progressef (81/1) 78
DESCRIPTION
Clubmagazine SFANTRANSCRIPT
1
Toen ik nog thuis met mijn voeten op de Aardse bodem stond en naar de ster- ren keek werd ik getroffen door de pracht van de winter-sterrenhemel. Aan het firmament schitterden de sterren Sirius, Procyon, Aldebaran, Betelgeuze en Rigel. (GT-clone/2001) Mijn logboek vermeldt nu het verloop van onze reis naar de dubbelster Rigel. Onze Astro-verkenner "Progressef" be- reikt de grenzen van dit stelsel met de helder blauwe superreus. Onze radio- telescoop ving plots de eerste reeks scholgolven op. Het Rigelstelsel werd door mekaar gehaald. (uittreksel : GT/CM - Progressef-log) Door de vroegtijdige constructie van de gigantische Ark werd het leven in ons zonnestelsel gered. Iedereen had zijn thuiswereld verlaten via de pendel- dienst. Met tranen in onze ogen zagen we de grote ontploffing van de ster Rigel. Het kritieke Nova-stadium was bereikt. De beveiligingscircuits schakelden de beeldschermen automa- tisch af. De overlevenden van de SFAN-Federatie verwijderden zich uit de gevaarlijke zone. Men had de Ark de naam "Feniks" gegeven. Vanuit het vuur van onze stervende zon zou een nieuwe Federatie geboren worden. Het avontuur tegemoet ! Want de Feniks leeft ! (uittreksel ADR+RS - SFAN-log)
Ter hoogte van het Mintaka stelsel had de SFAN-Progressef ontmoeting plaats. De kleinere Astro-verkenner koppelde zich aan de Feniks. De ge- gevens van de Terraanse boordcom- puters gaven het reusachtige schip de nodige coördinaten voor een quantum-sprong naar het stelsel van Sol 1. (uittreksel SFAN-PROGRESSEF log) Nou dit was een poging tot een fantastische inleiding ! Nu ter zake : Voor de Aardse geleerden en techno- craten is kernfusie nog niet prak- tisch te verwezenlijken. Daarom melden wij het succes van een andere soort kernfusie. Een fusie op het gebied van SF en Fantastiek. De Essef-kernen SFAN en PROGRESSEF zijn één geworden. De Vereniging heet nu SFAN-PROGRESSEF. Voor Vlaanderen is dit een unicum. Het Nederlands taalgebied zal hier- door aangevuld worden met betere informatie en lectuur van het specu- latieve genre. Maar zoals de ontwerpers van moderne computersystemen het zeggen : "Hoe meer de machine op de mens lijkt. Hoe groter de kans dat de computer logische fouten maakt." In de eer- ste nummers zullen er misschien
2
logische en artistieke fouten voorkomen wat betreft inhoud en lay-out. Maar we hopen dat de positieve kritiek van de lezers ons zal helpen. Ons doel is het nieuwe magazine PROGRESSEF van zijn oorspronkelijke mutatievorm te brengen tot een volwaardig eind- produkt. Hierbij hoort een schou- derklopje voor Marc Corthouts voor de praktische tips en de technische aanpak van de vormgeving. De Progressef-dag in de Burgerkring ligt nu achter ons. In deze para- graaf een woord van dank aan alle medewerkers op of achter de scène. Een speciaal hoeraatje voor mode- rator Tony Van Loon, de Shakes- pearachtige, die alles zo leuk aan mekaar praatte. Een zoentje voor Chrisje. Daar zij zich zo sierlijk door het Grijze Gat/ Verwisseling heen danste. Dat is het dus ongeveer ! Nu nog een oproep aan alle jonge Bel- gische en Nederlandse auteurs en tekenaars ! Graag verwachten we uw teksten en inkttekeningen over de volgende onderwerpen : 1. UFO' s en "CE3K"
2. Godsdienstige elementen verwerkt in Essef en Fantastiek. Dit voor het samenstellen van toekomstige speciale nummers van Progressef.
Vergeet niet bij het opgestuurde materiaal een kleine persoonsbe- schrijving te voegen als kennisma- king (adres, hobby, enz...) Onze nieuwe zwerftocht doorheen de ruimte en de tijd is begonnen ! "PROCEED TO LIGHT-SPEED !" De Eindredactie : George Tuffin en Carlos Moens (mei 1981)
A. Vermeylenlaan 5/53 2050 Antwerpen België
uit ‘FATA MORGANA’
uitg. Meulenhoff
3
Oktober 1976 hield Hans Rudi Giger zijn eerste en tot dusver enige tentoonstelling in ons Nederlandse taalgebied. Zijn werk was te zien in Amsterdam, in de galerie van Walter Kamp. Deze kunsthande- laar was van Giger's werk danig onder de indruk geraakt. "Het gebeurt niet vaak," ver- klaarde hij tegen de pers, "dat je als kunsthandelaar onmiddellijk laaiend enthou- siast wordt bij het zien van het werk van een kunstenaar en dat je beseft met een van de allergrootsten te worden geconfronteerd. Zeker niet als het dan ook nog gaat om een kunstenaar die wat men noemt nog tamelijk onbekend is. Mij is het zo vergaan toen ik voor de eerste keer werk van de Zwitserse schil- der Giger zag in een Parijse galerie. Hij exposeerde daar op een groepstentoonstelling en er was slechts één schil- derij van hem te zien. Ik heb er zeker een half uur voor staan kijken. Ternauwernood kon ik me voorstellen dat dit door een mens gemaakt was. Het gevoel van, dit kan niet,
dit is grootser dan wat de menselijke geest vermag werd sterker naarmate ik meer werk van Giger te zien kreeg. Dat was in 1976. Eind 1979 kwam de film ALIEN in de bioscopen. Nu kon het grote publiek kennis nemen van Giger's werk. Tegelijkertijd werd zijn schitterende boek NECRONOMICON, dat een over- zicht bevat van zijn werk tot op heden in drie talen her- drukt. Enige tijd later, begin 1980, rolde GIGER'S ALIEN van de drukpersen. Artikelen in bladen als OMNI, HEAVY METAL en QUESTAR zorg- den voor een 'cult-following' in Amerika. Nu, in 1981, is Giger tot de toppen van het succes geklommen bij het speciale publiek dat er op dit moment voor de fantas- tische kunst bestaat. Posters en documentaires op t.v. heb- ben zijn macabere, psychede- lische visioenen tot in de huiskamer gebracht. De in 1940 in Chur (Zwitser- land) geboren Giger blijkt reeds als kind een hang naar het macabere te hebben gehad,
4
zo beweren zijn biografen (waaronder hijzelf). Kinde- ren uit de buurt werden door hem in zijn zelfgebouwde gruwelkamers gelokt, waar ze vaak huilend weer uitvlucht- ten. Ook zijn tekentalent trad reeds op jeugdige leef- tijd aan het licht. Van 1962 tot 1966 bezocht hij de kunstacademie in Zurich, die hij weer verliet als gediplo- meerd ontwerper. Sindsdien is zijn faam gestadig gegroeid. Hoewel hij nog betrekkelijk jong is heeft zich al een hele literatuur over zijn werk uitgestort. Daarin zijn veel- vuldig zinsneden als 'inter- uterinaire technologie voor het jaar 2000', 'paranoia' en 'de mens gedeformeerd tot oervorm der latere humanoïden' aan te treffen. En niet zonder reden. "De verschrikking nam weer de overhand. In grote bogen moest ik om onschulidige voor- bijgangers heenlopen, die in mijn brein geestelijk gestoor- de moordenaars werden. Alles was mij vijandig gezind. Een bouwput wilde mij opslokken. Het trottoir werd zo scheef dat voortdurend naar beneden in de bouwput dreigde te storten." Op dit soort paranoïde dromen is Giger's werk gebaseerd. Het is vooral de nabije toekomst die hem angst aanjaagt, atoombommen, spuitbussen, radioactief afval, drugs. Door zijn nachtmerries van zich af te schilderen pro- beert hij zich er los van te Was het toeval dat Hans R. Giger in de filmwereld terecht kwam ? Een vriend van Giger toonde Salvadore Dali enkele werken van Giger. De Spaanse surrealist vond de
maken. En wat een wereld ont- staat dan ! Dode werelden, bestaande uit metaal, plastic of vlees, of uit een mengsel van die drie. Afstotende mutaties, overdekt met zweren en op vreem- de wijze verbonden met machines lijken ons te waarschuwen voor het verval waaraan het mensdom onderhevig is. Hun armstompen (softenon ?) zijn aangevuld met machinpistolen, en hun onder- lichaam is vervangen door een luguber samenstelsel van buizen en slangen. Giger heeft deze gedegenereerde humanoiden de naam 'Biomechanoiden' gegeven, omdat ze een mengsel zijn van metaal en vlees. Bij hem is de wetenschap vaak verweven met occultisme en magische symbolen, zodoende het geheel nog afstoten- der (en fascinerender !) makend! Giger heeft ook altijd veel plezier in baby's. Ze zitten startklaar in baarmachines, en lijken op elkaar als het ene ei op het andere. Allemaal even misvormd. Daarbij hebben ze allemaal Giger's eigen gelaats- trekken. Een geboortetrauma ? Zeker is dat de psychiater die Giger's werk gaat analyseren vooreerst wel even onderdak is. NECRONOMICON geeft een overzicht van al deze horror-inferno's. Een waarlijk fascinerend boek- werk, dat ik de liefhebbers van het fantastische, het fan- tasmagorische zeer kan aanbe- velen. Prijzig is het wel : f 47,50/BF 775. prenten fascinerend. Enkele dagen daarna bezocht Alexandro Jodorowsky Dali om hem te vragen de rol van de keizer te spelen in de filmversie van "Duin". Dali liet op zijn beurt het
5
