samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'...samenwerking en innovatie in de keten een...
TRANSCRIPT
'Samenwerking en innovatie in de
agrovoedingsketen'
Eindverslag ViA-rondetafel - 13 januari 2011
Departement Landbouw en Visserij
Afdeling Organisatie en Strategisch Beleid
Inge Piessens, Gert Luypaert en Patricia De Clercq
Augustus 2011
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 2
'Samenwerking en innovatie in de
agrovoedingsketen'
1 Samenvatting.............................................................................................. 4
2 Voorwoord .................................................................................................. 9
3 Inleiding ................................................................................................... 10
3.1 De ViA-rondetafel .................................................................................. 10
3.2 De Vlaamse landbouw en voedingssector in cijfers ..................................... 11
3.3 De landbouwer als open ondernemer ....................................................... 12
4 Werkgroepen ViA-rondetafel ....................................................................... 15
4.1 Eerste werkgroep: ondernemen is samen durven veranderen ...................... 15
4.1.1 We moeten win-winsituaties zoeken - Claire Bosch ................................ 15
4.1.2 Gemeenschappelijke belangen landbouw en voedingsindustrie ................ 18
4.2 Tweede werkgroep: de consument vraagt, de ondernemer draait ................ 30
4.2.1 Markten moeten duurzamer worden – Luc Van Bellegem ........................ 30
4.2.2 Themagroepen: waarop zetten we in? .................................................. 31
4.3 Derde werkgroep: ondernemen = innoveren²............................................ 41
4.3.1 Succesverhalen werken inspirerend - Ilse Geyskens ............................... 41
4.3.2 Fasen in een innovatieverhaal ............................................................. 44
4.4 Vierde werkgroep: ondernemers zijn partners in de keten .......................... 52
4.4.1 Een interprofessioneel akkoord voor de landbouw- Marc Rosiers .............. 52
4.4.2 Aspecten van een IPA ......................................................................... 53
5 Overzicht mogelijke ambities ...................................................................... 64
Hefboom 1: Definiëren/omschrijven van duurzame ontwikkeling en bepalen van
duurzaamheidscriteria ............................................................................ 64
Hefboom 2: Inzetten op horizontale samenwerking ............................................ 65
Hefboom 3: Inzetten op verticale samenwerking ............................................... 66
Hefboom 4: Inzetten op kwaliteit ..................................................................... 67
Hefboom 5: Inzetten op innovatie en differentiatie ............................................ 69
Hefboom 6: Inzetten op communicatie naar/bevragen van de consument ............. 71
Hefboom 7: Ondersteuning van samenwerking en innovatie door aangepaste
regelgeving/de overheid ......................................................................... 72
Bijlage: deelnemers ........................................................................................... 75
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 3
Referenties ....................................................................................................... 82
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 4
1 Samenvatting
Landbouwers en spelers uit de agrovoedingsketen ondervinden dagelijks dat ondernemen
ook in hun sector vandaag de dag geen sinecure is. Consumenten verwachten ook veel:
een ruim aanbod van voldoende, veilig en kwalitatief voedsel, tegen redelijke prijzen. Die
prijzen moeten echter ook een redelijk inkomen garanderen voor producenten en
verwerkers.
Kris Peeters, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en
Plattelandsbeleid en het beleidsdomein Landbouw en Visserij, zijn ervan overtuigd dat
samenwerking en innovatie in de keten een antwoord bieden op deze vragen.
Er werden daarom op 13 januari, de openingsdag van Agriflanders, ongeveer 200
geïnteresseerden uit landbouw, voedingsindustrie, distributie, overheid, onderzoek en
nog andere organisaties samengebracht tijdens de ViA-rondetafel ‘Samenwerking en
innovatie in de agrovoedingsketen’. In diverse werkgroepen werd er gewerkt rond de
gemeenschappelijke uitdagingen van de agrovoedingsketen om de toekomst het hoofd te
bieden, de verwachtingen van de consument rond duurzame ontwikkeling, hefbomen om
innovatie te stimuleren en het mogelijk gebruik van interprofessionele akkoorden.
Vertrekkende vanuit positieve voorbeelden werd er in vier werkgroepen gepolst naar de
visie van de deelnemers over deze thema‟s.
Deze ViA-rondetafel kadert in een ambitieus toekomstproject van de Vlaamse regering,
„Vlaanderen in Actie‟ (ViA). De ambitie van alle betrokken partners is om Vlaanderen
tegen 2020 te laten uitgroeien tot een Europese top regio, zowel op sociaal als
economisch-innovatief en ecologisch vlak. Dit werd opgetekend in het Pact 2020. Voor
landbouw impliceert dit dat Vlaanderen tegen 2020 een performante landbouw moet
hebben die de vergelijking met de Europese top regio‟s kan doorstaan.
Het uitgangspunt van de werkgroep ‘ondernemen is samen durven veranderen’
was inzetten op een (gezamenlijke) visie van de voedingsindustrie en landbouw. Het
„Witboek Voedingsindustrie‟ van FEVIA Vlaanderen zorgde voor achtergrondinformatie.
Visievorming en informatie-uitwisseling zijn cruciale startpunten volgens de deelnemers.
Dit kan dan mogelijks resulteren in een transitie. Ook inzetten op de duurzame
ontwikkeling van de land- en tuinbouwproductie blijkt een belangrijk uitdaging naar de
toekomst. Dit kan bijvoorbeeld door valoriseren van meer nevenstromen en door in te
zetten op lokale productie. Definiëren van het concept duurzame ontwikkeling en criteria
voor dit concept vormen een noodzakelijke basis. Uiteraard moet bij dit alles sterk
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 5
gekeken worden naar wat de consument wil. De consument moet echter ook meer
bewust gemaakt worden van de „productie‟-realiteit door voldoende communicatie. Een
belangrijke Vlaamse troef is de kwaliteit en veiligheid van voedingsgrondstoffen en -
producten. Dit biedt zowel mogelijkheden voor export als voor lokale afzet.
De deelnemers van de werkgroep ‘de consument vraagt, de ondernemer draait’
gingen dieper in op duurzame productie en consumptie. Ze vertrokken hiervoor van
concrete cases over duurzame vleesvee productie, hoe duurzaamheid geworteld is in de
werking van Delhaize en voedselverspilling door de consument. Er werd ook dieper
ingegaan op het belang van communicatie.
Uit de discussies bleek dat het begrip duurzame ontwikkeling vaak nog onduidelijk is
voor de partners uit de agrovoedingsketen en voor de consument. Om duurzame
consumptie en productie te stimuleren kunnen de ambities volgende zijn:
1. Met en door ketenwerking op de markt een basiskwaliteit (met minimale
vereisten) trachten aan te bieden.
2. Toch vrijheid laten voor differentiatie zowel voor producent, verwerking en
distributie naar de consument toe.
3. Duidelijkheid scheppen naar alle actoren waarvoor een aanbod staat
(communiceren van de criteria voor duurzame ontwikkeling).
De verantwoordelijkheden voor de mogelijke acties kunnen bij alle spelers liggen: de
overheid, de agrovoedingsketen (landbouw, voedingsindustrie en distributie), de
consument en de media. Distributie vormt echter een verbinding tussen producenten,
verwerking en consumenten en speelt bijgevolg een cruciale rol in het stimuleren van
communicatie, overleg en samenwerking tussen de betrokken partijen rond duurzaam
produceren en consumeren. Distributie en media hebben ook een invloed op het gedrag
en de mening van consumenten over duurzaamheid.
In de werkgroep ‘ondernemen = innoveren²’ werd, geïnspireerd door een aantal
mooie cases, besloten dat om meer innovatie te stimuleren, iedereen uit de
agrovoedingsketen meer moeten „crisisdenken in goede tijden‟. De deelnemers
formuleerden dan ook een aantal hefbomen voor de ondersteuning van een innovator bij
het opstarten (de conceptfase), de uitwerking (de ontwikkelingsfase) en de vermarkting
van zijn innovatie.
De belangrijkste hefbomen zijn volgende:
Toegang tot kennis (waaronder de juiste marktstudies) en kennisinstellingen voor
vormgeving en ontwikkeling van een innovatief idee;
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 6
Toegang tot innovatieadviseurs bij het opstellen van een strategisch plan en het
zoeken naar de juiste contacten;
Toegang tot netwerken en contacten uit de agrovoedingsketen voor
kennisuitwisseling en vermarkting (zowel landbouw, voedingsindustrie, distributie en
consultants voor resultaten van marktonderzoek);
Toegang tot de nodige financiële middelen (onder vorm van seed money, goedkope
leningen, budgetten marketing, etc.);
Toegang tot de overheid onder vorm van één aanspreekpunt voor het regelen van de
wettelijke aspecten van een innovatie, verduidelijking van de wetgeving en het
„soepel‟ toepassen van deze wetgeving bij de introductie van een innovatie;
De eigen instelling/houding en gedrevenheid van de innovator zelf!
Communicatie blijkt ook in deze werkgroep een belangrijk instrument.
Tot slot werd er in de vierde werkgroep ‘ondernemers zijn partners in de keten’
dieper ingegaan op het gebruik en de belangrijke inhoudelijke en procesmatige
elementen van een interprofessioneel akkoord. Het opmaken en toepassen van IPA‟s
biedt zowel voordelen als valkuilen. Een belangrijk element dat aansluit bij de overige
werkgroepen is dat ook hier vraag is naar een kader van kwaliteitsnormen en
concurrentieafspraken. Vooral onderling respect tussen partijen ligt aan de basis van een
goed IPA. De slaagkansen van een IPA blijken wel groter wanneer de toegevoegde
waarde van het afsluiten van dergelijke overeenkomst groot is en het aantal betrokkenen
beperkt. Naleving gebeurt uiteraard best vrijwillig, maar een regelgevend kader en een
zekere controle op naleving kunnen de effectiviteit van een IPA positief beïnvloeden.
Een belangrijke reflectie van de deelnemers en de stuurgroep is volgende: om te komen
tot ideeën om samenwerking en innovatie te bevorderen, moeten alle partners eerst
overtuigd zijn dat samenwerking en innovatie wel degelijk loont.
Tijdens de ViA-rondetafel werden heel wat elementen aangereikt die aantonen hoe de
ketenpartners kunnen winnen bij samenwerking. Dit kunnen ze door samen
opportuniteiten te benutten op meerdere vlakken:
Product-opportuniteiten die voortkomen uit de wensen/ verwachtingen/
eisen/ bewustwording van de klanten. De consument heeft immers oog voor
het klimaat, duurzaamheid, voedselveiligheid en heeft daarnaast nog tal van
andere vragen. De keten kan hier op ingaan door meer in te zetten op lokale
productie en door de hoge voedselveiligheid van de lokaal geproduceerde of
verwerkte producten uit te spelen in een exportstrategie. Hiervoor moet het
begrip duurzame ontwikkeling wel verder uitgeklaard worden en omgezet in
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 7
basisnormen of -criteria, die gestaafd kunnen worden door objectieve, actuele
cijfergegevens.
Innovatie-opportuniteiten: er werd gesproken van zowel efficiënt gebruik van
grondstoffen door valorisatie van nevenstromen als ontwikkeling van nieuwe
producten. Dit biedt opportuniteiten voor alle aspecten van duurzame
ontwikkeling: people, planet en profit.
Communicatie-opportuniteiten:
o De consument heeft behoefte aan meer communicatie over wat duurzame
ontwikkeling is (op vlak van productie en producten) en hoe hij er zelf een
rol in kan spelen. Die communicatie moet wel objectief zijn!
Positieve verhalen brengen is hier een krachtig middel. De consument
betrekken in het verhaal omtrent duurzame ontwikkeling en bij het
productieproces biedt ook nog tal van mogelijkheden (bewustmaking door
promoten van seizoengroenten en diepvries, verpakkingen afstemmen op
gezinnen). De consument moet ook actief bewust gemaakt worden dat de
meerwaarde van een product zou moeten primeren boven de meerprijs.
o Gezamenlijke communicatie door diverse ketenspelers biedt ook
perspectieven voor betere afzet en export en versterkt ook de
boodschap.
Vervolgens werd gekeken naar welke instrumenten/ acties/ hefbomen kunnen
uitgewerkt worden om in te zetten op het benutten van die opportuniteiten (dus de
eigenlijke ideeën om samenwerking en innovatie te bevorderen):
Er moet ingezet worden op verdere professionalisering van de sectoren:
o Horizontaal: landbouw kan bijvoorbeeld nog meer samenwerken om
opportuniteiten beter te benutten en zich sterker te maken voor
onderhandelingen;
o Maar ook verticaal: landbouw – voedingsindustrie, maar ook landbouw –
voedingsindustrie gezamenlijk in overleg met distributie: IPA‟s vormen hier
een interessante mogelijkheid, maar er is nog werk om dit ingang te laten
vinden (overtuigen van partners, nood aan een Europees kader,
regelgeving, controle op naleving en respect voor marktwerking).
Een belangrijk instrument voor de organisatie van het nodige overleg is het
inrichten van een overlegplatform tussen de ketenpartners. Taken voor dit
ketenoverleg die aangehaald werden in de diverse werkgroepen waren: visie-
vorming, uitbouwen van kwaliteitssystemen, informatieoverdracht binnen de
keten en gemeenschappelijke communicatie.
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 8
Tenslotte zijn er nog instrumenten vermeld om innovatie te ondersteunen:
o Het invoeren van een soort seed money: dit kan helpen om de drempel tot
innoveren te verlagen, maar mag niet „levensnoodzakelijk‟ zijn.
Ondersteuning en begeleiding van samenwerkingsverbanden tussen ondernemers,
kennisinstellingen, toeleveranciers en afnemers (zowel bij de ontwikkeling van
productinnovaties als bij de vermarkting ervan). Vooral stimuleren van samenwerking
met kennisinstellingen is belangrijk.
De ideeën aangereikt door de deelnemers aan de ViA-rondetafel zijn door de stuurgroep
verder geconcretiseerd in een aantal hefbomen, die bijdragen tot het stimuleren van
samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen. Elke hefboom werd uitgediept met
een aantal ambities die de diverse partners willen bereiken. De ViA-rondetafel is een
startpunt van een mooi proces waarbij alle actoren regelmatig in overleg willen treden
om de beschreven ambities te kunnen volbrengen.
De informatie weergegeven in dit verslag is een reflectie van de meningen van
de aanwezige individuen, zoals vertolkt in zowel de hoofdsessies als de
werkgroepen.
De voorgestelde acties op het einde van dit document werden opgesteld door de
stuurgroep op basis van de denkoefeningen tijdens de werkgroepen. Ze vormen
nog geen beleidsdocument, maar een interessante basis om verder over na te
denken door de verschillende betrokken partijen.
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 9
2 Voorwoord
De ViA-rondetafel “Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen” bracht op 13
januari 2011 heel wat experten samen om op een open manier te discussiëren over hoe
we binnen de agrovoedingsketen, rekening houdende met de consument, de toekomst
het hoofd kunnen bieden. Zeker in de huidige tijden is zo‟n constructieve houding
noodzakelijk. Het overzicht aan mogelijke ambities dat voortgevloeid is uit de
werkgroepen, toont ook aan dat alle deelnemers met die instelling “rond de tafel” zaten,
waarvoor onze dank!
Deze rondetafel is er uiteraard niet vanzelf gekomen. Er ging heel wat denkwerk en
organisatie aan vooraf. Aan de vele handen en hoofden die bijgedragen hebben tot het
succes van deze rondetafel: trekkers, stuurgroep, werkgroepen ter voorbereiding,
facilitatoren, rapporteurs, verslaggevers, de vele onzichtbare logistieke handen achter de
schermen en het projectteam (departement en procesbegeleiders) zeggen wij ook “een
welgemeende dankjulliewel”!
Dit verslag mag niet gezien worden als een eindpunt. Samen met jullie willen minister
Kris Peeters en het beleidsdomein Landbouw en Visserij op eenzelfde constructieve
manier verder inzetten om deze ambities samen met de agrovoedingsketen te realiseren.
Onze deur staat altijd open!
De informatie weergegeven in dit verslag is een reflectie van de meningen van
de aanwezige individuen, zoals vertolkt in zowel de hoofdsessies als de
werkgroepen.
De voorgestelde acties op het einde van dit document werden opgesteld door de
stuurgroep op basis van de denkoefeningen tijdens de werkgroepen. Ze vormen
nog geen beleidsdocument, maar een interessante basis om verder over na te
denken door de verschillende betrokken partijen.
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 10
3 Inleiding
3.1 De ViA-rondetafel
Onder impuls van de Vlaamse Regering werd in 2008-2009 een platform gecreëerd waar
Vlaamse beleidsmakers, sociale partners (SERV) en het brede georganiseerde
middenveld (de Verenigde Verenigingen) hun toekomstvisie voor Vlaanderen samen
uittekenden. Dit kadert in een ambitieus toekomstproject van de Vlaamse regering,
„Vlaanderen in Actie‟ (ViA). De ambitie van alle betrokken partners is om Vlaanderen
tegen 2020 te laten uitgroeien tot een Europese top regio, zowel op sociaal als
economisch-innovatief en ecologisch vlak. Dit werd opgetekend in het Pact 2020. Voor
landbouw impliceert dit dat Vlaanderen tegen 2020 een performante landbouw moet
hebben die de vergelijking met de Europese top regio‟s kan doorstaan.
Vlaanderen in Actie kent zeven doorbraken: zaken waar de Vlaamse Regering een
belangrijke verandering wil bewerkstelligen. Elke doorbraak is geconcretiseerd in een
actieplan.
Minister Peeters engageerde zich om met het beleidsdomein Landbouw en Visserij een
ViA-rondetafel „Innovatie en samenwerking in de agrovoedingsketen‟ te organiseren in
kader van de doorbraak „de open ondernemer‟. Samenwerking en innovatie vormen
immers de basis van goed ondernemerschap. Het zijn hoekstenen om te komen tot een
duurzame, concurrentiële en multifunctionele agrovoeding. Er werd ook gekozen om
tijdens de rondetafel niet alleen over landbouw te praten, maar over de hele keten van
de agrovoeding. Die keten is immers één geheel, waarin alles onlosmakelijk met elkaar is
verbonden. Als „open ondernemer‟ is het belangrijk dat landbouwers en
landbouworganisaties in contact staan met collega‟s uit de hele keten. Er moet nog meer
dan in het verleden samengewerkt worden en ook de problemen moeten samen
aangepakt worden. De landbouwsector staat immers voor heel wat sociologische,
economische en ecologische uitdagingen: het is een erg kwetsbare sector die afhankelijk
is van weersomstandigheden en volatiele prijzen. Samen naar oplossingen zoeken en
evolueren is noodzakelijk. De rondetafel werd dan ook uitgewerkt in samenwerking met
heel wat spelers uit de agrovoedingsketen en het onderzoek. Zo kregen deelnemers uit
de volledige keten de kans om bijdragen te leveren vanuit de eigen expertise.
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 11
De Vlaamse landbouw behoort al op veel vlakken tot de beste van Europa, maar met
deze rondetafel wil minister-president Kris Peeters de sector van de agrovoeding
stimuleren tot nog meer samenwerken en innoveren, zodat ze ook in de voorhoede kan
blijven.
Er werd gekozen om de rondetafel te laten plaatsvinden op Agriflanders 2011 en er het
centrale thema van te maken nl. „Innovatie en samenwerking in de agrovoedingsketen‟.
Drie elementen stonden tijdens de werkgroepen centraal: informeren over de bestaande
initiatieven van de agrovoedingsketen, elkaar inspireren en de volledige keten
raadplegen. Via discussie konden nieuwe ideeën en initiatieven vorm krijgen.
De dag was opgedeeld in 2 blokken. Tijdens de voormiddag werd eerder gewerkt op
macroniveau: wat leeft er bij de consumenten, bij de voedingsindustrie en distributie?
Zijn er bij deze ketenpartners en vanuit de markt veranderingen op til en brengt dit
bepaalde vragen naar landbouw in het algemeen of naar bepaalde subsectoren voort?
Hoe kan landbouw daar op in gaan. In de namiddag werd hier dieper op ingegaan: het
formaliseren van samenwerkingsverbanden tussen de spelers uit de agrovoedingsketen
onder vorm van interprofessionele akkoorden en contracten. Er werd ook gekeken naar
innovaties op het bedrijf zelf en hoe samenwerking ook hier een rol kan spelen.
Concreet werd de dag opgedeeld in vier werkgroepen:
Werkgroep 1 (voormiddag): ondernemen is samen durven veranderen
Werkgroep 2 (voormiddag): de consument vraagt, de ondernemer draait
Werkgroep 3 (namiddag): ondernemen = innoveren²
Werkgroep 4 (namiddag): ondernemers zijn partners in de keten
3.2 De Vlaamse landbouw en voedingssector in cijfers
De Vlaamse land- en tuinbouw blijft de hoeksteen van het platteland, hoewel ze steeds
minder belangrijk wordt als bron van tewerkstelling. De land- en tuinbouwers bewerken
immers 46 % van de Vlaamse oppervlakte. De Vlaamse land- en tuinbouw stelt 58.600
personen regelmatig te werk. In 2009 telde de sector 29.394 bedrijven. Het aantal
bedrijven daalt echter jaarlijks, maar er doet zich ook een voortdurende
schaalvergroting voor (LARA, 2010).
De Vlaamse land- en tuinbouw genereerde de afgelopen drie jaar gemiddeld een
eindproductiewaarde van 4,8 miljard euro en een netto toegevoegde waarde van 1,1
miljard euro. Binnen de Vlaamse landbouw is vooral de veeteelt sterk ontwikkeld: zij
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 12
realiseert 60% van deze totale eindproductiewaarde. Tuinbouw is goed voor 31 % en
akkerbouw voor 9 %.
De landbouwproducten en de agrovoedingswaren nemen bovendien een belangrijk
aandeel van de Belgische uitvoerwaarde voor hun rekening. Met een uitvoer die de invoer
overtreft, leveren ze ook een aanzienlijke bijdrage tot het handelsoverschot.
De landbouwsector maakt deel uit van een volledige agrovoedingsketen, waar ook
toeleverende, verwerkende en adviserende bedrijven deel van uitmaken. In 2008 creëren
de bedrijven van de Vlaamse agrovoedingsketen 51,7 miljard euro omzet, wat een
stijging van ongeveer 20% is ten opzichte van 2000. Alles samen creëerden de actoren
binnen de Vlaamse agrovoedingsketen in 2008 zo samen ongeveer 6,26 miljard euro aan
toegevoegde waarde.
