stagevademecum (nieuw) samen opleiden€¦ · 7 thomas more – stagevademecum kleuteronderwijs...
TRANSCRIPT
Stagevademecum 1
Thomas More Kempen
C A M P U S
Vorselaar
Lerarenopleiding
Bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs
Stagevademecum (nieuw)
Samen opleiden
Academiejaar 2017-2018
Inhoudstafel
1 Achtergrond
1.1 Visie op stage en leren .............................................................. 7
1.2 Klimaat waarin stage en leren plaatsvinden .................................. 7
2 Begeleiding en beoordeling van stage
2.1 Kerntaken ................................................................................ 9
2.1.1 Slagzinnen als overzicht ............................................................ 9
2.1.2 Vijf Rollen waar de student in groeit ............................................ 9
2.1.3 Speerpunten per rol ................................................................ 10
2.1.4 Speerpunten uitgezet in concrete criteria: kerntaken ................... 10
2.1.5 Kerntaken ter ondersteuning van het leerproces van de student ... 11
2.2 Formele stappen in het leerproces van de student ...................... 13
2.2.1 Afstemmingsfase - afstemmingsgesprek .................................... 13
2.2.2 Dagelijkse opvolging en begeleiding tijdens de stage ................... 14
2.2.3 Afrondingsfase - driehoeksgesprek ............................................ 15
3 Rolinvulling en functieomschrijving van elk van de partners
3.1 Basisterminologie ................................................................... 19
3.2 Ankerdocent ........................................................................... 19
3.2.1 Omschrijving .......................................................................... 19
3.2.2 Rol ........................................................................................ 19
3.2.3 Taken .................................................................................... 20
3.3 Mentor .................................................................................. 21
3.3.1 Omschrijving .......................................................................... 21
3.3.2 Rol ........................................................................................ 21
3.3.3 Taken .................................................................................... 21
3.4 Student ................................................................................. 22
3.4.1 Omschrijving .......................................................................... 22
3.4.2 Rol ........................................................................................ 22
3.4.3 Taken .................................................................................... 23
3.5 Onafhankelijke docent ............................................................. 24
3.5.1 Omschrijving .......................................................................... 24
3.5.2 Rol ........................................................................................ 24
3.5.3 Taken .................................................................................... 24
4 Begeleidingsinstrumenten
4.1 Het persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) .................................... 25
4.1.1 Het POP ................................................................................. 25
4.1.2 Hulpinstrumenten om te komen tot een POP .............................. 25
4.1.3 Bijsturen en levendig houden van het POP ................................. 27
5 Praktische regelingen
5.1 Toewijzing van stageplaatsen ................................................... 29
5.2 Het eerste contact van de student met de stageplek ................... 29
5.3 Afspraken i.v.m. onregelmatigheden tijdens de stage .................. 30
5.3.1 Pedagogische studiedag ........................................................... 30
5.3.2 Lokale verlofdag ..................................................................... 30
5.3.3 Klasuitstap, medisch schooltoezicht, zwemmen … ....................... 30
5.3.4 Afwezigheid tijdens de stage .................................................... 30
5.3.5 Stageverplaatsingen ................................................................ 31
5.3.6 Faciliteiten omwille van ernstige ziekte of functiebeperkingen ....... 32
5.3.7 Ziekte/afwezigheid van de mentor ............................................ 32
5.4 De stage stopzetten ................................................................ 32
5.5 Stage op vrijwillige basis.......................................................... 33
5.6 Vervangingen door studenten buiten de afgesproken
stagemomenten ...................................................................... 33
5.6.1 Algemene principes bij vervangingen ......................................... 33
5.6.2 Procedure bij vervangingen ...................................................... 34
5.7 Contactgegevens ankerdocenten ............................................... 35
6 Bijlagen (exemplarisch)
6.1 Mindmap................................................................................ 36
6.2 Blokkenpuzzel ........................................................................ 37
6.3 Reflectieformulier .................................................................... 38
6.4 Supervisieverslag .................................................................... 39
6.5 Evaluatieformulier ................................................................... 40
6.6 Formulier ‘vervanging’ ............................................................. 40
6.7 Formulier ‘stage op vrijwillige basis’ .......................................... 41
Inleiding
Het stagevademecum van de opleiding Bachelor in het onderwijs:
Kleuteronderwijs van Thomas More Kempen (campus Vorselaar) wil al wie
betrokken is bij het praktijkgedeelte van de opleiding, m.n. studenten,
mentoren en ankerdocenten, zo goed als mogelijk informeren. De informatie
in dit vademecum heeft enkel betrekking op de studenten binnen het
vernieuwde curriculum van de Bachelor Kleuteronderwijs. Het gaat concreet
om de studenten die gestart zijn met de opleiding in het eerste jaar in 2016-
2017. In dit stagevademecum komen deze vernieuwde aspecten verder aan
bod.
De opleiding Bachelor in het onderwijs: Kleuteronderwijs bereidt studenten
voor op het beroep van kleuteronderwijzer. Van bij de start van de opleiding
krijgt de student de kans om ervaring op te doen in de praktijk, om doorheen
de stages uit te groeien tot een competente kleuteronderwijzer. Een goede
samenwerking tussen het werkveld en de lerarenopleiding is hierbij van groot
belang. Daarom hanteren we het concept van ‘Samen opleiden’.
Dit stagevademecum bevat informatie over:
1. onze visie op stage en leren en het klimaat waarin dit plaatsvindt;
2. de begeleiding en de beoordeling van de stage;
3. de rolinvulling en de functieomschrijving van elk van de partners
binnen ‘Samen opleiden’;
4. de begeleidingsinstrumenten die de student inzet in zijn leerproces;
5. een aantal praktische afspraken.
Dit stagevademecum en alle documenten/instrumenten waarnaar in dit
vademecum verwezen wordt zijn digitaal beschikbaar op
http://stagelerarenopleiding.thomasmore.be/ Bachelor in het onderwijs:
Kleuteronderwijs Documenten.
Elien Peeters Jonas Vreys
Praktijkcoördinator Opleidingsmanager
014 50 81 75 (bureau) 014 50 81 77 (bureau)
[email protected] [email protected]
Thomas More Kempen - Lerarenopleiding – Campus Vorselaar
Lepelstraat 2
2290 VORSELAAR
7 Thomas More – Stagevademecum Kleuteronderwijs campus Vorselaar – 2017-2018
1 Achtergrond
1.1 Visie op stage en leren
De opleiding kleuteronderwijs wil studenten opleiden tot zelfstandige
leerkrachten, tot professionals die hun job op competente wijze kunnen
uitvoeren. Hierbij streven we ernaar leerkrachten te vormen die blijvend op
hun handelen reflecteren en zo levenslang (bij)leren.
Professionals beschikken enerzijds over het nodige ‘technisch’
professionalisme, maar anderzijds ook over een gezonde dosis ‘normatief’
professionalisme.
Technisch professionalisme betekent: weten waar je mee bezig bent, je
handelen kunnen verantwoorden vanuit ‘knowhow’ eigen aan de context van
het kleuteronderwijs, doelen nastreven op een planmatige en systematische
manier en vanuit methoden en technieken die in het kleuteronderwijs van
toepassing zijn. Deze technische dimensie aan de professionaliteit van
leraren moet echter steeds gezien worden in het ruimer kader van de
‘normatieve’ professionaliteit.
Normatief professionalisme laat ruimte voor waarden en emoties in het
professionele handelen van kleuterleraren. Enkele kenmerken van zo’n
normatief professionalisme zijn: betrokkenheid, aandacht, integriteit, loyale
samenwerking met collega’s, een sociaal verantwoordelijkheidsgevoel,
creativiteit, nieuwsgierigheid en de mogelijkheid om te innoveren. Binnen dit
normatief professionalisme vormt reflectie - en in het bijzonder kritische
reflectie - over het eigen en het instellingsgebonden handelen, de rode draad.
Vanuit deze visie willen we een basis leggen voor levenslang leren: de
opleiding als springplank naar professionals die lerend in de wereld staan,
leer-krachten, permanent.
1.2 Klimaat waarin stage en leren plaatsvinden
Om een zelfstandige leerkracht te worden, dient de student1 doorheen de
opleiding zelf verantwoordelijkheid op te nemen voor zijn eigen leren. Als
opleiding begeleiden we de student op deze weg. Daar waar de opleiding bij
aanvang nog een sturende rol opneemt in het leerproces van de student,
leert de student doorheen de opleiding meer zelfstandig te leren en te
1Naar ‘de student’ wordt in dit stagevademecum verwezen met de mannelijke persoonsvorm ‘hij’ en afleidingen
daarvan.