werk van Giger aan Jodorowsky zien. Hierdoor werd Giger ge- contacteerd om bepaalde scènes van de film te schilderen. Giger werkte aan het bolwerk dat bekend staat als "Harkonnen's Castle". Maar helaas het ver- filmen van het meesterwerk van Frank Herbert werd op de lange baan geschoven. In augustus 1977 wordt Giger op- geroepen door O'Bannon om mee te werken aan de film "ALIEN". Ridley Scott, de regisseur, bekeek het schitterende boek NECRONOMICON. Scott vond het boek : goed, sensueel en uit- zonderlijk afschuwelijk. Giger verhuisde weer naar de film- studio's en was verantwoorde- lijk voor de volgende onderde- len van de geslaagde SF-thriller: het verlaten buitenaards ruimte- schip, de reusachtige piloot van dit gestrande schip, het ei, de face-hugger, de borstkastkraker ende volwassen Alien. Hans Giger begon zijn projekt met een vreemde opdracht. Hij zei tegen de produktie-secreta- resse : "Ik moet beenderen hebben! Op het einde van de dag kwamen er volgeladen camions met kar- tonnen dozen aangereden. Ze waren bijna overal geweest waar men beenderen bewaarde. Ze hadden aangebeld bij me- dische bewaarplaatsen en slacht- huizen. De volgende dag lag de studio vol met botten, beenderen en skeletten. Er was een reeks mensenschedels bij van zeldzame kwaliteit. Drie slangen geraam- ten die uitstekend bewaard waren gebleven. En een uitzonderlijk mooie neushoornschedel. Nu kon Giger starten ! Hij begon te beeldhouwen met deze beenderen en met styrofoam. Giger die steeds in het zwart gekleed was, leek op Dracula. Hij had zwart haar, een bleke huids- kleur en vurige ogen. Als een dolle man zat hij te kerven in een reuze blok styrofoam. Zijn zwart lederen pak en zijn haar
kwam geheel onder de vlokken te zitten. Tijdens de warme zomermaanden werd er een picnic gehouden voor het personeel van de studio. Iedereen trok zijn hemd uit, behalve Giger. Niemand kon hem overhalen om zijn spullen uit te trekken. Men veronderstelde dat onder zijn kleding geen mens schuil- de maar een geest. Giger leek soms op een figuur voor een verhaal van H.P. Lovecraft. Maar Giger had geen Lovecraft of een Poe nodig om hem inspi- ratie te schenken. Jaren ge- leden had Giger een soort dro- mendagboek samengesteld. Tel- kens als hij een nachtmerrie had en daaruit ontwaakte, maakte hij aantekeningen in dat boek. Later maakte hij er ook de nodige schetsen bij. Na het neerschrijven van zulk een nare droom stelde hij vast dat hij die droom kwijt was. Hij was als het ware van de angst bevrijd. Het hele droom- boek werkte als een soort "do-it- yourself" psycho-analyse. Later deed het boek dienst als de basis van al zijn schilderwerken. Het Alien-project in de film- studio werd regelmatig opgevolgd door Ridley Scott. Hij besprak al de details met Giger. Hans kreeg de nodige vrijheid om zijn fantasie de vrije teugel te ge- ven. Hij werd bijgestaan door een aantal techniekers. In de technische ploeg bevond zich Nick Allder en Roger Dicken. Zij zorgden voor de afwerking van de chest-burster (borstkast- kraker). Er zat een hele filosofie achter het bestaan van de Alien en zijn verschillende tussenstappen tot volwassenheid. Maar de reden van deze metamorfose wordt niet verklaard in de film. Op het einde van de film moet het mon- ster aan zijn vierde faze be-
6
ginnen. Maar menig kijker zal dit niet begrepen hebben. Alien-3 verstopt zich in de shuttle en begint slijm af te scheiden. Hij wil zich gaan verpoppen. Maar hij krijgt daar de tijd niet voor. Offi- cier Ripley is hem te slim af en moet hem aanporren om kwaad te worden. Het gedrocht aan boord van de Nostromo is niet gegroeid in zijn natuurlijke omgeving. Het is daarom wild en onwetend. Het heeft geen tijd om zich te scholen. Het heeft slechts de tijd om te overleven. Het verlaten ruimteschip werd volledig volgens Gigers orga- nische technologie opgebouwd. Het moest duidelijk een buiten- aards ruimteschip zijn. Er mochten geen sporen van mense- lijke activiteit aanwezig zijn. Peter Boysey transformeerde de schetsen van Giger in de bruik- bare vormen voor de set. Het model was ongeveer 4 meter groot. Het schip bestond uit plastici- ne en polystyrene. Deze pasta's werden uitgesmeerd over een metalen draadwerk dat als steun dienst deed. De delen die op werkelijke grootte werden ge-maakt, bestond uit plaaster. De muren werden met hout en doeken af- gewerkt. De laatste hand werd door Giger zelf gelegd. De gietvorm voor de Ruimte- jockey werd gemaakt in klei. Het beeld zelf bestond uit polyester. Giger schilderde het grote hoofd. Voor de spe- ciale effekten, zoals de verrot- te huid gebruikte Giger latex, die hij er dan terug afkrabde totdat het geraamte ongeveer bloot kwam zitten. Het oor- spronkelijke voorbeeld van de Ruimtepiloot werd door Ridley Scott in de NECRONOMICON ontdekt. Later ontdekte men ook de Alien in hetzelfde boek. De broedkamer voor de eieren werd op ware grootte gemaakt.
Een pulse laser met blauw licht verzorgde het speciale mist- effekt in deze ruimte. Het beeld van de ellenlange gang werd ge- maakt via een mat schilderij van Giger. Deze werd op de achter- grond van de set geprojecteerd. Voor het ontwerp van het beruchte ei maakte Giger een schilderij. Daarna experimenteerde hij aller- lei plastieken modellen om de juiste vorm te krijgen. De uit- eindelijke vorm noemde hij een "organische voetbal". De in- houd van het ei bestond uit kunststof-slijm en vers vlees. De Face Hugger leek op een dui- veltje in een doosje. De staart diende als afvuurmechanisme. De oorspronkelijke face hugger van Giger was zo gedetailleerd dat hij door Roger Dicken vereenvou- digd werd. Het wezen bestond uit grote spinnenpoten, een plat lichaam en de staart. De face hugger vreet zich door de helm van Kane en zet zich vast op zijn gelaat. Terwijl de staart rond zijn nek kronkelt. De borstkastkraker werd door Nick Allder aangepakt. Het kleine beestje is een speelpop, die reeds de grote muil vertoont van het volwassen wezen. De acteur, John Hurt werd op de tafel gelegd. Zijn armen en zijn hoofd op normale hoogte. Maar zijn romp werd in de holte gelegd. Boven zijn torso werd het namaaktorso aangebracht. Roger Dicken zorgde voor de hydraulische pompen in de borst- kast. Het geheel werd opgevuld met mals rood vlees en liters namaak-bloed. Giger haalde het idee van het monstertje uit een tekening van de Ierse kunstenaar F. Bacon. Giger vond daar na- melijk een wezen dat enkel een muil had. Deze mond bij de chest-burster diende als dril- boor om zich door Kane's li- chaam heen te vreten. De volwassen Alien kreeg de
7
8
bijnaam "the big chap" of " de grote kerel". Indien men het monster bij daglicht gefilmd had, zou men ontdekt hebben hoe mager het beest was. Hij is half hagedis,half mens. De Alien bezit een banaanvormig hoofd dat lenig kon bewegen. Inzijn reusachtige muil zit een duivelse tong verscholen. Deze tong was voorzien van haar eigen stel tanden. De Alien bezit geen ogen. Een student in de beeldende kunsten werd de vrijwilliger om het rubberen Alien-pak aan te trekken. De Afrikaan Bolaji Badejo was 2 meter 15 cm groot. Rond zijn naakt lichaam werd eerst een plaasteren vorm gegoten. Deze deed dienst om het rubberen kostuum op maat te kunnen ma- ken. Eenmaal in het kostuum begon Giger er beenderen en styrofoam aan toe te voegen. Het werd een biomechanisch wezen. Later kwamen er nog plasticine, rubber, buizen en bedradingen op hetoorspronke- lijke kostuum. Het hoofd werd volledig uit glasvezel gemaakt. Carlo Rambaldi verzorgde het mechanische gedeelte van de schedel en de bewegende tong. Allder was in de wolken met het hoofd. Het kon grommen, grijnzen, zijn mond openen en de tong uit- Films • • • • ALIEN
(De blindepassagier) 20th Century-Fox, regisseur Ridley Scott, verhaal : Dan O'Bannon & Ronald Shusset, muziek van Jerry Goldsmith, acteurs : Tom Skerritt, Signourey Weaver, Veronica Cartwright, Harry Dean Stanton, John Hurt, Ian Halm en Yaphet Kotto.
steken. Het geheel werd bediend via een controlepaneel. Het controlebord stuurde de nodige impulsen naar de hydraulische schakelingen van het hoofd. Scott besliste dat de Alien slechts in speciale houdingen zou gefilmd worden. Hij liet belichting en beweging samen- vloeien om het juiste verras- singseffekt te kunnen bekomen. Een enkele keer krijgt de kij- ker het gedrocht geheel te zien. Namelijk op het moment dat Signoury Weaver door de gang loopt en bijna op het monster botst. De Alien buigt zich voorover en zijn afschuwe- lijke schoonheid komt aan het licht. De film Alien was een succes. Giger zelf was tevreden over zijn werk in de filmstudio's. Maar zijn hart blijft bij het schilderen. Voorlopig trekt hij zich terug om te schilderen met zijn airbrush. Giger werkt terug voor zijn gek publiek. Want zegt hij : "Een goed aantal mensen vinden mijn werk inspire- rend en creatief ... of ze zijn knettergek."
Boeken van H.R. Giger • • • • • Necronomicon f 47.50/BF 775 Giger's Alien f 34.50/BF 520
9
Mijn naam doet er niet toe.
Ik ben namelijk de clown van
het circus , de harlekijn.
Ik ben de hofnar.
Narren hebben geen naam.
Narren bezitten enkel een gek
gezicht en liefst een mis-
vormd lichaam.
Verder mogen zij niet al te
snugger zijn.
Wat mij betreft gaat de vlieger
wel op bij de eerste twee voor-
waarden, maar niet bij de
laatste.
Ik ben niet debiel, niet krank-
zinnig.
Alhoewel je er anders zou kun-
nen over oordelen, mijn uiter-
lijk aanschouwend.
Maar daar zal je wel overtuigd
van zijn, wanneer ik je mijn
verhaal, mijn levensverhaal,
vertel...
Wat ik met mijn moeder gemeen
had, was de bochel op haar rug
en haar grotesk, afschuwelijk
lelijke gelaat, misvormde benen
en kwijlende muil.
Ik heb me overigens steeds af-
gevraagd hoe mijn vader het
voor elkaar gekregen heeft op
haar te kruipen om mij te maken.
Hij had het trouwens beter ge-
laten.
Maar ja, hij was zowat de meest
verstokte dronkelap die je in
heel de stad vond, en dat wil
wat zeggen, want in de sloppen
waar ik geboren werd, zoop men
nogal wat af.
Ik heb hem nooit nuchter gekend,
maar ik dien er wel bij te ver-
tellen dat ik ook niet lang bij
mijn ouders ben gebleven: op
vijftienjarige leeftijd sloop
ik er tussenuit.