De voedingssector is de derde industriële sector in Vlaanderen. Deze sector staat in voor
een positief exportsaldo van bijna 3,3 miljard euro en een totale uitvoer van ongeveer 16
miljard euro. De sector realiseert rechtstreeks bijna 64.000 arbeidsplaatsen en wanneer
de onrechtstreekse tewerkstelling in landbouw en horeca meegerekend wordt, loopt dit
cijfer op tot 121.000 arbeidsplaatsen. De voedingssector is binnen de agrovoedingsketen
verantwoordelijk voor de helft van de totale omzet.
Vlaanderen staat met heel wat sectoren aan de top in Europa en zelfs in de wereld.
Voorbeelden zijn de diepvriesgroentebedrijven, aardappelverwerkende bedrijven en
groente- en fruitveilingen.
3.3 De landbouwer als open ondernemer
Deze rondetafel werd georganiseerd in het kader van de doorbraak „de open ondernemer‟
zoals geformuleerd in het toekomstplan „Vlaanderen in Actie‟. De Vlaamse overheid heeft
de ambitie geformuleerd om in 2020 over een performante landbouw te beschikken die
de vergelijking met de Europese landbouweconomische top regio‟s kan doorstaan.
Op basis van onze huidige bedrijfseconomische kengetallen en de productie- en
handelswaarde kan de landbouw in Vlaanderen en België alvast momenteel de
vergelijking met de andere lidstaten doorstaan. Maar stilstaan bij het heden is niet
voldoende, er moet vooruitgekeken worden naar de toekomst. De landbouw anno 2010
wordt geconfronteerd met veranderende omstandigheden:
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 13
De economische omgeving waarbinnen de Vlaamse land- en tuinbouwers werken
heeft de voorbije 10 à 15 jaar grote veranderingen ondergaan. Het Europese
landbouwbeleid werd stap voor stap hervormd als gevolg van de toenemende
vrijmaking van de wereldmarkt, de beperking van het EU-landbouwbudget en de
maatschappelijke vragen ten opzichte van landbouw. Deze veranderingen hebben
geleid tot een situatie waarin een meer marktgerichte aanpak noodzakelijk is met
daarbij horende risico‟s en prijsschommelingen.
Milieukundig gezien is er algemene overeenstemming dat er moet gewerkt worden
aan de kwaliteit van de natuur, water, bodem en lucht. Vanuit Europa wordt deze
toenemende aandacht concreet gemaakt via vernieuwende voorwaarden en
overeenkomsten inzake milieunormen. Ook op klimaatvlak ligt er nog een hele
uitdaging voor de Vlaamse landbouw om de uitstoot van broeikasgassen op een zo
efficiënt mogelijke manier terug te dringen.
De landbouwer en zijn gezin vormen de basis voor het sociale weefsel van het
platteland. De plattelandsomgeving is echter geen statisch gegeven, maar heeft de
laatste decennia heel wat transformaties ondergaan. De ruimtelijke structuur van het
Vlaamse platteland is ingrijpend veranderd wat bedreigingen maar ook innovatieve
kansen voor de landbouwbedrijfsvoering kan inhouden.
Het is dus duidelijk dat de context waarin land- en tuinbouwers hun bedrijf leiden de
voorbije jaren sterk geëvolueerd is en dat er ook in de toekomst nog veranderingen
verwacht mogen worden. Ondernemerschap en innovatie worden gezien als een
basisvoorwaarde om aan die ontwikkelingen tegemoet te kunnen komen. In een
algemene economische context worden ondernemers namelijk gezien als bedrijfsleiders
die de opportuniteiten in de omgeving van hun bedrijf kunnen gebruiken om
toegevoegde waarde voor het bedrijf te realiseren. Dit kan doorgetrokken worden naar
de situatie van de Vlaamse land- en tuinbouwsector, maar tegelijk moet ook rekening
gehouden worden met de specificiteit van de sector. Die uit zich in de typische
bedrijfsstructuur, de biologische processen, de verwevenheid met de natuur en het
specifieke beleidskader.
In de land- en tuinbouw en de sectoren voor afzet en verwerking van de land- en
tuinbouwproducten zijn ondernemerschap en innovatie de sleutelwoorden geworden.
Innovatie moet de bedrijven toelaten om rendabel en competitief te blijven in een
wijzigende marktomgeving, maar moet ook een antwoord bieden op de veranderende
maatschappelijke vragen en de beperkte beschikbaarheid van natuurlijke hulpbronnen.
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 14
Op basis van de algemene definitie en de specificiteit van de Vlaamse land- en
tuinbouwsector kan samengevat worden dat ondernemerschap in de land- en tuinbouw
inhoudt dat:
er rekening gehouden wordt met de veranderingen en ontwikkelingen in de omgeving
en in de markt;
tegelijk de mogelijkheden van het bedrijf op vlak van productieproces,
productiemiddelen en organisatievorm in rekening gebracht worden;
de kenmerken van de bedrijfsleider een grote rol spelen;
dit alles leidt tot de keuze voor een bepaalde bedrijfsstrategie die moet leiden tot een
optimale rentabiliteit van het bedrijf.
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 15
4 Werkgroepen ViA-rondetafel
4.1 Eerste werkgroep: ondernemen is samen durven
veranderen
4.1.1 We moeten win-winsituaties zoeken - Claire Bosch
Hoe kunnen landbouw en de voedingsindustrie elkaar helpen en zelfs versterken? Deze
vraag werd gesteld in de eerste werkgroep, getrokken door mevrouw Claire Bosch van
FEVIA Vlaanderen.
Begin 2010 heeft minister-president Kris Peeters aan de industrie gevraagd na te denken
over mogelijke transities naar 2020. De voedingsindustrie heeft als antwoord een „witboek
voedingsindustrie‟ uitgewerkt. Dit witboek wenst een daadwerkelijke bijdrage te leveren tot
de versterking en groei van de voedingsindustrie in Vlaanderen. Het wil de knelpunten in de
sector van de voedingsindustrie aan het licht brengen en hiervoor oplossingen aanreiken.
Het witboek voedingsindustrie, opgesteld door FEVIA Vlaanderen, diende voor de eerste
werkgroep als inspiratiebron, evenals een discussiedocument opgesteld door het
departement landbouw en visserij, waarin de raakvlakken van het witboek
voedingsindustrie met het witboek landbouwonderzoek, ILVO 2020 en GLB na 2013
opgelijst werden.
In deze werkgroep werd nagedacht hoe andere spelers in de keten, en dan vooral de
primaire sector, de voedingsindustrie kunnen ondersteunen bij hun veranderingstraject. Er
werd ook gezocht naar welke bijkomende opportuniteiten er zijn voor die andere
ketenspelers. Het uitgangspunt van de werkgroep was dus win-winsituaties creëren waarbij
zowel de voedingsindustrie als de landbouwers baat hebben. De landbouw is met 22% van
de grondstoffen die door de voedingsindustrie in dit land worden gebruikt, de grootste
partner van de voedingsindustrie.
Heel wat voorbeelden van goede samenwerking en goede praktijken tussen landbouw en
voedingsindustrie werden aangehaald als uitgangspunt:
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 16
Dirk Decoster van FEVIA lichtte toe dat in de sector van de groenteverwerking het
„integraal keten kwaliteit beheersysteem of IKKB’ ontstond uit overleg van het OVPG
(het overlegplatform voor de verwerking van en handel in de plantaardige grondstoffen en
producten) en het AGROFRONT en later de hele keten. Uit dialoog binnen de keten,
communicatie via vakmedia en overleg met de overheid (gewesten en FAVV), werd één
systeem van voedselveiligheid, kwaliteitscontrole en traceerbaarheid doorheen de hele
plantaardige keten opgesteld. Het gaat om een geharmoniseerde standaard met eenzelfde
controlesysteem voor alle teelten, die zorgt voor borging van basiskwaliteit,
voedselveiligheid en milieu. Invoeren van het systeem was voor alle partners haalbaar en
betaalbaar. Het bottom-up ontwikkelen en de nodige communicatie zorgde voor
gedragenheid.
Het IKKB-systeem wordt bijvoorbeeld ook toegepast in de aardappelsector. Het heeft daar
als doel de groei te bestendigen door een systeem uit te bouwen met de hele kolom samen.
François Huyghe van Boerenbond lichtte toe dat naar de toekomst verder gewerkt zal
worden aan het pootgoed. Vooral op vlak van ziekteresistentie (m.b.t. aardappelplaag,
nematoden) zal er samengewerkt worden met de afnemers, de ontwikkelaars van rassen en
kennisinstellingen zoals het ILVO en het proefcentrum aardappelteelt. Begeleiding en
voorlichting vormen een belangrijk aspect van dergelijke projecten.
Een andere voorbeeld van een gedeeld voordeel is het aanwenden van de zogenaamde
nevenstromen, bijproducten van de eigenlijke productie. Peter Koopmans van de groep
Tiense suiker legde uit dat de suikerbietenraffinaderij naast suiker, ook schuimaarde
produceert. Dit is een perfecte bodemverbeteraar door zijn hoog kalkgehalte. Het bijproduct
van suikerproductie kan gerecycleerd en nuttig toegepast worden door de boeren. Ook de
melasse, een stroopachtig bijproduct dat bij diezelfde productie vrijkomt, wordt hergebruikt
en eindigt in diervoeder. Er zijn vier belangrijke stappen in het uitwerken van een idee: Er is
nood aan een “mental switch” dat het nevenproduct zeker even belangrijk is als het
hoofdproduct. Je moet de context zeer goed kennen, namelijk het product zelf, het wettelijk
kader en de markt. De kwaliteit van het product is zeer belangrijk. Proactief en blijvend
innovatief denken en werken is ook noodzakelijk.
De mengvoederindustrie gebruikt ook andere reststromen. Yvan Dejaeghere van
Bemefa gaf mee dat o.a. reststromen uit de maalderij, olieslagerij en suikerindustrie
gevaloriseerd worden. Vlaanderen heeft een uitgebreid bemonsteringsplan om het verlies in
de agrovoedingsketen zo veel mogelijk tegen te gaan. Meer dan 3 miljoen ton
nevenproducten worden gevaloriseerd. In totaal gaat dit om 45% van het jaarlijkse volume.
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 17
De EC wil dit bemonsteringsplan voor de hele Europese vetsmelterij uitwerken. Op vlak van
voedselveiligheid zijn er wel belangrijke uitdagingen. O.a. de EU vraagt voor vetten een
risicoanalyse en plan. BEMEFA streeft ook verder naar het verduurzamen van nevenstromen
en producten, door opmaak van een standaard bijvoorbeeld voor soja. Aansluitend wordt
samen met de landbouwsector een actieplan uitgewerkt om de afhankelijkheid van eiwitten
te verminderen.
Nog een aantal goede praktijken uit andere sectoren en de buurlanden werden ter
inspiratie meegegeven:
De aardappelproducenten zetten de afgelopen vijftig jaar samen met de voedingsindustrie
grote stappen om de juiste aardappelen te ontwikkelen om friet van te maken of om chips
van te bakken. Op eenzelfde manier werd ook melkvee ontwikkeld dat melk geeft met
meer omega3-vetzuren. Dergelijke zaken zorgen voor een betere afstemming op de
noden van de consument.
Op de terreinen van de elektriciteitscentrale van Langerlo (Genk) worden zoetwatervissen
gekweekt in het koelwater. De win-win ligt in het hergebruik van de restwarmte van de
centrale. Door warmterecuperatie wordt bij de kweek van vissen bespaard op stookkosten
en krijgt de centrale een vergoeding voor wat anders louter een verliespost is. Een
bijkomend positief aspect is uiteraard de positieve publiciteit voor dit maatschappelijk
verantwoord produceren. Een idee van één persoon groeide via overleg, experimenteren en
goede afspraken uit tot een winstgevend project.
In Nederland werken overheid en distributie aan positieve beeldvorming van voeding,
lokale producten en culinair erfgoed, wat ten goede komt van alle partners uit de
agrovoedingsketen.
Op initiatief van minister Cees Veerman (LNV), werkte het voedingscentrum
(overheidsinstelling) ondersteund door Euro-toques (vereniging van ambachtelijk werkende
koks) de ‘smaaklessen’ uit in Nederland. De bedoeling is het sensibiliseren van de
consument, meer bepaald leerlingen van de basisschool, rond voeding. De nadruk wordt
gelegd op kwaliteit, namelijk het belang van goed en gezond eten, en natuurlijke
ingrediënten, het behoud van culinair erfgoed en ambachtelijke bereidingswijzen. Een aantal
acties die hieraan verbonden zijn, zijn het ontwikkelen van lesmaterialen voor scholen, het
organiseren van praktijklessen en proeverijen op scholen („beleven van voeding‟) en de
wedstrijd „de beste schoollunch‟ en het plaatsen van de nodige informatie op het internet.
Ook de distributieketen Albert Heijn, richtte met „Ik eet het beter’ een educatief platform
voor het basisonderwijs op, dat aansluit op kerndoelen van het ministerie van Onderwijs en
de Stichting Leerplanontwikkeling. De nodige materialen werden ontwikkeld met advies van
het Voedingscentrum. De boodschap die meegegeven wordt, is dat lekker eten heel gezond
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 18
kan zijn. Albert Heijn wil leerlingen en leerkrachten van de basisschool aanzetten tot een
gezond voedingspatroon door ze zelf aan de slag te zetten. Betrokkenheid wordt bekomen
door het aanbieden van lespakketten, die bestaan uit proefjes, smaaktesten, recepten en
opdrachten. Ook internetlessen, filmpjes en recepten zijn voorhanden. Zij organiseren een
„KlasseLunch‟ en een „gezonde tussendoortjesdag‟ als start van het schoolseizoen.
4.1.2 Gemeenschappelijke belangen landbouw en voedingsindustrie
Vertegenwoordigers van de voedingsindustrie en landbouwsector gingen vanuit de
voorbeelden op zoek naar gemeenschappelijke uitdagingen/belangen en mogelijke
bijhorende nieuwe initiatieven en innovaties.
De belangrijkste gemeenschappelijke uitdagingen werden als volgt geformuleerd:
- Samen ageren naar de distributie;
- Visievorming rond samenwerking;
- Verbeteren van informatie-uitwisseling (diepgaand ketenoverleg,
professionalisering,…);
- Valoriseren van reststromen inclusief energie;
- Inzetten op lokale productie (incl. carbon footprint);
- Gerichtheid op de tevredenheid van de consument/klant;
- Uitspelen van voedselveiligheid en -kwaliteit, ook naar buitenlandse markten toe;
- Gemeenschappelijke „bovenbouw‟ voor het bepalen van een gemeenschappelijk
kwaliteitssysteem (met erkenning van de specificiteit van de onderdelen/ketens).
4.1.2.1 Samen ageren naar de distributie
Goede samenwerking tussen boer en verwerker is van belang, maar als er geen
samenwerking is met de distributie, waar sta je dan? De onderliggende toon in deze
werkgroep-discussie is de haat-liefde verhouding tussen landbouw/voedingsindustrie en
de distributie: de macht van de distributie versus het gegeven dat men de distributie
nodig heeft. De deelnemers besloten dat de distributie moet gezien worden als
bondgenoot en niet als tegenstander.
Wat betreft prijsvorming zijn landbouwers prijsnemers. Telers moeten de prijs
aanvaarden die ze krijgen. Pas stroomopwaarts in de keten is er ruimte om marges te
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 19
nemen. De prijs die landbouwers krijgen, wordt gedrukt door de concurrentie tussen
distributeurs onderling en de inwisselbaarheid van aanbieders (zowel uit landbouw als
voedingsindustrie) in het ruime aanbod waaruit retailers putten (Europees of mondiaal;
meerdere leveranciers). Om de concurrentiepositie veilig te stellen maakt de distributie
daarenboven gebruik van bovenwettelijke kwaliteitsnormen als marketingtool, die vaak
wetenschappelijk niet onderbouwd zijn. De meerkost van deze eisen wordt volledig
gedragen door de landbouwer. De overheid zou een rol moeten spelen in het
objectiveren van bovenwettelijke normen. Wetenschappelijk onderzoek kan helpen in
onderbouwen wat al dan niet mogelijk en nuttig is.
Opdat de landbouwers een meer redelijke prijs kunnen ontvangen/afdwingen voor hun
producten en een inbreng hebben in het objectiveren van die bovenwettelijke
kwaliteitseisen (onderscheid tussen markttoegang en commerciële kwaliteitseisen), moet
de gelijkwaardigheid van partners in de keten verhogen. Hiervoor is er nood aan
een betere horizontale organisatie binnen landbouw (voorbeelden zijn de
producentenorganisaties en coöperaties en het werken met contracten, zowel individueel
als georganiseerd) en verdere samenwerking in branches.
De schakels van de keten moeten elkaar meer als bondgenoot zien i.p.v. als
tegenstanders. Landbouw/voedingsindustrie en distributie hebben elkaar nodig. Ook
verticale samenwerking in de keten moet dus verbeteren, bijvoorbeeld op vlak van
informatie-uitwisseling en transparantie. Afstemmen over prijsvorming, kwaliteitsnormen
en toegevoegde waarde van producten is belangrijk. Samenwerking en overleg verhoogt
ook de kansen voor het commercialiseren via distributie van nicheproducten of van
producten die tot een bepaald ogenblik enkel via de korte keten gecommercialiseerd
worden.
Opdat de distributie bij gezamenlijke eisen van de landbouwsector niet op zoek zou gaan
naar leveranciers buiten Vlaanderen, moet de Vlaamse landbouw/voedingsindustrie zich
eerst nog meer richten op differentiatie. Zich onderscheiden door hogere
productkwaliteit is door het huidige kwaliteitsniveau zeer moeilijk. Er moet gezocht
worden naar andere methoden om zich te onderscheiden. Meerwaarde kan ook
aangeboden worden onder vorm van extra diensten (just in time, flexibiliteit), door de
manier van verkopen, verpakking, controle, nicheproducten etc. Dit biedt meer
onderhandelingsmacht, maar hangt uiteraard weer samen met een meerprijs. De
gecreëerde meerwaarde heeft ook vaak een „houdbaarheidsdatum‟. De sector moet open
blijven staan voor innovatie en creativiteit.
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 20
4.1.2.2 Visievorming en informatie-uitwisseling
Er moet aan een lange termijn visie gewerkt worden rond samenwerking tussen
voedingsindustrie en landbouw. Tegelijkertijd moeten er quick wins geformuleerd en
behaald worden om mensen te blijven boeien en een onmiddellijke meerwaarde te
genereren. Het verzoenen van de lange termijn visie en de quick wins is niet altijd een
eenvoudige oefening. Quick wins kunnen vooral behaald worden door in te zetten op de
afstemming tussen vraag en aanbod. Er kan gezocht worden naar sectoren waar snelle
vooruitgang mogelijk is.
Een voorwaarde voor het slagen van dergelijke visieoefeningen, is dat de
agrovoedingsketen erkent dat de huidige situatie op lange termijn niet houdbaar is.
Het is nodig om met de juiste mensen aan tafel te zitten. Inspirerende voorbeelden
kunnen motiverend werken.
De opmaak van een lange termijn visie mag niet in te algemene termen gebeuren. Er
moet dieper ingegaan worden op mogelijke uitdagingen. Zo wordt bijvoorbeeld een
steeds groter aandeel van de bevolking geconfronteerd met voedselallergie en/of –
intolerantie, waardoor er nood is aan een grotere diversiteit van producten (bv. spelt
voor mensen met tarwe-intolerantie). Veredeling kan hier een antwoord bieden, als er
vraag naar is. Dit opent ook meer perspectieven voor nicheproductie en kleinschalige
productie. Bij opmaak van de visie moeten vragen, mogelijke antwoorden en ook
strategieën om de antwoorden te realiseren opgelijst worden. Wat betekent ingaan op
specifieke vragen voor landbouwers/verwerkers? Wat zijn de consequenties van durven
inspelen op een deelmarkt? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat die individuele
boer/verwerker niet in de kou blijft staan.
Visie houdt ook in dat er rekening gehouden wordt met de realiteit. In Vlaanderen is
er geen ruimte voor grote maïsvelden zoals in Brazilië. Er moet nagegaan worden wat
mogelijk is met maïs op kleine percelen. Dit geldt zowel voor plantaardige als dierlijke
productie.
Informatie-uitwisseling is een noodzakelijke component van visievorming en
belangrijk om toegevoegde waarde te creëren. Er is nood aan meer doelgericht
overleg om hiaten/problemen/opportuniteiten te detecteren. Enkel inspelen op de
consumentenvragen is vaak niet voldoende en garandeert geen economisch succes.
Landbouwers weten nog onvoldoende welke kwaliteiten door de verwerkers gewenst zijn.
Een kwalitatief hoogstaand product wordt vooral gerealiseerd via ketenoverleg. Er zijn
drie belangrijke „succescriteria‟ voor producten: (i) gelijkwaardig maar goedkoper, (ii)
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 21
gelijkaardig maar toch beter en (iii) anders. Vooral dit laatste is gewenst. In Vlaanderen
is men zich daar nog onvoldoende van bewust.
Op fora voor informatie-uitwisseling zouden elementen belangrijk voor lokale productie
en verwerking en exportgerichte informatie aan bod moeten komen, zodat producenten
de vrijheid tot keuze behouden. Differentiëren kan een sleutel zijn tot succes. Vele
producenten zetten echter liever in op een „universeel‟ product dat aan meerdere
afnemers kan geleverd worden. Bij export speelt bijvoorbeeld de prijs een bepalende rol
en dient inderdaad meer naar een eenheidsproduct gestreefd te worden.
Ook met deze ambiguïteit dient rekening gehouden te worden bij de opmaak van een
visie: lokale vermarkting vs export (= diversificatie vs goedkoop
eenheidsproduct). Producenten die kiezen voor de productie van niche-producten,
creëren plaats voor diegenen die het massaproduct produceren.
Ook bij de opstart van goede informatie-uitwisseling moeten de deelnemers over de
individuele belangen heen kunnen kijken (op lange termijn) en ervan overtuigd zijn
dat er geen andere alternatieven zijn. Nog te weinig partners uit landbouw en
voedingsindustrie/keten zijn overtuigd dat samenwerking absoluut noodzakelijk is om te
overleven. Om die spelers over de streep te trekken kan het interessant zijn om een
kader te bedenken dat samenwerking vorm moet geven en min of meer verplicht (cfr.
IKKB), maar tegelijk ook steun biedt om samenwerking te promoten (wortel en stok –
principe; 1+1=3). Voorbeelden waar noden gekoppeld worden aan quick wins kunnen
sensibiliserend werken. Een belangrijke vraag is natuurlijk: wie neemt dit verder op?
Zowel voor visievorming als optimalisatie van informatiedoorstroming en
onderhandelingsmacht is er nood aan meer horizontale organisatie en
samenwerking in de landbouwsector.
