productmodelleren met solidworks - boom hoger onderwijs · dit boek behandelt solidworks 2017....

30
Productmodelleren met SolidWorks

Upload: others

Post on 26-Jan-2021

8 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

  • Productmodelleren met SolidWorks

    voorwerk_2017.indd 1 08-02-17 15:02

  • Productmodelleren met SolidWorksVierde druk

    Arnoud Breedveld

    voorwerk_2017.indd 3 08-02-17 15:02

  • V1.2 Sketch en fea ture

    Beknopte inhoud

    Voorwoord / VII

    Inhoudsopgave / IX

    1. Wat staat er op het scherm / 32. De principes van een solid modeller / 193. Sketches / 394. Parts / 1035. Assemblies / 1836. Tekeningen / 261

    Speciale ontwerpen online

    7. Varianten en variabelen 8. Body, part, assembly: de opbouw van de modellen 9. Standaardonderdelen en bibliotheken 10. Gekromde vlakken 11. Kunststof producten 12. Metaal: uitslagen en lassen13. Tools

    Register / 363

    De online hoofdstukken zijn beschikbaar via www.solidworksboek.nl

    voorwerk_2017.indd 5 08-02-17 15:02

  • VoorwoordIn de wereld van productontwikkeling is 3D-CAD niet meer weg te denken. Sinds de eerste grote programma’s, die halverwege de jaren tachtig van de vo-rige eeuw alleen voorbehouden waren aan grote bedrijven, is veel veranderd. Grote namen van toen, zoals Computer Vision, Intergraph en Unigraphics, zijn verdwenen of veel minder belangrijk geworden. Halverwege de jaren negentig kwam een nieuwe generatie CAD-programma’s op de markt, met daarbij namen als Inventor, SolidEdge en SolidWorks. Van deze programma’s heeft vooral SolidWorks zich door de jaren heen bewezen. Van een vrij een-voudige solid modeller heeft het zich door jaarlijkse updates in ruim twintig jaar ontwikkeld tot een compleet en breed inzetbaar programma. Talloze be-drijven ontwikkelen plug-ins, voor de meest uiteenlopende vakgebieden en toepassingen. Vooral in de productontwikkeling is SolidWorks nu een van de meest gebruikte CAD-programma’s. De huidige editie van Productmodelleren met SolidWorks behandelt versie 2017 en is geactualiseerd vanaf SolidWorks 2013. In sommige schermafbeeldingen kun je daardoor nog de oude vorm-geving herkennen.

    Dit boek is bedoeld voor zowel de beginnende als de gevorderde gebruiker van SolidWorks.In hoofdstuk 1 tot en met 6) worden de basisprincipes van het programma uit-eengezet. Nadat dit deel is doorgenomen, moeten verreweg de meeste pro-ducten gemodelleerd kunnen worden. Gebruikers die ervaring hebben met andere 3D-CAD-programma’s kunnen dit deel waarschijnlijk snel doornemen.De online hoofdstukken (beschikbaar via www.solidworksboek.nl) gaan die-per in op een aantal specifieke onderwerpen. Deze zullen niet allemaal voor elke gebruiker van belang zijn, en kunnen daarom selectief, en onafhankelijk van elkaar, bestudeerd worden.

    Voor het gebruik van dit boek is geen specifieke kennis van CAD nodig, hoe-wel enige ervaring met welk CAD-programma dan ook, natuurlijk wel helpt. Wel wordt ervan uitgegaan dat de gebruiker vertrouwd is met de bediening van Windows-programma’s.

    Dit boek behandelt SolidWorks 2017. Alleen onderdelen die in de ‘kale’ ver-sie van SolidWorks beschikbaar zijn, komen aan de orde. Onderwerpen als PhotoWorks en Toolbox die alleen in uitgebreidere versies van SolidWorks, zoals SolidWorks Professional voorkomen, worden in dit boek niet behandeld.

    voorwerk_2017.indd 7 08-02-17 15:02

  • VI I I Voorwoord

    De verschillen tussen opeenvolgende versies van SolidWorks zijn meestal niet al te groot. Daarom zal het geen probleem opleveren om dit boek te gebrui-ken in combinatie met een oudere, of in de toekomst een nieuwere versie van SolidWorks.

    Bij dit boek horen enkele bestanden, waarmee geleide oefeningen gedaan kunnen worden. De bestanden zijn te downloaden via de site www.solidworksboek.nl; daar vind je ook de onlie hoofdstukken.

    Tot slot een opmerking over het gebruik van begrippen. 3D-CAD is van oor-sprong een Engelstalig werkterrein en dat geldt ook voor SolidWorks. Veel termen zijn niet of moeilijk vertaalbaar, of de vertaling zou tot grote onduide-lijkheid kunnen leiden.Een zin als: ‘De equations kunnen niet in de FeatureManager gesuppresst worden’ zou natuurlijk vertaald kunnen worden als ‘De vergelijkingen kun-nen niet in de KenmerkenBeheerder onderdrukt worden’, maar geen enkele SolidWorks-gebruiker zou dan begrijpen wat er bedoeld wordt.Het is daarom onvermijdelijk dat er in dit boek veel Engelse begrippen voor-komen. Alleen waar dat voor de duidelijkheid vereist is, is een vertaling van deze begrippen gegeven.

    SolidWorks is een programma met veel uitgebreide, en vaak onbekende, mo-gelijkheden. In de praktijk worden die vaak maar mondjesmaat gebruikt, om-dat dat een investering vraagt in tijd, kennis en organisatie, zaken waaraan meestal een groot tekort is. Ik hoop dat dit boek zowel ervaren als onervaren gebruikers mag inspireren om meer mogelijkheden van SolidWorks te benut-ten, en zo optimaal gebruik te ma ken van dit ontwerpgereedschap.

