rapport - decenniumdoelen...kinderarmoede eindelijk op de agenda 5 bruno vanobbergen,...

56
Rapport Universiteit Antwerpen – Onderzoeksgroep OASeS An Van Haarlem prof. dr. Danielle Dierckx In opdracht van Decenniumdoelen 2017 en in samenwerking met het Kinderrechtencommissariaat Mei 2011 Armoedebarometer 2011 Decenniumdoelen 2017

Upload: others

Post on 24-Jun-2020

0 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: Rapport - Decenniumdoelen...Kinderarmoede eindelijk op de agenda 5 Bruno Vanobbergen, Kinderrechtencommissaris 1. De strijd tegen armoede met Decenniumdoelen 2017 6 1.1 Nu ook indicatoren

Rapport

Universiteit Antwerpen – Onderzoeksgroep OASeS

An Van Haarlemprof. dr. Danielle Dierckx

In opdracht van Decenniumdoelen 2017en in samenwerking met hetKinderrechtencommissariaat

Mei 2011

Armoedebarometer 2011

Decenniumdoelen 2017

Page 2: Rapport - Decenniumdoelen...Kinderarmoede eindelijk op de agenda 5 Bruno Vanobbergen, Kinderrechtencommissaris 1. De strijd tegen armoede met Decenniumdoelen 2017 6 1.1 Nu ook indicatoren
Page 3: Rapport - Decenniumdoelen...Kinderarmoede eindelijk op de agenda 5 Bruno Vanobbergen, Kinderrechtencommissaris 1. De strijd tegen armoede met Decenniumdoelen 2017 6 1.1 Nu ook indicatoren

RapportArmoedebarometer 2011

Een onderzoek uitgevoerd door UA - OASeS

An Van Haarlem prof. dr. Danielle Dierckx

In opdracht van Decenniumdoelen 2017 en in samenwerking met het Kinderrechtencommissariaat

Mei 2011

DCD rapport A4_2011_DCD rapport 20/05/11 12:00 Pagina 1

Page 4: Rapport - Decenniumdoelen...Kinderarmoede eindelijk op de agenda 5 Bruno Vanobbergen, Kinderrechtencommissaris 1. De strijd tegen armoede met Decenniumdoelen 2017 6 1.1 Nu ook indicatoren

Inhoud

Decenniumdoelen nog lang niet in zicht 3Jos Geysels, namens Decenniumdoelen 2017

Kinderarmoede eindelijk op de agenda 5Bruno Vanobbergen, Kinderrechtencommissaris

1. De strijd tegen armoede met Decenniumdoelen 2017 61.1 Nu ook indicatoren rond kinderarmoede 6 1.2 Opzet van de Armoedebarometer 6

2. De metingen van de Armoedebarometer 92.1 Gezondheid 92.2 Arbeid 10 2.3 Inkomen 112.4 Wonen 122.5 Onderwijs 142.6 Samenleven 15

3. Armoede gewikt en gewogen 16 3.1 Gezondheid 16

3.1.1 Evolutie 163.1.2 Beleidsinitiatieven 16

3.2 Arbeid 193.2.1 Evolutie 193.2.2 Beleidsinitiatieven 20

3.3 Inkomen 223.3.1 Evolutie 223.3.2 Beleidsinitiatieven 22

3.4 Wonen 243.4.1 Evolutie 243.4.2 Beleidsinitiatieven 24

3.5 Onderwijs 263.5.1 Evolutie 263.5.2 Beleidsinitiatieven 27

3.6 Samenleven 283.6.1 Evolutie 283.6.2 Beleidsinitiatieven 28

4. Besluit 30 4.1 Evaluatie van de armoede 304.2 Kinderen en jongeren in armoede 32

BIJLAGEN 35Overzichtstabellen van de indicatoren 36Bibliografie

2Decenniumdoelen 2017

DCD rapport A4_2011_DCD rapport 20/05/11 10:28 Pagina 2

Page 5: Rapport - Decenniumdoelen...Kinderarmoede eindelijk op de agenda 5 Bruno Vanobbergen, Kinderrechtencommissaris 1. De strijd tegen armoede met Decenniumdoelen 2017 6 1.1 Nu ook indicatoren

Decenniumdoelen nog lang niet in zicht

Decenniumdoelen 2017, het samen-werkingsplatform van twaalf organisaties die dekrachten bundelen om de leefsituatie vanmensen in armoede structureel te verbeteren,is aan zijn vierde Armoedebarometer toe.Centrum OASeS van de Universiteit Antwerpenactualiseerde voor de derde keer de cijfers voorde indicatoren van de Armoedebarometer. Ditjaar vestigen we, in samenwerking met hetKinderrechtencommissariaat, ook extraaandacht op kinderarmoede.

8,3% van de kinderen in Vlaanderen wordtgeboren in een kansarm gezin. Dit is eenverdubbeling in 12 jaar tijd. Nochtans wilVlaanderen, zoals Pact 2020 vooropstelt, dekinderarmoede halveren. Deze onrustwekkendecijfers kunnen niet worden genegeerd.Het Kinderrechtencommissariaat pleitte dan ookin haar advies “Armoede en sociale uitsluiting.Visie en voorstellen vanuit een kinderrechten-perspectief” voor het vastleggen van indicatorenom kinderarmoede te meten. Deze indicatorenmoeten in kaart brengen hoe het gesteld is metde rechten van kinderen in armoede, en dit opalle levensdomeinen.Het Kinderrechtencommissariaat stelt terechtdat werken aan oplossingen voor armoede ensociale uitsluiting niet kan zonder aandacht voorkinderen en hun rechten. Of zoals het HumanDevelopment Report van de VN uit 2000 zegt:“A decent standard of living, adequate nutrition,health care, education and decent work andprotection against calamities are not justdevelopment goals; they are also human rights”.

De benadering van Decenniumdoelen 2017 enhet Kinderrechtencommissariaat verschillen.Decenniumdoelen 2017 presenteert in deArmoedebarometer de cijfers telkens inverhouding tot de nulmeting van 2008 en methet oog op de te bereiken doelen in 2017. Deindicatoren rond kinderarmoede geven eenjaarlijkse stand van zaken weer. Maar ongeachthet uitgangspunt, de cijfers liegen er niet om. Inonze welvaartstaat leven er vandaag nog velevolwassenen en kinderen in weinigbenijdenswaardige omstandigheden. Uit de

Armoedebarometer 2011 van Decenniumdoelen2017 blijkt dat er dit jaar niet veel meer bereiktis dan vorig jaar, wel integendeel. Enkeleuitschieters….

Op de arbeidsmarkt krijgen vooral dekansengroepen rake klappen. Zij hebben meerkans om werkloos te raken en voor langere tijd.Laaggeschoolden, jongeren en ouderen wordendoor de crisis getroffen. Neem nu jongeren,15,7% is werkloos. Dit is een stijging van 5,2%ten opzichte van vorig jaar. Tegen 2017 willenwe een halvering van het aantal gezinnen waarniemand werkt. In 2010 was er 28% van dezedoelstelling bereikt. Vandaag stellen we vast datde barometer is teruggezakt tot 15%.

Daar waar de vorige Armoedebarometer eendaling tot 10,9% aangaf, blijkt in deze cijfers dathet aantal mensen dat de eigen gezondheid alsslecht tot zeer slecht ervaart, is gestegen tot13,7%. Daarenboven blijkt dat het aantalmensen dat aangeeft gezondheidszorgen uit testellen om financiële redenen, ten opzichte vande nulmeting, zowel boven als onder dearmoedegrens is gestegen. Treffend is hetverschil in aantal jaren dat een 25-jarige mannog gezond zal leven wanneer hij hooggeschooldof laaggeschoold is. Een hooggeschoolde manheeft nog 46,3 gezonde jaren te leven, eenlaaggeschoolde slechts 36,7 jaar. Dit verschilbedraagt 9,6 jaar.De barometer gezondheid geeft aan dat weslechts 20% van het gestelde doel hebbenbereikt.

Ook dit jaar is het aantal mensen dat aangeeftmet hun inkomen moeilijk rond te komengestegen en dit tot 15,2%. Dit vertaalt zich ookin andere cijfers. In februari jl. raakte bekenddat het aantal Belgen dat een of meer kredietenniet op tijd heeft terugbetaald een nieuw recordvan 367.619 heeft bereikt. Onnodig te zeggendat de druk op het huishoudbudget istoegenomen. Vooral de alleenstaanden 15,7%,de eenoudergezinnen 22,3% en de ouderen20,2% lopen hierin een groter armoederisicodan gemiddeld. Met de bereikte 11% staan we nog ver van hetvooropgestelde doel om voor elk gezin, ongeachtde samenstelling, minstens een inkomen dat deEuropese armoederisicodrempel bereikt terealiseren.

3 Armoedebarometer 2011

DCD rapport A4_2011_DCD rapport 20/05/11 10:28 Pagina 3

Page 6: Rapport - Decenniumdoelen...Kinderarmoede eindelijk op de agenda 5 Bruno Vanobbergen, Kinderrechtencommissaris 1. De strijd tegen armoede met Decenniumdoelen 2017 6 1.1 Nu ook indicatoren

Kortom….

De Armoedebarometer geeft weerom aan dat delevensomstandigheden van mensen in armoedenog schrijnender worden. De levenskost blijftstijgen. De financiële druk op de gezinnen blijfttoenemen. Daar waar mensen moeten leven vaneen uitkering of van één inkomen wordt desituatie onhoudbaar. Meer dan ooit staat depolitiek voor de uitdaging om te kiezen voor eensolidaire samenleving en dient ze structurelemaatregelen te nemen die vooral demaatschappelijk kwetsbare groepen van onzesamenleving ten goede komen.

Daarom eist het samenwerkingsplatformDecenniumdoelen 2017 dat armoedebestrijdingecht een topprioriteit wordt. Zo dient de nieuwefederale regering de minimumuitkeringenminstens tot boven de Europese armoedegrensop te trekken. De nieuwe bewindsploeg moeteveneens werk maken van de automatischetoekenning van rechten. Decenniumdoelen2017 pleit voor een werkgelegenheidsbeleid datgericht is op kwalitatieve en duurzame banen engeen eenzijdig activeringsbeleid inhoudt. Ookpleiten we voor een huurprijsregeling en eenverbeterd aanbod van kwalitatief goede enbetaalbare woningen.

De Vlaamse overheid moet écht werk makenvan armoedebestrijding. In haar regeerakkoordengageerde de Vlaamse Regering zich om vaneen intensieve armoedebestrijding een‘topprioriteit’ te maken. Daartoe werd het Vlaamsactieplan Armoedebestrijding met 194ambitieuze en beloftevolle doelstellingengoedgekeurd. De concretisering van dezedoelstellingen is echter weinig ambitieus, laatstaan beloftevol. Duidelijke plannen, timing enbudgetten zijn nauwelijks te vinden. Deaangekondigde ‘daadkrachtige aanpak’ontbreekt. Zolang er niet voluit en daadwerkelijk wordtingezet op onder meer schuldbemiddeling,huursubsidies voor mensen met de laagsteinkomens, integrale trajecten naar werk, meerjobs in buurtontwikkelingsdiensten, toegankelijkeen betaalbare gezondheidszorg, acties rondthuisloosheid … brengen al die ambities weinigzoden aan de dijk.

De uitdagingen zijn groot. De financiëlemiddelen van het beleid beperkt. Keuzesmoeten worden gemaakt. Het spreekt voor zichdat in een solidaire en duurzame samenlevingbesparingen niet ten koste van de meestkwetsbare groepen mogen gebeuren. Net intijden van crisis moet het sociaal beleid op deeerste plaats afgestemd zijn op de noden enbehoeften van de maatschappelijk kwetsbaregroepen.

Namens Decenniumdoelen 2017Jos Geysels, voorzitter

4Decenniumdoelen 2017

DCD rapport A4_2011_DCD rapport 20/05/11 10:28 Pagina 4

Page 7: Rapport - Decenniumdoelen...Kinderarmoede eindelijk op de agenda 5 Bruno Vanobbergen, Kinderrechtencommissaris 1. De strijd tegen armoede met Decenniumdoelen 2017 6 1.1 Nu ook indicatoren

Kinderarmoede eindelijk op deagenda

Op 11 juni 2010 publiceerde het Comité voor deRechten van het Kind van de Verenigde Natiesde slotbeschouwingen of ConcludingObservations gericht aan België. Dit VN Comitédat toeziet op de toepassing van kinderrechtenformuleerde niet minder dan zestienaanbevelingen over kinderarmoede. Het Comitéis erg verontrust over het geringe budget dat invergelijking met andere landen van de OESOwordt besteed aan sociale uitgaven, alsook overde toenemende kinderarmoede in België.

Deze slotbeschouwingen werden gepubliceerd inhet Europees jaar van de bestrijding vanarmoede en sociale uitsluiting. Onder impuls vanhet Belgische voorzitterschap werd hetterugdringen van kinderarmoede als een van deprioritaire werkpunten naar voren geschoven. DeVlaamse overheid kondigde in haar Pact 2020de ambitie aan om tegen 2020 kinderarmoedete halveren.

Kinderarmoede als structurele schendingvan kinderrechten

Op vraag van de commissie Welzijn,Volksgezondheid, Gezin en Armoedebeleid vanhet Vlaams Parlement boog ook hetKinderrechtencommissariaat zich over dezeproblematiek. In het advies “Armoede en SocialeUitsluiting. Visie en voorstellen vanuit eenkinderrechtenperspectief” belichtten we deverschillende dimensies die armoede voorkinderen kan inhouden. We vestigden ook deaandacht op de plichten van de overheid in hetondersteunen van ouders bij het opnemen vanhun ouderlijke zorg en verantwoordelijkheden.

Het Kinderrechtencommissariaat reikt in zijnadvies een kader aan om armoede vanuitverschillende kinderrechten te benaderen. Hettoont aan hoe kinderen en jongeren die inarmoede leven dagelijks in hun kinderrechtenworden geschonden: hoe zij onvoldoendetoegang tot gezondheidszorg krijgen, hoe zeleven zonder behoorlijke huisvesting, hoe ze deongelijkheid in en door onderwijs ervaren, hoeze sociaal worden uitgesloten, hoe hun meningongevraagd blijft. Kinderarmoede is eenuitvergroting van een structureel

armoedeprobleem dat ook op dat niveau moetworden bestreden.

Om kinderarmoede op de voet te volgenadviseerde het Kinderrechtencommissariaat injuni 2010 om een aantal bijkomende indicatorenrond kinderarmoede te selecteren als onderdeelvan de Armoedebarometer. De Vlaams ministervan Armoedebestrijding had hier gehoor naar. Inmaart 2011 bracht ze voor het eerst ook cijfersrond kinderarmoede in kaart. Sommigeindicatoren en cijfers komen overeen met deindicatoren in dit document.

Dwingende cijfers

De cijfers zijn dwingend. Het aandeel kinderendat geboren wordt in een kansarm gezin is delaatste tien jaar verdubbeld tot meer dan 8%.Het financiële armoederisico voor kinderenonder de 18 jaar stijgt ieder jaar en schommeltin Vlaanderen rond de 10%. Terwijl wordtaangenomen dat tewerkstelling de efficiëntstebeschermer is tegen armoede groeit 6% van allekinderen op in een huishouden zonder werk.70% van de kansarme gezinnen maakt geengebruik van kinderopvang en een op vijf jongensverlaat het middelbaar onderwijs zonderdiploma.

De moeilijkheden die vele gezinnen metkinderen ervaren om een menswaardig inkomente genereren hebben implicaties op velelevensdomeinen. Van hen stelt een op tien,waaronder vaak eenoudergezinnen,gezondheidszorgen uit om financiële redenen.Een op vier gezinnen woont in een huis metgebrek aan comfort. Een op vijf kan zich geenweek vakantie met de kinderen weg van huisveroorloven.

Naar een globale aanpak vankinderarmoede

De Vlaams minister van armoedebestrijdingstelde begin mei 2011: ‘we moeten deinspanningen intensifiëren’. De minister maakteen actieplan tegen kinderarmoede en daartoeverwacht ze bijdragen van collega-ministerstegen 15 juni.

Het Kinderrechtencommissariaat kijkt met veelverwachtingen uit naar de concrete plannen en

5 Armoedebarometer 2011

DCD rapport A4_2011_DCD rapport 20/05/11 10:28 Pagina 5

Page 8: Rapport - Decenniumdoelen...Kinderarmoede eindelijk op de agenda 5 Bruno Vanobbergen, Kinderrechtencommissaris 1. De strijd tegen armoede met Decenniumdoelen 2017 6 1.1 Nu ook indicatoren

doelen en naar de opvolging en evaluatie ervan.Gaat het werkelijk om structurele maatregelenom een menswaardig bestaan voor dezegezinnen mogelijk te maken?Is er bijzondere aandacht voor de meestkwetsbare onder deze gezinnen, namelijk deeenoudergezinnen? En wat met de aanpak vangekleurde armoede in de Vlaamse grootsteden?Wordt er werkelijk naar kinderen gekeken,geluisterd en op maat van hen gehandeld?

Kinderarmoede wordt nu erkend. Er zijn cijfers.De vaststellingen zijn schokkend enzorgwekkend. Het is een feitelijke realiteit. Het isde hoogste tijd voor actie, voor de bestrijdingvan armoede. Er is een duidelijk engagementnodig om deze feitelijke realiteit te veranderen.Kinderrechten kunnen als hefboom dienen omgelijkheid tussen kinderen onderling, maar ooktussen kinderen en volwassenen tebewerkstelligen.

Zolang kinderen die in armoede leven zofundamenteel in hun rechten geschondenworden, blijft het elk jaar het jaar van dearmoedebestrijding.

Bruno VanobbergenKinderrechtencommissaris

6Decenniumdoelen 2017

DCD rapport A4_2011_DCD rapport 20/05/11 10:28 Pagina 6

Page 9: Rapport - Decenniumdoelen...Kinderarmoede eindelijk op de agenda 5 Bruno Vanobbergen, Kinderrechtencommissaris 1. De strijd tegen armoede met Decenniumdoelen 2017 6 1.1 Nu ook indicatoren

Vanuit de vaststelling dat in België 1,5 miljoenmensen in armoede leven en de inkomens-ongelijkheid blijft toenemen, lanceerde eenbreed forum van armoedeorganisaties en socialebewegingen1 op 3 april 2007 de ‘Decennium-doelen 2017. Geef armoede geen kans’. Deorganisaties roepen de overheden op omvoorrang te geven aan de strijd tegen dearmoede. Ze schuiven zes beleidsdoelstellingenvoor de komende tien jaar naar voren:

1. Een halvering van degezondheidsongelijkheid tussen arm en rijk.

2. Een halvering van het aantal gezinnen waarniemand werkt.

3. Voor elk gezin, ongeacht de samenstelling,minstens een inkomen dat de Europesearmoederisicodrempel bereikt.

4. Een toename van het aantal goede enbetaalbare huurwoningen met 150.000eenheden, waarvan minstens de helft socialewoningen zijn.

5. Een daling tot 3% van laaggeletterdheid enlaaggecijferdheid bij jongeren, in alleonderwijsvormen en voor allejongerengroepen.

6. Mensen in armoede verbreden hunnetwerken.

Jaarlijks zal Decenniumdoelen 2017 deontwikkeling van de zes doelen opvolgen oververschillende beleidsniveaus en levens-domeinen heen. Daarvoor ontwikkelde ze deArmoedebarometer om op basis van meetbareindicatoren de evolutie van de armoedesituatiein Vlaanderen op te volgen. Het onderzoekscentrum OASeS van deUniversiteit Antwerpen biedt de nodigewetenschappelijke ondersteuning.

1.1 Nu ook indicatoren rondkinderarmoede

Vanaf 2011 sluit het Kinderrechten-commissariaat zich bij de Decenniumdoelen

2017 aan en ontwikkelde indicatoren rondkinderarmoede. In België leeft immers 17% vande kinderen en jongeren onder dearmoedegrens. Kinderen hebben recht op eenbehoorlijke levensstandaard, goede voeding,onderwijs, degelijk werk én bescherming (UNDP,2000). Beleidsaandacht voor deze groep isnodig want armoede en sociale uitsluiting kanniet opgelost worden zonder aandacht voorkinderrechten. Met de indicatoren brengt ze deevoluties van kinderarmoede in kaart.

In dit rapport stellen we de derde actualiseringvan de cijfers van de Armoedebarometer voor.Kinderarmoede wordt voor de eerste keergemeten. We bespreken de indicatoren. Daarnabeschrijven we de beleidsinitiatieven die al danniet bijdragen aan het behalen van dedoelstellingen. Als bijlage geven we in schemaeen overzicht van de geselecteerde indicatoren,de evolutie, de huidige toestand en vermeldenwe de bronnen.

1.2 Opzet van de Armoedebarometer

Indicatoren worden ook geselecteerd op basisvan hun beschikbaarheid. Bij voorkeur verkiezenwe data van indicatoren die jaarlijks vernieuwdworden. Daardoor kunnen we tendensen enevoluties nauw opvolgen.

Een groot deel van de indicatoren is afkomstiguit grootschalige enquêtes bij een representatiefdeel van de bevolking. De resultaten kunnen,binnen een zekere foutenmarge, naar de gehelebevolking veralgemeend worden. Maar hoekleiner de steekproef, hoe groter de foutenmargebij een veralgemening. Dit is belangrijk om inhet achterhoofd te houden, zeker bij eenselectie van subgroepen, zoals leeftijds-categorieën (kinderen) en geografischeonderverdelingen (Vlaanderen).

De Algemene Directie Statistiek en EconomischeInformatie (ADSEI)2 levert gegevens uit de

7 Armoedebarometer 2011

1 ABVV, ACV, ACW, Minderhedenforum, Samenlevingsopbouw Vlaanderen, Socialistische Mutualiteiten en socio-culturele verenigingen, Steunpunt Algemeen Welzijnswerk, Verbruikersateljee, Vlaams Netwerk van verenigingen waar armen het woordnemen, Vlaams Minderhedencentrum, nu Kruispunt Migratie-Integratie, Welzijnszorg en Cera.

2 Met dank aan Patrick Lusyne en Geneviève Geenens.

1. De strijd tegen armoede metDecenniumdoelen 2017

DCD rapport A4_2011_DCD rapport 20/05/11 10:28 Pagina 7

Page 10: Rapport - Decenniumdoelen...Kinderarmoede eindelijk op de agenda 5 Bruno Vanobbergen, Kinderrechtencommissaris 1. De strijd tegen armoede met Decenniumdoelen 2017 6 1.1 Nu ook indicatoren

EU-SILC-enquête (Survey on Income and LivingConditions) aan. De gegevens zijn afkomstig vaneen jaarlijkse enquête bij een steekproef van debevolking. Echter, een vierde van derespondenten wijzigt jaarlijks. Zo kan het zijn dathet armoederisico een fractie daalt van het enejaar op het andere, terwijl andere indicatorenduidelijk aantonen dat de armoede net gestegenis. Deze cijfers geven dus eerder tendensen enevoluties weer, die duidelijker worden naarmatemen een langere tijdreeks kan vergelijken. Het aantal Vlaamse kinderen (jonger dan 18) inde steekproef van de EU-SILC is klein. Bijgevolgmoeten deze cijfers met de nodigevoorzichtigheid geïnterpreteerd worden.

Ten slotte zijn bepaalde kwetsbarebevolkingsgroepen niet of nauwelijksvertegenwoordigd in de gegevens voor deArmoedebarometer. We denken hierbij nietalleen aan personen die in collectievehuishoudens3 leven, illegalen en daklozen, maarook aan jonge én allochtone kinderen.Praktische, conceptuele en methodologischeredenen liggen hieraan ten grondslag. Het inkaart brengen van deze bevolkingsgroepen quaomvang en samenstelling, blijft noodzakelijk envergt verder onderzoek.

In het volgende deel worden de indicatoren vande Armoedebarometer gepresenteerd. Voorkinderen bestaat er een algemene indicator.Kind en Gezin geeft jaarlijks weer hoeveelprocent kinderen in een kansarm gezin geborenworden. Volgens Kind en Gezin is een gezinkansarm als het zelf aangeeft zwak te staan opdrie of meer van deze criteria: hetmaandinkomen van het gezin, de opleiding vande ouders, de ontwikkeling van de kinderen, dearbeidssituatie van de ouders, de huisvesting ende gezondheid. Deze ‘multidimensionele’indicator wordt meermaals besproken. Meestal bespreken we de indicatoren voorvolwassenen en kinderen samen. De primaireindicatoren brengen de ontwikkeling van de zesdoelstellingen in beeld. Waar mogelijk vullen wedit aan met extra informatie vanuit desecundaire indicatoren.

