plato phaedo
TRANSCRIPT
5/16/2018 Plato Phaedo - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/plato-phaedo-55ab503a6688c 1/50
PLATO
VERZAMELD WERK
Nieuwe, geheel herziene uitgave
van de vertaling van
XAVEER DE WIN
bewerkt door
JefEctor, Rein Perwerda,
Ko Kleisen, Carlos Steel
en anderen
T weede deel
PROTAGORAS ~ CRATYLUS ~ SYMPOSIUM
PHAEDO ~ THEAETETUS ~ PARMENIDES
5/16/2018 Plato Phaedo - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/plato-phaedo-55ab503a6688c 2/50
11
PROTAGORAS
ofd e S ofiste n
EEN VRIEND
SOCRATES
5/16/2018 Plato Phaedo - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/plato-phaedo-55ab503a6688c 3/50
Bewerking
DEEL I, K le in e H ip pi as , E ut hy de mu s, A po io gi e, C ri to : drs]Kleisen
DEEL I, G o rg ia s, L ac he s, L ys is , M e no , G ro te H ip pi as : drs]. Ector
DEEL I, E ut hy ph ro , I o, M e ne xe nu s, C h ar mi de s: dr R. Ferwerda
DEEL II, excl. Theaetetus: drs]. Ector
DEEL II, Theaetetus: prof dr C. Steel
DEEL III: dr R. Ferwerda
Eerste druk van deze herui tgave, bewerkt naar de derde druk
van deoorspronkelijke uitgave
© Copyright 1999, Uitgeverij Pelckmans, Kapellen
AIle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden
verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevens-
bestand, of openbaar gemaakt, inenige vonn, of op enige wijze,
hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieen, opnamen, of
enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestem-
rning van de uitgever.
ISBN - deel II - Pelckmans - 90 289 2749 2ISBN - deel II - Agora - 90 391 0796 3
ISBN - 5 delen - Pelckmans - 90 289 2548 1
ISBN - 5 delen - Agora - 90 391 0750 5
D/1999/0055/198 (set);D/1999/00551209 (deel II)
PROTAGORAS
of
de So f is ten
EEN VRIEND
SOCRATES
5/16/2018 Plato Phaedo - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/plato-phaedo-55ab503a6688c 4/50
252 AANTEKENINGEN Symposium
113. Potidaea (westkust van het Chalci-
dische schiereiland, aan de golf van
Saloniki) was i n 435 tegen Athene in
opstand gekomen. In 432 had een
veldslag plaats (waarover verder sprake
in < lJ rue gevolgd werd door eendrieja-
rige belegering, In 430/429 capituleerde
Potidaea.
114. Cfr. Odyssee, IV 242 (licht gewij-
zigd).
115 . De ceksc van de handschr if ten
luidt: 'cnkele Ioniers'. Wij volgen een
voorgestelde tekstwijziging: 'idoflt8n'
i.p.v, ' ionon'.
116. Alcibiades behoorde tot het aan-
zienlijke geslacht van de Alcmeoniden
en Pe ric le s, di e t oen nog le efde, was
zijn voogd,
117. -'n de slag van Delium in Beotie
(424 v.C .) leden de Arheners een ne-derlaag tegen de Thebanen,
118. Laches was een befaamd Atheens
generaal, die echter vermoedelijk geen
aanvoerder was ten tijde van de slagvan
Delium, Hij is eenvan de hoofdfiguren
van de naar hem genoemde dialoog van
Plato.
119. Cfr. Wolken, 362_Oak in Phaedo ,
1 17 b wordt Soc ra te s' vr eemde b il k
genoteerd.
PHAEDO
O f
o ve r d e z ie l?
120. Of' terwij l men in verband met
zijn andere acriviteiten vermoedelijk
hetzelfde zou kunnen zeggen, toch
verdient het feit da r niemand anders op
hem ge1ijkt, wei aile bewondering'.
ECHECRATES
PHAEDO
121. Sparraans generaal, gesneuveld in
422 in de slagvan Ampbipolis, waaraan
ook Socrates deelnam.
122. Wijze en welsprekende redenaars,
Nestor in het Criekse , Antenor in het
Trojaanse kamp,
123 . Da t verwi je richt Cs ll ic lc s to t
Socrates in Go rg ia s , 4 9 0 c e.v,
124. Charrnides is Plato's oom (efr. de
gelijknamige dialoog}.- Euthydemus is
niet de sofistnaar wie Plato een dialoognoemde, Verder ' shij nie t met zeker -
heid te idenrificcren.
125. Het gymnasium waar Socrates vaak
gesprekken voerde (eft. Euthy -phTD,
Lysis, Euthya.mus).
5/16/2018 Plato Phaedo - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/plato-phaedo-55ab503a6688c 5/50
57-58
INLEIDEND GESPREK
• ( a) ECHECRATES.Was jijzelfbij Socrates, Phaedo, die dag dar hij
in de gevangenis het gif2 dronk? Ofheb je het verhaal van iemandanders gehoord?
PHAEDO. Ik was er zelf,Echecrates.
ECH.Wat heeft de man dan allemaal gezegd voor zijn dood? En
hoe ishijgestorven? Oat zou ik wel graag horen. Want tegenwoor-
dig gaat vrijwel niemand uit Phlius naar Athene, en het is al een
hele tijd geleden dat een reiziger vandaar overkwam die ons
daarover precieze informatie kon geven, (b ) behalve dan dat hij
gestorven isdoor het drinken van gif Voor de rest wistniemand
iets te vertellen.
PH. Hebbenjullie dan ook nicts vernomen (a) over de omstan-
digheden waarin zijn proces verliep?
ECH. Toch wel, daarover kregen we bericht. We waren
verbaasd dat hij pasveel later, toen het proces allang voorbij was,
gestorven 15 3• Hoe kwam dat, Phaedo?
PH. Oat was toeval, Echecrates. Het kwam toevallig zo uit dat
juist de dag voor het proces de achtersteven van het schipdat de
Athenersnaar Delos sturen 4, bekranst was.
ECH. Wat isdat voor een schip?
PH. Het is het schip waarmee, volgens de Atheners, Theseus
eens de befaamde 'zeven parcn' naar Creta overvoer, (b ) en waar-
mee hij hen en zichzelf ook behouden terugbracht. Nu hadden de
Atheners, zowilhet verhaal, aan Apollo beloofddat ze elkjaar een
gezantschap naarDelos zouden sturen, als dejonge mensen het er
Ievend afbrachten. En dat feestgezantschap sturen ze sindsdien
jaarlijks ter ere van de god uit,ook nu nog. En nu ishet in Athene
de gewoonte dat vanaf de eerste dag van de missie, de stad onbe-
zoedeld blijfi:en dat niemand publiekelijk ter dood gebracht wordt,
voordat het schip Delos bereik t heeft en weer terug is. Die reis
neemt somsheel wat tijd in beslag, als de wind verkeerd zit. (c ) Het
5/16/2018 Plato Phaedo - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/plato-phaedo-55ab503a6688c 6/50
I!
256 PHAEDO 58-59 59-60 PHAED 0 257
begin van de reis is het ogenblik dat de priester van Apollo de
achtersteven van het schip bekranst. En dat was, zeals ik zei, precies
de dag voor het proces gebeurd. Daardoor kwam het dat Socrates
zolang in de gevangenis zat tussen zijn proces en zijn dood.
ECH. En hoe ging het b ij zi jn dood zelf , Phaedo? Wat werd
gezegd en gedaan? En welke vrienden waren bij hem? Of lieten de
magistraten niet toe dat iemand aanwezig was, en is hij al leen
gestorven, zonder vrienden? (d )
PH. Helemaal nietl Nee, er waren vrienden, veel zclfs ,
ECH.Wees dan zo goed ons dat alles zo nauwkeurig mogelijk
te vertellen, alsje ten rninste niets anders te doen hebt.
PH. Ikheb t ijd en ik probeer hetjullie te vertellen. Aan Socrates
terugdenken is a lt ijd het liefste wat ik doe, of ik nu over hem
vertel, of een ander over hem hoar spreken,
ECH.Wel, Phaedo, voor je toehoorders is dar ongetwijfeld ook
zooKom, probeer alles zo nauwkeurig mogelijk te vertellen.
PH. (e ) Toen ik daar bij hem was, overviel me echt een
wonderlijk gevoel. Aan de ene kant had ik geen medelijden, dat
men gewoonlijk voelt bij dedood van een trouwe vriend. Want
ik had de indruk, Echecrates, dat hij een gelukkig man was, zoweldoor zijn manier van doen alsdoor zijn woorden. Zo onbevreesd,
zo waardig stierfhij. lk besefte dat hij, zelfsnu hij naar Hades ging,
onder goddelijke bescherrning stond, en dat hij ook bij zijn
aankomst daar, even gelukkig zou zijn als om her-even wie. (a )
Daarom voelde ik nauwelijks enig medelijden, dat toch normaal
zou lijken bij iemand die een rouwscene meemaakt. Maar aan de
andere kant ondervond ik ook niet het genoegen dat er altijdwas
alswe ons inde filosofieverdiepten; onze gesprekken waren name-
li jk van filosofische aard. Nee, er overvie l me een gevoel dat ik
nergens kan onderbrengen, eenongewone mengeling van vreugde
en ook van verdriet, wanneer ik bedacht dat die man daar dadelijk
zou sterven. En alleaanwezigen waren ongeveer in die stemming.
Nu eens lachten ze, da n weer weenden ze, vooral een van ons,
Apollodorus". Je kent de man en zijn manier van doen wel.
ECH. Natuurlijk. (b )
PH. Wel, zo was het met hem gesteld,maar dan heel erg. Maar
ikzelf was ook helernaal van streek, zoals de anderen trouwens.
ECH. En wie waren er dannog bi j, Phaedo?
PH. Uit de stad zelfwaren er Apollodorus, Critobulus met zijn
vader, en ook nog Herrnogenes, Epigenes, Aeschines en Antisthe-
nes; ook Ctesippus uit Paeanie, Menexenus en nog enkele anderen
uit de stad waren daar. Plato was ziek, denk ik", (c)
ECH. En waren er ook mensen van bui ten de stad?
PH. Zeker. Sirnmias uit Thebe, en Cebes en Phaedonides: enuit Megara Euclides en Terpsion", '
ECH. En Aristippus en Cleombrotus", waren die erbij?
PH. Nee, die waren inAegina, zci men.
ECH. En was er nog iemand anders?
PH. Oat waren ze ongeveer, denk ik.
ECH. En zeg eens waarover het gesprek ging.
HET LAATSTE BEZOEK
PH. Ik zal proberenje al les vanafhet begin te vertellen, Je moet
weten dat we ook de voorafgaande dagen (d ) de gewoonte hadden
Socrates geregeld op te zoeken, de anderen en ik, 's Morgens vroeg
kwamen we samen bij het gerechtsgebouw, waar ook het proces
had plaatsgehad. Dat lag namelijk dichr bij de gevangenis. Daar
bleven we elke keer wachten tot de gevangenis openging. We
praatten dan met elkaar, want de deur ging met vroeg open. Maar
zodra ze geopend werd, gingen we bij Socratesbinnen, en meestal
brachten we de hele dag bij hem door. Wel, die keer waren we
nog vroeger samengekomen, want toen we de vorige dag 's avonds
de gevangenis verlieten, (e ) hadden we gehoord dat het schip cit
Delos terug was. We hadden dan ookafgesproken zo vroeg moge-
lijk op onze gewone plaatste zijn. Toen we pasdaar waren, kwam
de portier die gewoonlijk opendeed, naar buiten en hijzei ons te
wachten en niet naar binnen te gaan , voordat hij toestemming zou
geven. 'De Elf9 zijn Socrates de boeien aan het afnemen,' legde bijuit , 'en ze geven hun instructies voor zijn dood, die voor vandaag
is. ' Lang l iet h ij ons nie t wachten: daar was hi j weer en l ie t ons
binnenkomen. We gingen dus binnen (a J en troffen Socrates aan,
die pas van zijnboeien ontdaan was, en ook Xanthippe'Pidie met
5/16/2018 Plato Phaedo - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/plato-phaedo-55ab503a6688c 7/50
25 8 60HAEDO
zijn zoontje naast hem zat;je kent haar wel. Zodra nu Xanthippe
ons zag, began ze luid tejammeren ente klagen, zoals vrouwen
dat kunnen: 'Socrates, dit is de laatste keer dat jij enj e vrienden
met elkaarzullen praten.' Socrates keek naar 'Crito en zei: 'Crito,
laat iernand haar naar huis brengen.'
Enkele mensen van Crito brachten haar weg, terwijl ze
schreeuwde enjammerde. (b ) Socrates ging rechtop op zijnbed zit-
ten, trok een been op en begon ermet de hand over te wrijven.En onder het wrijven zei hij : 'Bl ijkbaar toch een vreemd rung,
vrienden, wat de mensen genot noemen! In wat eenrare verhou-
ding staat het tot wat a 1 s zijn tegendeel doorgaat, de smart. Samen
in een mens aanwezig zijn, willen zemet. Maar alsiemand het ene .
najaagt en vangt, i shet zo geed als zeker dat hi j ook het andere
moet nemen, net alsof het twee dingen zijn die aan een hoofd
vastzitten. Ik denk ook,' (e) ging hij verder, 'dat Aesopus, als hij
eraan gedacht had, er een fubel van gemaakt zou hebben. Hij zeu
verteld hebben dat een god hen tijdens een oorlog met elkaarwilde
verzoenen, en toen hij er met in slaagde, hun hoofden aan elkaar
vastmaakte. Zo komt het dat, alsiemand een vanbeide op bezoek
krijgt, ook de andere later volgt. Die indruk heb ik nu oak. Omdater door de boei pijn in mijn been was, volgtnu blijkbaar het
genot.'
SOC RAT E SAL S DIe H TE R
Cebes onderbrak hem: 'Bij Zeus, Socrates! Goed dat je me eraan
doet denken! (d ) AI meer dan een, weet je, en onlangs neg Eve ': '
nus", heeft mij vragen gesteld over de gedichten rue je'gerrtaakt
hebt: de verhalen van Aesopus en de Apollohymne, diejeeen
metrische vonn ga f Met welke bedoeling heb je, nadatje hi¢f ge-
komen bent, rue toch gemaakt, rerwijl je vroegernooiteen vers-
regel schreef? AIsje er iets aan .gelegenis dat ik Evenus eenant-
woord kan geven, alsh ij er me nog eensnaar vraagt, -en datzalhij doen, dat weet ikzeker! - zegdan wit ik hem rnoetantwoor-
den.'
