktregio FoodValley en de gemaakte afspraken rondom de gemeenschappelijke werkgeversbenadering binnen het Werkgeversservicepunt regio FoodValley.