8Decenniumdoelen 2017

3 Het gaat hier bijvoorbeeld over rusthuizen, kloosters, psychiatrische instellingen of strafinstellingen.

DCD rapport A4_2011_DCD rapport 20/05/11 10:28 Pagina 8

Page 11: Rapport - Decenniumdoelen...Kinderarmoede eindelijk op de agenda 5 Bruno Vanobbergen, Kinderrechtencommissaris 1. De strijd tegen armoede met Decenniumdoelen 2017 6 1.1 Nu ook indicatoren

2.1 Gezondheid

Arme mensen krijgen vaker af te rekenen meteen slechte gezondheid. Dat ligt voor de hand.Als je amper geld hebt om te eten is hetonmogelijk om medische kosten envoorzieningen te betalen. Ook het aankopen vankwaliteitsvol en afwisselend voedsel is moeilijk.Bovendien is niet iedereen op de hoogte van demogelijkheden om korting te krijgen op bepaaldemedische diensten. Voor kinderen in armoede isde situatie nog minder rooskleurig. Zij hebbendikwijls meer en specifiekere medische zorgnodig. Gezonde voeding is belangrijk om zichoptimaal te kunnen ontwikkelen.

Hoe lager men op de sociale ladder staat, hoelager de levensverwachting of de verwachtingom een gezond leven te kunnen leiden. Hetnegatieve verband tussen de sociaal-economische status van mensen en hungezondheid werd aangetoond door Mackenbach,Kunst, et al. (1997). Eind jaren ’90 werd inBelgië en Vlaanderen gestart metwetenschappelijk onderzoek naar socialeongelijkheid inzake gezondheid. Nationalegezondheidsenquêtes (in 1997, 2001, 2004 en2008) bevestigden de vaststelling: de verbandentussen socio-economische status enlevensverwachting, gezonde levensverwachtingen meerdere andere gezondheidsindicatorengelden ook voor ons land (Bossuyt&Van Oyen,2000; Gadeyne&Deboosere, 2000).

Deze bevindingen hebben ook hun effect opkinderen, vaak al vóór de geboorte. Zo blijkt datkinderen van moeders met een lage socialestatus meer in de couveuse moeten liggen oflater meer last hebben van tandcariës(Bossuyt&Van Oyen, 2001). Bovendien tonenlevenslooponderzoeken aan dat er een verbandbestaat tussen de gezondheid vanaf de geboorteen de kinderjaren en de gezondheid in hetvolwassen leven. (Braveman&Barclay, 2009).Steenssens, Aguilar e.a. (2008) stellen dat degezondheid bij kinderen in armoede in Belgiëzeer weinig wordt onderzocht. Bovendiengebeurt het eerder fragmentarisch, wat maakt

dat jaarlijks te actualiseren indicatorennauwelijks voor handen zijn.

De eerste indicator is de subjectieve evaluatievan de eigen gezondheid (indicator G1). Volgenshet Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid(WIV, 2006) is dit één van de beste indicatorenom de gezondheidstoestand op individueel enmaatschappelijk niveau weer te geven. Dezeindicator toont hoe mensen zelf hun gezondheidervaren. Informatie hierover is te vinden in deEU-SILC-enquête en de Gezondheidsenquêtes.Aangezien de Gezondheidsenquêtes slechtsvierjaarlijks uitgevoerd worden, gebruiken wij decijfers van de jaarlijkse EU-SILC-gegevens. Wevergelijken het subjectieve gezondheidsgevoeltussen mensen met een inkomen onder enboven de armoedegrens. Bij deze indicatormoeten we wel een kanttekening maken:mensen met een hogere opleiding of een hooginkomen stellen, in vergelijking met mensen meteen laag inkomen of opleiding, dikwijls hogereeisen vooraleer ze vinden dat ze zich ‘in goedegezondheid’ bevinden. De feitelijke verschillenzouden nog groter zijn dan de cijfers aangeven(Contoyannis&Jones, 2004).

Ook de levensverwachting is ongelijk verdeeld,soms al vóór de geboorte. Indicator G2 geeft hetaantal verwachte levensjaren in goedegezondheid naar opleidingsniveau en geslachtweer op 25-jarige leeftijd. Indicator G3k geeft defoeto-infantiele sterfte weer naargelang hetopleidingsniveau en de nationaliteit van deouders. De verschillen in levensverwachting ingoede gezondheid zijn een erg duidelijk signaalvan de gezondheidsongelijkheid tussen arm enrijk. Kwaliteitsvolle voeding ligt mee aan de basisvan de verdere ontwikkeling en degezondheidstoestand van het kind. IndicatorG2k meet op basis van de Gezondheidsenquêtehoeveel procent van de min 15-jarigen dagelijksfruit en groenten eet en wekelijks vis. Dezeindicator wordt slechts om de vier jaar gemeten.

De betaalbaarheid van de gezondheidszorgen iseen belangrijke indicator om de ongelijketoegang tot de gezondheidszorg aan te tonen.Het percentage mensen dat gezondheidszorgen

9 Armoedebarometer 2011

2. De metingen van de Armoedebarometer

DCD rapport A4_2011_DCD rapport 20/05/11 10:28 Pagina 9

Page 12: Rapport - Decenniumdoelen...Kinderarmoede eindelijk op de agenda 5 Bruno Vanobbergen, Kinderrechtencommissaris 1. De strijd tegen armoede met Decenniumdoelen 2017 6 1.1 Nu ook indicatoren

moet uitstellen omwille van financiële redenen(zie indicator G3), weerspiegelt de kloof tussenmensen boven en onder de armoedegrens. Dezeindirecte indicator geeft een beeld weer van dehoogte van de gezondheidskosten voor de lagereinkomensgroepen. We bekijken ook hetpercentage huishoudens met kinderen datgezondheidszorgen moet uitstellen wegensfinanciële redenen (indicator G1k). Momenteelis er geen systematische monitoring van degezondheidskosten. Het IntermutualistischAgentschap en het Federaal Kenniscentrumvoor de Gezondheidszorg voeren sporadisch adhoc onderzoek uit. De totale dekkingsgraad van borstkanker-screening in Vlaanderen is een secundaireindicator, alsook het percentage 3- en 5-jarigenmet onbehandeld tandbederf en het percentage15-jarige rokers.

2.2 Arbeid

Werk hebben is nog altijd het belangrijkste vooreen gezin om uit de financiële armoede teblijven, ook voor kinderen. Dagelijkse activiteitenvan jonge kinderen worden grotendeelsbeïnvloed door het feit of ouders al dan niet eenbetaalde job hebben (Kind en Gezin, 2009). Uiteen onderzoek van Schockaert & Nicaise (2010)blijkt dat werkloosheid op de sociale mobiliteiteen ander effect heeft voor volwassenen danvoor kinderen. Kinderen die opgroeien in eenwerkloos huishouden ontsnappen moeilijker aanlangdurige armoede dan de gemiddeldevolwassene. Arbeid is dus erg bepalend voor hetarmoederisico van kinderen. We meten voor debarometers het percentage volwassenen enkinderen dat leeft in een huishouden zonderinkomen uit betaald werk (indicator A1 en A1k). Eerst bespreken we de indicatoren van deArmoedebarometer, nadien die vankinderarmoede.

Ongelijke kansen op de arbeidsmarkt zorgenvoor een ongelijke spreiding van hetarmoederisico. Bovendien zijn de effecten vande crisis ook ongelijk verdeeld en krijgenbepaalde groepen de hardste klappen(Herremans, Vanderbiesen et al., 2010).Daarom is het nodig om aandacht te bestedenaan de verschillende kansengroepen (indicatorA2) die we minder dan gemiddeld op dearbeidsmarkt vinden.

De laaggeschoolden (maximum diploma lagersecundair onderwijs) vormen één van dezekansengroepen. Er zijn verschillende redenenwaarom laaggeschoolden niet aan een jobgeraken of in de werkloosheid belanden. Deevolutie naar een diensten- en kenniseconomie,de toenemende globalisering en technologischeontwikkeling doet de vraag toenemen naar hogeropgeleiden. Bovendien wordt de positie vanlaaggeschoolden op de arbeidsmarkt bemoeilijktdoor het ongunstige arbeidersstatuut waarin velelaaggeschoolden terechtkomen zoals korteopzegtermijnen of lagere ontslagvergoedingen.Ook komen de laaggeschoolden vaak in de meerconjunctuurgevoelige sectoren terecht en is ersprake van de financiële werkloosheidsval. DeHoge Raad voor de werkgelegenheid (2005)signaleert dat de werkloosheidsval, waarbij hetfinancieel aantrekkelijker is om werkloos teblijven dan om te werken, vooral voorkomt bijlaagbetaalde jobs, uitgevoerd doorlaaggeschoolden.

De 50-plussers zijn een tweede kansengroepdie minder aanwezig is op de arbeidsmarkt. Zijtreden – al dan niet gedwongen – vervroegd uitvia bijvoorbeeld brugpensioen. Onder druk vande vergrijzing probeert men de laatste jarenouderen langer aan het werk te houden. Dat kan de toekomstige werkloosheidscijfersbeïnvloeden. Deze evolutie verdient opvolgingwant als 50-plussers in de werkloosheidbelanden, is het zeer moeilijk om er nog uit tegeraken.

Ook jongeren verdienen onze aandacht.Werkloosheid op jonge leeftijd kan een negatieveinvloed uitoefenen op de verdere loopbaan (VanTrier, 2010). Een van de oorzaken van dejeugdwerkloosheid is de moeizame aansluitingvan het onderwijs op de arbeidsmarkt. Dezeovergang loopt in het bijzonder moeilijk voorenkele subgroepen: de ongekwalificeerdeuitstromers, de afgestudeerden met enkel eenASO-diploma en de schoolverlaters van hetalternerend leren die tijdens hun studies geenwerkervaring konden opdoen (SERV, 2007). Deevolutie van het aantal schoolverlaters dat naéén jaar nog naar werk zoekt (indicator A3), isdan ook een belangrijke indicator.

Langdurige werkloosheid (indicator A4) is eenbelangrijke oorzaak van inkomensarmoede.Naarmate men langer gedwongen wordt om

10Decenniumdoelen 2017

DCD rapport A4_2011_DCD rapport 20/05/11 10:28 Pagina 10

Page 13: Rapport - Decenniumdoelen...Kinderarmoede eindelijk op de agenda 5 Bruno Vanobbergen, Kinderrechtencommissaris 1. De strijd tegen armoede met Decenniumdoelen 2017 6 1.1 Nu ook indicatoren

rond te komen met een beperkt inkomen zoalsmet een werkloosheidsvergoeding, gerakeneventuele financiële reserves op. Toch moetenduurzame consumptiegoederen (koelkast,wasmachine) ooit vervangen worden en duiktuitsluiting ook op andere, niet-materiëlelevensdomeinen op. Naarmate men langerwerkloos is, neemt de kans om weer werk tevinden, verder af. Op termijn gaan ook ervaring,vaardigheden en attitudes verloren enwerkgevers interpreteren langdurige werkloos-heid vaak als een gebrek aan motivatie(Bardone&Guio, 2005).

Meestal biedt een job bescherming tegenarmoede. Dit volstaat niet altijd. Armoede bijwerkenden (indicator A5) komt voor bijhuishoudens met slechts één kostwinner en metverschillende afhankelijke gezinsleden, bijmensen met terugkerende werkloosheid en/of bijwerkenden in laagbetaalde of niet voltijdse jobs.De overheid creëert jobs voor mensen diemoeilijk een plaats vinden op de regulierearbeidsmarkt. De tewerkstelling in de socialeeconomie is een indicator van deoverheidsinspanningen op dit gebied. Ook demate waarin de overheid via de VDAB dekansengroepen al dan niet in trajectbegeleidingoververtegenwoordigt, is een interessanteindicator van deze inspanningen. We nemendeze cijfers op als secundaire indicator in deoverzichtstabel.

Volgens een onderzoek van Aliaga (2005) heeftde aanwezigheid van kinderen vooral impact opde arbeidssituatie van de moeder, en niet op datvan de vader. Uit een rapport van de EuropeseCommissie (2008) blijkt ook dat er een verbandbestaat tussen de tewerkstelling van demoeders en het armoederisico bij de kinderen:hoe meer moeders in een land werken, hoelager het armoederisico van kinderen. IndicatorA2k duidt het percentage werkende moedersaan die een kind of een jongste kind hebbenonder de 12 jaar. We vergelijken de moeders diesamenwonen met een partner en zij diealleenstaand zijn. Toegang tot betaalbare, kwaliteitsvollekinderopvang vormt voor moeders een van degrootste hindernissen om (weer) aan de slag tegaan (Belgisch Voorzitterschap van de EuropeseUnie, 2010). Indicator A3k geeft op basis van de

Gemeentelijke Kindrapporten van Kind en Gezinweer hoeveel plaatsen er in Vlaanderen per 100kinderen zijn in de ‘erkende’ kinderopvang4.Kinderopvang heeft behalve een werkgelegen-heidseffect ook een pedagogische en socialefunctie: het stimuleert de fysieke, psychische ensociale ontwikkeling van kinderen. Kinderopvangondersteunt de integratie van kansengroepen:de (alleenstaande) ouder is in staat eenopleiding te volgen, te solliciteren, andereouders te leren kennen en/of even tot rust tekomen (Vranken, 2010). Bovendien blijkt uitonderzoek dat cognitieve competenties al voorde schoolplichtige leeftijd verworven worden (DeBoyser, 2009) en dat de lagere socio-economische klassen minder gebruik makenvan de kinderopvangvoorzieningen (Vranken,2010). Het gebruik van opvang naarkansengroepen en gezinssituatie wordtweergegeven door indicator A4k.

2.3 Inkomen

Een persoon heeft een verhoogd armoederisicowanneer het equivalent netto inkomen lager ligtdan 60% van het nationaal mediaan equivalentinkomen. Men berekent alle inkomens in Belgiëen de mediaan is het middelste inkomen. Hetalgemeen armoedecijfer (indicator I1) geeft hetarmoederisico weer voor de bevolking vanVlaanderen. Indicator I1k geeft hetarmoederisico weer voor kinderen onder 18 jaarin Vlaanderen. In Vlaanderen bedraagt hetarmoederisicopercentage 10%. Dat is hetpercentage Vlamingen dat een inkomen heeftonder de Belgische armoedegrens.

Het bedrag van de inkomensarmoedegrens(60% van het mediaan gestandaardiseerdehuishoudinkomen) ligt hoger in Vlaanderen danin België door de hogere inkomens. Dearmoedegrens in Vlaanderen ligt dus hoger: erzijn meer mensen met een inkomen onder dezegrens. De Studiedienst van de Vlaamse Regeringpast in zijn armoedemonitor de Vlaamsearmoedegrens toe, en komt op eenarmoederisico uit van 12%. De definitie vanarmoede wordt hier wel enkel tot het inkomenbeperkt. Maar andere aspecten spelen ook eenrol en bovendien houdt men geen rekening metspaargelden, beleggingen, schenkingen,

11 Armoedebarometer 2011

4 Zie: http://www.kindengezin.be/Images/GKR_tekst_en_uitleg_300709_tcm149-43109.pdf .

DCD rapport A4_2011_DCD rapport 20/05/11 10:28 Pagina 11

Page 14: Rapport - Decenniumdoelen...Kinderarmoede eindelijk op de agenda 5 Bruno Vanobbergen, Kinderrechtencommissaris 1. De strijd tegen armoede met Decenniumdoelen 2017 6 1.1 Nu ook indicatoren

erfenissen of andere inkomensbronnen. Uitmetingen van de EU-SILC-enquête blijktduidelijk dat bepaalde kansengroepen (zieindicator I1) een hoger dan gemiddeldarmoederisico hebben. Het is dan ookaangewezen om het armoederisicopercentagevan deze kansengroepen (alleenstaanden,eenoudergezinnen, niet EU-burgers en ouderen)op te volgen.

De vraag over subjectieve armoede in de EU-SILC-enquête (indicator I2) geeft aan in welkemate mensen inkomensarmoede ook echt alsarmoede ervaren. Men peilt naar de matewaarin mensen zelf vinden dat ze met hunhuidige inkomen al dan niet gemakkelijkrondkomen. Aangezien de EU-SILC-enquêtegeen kinderen onder de 15 jaar bevraagt,selecteren we het percentage min 18-jarigen.Deze kinderen leven in een gezin waar men nietmakkelijk rondkomt met het huidige inkomen(indicator I2k).

Een andere tekortkoming bij het meten van hetbeschikbare inkomen is dat men niet weethoelang mensen al onder de inkomensgrensleven. Een tijdelijk inkomenstekort vertaalt zichniet altijd onmiddellijk in een achteruitgang vande levensomstandigheden. Daarom is hetnoodzakelijk om in de Armoedebarometer eenindicator op te nemen met betrekking totlangdurige armoede (indicator I6). Voorlopigbeschikken we nog niet over deze cijfers wantde onderzoeken zijn nog niet afgerond. Een andere manier om te meten of een inkomenonder de armoedegrens al dan niet problematischis, is onderzoeken of personen in de praktijkbeperkte financiële middelen hebben. Indicatorenhierover zijn opgenomen in de jaarlijkse EU-SILC-enquête (indicator I3). We bekijken hoeveelkinderen leven in een huishouden dat aangeeftgeen onverwachte aankopen, groter dan 750euro, te kunnen doen (indicator I3k).

Te lage inkomsten en te hoge uitgaven leiden optermijn tot problematische schuldenlast(indicator I4). Overmatige schuldenlast leidtvaak tot sociale uitsluiting op verschillendegebieden. Dit kan het gevolg zijn van life eventszoals werkloosheid, ziekte of scheiding, maarook door wanbeheer of overmatige consumptie(De Greef, 1992). Het is dus aangewezen omhierover een indicator op te nemen in deArmoedebarometer. Voor kinderen weerhoudenwe het percentage personen dat in de

schuldbemiddeling zit en kinderen ten lasteheeft (indicator I4k).De aanwezigheid van allochtonen in desteekproeven van surveys is meestal te beperktom resultaten te veralgemenen. Om toch eenindicatie te kunnen geven, nemen we voorlopigde cijfers op van het onderzoek naar armoedebij allochtonen dat enkele jaren geleden inopdracht van de Koning Boudewijnstichtingwerd uitgevoerd (indicator I5). Deze cijfersgeven een ruwe schets van het armoederisico bijallochtonen in België.

Secundaire indicatoren illustreren de invloedvan het beleid op het bepalen van het inkomenzoals de minimumbedragen van pensioenen,loon, werkloosheid, invaliditeit en het leefloon.Andere indicatoren belichten het aantal mensenmet een collectieve schuldenregeling of hetaantal geregistreerden met achterstalligecontracten bij de Centrale voor Kredieten aanParticulieren. Ook deze cijfers nemen we op inde overzichtstabel. Bij de secundaire indicatorenvoor kinderen bekijken we het percentage min12-jarigen dat in een gezin met een leefloonwoont. Hierbij voegen we het aantal gezinnen enhet aantal rechtgevende kinderen metGewaarborgde Kinderbijslag.

2.4 Wonen

Wonen hangt nauw samen met anderedimensies van armoede. Gezinnen in armoedehebben weinig of geen keuze in hunhuisvesting, en komen vaak terecht inongezonde en/of onveilige woonomgevingen(Belgisch Voorzitterschap van de Europese Unie,2010). Winters & De Decker (2009) stellen dater een scherpe en toenemende tegenstellingheerst tussen de eigendomsmarkt en dehuurmarkt. In beide markten zou er sprake zijnvan een sociaal verloop: wie een laag inkomenheeft, laaggeschoold is, alleenstaand ofalleenstaande ouder is of van eenvervangingsinkomen leeft, heeft het veelmoeilijker om zich een ‘degelijke’ huisvesting teveroorloven.

De grootste problemen situeren zich op deprivate huurmarkt, waar de inkomensarmenvaak noodgedwongen terechtkomen omdat deaankoop van een eigen woning te hoog gegrepenis. De armoedecijfers van private huurders liggendan ook fors hoger dan bij eigenaars.

12Decenniumdoelen 2017

DCD rapport A4_2011_DCD rapport 20/05/11 10:28 Pagina 12

Page 15: Rapport - Decenniumdoelen...Kinderarmoede eindelijk op de agenda 5 Bruno Vanobbergen, Kinderrechtencommissaris 1. De strijd tegen armoede met Decenniumdoelen 2017 6 1.1 Nu ook indicatoren

Amoedebestrijding moet zich daarom in eersteinstantie op de private huurdersmarkt richten. Algemene cijfers over de omvang en kwaliteitvan de private huurmarkt zijn echter nauwelijksbeschikbaar. De gegevens van de Woonsurvey(zie indicator W1) worden gebruikt om hetaantal private huurwoningen in Vlaanderen temeten. Echter, het gaat hier om een extrapolatievan een ruime steekproef en bijgevolg is er eenfoutenmarge. Momenteel is het nog nietduidelijk wanneer de volgende Woonsurvey zalplaatsvinden. In principe zouden we deze dataook uit de EU-SILC kunnen halen. Onderzoekheeft echter aangetoond dat de Woonsurveymeer betrouwbare gegevens heeft voor heteigendomsstatuut (Heylen&Winters, 2009). Wepleiten ervoor dat in de toekomst een nieuweWoonsurvey georganiseerd wordt.

Sinds 2007 is de registratie van huurcontractenverplicht. Binnenkort zal de afdeling AlgemeneAdministratie van de Patrimoniumdocumentatievan de FOD Financiën dan ook over eendatabase beschikken van het aantal privatehuurwoningen in Vlaanderen. Door debestaande administratieve bestanden aan elkaarte koppelen, zal men een goed beeld krijgen vande private woningmarkt en zijn bewoners. Een‘dure’ bevraging van de socio-economischekenmerken van bewoners zoals in 2001, wordtdaardoor overbodig.

Indicator W2 biedt een zicht op het aantalsociale huurwoningen in Vlaanderen. Dit cijfer isjaarlijks beschikbaar. Deze indicator verheldertslechts gedeeltelijk de rol van de socialehuisvestingsmaatschappijen. Uit onderzoek(Winters, Heremans et al., 2004) blijkt dat maarliefst 39% van alle private huurders voldoet aande wettelijke voorwaarden om in aanmerking tekomen voor een sociale huurwoning. In cijfers:180.000 gezinnen voldoen aan de voorwaardenom een sociale woning te krijgen, maar levenvaak noodgedwongen in een (duurdere) privatehuurwoning. Vele gezinnen belanden op de wachtlijsten. Inwelke mate de sociale huurmarkt deze mensenverder kan helpen, merken we aan het aantalpersonen op een wachtlijst voor een socialehuurwoning (W3).

Huishoudens met een laag inkomen zijngenoodzaakt een groter deel van hun inkomen

aan huisvesting te besteden dan diegenen meteen hoger inkomen. Deze wetmatigheid, dezogenaamde ‘Wet van Schwalbe’, stelt dat hoearmer iemand is, hoe groter het relatievegedeelte van zijn inkomen aan huisvesting wordtgespendeerd (De Decker&Van Dam, 2005).Inspanningen om het inkomen van mensen inarmoede te verhogen, worden teniet gedaandoor stijgende woonkosten. De Decker en VanDam (2005) merken dan ook terecht op dat eenefficiënt armoede- en tewerkstellingsbeleid oogmoet hebben voor de woningmarkt. Dewoonquote5, het aandeel van het nettohuishoudinkomen dat maandelijks aan wonenwordt uitgegeven, nam de voorbije jarenstelselmatig toe. Zo steeg de gemiddeldewoonquote voor private huurders tussen 1995en 2005 met 7,7%. (Campaert, 2007). Dewoonquote voor eigenaars en huurders is danook een belangrijke indicator (W4) over hoezwaar de woonkosten doorwegen op hetgezinsbudget. Informatie over de woonquote isterug te vinden in de jaarlijkseHuishoudbudgetenquête en ook in de EU-SILC-enquête. Aangezien de Huishoudbudgetenquêtete kampen heeft met een beperkte omvang eneen grote uitval, verkiezen we de cijfers uit deEU-SILC-enquête. Voor de nulmeting van deArmoedebarometer baseerden we ons op deresultaten van de Woonsurvey 2005.