10
Verder heb ik met mijn moeder
haar haat voor alle gewone,
goed gevormde, knappe mensen
gemeen, en van mijn vader heb
heb ik de haat geërfd jegens
alle burgers, jegens allen die
het plusminus ergens geschopt
hebben,
Wat dus tot gevolg heeft dat
ik zo ongeveer iedereen haat,
zelfs mezelf, zo af en toe.
Ik trok er dus tussenuit toen
ik pas vijftien geworden was,
omdat het wijf dat ik mijn moe-
der noemen moest, me steeds de
stuipen op het lijf joeg, wat
in mijn geval heel wat wil
zeggen, want ik heb vele mis-
baksels en gedrochten gezien
in mijn leven - ik hoefde er
trouwens enkel maar eens voor
in de spiegel te kijken.
En verder was ik ook de da-
gelijkse kotspartijen van mijn
vader beu, die me altijd sloeg
wanneer hij dronken was, zodat
ik dus zeven dagen in de week
onder de blauwe plekken zat.
Liftend trok ik naar het bui-
tenland.
Dat wil zeggen: ik verschool
me ergens tot ik iemand naar
een wagen zag toelopen, keek
die iemand diep in de ogen,
en reed dan met zijn wagen
verder.
Ik bezit namelijk één talent,
buiten het feit dat ik de
mensen aan het bulderen maken
kan door een beetje snoeten te
trekken, en dat zijn mijn ogen.
Ik kan zowat alles gedaan krij-
gen met mijn ogen: mensen ge-
bieden de gekste dingen te doen
of gewoon doodbliksemen,
treinen doen ontsporen, noem
maar op...
Eerst werkte ik een tijdje in
een muf ruikende fabriek, maar
daar diende ik al vlug mijn
biezen te pakken, wat deze keer
hoegenaamd niet mijn fout was.
Men vond er namelijk plezier in
me te sarren, beentje te lich-
ten en zo, en te bespotten.
Het werd me tenslotte te veel,
en ik keek een haantje-de-
voorste kwaad aan, zodat de
arme kerel morsdood neerplofte.
De anderen namen een nogal
dreigende houding aan, zodat ik
maar besloot eieren voor mijn
geld te kiezen, en het haze-
pad koos.
Ik werd reeds vroeg op de
kracht die in mijn ogen school
attent gemaakt.
Toen ik namelijk nog heel klein
was, had ik steeds een hele
meute snotneusjes achter me aan
lopen, die er niets beters op
vonden me dwaze spottende
rijmpjes met mijn gebreken en
uitzicht als onderwerp, achter-
11
na te roepen.
Maar toen ik me een keer om-
draaide en hen woedend in de
ogen keek, pisten ze allemaal
in hun broek.
Ik had toen nog niet geleerd de
kracht te beheersen of te re-
gelen, anders waren ze er niet
met enkel een natte broek vanaf
gekomen.
Maar ik begon duchtig te oefen-
en, deed paarden steigeren,
schilders van hun ladder vallen
auto's botsen, kortom, ik zat
niet stil en kreeg langzaam
maar zeker de kracht, die me
later nog vele diensten zou
bewijzen, onder controle.
Zo voelde ik, net voor ik thuis
wegging, de drang naar een
vrouw in me ontwaken, en omdat
geen van de meisjes uit de
sloppen - toch ook niet van de
properste en de mooiste,zou ik
zo denken - me wou, besloot ik
naar de hoertjes te trekken.
Het was donker, en daardoor
liet er me eentje binnen komen,
maar toen ze me in het licht
had gezien, wilde ze ineens
niet meer, alhoewel ik de
briefjes gereed in mijn hand
had.
Ik heb haar toen haarzelf la-
ten ophangen, nadat ze zich-
zelf de borsten afgesneden had.
Krijsen dat die deed!
Maar kom, ik wijk af van het
verhaal, mijn verhaal, dat ik
van plan ben je te vertellen
voor het te laat is.
Ik stond dus weer op straat, met
een hart vol haat jegens de
anderen, een lege beurs en een
nog legere maag.
Toen kreeg ik een lumineus idee,
dat nog maar een keer bewijst
wat een snugger iemand ik wel
ben.
Ik zette me gewoon op een druk
plein en begon te bedelen.
De kunst was gewoon de blik van
een voorbijganger op te vangen
en vast te houden, wat nog niet
zo gemakkelijk is als je wel
denken mag, want meestal wendt
men walgend de blik af wanneer
men in mijn buurt komt.
Maar ik mikte niet zozeer op de
teerhartigen, eerder op de
nieuwsgierigen, op de spotters,
die me maar al te graag eens
verstolen of zelfs openlijk
monsterden, om daarna aan hun
vrienden te vertellen wat een
gedrocht ze nu weer hadden ont-
moet, en dat God toch wel niet
heel wijs moest zijn,zulke
schepsels te maken, en dan nog
wel naar zijn eigen beeld en
gelijkenis.
Een gouden tijd brak aan.
Een bankier drukte me eens zijn
geldkistje in de handen, terwijl
een oude, pronte dame er niets
12
beters op vond me het fortuin
dat haar man zaliger haar nage-
laten had, over te maken.
Maar dat waren dan wel uitschie-
ters hoor.
In een paar weken was ik echter
schatrijk.
"Geld opent alle deuren," dacht
ik, en in de meeste gevallen is
dat inderdaad zo, maar voor mij
bleven alle poorten gesloten.
Wat mijn haat jegens de mensheid
natuurlijk nog aanwakkerde.
Gelukkig had ik mijn ogen nog.
Een gorilla die me uit een duur
casino wou gooien, liet ik zijn
pet opeten, zodat de stakkerd
een hele week werkonbekwaam
bleef, en een portier die me de
weg versperde in een hotel deed
ik onder een auto lopen.
Ook kreeg ik op een dag last met
een directeur van één of andere
goktent,maar die liet ik zoveel
champagne zuipen - die venten
lusten dat immers nogal -, dat
zijn ingewanden het ten slotte
begaven.
De arme man kan het nu ook niet
meer verder vertellen.
Ik hield me dus op in duurste
casino's, reisde heel het land
door, joeg deftige dames en he-
ren de stuipen op het lijf,
schudde hun beurzen uit, ver-
grootte mijn fortuin nog.
Toen achtte ik de tijd gekomen
om mijn haat jegens alle mensen,
ja, zelfs jegens de mensheid,
te koelen.
De haat had zich gedurende al
die jaren binnenin mij opge-
stapeld en ik kon de stem in
mij niet langer meer sussen.
Toch niet meer met de oude
geintjes...
Ik diende de opgekropte haat te
luchten, een daad te stellen
waarmee ik me wreken kon voor al
het onrecht mij aangedaan, een
daad die de mensen nog lang zou
heugen en mij tevreden stellen,
mij tot rust zou brengen, zodat
ik op m'n eentje ergens kon gaan
rentenieren.
Ik had er genoeg van het
balletje in een roulette te di-
rigeren, hoge heren tot op het
bot uit te kleden of voor hun
ogen op hun dames te kruipen,
die daarna voor de rest van hun
leven wel iets hadden om van te
griezelen.
Ik wou een grootse daad stellen.
Wat deed ik dus?
Ik kocht een heel circus op,
met kunstenmakers, dierentuin,
muziekkorps, verzorgers, werk-
lieden, wagens, apparatuur
en al.
En tot hoofdattractie van de
show bombardeerde ik mezelf,
de harlekijn, de verschrikke-
lijke hofnar, de gruwel-clown.
Niemand wist wie het circus
13
beheerde, omdat de directeur,
ikzelf dus, zich heel goed
verborgen hield.
Men kende alleen die nieuwe
aanwinst, de hoofdattractie,
de verschrikkelijke hofnar.
Maar ik hield alle touwtjes
strak in handen!
En mijn idee legde me voorwaar
geen windeieren, maar ik
zorgde dan ook voor een waar-
lijk bloedstollende act:
ik trok snoeten en grimassen,
liet een aap gek worden, stak
toortsen in brand, alleen met
de kracht van mijn ogen, wierp
een zware boomstam meters om-
hoog, deed een heer-vrijwillig-
ger en een dito dame, onbeken-
den voor elkaar, elkaar de
schunnigste en/of lachwekkend-
ste bekentenissen maken,
kinderdansjes uitvoeren en een
publieke biecht doen, liefst
geput uit hun sex-leven.
Last met de politie kon niet
uitblijven, maar ofwel kwamen
mijn hardnekkigste vervolgers
om in een auto-ongeval, ofwel
verloren ze hun verstand.
Minder hardnekkige heren liet
ik dan soms wel heelhuids ver-
trekken, maar niet na hun
voornemens en bedoelingen
mijnentwege grondig uit hun
geest gewist te hebben.
En ondertussen begon steeds meer
en meer volk de vertoningen bij
te wonen, aangelokt door de ge-
ruchten die de ronde deden.
Drommen en drommen mensen woon-
den de shows bij, enkel uit
sensatiezucht en goedkope
spotlust.
Hoogwaardigheidsbekleders
begonnen zich voorwaar voor de
verschrikkelijke hofnar te
interesseren, en kwamen met hun
dames en hun gevolg naar mijn
circus afgezakt...
Zo ook in de hoofdstad van een
groot en rijk land, waar we onze
tenten hadden opgeslagen...
Men voorspelde een record-
toeloop, niet enkel deze keer
om mij bezig te zien, maar ook
omdat heel rijke en adellijke
heren en dames de voorstelling
wensten bij te wonen.
Ik begreep dat dit mijn kans
betekende, dat het grote uur
geslagen had.
Zij zouden het spektakel dat ze
zo hevig begeerden te zien
krijgen!
Zij zouden getuigen zijn van een
historische gebeurtenis, waar ze
daarna nog jaren zouden over
spreken, tenminste, indien ze
dat nog zouden kunnen.
Ha, ik zou hun sensatielust wel
weten te bevredigen!
Mijn plan zat reeds jaren kant
en klaar in mijn hoofd, ik had
14
enkel gewacht op een zo gunstig
mogelijk moment om het uit te
voeren, en dat moment was nu
aangebroken...
Gek genoeg had ik die avond geen
zenuwen, alhoewel het voor mij
toch dé grote avond was, waar
ik jaren naar uitgekeken had.
Ik verkeerde in topconditie, de
haat in mij was gloeiend heet,
mijn wraaklust schreeuwde om
bevrediging.
En ja, de dwazen liepen argeloos
in de val die ik voor hen had
gelegd.
Honderden en nog eens honder-
den mensen verdrongen zich voor
de kassa's, waaronder een hele-
boel hoogwaardigheidsbekleders.