    Arnoud Breedveld, januari 2017

    voorwerk_2017.indd 8 08-02-17 15:02

  • InhoudVoorwoord / VII

    Basisprincipes

    1 Wat staat er op het scherm? / 31.1 Indeling van het scherm / 31.2 Roteren en in- en uitzoomen / 71.3 Opsplitsen van het scherm / 111.4 Weergave van het model / 131.5 Sneltoetsen / 17

    2 Principes van een solid modeller / 192.1 Part en Assembly / 192.2 Sketch en Feature / 202.3 Snelstart: modelleren van een eenvoudig product / 222.4 Wijzigen van het model / 34

    3 Sketches / 393.1 Fully, Over of Under Defined / 393.2 Geldige en ongeldige sketches / 433.3 Werken in een sketch / 46

    3.3.1 Starten van de sketch / 463.3.2 Openen van een bestaande sketch / 483.3.3 Sluiten van een sketch / 493.3.4 Hide en Show / 493.3.5 Selecteren van elementen / 503.3.6 De PropertyManager / 513.3.7 For Construction / 523.3.8 Grid en Snap / 533.3.9 Quick Snaps / 543.4 Sketchcommando’s / 543.4.1 Elementen / 553.4.2 Spiegelen / 573.4.3 Elementen afleiden van bestaande geometrie / 583.4.4 Trim en Extend / 613.4.5 Patronen / 623.4.6 Verplaatsen, roteren, verschalen / 64

    voorwerk_2017.indd 9 08-02-17 15:02

  • X I nhoud

    3.5 Bematen / 653.5.1 Ordinate / 683.5.2 Driving en Driven / 703.5.3 Bematen in een part, referentiematen / 70

    3.6 Relaties / 713.6.1 Automatisch relaties toevoegen tijdens het tekenen / 713.6.2 Handmatig relaties toevoegen / 723.6.3 Relaties zichtbaar maken / 733.6.4 Voorbeelden van gebruik van relaties / 753.6.5 Relaties naar elementen buiten de sketch / 783.6.6 Overzicht van beschikbare relaties / 783.6.7 Problemen met relaties / 80

    3.7 Sketches hergebruiken / 823.7.1 Een sketch delen / 823.7.2 Een schetsvlak veranderen / 823.7.3 Een sketch kopiëren met Copy/Paste / 843.7.4 Derived Sketch / 853.7.5 Create Sketch from Selections / 85

    3.8 Sketch / 853.9 Driedimensionale sketch / 92

    3.9.1 Planes / 953.9.2 Relaties / 983.9.3 Sketcher Triad / 993.9.4 Sketch Properties / 993.9.5 Splines / 993.9.6 3D Curves: Helix / 99

    4 Parts / 1034.1 Constructie-elementen: Reference Geometry / 103

    4.1.1 Reference Point / 1044.1.2 Reference Axis / 1054.1.3 Reference Plane / 1054.1.4 Coordinate System / 108

    4.2 Selecteren van elementen / 1114.2.1 Gebruik Hidden Lines / 1134.2.2 Gebruik Select Other / 1134.2.3 Selection Filters / 1144.2.4 Andere selectiemethoden / 115

    4.3 De FeatureManager / 1164.3.1 Structuur van het model: Parent/Child-relaties / 1204.3.2 Suppress feature / 1214.3.3 Rollback / 1224.3.4 Veranderen van de volgorde / 1234.3.5 Verwijderen van een feature / 1244.3.6 Gebruik van folders, namen, omschrijvingen en

    opmerkingen / 1244.3.7 Fouten in de FeatureManager / 127

    voorwerk_2017.indd 10 08-02-17 15:02

  • XII nhoud

    4.4 Extrusie en rotatie / 1284.4.1 Extruded Boss en Extruded Cut / 1284.4.2 Revolved Boss en Revolved Cut / 137

    4.5 Afronden en afschuinen / 1384.5.1 Fillet – Constant Radius / 1384.5.2 FilletXpert / 1404.5.3 Chamfer / 142

    4.6 Enkele veelgebruikte features / 1444.6.1 Shell / 1454.6.2 Rib / 1474.6.3 Scale / 1484.6.4 Mirror / 149

    4.7 Patterns / 1504.7.1 Linear Pattern / 1504.7.2 Circular Pattern / 1534.7.3 Table Driven Pattern / 1544.7.4 Sketch Driven Pattern / 1564.7.5 Curve Driven Pattern / 1564.7.6 Fill Pattern / 1594.7.7 Variable pattern / 160

    4.8 Sweep en Loft / 1604.8.1 Sweep / 1614.8.2 Loft / 164

    4.9 Configurations / 1684.9.1 Aanmaken en verwijderen van een configuratie / 1724.9.2 Wijzigen van een configuratie / 1734.9.3 Derived configurations / 174

    4.10 Materiaal, kleur en textuur / 1754.10.1 Materiaal / 1764.10.2 Kleur en textuur / 1794.10.3 Display States / 181

    5 Assemblies / 1835.1 Snelstart: maken van een assembly / 1835.2 Overzicht van de assembly / 190

    5.2.1 Plaatsen van onderdelen / 1905.2.2 Fixed en Floating / 1915.2.3 Move en Rotate Component / 1915.2.4 Component Patterns en Mirror Component / 1935.2.5 Assembly Features / 1945.2.6 Stuknummers en stuklijst / 1975.2.7 Toepassen van configuraties in assemblies / 198

    5.3 Mates / 2015.3.1 SmartMates / 2035.3.2 Advanced Mates / 2045.3.3 Mechanical mates / 206

    voorwerk_2017.indd 11 08-02-17 15:02

  • XI I I nhoud

    5.3.4 Problemen bij mates / 2095.3.5 Mate Reference / 210

    5.4 Exploded View / 2175.4.1 Overzicht Exploded View / 2205.4.2 Explode Line Sketch / 222

    5.5 Weergave van componenten / 2245.5.1 Show of Hide / 2245.5.2 Display Mode / 2255.5.3 Transparantie / 2255.5.4 Isolate / 2265.5.5 Kleur / 2265.5.6 Display Pane / 2275.5.7 Display State / 228

    5.6 Parts maken en wijzigen binnen een assembly / 2295.6.1 Overzicht in-context editen / 2395.6.2 In-context modelleren en externe referenties / 241

    5.7 Omgaan met (externe) referenties / 2425.7.1 Interne bestanden / 2425.7.2 Bestandsnamen en locaties / 2425.7.3 Part van naam veranderen of kopiëren / 2445.7.4 Assembly van naam veranderen of kopiëren / 2455.7.5 Component vervangen / 2465.7.6 Problemen met mates / 2485.7.7 Verbreken en vergrendelen van externe relaties / 250

    5.8 Assembly Layout Sketch / 2515.9 Grote assemblies / 255

    5.9.1 Herstructureren van assemblies / 2555.9.2 Suppressed, Lightweight en Resolved / 2575.9.3 SpeedPak / 2585.9.4 Enveloppe / 2595.9.5 Advanced Component Selection / 2595.9.6 Large Assembly Mode / 259