De betaalbaarheid van wonen kunnen we ooksubjectief benaderen. Indicator W5 peilt naar demate waarin de totale woonkosten al dan nieteen zware last vormen. Verder voegen we ookindicator W6 toe die de betaalbaarheid vanelektriciteit en aardgas aangeeft. Er wordtweergegeven hoeveel huishoudens inVlaanderen klant zijn van een sociale leveranciervoor elektriciteit en aardgas. Indien huishoudensna een herinneringsbrief en eeningebrekestelling hun factuur niet (kunnen)betalen, wordt het contract door de commerciëleleverancier opgezegd. Als de klant bij geenandere commerciële leverancier terecht kan,wordt hij bediend door de sociale leverancier.Bijna alle klanten van sociale leveranciershadden dus betalingsproblemen met hunelektriciteits- en gasrekening.

Indicator W7 geeft weer welk aandeel van debevolking leeft in een woning van ontoereikendekwaliteit of met een gebrek aan comfort.

13 Armoedebarometer 2011

5 De woonquote is het aandeel van het netto huishoudinkomen dat maandelijks wordt uitgegeven aan de huurprijs zonder kosten(voor huurders) of aan de maandelijkse afbetalingen voor hypothecaire leningen (voor eigenaars). Het betreft de maandelijksenaakte woonkosten: de huurprijs zonder verbruikskosten voor huurders en het maandelijks bedrag voor de hypothecaire leningvoor eigenaars.

DCD rapport A4_2011_DCD rapport 20/05/11 10:28 Pagina 13

Page 16: Rapport - Decenniumdoelen...Kinderarmoede eindelijk op de agenda 5 Bruno Vanobbergen, Kinderrechtencommissaris 1. De strijd tegen armoede met Decenniumdoelen 2017 6 1.1 Nu ook indicatoren

14Decenniumdoelen 2017

Nogmaals willen we hier vermelden dat de datavan de EU-SILC op een steekproef gebaseerdzijn en niet op de hele populatie.

Als secundaire indicator nemen we de resultatenop van een onderzoek uit 2003 dat de situatievan ‘klein wonen’ in Vlaanderen onderzocht.Verder voegen we het aantal actievebudgetmeters voor elektriciteit en aardgas toeals aanvullende indicator voor deverwarmingskosten van een woning. Debudgetmeters voor aardgas zijn pas in 2009ingevoerd. Dit cijfer zal de komende jarentoenemen want momenteel zijn er nog gezinnenzonder budgetmeter die toch in aanmerkingkomen.

Dat een slechte leef- en woonomgeving invloedheeft op de situatie van kinderen, staat buitenkijf. Slechte huisvesting weerspiegelt en verdieptde ontbering en draagt structureel bij aanarmoede (Kinderrechtencommissariaat, 2010).Ook de duur van het verblijf in een woning vanslechte kwaliteit heeft een uitgesproken effect ophet algemeen welzijn van het kind (Barnes, Buttet al., 2011). Kinderen hebben nood aan eenveilig en gezond huis: een thuis om op tegroeien, huiswerk te maken en deel te nemenaan het gezinsleven.

De meeste indicatoren gelden alleen voorvolwassenen. Voor kinderen zijn we genoodzaaktons te baseren op de EU-SILC. Als eersteindicator (W1k) nemen we het percentage min18-jarigen. Zij wonen in een woning met een ofmeerdere gebreken. Deze kinderen groeien opin een huis waar het te donker is, met eenlekkend dak, vochtige muren of vloer, rottendraamwerk of houtwerk, waar geen bad ofdouche of toilet in de woning aanwezig is en/ofwaar er minder dan één kamer per persoon is.De tweede indicator (W2k) bekijkt deleefomgeving van het kind en gaat na hoeveelprocent van de kinderen onder de 18 een ofmeerdere gebreken ervaart in dewoonomgeving. Gebreken zijn: lawaai van deburen of van de straat, vervuiling of anderehinder veroorzaakt door verkeer of industrie,vandalisme of criminaliteit in de buurt, afgelegenen niet goed bereikbaar met het openbaarvervoer en/of een weinig nette buurt. Indicator W3k geeft het percentage min 18-jarigen weer die leven in een gezin dat aangeeftdat de totale woonkosten een zware last vormen.

De vierde indicator (W4k) duidt het percentagegeboorten aan in gezinnen met een precairverblijfsstatuut zoals bij asielzoekers. Ze hebbengeen definitief verblijfsstatuut.

2.5 Onderwijs

Een goede opleiding is cruciaal om uit dearmoede te blijven of te geraken. De sociaal-economische status van personen wordtuitgedrukt in hun onderwijsniveau. Regelmatigwordt aangetoond dat hogeropgeleiden in eenbetere gezondheid verkeren, makkelijker een jobkunnen vinden én houden, een hoger inkomengenereren, zich betere huisvesting kunnenpermitteren en meer participeren aan cultuur.Onderwijs is dan ook van fundamenteel belangom de cirkel van vaak intergenerationelearmoede te doorbreken.

Aangezien het moeilijk is om een onderscheid temaken tussen onderwijsindicatoren voorkinderen en volwassenen, bekijken we ze samen. Vlaanderen neemt sinds 2000 deel aan hetPISA-onderzoek (Program for InternationalStudent Assessment). Dit onderzoek meet onderandere de geletterdheid van 15-jarigen. In hetalgemeen scoort Vlaanderen zeer goed in ditonderzoek, maar de algemene score verbergtgrote onderlinge verschillen tussen deleerlingen. Als indicator (O1) van de socio-economische verschillen inzake geletterdheid enwiskunde nemen we ook de verschillen inscores van leesvaardigheid en wiskunde opnaargelang de herkomst van de leerlingen.

Twee of meer jaar achterstand oplopen in hetsecundair onderwijs, is vaak een aanduiding vaneen verkeerde oriëntatie en/of een gebrek aanmotivatie. Dit eindigt vaak in eenongekwalificeerde uitstroom. Als indicator O2nemen we het aandeel leerlingen op datminstens twee jaar schoolse achterstand heeft inhet lager en secundair onderwijs. Door dezeachterstand zijn er elk schooljaar een flinkaantal leerlingen dat de schoolbanken verlaatzonder diploma. De kansen van deze jongerenop de arbeidsmarkt zijn beperkt: een groot deelvan deze groep is één jaar na het beëindigenvan de schoolloopbaan nog op zoek naar werk.Armoedebestrijding betekent dus ook hetterugdringen van deze ongekwalificeerdeuitstroom (indicator O3). De evolutie van hetaantal ongekwalificeerde uitstromers nemen we

DCD rapport A4_2011_DCD rapport 20/05/11 10:28 Pagina 14

Page 17: Rapport - Decenniumdoelen...Kinderarmoede eindelijk op de agenda 5 Bruno Vanobbergen, Kinderrechtencommissaris 1. De strijd tegen armoede met Decenniumdoelen 2017 6 1.1 Nu ook indicatoren

15 Armoedebarometer 2011

dan ook op als indicator voor deArmoedebarometer.

Het verhogen van de deelname aan levenslangleren (indicator O4) was één van de doelen vande Europese Lissabon-agenda. Op latere leeftijdkan men vaardigheden en competentiesversterken wanneer ze op het einde van deschoolloopbaan onvoldoende zijn.Hooggeschoolden nemen vaker deel aanlevenslang leren. Toch nemen we ook de cijfersvan de deelname van laaggeschoolden alsindicator op. Zo weten we in welke matemensen de gevolgen van een opleiding dietekort schoot, nog (kunnen) corrigeren.

Als secundaire indicator nemen we de kostprijsvan het onderwijs. Zolang het onderwijs nietvolledig gratis is, blijven sommige scholenfinancieel discrimineren. Dit bestendigt desituatie dat sterke leerlingen in elitescholensamenzitten en zwakkere leerlingenverkommeren in ‘gettoscholen’ (Hirtt, Nicaise etal., 2007). De evolutie van de kosten van het secundair enhoger onderwijs wordt echter nauwelijksonderzocht. Voor de nulmeting nemen werecente cijfers over de kosten in het secundaironderwijs op. Omdat kinderen veel tijd op schooldoorbrengen is het belangrijk dat ze zich ergoed voelen. Het welbevinden op school wordtdoor de OECD (Organisation for Economic Co-operation and Development, 2009) weergegevendoor pestgedrag op school en subjectieveperceptie van de schoolbeleving. Dezeindicatoren zijn afkomstig uit een internationaalstudie ‘Health Behaviour in School-agedChildren’ (HBSC), uitgevoerd onder toezicht vande Wereldgezondheidsorganisatie. Deze studieonderzoekt hoe de schoolgaande kinderen zelfhun schoolleven ervaren.

2.6 Samenleven

De aard en kwaliteit van sociale netwerkenkunnen positief of negatief inwerken op defysieke en mentale gezondheid en hebben eenimpact op de levensverwachting (Cattel, 2001;WIV, 2002). Uit analyse van deGezondheidsenquêtes (De Boyser & Levecque,2007) blijkt dat, in tegenstelling tot wat intuïtiefwordt verondersteld, de sociale netwerken van

personen in armoede niet kleiner zijn dan dievan anderen. Ook de contactfrequentie ligt nietlager. Echter, door de beperkte relevantie en degeringe beschikbaarheid van de gegevens(vierjaarlijks) nemen we geen indicator op overde frequentie van sociale contacten. Volgens DeBoyser en Levecque zijn er wel duidelijkeverschillen in de kwaliteit van de netwerkentussen personen onder of boven deinkomensarmoedegrens. Personen in armoedegeven aan dat ze bij problemen minder op hulpvan de familie of de omgeving kunnen rekenen.Helaas wordt een vraag hierover sinds 2008 nietmeer opgenomen in de vragenlijst van de EU-SILC.

Zowel actieve als passieve participatie aancultuur, jeugdwerk en sport kunnen een bijdrageleveren aan de overlevingsstrategieën vankinderen en gezinnen (Dierckx, 2009). Viaparticipatie aan het maatschappelijke levenwordt bijgedragen aan identiteitsbeleving,individuele ontplooiing, weerbaarheid, bewegingen ontspanning. Als hoofdindicator voor deArmoedebarometer kiezen we voor het verschilin actieve participatie aan het verenigingslevenonder en boven de armoedegrens (indicator S1).

Voor kinderen beschikken we niet overrepresentatieve data. Daarom analyseren we hetpercentage 14-18 jarigen die actief lid zijn vaneen jeugd- of jongerenbeweging (S5k), van eensportvereniging (S2k) en van een (amateur-kunstbeoefeningsvereniging (S3k) naaronderwijsniveau. De cijfers tonen aan dat het inVlaanderen niet slecht gesteld is met dedeelname aan verenigingen. Maar op basis vande tweede JOP-monitor6 merken we tochverschillen. Jongeren van het algemeensecundair onderwijs participeren meer aanverenigingen dan jongeren uit het technisch- enberoepsonderwijs (Elchardus&Herbots, 2010).Verschillen tussen laag- en hoogopgeleidenontstaan dus al op jonge leeftijd (Vettenburg,Deklerck et al., 2010)!

Heel wat jongeren en kinderen in armoedeondervinden verschillende drempels die henervan weerhouden om te participeren aan hetverenigingsleven (Vlaanderen in Actie&VlaamsNetwerk van verenigingen waar armen hetwoord nemen, 2010). Er zijn praktischedrempels (vervoer, openingsuren, de juiste

6 JeugdOnderzoeksplatform (JOP)- monitor is een onderzoek waar de leefwereld, levensomstandigheden en activiteiten van kinde-ren en jongeren periodiek in beeld gebracht wordt. De eerste bevraging met de monitor dateert van einde 2005-begin 2006. Detweede bevraging met de monitor werd in het najaar van 2008 uitgevoerd.

DCD rapport A4_2011_DCD rapport 20/05/11 10:28 Pagina 15

Page 18: Rapport - Decenniumdoelen...Kinderarmoede eindelijk op de agenda 5 Bruno Vanobbergen, Kinderrechtencommissaris 1. De strijd tegen armoede met Decenniumdoelen 2017 6 1.1 Nu ook indicatoren

16Decenniumdoelen 2017

kledij), kennisdrempels (computerkennis,gedragscodes, spelregels), psychologischedrempels (angst, gebrek aan zelfvertrouwen,wantrouwen van de ouders), socio-cultureledrempels (andere waarden en normen) en ookfinanciële drempels (inschrijvingsgeld,verzekeringsgeld, geld voor maaltijden ofmaterialen). Vooral kinderen uit de middenklasse (CESORbvba, 2010) zijn lid van jeugdbewegingen. Dezevaststellingen vullen de resultaten van indicatorS5k aan. Wat betreft kinderen en participatiebeschikken we over weinig actuele cijfers. In hetrapport van het Belgisch Voorzitterschap (2010)omtrent kinderarmoede en kinderwelzijn wordtvermeld dat de Europese Commissie en deVerenigde Naties indicatoren voorbereidenomtrent de participatie van jongeren.

Uit het rapport van het Steunpunt RecreatiefVlaanderen (2005) leiden we af dat de matewaarin iemand deelneemt aan cultuur sterkverbonden is met het opleidingsniveau.Hooggeschoolden nemen meer en vaker deelaan het publieke culturele leven danlageropgeleiden. Dit geldt voor de eerder elitairekunstvormen, maar ook voor populairecultuurvormen. Volgens dit onderzoek hangt degrootte van het sociale (vrijetijds)netwerk vanmensen sterk samen met de mate vandeelname aan het culturele leven. Uitsluitingmeten we door de deelname aan hetcultuurleven als indicator op te nemen.

Deelnemen aan culturele activiteiten is voorkinderen voordelig. Ze verwerven vaardigheden,bouwen zelfvertrouwen op, krijgen een gunstigerzelfbeeld, hebben meer respect voor culturelediversiteit en anticiperen beter op discriminatie(Belgisch Voorzitterschap van de Europese Unie,2010). De jaarlijkse Sociaal-CultureleVerschuivingen (SCV)- survey bezorgt ons meergedetailleerde gegevens over de deelname aancultuurvormen. Als bijkomende indicatoren (S2en S3) nemen we de verschillen op inparticipatie aan theater of toneelvoorstelling,bezoek aan een museum, tentoonstelling ofgalerij naar opleidingsniveau. Voor de kinderenbekijken we dus het percentage 14-18 jarigendie actief lid zijn van een sportvereniging (S2k)en van een amateur-kunstbeoefeningsvereniging(S3k). In deze context was een indicator over deeffecten van sociaal-artistieke projecten of overde beeldvorming en de vooroordelen in de

samenleving gewenst. Hierover is verderonderzoek nodig.

Ter afsluiting nemen we nog twee indicatoren opover de negatieve gevolgen van een tekort aanmiddelen op de netwerken van personen. Hetbetreft hier het percentage mensen dat zichthuis geen internetverbinding kan permitteren(S4) wegens financiële redenen. De indicatorvoor kinderen is het percentage huishoudensmet kinderen ten laste dat thuis geen internetheeft (S4k). De indicator betreft het aantalhuishoudens met kinderen jonger dan 18 jaardat zich jaarlijks geen week vakantie buitenshuiskan veroorloven (S1k).Secundaire indicatoren meten de inspanningenvan het beleid. We selecteerden de middelendie besteed worden aan sociaal-artistiekeprojecten en het bereik van de acties van hetSteunpunt Vakantieparticipatie.

DCD rapport A4_2011_DCD rapport 20/05/11 10:28 Pagina 16

Page 19: Rapport - Decenniumdoelen...Kinderarmoede eindelijk op de agenda 5 Bruno Vanobbergen, Kinderrechtencommissaris 1. De strijd tegen armoede met Decenniumdoelen 2017 6 1.1 Nu ook indicatoren

17 Armoedebarometer 2011

Is de armoede gestegen of gedaald? Op welkedomeinen kent men grote ongelijkheden? Watbrengen de bijkomende cijfers rondkinderarmoede aan het licht? In dit deelbeschrijven we de evolutie van deArmoedebarometer. Ook de armoede bijkinderen en jongeren komt dit jaar in beeld.Soms lopen de verhalen door elkaar. Armoedebij volwassenen is immers onlosmakelijkverbonden aan armoede bij kinderen en viceversa.

3.1 Gezondheid

3.1.1 Evolutie

→ ArmoedeHet percentage mensen dat de eigengezondheid als slecht tot zeer slecht ervaart is zowel onder als boven de armoedegrensgestegen ten opzichte van de nulmeting. De stijging voor de personen onder dearmoedegrens is zo miniem dat we kunnenstellen dat dit cijfer stabiel gebleven is. Meermensen die boven de armoedegrens leven,voelen zich ongezond ten opzichte van 3 jaargeleden. We bekijken ook het aantal jaren dat iemandnaar verwachting nog gezond zal leven op deleeftijd van 25 jaar. We stellen vast dat er nogsteeds een ongelijkheid bestaat tussenlaaggeschoolden (enkel diploma lager onderwijs)en hooggeschoolden. Hoogopgeleiden levenlanger in goede gezondheid dan lageropgeleiden. Dit geldt zowel voor mannen alsvoor vrouwen.

Mensen met een inkomen onder dearmoedegrens hebben het nog steeds moeilijkerom de gezondheidszorg te betalen. 4,2% vandeze mensen stelt gezondheidszorgen uitomwille van financiële redenen tegenover 1%van de mensen boven de armoedegrens. Er isnog werk aan de winkel om het decenniumdoel,de halvering van de gezondheidsongelijkheidtussen arm en rijk, te behalen.

→ Bij kinderen en jongerenNaar het verband tussen gezondheid enarmoede bij kinderen wordt weinig onderzoekverricht. Ook de data van de EU-SILC-enquêtevoor kinderen zijn niet betrouwbaar. Daaromberoepen we ons op de resultaten van devierjaarlijkse Gezondheidsenquête. In 2008 stelt13,6% van de huishoudens in Belgiëgezondheidszorgen uit wegens financiëleredenen. Voor alleenstaanden met kinderenstijgt dit percentage tot 29,2%; voor koppels metkinderen daalt dit tot 11,2%. 69,9% van de min 15-jarigen eet dagelijks fruit,84,7% dagelijks groenten; 58,2% eet wekelijksvis. Helaas zijn dit algemene cijfers en leggen zegeen sociale ongelijkheden bloot. Voor de foeto-infantiele sterftecijfers kan dit wel.De kans dat een baby sterft bij de geboorte of inhet eerste levensjaar is 1,5 à 1,9 keer groter alsde moeder een diploma lager secundair of hogersecundair behaalde, dan wanneer ze eenuniversitair diploma heeft. Ook de nationaliteitvan de moeder wijzigt de kans op het overlijdenvan kinderen in het eerste levensjaar. Wie eenniet-EU-burger is, is slechter af.

3.1.2 Beleidsinitiatieven

→ Tegen armoede Ondanks onze sociale zekerheid bestaat inBelgië nog steeds een gezondheidskloof. Vooralgroepen bovenaan de sociale ladder genietenvan verbeteringen in de gezondheidszorg en zijngezonder. De middengroepen gaan er ook welop vooruit, maar minder dan mogelijk zoukunnen zijn. Zij die helemaal op de onderstetrede van de ladder staan, gaan erop achteruit(Koning Boudewijnstichting, 2010). Kortom, degezondheidstoestand van mensen uitkansengroepen verslechtert ten opzichte van demensen uit hogere klassen. De drempels tot degezondheidszorg zijn dus niet weggenomenmaar eerder toegenomen. De ongelijkheid inBelgië is groter in termen van kwaliteit(gezondheidstoestand) dan in kwantiteit(levensverwachting) (Bossuyt&Van Oyen, 2001).

3. Armoede gewikt en gewogen

DCD rapport A4_2011_DCD rapport 20/05/11 10:28 Pagina 17

Page 20: Rapport - Decenniumdoelen...Kinderarmoede eindelijk op de agenda 5 Bruno Vanobbergen, Kinderrechtencommissaris 1. De strijd tegen armoede met Decenniumdoelen 2017 6 1.1 Nu ook indicatoren

18Decenniumdoelen 2017

Het Vlaamse gezondheidsbeleid schuift drieprioriteiten naar voor: preventie, socialebescherming en zorg op maat (Vandeurzen,2010). Een positieve vaststelling: de overheiderkent dat gezondheid samenhangt metverschillende levensdomeinen en beleidsniveaus.

Meer preventieHet doel van deze beleidsprioriteit isgezondheidsproblemen voorkomen door ze zovlug mogelijk te detecteren en tijdig en adequaataan te pakken (Vandeurzen, 2010). Dezeaanpak bestaat uit twee delen. Ten eerste wil men iedereen via allerlei actiesaansporen om gezonder te leven. Campagnesrond middelengebruik (tabak, alcohol en drugs),seksueel overdraagbare aandoeningen,zelfdoding, gehoorschade, voeding enbeweging… zijn hier enkele voorbeelden van.Sommige acties werken zelfs domeinover-schrijdend zoals de link tussen gezondheid enmilieuproblemen. Deze preventiecampages zijnzinvol, maar mensen in armoede worden vaakniet bereikt. Daardoor gaan deze campagnesvoor een deel aan hun doel voorbij. Het VlaamsNetwerk van verenigingen waar armen hetwoord nemen pleit voor gerichte doe-projecten(samen koken, meer bewegen) in lokalewerkingen die mensen in armoede bereiken.Zoniet dreigen de campagnes enkel demiddenklasse te bedienen.

Ten tweede wil men ziektes snel opsporen enbehandelen. Zo worden bevolkingsonderzoekennaar borstkanker georganiseerd. Toch stellen wevast dat mensen in armoede hier vaak afwezigzijn en dat er meer begeleiding nodig is (VlaamsNetwerk van verenigingen waar armen hetwoord nemen, 2009). Binnen hetpreventiebeleid wil de overheid ook de rol vande Centra voor Algemeen Welzijnswerk (CAW’s)versterken. De inzet van meer middelen enmensen zou de outreachende werking naarmensen in armoede zeker ten goede komen.

Vlaams Basisdecreet voor Sociale BeschermingDe Vlaamse Regering plant een VlaamsBasisdecreet voor Sociale Bescherming. Met ditdecreet wil men de betaalbaarheid van zorg vooralle Vlamingen garanderen. Het decreetbehandelt volgende onderwerpen: dezorgverzekering, de maximumfactuur in de zorg(MAF), de begrenzing van de kostprijs voorresidentiële zorg, de Vlaamse hospitalisatie-verzekering en de Vlaamse premie voor jonge

kinderen. Met dit decreet beoogt men vooral omde zorg betaalbaar te houden. Vanuit de optiekvan de armoedebestrijding is het belangrijk omwaakzaam te blijven en de belangen van delagere inkomensgroepen te verdedigen.

Ook de Strategische Adviesraad voor het VlaamsWelzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid (2010)heeft hierover zijn zorg geuit. De raad pleitervoor dat mensen met de laagste inkomens ende hoogste kosten vooral baat hebben bij demaatregelen van dit decreet.

Zorg op maatRechthebbenden op een verhoogdetegemoetkoming (OMNIO-statuut) in de gezondheidszorg krijgen in 2011 het recht omde derdebetalersregeling te vragen bij hunhuisarts. De huisartsen die toetreden tot hetmedico-mut akkoord van 2011 – een akkoordtussen artsen en ziekenfondsen – engagerenzich om dit recht op vraag van de patiënt toe tepassen. Zo hoeft de patiënt enkel het remgeld tebetalen bij de huisarts. De drempel tot deeerstelijnszorg wordt dus verlaagd. Dat is ergpositief. Maar weet dat deze regelingsamenhangt met het engagement van de arts ofmet de vraag van de patiënt die niet altijd op dehoogte is en/of wordt afgeschrikt door deingewikkelde procedure.

→ Bij kinderen en jongeren In het jeugdbeleidsplan (Vlaamse Regering,2010) wordt besloten dat voor de regeerperiode2010-2014 het Kind- en jongeren-effecten-rapport (JoKER) moet focussen op degezondheid in brede betekenis. JoKER is eenrapport dat bij elk ontwerp van decreet wordttoegevoegd en dat het effect van de geplandebeslissingen op de situatie van het kind of dejongere beschrijft.