'Wel, Cebes, zeg hem dan de waarheid, dat ik die verzenniet
gemaakt heb am met hem of zijn gedichten te concurreren, (e )
60-61 PHAEDO 25 9
want ik wistwel dat dat met gemakkelijk was . Ik wilde alleen maar
de juiste betekenis van bepaalde dromen achterhalen, en mijn
geweten geruststellen voor het geval zij me misschien opdroegen
dit kunstgenre te beoefenen. Want die dromen zaten ongeveer zo
in elkaar. Dikwi jl s kreeg ik in de loop van mijn leven dezelfde
droom, die telkens onder een andere vorm hetzelfde zei: 'Socrates,
beoefen de muziek! Produceer!' Nu had ik tot dan toe gemeend
dat deze droom me ertoe aanzette en aanspoorde am te doen watik al deed. (a ) Zoals het publiek de lepers aanmoedigt, dacht ik, zo
spoort die droom ook niij aan om verder te gaanmet wat ik al doe,
namelijk de muziek te beoefenen. Want is de filosofie nie t de
hoogste vorm van die kunst, enbeoefenik die met? Maar nu mijn
proces voorbij was en het feest van Apollo.mijn dood verhinderde,
vond ik het nodig, ingeval de opdracht van de droom soms het
beoefenen van demuziek in de gewone zin van het woord betrof ' ,
met ongehoorzaam te zijn, en de poezie te beoefenen. Het leek me
veiliger, met heen te gaan voordat ik mijn geweten gerustgesteld
had (b ) en zoals de droom het vroeg gedichten te maken, Zo
schreef ik eerst een gedicht ter ere van de god wiens feest her toen
juist was. Maarna rue hymne hesefte ik, dat een dichter ,a ls hi j
werkelijk dichter wi1 zijn, verhalen en geen betogenmoet schrij-
ven, Zelfhen ik geen verteller van verhalen. Daarom heb ik dan
ook maar van de fabelsdie ik b~ de hand had en van buiteri.kende,
die van Aesopus, gedichten gemaakt, de eerste de bestedie me te
binnenvielen. '
'Dat moetje dus aan Evenus zeggen, Cebes, Doe hem de groe-
ten en geefhem de raad me zo snelmogel ijk te volgen , alshij zo
wijs is. (e ) Ik vertrek naar het schijnt vandaag: zo willen de Atheners
het.'
Daarop zei Simmias: 'Wat, Socrates? Zo'naansporing voor
Evenus? Ik heb deman aldikwijls ontmoet.jnaar zoalsik hem ken,
ben ik vrijwelzekerdat hijjeraad zeker met zal volgen, alshet van
hem afhangt!'
'Hoe?' vroeg Socrates. 'Is Evenus dan geen filosoof]"
' Ik denk van wel,' antwoordde Simmias,
5/16/2018 Plato Phaedo - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/plato-phaedo-55ab503a6688c 8/50
260 PHAEDO
HET PROBLEEM VAN DE ZELFDODING
'Dan zal hij erwei voor te vinden zijn, Evenus evengoed al s ieder
ander dieop dejuistemanier am filosofiedoet. Wellicht zalhijniet
de hand aanzichzelf slaan, want dat is ongeoorloofd, zegt men.'
Terwijl hij dat zei, liet hij zijnbenen op de grond zakken. (d ) In
die zittende houding voerde hij de rest van het gesprek.
Cebes vroeghem: 'Hoe bedoelje dat, Socrates?Je zegt dat hetniet geoorloofd is geweld te plegen regen zichzelf, maar dat de
filosoof toch bereid is iemand die sterftte volgen.'
'Maar Cebes!Hebbenjij enSirnmias, leerlingenvan Philolaus",
daar nooit over gehoord?'
'Toch niets duidelijks, Socrates.'
'Eigenlijk heb ook ik het alleenmaar vanhoren zeggen. Toch
heb ik er geen bezwaar tegen, jullie te zeggen wat ik vernomen
heb.En rnisschienisiemand die op het punt staatde .reisnaar gin,ds
te ondernemen, (e) wei de rneest aangewezenman om eenonder-
zoek te wijden aan ons verblijf in de andere wereld, en om te
£mtaserenover de voorstellingdiewe ons daarvanmaken. Ja, wat
zoumen ook anders kunnen doen vannu tot zonsondergang'Y'
'Op grond waarvan, Socrates, kan men dan wel beweren dat
zelfdoding niet geoorloofd is? In verhand met je vraag heb ik
inderdaad destijds Philolaus, toen die bij ons verbleef, en ook
anderen horenbeweren, dat het met mag. Maar iets duidelijksheb
ik daarover nog nooit van iemand te horen gekregen.' (a )
'Toch moet je demoed nietopgeven,' zei hij. 'Misschien krijg
je het nog te horen. Wel zulje het vermoedelijk vreernd vinden
datditdeenige tegel zou zijnwaarop geen uitzonderingen bestaan,
endat het, in tegenstellingtot de andere terreinen, hier nooit voor-
komt dat soms envoor somrnigenstervenbeter isdan leven, Maar
je vindt het wellicht wei merkwaardigdat ook voor wie de dood
beter is,het verkeerd is zichzelfdie weldaadte bewijzen en dat hij
op eenandere weldoener moet wachcen",'
Cebes lachtezachten zei,in zijneigendialect:'Goeie god. tochl'
'Inderdaad,' hernam Socrates, (b ) 'zo gesteld kan het welon-
redelijk lijken. En toch is ermisschienwei iets voor te zeggen. Nu
isde leer die daarover in demysterieswordt verkondigd - dat wij
61-62 62-63 PHAEDO 261
mensen ons in eensoort gevangenisbevinden, waaruit we ODS niet
mogen bevrijden en niet mogen weglopen -, volgens rnij nogal
zwaarwichtig enmet gemakkelijk te begrijpen. Maar, Cebes, dat
beletmet dat het volgende, volgens rnij, eengelukkige formule is:
de goden dragen zorg voor ons en wij, mensen, behoren tot de
kudde die eigendom isvan de goden. Vind je dat ook niet?'
'Jawel,' stemde Cebes in.
'En,' ginghij verder, (c) 'als eendier vanjouw veestapelzichzelfzou doden, zonder dat jij had te kennen gegeven datje zijndood
wilde, zou je er dan niet boos op zijn, en het straffen als dat
mogelijk was?'
'Zeker,' zei Cebes, ,
'In deze zin ishet dan rnisschienook met onredelijk te zeggen
dat men zichzelfniet magdoden, voordat god eensoort noodzaak
op hem afstuurt, zoals die ons nu overkomt.'
HOUDING VAN DE wrJSGEER TEGENOVER DE DOOD
']a, dat lijktwel redelijk,' zeiCebes, 'Maar watje daamet zei", dat
filosofengraagbereid zouden.zijnte stcrven, dat lijkt wei vreernd,
Socrates, (d ) als tenminste onzebewering vanzojuist" aanvaardbaar
is, alsgod voor ons zorgt enwij zijnkudde zijn, Want dat juist de
verstandigste mensen het niet erg vinden een betrekking op te
geven, waarin zij in dienst staanvan de beste rneesters die er zijn,
de goden, dat is toch niet redelijk, Ze zullen zich toch met
inbeelden dat zijzelf,eenmaal op vrije voeten, beter voor zichzelf
zullen zorgen. Nee, enkeI een onverstandig mens zalmisschien
geloven dat hij van zijn meester moet weglopen; (e ) rnisschien
besefihij niet dathij eengeed rneestermet mag ontvluchten, maar
dat hij zolang mogelijk bij hem moet blijven. Daarorn lOU zijn
vlucht ook onredelijk zijn. Maar wie verstandig is, zal toch wei
altijdin het gezelschapwillenzijnvanwiebeteris danhijzelf Wel,
Socrates,zo bekeken is het tegendeel vanwat we daarnet zeiden'"
waarschijnlijk: het past dat verstandige mensen tegen de dood in
opstand komen endat dedomme er zich over verheugen.'
Terwijl Socrates daar zat te luisteren, had ik de indruk dat het
hemgenoegen deed (a ) dat Cebes de zaak zo ernstig opnam. Hij
5/16/2018 Plato Phaedo - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/plato-phaedo-55ab503a6688c 9/50
262 63HAEDO
keeknaar ons en zei: 'Die Cebes spoor t altijd maar argumen ten opl
En hij is erniet voor te vinden om zornaar meteen aan te nemen
wat i emand zegt. '
Toen zei Sirnmias: Ja maar, Socrates, ditkeer denk ik ook dat
er wel iets in Cebes' bewering zit. Want waarom zouden echt
wi jze mensen meesters wil len ontv luchten die beterzi jn dan z ij ze lf ,
en waarom zouden ze zich lich tzinn ig van hen ontdoen? Ook denk
ik dat Cebes zijn argumenten tegen jou richt, omdat jij er zo
gernakkelijk in berust dat je ons en die goede leiders, (b ) die
volgen s jou de goden toch zijn, moet verlaten .'
J ul li e opmerkingen z ijn t erecht ,' gaf Socrat es toe, 'Ik denk dat
jul li e bedoe len dat ikme daartegen moet verdedigen, als stond ik
voor een rcchtbank.'
'Absoluut,' bevestigde Simmias.
'Komaan dan ,' zei h ij. 'Laat ik proberen me tegenover jullie met
meer overtuigingskracht te verdedigen, dan tegenover mijn
rechters. Want, S immias en Cebes, als ik nie t dacht dat ik eerst bij
andere wijze en goede goden zou komen, en later ook bij over-
leden mensen die beter zijn dan de mensen hier, dan zou het ver-
keerd zijn met tegen mijn dood in opstand te komen. Maar julliemoeten weten dat - ik nu hoop bij goede rnen sen terecht te komen ,
al ben ikdaar niet helemaalzekervan, Maardat ik terechtkom bij
goden dieoprech t goede meester s zijn, wees ervart overtuigd dat
ik op dat gebied niets met meer over tu iging bevestig; ik heb dan
ook niet langer die redenen om me over mijn dood te ergeren. Ik
heb goede hoop dat ervoor de overledenen nog iets is en dan-dar,
zoals de oude mythe het leert,veel beter isvoor de goede mensen
dan voor de slechte.'
'Z eg eens, Socrates,' zei Simmias, 'b en je van p lan heen te gaan
en die overtu iging voo r jezelf te houden, o f z ul j e ze met o ris delen?
(d ) Volgeris mij is dat ook voor ons een weldaad". En terze lfde rt ij d
is dat jouw verdediging, alsje ons overtuigtvan watje beweert_'
'Goed, ik zal het pr oberen ,' zei Socrates. 'Maar Iaten We eerst
eens zien wat Crito h ier b lijkbaaral een hele tijd wil zeggen.'
'Wat ik t ezeggen heb, Socra tes? ' vroeg Cri to . 'Niet s andersdan
wat de man die je 'het gif gaat geven me al een hele tijd zegt, dat
63-64 263HAEDO
ikje moet vragen zo weinig mogelijk te praten. Hij beweert dat
men door dat praten te verhit geraakt, en dat men dat moet
vermijden als men gif toedient. Mensen die er zo aan toe zijn (e )
moeten soms twee o f zelfs d rie keer drinken.'
Daaropzei Socrates: 'Laat hem zeggen! Hij moet zich aileen
maar met zijn eigen .zaken bemoeien en genoeg klaarmaken om me
twee, en a ls dat nodig is drie dosissen te geven.'
'Ik wist wei dat je zoiets zou zeggen,' zei Crito. 'Maar de manvalt me al een hele tijd lastig.'
'Laar hem praten,' zei h ij. 'Voor jullie, mijn rechters, wil ik nu
aantonen dat de man die zijn leven waarlijk in de filosofie heefi
doorgebracht, natuurlijk gemst .is op het ogenblik dat hij gaat
sterven, (a J en dat hij er goede hoop op heeft na zijn dood ginds
de grootste weldaden te vinden. Hoe dat mogelijk is, Simmias en
Cebes , zal ik j e trachten te verklaren .
Wellicht weten de anderen het niet, maar iedereen die zich op
de juiste marrier op de f ilo so fie toelegt, is alleen maar bezig met
sterv en en dood z ijn . Als dat zo is, zou het toch vreemd zijn, als
ze zich heel hun lev en lang u itsluitend daarmee bezighielden, en
zich dan wanneer de dood daar is, zouden ergeren over hetgeen
ze sinds lang enthousiast beoefenen.'
Simmias begon te Iachen en zei: 'Bij Zeus, (b ) Socra tes, een
ogenb lik geleden was ik met zoin een stemming om te .lachen,
maar jij hebt me aan het lachen gebracht. Ik stel me voor dat de
gewone mens en, die dat horen, het een goede omschrijving van
de filosofie zullen vinden en dat de mensen bij ons inThebe het
volkomen ermee eens zullen zijn: r nensen die zich met de filosofie
bezighouden zoeken de dood". En zebese ffen hee l goed dat ze de
dood verdienen."
'En ze zouden gelijk hebben ook, Simmias, behalve voor het
punt van het heel goed beseffen. Want de massa beseftniet in
welke zin de ware filosoof de dood zoekt, in welke zin hij de dood
verdient, en wat voor dood dat is. Laten we ons niet storen aan de
man in de straat,en alleen met elk aar pr aten_ (c ) Denken we dat er
i et s a ls de dood best aa t? '
'Zeer zeker ,' antwoordde Simrnias,
5/16/2018 Plato Phaedo - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/plato-phaedo-55ab503a6688c 10/50
264 64-65HAEDO
DE DOOD IS DE BEVRIJDING VAN DE ZIEL
UIT HET LICHAAM
'En dat hij niets anders is dan het vertrek van de ziel uit het
lichaam? En dat dood zijn betekent dat het lichaam los van de
ziel, aileen op zichzelf bestaat, en dat de ziel, los van het
lichaam, aileen op zichzelfbestaat? K a n de dood iets anders zijn
clan dit?''Nee, aileen dit, ' gafhij toe.
'Gadan eens na, mijn beste, ofje het ook over het volgende met
mij eens bent; ik denk dat we het voorwerp van ons onderzoek
beter begrijpen, (d J als we hiervan uitgaan. Geloof j ij dat een
filosoof zich moet druk maken om de zogenaamde genietingen als
eten en drinken?'
'Zeker met, Socrates,' zei Simmias.
'En om seksueel genot?'
'Helemaal niet.'
'En dan de andere zorgen voor het lichaam. Denkjij dat zon
man er veel waarde aan hecht? Ik denk aan het bezit van uitzonder-
li jkekleren of schoenen. Ook aan andere dingen die het lichaam
mooi maken. Denk je dat hij daar waarde aan hecht of erop
neerkijkt, als het nietabsoluut noodzakelijk is er iets van te
hebben?' (e) .
'Ik denk dat hij erop 'neerkijkr.' zei hij, 'als hij ten minste een
echte filosoof is.'
'En denk je niet dat zo'n man zich in het algemeen niet
bekornmert om zijn lichaam, maar erzoveel mogelijk afstand van
neemt, en zich op de ziel richt?'
'Dat denk ik.'
'Is het dan vooreerst met in die gevallen duidelijk dat de filosoof,
meer dan de anderen, (a) deziel zoveel mogelijk losmaakt uit .de
vereniging met het lichaam?'
'Blijkbaar weI.'
'En de meeste mensen zullen wel denken, Simmias, dat voor
iemand die geen enkele van de genoegens smaakt, het leven niet
de moeite waard is. En dat iemand die niets geeft om lichamelijke
genoegens, almet een voet in het gnf staat.'
65 PHAEDO 265
'Daarin heb je beslist gelijk.'
'En hoe is het nu met het verwerven zelf van het inzicht? Ishet
lichaam, alsje het aan het onderzoek bat deelnemen, hinderlijk of
met? Ik bedoel ongeveer het volgende. (b ) Bezitten gezicht of ge-
hoor cnige waarheid voor de mens, of ishet zoals zelfs de dichters
daarover voortdurend zeuren", dat we niets precies horen of zien?
En als deze lichamelijke waamemingen nog niet nauwkeurig of
betrouwbaar zijn, dan zullen de andere het nog minder zijn. Wantal de an-dere zijn toch wel minder waard, Denk je dat ook met?'
'Zeker.'·
'Wanneer,' vroeg Socrates, 'bereikr de ziel dan de waarheid?