Een mogelijkheid is vertrekken van coöperatieven. Bij coöperatieve ondernemingen zijn
de leden-eigenaren ook belangrijke zakenpartners van de coöperatie. Zij zijn daardoor
nauw betrokken bij de strategie. Hun rol is toezicht houden en de investeringen mee
bepalen. Zij kiezen bijvoorbeeld de CEO. Coöperatieven bepalen niet alleen de richting
waarin men uitgaat, maar helpen landbouwers ook met hun specifieke vragen. Een
duidelijk voorbeeld zijn de veilingen: de veiling is niet enkel inkoper, maar eerder
„marktvertaler‟.
In Vlaanderen wordt er beperkt samengewerkt in grote coöperatieven. Het blijft beperkt
tot ondermeer de groenten- en fruitsector, zuivelsector en de varkenssector. Sommige
Vlaamse landbouwers zijn geen vragende partij voor meer organisatie. De continue
teeltrotatie in Vlaanderen zorgt ook voor een minder gegarandeerde aanvoer van
producten, wat afspraken op lange termijn binnen de keten en ook de
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 22
onderhandelingsmacht van individuele landbouwers bemoeilijkt. Er is in veel sectoren
nood aan meer horizontale organisatie.
Bij onze noorderburen leeft dit veel meer. In Nederland zijn vrijwel alle coöperatieve
ondernemingen in de landbouw, de coöperatieve Rabobank en onderlinge
verzekeringsmaatschappijen lid van de Nationale Coöperatieve Raad voor land- en
tuinbouw, kortweg de NCR. Deze bevordert het coöperatief ondernemerschap. Er bestaat
onder meer een leerstoel 'coöperatief recht' aan de Universiteit van Tilburg. Voorbeelden
van de Nederlandse coöperatieven zijn de coöperatie Koninklijke Cosun U.A.
(grootaandeelhouder van Suiker Unie), Coöperatie Pigture Group u.a, „Zuivelcoöperatie
Deltamilk‟, etc.
Communicatie is eveneens een nog onderbenut instrument. Om de voordelen van
niches ten volle te kunnen benutten, moet de consument veel dichter naar het product
getrokken worden.
Heel wat debatten die een grote impact hebben op producenten worden geïnitieerd en
gevoerd door „derden‟: castratie is een zaak van de boer, maar de dialoog rond dit
onderwerp gebeurt zonder de producent. Het debat wordt gevoerd door voornamelijk
niet-producentenorganisaties (zoals dierenrechtenorganisaties, EVA etc). Landbouw en
voedingsindustrie kunnen actiever mee in het debat instappen. De overheid neemt deze
rol al op door het aanbieden van objectieve, neutrale info uit eigen onderzoek.
Onderzoek speelt een belangrijke rol in visieontwikkeling, aanbieden van oplossingen en
innovatie. Onderzoek kan kennis aanleveren over wat bestaat, nagaan wat nog niet
gekend is en nieuwe kennis genereren. Onderzoek kan als een katalysator voor ideeën
dienen.
Het betrekken van onderzoek bij de praktijk en bij de opmaak van toekomstvisies, zorgt
voor betere valorisatie van onderzoeksbudgetten in de praktijk. Zo kan meer ingezet
worden op economisch rendement voor alle betrokken partijen, i.p.v. op korte termijn
brandjes te blussen. Door interactie met de praktijk wordt het onderzoek gestimuleerd
om meer onderzoek in te richten in functie van trends en gedragen lange termijn visies.
De zoektocht naar meerwaarde via onderzoek is vaak een verhaal op middellange termijn
en de nodige budgetten moeten voorhanden zijn. Vaak rendeert onderzoek in een betere
prijs voor het product (voorbeeld: segmentatie van tomaten). Soms levert het echter een
product dat wel beantwoordt aan de oorspronkelijke vraag van de consument, maar dat
bijkomende negatieve aspecten vertoont. Hierdoor geeft het aangepaste product niet de
gewenste meerprijs. Of de consument ook wil betalen voor de gevraagde meerwaarde
blijft een risico. Er wordt bijvoorbeeld momenteel veel geklaagd over het gebrek aan
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 23
smaak van varkensvlees. Dit is echter een gevolg van de consumentenvraag naar minder
vet en snellere groei. De sector is bereid om verder te investeren in de productie van
smaakvoller varkensvlees als de afzet en prijs gegarandeerd zijn.
Voorbeelden van mogelijke succesverhalen zijn volgende:
De bakkerijsector heeft een specifieke bloemkwaliteit nodig. Die wordt nu bereikt
door een mix te maken van verschillende tarwerassen. Naast voldoende kwantiteit
is ook de kwaliteit van de geleverde bloem belangrijk. Kan deze vereiste kwaliteit
bereikt worden op een andere manier? Kan de verwerking i.f.v. een bepaald
gebruik (brood of pasta) afgestemd worden op bepaalde tarwesoorten? Welke
soorten zijn meer geschikt voor welk gebruik? Welke kennis is beschikbaar om
deze vraag te beantwoorden?
Het Engelse varkensras Duke of Berkshire is smaakvoller maar minder productief.
Om smaakvoller varkensvlees te bekomen met een beperkt economisch verlies
voor de producent, kan dit varken ingekruist worden met het Belgische varken.
Dit vraagt echter visie van de producent en engagement van de afnemer.
De Vlaamse Overheid heeft in dit verhaal een rol te spelen. Zij moet een kader creëren
voor horizontale en verticale samenwerking. Dit kan door organisatie van platformen
(horizontaal en verticaal) voor visievorming en informatie-uitwisseling (voorhouden van
spiegels) en het verder ondersteunen van samenwerking. Het sensibiliseren rond
samenwerking en de rol van samenwerking belichten in ondernemerschap is dus
belangrijk. Dit kan door het brengen van en het verduidelijken van positieve verhalen.
4.1.2.3 Valoriseren van reststromen inclusief energie
Verantwoord ondernemen houdt in dat schaarse grondstoffen efficiënt aangewend
worden, zodat minimale reststromen overblijven en dat er zoveel mogelijk van het
landbouwproduct op de markt wordt gebracht. Voor valorisatie van de reststromen
liggen vooral opportuniteiten bij het optimaliseren door de verwerker zelf: door het
verwerkingsproces te optimaliseren of een aanpassing van productgamma
(frietaardappelen die niet bruikbaar zijn kunnen dienen voor aardappelblokjes of soep).
Belangrijk ook is om te denken in termen van duurzame nevenstromen. Zo staat
sojaschroot onder druk, maar door de uitwerking van een standaard wil men ook voor
deze stroom een duurzaam karakter krijgen.
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 24
Om de bestaande reststromen meer optimaal te gebruiken moet men ze in kaart
brengen, de karakteristieken ervan bepalen (ondermeer door wetenschappelijk
onderzoek) en weten wie ze kan gebruiken. Een middel om dit te bevorderen is een
tool om informatie-uitwisseling mogelijk te maken. Onderzoeksinstellingen of IWT
kunnen helpen met het in kaart brengen en determineren van de reststromen. Valorisatie
dient in de eerste plaats voor hoogwaardige toepassingen (farmacie, menselijke voeding
vb. caroteen uit wortelen voor kleuring van zalm), in tweede plaats voor dierenvoeding
en in de laatste plaats voor energie.
4.1.2.4 Lokale productie (incl. carbon footprint)
De consument heeft heel wat hefbomen om keuzes te maken: voedselveiligheid,
voedselprijs, voedselkwaliteit (duurzaamheid onder vorm van fair trade, bio;
organoleptische kwaliteit zoals gevoel, smaak, etc.). Heel wat consumenten hebben ook
oog voor het klimaat (carbon footprint).
Lokale productie speelt in op de vraag naar kwaliteit en kan een bijdrage leveren aan
de inspanningen voor klimaat. Landbouw en voedingsindustrie kunnen aan die vragen
van de consumenten tegemoet komen door het aanbieden en gebruiken van lokale
producten. Lokale productie kan gestimuleerd en gepromoot worden vanuit twee
oogpunten: om de lokale markten te stimuleren (vanuit perspectief van de producenten)
of vanuit de kwalitatieve meerwaarde die het product biedt voor de consument (vanuit
perspectief van de consumenten). Beide perspectieven vertrekken vanuit een zin voor
kwaliteit.
Lokale (markt)productie is een Europese trend. De definitie en aantoonbare
meerwaarde ervan zijn echter nog niet bepaald.
Voor de verwerkers is nabijheid het voordeel van gebruik van lokale producten. Dit is
positief voor de kwaliteit (geen transport, dus kleinere carbon footprint, minimaal
tijdsverloop tussen productie en verwerking). Het scheiden van lokale en niet-lokale
stromen zorgt wel voor complicaties. Lokale productie biedt de producenten ook kansen
op vlak van nicheproducten. Vergeten groenten en rassen kunnen weer onder de
aandacht gebracht worden.
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 25
De debatten rond lokale productie, duurzaamheid en kwaliteit zijn verweven. De
ontwikkeling van labels hierrond wordt momenteel vaak geïnitieerd onder impuls van de
consument. De deelnemers van deze werkgroep vinden het beter als de keten zelf de
keuze maakt over kwaliteitsopbouw. Dit biedt meer mogelijkheden voor uitbouw van
succesverhalen. Ook de distributie begint zich steeds meer betrokken te voelen bij het
duurzaamheidsverhaal. Een voorbeeld is de „round table sustainable palm oil‟: een ronde
tafel waar kwaliteitscriteria door de keten werden bepaald om de productie/verwerking
van palmolie duurzaam te maken. Dit vrijwillig initiatief trok ook de distributie aan om
mee in debat te gaan. Een ander voorbeeld is het sojaverhaal: de keten bepaalt welke
soja geïmporteerd wordt en niet de klant.
De verwevenheid van kwaliteit en duurzaamheid kan naar de consument toe nog meer
in de verf gezet worden. Een quick win is (kleine) succesverhalen laten zien. Dit kan
ook zorgen voor het creëren van meerwaarde naar de producent toe. Door communicatie
kan men de consument „opvoeden‟ en dichter bij het product brengen: waar komt het
vandaan en hoe wordt het geproduceerd. Een voorbeeld is de „grasmelk‟ in Nederland.
Ook binnen de varkensteelt levert het verschaffen van duidelijke info over voeding en
huisvesting meerwaarde. Aandachtspunt hierbij is dat grotere bedrijven vaak meer geld
kunnen spenderen aan het promoten van de „kwaliteit‟ van hun producten.
4.1.2.5 Gerichtheid op tevredenheid consument/klant
Leefbaarheid van alle actoren in de keten is een belangrijke doelstelling. De
ketenschakels moeten samenwerken om dit doel te bereiken. Deze leefbaarheid
verhogen kan door meer in te zetten op tevreden klanten/consumenten of met
andere woorden op (economisch rendabele) vraag gedreven productie. Hiervoor moeten
landbouw en voedingsindustrie inzetten op betere kennis van de eisen/verwachtingen
van de klant en informatie-uitwisseling daaromtrent. Landbouw en voedingsindustrie
maken nog te weinig gebruik van marktgericht onderzoek. Er is nood aan meer
bevraging van de consument.
Kansen liggen in het rechtstreeks werken van producent (individuele bedrijven)
naar de consument. De klassieke weg van producent, naar distributie en vervolgens
naar de klant moet doorbroken worden door een upstream van informatie van de klant
naar de producent. De distributie is vaak geen vragende partij voor nieuwe producten,
terwijl de consument dit wel is. Door te bewijzen dat de consument open staat voor
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 26
bepaalde producten, kan de distributie gemakkelijker over de streep getrokken worden.
Zo laat Puratos bijvoorbeeld klanten van Walmart proeven van nieuwe ingrediënten. Op
basis van de verkregen informatie bieden ze nieuwe totaaloplossingen aan de klant en
creëren zo een gerichte vraag.
Kritische succesfactoren zijn natuurlijk de interesse van bedrijven in dergelijk onderzoek
en de aanwezigheid van de nodige capaciteit en organisatie ervoor binnen een bedrijf.
Marktonderzoek is immers duur. De resultaten zijn in bepaalde gevallen ook in te
schatten zonder onderzoek. De return of investment moet grondig geanalyseerd worden.
Inrichten van marktgericht onderzoek kan door individuele bedrijven of door
samenwerking van een aantal gemotiveerde bedrijven. Het is echter niet altijd
interessant om als individueel bedrijf alles af te toetsen. Heel wat informatie is al
voorhanden, de vraag is enkel waar en bij wie?
Aan de link tussen producent en consument kan gebouwd worden via bredere
samenwerkingsverbanden. Publiek private samenwerkingsverbanden, waarbij de
producenten/bedrijven, organisaties/federaties, onderzoek en overheid betrokken zijn,
kunnen op dit vlak heel wat realiseren. Het voordeel hiervan is dat een overkoepelend
„orgaan‟ zorgt voor verzamelen en beheer van informatie en marktonderzoek, voor
financiering en voor de informatiedoorstroming. IWT wordt aanzien als belangrijke
innovatie-stimulerende partner, eventueel voor financiële ondersteuning.
De oprichting van een „platform‟ duurt al snel een aantal jaren. Er is dus nood aan
engagement van meerdere jaren, door de verschillende partijen. De investeringen door
ondernemingen moeten gezien worden over lange termijn. De lange doorlooptijd vormt
voor individuele bedrijven soms wel een nadeel.
Om dergelijke processen te initiëren is het interessant om te starten met inventariseren
wie de verschillende partners kunnen zijn die uit dergelijke samenwerkingsverbanden
voordeel kunnen halen. Deze moeten rond de tafel gebracht worden. In de
diepvriesgroentesector bestaan al dergelijke initiatieven die als voorbeeld kunnen
fungeren.
Op kortere termijn kan er ook gewerkt worden vanuit bestaande initiatieven zoals
VLAM: een promotiecentrum, dat marktonderzoek voert naast promotionele activiteiten,
met middelen vanuit de sector.
Een belangrijke bemerking is dat marktonderzoek heel wat kansen biedt, maar dat
innovatie er niet onlosmakelijk mee verbonden is. Heel wat innovaties in bijvoorbeeld de
tuinbouwsector komen van de tuinders zelf, zonder marktgericht onderzoek. Je moet als
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 27
bedrijf dus niet wachten op de oprichting van grotere samenwerkingsverbanden of op
initiatieven van derden rond marktonderzoek. Zelf initiatief nemen is ook belangrijk.
Naast marktgericht produceren is ook de ondersteuning bij verkoop/vermarkting
van nieuwe producten even belangrijk. De producenten moeten geholpen worden in het
rechtstreeks naar de klanten toegaan.
De productie van de optimale producten (kwalitatief, kwantitatief en economisch
interessant) naar de consument toe vereist goede info-uitwisseling tussen
voedingsindustrie en grondstofproducenten op meerdere vlakken: kennis van de
consument, kwaliteit en kwantiteit van grondstoffen en verwerkte producten.
4.1.2.6 Uitspelen voedselveiligheid en kwaliteit, ook naar buitenlandse markt (export)
Vlaanderen heeft een sterke reputatie op gebied van voedselveiligheid. Onze
voedselveiligheidssystemen en bijgevolg ook de voedselveiligheid/kwaliteit van de
producten zijn beter dan in heel wat andere landen (Oost- en Zuid-Europa). Dit aspect
kunnen landbouw en voedingsindustrie gemeenschappelijk uitspelen bij het
gemeenschappelijk vermarkten en exporteren van producten. Het
gemeenschappelijk belang hierin is dat wanneer de Vlaamse voedingsindustrie een
grotere exportomzet kan draaien als gevolg hiervan, dit ook ten voordele van de
landbouwer kan/moet zijn.
België is een te kleine thuismarkt en moet verruimd worden naar de EU, om de
beoogde groeidoelstellingen te realiseren. Een aantal belemmeringen moeten uit de weg
geruimd worden (level playing field). Regelgeving en basiskwaliteitssystemen moeten
uitgewerkt en uitgedragen worden (uitdragen van de basis van ons kwaliteitssysteem),
maar niet met de bedoeling een branding te creëren. De uitdaging ligt in echte
exportambitie hebben (zelfs buiten de EU).
Dit is een moeilijke evenwichtsoefening omwille van tegenstrijdige belangen. De keten
wenst deels dat anderen volgens dezelfde kwaliteitssystemen werken. Zo dragen de
producenten vergelijkbare productiekosten en kunnen ze gelijkaardige producten niet
aan een lagere prijs vermarkten omwille van het hanteren van andere
kwaliteitssystemen. De vraag stelt zich hierbij of nivelleren van productiekosten op EU-
schaal haalbaar/mogelijk is. Harmoniseren van voedselkwaliteitsregelgeving en
overnemen van systemen door anderen houdt ook het gevaar in dat het differentiëren
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 28
van producten moeilijk wordt en je bijgevolg geen meerwaarde meer kan creëren op de
buitenlandse markt. De niche gaat met andere woorden verloren. De loonkost kan dan
doorwegen in de prijsbepaling.
Voor deze discussie moet een duidelijk onderscheid gemaakt worden in type
kwaliteitssysteem: algemene kwaliteitssystemen die een voorwaarde zijn voor
markttoegang (zoals IKM) en specifieke kwaliteitssystemen die als doel hebben om zich
te differentiëren (zoals Meritus en Certus).
De overheid moet zijn verantwoordelijkheid opnemen om de nodige randvoorwaarden te
creëren om alle spelregels in de EU te harmoniseren. In eerste instantie moeten de
bestaande (algemene) kwaliteitssystemen binnen België geharmoniseerd worden. Deze
kunnen vervolgens uitgedragen worden naar de EU. Het harmoniseren van de
kwaliteitssystemen zorgt voor uitschakelen van een vorm van oneerlijke concurrentie
tussen landen van de EU (en in het ideale geval op wereldvlak) en zal bijdragen aan de
garantie van zekerheid van voedselproductie in deze contreien, nodig om te voorzien in
de voedselbehoeften van de groeiende bevolking.
Het harmoniseren van alle (algemene) kwaliteitssystemen is onmogelijk. Het FAVV-
systeem (voedselveiligheid) en het IKM-kwaliteitssysteem in de zuivelsector vormen
mooie vertrekpunten.
Vanuit de keten vereist dit ook de nodige mentaliteitswijziging. Deze harmonisatie
gebeurde tot nu toe immers niet omdat iedereen zich probeert te onderscheiden omwille
van de marktwerking. Via specifieke kwaliteitssystemen moet dit mogelijk blijven.
4.1.2.7 Gemeenschappelijke bovenbouw voor kwaliteitssystemen (met erkenning van specificiteit van
de onderdelen)
Er is globaal gezien dus nood aan een gemeenschappelijke formule,
systeem/methodologie binnen de agrovoedingsketen, met ruimte voor differentiatie
doorheen de keten, vooral op vlak van kwaliteitssystemen en overleg. Om dit te
realiseren wordt gedacht aan een „platform‟ voor kanalisatie van samenwerking en
overleg binnen de hele keten (landbouw, voedingsindustrie, retail, EU-trendwatcher). Te
behandelen thema‟s zijn de commerciële kwaliteit (inclusief duurzaamheid),
markttoegang (inclusief voedselveiligheid).
Er is nood aan wetenschappelijk onderbouwde, professionele kwaliteitssystemen met
mogelijkheden tot differentiatie (systeem per schakel, maar aaneenschakeling is mogelijk
en bijgevolg is ook overleg nodig). Een inhoudelijk belangrijk element in dergelijke
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 29
systemen is de commerciële kwaliteit (inclusief duurzaamheid) met de
eisen/verwachtingen van de consument en trends als uitgangspunten. Hierbij moet niet
enkel rekening gehouden worden met de binnenlandse consument, maar ook met de EU-
en wereldconsument. Certificatie is een mogelijkheid (aantoonbare kwaliteitsprestatie;
milderen van differentiatie, waardoor de kracht van spreken groter wordt), maar moet zo
kostenefficiënt mogelijk zijn. De geformuleerde eisen moeten voldoende eenvoudig zijn
en voor elke schakel haalbaar en betaalbaar.
Het uitwerken van dergelijke systemen vereist de betrokkenheid van de
voedingsindustrie en de distributie, zodat ze gedragen zijn door de hele keten.
Producten uit het buitenland (Europa) moeten aan dezelfde normen en voorwaarden
voldoen („level the playing field‟, protectionisme is niet het juiste pad).
Communiceren/Uitbrengen naar derden/consumenten kan onder de vorm van branding
van generieke systemen (voorbeelden US, DE, UK). De consument moet bewust gemaakt
worden wat de werkwijze van productie/verwerking is binnen het EU-systeem van
kwaliteitsgarantie. Naar de consument toe is een merk immers de sterkste vorm van
kwaliteit. Coca-cola is hier een duidelijk voorbeeld van.
Samenwerken, …
is elkaar helpen successen te bereiken
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 30
4.2 Tweede werkgroep: de consument vraagt, de
ondernemer draait
4.2.1 Markten moeten duurzamer worden – Luc Van Bellegem
In deze werkgroep, met als trekker Luc Van Bellegem van VLAM, werd nagegaan hoe de
agrovoedingsketen tegemoet komt aan de eisen van de consument. De focus ligt vooral
op duurzaamheid. Duurzaamheid is een breed begrip dat gaat van energie- en
grondstofbesparing over recyclage tot respectvol omgaan met mens en dier. Er worden
winsten gezocht voor zowel mensen, planeet als bedrijf, de 3P's: people, planet en profit.
Vooral het laatste wordt bij duurzaamheid al eens vergeten, maar sectoren die duurzaam
produceren moeten ook economisch leefbaar zijn.
Er werd vertrokken van een consumentenonderzoek dat dieper inging op de vraag „Wat is
duurzaamheid voor de consument?‟.
Uit een brede enquête gevoerd door Keystone blijkt dat er 4 groepen consumenten
zijn die op het vlak van duurzame voeding gesitueerd kunnen worden op de lijn tussen
altruïsme en ik-gericht:
De deelnemers met een open houding vormden een grote groep waarbij wel de wil
aanwezig is om aandacht te hebben voor het duurzame karakter van voedsel, maar
waarbij tegelijk veel onduidelijkheid heerst rond het begrip duurzaamheid en over hoe
elk individu daar voor zichzelf invulling aan kan geven. In hun aankoopgedrag blijft
daarnaast ook de prijs en kwaliteit een belangrijk gegeven. Zij willen ook aandacht
besteden aan lokaal geproduceerd voedsel.
De passief geïnteresseerden zien de verantwoordelijkheid voor duurzaam voedsel
eerder bij de producent.
In deze werkgroep werd gezocht naar situaties en benaderingen waarbij elke p iets wint.