    6 Tekeningen / 2616.1 Snelstart: drawings / 2616.2 Het tekenvel / 267

    6.2.1 Sheet / 2676.2.2 Titelblock data / 2696.2.3 Template / 269

    6.3 Instellingen voor aanzichten en doorsneden / 2726.3.1 Weergave van aanzichten en doorsneden / 2726.3.2 Lijnsoorten / 2756.3.3 3D Drawing View / 2776.3.4 Centerline en Center Mark / 2786.3.5 Plaatsing van aanzichten / 2816.3.6 Tekenen in een tekening / 283

    voorwerk_2017.indd 12 08-02-17 15:02

  • XI I II nhoud

    6.4 Aanzichten / 2856.4.1 Model View / 2856.4.2 Projected View / 2896.4.3 Standard 3 View / 2906.4.4 Auxiliary View / 2906.4.5 Detail View / 2916.4.6 Crop View / 2936.4.7 Broken View / 2946.4.8 Relative View / 2956.4.9 Predefined View / 2956.4.10 Alternate Position View / 296

    6.5 Doorsneden / 2976.5.1 Section View / 2976.5.2 Broken-out Section / 3026.5.3 Arcering / 303

    6.6 Bematen / 3056.6.1 Annotation views / 3076.6.2 Plaatsen van maten in de tekening / 3106.6.3 Positioneren van maten / 3146.6.4 Tekst van de maat / 3196.6.5 Pijlpunten / 325

    6.7 Andere aanduidingen / 3276.7.1 Teksten / 3276.7.2 Oppervlakteruwheid / 3326.7.3 Geometrische toleranties / 3346.7.4 Hole Callout / 3356.7.5 Hole Table / 3366.7.6 Cosmetic Thread / 3406.7.7 Stuknummers / 3416.7.8 Stuklijst / 3446.7.9 Revisies / 3486.7.10 General Table / 3506.7.11 Layers / 3506.7.12 Style / 3516.7.13 Blocks / 353

    6.8 DimXpert / 355 Register / 363

    Speciale onderwerpen online

    7 Varianten en variabelen7.1 Links en Equations

    7.1.1 Links7.1.2 Equations

    voorwerk_2017.indd 13 08-02-17 15:02

  • XIV I nhoud

    7.1.3 Selecteren van maten voor equations7.1.4 Equations tussen verschillende parts7.1.5 Equations in verschillende configuraties7.1.6 Aandachtspunten bij het schrijven van equations7.1.7 Conditionele statements in equations7.1.8 Gebruik van File Properties7.1.9 Problemen bij equations

    7.2 Design table7.2.1 De Design Table maken en aanpassen7.2.2 Andere elementen aansturen vanuit de Design Table7.2.3 Design Tables in assemblies7.2.4 Excel basics

    7.3 Custom Properties7.3.1 Instellen van Custom Properties via File Properties7.3.2 Instellen van Custom Properties via Task Pane7.3.3 Custom Properties instellen per configuratie7.3.4 Custom Properties instellen via de Design Table

    7.4 DriveWorksXpress7.5 Design studies

    8 Body, part, assembly: de opbouw van modellen8.1 Multi-body Parts

    8.1.1 Het maken van een multi-body part8.1.2 Verwijderen van een body8.1.3 Verplaatsen van een body8.1.4 Multi-body part of assembly?8.1.5 Isolate

    8.2 Onderdelen samenvoegen, splitsen en hergebruiken8.2.1 Combine parts8.2.2 Split parts8.2.3 Save Bodies…8.2.4 Create Assembly…8.2.5 Insert into New Part…8.2.6 Assembly Save as…8.2.7 Join parts8.2.8 Insert part8.2.9 Mirror part8.2.10 Cavity8.2.11 Derived Part8.2.12 Intersect

    8.3 Gebruik van Base Part8.4 Design Intent

    9 Standaardonderdelen en bibliotheken9.1 Design Library

    9.1.1 Werken met Design Library9.1.2 Maken van Library Features

    voorwerk_2017.indd 14 08-02-17 15:02

  • XVI nhoud

    9.1.3 Plaatsen van Library Features9.1.4 Design Library en externe referenties9.1.5 Design Library en styles9.1.6 3D ContentCentral

    9.2 Design Clipart en SolidWorks Search9.2.1 Dissection9.2.2 SolidWorks Search

    9.3 Hole Wizard9.3.1 Specificeren van het soort gat9.3.2 Specificeren van de plaatsing van het gat9.3.3 Simple Holes9.3.4 Hole Series9.3.5 Smart Fasteners

    9.4 Cosmetic Thread9.5 Smart Components

    9.5.1 Definiëren van een Smart Component9.5.2 Wijzigen van een Smart Component9.5.3 Plaatsen van een Smart Component

    10 Gekromde vlakken10.1 Splines

    10.1.1 Tekenen van een spline10.1.2 Manipuleren van een spline10.1.3 Controlepunten toevoegen en verwijderen10.1.4 Opties van splines10.1.5 Fit Spline10.1.6 Spline on Surface10.1.7 Equation Driven Curve10.1.7a Conics 10.1.8 Projected Curve10.1.9 Curve Through XYZ/Reference Points10.1.10 Composite Curve10.1.11 Edges10.1.12 Kwaliteit van curven en vlakken

    10.2 Solid features10.2.1 Constant Radius Fillet10.2.2 Variable Radius10.2.3 Face Fillet10.2.4 Full Round Fillet10.2.5 Sweep10.2.6 Loft10.2.7 Boundary10.2.8 Dome10.2.9 Shape10.2.10 Deform10.2.11 Indent10.2.12 Flex

    voorwerk_2017.indd 15 08-02-17 15:02

  • XVI I nhoud

    10.2.13 Freeform10.2.14 Wrap

    10.3 Werken met surfaces10.4 Maken van surfaces10.5 Bewerken van surfaces

    11 Kunststof producten11.1 Modelleren met lossing

    11.1.1 Split Line11.1.2 Draft-Manual11.1.3 DraftXpert

    11.2 Analyseren van lossing en ondersnijding11.2.1 Draft Analysis11.2.2 Undercut Analysis11.2.3 Parting Line Analysis

    11.3 Maken van matrijzen11.3.1 Parting lines11.3.2 Shut-Off surfaces11.3.3 Parting surfaces11.3.4 Tooling Split

    11.4 Probleemoplossing bij matrijzen11.5 Matrijs met schuiven en inzetstukken11.6 Fastening Features

    11.6.1 Mounting Boss11.6.2 Snap Hook11.6.3 Snap Hook Groove11.6.4 Lip / Groove11.6.5 Vent

    12 Metaal: uitslagen en lassen12.1 Snelstart: uitslagen12.2 Overzicht Sheet Metal

    12.2.1 Bend Allowance12.2.2 Auto Relief12.2.3 Gauge Table12.2.4 Parameters

    12.3 Features voor Sheet Metal12.3.1 Base Flange12.3.2 Tab12.3.3 Edge Flange12.3.4 Miter Flange12.3.5 Hem12.3.6 Jog12.3.7 Sketched Bend12.3.8 Cross Break12.3.9 Closed Corner12.3.10 Break Corner