Want als ze samen met het lichaam iets probeert te onderzoeken,
wordt ze blijkbaar door het lichaam bedrogen.' (c)
'Dat is waar.'
'Als ergens iets van de werkelijkheid voor haar duidelijk wordt,
is het dan nict in her denken?'
'Zeker.'
'En denken doet de zieltoch wel het best, wanneer ze door niets
gestoord wordt, noch door het gehoor, noch door het gezicht,
noch door smart, noch door enig genot, maar wanneer ze zoveel
mogelijk aIleen op zichzelf staat en het lichaam links Iaatliggen, en
wanneer ze, bij het streven naar de werkelijkheid, zoveel mogelijk
elke gerneenschap, elk contact met het lichaam vennijdt'.
'Zo is het.'
'Heeft de ziel van de filosoof dan ook in dit geval niet (d J de
grootste minachting voor het lichaam en ontvlucht ze het niet, en
probeert ze niet alleen op zichzelf te staan?'
'Dat is evident.'
'En nu de volgende vraag, Simmias, Bestaat er volgens ons iets
als het rechtvaardige op zichzelf", of niet?'
'Volgens ons wel, bij Zeus!'
'En ook her mooie en het goede?'
'Natuurlijk.'
'En heb je al ooit zoiets rnet je ogen gezien?'
'Zeker met,' gafhij toe.
'En heb je al een van die dingen gevat met een andere licha-
5/16/2018 Plato Phaedo - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/plato-phaedo-55ab503a6688c 11/50
266 PHAEDO 65-66
melijke waamerningv? En hier bedoel ik de dingen in de ruirnste
z in, zoals grootte, gezondheid, kracht, in een woord, het wezen
van alles zonder uitzondering, (e ) wat ieder ding afzonderlijk is.
Word t hun diepste werkeli jkheid via het l ichaam waargenomen?
Of is het zo dat hij die zich het best en nauwkeurigst heeft
voorbereid op het doorgronden van wat hij telkens onderzoekt,
ook het d ichtst de kennis daarvan zal benaderen? '
'Ongetwijfeld. ''En wie zal da n het zuiverste resultaat bereiken? Toch wel hij
d ie zoveel mogeli jk alleen met de gedachten op elk element afgaat,
zonder bij het denken een beroep te doen op het gezicht,zonder
bij het redeneren er een andere gewaarwording bij te betrekken ..
(a ) Hij dus die louter en alleen met de hulp van de gedachte de
loutere werkelijkheid op zichzel£ van elk element probeert na te
jagen, zoveel moge lijk bevrijd van zijn ogen en oren, kortom van
heel zijn lichaam. Hij weet immers dat het lichaam, als dat ook
meespeelt, de zie l verstoort en ze verhindert waarheid en kennis
te verwerven. Zeg eens, Simmias , a ls iemand tot de werkel ijkheid
doordringt, zal het dan niet die man zijn?'
'Het is absoluut waar, watjij zegt, Socrates,' zei Simmias,
' Is het dan niet onverrnijdelijk, (b ) datals gevolg van al deze
overwegingen, echte f ilosofen tot de volgende overtuiging komen,
d ie ze dan ook onder elkaar a ls volgt ui tspr eken: "Well icht bestaa t
er zoiets als een zijpad om ons op het rechte spoor te brengen.
Want we zullen nooit helemaal het voorwerp van ons verlangen
bereiken, zolang we ons lichaarn hebben en onze ziel met zo'n
kwaad bezoedeld is. En dat voorwerp noemen we de waarheid.
Het lichaam is voor ons inderdaad de oorzaak van duizenden
bekornmcrnissen vanwege de voeding die het nodig heefi. (c ) En
als oo it z iektesons overval len, belemmeren die weer onze jacht 9P
de werkelijkheid. Daarbij vult het lichaam ons zo met har tstochten,
verlangens, angsten, met allerlei waanvoorstellingenen allerlei
onzin, dat het absoluur waar is dat het ons geen ogenblik de kans
gunt om over wat dan ook na te denken, zoals ze dat zeggen. Want
oorlogen, revo lut ies, gevech ten, het i sa llemaal enkel en alleenaan
het lichaam en zijn begeerten te wijten. Want alle oorlcgen
66-67 267HAEDO
ontstaan om het geld, en we worden gedwongen geld te verwerven
(d J door ons l ichaam, dat voor zijn verzorg ing slavend iens t van ons
eist. Om al die redenen is het door het lichaam dat we geen tijd
vinden voor de filosofie. En het ergste is nog dat, als het lichaam
ons een tijd gunt, en we oyer iets gaan nadenken, het telkens weer
in dat onderzoek tussenkomt, onrust en verwarring veroorzaakt en
ons zo uit de koers slaat, dat we door zijn toedoen de waarheid niet
kunnen waamemen. Nee, het is werke lijk bewezen dat, alswe ooitzuivere kennis willen bezitten, we ons van het lichaam moeten
ontdoen en met de zie l zelf de dingen zel f moeten beschouwen, (e )
Datgene waarnaar we verlangen en waarop we beweren verliefd
te zijn, het inzicht, zal ons blijkbaar pas dan te beurt vallen, wan- .
neer we gestorven zijn en met t ijdens ons leven; onze u iteenzet ting
toont da t aan, Want als het met rnogelijk is samen met het lichaam
zuivere kennis te verwerven, dan is het een van beide: ofwel is
kennis nergens te verkrijgen, ofwel pas na de dood. Want dan, en
niet eerder, zal de ziel aileen op zichzelf staan, (a ) los van het
lichaam. En zolang we Ieven, zullen we blijkbaar die kennis het
dich tst benaderen, wanneer we zomin mogel ijk con tact en omgang
met het lichaam hebben, behalve als het absoluut noodzakelijk is,
en wanneer we ons niet Iaten besmetten door zijn aard, maar ons
zuiver houden tot op het ogenblik dat god zelf ons ervan verlost.
Als we zo gezuiverd en van de dwaasheid van het lichaam bevrijd
zijn, zullen we vermoedelijk in het gezelschap van soortgelijke
wezens verkeren, en zullen we door onszel fheel de zuivere werke-
lijkheid kennen; vermoedelijk is dat de waarheid. (b ) Want wat niet
zuiver is, mag niet met het zuivere in aanraking kornen!" Zo
Simmias, zullen mensen die echt naar kennis ver langen, volgens rnij
onverrnijdelijk denkenen met elkaar spreken. Denk jij dat ook
niet?'
'Dat denk ik zeker, Socra tes. '
BET LEVEN VAN DE FILOSOOF IS EEN
VOORBEREIDING OP DE DOOD
'WeI, vriend, ' ging Socrates verder, 'als dat waar is, heb ik ook veel
hoop dat ik, wanneer ik aankom op de plaats waarheen ik op weg
5/16/2018 Plato Phaedo - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/plato-phaedo-55ab503a6688c 12/50
268 PHAEDO
ben, daar, meer dan waarook, helemaal bereik waarvoor ik me in
mijn voo rbije leven zo ingezet h eb ". Met goede hoop ondemeem
ik dan ook de reis die mij nu opgelegd wordt. (c ) En dit geldt ook
voor ieder ander die ervan overtuigd is dat zijn geest gereed en zo
goed al s geloute rd i s.'
' Zeer zeker ,' anrwoordde S imrnias,
'En houdt de loutering niet in, wat ook al in de oude traditie
wordt beweerd": de ziel zoveel mogelijk van het lichaarn af te
zonderen, haar eraan te gewennen zich uit aile hoeken van het
lichaam bij zichzelf te ver zar nelen en te concen treren, en zowel nu
als later zoveel mogelijk aileen op zichzelf te wonen, (d ) als het
ware uit de boeien van het lichaar n bevr ijd ?'
'Zeker,' zei hij.
'En noemen we dat niet de deed , d e scheiding en de bev rijding
van de ziel uit h et lich aam?'
'Zeker,' zeihij.
'En de ziel vrijmaken , zeggen we, is voor al en zelf s uitslu itend
de betrachting van de ware f ilo so fen. Ze oef enen er zich ju ist in de
ziel te bevrijden en af te zonderen van het lichaam. I s het niet zo?'
'Blijkbaar wel.'
'Wel, zou het dan niet belachelijk zijn, zoalsik in het begin al
zei2G , als iemand zich tijd ens zijn leven inspan r om de toestand van
de dood zo dicht mogelijk te benader en (e) en z ich dan erger t, al s
het uur van de dood voor hem gekomen is?'
'Belachelijk, inderdaad.'
'Wel, Simmias, ware filosofen oefenen zich dan ook werkelijk
in het sterven; en minder dan voor wie ook, is voor hen de dood
een verschrikking. Bekijk het eens op deze manier. In aile ap-
zichten liggen zij met hun lichaarn overhoop: ze verlangen er naar
een ziel te hebben die op zichzelf staat. Indien dat waar is, zou het
toch erg inconsequent zijn, als ze op het ogenblik dat hun wens in
vervulling gaat, vrees toonden en zich ergerden, als ze niet vol
vreugde naar de plaats gingen waar ze bijhun aankomst hopen te
krijgen (a) wat ze hun leven lang verlangd hebben ~ en dat was
inzicht ~ en waar ze bevrijd zijn van de gezel met wie ze over hoop
lagen? Bij de dood van hun menselijke geliefden, een geliefde
67-68 68 PHAEDO 26 9
jongen, een vrouw, een zoon, zijn al vee l mens en bereid gewees t
naar Hades te gaan. Ze warden gedreven door de hoop dat ze daar
zullen zien naar wie ze verlangen en dat ze met hen sarnen zuilen
zijn27. En iernand die werkelijk verliefd is op inzicht, iern and die
z ich s te rk aan de hoop heeft vas tgekla rnpt dat hij dar nergens anders
behoorlijk zal aantreffen dan in de Hades, (b ) zou die het erg
vinden dat hij stern? Zou die niet opgeluch t daarheen gaan? Nee,
dat is n iet te geloven, mijn beste, als hij ten minste ech teen filosoof
is. Hij zal er dan toch sterk van overtuigd zijn dat hij nergens
anders het inzicht zuiver zal aantreffen dan daar. En als dar zo is,
zou het dan, zoals ik daamet zei28, geen erge inconsequenti e z ijn,
als zo iemand de dood zou vrezen?'
'Inderdaad , een erge, b ij Zeus!' zei Simmias.
DE ECHTE EN DE ONECHTE DeUGD
'En, Sirnmias, als j e ziet dat een mens in opstand komt op het
ogenblik van zijn dood , is dat dan voor jou geen duidelijk bewijs
dat die man b lijkbaar geen wijsger ig e, maar een soort lichaarn s-
ger ige was29? (c ) En tevens zal hij ook wel een ge1dgierige of een
eergier ige z ijn, of mis schien wel beide .'
'Zeker,' zei hij. 'Het is zoals je zegt.'
'Wel, S imrnias, pas t b ij mensen die zo' n l evenshouding bez it ten
n iet het meest wat wij dapperheid noemen?'
'Onge twijfeld we l, ' zei hij.
'En de zelfb eheersing, zeals de meeste mensen die begrijp en ~
zich niet door begeerten laten opjagen, maar er onverschillig en
sober tegenover b lijv en ~ hoo rt die ook niet alleen b ij d eze mens en
die het meest onverschillig staan tegenover het lichaam en die
filosofisch leven?' (d )
'Onverrni jdel ijk, ' zei hij.
:. r e zu lt inderdaad zien dat de dapperheid en de zelfbeheersing
van de anderen onlogisch zijn, als j e er over nadenk t.''Hoe dan, Socrates? '
' Je wee t toch wel, ' antwoordde hij, 'dat alle anderen de dood
a ls een van de grote rarnpen beschouwen?'
'Heel zeker,' zei hij.
5/16/2018 Plato Phaedo - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/plato-phaedo-55ab503a6688c 13/50
270 PHAEDO 68-69
'En a 1 s de moedigen onder hen tach de dood rrotseren, doen ze
het dan niet uit vrees voor nog grotere rampen?'
'Zo is het.'
'Dan zijn ze toch allemaal moedig omdat ze bang zijn, uit
schrik, behalve de filosofen. Nu is het toch weI onlogisch dat
iemand uit schrik, uit lafheid, moedig is!'
'Heel zeker.' (e)
'En zijn de mensen met zelfbeheersing niet in hetzelfde geval?
Is die niec het gevolg van een soort onbeheerstheid? Zeker, we
beweren dat zulksonmogelijk is. Toch iser iets van dien aard met
hun naieve zelfbeheersing aan de hand. Ze onthouden zich van
bepaalde genoegens, omdat ze hunkeren naar andere, en bang zijn
die te missen. Ze onthouden zich van de ene, omdat ze zich niet
kunnen verzetten tegen de andere. (a ) En toch noemen zij onbe-
heerstheid zich door zijn genoegens laten beheersen. Maar bij hen
ishet zo, dat zij bepaalde genoegens de baas blijven door de slaaf
te worden van andere. Wel, dat Iijkt sterk op wat we zojuist
zeiden, dat ze in zekere zin zeltbeheersing bezitten als gevolg van
hun onbeheerstheid.'
'Zo lijkt het inderdaad.'
'Mijn beste Simmias, ik vrees dat die ruil van genoegens regen
genoegens, pijnen tegen pijnen, angst tegen angst, groot tegen
klein, a ls bij munten, niet dejuiste manier isom tot deugd te ko-
men. Er ismaar een juiste munt waartegen men dit allesmoet rui-
len, (b ) en dat is inzicht. Als al ons kopen enverkopen tot inzicht
leidt en met inzicht gebeurt, dan kan dat wel echte dapperheid en
zelfbeheersingen rechtvaardigheid zijn. Kortom, de ware deugd
gaat met inzicht gepaard, om het even of er genot, angsten, 'en alle
andere dingen van dien aard aan toegevoegd of ervan atgerrokken
worden"; Maar als die dingen los van enig 'inzicht tegenelkaat
ingeruild worden, dan is zo'n deugdvvrees ik, maar een schijn-
deugd'", echt ietsvoor slaven, zonder iets goeds of waarachtigs.De
waarheid zaler in feite in bestaan zich van al die dingen tezui-
veren; (c ) zeltbeheersing, rechtvaardigheid, dapperheid, ja, inzicht
zelf zal weleen soort zuivering zijn. De kans is groot dat de
mensen die bij ons de mysteries ingevoerd hebben, niet de eersten
69-70 PHAEDO 271
de besten waren, maar dat er inhun oude raadseltaal waarheid
schuilr, Ze zeggen dat wie zonder voorinwijding of inwijding in
de Hades komt, er in de Modderpoel zal Iiggerr"; maar wie
gezuiverd en ingewijd is, zal bij zijn aankomst met de goden
sarnenwoncn. Want er zijn, zoals de voorgangers van de mysteries
het zeggen, "veel narthexdragers maar weinig Bacchanten". (d ) En
deze laatsten zi jn vol gens mij geen anderen dan die zich echt op
de filosofie toegelegd hebben. WeI, tijdens rnijn leven heb ik niets
verwaarloosd om in de mate van het mogelijke een van hen tezijn;
integendeel, ik heb me met aIlemiddelen daarvoor ingezet. Of ik
me op de juiste manier ingezet heben resultaat behaald heb, dat
zal ik, als god het wil, met zekerheid weten als ik ginds aankom;
en dat zal wel zeer spoedig zijn, denk ik. Dat is dan mijn verdedi-
ging, Simmias en Cebes, omjullie aan te tonen dat ik goede rede-
nen heb am niet boos of opstandig te zi jn op het ogenblik dat ik
jullie en rnijn aardse meesters verlaat. Ik ben er immers van
overtuigd dat ik ook ginds, (e ) evenzeer als mer, goede meesters en
vrienden zal aantreffen, maar de meeste mensen geloven dat niet.