Meer preventieOok voor kinderen zijn preventieve beleidsmaat-regelen op vlak van gezondheid nodig. De groteuitdaging is om deze doelgroep te bereiken. Voorjonge kinderen speelt Kind en Gezin eenbelangrijke rol. Zij volgen kinderen op vanaf hungeboorte. Toch lijkt het dat niet alle jongekinderen even goed en even lang opgevolgdworden. Via het Vlaams Basisdecreet voorSociale Bescherming wil men een kindpremieinvoeren. Dit is een forfaitair bedrag voor elkkind dat bij de geboorte, de eerste en de tweedeverjaardag wordt uitgekeerd. De hoogte van het

DCD rapport A4_2011_DCD rapport 20/05/11 10:28 Pagina 18

Page 21: Rapport - Decenniumdoelen...Kinderarmoede eindelijk op de agenda 5 Bruno Vanobbergen, Kinderrechtencommissaris 1. De strijd tegen armoede met Decenniumdoelen 2017 6 1.1 Nu ook indicatoren

19 Armoedebarometer 2011

bedrag ligt nog niet vast, maar aangezien heteen universele uitkering is voor elk kind, zal hetbedrag niet enorm hoog zijn. Beter zou zijn omdeze premie uit te keren aan wie het echt nodigheeft. Voorwaarde om deze premie te verkrijgenis dat de ouders hun kind bij Kind en Gezinmoeten inschrijven. Nadeel is dat zwakkegezinnen, die de weg niet vinden naar Kind enGezin, deze premie mislopen.

Verder wil de overheid in 2011 via hetstrategisch project ‘preventieve zorg’ depreventieve gezondheidszorg voor gezinnen metjonge kinderen opwaarderen. Het onderzoek vanHoppenbrouwers en De Cock (2010) wordt alsleidraad beschouwd voor het toekomstige beleid.De onderzoekers adviseren om via hetlaagdrempelige karakter van Kind en Gezin een(minimaal) basisaanbod voor álle kinderen terealiseren, ongeacht risico’s, stoornissen en/ofproblemen.

Drempels wegwerkenOm kinderen gelijke kansen op gezondheidszorgte bieden, ongeacht het inkomen van de ouders,moeten verschillende drempels weggewerktworden. Het Vlaams Netwerk van verenigingenwaar armen het woord nemen, de Gezinsbond,het Vlaams Patiëntenplatform, Decennium-doelen 2017 en het Kinderrechtencommissariaatpleiten daarom voor een algemene regelingbetalende derde in de eerstelijnszorg, ook voorkinderen. Dit zou een bezoek aan de huisartsfinancieel vergemakkelijken. In het NationaalAkkoord tussen geneesheren en ziekenfondsen20117 verbinden artsen zich ertoe om hetsociale derdebetalerssysteem toe te passen,maar enkel ‘op vraag van de patiënt’. Patiëntenmoeten dus op de hoogte zijn van dit systeemen het ook durven vragen. Bovendien vergt ditvoor de huisarts een extra administratieveinspanning, wat niet aanmoedigend werkt.In 2009 werden federaal twee maatregelengenomen om de betaalbaarheid van degezondheidszorg te vergroten: het verlagen vanhet remgeld voor een huisbezoek van een artsbij kinderen jonger dan 10 jaar en hetverminderen van het maximum remgeld vooreen groep medicijnen. Sinds 2008 is het bezoekaan de tandarts voor min 18-jarigen gratis ensinds 2010 worden twaalfjarige meisjes op schoolgratis ingeënt tegen baarmoederhalskanker.

OndersteuningDe Vlaamse overheid wil meer opvoedingswinkelsoprichten. Opvoedingswinkels bieden hulp enondersteuning aan ouders en opvoeders bij deopvoeding van kinderen en jongeren. HetKinderrechtencommissariaat signaleert echterdat vele vragen van kansarme oudersgeproblematiseerd worden. Vaak durven dezeouders geen ondersteuning meer zoeken, uitangst voor een plaatsing van hun kinderen. Opdeze manier ondergraaft men de functie van deopvoedingswinkels en blijven ouders die noodhebben aan extra steun, afwezig. Een alternatiefis om de laagdrempelige ontmoetingsplaatsenvoor (toekomstige) ouders in armoede teondersteunen. Vanuit een vertrouwensvolleomgeving kan dan ook opvoedingsondersteuningaangeboden worden.

3.2 Arbeid

3.2.1 Evolutie

→Armoede Stilaan leeft de economie weer op na de crisis.Als gevolg van de vertraagde reactie van dearbeidsmarkt op de prille conjunctuuropleving,blijft de werkloosheid stijgen. De cijfers van dehuidige barometer geven aan dat het percentagekinderen dat opgroeit in een huishouden zonderinkomen uit betaald werk ongeveer stabiel isgebleven ten opzichte van de nulmeting. 6%van de kinderen (min 18 jaar) leeft in eenhuishouden waar niemand werkt; voor devolwassenen is dit 8,5%. Het doel, een halveringvan deze huishoudens, is dus nog niet in zicht.

Herremans, Vanderbiesen et al. (2010) toondenaan dat de gevolgen van de crisis ongelijkverdeeld zijn: kansengroepen hebben meerkans op werkloosheid voor langere tijd. Vooralouderen, jongeren en laaggeschooldenondervinden meer schade door de crisis. Dealgemene werkloosheidsgraad (dewerkloosheidsgraad bij de actieve bevolkingtussen 15 en 64 jaar) stijgt in 2009 ten opzichtevan de vorige twee jaren. Bij jongeren is destijging het grootst: de werkloosheidsgraad voorjongeren bedraagt 15,7%. Sinds het begin vandeze armoedebarometer is dit cijfer voorjongeren nog nooit zo hoog geweest. Dewerkloosheidsgraad van niet-EU-burgers daalt

7 http://www.riziv.be/care/nl/doctors/general-information/agreements/2011/pdf/2011.pdf

DCD rapport A4_2011_DCD rapport 20/05/11 10:28 Pagina 19

Page 22: Rapport - Decenniumdoelen...Kinderarmoede eindelijk op de agenda 5 Bruno Vanobbergen, Kinderrechtencommissaris 1. De strijd tegen armoede met Decenniumdoelen 2017 6 1.1 Nu ook indicatoren

20Decenniumdoelen 2017

licht ten opzichte van vorig jaar maar blijft tochhet hoogste van alle kansengroepen: 21,6% iswerkloos. Het aantal schoolverlaters dat na éénjaar nog werk zoekt, is gestegen ten opzichtevan de voorbije twee jaren. In 2009 kent hetaandeel langdurige werklozen een terugvaltegenover het jaar voordien. Het aantalwerkenden onder de armoedegrens blijft redelijkstabiel: de afgelopen jaren leeft 3 à 4% van dewerkenden onder de armoedegrens.

→ Bij kinderen en jongeren6% van de kinderen groeit op in eenhuishouden zonder werk. Als we hieraantoevoegen dat in Vlaanderen 68,2% van dehuishoudens met kinderen waar niemand werktonder de armoedegrens leeft, dan spreken decijfers voor zich. Men heeft aangetoond (zieboven) dat het armoederisico van de kinderenveel samenhang vertoont met het al dan niettewerkgesteld zijn van de moeder. Uit de cijfersblijkt dat 65,5% van de alleenstaande moedersmet één of een jongste kind jonger dan 12 jaar,werkt. Het percentage ligt ruim 10% hoger voormoeders die samenwonen met een partner,namelijk 76,3%. Of een moeder de kans krijgtom te gaan werken, wordt mee bepaald dooreen goed voorziene en betaalbare kinderopvang.Hierdoor worden moeders gestimuleerd om uitwerken te gaan. In Vlaanderen heeft de voor- enbuitenschoolse opvang een te kleine capaciteit:de voorschoolse opvang heeft 36,8 plaatsen per 100 kinderen, de buitenschoolse opvang 5,2 plaatsen per 100 kinderen. Het verschil inhet gebruik van kinderopvang tussen kansarmeen niet-kansarme gezinnen is dan ook groot.Kinderen uit kansarme gezinnen worden mindernaar de kinderopvang gebracht dan kinderen uitniet-kansarme gezinnen.

3.2.2 Beleidsinitiatieven

→ Armoede In België zijn de bevoegdheden voor werkverdeeld over verschillende beleidsniveaus.Algemeen staat de federale regering in voor dewerkgelegenheid, de solidariteit via de socialezekerheid, het arbeidsrecht en in grote matevoor de fiscaliteit. De gewesten zijn bevoegdvoor het eigenlijke tewerkstellingsbeleid en desociale economie (De Blust&Dierckx, 2010). Om de lage werkzaamheidsgraad van 50-plussers op te trekken werd in het kader van

het Vlaamse Werkgelegenheids- enInvesteringsplan (WIP) de begeleiding vanwerklozen uitgebreid. Zo wil men de 50-plusserssystematisch activeren. Vanaf april 2011 is dezeregeling van kracht en in een later stadium wordtze uitgebreid naar de 58-plussers.In 2009 kwam het WIP tot stand door eensamenwerking tussen de Vlaamse overheid en desociale partners. Het beoogt vier doelstellingen:een op maat gerichte begeleiding voor elkewerkzoekende aanbieden, kwetsbare groepenkansen op werk bieden, competenties versterkenen loopbanen ondersteunen én jobs behoudenen creëren. Via het WIP werden integraletrajecten naar werk voor mensen in armoede alsproefproject opgezet. Omwille van de meerwaardemoet zeker bekeken worden in welke mate ditproefproject structureel verankerd kan worden.

In zijn ‘Beleidsnota werk 2009-2014’ presenteertMuyters (2009) zijn ‘nieuwe arbeidsmarktvisievoor Vlaanderen’. Met deze vernieuwde visie wilhij de structurele problemen van onzearbeidsmarkt aanpakken door te werken aaneen versterkt activeringsbeleid, te investeren incompetenties en de vraag naar arbeid testimuleren. Echter, dit activerend arbeidsmarkt-beleid blijft een bredere maatschappelijkeparticipatie naar het achterplan verwijzen. In debeleidsnota wordt bijvoorbeeld het belang vaneen samenwerking met de sociale economieonderstreept, maar armoede wordt slechtseenmaal vermeld. Vranken, De Blust, et al.(2010) waarschuwen dat een activeringsbeleidde aanwezige uitsluitingsmechanismen kanversterken als het afgezwakt wordt tot eenactiverend, soms inclusief, doelgroepenbeleid.Activering moet breder bekeken worden danenkel het hebben van een job. Het gaat ook overhet verbeteren van de levenskwaliteit vankansengroepen door volwaardig te kunnendeelnemen aan de samenleving.

In dit opzicht is de aanbeveling van deEuropese Commissie over de actieve inclusievan personen die van de arbeidsmarkt zijnuitgesloten (2008) een voorbeeld. Dezeaanbeveling gaat verder dan het engeactiveringsbeleid en heeft ook oog voor mensendie ver van de reguliere arbeidsmarkt verwijderdzijn. Zo wordt er gepleit voor voldoendeinkomenssteun, inclusieve arbeidsmarkten éntoegang tot kwaliteitsvolle dienstverlening.

DCD rapport A4_2011_DCD rapport 20/05/11 10:28 Pagina 20

Page 23: Rapport - Decenniumdoelen...Kinderarmoede eindelijk op de agenda 5 Bruno Vanobbergen, Kinderrechtencommissaris 1. De strijd tegen armoede met Decenniumdoelen 2017 6 1.1 Nu ook indicatoren

De lidstaten moeten het recht van individuen opvoldoende middelen erkennen. Wie werken kan,moet opnieuw aan werk geholpen én gehoudenworden. Ten slotte moet sociale steun verleendworden aan wie dat nodig heeft om zo socialeen economische insluiting te bevorderen. Erwordt ook gepleit om zoveel mogelijk samen tewerken met de verschillende beleidsniveaus enrelevante actoren.

Op federaal niveau worden de anti-crisismaatregelen, waaronder de tijdelijkewerkloosheid, wegens succes verlengd tot eindmaart 2011. Deze maatregelen werden in 2009ingevoerd om op een alternatieve manier enzonder ontslagen, de arbeidsprestaties teverminderen. Daardoor werden mensen tijdelijkwerkloos en kregen ondernemers meerademruimte. Uit een rapport van de OESO8

werd aangetoond dat België door dezemaatregelen tot 55.000 jobs heeft ‘gered’, enkoploper van de OESO-landen is voor het succesvan de anti-crisismaatregelen. Deze maatregelenhebben de effecten van de crisis op dearbeidsmarkt afgezwakt, maar toch is dewerkloosheid blijven stijgen.

→ Kinderen en jongeren Min 25-jarigen zijn zeer kwetsbaar op dearbeidsmarkt en horen bij de eerste en talrijksteslachtoffers van een economische crisis. In hetderde kwartaal van 2010 daalde dewerkloosheid bij jongeren in België voor heteerst sinds het begin van de financieel-economische crisis. De VDAB wil dejeugdwerkloosheid bestrijden door de garantievan een ‘sluitend maatpak’. Het profiel van dewerkzoekende jongere bepaalt de frequentie enintensiteit van de begeleiding. Dit profiel hangtsamen met het diploma en/of het beroep.

In het loopbaandebat wordt weinig aandachtbesteed aan de positie van jongeren. Dit komtdeels doordat ze ondervertegenwoordigd zijn inde overlegstructuren (Vlaamse Regering, 2010).Deze situatie tracht de overheid om te kerendoor het beginloopbaandebat te agenderen, devakbonden aan te sporen om jongeren tebetrekken en een dialoog over arbeid op testarten. Jongeren zonder diploma zijn zeerkwetsbaar op de arbeidsmarkt en hun aantalstijgt jaarlijks. Via samenwerking met hetonderwijs door onder meer het deeltijds leren en

werken te versterken, beoogt men dat leerlingende juiste studiekeuze maken en werkervaringkunnen opdoen. Aangepaste programma’smaken het voor jongeren mogelijk omvooralsnog een kwalificatie te behalen.

Het armoederisico voor kinderen in gezinnenwaar de moeder werkt is lager dan in gezinnenwaar zij niet werkt. Onderzoek heeft uitgewezen(European Commission, 2008) dat eenbetaalbare, toegankelijke en beschikbarekinderopvang de werkzaamheidsgraad vanvooral moeders kan doen toenemen. Daarom zetde Vlaamse Regering al enige tijd in op hetuitbreiden van betaalbare, inkomensgerelateerdekinderopvang. Maar er is veel onduidelijkheid inde sector. Het op stapel staande Kaderdecreetkinderopvang wil hierin verandering brengen.Het decreet beoogt drie doelstellingen: er moetvoldoende en leefbare kinderopvang komen,deze opvang moet voor elk kind eenkwaliteitsnorm halen en de opvang moet vooriedereen toegankelijk zijn.

Dat kwetsbare gezinnen moeilijk de weg vindennaar de kinderopvang wordt nu erkend. Mensenin armoede brengen hun kind soms niet naar deofficiële kinderopvang uit schaamte en/of angstvoor controle. Ze zijn bang om hun kinderen teverliezen. Daarom moet de drempel naar dekinderopvang verlaagd worden. Klare informatie,het betrekken en versterken van de oudersmaakt dat ze zich minder geviseerd voelen(Vlaams Netwerk van verenigingen waar armenhet woord nemen, 2010). Vanaf 2010 krijgenmensen in armoede voorrang in dekinderopvang. Meer specifiek gelden dezevoorrangsregels voor ten minste 20% van deopvangcapaciteit. De registratie van hetvoorrangsbeleid in de erkendeopvangvoorzieningen werd opgestart (VlaamseOverheid, 2010). Samen met dit voorrangsbeleidmoet wel het aanbod van kwaliteitsvolle enbetaalbare kinderopvang stijgen, zeker met hetoog op het toenemend aantal kinderen in detoekomst.

21 Armoedebarometer 2011

8 OECD Employment Outlook 2010. Moving Beyond the Jobs Crisis. Zie:http://www.oecd.org/document/46/0,3746,en_2649_37457_40401454_1_1_1_37457,00.html

DCD rapport A4_2011_DCD rapport 20/05/11 10:28 Pagina 21

Page 24: Rapport - Decenniumdoelen...Kinderarmoede eindelijk op de agenda 5 Bruno Vanobbergen, Kinderrechtencommissaris 1. De strijd tegen armoede met Decenniumdoelen 2017 6 1.1 Nu ook indicatoren

3.3 Inkomen

3.3.1 Evolutie

→ ArmoedeHet armoederisicopercentage is in Vlaanderenlicht gedaald ten opzichte van de nulmeting:10,1% procent van de bevolking heeft eeninkomen onder de armoedegrens. Toch lopenverschillende groepen nog steeds een groterarmoederisico: 15,7% van de alleenstaanden,22,3% van de eenoudergezinnen en 20,2% vande ouderen. Als we het percentage onder deVlaamse grens bekijken, dan blijkt dat 11,8%onder de armoederisicogrens leeft9. Dedoelstelling dat elk gezin, ongeacht desamenstelling, minstens een inkomen heeft datgelijk of groter dan de armoederisicogrens is, isnog lang niet bereikt. Bovendien hebben deSILC-cijfers van de barometer 2011 betrekkingop de inkomens van 2008, waardoor degevolgen van de crisis nog niet volledigmerkbaar zijn. Ondanks de stabiele en zelfs lichte daling vanhet armoederisicopercentage, stijgt hetpercentage personen (15,2%) dat aangeeftmoeilijk rond te komen de afgelopen drie jaar.Logischerwijs stijgt ook het aantal mensen datzich geen grote onverwachte aankoop kanveroorloven. Dat men moeilijk kan rondkomenen zich geen onverwachte grote aankopen kanpermitteren, vertaalt zich vaak in eentoenemende schuldenlast. Grote uitgavenkunnen zich immers onverwacht aandienen endikwijls worden dan kredieten aangegaan diemen moeilijk kan afbetalen. Uit de cijfers van decollectieve schuldenregelingen in Vlaanderenblijkt dat dit fenomeen steeds meer voorkomt:het aantal collectieve schuldenregelingen is inVlaanderen de afgelopen twee jaar bijnaverdubbeld: een stijging van 47%.

→ Kinderen en jongerenHet armoederisico voor kinderen onder de 18jaar bedraagt in Vlaanderen 9,8%. Ditpercentage gaat over het aantal kinderen datonder de Belgische armoedegrens leeft. Destudiedienst van de Vlaamse Regering heeft eenberekening gemaakt voor de Vlaamsearmoedegrens. Indien de SILC-data van 2007 en2008 worden samengevoegd en men bekijkthoeveel kinderen er onder de Vlaamse

armoederisicodrempel leven, dan loopt ditpercentage op tot 13%.18,6% van de min 18-jarigen leeft in eenhuishouden waar men aangeeft moeilijk rond tekomen. 20,2% groeit op in een huishoudenwaar men zich geen onverwachte uitgavengroter dan 750 euro kan veroorloven. 39% vande personen in schuldbemiddeling heeftkinderen ten laste.

3.3.2 Beleidsinitiatieven

→ Armoede

Vlaams Actieplan ArmoedebestrijdingOp 2 juli 2010 werd het Vlaams ActieplanArmoedebestrijding voor de periode 2010-2014goedgekeurd. Het plan bevat 194 doelstellingenom armoede te bestrijden. Tegen het einde van2010 dienden alle ministers hunbeleidsspecifieke doelstellingen van dit plan teconcretiseren in actiefiches. De concretiseringliet echter op zich wachten en in december wasde concrete planning, timing of budgetten nietduidelijk. Intussen blijkt dat slechts weinigedoelstellingen zijn afgerond. Er werdaangedrongen op een versnelling en verdiepingvan het Actieplan (Lieten, 2011). Topprioriteiteninzake armoedebestrijding werden voorgesteld,maar wederom ontbrak een concrete timing enbudget. Bovendien zijn de maatregelen omtrentinkomen zwak. De Vlaamse Regering schuiftdeze verantwoordelijkheid volledig door naar defederale én lokale overheid. Nochtans kan deVlaamse overheid als toezichthoudend bestuurde OCMW’s stimuleren een beleid te voeren datgericht is op het verhogen van het inkomen. De aanvullende financiële en andere steun doorde OCMW’s kan door de Vlaamse Regeringgestroomlijnd worden.

Het federale niveauAangezien de federale regering bijna een jaar inlopende zaken is, worden er geen beslissingengenomen over een inkomen via uitkeringen.Uitkeringen zoals het leefloon, de pensioenen,de minimumlonen en invaliditeitsuitkeringenwerden nog wel in september 2010 aangepastaan de index. De welvaartsaanpassingen van desociale uitkeringen zitten vervat in hetInterprofessioneel Akkoord en worden mee in de

22Decenniumdoelen 2017

9 Cijfers studiedienst Vlaamse Regering.

DCD rapport A4_2011_DCD rapport 20/05/11 10:28 Pagina 22

Page 25: Rapport - Decenniumdoelen...Kinderarmoede eindelijk op de agenda 5 Bruno Vanobbergen, Kinderrechtencommissaris 1. De strijd tegen armoede met Decenniumdoelen 2017 6 1.1 Nu ook indicatoren

23 Armoedebarometer 2011

onderhandelingen opgenomen. De bedoelingvan deze welvaartsaanpassingen is om de indexen de uitkeringen aan te passen aan de evolutievan de welvaart. Dat is een goede zaak. Hetgrote nadeel is wel dat het al dan niet uitvoerenvan een welvaartsaanpassing en het bedrag inhet Interprofessioneel Akkoord wordt beslist.

De welvaartsaanpassing is dus geen zekerheid.In 2011 is men na moeizame onderhandelingenuiteindelijk tot een akkoord gekomen om 497miljoen euro te investeren in dewelvaartsaanpassing. Dit resulteert vanaf 1september 2011 in een verhoging van 2% vande minimumuitkeringen. Alhoewel elke stijgingaan te moedigen is, zullen de meesteuitkeringen onder de armoederisicogrens blijvenliggen. Bovendien is waakzaamheid geboden. Erstaan besparingen voor de deur waardoor dewelvaartsaanpassing wel eens zou kunnensneuvelen. Voor alle gezinstypen blijkt dat het wettelijkminimuminkomen ver beneden debudgetstandaard ligt (Storms&Van den Bosch,2010). De budgetstandaard bepaalt naargezinstype en andere categorieën hoeveelfinanciële middelen een persoon nodig heeft omop een menswaardige manier te functioneren inde maatschappij. De aanvullende steun die deOCMW’s betalen, is erg verschillend. Dezesteunmaatregelen moeten geharmoniseerd entransparant worden. Hiervoor zou debudgetstandaard gehanteerd kunnen worden.

Via het pas afgelopen Belgische EU-voorzitterschap tijdens het Europese Jaar van debestrijding van armoede en sociale uitsluiting,werden armoedebestrijding en sociaal beleid inde kijker gezet. België heeft als voorzitter eenaanzet willen geven om de sociale dimensie vande Europa 2020-strategie verder uit te werken.Op de agenda stonden conferenties envergaderingen over armoedebestrijding, socialediensten van algemeen belang, pensioenen,sociale uitkeringen, minimuminkomen, gelijkerechten voor personen met een handicap ensociale economie. Hoewel er in die zesmaanden geen doorslaggevende beslissingengenomen zijn, werden toch voorzettenuitgewerkt die hopelijk uitmonden in een meersociaal Europees beleid. Een stappenplan werdopgesteld voor een aanbeveling ter bestrijdingvan de kinderarmoede (Belgisch Voorzitterschapvan de Europese Unie, 2010).

→ Kinderen en jongerenOp Europees niveau blijkt dat de landen met hethoogste budget voor sociale uitkeringen(pensioenen niet meegerekend) doorgaans delaagste graad van kinderarmoede kennen(Belgisch Voorzitterschap van de Europese Unie,2010).Zoals eerder vermeld wil de Vlaamse Regeringeen kindpremie invoeren, mits een inschrijvingbij Kind en Gezin. Het bedrag noch de timingzijn echter al duidelijk. Deze premie zou defederaal uitgekeerde kinderbijslag aanvullen.Iedereen is het erover eens dat inkomens-verhogende maatregelen een helpende handkunnen bieden tegen de armoede. Vraag blijftom welk bedrag het hier zal gaan gezien dehuidige besparingen. Bovendien is het eenalgemene premie. Het zou doeltreffender zijnom een hogere premie uit te keren aan kinderenin kansarme gezinnen dan lage premies voorieder kind.