    voorwerk_2017.indd 16 08-02-17 15:02

  • XVI II nhoud

    12.3.11 Corner Trim12.3.12 Welded Corner12.3.13 Unfold en Fold12.3.14 Extruded Cut12.3.15 Lofted Bend

    12.4 Uitslagen vanuit een solid12.4.1 Convert to Sheet Metal12.4.2 Rip en Insert Bends

    12.5 Forming Tool12.6 Lassen in de samenstellingstekening12.7 Weldments

    12.7.1 Structural Member12.7.2 Overige weldment-features12.7.3 Het definiëren van een eigen profiel12.7.4 Weldment Cut List

    13 Tools13.1 Analyse van part en assembly

    13.1.1 Measure13.1.2 Mass Properties en Section Properties13.1.3 Feature Statistics en Assembly Xpert13.1.4 Interference Detection13.1.5 Clearance Verification13.1.6 Hole Alignment13.1.7 Collision Detection13.1.8 Dynamic Clearance13.1.9 Physical Dynamics13.1.10 Sensors

    13.2 Motion Studies13.2.1 Animation Wizard13.2.2 Handmatige animatie13.2.3 Extra opties in animaties13.2.4 Opslaan van animaties

    13.3 SimulationXpress13.3.1 Sterkteberekening van een part13.3.2 Factor of Safety

    13.4 FloXpress Analysis13.5 DFMXpress13.6 Exporteren en importeren

    13.6.1 Exporteren13.6.2 Importeren van 3D-modellen13.6.3 Importeren van 2D-tekeningen13.6.4 Importeren van bitmaps13.6.5 eDrawings13.6.6 Defeature

    13.7 SolidWorks Explorer

    voorwerk_2017.indd 17 08-02-17 15:02

  • 31.2 Sketch en fea ture

    1 Wat staat er op het scherm?

    n 1.1 Indeling van het scherm

    Wanneer je werkt met SolidWorks, zul je merken dat verschillende werkbal-ken en menu’s die op het scherm staan steeds veranderen, en zich aanpas-sen aan wat je aan het doen bent. Dat is erg handig, en maakt dat je snel kunt werken, maar als je net begint met SolidWorks kan het verwarrend zijn. Daarom is het van belang dat je de belangrijkste menu’s weet te vinden.

    In figuur 1.1 is het scherm van SolidWorks te zien, zoals dat er na de instal-latie van het programma uitziet. De achtergrondkleuren kun je desgewenst aanpassen.

    Figuur 1.1 Het scherm van SolidWorks.

    Hfst 1_2017.indd 3 15-02-17 17:07

  • Hoofds tuk 1 Wat s taa t e r op het scherm?4

    Uiteraard kan, zoals in elk Windows-programma, elk onderdeel versleept wor-den en op een andere plaats worden neergezet. Het is echter aan te bevelen dit (in het begin) zo min mogelijk te doen. Het kan erg vervelend worden als je steeds moet zoeken waar de verschillende menu’s en werkbalken staan.

    We behandelen de onderdelen die je nu op het scherm ziet.

    • Wanneer je de muis over het SolidWorks-logo, links bovenin het ven-ster beweegt, zie je de pulldownmenu’s verschijnen. Wil je ze zichtbaar houden, klik dan op de punaise (zie figuur 1.2). Afhankelijk van welke add-in’s van SolidWorks geïnstalleerd zijn, kan dit menu uitgebreider zijn. Alle commando’s zijn in de pulldownmenu’s te vinden. Je zult de pull-downmenu’s echter maar weinig gebruiken. Onder in elk menu vind je de optie Customize Menu. Hiermee kun je items uit het menu (on)zichtbaar maken. Het is echter niet aan te bevelen dit meteen al te gaan doen.

    Figuur 1.2 Onderdelen van het scherm: pulldownmenu’s.

    • DeMenuBar Toolbar staat links bovenin het venster, naast het SolidWorks-logo. Hierin vind je een aantal basisfuncties, bijvoorbeeld om een nieuw of een bestaand bestand te openen, om bestanden op te slaan enzovoort.

    Figuur 1.3 Onderdelen van het scherm: de Menu Toolbar

    • DeView Toolbar verschijnt bovenaan, in het midden van het scherm. Met de functies die daarin staan, kun je bepalen hoe het model op het scherm weergegeven wordt.

    Figuur 1.4 Onderdelen van het scherm: de View Toolbar

    • HetvolgendeonderdeelisdeCommandManager. Dit is een bijzondere en belangrijke menubalk. Bijzonder is dat de getoonde knoppen context-gevoelig zijn: ben je een tweedimensionale tekening aan het maken, dan verschijnen de commando’s die je daarbij nodig hebt. Ben je echter een driedimensionale vorm aan het maken, dan verschijnen de commando’s die daar betrekking op hebben. Dit gaat automatisch, maar je kunt ook

    Hfst 1_2017.indd 4 15-02-17 17:07

  • 51.1 Inde l ing op het scherm

    handmatig wisselen tussen de beschikbare knoppen. Daarvoor gebruik je de tabs onder de CommandManager. In figuur 1.5 zijn dat de tabs Features, Sketch, Evaluate en DimXpert.

    Figuur 1.5 Onderdelen van het scherm: CommandManager

    Aan de CommandManager kun je tabs toevoegen of daaruit verwijderen. Klik daarvoor met de rechtermuisknop op een van de tabs. Je kunt nu de tabs aan- of uitvinken. Bij specifieke toepassingen zul je zien dat je dit moet gebruiken.

    Ook kun je, hoewel je dat waarschijnlijk nooit zult doen, de hele CommandManager onzichtbaar maken, of ervoor kiezen om de namen van de commando’s niet weer te geven. Wil je dit doen (of herstellen), klik dan met de rechtermuisknop ergens in één van de menu’s (niet op een van de tabs van de CommandManager). Met de bovenste optie in het menu dat verschijnt, zet je de CommandManager aan of uit. De tweede optie (Use Large Buttons with Text) bepaalt of de tekst bij de knoppen weergegeven wordt. Deze optie zul je in principe altijd aan laten staan.