Ik had mijn slag al zo goed als
thuis!
Heel kalm wachtte ik tot ik aan de
beurt kwam, als laatste.
Al die vervelende acts dienden
er eerst doorgedraaid te worden,
om het publiek warm te maken,
voor wat komen moest, voor de
hoofdattractie: de verschrikke-
lijke hofnar!
De gemoederen waren dan ook
nogal gespannen, en ook ik ver-
wachtte veel van mijn act, meer
dan die dwazen ooit zouden
kunnen vermoed hebben.
Maar eindelijk brak het uur van
de triomf dan toch aan...
Het leek een avond als alle
andere: rustig werkte ik al de
oude truukjes af, met de ver-
bijsterde, ongelovige en ver-
schrikte blikken van mijn
collega's in de rug.
Maar dan kondigde ik het hoog-
tepunt van mijn show aan, en
misschien klonk mijn stem wel
extra sardonisch, want ik
voelde de rilling haast zelf
aan die over de onzichtbare
ruggen van al die heren en
dames in het duister voor me
liep.
Of misschien hadden ze de
koortsachtige gloed in mijn
ogen bemerkt, die ik, en daar
was ik me heel goed van bewust,
onmogelijk verbergen kon,
deze keer.
De muzikanten van het orkest
wisten niet waar ze het hadden,
want dit stond niet op het
programma, en daarom begon ik
maar met hen.
Ik tilde hen één voor één als
ledepoppen op en smakte hen
neer, middenin de piste, waar
ze met gebroken beenderen en
gekraakt lichaam bleven liggen
kreunen.
Er brak al onmiddelijk paniek
uit, waar ik, al zeg ik het
zelf, handig op inspeelde: ik
liet de tribunes één voor één
en van achter naar voor ineen-
15
storten, alles vermorzelend wat
erop gezeten had.
De hel brak los, en ik voelde me
meer dan ooit in mijn element.
Kreten, schreeuwen, krijsen,
overal...
Je kon het bloed en de angst en
de pijn zo ruiken!
Reutelen en kreunen, huilen om
hulp...
Hulp die er voor hen nooit
komen zou...
Zij waren alleen op de wereld,
nu, zoals ik altijd alleen had
gestaan - een verstotene, een
eenzaat, een onderwerp van
gesar en spotternijen.
De rollen waren omgedraaid,nu!
Ik had me nog nooit zo geluk-
kig gevoeld, toen ik hun dier-
lijke, krijsende stemmen hoorde,
waarmee ze hun doodsangst en
afgrijzen, hun pijn en ellende
uitschreeuwden.
Dit was het ogenblik van de
wraak, mijn wraak!
Het Laatste Oordeel.
En ik was de Opperrechter, ik
was de Rechtvaardige Rechter,
want ik zou geen onderscheid
maken tussen rang of stand,
bezit of afkomst, kleur of sexe,
jeugd of ouderdom, schoonheid
of lelijkheid!
Zij waren me allen gelijk!
In al zijn vreselijkheid liet
ik mijn haat de vrije teugels.
Zij waren gekomen om me te
zien, om me te bespotten, om
met me te lachen, om met mijn
slachtoffers te lachten.
Maar deze keer had ik ze allen
tot mijn slachtoffers gemaakt,
deze keer konden ze ook met
zichzelf lachen, deze keer
hadden beide partijen plezier
aan de act, want nu kon ik ook
lachen, met hen, met de dwazen!
Wie het laatst lacht, lacht
het best, ha!
En lachen deed ik wel!
Ik kon mijn plezier niet op!
Ik brak de kooien open, en de
plots vrijgelaten dieren ver-
trappelden al wie zich in het
circus bevond, stormden daarna
de stad in om hun vernielend
werk voort te zetten: apen,
panters, leeuwen, olifanten
- één bonte, dodende troep!
Daarna liet ik de tent
instorten.
Wie nu nog in leven was, had
tot dusver meer dan geluk
gehad!
Maar de act was nog niet ten
einde!
Het schouwspel was nog niet
afgelopen!
De houten palen en het tent-
zeil zette ik in vuur en
vlam, en het vuur verteerde
iedereen, zonder onderscheid
des persoons.
16
Nero en zijn brand van Rome
verzonken in het niets bij
de hel die ik hier ontketend
had!
Geen levende ziel kon uit dit
vagevuur ontkomen.
Ik was gewroken, en met mij
alle verstotenen, alle on-
gelukkigen, alle...
Hijgend hield de oude man op
met praten.
Ik trachtte de duisternis te
doorboren, maar kon hem nog
steeds niet zien.
Terugkerend van een afgelegen
hoeve die ik zopas gekocht had,
had ik hem gevonden bij een
eenzame landweg, half verscho-
len liggend achter een oude
eik.
In het licht van mijn koplampen
had ik het hoopje kleren
bemerkt, en toen ik gestopt was
en naar het hoopje toeliep om
te kijken wat er aan de hand
was, had de man plots gespro-
ken en gevraagd niet naderbij
te komen, maar naar hem te
luisteren.
Ik had aan zijn vraag voldaan,
omdat ik hoorde dat de arme
kerel aan het eind van zijn
krachten was, en waarschijn-
lijk heel vlug zou doodgaan.
Hij had heel snel en duidelijk
gesproken, en scheen weer wat
bij krachten te komen onder het
vertellen, maar aan zijn
hortende adem was nu te horen
dat hij totaal uitgeput was.
Gedurende het verhaal had ik
geen vin verroerd, maar het
was me wel duidelijk geworden
dat de stumperd zijn verstand
verloren had.
"Je gelooft me niet, hee?"
mompelde hij.
"Jawel," antwoordde ik zo over-
tuigend mogelijk,
"maar mag ik je nu in mijn wa-
gen zetten? Je moet dringend
naar een ziekenhuis!"
Hij lachte schor.
Zijn stem had een vreemde, ruwe
klank, die me de rillingen over
het lijf deed lopen, en me ook
tijdens het verhaal nogal be-
angstigd had.
Maar misschien kwam dat eerder
door de griezelige aard van
zijn zogenaamde levensverhaal,
en het vreemde van de omgeving
en omstandigheden.
"Je bent goed,"
zei hij ten slotte,
"maar dat komt doordat je me
nog niet gezien hebt."
Hij richtte zich op en ik kon
hem voor het eerst helemaal,
hoewel in het duister, zien.
Hij was inderdaad afschuwelijk
misvormd en aartslelijk.
17
Bovendien had de uitdrukking op
zijn gelaat iets satanisch,
evenals zijn hele verhaal en de
manier waarop hij het verteld
had en lachte.
"Wel!? Je vraagt je nu wel af
hoe het komt dat een eens zo
rijk er machtig heerschap als
ik hier nu als een afgeleefde,
uitgeteerde zwerver op zijn
dood ligt te wachten, hee?
Je ziet hierin het bewijs dat
mijn verhaal gelogen is,
nietwaar?
Een voortbrengsel van mijn
waarschijnlijk knettergekke
geest?
Kijk me in de ogen , man! Kijk!"
Ik kon niet aan zijn dwingende
stem weerstaan.
Ik keek en zag hoe zijn ogen me
vreemd dof en onwezenlijk aan-
keken alsof hij niets zag.
Er brandde geen licht in zijn
ogen, het leek wel of...
"Ja, de prijs die ik diende te
betalen was hoog, maar ik had
het ervoor over!
Ik heb mijn wraak gekregen!
Ook ik werd bedolven.
Een brandend stuk hout
schroeide mijn ogen, en sinds-
dien ben ik blind, en dus
machteloos.
Anders had je misschien reeds
in een boom gezeten, kelend
als een aap of kwakend als een
eend!"
Ik huiverde.
Hij zakte achterover, en ik
wist dat elke hulp nu te laat
zou zijn...
"En er is niemand die me
gelooft...niemand..."
fluisterde hij,
"maar toch was ik de hofnar...
de verschrikkelijke hofnar..."
18
Mr. Billen, mijn kinesist, gaat ieder jaar met Kerstvakantie naar Sri Lanka (Ceylon). Toen ik dat ontdekte, vroeg ik hem het adres van Arthur C. Clarke mee te brengen. Het speurwerk verliep vlot en einde januari had ik het kostbare adres in handen. In de loop van februa- ri schreef ik hem een brief. Het antwoord liet niet op zich wachten ! Clarke zond mij vier bladzijden getypte tekst op. Het slot had hij er eigenhandig bijgeschreven. "Thanks for the letter and good wishes. Best of luck to Sfan- Progressef ! I hope you see my TV-series (Childhood's End). It is been four years since I wrote anything. I have been too busy with reading, mail, visitors and TV-crews." A.C. Clarke (1981). "Er is enorm veel ruimteverkeer aan de gang in het universum. Wanneer deze tuigen hier arri-
veren, zullen wij het met zekerheid weten." (maart 1979). Arthur C. Clarke B.Sc., F.R.A.S, F.B.I.S. Geboren : 16-12-1917, Minehead, Somerset, England. Schooljaren : Huish Grammar School, Taunton, England. Hij was geïnteresseerd in Astronomie en tegelijkertijd werd hij verslaafd aan de toen- malige SF-pulplitaratuur (Tales of Wonder). Hij werd lid van de British SF Association. In 1936 werkte hij als accoun- tant bij de Staat: H.M. Exche- quer and Audit department. Tijdens de 2e W.O. had de jonge man nauw samengewerkt met ande- re technici bij het ontwerpen van Radarsystemen. Verder was hij ook een technisch officier bij het eerste GCA systeem (Ground Controlled Approach) van de R.A.F.
19
In 1945 schreef hij een vooruit- ziend artikel in "Wireless World". Hier introduceerde hij het nut van communicatie-satellieten voor de toekomst. Hij behaalde zijn B.Sc. diploma in Fysica en Wis- kunde te Londen (King's College). Van 1949-50 was hij assistent redacteur van "Science Ab-stracts". Tijdens dat jaar ontwierp hij de Lunar Mass Driver (J.B.I.S. 1950).
Daarna begon hij te schrijven als zelfstandig auteur. Het werd een gelukkig huwelijk tussen zijn grote zin voor fantasie en zijn realistische kijk op de mogelijk- heden van de wetenschap. Clarke werd de grondlegger van het Ruimte-tijdperk. Zowel in de Non Fiction als in de Ficiton werd hij een Ziener genoemd wat betreft zijn visie over de mens en de ruimtevaart. Clarke nam ons mee naar de Maan, Mars en naar de andere planeten van ons zonnestelsel. Hij liet zijn technocratische helden ne- derzettingen bouwen op de meest bizarre werelden. Daarna voert hij ons terug naar de schoonheid van Moeder Aarde.