Overtuigden Open houding Passief
geïnteresseerden Rejectors
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 31
De hamvraag is “Wat kunnen we als keten doen om in te gaan op de verwachtingen van
de consument in verband met duurzame productie, op zo‟n manier dat er een win-win-
win kan ontstaan?"
Elke schakel in de voedselketen (producent, verwerker, distributeur en verbruiker) heeft
een verantwoordelijkheid in het duurzaamheidsverhaal. Tijdens de rondetafel boog de
werkgroep zich over verschillende voorbeelden op elk niveau om een aantal algemene
acties te formuleren en lessen te trekken. De werkgroep nam de nieuwe methoden van
duurzame vleesproductie onder de loep, maar ook de manier waarop de
distributiesector een antwoord zoekt op de vragen over duurzaamheid, die de consument
stelt. De werkgroep bekeek wat de hele productieketen kan doen om verspilling tegen te
gaan. Tot slot kreeg ook de communicatie met de consument aandacht.
4.2.2 Themagroepen: waarop zetten we in?
4.2.2.1 Ketenverantwoordelijkheid integraal benaderd
Case vleesvee (De vleesgeworden duurzaamheid)
De discussie vertrok vanuit de input van twee sprekers. Zes statements uit het boek “In
Evenwicht” van Marc Soumillion vormden de vertrekbasis van deze werkgroep. Deze geven
ook de vragen weer die gesteld worden in het lopende ketenoverleg rond duurzame
vleesproductie, georganiseerd door VLAM.
1. “Duurzaamheid is een kwestie van collectief, kwalitatief en toekomstgericht lijfsbehoud.”
2. “Duurzaamheid moet geen markt worden, maar markten moeten duurzaam worden.”
3. “Een markt kan pas als duurzaam beschouwd worden wanneer ze vooruitgang boekt op
alle onderdelen van de waardeketen.”
4. “Willen we echt tot duurzaam ondernemen komen, dan moeten we begrijpen en
aanvaarden dat „profit‟, „people‟ en „planet‟ onlosmakelijk verbonden zijn en elkaar nodig
hebben: ze zijn interdependent.”
5. “Strategisch duurzaam ondernemen moet de duurzaamheidsgedachte meer naar de kern
van de bedrijfsactiviteit brengen: incorporeren, dus.”
6. “De grote uitdaging voor marketeers is om duurzaamheid te integreren in het leven van
de mensen.”
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 32
Een tweede uitgangspunt is achtergrondinformatie over de studie die de Vlaamse
Overheid, Departement Landbouw en Visserij, uitschreef in antwoord op de vraag van de
Strategische Adviesraad Landbouw en Visserij, SALV: “C-footprint van de Vlaamse
veehouderij - Meten is weten”.
De voedselketen heeft volgens SALV nood aan een meetinstrument voor de C-footprint.
De C-footprint is een eerste te ontwikkelen instrument. Op langere termijn moet er
gestreefd worden naar een geïntegreerde methode voor het meten van meerdere
duurzaamheidsparameters.
In de discussie werd vooral het verduidelijken van het begrip duurzaamheid naar
producent en consument aangeraakt.
De sector/keten moet in zijn geheel verduurzamen en geen twee wegen inslaan.
Bijvoorbeeld de vleesveesector mag niet inzetten op duurzaam en „onduurzaam‟ vlees.
Het begrip duurzaamheid is echter onduidelijk voor de consument en voor de
producent/keten. Er is nood aan verduidelijking en definiëring aan hand van
meetbare parameters. Alle relevante parameters uit de sector moeten worden
meegenomen. Voor vleesvee betekent dit ondermeer maatschappelijk verantwoord
voeder, water en energie, dierenwelzijn, etc. Bij het bepalen van de definitie en
belangrijke parameters moet rekening gehouden worden met de 3 p‟s. Er wordt gezocht
naar evenwicht. Een multi-thematische aanpak is de meest duurzame, maar vormt een
moeilijke uitdaging. Onderzoek naar alle elementen die al opgenomen zijn in de
bestaande lastenboeken vormt een vertrekbasis.
De duurzaamheidscriteria worden vervolgens in lastenboeken geïntegreerd. De
opmaak van elk lastenboek vertrekt vanuit een standaardlastenboek. Claims moeten
onderbouwd, gecontroleerd en door het systeem gewaarborgd worden. Accurate cijfers
met betrekking tot de duurzaamheidsparameters moeten bijgevolg gemeten kunnen
worden. De vraag is wel wie verantwoordelijk is voor de controle en voor het bepalen van
het standaardlastenboek (Vlaamse overheid, Europese instanties of de
agrovoedingsketen). De definitie en het standaardlastenboek moeten bij wet vastgelegd
worden.
Bij de opmaak van de definitie en een standaardlastenboek, moet in rekening gebracht
worden dat duurzaamheid in alle schakels van de keten een evolutief concept is. Als
ondernemer moet men hiermee leren omgaan.
De basisstandaard dient eenvoudig te zijn. Differentiatie moet echter mogelijk blijven,
maar mag geen aanleiding geven tot wildgroei in labels. Vooral retail is vragende partij
naar differentiatie. Er zullen dus meerdere lastenboeken blijven, hoewel dit voor de
consument niet wenselijk is. De meerprijs gekoppeld aan bepaalde lastenboeken moet
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 33
duidelijk gecommuniceerd worden naar de consument en moet in verhouding staan tot
de extra inspanningen. De meerprijs moet wel betaalbaar blijven. Het is bijgevolg
belangrijk dat strategievorming en de uitwerking gebeurt in overleg met alle schakels uit
de keten.
De consument vormt een bijkomende uitdaging, want „de consument‟ bestaat niet. Uit
een studie van Keystone blijkt dat er ongeveer 20 % van de consumenten afwijzend
tegenover „duurzame producten‟ staan. De overige consumenten wijzigen van
aankoopgedrag. Voor de meeste consumenten mag vlees duurzamer worden maar het
moet uiteraard ook lekker zijn. De consumenten zien door het bos van labels de bomen
niet meer. Het aanbod is niet transparant en het is niet altijd even duidelijk welke labels
al dan niet betrouwbaar zijn.
De consument dient op de hoogte gebracht te worden van de inhoud van bestaande
lastenboeken. Voldoende communiceren en sensibiliseren is nodig opdat de consument
bewust kan kiezen voor welke criteria/kwaliteit en bovenwettelijke kwaliteitseisen
(bijvoorbeeld m.b.t. dierenwelzijn) hij al dan niet wil betalen. Momenteel kijkt maar een
relatief kleine groep (de “overtuigden”) verder dan de prijs. Pull-reactie is beter dan
push-reactie.
Communicatie naar de consument moet eenduidig en objectief gebeuren. Momenteel
krijgt de consument door verschillende en gefragmenteerde berichtgeving, vaak een
verkeerd beeld, wat moeilijk recht te trekken is. De consument laat zich vaak leiden door
de distributeur. Op basis van de visie en de aanpak van de distributeur op vlak van
duurzaamheid kiest hij een winkel(keten). In de winkel veronderstelt hij dat het product
in overeenstemming is met de visie van de distributeur.
4.2.2.2 Hoe draait de ondernemer?
Case Delhaize
De stelling “De klant vraagt, de distributie/ ondernemer draait” klopt niet volgens Koen
Desmet van Delhaize. Op basis van allerhande beelden en informatieflarden vormen
consumenten zich een mening. Met deze mening moet wel rekening gehouden worden. Het
beeld dat de consument zich vormt over duurzaamheid is immers heel emotioneel geladen en
speelt heel sterk. Indien de distributie niet werkt rond duurzaamheid en de vragen van de
consument, riskeren ze een negatieve perceptie. Vele distributeurs, in deze case de Delhaize
groep, zijn ook grote mondiale spelers. Wanneer een groep van Belgische consumenten plots
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 34
een andere mening krijgt over voeding, kunnen de distributeurs niet plots een andere koers
beginnen varen.
De strategie van Delhaize groep is opgebouwd rond drie grote pijlers: groei, efficiënter
werken en bedrijfsverantwoordelijkheid („corporate responsability‟). Het maatschappelijke
weegt even zwaar in de strategie als bijvoorbeeld groei. Er wordt ingezet op de 3 P‟s: people
(door het steunen van de ontwikkeling van werknemers), planet (energiebesparing) en
products (Bedenking van de stuurgroep: de 3 P‟s zijn normaal: people, planet en profit:
productie moet voor elke schakel in de keten rendabel zijn om duurzaam te zijn).
Wat betreft products wordt sterk ingezet op voedselveiligheid, gezondheid en welzijn en
„responsible sourcing‟. Om niet de stempel „ongezond‟ te krijgen worden de consumenten
ingelicht over de nutritionele kant van producten. Hier wordt proactief aan gewerkt.
Het luik duurzaamheid valt onder responsible sourcing. Er zijn twee belangrijke luiken:
enerzijds wordt een verhaal naar de klant gebracht en anderzijds is er een luik naar de
landbouwer.
In het verhaal naar de klant vormt labelling de basis voor een goede nutritionele monitoring
(meritus, certus, „responsible sourcing milk‟). Er is wel nog nood aan meer communicatie
over de link tussen deze labels en duurzaamheid. Door projecten te selecteren waar de link
met de boer sterk is, tracht Delhaize de consument dichter bij de boer brengen. Hiermee
wordt ingespeeld op een emotioneel aspect. Dit krijgt veel positieve reacties. Duurzame vis
(„Sustainable fish‟) is een ander voorbeeld: het verbeteren van duurzame visvangst in
samenspraak met WWF en de rederijen. Door het betrekken van de keten worden de
initiatieven gedragen en dragen ze bij tot een goed imago.
Responsible sourcing naar de landbouwer toe gaat vooral over open prijszetting: zo hanteert
Delhaize een volledige open prijs-grid voor aankoop van varkens over slachten en versnijden
tot in de winkel. Deze transparante prijssetting wordt ook besproken met de boer. Ook voor
bio-producten is er een grote openheid naar prijzen en naar verwerking (2007: bio-lam wordt
direct bij boer aangekocht; 2010: bio-rund; 2012: bio-varken).
De discussie start met de bevinding dat de distributie een verbinding vormt tussen
producenten en consumenten en bijgevolg een belangrijke rol speelt in het stimuleren van
communicatie, overleg en samenwerking tussen de drie partijen rond duurzaam produceren
en consumeren.
Distributie heeft een invloed op het gedrag en de mening van consumenten over
duurzaamheid en op het aanzetten van de producenten tot duurzaam produceren.
Hiervoor moet in eerste instantie het begrip duurzaamheid uitgeklaard worden.
Harmoniseren van duurzaamheidscriteria ten aanzien van productiemiddelen zowel in België
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 35
als EU is een noodzaak. Belangrijk is ook dat nagegaan wordt voor welke
duurzaamheidscriteria de consument wil betalen!
Een basisvoorwaarde voor het opnemen van acties is uiteraard wel dat een distributiebedrijf
economisch efficiënt moet kunnen draaien, net als de andere spelers in de keten.
Wijziging van het gedrag van consumenten kan door twee acties:
1. Het gebruik van transparante en effectieve labels
o Er is nood aan het uitdunnen en ordenen van bestaande labels.
o Labels moeten alle aspecten van duurzaamheid integreren en niet focussen op
slechts één aspect.
o De voorkeur gaat uit naar algemene, niet bedrijfsgebonden labels bijvoorbeeld per
sector: melk, varkensvlees etc.
2. Voldoende en juiste communicatie naar de consument
o De communicatie over duurzaamheid kan duidelijker. De distributie moet
onderscheid maken tussen het eigen duurzaam werken (bijvoorbeeld door gebruik
van zonnepanelen) en de duurzaamheid van het product (bijvoorbeeld gelabeld
varkensvlees). De communicatie over duurzame producten moet eenduidig zijn.
Labels mogen enkel een concurrentievoordeel opleveren als er ook effectief een
meerwaarde aan verbonden is. Zo ligt Certus heel dicht bij Delhaize. Bijna al het
Vlaamse varkensvlees is de voorbije jaren echter geëvolueerd naar een kwaliteit
die voldoet aan de vereisten van het certus label zonder dat dit label aangevraagd
is. Dit doet vragen rijzen over de meerwaarde van het label. Het label biedt
momenteel echter nog steeds een grotere zekerheid van kwaliteit.
o Er is nood aan voldoende middelen voor langdurige generieke promotie.
o Belangrijke thema‟s/opportuniteiten zijn volgende:
Het verbinden van duurzaamheid met kwaliteit (bijvoorbeeld de smaak).
Het visualiseren en promoten van lokale producten. Ook dit begrip dient
uitgediept te worden en de Europese dimensie mag niet uit het oog
verloren worden. De duurzaamheid van producten in de regio
Vlaanderen/België, Nederland en Frankrijk zal bijvoorbeeld niet sterk
verschillen.
Om de producent aan te zetten tot duurzaam produceren heeft de distributie een aantal
verantwoordelijkheden:
1. Er mag geen wildgroei van eisen naar leveranciers zijn. Prijstransparantie en een
minimum prijsgarantie zijn noodzakelijk. Profit is een integraal deel van duurzaamheid.
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 36
Verduidelijking van labels is ook op dit vlak belangrijk. Bedenking is wel dat de
producenten op dit vlak ook initiatief1 kunnen nemen naar de distributie toe.
2. Wederzijds overleg tussen distributie en de producent/verwerker is belangrijk over
bijvoorbeeld het aantonen van de voordelen van duurzaam produceren aan hand van
verkoopcijfers. Via overleg kan ook gezorgd worden dat de distributie bepaalde
inspanningen van de producent niet teniet doet (strenge eisen biologisch produceren en
voedselveiligheidsregels vs zelfbediening en gerelateerde hygiëneproblemen in de
winkels).
3. De distributie kan de producenten/verwerkers beïnvloeden door het koopgedrag van de
consument te beïnvloeden door communicatie en het aanbod af te stemmen. Zo kunnen
ze op basis van duurzaamheidscriteria eventueel bepaalde producten bannen uit de
winkel.
4.2.2.3 Verspilling door de consument
De scope van de besprekingen werd afgebakend door de facilitator, Ann Nachtergaele
(FEVIA). Er is een onderscheid tussen voedselverspilling door de consument en voedselverlies
dat optreedt tijdens het productieproces. Voedselverspilling door de consument betreft het
weggooien van producten in een gesloten verpakking en resten die niet opgegeten werden
door mensen (al dan niet bereid).
Het probleem met voedselverspilling is veelzijdig: het heeft een milieu-impact door het
weggooien van producten en het nutteloze productieproces. Uiteraard brengt het
1 Voorbeeld: SRI-standards (Supplier relations international): productiebedrijven bieden naar de distributeur al certificaten aan
in het buitenland (Duitsland en Nederland). Dit werkt proactief. Producenten kunnen al initiatief nemen.
Verspilling in cijfers
Brussels Hoofdstedelijk Gewest: 15 kg / jaar / inwoner (referentie: een Brusselaar eet
ca. 500 kg / jaar)
Waals Gewest: 15 à 20 kg / jaar/ inwoner
Vlaams Gewest: momenteel in onderzoek
UK: 25% van de gekochte producten (ook niet-eetbare producten)
NE: 10% van de gekochte producten
EU: 76 kg / jaar / inwoner
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 37
afvalproblemen mee en zorgt het voor geldverspilling. Tenslotte brengt het ook een ethisch
probleem mee (voedselverspilling versus hongersnood elders).
Andere landen zoals Nederland, UK en Frankrijk proberen actief voedselverspilling tegen te
gaan door de consument bewust te maken van dit probleem via campagnes. Dergelijke
campagnes (vb. Greencook) worden ook opgestart in België via INTERREG-projecten. Deze
grootschalige sensibiliseringscampagnes (met TV-spots, affiches etc.) zijn erg duur en enkel
mogelijk door samenwerking tussen middenveld en overheid.
Ook de keten kan een rol spelen in het tegengaan van voedselverspilling door afstemmen van
het aanbod en het gedrag van consumenten te beïnvloeden. Mogelijkheden zijn:
Meer/betere informatie op de verpakking: een realistische houdbaarheidsdatum voor
gesloten verpakkingen, duidelijke info over bewaartermijnen na openen of van verse
producten;
Communicatie over gebruik van producten en restjes: via tips op de verpakking, via
kookprogramma‟s, door informatiepakketten op te stellen met onderwijs, door
seizoengroenten te promoten en ook diepvries en conserven (betere dosering mogelijk);
Afstemmen van het aanbod op kleinere gezinnen: kleinere verpakkingen, verkleinen van
de producten zelf („baby-groenten‟: dergelijke niche-producten leveren ook vaak een
hogere prijs op);
Het actiever uitbouwen van de korte keten kan een positieve invloed hebben op het
bewustzijn van de consument. Door de hechtere band tussen landbouwer en consument
kan de consument meer informatie krijgen over de kostprijs van het product en zouden
landbouwers in dergelijke situatie meer kunnen vragen voor hun producten. Meer
bewustzijn kan ook minder verspilling veroorzaken.
Ook de overheid zou de consument kunnen beïnvloeden door hem meer te laten betalen voor
afval.
Een kritische bedenking van een aantal deelnemers was of de prijs van de voedingsproducten
correct is. Omvat deze alle kosten? De consumenten moeten geïnformeerd worden over alle
elementen van de prijs en de kostprijs, m.a.w. over de correcte waarde van producten.
4.2.2.4 Communicatie naar de consument
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 38
De interesse van de consument in lokale producten, seizoensproducten,
boerenmarkten,…is duidelijk toegenomen de laatste jaren. De vraag naar correcte en
eenduidige communicatie stijgt eveneens. Het is tijd om ook het bredere én inhoudelijke
verhaal over duurzaamheid te brengen. Er moet ingezet worden op het bereiken van de
passief geïnteresseerden.
Duurzaamheid is momenteel nog steeds een vaag begrip. Ook in deze werkgroep leeft de
vraag naar een duidelijke omschrijving of definitie. Duurzaamheid kan gelinkt worden
aan lokaal en milieuvriendelijk, maar gaat verder. Hoe definieer je bijvoorbeeld
duurzaam in de context van vleesproductie (i.e. dierenwelzijn)?
Een breed verhaal brengen is echter niet eenvoudig.
Wat willen we bereiken met die communicatie?
De communicatie moet vooral leiden tot een gedragsverandering bij de consument.
Dit kan op twee manieren bereikt worden. Enerzijds wordt empowerment beoogd: de
consument moet het gevoel krijgen dan hij ook zelf iets kan veranderen en invloed heeft.
Anderzijds moet de consument door het aanreiken van informatie herschoold worden.
Iedereen vindt het vanzelfsprekend dat men alle producten altijd kan kopen. Alles is
voorradig. Er wordt geen rekening meer gehouden met seizoenproducten en
productiekosten en druk op het milieu. De consumenten moeten leren kijken naar
producten en de herkomst. Een deel van de consumenten geeft ook zelf aan dat hij
behoefte heeft aan concrete en correcte informatie over duurzaamheid en wat hij als
consument zelf kan bijdragen.
Een belangrijk neveneffect voor de lokale producent/verwerker is dat goede en meer
uitgebreide communicatie kan leiden tot een hogere omzet. Door de herkenbaarheid
van de producten te verhogen wordt koopgedrag positief beïnvloed.
Hoe kunnen we dit door communicatie bereiken?
Empowerment wordt het snelst bereikt door het creëren van een ‘good feeling’. Het
benadrukken van de authentieke waarde van lokale producten en productie (back to the
roots) kan hier bijvoorbeeld voor zorgen. Ook de nadruk leggen op wat al bereikt is, is
belangrijk, het brengen van positieve verhalen/boodschappen. De communicatie moet
hulp bieden aan de consument om het concept te kunnen plaatsen.
Een goed gevoel is echter slechts een eerste stap en werkt eerder ondersteunend. Dit
moet worden vertaald op een andere niveau. De consument is vooral op zoek naar meer
eenvoudig begrijpbare, maar correcte informatie. Hij heeft in eerste instantie nood aan
het verduidelijken/vertalen van het begrip duurzaamheid.
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 39
Verder wil hij weten wat het voordeel is van aankopen van een ‘duurzaam product’.
Dit voordeel hoeft zich niet louter economisch te laten voelen, maar kan ook
maatschappelijk of milieugericht zijn of zelfs louter emotioneel. Het moet enkel
duidelijk zijn.
Een emotioneel aspect waarom consumenten producten kopen is „uit respect voor de
boer‟. Werken aan de versterking van het imago van de sector kan aanleiding geven tot
het kopen van meer duurzame, lokale producten en bereidwilligheid om hier de nodige
meerprijs voor te betalen. Het verhaal over duurzaamheid moet dus ook het verhaal van
de boer brengen. Er moet meer aandacht zijn voor het "people" element. De
landbouwers leveren al heel wat inspanningen op het vlak van volksgezondheid (veilig
en gezond voedsel) en traceerbaarheid. Deze moeten meer belicht worden. Hier moet
een goed verhaal rond gebracht worden “van boer tot bord”.
Ook het aspect leefbaarheid voor de boer moet meer aan bod komen. Om de
productie van goed en veilig voedsel haalbaar te houden, vraagt duurzaamheid ook een
eerlijke prijs.
Op welke manier kunnen de boodschappen gebracht worden?
Informeren van de consument gebeurt best laagdrempelig, zoals onder de vorm van
concrete adviezen. Deze adviezen zijn bij voorkeur beschikbaar in de winkel op moment
van aankoop. Bijvoorbeeld hoe kan je lokale, duurzame producten herkennen in de
supermarkt? Er is dus een rol voor de distributie weggelegd.
Ook de landbouw heeft een verantwoordelijkheid. Wat betreft imago-opbouw, moet de
land- en tuinbouw zich nog meer openstellen om mensen bewust te maken. Bedrijven
moeten openstaan voor bezoeken zodat men kan zien waar de producten vandaan
komen: hoeveproducenten en -verkoop zijn belangrijk, maar ook andere
verbredingsactiviteiten zoals plattelandstoerisme en scholenbezoek. Door kinderen te
laten zien waar de producten vandaan komen, bereikt men ook de ouders. Om de
landbouwer hierbij te ondersteunen is het belangrijk dat ook de randwetgeving wordt
aangepast om het haalbaar en houdbaar te houden voor bijvoorbeeld de
hoeveproducenten. De wetgeving moet realistisch blijven voor de kleinhandel in het
algemeen en duidelijker worden.