Thomas More – Stagevademecum Kleuteronderwijs campus Vorselaar – 2017-2018 8
werken, groeit hij doorheen de opleiding uit tot een actieve beheerder van
zijn eigen leren. Hij vormt zelf de actieve spil in zijn eigen leerproces.
Directe begeleiding evolueert naar zelfsturing. Dit is het klimaat waarbinnen
stage en stagebegeleiding plaatsvinden.
Bij de eerste stage-ervaringen zal de student nog sterk gestuurd worden door
de opleiding. De opleiding geeft zo bijvoorbeeld directe aanwijzingen over
materialen en hulpmiddelen die de student kan gebruiken, volgens welke
planning hij het werk kan uitvoeren, welke criteria er kunnen gebruikt worden
om zaken aan af te meten …
Doorheen het stageproces zal deze directe begeleidingsvorm meer
verschuiven naar het maken van verwijzingen en het stellen en oproepen van
vragen. De mentor en de ankerdocent spelen hier eerder een ondersteunende
rol in het leerproces van de student. Tal van ondersteuningsactiviteiten van
de mentor en de ankerdocent zijn hier mogelijk om de student te helpen bij
het zelfstandig werken. In de relatie tussen de mentor, de ankerdocent en
de student staat dialoog centraal: formele en informele gesprekken,
rechtstreekse en oplossingsgerichte feedback, bijsturingsgesprekken …
In dit klimaat van leren groeit de student persoonlijk. Leren gaat om meer
dan het verwerven van vaardigheden of bekwaamheden. Leren is niet het
ondergaan van allerlei opdrachten, taken of beroepssituaties waarin men zich
geplaatst ziet. Leren vertrekt vanuit het idee dat elke student zijn leven zelf
betekenis kan geven. Het gaat om ‘met een open mind’ beroepssituaties
tegemoet treden en daarin kiezen wat belangrijk is. Dat zorgt voor een
creatieve spanning. Een spanning tussen wie de student op dit moment is en
wie hij zou willen worden. In dit spanningsveld groeit de student en
ontwikkelt hij zijn competenties. Zo geeft de student zijn leren zelf vorm.
Leren van elkaar heeft in dit persoonlijk leerproces van de student een
meerwaarde. Heterogeen groeperen én werkpleknabij leren kunnen
helpen om een open en lerend klimaat te installeren waarin de student zelf
de kansen grijpt om te groeien. Mentoren, maar ook studenten kunnen goede
rolmodellen zijn voor elkaar. Overleg, wederzijdse klasbezoeken en
supervisie zijn kansen die gecreëerd kunnen worden om in openheid te
durven leren.
9 Thomas More – Stagevademecum Kleuteronderwijs campus Vorselaar – 2017-2018
2 Begeleiding en beoordeling van stage
2.1 Kerntaken
2.1.1 Slagzinnen als overzicht
Voor elk semester kozen we een slagzin. De slagzin vormt de vlag die de
inhoudelijke lading voor dat semester dekt. Dit maakt de fasering duidelijk in
de groei die we voor ogen hebben, en geeft aan welke klemtonen we willen
leggen voor dat semester.
Voor het reguliere traject (zes semesters) zijn de slagzinnen:
FASE 1: Ik word leraar in een klas:
.
FASE 2: Ik groei als leraar in de school:
-
FASE 3: Ik ben leraar in de wereld:
2.1.2 Vijf Rollen waar de student in groeit
De kerntaken worden geordend per semester in 5 rollen die we
onderscheiden. Dit zijn de rollen die een student tijdens zijn stage
opneemt:
1. De leraar als begeleider;
2. De leraar als opvoeder;
3. De leraar als organisator;
4. De leraar als onderzoeker;
5. De leraar als partner.
De kerntaken vormen onze stagegroeilijn. Voor elk semester staat precies
en concreet geformuleerd wat we verwachten ten aanzien van de student
voor elk van deze vijf rollen in elke fase van de opleiding. Deze verwachtingen
Semester 1: Ik verken de kleuters en de klas
Semester 2: Ik neem de rol van leraar op.
Semester 3: Ik verdiep me in de peuter.
Semester 4: Ik verdiep me in de oudste kleuter.
Semester 5: Ik doorbreek grenzen.
Semester 6: Ik handel vanuit een persoonlijke professionaliteit
Thomas More – Stagevademecum Kleuteronderwijs campus Vorselaar – 2017-2018 10
per rol worden telkens veeleisender naarmate de student vordert in zijn
traject.
2.1.3 Speerpunten per rol
Voor elk semester formuleerden we per rol enkele speerpunten die de
student met zekerheid dient te realiseren. We beschouwen deze
speerpunten dan ook als een breekpunt in de evaluatie.
Een voorbeeld:
Voorbeeld van
De leraar als begeleider:
Speerpunt 1: kunnen meespelen
Speerpunt 2: spel verrijken
Speerpunt 3: taal als grondhouding
De leraar als opvoeder:
Speerpunt 4: voeling krijgen met kleuters
De leraar als organisator:
Speerpunt 5: routines krachtig maken
De leraar als onderzoeker:
Speerpunt 6: observeren
Speerpunt 7: terugblikken en vooruitblikken
De leraar als partner:
Speerpunt 8: actieve rol opnemen
2.1.4 Speerpunten uitgezet in concrete criteria: kerntaken
Al de bovengenoemde speerpunten worden dan uitgebreid uitgezet in
concrete criteria die we de kerntaken noemen. Deze kerntaken worden
zowel door de student, mentor als ankerdocent als basis meegenomen in de
begeleiding en de evaluatie.
Semester 1: Ik word leraar in een klas: Ik verken de kleuters en de
klas
11 Thomas More – Stagevademecum Kleuteronderwijs campus Vorselaar – 2017-2018
De digitale versie van de kerntaken kan gedownload worden via
http://stagelerarenopleiding.thomasmore.be/.
2.1.5 Kerntaken ter ondersteuning van het leerproces van de
student
De kerntaken worden op verschillende manieren ingezet in het leerproces
van de student: in de begeleiding, in de beoordeling en in de communicatie
met de student. Deze kerntaken vormen een werkinstrument voor de
student, de docent en de ankerdocent tijdens de stage.
Voorbeeld kerntaken speerpunt 1: kunnen meespelen (semester 1)
Speerpunt 1: Kunnen meespelen
Ik durf meespelen met kleuters en beleef er plezier aan.
Ik leef me in in de leefwereld van de kleuters en hun spel.
Ik pas me aan aan het spel van kleuters m.b.t. taal, inhoud en
expressie.
Ik heb de nodige creativiteit, speelsheid en fantasie om mee te
spelen.
2.1.5.1 In de begeleiding – praktijkbegeleidingsroutes (PBR)
De student wordt op veel manieren ondersteund in het realiseren van de
kerntaken.
Eerst en vooral zijn er de inhouden van de verschillende
opleidingsonderdelen die de student de nodige kennis, vaardigheden en
attitudes bijbrengen om de kerntaken te kunnen realiseren.
Daarnaast bieden we specifieke ‘praktijkbegeleidingsroutes’ (PBR) aan
die de student helpen de juiste focus te vinden voor de stage van een bepaald
semester. Volgende afspraken zijn hierbij van belang:
De student vindt alle concrete informatie over en afspraken m.b.t. de
sessies op Toledo in de cursussen Praktijk 1, Praktijk 2, Praktijk del 3 voor
het regulier traject en in de cursussen Praktijk A, Praktijk B en Praktijk C
voor het verkort traject;
De student komt voorbereid naar de sessie als voorbereiding vereist is;
De student schrijft tijdig in als inschrijven vereist is;
Het nakomen van deze afspraken kan bij twijfel over het al dan niet slagen
voor praktijk doorslaggevend zijn;
Van de student wordt verwacht dat hij per stageperiode min. 2
lesvoorbereidingen laat nakijken door een (vak)docent tijdens het
Semester 1: Ik word leraar in een klas:
Ik verken de kleuters en de klas
Thomas More – Stagevademecum Kleuteronderwijs campus Vorselaar – 2017-2018 12
daarvoor voorziene coachingsmoment in de praktijkbegeleidingsroute.
Deze worden gehandtekend toegevoegd aan de stagemap;
Tot slot geven de ‘richtlijnenboekjes’ per semester de student een idee
van de acties die hij kan ondernemen om het beoogde competentieniveau te
bereiken.
2.1.5.2 In de begeleiding - bij het opmaken van het POP
Voorafgaand aan elke stageperiode maakt de student een persoonlijk
ontwikkelingsplan (POP) op. Dit is een plan waarin de student, uitgaande van
de speerpunten met bijhorende kerntaken en/of van zijn persoonlijke
uitdagingen leerdoelen voor die stage formuleert.