Het inkomen dat een kind ter beschikking heeft,is zo goed als volledig afhankelijk van hetinkomen van het huishouden. Het blijft eenactiepunt dat de meeste uitkeringen enminimumlonen moeten opgetrokken worden. Bij het bepalen van een budgetstandaard voorVlaanderen (Storms, Van den Bosch et al.,2009) werd een budget voor voeding, kleding,gezondheid en huisvesting opgesteld, maar ookvoor ‘veilige kindertijd’. Een veilige kindertijd iseen noodzakelijke vereiste om later op eigenbenen te kunnen staan (Van Thielen&Storms,2009). Via een budget voor de belangrijkebehoeften van kinderen (liefde en veiligheid, lof,nieuwe ervaringen, erkenning en positievefeedback en de uitbreiding vanverantwoordelijkheden) werd voor zestiengezinstypes een maandelijks budget berekenddat nodig is om deze veilige kindertijd tegaranderen. Overheden zouden dezestandaarden mee in rekening kunnen nemenom de hoogte van de uitkeringen voor gezinnente bepalen. Ofwel kan men het gezinsbudgetopkrikken, ofwel de uitgaven van huishoudensbeperken. Het Kinderrechtencommissariaat pleitvoor het goedkoop of gratis aanbieden vandiensten voor kinderen zoals gezonde maaltijdenop school, het beperken van de schoolkostenen/of gratis toegang tot vrijetijds- en cultureleactiviteiten. Op deze manier worden de uitgavenbeperkt en krijgen kinderen een eerlijke toegangonafhankelijk van hun gezinssituatie.

DCD rapport A4_2011_DCD rapport 20/05/11 10:28 Pagina 23

Page 26: Rapport - Decenniumdoelen...Kinderarmoede eindelijk op de agenda 5 Bruno Vanobbergen, Kinderrechtencommissaris 1. De strijd tegen armoede met Decenniumdoelen 2017 6 1.1 Nu ook indicatoren

24Decenniumdoelen 2017

3.4 Wonen

3.4.1 Evolutie

→ Armoede Voor wonen is het decenniumdoel een toenamevan het aantal goede en betaalbarehuurwoningen met 150.000 eenheden, waarvanminstens de helft sociale woningen. In 2009steeg het aantal sociale huurwoningen inVlaanderen van 141.450 naar 142.511, eentoename met 1.050 eenheden (0,7%). In 2002lag dit aantal nog op 131.413, wat aangeeft dathet aantal huurwoningen de voorbije zeven jaarmet ongeveer 8,4% is toegenomen. Het Grond-en Pandenbeleid had als doel om tegen 202043.000 sociale huurwoningen extra te hebben(Vlaamse Overheid, 2009). Deze toename gaatechter te langzaam. De vraag overschrijdt ruimhet aanbod. In 2009 staan 83.768 personen opde wachtlijst voor een sociale huurwoning en ditaantal neemt steeds toe.

De woonquote is de afgelopen jaren vooreigenaars gedaald. Er wordt gemiddeld 15,1%van het netto huishoudinkomen maandelijkseaan de hypothecaire lening afbetaald. Bijhuurders gaat het over 23,9% van het netto-inkomen. Let wel, het gaat hier overgemiddelden; de percentages voor de lagereinkomensklassen liggen hoger. Huurders eneigenaars beschouwen de totale woonkost meeren meer als een zware last. Dit geldt voor33,8% van de huurders en 12,9% van deeigenaars. Het aantal klanten bij sociale leveranciers voorelektriciteit en aardgas is sterk gestegen. Meermensen krijgen af te rekenen metbetalingsproblemen. Voor wat betreft elektriciteitgaat het over een stijging van 36% ten opzichtevan 2006. Voor aardgas gaat het over meer daneen verdubbeling: een stijging van 105%. 23,5% van de eigenaars geeft aan dat ze in eenwoning leven met een gebrek aan comfort. Bijde huurders loopt dit op tot 40%. Een gebrekaan comfort wordt gedefinieerd als het nietbeschikken over minstens één van de volgendezaken: bad/douche, toilet, centrale verwarmingen warm stromend water. Ontoereikendekwaliteit wordt gedefinieerd als het hebben vanminstens één van de volgende problemen:lekkend dak, vochtige muur of vloer, rottendraamwerk of te donker.

→ Kinderen en jongeren Volgens Barnes e.a. (2011) heeft slechtehuisvesting een uitgesproken effect op hetwelzijn van een kind. Wonen is sterk verbondenmet domeinen als gezondheid, participatie, werken onderwijs. Kinderen hebben nood aan een‘veilige’, gezonde woning waar ze spelend enlerend opgroeien. De woonomgeving maar ookde bereikbaarheid van diensten en verenigingenzijn erg belangrijk, vooral voor kansarmen. In2009 woonde 25,4% van de kinderen in eenwoning met een gebrek aan comfort; 28,9%ervaart een of meerdere gebreken aan dewoonomgeving: lawaai van de buren of van destraat, vervuiling of andere hinder veroorzaaktdoor verkeer of industrie, vandalisme ofcriminaliteit in de buurt, afgelegen en niet goedbereikbaar met openbaar vervoer en/of eenweinig nette buurt. 22,3% van de kinderen leeftin een gezin waar de woonkost een zware lastvormt. 0,6% van de pasgeborenen had oudersmet een ‘precair’ of tijdelijk verblijfsstatuut.

3.4.2 Beleidsinitiatieven

→ Armoede De ‘Beleidsbrief Wonen 2010-2011’ formuleertals doelstelling om iedereen goed en betaalbaarte kunnen laten wonen. Deze doelstelling wordtuitgewerkt met tal van maatregelen voor desociale en private woningmarkt, energie en detoegankelijkheid van overheidsdiensten (Van denBossche, 2010). Conform het Grond- en Pandendecreet moet bijelke nieuwe verkaveling ook een aantal socialeen bescheiden woningen gebouwd worden.Tegen 2020 moeten er 43.000 extra socialehuurwoningen beschikbaar zijn. Op dit tempokan men de doelstelling echter onmogelijkhalen. Daarom wordt er gezocht naar andereoplossingen zoals het vrijmaken van een extrabudget om de aankoop van nieuwe woningendoor sociale huisvestingmaatschappijen testimuleren. Zijn dit druppels op een hete plaat?Een groot probleem blijft dat de socialehuisvestingssector vandaag niet meer bereid isom op een grootschalige manier te investeren.Het aantal sociale woningen dat jaarlijksopgeleverd wordt, blijft beperkt tot eentweeduizendtal. In Gent is er de laatste vijf jaargeen enkele sociale woning bijgekomen. InAntwerpen wil men zelfs het aantal socialehuurwoningen verminderen.

DCD rapport A4_2011_DCD rapport 20/05/11 10:28 Pagina 24

Page 27: Rapport - Decenniumdoelen...Kinderarmoede eindelijk op de agenda 5 Bruno Vanobbergen, Kinderrechtencommissaris 1. De strijd tegen armoede met Decenniumdoelen 2017 6 1.1 Nu ook indicatoren

25 Armoedebarometer 2011

Verder is er ook nog de groeiende kans opdiscriminatie op de sociale huurmarkt. De vorigeregering heeft het mogelijk gemaakt dat elkegemeente een eigen toewijzingsreglement kanopstellen waarbij het accent veelal ligt op delokale binding. Dit heeft als gevolg dat de socialehuurmarkt op deze wijze afgesloten wordt vooreen reeks kansengroepen zoals niet-EU-burgers.

Andere maatregelen lopen via de privatehuurmarkt, waar tal van mensen wonen dieeigenlijk aan de voorwaarden voor een socialewoning voldoen. Om mensen met een beperktbudget toch de kans te geven een woning tekopen, wil men ‘co-housing’ stimuleren, socialeleningen toegankelijker maken en het aanbodstimuleren op de private huurmarkt. Men wilhiervoor het huursubsidiesysteem uitbreidennaar mensen die al lang op de wachtlijsten vooreen sociale woning staan. Begin 2011 werdaangekondigd dat er een akkoord is binnen deVlaamse Regering om ‘5 jaar wachtenden’ eenhuursubsidie toe te kennen vanaf 2012. Nadeelis wel dat de private huursector tot wachtkamergedegradeerd wordt. Bovendien wordt hierdoorde groep die in aanmerking komt voor eenhuursubsidie, sterk gereduceerd. Dehuursubsidie wordt afhankelijk gemaakt van dekwaliteit van de woning, wat opnieuw kan leidentot uitsluiting van de meest inkomenszwakkehuurders zoals de alleenstaanden en dedaklozen. Zij die deze subsidie het meest nodighebben, krijgen immers niet altijd toegang tot demeest kwaliteitsvolle woningen (De Blust, 2010).

Zowel huurders als eigenaars krijgen torenhogeenergiefacturen aangerekend. Naast de hogeenergieprijzen zijn vele woningen slechtgeïsoleerd. Om mensen aan te moedigen hunhuis beter te isoleren, worden de Vlaamserenovatiepremies uitgebreid. Een gevolg hiervanis dat het gevreesde Mattheüs-effect extragevoed zal worden: mensen die weinig middelenhebben en in de slechtst geïsoleerde huizenwonen, kunnen zich niet veroorloven om derenovatiepremies voor te schieten. Bovendienzijn zij zelden eigenaar van hun woning,waardoor ze geen recht hebben op de premie.Volgens de beleidsbrief wil men ook werk makenvan de kwaliteit van sociale woningen op vlakvan isolatie en energie. Ook komt er eendakisolatieplan voor kwetsbare groepen. In 2011komt er een proefproject. Bij 600 tot 800woningen van private huurders die eenaardgasbudgetmeter hebben en moeilijkheden

met de betaling van de verwarming, zal het dakgratis geïsoleerd worden (Vlaamse Overheid,2010).

Maar is dit haalbaar bij alle gezinnen dieproblemen hebben met het betalen van hunenergiefactuur en in een slecht geïsoleerdewoning wonen? Misschien is het beter omprivate eigenaars aan te moedigen hunwoningen te voorzien van een degelijke isolatie.Bovendien zijn er ook mensen in een goedgeïsoleerde woning die de steeds duurdereenergiefactuur niet meer kunnen betalen. Eengrondige evaluatie dringt zich op hoe menmensen die hun rekeningen niet meer kunnenbetalen kan helpen en opvolgen. Eenminderheid heeft een ‘beschermd statuut’ (o.a.uitkeringsgerechtigden) en betaalt een sociaaltarief voor energie. De meerderheid zijnpersonen die door hun energieleveranciergeweigerd worden als klant omdat zewanbetalers zijn. Vaak komen ze terecht bij de‘sociale leverancier’. Deze sociale leverancierhanteert echter vaak duurdere tarieven dan decommerciële leveranciers, waardoor dezemensen, die reeds betalingsproblemen hebben,nog meer in de problemen raken.

Zoals verwacht neemt de vergrijzing toe, maarook de ‘verzilvering’. Het aantal 80-plussersstijgt enorm snel, dus ook het aantalalleenwonenden. Woningen en woonomgevingenzullen aangepast moeten worden. Voorzieningenom aan de specifieke noden van dezebevolkingsgroep te voldoen zullen toenemen.Het beleid zal deze groep in het vizier moetenhouden.

Vanaf juni 2010 is de samenwerking tussen debeleidsdomeinen wonen en welzijn in eenafsprakenkader vervat (Vlaamse Regering,2010). Vanuit welzijn is er de vraag naar eenwoonbeleid dat inspeelt op de actuelezorgnoden. Vanuit wonen komt de vraag naareen welzijnsaanbod dat het zelfstandig wonenvan iedereen ondersteunt. Men wil ook denoden van specifieke doelgroepen opnemen inde programmering van de sociale huisvesting enstreven naar een maximale toegankelijkheid voorde doelgroepen van welzijn. Het welzijnsbeleidzal de bewoners begeleiden en de kostensubsidiëren. Experimentele projecten wordenopgestart zoals begeleiding op maat vanspecifieke doelgroepen en een aangepastaanbod van woningen.

DCD rapport A4_2011_DCD rapport 20/05/11 10:28 Pagina 25

Page 28: Rapport - Decenniumdoelen...Kinderarmoede eindelijk op de agenda 5 Bruno Vanobbergen, Kinderrechtencommissaris 1. De strijd tegen armoede met Decenniumdoelen 2017 6 1.1 Nu ook indicatoren

→ Kinderen en jongeren Het belang van een veilige en degelijke woningén woonomgeving voor kinderen wordtalgemeen erkend. Toch vinden we in hethuisvestingsbeleid weinig maatregelen diebetrekking hebben op huishoudens metkinderen. Ook al wordt er via het beleidstrategisch ingezet om wonen betaalbaar,duurzaam en kwaliteitsvol te maken, extraaandacht voor gezinnen met kinderen isdringend nodig. Wonen is sterk verbonden metdomeinen als gezondheid, participatie, werk enonderwijs. Kinderen hebben nood aan een‘veilige’, gezonde woning waar ze spelend enlerend opgroeien. De woonomgeving maar ookde bereikbaarheid van diensten en verenigingenzijn erg belangrijk, vooral voor kansarmen. Inoverleg met De Lijn probeert het VlaamsNetwerk waar armen het woord nemen, dedrempel tot participatie en woonomgevinggeheel of gedeeltelijk weg te werken. Op het vlak van woonbeleid en woningmarkthebben kinderen en tieners andere noden danvolwassenen. (Jong)volwassenen krijgen eerderte maken met de toegankelijkheid van dewoningmarkt. Kinderen en tieners wordeneerder geconfronteerd met de gevolgen van hunwoonsituatie of woonomgeving.

In het Vlaams Jeugdbeleidsplan (2010) wordenenkele operationele doelstellingen voorzichtigverwoord. Men wil de woningmarkt, zowel desociale als de particuliere, toegankelijker makenvoor jongeren door te onderzoeken wat hunnoden zijn en informatiecampagnes te voeren.Ook pleit men voor meer en grotere socialewoningen, meer toegang tot de socialewoningmarkt, een evaluatie van de gevolgen vanco-ouderschap en het verbeteren van dekwaliteit van de huurwoningen door extrainspecties. Ook zou het woonbeleid veel meer rekeningkunnen houden met nieuwe samenlevings-vormen. Uit de bevolkingsprojecties van deStudiedienst van de Vlaamse Regering10 blijktdat tegen 2030 de bevolking zal aangroeien,vooral in de grootsteden. Dit betekent dat dekomende jaren het aantal 0-2-jarigen zal stijgen,even later zal dan ook het aantal scholierentoenemen. Het stedelijk beleid zal hierop

moeten anticiperen door aangepastewoonomgevingen voor kinderen te voorzien. Kind- en jeugdvriendelijkheid is een centraalaandachtspunt in het Vlaamse stedenbeleid. Ditcriterium werd opgenomen in een laatste oproepvoor stadsvernieuwingsprojecten. Ook wordenprojecten voor meer toegankelijkheid van groene(speel)ruimte in de woonomgeving ondersteunden geëvalueerd. Bovendien zal men voor detoenemende bevolking in de steden voldoendebetaalbare woningen, zowel op de sociale als opde private woningmarkt, moeten voorzien.

3.5 Onderwijs

3.5.1 Evolutie

Het aantal 15-jarigen dat ondermaats scoort opvlak van geletterdheid daalt licht ten opzichtevan 2006: 13,4% kan enkel de meesteenvoudige leestaken oplossen. Devooropgestelde daling naar 3% is ingezet maarlang nog niet behaald. De kloof tussenautochtone en allochtone leerlingen op hetgebied van geletterdheid en wiskunde is devoorbije drie jaar wel gedaald. Dit heeft te makenmet een stijging van de vaardigheden van deallochtone leerlingen en een lichte daling van devaardigheden van de autochtone leerlingen.

De ongekwalificeerde uitstroom uit hetsecundair onderwijs is gedaald ten opzichte vande nulmeting in 2006, en ten opzichte van vorigjaar stabiel gebleven. Ongekwalificeerdeuitstroom wordt gedefinieerd als het aandeel vande totale bevolking tussen 18 en 24 jaar datISCED-niveau 2 (lager secundair onderwijs) oflager heeft bereikt en geen onderwijs ofopleiding heeft gevolgd in de vier weken voor deArbeidskrachtenenquête11. Het aandeel jongensis groter dan meisjes. In hun onderzoek naarvroege schoolverlaters in Vlaanderen definiërenVan Landeghem, Goos en Van Damme (2010)de ongekwalificeerde uitstroom per kalenderjaar.Per schooljaar bekijken ze het aandeel meisjesen jongens die ongekwalificeerd het secundaironderwijs beëindigen. Bovendien baseren zezich daarbij op de gehele Vlaamse bevolking, enniet op een steekproef. Het nadeel is dat de

26Decenniumdoelen 2017

10 Zie http://www4.vlaanderen.be/dar/svr/Pages/2011-01-24-studiedag-projecties.aspx11 De enquête naar de arbeidskrachten (EAK), in België opgezet door de Algemene Directie Statistiek en EconomischeInformatie, is een sociaal-economische enquête bij de huishoudens met als voornaamste doelstelling de populatie in de actieve leeftijd (vanaf 15 jaar) op te delen in drie exhaustieve en onderscheiden groepen (nl. tewerkgestelde personen, werklozen, en niet-actieve personen), en over elk van deze categorieën beschrijvende en verklarende gegevens te verstrekken.De enquête naar de arbeidskrachten vertrekt van een steekproef van de volwassen bevolking (15 jaar en ouder) van het Rijken betreft ongeveer 91 000 individuen.

DCD rapport A4_2011_DCD rapport 20/05/11 10:28 Pagina 26

Page 29: Rapport - Decenniumdoelen...Kinderarmoede eindelijk op de agenda 5 Bruno Vanobbergen, Kinderrechtencommissaris 1. De strijd tegen armoede met Decenniumdoelen 2017 6 1.1 Nu ook indicatoren

cijfers minder recent zijn dan deze van deArbeidskrachtenquête. Voor 2007 bedraagt deuitstroom zonder diploma voor jongens 18,3%en voor meisjes 10,9%. Hier zien we een veelgroter verschil tussen de geslachten. In het lager onderwijs heeft 1,64% van deleerlingen te kampen met een schoolseachterstand van twee jaar of meer. In hetsecundair onderwijs stijgt dit tot 6,67% van hetaantal leerlingen. Dit is onder meer een gevolgvan het sterk differentiërend karakter van hetonderwijssysteem in het secundair onderwijs.Vanaf het eerste middelbaar moeten leerlingeneen keuze maken tussen ASO, TSO en BSO.Vaak komen leerlingen terecht in eenwatervalsysteem, waarbij het makkelijk dalen ofvallen is. Maar opnieuw naar boven geraken,wordt vrijwel onmogelijk. Het aantal deelnemers aan levenslang leren is indrie jaar tijd verder gedaald, ongeacht hunstudieniveau. Om de decenniumdoelstelling tebehalen, moet deze trend doorbroken worden.

De secundaire indicatoren geven de jaarlijksestudiekosten per studieniveau weer. Ook dekwaliteit van het schoolleven wordt onder deloep genomen: in 2005-2006 ging 21,6% vande leerlingen van 11, 13 en 15 jaar graag naarschool. 12,2% werd dat schooljaar gepest. Omdat kinderen een groot deel van hun levenop school doorbrengen is het belangrijk dat zezich er goed voelen. Een kwaliteitsvolschoolsysteem wordt gekenmerkt door eensociaal inclusief schoolklimaat, ondersteunenderelaties met leeftijdsgenoten en goede resultatenmet een laag stressniveau. Kinderen moetenmet een gezonde dosis zelfvertrouwen naarschool kunnen gaan (Bradshaw, Hoelscher etal., 2007).

3.5.2 Beleidsinitiatieven

Gelijke Kansen voor diverse leerlingenIn de beleidsbrief onderwijs 2010-2011 (Smet,2010) luidt een van de strategischedoelstellingen ‘Kansen geven aan elk talent’. Dearmoede bestrijden en de sociale inclusiebevorderen zijn enkele van de operationeledoelstellingen. Ook in het VlaamsJeugdbeleidsplan (2010) wordt de nadrukgelegd op de grote diversiteit die er onder deschoolgaande jeugd heerst. Het plan pleit voorkwaliteitsvolle, diverse en inclusieveleeromgevingen. Het begrip ‘brede school’

wordt hier vermeld. Met een brede school wordthet oprichten van een netwerk van zorg,opvoeden, leren en ondersteuning bedoeld omkinderen en jongeren beter te begeleiden in hunontwikkeling. Het netwerk waar de schoolcentraal staat, werkt samen met onder meer(buitenschoolse) kinderopvang,jeugdwerkorganisaties, culturele organisaties,sportverenigingen, armoedeverenigingen,speelpleinwerkingen en andere.

MaatregelenOm ervoor te zorgen dat iedereen die recht heeftop een studietoelage er ook een ontvangt,onderzoekt de overheid de mogelijkheid om eenstudiefinanciering automatisch toe te kennen.Ook wil men de participatie aan hetkleuteronderwijs stimuleren en ouderssensibiliseren door het recht op deschooltoelage in het kleuteronderwijs tekoppelen aan een regelmatige aanwezigheid.Indien een kleuter gedurende twee jaar te weinigaanwezig is, dan zal de schooltoelageteruggevorderd worden. Het louter ‘bestraffen’van deze ouders gaat evenwel voorbij aan devaak structurele onderliggende redenen vandeze afwezigheden. Het gevaar is reëel datindien mensen hun toelage kwijtspelen, ze ookhun motivatie verliezen om hun kinderen naarhet kleuteronderwijs te brengen. Via hetbeleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid enGezin wil de overheid afspraken maken om eenmaximaal aantal ouders van niet-ingeschrevenkleuters te bereiken en hen te informeren overhet belang van kleuteronderwijs. Net zoals bijkinderopvang is het belangrijk dat mensen inarmoede hierbij nauw betrokken worden.

Het probleem met het kleuteronderwijs inVlaanderen is volgens Groenez (2003) nietzozeer de participatiegraad, maar meer hetverschil in instapleeftijd. De meerderheid vande tweeënhalf- en driejarigen die nietingeschreven zijn, zijn kinderen uitkansengroepen zoals laaggeschoolde ouders,allochtone en werkloze ouders. Daarom is ersinds enkele jaren een debat aan de gang omde leerplicht te vervroegen naar vijf jaar. Nicaise(2008) pleit voor een leerplicht vanaf drie jaar.Het Kinderrechtencommissariaat (2010) isvoorstander van deze vroege leerplicht opvoorwaarde dat ouders gesensibiliseerd wordenover het belang van het kleuteronderwijs.Vermoedelijk zal deze verplichting voor mensenin armoede enkel een goede zaak zijn als er ook

27 Armoedebarometer 2011

DCD rapport A4_2011_DCD rapport 20/05/11 10:28 Pagina 27

Page 30: Rapport - Decenniumdoelen...Kinderarmoede eindelijk op de agenda 5 Bruno Vanobbergen, Kinderrechtencommissaris 1. De strijd tegen armoede met Decenniumdoelen 2017 6 1.1 Nu ook indicatoren

een bijsturing komt van het kleuteronderwijs(kleinere klassen, brugfiguren, …).

De overheid wil de participatie van jongeren uitkansengroepen aan het hoger onderwijsverhogen. Ze doet dit door de studiefinancieringverder uit te breiden naar studenten in het hogerberoepsonderwijs en naar deelnemers aan eendiplomagericht of kwalificatiegerichtopleidingstraject. In het kader van ‘levenslang leren’ besliste deVlaamse Regering dat vanaf 1 augustus 2010opleidingscheques enkel nog gelden voorarbeidsmarktgerichte opleidingen. De niet-arbeidsmarktgerichte opleidingen in het kadervan levenslang leren komen dus niet meer inaanmerking. Vooral naar kansarmen heeftlevenslang leren een empowerend effect.Trajectwerking ‘op maat’ zou rekening moetenhouden met de persoonlijke interesses van destudent.