De landbouwers moeten ook meer horizontaal gaan samenwerken om zich te
profileren en gezamenlijk te communiceren. Er is te weinig samenwerking. Ieder heeft
zijn eigen ideeën en werkt voor zich. Men zou zich beter moeten structureren, een betere
samenwerking realiseren en zelfs eenzelfde strategie moeten ontwikkelen. Kleine
coöperaties en vrije leveranciers zouden door samenwerking topproducten moeten
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 40
aanbieden. Men moet inzetten op de eigenheid van het product en dit kan ook via
bestaande (lokale) distributiekanalen.
De producent is zich vaak ook onvoldoende bewust van andere, alternatieve strategieën,
mogelijkheden om zijn producten te promoten, vermarkten en grote bekendheid te
geven. Onderwijs en vakbladen spelen hier een belangrijke rol. In de vaktijdschriften
of scholen wordt nog vaak te veel de nadruk gelegd op rendabiliteit en kostprijs en
minder op marketing of het creëren van toegevoegde waarde.
De overheid speelt een belangrijke rol in het informeren over duurzaamheid en het
versterken van het imago van de landbouwer, maar ook de media heeft een niet te
onderschatten rol. Zij spelen een cruciale rol in het beïnvloeden van de consument en
zouden een partner moeten zijn van de producent. De media hebben momenteel weinig
aandacht voor de inspanningen en resultaten van de land- en tuinbouw en staan te
weinig stil bij de realiteit in de landbouw. Binnenlandse producten of liever producten van
bij ons worden te weinig gepromoot. Nochtans kunnen de media hier een grote rol
spelen. Wat in kranten, op de radio of televisie wordt gezegd, wordt vaak gevolgd. Zo
zou er in het grote aanbod van kookprogramma‟s een grotere klemtoon kunnen worden
gelegd op lokale producten.
Het hele communicatieverhaal is niet vrijblijvend voor de consument.
De burgers moeten zelf meer wakker liggen van wat in hun buurt wordt geproduceerd en
zich vereenzelvigen met de identiteit van de landbouwer. Men moet nadenken over de
oorsprong en de hele weg die het product heeft afgelegd vooraleer het in de supermarkt
terechtkomt. Hij moet tot slot aangeven voor welke duurzaamheidsaspecten hij effectief
een meerprijs wil betalen en hier consequent in zijn.
“Duurzaamheid moet geen markt worden, maar de
markten moeten zelf duurzamer worden”
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 41
4.3 Derde werkgroep: ondernemen = innoveren²
4.3.1 Succesverhalen werken inspirerend - Ilse Geyskens
Vernieuwen is het hoofdthema van de derde werkgroep. Ook in de agrovoeding ligt een
hele toekomst open voor de ondernemer die durft nieuwe wegen te zoeken.
Innovatie in de agrovoeding wordt meer en meer verwezenlijkt door
samenwerkingsverbanden. Zo krijg je een goede doorstroming en benutting van kennis
wat leidt tot vernieuwende inzichten, competenties en nieuwe ontwikkelingen.
Deze werkgroep ging dieper in op enkele succesverhalen die inspirerend kunnen zijn voor
andere bedrijven. Er werd gekeken naar hoe men vanuit de mogelijkheden van een
bedrijf op vlak van productieproces, productiemiddelen en organisatievorm door
samenwerking vlotter kan innoveren. Door te horen waar voor die bedrijven de
moeilijkheden lagen, werd gezocht naar „hefbomen‟ om innovaties en samenwerking met
schakels stroomop- en afwaarts in de keten te stimuleren.
Het innovatiesteunpunt land- en tuinbouw speelt hier een belangrijke rol in. Deze
werkgroep werd dan ook getrokken door Ilse Geyskens van het Innovatiesteunpunt voor
land- en tuinbouw (Initiatief van Boerenbond en CERA). Maar ook Lieve Herman van het
ILVO en Erwin Lamot van Flanders‟Food hebben van bij het begin intensief mee aan de
kar getrokken.
Volgende cases uit landbouw en voedingsindustrie vormden het vertrekpunt:
Chris Verthongen is sinds 25 jaar witloofteler (familiaal bedrijf) en verwerkt sinds 5
jaar het eigen witloof via „vacuüm koken‟. Dit wordt op de markt gebracht onder de naam
Versalov. De aanleiding om de witloof op een andere manier te vermarkten was
„frustratie‟: Witloof waar 8 maand met zorg aan werd gewerkt geraakte niet zonder
kwaliteitsverlies tot bij consument. De uitwerking van het idee ging van start na het
opmaken van een innovatieplan met het innovatiesteunpunt voor land- en tuinbouw.
Met Steamy schreef ook Brava een innovatieverhaal. De crisis in de witloofsector en de
wil om het product tegen een goede prijs en met een goede kwaliteit bij de consument te
brengen waren de trigger. De innovatie vond zijn oorsprong in de ideeën van de
producenten zelf. Gesprekken met witloofproducenten leidden tot een nieuw product:
gebruiksklare stoomzakjes voor witloof.
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 42
De gebroeders Vlaemynck baten een tomatenbedrijf van 3 ha trostomaten uit
aangevuld met enkele specialiteiten. Hun visie is duidelijk: een kwalitatief hoogstaand
tuinbouwproduct kweken met een gezond evenwicht tussen mens, milieu en
ondernemerschap. De gebroeders Vlaemynck hebben bij het telen van trostomaten al
eens een exemplaar met een gescheurde schil en dus niet geschikt om zo te verkopen.
Als soepgroente krijg je er een te lage prijs voor en dus gingen ze op zoek naar een
beter gebruik van hun resttomaten. Het idee van het drogen van tomaten ontstond uit
eigen creatieve keukenprobeersels. Door een project in te dienen bij het
Innovatiesteunpunt voor land- en tuinbouw, wonnen ze 2500 euro „seed money‟.
Hiermee hebben ze onderzoek naar bewaring en smaak laten doen door UGent en het
Smaaklaboratorium in Kruishoutem. De marktwaarde van de resttomaten is door drogen
verdubbeld. De vermarkting is moeilijker omdat er niet het hele jaar door wordt
geproduceerd. Ook qua hoeveelheid beantwoorden ze niet aan de normen van de
supermarkten. De grootste afnemer is een lokaal restaurant dat enkel en alleen met
streekproducten werkt.
De Beverse Kaasmakerij van Willy De Ville is gelegen in Vlaams-Brabant. 160
melkkoeien zorgen voor de melk die integraal verwerkt wordt tot een 8-tal soorten half
harde kaas. De dagverse melk wordt gepasteuriseerd en hoofdzakelijk verwerkt tot
kazen waarin kruiden zijn toegevoegd. Het idee ontstond uit een toevallige samenloop
van omstandigheden. Willy De Ville werkte bij de ILVO proeffabriek en zijn zoon maakte
een eindwerk over kaas. De afzet van de productie gebeurt via Colruyt, Rochefort en een
vijftigtal kleinere afnemers. De verkoop van kaas is ondermeer gekoppeld aan
biermerken. Het bedrijf beschikt over een hoevewinkel en ontvangt ook jaarlijks
ongeveer 200 groepen.
MIKKA staat voor „melk in de korte keten afzet’ en werd opgestart in 2009 met 15
melkveehouders. In de afzetstrategie wordt de keten van producent tot consument zo
kort mogelijk gehouden. De verse melk wordt zonder tussenkomst van de zuivelfabriek
op de markt gebracht. Aanvankelijk richtten zij zich vooral naar kleinere verwerkers.
Momenteel laten zij de consument, onder hun eigen merk Délimel en onder het motto
“vers van bij de boer”, graag genieten van authentieke producten, namelijk verse
karnemelk en verse halfvolle melk. De producten worden verkocht in warenhuisketens
(o.a. Spar en Alvo) en kleinere kruidenierszaken. De afzet gebeurt in variabele stromen
en variabele verpakkingen. MIKKA is een uniek concept. Zowel in het B2B verhaal als in
het B2C verhaal, die mooi naast elkaar lopen en perfect te combineren zijn, staan de
melkveehouders zelf in voor de ophaling, de verwerking, de publiciteit en de verkoop van
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 43
hun eigen producten en dit geeft ieder van hen een goed en gewaardeerd gevoel. De
deelnemende producenten ervaren meer respect vanuit de afnemers. MIKKA vormt een
soort Vlaams fair trade verhaal. Er is betrokkenheid van heel de keten. Men gaat op zoek
naar authenticiteit, branding. Het doel is niet te streven naar zo groot mogelijk te
worden, maar naar het verzekeren van een goede afzet. De solidariteit in slechte tijden,
de goede contacten en het gemeenschappelijke idee maken dat niemand terug
individueel wil werken. Om het probleem van beperkte houdbaarheid van de huidige
producten te beperken, wil MIKKA zelfs verder segmenteren.
Vondelmolen is gespecialiseerd in de productie van peperkoek. Het bedrijf is gegroeid
uit een kleine onderneming, aanvankelijk op ambachtelijke wijze geleid door de vader.
Vandaag de dag is het uitgegroeid tot een volwaardige KMO- onderneming. Na de
overname zijn er, 7 jaar geleden, grote aanpassingen doorgevoerd op organisatorisch
vlak. Dit gebeurde onder druk van de grootste afnemers. De distributiesector eiste
immers dat het product aan bepaalde kwaliteitseisen voldeed. Enkel door aan die eis te
voldoen kon het bedrijf niet enkel overleven, maar ook groeien. Innoveren uitte zich bij
dit bedrijf in durven herstructureren en het product ook in een nieuw jasje steken.
Vondelmolen is een mooi voorbeeld waar, om een idee te kunnen realiseren, een bedrijf
opteert voor heroriëntatie waar het nodige denkwerk aan vooraf gaat. Dit vereist een
goede interne organisatie van het bedrijf en een gestructureerd voorbereidings- en
denktraject.
Op het bedrijf van Kathleen Baeteman groeide de aardbeienteelt (volle grond en
substraatteelt) uit tot een belangrijke pijler. De kleine vruchten zijn echter weinig
gegeerd en bijgevolg van geringe waarde. Misvormde vruchten zijn niet te vermarkten en
zijn daardoor waardeloos. Nochtans moeten ze geplukt worden, omdat ze andere
vruchten kunnen contamineren. Er werd gezocht naar een manier om aan deze
minderwaardige vruchten toch een toegevoegde waarde te geven. In samenwerking met
kennisinstellingen werd een nieuw product gerealiseerd: aardbeiencoulis. Ook dit
bedrijf koos voor een grondige heroriëntatie van het oorspronkelijke bedrijf. Door een
nieuw voedingsbedrijf op te richten, kon aanspraak gemaakt worden op de KMO-
portefeuille voor de productontwikkeling (productie en bewaring van coulis). Dit
resulteerde niet enkel in een goed recept, maar ook in een eigentijdse en duurzame
verpakking.
De firma Lodewijckx (hoofdzetel in Laakdal) werd begin jaren ‟70 opgericht en was van
oorsprong een pluimveehoudersbedrijf. Doorheen de jaren zijn ze geëvolueerd naar de
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 44
productie van eierproducten. Ze zijn het grootste bedrijf van België in deze sector (40%
marktaandeel) en verhandelen jaarlijks 18 miljoen eieren. Ze produceren 3
eierproducten: eipoeders, schaaleieren en gebroken eieren.
De vloeibare eierproducten worden gepasteuriseerd om zo de voedselveiligheid te
garanderen en kunnen worden afgezet aan alle kanalen: bakkers, beenhouwers,
keukens, etc. Verse schaaleieren kunnen daarentegen, ondanks alle voorzorgen die
genomen worden in de productieketen, toch Salmonella bevatten. In de bedrijven, zoals
rusthuizen en keukens, moeten verse schaaleieren apart behandeld worden (vb. aparte
ruimte voor verwerken,…) om kruisbesmetting van Salmonella met andere producten te
vermijden. Bij deze bedrijven heerst dan ook de policy dat verse schaaleieren geweerd
moeten worden uit de keuken. Lodewijckx zocht dus naar een manier om te kunnen
garanderen dat ook verse schaaleieren 100% veilig zijn. Aangezien vloeibare
eierproducten gepasteuriseerd worden om deze veiligheid te garanderen, had men het
innovatieve idee om ook de verse schaaleieren te pasteuriseren. In samenwerking
met de KULeuven en het ILVO werd het idee uitgewerkt en een samenwerking opgestart.
De vermarkting van het gerealiseerde product vormt echter een vacuüm in de huidige
wetgeving.
Er is een wetgeving voorhanden voor verse schaaleieren en een wetgeving voor vloeibare
eierproducten, maar de grote vraag is onder welke wetgeving „gepasteuriseerde
schaaleieren‟ valt.
4.3.2 Fasen in een innovatieverhaal
Een innovatie, of het nu om een product, proces, marketing of organisatorische innovatie
gaat, ontspruit aan het idee van een „innovator‟ en heeft een hele weg af te leggen voor
het gecommercialiseerd wordt. Tijdens de discussies werden vier fases blootgelegd:
Fase 1: de triggerfase: van droom naar concreet idee;
Fase 2: de conceptfase: de rijping van een klein idee tot een volwaardig initiatief;
Fase 3: de ontwikkelingsfase: de concrete ontwikkeling van het innovatieve
concept;
Fase 4: de vermarkting.
Elke fase wordt gekenmerkt door een aantal belangrijke aspecten.
4.3.2.1 Fase 1: de triggerfase
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 45
De voorbeelden tonen aan dat een innovatief idee kan ontstaan op verschillende
manieren.
Ideeën vormen zich vaak in tijden van crisis, uit de ontevredenheid van de opbrengst van
een kwalitatief product. De producent staat dan meer open voor het opmerken van
ideeën. Ideaal is wanneer dit „crisisdenken‟ ook toegepast wordt in tijden waar alles goed
gaat.
De „push‟ om het idee verder uit te werken kwam in de verschillende cases vaak uit
contacten met externen: door bevestiging van de ideeën door innovatieadviseurs, zoals
het innovatiesteunpunt voor land- en tuinbouw, door kennisinstellingen of door de
distributie.
4.3.2.2 Fase 2: de conceptfase
Deze cruciale fase bestaat vooral uit strategisch denkwerk en het leggen van de nodige
contacten.
Het is belangrijk om vooraleer uit de startblokken te schieten met productontwikkeling
voldoende tijd te nemen om goed na te denken. Een aantal belangrijke aspecten moeten
van bij het begin meegenomen worden in een uitgebreid denkproces en opgetekend
worden in een strategisch plan. Een visie op langer termijn is belangrijk!
1. Indien het bedrijf een productinnovatie beoogt, moet er uiteraard nagedacht
worden over de productontwikkeling. Er moet gezocht worden wie hierbij de nodige
ondersteuning kan bieden. De complexiteit van productontwikkeling schrikt
potentiële innovators immers vaak af. De juiste knowhow op het juiste moment
vinden is cruciaal. De Vlaamse overheid (IWT) en landbouworganisaties zoals
Boerenbond stellen een aantal innovatieadviseurs ter beschikking die je naar de
nodige kennisinstellingen of instanties kunnen verwijzen. Kennisinstellingen zoals
ILVO, de praktijkcentra, hogescholen en universiteiten staan ook open voor vragen en
samenwerking. Ideaal is natuurlijk als succesvolle innovators bereid zijn om hun
kennis te delen of samen te werken rond verdere uitbouw, ontwikkeling of
specialisatie van hun product.
Vooraf uitgebreid onderzoek verrichten naar wat de consument wil, door
marktonderzoek, is belangrijk. Marktstudies op maat kunnen de sector
ondersteunen bij innovatie. Voor de individuele landbouwer of zelfs organisaties zoals
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 46
een individuele veiling zijn marktstudies echter een duur gegeven. Overnemen van
bestaande marktstudies brengt niets op, want ze zijn niet op maat van het product.
Trends opvolgen en hier aan voldoen vullen marktonderzoek aan. In dat kader is het
ook interessant te onderzoeken wat er aangeboden wordt in het buitenland.
2. De innovatie moet natuurlijk ook rendabel zijn. Initieel moet meteen nagedacht
worden over vermarkting.
De commercialisatie van een innovatie vormt vaak een hindernis. Het product zelf, de
geproduceerde hoeveelheid en continuïteit van het aanbod bepalen mee de mogelijke
afzetkanalen en -strategieën. De uitdaging bestaat er in slimme afzetstrategieën
te bedenken. Een goede marketingstrategie is essentieel voor het slagen van het
project. Schaalvergroting door afspraken en samenwerking met collega‟s rond
investeringen, productie en verwerking werkt. Door een continue en voldoende grote
afzet te garanderen van een kwaliteitsproduct, kan men een volwaardige
gesprekspartner vormen voor de distributie. Een korte keten-aanpak vergroot ook de
mogelijkheden om zelf te onderhandelen met afnemers. Direct contact blijkt zeer
belangrijk. Belangrijk is om vertrouwen te krijgen/winnen bij de afnemers. Bouwen
aan relaties met de distributieketen kan door contacten te leggen en te valideren.
Aandachtspunt blijft dat het „veiliger‟ is om met meerdere afnemers te werken dan
met één specifieke afnemer. Ontwikkelen van een website ondersteunt het
marketingverhaal.
Ook logistieke samenwerking biedt mogelijkheden: producten samen ophalen,
verwerken en afzetten. Veel hoeveproducenten passen dit toe en zoeken
samenwerking qua assortiment..
Gebruik maken van de meer seizoensgebonden en lokale voorkeur van bepaalde
restaurants en traiteurs is een andere strategie. Deze kan ook gebruikt worden naar
distributiebedrijven.
Werken met eigen geproduceerde grondstoffen vormt, qua rendabiliteit vaak een
voordeel.
Differentiatie is een aspect dat commercialisatie zeker kan vergemakkelijken, door
de concurrentie voor een product te verlagen. Dit biedt voordelen bij prijszetting en
bij het zoeken naar afzetkanalen. Er is ook meer ruimte voor onafhankelijkheid (niet
afsluiten van contracten).
Differentiatie kan op verschillende manieren: ondermeer door het imago artisanaal na
te streven en door te focussen op het lokale aspect gelinkt aan kwaliteit of hoge
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 47
voedselveiligheid. Ook een duidelijk herkenbaar logo is belangrijk. De nagestreefde
innovatie moet uiteraard wel marktgericht zijn. Je kan de consument niet dwingen
nieuwe zaken te kopen.
Zowel voor het uitwerken van een gedifferentieerd product als van de bijhorende
marketingstrategie kan ervaringen uitwisselen met andere ondernemers helpen. Dit is
soms moeilijk, niet alle ondernemers staan hiervoor open.
3. Bij de ontwikkeling van een voedingsproduct moet ook rekening gehouden worden
met wetgeving en vergunningen, zoals de voedingswetgeving. Van bij het begin
wordt best nagegaan wat al dan niet mag en mogelijk is binnen de bestaande
Europese, federale en Vlaamse wetgeving. Dit kan anders wel een struikelblok of
remming worden. Eén case gaf aan dat er mogelijks zelfs een vacuüm bestaat in
wetgeving voor bepaalde innovaties. De Belgische bevoegdheidsverdelingen inzake
diverse materies kunnen een bijkomend probleem vormen. Wetgeving blijkt wel
vaker een kink in de kabel bij ondernemers. Landbouwers met een korte keten
concept worden vaak behandeld als een stukje voedingsindustrie. Wetgeving maakt
het kleine ondernemingen op die manier moeilijk.
Om na te gaan of een innovatie voldoet aan de huidige wetgeving is het belangrijk
om een toetsingskader op te maken. Dit kan in overleg met de kennisinstellingen,
maar moet gebeuren per case. De opmaak is vaak afhankelijk van het geld dat
beschikbaar is (hoeveel testen kan men uitvoeren en dergelijke).
Naar de overheid toe is de vraag naar meer duidelijkheid of een aanspreekpunt voor
het traject voor wettelijke goedkeuring. Belangrijk is dat regelgeving de innovatie zelf
en de snelheid van de marktintroductie niet belemmert en dat de overheid
innovatieontwikkeling meer ondersteunt.
Een aantal bijkomende vragen naar de overheid zijn volgende:
aanstellen van een contactpersoon (innovatieambtenaar) die de bedrijven op
weg kan helpen om dossiers te faciliteren (naast innovatie ook aandacht voor
wetgeving);
betere toegankelijkheid van het FAVV;
doorstroming van IWT-dossiers naar het FAVV. Dit kan het FAVV misschien
helpen om proactief zaken af te stemmen. Dit is echter ook een
verantwoordelijkheid van de projecteigenaar zelf.
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 48
De federaties kunnen bij onduidelijkheden ook helpen. Federaties spelen vaak een rol
in het uitklaren van onduidelijkheden door voor hun leden contact op te nemen met
overheden.
4. Tegelijkertijd moet er nagedacht worden over hoe men het bedrijf op korte en lange
termijn wil organiseren, met andere woorden over de bedrijfsstrategie die men wil
volgen met zijn bedrijf. Op welke schaal wil je werken met je productinnovatie? Wil
je dit als hoofdactiviteit uitbouwen of blijft het een nevenactiviteit? Vind je de nodige
technische en personeelsmatige ondersteuning (gemotiveerd personeel) voor de
productie van je innovatief product? Deze keuzes kunnen de bedrijfsstructuur
beïnvloeden. Belangrijk is rekening houden met zowel de financiële als emotionele
haalbaarheid van een project.
Diverse cases tonen aan dat vaak gekozen wordt voor kleinschaligheid, al dan niet in
beperkt samenwerkingsverband. Kleinschaligheid, onder vorm van een familiebedrijf,
wordt als succesvol ervaren om een kwalitatief nicheproduct te produceren/leveren.
Een bedenking is wel dat als je van in het begin op grotere schaal werkt, dat dit
misschien nog meer zou renderen. Met de juridische structuur van een BVBA wordt
ook gekozen voor beperkte schaalvergroting, met behoud van de individuele
verantwoordelijkheid van de deelnemers. De coöperaties zijn te groot geworden en
men kan zich verstoppen. De betrokkenheid van de deelnemers moet behouden
blijven. Actief deelnemen is belangrijk. Kleinschaligheid maakt ook snelle beslissingen
mogelijk.
Uit een andere case bleek dat herstructureren op bedrijfsniveau en op die manier
kiezen voor schaalvergroting ook succesvol kan zijn, doordat het tegemoet komt aan
vragen van de distributie, zoals grotere afzetvolumes. Het creëert ook ruimte voor
het verbreden van afzetkanalen.
4.3.2.3 Fase 3: de ontwikkelingsfase
In deze fase blijkt de samenwerking met kennisinstellingen een cruciale rol te
spelen. Het vinden van de nodige financiering is een even belangrijk aspect. De
concrete ontwikkeling omvat niet enkel het op punt stellen van de innovatie zelf. Alles
moet ook wettelijk geregeld worden (kopersnummer, FAVV,…). De technische kant
moet met andere woorden geregeld worden.