De speerpunten helpen de student om preciezer werkpunten voorop te stellen
of te formuleren. Ze reiken een taal aan om persoonlijke leerdoelen en
werkpunten te benoemen en om betekenis te kunnen geven aan deze doelen,
werkpunten of situaties vanuit een gemeenschappelijk kader.
Vóór de aanvang van de stage legt de student zijn POP voor aan de
ankerdocent en aan de mentor. In onderling overleg kan dit plan nog
aangepast en/of aangevuld worden.
2.1.5.3 In de begeleiding - bij feedbackmomenten
Het gemeenschappelijke kader dat de kerntaken in hun geheel vormen
vergemakkelijkt het geven van gerichte feedback zowel door de mentor als
door de ankerdocent.
Deze feedback houdt best zo goed als mogelijk verband met de persoonlijke
leerdoelen en werkpunten uit het POP en de verwachtingen van het
betreffende semester.
2.1.5.4 In de beoordeling
Het denkkader van de kerntaken wordt doorgetrokken in de beoordeling.
Vanaf academiejaar 2016-2017 zullen we werken met een nieuw digitaal
evaluatieformulier. Dit formulier is zo ontworpen dat de mentor, ankerdocent
en student gericht feedback kunnen geven op de speerpunten van het
semester waarin de student zich bevindt. Het evaluatieformulier vormt zo
een afspiegeling van de kerntaken. Ze maken duidelijk in welke fase van zijn
ontwikkeling de student zich bevindt.
Aan het einde van elk semester volgt een driehoeksgesprek tussen de
student, de mentor en de ankerdocent. De kerntaken fungeren daarbij als
13 Thomas More – Stagevademecum Kleuteronderwijs campus Vorselaar – 2017-2018
rode draad doorheen het gesprek. Voor studenten van semester 1 komt er
alleen een driehoeksgesprek op vraag van één van de partijen, of als er zich
duidelijke problemen manifesteren.
2.1.5.5 Geen ‘afdwingbaar boodschappenlijstje’!
Voor elk semester formuleerden we per rol enkele speerpunten die de
student met zekerheid dient te realiseren. We beschouwen deze
speerpunten dan ook als een breekpunt in de evaluatie. In zekere zin laten
de kerntaken toe om een objectieve kijk te krijgen op de competenties van
de student, toch willen we vermijden dat het instrument gaat werken als
een optelsom, leren kan ons inziens nooit gereduceerd worden tot een
optelsom van vaardigheden en bekwaamheden.
De kerntaken zijn een hulpmiddel voor de student, de mentor en de
ankerdocent. Ze verhelderen de verwachtingen die de opleiding stelt aan de
studenten in respectievelijk de eerste, tweede en derde studiefase.
2.2 Formele stappen in het leerproces van de
student
2.2.1 Afstemmingsfase - afstemmingsgesprek
Tijdens de inloopdagen op de stageschool leert de student de kleuters, de
klaswerking en -routines kennen. Op één van deze inloopdagen plant de
student een formeel contactmoment met de mentor: het
afstemmingsgesprek.
Tijdens dit gesprek maakt de student de doelen van de stage en de
verwachtingen vanuit de hogeschool duidelijk. De mentor maakt de
verwachtingen vanuit de stageschool duidelijk en brengt de student op de
hoogte van de conventies en de afspraken die in de school leven t.a.v.
stagiairs.
De student brengt de mentor op de hoogte van zijn talenten en uitdagingen
voor de stage. Hij doet dit aan de hand van zijn POP
(blokkenpuzzel/mindmap). De student en de mentor bekijken samen welke
activiteiten voor de student interessant zijn om uit te werken vanuit zijn
uitdagingen en werkpunten, de kerntaken blijven hierbij een richtinggevend
instrument.
De ankerdocent participeert aan dit gesprek indien dit nodig blijkt.
Thomas More – Stagevademecum Kleuteronderwijs campus Vorselaar – 2017-2018 14
2.2.2 Dagelijkse opvolging en begeleiding tijdens de stage
2.2.2.1 Begeleiding door de mentor
Een belangrijke begeleidende taak van de mentor is met de student praten
over zijn/haar functioneren op de stage. Uit een kort begeleidingsgesprek
op het einde van de dag kan de student heel veel leren. Tijdens deze
gesprekken bewaakt de mentor dat tips en adviezen aansluiten bij de eigen
ervaringen van de student. De mentor kan tevens feedback geven over
dingen die de student over het hoofd gezien heeft. De mentor let erop om
feedback te geven vanuit observaties en niet onmiddellijk beoordelend te
spreken. Zij probeert om feedback te plaatsen in een groter geheel, zodanig
dat de student er rekening mee kan houden in andere activiteiten. Het
feedbackschriftje is een handig instrument om te gebruiken in de
dagelijkse begeleiding. Het kan gedownload worden via
http://stagelerarenopleiding.thomasmore.be/.
Elke student krijgt een schriftje bij de start van de opleiding.
Mogelijke vragen om het gesprek vorm te geven zijn:
Wat is je algemene indruk van de dag?
Voelde je je er goed bij?
Wat liep goed en wat liep moeizaam? Waarom?
Ben je tevreden over de voorbereiding, het inschatten van de
beginsituatie, de organisatie…?
Wat gebeurde er tijdens de activiteit? Vonden de kleuters het prettig en
boeiend? Wat wel? Wat niet?
Heb je de indruk dat je alle ontwikkelingsmogelijkheden van de
activiteit voldoende hebt benut?
Wat zou je voor een volgende keer behouden en wat zou je wijzigen?
Welke aandachtspunten neem je mee voor jezelf? Voor de volgende
dag?
Wat heb je geleerd?
2.2.2.2 Begeleiding door de ankerdocent
De ankerdocent komt in de loop van het semester geregeld op de werkplek.
Hij ziet erop toe dat de student voldoende vooruitgang boekt. Hoe vaak de
ankerdocent op de werkplek komt en hoe hij begeleidt, is afhankelijk van de
noden en de behoeften van de student en de mentor.
Mogelijke begeleidingsvormen die aan bod kunnen komen:
Observatie van de student: de ankerdocent kijkt (samen met de
mentor) naar wat er gebeurt en gaat na of dit overeenkomt met de
verwachtingen.
Een gesprek met de mentor en/of de student rond volgende vragen:
Worden de uitdagingen in het leerproces voldoende aangepakt? Is de
student voldoende open en leergierig om vorderingen te kunnen
15 Thomas More – Stagevademecum Kleuteronderwijs campus Vorselaar – 2017-2018
maken? Heeft de mentor het gevoel dat hij de student voldoende kan
begeleiden? Er kan ook stilgestaan worden bij de doelen en de
verwachtingen ten aanzien van de stage.
Hospiteerbeurten: de ankerdocent kan de student stimuleren om bij
een andere student of mentor te hospiteren met het oog op leren van
elkaar en dit vanuit een specifieke vraag of werkpunt van de student.
Supervisie in groep: de ankerdocent kan met de studenten die
gelijktijdig stage lopen in eenzelfde stageschool samen reflecteren,
nadenken over de praktijk, hetzij in de stageschool, hetzij in de
opleiding. De ankerdocent stemt de gekozen werkvorm af op de groep
studenten waarmee hij werkt. De student maakt na elke sessie een
supervisieverslag dat hij bewaart in zijn stagekaft.
2.2.2.3 Oordeel van een onafhankelijke docent
Alle partners (student, mentor en ankerdocent) kunnen het oordeel van een
onafhankelijke docent inroepen, wanneer één van hen van mening is dat een
objectievere kijk wenselijk is. Deze extra bezoeken blijven meer uitzondering
dan regel.
Een bezoek kan worden aangevraagd bij de praktijkcoördinator
([email protected]). De mentor, de student en de ankerdocent
informeren elkaar over een mogelijke aanvraag vooraleer zij de
praktijkcoördinator contacteren.
De onafhankelijke docent observeert de student en geeft hem feedback. De
resultaten van deze observatie komen in een schriftelijk verslag en worden
in de afrondingsfase tijdens het driehoeksgesprek tussen mentor, student en
ankerdocent meegenomen. De informatie weegt mee in de uiteindelijke
beoordeling.
2.2.3 Afrondingsfase - driehoeksgesprek
Aan het einde van elk semester (uitgezonderd semester 1) plant de
ankerdocent een formeel contactmoment waarop student, mentor en
ankerdocent samenzitten om vast te stellen in welke mate de student aan de
verwachtingen ten aanzien van de kerntaken van dat semester voldoet, om
de student te evalueren, het zogenaamde ‘driehoeksgesprek’.
2.2.3.1 Voorbereiding driehoeksgesprek
Student, mentor en ankerdocent bereiden zich schriftelijk voor op het
driehoeksgesprek. Ze gebruiken daartoe het evaluatieformulier.