3.6 Samenleven

3.6.1 Evolutie

→ArmoedeHet percentage personen dat deelneemt aansportieve, recreatieve of artistieke activiteitenneemt de voorbije drie jaar toe, zowel bij mensenonder als boven de armoedegrens. Toch blijft dekloof tussen arm en niet-arm even groot. Dedoelstelling dat de netwerken van mensen inarmoede moeten verbreden, is niet behaald. Ookzijn de drempels voor mensen in de armoedewat betreft participatie niet weggewerkt. Het aantal personen dat aangeeft nooit eenmuseum, tentoonstelling of galerij te bezoeken,is erg hoog voor wie enkel een diploma lagersecundair onderwijs heeft. De kloof tussen laag-en hoogopgeleiden groeit. Wat betreft departicipatie aan theater- en toneelvoorstellingenvan een amateurgezelschap wordt de kloof welkleiner. Deze indicator is positief geëvolueerd.Deels komt dit doordat hooggeschoolden minderparticiperen aan theater of een toneelvoorstellingvan een amateurgezelschap.Steeds meer mensen kunnen zichinternetverbinding aanschaffen: slechts 3,6%heeft nog geen internet in huis. Het aantalmensen dat zich jaarlijks niet een weekbuitenshuis vakantie kan veroorloven, stijgt naar17,4% ten opzichte van de nulmeting (14,5%).

→ Kinderen en jongeren Ook voor kinderen is het kunnen deelnemenaan de samenleving heel belangrijk. Kansarmegezinnen krijgen vaak minder de kans om teparticiperen omdat de kostprijs te hoog is, ofomdat ze zich niet vertrouwd voelen in eenvereniging. 18,9% van de min 18-jarigen leeft ineen huishouden dat zich geen week vakantiebuitenshuis kan veroorloven. De cijfers van de JOP-monitor geven eenoverzicht van het al dan niet lid zijn van eenbepaalde vereniging naar onderwijsstroom. In2008 is 20,5% van de 14-18-jarigen in hetalgemeen secundair onderwijs (ASO) lid van eenjeugd- of jongerenbeweging. In hetberoepssecundair onderwijs (BSO) gaat slechts6,3% naar een jeugdbeweging. 53,7% van deASO-leerlingen en 45,7% van de leerlingen uithet technisch secundair onderwijs (TSO) zijnactief lid van een sportvereniging. Voorleerlingen in het BSO halveert dit percentagenaar 26,2%. Ook het lidmaatschap van een(amateur-) kunstbeoefeningsvereniging isverschillend: 22,2% van de ASO-studenten is lidtegenover 3,4% van de BSO-studenten. Deongelijkheid in participatie is uitgesprokenaanwezig in het secundair onderwijs.5% van de huishoudens met kinderen heeftgeen internet omwille van financiële redenen.

3.6.2 Beleidsinitiatieven

→ Armoede Gezinnen in armoede kunnen doorverschillende drempels niet gelijk deelnemenaan het maatschappelijke leven. Financieel ishet moeilijk om bijvoorbeeld toegangstickets tekopen, het lidgeld te betalen, een uniform ofsportkledij aan te schaffen. Andere praktischezaken spelen ook een rol zoals de beperktevervoersmogelijkheden en drempels tot dekinderopvang. Bovendien vinden deze gezinnenmoeilijk de juiste informatie over het aanbod,weten ze niet hoe zich te gedragen en voelen zezich geremd uit angst de ongeschreven codes teovertreden. Hierdoor raken ze in een sociaalisolement wat hun situatie enkel nog bemoeilijkt.Het overheidsbeleid van de voorbije jaren miktedan ook op het wegwerken van deze drempels.Door de participatiesurvey van 2009 weet mendat het verenigingsleven een groot bereik kent,maar dat de deelname ongelijk onder debevolking gespreid is. Hoogopgeleidenparticiperen meer dan laagopgeleiden, mannenmeer dan vrouwen, werkenden meer dan

28Decenniumdoelen 2017

DCD rapport A4_2011_DCD rapport 20/05/11 10:28 Pagina 28

Page 31: Rapport - Decenniumdoelen...Kinderarmoede eindelijk op de agenda 5 Bruno Vanobbergen, Kinderrechtencommissaris 1. De strijd tegen armoede met Decenniumdoelen 2017 6 1.1 Nu ook indicatoren

werklozen en zieken en studenten meer danniet-studenten (Smits, 2011).

Sinds een tweetal decennia participerenmensen in armoede op regelmatige basis aanhet beleid. Via het Vlaams Netwerk vanverenigingen waar armen het woord nemenworden mensen in armoede geconsulteerd overhet armoedebeleid. Ook tijdens het opstellen vanhet Vlaams Actieplan Armoedebestrijdingwerden deze verenigingen en anderenbetrokken. In het Voortgangsrapport van hetActieplan (Vlaamse Overheid, 2010) wordt totdoel gesteld om deze verenigingen maximaal teondersteunen. Echter, dit gebeurt nooit inconcrete termen. Tot nu toe worden deverenigingen slechts in beperkte mategefinancierd.

In het Vlaams Actieplan Armoedebestrijdingwordt ook gewag gemaakt van een algemeneVlaamse vrijetijdskaart. Deze kaart moetdrempelverlagend werken en verschillendeactiviteiten aanbieden aan een voordelige prijs.Het voordeel van een algemene kaart is dat hetniet stigmatiserend werkt. Nadeel is dat de kansbestaat dat deze kaart gecommercialiseerdwordt door bijvoorbeeld betalingsmogelijkhedenen sms-diensten te koppelen aan de kaart(Vlaams Netwerk van verenigingen waar armenhet woord nemen, 2010). Momenteel loopt ereen proefproject in de stad Aalst. Op vlak van toerisme wordt een projectopgestart om ‘niet-georganiseerde mensen inarmoede’ te bereiken. Hiervoor werd 125.000euro voorzien. Ook het SteunpuntVakantieparticipatie wordt verder uitgebreid.

→ Kinderen en jongerenIn juni 2010 werd via een omzendbrief(Courard, 2010) bekend dat de OCMW’s eenextra toelage krijgen om de participatie vankansarme minderjarige kinderen te verhogen.Gezinnen snoeien in hun uitgaven als gevolg vande economische crisis. Kansarme kinderen zijnhier vaak de eerste slachtoffers van. Daaromstelt de regering een bijkomend budget terbeschikking om kinderen en/of ouders de kanste geven om deel te nemen aan socialeprogramma’s. De lijst met activiteiten diegesubsidieerd kunnen worden, ligt vast. Het kangaan van taalbeheersing, muzikale ontwikkelingtot het ten laste nemen van al dan nietverplichte schoolkosten. Deze maatregel geldtslechts voor één jaar. Interessant zou zijn dat

deze maatregelen voor kansarme kinderenstructureel in het beleid verankerd zoudenworden.

Met het Participatiedecreet (Vlaamse Regering,2008) van 2008 werd de participatie vanmensen in armoede in het cultuur-, jeugd-, ensportbeleid beoogd. Een doelgroepgerichte ensectoroverschrijdende aanpak was hetuitgangspunt. De focus ligt op kansengroepen:personen in armoede, mensen van diverseetnisch-culturele afkomst, gedetineerden,mensen met een handicap en gezinnen metjonge kinderen. Dit jaar wordt hetparticipatiedecreet geëvalueerd. Het Vlaams Netwerk van verenigingen waar armen hetwoord nemen pleit onder andere voor eenduidelijke focus op mensen in armoede bij alleonderdelen van het participatiedecreet. Ookwillen zij een betere afstemming op Vlaamsniveau tussen de beleidsdomeinen cultuur,jeugdwerk en sport. Voor wat betreft devrijetijdskaart ijveren ze voor meer transparantiein de verschillende systemen om verdereversnippering op lokaal niveau te vermijden.Proeftuinen die zich richten tot jongeren inarmoede hebben hun meerwaarde bewezen enzouden een structurele inbedding moetenkunnen krijgen.

Het Kinderrechtencommissariaat vindt dat ditparticipatiebeleid aan een informatiebeleidgekoppeld moet worden. Kansarmeminderjarigen gericht informeren over hunrechten, zal de toegankelijkheid bevorderen vanoverheidsdiensten binnen verschillendesectoren. Ook mogen de bijkomendemobiliteitsproblemen niet uit het oog verlorenworden. Toegankelijke dienstverlening houdt ookin dat deze diensten makkelijk bereikbaar zijnzonder teveel extra kosten.

29 Armoedebarometer 2011

DCD rapport A4_2011_DCD rapport 20/05/11 10:28 Pagina 29

Page 32: Rapport - Decenniumdoelen...Kinderarmoede eindelijk op de agenda 5 Bruno Vanobbergen, Kinderrechtencommissaris 1. De strijd tegen armoede met Decenniumdoelen 2017 6 1.1 Nu ook indicatoren

4.1 Evaluatie van de armoede

Wat leren deze actuele cijfers over dearmoedeproblematiek? We bekijken deverschillende domeinen waarvoor doelen werdengeformuleerd.

→ Gezondheid Mensen die in armoede leven voelen zichminder gezond dan wie niet met armoedekampt. Meer dan dubbel zoveel mensen inarmoede ervaren hun gezondheid als slecht totzeer slecht. De kloof in subjectief gezondheids-gevoel is bij mensen boven en onder dearmoedegrens wel licht gedaald ten opzichte vande nulmeting. De daling heeft niet te maken meteen verbeterd gezondheidsgevoel bij mensen inarmoede, maar wel met een verslechterdgezondheidsgevoel bij wie niet arm is. Lagergeschoolden leven nog steeds minder langin goede gezondheid dan hogergeschoolden. Dedrempels tot de gezondheidszorg zijn dus nietweggenomen. Dit blijkt uit het percentagepersonen dat aangeeft gezondheidszorgen uit testellen omwille van financiële redenen. Ditpercentage is gestegen bij mensen boven énonder de armoedegrens, maar de minstbemiddelden worden ook hier het hardstgetroffen.

Om het tij te keren, is een betere afstemmingnodig van het gezondheidsbeleid opkansengroepen. Preventiecampagnes kunnengerichter zodat ze meer mensen in armoedebereiken. Het Vlaamse Basisdecreet voor SocialeBescherming is onvoldoende georiënteerd oparmoedebestrijding. Wat zijn de eventuelegevolgen van dit decreet voor lagere inkomens?Wordt de gezondheidszorg voor hen betaalbaar?De derdebetalersregeling moet meer bekendworden en de procedures hieromtrenteenvoudiger.

→ Arbeid8,5% van de bevolking leeft in een huishoudenzonder inkomen uit betaald werk. De cijfers vandeze indicator zijn redelijk stabiel, dus van eenverbetering of van een halvering van dit aantal is

er geen sprake. Het spreekt voor zich dat dezehuishoudens een groot risico lopen om eeninkomen lager dan de armoedegrens te hebben.Ondanks de anticrisismaatregelen die succesboekten, is de werkloosheidsgraad verder blijvenstijgen.De gevolgen van de crisis zijn ongelijk verdeeld:kansengroepen hebben meer kans om werklooste raken en dat voor langere tijd. Voorallaaggeschoolden, jongeren en ouderen wordendoor de crisis getroffen. Cijfers geven aan dat dewerkloosheidsgraad ten opzichte van denulmeting daalt voor iedereen, behalve voor dejongeren. We noteren in 2009 een stijging van12,5% naar 15,7%. Ook het percentageschoolverlaters dat na één jaar nog werkzoekendis, neemt weer toe. Deze jongeren missen dekans om ervaring op te doen en dit heeftnegatieve gevolgen voor hun verdere loopbaan.Een job is geen garantie om aan armoede teontsnappen: 3,2% van de werkenden ontvangteen loon onder de armoederisicogrens.Het is belangrijk dat het beleid niet enkelvasthoudt aan een eng activeringsdiscours maarook aandacht blijft hebben voor de mensen diever van de arbeidsmarkt verwijderd zijn. Deaanbeveling van de Europese Commissie inzakeactieve inclusie kan hier als leidraad dienen.Behalve mensen aan werk helpen wordt ookgepleit voor voldoende inkomenssteun entoegang tot kwalitatieve dienstverlening.

→ Inkomen 10,1% van de Vlaamse bevolking heeft eeninkomen onder de armoedegrens. Voor elkecategorie is dit percentage gedaald. Toch lopende kansengroepen in 2009 nog steeds meerarmoederisico dan gemiddeld: dealleenstaanden 15,7%, de eenoudergezinnen22,3% en de ouderen 20,2%. Hetdecenniumdoel ligt nog veraf. De socialeuitkeringen en de minimumlonen voor bepaaldegezinstypes liggen nog steeds onder dearmoedegrens. Op deze manier worden mensengedwongen in de armoede. Dewelvaartsaanpassing biedt niet voldoendesoelaas. De uitkeringen moeten opgetrokkenworden naar de armoedegrens.Ondanks het relatief stabiele armoederisico-

30Decenniumdoelen 2017

4. Besluit

DCD rapport A4_2011_DCD rapport 20/05/11 10:28 Pagina 30

Page 33: Rapport - Decenniumdoelen...Kinderarmoede eindelijk op de agenda 5 Bruno Vanobbergen, Kinderrechtencommissaris 1. De strijd tegen armoede met Decenniumdoelen 2017 6 1.1 Nu ook indicatoren

percentage, stijgt de voorbije drie jaar hetpercentage personen dat aangeeft moeilijk rondte komen. Dit kan te maken hebben met hetleven dat duurder is geworden met als gevolgeen toenemende druk op het huishoudbudget.Vooral mensen met weinig financiële reservesworden hierdoor getroffen. Dat blijkt ook uit deenorme toename (+ 47%) van het aantalcollectieve schuldbemiddelingen.

→ Wonen Het aantal personen op de wachtlijsten van desociale woningen is de afgelopen jaren sterkgestegen. In 2009 stonden 83.768 personen opeen wachtlijst voor een sociale huurwoning. Datis een toename van ongeveer 7.000 personenop vier jaar tijd. Het tekort aan sociale woningenwordt groter en de doelstelling van het beleid omtegen 2020 43.000 extra sociale huurwoningente bouwen, wordt jaarlijks onwaarschijnlijker. Demensen die in aanmerking komen voor eensociale woning (waaronder zij die op dewachtlijst staan) zijn dus veelal genoodzaakt huntoevlucht te nemen tot de private huurmarkt.De huursubsidie kan hier zoden aan de dijkbrengen, maar door de afhankelijkheid van dekwaliteit van de woning, worden weer deallerzwaksten uitgesloten. Huurders besteden gemiddeld 23,9% van hethuishoudbudget aan de huurprijs. Dat is eendaling. Dit gemiddelde verdoezelt dat mensenmet een lager inkomen een hoger aandeel vanhun inkomen aan wonen besteden. Dewoonquote voor de laagste inkomens is delaatste jaren immers niet gedaald.

Op het vlak van de kwaliteit van woningen zijnhuurders het slechtste af. Niet onbelangrijk: 23,5% van de eigenaars geeftaan dat ze in een woning leeft met een gebrekaan comfort. Bij de huurders loopt dit zelfs optot 40%. Een gebrek aan comfort wordtgedefinieerd als het niet beschikken overminstens één van deze zaken: bad/douche,toilet, centrale verwarming en warm stromendwater. Ontoereikende kwaliteit betekent minstenseen van de volgende problemen: lekkend dak,vochtige muur of vloer, rottend raamwerk of tedonker.Steeds meer mensen kunnen hunenergiefacturen niet meer betalen. Dezestijgende evolutie is al verschillende jaren aande gang, maar tot nu toe is ze nog niet gestuit.Tussen 2006 en 2009 is het aantal klanten bijde sociale leverancier voor elektriciteit met 36%

gestegen, voor aardgas met 105%. De socialeleverancier levert niet noodzakelijk aan degoedkoopste tarieven. De minderheid van deklanten is ‘beschermd’ (uitkeringsgerechtigden)en mag energie aan een sociaal tarief afnemen.De grote meerderheid is echter niet beschermden wordt gedwongen om, ondanks debetalingsproblemen, het tarief van de ‘sociale’leverancier te betalen dat duurder kan zijn danbij andere energieleveranciers. Tot dusver heefthet beleid hiertegen nog geen maatregelengenomen.

→ Onderwijs Het percentage 15-jarigen dat ondermaatsscoort op geletterdheid daalt zacht invergelijking met 2006: 13,4% kan enkel demeest eenvoudige leestaken oplossen. Devooropgestelde daling naar 3% is dus nog nietingezet. De kloof tussen autochtone enallochtone leerlingen op vlak van geletterdheiden wiskunde is de afgelopen drie jaar welgedaald. Dit heeft te maken met een lichtestijging van de vaardigheden van de allochtoneleerlingen en een daling van de vaardighedenvan de autochtone leerlingen. Het aantalschoolgaande kinderen en jongeren dat eenachterstand van twee of meer jaren heeft, neemtde afgelopen jaren toe, zowel in het secundairals het lager onderwijs. Het GelijkeOnderwijskansen (GOK)-beleid heeft dezetendens nog niet kunnen omkeren. Het aantaldeelnemers aan levenslang leren is in drie jaartijd verder gedaald, ongeacht het studieniveauervan. Concrete beleidsmaatregelen die hetlevenslang leren voor iedereen stimuleren,passen veelal niet in het eng activeringsdiscours,dat louter gericht is op arbeidsmarktgerichteopleidingen. Hierdoor wordt de kans gemist omkansarmen via levenslang leren te empoweren. Het percentage ongekwalificeerde uitstroom uithet secundair onderwijs is gedaald ten opzichtevan de nulmeting in 2006. Ten opzichte vanvorig jaar blijft het stabiel.

→ SamenlevenDe voorbije drie jaar stijgt de deelname aansportieve, recreatieve of artistieke activiteiten,zowel bij wie zich boven als onder dearmoedegrens bevindt. Toch blijft de klooftussen arm en niet-arm hier stabiel. Dedrempels om te participeren aan hetverenigingsleven zijn nog niet weggewerkt. Het aantal mensen dat zich jaarlijks geen week

31 Armoedebarometer 2011

DCD rapport A4_2011_DCD rapport 20/05/11 10:28 Pagina 31

Page 34: Rapport - Decenniumdoelen...Kinderarmoede eindelijk op de agenda 5 Bruno Vanobbergen, Kinderrechtencommissaris 1. De strijd tegen armoede met Decenniumdoelen 2017 6 1.1 Nu ook indicatoren

vakantie buitenshuis kan veroorloven, stijgt danweer tot 17,4%. De uitbreiding van het SteunpuntVakantieparticipatie is dus meer dan welkom. Ookhet verder uitbouwen en uniformiseren van eenVlaamse vrijetijdskaart is een must. Meer mensen kunnen zich eeninternetverbinding aanschaffen: slechts 3,6%heeft nog geen internet in huis. Hoewel demateriële toegang veralgemeend is, treedt er eenongelijkheid op in het gebruik van het internet.De sociaal beter gesitueerde Belgen makenmeer gebruik van diensten die online wordenaangeboden (vacatures, vastgoed zoeken,belastingen invullen), terwijl de sociaalzwakkeren enkel gebruik maken van socialenetwerksites en spelletjes.Internetmogelijkheden die kunnen bijdragen tothun maatschappelijke integratie gaan aan henvoorbij (Brotcorne, Dekelver et al., 2010).

4.2 Kinderen en jongeren inarmoede

Jaarlijks geeft Kind en Gezin weer hoeveelkinderen in een kansarm gezin geboren worden.De definitie die voor ‘kansarm gezin’ gebruiktwordt, is multidimensioneel en wordt daarom alsalgemeen en domeinoverschrijdend beschouwd.Zo blijkt dat 8,3% van de kinderen in eenkansarm gezin geboren zijn in 200912. Ditaandeel is in tien jaar bijna verdubbeld (4,8% in1999). Aangezien armoede dikwijls van in dewieg wordt meegegeven, is deze aanhoudendestijging verontrustend. Het bestrijden vankinderarmoede moet hoger op de agendageplaatst worden. We geven hier een overzicht van deproblematiek. Dikwijls bekijken we de situatievan kinderen onrechtstreeks via het gezin. Waarhet kan, brengen we kinderen zelf in beeld.

→ Gezondheid 29,2% van de alleenstaanden met kinderen steltgezondheidszorgen uit omwille van financiëleredenen. Dat percentage ligt veel hoger dan datvoor de Belgische huishoudens in het algemeen(13,6%) of voor de koppels met kinderen(11,2%). De invoer van een algemene regelingvan het derdebetalerssysteem, ook voorkinderen, zou hier iets aan kunnen veranderen.

De kans dat een baby sterft bij de geboorte of inhet eerste levensjaar is 1,5 of 1,87 keer groterwanneer de moeder respectievelijk een diplomalager of hoger secundair behaalde, dan wanneerze een universitair diploma heeft. Ook denationaliteit van de moeder wijzigt de kans ophet overlijden van kinderen in het eerstelevensjaar. Dit wijst erop dat de socialeongelijkheid op vlak van gezondheid reedsontstaat vanaf de geboorte. Het is belangrijk datde overheid deze ongelijkheden aan de basisuitroeit en maatregelen neemt die kinderenvanaf het prille begin alle kansen geven. Een goede gezondheid ligt aan de basis van deverdere ontwikkeling van het kind. De geplandekindpremie brengt hier helaas weinig soelaas.De bedragen zullen te laag zijn om echt eenverschil te maken. Bovendien is het belangrijkom kansarme ouders op een gepaste manieropvoedingsondersteuning te bieden.

→ Arbeid 6% van de kinderen groeit op in eenhuishouden zonder werk. Deze situatie is nietwenselijk op financieel vlak, maar ook niet voorde ontwikkeling van het kind. De tewerkstellingvan de moeder blijkt in grote mate kinderentegen armoede te beschermen. Alleenstaandemoeders scoren op dit vlak minder goed. 65,5%van de alleenstaande moeders met een kind ofeen jongste kind jonger dan 12 jaar, werkt. Hetpercentage ligt een ruime 10% hoger (76,3%)voor moeders die samenwonen met een partner.Moeders moeten dus gestimuleerd worden omte gaan werken en toegang krijgen tot eenbetaalbare, toegankelijke en beschikbarekinderopvang. Momenteel is dit niet het geval.Bovendien blijkt uit de cijfers dat weinigkansarme gezinnen de weg naar dekinderopvang vinden. Er is wel eenvoorrangsregeling voor kwetsbare gezinnen:20% van de opvangcapaciteit wordtvoorbehouden voor deze gezinnen. Mensen inarmoede moeten evenwel gemotiveerd kunnenworden om hun kinderen naar de opvang tebrengen. Het is daarom nodig dat in dekinderopvang voldoende kennis aanwezig is overde situatie waarin mensen in armoede verkeren.Ook kunnen ouders meer betrokken worden bijde opvang. Gezien de beperkte opvangplaatsen en het

32Decenniumdoelen 2017

12 Een gezin wordt door Kind en Gezin als kansarm beschouwd als een gezin aangeeft zwak te staan op drie of meer van deze criteria: het maandinkomen van het gezin, de opleiding van de ouders, de ontwikkeling van de kinderen, de arbeidssituatie vande ouders, de huisvesting en de gezondheid.

DCD rapport A4_2011_DCD rapport 20/05/11 10:28 Pagina 32

Page 35: Rapport - Decenniumdoelen...Kinderarmoede eindelijk op de agenda 5 Bruno Vanobbergen, Kinderrechtencommissaris 1. De strijd tegen armoede met Decenniumdoelen 2017 6 1.1 Nu ook indicatoren

verwachte toenemend aantal kinderen, is hetcreëren van nieuwe plaatsen noodzakelijk.

→ Inkomen Het (financiële) armoederisico voor kinderenonder de 18 jaar bedraagt 9,8% in Vlaanderenvolgens de Belgische armoedegrens. Vergelekenmet de Vlaamse armoedegrens loopt ditpercentage op tot 13%. 18,6% van de min 18-jarigen leeft in een huishouden waar menaangeeft moeilijk rond te komen. Een benardefinanciële situatie hypothekeert departicipatiemogelijkheden van de kinderen, maarzorgt ook voor een stressvol klimaat om in op tegroeien. Oplossingen bestaan uit ofwel hetgezinsbudget op te krikken via uitkeringen, ofwelde uitgaven van de huishoudens te beperken.Langs inkomenszijde kan men het budget datberekend werd voor een veilige kindertijd in achtnemen bij het bepalen van de uitkeringen aangezinnen met kinderen. Langs uitgavenzijde pleithet Kinderrechten-commissariaat voor hetgoedkoop of gratis aanbieden van verschillendediensten voor kinderen zoals gezonde maaltijdenop school, beperkte schoolkosten en/of gratistoegang tot vrijetijds- en culturele activiteiten. Op deze manier worden de uitgaven beperkt enkrijgen kinderen een eerlijke toegang,onafhankelijk van de financiële situatie in hungezin.