Voor de NASA was hij betrokken bij experimenten in gewichte- loosheid. Daarom leerde hij diepzeeduiken. Clarke ontdekt de wereld van de stilte in de diepzee rond Australië. De Grote Barrière Rif wordt zijn nieuwe pleisterplaats. Met wee- moed denkt hij terug aan de goede oude tijd aan boord van de "Himalaya". Deze oude P.O. boot deed dienst als drijvend hoofd- kwartier voor Clarke en de an- dere duikers.
Uiteindelijk komt Clarke op Sri Lanka terecht. Hij woont daar in het stadje Colombo. Het wordt zijn aards paradijs. On- verwacht besluit de ouder worden- de auteur om te stoppen met schrijven. Hij trekt zich terug op het zonnige eiland. Hij aan-
vaardt momenteel geen enkele opdracht meer van welke aard ook. Het boek "The view from Serendip" acht Clarke als zijn laatste non fiction werk. Het bestaat hoofdzakelijk uit essays ... en hij vertelt hierin over zijn leven op Sri Lanka. Het boek "The Phanthoms of Paradise" vindt hij zijn prachtigste presta- tie op gebied van essef. In dit laatste fictie-werk laat hij de held een reusachtig projekt af- werken en Clarke zorgt ervoor dat wetenschap, godsdienst en filosofie in mekaar vloeien. Het was de zoveelste, maar ge- slaagde poging om het metafy- sische tastbaar over te brengen.
In 1962 liep Clarke een ruggegraat- letsel op. Hij was voor een hele periode verlamd. "I was a basket- case for months", zei hij. Na rust en intensieve therapie be- gon hij terug te bewegen. Maar zijn normale fysieke conditie kreeg hij nooit terug. Hij moest zijn leven aanpassen. Het was gedaan met regelmatig over en weer te reizen tussen de USA, Engeland en Sri Lanka. Het diepzee-duiken moest hij verge- ten. Hij had regelmatig hyper- ventilatie-aanvallen. Dus ging hij rustig zwemmen en snorkelen.
In 1968 zag hij toch de kans om samen met Stanley Kubrick de film "2001" te produceren. De film werd een klassieker van formaat. Hij hoopt dat het boek "2001, a space odyssey" zichzelf en de film verklaart. Maar er zijn nog enkele interessante werken in verband met "2001" : The Lost world of 2001. Report on planet three. The making of Kubrick's 2001 (Jerome Angel).
Nu we toch over films bezig zijn : Clarke vertelt dat hij op Sri Lanka slechts één ding mist. Namelijk een bioscoop. Hij kreeg de kans om "Star Wars" te zien en hij was in de wolken met de prestatie van George
21
Lucas. Hij vond het ontzettend lief van Lucas toen deze hem vertelde dat 2001 beter was. "Maar," zei Clarke, "de verge- lijking gaat niet op. Het is alsof men stoofvlees en fritten zou vergelijken met een slagroom- taart. Clarke hoopt dit jaar "Close Encounters"te kunnen zien. In verband met het besluit om het schrijven vaarwel te zeg- gen, vertelt hij de volgende grap : "Ik ga nu mijn schrijf- machine in het zand van de kust zetten en er een mooie foto van nemen." Toch geeft hij graag wat raad aan jonge auteurs : "Lees tenminste één boek per dag. En schrijf zo- veel je maar kan. Lees dan de memoires van je favoriete au- teur. (b.v. Somerset Maugham's : A writer's notebook). Mis- schien zijn cursussen in cor- respondentie en stellen nuttig. Maar de meeste auteurs die ik ken, hebben zichzelf gevormd. Uiteindelijk moet je ervan overtuigd zijn dat het schrij- ven geen vervanging vormt voor het leven van elke dag. Het is zoals Hemingway zei : "Wri- ting is not a full time occu- pation". Iedere dag heeft Clarke het nog steeds druk. Hij tracht "36" uren per dag te lezen. Maar de enorme lading brieven die hem toegezonden worden, verhinderen hem in zijn opzet. Hij ontvangt nog steeds journalisten, oude duikersvrienden en autogramja- gers. Maar dan enkel op afspraak en op een geschikt uur van de dag. Hij aanvaardt geen uit- nodigingen meer voor SF-con- venties of voordrachten, zelfs niet op Sri Lanka. "Ik lever geen handtekeningen en foto's per briefwisseling." (hoewel hij mijn brief beantwoordde !). Ik haat avondfeestjes daar ik vroeg naar bed wil. Ik heb alles gezegd wat er te zeggen valt." "Het enige dat mij nog
22
naar de VS zou lokken, is een uitnodiging van de NASA om de eerste vlucht van de Space Shuttle mee te maken. Ik zou zo graag het tuig willen be- sturen." Toch zijn er nog enkele pro- jekten die hem doen opsprin- gen. Zijn boek "Childhood's End" ligt al jaren in het stof van de Hollywoodstudio's. In 1979 werd Clarke gecontacteerd om te helpen bij het herwerken van het verhaal voor een TV- serie of een langspeelfilm. Universal is er nu druk mee bezig dit projekt te verwe- zenlijken. Phil de Guere (producer) nam Neal Adams in dienst (striptekenaar en bekend om zijn Tarzancovers) om de illustraties en het ontwerp van de "Overlords" te maken. Dit superras zorgt in het boek voor de nodige verrassingen. Zij zijn ook het instrument om de mens naar een hogere vorm van bestaan te laten overgaan.
Mijn grootste bezigheid is tafeltennis. Ik kan nog steeds de beste spelers van de plaat- selijke clubs de baas. En dat vind ik een enorme prestatie."
"Ik ben ook video-amateur ge- worden. Enkele jaren geleden deed ik een TV-programma voor Bell Telephone Systems en kreeg de video-apparatuur cadeau. Sindsdien bezit ik een uitge- breide verzameling videocasset- tes. Deze bibliotheek bestaat uit avonturenfilms en weten- schappelijk programma's. Eens per jaar breng ik een kort bezoek aan Engeland. Maar dan komt mijn grootste nachtmerrie boven water. Namelijk het denk- beeld om Sri Lanka voor altijd te moeten verlaten.
Om nog even terug te komen op het onderwerp "CE3K" en wel be- paald het UFO-fenomeen, werd in 1979 aan Clarke gevraagd of hij
wel in UFO's geloofde. Hij ver- telde :"Ik heb zelf zoveel UFO's in mijn leven gezien dat ik er dus niet meer in geloof. De mooiste ODIL hing enkele maanden geleden nog boven mijn huis hier in de lucht. Na een grondig on- derzoek bleek het een meteo- ballon te zijn van het vaste- land. Maar mijn besluit dat UFO's niet bestaan zou foutief kunnen zijn. Daarom zijn ook de enige maatstaven de Close Encounter rapporten. Indien iemand mij zou vertellen dat er een Tyranosaurus Rex rondliep in het park. Dan zou ik dat niet geloven. Maar ik ben er wel van overtuigd dat wij het vlug ge- noeg zouden vaststellen. Het- zelfde geldt ook voor de vlie- gende schotels." Clarke tracht nog steeds op zijn hoge leeftijd de weten- schap op de voet te volgen. Hij is een voorstander van het automatiseren van de onderwijs- instellingen. "Het onderwijs zal een revolutie ondergaan die niet te vergelijken is met de omwenteling die teweeg werd ge- bracht door de boekdrukkunst. De telefoon en de auto veran- derden onze samenleving. Ze veranderden het uitzicht van onze steden en gebruikten ons land. De elektronische in- formatie verwerking zal binnen- kort dezelfde verandering in onze samenleving teweeg bren- gen."
De profeet Mozes uit het Oude Testament wordt ook de Wetge- ver van Israel genoemd. In de wereld van de SF hebben een aan- tal bekende auteurs zich ook gewaagd bepaalde wetten te for- muleren om hun verhalen een vertrekpunt te geven. We denken hier aan Isaac Asimov en zijn 3 basiswetten voor de robotstories. Arthur C. Clarke waagde zich ook aan het opstellen van enkele principes in verband met de evolutie van de wetenschap :
23
wet 1 : Wanneer een bekend, maar oud geworden geleerde zegt dat iets mogelijk is. Dan is hij bijna altijd juist. Wanneer hij daarentegen zegt dat het onmogelijk is. Dan is hij waarschijnlijk verkeerd. (Met oud bedoelt Clarke hier : boven de 30). wet 2 : De enige weg om de gren- zen van het mogelijke (het uit-
voerbare) te vinden, is door het onmogelijke te overschreiden. wet 3 : Elke voldoende gevorder- de technologie is klaar en dui- delijk te onderscheiden van het verschijnsel magie. De wetten zijn de samenvatting van Clarke's filosofie om als wetenschapsmens eewig jong te blijven.