    • Aandelinkerkantvanhetschermstaateenkolomwaarinverschillendeinformatie kan verschijnen. Bovenaan staan vijf tabs (zie figuur 1.6), maar dat kunnen er meer worden, afhankelijk van de gebruikte applicaties en add-in’s.

    Figuur 1.6 De tabs van de FeatureManager, PropertyManager, ConfigurationManager,

    DimXpertManager en DisplayManager

    De eerste tab is de FeatureManager. Hierin zie je alle onderdelen waar-uit het model is opgebouwd. De FeatureManager heb je steeds nodig om de juiste elementen uit je model te kunnen selecteren en om de opbouw van het model te zien. Wanneer je in een andere tab zit, verschijnt de FeatureManager soms ook als een fly-out in het grafische deel van het scherm.

    De tweede tab is de PropertyManager. Deze verschijnt automatisch wanneer je een commando gebruikt en de eigenschappen van een ele-ment moet instellen. Na beëindiging van het commando verschijnt auto-matisch de FeatureManager weer.

    Hfst 1_2017.indd 5 15-02-17 17:07

  • Hoofds tuk 1 Wat s taa t e r op het scherm?6

    De derde tab is de ConfigurationManager. Hier krijg je mee te maken wanneer je verschillende varianten van een onderdeel gaat maken.

    De vierde tab is de DimXpertManager. Deze gebruik je om maten en toleranties voor productie in het model aan te geven.

    De vijfde tab is de DisplayManager, waar je kleuren en materialen en der-gelijke kunt instellen.

    Wanneer de FeatureManager actief is, zie je naast de tabs een symbool met een pijltje.

    Wanneer je hier op klikt, verschijnt het Display Pane, een paneel waarin je instellingen voor bijvoorbeeld de kleur van onderdelen kunt zien. Met dezelfde pijltjes kun je het Display Pane ook weer verbergen.

    • Rechtsvanhetgrafischeschermziejenogeenpaartabs.DitishetTask Pane (zie figuur 1.7). Hier kun je snel bestanden openen en in bibliothe-ken naar onderdelen zoeken. In hoofdstuk 8 komen we op een aantal functies uit het Task Pane terug. Het Task Pane open je door op een van de tabs te klikken. Om het Task Pane weer te sluiten klik je er naast, in het grafische gebied.

    Je kunt het Task Pane desgewenst helemaal (on)zichtbaar maken door met de rechtermuisknop in een toolbar te klikken. In de lijst die verschijnt staat ook het Task Pane.

    Figuur 1.7 Het Task Pane geopend.

    • HelemaalonderinhetvenstervanSolidWorksvindjedestatusbar (zie figuur 1.8). Hierin verschijnt soms nuttige informatie.

    Hfst 1_2017.indd 6 15-02-17 17:07

  • 71.2 Rote ren en in - en u i t zoomen

    Figuur 1.8 De statusbar.

    • Totslothebjehetcentraledeelvanhetscherm,watwehetgrafischegebiednoemen. Hier is je model te zien en kun je steeds onderdelen selecteren.

    Elk onderdeel op het scherm (de CommandManager, de PropertyManager, de FeatureManager) kun je verslepen en neerzetten waar je wilt. Om het je wat makkelijker te maken, kent SolidWorks drie standaard Workspaces. Je vindt deze in de pulldownmenu’s onder View > Workspace. Je kunt hier kiezen uit de volgende drie opties:1 Default, kies deze als je een ‘normale’ monitor gebruikt, met een beeld-

    verhouding van 3:4.2 Widescreen geeft instellingen voor breedbeeld monitoren. De

    CommandManager komt dan naast de FeatureManager te staan.3 Dual Monitor plaatst de CommandManager, FeatureManager en

    PropertyManager op het tweede beeldscherm, zodat je de eerste monitor volledig voor het model kunt gebruiken.

    n 1.2 Roteren en in- en uitzoomen

    Als je met SolidWorks werkt, ben je continu met je model aan het draaien en aan het in- en uitzoomen. Vaak werk je met complexe modellen, en dan is het erg belangrijk dat je steeds precies het goede stukje van het model op het scherm kunt krijgen. Het beste kun je de commando’s in de View-toolbar aanklikken of de sneltoetsen van de muis gebruiken.

    Met Rotate View kun je je model met de muis precies zo draaien als je wilt. De knop voor dit commando vind je alleen in de pulldownmenu’s, terwijl je toch steeds het model aan het roteren bent. Daarom: wen aan het gebruik van de middelste muisknop (bij veel muizen het scroll-wieltje): door deze in te drukken kun je je model meteen roteren, zon-der eerst een commando te hoeven selecteren. Merk op dat tijdens het rote-ren de vorm van de cursor verandert.

    HetRotateView-commandoheefttweespecialefuncties:klik jetijdenshetroteren een lijn of een punt van je model aan, dan roteer je daarna het model om die lijn of dat punt heen. Je hebt dan meer controle over hoe je model precies draait. Om aan te geven dat je een element geselecteerd hebt, veran-dert de vorm van de cursor.

    Een tweede optie is dat je in de pulldownmenu’s de optie View > Modify > Rotatearoundsceneflooraanzet.Hetmodelblijftdanaltijdalshetwareopde grond staan: een verticale lijn blijft verticaal lopen, hoe je het model ook roteert. Als deze modus aanstaat herken je dat aan de gewijzigde cursor tij-dens het roteren.

    Hfst 1_2017.indd 7 15-02-17 17:07

  • Hoofds tuk 1 Wat s taa t e r op het scherm?8

    Toetsenbord: eventueel kun je ook de pijltjestoetsen op het toetsenbord ge-bruiken om je model te roteren, maar de stapgrootte en draairichting is daar-mee vrij lastig te controleren. Shift + pijltjestoetsen maakt dat het roteren sneller gaat.

    Zoom In/Out gebruik jebijnanet zoveel als Rotate.Dewerking is vrijwelhetzelfde. De vorm van de cursor geeft aan dat je aan het in- en uitzoomen bent. Om snel te werken, gebruik je het scroll-wieltje van de muis. Door dit te draaien, zoom je in en uit rondom de plaats waar de cursor staat. Staat in de pulldownmenu’s de optie View > Modify > Zoom About Screen Center aan, dan maakt het niet uit waar de cursor staat en wordt altijd rondom het mid-den van het scherm in- en uitgezoomd.Toetsenbord: Z voor uitzoomen en Shift + Z voor inzoomen.