→ Wonen In 2009 woonde 25,4% van de kinderen in eenwoning met een gebrek aan comfort. 28,9% vande kinderen ervaart een of meerdere gebrekenaan de woonomgeving. Lawaai van de buren ofvan de straat, vervuiling of andere hinderveroorzaakt door verkeer of industrie,vandalisme of criminaliteit in de buurt, afgelegenen niet goed bereikbaar met het openbaarvervoer en/of een weinig nette buurt, worden alsgebreken van de woonomgeving beschouwd. De woning en de leefomgeving kunnen aankinderen ontwikkelingskansen bieden ofontnemen. Toch worden er weinigbeleidsinitiatieven genomen die kinderencentraal plaatsen. Er is behoefte aantoegankelijke sociale woningen voor jongerenen een groter aanbod voor jongeren die op eigenbenen willen staan. Een betere bereikbaarheid van diensten enverenigingen is in het voordeel van kansarme

gezinnen. De bereikbaarheid kan gestimuleerdworden door middel van een betaalbaar enuitgebreid openbaar vervoer.

Met het oog op het toenemend aantal kinderende komende jaren, moeten er ook maatregelenkomen om aangepaste woonomgevingen voorkinderen te voorzien.

→ SamenlevenEr is een duidelijk verband tussen deelname aanhet verenigingsleven voor jongeren tussen 14 en18 jaar en de gevolgde studierichting. In 2008is 20,5% van de 14-18-jarigen in het ASO lidvan een jeugd- of jongerenbeweging. In het BSOgaat slechts 6,3% naar een jeugdbeweging. 53,7% van de ASO-leerlingen is actief lid vaneen sportvereniging. Bij de leerlingen in het BSOhalveert dit percentage naar 26,2%. Ook hetlidmaatschap aan een (amateur-)kunstbeoefeningsvereniging (dansvereniging,harmonie, straattheater, circusschool, toneel ofjeugdkoor) is verschillend: 22,2% van de ASO-studenten is lid tegenover 3,4% van de BSO-studenten. 5% huishoudens met kinderen heeft geeninternet omdat het te duur is. 18,9% van de min18-jarigen leeft in een huishouden dat zichjaarlijks geen week vakantie buitenshuis kanveroorloven. Algemeen is het bekend dat departicipatie aan het verenigingsleven vangezinnen in armoede lager ligt dan gemiddeld.Nochtans is dit een hefboom voor kinderen enjongeren om hun ontwikkeling en vaardighedente stimuleren en om uit het isolement vanarmoede te geraken.

33 Armoedebarometer 2011

DCD rapport A4_2011_DCD rapport 20/05/11 10:28 Pagina 33

Page 36: Rapport - Decenniumdoelen...Kinderarmoede eindelijk op de agenda 5 Bruno Vanobbergen, Kinderrechtencommissaris 1. De strijd tegen armoede met Decenniumdoelen 2017 6 1.1 Nu ook indicatoren

34Decenniumdoelen 2017

DCD rapport A4_2011_DCD rapport 20/05/11 10:28 Pagina 34

Page 37: Rapport - Decenniumdoelen...Kinderarmoede eindelijk op de agenda 5 Bruno Vanobbergen, Kinderrechtencommissaris 1. De strijd tegen armoede met Decenniumdoelen 2017 6 1.1 Nu ook indicatoren

35 Armoedebarometer 2011

BIJLAGEN

Tabellen met de indicatoren van de Armoedebarometer en de kinderarmoede

Bibliografie

DCD rapport A4_2011_DCD rapport 20/05/11 10:28 Pagina 35

Page 38: Rapport - Decenniumdoelen...Kinderarmoede eindelijk op de agenda 5 Bruno Vanobbergen, Kinderrechtencommissaris 1. De strijd tegen armoede met Decenniumdoelen 2017 6 1.1 Nu ook indicatoren

36Decenniumdoelen 2017

NULM

ETING 2008

4,4%

13,3%

Cijfers 1997, België

Mannen 32,6 jaar

43,5 jaar

Vrouwen 33

,3 jaar

43,4 jaar

0,4%

3,9%

INDICATOR ARMOED

E

G1: Subjectief gezondheidsgevoel: %

mensen dat de eigen gezondheid als slecht

tot zeer slecht ervaart

•Boven arm

oedegrens

•Onder arm

oedegrens

G2: Levensverwachting in goede

gezondheid: Aantal jaren dat iemand naar

verwachting nog gezond zal leven op de

leeftijd van 25 jaar:

Mannen

•Lager onderwijs

•Hoger onderwijs

Vrouwen

•Lager onderwijs

•Hoger onderwijs

G3: Betaalbaarheid: %

personen dat

gezondheidszorgen moet uitstellen om

financiële redenen

•Boven arm

oedegrens

•Onder arm

oedegrens

BAROMETER

2009

4,2%

15,5%

Geen nieuwe cijfers

0,8%

4,4%

BAROMETER

2010

5,0%

10,9%

Geen nieuwe cijfers

0,8%

4,7%

BAROMETER

2011

5,7%

13,7%

Mannen 36,7 jaar

46,3 jaar

Vrouwen 28

,9 jaar

41,3 jaar

1,0%

4,2%

BRON

EU-SILC

13

Vlaanderen t.o.v. Belgische

armoedegrens(2006, 2007)

Gezondheidsenquête België

EU-SILC

Vlaanderen t.o.v. Belgische

armoedegrens

Tabel 1: Gezondheid

(2009)8,3%

Kind en Gezin, Het kind in Vlaanderen

Het aandeel van de kinderen geboren in

een kansarm gezin

Algemene indicator domeinoverschrijdend kinderarmoede

SECUNDAIRE INDICATOREN

Totale dekkingsgraad van borstkankerscreening in Vlaanderen (2006-2007)1

4:

Vrouwen m

et recht op een verhoogde tegemoetkom

ing: 54%

Vrouwen zonder recht op een verhoogde tegem

oetkom

ing: 67%

13Gegevens van de EU-SILC enquête zijn afkom

stig van de FO

D Economie, Algem

ene Directie Statistiek en Economische Informatie.

14Bron: Program

ma borstkankerscreening, rapport nr. 7 van het Intermutualistisch Agentschap.

DCD rapport A4_2011_DCD rapport 20/05/11 10:28 Pagina 36

Page 39: Rapport - Decenniumdoelen...Kinderarmoede eindelijk op de agenda 5 Bruno Vanobbergen, Kinderrechtencommissaris 1. De strijd tegen armoede met Decenniumdoelen 2017 6 1.1 Nu ook indicatoren

37 Armoedebarometer 2011

INDICATOR KINDER

EN EN JONGER

EN

G1k: Betaalbaarheid: %

huishoudens die gezondheidszorgen

moeten uitstellen om

financiële redene

•Algem

een

•Eenoudergezin

•Koppel m

et kinderen

G2k: Toegang tot kwaliteitsvol voedsel met adequate

voedingswaarde

•% m

in 15-jarigen die dagelijks fruit/groenten eten

•% m

in 15-jarigen die m

instens eenm

aal per week vis eten

G3k: Foeto-infantiele sterfte:

het sterfterisico1

5via Odd’s ratio16naargelang

De opleiding van de moeder

•Universiteit

•Lager Secundair Onderwijs

•Hoger Secundair Onderwijs

De nationaliteit van de moeder

•België

•Andere EU

-landen

•Turkije

•Marokko

•Andere

NULM

ETING

(2008)

13,6%

29,2%

11,2%

(2008)

69,9% / 84,7%

58,2%

(2005-2006)

De opleiding van de moeder

•Universiteit: 1

•Lager SO

: 1,50

•Hoger SO: 1,87

De nationaliteit van de moeder

•België: 1

•Andere EU

: 0,75

•Turkije: 1,25

•Marokko: 1,69

•Andere: 1,64

BRON

Gezondheidsenquête

België

Gezondheidsenquête

België

Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid:

cijfers geboorten, Vlaanderen

15Sterfte bij geboorte of in het eerste levensjaar.

16Een berekeningsm

ethode om kansen met elkaar te vergelijken. De kans dat een gebeurtenis zich voordoet in één groep wordt vergeleken met de kans in een referentiegroep. B.v. per jaar sterven 12 op 1.000

mannen en 7 op 1.000 vrouwen. De Odd’s ratio voor mannen ten opzichte van vrouw

en is dan 12/7 = 1,7. Het risico om

te overlijden is voor mannen 1,7 keer groter dan voor vrouw

en (de Odd’s ratio voor de

referentiegroep is dan altijd 1).

DCD rapport A4_2011_DCD rapport 20/05/11 10:28 Pagina 37

Page 40: Rapport - Decenniumdoelen...Kinderarmoede eindelijk op de agenda 5 Bruno Vanobbergen, Kinderrechtencommissaris 1. De strijd tegen armoede met Decenniumdoelen 2017 6 1.1 Nu ook indicatoren

38Decenniumdoelen 2017

NULM

ETING 2008

6,5%

9,2%

5,0%

7,5% 4,8%

12,5%

25,2%

Schoolverlaters

na schooljaar

2004-2005

12,9%

44,6%

3,8%

INDICATOR ARMOED

E

A1: % van de bevolking dat leeft in een

huishouden zonder inkomen uit betaald

werk:

•Percentage kinderen

•Percentage volwassenen

A2: Werkloosheidsgraad van

kansengroepen:

•Algem

een

•Laaggeschoolden

•Ouderen

•Jongeren

•Niet EU

-burgers

A3: % schoolverlaters dat na één jaar

nog naar werk zoekt

A4: Langdurige werkloosheidsgraad:

aandeel langdurig werklozen in de totale

werkloze bevolking

A5: % werkenden onder de

armoederisicogrens

BAROMETER

2009

5,7%

8,2%

4,4%

6,3%

4,0%

11,7%

21,4%

Schoolverlaters

na schooljaar

2005-2006

10,9%

37,5%

3,1%

BAROMETER

2010

5,9%

7,9%

3,9%

6,0%

3,6%

10,5%

23,3%

Schoolverlaters

na schooljaar

2006-2007

9,8%

39,2%

3,9%

BAROMETER

2011

6,0%

8,5%

5,0%

6,9%

3,9%

15,7%

21,6%

Schoolverlaters

na schooljaar

2007-2008

12,0%

30,4%

3,2%

BRON

Steunpunt WSE Vlaanderen

Steunpunt WSE Vlaanderen

VDAB-studie

Werkzoekende school-

verlaters in Vlaanderen

Steunpunt WSE Vlaanderen

EU-SILC

Vlaanderen t.o.v. Belgische

armoedegrens

Tabel 2: Arbeid

SECUNDAIRE INDICATOREN

Tewerkstelling in sociale economie (1 januari 2010)1

8:

Sociale werkplaatsen: 3.504 VTE

19doelgroepw

erknem

ers

Beschutte werkplaatsen: capaciteit 14.224 VTE doelgroepwerknem

ers, 12.794 ingevuld

Invoegbedrijven: capaciteit 5.800 VTE doelgroepw

erknem

ers, 1.296 ingevuld

Lokale diensteneconomie: 1.220 VTE doelgroepw

erknem

ers

Aandeel kansengroepen in niet-werkende werkzoekenden/trajectbegeleiding

20(2009):

Kortgeschoolden: 43,9%/47,2%

Allochtonen: 21,2%

/26,8%

Ouderen (>50jaar): 16,1%

/6,5%

Arbeidsgehandicapten: 10,3%

/14,2%

13Gegevens van de EU-SILC enquête zijn afkom

stig van de FO

D Economie, Algem

ene Directie Statistiek en Economische Informatie.

14Bron: Program

ma borstkankerscreening, rapport nr. 7 van het Intermutualistisch Agentschap.

DCD rapport A4_2011_DCD rapport 20/05/11 10:28 Pagina 38

Page 41: Rapport - Decenniumdoelen...Kinderarmoede eindelijk op de agenda 5 Bruno Vanobbergen, Kinderrechtencommissaris 1. De strijd tegen armoede met Decenniumdoelen 2017 6 1.1 Nu ook indicatoren

39 Armoedebarometer 2011

INDICATOR KINDER

EN EN JONGER

EN

A1k: % kinderen (<18 jaar) dat leeft in een huishouden zon-

der inkomen uit betaald werk

A2k: % werkende moeders met een kind of jongste kind

< 12 jaar

•Samenwonend met partner

•Alleenstaand

A3k: Aantal plaatsen in kinderopvang per 100 kinderen:

•Voorschoolse opvang (0-3 jaar)

•Buitenschoolse opvang (3-12 jaar)

A4k: Gebruik van kinderopvang:

•Geen gebruik: kinderen in kansarm

gezin/niet kansarm gezin

•Beperkt gebruik: kinderen in kansarm

gezin/niet kansarm

gezin

•Regelmatig gebruik: kinderen in kansarm

gezin/niet-kansarm

gezin

NULM

ETING

(2009)6,0%

(31/12/2006)

•76,3%

•65,5%

(2009)•36,8%

•5,2%

(2009)•70,4% / 28,7%

•8,7%

/ 5,6%

•21,0% / 65,7%

BRON

Steunpunt WSE

Vlaanderen

Kind en Gezin

Vlaanderen

Gem

eentelijke kindrapporten Kind en Gezin

Vlaanderen

Kind en Gezin, (Hedebouw&Peeterm

ans, 2009)

Vlaanderen

20Er is sprake van oververtegenwoordiging in de de trajectwerking wanneer het aandeel in de trajectwerking hoger ligt dan het aandeel bij de niet-werkende werkzoekenden. Dit is het geval voor de

kortgeschoolden, allochtonen en arbeidsgehandicapten

DCD rapport A4_2011_DCD rapport 20/05/11 10:28 Pagina 39

Page 42: Rapport - Decenniumdoelen...Kinderarmoede eindelijk op de agenda 5 Bruno Vanobbergen, Kinderrechtencommissaris 1. De strijd tegen armoede met Decenniumdoelen 2017 6 1.1 Nu ook indicatoren

40Decenniumdoelen 2017

NULM

ETING 2008

11,4%

20,5%

23,8%

23,1%

11,7%

11,8%

5.736

29,85%

58,94%

55,56%

21,49%

INDICATOR ARMOED

E

I1: Armoederisicopercentage

na alle

sociale overdrachten, pensioen inbegrepen

•Algem

een

•Alleenstaanden

•Eenoudergezinnen

•Ouderen (<65 jaar)

I2: Subjectieve armoede:

het % personen dat aangeeft het moeilijk te

hebben om rond te kom

en

I3: %bevolking dat zich geen grote

onverwachte aankoop (> € 750) kan

veroorloven

I4: Overmatige schuldenlast: het aantal

collectieve schuldenregelingen

I5: Armoedepercentage volgens regio van

herkomst

•Niet-Europese herkomst

•Turkse herkomst

•Marokkaanse herkomst

•Italiaanse herkomst

BAROMETER

2009

10,9%

21,7%

27,6%

22,3%

9,6%

11,6%

Geen update

voorzien

BAROMETER

2010

10,0%

18,9%

28,5%

19,4%

14,8%

13,6%

Geen up

date

voorzien

BAROMETER

2011

10,1%

15,7%

22,3%

20,2%

15,2%

13,3%

8.423

Geen update

voorzien

BRON

EU-SILC

Vlaanderen t.o.v. Belgische

armoedegrens

EU-SILC

Vlaanderen

EU-SILC

Vlaanderen

Vlaams Centrum

Schuldbemiddeling

‘De kleur van armoede’

KBS op basis gegevens

Gezondheidsenquête en

PSB

H 2001

Tabel 3: Inkomen

SECUNDAIRE INDICATOREN

Bedrag minima voor loon, pensioen, invaliditeit, werkloosheid en leefloon

Minimum

loon

22

Vanaf 21

jaar:

€ 1.415,24

Vanaf 21

,5 jaar + 6 m

aanden anciënniteit: € 1.452,80

Vanaf 22

jaar + 12 maanden anciënniteit: € 1.469,48

Minimum

werkloosheidsuitkering

Samenwonende m

et gezinslast:

€ 1.027,78

Samenwonende:

€ 647,14

Alleenwonende:

€ 863,46

Leefloon

Alleenstaande: € 740,32

21Bedragen op 01/09/2010.

22Het Gewaarborgd gem

iddeld minimum

maandinkomen is het minimum

loon uit arbeid dat de werkgever in de privé-sector voor een gemiddelde maand aan een voltijdse werknem

er die 21 jaar of ouder is, moet

garanderen.

DCD rapport A4_2011_DCD rapport 20/05/11 10:28 Pagina 40

Page 43: Rapport - Decenniumdoelen...Kinderarmoede eindelijk op de agenda 5 Bruno Vanobbergen, Kinderrechtencommissaris 1. De strijd tegen armoede met Decenniumdoelen 2017 6 1.1 Nu ook indicatoren

41 Armoedebarometer 2011

Samenwonende:

€ 493,54

Samenwonende m

et een gezin te zijnen laste: € 987,09

Minimum

pensioen

23

Rustpensioen gezinsbedrag:

€ 1.280,80

Rustpensioen alleenstaande: € 1.024,98

Inkomensgarantie voor ouderen (IGO)24

Gehuw

de of samenwonende:

€ 610,88

Alleenstaande: € 916,32

Minimum

invaliditeitsuitkering

Regelmatig werknem

er m

et gezinslast:

€ 1.280,76

Regelmatig werknem

er sam

enwonend: € 878,92

Regelmatig werknem

er alleenstaand:

€ 1.024,92

Niet-regelmatig werknem

ers met gezinslast:

€ 986,96

Niet-regelmatig werknem

er sam

enwonend: € 878,80

Niet-regelmatig werknem

er alleenstaand

: € 1.024,92

Schuldenlast (toestand 30/11/10, cijfers voor België)

23

Aantal personen die een beroep doen op een collectieve schuldenregeling: 86.502

Aantal personen met een betalingsachterstand bij kredieten: 364.309

INDICATOR KINDER

EN EN JONGER

EN

A1k: Armoederisicopercentage bij kinderen < 18 jaar

I2k: Subjectieve armoede: het % kinderen (< 18 jaar) dat leeft

in een huishouden dat aangeeft het moeilijk te hebben om rond

te kom

en

I3k: % kinderen (<18 jaar) dat opgroeit in een huishouden

dat zich geen grote onverwachte aankoop (> € 750) kan

veroorloven

I4k: % personen in schuldbemiddeling met kinderen ten

laste

NULM

ETING

(2009)9,8%

(2009)18,6%

(2009)20,2%

(2009)39%%

BRON

EU-SILC

Vlaanderen t.o.v. Belgische arm

oedegrens

EU-SILC

Vlaanderen t.o.v. Belgische arm

oedegrens

EU-SILC

Vlaanderen t.o.v. Belgische arm

oedegrens

Vlaams Centrum

Schuldbem

iddeling

23Het maandelijkse minimum

bedrag voor een rustpensioen voor iemand met een volledige loopbaan.

24Het IGO is een bijstandsregeling die de overheid verstrekt aan ouderen die de pensioengerechtigde leeftijd van 65 jaar hebben bereikt en die door om

standigheden geen of geen volledige loopbaan hebben

kunnen opbouwen.

25Centrale voor Kredieten aan Particulieren, maandverslag.

DCD rapport A4_2011_DCD rapport 20/05/11 10:28 Pagina 41

Page 44: Rapport - Decenniumdoelen...Kinderarmoede eindelijk op de agenda 5 Bruno Vanobbergen, Kinderrechtencommissaris 1. De strijd tegen armoede met Decenniumdoelen 2017 6 1.1 Nu ook indicatoren

42Decenniumdoelen 2017

NULM

ETING 2008

137.837

603.237 – 136.381

= 466.856

(toestand 2005)

76.726

27,8%

21,7%

11,9%

28,3%

(2005)

53.645

37.948

24,3%

44,6%

INDICATOR ARMOED

E

W1: Aantal sociale huurwoningen in

Vlaanderen

W2: Aantal private huurwoningen in

Vlaanderen

W3: Aantal personen op de wachtlijsten

voor een sociale huurwoning

W4: Woonquote

27

•huurders

•eigenaars2

8

W5: %

bevolking dat aangeeft dat de

totale woonkosten een zware last vormen

•Eigenaars

•Huurders

W6: Aantal klanten sociale leverancier

•Elektriciteit

•Aardgas

W7: % bevolking dat leeft in een woning

van ontoereikende kwaliteit of met een

gebrek aan comfort

30

•Eigenaars

•Huurders

BAROMETER

2009

140.450

Geen nieuwe gege-

vens beschikbaar

Nieuw

e update in

2010

25%

23%

9,7%

20,3%

22,3%

40,2%

BAROMETER

2010

141.481

Geen nieuwe gege-

vens beschikbaar

Nieuw

e update in

2010

26%

18%

15,5%

33,2%

21,7%

34,9%

BAROMETER

2011

142.511

Geen nieuwe gege-

vens beschikbaar

83.768

23,9%

15,1%

12,9%

33,8%

(2009)

72.978

50.721

23,5%

40,0%

BRON

Vlaamse M

aatschappij voor

Sociaal W

onen (VM

SW)

Woonsurvey en

Woonschouwing 2005

Vlaamse M

aatschappij voor

Sociaal W

onen (VM

SW)

EU-SILC

29

Vlaanderen

EU-SILC

Vlaanderen

VREG

Vlaanderen

EU-SILC

Vlaanderen

Tabel 4: Wonen

SECUNDAIRE INDICATOREN

Aantal kleine woningen3

1in Vlaanderen (2001): 170.000

Aantal actieve budgetmeters elektriciteit in Vlaanderen (toestand 31/12/2009): 40.341

Aantal actieve budgetmeters aardgas in Vlaanderen (31/12/2009): 4.488

26Berekening: aantal huurwoningen volgens Woonsurvey – aantal sociale huurwoningen op 31 december 2005 = aantal private huurwoningen in Vlaanderen in 2005.

27De woonquote is het aandeel van het netto huishoudinkom

en dat maandelijks wordt uitgegeven aan de huurprijs zonder kosten (voor huurders) of aan de maandelijkse afbetalingen voor hypothecaire leningen

(voor eigenaars).

28De eigenaars die hun hypothecaire lening al hebben afbetaald, worden hier niet mee opgenom

en29

Cijfers van nulmeting zijn afkom

stig van Vlaam

se Woonsurvey, aangezien cijfers EU

-SILC 2006 niet werden vrijgegeven.

30Gebrek aan comfort wordt hier gedefinieerd als het niet beschikken over minstens één van de volgende zaken: bad/douche, toilet, centrale verwarming en warm strom

end water; ontoereikende kwaliteit wordt

gedefinieerd als het hebben van minstens 1 van de volgende problemen: lekkend dak, vochtige muur of vloer, rottend raamwerk of te donker.

31Berekend op basis van de gegevens van de Socio-Econom

ische Enquête 2001: klein wonen wordt gedefinieerd als woningen kleiner dan 35 m².

DCD rapport A4_2011_DCD rapport 20/05/11 10:28 Pagina 42

Page 45: Rapport - Decenniumdoelen...Kinderarmoede eindelijk op de agenda 5 Bruno Vanobbergen, Kinderrechtencommissaris 1. De strijd tegen armoede met Decenniumdoelen 2017 6 1.1 Nu ook indicatoren

43 Armoedebarometer 2011

INDICATOR KINDER

EN EN JONGER

EN

W1k: Gebreken aan de woning

kinderen (< 18 jaar) die wonen in een woning met één of meer

gebreken

32

W2k: Gebreken aan de woonomgeving:

Kinderen (< 18 jaar) die een of m

eerdere gebreken ervaren in

hun woonomgeving

33

W3k: % kinderen (<18 jaar) in een gezin dat aangeeft dat

de totale woonkosten een zware last vormen

W4k: % geboorten in gezinnen die verblijven in een precair

verblijfsstatuut34

NULM

ETING

(2009)

25,4%

(2009)

28,9%

(2009)22,3%

(2009)0,6%

BRON

EU-SILC

Vlaanderen

EU-SILC

Vlaanderen

EU-SILC

Vlaanderen

Kind en Gezin

Vlaanderen

32Gebrek aan comfort = het niet beschikken over minstens één van de volgende zaken: bad/douche, toilet, centrale verwarming en warm strom

end water; ontoereikende kwaliteit = het hebben van minstens één

van de volgende problemen: lekkend dak, vochtige muur of vloer, rottend raamwerk of te donker.