Een korte bibliografie van Arthur C. Clarke : a) Non Fiction Interplanetary Flight (1950) The Exploration of Space (1951) The Exploration of The Moon (1954) Going into Space The Coast of Coral The Making of a Moon The Reefs op Taprobane Voice Across the Sea The Challenge of the Spaceship (1959) The Challenge of the Sea Profiles of the Future (1962) Voices from the Sky (1965) The Promise of Space Report onPlanet Three The First Five Fathoms Boy Beneath the Sea Indian Ocean Adventure Indian Ocean Treasure The Treasure of the Great Reef + The View from Serendip in samenwerking met anderen : met de redactie van "LIFE" : Man and Space (1964) met de Astronauten : First on the Moon met Robert Silverberg :Into Space met Simon Welfare en John Fairley : Arthur C. Clarke Mysterious World. b) Fiction : Islands in the Sky (1952) Prelude to Space (1951) Against the Fall of Night (1953) The Sands of Mars (1951) Childhood's End (1953)
24
Expedition to Earth Earthlight (1955) Reach for Tomorrow The City and the stars (1956) Tales from the "White Hart" The Deep Range (1957) + The Other Side of the Sky Across the Sea of stars + A Fall of Moondust (1961) From the Ocean, From the stars + Tales of Ten Worlds Dolphin Island Glide Path The Lion of Comarre The Nine Billion Names of God + Prelude to Mars + The Lost Worlds of 2001 The Wind from the Sun Rendezvous with Rama (1973) Imperial Earth (1975) The Fountains of Paradise (1979) ( + verzameld korte verhalen) Alleen in Engeland verschenen : An Arthur C. Clarke Omnibus + Of Time and stars + An Arthur C. Clarke Second Omnibus + The Best of Arthur C. Clarke + Four Great S.F. Novels + ( + verzamelde korte verhalen) Samen met Stanley Kubrick
2001 : A Space Odyssey (1968) Opmerking : Wat betreft de Nederlandse titels verwijzen we naar "Fantasfeer" van A. Spaink, G. Gorremans en R. Gaas- beek. Als redacteur/samensteller : The coming of the Space Age (Non fiction : 1967). Time Probe (SF 1967) Three for tomorrow (SF 1970). Deze lijst werd samengesteld juni '80. Tijdens zijn actieve jaren was Clarke bekend als auteur. Maar ook maakte hij vele radio-uitzen- dingen en TV-programma's. Clarke gaf lezingen op verschillende plaatsen in de wereld. Hij is voorzitter, beschermheer en lid van vele weten- schappelijk genootschappen, zoals :
25
Patron, Sri Lanka Astronomical Association; Past Chairman, British Interplanetary Society. Member International Academy of Astronautics; World Academy of Art & Science; Science Fiction Writers of America; Royal Astronomical Society; Hon. Fellow, American Institute of Aeronautics & Astronautics; Association of British Science Writers; International Science Writers Association; British Sub-Aqua Club; British Astronomical Association; Council member; Society of Authors; Fellow, American Astronautical Association; American Association for the Advancement of Science. Hij behaalde de volgende prijzen en onderschei- dingen : International Fantasy Award, 1952; HUGO 1956; UNESCO-Kalinga Prize 1961; Stuart Ballantine Gold Medal (Franklin Institute) 1963; Robert Bell Award of Aviation Space-Writers' Associa- tion, 1965; AAAS-Westinghouse Science Writing Prize, 1969; OSCAR Nomination (with Stanley Kubrick) 1969; PlAYBOY Editorial Award, 1971; Hon. D. Sc., Beaver College, Penna, 1971; Fellow, Franklin Institute, 1971; S.F. Writers of America NEBULA, 1973, 1974, 1979, HUGO, 1974, 1980 AIAA Aerospace Communications Award, 1974; John W. Campbell Award, 1974; Bradford Washburn Award, Boston Museum of Science, 1977; Fellow of King's College, London 1977; Hon. D.Sc., University of Moratuwa, 1979. Hij is directeur van de volgende ondernemingen : Director : Rocket Publishing Co., England; Underwater Safaris, Sri Lanka; Sea World, National Space Institute, U.S.A.; Serendip b.v., Netherlands. Chancellor, University of Moratuwa, Sri Lanka. Vikram Sarabhai Professor, Physical Research Lab., Ahmedabad, India 1980. Interessant Adressen : Leslie's House Rocket Publishing Company 25 Barnes Place Deane Court, Gishop Lydeard Colombo TA4 3LT England Sri Lanka
26
Brits ambtenaar en schrijver die jaren in Brits maleisië leefde. Hij bracht de Maleise staat van Pahang onder Britse invloed en hielp bij de exploitatie van Maleisië
Clifford nam dienst bij de administratie van Maliesië in 1883. De neef van zijn vader was toen de plaatselijke gouverneur van de nederzettingen langs de kuststrook.
Hij werd naar Pahang overgeplaatst. Hij kon de Sultan overhalen het gebied onder Britse voogdij te plaatsen.
In 1888 na vele militaire acties slaagt Clifford erin het Brits bestuur ook naar het binnenland over te brengen. Hij was Brits resident voor Pahang : 1896-1899 en 1901-1903. In deze funktie moedigde hij buitenlandse investeringen en immigratie aan.
Later deed hij dienst als koloniaal secretaris van Trinidad, Tobago en Ceylon. Daarna was hij gouverneur van Goudkust en Nigeria.
In 1927 keerde hij terug naar de kuststreek van Maleisië als hoofdcommisaris van de Maleise staten en als Brits vertegen- woordiger in Borneo. Hij nam ontslag in 1927.
Clifford schreef vele boeken over zijn ervaringen in Maleisië. Hij beschreef op levendige en sympathieke wijze de manier van leven in Maleisië.
27
"Ere the moon has climbed the
mountain, ere the rocks are
ribbed with light.
When the downward-dipping tails
are dank and drear,
Comes a breathing hard behind
thee,
snuffle-snuffle through the
night
It is Fear, O Little Hunter,
It is Fear!
On thy knees and draw the bow,
bid the shrilling arrow go;
In thy empty mocking thicket
plunge the spear;
But thy hands are loosed and
weak, and the blood has left
thy cheek
It is Fear, O Little Hunter,
it is Fear "
Rudyard Kipling's song of the
Little Hunter.
We zaten die avond reeds lang op
de veranda van mijn bungalow te
Kuala Lipis.
Vanaf de veranda heeft men een
goed uitzicht over de nauwe
vlakte begrensd door de bedding-
en van de Lipis en de Jelai.
De Maan stond reeds geruime tijd
aan de hemel.
De rivier schitterde in de
duisternis.
De duisternis van de jungle om-
klemde haar oevers langs beide
kanten.
Mijn slecht onderhouden tuin,
met het onvoltooide tennisveld,
en het hoge gras achter de af-
sluiting van bamboe, was gedom-
peld in het zachte licht van de
Maan.
Elk ruw detail van de lelijke
lap grond werd duidelijk zicht-
baar alsof de middagzon scheen.
De nacht was stil.
De zachte, geparfumeerde lucht
blies koel langs ons heen.
Het gezelschap, dat die avond
met mij gedineerd had, luister-
de naar mijn uiteenzettingen
over het geloof en bijgeloof
van de Maleisiërs.
Wanneer iemand een vleugje
kennis heeft betreffende een
onderwerp, waar de anderen
niets van weten, is het meestal
verleidelijk om over dit on-
derwerp uit te wijden.
Ik moest vaststellen dat ik
een groot deel van de avond
over de Penangal, die afschuw-
elijke schim van een vrouw die
bij het baren gestorven was.
Zij verscheen in de vorm van
een gruwelijk gezicht.
Het lichaam opengereten, ter-
wijl haar bloederige ingewan-
den dan rondzwiepten op haar
pad.
28
Ook sprak ik over het eigenaar-
dige witte dier, de Mati-anak,
dat dierlijke geluiden maakt in
de buurt van kindergraven.
Daarna had ik het over de
Gedienstige Geesten.
Deze Geesten werden opgeroepen
uit de lijkjes van doodgeboren
kinderen.
Wanneer het kind eenmaal tot
leven werd gewekt door magische
krachten, dan wordt de punt van
de tong van het kind afgebeten
en ingeslikt.
Het was gedurende mijn laatste
opmerking dat de jonge
Middleton zijn oren spitste.
De anderen verlieten één voor
één de veranda, daar zij geen
interesse konden opbrengen
voor mijn verhalen.
Middleton bleef bij mij zit-
ten en keek zwijgend naar het
licht op de rivier.
We waren beiden diep in onze
gedachten verzonken.
Middleton was de eerste die
sprak.
"Dat was een vreemde mythe die
je ons vertelde over de Polong,
de Gedienstige Geesten,"
zei hij.
"Ik had er reeds over gehoord
via de inboorlingen, maar er
is iets waar ik nog nooit over
gesproken heb.
Ik had gezworen het nooit te
onthullen.
Maar nu voel ik de behoefte het
aan U bekend te maken.
Natuurlijk slechts op voor-
waarde dat je belooft mij niet
uit te schelden voor leugenaar."
"Akkoord," zei ik,
"begin maar met je verhaal."
"Wel," zei Middleton en hij trok
nog eens aan zijn pijp,
"je herinnert je Juggins nog wel?
Hij was bioloog.
Hij verbleef verleden jaar bij
mij tijdens de periode van de
moessonregens.
Hij was op jacht naar insekten
en dergelijke zaken.
Hij vulde mijn bungalow met
allerlei soorten van dat
rottende groen uit de jungle.
Hij was reeds tien dagen bij
mij, toen hij hoorde dat ik
naar het Sakai-land moest.
Hij vroeg me of hij mee mocht.
Ik had helemaal geen bezwaar,
hij is een goede kerel, ondanks
zijn akelige gewoontes.
Zo vertrokken we samen.
Toen we al een stuk in het
Sakai-land waren doorgedrongen,
moesten we onze bootreis onder-
breken.
29
verderop lagen de stroomversnel-
lingen.
We moesten dus te voet verder.
Daar we niet genoeg dragers had-
den meegebracht om voedselvoor-
raden mee te sleuren, moesten
we eten wat we vonden.
We leefden op broodwortel, ta-
pioca, Indisch koren en op
allerlei zacht voedsel.
Juggins was dit voedsel niet
gewoon en hij werd geplaagd door
hevige krampen.
Maar hij was mans genoeg om zich
in zijn lot te schikken.
Op een bepaalde avond werden we
plots overvallen door de duister-
nis.
We waren net aangekomen in een
Sakai-kamp.
Natuurlijk vluchtten de in-
landers in het oerwoud toen ze
ons zagen.
In de grootste hut van het dorp
vonden we een vrouw.
Zij lag naast haar dood kind.
Het was reeds stijf.
Het was nog geen half uur ge-
leden ter wereld gebracht.
Ik ging er naar toe in de hoop
iets voor de arme moeder te
kunnen doen.
Maar zij nam geen notie van mijn
vriendschappelijke gebaren.
Zij beet en gromde als een ge-
wond dier.
Ik liet haar dan maar met rust.
Juggins en ik zochten een
slaapplaats in een andere hut.
De hut leek redelijk verzorgd
en ze was niet zo vuil als de
meeste andere woonplaatsen van
de Sakai.
Stilaan kwamen de inboorlingen
terug uit het oerwoud.
Ik gaf hen wat tabak en sprak
hen toe in het 'Sen'oi.
Dit leek hen gunstig te
stemmen.
Uiteindelijk sliepen er zo'n
dozijn Sakais met ons in de
hut.
Juggins kloeg over de onregel-
matige vloerbedekking die uit
takken bestond.
Zulk een vloer is pijnlijk om
op te slapen.
Het lijkt of alle beenderen in
je lijf plots beginnen. pijn te
doen.
Gelukkig was ik zo vermoeid
door de zware dag, dat ik in
slaap viel.
Ik vraag me nog steeds af waar-
om de Sakais geen hele nacht
kunnen doorslapen zoals de
Christenen.
Ik vermoed dat het aan hun
dierlijke natuur ligt.
Zij liggen 's nachts wakker
30
zoals de dieren van het bos.
Soms rollen ze zich in de
warme as van de kampvuren.
Zij worden dan pikzwart.
Een andere slechte eigenschap
van hen is dat ze nooit zwijgen.
Ik sta versteld van wat zij
vinden om over te mompelen.
Wij blanken praten ook veel.