Thomas More – Stagevademecum Kleuteronderwijs campus Vorselaar – 2017-2018 16
Bij de aanvang van de stageperiode bezorgt de student een digitale versie
van het evaluatieformulier aan de mentor. De mentor kan echter ook zelf een
versie van het evaluatieformulier downloaden via
http://stagelerarenopleiding.thomasmore.be/ en vervolgens invullen.
Het ingevulde digitale formulier kan steeds ook best per mail bezorgd worden
aan de ankerdocent. Je vindt zijn/haar contactgegevens verderop in het
stagevademecum (p. 34).
Het nieuwe evaluatieformulier is een digitaal formulier. Dat formulier kan
gedownload worden en digitaal ingevuld worden.
Volgende categorieën zijn belangrijk op het formulier:
1. De hoofding bovenaan: daar vul je alle formele aspecten van de
stage in. Belangrijk is dat dit correct en volledig is zodat achteraf
duidelijk is over welke stage de feedback gaat.
2. Vervolgens is er een ruimte waarin je alle speerpunten over alle
semester heen vindt. Je kan hierin speerpunten aanvinken waar je
feedback wenst over te geven. Je geeft min. feedback over die
speerpunten die horen bij het semester waarin de student zich
bevindt.
3. Bij het aanklikken van een speerpunt gaat onderaan een venster
open waarin je feedback kan noteren. Je kan steeds ook de
kerntaken horende bij dat speerpunt openen om je feedback
gerichter hieraan aan te passen.
4. Bij elk speerpunt dat je openklapt geef je aan of dit onvoldoende of
voldoende is. Je noteert dit min. bij de speerpunten van het
semester waarin de student zich bevindt. Kies je voor onvoldoende:
dan zal het speerpunt grijs kleuren. Kies je voor voldoende: dan
Ankerdocent [procesbegeleider]
- Verslag van de onafhankelijke docent
- Feedback over evolutie en leerproces
Mentor(en)
Verslag over evolutie en leerproces van de
student
Student
Verslag over evolutie en eigen leerproces
17 Thomas More – Stagevademecum Kleuteronderwijs campus Vorselaar – 2017-2018
krijgt het speerpunt de kleur van het semester en wordt het
beschouwd als gerealiseerd. Zo krijg je bovenaan snel een overzicht
van de speerpunten die behaald zijn of werkpunten die er nog zijn.
Dat kan een hulpmiddel worden bij het toekennen van een cijfer.
5. Onderaan het formulier zijn er nog enkele velden waar je feedback
kan noteren over: persoonlijke leerruimte, administratie of andere
opmerkingen.
Op http://stagelerarenopleiding.thomasmore.be/ kan je eveneens een
demofilmpje vinden dat een hulpmiddel kan zijn bij het invullen van dit
formulier. Wie hulp nodig heeft, kan ook steeds zijn/haar ankerdocent
aanspreken.
2.2.3.2 Driehoeksgesprek
Tijdens het driehoeksgesprek wordt de evolutie van de student afgemeten
aan de eisen gesteld in de kerntaak van het semester. De voorbereidingen
van student, mentor en ankerdocent op het driehoeksgesprek zijn een hulp
om op basis van degelijke argumenten en voorbeelden het gesprek aan te
gaan.
De ankerdocent leidt en structureert het gesprek. De speerpunten van het
betreffende semester zijn hiervoor uitgangspunt. De ankerdocent probeert
de essentie te vatten en verzamelt per speerpunt argumenten om een
oordeel te vellen. Een interessante focus daarbij is de vraag: ‘Wat zijn de
kwaliteiten van de student? Wat zijn nog uitdagingen?’ Vooral daar waar
student, mentor en/of ankerdocent anders kijken en oordelen, wordt
geprobeerd om deze verschillen te benoemen en wordt gezocht naar de
redenen van het verschil in perceptie. Ook het oordeel van de onafhankelijke
docent wordt in deze gezamenlijke betekenisconstructie ingebracht.
In het driehoeksgesprek aan het einde van een opleidingsfase doet de
ankerdocent een voorstel tot cijfer voor de praktijk. In het gesprek
wordt daarbij gestreefd naar consensus.
18 en hoger Excellent
De stage is wat betreft alle facetten van het klas- en
schoolgebeuren een typevoorbeeld voor de kerntaken van dit
semester
16-17 Uitstekend De stage voldoet zeer goed aan de kerntaken op de meeste
vlakken, en is daarnaast opvallend creatief, origineel en muzisch
14-15 Zeer goed De stage voldoet opvallend goed aan de kerntaken op meerdere
vlakken
12-13 Goed De stage voldoet over het algemeen goed aan de kerntaken, maar er zijn nog wel bijsturingen mogelijk
10-11 Voldoende De stage voldoet juist aan de kerntaken van dit semester maar er zijn nog veel bijsturingen nodig.
Minder dan 10 Onvoldoende De stage voldoet niet aan de kerntaken van dit semester.
Thomas More – Stagevademecum Kleuteronderwijs campus Vorselaar – 2017-2018 18
Voor het regulier traject valt het einde van een opleidingsfase samen met
het einde van respectievelijk semester 2, semester 4 en semester 6; voor
studenten met een internationaal traject: semester 5.
2.2.3.3 Afhandeling driehoeksgesprek
Na het gesprek bezorgen student en mentor hun voorbereiding op het
gesprek aan de ankerdocent, liefst digitaal. De ankerdocent verwerkt deze
gegevens alsook de eigen aantekeningen die hij maakte tijdens het gesprek
tot een syntheseverslag met voorstel voor cijfer.
2.2.3.4 Praktijkevaluatie - praktijkcommissie
Op het einde van elke opleidingsfase komt de praktijkcommissie samen. Deze
groep van docenten van de opleiding bewaakt dat de kerntaken en
speerpunten richtinggevend zijn bij de evaluatie.
De ankerdocent legt per student aan de praktijkcommissie het
syntheseverslag met voorstel tot cijfer voor. De praktijkcommissie stelt het
definitief cijfer voor de praktijk van de student vast.
Na de praktijkcommissie, bij het vrijgeven van de punten op het KU loket
mailt de ankerdocent het syntheseverslag met cijfer aan de student.
De toekenning van het examencijfer voor praktijk maakt formeel deel uit van
de tweede examenperiode.
19 Thomas More – Stagevademecum Kleuteronderwijs campus Vorselaar – 2017-2018
3 Rolinvulling en functieomschrijving van elk
van de partners
3.1 Basisterminologie
We gebruiken volgende benamingen voor de partners binnen ‘Samen
opleiden’2:
STAGIAIR: student die stage loopt.
ANKERDOCENT: docent van de lerarenopleiding die de stage van
meerdere stagiairs opvolgt.
MENTOR: leraar van de stageschool die de stage van één of meerdere
stagiairs begeleidt.
PRAKTIJKCOÖRDINATOR: docent van de lerarenopleiding die het geheel
van de stage-activiteiten coördineert.
3.2 Ankerdocent
3.2.1 Omschrijving
De ankerdocent is een docent uit de lerarenopleiding die verbonden is aan
één of meerdere scholen waar studenten van de opleiding stage lopen. Zijn
rol als ankerdocent vervult hij zowel naar de stageschool toe, als naar de
studenten die hij er begeleidt.
3.2.2 Rol
Procesbegeleiding van het stageleerproces van meerdere studenten van
zowel het reguliere als het verkorte traject op de ankerschool.
Mee beoordelen van het stageleerproces van meerdere studenten van
zowel het reguliere als het verkorte traject 1ste, 2de en 3de jaar op de
ankerscholen.
Contactpersoon en brugfiguur tussen opleiding en werkplek i.f.v. de
stage.
2 Naar al deze partners wordt in dit stagevademecum met de mannelijke persoonsvorm ‘hij’ en afleidingen
daarvan verwezen.
Thomas More – Stagevademecum Kleuteronderwijs campus Vorselaar – 2017-2018 20
3.2.3 Taken
3.2.3.1 Procesbegeleider van de student op de werkplek
Hij begeleidt de student bij het begin van elk stageblok in functie van het
POP en de kerntaken met aandacht voor het persoonlijk functioneren
(leerbegeleiding).
Hij participeert aan het afstemmingsgesprek in functie van
geconstateerde noden.
Hij gaat op klasbezoek in functie van geconstateerde noden.
Hij geeft mondeling feedback aan de student.
Hij geeft schriftelijke feedback aan de student op het formulier ‘Verslag
didactische stage’ na een relevant klasbezoek én aan het eind van elk
semester (uitzondering semester 1).
Hij overlegt met de mentor i.f.v. de begeleiding van de student.