Als ik nu met mijn verdedigirtg jullie beter heb kunnen ovettuigen
dan de Atheense rechters, dan ishet goed. '
EERSTE BEW1JS VAN DE ONSTE.RFEL1JKHElD
HET ONTSTAAN VAN TEGENDELEN
Toen Socrates dat gezegd had, nam Cebes het woord en zei: 'So-
crates, je hebt volgens mij op alle punten voortteffelijk gesproken,
(a ) maar watje over de ziel zegt, roept bij de mensen grate twijfels
Op33.Zij vrezen dat de ziel, wanneer ze van het lichaam bevrijd
wordt, nergens meer bestaat, maar dat ze omkomt en vergaat op
de dag waarop de mens stem. Zodra ze van het lichaarn gescheiden
wordt en emit weggaat, verspreidt ze zichals adem en rook; ze
vervliegt en is nergens meet. Als de ziel ergenszou bestaan, aileen
op zichzelf geconcentreerd en vrij van de kwalen die je zojuisr"
over-liep, dan zou er een sterke enrnooie hoop besraan, (b ) Socrates,
dat jou w beweringen waar zijn. Maar juist dit vraagt wel1icht heel
wat overredingskracht: doen geloven dat de ziel van de mens na
zijn dood voortbestaat en nog een zekere kracht en kennis bezit.'
5/16/2018 Plato Phaedo - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/plato-phaedo-55ab503a6688c 14/50
272 PHAEDO 70-71
'Dat is waar, Cebes,' ze i Socrates. 'Maar wat moeten we doen?
Wil je dat we over dat onderwerp verder praten om te zien ofhet
waar schi jnl ijk zo is of n ie t? '
'Ik zou alleszins graag jouw mening daarover vernemen,'
antwoordde Cebes.
'In elk geval denk ik,' zei Socrates, 'dat niemand die me nu
hoort, (c ) zel fs niet een b li jspeldich terf zou zeggen dat ikmaar wat
k le ts en dat ik spreek over dingen die me niets aangaan . A1 s je hetdus goed vindt, moeten we de zaak grondig onderzoeken.
Laten we deze zaak ongeveer op de vo lgende manier beki jken:
bestaan de z ielen vande overleden mens en bij Hades, of niet? Een
oude lee26, die we ons herinneren, zegt dat de zielen die van hier
komen, daa r bestaan en dat ze ook hier terugkeren en uit de doden
geboren worden. En a ls dat zo is~ 'alsde levenden opnieuw geboren
wordenuit de doden, (d ) dan kan het toch wel niet anders, of onze,
z ie len moeten daar bes taan? Ze konden toch niet opn ieuw geboren
worden, als ze niet bestonden! Een afdoend bewijs zouden we
hebben, als het werkelijk duidelijk vaststond dat de Ievenden
nergens anders ui t on ts taan dan ui t de doden. Als dat n ier vaststaa t,
is er een ander argument no dig. '
'Zeker, ' zei Cebes.
'WeI,' hernam hij, 'als je het gemakkelijker wil begrijpen,
beperk danje onderzoekniet tot de mens, maar betrek er oak aile
dieren en planten bij, kortom, ailes wat ontstaat. En laten we dan
nagaan of bij al deze wezens het ontstaan niet op de voIgende
marrier gebeurt: (e) tegendelen ontstaan alleen uit hun regendelen,
voorzover die er zijn, zoals bijvoorbeeld het mooie weI het
tegenovergestelde van het lel ijke is, het rechtvaard ige van het 00-
rech tvaardige ,en zoals dat natuurl ijk in du izenden andere gevallen
besta at, La ten we dus onderzoeken ofhet noodzakelijk zo is, dat
alles wat een tegendeel heeft, aileen maar uit dat tegendeel kan
ontstaan. Een voorbeeld: als iets groter wordt, danis het toch wel
noodzakel ijk dat het eerst kleiner was en dan gro ter word t? '
'Ja.'
'En als i ets kle iner wordt, zal het dan niet uit iets wat groter was,
(a J later kleiner worden?'
71 27 3HAEDO
'Zo is het .'
'En natuurlijk ontstaat uit het sterke he t zwakke en uit het trage
het snelle.'
'Zeker.'
'En als iets sIechter wordt, dan is het toch uit iets wat beter was;
en als iets rechtvaardiger wordt, dan was het onrechtvaardiger. '
'Natuurlijk. '
'Dus staat dit reeds voldoende vast, dat alles op deze marrier
ontstaat: het tegengestelde ontstaat uit het tegengestelde.'
'Precies.'
'N u nag wat anders. Houdt dat oak niet in dat er tussen elk paar
tegengestelden ook twee vonnen van ontstaan zijn: (b ) van het ene
naar het andere, maar ook van het andere weer naar het ene?
Tussen het grotere en het kleinere iser toeneming en afueming,
zodat we van het ene zeggen dat het toeneemt, van het andere dat
het afneemt.'
'Zeker.'
'En geldt dit oak niet voor ontbind ing en samens te ll ing , voor
koud worden en warm worden en evenzeer voor alles, ook al
hebben we er niet altijd namen voor? Infeite is he t toch onvermij-
delijk en overa l zo, dat die dingen uit elkaar ontstaan en dat ze in
elkaar overgaan?'
' Inderdaad, ' antwoordde hi j.
'En dan,' zci hij, (c) 'Heef t . leven ook een tegenovergestelde,
zoals s lapen het tegenovergestelde is van wakker zijn? '
'Zeer zeker.'
'Wat dan?'
'Dood zijn, ' zei hi j.
'Ontstaan deze twee dan ook niet uit elkaar, als ze toch
tegengeste lden zijn? En is er tussen beide, omdat het twee dingen
zijn, niet een dubbel wordingsproces?'
'Hoe kan het anders? '
'Zojuist noemde ik je twee paren op. In verb and met eendaarvan zaI ik je het paar zelf enzijn dubbel ontstaansproces
noemen. Jij bespreekt dan het andere. Ik heb het over slapen en
wakker zijn: uit het slap en ontstaat het wakker zijn en uit het
5/16/2018 Plato Phaedo - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/plato-phaedo-55ab503a6688c 15/50
27 4 PHAEDO
wakker zijnhet slapen; (d ) enhun overgangsprocesisvoor het ene
het inslapen, voor het ander het ontwaken. Is dit voor jou vol-
doende, of niet?'
'ZekeL'
'Spreek jij me nu op dezelfde manier over leven en dood. Je
beweert toch dat dood zijnhet tegenovergestelde is van leven?'
'Dat doe ik.'
'En ook dat zijuit elkaar ontstaan?''Zeker'.
'Wat ontstaat dus uit het levende?'
'Hetdode.'
'En wat uit het dode?'
'Men moet onverrnijdelijk toegeven dat het het levende is,'
'Uir de dode dingen ontstaandus de levende dingen en de
levende mensen, Cebes?' (e )
'Blijkbaar,' gaf deze toe.
'Dan besraandus onze zielenbij Hades.'
'Dat lijkr wel zo.'
'En vande twee overgangsprOcessendie we hier hebben, is een
tochwel duidelijk. Want het sterven is toch duidelijk, of niet?'
'Zeker.'
'Maar watnu?Moeten we daartegenover niet het tegenoverge-
stelde ontstaansproces plaatsen? Of gaat de natuur op dit punt
mank? Of ishet noodzakelijk tegenover het sterven het tegenge-
stelde ontstaansproces te plaatsen?'
'Dat istoch heel normaal,' zei hij.
'Welk dan?'
'Het herleven.'
'Wel,' zei Socrates, 'als herleven dus bestaat, zou dat herleven
danniet het ontstaansprocesvan de doden naar de levenden zijn?'
(a)
'Zeer zeker.'
'Ook langsdeze weg dus zijn we het erover eens dat de
levenden evenzeeruit de doden ontstaan zijn, als de doden uirde
levenden. Wel, als ditzo is, dan is het ook, zoals we vroeger
vonden", een afdoend bewijs van de stelling dat de zielen van de
71-72 72 27 5HAEDO
overledenen onvermijdelijk ergens moeten bestaan, vanwaar ze
juist weer tot leven komen.'
'la, Socrates, ik denk dat dit noodzakelijk uit onze vroegere
conclusies voortvloeit.'
'En op devolgendemanier kunj e zien, Cebes, dat we helemaal
geen ongelijk hadden dit te concluderen, denk ik.Want veronder-
steleensdat er geen voortdurende onderlinge uirwisselingbestond
tussende dingen die ontstaan, (b ) zoalseen soort kringloop, maardat het ontstaan eensoortrechte lijn volgde die alleenvan het ene
tegengestelde naar het andere ging, zonder zichook in tegenover-
gestelde richting te buigen naar het eerste, en zonder de tweede
baanhelft afte leggen38. ] ebeseftweIdat danallesten slottedezelfde
vorm zou aannemen, in dezelfde toestand zou geraken en zou.
ophouden te ontstaan.'
'Wat bedoelje daarmee?' vroeg hij.
'Het is niet moeilijk te begrijpen wat ik bedoel,' antwoordde
Socrates. 'Als bijvoorbeeld het inslapen wel zou bestaan, maar
zonder datdaaraaneen onrwakenbeantwoordt als ontstaansproces
uit het slapende,je begrijpt dat dan allesten slotte (c) Endyrniorr"
als een alledaagse figuur zouaanwijzen: hij zou helemaal nict
opvallen, omdat alde rest in dezelfdetoestand zou zijnals hij, alles
zou slapen! En alsalle dingen wel samengevoegd, maar niet
ontbonden konden worden, danzou Anaxagoras'woord "alledin-
gen bijeen"40snel verwezenlijkt zijn. Zo zou het ook zijn, mijn
besteCebes, alsalleswat aandeelin het levenkreeg, stierfen alsna
de dood alledode dingen in die toestand bleveri zonder opnieuw
te hedeven. Dan zou het toch absoluutonvermijdelijk zijndat ten
slotte alles dood zou zijn en niets zou leven? (d ) Want als het
levendeuit ietsandersda n het dode zou ontstaanen als het levende
Z01.1 sterven, hoe is het dan te voorkornen datalles aan de dood
opgebruikt raakt?'
'Nee, dat is niet te voorkomen, denk ik, Socrates. Watjezegt
lijkt mevolkornen waar.''[a,Cebes, dat is volgensmij ongetwijfeld zooEnwe vergissen
ons niet, alswe deze condusies trekken. Het is inderdaad zo dat
het herlevenbestaat,dat de levenden ontstaanuit de doden en dat
5/16/2018 Plato Phaedo - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/plato-phaedo-55ab503a6688c 16/50
276 PHAEDO
de zie len van de overledenen bestaan; (e) en dat leven is beter voor
de goeden en slechte r voor de slechten.'
AANVULLEND BEWI]S
DE LEER VAN DE HERINNERING EN VAN DE VORMEN
'En nog iets, Socra tes, ' viel Cebes in. ' ba t past ook bi j die theorie,
die jij zo dikwijls verdedigt, als die waar is. J e zegt dat ons ler~n
niets anders is dan een zich herinneren. Ook volgens die theone
moe ten we toch in vroegere tijden geleerd hebben, wat wij ons nu
herinneren. Dit zou echter onmogelijk zijn als onze ziel niet
bestond, voordat ze in de huidige menselijke gedaante terechtkomt.,
(a) Dus ook op die manicr schijnt de ziel iets onsterfelijks te zijn.'
'Maar Cebes,' kwam Simmias nu tussen, 'hoe werd dit ook weer
bewezen? Fris mijn geheugen eens 01', want op het ogenblik
herinner ik het me niet precie s mee r.'
'Daarvoor is er een pracht ig argument ,' antwoordde Cebes. 'Als
men de mensen ondervraagt en zijn vragen goed stelt, kunnen
zijzelf op alles cor rect antwoorden. Wel , a ls er geen wetenschap in
hen was en geen juist begrip, zouden ze dat toch niet kunnen. En
als men hen bi j de meetkundige figuren 41 (b ) of iet s anders van dien
aard brengt, heefi: men het duidelijkste bewijs dat het zo is.'
'En alsje op die manier nog met overtuigd bent, Simmias,' zei
Socrates, 'kijk dan eens ofje niet akkoord kunt gaan als j e het uit
deze hoek beschouwt. Want wat je met geloofi, is tach dat het
k.. ?'
zogenaamde leren herinnering zou unnen zlJn.
'Het gaat niet over met geloven,' zei Simrnias. 'Het enige wat
ik nodig heb, is dat ik ervaar waarover we het nu hebben en dat
ik het me herinner. Dankzi j de argumentatie van Cebesherinner
ik het me al vrij goed en benik zo goed als overtuigd. Tochzou
ik nu graag vernernen, hoe jij de uiteenzetting ervan aangepakt
hebt.' (c )
'Ik deed het als voIgt,' zei hij. 'We zijn het er toch over eens,denk ik,dat iemand om zich iets te herinneren, dat ee rst eens moet
gekend hebben.'
'Zeker,' zei hi j.
'En zijn we het er ook over eens dat, als de kennis zich op de
72-73 73-74 PHAEDO 277
volgende manier voordoet, d it een herinnering is?En welke rnanier
bedoel ik dan? Ik bedoel iernand die iets ziet ofhoort ofhet op een
andere manier waarneemt, en daarbij ook nog aan iets anders
denkt, dar geen voorwerp van die zintuiglijke kennis is, maar van
een andere. Zeggen we dan niet terecht dat hetgeen waaraan hij
is gaan denken, een herinnering is?' (d )
'Hoe bedoelje?'
'Ik geef een voorbeeld. Een mens kennen is volgens mij tachiet s anders dan een l ier kennen? '
'Natuurlijk. '
'Nu weetje tach ook dat rninnaars, bij het zien van een lier of
van een mantel of van iets anders dat hun l ievelingen alt ijd gebru i-
ken, het volgende ondervinden. Ze zien de lier en krijgen in hun
geest ook het beeld van de jongen van wie de lier is. Dat is toch
herinnering! Zo gebeurt her ook meer dan eens dat iemand die
Simmias zie t, z ich Cebes herinnert . En zo zul len er weI duizenden
gevallen zijn.'
'Bi j Zeus , ja, du izenden, ' antwoordde Simmias .
'WeI, als zoiets voorkomt, (e) is dat toch een geval van herin-
nering? Vooral wanneer iemand zoiets overkomt in verband met
dingen die hij door tijd en onoplettendheid vergeten was.'
'Zeker.'
'En is het mogelijk dat j e bij het zien van een geschilderd paard,
van een geschi lderdel ier, aan een mens herinnerd wordt , of dat een
portret van Sirnmias Cebes weer in je herinnering oproept?'
'Zeker.'
'En ook dat j e bij het zien van een portret van Simmias weer aan
Simmias zelfher innerd wordt?'
'Zeker kan dat,' zei hij. (a )
'Is de conclusie van dit alles dan niet dat de herinnering zowel
door gelijkende, als door niet-gelijkende dingen opgeroepen wordt?'
'Dat voIgt eruit .'