Maar gewoonlijk als we iets te
zeggen hebben.
Sornmigen van hebben wel een
knecht om tegen te zeuren.
Men zegt dat de Engelsen graag
over hun bad praten als ze
niets meer vinden om over te
babbelen.
Maar de Sakai spreken nooit
over baden, enkel over wassen.
Dit komt omdat een huidziekte
hun hele lichaam bedekt.
Deze huiduitslag begint ont-
zettend te jeuken na een bad.
Die nacht hoorden wij regel-
matig het geluid van hun krab-
bende nagels over hun huid.
Ze hadden namelijk in de regen
gelopen die avond.
Ik schrok iedere keer dat ze
begonnen te krabben opnieuw
wakker.
Ook Juggins kloeg dat ze hem
wakker hielden met hun gezaag.
Iedere keer dat het gemompel
afnam, hoopte hij in te slapen.
Maar telkens moest hij vast-
stellen dat een andere Sakai
bekon te klagen.
De volgende dag trachtte Juggins
de bacil van de huidziekte te
lokaliseren.
Ik veronderstel dat het door
gebrek aan bloed komt.
Deze arme wezens hebben nog
nooit normaal kunnen eten.
Het voedsle dat ze dan toch
vinden is vuiligheid.
Zij krijgen ook niet genoeg
zout en dat leidt meestal tot
huidziekten.
Ik heb kleine kinderen gezien
die volledig bedekt waren met
schilfers.
Nu kon ik Juggins de stuipen op
het lijf jagen.
Zijn neus was verbrand en begon
te vervellen.
Ik maakte he wijs dat hij de-
zelfde ziekte te pakken had.
De volgende morgen waren we
juist op tijd wakker om de arme
kleine baby, waarover ik je
vertelde, te zien begraven.
Het lichaampje werd in een
stuk schors gelegd.
Daarna werd het geheel in het
graf geplaatst.
Bij het graf werd een vuur-
steen, een stuk staal,een mes
en wat overschot van voedsel
31
gelegd.
De oude tovenaar van de stam
begon aan het ritueel rond het
graf.
Ik nam de tijd om het eens te
vertalen.
De verzen gaan ongeveer als
volgt:
"O, Gij die zijt heengegaan
van diegenen die op de opper-
vlakte van de aarde wonen.
Gij hebt uw woonplaats ge-
kozen onder de aarde.
Wij geven je vuur om als licht
te dienen, een kleed om je te
bedekken, voedsel om je maag
te vullen en een mes om de
weg vrij te maken.
Ga nu heen en sluit vriend-
schap met de andere wezens
onder de aarde.
En kom niet terug om diegene
die aan de oppervlakte leven
te storen of te plagen."
De begrafenisceremonie was kort
en mooi.
Daarna stampten zij de aarde
dicht.
De moeder huilde als een kat die
haar kleintjes kwijt is.
Een magere, halfuitgehongerde
hond kwam het graf besnuffelen.
Het dier werd dadelijk wegge-
jaagd.
Er was ook een kind dat begon
te zingen.
Het wicht werd vrij hardhandig
aangepakt door de stam.
De Sakai geloven namelijk dat
het ongeluk meebrengt om te
dansen of te zingen tot negen
dagen na een sterfgeval.
Daarom moesten de mannen van de
stam het kleintje wel slaan om
zich te verzoenen met het dode
kind.
Daarna begon iedereen in te
pakken en het kamp te ontruimen.
Een goed halfuur later leken de
vrouwen op de buitenkant van een
zigeunerwagen.
Ze waren beladen met babies,
potten, en zakken.
Zo bleven Juggins en ik met drie
of vier Maleisiërs in het kamp
achter.
De Sakai verplaatsen hun kamp
steeds als er iemand sterft.
Zij geloven dat de geest van de
afgestorvene nog een geruime
tijd blijft rondhangen in de
buurt van zijn graf.
Ik kan me niet voorstellen wat
voor kwaads een geest van een
baby zou kunnen doen.
De rest van de dag gingen
Juggins en ik jagen op water)
buffels (Seladang).
32
Maar we vonden geen enkele
buffel.
We keerden terug naar het lege
Sakai-kamp.
Mijn dragers liepen krom onder
de botanische rommel van
Juggins.
We kookten een karig maal.
Daarna ging ik wat liggen roken.
Ik voelde me gelukkig omdat er
geen Sakais in de buurt waren.
Plots sprong Juggins recht en
begon tegen mij te roepen:
"Ik moet die baby hebben"
verklaarde hij,
" het zou een pracht exemplaar
zijn."
"Dat zou teveel kabaal met zich
meebrengen", antwoordde ik,
"Ga maar slapen Juggins.
De tapioca is naar je hoofd
gestegen."
"Neen, ik meen het echt,"
zei Juggins,
"Eerlijk gezegd geef ik niets
om wat jij ervan denkt.
Ik wil die baby kost wat kost
hebben."
"Ja," zei ik,
"dat is recht voor de raap.
Maar je zou beter van gedachten
veranderen.
Mensen houden hier niet van
grafschenners."
"Nee," zei Juggins en begon
zijn schoenen te zoeken,
"Nee, ik ga nu het lijkje
opgraven."
"Juggins," riep ik,
"zit neer.
Je bent gek geworden en ik moet
toegeven dat ik ook gek genoeg
was je mee te nemen in dit
gebied.
Maar ik veronderstel dat ik je
niet zal kunnen tegenhouden om je
plannen uit te voeren."
"Jij bent een toffe vent,"
riep Juggins en knoopte zijn
veters dicht,
"laten we opstappen."
"Wacht even, man," riep ik op
een toon die zijn enthousiasme
even afkoelde.
"Ik heb gezegd dat ik je zou
helpen.
Maar we doen het op mijn manier.
Ik woon nu reeds jaren in deze
streek en ik wil geen gezichts-
verlies oplopen t.o.v. de
Maleisiërs door zulk een rare
onderneming.
Deze mensen hebben geen begrip
voor het opgraven van kinder-
lijkjes.
Dit is voor hen geen onderdeel
van het zogezegd wetenschap-
pelijk onderzoek.
33
Het hoort voor hen thuis bij de
hekserij en de duivelkunsten.
Indien ze nog maar horen wat wij
van plan zijn, dan ben ik mijn
dragers kwijt."
Die nacht wachtten we tot onze
dragers sliepen.
Omstreeks één uur kropen we als
misdadigers , over de lichamen
van de slapende Maleisiërs naar
de uitgang van de hut.
Het was stil buiten.
Elk geluid in het oerwoud deed
ons opschrikken.
Er blies geen briesje over de
open plek die als begraafplaats
dienst deed.
Maar boven in de lucht dreven de
wolken langs de Maan.
De Maan scheen zich in tegen-
overgestelde richting te ver-
plaatsen als een grote witte
vuurballon.
Het was donker toen we de plek
bereikten.
Juggins vloekte gedurig.
Hij stootte zicht steeds aan
de boomstronken.
Wij waren in de buurt van het
graf toen de Maan door de
wolken brak.
Ik greep Juggins bij de arm
en fluisterde:
"Halt houden.
Wat zit daar op het graf?"
Juggins trok zijn revolver.
Ik merkte dat hij gespannen
was.
We kropen over de grond.
Ik fluisterde tegen Juggins dat
hij niet mocht schieten.
Ik pierde door de duisternis om
te zien wat dat zwarte ding was,
dat op het graf zat en schurende
geluiden maakte.
De Maan scheen nu helder aan de
hemel.
Het schepsel dat wij zagen, zat
geknield over het graf.
Het was een oude Sakai-heks.
Zij was naakt en in het maan-
licht konden we haar vieze,
oude gerimpelde neerhangende
borsten zien.
Haar lang haar hing in grote
smerige lokken om haar gezicht.
Zij boog zich over het graf.
Haar ogen leken op die van een
wild dier.
Haar lange vingers eindigden in
enorme nagels.
Met deze klauwen ploegde ze de
aarde open.
Deze krachtinspanning deed haar
zweten.
Haar lichaam glom in de
duisternis.
"Juggins," fluisterde ik,
"er is reeds iemand anders die
34
jouw kostbare baby wil aanslaan
als een uniek exemplaar."
Hij kroop recht.
Maar ik sleurde hem terug naar
beneden.
"Wees stil.
Laat ons zien wat die heks van
plan is.", fluisterde ik.
"Dat afschuwelijk spook is de
moeder niet.
Ze is veel ouder."
sprak Juggins.
We hielden ons schuil achter
het hoge lalang-gras.
We bleven haar aktiviteiten
volgen.
Ze schraapte, trok en krabde
de aarde open.
Tijdens het graafwerk gingen
haar lippen systematisch op en
neer.
Ze ratelde iets dat wij niet
konden horen.
Uiteindelijk haalde zij het
lijkje boven.
Ze nam het lichaam uit de
schors.
Ze zette zich terug op haar
hielen.
Ze sloeg haar hoofd omhoog.
Ze leek wel een hond die
begon te huilen naar de Maan.
Ze huilde driemaal.
Het geluid werkte op onze
zenuwen.
Ons haar rees ten berge.
Ze legde het lichaampje neer
en schoof het over de grond.
Het leek wel of zij een kompas
hanteerde.
Plots was ze tevreden over de
ligging van het lichaam.
Zij kroop recht en deed een
dansje rond het graf.
Haar lippen begonnen weer te
bewegen.
Zij riep in een vreemde taal
naar alle duivels uit de hel.
Juggins begon in mijn arm te
knijpen.
Zijn gezicht werd lijkbleek.
Toen het dansje gedaan was,
boog ze zich weer over het lijkje.
Nu knuffelde zij het alsof zij de
moeder van het ding was.
Ze begon het dode kind al zingend
heen en weer te wiegen.
De bewegingen gingen sneller
en sneller.
Het gezang werd een gehuil.
Ze veranderde haar ritme.
Ze nam het ding bij de armen
en trok het op en neer.
Tot mijn grote angst moest ik
vaststellen dat het wicht terug
scheen te leven.
De oogjes gingen open.
De mond bewoog zoals van een
35
kleine die nog niet kan praten.
Juggins had het ook gezien en
begon zwaarder te ademen.
Ze nam het kind vast alsof ze
het de mond wilde kussen.
Een kreet sneed door de nacht.
Het was de schreeuw van een
verloren ziel.
De feeks wierp het lichaam
terug in het graf.
Zij duwde de aarde terug op
zijn plaats en stampte de
grond aan.
Juggins sprong recht en vuurde
met zijn revolver op de heks.
"Zij begraaft het, levend"
riep Juggins.
We liepen beide naar het graf.