Hij registreert voor zichzelf en houdt zicht op het leerproces van de
student.
Hij stimuleert hospiteerbeurten.
Hij houdt supervisiegesprekken met de studenten verbonden aan een
werkplek.
Hij vraagt eventueel om een beoordelend bezoek van een onafhankelijke
docent.
3.2.3.2 Medebeoordelaar van het leerproces van de student
Hij bereidt zich voor op het driehoeksgesprek.
Hij structureert en leidt het driehoeksgesprek: bewaakt de procedures,
stelt kritische vragen, beoordeelt de kwaliteit van ingebrachte
argumenten, verbreedt naar het globale beeld van de student.
Hij is eindverantwoordelijke voor het punt voorgesteld in het
driehoeksgesprek.
Hij maakt een syntheseverslag op het formulier ‘Verslag didactische
stage’ en legt het syntheseverslag met het cijfer voor praktijk ter
goedkeuring voor aan de praktijkcommissie in de hogeschool.
3.2.3.3 Contactpersoon en brugfiguur tussen opleiding en werkplek
Hij is het aanspreekpunt van de opleiding voor de stageschool.
Hij houdt het contact laagdrempelig.
Hij is aanwezig op stagedagen, in functie van geconstateerde noden.
Hij informeert en verheldert stage-informatie van de opleiding voor het
werkveld.
Hij is eerste aanspreekpunt bij problemen/onduidelijkheden (inhoudelijk,
communicatief, organisatorisch).
Hij is bemiddelaar bij problemen/onduidelijkheden (inhoudelijk,
communicatief, organisatorisch).
Hij coacht mentoren in het gebruik van instrumenten en formulieren.
21 Thomas More – Stagevademecum Kleuteronderwijs campus Vorselaar – 2017-2018
3.3 Mentor
3.3.1 Omschrijving
De mentor is de begeleider van de klas waarin de student stage loopt. Hij
vervult de rol van mentor naar de student die in zijn klas stage loopt.
3.3.2 Rol
Dagelijkse werkbegeleiding (concrete feedback en tips) en
leerbegeleiding (reflectiebegeleiding) van de student.
Mee beoordelen van het stageleerproces van de student.
Contactpersoon en brugfiguur tussen de stagewerkplek en de student/de
opleiding (ankerdocent).
3.3.3 Taken
3.3.3.1 Werk- en leerbegeleider van de student
Hij begeleidt het volledige stagetraject (afstemmingsgesprek, dagelijkse
opvolging, driehoeksgesprek).
Hij is steeds aanwezig in de stageklas de zelfstandige stages van
semester 6 uitgezonderd. Tijdens de zelfstandige stage in semester 6 is
de mentor wel aanwezig op de school en vervult hij mogelijk een andere
taak. De student functioneert dan autonoom in de stageklas. Studenten
met een regulier traject staan gedurende de 2 laatste stageweken van
semester 6 zelfstandig in de klas. Studenten met een internationaal
traject staan gedurende de laatste week van semester 5 zelfstandig in
de klas. Studenten met verkort traject 3 semesters staan gedurende de
laatste week van Praktijk C zelfstandig in de klas.
Hij creëert een degelijke werkplekleeromgeving.
Hij begeleidt de student op de werkplek i.f.v. de kerntaken, het POP en
de stageopdrachten met aandacht voor het persoonlijk leerproces van de
student.
Hij geeft dagelijks/op regelmatige basis feedback (mondeling en
schriftelijk via het feedbackschriftje) en begeleidt het reflecteren van de
student op zijn leerproces.
Hij registreert voor zichzelf en houdt zicht op het leerproces van de
student.
Hij geeft tussentijds schriftelijke feedback aan de student op het
formulier ‘Verslag didactische stage’. Dit formulier geeft aan op welke
momenten de mentor een schriftelijk verslag maakt en hoe hij het
verslag bezorgt aan de student en de ankerdocent.
Hij overlegt op regelmatige basis met de ankerdocent i.f.v. de
begeleiding van de student en signaleert tijdig problemen.
Hij vraagt eventueel om een bezoek van een onafhankelijke docent.
Thomas More – Stagevademecum Kleuteronderwijs campus Vorselaar – 2017-2018 22
3.3.3.2 Medebeoordelaar van het leerproces van de student
Hij maakt ter voorbereiding van het driehoeksgesprek een kritisch
evaluatieverslag van het leerproces van de student i.f.v. de uitgevoerde
stageopdrachten, te bereiken kerntaken en speerpunten en POP op het
formulier ‘Verslag didactische stage’. Hij overhandigt dit verslag
aansluitend bij het driehoeksgesprek aan de ankerdocent en aan de
student.
Hij participeert aan het driehoeksgesprek.
3.3.3.3 Contactpersoon en brugfiguur tussen de stagewerkplek en
de student / de opleiding (ankerdocent)
Hij informeert de student tijdens het afstemmingsgesprek i.v.m. de
verwachtingen, het pedagogisch project en het reglement van de school.
Concreet kan dit gaan over: aanwezigheid op school, afspraken rond
attitudes (kledij, roken, piercings, GSM-gebruik) …
Hij spreekt met de student af op welke manier (mondeling, via e-mail …)
de student met de mentor communiceert over de verschillende aspecten
van de stage (tijdstip waarop planning/weekschema, voorbereidingen …
ter kennisgeving, nazicht, bespreking worden aangeboden …).
Hij informeert de ankerdocent onmiddellijk rond ervaren problemen.
3.4 Student
3.4.1 Omschrijving
De student is degene die een proces van ervaringsleren op de werkplek benut
om de beroepscompetenties te bereiken.
3.4.2 Rol
Werkplekleren (student = hoofdactor) om de vooropgestelde
kerncompetenties te bereiken.
Mee beoordelen van het eigen leerproces.
Communiceren en samenwerken met de andere actoren in het
werkplekleerproces (mentor, ankerdocent, medestagiairs, directie,
team).
23 Thomas More – Stagevademecum Kleuteronderwijs campus Vorselaar – 2017-2018
3.4.3 Taken
3.4.3.1 Hoofdactor in het werkplekleren
Hij doorloopt het hele stagetraject in al zijn fasen (afstemming,
dagelijkse opvolging, terugblik/afronding), groeiend in zelfsturing en
persoonlijke verantwoordelijkheid.
Hij participeert actief aan de stagebegeleiding, groeiend in zelfsturing en
persoonlijke verantwoordelijkheid.
Hij leert van en aan studenten uit hogere of lagere jaren via
supervisiesessies en onderlinge hospiteerbeurten.
Hij reflecteert regelmatig op basis van opgedane ervaringen.
Hij stelt het POP op, bespreekt het voorafgaand aan elke stageperiode
met de anker en de mentor en werkt op regelmatige tijdstippen het POP
bij.
Hij vraagt feedback aan de mentor indien nodig na iedere stagedag.
Hij vraagt feedback aan de ankerdocent indien nodig i.f.v. eigen
leerproces.
Hij maakt aantekeningen tijdens gesprekken met de
mentor/ankerdocent.
Hij stuurt zijn leerproces bij i.f.v. de evaluatie door de mentor, de
ankerdocent of eventueel een bezoekende docent.
Hij vraagt, indien hij dit wenst, om een bezoek van een onafhankelijke
docent.
3.4.3.2 Medebeoordelaar van het eigen leerproces
Hij maakt ter voorbereiding van het driehoeksgesprek een kritisch
verslag van het eigen leerproces i.f.v. de uitgevoerde stageopdrachten,
kerntaken en speerpunten en POP op het formulier ‘Verslag didactische
stage’. Hij overhandigt dit verslag aansluitend bij het driehoeksgesprek
aan de ankerdocent.
Hij neemt tijdens het driehoeksgesprek een actieve rol op en brengt
zichzelf in het gesprek.
3.4.3.3 Communicator en samenwerker met de andere actoren van
het werkplekleerproces
Hij verheldert bij de aanvang van de stage de doelen van de stage, de
verwachtingen van de opleiding, de eigen talenten en uitdagingen.
Hij informeert zich over algemeen geldende afspraken binnen de school
alsook afspraken die de school hanteert ten aanzien van stagiairs, o.m.
privacybeleid voor wat het maken van foto’s betreft, het gebruiken van
materialen uit de klas of van de school, het maken van kopies, het
opnemen van bewakingen, kledingvoorschriften ….
Hij neemt initiatief om met de mentor af te spreken op welke manier
(mondeling, via e-mail …) hij met de mentor communiceert over de
verschillende aspecten van de stage (tijdstip waarop
Thomas More – Stagevademecum Kleuteronderwijs campus Vorselaar – 2017-2018 24
planning/weekschema, voorbereidingen … ter kennisgeving, nazicht,
bespreking worden aangeboden …).