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 49
De ontwikkeling van een innovatie is meestal een ketenverhaal. Het zoeken naar de
juiste partners gebeurde al in fase 2. De verder uitwerking of ontwikkeling van het idee
gebeurt uiteraard ook best verder met onderzoek, partners uit de keten en rekening
houdende met de wensen van de consument. Dit maakt fase 4 gemakkelijker.
Wat betreft valorisatie van een idee vormen innovaties vaak een oplossing/meerwaarde
voor enkele telers/producenten, maar uiteraard niet voor allemaal. Dit komt vaak echter
tegemoet aan de vraag van een deel van de consumenten, die naast het innovatieve
product, ook de klassieke versie willen.
Voor het vinden van financiering kan men ook aan verschillende deuren kloppen.
De overheid biedt heel wat kanalen en mogelijkheden voor financiering, zowel op
federaal, gewestelijk als provinciaal niveau. Ook vanuit sectorinitiatieven zoals het
innovatiesteunpunt land- en tuinbouw en Flanders‟Food wordt de nodige financiële hulp
geboden onder vorm van seed money, innovatievouchers of projectfinanciering. De
beschikbaarheid is wel afhankelijk van de aard van het bedrijf en de gevoerde strategie.
Vaak vraagt het vinden van financiering dan ook de nodige creativiteit en openheid voor
verandering van de producenten. Landbouwbedrijven komen niet in aanmerking voor
bijvoorbeeld KMO-ondersteuning van het IWT. Door creëren van een nieuw
voedingsbedrijf kan dit wel.
Het vinden van financiering is een belangrijk element voor innovatie, maar ook de
bijhorende goede samenwerking met kennisinstellingen en de kwaliteit van het
onderzoek zijn cruciaal.
4.3.2.4 Fase 4: de vermarkting
In fase 2 werd aangegeven dat slimme afzetstrategieën en differentiatie belangrijke
elementen zijn voor de vermarkting van een innovatie.
Uit de cases blijkt dat risicospreiding duidelijk een belangrijk element is bij het
vermarkten. De afzet gebeurt best via meerdere kanalen.
Dicht bij de consument staan, kan ook een belangrijk voordeel zijn.
Ook het betrekken van expertise vanuit de markt is een hulpmiddel. Voldoende
budget voor marketing is belangrijk maar is niet altijd voorhanden. Vaak heeft een
innovatie in een bepaalde sector onrechtstreeks ook een voordeel voor niet betrokken
producenten: als innovatie wordt een bepaald product opnieuw onder de aandacht
gebracht, wat meteen promotie betekent voor het basisproduct.
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 50
4.3.2.5 Algemene bemerkingen
Belangrijke waarden voor een innovator zijn respect, vertrouwen, kwaliteit en
engagement. De bedrijfsleider moet over een groot doorzettingsvermogen beschikken.
Hij moet flexibel zijn en inspelen op de wensen van de klant/consument.
Belangrijk voor het uiteindelijke slagen van een project is uiteraard het engagement van
alle betrokken actoren.
Individuele (landbouw)producenten staan voor innoveren in een zwakkere positie
dan een organisatie. De primaire sector bestaat vaak uit familiale bedrijven. Deze hebben
geen vangnet. Daarbij staan banken vaak weigerachtig tegenover leningen voor
innovaties. Inzetten op innovatie betekent dat return of investment voor dit type bedrijf
vaak een groot persoonlijk risico is. Op voorhand zijn er geen garanties of er voldoende
afzet is voor het innovatief product. Het bedrijf heeft ook minder mogelijkheden om te
communiceren naar de consument. Een aantal factoren, zoals het ter beschikking stellen
van risicokapitaal, vlottere toegang tot contacten en kennis op het terrein
(kennisinstellingen, marktonderzoek e.d.) en betere interactie met de overheid, kunnen
dit risico voor de kleine innovator verminderen.
De agrovoedingssector is geen populair innovatieterrein. De landbouw, als
producent van voedingsgrondstoffen, is een kleine sector en geen „money-maker‟. Ideaal
is als innovaties uit andere sectoren overgenomen kunnen worden en geperfectioneerd of
omgezet in landbouwinnovaties (bijvoorbeeld kennis uit geneeskunde).
Innovatie hoeft niet altijd extern uitgewerkt te worden, met alle financiële implicaties.
Innovatie kan ook vanuit het bedrijf zelf groeien. Vooral kleinere innovatieve ideeën
ontstaan vaak vanuit de onderneming. Deze kunnen een belangrijke meerwaarde voor
het bedrijf betekenen zonder extra geld te kosten.
Onderzoek zou ook nog meer moeten inzetten op innovatie in plaats van op
optimalisatie van de huidige producten en productieprocessen.
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 51
„Innoveren start niet als een succesverhaal, maar het wordt wel
een succesverhaal‟
Willy De Ville
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 52
4.4 Vierde werkgroep: ondernemers zijn partners in de
keten
4.4.1 Een interprofessioneel akkoord voor de landbouw- Marc Rosiers
Als eenzame boer sta je vaak machteloos tegen de prijzen en voorwaarden die grote
afnemers je opleggen. Interprofessionele akkoorden (IPA‟s) kunnen een kader vormen
waarbinnen de verschillende partijen in de agrovoedingsketen overeenkomsten kunnen
sluiten die voor elk van hen bevredigend zijn. Dit leidt tot betere en stabielere relaties
tussen de verschillende partijen.
Dit is echter een gevoelig onderwerp. Werken met contracten heeft momenteel een
negatieve connotatie bij landbouwers. Een contract zorgt voor afzetzekerheid, maar men
huivert voor kleine lettertjes. Zo worden bijvoorbeeld bij overaanbod kwaliteitseisen vaak
aangescherpt. Bij onderaanbod wordt kwaliteit onvoldoende in rekening gebracht.
De landbouwer heeft door contracten vaak minder rechten op zijn eigen product. In een
aantal sectoren bestaan dan ook nog geen IPA‟s.
Er is dus nood aan een typevoorbeeld van een interprofessioneel akkoord (IPA) dat een
aantal duidelijke principes schetst. Dit vormde het uitgangspunt in de laatste werkgroep,
getrokken door Marc Rosiers van de Boerenbond. Er werd gekeken hoe
samenwerkingsverbanden tussen de spelers uit de agrovoedingsketen effectief
geformaliseerd kunnen worden.
De wortels van deze werkgroep liggen in de melkcrisis van midden 2009, waar duidelijk
bleek hoe zwak de onderhandelingspositie van de boeren is tegenover hun klanten. Op
Europees, maar ook op federaal en gewestelijk vlak, werden toen initiatieven
aangekondigd. Binnen het federaal georganiseerde ketenoverleg loopt een oefening over
interprofessionele akkoorden. De bedoeling is om een leidraad voor sectorale
interprofessionele akkoorden op te stellen, dat ook een regelgevend kader moet vormen
voor individuele contracten. De keuzevrijheid van de landbouwer moet hierbij uiteraard
gevrijwaard blijven. Op Europees niveau wordt een vergelijkbare oefening gedaan.
Het doel van deze ViA-werkgroep is aanvullend nagaan wat nu eigenlijk de voordelen zijn
van werken met dergelijke akkoorden en contracten. Vanuit een diverse groep
deelnemers willen we een insteek leveren in dat lopende ketenoverleg, om zo het kluwen
van mogelijke afspraken voor de individuele bedrijven transparanter te maken. Zo
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 53
kunnen we vanuit de expertise van de Vlaamse agrovoedingsketen input geven in
nationale en Europese discussies.
4.4.2 Aspecten van een IPA
Als basis voor discussie werd aan de ViA-werkgroep meegegeven wat de oefeningen op
nationaal en Europees vlak inhouden. Om na te gaan hoe we de positie van de
individuele landbouwers kunnen verbeteren door IPA's af te sluiten, werd gezocht naar
de voordelen van zo‟n akkoord en meer specifiek van bevoorrechte toelevering. Er is ook
bekeken wat er in zo'n IPA moet staan, hoe het tot stand kan komen, en van zodra het
bestaat, hoe de naleving geregeld kan worden.
Om de discussie in goede banen te leiden werd een onderscheid gemaakt tussen een
gedragscode, een interprofessioneel akkoord en een contract.
Een gedragscode1 is een expliciete beschrijving van de normen en waarden voor het
gedrag van bepaalde organisaties in specifiek beschreven situaties. In grotere
organisaties zijn gedragscodes veelal deel van de „corporate governance‟, die het beheer
van de wijze van besturen en het toezicht op organisaties behelst. In kleine en
middelgrote organisaties worden dergelijke voorschriften veelal door sectororganisaties
ontwikkeld. Bij politiek gevoelige onderwerpen kan er ook door de overheid een
commissie in het leven geroepen worden om zo'n code op te stellen.
De Belgische gedragscode voor faire relaties tussen aanbieders en kopers in de
agrovoedingsketen (20.05.10) doet aanbevelingen in 9 domeinen:
• De uitwisseling van algemene marktinformaties en consumptietrends;
• De duurzame ontwikkeling van elke schakel in de keten;
• De zorgvuldige behandeling van producten;
• De promotie van een competitief lokaal aanbod;
• Het respect voor betalingstermijnen;
• Het aanbieden van geschreven contracten;
• Het vermijden van eenzijdige contractuele wijzigingen;
• Het uitwerken van een geschillen beslechting;
• Het gebruik van het overlegmodel om onenigheden binnen de keten weg te werken.
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 54
Een interprofessioneel akkoord is een kaderakkoord dat de representatieve
vertegenwoordigers van de schakels binnen de agrovoedingsketen met elkaar afsluiten
waarin een aantal aanbevelingen inzake contractuele relaties van de gedragscode verder
uitgewerkt worden. Een IPA mag niet gezien worden als een collectieve
arbeidsovereenkomst voor de keten. Een cao beschrijft eerder een breder kader. De
algemene afspraken binnen de agrovoedingsketen staan echter al in een gedragscode en
lastenboeken. Een IPA moet meer in detail gaan.
Een contract is elk type van overeenkomst tussen twee of meer partijen voor de
levering van goederen of diensten. Het sluiten van een contract heeft strikte
rechtsgevolgen voor de betrokken partijen. Er ontstaan voor de ene partij rechten die
tegelijkertijd voor de wederpartij verplichtingen opleveren.
4.4.2.1 Het initiëren van IPA‟s
Om alle partners in de keten warm te maken voor het afsluiten van IPA‟s, dient een IPA
voor elke partner een positieve meerwaarde met zich mee te brengen.
Indien een IPA goede afspraken vervat en door alle ketenspelers nageleefd wordt, kan
het positief zijn. IPA‟s zorgen bijvoorbeeld voor afzetzekerheid. Het kan ook een middel
zijn om onderhandelingsmacht te versterken, zodat de partners rond de tafel over een
„gelijkwaardige machts- of onderhandelingspositie‟ beschikken. IPA‟s kunnen ook
innovatie stimuleren. Alle ketenpartners zijn immers gebaat bij innovatie en goede
afspraken vormen een basis voor investeringen. Streven naar een win/win situatie
voor alle partijen is een noodzakelijk doel. In de melksector wordt bijvoorbeeld de
situatie van het wegvallen van de melkquota opgevangen door het bepalen van de
afzettermijnen en de leveringsverplichting. Voor de zuivelsector wordt ook gewerkt aan
een Europese rechtsgrond voor de uitwerking van deze IPA‟s met respect voor de
mededinging. Voor de producent zorgt dit voor afzetzekerheid en prijstransparantie. De
afnemer is zeker van beschikbaarheid van grondstoffen. Het afsluiten van
interprofessionele akkoorden en contracten moet wel vanuit een lange termijnvisie
gebeuren, waar winst en verlies zich uitmiddelen. IPA‟s werken ook enkel wanneer ze
opgesteld worden en aangegaan worden op basis van een wederzijds vertrouwen.
Werken aan dat vertrouwen is dus cruciaal! Indien al deze voorwaarden voldaan zijn,
zouden IPA‟s in de landbouwsector mogelijk moeten zijn.
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 55
Een geslaagd voorbeeld van een win win situatie is de regeling van de
dioxineproblematiek waarin de rol en verantwoordelijkheden van de partners beschreven
staan en ook de schaderegelingen.
Een vorm van contractwerking op lange termijn is bevoorrechte toelevering
(dedicated supply chains). Bevoorrechte toelevering is een model van samenwerking
waarin een afnemer zich bindt aan een beperkt aantal toeleveranciers, die zich ook tot
die klant beperken in ruil voor een langlopend contract. Op die manier krijg je een aantal
met elkaar concurrerende verticaal geïntegreerde structuren. Vooral Albert Heijn in
Nederland promoot dit model.
Dit biedt een aantal voordelen voor de landbouwer, maar kent uiteraard ook negatieve
aspecten.
Een positief element is de verzekerde afzet voor landbouwers. De productie wordt
ingedekt en men kan meer op maat produceren. Differentiatie is gemakkelijker doordat
je je klanten beter kent. Grote afnemers hebben ook meer mogelijkheden voor het
uitvoeren van marktonderzoek. Toegang tot deze kennis biedt heel wat voordelen voor
differentiatie.
Goede afspraken komen de kwaliteit van de productie in de hele keten ten goede,
waardoor een hogere eindprijs kan gerealiseerd worden (voorbeeld suiker), of toch
minimaal een kostprijs dekkende prijs kan afgesproken worden. De prijsvolatiliteit kan
verminderen en de prijstransparantie verhoogt.
Als specifieke investeringen nodig zijn voor het leveren van een specifieke kwaliteit is
het ook gemakkelijker om de distributie te overhalen om te investeren in het bedrijf en
te helpen om voldoende lange termijnperspectief te leveren aan het landbouwbedrijf, wat
de bijkomende investering verantwoord maakt. Innovatieve projecten kunnen hierdoor
bijvoorbeeld gemakkelijker opgezet worden. Bij het werken met een vaste afnemer moet
je slechts investeren in de normen van één certificatiesysteem. (Bij meerdere afnemers
uiteraard in meerdere lastenboeken).
Door de „1op1‟-relatie verbetert ook de communicatie, wat een positieve invloed heeft op
het imago.
Uiteraard zijn er ook een aantal minpunten.
Op korte termijn biedt bevoorrechte toelevering voordelen, maar de voordelen op lange
termijn, als de marktsituatie wijzigt (bijvoorbeeld aanboren nieuwe markten), zijn niet
altijd duidelijk. De afspraken zijn eindig. Vaak gaat het ook over „massaproducten‟.
Landbouwers worden door deze vorm van samenwerking ook loonwerkers. Het is zeer
moeilijk om als kleine producent te onderhandelen met een grote distributieketen.
Bevoorrechte toelevering beperkt zich tot een „selectieve’ groep. Wat met de anderen?
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 56
De hele productie in functie van één afnemer produceren is uiteraard ook uiterst
risicovol.
Strengere kwaliteitseisen kunnen algemene norm worden, wat de selectiviteit
teniet doet.
Alle risico‟s van deze vorm van samenwerking zijn tot nu toe voor rekening van de
producenten.
Ingang van bevoorrechte toelevering kent grote verschillen in de verschillende sectoren.
Niet alle sectoren kennen het principe van bevoorrechte toelevering.
Om het enthousiasme voor het afsluiten van IPA‟s en werken met contracten te
vergroten, dienen er nog een aantal zaken uitgeklaard te worden:
Het afsluiten van een IPA moet een duidelijke meerwaarde hebben: het mag niet
louter een opsomming zijn van bepalingen die een herhaling zijn van wettelijke
voorschriften.
Een IPA die de prijs wil reguleren vervangt eigenlijk de oude prijzencommissie, die
afgeschaft werd. Is dit wat men wil en zo ja, kan men dan niet beter opnieuw de
prijzencommissie in het leven roepen? Bovendien blijft er bij prijsafspraken nood aan
correctiemechanismen om overproductie tegen te gaan. Mag dit ook onderdeel
uitmaken van een IPA?
De retail moet ook binnen een IPA gevat kunnen worden, want zij hebben veel
macht. De distributie is echter weinig geïnteresseerd in het afsluiten van een IPA.
Bijsturen van de distributie blijkt ook na het afsluiten van dergelijke akkoorden zeer
moeilijk, door de machtspositie van de distributie. Bovendien heeft het IPA geen
invloed op het individuele contract tussen de producent en de distributie, waarvan
men de inhoud vrij kan bepalen.
4.4.2.2 Bijkomende elementen op te nemen in een IPA
Inhoudelijke elementen van een IPA die al voorliggen in het huidige ketenoverleg zijn de
definitie van de partijen, het meten van en controle op de geleverde hoeveelheid en
kwaliteit, productievoorschriften, leveringsvoorwaarden (levering- en afnameplicht;
periode en spreiding in de tijd van de leveringen, leveringsplaats, transportafspraken, …),
betalingsvoorwaarden, vastleggen van productierisico‟s en afspraken in geval van
calamiteiten, in geval van over- of onder aanbod, over de valorisatie van nevenstromen
en over een geschillenregeling.
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 57
Procesmatige elementen zijn het identificeren van de representatieve partijen, de
onderhandelde inhoud van een IPA, de toepasbaarheid op alle operatoren uit een
schakel, de erkenning door de (regionale) overheid en controle op naleving.
Binnen de ViA-werkgroep werd nagegaan of er aanvullingen dan wel schrappingen
wenselijk zijn over de inhoud van een IPA.
Inhoudelijke elementen
Inhoudelijke aspecten waar binnen deze werkgroep de nadruk op gelegd werden, zijn
kwaliteitsnormen en –afspraken, prijs, het regelen van een over- en onder aanbod en de
interactie IPA-marktwerking. Ook de gedetailleerdheid van een IPA kwam aan bod.
Een nuttig element om vast te leggen in een IPA zijn afspraken met de distributie over
het kader van kwaliteitsnormen. Voor bepaalde sectoren is het aspect kwaliteit nog
onvoldoende gedefinieerd en zijn afspraken over kwaliteit (bijvoorbeeld wat is kwalitatief
varkensvlees) en valorisatie ervan moeilijker. Hetzelfde geldt rond afspraken over
duurzaamheid. Dit wordt vaak commercieel uitgebuit door de distributie. Vooraleer IPA‟s
op te maken (of afspraken in IPA‟s op te tekenen), moeten de begrippen kwaliteit en
duurzaamheid eerst uitgeklaard worden.
De opname van prijzen in een IPA is een geen vanzelfsprekende zaak. Anderzijds hebben
IPA‟s sowieso een invloed op de prijs.
Het doel van de afspraken, een eerlijke, hogere prijs, wordt echter niet steeds
gerealiseerd na de opmaak van een IPA. Bij een indicatieve prijsbepaling in een IPA
wordt immers vaak geen rekening gehouden met marktevolutie. Je legt je als
producent wel vast. Dit kan zowel een voor- als een nadeel zijn en is moeilijk op
voorhand in te schatten, zeker in sectoren met veel tussenschakels in de keten.
In een goed IPA is het noodzakelijk dat er gesproken wordt over prijzen, echter
zonder het niveau ervan vast te leggen. Het IPA kan kostprijsparameters opnemen,
zodat elke ketenschakel „duurzaam‟ kan werken (profit). Het IPA moet immers een kader
vormen voor alle partners in de samenwerking. Momenteel verwacht ook de
maatschappij dat de primaire sector vaak onder de kostprijs produceert en verkoopt, wat
indruist tegen de principes van duurzaamheid. Dit onder de aandacht brengen van de
maatschappij en de ketenpartners door respectievelijk communicatie en concrete
afspraken in een IPA is belangrijk. Een IPA kan op die manier markt regulerend werken
en de vroegere interventie vervangen. IPA‟s kunnen m.a.w. de producent door
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 58
prijsafspraken beschermen tegen de volatiliteit van de markt. Een IPA mag wel de
werking van vraag en aanbod niet te veel verstoren.
Belangrijk is ook dat de keuze van betrokken producenten niet gebeurt op basis van
concurrerende prijzen, maar op basis van een combinatie van factoren zoals wederzijds
respect, specifieke afspraken, kwaliteit, specifiek product, etc.
Een IPA geeft richtlijnen over hoe om te gaan met overschotten en tekorten, meer
bepaald een over- en onder aanbod.
Een te verduidelijken aspect is de leveringshoeveelheid bij overaanbod: moet alles
geleverd worden of enkel de overeengekomen hoeveelheid? Ook bij tekorten zijn
afspraken nodig: moet de landbouwer deze zelf aanvullen of wordt er een soort „boete‟ of
sanctionering opgelegd?
Om geschillen te vermijden over welke percelen al dan niet IPA-gebonden zijn (rekening
houdende met mogelijke verschillen in opbrengst per perceel) moet in het IPA ook
duidelijk vermeld worden of de afspraken gaan over de hoeveelheid opbrengst
(uitgedrukt in bijvoorbeeld ton) of dat het gaat over aantal hectares.
Over de mate van gedetailleerdheid van een IPA als afsprakenkader was er binnen de
werkgroep geen consensus. IPA‟s moeten vertrekken vanuit respect voor de partners. In
die zin bieden korte duidelijke overeenkomsten vaak sneller oplossingen dan sterk
gedetailleerde overeenkomsten. Het uitvlooien van details bij discussie biedt vaak meer
bodem voor wantrouwen dan voor het nodige vertrouwen.
Anderzijds, als de zaken fout lopen, kan een gedetailleerd IPA zeker soelaas bieden.
Wanneer het fout loopt, geldt immers vaak de wet van de sterkste en dan kan je als
zwakste partij maar beter een goed gedetailleerd IPA hebben.
Waar het evenwicht ligt bleef een open vraag. Er blijkt ook een groot verschil te zijn
tussen de sectoren onderling. Voor de zuivelsector werd gewerkt met een basismodel dat
telkens uitgebreid wordt met nieuwe elementen om zo steeds tot een meer volledig IPA
te komen.
Het afsluiten van een IPA behelst voor een stuk het opgeven van vrijheden. Een IPA dat
te sterk geregeld is, verliest het voordeel van de flexibiliteit van de markt. De
omkadering van marktwerking blijft bijgevolg ook nodig, zeker voor bedrijven die
exporteren.
Procesmatige elementen
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 59
Kernbegrippen bij het opstellen van een IPA zijn een gemeenschappelijk doel of
gelijke belangen voor ogen hebben, met een voordeel voor alle partijen (win-win situatie)
en handelen in vertrouwen. Voor sommige deelnemers doet het te sterk detailleren van
de afspraken afbreuk aan dit vertrouwen.