'En als iemand zich iets herinnert op grond van gelijkende
dingen, zal hij zich dan niet noodzakeli jk afVragen of er a l dan met
iets ontbreekt aan de geIijkenis met dat waaraan hij herinnerd
wordt?'
5/16/2018 Plato Phaedo - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/plato-phaedo-55ab503a6688c 17/50
27 8 PHAEDO 74
'Onvennijdelijk. '
'Ga eens na ofhet volgende juist is,' ging Socrates verder. 'We
beweren toch dar er zoiets a ls gelijkheid bestaat? En dan bedoel ik
nict .een stuk hout dat gelijk is aan een ander stuk hout, of een
steen aan een andere , of ie ts dergeli jks . Ik bedoel iet s anders, bu iten
dit alles om, ik bedoel het gelijke zelf Moeten we zeggen dat dit
iets is of dat het niet bestaat?'
'Dat her i et s i s, bi j Zeus , (b ) zonder de minste twijfeL''En weten we ook wat het op zichzelf is?'
'Zeker,' zei hij.
'En waar hebben we die wetenschap vandaan? Zou het niet zijn
uit de dingen waarover we het zojuist hadden:de stukken hout,.
de stenen, a ld ie andere dingen waarvan we zagen dat ze geli jk zijn?
Zouden we daardoor ruet op de gedachte van dat andere gekomen
zijn, dat van d ie d ingen zelf verschi lt? Of denk je met dat .het ervan
verschi lt? Beki jk het ook zo eens. Gebeurt het soms niet dat gelijke
stenen, gelijke stukken houtaan de ene gelijk voorkomen en aan
de andere niet, hoewel ze ident iek gebleven zijn? '
'Zeer .zekcr.'
'En is het mogel ijk dathetgeli jke zel fje ooi t a ls ongel ijk voor-
komt, (c ) of de gelijkheidals ongelijk?'
'Nee, nooit, Socrates.'
'Dan zijndie geli jke dingenniet hetzel fde als het gel ijke zelf.'
'Helemaal niet, denk ik, Socrates. '
'En toch heb jij daaruit, uit de geli jke dingen d ie van het gel ijke
zel f verschi llen, de kennis van het begrip gekregen en opgedaan .'
'Dar is helemaal juist.'
'Ongeacht of dit laatste al dan nietop de gel ijke dingen leek? '
'Precies.'
'Dat maakt ookgeen verschil,' zei hij.'ZoIangje bij het zien
van eenzaak. door dar beeld ie ts anders in gedachten kr ijgt , o f dat
er nu op lijkt of niet, (d ) moet dat noodzakeli jk een herinnering
geweest zijn.''Zeer zeker.'
'En ondervinden we,'ging Socrates verder, 'door die stukken
hout of door die andere gelijke dingen waarover we het hadden,
74 -7 5 PHAEDO 27 9
icts als dit? Schijnen deze ons op dezelfde manier gelijk als het
Gelijke zelf? Of schieten ze in iets tekort om met het Gelijke zelf
overeen te komen? Of ontbreekt hen niets?'
'Er ontbreekt zelfs heel wat aan. '
'En zijn we het niet eens over wat volgt? Neem dat iemand iets
z ie t en bedenkt : "Wat ik nu zie wil wel graag zijn zoals dit of dat,
maar het schiet tekort en kan met zijn zoals dat andere, (e ) het is
minderwaardig.' Iemand die zo denkt moet toch noodzakelijk
vooraf datgene gezien hebben, waarop het vo lgens hem l ijkt , hoe-
wel er icts aan ontbreekt?'
'Dat kan n ie t anders. '
'Wel dan. Hebben ook wij niet hetzelfde ondervonden
tegenover de gelijke dingen en het Gelijke zelf42?'
'Precies.'
'Dan hebben wij ook onvermijdelijk voorafhet Gelijke moeten
zien, (a ) nag voor de tijd dat we gelijke dingen zagen en overwo-
gen dat a ld ie dingen er wel naar streven te zijn zoals het Gelijke,
maar dat er toch ie ts ontbreekt,'
'Dat i s zo.'
'En we zijn het er tach ook over eens, dat we die gedachte
nergens anders aan ontlenen ofkunnen ontlenen, dan aan het zien
of voelen ofaan een andere zintuiglijke waarneming, want dat
noem ik allemaal hetzelfde?'
'Ze zijn inderdaad oak hetzelfde , Socra tes, ten rn inste in ver-
band met wat onze discussie wil bereikeri .'
' In ieder geval, pr ecies u it de zin tuigl ijke waarnerningen moet
de gedachte komen dat alle gelijkheden die we door de zintuigen
waarnemen, naar het Gelijke zel f s treven, (b ) en dat ze daarin te-
kortschieten. Of moeten we het anders zeggen?'
'Nee, zo. '
'Voordat we dus begonnen te zien, te horen, of andere waar-
nemingen te hebben, moesten we noodzakelijk ergens de kennis
opdoen van wat het Gelijke zelf is. Hoe zouden we anders degelijke dingen die we waamemen, met dit Gelijke kunnen verge-
lijken en weten dat ze er aile naar streven te zijn zoals r u t , maar
daarin tekortschieten?'
5/16/2018 Plato Phaedo - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/plato-phaedo-55ab503a6688c 18/50
280 75-76HAEDO
'Oat volgt noodzakelijk uit wat we eerder zeiden.'
'En we konden bij ooze geboor te tach onmiddel li jk zien, horen
en de andere zintuigen gebruiken? '
'Zekcr.' (c )
'Maar dan zeggen we dat we voor die tijd de kennis van het
Geli jke moeten opgedaan hebben? '
Ja.'
'V 60r onze geboorte moeten we die dus blijkbaar gekregen
hebben?'
'Blijkbaar wel.'
'Als we die kennis dus voor ooze geboorte opdeden'" en ermee
ter wereld kwamen, dan kenden we ook voor onze geboorte en "
onmiddellijk bij onze geboarte niet a ileen het Geli jke, het Gro tere
en het Kleinere, maar ook ailes van dien aard. Want onze huidige
redenering geldt niet aileen voor het Gelijke maar ook voor het
Mooie op zichzelf het Goede, het Rechtvaardige en het Heilige,
en, (d ) zeals ik zei , voor ailes waarop we het s tempel "op zichzel f"
drukken, zowel in onze vragen als in onze antwoorden'". De
kennis van dit alles hebben we dus onverrnijdelijk voor onze
geboorte gekregen.'
'Oat is zo.'
'En telkens als we die opgedane kennis niet vergeten, moeten
wij die ons leven lang behouden. Want kennis betekent de opge-
dane wetenschap bewaren en niet verloren hebben. Want wat we
vergeten noemen, Simmias, is toch het ver lies van"kennis?'
'Ongetwijfeld, Socrates.' (e)
'Maar ik denk dat we ook kunnen veronderstellen dat we de
kennis, die we van voor onze geboorte hadden, bij ooze geboorte
verloren, maar dat we daarna , door het gebruik van ooze zin ruigen
de kennis die we vroeger al eens bezaten, opnieuw opdoen. Is dan
wat wij leren noemen, niet het weer opdoen van onze eigen ken-
nis? En als we dit een soort herinnering noemen, is dat dan niet de
juiste term?''Zeker.'
'Het b leek toch mogel ijk, (a ) dat je wanneer je met het oog,
met het oor, of met een ander zintuig iets waarneemt, daardoor
76 PHAEDO 281
aan iets anders denkt, iets dat je vergeten was, en waarmee het
waargenomene in verband staat, of het er nu op lijkt of niet. Er
zijn dus, ik herhaa l her, twee mogelijkheden: ofwel zijn we allen
met die kennis geboren en bezitten we die ons leven lang, ofwel
doen de mensen waarvan we zeggen dat ze later iets leren, niets
anders dan zich herinneren, en dan is leren hetzelfde als herinne-
ren.'
' Inderdaad, zo is het pr ecies, Socra tes. '
'Welk van die twee altematieven kies jij dan, Simmias? Dat wij
met kennis geboren zijn, (b ) of dat we ons naderhand de dingen
herinneren waarvan we vroeger kenn is hadden opgedaan? '
'Socrates, op het ogenblik kan ik niet kie zen.'
'En kunje over het volgende een keuze maken? Wat denkje,
kan iemand die iets kent, verklaren wat hij kent of niet?'
'Oat moet hi j kunnen, Socrates. '
'En acht jij iedereen in staat een verklaring te geven over de
d ingen waarover wi j het zojuist hadden"> '
'Ik zou het wel willen,' zei Simrnias, 'maar ik ben bang dat er
morgen om deze tijd geen mens meer in staat is het behoorlijk te
doen 46.' (c)
' Je meen t dus niet dat a ile mensen d ie kenn is bezi tten , Simmias?'
'Helemaal niet.'
'Herinneren ze zich dan wat ze eens lee rden?'
'Onvermijdelijk, '
'En wanneer hebben ooze zielen die kennis gekregen? Toch
zeker niet na onze geboorte? '
'Zeker met.'
'Dus eerder?'
Ja.'
'Dan bestonden de zielen ook al, Simmias, voordat ze een
menselijke gedaante kregen, los van het lichaam. Toen bezaten ze
al verstand?'
'Tenzij we die kennis op het ogenblik van onze geboortekr ijgen, Socrates. Want dat t ijdst ip b li jf r nog open.' (d J
'Goed, vriend. Maar op welk ander moment verliezen we die
dan? We bezitten ze niet op het ogenblik van ooze geboorte; daar-
5/16/2018 Plato Phaedo - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/plato-phaedo-55ab503a6688c 19/50
28 2 PHAEDO
over waren we het daarnet eens", Of verliezen we die op het ogen-
blik zelf waarop we ze verwerven? Of kun jij een ander tijdstip
noemen?'
'Helemaal niet, Soc rates. Zonder het te weten heb ik nonsens
verkondigd.'
'Kunnen we da n zeggen dat de zaken zo s taan, Simmias? Als het
waar i s, zoals we alt ijd maar herhalen, dat het Mooie bestaat, en het
Goede, en heel die werkelijkheid, en als we alle zintuiglijke
waarnerningen op deze werkeli jkheid betr ekken, (e ) omdat we
vinden datze reeds eerder aan ons toebehoorde, en we al onze
waamerningen met haar vergelijken, als data lles waar i s, dan moet
op dezelfde manier als die dingen bestaan, ook onze riel bestaan,
en moet ze bestaan veer onze geboorte. En alsdie dingen niet
bestaan, dan is ons betoog nutteloos geweest. Is dan de volgende
conclusie juist? Als deze abstracte dingen bestaan, moeten evengoed
onze zielen veer onze geboorte bestaan, en als het eer ste niet waar
is, is he t tweede ook niet waar.'
' Socra tes, dat noodzakeli jk verband vind ik overduidelijk. En
het komt me goed uit dat onze argumentatie haar toevlucht zoekt
(a ) in de stelling, dat het bestaan van onze ziel veer onze geboorte
staat of valt met het bestaan van de abstracte werkelijkheid waar-
over je nu spreekt. Voor mij is niets zo evident: aldie dingen, het
Mooie, het Goede en al het andere waarover je het zojuist had,
bestaan, en in de hoogst mogelijke graad. Volgens mij is dat
duidelijk bewezen.'
'En wat denkt Cebes erover?' vroeg Socrates. 'Want ook hem
moeten we overtuigen. '
WEDERGEBOORTE EN HERlNNERlNG VORMEN
EEN ENKEL BEWllS
'Die vindt he t ook duidelijk, denk ik,' zei Simmias, 'Nochtans . is
niemand hardnekkiger in het wantrouwen van argumenten. Tochdenk ik dat hij volledig overtuigd is (b ) van het besta an van onze
zie l veer onze geboorte.
Maar zal ze ook nog blijven voortbestaan na onze dood? Dat is
ook volgens mij nog niet bewezen, Socrates. Nog altijd staan we
76-77 PHAEDO 2837-78
daar met de opinie van de massa, zeals Cebes die daamet uit-
drukte": de angst dat de zielzich oplost op het ogenblik zelf dat
de mens sterft, en dat dat ook voor haar het einde van het bestaan
betekent. Wat belet te geloven da t de ziel haar ontstaan en sarnen-
stelling aan een ande re bron ontleent en bestaat voorda t ze in een
mensel ijk l ichaam komt, maar dat z ijze lf s terft en ten ie tgaat op het
ogenblik dat ze het lichaam waarin ze gekomen is, ve rlaat?' (c)
'Goed, Simmias,' zei Cebes, 'Her ziet ernaar uit dat ongeveer
de helft is bewezen van wat bewezen moet worden: dat onze ziel
voor onze geboorte bestond. Maar bovendien moeten we nog
bewijzen datze na onze dood nog evenzeer bestaat als veer onze
geboorte. Dan pas is ons bewi js a£'
'Dat is nu al bewezen, Simmias en Cebes,' zei Socrates, 'Als
jul lie deze argumentat ie verbinden met de stel ling waarover we het
vroeger eens werden", namelijk dat alles wat leeft uit het dode
ontstaat. Want als onze ziel al tevoren bestaat, en als zij bij haar
intrede in het leven en haar geboorte, (d ) noodzakeli jk u it niet s
anders geboren kan worden dan uit de dood en het dood zijn, dan
moet ze toch ook na dedood blijven bestaan, omdat ze tech later
opnieuw geboren moet worden? Het bewijs waarover je spreekt
is dus nu al geleverd.
Toch heb ik de inClruk dat jij en Simmias ook dit argument
graag wat meer u itgediept wi llen zien. Net a ls k inderen zijnjul lie
bang , denk ik, dat de ziel op het ogenblik dat ze het lichaain
verlaa t, ech t door de wind ui teengeblazen .en verspreid wordt , (e )
vooral als iemand niet bij stil weer maar bij hevige wind stern.'
Cebes begon te lachen en zei: 'Doe maar alsof we bang zijn,
Socrates, en probeer ons re overtuigen. Of nee, je moet niet ons
voor bangeriken houden, maar rn isschien s teekt er in ons een k ind
dat bang isvoor died ingen. Probeer dat k ind tot andere gedachten
te brengen, zodat het niet bang is voor de dood als voor een
boeman.'
'WeI, ' zei Socra tes, ' clan moetenjul lie hem elke dag met tover-spreuken bezweren, totdat h ij weggetoverd is. ' [a}
'Maar, Socra tes, waar zul len we daarvoor een knappe tovenaar
vinden, nu jij consver laat?'
5/16/2018 Plato Phaedo - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/plato-phaedo-55ab503a6688c 20/50
284 PHAEDO 78 78-79 PHAEDO 28 5
TWEEDE BEWIJS
discussieren, is die altijd hetzelfde en onveranderd, of is zij telkens
anders? Laat het Gelijke, het Mooie, om het even welke zaak op
zichzelf, het Zijnde, ooit enige verandering toe, van welke aard
ook? Ofblijfi: het wezen van elk, orndat het op zichzelf eenvorrnig
is, ook onveranderlijk enhetzelfde, enlaat het nooit, in geen enkel
opzicht en op geen enkele manier, enige verandering toe?'
'Het blijft onvermijdelijk eender en hetzelfde, Socrates,' ant-
woordde Cebes.
'En hoe staat het da n met de vele mooie dingen, (e ) zeals men-
sen, paarden, kleren en zo rneer, of met de gelijke dingen of met
aldie andere die naar de abstracties zelf genoemd zijn? Blijven die
hetzelfde, of gaat het met hen precies omgekeerd, zodat ze om zo
te zeggen ncoit, op geen enkele manier gelijk blijven, noch aan
zichzelf, noch am elkaar?'