Hij neemt zelf initiatief tot dagelijks overleg met de mentor.
Hij overlegt op regelmatige basis met de ankerdocent.
Hij neemt zelf initiatief tot gesprek met de mentor en/of ankerdocent bij
ervaren moeilijkheden of indien nodig.
Hij neemt zelf initiatief om inhaaldagen in te plannen.
Hij werkt constructief samen met medestudenten en het schoolteam.
3.5 Onafhankelijke docent
3.5.1 Omschrijving
De onafhankelijke docent is een docent die niet betrokken is bij het
begeleidingsproces van de student. Hij werkt uitsluitend op vraag en fungeert
als onafhankelijke productbeoordelaar van het functioneren van de student,
los van de ankerdocent en de mentor.
3.5.2 Rol
Beoordelen van het functioneren van de student op basis van een vooraf
aangekondigd klasbezoek (productbeoordelaar), op vraag van de mentor,
ankerdocent of student.
Is medebetrokkene bij het beoordelingsproces (evaluatie) van de student.
3.5.3 Taken
3.5.3.1 Productbeoordelaar
Hij doet een klasbezoek, in principe van speeltijd tot speeltijd.
Hij houdt achteraf een feedbackgesprek met de student.
Hij maakt een schriftelijk verslag met kleurcode over het functioneren
van de student zoals hij dat heeft waargenomen.
Hij focust zich hierbij op die kerntaken die te maken hebben met het
functioneren van de student in de stageklas in contact met de kleuters.
3.5.3.2 Medebetrokkene in het beoordelingsproces van de student
Hij is op rechtstreekse wijze betrokken tijdens het beoordelend bezoek.
Hij is op onrechtstreekse wijze betrokken in het driehoeksgesprek via
zijn verslag.
Hij participeert aan de praktijkcommissie in de hogeschool.
25 Thomas More – Stagevademecum Kleuteronderwijs campus Vorselaar – 2017-2018
4 Begeleidingsinstrumenten
4.1 Het persoonlijk ontwikkelingsplan (POP)
4.1.1 Het POP
De student maakt elke stageperiode een persoonlijk ontwikkelingsplan (POP)
op. Het POP is een plan waarin de student zijn doelen voor de komende
periode toelicht, samen met de acties die hij wil ondernemen om aan die
doelen of competenties te werken. In het POP beschrijft de student:
Welke competenties hij wil verwerven en/of optimaliseren;
hoe hij dat gaat doen.
Als achtergrond voor het POP staat de student stil bij:
1. De speerpunten met bijhorende kerntaken die centraal staan dat
semester. Voor elk van deze speerpunten beschrijft de student hoe
ver hij staat: wat zijn zijn sterke punten? Wat zijn uitdagingen? Hoe
gaat hij dat aanpakken?
2. Zijn persoonlijke uitdagingen. Wat zijn mijn eigen persoonlijke
kwaliteiten en/of valkuilen die ik moet inzetten tijdens de stage? Deze
persoonlijke uitdagingen kennen wellicht een verbinding met zijn
mindmap (zie volgende paragraaf). Ook hier geeft de student aan hoe
hij hiermee concreet aan de slag gaat.
Elke stageperiode is een nieuw ijkmoment om de doelen en/of het plan bij te
stellen.
Bij het opmaken van het POP wordt de student begeleid door de ankerdocent.
De sturing in de begeleiding hangt af van de noden van de student en van de
fase in de opleiding. Het POP-gesprek is altijd vooruitblikkend en gericht op
groei.
4.1.2 Hulpinstrumenten om te komen tot een POP
4.1.2.1 Blokkenpuzzel en kerntaken
De student maakt zijn POP met behulp van de speerpunten en kerntaken van
het betreffende semester en met behulp van de blokkenpuzzel. De student
gebruikt beide tegelijkertijd om te komen tot een gefundeerd POP.
De speerpunten en de kerntaken hebben de bedoeling om het denkproces
over de eigen groei op gang te brengen. Met behulp van de kerntaken stelt
de student zich de vraag:
waar sta ik in mijn leerproces;
waar ligt de lat of wat zijn objectieve verwachtingen vanuit de opleiding;
Thomas More – Stagevademecum Kleuteronderwijs campus Vorselaar – 2017-2018 26
en hoe verhoud ik mij tot deze objectieve verwachtingen?+
De blokkenpuzzel is een hulpmiddel dat kan ingezet worden bij het maken
van het POP. Elk blokje stemt overeen met een speerpunt dat de student
moet realiseren tijdens dat semester. Uitleg over de betreffende speerpunten
vindt de student terug in de kerntaken.
Elk blok is bij aanvang van een semester nog wit. Doel is dat na het
betreffende semester alle blokken (cfr. Speerpunten) worden gekleurd in de
kleur van het semester. De student stelt zich tijdens het semester regelmatig
de vraag of hij de betreffende blokken van het semester al kan inkleuren. De
mentor en de ankerdocent geven hier ook geregeld feedback over. Op het
einde van zijn opleiding zou de student alle blokken over de zes semesters
moeten ingekleurd hebben.
Tijdens begeleidingsgesprekken met de mentor en/of de ankerdocent kan
het een stimulans zijn om de blokkenpuzzel erbij te nemen.
De digitale versie van de blokkenpuzzel is beschikbaar op
http://stagelerarenopleiding.thomasmore.be/.
4.1.2.2 Mindmap
Met behulp van de mindmap structureert de student zijn denken rond zijn
persoon en ‘buitenschoolse’ zaken die zijn leren beïnvloeden. Ook reflectie
en het omgaan met theorie - zaken die het leerproces sterk beïnvloeden -
kunnen opgenomen worden in de mindmap.
Tijdens de POP-begeleiding wordt naar verbanden gezocht tussen
stagedoelen, werkpunten voor de stage en hulpbronnen, kwaliteiten,
passies … die blijken uit de mindmap. De student moet niet alle takken van
de mindmap gebruiken. Het kan wel interessant zijn dat hij stilstaat bij:
Wat is mijn persoonlijke geschiedenis? Welke invloeden heb ik
ondergaan in het gezin waarin ik opgroeide? Wie zijn voor mij
belangrijke personen, groepen, leerkrachten….? Wat zijn voor mij
belangrijke films, boeken…?
Wat zijn mijn hobby’s, buitenschoolse bezigheden, passies, talenten…?
Wat zijn mijn kernkwaliteiten? Welke kwaliteiten kleuren alles wat ik
doe?
Wat zijn mijn ambities en dromen? Wat wil ik in mijn leven
realiseren?
Wat zijn mijn ontwikkelkanten, moeilijke kanten? Wat zet ik in om
daarmee om te gaan of daarin te groeien?
Theorie met grote T en theorie met kleine t. Welke denkmodellen
vind ik heel goed bruikbaar? Welke grote theorieën inspireren mij of
prikkelen mij?
27 Thomas More – Stagevademecum Kleuteronderwijs campus Vorselaar – 2017-2018
Reflectie: Welke gedachten/gevoelens uit supervisie of uit
feedbackmomenten blijven hangen? Wat is de moeite waard om verder
te onderzoeken?
De digitale versie van de mindmap is beschikbaar op
http://stagelerarenopleiding.thomasmore.be/.
4.1.3 Bijsturen en levendig houden van het POP
De student maakt voorafgaand aan elke stageperiode een POP en bespreekt
het met de mentor en de ankerdocent. Het POP wordt een werkinstrument
wanneer de student tijdens de stage feedback krijgt die aansluit bij de
werkpunten uit zijn POP én wanneer hij zelf regelmatig reflecteert over eigen
werkpunten.
4.1.3.1 Schriftelijk reflecteren
Om reflectie te bevorderen werken we met een stickersysteem. De student
kleeft vooraf of achteraf een sticker op documenten uit zijn stagekaft:
lesvoorbereidingen, dagplanningen … De student gebruikt per week minimaal
2 en maximaal 6 stickers.
Vooraf een sticker kleven wil zeggen dat de student:
- bewust wil oefenen met leerpunten uit het POP;
- over deze ervaring een schriftelijke reflectie maakt vanuit het
werkpunt.
Achteraf een sticker kleven wil zeggen dat de student:
- deze ervaring uitkiest om bewust bij stil te staan en probeert om
deze ervaring in verband te brengen met het POP;
- een schriftelijke reflectie maakt.
Schriftelijke reflecties voldoen aan volgende criteria:
De student blikt terug op de ervaring, reconstrueert zo precies en
nauwkeurig mogelijk en benoemt kritische incidenten.
Een ervaring kan gebonden zijn aan een bepaald moment, maar hoeft
het niet per se te zijn. In het zoeken naar verbanden en patronen over
situaties heen, neemt de student meer afstand van zijn handelen.