    Pan verschuift het model over het scherm (zonder te roteren). Ctrl + middelste muisknop geeft hetzelfde resultaat.Toetsenbord: Ctrl + pijltjestoetsen

    Zoom to Area gebruik je om een kader in de tekening aan te geven (slepen), dat vervolgens zo groot mogelijk op het scherm gezet wordt.

    Zoom to Fit is bedoeld om het hele model zo groot mogelijk op het scherm te zetten. Voor dit commando is ook een sneltoets beschikbaar: druk op het toetsenbord op F.

    Previous View zet het beeld terug in de vorige positie.Toetsenbord: Shift + Ctrl + Z

    Met de zes commando’s die hierboven gegeven zijn, kun je het model zo roteren dat je precies het deel ziet dat je wilt zien. Er zijn nog enkele andere commando’s maar die worden minder gebruikt. Merk op dat de eerste drie commando’s alleen in de pulldownmenu’s te vinden zijn, maar in de praktijk alleen met de muis (het scrollwieltje) bediend worden. De laatste drie com-mando’s vind je ook in de View Toolbar, die boven het model staat. Overigens vind je ook alle commando’s door ergens naast het model met de rechtermuis-knop te klikken. Er verschijnt dan een popupmenu.

    Soms wil je het model ook precies van boven of van opzij bekijken, dat lukt met de commando’s hiervoor niet. Daarvoor gebruik je het menu onder de knop View Orientation, in de View Toolbar, zie figuur 1.9.

    Wanneer je daar op klikt gebeuren er twee dingen: er verschijnt een klein pop-up venster met daarin de standaardviews en om het model heen ver-schijnt een soort kubus met afgeschuinde hoeken. Klik op een icoontje in het menuutjeofopeenvlakindekubusomjebeeldintestellen.Rechtsinhetvenstertje vind je nog een uitklapmenu met de opties Isometric, Dimetric en Trimetric.

    Hfst 1_2017.indd 8 15-02-17 17:07

  • 91.2 Rote ren en in - en u i t zoomen

    Belangrijk om nog te noemen is Normal To. Deze optie laat je een vlak selec-teren, en draait het beeld vervolgens zo dat je loodrecht op dat vlak kijkt. Dat is vaak handig wanneer je een tekening op een schuin vlak moet maken.

    Het commando More Options opent een nieuw venster met daarin opnieuw de standaardviews. Dit venstertje kun je ook (sneller) openen door op de spa-tiebalk te drukken.

    Figuur 1.10 Het venster met de View Orientation.

    Hoewel dit venster meer van hetzelfde lijkt, zijn er toch drie redenen om het soms te gebruiken:1 In de eerste plaats werkt het sneller dan alle andere mogelijkheden om de

    beeldoriëntatie in te stellen. Het menuutje kan met een klik op de spatie-balk opgeroepen worden, en kan door op de ‘punaise’ te klikken zicht-baar op het scherm gehouden worden. Je kunt dan steeds met één klik je beeld verdraaien.

    2 Dit menu geeft de mogelijkheid een eigen beeldinstelling op te slaan. Klik daarvoor op New View. Je kunt dan een naam aan je eigen instelling ge-ven. Dit zelf gedefinieerde view komt dan in het menu van figuur 1.10 erbij te staan. Daar kun je het eventueel ook weer verwijderen. Je zult deze optie niet meteen gebruiken, maar het kan op den duur erg handig zijn.

    Figuur 1.9 De standaardviews in de view-toolbar.

    Hfst 1_2017.indd 9 15-02-17 17:07

  • Hoofds tuk 1 Wat s taa t e r op het scherm?10

    3 Je kunt hier de standaardview-instellingen wijzigen, ofwel: je kunt zelf bepalen wat de boven- of de voorzijde van je model is (zie figuur 1.10). Dit kan handig zijn, omdat het nu eenmaal wel eens voorkomt dat je een model in de verkeerde positie modelleert. Steeds als je een isometrisch beeld hebt, ligt het model dan op zijn zijkant. Dat kun je hier eenvoudig corrigeren en wel als volgt:• Roteerhetmodelzodanigdatje(bijvoorbeeld)tegendebovenkant

    aankijkt.• Klik op de spatiebalk (het model roteert nu naar isometrie) en vervol-

    gens op Update Standard Views (het model roteert weer terug naar de vorige positie).

    • Kies uit de standaardviews welke positie dit zou moeten worden (klik in dit voorbeeld dus op ‘Top’).

    Een andere manier om hetzelfde te bereiken is door het model eerst in de gewenste positie te roteren, en vervolgens naast het model op de rechter-muisknop te klikken en Set Current View As... te kiezen. Vervolgens kun je een van de standaardviews kiezen.

    SolidWorks geeft nog een waarschuwing. Klik je op OK, dan hebben alle views een nieuwe naam gekregen. Voor de duidelijkheid: je verandert hier eigenlijk alleen de namen van de views, niet de werkelijke coördinaten.

    Wil je de namen van de aanzichten weer terugzetten zoals ze oorspron-kelijkwaren,klikdanopResetStandardViews.

    Figuur 1.11 Nadat je de standaardviews update, komt het model in een isometrie in de juiste

    positie te staan.

    Tot slot een opmerking over Perspective. In de standaardinstelling geeft SolidWorks geen perspectief weer. Isometrie, maar vooral dimetrie en trime-trie lijken op een perspectivische weergave, maar zijn het niet. Evenwijdige lijnen lopen echt evenwijdig, en lopen dus niet naar elkaar toe naar een ver-dwijnpunt, zoals dat bij perspectief het geval is. Soms lijkt de weergave in SolidWorks daardoor nogal onnatuurlijk. Het aanzetten van perspectief is geen probleem: Klik in de View Toolbar op de laatste knop (View Settings) en daarnaopPerspective.Realiseerjeweldatals jeditdoetálleaanzichteninperspectief weergegeven worden, ook de standaardaanzichten (top, bottom,

    Hfst 1_2017.indd 10 15-02-17 17:07

  • 111.3 Opsp l i t sen van het scherm

    front enzovoort). Deze aanzichten worden daardoor erg moeilijk te interpre-teren, en dat is natuurlijk niet de bedoeling. Vandaar het advies: gebruik tij-dens het modelleren geen perspectief, maar wen aan de dimetrische of trime-trische weergave. Uiteraard gebruik je wel perspectief wanneer je renderingen voor presentaties gaat maken.