33Lawaai van de buren of van de straat, vervuiling of andere hinder veroorzaakt door verkeer of industrie, vandalisme of crim

inaliteit in de buurt, afgelegen en niet goed bereikbaar met openbaar vervoer en/of een

weinig nette buurt.

34Een precair verblijfsstatuut wordt gedefinieerd als het niet hebben van een definitief verblijfsstatuut zoals asielzoekers.

DCD rapport A4_2011_DCD rapport 20/05/11 10:28 Pagina 43

Page 46: Rapport - Decenniumdoelen...Kinderarmoede eindelijk op de agenda 5 Bruno Vanobbergen, Kinderrechtencommissaris 1. De strijd tegen armoede met Decenniumdoelen 2017 6 1.1 Nu ook indicatoren

44Decenniumdoelen 2017

NULM

ETING 2008

14,1%

530/551

421/467

431/456

10,0%

11,9%

8,1%

1,51%

6,44%

14,5%

7,3%

3,3%

INDICATOR ARMOED

E

O1: % 15-jarigen met geletterdheid

niveau 1 of minder35

⇒Gem

iddelde scores leesvaardigheid/

wiskunde3

6

•Autochtone leerlingen

•Allochtone leerlingen3

7

→Tw

eede-generatieleerlingen

→Eerste- generatieleerlingen

O2: % ongekwalificeerde uitstroom

secundair onderwijs

38

Algem

een

•Man

•Vrouw

O3: % van de schoolbevolking met twee

jaar of meer achterstand

•Gew

oon lager onderwijs

•Gew

oon secundair onderwijs

O4: % bevolking dat deelneemt aan

levenslang leren

39:

•Hooggeschoold

•Middengeschoold

•Laaggeschoold (LG)

BAROMETER

2009

Geen nieuwe

gegevens 9,3%

6,52%

13,6%

6,6%

3,5%

BAROMETER

2010

Geen nieuwe

gegevens 8,5%

6,54%

12,6%

6,6%

3,3%

BAROMETER

2011

13,4%

526/545

450/461

463/483

8,6%

9,9%

7,2%

1,64%

6,67%

12,7%

5,8%

3,1%

BRON

PISA-onderzoek

Vlaanderen

Arbeidskrachtenenquête,

Steunpunt WSE

Vlaanderen

Statistisch jaarboek van het

Vlaams onderwijs, 2006-

2007 en 2009-2010

(Departement Onderwijs en

Vorm

ing)

Arbeidskrachtenenquête,

Steunpunt WSE

Vlaanderen

Tabel 5: Onderwijs

SECUNDAIRE INDICATOREN

Jaarlijkse studiekosten in het secundair onderwijs

40

ASO

: € 1.018

TSO:

€ 1.099

BSO

: € 987

KSO

: € 1.256

Kwaliteit van het schoolleven (2005-2006)41.

•% kinderen van 11, 13 en 15 jaar die graag naar school gaan (België): 21,6%

•% kinderen van 11, 13 en 15 jaar die gepest worden op school (België): 12,2%

DCD rapport A4_2011_DCD rapport 20/05/11 10:28 Pagina 44

Page 47: Rapport - Decenniumdoelen...Kinderarmoede eindelijk op de agenda 5 Bruno Vanobbergen, Kinderrechtencommissaris 1. De strijd tegen armoede met Decenniumdoelen 2017 6 1.1 Nu ook indicatoren

45 Armoedebarometer 2011

35Leerlingen die niveau 1 halen op de leesvaardigheidschaal kunnen enkel de meest eenvoudige leestaken oplossen. Ze kunnen expliciet geformuleerde informatie in een tekst lokaliseren, kunnen het hoofdthem

avan een tekst reconstrueren en kunnen een eenvoudig verband leggen naar algemene, alledaagse kennis.

36De scores voor zowel leesvaardigheid als voor wiskunde worden geëvalueerd aan de hand van een schaal met zes niveaus, waarvan 1 het laagste en 6 het hoogste. De puntenverdeling leesvaardigheid: niveau 1

= max.335 punten, 2=407p., 3=480p., 4=553p., 5=626p., 6=698p. Puntenverdeling wiskunde: niveau 1 = max.358 punten, 2=420p., 3=482p., 4=545p., 5=607p., 6=669p. Voor meer informatie zie

http://www.oecd.org/document/53/0,3746,en_32252351_46584327_46584821_1_1_1_1,00.html

37Autochtone leerlingen zijn geboren in België en minstens één van beide ouders ook. Leerlingen van de eerste generatie zijn niet in België geboren en beide ouders ook niet. Leerlingen van de tweede generatie

zijn geboren in België, maar beide ouders in een ander land.

38Wordt gedefinieerd als het aandeel van de totale bevolking tussen 18 en 24 jaar dat ISCED

-niveau 2 (lager secundair onderwijs) of lager heeft bereikt en geen onderwijs of opleiding heeft gevolgd in de vier

weken voor de Arbeidskrachtenenquête

DCD rapport A4_2011_DCD rapport 20/05/11 10:28 Pagina 45

Page 48: Rapport - Decenniumdoelen...Kinderarmoede eindelijk op de agenda 5 Bruno Vanobbergen, Kinderrechtencommissaris 1. De strijd tegen armoede met Decenniumdoelen 2017 6 1.1 Nu ook indicatoren

46Decenniumdoelen 2017

NULM

ETING 2008

35,15%

20,02%

58,0%

16,9%

65,1%

50,0%

5,3%

14,5%

INDICATOR ARMOED

E

S1: Deelname aan het verenigingsleven:

% personen dat aangeeft buitenshuis deel

te nem

en aan sportieve, recreatieve of

artistieke activiteiten:

•Boven arm

oedegrens

•Onder arm

oedegrens

S2: %personen dat aangeeft nooit een

museum, tentoonstelling of galerij te

bezoeken:

•Lager Secundair

•Universitair

S3: % personen dat aangeeft nooit te

participeren aan theater of een toneel-

voorstelling van een amateurgezelschap:

•Lager Secundair

•Universiteit

S4: % personen dat aangeeft zich

geen internetverbinding te kunnen

aanschaffen om financiële redenen

S5: % personen dat zich niet één week

vakantie buitenshuis kan veroorloven

BAROMETER

2009

39,8%

26,8%

56,9%

22,1%

64,9%

52,3%

5,3%

13,3%

BAROMETER

2010

39,9%

22,8%

63,3%

14,8%

67%

55,2%

3,4%

17,8%

BAROMETER

2011

41,9%

26,9%

67,3%

21,9%

72,3%

67,6%

3,6%

17,4%

BRON

EU-SILC,

Vlaanderen t.o.v. Belgische

armoedegrens

SCV-survey

Vlaanderen

SCV-survey

Vlaanderen

EU-SILC

Vlaanderen

EU-SILC

Vlaanderen

Tabel 6: Samenleven

SECUNDAIRE INDICATOREN

Begroting 2010 sociaal-artistieke projecten: €

269.000

Bereik steunpunt vakantieparticipatie (2010):

Totaal aantal participanten: 97.980

Individuele vakanties: 3.055

Groepsvakanties: 5.680

Georganiseerde vakanties: 4.339

DCD rapport A4_2011_DCD rapport 20/05/11 10:28 Pagina 46

Page 49: Rapport - Decenniumdoelen...Kinderarmoede eindelijk op de agenda 5 Bruno Vanobbergen, Kinderrechtencommissaris 1. De strijd tegen armoede met Decenniumdoelen 2017 6 1.1 Nu ook indicatoren

47 Armoedebarometer 2011

INDICATOR KINDER

EN EN JONGER

EN

S1k: % kinderen (< 18 jaar) die leven in een huishouden

dat zich niet één week vakantie, buitenshuis kan

veroorloven

S2k: %

14-18 jarigen die actief lid zijn van een

sportvereniging

•ASO

•TSO

•BSO

S3k: % 14-18 jarigen die actief lid zijn van een

(amateur-)kunstbeoefening (dans, harmonie, straattheater,

circusschool, toneel, jeugdkoor)

•ASO

•BSO

•TSO

S4k: % personen met kinderen ten laste die thuis geen

internet hebben omdat de kosten te hoog zijn

S5K:% 14-18 jarigen die actief lid zijn van een jeugd- of

jongerenbeweging

•ASO

•TSO

•BSO

NULM

ETING

(2009)

18,9%

(2008) •53,7%

•45,7%

•26,2%

(2008) •22,2%

•14,3%

•3,4%

(2009)5%

2008) •20,5%

•13,2 %

•6,3%

BRON

EU-SILC

Vlaanderen

Berekeningen van het Jeugdonderzoeksplatform

op basis van JOP-m

onitor 2

Berekeningen van het Jeugdonderzoeksplatform

op basis van JOP-m

onitor 2

Eurostat

België

Berekeningen van het Jeugdonderzoeksplatform

op basis van JOP-m

onitor 2

Vlaanderen

DCD rapport A4_2011_DCD rapport 20/05/11 10:28 Pagina 47

Page 50: Rapport - Decenniumdoelen...Kinderarmoede eindelijk op de agenda 5 Bruno Vanobbergen, Kinderrechtencommissaris 1. De strijd tegen armoede met Decenniumdoelen 2017 6 1.1 Nu ook indicatoren

48Decenniumdoelen 2017

DCD rapport A4_2011_DCD rapport 20/05/11 10:28 Pagina 48

Page 51: Rapport - Decenniumdoelen...Kinderarmoede eindelijk op de agenda 5 Bruno Vanobbergen, Kinderrechtencommissaris 1. De strijd tegen armoede met Decenniumdoelen 2017 6 1.1 Nu ook indicatoren

Bibliografie

ALIAGA, C. (2005), Gender Gaps in the reconciliationbetween work and family life, Luxembourg, Eurostat.

BARDONE, L., GUIO, A.-C. (2005), In work poverty.New commonly agreed indicators at the EU level,Luxemburg, Eurostat.

BARNES, M., BUTT, S., e.a. (2011), The Duration ofBad Housing and Children's Well-being in Britain,Housing Studies, 26 (1): 155-176.

BELGISCH VOORZITTERSCHAP VAN DE EUROPESEUNIE (2010), Who Cares? Stappenplanvoor eenaanbeveling ter bestrijding van de kinderarmoede.Verslag van de Conferentie van het Belgische EU-Voorzitterschap: 2-3 september.

BOSSUYT, N., VAN OYEN, H. (2000),Gezondheidsverwachting volgens socio-economischegradiënt in België, Brussel: WIV - Instituut Louis Pasteur.

BOSSUYT, N., VAN OYEN, H. (2001),Gezondheidsrapport: socio-economische verschillen ingezondheid, Brussel: WIV - Afdeling Epidemiologie.

BOSSUYT, N., VAN OYEN, H. (2001),Gezondheidsrapport: Socio-economische verschillen ingezondheid, Wetenschappelijk InstituutVolksgezondheid, Afdeling Epidemiologie,IPH/EPIReports 001-13.

BRADSHAW, J., HOELSCHER, P., e.a. (2007), An indexof child-well being in the European Union, SocialIndicators Research, 80: 133-177.

BRAVEMAN, P., BARCLAY, C. (2009), Health DisparitiesBeginning in Childhood: A Life-Course PerspectivePediatrics, 124: S163-S175.

BROTCORNE, P., DEKELVER, J., e.a. (2010),Voorbereiding van de tweede fase van het nationaleactieplan ter bestrijding van de digitale kloof 2011-2015,Brussel.

CATTEL, V. (2001), Poor people, poor places, and poorhealth: The mediating role of social networks and socialcapital, Social Science and Medicine, 52: 1501-1516.

CONTOYANNIS, P., JONES, A. M. (2004), Socio-economic status, health and lifestyle, Journal of HealthEconomics, 2004 (23): 965–995.

COURARD, P. (2010), Omzendbrief betreffendemaatregelen ter bevordering van de maatschappelijkeparticipatie en de culturele en sportive ontplooiing vande gebruikers van de dienstverlening van de OCMW'svoor de periode 2010.

DE BLUST, S. (2010), Wachten op wonen, in: Vranken,J., De Blust, S., Dierckx, D., Van Haarlem, A. (eds),Armoede en sociale uitsluiting. Jaarboek 2010. Leuven:Acco.

DE BLUST, S., DIERCKX, D. (2010), Actiefarbeidsmarktbeleid en sociale integratie: water en vuur?,in: Vranken, J., De Blust, S., Dierckx, D., Van Haarlem,A. (eds), Armoede en Sociale Uitskuiting. Jaarboek2010. Leuven/Den Haag: Acco.

DE BOYSER, K. (2009), Armoede en deprivatie tijdensde eerste levensjaren: ontbrekende schakel in hetarmoedeverhaal?, in: Vranken, J., Campaert, G., Dierckx,D., Van Haarlem, A. (eds), Arm Europa. Over armoedeen armoedebestrijding op het Europese niveau. Leuven:Acco.

DE DECKER, P., VAN DAM, R. (2005), Dehuisvestingsval, of wat huishoudens overhouden na hetbetalen van hun woonkosten, in: De Decker, P.,Goossens, L., Pannecoucke, I. (eds), Wonen aan deonderkant. Antwerpen: Garant.

DE GREEF, M. H. G. (1992), Het oplossen vanproblematische schulden. Een analyse van de invloedvan hulpverlening, interorganisationele samenwerking enhuishoudkenmerken op de effectiviteit, Groninten,Rijksuniversiteit Groningen.

DIERCKX, D. (2009), Atelier Solidariteit tegen Armoedeen Sociale Uitsluiting. Workshop 3: Gezin, Onderwijs enVrije Tijd (27.04.2009). Vlaanderen in Actie.

ELCHARDUS, M., HERBOTS, S. (2010), Participatie vanVlaamse jongeren aan het verenigingsleven, in:Vettenburg, N., Deklerck, J., Siongers, J. (eds), Jongerenin cijfers en letters. Leuven: Acco.

EUROPEAN COMMISSION (2008), Child Poverty andWell-Being in the EU. Current Status and Way Forward.

EUROPESE COMMISSIE (2008), Aanbeveling van deCommissie van 3 oktober 2008 over de actieve inclusievan personen die van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten.

GADEYNE, S., DEBOOSERE, P. (2000), Socio-economische factoren in differentiële sterfte van mannenvan 45 tot 64 jaar in België, Brussel: Vrije UniversiteitBrussel.

GROENEZ, S., VAN DEN BRANDE, I., e.a. (2003),Cijferboek sociale ongelijkheid in het Vlaamse onderwijs.Een verkennend onderzoek op de Panelstudie vanBelgische Huishoudens, Leuven, Steunpunt LOA'Loopbanen doorheen onderwijs naar de arbeidsmarkt'.

49 Armoedebarometer 2011

DCD rapport A4_2011_DCD rapport 20/05/11 10:28 Pagina 49

Page 52: Rapport - Decenniumdoelen...Kinderarmoede eindelijk op de agenda 5 Bruno Vanobbergen, Kinderrechtencommissaris 1. De strijd tegen armoede met Decenniumdoelen 2017 6 1.1 Nu ook indicatoren

HEDEBOUW, G., PEETERMANS, A. (2009), Het gebruikvan opvang voor kinderen jonger dan 3 jaar in hetVlaams Gewest, Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid enGezin.HERREMANS, W., VANDERBIESEN, W., e.a. (2010),Kansengroepen op een arbeidsmarkt in crisis, in:Vranken, J., De Blust, S., Dierckx, D., Van Haarlem, A.(eds), Armoede en sociale uitsluiting. Jaarboek 2010Leuven/Den Haag: Acco.

HEYLEN, K., WINTERS, S. (2009), Woonsituatie inVlaanderen: mogelijkheden en gegevens van de EU-SILC, Brussel, Steunpunt Ruimte en Wonen.

HIRTT, N., NICAISE, I., e.a. (2007), De school vanongelijkheid, Berchem: EPO.

HOGE RAAD VOOR DE WERKGELEGENHEID (2005),Verslag 2005, Brussel, Hoge Raad voor deWerkgelegenheid.

HOPPENBROUWERS, K., DE COCK, P. (2010),Onderzoek naar de wetenschappelijke state of the art ophet vlak van preventieve gezondheidszorg voor kinderenonder de 3 jaar, Kind en Gezin.

KIND EN GEZIN (2009), Het kind in Vlaanderen 2009,Kind en Gezin.

KINDERRECHTENCOMMISSARIAAT (2010), Adviesarmoede en sociale uitsluiting. Visie en voorstellen vanuiteen kinderrechtenperspectief.

KONING BOUDEWIJNSTICHTING (2010), De socialeongelijkheid inzake gezondheid bijft hardnekkig hoog inBelgië, Brussel.

LIETEN, I. (2011), Persmededeling van viceminister-president Ingrid Lieten. Zondag 1 mei 2011.

MACKENBACH, J., KUNST, A., e.a. (1997),Socioeconomic inequalities in morbidity and mortality inwestern Europe, Lancet, 349 (9066): 1655-1659.

MUYTERS, P. (2009), Beleidsnota werk 2009-2014, eennieuwe arbeidsmarktvisie voor Vlaanderen, Brussel,Vlaams Overheid.

NICAISE, I. (2008), De minisamenleving. Vóórschoolseeducatie, in: Nicaise, I., Desmedt, E. (eds), Gelijkekansen op school: het kan! Mechelen: Plantyn.

SCHOCKAERT, I., NICAISE, I. (2010), Escaping povertywith your children: the role of labour, market activation,education ans social capital investments, in:Vandenhole, W., Vranken, J., De Boyser, K. (eds), WhyCare?! Children's Rights and Child Poverty. Antwerp:Intersentia.

SERV (2007), Sociaal-Economisch Rapport vanVlaanderen, Gent: Academia Press.SMET, P. (2010), Beleidsbrief Onderwijs 2010-2011.

SMITS, W. (2011), Join the club. Een profiel van ledenvan verenigingen en vrijwilligers, in: Lievens , J., Waege,H. (eds), Participatie in Vlaanderen 2. Eerste analysesvan de participatiesurvey 2009. Leuven/Den Haag: Acco.

STEENSSENS, K., AGUILAR, L. M., e.a. (2008),Kinderen in armoede. Status Quaestionis van hetwetenschappelijk onderzoek in België.

STORMS, B., VAN DEN BOSCH, K. (2010),Budgetstandaard legt de lat voor menselijkewaardigheid, Alert, 2010-1.

Storms, B., Van den Bosch, K., e.a. (2009), Wat heefteen gezin minimaal nodig? Een budgetstandaard voorVlaanderen, Leuven: Acco.

STRATEGISCHE ADVIESRAAD VOOR HET VLAAMSEWELZIJNS- GEZONDHEIDS- EN GEZINSBELEID(2010), Advies over de visienote Vlaamse SocialeBescherming.

UNDP (2000), Human Development Report, HumanRights and Development.

VAN DEN BOSSCHE, F. (2010), Beleidsbrief Wonen2010-2011.

VAN LANDEGHEM, G., GOOS, M., e.a. (2010), Vroegeschoolverlaters in Vlaanderen. Evolutie van deongekwalicifeerde uitstroom tot 2007, Leuven,Steunpunt 'Studie- en Schoolloopbanen'.

VAN THIELEN, L., STORMS, B. (2009), Het budget vaneen veilige kindertijd, in: Storms, B., Van den Bosch, K.(eds), Wat heeft een gezin minimaal nodig? Eenbudgetstandaard voor Vlaanderen. Leuven/Den Haag:Acco.

VAN TRIER, W. (2010), Leren sommige jongeren in huneerste baan meer bij dan andere? En waarom?, in:Vranken, J., De Blust, S., Dierckx, D., Van Haarlem, A.(eds), Armoede en Sociale Uitsluiting. Jaarboek 2010.Leuven/Den Haag: Acco.

VANDEURZEN, J. (2010), Beleidsbrief Welzijn,Volksgezondheid en Gezin 2010-2011,762 (2010-2011)– Nr. 1.

VANDEURZEN, J. (2010), Iedereen WIJ. VisienotaWelzijn, Volksgezondheid en Gezin 2009-2014.

VETTENBURG, N., DEKLERCK, J., e.a. (2010), Jong zijnin Vlaanderen. De belangrijkste bevindingen uit de JOP-monitor 2, in: Vettenburg, N., Deklerck, J., Siongers, J.(eds), Jongeren in cijfers en letters. Bevindingen uit deJOP-monitor 2. Leuven: Acco.

50Decenniumdoelen 2017

DCD rapport A4_2011_DCD rapport 20/05/11 10:28 Pagina 50

Page 53: Rapport - Decenniumdoelen...Kinderarmoede eindelijk op de agenda 5 Bruno Vanobbergen, Kinderrechtencommissaris 1. De strijd tegen armoede met Decenniumdoelen 2017 6 1.1 Nu ook indicatoren

VLAAMS NETWERK VAN VERENIGINGEN WAARARMEN HET WOORD NEMEN (2009), MemorandumVlaams Netwerk van verenigingen waar armen het woordnemen. Vlaamse verkiezingen 2009.

VLAAMSE OVERHEID (2009), Decreet betreffende hetgrond-en pandenbeleid, Belgisch Staatsblad 15 mei2009.

VLAAMSE OVERHEID (2010), Voortgangsrapport VlaamsActieplan Armoedebestrijding 2010-2014.

VLAAMSE REGERING (2008), Decreet houdendeflankerende en stimulerende maatregelen terbevordering van de participatie in cultuur, jeugdwerk ensport.

VLAAMSE REGERING (2010), AfsprakenkaderSamenwerking Wonen-Welzijn.

VLAAMSE REGERING (2010), Vlaams Jeugdbeleidsplan.Naar een Jongerenpact 2020. Prioriteiten voor deregeerperiode 2010-2014.

VLAANDEREN IN ACTIE, VLAAMS NETWERK VANVERENIGINGEN WAAR ARMEN HET WOORD NEMEN(2010), Standpuntenpakket 'Strijd tegen armoede bijkinderen'.

VRANKEN, J. (2010), Kinderarmoede, in: Dierckx, D.,Van Herck, N., Vranken, J. (eds), Armoede in België.Leuven: Acco.

WINTERS, S., DE DECKER, P. (2009), Wonen inVlaanderen: over kwaliteit, betaalbaarheid enwoonzekerheid, Studiedienst van de Vlaamse Regering.

WINTERS, S., HEREMANS, F., e.a. (2004), Op weg naareen Vlaamse huursubsidie?, Leuven, Kenniscentrumvoor Duurzaam Woonbeleid.

WIV (2002), Gezondheidsenquête door middel vanInterview, België, 2001, Brussel, WIV.

WIV (2006), Gezondheidsenquête door middel vanInterview, België, 2004, Brussel: WIV.

51 Armoedebarometer 2011

DCD rapport A4_2011_DCD rapport 20/05/11 10:28 Pagina 51

Page 54: Rapport - Decenniumdoelen...Kinderarmoede eindelijk op de agenda 5 Bruno Vanobbergen, Kinderrechtencommissaris 1. De strijd tegen armoede met Decenniumdoelen 2017 6 1.1 Nu ook indicatoren

kijk ook bij www.decenniumdoelen.be

52Decenniumdoelen 2017

DCD rapport A4_2011_DCD rapport 20/05/11 10:28 Pagina 52

Page 55: Rapport - Decenniumdoelen...Kinderarmoede eindelijk op de agenda 5 Bruno Vanobbergen, Kinderrechtencommissaris 1. De strijd tegen armoede met Decenniumdoelen 2017 6 1.1 Nu ook indicatoren
Page 56: Rapport - Decenniumdoelen...Kinderarmoede eindelijk op de agenda 5 Bruno Vanobbergen, Kinderrechtencommissaris 1. De strijd tegen armoede met Decenniumdoelen 2017 6 1.1 Nu ook indicatoren

Decenniumdoelen 2017Huidevetterstraat 1651000 Brussel0474-25 48 [email protected]

De stuurgroep van Decenniumdoelen 2017