De student gebruikt theoretische kaders om zijn ervaring beter te duiden
en te begrijpen.
De student zoekt naar de essentie, het onderliggende.
De student overweegt alternatieven.
Reflecties worden op een apart blad genoteerd (zie bijlage 6.3) en geniet aan
de betreffende dagplanning, lesvoorbereiding .... De reflecties zitten reeds
Thomas More – Stagevademecum Kleuteronderwijs campus Vorselaar – 2017-2018 28
tijdens de stage in de stagekaft, zijn ter inzage van de mentor en kunnen
aanzet zijn tot gesprek over het functioneren van de student.
29 Thomas More – Stagevademecum Kleuteronderwijs campus Vorselaar – 2017-2018
5 Praktische regelingen
5.1 Toewijzing van stageplaatsen
De hogeschool bevraagt jaarlijks de stagescholen wat beschikbaarheid van
stageplaatsen betreft. De hogeschool koppelt studenten aan beschikbare
stageplaatsen. De criteria die hierbij in acht genomen worden zijn:
de regio waarvan de student afkomstig is;
de verschillende leeftijdsgroepen waarmee de student ervaring hoort
op te doen;
de variatie in scholen waarmee de student ervaring hoort op te
doen.
Om objectiviteit in de begeleiding te kunnen waarborgen, loopt de student
best geen stage in een school waar familie, buren of goede kennissen
werken …. De hogeschool verwacht van de student dat hij - in voorkomend
geval – hiervan zelf melding maakt aan de hogeschool. Ook de stageschool
meldt te nauwe banden tussen mentor/school en student tijdig aan de
hogeschool.
De hogeschool brengt de stageschool en de student bij de aanvang van het
academiejaar, d.i. in derde week van september, op de hoogte van de
verdeling van de studenten over de stageplaatsen. Zowel stageschool als
student kunnen met vragen en opmerkingen dienaangaande terecht bij de
praktijkcoördinator van de opleiding.
5.2 Het eerste contact van de student met de
stageplek
Van zodra de stageplaatsen vastliggen, d.i. begin oktober, kan de student
contact opnemen met de stageplaats. Tijdens dit eerste contact laat de
student zijn contract ondertekenen en bezorgt hij volgende documenten
aan de stageschool/de mentor:
Stagevademecum ‘Samen opleiden’
Kerntaken
Richtlijnen
Feedbackschriftje
Evaluatieformulier (digitaal)
Bij de aanvang van de opleiding krijgt de student informatie over de
mogelijke gezondheidsrisico’s van het toekomstige beroep. De
preventiedienst van de hogeschool voert bij elke student een medische
controle uit en zorgt voor de inentingen die nodig zijn om veilig te kunnen
werken in een omgeving met jonge kinderen. Na afloop krijgt de student
Thomas More – Stagevademecum Kleuteronderwijs campus Vorselaar – 2017-2018 30
een ‘formulier gezondheidsbeoordeling’. De student voegt aan elk
stagecontract een kopie van het formulier ‘gezondheidsbeoordeling’ toe
(van zodra hij daarover beschikt).
5.3 Afspraken i.v.m. onregelmatigheden tijdens de
stage
5.3.1 Pedagogische studiedag
De student van 1Bako neemt niet deel aan een pedagogische studiedag.
Hij spreekt een inhaaldag af met de stageschool en meldt deze inhaaldag
via mail aan de praktijkcoördinator en zet de ankerdocent in cc.
De student van 2Bako, 3Bako en het verkort traject (Bakov) neemt
in de mate van het mogelijke deel aan een pedagogische studiedag als
die tijdens zijn stage valt. Hij maakt een verslag van deze dag en steekt
dat in de stagekaft.
5.3.2 Lokale verlofdag
Als er zich een lokale verlofdag voordoet tijdens de stage, spreekt de
student een inhaaldag af met de stageschool en meldt deze inhaaldag
via mail aan de praktijkcoördinator en zet de ankerdocent in cc. Als blijkt
dat de student deze dag niet tijdig inhaalt, kan dat aanleiding geven tot
een ‘onvolledige’ stage, dus een onvoldoende voor praktijk.
5.3.3 Klasuitstap, medisch schooltoezicht, zwemmen …
Het gebeurt dat bepaalde activiteiten van de stageschool m.n. een
klasuitstap, medisch schooltoezicht, zwemmen … samen vallen met een
stagedag. De student neemt zoveel als mogelijk deel aan dit soort
activiteiten. Hij vermeldt de activiteit op het planningsblad en plant op
eigen initiatief en in overleg met de stageschool een inhaaldag als blijkt
dat hij de opdrachten voor de betreffende stageperiode niet gerealiseerd
krijgt. Hij meldt die inhaaldag via mail aan de praktijkcoördinator en zet
de ankerdocent in cc.
5.3.4 Afwezigheid tijdens de stage
De student meldt elke afwezigheid op stage (o.m. ziekte, ongeluk,
familiale redenen …) vóór de aanvang van de klasdag aan de
stageschool/mentor en aan de ankerdocent. Hij bevestigt zijn
afwezigheid via mail aan de praktijkcoördinator en zet de ankerdocent in
cc.
De student haalt alle gemiste stagedagen in binnen het lopend semester.
Als de inhaaldagen op examendagen vallen, worden de examens
doorgeschoven naar de derde examenperiode. De student verliest op die
31 Thomas More – Stagevademecum Kleuteronderwijs campus Vorselaar – 2017-2018
manier de eerste examenkans. Gemiste stagedagen inhalen in
september behoort niet tot de mogelijkheden.
De student overlegt mogelijke inhaaldata met de stageschool en de
mentor. Hij meldt de afgesproken inhaaldag(en) via mail aan de
praktijkcoördinator en zet de ankerdocent in cc.
Indien de student stage inhaalt tijdens een examenperiode, dan
overlegt hij dat eerst met de praktijkcoördinator en met de ombuds.
Bij ziekte wettigt de student zijn afwezigheid vanaf de tweede dag met
een doktersbriefje. Hij bezorgt het origineel aan het onthaal van de
lerarenopleiding. Hij bezorgt een kopie van het doktersbriefje aan de
stageschool en aan de ankerdocent.
Als de student tijdens de stage geconfronteerd wordt met een overlijden
binnen de familie, bezorgt hij een kopie van het overlijdensbericht aan
de stageschool en aan de praktijkcoördinator. Indien de begrafenis
tijdens de stage valt, dient de student deze dag niet in te halen. Alle
andere dagen die de student mist omwille van het overlijden dient hij
binnen het lopend semester in te halen.
Als de student zwanger wordt tijdens de opleiding, dan dient de stage
stopgezet te worden.
Aangezien de arbeidsomstandigheden in onderwijsinstellingen niet
vergelijkbaar zijn met ziekenhuisomstandigheden, is postenmutatie of
verwijdering van de zwangere onontbeerlijk, onafhankelijk of de
zwangere werknemer antistoffen heeft of niet. Ook seropositieve
zwangeren hebben immers risico op congenitale cytomegalie door re-
infectie met een andere stam of reactivatie van latent aanwezig
cytomegalovirus. De kans is weliswaar 70% minder dan bij een
seronegatieve moeder, maar niet verwaarloosbaar.
Alle zwangere vrouwen, ongeacht de CMV-serologie, worden
verwijderd uit alle kleuterklassen.
De student brengt zowel de stageschool (directie, mentor) als de
opleiding (praktijkcoördinator, ankerdocent) op de hoogte van de
situatie.
Als de student tijdens de stage een ongeluk heeft, dan neemt hij zo
spoedig mogelijk contact op met de studentenadministratie
([email protected]; 014/50 81 64) zodat de nodige
verzekeringsformaliteiten in orde gebracht kunnen worden.
5.3.5 Stageverplaatsingen
De student van het verkort traject mag de losse stagedagen verplaatsen
binnen dezelfde stageweek. Deze verplaatsing wordt bij de aanvang van
de stageperiode afgesproken met de mentor en de directie. Ze wordt via
mail door de student gecommuniceerd aan de anker en de
Thomas More – Stagevademecum Kleuteronderwijs campus Vorselaar – 2017-2018 32
praktijkcoördinator Elien Peeters
5.3.6 Faciliteiten omwille van ernstige ziekte of
functiebeperkingen
Als de student gedurende langere tijd afwezig is ten gevolge van een
ernstige aandoening waardoor hij de stage niet op de reguliere manier
kan doen, meldt hij dat aan de praktijkcoördinator
([email protected]) en de ankerdocent.
Er wordt dan in overleg met het opleidingshoofd gezocht naar de best
mogelijke oplossing.