    Een speciale tool om het in- en uitzoomen te vergemakkelijken is het ver-grootglas. Het vergrootglas open je door op het toetsenbord op de letter G te drukken. In het vergrootglas kun je met het scrollwieltje van de muis in- en uitzoomen en roteren, zoals we dat hiervoor gezien hebben. Verder kun je in het vergrootglas gewoon werken. Wanneer je met de muis klikt, bijvoorbeeld om een element te selecteren, zal het vergrootglas in de meeste gevallen weer verdwijnen.

    Figuur 1.12 Het vergrootglas.

    n 1.3 Opsplitsen van het scherm

    Soms is het handig om het model tegelijk van meerdere kanten te kunnen bekijken. In dat geval kun je het scherm opsplitsen. Daarvoor gebruik je weer het menu van de View Orientation. Onderin dit menu vind je vier standaard-indelingen voor het scherm, zie figuur 1.13 en 1.14

    Figuur 1.13 De vier standaardinstellingen voor de verdeling van het scherm.

    Wanneer je het scherm opsplitst, zie je voor de naam van elk view (aanzicht) het linksymbooltje. Dit geeft aan dat de aanzichten van het model aan elkaar gekoppeld zijn. Het model is in alle gelinkte views even groot te zien en de

    Hfst 1_2017.indd 11 15-02-17 17:07

  • Hoofds tuk 1 Wat s taa t e r op het scherm?12

    views staan uitgelijnd ten opzichte van elkaar. Wanneer er in één view inge-zoomd wordt, dan gebeurt dat automatisch in alle views.

    De links kun je uit- en eventueel weer aanzetten door met de rechtermuis-knop ergens in het venster te klikken (niet op het model) en de optie Link Views te kiezen.

    Figuur 1.14 Het grafische gebied in vieren opgedeeld.

    Wanneer het scherm opgesplitst is, kan in elk view afwisselend gewerkt wor-den. Soms is dat handig, maar je zult het waarschijnlijk niet heel vaak toepas-sen. Meestal is het prettiger om één heel groot view te hebben in plaats van twee of vier kleine.

    In de techniek die hiervoor beschreven is, kijk je in elk view naar hetzelfde model. Je kunt op deze manier dus niet meerdere modellen tegelijk op het scherm krijgen (zie figuur 1.15). Dat kan wel door meerdere bestanden te openen en vervolgens in de pulldownmenu’s bijvoorbeeld Windows > Cascade of Windows > Tile Horizontally te kiezen. Dit is een standaard Windows-techniek, en we gaan ervan uit dat die bekend is.Heb je meerdere bestanden geopend en wil je snel wisselen tussen die bestan-den, gebruik dan de toetscombinatie +.

    Hfst 1_2017.indd 12 15-02-17 17:07

  • 131.4 Weergave van het mode l

    Figuur 1.15 Meerdere modellen tegelijk op het scherm.

    n 1.4 Weergave van het model

    SolidWorks kent vijf verschillende manieren om het model op het scherm te visualiseren: als lijntekening, met gekleurde vlakken (shading) en enkele va-rianten daarop (zie figuur 1.16). De standaardversie van SolidWorks kan niet renderen, of ray-tracen. Voor een dergelijke fotorealistische weergave van het model voor presentatiedoeleinden, is de add-in PhotoWorks nodig. In dit boek wordt PhotoWorks niet behandeld. De weergavemogelijkheden die wel stan-daard in SolidWorks zitten, zijn bedoeld voor gebruik tijdens het modelleren.

    Het instellen van de weergave doe je via de opties onder de knop Display Style in de View Toolbar.

    Figuur 1.16 De vijf verschillende mogelijkheden om een model weer te geven.

    Hfst 1_2017.indd 13 15-02-17 17:07

  • Hoofds tuk 1 Wat s taa t e r op het scherm?14

    Wireframe en Hidden Lines Visible zul je weinig gebruiken. Zodra je model iets ingewikkelder wordt, verschijnen er veel te veel lijnen op het scherm. Wel heb je een van deze twee instellingen soms even nodig om achterliggende lijnen te kunnen zien en selecteren.

    Hidden Lines Removed geeft vaak juist een te eenvoudig beeld van het model, en is daardoor soms moeilijk te interpreteren.

    Shaded With Edges is meestal de prettigste instelling om in te werken. Het model is goed te zien, en ook de begrenzingen van alle vlakken (die je bij het modelleren vaak nodig hebt) zijn te zien.

    Shaded heeft als nadeel dat de begrenzingen van vlakken niet te zien zijn. Deze instelling geeft wel het mooiste beeld, bijvoorbeeld wanneer je een schermafbeelding voor een presentatie nodig hebt.

    Wanneer je bij de weergave kiest voor Shaded of Shaded With Edges, kun je er ook voor kiezen een soort slagschaduw weer te geven. Functioneel heeft dit weinig zin, maar het ziet er wel goed uit, zie figuur 1.17.De optie Shadows in Shaded Mode vind je onder de laatste knop in de View Toolbar: View Settings. Ook vind je daar de optie Ambient Occlusion, waar-mee de schaduwen nog realistischer berekend worden.

    Figuur 1.17 Weergave zonder en met slagschaduw.

    Een speciale mogelijkheid bij de weergave van het model is Section View (zie figuur 1.18). Hierbij snijd je het model met een vlak door, zodat je goed de binnenkant kunt zien en bewerken. Om een section view in te stellen, klik je in de View Toolbar op de knop Section View.

    Boven in de PropertyManager zie je drie knoppen. Kies daarmee eerst een doorsnijdingsvlak(Front,TopofRight).Overigenskunjeookelkandervlakinje model selecteren als doorsnijdingsvlak.Je kunt de plaats en positie van het doorsnijdingsvlak aanpassen, ofwel via invulvelden in de PropertyManager (aan de linkerkant van het scherm), ofwel

    Hfst 1_2017.indd 14 15-02-17 17:08

  • 151.4 Weergave van het mode l

    Figuur 1.18 Het instellen van een section view.

    door de oranje pijl midden in het doorsnijdingsvlak te verslepen. Door de oranje cirkeldelen te verslepen, wordt het vlak geroteerd. Wanneer in een section view de verkeerde kant van een vlak weggehaald, klik dan in de PropertyManageropdeknopReverseSectionDirection.Is alles goed ingesteld, klik dan in de PropertyManager op OK (het groene vinkje). Je kunt in de section view werken alsof het een normaal aanzicht is. Om de section view weer uit te zetten, selecteer je het commando opnieuw in de toolbar of in de pulldownmenu’s.