'Dat ishun manier van zijn,' antwoordde Cebes. 'Nooit blijven
zij gelijk.' (a )
'Wd, die dingen kun j e aanraken, zien, met de andere zintuigen
waarnemen, terwijl je op de andere, die altijd hetzelfde blijven,
alleen maar vat krijgt door het verstandelijke denken. Deze zijn
onzichtbaar, onbereikbaar voor her oog.'
'Volkomen waar, watje zegt.'
'Vind je hetdan goed dat we twee soorten van bestaan aan-
nemen, een zichtbaar en een onzichtbaar?'
'Aangenomen.'
'En ook dat de onzichrbare dingen altijd hetzelfde blijven, de
onzichtbare nooit?'
'Laten we ook dat aannemen.'
'Goed dan,' ging Socrates verder, (b ) 'Zijn wijzelf nict gedeel-
telijk lichaam en gedeeltelijk ziel?'
'Precies.'
'En met welke van de twee soorten vertoont het lichaam de
meesteovereenkornsten verwantschap?'
'Oat istoch duidelijk voor iedereen! Met de zichtbare!''En de ziel? Is die iets zichtbaars of onzichtbaars?'
'Onzichtbaar, Socrates, toch voor mensen.'
'Maar wij bedoelden juist wat zichtbaar of onzichtbaar isvoor
'Griekenland is groot, Cebes! Er moeten hier of daar toch wel
geschikte personen te vinden zijn! En dan zijn er ook nog zoveel
vreemde volkeren, die jullie allemaal moeten afspeuren, op zoek
naar zo'n tovenaar. En spaar noch geld noch moeite, wantje kunr
je geld aan niets beter besteden! Maar jullie moeten ook elkaar
onderzoeken. Want misschien vinden jullie niet gemakkelijk
mensen die daartoe beter in staat zijn danjulliezel£'
'Oat zal zeker gebeuren,' zei Cebes. (b ) 'Maar laten we, al s je erwat voor voelt, terugkeren naar het punt waar we gebleven
waren.'
'Natuurlijk vind ik dat goed. Hoe zou ik niet?'
'Goed zo.'
DE ZIEL VERTOONT OVEREENKOMST MET DE VORMEN
Daarop zei Socrates; 'Komt de vraag die we onszelf moeten stellen,
niet op het volgende neer? War voor soort dingen is aan dat opge-
lost;worden blootgesteld, en bij welke moeten we bang zijn dat het
gebeutt, en wat voor soort is er niet onderhevig aan? Vervolgens
moeten we dan onderzoeken tot welk van beide soorten de ziel
behoort, en op grond daarvan gerust of ongerust zijn over onze
ziel. '
'Je hebt gelijk.'
'Is het dan nict te verwachten dat de kunstmatig samengestelde
dingen, (c ) en de dingen die van nature samengesteld zijn, eraan
blootstaan ontbonden te worden in de delen waaruit ze samen-
gesteld zijn? Maar a ls iets niet samengesteld is, da n isdit, eerder dan
wat ook, hieraan niet blootgesteld.'
' la, dat is zo, denk ik.'
'En is het nier hoogstwaarschijulijk dat de niet-samengestelde
dingen altijd hetzelfde en onveranderd bIijven, en dat de samen-
gestelde dingen veranderlijk en nooit hetzelfde zijn?''Dat denk ik ook.'
'Laten we dan terugkeren naar het punt waar we bij onze vroe-
gere bespreking gekomen waren,' zei Socrates. 'De werkelijkheid
zeIf, (d ) waarvan we het bestaan in onze vragen en antwoorden be-
5/16/2018 Plato Phaedo - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/plato-phaedo-55ab503a6688c 21/50
28 6 79HAEDO
de mens. Of denk jij aan iets anders?'
'Nee, voor de mens.'
'Wat zeggen we dus over de ziel? Kan men ze zien of niet?'
'Men kan ze niet zien.'
'Ze is dus onzichtbaar?'
'Ja.'
'Dan lijkt de ziel meer dan het lichaam op het onzichtbare, en
het lichaam meer op het z ichtbare?' (e j
'Oat kan nict anders, Socrates.'
'En zeiden we een tijdje 'gelederr" ook niet dat, wanneer de ziel
het lichaam gebruikt om iets te onderzoeken, rne t behulp van het"
gezicht , het gehoor, of een ander zin tuig - want iet s onderzoeken
door middel van het lichaam betekent door middel van de zintui-
gen -, dat de ziel dan door het lichaam meegesleurd wordt naar
dingen die nooit hetzelfde blijven, en dat zijzelfop de dool en in
verwarring geraakt, en duizelig wordt alsof ze dronken is, omdat
ze met dergelijke dingen in aanraking komt?'
'Zeker.'
'Maar als ze alleen op zichzel f een onderzoek ins te lt , (d j rich t ze
zich naar een zuivere , eeuwige, ons terf el ijke , onveranderl ijke . En
orndat ze me t die wereld verwant is, blijft ze daar alt ijd, zo vaak als
zij op zichzelf staat en er de gelegenheid toe krijgt. Dan is het
gedaan met ronddolen. In de buurt van die dingen blijft zij steeds
hetzel fde en aan zichzel f gel ijk, omdat ze met soor tgeli jke d ingen
contact heeft. En noemt men hetgeen ze da n ervaart, niet inzicht?'
'Heel mooi en heel juist gezegd , Socrates. '
'En met welk van de twee soortenvcrtcont, volgensjou, de ziel
de grootste overeenkomst en verwantschap; (e ) op grond van wat
we vroeger en nu zeiden?'
'Volgens mij, Socrates, zal iedereen, zclfs iemand die zeer
hardleers i s, op grorid van deze argumentar ie toegeven dar deziel
oneindig veel meer gelijkenis vertoont met hetgeen altijd aan
zichzelf gelijk blijf t dan met het tegenovergcstcldc.''En het lichaam?'
'Oat heeft mee r weg van het andere.'
'Bekijk het nu ook eens op deze manier. Als ziel en Iichaam
79-80 PI-lAEDO 28 7
verenigd zijn, (a j legt de natuur het l ichaam slavendienst en onder-
danigheid op , terwi jl de zie l macht en heer schapp ij moet u itoefe-
nen. Ook in dit verband vraag ik je welk van be ide volgens j au op
het goddelijke, en welk op het sterfelijke lijkt. Of vind je niet dat
het goddelijke van nature aanleg heeft am te heersen en te gebie-
den, het menselijke om te gehoorzamen en te dienen?'
'Inderdaad.'
'En op welk van beide lijkt de ziel?'
'Oat is duidelijk, Socrates! De ziellijkt op het goddelijke, het
lichaam op het sterfelijke.'
'Ga dan eens na, Cebes, ofhet resultaat van alles wat we gezegd
hebben, niet het volgende is. (b j Wat het meest lijkt op wat god-
del ijk, onster fe li jk, denkbaar , eenvormig, onontbindbaar, a lt ijd
hetzelfde en aan zichzelf gelijk is, dat is de ziel. En wat het meest
l ijkt op wat mensel ijk, s terf eli jk , veelvor rnig, niet denkbaar, on t-
bindbaar, nooit hetzelfde en nooit aan zichzelf gelijk is, dat is het
lichaam. Kunnen we daa rbij nog iets zeggen, rnijn beste Cebes,
waa ruit blijkt dat he t nie t zo is?'
'Nee, dat kunnen we niet.'
'Maar a ls dat zo is, is het da n niet normaal dat het lichaam snel
ontbonden wordt en dat de ziel helemaal niet, of toch nauwelijks
ontbindbaar is?' (e)
'Natuilrlijk.'
HET VOORTBESTAAN· VAN DE GEZUIVERDE
EN NIET-GEZUIVERDE ZIEL
'Je merkt wel,' ging hij verder, 'datbij de dood van een mens zijn
z ichtbare deel, zijn lichaam, dat tot de zichtbare wereld behoort,
dat we lijk noemen, en dat voorbestemd is om ontbonden te
worden en uiteen te vallen en te verwaaien, niets van dat alles
ogenblikkelijk ondergaat, Het bl ij ft nog tamel ijk lang bestaan, zeer
lang zel fs , a ls de dood iemand t reft d ie lichameli jk nog go ed in ordeis en als dat in eengunstig seizoen gebeurt. Als het lichaam ge-
droogd en gebalsemd is, zoals dat in Egypte gebeurt , dan bl ij fi : het
een ongelooilijk lange tijd vrijwel gaaf (d ) En ook al rot het
lichaarn weg, toch zijn sommige delen, Z?als de botten, de pezen
5/16/2018 Plato Phaedo - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/plato-phaedo-55ab503a6688c 22/50
288 PHAEDO 8~81
en dergelijke meer, om zo te zeggen onsterfelijk. Of niet?'
'Jawel.'
'De ziel nu, het onzichtbare deel gaat naar een plaats die met
haar verwant is, naar een edel, zuiver en onzichtbaar oord, zoals
deletterlijke betekenis vanHades" ons leert, en naareen goede en
wijzegod; ook mijn zielmoet er, al s god het wil, dadelijk naartoe,
Zou die ziel van ons,met die kenmerken endie natuur dan, alsze
eenmaalvan het lichaambevrijd wordt, onmiddellijkverwaaien envergaan, zealsdemeeste rnensenbeweren? Helemaal niet, (e ) mijn
beste Cebes en Simmias. Nee, veeleer vergaat het haar al s volgt.
Veronderstel eens dat de ziel zuiver is op het ogenblik van de
scheiding, enniets vanhet lichaammet zich meesleept, omdat ze
er tijdens het leven nooit vrijwillig gemeenschap mee had, maar
het vluchtte en zich op zichzelf concentreerde, omdat ze zich
daarin altijd oefende. Dat betekent niets anders dan dat ze de
filosofieop dejuiste manier beoefende (a ) eo zich eigenlijk voor-
bereidde om gelateo te sterven. Of is de echte filosofie niet een
oefening in het sterven?'
'Dat is het helemaal.'
. 'En gaat zo'n ziel dan niet naar ietswat op haar lijkt, naar het
onzichtbare, goddelijke, onsterfelijke,wijze, waar ze bij haar aan-
komst het geluk vindt, waar ze verlost wordt van zwerven, on-
wetendheid, angsten,wildebegeerten envanalleandere rnenselijke
kwalen, enwaar ze, zoals gezegdwordt vande ingewijden, wer-
kelijk heel mar verdere tijd met de goden doorbrengt'f? Moeten
we ons zo uitdrukken, Cebes, of anders?'
'Zo, bij Zeus!' antwoordde Cebes. (b )
'Maar ik kan me voorstellen dat ze bezoedeld en onrein het
lichaamverlaat, omdat ze er altijdmee omging, het koesterde en
berninde, omdat ze zich door het lichaam, debegeerten enhet ge-
not zo liet betoveren, dat zealleende waarheidvan het lichamelij-
ke erkende, datje kan betasten en zien, drinken en eten, voor
seksueel genot kan gebruiken. Alleswat voor de ogen duister enonzichtbaar, maar voor de filosofiebegrijpelijk en vatbaar is,was
zegewoon tehaten, temijdenente vluchten.Denkje dat zo'n ziel
(e ) alleen op zichzelf en zuiver isbij haar vertrek?'
81-82 PHAEDO 289
'Helemaal niet,' erkende hij,
'Ze zal, denk ik, doortrokken zijn vanhet licharnelijke. Door
de omgang en her samenzijnmet hetlichaam zijnbeidevergroeid,
omdat ze er altijdmee verbonden en intens mee bezigwas.
'Zeker.'
'Als een logge last, rnijn beste, rnoeten we ons het Iichaam
voorstellen, als zwaar,aards,en zichtbaar.En deziel die ermee be-
last is,wordt zwaar en naar de zichtbare wereld teruggetrokken.
Uit angst voor het onzichtbare, voor de onderwereld", (d ) waart
ze,mar men zegt, rond indebuurt vangrafstenenengraven. waar
dan ook weI eens schaduwachtige verschijningen van zielen
voorkomen. Het zijnschimmenvanzielendiebij het verlatenvan
het lichaamniet zuiver waren, nog deelhebben aan het zichtbare,
en daarom ook gezienworden.'
'Dat is wel waarschijnlijk, Socrates.'
'Zeker is dat waarschijnlijk, Cebes. En ook dat niet de zielen
vande goedemensen, maar dievande slechte,gedwongen zijnop
zulke plaatsenrond te zwerven, om teboeten voor hun vroegere
slechte levenswijze. En ze zwerven zolang rond, (e ) tot ze, onder
invloed vanhet lichamelijke, dat nogmet hen verbonden is, weer
in een lichaam opgeslotenworden.
Natuurlijk worden ze da n vastgekluisterd aanlicharnen met de
eigenschappen die ze tijdens hun leven beoefend hebben.'
'Wat voor eigenschappen bedoelje, Socrates?'
'Wie zich bijvoorbeeld heeft overgegeven aan vraatzucht, bal-
dadigheid, drankzucht, enzichdaarvanniet onthouden heefi, komt
waarschijnlijk ineen ezelof eengelijkaardigwild dier terechr". (a )
Of meen je van niet?'
'Dat is heel waarschijnlijk.'
'Zij die een voorkeur hadden voor oorecht,dictatuur en roof,
zuilenbijde wolven, havikenenwouwen opgenomen worden. Of
welke andere bestemming moeten we die zielengeven?'
'Wees maar gerust, daar horen ze thuis,' zei Cebes.'Is het dan in de andere gevallen niet duidelijk wat hun be-
stemming zal zijn, overeenkomstig de bezigheid waarin ze zich
geoefend hebben?'
5/16/2018 Plato Phaedo - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/plato-phaedo-55ab503a6688c 23/50
290 PHAEDO
'Dat is duidelijk,' zei hij, 'Hoe kan het anders?'
'En welke van deze zielen zijn dan het gelukkigst, welke zijn
naar de beste bestemming <Jp weg? Zijn het niet de zielen van
mensen die de deugden van een goed burger beoefend hebben, (b )
de deugden die we zelfbeheersing en rechtvaardigheid noemen, en
die ontstaan door gewoonte en oefening, zonder filosofische
kennis?'
'Hoe zijn die het gelukk igs t? '
'Omdatzij waarsch ijn li jk zul len ter echtkomen ineen socia le en
zachtaardige diersoort, zoals bijen rnisschien, of wespen of rnieren,
ofwel opnieuwin hun vroegere menselijke vorm, en dan worden
ze gematigde mensen. '
'Dat lijkt wel waarschijnlijk.'
'Maar bij de goden mag niemand opgenomen worden, die nie t
aan filosofie deed en die op het ogenblik van zijn vertrek met hele-
rnaalzuiver is; (e ) dat i s a lleen weggelegd voor wie naar kenn is ver-
langde. En daarom ook , rn ijn beste Simmias en Cebes, on thouden
ech te fi losofen .z ichvan alle lichameli jke begeer ten; z ij z ijn s tand-
vastig en leverener zich met aan over. Ze do e n dat niet omdat ze
het verlies van hun bezit ofarmoede vrezen, zoals de meeste
mensen met hun geIdzucht. Evenrnin onthouden ze z ich omdat zebang zijn voor uitsluiting van ereambten of voor de slechte naam,
zoals mensen die op macht en eer uit zijn.'
'Dat zou ook met bij hen passen, Socrates,' antwoordde Cebes.