5.3.7 Ziekte/afwezigheid van de mentor
Als de mentor ziek/afwezig is op een stagedag van de student, probeert
de stageschool de student toch zo goed als mogelijk leerkansen te
bieden, bv. door de student zelfstandig in de klas te laten werken met
de hulp van de kinderverzorgster, of met toezicht van één of meerdere
andere mentoren.
Als de mentor langere tijd afwezig is wegens ziekte en hij wordt
vervangen door een interimaris, dan brengt de stageschool de student,
de ankerdocent en de praktijkcoördinator hiervan op de hoogte. Indien
de interimaris nog niet de vereiste begeleidingsvaardigheden bezit, kan
overwogen worden om de student naar een andere klas te verplaatsen,
uitzonderlijk naar een andere school.
Als de mentor van een derdejaars student langere tijd afwezig is wegens
ziekte en hij wordt niet vervangen door een interimaris bij gebrek er
aan, dan brengt de stageschool de student, de ankerdocent en de
praktijkcoördinator hiervan op de hoogte. De student kan desgevallend
de klas zelfstandig runnen op voorwaarde dat hij met zijn vragen
terecht kan bij een andere mentor of de directie.
5.4 De stage stopzetten
De student kan in de loop van het jaar beslissen om de stage stop te
zetten. Hij brengt in voorkomend geval de stageschool en de mentor tijdig
op de hoogte van zijn beslissing. Hij meldt zijn beslissing met motivatie via
mail aan de praktijkcoördinator
([email protected]) en zet de ankerdocent
in cc. De praktijkcoördinator brengt daarna alle betrokkenen officieel op de
hoogte van de stopgezette stage. Aangezien de stage ‘onvolledig’ is, krijgt
de student een 0 als cijfer voor praktijk.
33 Thomas More – Stagevademecum Kleuteronderwijs campus Vorselaar – 2017-2018
De stageschool kan in de loop van het jaar aangeven dat de stage verder
zetten niet langer opportuun is. Redenen hiertoe zijn o.m.: de student komt
onvoldoende voorbereid op stage, de student komt herhaaldelijk gemaakte
afspraken niet na, de houding van de student ten aanzien van de mentor
en/of andere leden van het schoolteam betaamt niet … In dat geval horen
het opleidingshoofd en de praktijkcoördinator de stageschool, de
ankerdocent en de student. Als blijkt dat de student herhaaldelijk en
consequent gewezen werd op de fouten of tekortkomingen, dan kan de
opleiding overgaan tot stopzetting van de stage. In dat laatste geval wordt
ook de ombuds betrokken.
Als de beslissing tot stopzetten van de stage niet gesteund wordt door de
opleiding, dan verbindt de opleiding er zich toe om een nieuwe stageplaats
te zoeken voor de student.
5.5 Stage op vrijwillige basis
De student die beslist de stage officieel stop te zetten kan – met het oog op
het verder zetten van het traject in een volgend jaar – de vraag naar ‘stage
op vrijwillige basis’ stellen. De motivatie naar het onderhouden van het
contact met de praktijk moet daarbij duidelijk aanwezig zijn. De student
neemt zelf contact met een school en laat het formulier ‘stage op vrijwillige
basis’ invullen.
5.6 Vervangingen door studenten buiten de
afgesproken stagemomenten
5.6.1 Algemene principes bij vervangingen
De stageschool kan - buiten de afgesproken stagemomenten - een
beroep doen op studenten voor de vervanging van een leerkracht die
tijdens de klasdag een nascholing of de mentorenopleiding volgt.
o Deze vervangingen worden niet door eerstejaars uitgevoerd.
o De student van het tweede jaar neemt op jaarbasis
verplicht 2 vervangingen op zich waar mogelijk in de eigen
stageschool (niet noodzakelijk de eigen stageklas).
o De student van het derde jaar neemt op jaarbasis verplicht
4 vervangingen op zich, waarvan 2 in de stageschool van
semester 6 (niet noodzakelijk de eigen stageklas) en 2 in een
andere stageschool. De 2 vervangingen in een andere
stageschool maken deel uit van het opdrachtenpakket van
het ‘variabel deel’ van de stage van semester 6.
Thomas More – Stagevademecum Kleuteronderwijs campus Vorselaar – 2017-2018 34
o De student van het derde jaar, BAKO, 1 semester traject
neemt voor het semester één vervanging op.
o De student van Bakov neemt voor de praktijkluiken B en C
telkens één vervanging op in dat semester.
Bij elke vervangactiviteit (halve dag, hele dag) zal de student het
formulier ‘vervanging’ aanbieden om in te vullen. De student bewaart
de ingevulde formulieren ‘vervanging’ in zijn stagekaft als bewijs van
de verplicht uit te voeren vervangingen.
De student kan niet vervangen op examendagen en tijdens activiteiten
waarbij zijn aanwezigheid op de hogeschool vereist is (gastdocenten,
presentaties…).
5.6.2 Procedure bij vervangingen
De stageschool die studenten wenst in te zetten voor één of meerdere
vervangingen, informeert in de eerste plaats zelf bij de tweedejaars of
derdejaars studenten die stage lopen in de school of zij de gewenste
vervangingen al dan niet kunnen opnemen.
Indien de studenten die stage lopen in de school niet alle gewenste
vervangingen kunnen opnemen, dan kan de stageschool de vraag naar
vervangers via mail doorgeven aan de praktijkcoördinator
([email protected]), en dit minstens 2
weken voorafgaand aan de datum waarop de vervanging doorgaat.
Wenselijke gegevens zijn: de coördinaten van de school, de datum
waarop de vervanging gepland is, de omvang van de vervanging
(voormiddag, namiddag, hele dag) en de klas (kleuterleeftijd, mentor)
die vervangen dient te worden. De praktijkcoördinator plaatst met deze
gegevens een oproep bij de studenten. De kandidaat-vervangers nemen
rechtstreeks contact op met de directie van de school en maken de
nodige afspraken.
De mentor die vervangen dient te worden maakt met de vervangende
student tijdig de nodige praktische en inhoudelijke afspraken. Op
‘vervangdagen’ stelt de opleiding geen verwachtingen aan het aanbod
dat de student doet. De student mag uitproberen maar mag evenzeer
gebruik maken van het door de mentor ter beschikking gestelde
materiaal.
35 Thomas More – Stagevademecum Kleuteronderwijs campus Vorselaar – 2017-2018
5.7 Contactgegevens ankerdocenten
Naam Telefoon GSM E-mail
Bernaerts Eline 0497 7158 72 [email protected]
Cornelis Astrid 0497 69 16 00 [email protected]
Decock Ellen 014 82 05 46 0496 53 55 51 [email protected]
Demessemaeker Annelies 014 55 11 54 0498 19 85 73 [email protected]
Fivez Lise 0499 37 94 54 [email protected]
Francken Liesbet 03 281 15 67 0477 28 50 83 [email protected]
Heylen Christine 0499 26 97 88 [email protected]
Janssen Ingrid 0486 99 89 86 [email protected]
Lemmens Kathelijne 0499 13 11 14 [email protected]
Lodeweyckx Eddy 0494 42 00 23 [email protected]
Michielsen Sara [email protected]
Nuyts Karla 03 236 05 48 0496 18 62 92 [email protected]
Peeters Elien
(praktijkcoördinator) 014 50 81 75 (werk) 0492 157148
stage.kleuteronderwijs.vorselaar@thomas
more.be
Potters Tine 0497 34 01 63 tine.potters @thomasmore.be
Severeyns An 014 67 11 67 0486 57 37 80 [email protected]
Van Den Bergh Ilse 016 68 01 66 [email protected]
Vreys Jonas
(opleidingsmanager) 014 50 81 77 (werk) 0474 81 56 68 [email protected]
Wielockx Ank 0494 76 88 75 [email protected]
Thomas More – Stagevademecum Kleuteronderwijs campus Vorselaar – 2017-2018 36
6 Bijlagen (exemplarisch)
6.1 Mindmap
37 Thomas More – Stagevademecum Kleuteronderwijs campus Vorselaar – 2017-2018
6.2 Blokkenpuzzel
Thomas More – Stagevademecum Kleuteronderwijs campus Vorselaar – 2017-2018 38
6.3 Reflectieformulier
39 Thomas More – Stagevademecum Kleuteronderwijs campus Vorselaar – 2017-2018
6.4 Supervisieverslag
Thomas More – Stagevademecum Kleuteronderwijs campus Vorselaar – 2017-2018 40
6.5 Evaluatieformulier
6.6 Formulier ‘vervanging’
41 Thomas More – Stagevademecum Kleuteronderwijs campus Vorselaar – 2017-2018
6.7 Formulier ‘stage op vrijwillige basis’