    Tip: wil je een bepaalde section view vaker gebruiken, en snel kunnen wisse-len, save het dan in de PropertyManager door op ‘Save’ te klikken en het view een naam te geven. In het View Orientation-venster (zie paragraaf 1.2) komt deze naam er nu bij te staan. Je kunt dus met één klik naar het gewenste sec-tion view gaan, zonder dat je de instellingen in de PropertyManager opnieuw hoeft te maken.

    Let op: door het instellen van een section view verandert het model niet! Alle handelingen die je doet, worden ook op het onzichtbare deel uitgevoerd. Zodra het section view weer uitgeschakeld wordt, is het hele model weer zichtbaar.

    Een alternatief voor Section View is LiveSection. Dit commando werkt iets intuïtiever dan Section View, maar dient hetzelfde doel. Ook met LiveSection maak je een tijdelijke doorsnede van je model, zodat je gemakkelijker de bin-nenkant kunt bewerken. Om LiveSection te starten, klik je met de rechter-muisknop op een vlak en kies je in het popupmenu LiveSection. Dat vlak kun je vervolgens door het model heen trekken met behulp van de pijl die ver-schijnt. Desgewenst kun je het doorsnijdingsvlak ook roteren door een van

    Hfst 1_2017.indd 15 15-02-17 17:08

  • Hoofds tuk 1 Wat s taa t e r op het scherm?16

    de cirkels die verschijnen te verslepen. Anders dan met Section View zie je de doorsnede, maar blijft gelijktijdig het hele model zichtbaar. Je kunt meerdere livesections tegelijk aanmaken. Deze verschijnen in de FeatureManager in het mapje ‘Livesections’. Om een livesection achteraf te bewerken klik je er met de rechtermuisknop op, in het model of in het mapje in de FeatureManager. Je kunt dan bijvoorbeeld de pijlen weer zichtbaar maken om de plaats en richting van de doorsnede te wijzigen, of de livesection helemaal verwijderen.

    Figuur 1.19 Een doorsnede van het model met LiveSection.

    In SolidWorks kun je ook de achtergrondkleur voor het model instellen. Dat heet een Scene. In figuur 1.1 heb je al gezien hoe de achtergrond er in de standaard instellingen uitziet. Wanneer je in de View Toolbar op Apply Scene klikt, zie je een lijst met standaard scenes. Voor het model heeft het uiteraard geen belang welke achtergrond je gebruikt, dus kies er een die je prettig vindt.

    Om het er allemaal nog fraaier uit te laten zien, heeft SolidWorks RealView geïntroduceerd. Met Realview kun je materialen toekennen aan je model;het model wordt vervolgens gerenderd weergegeven, zoals dat ook met PhotoWorks gebeurt. Je kunt het gerenderde model vervolgens roteren en bewerken, terwijl het steeds gerenderd blijft. Het renderen met RealViewgebeurt realtime door de grafische kaart in je pc. Dit in tegenstelling tot PhotoWorks,waarhetrenderensoftwarematiggebeurt.OfjeRealViewkuntgebruiken hangt daarom af van je grafische kaart. Kijk op www.solidworks.comofjouwgrafischekaartmetRealViewgebruiktkanworden.

    OmRealViewaantezetten,klikjeindeViewToolbarophetlaatsteknopje(ViewSettings)envervolgensopRealView.Ontbreektditknopje,danisjouwgrafischekaartblijkbaarnietgeschiktvoorRealView.

    Op het toekennen van materialen komen we terug in paragraaf 4.9.

    Hfst 1_2017.indd 16 15-02-17 17:08

  • 171.5 sne l toet sen

    n 1.5 Sneltoetsen

    In SolidWorks kun je aan elke toets functies toekennen. Dat maakt dat je veel sneller kunt werken. Verschillende toetsen hebben al standaard een functie. In tabel 1.1 zie je de belangrijkste. Wil je een compleet overzicht, of zelf snel-toetsen definiëren, ga dan in de pulldownmenu’s naar Tools > Customize en ga in het menu dat verschijnt naar de tab Keyboard. Hier vind je alle sneltoets-instellingen.

    Functie Sneltoets

    Orientation SpaceBar Front Ctrl+1 Back Ctrl+2 Left Ctrl+3 Right Ctrl+4Top Ctrl+5 Bottom Ctrl+6 Isometric Ctrl+7 Normal To Ctrl+8 Previous View Ctrl+Shift+Z Zoom to Fit F Zoom Out Z Zoom In Shift+Z Magnifying Glass G Filter Edges E Filter Vertices V Filter Faces X Shortcut Bar S Line L Quick Snaps F3 Toggle Selection Filter Toolbar F5 Toggle Selection Filters F6 Full Screen F11 Recentgeopendebestanden RWisselen tussen geopende bestanden Ctrl+Tab

    Tabel 1.1 De belangrijkste sneltoetsen

    Behalve door gebruik van de sneltoetsen zijn er nog twee manieren om snel commando’s te geven:• Handig is het Snelmenu, dat je vindt door op het toetsenbord op de let-

    ter S te drukken. Er verschijnt dan een contextgevoelig menuutje, waarin de commando’s staan die je op dat moment (waarschijnlijk) nodig hebt.

    Hfst 1_2017.indd 17 15-02-17 17:08

  • Hoofds tuk 1 Wat s taa t e r op het scherm?18

    Figuur 1.20 Het snelmenu met commando’s die je op dat moment nodig zou kunnen hebben

    • Met Mouse Gestures kun je ook snel de meest gebruikte commando’s kiezen. Klik op de rechtermuisknop, en houd deze ingedrukt. Verplaats nu de muis een beetje, en je ziet in een cirkel om de muis heen vier commando’s verschijnen (zie figuur 1.21). Door de cursor nu over het ge-wenste commando heen te bewegen, wordt dit commando geselecteerd. Als je de commando’s eenmaal kent, kun je hier heel snel mee werken.

    Figuur 1.21 Mouse gestures

    Hfst 1_2017.indd 18 15-02-17 17:08

    voorwerkHfst 1_2017Hfst 2_2017Hfst 3_2017Hfst 4_2017Hfst 5_2017Hfst 6_2017register