'Zeker niet , b ij Zeus, ' hernamSocrates. (d ) 'Daarom, Cebes,
keert iemand die iets om zijn eigen ziel geeften zijn leven niet aan
het vormen van zijn lichaam besteedt, al die dingen de rug toe.
Terwi jI de anderen een weg volgen waarvan ze de bes temming niet
kennen, volgt hij een andere. Hij is van oordeel dat men de filo-
sofie en haa r bevrijdende en Iouterende invloed niet mag tegen-
we rken. Hij wendt zich tot haar en volgt de weg die zij aantoont.'
GEL E IDE L IJK E BE V R I] DIN GOO 0 R DE F 1LOS 0 F ,IE
'Hoe gebeurt dat, Socra tes? '
'Dat zal ik je zeggen. Wie naar kennis verlangt , weet inderdaad
dat zijn zieI, op het ogenblik dat de filosofie zich ermee gaat be-
82 82-83 PHAEDO 291
moeien, (e) gewoonweg vastgekluisterd l igt in het l ichaam en eraan
vastgekleefd is. Zij is gedwongen de dingen als door de tralies van
een gevangenis, in plaats van uit zichzelf te beschouwen, en ze
wentelt zich in een totale onwetendheid. Nu heeft de filosofie
doorzien hoe vernufiig die gevangenis is: de begeerte kan het
rniddel z ijn om de gevangene zel f tot de voornaamste medewerker
van zijn eigen gevangenschap te maken. (a) Zoals ik dus zei, heeft
iernand die naar kennis verlangt, begrepen dat de filosofie, op het
ogenblik dat ze zijn ziel in die tocstand onder haar hoede neemt,
haar zachtjes bemoedigt en tracht te bevrijden. Ze wijst haar erop
dat een onderzoek via de ogen, de oren, en de andere zintuigen,
vol bedrog zit . Ze overtuigt haar ervan zich van d ie zin tu igen terug
te trekken, voorzover het gebruik ervan niet noodzakelijk is. Ze
spoort haar aan zich op zichzelf te concentreren en zich samen te
bal len, en op n iets anders te betrouwen dan op zichzelf (b ) bij alles
wat zij op zichzel fbedenkt over de opzichzel fs taande dingen. Wat
zij echter met behulp van lets anders ziet, en wat verandert bij
andere orns tand igheden, mag ze helemaal niet voor waar houden.
Zoiets i sz intuigl ijk en zichtbaar , maar wat zijzelf z ie t, i s denkbaar
en onzichtbaar. Inde overtuig ing dat ze zich tegen die bevri jd ing
niet mag verzetten, onthoudt deziel van de ware filosoof zich dan
ook zoveel mogelijk van genot en begeetten en pijn en angst. Ze
bedenkt dat iemand die inhoge mate genot of vrees of smart of
begeertenonderv indt , daarvan niet , zoals men zou kunnen denken,
zomaar wat Heine nadelen heeft , zoals z iekte of financieel verl ies
ani de begeerten in te willigen. (e) Ze bedenkt dat haar dan de
allergrootste en ergste ramp treft, ook al merkt ze dat niet.'
'En welke ramp is dat, Socrates?' vroeg Cebes.
'Oat elke mensenziel die hevig van lets geniet of over iets
bedroefd is, terzelfdertijdonvermijdelijk gaat geloven dat hetgeen
waardoor ze deze gevoelens het meest ervaart, ook het meest
kenbare en meest echte is, al is het dat niet. En hierbij gaat het
vooral om zichtbare dingen.Ts het niet zo?''Zeker.'
'En wordt de ziel dan ook niet het sterkst door het lichaam aan
banden gelegd, a ls ze die gevoelens ervaar t? ' (d )
5/16/2018 Plato Phaedo - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/plato-phaedo-55ab503a6688c 24/50
292 PHAEDO
'Hoeza?'
'Omdat elk genat en elk verdriet mar als het ware met een
spijker aan het lichaam vastnagelt en vasthecht en lichamelijk
maakt: ze zal precies dezelfde dingen voor waar aanzien als het
l ichaam. Want door dezelfde mening te hebben als het lichaam en
over dezelfde dingen b li j te z ijn, za l ze valgens mij onvermijdelijk
van het lichaam de marlier van doen en van leven overnemen. Ze
geraak t in zon toestand dat ze nooit gezuiverd in de Hades zal
aankomen, maar b ij haar vert rek l ichameli jke smetten meeneemt.
Het gevolg is dat ze vlug weer in een ander lichaam terechtkomt,
waarin ze als een zaadje wortel schiet, (e) en dat ze ook de omgang
met her goddelijke, het zuivere , het eenvormige mis t. '
'Oat i svolkomen waar , Socra tes,' zei Cebes,
'Daarom, Cebes, z ijn ech te vrienden van de f ilosofie gematigd
en dapper. En her is niet om de redenen die men meestal daarvoor
geeft. Of denkjij van weI?' (a )
'Nee, zeker niet !'
'Inderdaad niet. De ziel van de filosoof zal er wel als volgt over
oordelen, Zij beschouwt het als de taak van de filosofie haar te
bevrijden. Maar dan za l zij welniet gaan denken dat zij, terwijl de
fi losofie met d ie bevr ijding bezig is, z ichzel f am genot en pi jn moet
overleveren, en zichzelf weer moet ketenen. Dan zou ze het
eindeloze werk van Penelope doen: een Penelope die een soort
weefwerk in omgekeerde richt ing verricht '". Nee, d ie zie l bedaart
de storm van haar driften, volgt de rede en houdt zich bezig met
mar taak: ze aanschouwt wat waar , goddel ijken onafhankeli jk van
meningen is, en laat z ich daardoor voeden, (b ) Ze acht het nodig
zo te leven, zolang her leven duurt,en ze gelooft ook dat ze na
haar dood zal aankomen bij wat met haar verwant en gel ijksoort ig
is, bevrijd van de rnenselijke kwalen. En nu iser geen gevaar,
Simmias en Cebes, dat een ziel, die zo gevoed is, zou bangzijn dat
ze bij de scheiding van het lichaam versrrooid en door de winden
uiteengeblazen wordt, of dat ze vervliegt en nergens nog iets is!'
83-84 84-85 PHAEDO 293
INTERMEZZO: DEZWANENZANG
Na deze woorden van Socrates was het lange tijd stil. (c) Socrates
was zelf nog bezig met wat hij gezegd had; dat was duidelijk aan
hem te zien. Dat was ook het geval voor de meesten van ons.
Cebes en Simmias praat ten zacht jes met elkaar. Toen Socrates hen
zo bezig zag, vroeg hij: '[ullie menen dat het onderwerp onvol-
doende behandeld werd, is het niet? Er zijn inderdaad nag heel wat
twijfelachtige, betwistbare elementen, als je het grondig wil nagaan.
A ls jullie nu aan iets anders denken, heb ik niets gezegd. Maar al s
er nog moeil ijkheden zijn in verband met het besproken probleem,
aarzel dan niet zelfhet woord te nemen (d ) en uiteen te zetten hoe
het volgens jullie beter geformuleerd kan worden. Aarzel niet om
er mi j weer in te betrekken, als jullie denken samen met rnij beter
op te schieten.'
Daarop zei Simrnias: 'WeI, Socrates, ik za l je de waarheid zeg-
gen. AI een tijdje zitten we allebei met een probleem. We stoten
elkaar aan en willen dat de andere je de vraag stelt. Want we willen
het graag horen, maar zien ertegen op je last te bezorgen; we zijn
bang dat dit indeze droevige omstand igheden voor jon onaange-
naarn is.'
Toen Socrates dat hoorde, lachte hij zachtjes en ze i: 'Simmias
toch! Ik zal het zeker weI moeilijk hebben am de anderen ervan
te overtuigen (e) dat .ik mijn huidige lot niet als een ongeluk
beschouw, als ik zelfs jullie daarvan niet kan overtuigen, en als
jul lie bang zijn dat ik nu rninder goed gehumeurd ben dan eerder
in mijn Ieven, Julliedenken blijkbaar dat mijn profetische gave
geringer is dan die van de zwanen. Wanneer zwanen voelen dat ze
moeten sterven, zingen ze nog meeren nog mooier dan ooit
tevoren, (a j Ze zijn blij dat ze naar de god Apollo kunnen gaan,
van wie zede dienaars zijn. Maar omdat de mensen zelfbang zijn
voorde dood, vertellen ze over de zwanen iets wat onjuist is: ze
beweren datze uit droefheid een afscheidslied aanheffen en overhun dood jammeren. Ze denken er niet aan dat geen enkele vogel
zingt wanneer hij honger ofkou of een andere pijn heeft, zelfs niet
de nachtegaal, ofde zwaluw, of de hop, die volgens de overleve-
ring uit verdriet een klaaglied zingen". Ik heb niet de indruk dat
5/16/2018 Plato Phaedo - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/plato-phaedo-55ab503a6688c 25/50
294 PHAEDO 85 85-86 PHAEDO 295
SIMMIAS LEGT ZIJN PROBLEEM VOOR
'In deze zm, dat je volgens mij ook hctzelfdc zou kunnen
zeggen over het stemmen van een lier en haar snaren. Ook dat har-
monieren is in een goedgestemde l ier onzichtbaar, on lichameli jk ,
wondermooi en goddelijk. (a ) Maar de lier zelf en haa r snaren zijn
lichamen, lichamelijk, samengesteld, aards, en verwant me t het
sterfelijke. Maar als iemand nu de lier stukslaat of de snaren door-
snijdr en breekt, 'kan die volgens die redenering van jou blijven
beweren dat die harmonie nog moet bestaan en niet kan vergaan
zijn. Het gaat niet op, zou hij beweren, aan re nemen dat de Iier,
na he t breken van de vergankelijke snaren nog a ltijd bestaat, maar
dat de harmonie verloren gegaan is; (b ) hoe kan de harmonie, die
van dezel fde aard en van dezelfde fami lie als het godddijke en on-
sterfelijke is, eerder vetgaan dan hetsterfelijke? Volgens hem rnoet
de harmonie ongetwi jf eld nog ergens bestaan, en zullen het hout
en de snaren tach wd vergaan, voordat haar iets overkomt. Want
ik veronderstel wel, Socrates, dat ook jij bij jezelfde bedenking
gemaakt hebt dat wij py thagorici de zie l bi j voorkeur zo ongeveer
als volgt opvatten: terwijl ons lichaam als het ware in een span-
n ingstoestand verkeert en samengehouden word t door het warme
en koude, hetdroge en vochtige en andere van die factoren, is
onze ziel de menging en de harmonie van dezelfde dementen, (e)wanneer deze goed en in de juiste verhouding met elkaar ver-
mengd zijn, Als we aannemen dat de tid een soort van harmonie
is, dan spreekt het ook vanzelf dat, wanneer de spanning in ons
lichaam abnormaal afneemt of verhoogt, door ziekten of andere
kwalen, de ziel dan, hoe goddelijk ze ook is, onvermijdelijk
terstond vergaat, precies zoals de andere vormen van harmonie in
de muzieken in alle andere kunstwerken. Het stoffelijkeoverschot
van elk lichaam blijft weI nogeen heletijd bestaan, (d J totdat het
verbrand wordt of vergaat. Ga eens na wat we tegen dit argument
kunnen inbrengen, als iernand zou menen dat de ziel de menging
van deelementen in het l ichaam is en dat zij, bij war men de dood
noernt, het eerst vergaat.'
die zingen van verdriet, en evenmin de zwanen. Als vogels van
Apollo kunnen ze, denk ik, (b ) in de toekomst kijken en kennen
ze van tevoren de weldaden die hen bij Hades wachten. Daarom
zingen ze en zijn ze op die dag meer verheugd dan tevoren. Ik
beschouw ook mezelf, zoals de zwanen, a ls een slaaf aan dezelfde
god gewijd. Ik geloof dat ik, niet minder dan zij, de gave van de
profetie van mijn meester gekregen heb, en da t ik niet rnoedelozer
dan zij het leven mag verla ten. Nee , wat da t betrefi, mogen jullie
gerust ailes zeggen en vragen war jullie willen, zolang de Elf van
Athene het toestaan.'
'Goed gesproken,' zei Simmias.'Dan zal ik je numijn probleem
voorleggen, (e ) en daama zal Cebes b ier, je vertel len in welk opzicht
hij je uiteenzetting met kan aanvaarden. Ik denk, Socrates, net als
j ij ze lf well icht , dar het onmogeli jk of toch heel moeil ijk i s, ie ts met
zekerheid over die problemen te weten in dit leven. En toch zou
m~n een gro te s lappel ing moeten zijn om de theorieen die daarover
uiteengezet werden, met op alle mogelijke manieren te onderzoeken;
men mag de zaak met opgeven voordatmen al zijn krachten heeftu itgepu t om het prob leem van alle kanten te bekijken. Hierbij moet
men ertoe komen een van deze twee dingen te bere iken: ofwel van
een ander te leren of zel f te vinden hoe de zaken staan,o fwd a ls dat
n ie t lukt , z ich ten mins te vas tk lampen aan de beste (d ) en moeilijkst
te weerleggen menselijke leer. Danmoet men het maar wagen
daarmee.als op een vlot, de levenszee over te varen, bij gebrek aan
een s teviger vaarru ig, nameli jk de ui tsp raak van een god waarmee
men veiliger en metmindergevaar de reis zou kunnen afleggen. Zo
zal ik me nu dan ook niet schamen j e vragen te stel1en, nu jij me
ertoe uitnodigt, enzal ik.me la ter niet hoeven teverwi jten cla tik nu
met gezegd heb wat ikerover denk . Want , Socra tes, a ls ikbij rnezelf
en met onze vriend hie r je betoog onderzoek, heb ik de indruk dat
het niet helemaal bevredigt.' (e)
Daarop anrwoordde Socrates: 'Misschien, be ste vriend, is je
indruk wel juist. Maar zeg eens in welk opzicht het niet bevre-
digend is.'
C.j;BES LEGT ZIJN BEZWAREN VOOR
Socrates sperde zijn ogen wi jdopen, zoals hi j dat d ikwi jl s deed, en
5/16/2018 Plato Phaedo - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/plato-phaedo-55ab503a6688c 26/50
29 6 PHAEDO 86-87
zei glirnlachend: 'SiITJITJias'opmerking is terecht. Als iemand van
jullie er beter raad mee weet dan ik,moet hi j maar vIug antwoor-
den. Het zie t er inderdaad naar ui t dar onze vriend onze redenering
een flinke klap toebrengc". Toch geloof ik dat we, (e ) voordat we
antwoorden, eerst nog moeten luisteren naar wat Cebes tegen ons
betoog in te brengen heef i:; dan kunnen we ondertussen overwegen
wat we zul len zeggen. A ls we hen dan gehoord hebben, zullen we
het ofwel me t hen eens zijn, a ls blijkt dat ze dejuiste toon getroffen
hebben, o f anders zul len we dan onze opvat ting verdedigen. Kom,
Cebes, het is jouw beurt om te zeggen wat je stoort.'