Juggins was een slecht schutter.
Het schot miste de feeks.
Deze verdween als een schaduw
in het oerwoud.
We wierpen ons op het graf en
haalden de baby eruit.
De kleine lag in onze armen.
Het was reeds koud, stijf en
het verrottingsproces was reeds
begonnen.
Ik trok de mond van het dode
kind open.
De punt van de tong ontbrak.
Ik had dit eigenlijk verwacht.
Het stuk was afgebeten door de
ruwe tanden van de feeks.
"Het ding is dood."
zei ik tot Juggins.
"Maar het huilde daarnet nog."
snotterde mijn vriend en liet
zich op de grond vallen.
"We hebben die heks het kind
laten vermoorden."
Mijn angst was nu voorbij en
ik zei:
"Het is nu jouw prachtexemplaar,
man. "
Ik legde het ding neer.
Maar Juggins bleef trillen op
zijn benen.
"In hemelsnaam begraaf het terug"
zei hij.
"Ik moet het voor geen prijs ter
wereld nog hebben.
Het was daarstraks nog levend.
Ik heb het gezien en gehoord."
Ik begroef het terug.
De volgende dag verlieten we
Sakai-land.
Daar we niet als leugenaars of
dronkaards zouden bekend worden,
beloofden we elkaar dit af-
schuwelijk verhaal niet te
vertellen.
Dat is dan het einde van mijn
verhaal.
Ik heb het enkel aan u verteld
omdat ik voelde dat u het wel
zou begrijpen.
36
Er gebeuren namelijk ongewone
zaken in het Oosten.
Ik hoop ook dat u het verhaal
geheim zult houden."
De jonge Middleton ging toen
slapen.
Hij stierf verleden jaar van
koorts en dysenterie.
Het is maar logisch dat de
namen Juggins en Middleton ver-
zonnen zijn in dit verhaal.
Ik wil hun familie niet schaden.
Liefhebbers van het kleine
scherm mogen beslist niet kla-
gen de laatste tijd over wat
ze als films gepresenteerd
krijgen.
Natuurlijk moet je meestal wel
naar buitenlandse posten kij-
ken, want op de BRT blijft het
maar treurig.
Zo kregen we THE GHOST OF
FLIGHT 401, een geromanti-
seerde versie van een 'ware'
spookgeschiedenis naar het
boek van John G. Fuller uit
1976, een kleine bestseller,
en zopas FORBIDDEN PLANET nog-
maals, toch steeds weer een be-
levenis voor wie deze klassiek-
er nog niet zag.
'Klassieker' dan wel met een
tikkeltje zout, we spreken
over de SF van de jaren vijftig
nietwaar?
Voor wie van modernere SF houdt
die kon genieten van de ramp
getiteld STAR CRASH, een goed-
kope(?) Star Wars-rip off van
Italiaanse makelij die op het
Parijse festival van de fan-
tastische film uitgefloten
37
werd, tot grote ontsteltenis
van inrichter Schlockoff, de
regisseur van de film en Ca-
roline Munro, de zeer mooie
hoofdvertolkster die helaas dit
derderangsprodukt niet kon red-
den van de totale onnozelheid.
En dan bedenken dat STAR CRASH
zelfs in de betere SF-filmzines
aangekondigd en verwacht werd
als een prestigieuze film!
We zagen ook nog THE GROUNDSTAR
CONSPIRACY, een degelijk opge-
bouwde utopische thriller,
waarin helaas het originele
boek (THE ALIEN,van L.P.Davies)
verkracht werd doordat alle
zuivere SF-elementen eruitge-
knipt werden.
In het originele boek gaat het
nl. om de vraag of de onbekende
al dan niet een alien is, ge-
zien zijn bloed type niet aards
is.
De filmversie wordt een zuiver
spionnage/cloack&dagger-type
James Bondfilm, toch best
genietbaar.
Veel genietbaarder dan de mis-
kleun die THE ISLAND is, voor
Vlaanderen:HET BLOEDIGE EILAND,
na het sukses van Romero en
zijn naloper vlug hertiteld tot
DE ZOMBIES VAN HET BLOEDIGE
EILAND.
Het is een film van Ritchie met
Michael Caine en David Warner,
naar een scenario van Peter
Benchley, gebaseerd op zijn
eigen gelijknamige boek (HET
EILAND, Bruna paperback).
Het sukses van Benchley's boe-
ken is ons nooit duidelijk ge-
weest, de man schrijft enorm
houterig en onafgewerkt, en
van geloofwaardige personnages
creëren heeft hij evenmin hout
gegeten.
Maar soit, JAWS was een kas-
sukses, en THE DEEP deed het
ook, dus...
Zombies komen er natuurlijk he-
lemaal niet bij te pas, al is
het begin van de film wel in-
teressant: daarin worden heel
wat gruwelijke en zelfs boven-
natuurlijke toestanden gesug-
gereerd ( met enkele vinger-
wijzingen naar JAWS zelfs) die
helaas nooit waar gemaakt
worden.
Een stelletje piraten is ge-
strand op een eilandje enkele
honderd(en) jaren geleden en
heeft daar een barbaarse maat-
schappij opgebouwd, die moder-
ne schepen entert en uitroeit.
Een absurd gegeven, dat leidt
tot een seniele uitwerking en
een vervelende film, waarin
heel wat ketchup vergoten wordt.
Kan iemand zich een stel pi-
38
raten gewapend met ouderwetse
revolvers, zwaarden en bijlen
voorstellen die een supermo-
derne amerikaanse kustwachter
overmeesteren?
Wel, lach je gezond,zegt men.
Het slot van de film is
(veronderstel ik) bedoeld als
bittere parodie op de 'american
vision of life' ( gaat hand in
hand met 'way of life') maar ik
zie het ergens niet zitten.
Een soort a-sexueel orgasme van
bloed en doodsslag, op mooie
muziek van Morricone.
Mocht allemaal best van 2h. op
één uur teruggebracht worden
voor mijn part.
Nee, geef mij dan maar FRIDAY
THE 13TH ( Vrijdag, de
Dertiende, hoe kon je het ra-
den ?) van Seans Cunningham.
Nu is FRIDAY een onbeschaamde
rip-off gebaseerd op het kas-
sukses van HALLOWEEN, maar toch
heeft deze 'bescheiden' film
zich in de VSA reeds een soort
kult-reputatie ontwikkeld in de
stijl van TEXAS CHAIN SAW MAS-
SACRE.
FRIDAY is wel wat bloederiger,
al zijn de moorden verre van
origineel, en zelfs ook voor
een deel buiten het doek ge-
houden.
Dit is het specimen van de zui-
vere terreurfilm, met een ruime
dosis aan rechtstreekse gruwel.
Al eens iemands keel zien over-
snijden in close-up?
Smakelijk.
Waar is de tijd dat men BLOOD
BATH en THE UNDERTAKER AND HIS
PALLS 'sadistische porno
noemde?
In vergelijking met deze en
soortgelijke films lijken deze
kult-films van de 'blood-porn'
-film zéér tam... maar dan, het
is alweer twintig jaar geleden,
waar gaat de tijd heen?
Terzake.
In een jeugdkamp zijn enkele
moorden gepleegd, en het bloed-
kamp werd gesloten.
Nu (denk aan HALLOWEEN) wordt
het heropend, en wat raad je?
Juist, de moniteurs en monitri-
ces (is dat goed nederlands?)
worden stuk voor stuk ( of let-
terlijk: stuk NA stuk) van kant
gemaakt door een mysterieuze
bloedmaniak. De identiteit
daarvan wordt tot aan het slot
geheim gehouden, wat wel iets
breekt van de spanning daar men
toch altijd ergens een REDEN
zoekt voor de moorden, maar
wees gerust, het motief en een
heel plausibele verklaring wor-
den braafjes verschaft aan het
slot van de film.
39
Daar wordt wel nog eventjes
rechtstreeks gepikt uit
HALLOWEEN en zelfs uit CARRIE,
maar: who cares?
Dit is dus natuurlijk een zuive-
re onspannings(?)film zonder
enige pretenties.
Mààr... zonder grote akteurs,
zonder groot budget en ZONDER
PRETENTIES is hij verdomd goed
gemaakt.
Het publiek vond de gruwelijke
scenes nergens GRAPPIG (bij
PROPHECY bv. barstte men meer-
maals in lachen uit), en twee-
maal veerde het publiek werke-
lijk recht uit zijn zetel (ik-
zelf incluis, en dat is me
zelden gebeurt) en dat zegt
toch iets.
Op SF-gebied is er weinig nieuws
te zien in België ( HARLEQUIN
speelt nog niet) evenmin op
zuiver fantastisch/allegorisch
gebied.
Maar we kunnen toch al eens gaan
lachen met FLASH GORDON (niet
te verwarren met FLESH GORDON),
een grootse superproduktie van
Dino de Laurentiis (nou ja), met
muziek van THE Queen (nou ja,
dit dan op de muziek van de film).
Laten we het nemen voor wat het
is: twee uurtjes kinderlijk
vermaak.
Mijn dochter vond de film zéér
mooi en zéér goed, ik vond hem
ontspannend, vaak absurd, soms
oerdom, maar wel zeer praal-en
kleurrijk (als je een groot
budget hebt, moet je het spen-
deren ook, niet? Wie gaat nu
nog zien naar een film die
minder dan enkele miljoenen
dollar kost?).
De film is wel getrouw aan zijn
personnages, in die mate zelfs
dat grote delen ervan teken-
film zijn, net zo aan het rand-
je af dat het écht lijkt ( moet
wel) maar dat de kijker toch
ook mérkt en ziét dat het te-
kenfilm is.
Flash Gordon komt dus in kon-
flikt met een boosaardig genie
dat voor zijn plezier de aarde
wil vernietigen, maakt van
alles en nog wat mee, redt de
aarde en vernietigt de tiran...
of toch niet, het slot voor-
spelt natuurlijk deel 2 binnen-
kort.
Zeer te appreciëren zijn enkele
typische filmgrapjes, zoals een
visuele verwijzing naar CE3K,
maar voor de rest: is dit SF?
Neen, het is een sprookje waar
kinderen én volwassenen naar
kunnen gaan zien.
Ik ben niet opgegroeid in de
jaren 30,40 of 50 of wanneer
40
Flash Gordon, Buck Rogers en
al de rest ook de strips en de
filmdoeken teisterden in hun
oneindigende serials.
Ik ben dus ook allergisch voor
al dat nostalgia-gedoe, en ik
kan enkel zeggen:
al die goede SF-werken die
nooit verfilmd worden, en dan
miljoenen dollars voor ZOIETS.
Ach, shit !