Goede wil van beide partijen is zeer belangrijk en noodzakelijk bij de totstandkoming van
een IPA. Maar het is niet omdat er een kader is, dat alles goed werkt. Zoals in een goed
huwelijk moet men elkaars belangen willen zien en respecteren. Een gedragscode binnen
elke sector is een mogelijkheid. Individuele spelers moeten zich aan de gedragscode
houden.
Uitgangspunt in een IPA is zoveel mogelijk schakels van de keten te betrekken.
Wanneer dit niet haalbaar blijkt, zijn verschillende constellaties mogelijk.
IPA‟s blijken meestal succes te hebben in een keten met een beperkt aantal schakels.
In sectoren met veel tussenschakels is het afsluiten van een IPA moeilijker of minder
effectief. De afspraken moeten immers doorheen de hele keten kunnen gebeuren, per
schakel en rekening houdende met export. Zo niet werkt het niet.
Het voorbeeld van de vleesverwerkende sector met als schakels de varkenskweker, het
slachthuis, de uitsnijder en de vleesverwerker illustreert dit: De landbouwer levert aan
een slachthuis. Indien dit slachthuis de landbouwer correct betaalt dan neemt het
slachthuis net na de uitbetaling het winstrisico van de landbouwer over. Dit zou dan weer
doorgeschoven moeten worden naar de vleesverwerkende nijverheid. Deze sector
verkoopt zijn producten echter steeds op de internationale markt. We zijn in Vlaanderen
immers voor 230% zelfvoorzienend voor varkensvlees. Die internationale markt heeft
geen oren naar prijsafspraken en bijgevolg zal het slachthuis hoogstwaarschijnlijk geen
eerlijke prijs kunnen bedingen. IPA‟s kunnen dus een marktverstorend effect hebben op
de Belgische markt. De afspraken zouden op Europees vlak of bij uitbreiding mondiaal
moeten kunnen gebeuren, zo niet heb je geen garanties. Op hoe dergelijke afspraken
internationaal gemaakt kunnen worden, werd binnen de werkgroep niet verder ingegaan.
Wat ook mogelijk is, is afspraken maken met een beperkt aantal schakels uit de keten.
Het proces om te komen tot een IPA hangt niet af van het aantal bedrijven. Het hangt er
wel vanaf of deze bedrijven goed georganiseerd zijn. Een mogelijkheid is kleiner
beginnen met een aantal ketenschakels om te streven naar een IPA voor de hele
keten. Er dienen dan goede afspraken gemaakt te worden tussen die bedrijven die wel
bereid waren om met elkaar in dialoog te gaan.
Het vertrekpunt van een dialoog is wel steeds het in kaart brengen of
identificeren van alle schakels in de keten. Van daaruit kan gezocht worden naar
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 60
verschillende constellaties. Vervolgens moet gekeken worden waar een IPA een
meerwaarde kan bieden.
Het aangaan van IPA‟s wordt toch nog steeds ervaren als risico. Om dit „risico‟ te
beperken kan geopteerd worden om niet de hele productie te verbinden aan een IPA. In
de vleessector is men bijvoorbeeld gebonden aan de houdbaarheid van vlees in de frigo.
Indien er overschotten zijn in het slachthuis hanteert men dumpingprijzen. Ook via een
IPA worden hiervoor niet meteen oplossingen gezien. Het verhandelen van een deel van
de productie via andere kanalen, zorgt voor lager risico voor de producent.
Ondanks het feit dat vertrouwen de basis vormt van een goed IPA, blijkt ook een gelijke
‘omvang of gewicht’ van de partners belangrijk te zijn. Voorwaarde voor het afsluiten
van een IPA is dat elke partij even sterk is.
Een individuele landbouwer heeft op zichzelf onvoldoende macht om dergelijke
overeenkomst af te sluiten. Bijvoorbeeld producenten in niche-sectoren zoals de bio-
sector, staan vaak zwak aan de onderhandelingstafel. Voor dergelijke
sectoren/producenten zouden de vertegenwoordigers van de sector samen moeten
kunnen zitten met de afnemers. Het IPA zou met andere woorden op een hoger niveau
onderhandeld moeten worden. Om als volwaardige gesprekspartner rond de
onderhandelingstafel te zitten zullen de landbouwers zich dan ook voldoende
onderling moeten organiseren (cfr. producentenorganisaties) en hiervoor voldoende
rechtsbasis moeten krijgen van de mededingingsautoriteiten. IPA‟s vragen dus meer
samenwerkingsverbanden tussen landbouwers. Vooral om als landbouwproducent sterk
te staan in prijsonderhandelingen is horizontale professionalisering dus belangrijk. Het
verenigen van de landbouwers moet uit de sector zelf komen en niet vanuit IPA.
Om effectief te zijn moet een IPA Europees of zelfs mondiaal afgesloten worden, want
de aankoop door de distributie gebeurt mondiaal. Bovendien moet iedereen aansluiten.
Bij opmaak van een IPA moet uiteraard wel rekening gehouden worden met sectorale
kenmerken.
4.4.2.3 Controle op de naleving
Bij opmaak van een IPA zouden alle ketenspelers moeten instappen en de afspraken
naleven, ook de distributie. Om dit, waar nodig in uitzonderlijke gevallen, af te kunnen
„dwingen‟ is een goed controlesysteem nodig.
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 61
Het uitgangspunt van opmaak van een IPA is dat de verschillende partners de afspraken
vrijwillig naleven. Vrijwillige naleving zal vooral gebeuren als partijen in vertrouwen
werken. De rol van de overheid is hierbij dan ook best terughoudend. Eventueel kan de
Europese context wenselijk zijn voor een niet-dwingend kader.
Bij conflicten wendt men zich eerst tot experten uit de sector zelf voor bemiddeling en
pas in tweede instantie tot externen (overheid / rechters…) op vraag van de verschillende
partijen. In de suikersector gebeurt dit momenteel op volgende manier: eerst raadpleegt
de landbouwer een paritaire commissie, indien de landbouwer zich niet kan vinden in de
beslissing van de paritaire commissie, kan hij zich richten tot een beroepscomité. Indien
de landbouwer zich ook niet kan vinden in de beslissing van het beroepscomité, kan hij
zich in het uiterste geval wenden tot een arbitragecomité. De overheid en rechtsspraak
worden als externen en als laatste redmiddel aanzien.
Er is wel nood aan een beroepsinstantie die leerpunten formuleert uit klachten en deze
gebruikt voor verdere optimalisatie van de IPA‟s.
De aanwezigheid van een Europees regelgevend kader kan de effectiviteit van een IPA
beïnvloeden, zoals bijvoorbeeld in de suikerbietsector. In de cichoreisector zijn nooit
IPA‟s opgesteld omdat er geen EU-kader voor is. In de groentesector kennen IPA‟s,
ondanks de afwezigheid van een EU-kader, dan weer wél succes, omdat de groentesector
bestaat uit een beperkt aantal spelers (industrie en groentetelers).
Het voorhanden zijn van een regelgevend kader is eerder belangrijk voor de controle van
IPA‟s, dan voor het opstellen. Zo werd in de zuivelsector interprofessioneel overleg
geïnitieerd vanuit de keten. Pas daarna speelde overheid een rol. Controle door de
overheid kan wel enkel gebeuren indien contracten tot stand komen in overleg met de
overheid en het regelgevend kader voorhanden is.
De rol van de overheid kan zich bijgevolg op verschillende niveaus situeren:
De overheid kan actief gaan controleren, sanctioneren en rapporteren.
Dergelijke wetgeving en effectieve controles brengen wel extra overheidskosten met
zich mee, maar worden in sommige gevallen, zoals in het zuivelpakket, wel opgelegd
door Europa.
De overheid kan economische instrumenten instellen, zoals subsidies en taxen
om de samenwerking via IPA‟s bij te sturen.
De overheid kan zich beperken tot het creëren van een klimaat en bemiddelen
waar nodig. Te veel reguleren wordt als negatief ervaren. De ruimte moet gegeven
worden voor “meer markt & minder overheid”. In dit laatste scenario wordt wel
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 62
gevraagd dat de overheid er op toeziet dat een IPA vrijwillig tot stand komt en dat in
het IPA opgenomen wordt dat er niet onder de kostprijs mag vermarkt worden.
Sommigen suggereren dat het optimaal zou zijn wanneer de overheid als bemiddelaar
zou fungeren, anderen zouden de overheid eerder een meer passieve rol van „stok
achter de deur‟ toebedelen, bijvoorbeeld door het ondersteunen/initiëren van een EU-
kader voor IPA‟s. De overheid/justitie kan de inhoud van de IPA‟s zelf niet bepalen, maar
zorgt voor een kader.
„De keten is zo sterk als de zwakste schakel!‟
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 63
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 64
5 Overzicht mogelijke ambities
De ideeën aangereikt door de deelnemers aan de ViA-rondetafel zijn door de stuurgroep
verder geconcretiseerd in een aantal hefbomen, die bijdragen tot het stimuleren van
samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen. Elke hefboom werd uitgediept met
een aantal ambities die de diverse partners willen bereiken.
Hefboom 1: Definiëren/omschrijven van duurzame
ontwikkeling en bepalen van duurzaamheidscriteria
Belangrijk is dat samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen in teken staan van
duurzame productie en consumptie of met andere woorden bijdragen aan
maatschappelijke, ecologische en economische meerwaarde. Tijdens de ViA-rondetafel
werd in de verschillende werkgroepen aangegeven dat de definitie van duurzame
ontwikkeling onvoldoende duidelijk is voor zowel producenten als consumenten. Dit
bemoeilijkt het streven naar duurzame productie en consumptie.
AMBITIES WIE
Ambitie 1.1: Definiëren van duurzame ontwikkeling (people, planet,
profit voor alle partners) en bepalen van meetbare
duurzaamheidscriteria op het niveau van de keten, de sector en het
bedrijf.
Hiervoor kan gestart worden met onderzoek naar alle elementen in
verband met duurzame ontwikkeling die reeds gekend zijn. Mogelijke
bronnen zijn bestaand onderzoek en lastenboeken.
Een belangrijk element is ook het in kaart brengen van het probleem van
voedselverlies (tijdens productie, verwerking, distributie en door
consument) in Vlaanderen.
Met volgende elementen moet rekening gehouden worden:
Duurzame ontwikkeling is een evolutief begrip en complex verhaal
Harmoniseren van duurzaamheidscriteria ten aanzien van
productiemiddelen zowel in België als EU is een noodzaak.
Belangrijk is ook dat nagegaan wordt voor welke
Onderzoek in
overleg met
keten en
overheid
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 65
duurzaamheidscriteria de consument wil betalen!
Ambitie 1.2: Uitklaren per sector welke duurzaamheidscriteria
onder markttoegang vallen en welke onder commerciële
kwaliteit. Dit is belangrijk voor het bepalen van een kader voor
samenwerking in de keten (bijvoorbeeld onder vorm van IPA‟s)
Onderzoek in
overleg met
keten en
overheid
Ambitie 1.3: Meten en opvolgen van de duurzaamheidscriteria per
bedrijf / sector/ keten
Onderzoek in
overleg met
keten en
overheid
Ambitie 1.4: Objectieve kennisdoorstroming over duurzame
ontwikkeling naar de keten, bij voorkeur gestaafd door objectieve,
actuele cijfergegevens (doel: informatieverstrekking). Verstrekken van
volledige en correcte informatie. Dit kadert ook in Ambitie 6.1 waar
ingezet wordt op communicatie.
Interessante thema‟s zijn herkomst, met ondermeer lokale productie,
waaronder streekproducten en hoeveproducten, kwaliteitslabels,
waaronder eerlijke en milieuvriendelijke producten, seizoensfruit en –
groenten, toelichten van duurzame productieprocessen en het
„meerwaarde-idee‟.
Onderzoek in
overleg met
keten en
overheid
Hefboom 2: Inzetten op horizontale samenwerking
Inzetten op verticale samenwerking is cruciaal. Om dit efficiënt en effectief te kunnen
aanpakken is er nood aan verdere professionalisering van en samenwerking tussen
landbouwproducenten, met andere woorden betere horizontale organisatie.
AMBITIES WIE
Ambitie 2.1: Sensibiliseren over en stimuleren van
horizontale samenwerking (bv. rond slimme afzetstrategieën,
rond samen innoveren en rond kennisdeling). Dit kadert ook in
Ambitie 5.3 waar ingezet wordt op innovatie.
Mogelijke concrete acties zijn:
- VLIF-regeling rond samenwerking;
- Verduidelijken van de mogelijke vormen van samenwerking
(BVBA, coöperatieven, etc.);
Landbouw (o.a.
sectororganisaties +
individuele
producenten),
overheid,
innovatieadviseurs.
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 66
- Mind setting, mentaliteitswijziging: landbouwers moeten zelf
meer beginnen denken in termen van samenwerking.
Samenwerking is niet absoluut en vaak een evolutief proces.
Men kan samenwerken op één punt van de bedrijfsvoering om
nadien –indien er voldoende vertrouwen is- stap voor stap op
andere punten van de bedrijfsvoering verdere samenwerking
uit te bouwen.
Inzetten op horizontale informatie-uitwisseling op een open
en transparante wijze is een eerste vorm van samenwerking
Ambitie 2.2: Sensibiliseren over en stimuleren van
samenwerkingsverbanden tussen producenten (per sector en
sector-overschrijdend; zowel informele als formele
samenwerkingsverbanden) met als doel het versterken van de
onderhandelingspositie bij overleg in de keten is een tweede
vorm van samenwerking. Dit kadert ook in ambitie 3.3 waar
ingezet wordt op verticale samenwerking.
Landbouw (o.a.
sectororganisaties +
individuele
producenten)
Hefboom 3: Inzetten op verticale samenwerking
Om op een duurzame manier te produceren en te vermarkten op een steeds grotere
afzetmarkt, moeten de ketenspelers nog meer de handen in elkaar slaan. Dit vraagt
openheid voor overleg en samenwerking.
AMBITIES WIE
Ambitie 3.1: Organisatie van (formele) overlegplatformen
(voor visievorming, informatie-uitwisseling, samenwerking rond
marktonderzoek, kwaliteitssystemen etc.)
Ketenoverleg
Ambitie 3.2: Inzetten op verticale informatie-uitwisseling op
open en transparante wijze.
Ambitie 3.1 kan hiertoe bijdragen. Ook het creëren van technische
tools voor informatie-uitwisseling past hieronder.
bv. een tool/ model om reststromen in kaart te brengen, te
karakteriseren en hun marktwaarde te bepalen (opmerking: OVAM
is gestart met de opmaak van een databank nevenstromen (VIS-
project): dit sluit aan bij het projectvoorbeeld)
Ketenoverleg
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 67
Ambitie 3.3: Sensibiliseren over en stimuleren van
samenwerking. Verschillende stappen zijn nodig:
Formuleren, communiceren en uitwerken van quick wins
door samenwerking!
Zoeken naar en communiceren van inspirerende
voorbeelden.
Actief werken aan een mentaliteitswijziging bij alle partners
(„ketensamenwerking is nodig en interessant‟)
Ketenoverleg)
Ambitie 3.4: Uitwerken van een lange termijnvisie
Deze visie dient rekening te houden met veranderende
maatschappelijke vragen / problemen (vb. allergieën en
toleranties) en met de ambiguïteit diversificatie / lokaal versus
eenheidsproduct / exportgericht. De ontwikkeling van een
ketenstrategie op vlak van commerciële kwaliteit, voedselveiligheid
en markttoegang maakt hier deel van uit.
Ketenoverleg
Ambitie 3.5: Goede samenwerking bevorderen door het
stimuleren van het gebruik van IPA’s.
Basis hiervoor is de opmaak van een leidraad voor IPA met respect
voor de sectorale specificiteit. Procesmatige elementen die zeker
meegenomen moeten worden zijn:
uitwerken en inrichten van een procedure voor
klachtenbehandeling;
controle op naleving.
Ook werken aan onderling respect tussen de verschillende schakels
in de keten is een cruciale deelactie. Opstellen van gedragscodes
binnen de keten kan dit ondersteunen.
Een aandachtspunt voor de opmaak van dergelijk typevoorbeeld is
de uiteenlopende input van de verschillende sectoren. Hier een lijn
in vinden is een uitdaging.
Ketenoverleg
Hefboom 4: Inzetten op kwaliteit
In de verschillende werkgroepen werd het belang aangehaald van de opmaak en het
gebruik van gemeenschappelijke basiskwaliteitssystemen. Zowel het gebruik van
overkoepelende kwaliteitssystemen als het „afslanken‟ van het aantal lastenboeken, moet
de samenwerking in de keten eenvoudiger maken en meer duidelijkheid brengen voor
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 68
zowel de ketenpartners als de consumenten. Belangrijk is hier om op te merken dat er
een fundamenteel onderscheid is tussen kwaliteit voor markttoegang (basiskwaliteit) en
commerciële kwaliteit. De kwaliteit voor markttoegang komt ten laste van de land- en
tuinbouwer terwijl de commerciële kwaliteit (labels) in principe uitzicht moeten bieden op
een meerprijs.
AMBITIES WIE
Ambitie 4.1: Overleg met de producent over duurzame
ontwikkeling van productiemethoden en producten (rekening
houdende met de nodige randvoorwaarden en wetgeving)
Keten (distributie
is noodzakelijke
partner),
ketenoverleg +
overheid
Ambitie 4.2: Ontwikkeling van generieke kwaliteitssystemen
(rekening houdende met duurzaamheidscriteria) en met ruimte
voor differentiatie. Dergelijke systemen moeten haalbaar,
betaalbaar, eenvoudig en bruikbaar zijn binnen de EU.
Volgende te nemen stappen zijn het harmoniseren van de
bestaande kwaliteitssystemen in België en het zorgen voor een EU-
kader voor kwaliteitssystemen.
Keten
Ambitie 4.3: Bepalen van een basiskwaliteit van lastenboeken
(markttoegang) + het gebruik van transparante en effectieve
labels (commerciële kwaliteit)
Volgende stappen zijn hierbij nodig:
Opstellen van een basisstandaardpakket voor lastenboeken,
met ruimte voor differentiatie. Belangrijk is dat zowel systemen
van markttoegang als labels zo veel mogelijk aspecten van
duurzame ontwikkeling integreren en niet focussen op slechts
één aspect (de drie P‟s moeten meegenomen worden).
Sectorale, niet bedrijfsgebonden systemen van markttoegang
zijn op korte termijn het meest opportuun (bijvoorbeeld per
sector: melk, varkensvlees etc). Deze systemen mogen dus
zeker niet verschillen per distributiekanaal.
De bestaande commerciële lastenboeken (labels)
aanpassen/verbeteren: uitdunnen en ordenen van
bestaande labels (tegengaan van wildgroei)
Bij opmaak nieuwe labels, geen wildgroei van eisen naar de
Ketenoverleg
(rekening
houdende met
input consument)
VLAM: generieke
promotie
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 69
producenten + de juiste prijs voor meerwaarde: bij nieuwe
differentiatie nagaan voor welke meerwaarde de consument
bereid is een meerprijs te betalen.
Controle en bewaken van bestaande labels.
Ambitie 4.4: Afstemmen van het aanbod op de
duurzaamheidscriteria
Dit omvat het beperken van voedselverlies door de consument
door bijvoorbeeld het aanpassen van verpakkingen en het
aanbieden van kleinere porties.
Distributie +
andere actoren uit
de keten
Hefboom 5: Inzetten op innovatie en differentiatie
Innovatie is belangrijk om tegemoet te komen aan wijzigende externe factoren en de
vragen van de maatschappij. Differentiatie is een sleutel tot commercieel succes.
AMBITIES WIE
Ambitie 5.1: Openheid van producenten voor differentiatie en
innovatie.
Inzetten op differentiatie en innovatie vraagt de nodige openheid
voor nieuwe kansen (bv. Nicheproducten uit lokale productie;
producten afgestemd op de eisen m.b.t. duurzame ontwikkeling).
Ook voor export moet ingezet worden op differentiatie. De hoge
kwaliteit en voedselveiligheid gecombineerd met duurzame
productie van de Vlaamse land- en tuinbouw kan ingezet worden
als troef inzake export.
Keten
Ambitie 5.2: Stimuleren van innovatie door communicatie
Dit kan door meerdere deelacties, gedragen door andere spelers:
Onder de aandacht brengen van succesverhalen
Promotie van producten en waar mogelijk gelinkt aan het
productieproces
Overheid (DLV,
VLAM, etc.), media,
vakorganisaties
(bv.
Innovatiesteunpunt
voor land- en
tuinbouw) en
middenveld (bv.
Veilingen)
Ambitie 5.3: Stimuleren van samenwerking in de keten en met
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 70
kennisinstellingen.
Samenwerkingsverbanden tussen ondernemers, kennisinstellingen, toeleveranciers en
afnemers zijn belangrijk in de ontwikkeling van nieuwe product – en procesinnovaties. Er
moet meer ingezet worden op het stimuleren van samenwerking tussen producenten,
ketenspelers stroomop en –afwaarts en kennisinstellingen.
Deze Ambitie overkoepelt meerdere aspecten:
Ambitie 5.3.1: Bekendheid en toegankelijkheid van mogelijke
informatiebronnen verhogen: Innovatiesteunpunt voor land- en
tuinbouw, kennisinstellingen (Vlaamse onderzoeksinstellingen zoals
ILVO, praktijkcentra, hogescholen, universiteiten), collega‟s
producenten die bereid zijn kennis te delen met andere
geïnteresseerden. Mogelijke deelacties zijn volgende:
- Aanmoedigen contacten met en drempel verlagen naar
kennisinstellingen door onderzoekers actief in contact te
brengen met landbouwers (bijvoorbeeld op infoavonden)
- Organisatie van voorlichting en opleiding over branding en
vermarkting van producten
Kennisinstellingen
en vakorganisaties
Landbouworganisati
es, federaties,
overheid
Ambitie 5.3.2: Inrichten en toegankelijk maken van
experimentele sites
overheid (via bv
proefcentra en food
pilot bij ILVO)
Ambitie 5.3.3: Initiatieven door de innovator zelf: hij moet zelf
actief op zoek gaan naar de juiste contacten die hem kunnen
helpen! (Innovatieadviseurs kunnen hierbij helpen.)
Innovatoren –
innovatieadviseurs
Ambitie 5.4: Triggeren van innovatie o.a. door steun bij de
ontwikkeling van het ondernemingsplan en vlottere
beschikbaarheid van financiële middelen.
Mogelijkheden zijn:
Organisatie van ondersteuning bij de opmaak van een degelijk
business plan. De voorwaarde voor toegang tot financiële
middelen is immers een goed business plan.
Opzet en beschikbaar maken van goedkope leningen door
banken.
Mogelijkheden nagaan van een bankwaarborg door de
overheid.
Startkapitaal ter beschikking stellen bijvoorbeeld onder vorm
Banken + overheid
+ keten
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 71
van seed money of goedkope leningen (drempelverlaging). Het
verlenen van innovatiesteun kan een belangrijke trigger zijn
voor meer innovatie, maar mag geen noodzakelijkheid worden.
Ambitie 5.5: Ondersteuning bieden voor vermarkting.
Mogelijkheden zijn:
door overleg, voorlichting en opleiding.
door inrichten specifieke marktstudies. De beschikbaarheid,
toegankelijkheid en betaalbaarheid van marktstudies in de
agrovoedingsketen is vooral een probleem voor kleinschalige
initiatieven. (zie ook hefboom 6)
Keten, onderwijs,
overheid
Hefboom 6: Inzetten op communicatie naar/bevragen
van de consument
De consument is een zeer belangrijke schakel in de keten. Hij heeft bepaalde wensen,
vragen en eisen op vlak van producten, maar vooral ook nood aan voldoende en correcte
informatie. Communicatie en overleg met deze consument draagt niet enkel bij tot
duurzame productie, maar ook tot duurzame consumptie.
Doel van communicatie is meerzijdig: informatieverstrekking, versterken van het imago
van landbouw en gedragswijziging van de consument door sensibilisering, bewustwording
en werken aan empowerment.
AMBITIES WIE
Ambitie 6.1: Verhogen van correcte kennis van de consument
door ruime, objectieve informatieoverdracht.
Basis is de communicatie van duurzaamheidscriteria en de
waarde van producten naar de consument en keten.
Deelaspecten zijn het communiceren over de (mogelijke)
productie- en verwerkingsprocessen, haalbare
duurzaamheidcriteria, kwaliteit van lokale producten/productie en
de hierdoor gecreëerde meerwaarde en de inhoud van IPA‟s. Het
doel hiervan is het verklaren van minimumprijzen/kostprijs en
meerwaarde. Door het bewustzijn te vergroten van de reële
waarde van producten wordt de consument aangezet tot het
stellen van „realistische‟ vragen. Door het verklaren van
Overheid (o.a. VLAM)
VILT,
sectororganisaties
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 72
minimumprijzen/kostprijs en meerwaarde kan ook het gebruik
van IPA‟s gedragen worden door de maatschappij.
Ambitie 6.2: Brengen van positieve verhalen naar de
consument via media en ruime kanalen.
Voorbeelden zijn langdurige campagnes door VLAM,
landbouworganisaties via woordvoerders, promotie van
landbouwproducten in kookprogramma‟s etc.
Doel: werken aan empowerment en bewustwording. De
betrokkenheid en interesse van de consument kan hierdoor
gecreëerd of vergroot worden.
Keten, media,
overheid/VLAM
Ambitie 6.3: Rechtstreekse communicatie over de eigen
werking door de landbouwers naar de consument door
informatiemomenten op het bedrijf en door actiever uitbouwen
van communicatie via de korte keten (of eventueel via
ambassadeurs)
Doel: versterking imago + tegengaan NIMBY-syndroom. De
landbouwer dient hierin ondersteund of opgeleid te worden door
landbouworganisaties en onderwijs (idem bewustwording
verschillende kanalen van vermarkting).
VILT – landbouw -
landbouworganisaties
Ambitie 6.4: Brengen van concrete adviezen en
productinformatie naar de consument in de winkel door
ondermeer aanpassen van de informatie op de verpakking en
laagdrempelige adviezen aan de consument in de winkel m.b.t.
duurzame consumptie.
Bedrijven uit de
voedingsindustrie en
distributie
Ambitie 6.5: Sensibiliseren van de consument via onderwijs
(informatiepakketten uitwerken i.s.m. onderwijs).
Keten + onderwijs
Hefboom 7: Ondersteuning van samenwerking en
innovatie door aangepaste regelgeving/de overheid
De rol van de overheid bestaat vooral uit het scheppen van de nodige kaders en het
stimuleren en waar nodig ondersteunen van de keten. Het initiatief tot samenwerking en
innovatie moet voornamelijk uit de keten zelf komen. Samenwerking, innovatie en
duurzame productie en consumptie kunnen wel gestimuleerd worden door
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 73
ondersteunende regelgeving. De totstandkoming ervan dient steeds te gebeuren in nauw
overleg met de betrokken actoren.
AMBITIES WIE
Ambitie 7.1: Stimuleren van duurzame productie en bijgevolg
duurzame consumptie door haalbare randvoorwaarden.
Voorbeeld: Haalbaar maken van kleinschalige initiatieven en
verhogen van de toegankelijkheid van landbouwbedrijven in kader
van imago-opbouw (zowel naar consument als producent) en het
informeren van de landbouwer (verbreding e.d.)
(federale/Vlaamse
/Europese)
Overheid
Ambitie 7.2: Bij opmaak van nieuwe wetgeving, nagaan of dit
samenwerkingsverbanden in de keten al dan niet bemoeilijkt (al
dan niet in kader van innovatie).
Overheid / keten
Ambitie 7.3: Opmaak van een kader voor samenwerking
(sensibiliseren vs verplichten). Dit kader mag niet verplichtend zijn,
maar moet fungeren als een leidraad waar men op kan terugvallen
wanneer nodig. Knelpunten kunnen hierbij worden gedetecteerd,
evenals de nodige randvoorwaarden om op termijn alle spelregels in
Vlaanderen, België en in de EU te harmoniseren.
Overheid
Ambitie 7.4: Afstemmen van de regelgeving op land- en
tuinbouwbedrijven die inzetten op verbreding (in kader van
duurzame productie, innovatie en vermarkting van innovaties). De
huidige regelgeving is vooral gericht op grootschalige en minder op
kleinschalige land- en tuinbouwbedrijven die artisanale producten
willen commercialiseren. De regelgeving moet evolueren ter
ondersteuning van beide bedrijfstypes.
Overheid
Ambitie 7.5: Onderzoeken van de aanpak en mogelijkheden van de
oprichting van een uniek loket voor innovatie: één aanspreekpunt
bij de overheid voor praktische begeleiding bij wetgeving en
vergunningen (landbouw en visserij, voedselagentschap, etc.). De
Vlaamse Overheid is wel enkel bevoegd voor gewestelijke materies.
Volgende elementen dienen zeker nagaan te worden:
Wat is de meest aangewezen vorm: bemand of louter een
mailbox voor vragen, doorwijsluik?
Welke informatie is nodig?
Overheid
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 74
Wat zijn de randvoorwaarden?
De organisaties van de stuurgroepleden hebben zich over dit voorstel gebogen en zijn
bereid dit verder uit te werken.
De bedoeling is heel wat van de geformuleerde ambities op de ViA-rondetafel op zo kort
mogelijke termijn gezamenlijk tot een goed einde te brengen. De ViA-rondetafel kan dus
als een startpunt gezien worden van een mooi proces waarbij alle actoren regelmatig in
open overleg treden om bovenstaande ambities te kunnen volbrengen. Dat de rondetafel
een startpunt was blijkt al uit het feit dat de betrokken actoren eind september 2011 een
workshop organiseren onder de titel „transformatie en innovatie van de
agrovoedingssector‟. Ook in het ketenoverleg worden de besprekingen rond ondermeer
IPA‟s verder gezet.
Meer info is te vinden op is www.vlaanderen.be/landbouw/via.
"If everything seems under control, you're not going fast
enough"
Mario Andretti - US (Italian-born) automobile racer (1940 - )
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 75
Bijlage: deelnemers
Trekkers
Werkgroep A: Mevrouw Bosch Claire, Fevia
Werkgroep B: De heer Van Bellegem Luc, VLAM
Werkgroep C: Mevrouw Geyskens Ilse, Innovatiesteunpunt
Werkgroep D: De heer Rosiers Marc, Boerenbond
Sprekers
Mevrouw Baeteman Kathleen, Vers van de boer
De heer Borms Leo, Vondelmolen
De heer Carels Koen, Vlaamse overheid - SALV
De heer Coucke Peter, Lodewijckx nv
Mevrouw De Clercq Patricia, Vlaamse overheid - Departement Landbouw en Visserij
De heer De Geest Dominique, Boerenbond
De heer De Ville Willy, Beverse Kaas
De heer Decoster Dirk, FEVIA
De heer Dejaegher Yvan, BEMEFA
De heer Desmet Koen, Delhaize
De heer Fontaine Filip, Brava-veiling
De heer Huyghe François, Boerenbond
Mevrouw Keirens Isabelle, Keystone
De heer Koopman Peter, Groep Tiense Suiker
De heer Lodewijckx Bert, Lodewijckx nv
Mevrouw Nachtergaele Ann, FEVIA
De heer Peeters Kris, Minister-president
De heer Soumillion Marc, Commeducation
De heer Van De Walle Koen, Mikka
Mevrouw Vertonghen Chris, Versalof
De heer Vlaemynck Johan, LV Vlaemynck J. en zonen
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 76
Deelnemers
De heer Aerts Stef, KULeuven / KAHO Sint-Lieven
De heer Appeltans Philippe, Verbond van Belgische Tuinbouwveilingen
De heer Arnaut Jan, Res-sense
Mevrouw Arts Julie, KULeuven
De heer Baestaens Leo, Mechelse Veilingen
Mevrouw Baeten Jim, tri.zone
Mevrouw Baeyens Linda, ABS
De heer Bartels Peter, Boerenbond
Mevrouw Bas Leen, Vlaamse overheid - Departement Landbouw en Visserij
Mevrouw Beerlandt Gudrun, Vlaamse overheid - Departement Landbouw en Visserij
Mevrouw Bekx Nathalie, Bexpertise Trendonderzoek
De heer Bels Luc, Boerenbond
De heer Bergen Dirk, Vlaamse overheid - Departement Landbouw en Visserij
Mevrouw Bombeeck Sofie, VLAM
De heer Boudonck Geert, 't Fortjenshof Bvba
De heer Bresseleers Guido, Ter Beke nv
De heer Broeckx Peter, Boerenbond
De heer Buggenhout Patric, BCZ / Milcobel
Mevrouw Buysens Saskia, PCG
De heer Carlier Peter-Jan, Vlaamse overheid – Departement Landbouw en Visserij
De heer Cerpentier Paul, ABS
De heer Ceyssens Rik Scana-Noliko
De heer Cool Thierry , Cool Thierry Farmco
De heer Cools Romain, Belgapom-Vegebe
De heer Cooman Erik, VDAB
Mevrouw Coudijzer Katleen, Vlaamse overheid - ILVO
De heer Coussement Frans, Vlaamse overheid - Kabinet Kris Peeters
De heer Croket Lars, Greenpartners cvba
De heer De Bie Stephaan, VLAM
Mevrouw De Brabandere Lieve, Vlaamse overheid - Departement DAR
De heer De Bruyckere Luc, Ter Beke nv
Mevrouw De Cock Els, ABS
De heer De Cock Wim, Ter Beke nv
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 77
Mevrouw De Geeter Hilde, VLAM
De heer De Keukeleire Kristof, Mikka
De heer De Loose Marc, Vlaamse overheid - ILVO
De heer De Middeleir Peter; Vlaamse overheid – Departement Landbouw en Visserij
De heer De Moor Maarten, LAVA cvba
De heer De Troch Wies, Federale Overheidsdienst Economie
De heer De Wachter Frans, VLAM
De heer De Weerdt Frans, LAVA cvba
De heer Debaveye Jo, Vlaamse overheid - Departement Landbouw en Visserij
De heer Debergh Renaat, BCZ-CBL
De heer Declercq Tomas, Vlaamse overheid - Departement Landbouw en Visserij
De heer Dejonghe Koen, pinguin-lutosa-foods
Mevrouw Dekeyser Ingrid, Vlaamse overheid - Departement Landbouw en Visserij
De heer Delamillieure Marcel, pinguin-lutosa-foods
De heer Delveaux Timo, Vlaamse overheid - Departement Landbouw en Visserij
Mevrouw Demaré Rita, REO-veiling
Mevrouw Demeyere Annie, Vlaamse overheid - Departement Landbouw en Visserij
De heer Demyttenaere Paul, REO-Veiling
Mevrouw Denys Elke, BioForum Vlaanderen
De heer Deroo Ignace, Boerenbond
Mevrouw Desmet Michele, KATHO
De heer Dessein Joost, Vlaamse overheid - ILVO
De heer Devreese Johan, Bioforum Vlaanderen
De heer Dobbels Ludo, Vereniging voor Varkenshouders
Mevrouw Dumez Linn, Bond Beter Leefmilieu
Mevrouw Durlet Carla, KVLV-Vrouwen met vaart
De heer Eeckhaut Richard, Boerenbond
De heer Eerdekens Rudi, Vlaamse Confederatie van het Paard
De heer Engelen Gert, Vredeseilanden
Mevrouw Feryn Evelien, Vlaamse overheid - Departement Landbouw en Visserij
Mevrouw Geenen Hanne, VLAM
De heer Geerts Rudy, Vlaamse overheid - Agentschap voor Landbouw en Visserij
De heer Geuens Walter, Greenpartners cvba
Mevrouw Gilain-Pycke Catherine, nv Inex
Mevrouw Gillis Sarah, Federplast.be
De heer Goeman Peter, Innovatiecentrum Oost-Vlaanderen
Mevrouw Herman Lieve, Vlaamse overheid - ILVO
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 78
De heer Hermans Dominic, Vlaamse overheid - Departement Landbouw en Visserij
De heer Heungens Géry, AVBS
De heer Heutz Maurice, ASG
De heer Hofman Marc, Ter Beke nv
De heer Hongenaert Mark, tri.zone
De heer Hooyberghs Herman, Vlaamse overheid - Departement Landbouw en Visserij
Mevrouw Hubrecht Laurence, Vlaamse overheid - Departement Landbouw en Visserij
De heer Huysmans Luk, VLAM
De heer Jaucot Jean-Yves, Federale Overheidsdienst Economie
De heer Keersebilck Dominiek, REO-Veiling
Mevrouw Kruijsen Judith, Nederlandse Ambassade
De heer Kuipers Renaat, Veiling Haspengouw c.v.
De heer Lambrecht Jo, Brava-veiling
De heer Lambrecht Stefaan, Danis nv
De heer Lambrechts Guy, Vlaamse overheid - Departement Landbouw en Visserij
De heer Lamot Erwin, Flanders' FOOD
De heer Lauwers Ludwig, Vlaamse overheid - ILVO
De heer Leroux Frans, Fenavian - VLAV
De heer Leroy André, ABS
De heer Liekens Erik, Vlaamse overheid - Departement Landbouw en Visserij
Mevrouw Lindemans Isabelle, KVLV-Agra
De heer Luypaert Gert, Vlaamse overheid - Departement Landbouw en Visserij
Mevrouw Lysens Loes, Vlaamse overheid - Departement Landbouw en Visserij
De heer Maertens Jean, Synagra
Mevrouw Maes Lieve, tri.zone
Mevrouw Magnus Isabelle, Vlaamse overheid - Departement Landbouw en Visserij
Mevrouw Massa Katrien, tri.zone
De heer Mathijs Erik, KULeuven
Mevrouw Mertens Marleen, Vlaamse overheid - Departement Landbouw en Visserij
Mevrouw Mestach Els, Vlaamse overheid - Departement Landbouw en Visserij
De heer Meurrens Frans, Vlaamse overheid - Departement Landbouw en Visserij
De heer Moens Maurice, Vlaamse overheid - ILVO
De heer Mondelaers Koen, Vlaamse overheid - ILVO
De heer Moonen Kris, i-propeller
De heer Moris Chris, FEVIA
De heer Neyens Koen, VGT
De heer Opdekamp Gaston, Veiling Hoogstraten
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 79
De heer Pasgang Patrick, Innovatiesteunpunt voor land- en tuinbouw
De heer Peeters Chris, Wolkenhoeve
Mevrouw Pennewaerde Aimée, Beverse Kaas
Mevrouw Piessens Inge, Vlaamse overheid - Departement Landbouw en Visserij
Mevrouw Pintens Saskia, OIVO
De heer Planckaert Dominik, Greenpartners cvba
De heer Puttemans Francis, Putberg bvba
De heer Relaes Joris, Vlaamse overheid - Kabinet Kris Peeters
De heer Roose Geert, Vers van de boer
De heer Rutten Wim, BIRB
De heer Ryckaert Ivan, Vlaamse overheid - Departement Landbouw en Visserij
De heer Sas Benedikt, UGent - Food2Know
De heer Schouwaerts Yves, Agentschap Ondernemen
Mevrouw Schrevens Leen, Groene Kring
De heer Smagghe Thierry, FEBEV
De heer Smet Stijn, Innovatiesteunpunt
Mevrouw Soenen Els, Vlaamse overheid - Departement Landbouw en Visserij
Mevrouw Soete Kristien, VLAM
De heer Soors Ferdi, Vlaamse overheid - IWT
Mevrouw Sormann Monika, Vlaamse overheid - Departement EWI
De heer Sprangers Alfons, ABS
Mevrouw Steenhuyse Ann, VLAM
De heer Steyaert Stef, tri.zone
De heer Symons Koen, Innovatiesteunpunt voor land- en tuinbouw
Mevrouw Taragola Nicole, Vlaamse overheid - ILVO
De heer Thoen Vincent, Vlaamse Raad voor Wetenschap en Innovatie
De heer Tierens Koen, AVBS
De heer Titeca Francis, nv Gold Meat Belgium
De heer Tolpe Ivan, Boerenbond
De heer Uytdewilligen Luc, Vlaamse overheid - Agentschap voor Landbouw en Visserij
Mevrouw Uyttersprot Andrea, Vlaamse overheid - Departement Landbouw en Visserij
De heer Van Bockstaele Erik Vlaamse overheid - ILVO
De heer Van Bosch Johan, NVP - NVE - NAVEX - Landbouw-Service
De heer Van Bossuyt Peter, Vlaamse overheid - Kabinet Joke Schauvliege
Mevrouw Van Buggenhout Eva, Vlaamse overheid - Departement Landbouw en Visserij
Mevrouw Van Ceulebroeck Christel, Nationale Proeftuin voor Witloof
De heer Van de Steene Johan, Vlaamse Visveiling
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 80
De heer Van den Haute Hendrik, ABS
Mevrouw Van Den Steen Ariane, Vlaamse overheid - Departement Landbouw en Visserij
De heer Van Dessel Lucas, Groene Kring
Mevrouw Van Dessel Marja, Greenpartners cvba
De heer Van Dessel Jos, Mechelse Veilingen
De heer Van Dommelen Luc, ABS
De heer Van Dorpe Alain, Coördinatiecomité van de bietenplanters Vlaanderen
De heer Van Droogenbroeck Bart, Vlaamse overheid - ILVO
De heer Van Gijseghem Dirk Vlaamse overheid - Departement Landbouw en
Visserij
De heer Van Ginderachter Noël, Vlaamse overheid - Agentschap voor Landbouw en
Visserij
De heer Van Guyze Dirk, Vlaamse overheid - SALV
De heer Van Keerbergen Georges, Boerenbond
De heer Van Laecke Kristiaan, Vlaamse overheid - ILVO
De heer Van Liefferinge Jules, Vlaamse overheid - Departement Landbouw en Visserij
De heer Van Remoortel Jozef, Remo-Frit - NV Van Remoortel
De heer Van Rompaey Jan, Renmans
De heer Vandamme Hendrik, ABS
Mevrouw Vandenberghe Marianne, Vereniging voor Varkenshouders
De heer Vandenbroucke Guy, Marine Harvest Pieters nv
De heer Vandeputte Lieven, Innovatiesteunpunt voor land- en tuinbouw
De heer Vander Stichele Jan, Lotus Bakeries
Mevrouw Vangeenberghe Anne-Marie, Boerenbond
De heer Vangoidsenhoven Koenraad, Fenavian - VLAV
Mevrouw Vanslembrouck Nele, Vlaamse overheid - Departement Landbouw en Visserij
De heer Vanthemsche Piet, Boerenbond
De heer Verbeke Paul, BioForum Vlaanderen vzw
De heer Verbeke M.Luc, Versele-Laga NV
De heer Vercamer Alexander ,Provincie Oost-Vlaanderen
Mevrouw Vercauteren Lieve, Vredeseilanden
De heer Verhaeghe Paul, FEVIA
De heer Verhaeghe Koen, Innovatiecentrum West-Vlaanderen
Mevrouw Verlaan Roos, Nederlandse Ambassade
De heer Verlinden Rolf, Keystone Network
De heer Verbust Willy, Landsbond Beenhouwers, Spekslagers en Traiteurs van België
De heer Verstrynge Johan, Vlaamse overheid - Departement Landbouw en Visserij
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 81
Mevrouw Vervueren Evi, Vlaamse overheid - Departement Landbouw en Visserij
De heer Vits Jeroen, Agoria
Mevrouw Vlaemynck Geertrui, Vlaamse overheid - ILVO
De heer Volckaert Kristof, Boerenbond
Mevrouw Vuylsteke Anne, Vlaamse overheid - Departement Landbouw en Visserij
De heer Wallays Antoon, Agristo
De heer Wauters Erwin, Vlaamse overheid - ILVO
De heer Wegen Albert, Nederlandse Ambassade
Mevrouw Wijndaele Fien, Belplume vzw
De heer Willems Ludo, VLAM
De heer Willems Ward, Boerenbond
De heer Wuyts Erwin, Pinguin-Lutosa-Foods
De heer Wyckaert Jan, Vredeseilanden
EINDVERSLAG ViA-rondetafel
'Samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen'
www.vlaanderen.be/landbouw 82
Referenties
Bosch C. (2010), Witboek voedingsindustrie in Vlaanderen, FEVIA Vlaanderen, Brussel.
Lepoutre J. (2009) Ondernemerschap en landbouw. Toepassingen voor de Vlaamse land-
en tuinbouw. Versie 29 mei 2009.
Platteau J., Van Gijseghem D. & Van Bogaert T (reds.) (2010), Landbouwrapport 2010,
Departement Landbouw en Visserij, Brussel.
Van Gijseghem D., Piessens I., Maertens E., Vuylsteke A., Vandenbroeck P. & Goossens
J. (2009) Witboek Landbouwonderzoek, Platform voor Landbouwonderzoek, Brussel.
Vuylsteke A. (2010), Landbouw in het „Witboek voedingsindustrie in Vlaanderen‟,
positioneringspaper, Departement Landbouw en Visserij, Brussel.
Vuylsteke A., Carels K., Van Gijseghem D. & Bergen D. (2009) Landbouw en
ondernemerschap, Departement Landbouw en Visserij, Brussel.