'WeI, dat zeg ik je, ' begon Cebes, 'We staan volgens mij met
onze argumentatie nog even ver. Er blijfi: nog altijd het bezwaar
dat we er al eerder tegen inbrachten". (a ) Ik t rek rni jn woorden
irnmers met terug. Dat onze zie l bestond, voordat ze in deze men-)
seli jke gedaante verscheen, werd heel e legant , en, als het met aan-
matigend klinkt, heel afdoend bewezen. Maar dat ze ook na onze
dood nog ergens bestaat, dat lijkt me niet bewezen. Ik kan het niet
eens zijn met Simmias' opvatting, dat de ziel met sterker en
duurzamer zou zijn dan het lichaam; volgens mij staa t ze in al die
opzichten ver boven het lichaam. "Waarom benje dan nog met
overtuigd," zouje kunnen zeggen, "alsje toch ziet dat bij de doodvan een mens, z ijn zwaks te dee! nog bl ij fi bestaan? (b ) Meenje dan
n ie t dat het duurzamere deel noodzakeli jk gedurendediezel fde t ijd
behouden moet blijven?" Ga eens na of rnijn reactie hierop iets
waard is.Net als SiITJITJ ias,moet ik b li jkbaar op een beeld beroep
doen. Op rnij maken de gebruikte argumenten dezelfde indruk, als
wanneer iemand bij de dood van een oude wever, zou zeggen:
"Die man is niet vergaan , maar b li jfi : in zekere zin behouden. "Als
bewijs zou hij de zelfgeweven mantel die de man droeg tonen en
zeggen: "Ki jk, die i snog gaaf en niet vergaan." En als iemand hem
niet geloofde,zou hij hem vragen wat duurzamer is, (c) de mens
of de mantel die hij gebruikt en draagt. Als hij nu ten antwoord
kreeg dat de mens veel duurzamer is, zou hij kunnen denken dat
bewezen was dat de man zonder de minste twijfel ongedeerd is,
omdat het minst duurzame van beide niet vergaan is.
87-88 PHAEDO29 7
Maar volgens mij is dat niet zo, Simrnias, want ook jij moet
onderzoeken wat ik zeg. Ieder zou we! tegenwerpen dat het naref
is zoiets te zeggen. Die wever zal in zijn leven heel wat van die
mantels geweven en versleren hebben, en hij is na al die mantels
vergaan, (d ) maar voor de laatste ervan, denk ik. Dat betekent
helemaal niet dat een mens minder waard of minder sterk is dan
een mantel. Nu denk ik dat ditzelfde beeld 0P de verhouding
tussen zie l en l ichaam van toepass ing kan zijn. Het l ijkt me juisr dat
men over die twee in dezeIfde zin zou zeggen dat de ziel duurza-
mer is, en het lichaam zwakker en minder duurzaam. Men zou
zel fs van elke zie l kunnen zeggen dat ze heel wat lichamen vers li jt,
zeker als ze vele ja ren leeft: want zelfs als het lichaam nag tijdens
he t leven van de mens verandert en vergaat, (e ) weeft de ziel tach
altijd bij wat verslijt. Maar dan moet de ziel tach wel op het
ogenblik dat ze vergaat het laatste weefsel dragen, het enige dat na
haar vergaat. Pas a ls de zie l vergaan is, toon t het Iichaam duideli jk
zijn natuur li jke zwakheid : het zal vlug vergaan en ui teenval len, Dus
verdient dit argument nog niet ons vast vertrouwen om gerust te
zijn dat onze ziel na onze dood ergens bestaat. (a J
Want laten we eens veronderstellen dat iemand nag verder gaat
danjij, Cebes, met zijn toegevingen aan de man die zo argumen-teert. Hij zou danniet alleen toegeven dat onze zielen bestaan in
de tijd voor onze geboorte, maar dat niets verhindert dat ook na
de dood de zielen van sommige mensen er nogzijn en blijven
bestaan,en dat ze meermaals zullen geboren worden en weer ster-
ven, omdat de ziel van nature zo sterk is dat ze tegen vele geboor-
tes bestand is. Maar verder veronderstellen we dat hij na die
toegeving weigert te geloven dat de ziel niet onder die vele
geboortes lijdt en dat zij ten slotte bij een van die vele overlijdens
niet volledig vergaat. (b ) Men zou ook kunnen zeggen dat niemand
weet welke dood, welke ontbinding van het lichaam ook voor de
ziel de vernie tiging meebrengt, omdat het onmogelijk is dat oak
maar .iemand van ons dat merkt. Als het er dan zo mee gesteld is,heefi: niemand het recht om zich tegenover de do a d gerust te
tonen; zo'n gerustheid zou dwaas zijn, tenzij hij kan bewijzen dat
de zie l absoluut onsterfelijk en onvergankelijk is. Als hij dat niet
5/16/2018 Plato Phaedo - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/plato-phaedo-55ab503a6688c 27/50
29 8 88-89HAEDO
kan, dan moet hij aannemen dat iemand die gaat sterven, er on-
verrn ijdelijk bang moet voor zijn dat z ijn zie l nu wel eens helemaal
kon vergaan, nu ze van zijn lichaam losgemaakt wordt.'
NIEUW INTERMEZZO VERSLAGENHEID EN
WAARSCHUW1NG TEGEN 'MISOLOGIE'
We voelden, zoals we het later aan elkaar bekenden, (c ) ons allen
onbehaag li jk , toen we hen zo hoorden spreken, Het vor ige betoog
hadons zo sterk overtuigd! En nu leek het alsof wij opnieuw (
helemaal in de war gebracht waren; we werden in onzekerheid
gestort, met alleen tegenover wat eerder gezegd was, maar ook in.
verband met wat later nog zou volgen, Misschien was ons oordeel
waardeloos of liet hetonderwerpgeen betrouwbare verklaring toe!
ECH. Bi j de goden, Phaedo, ik v ind die twi jfe l heel begr ijpeli jk .
Want nu ik jou heb horen praten, komt een vraag als deze bij me
op: (d ) 'Welk. argument kunnen we dan nog ve~ouwe:n? Want de
theorie van Socrates, die zo overtuigend was, 15 nu mgestort en
ongeloofwaardig!' Het is ongelooflijk hoe de theorie, dat de ziel
een soort harrnonie is, mij altijd aangesproken heefi en dat nog
doet. T oen ik ze hoorde uiteenzetten, was het alsof ik eraanherinnerd werd dat ik er vroeger ook zo over dacht. Ik voel de
absolute noodzaak om opnieuw van voren af aan een ander n ieuw
argument te vinden dat me ervan overtuigt dat, al s iemand sterft,
z ijn zie l n ie t meester ft . .Zegdus , bi j Zeus , hoe Socrates het gesprek
verderzette. (e) Ging hij, net a ls jul lie, zoals je zei , eronder gebukt?
Of nam hij kalm de verdediging van zijn stelling op? En voldeed
die verdediging of was ze ontoereikend? Vertel onsalles zo
nauwkeurig mogelijk.
PH. Wel, Echecra tes, ik heb Socrates d ikwi jl s bewonderd. Maar
nooit voeldeik meer achting VOm hem dan toen. (a ) D~t hij een
antwoord klaar had, is welicht niet zo ongewoon. Maar wat ik het
meest in hem moest bewonderen, was in de eerste plaats hoe
minzaam, vriendelijk en respectvol hij het betoog van de twee
jongemannen opnam, en verder ook hoe scherp hij aanvoelde wat
een indruk hun argumenten op ons hadden gemaakt, en ten slotte
hoe succesvol hi j ons eroverheen h ie lp. Wij waren om zo te zeggen
89 PHAEDO 29 9
op de vlucht gedreven en versIagen, en hij riep ons terug in het
gelid, hij spoorde ons aan om hem te volgen en am samen met
hem de stel ling te beki jken.
ECH. Hoe deed hij dat?
PH. Dat zai ikje vertellen. Ik zat juisr rechts van hem, op een
bankje naast zijn bed, (b ) en hij zat veel hoger dan ik. Hij streelde
over mijn hoofd en drukte mijn haren achter in mijn nek, want het
was zijn gewoonte me bij gelegenheid met mijn lange haren''" teplagen. Hij zei: 'Morgen wil je wellicht die mooie lokken laten
atknippcn, Phaedo?'
'Waarschijnlijk, Socrates.'
'Maar niet , a ls je naar rni j lui stert .'
'Wat dan?' vroeg ik.
'Vandaag nog knip ik mijn haar af en jij dar van jou, als ten
minste onze thesis inderdaad dood is, en wij ze niet tot leven
kunnen wekken, (c) Als ik jou was en alsmijn thesi s de plaat
poetste, zou ik dezelfde eed zwerenals de Argeiers60 : geen lang haar
meer te dragen, voordat ik de strijd hervat en de overwinning op
de theorieen van Simmias en Cebes behaald had.'
'Maar men zegt toch dat tegen twee, zel fs Heracles met opkan'" ,'
zei ik,
'Je kunt toch, zolang het nog licht is, mij als lolaus te hulp
roepen,' zeihij.
'Dan roep ik je ook te hulp,' zei ik, 'niet als Hcracles die lolaus,
maar als Iolaus die Heracles roept .'
'Dat blijf i: hetzelfde,' zei hij .
'Maar laten We er vooral op Ietten een bepaald gevaar te ver-
mijden.'
'Wat voor gevaar?' vroeg ik.
'Dat We geen "rnisologen" worden'S, (d ) zeals anderen misantro-
pen zijn. Want dit is wcl het ergste dat iemand kan overkomen: het
r edeneren te haten.Misologie en misant rop ie ontstaan op dezel fde
manier. Misant rop ie sluipt binnenals we zonder kennis van zakenvast op iernand vertrouwen en hem voor een volkomen eerlijk en
degelijk en betrouwbaar persoon houden, maar kort daarna ont-
dekken dat hi j slecht en onbetrouwbaar was, en later hetzel fde nog
5/16/2018 Plato Phaedo - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/plato-phaedo-55ab503a6688c 28/50
30 0 89-90 PHAEDO0-91HAEDO
eens bij een tweede vaststellen'". En als we dat herhaaldelijk mee-
gemaakt hebben, vooral van rnensen die we voor onze meest
vertrouwde en intiemste vrienden aanzagen, (e ) dan gaan we, na
keer op keer met hen in botsing te zijn gekomen, ten slo tte ai le
mensen haten. We gaanmenen dat erhelemaal niemand nog maar
iets deugt. Heb je zelfnog niet gemerkt dat het zo gebeurt?'
'Zeker,' zei ik.
'Isdat geen schande?' vroeg hij. 'En ishet n iet duidel ijk dat zo
iemand zonder mensenkennis met mensen wilde omgaan? Want
als hij met kennis van zaken met hen was omgegaan, zou hij de
dingen toch ook weI beoordeeld hebben, zeals ze zijn: (a ) dat heel
goede en heel slechtemensenzeldzaarn zijn, maar dat de tussen- .
soort de grote meerderheid vonnt.'
'Hoe bedoelje dat?' vroeg ik.
'Precies zoals met het heel kle ine of het heel grote. Is er ie ts
zeldzamers te ontdekken, denk je, dan een heel grote of een heel
kleine mens, ofhond, ofwat dan ook? Of een heel vlugge oftrage,
lelijke of mooie, witte of zwarte? Heb je nog niet gemerkt dat in
dergelijke gevailen de extteme uitersten schaars en zeldzaam zijn,
maar de tussenvormen overvloedig en talrijk?'
'Zeker,' zei ik.'En als er een wedstrijd in slechtheid werd uitgeschreven, (b )
meen je dan niet dat ook daar heel weinig uitblinkers zouden zijn?'
'Waarschijnlijk,' zei ik.
' Inderdaad waarschijnlijk,' hemam hij. 'Toch ligt daar niet de
gelijkenis tussen theorieen en mensen; ik volgde enkel omdat jij
zojuist die weg insloeg. De overeenkomst isdat iemand zonder de
vereis te kennis van het redeneren erop kan vertrouwen dat een
theorie juist is en even later inziet dat ze onjuist is- wat soms wei,
en somsnietzo is-en dat z ichdat nog een tweede en derde keer
voordoet. Je weet tothdat mensen diezich met tegenargumenten
hebben beziggehouden, (e ) ten slotte denken dat zij enonn geleerd
zijn, AIleen zij hebben ingezien dat geenenkel feit, geen enkeletheorie nog ooi t betrouwbaar of zeker is ; a lles wat bestaat zou
letterlijk heen en weer geslingerd worden zoals in de Euripus'", eli
geen ogenblik op dezelfde plaats blijven.'
'Watje zegt isvolkomen waar,' stemde ik in.
'Maar nu nemen we het geval van eenjuiste en betrouwbare en
vatbare theorie die inzichr brengt, en van iemand die geconfron-
teerd werd met van die argumenten die hem nu eens waar, dan
weer valsschijnen. Zou het dan geen droevige zaak zijn als deze
man, in plaatsvan zichzelf en zijn eigen onbekwaamheid de schuld
te geven, ten slotte uit ergemis graag de schuld van zichzelf op de
theorieen zou afschuiven, en voor de rest van zijn leven de
theorieen zou haten en beschimpen, en zo dewaarheid over en de
kennis van de werkelijkheid rnoest missen?'
'Bij Zeus, ja!' zei ik. 'Dat zou zeker droevig zijn.'
'Dar is dan oak het eerste waarvoor we moeten oppassen,' ging
hi) verder. 'We mogen in ooze ziel (e ) niet de indruk binuenlaten
dat geen enkele redenering zou deugen. Laten we eerder aannernen
dat wi jzel f nag nie t deugen en dat we er energiek moeten naar
st reven om goed te worden. Jij en de anderen moeten dat doen
voor jullie verdere leven, ik tegenover de dood. (a ) Want het is
best mogel ijk dat ik me op het ogenblik tegenover de dood niet
gedraag als een wijsgeer, maar a ls een wijsneus" zonder ontwikke-
ling, die gelijk wil halen. Wat doet zo iemand als ze over iets
discussieren? Het kan hein niet schelen hoe her met de zaakzelfgesteld is, waarover het gesprek gaat; het enige waarvoor hij zich
inspant is dat zijn thesis bij de aanwezigen instemrning vindt, Ik
denk dat op het ogenblik het enige verschil tussen hem enrnij erin
bestaat datik er niet naar streef behalve misschien incidenteel, de
aanwezigen te laten geloven dat wat ik zeg waar is, maar dar ik
mezel f er zo goed mogeli jk van wil overtuigen dat het zo is. (b )
Want, rnijn goede mend, ik bereken het zo, enje merkt hoe zelf-
zuchtig 'ik ben: als mijn woorden nu toch ee11Swaar zouden zijn,
dan ishet een mooie zaakdat ik erin geloofd heb. En alser na de
dood niets ovetblijft,dan heb ik ten rninste in deze uren voor mijn
dood, de aanwezigen de verveling van rnijn gejammer bespaard,
En dan zaldit dwaze ge100t'6van mij niet lang duren, want dat zoumaar erg zijn,rnaar er zal vlug een einde aan komen. Met die
ingesteldheid, Simmias eli Cebes, vat ik de discussie aan. En als ik
jullie een raad mag geven, (c ) bekommer je dan weinig om Socra-
301
5/16/2018 Plato Phaedo - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/plato-phaedo-55ab503a6688c 29/50
302 91-92HAEDO
tes,maarveelmeer om dewaarheid. A ls jullie vinden dat er enige
waarheid zit in wat ik zeg, stem er dan mee in; maar verzet je
anders met allemogelijke argumenten. En pas op dat ik in mijn
ijvermezelfenjullie niet op eendwaalspoorbreng, endan bijmijn
vertrek, zoalseen bij mijn angel in jullie achterlaat.
WEERLEGGING VAN SIMMIAS' OPVATTING
Maar kom, opweg,' zci hij, 'Fris om te beginnen mijn geheugen
even op, als zou blijken dat ik me niet meer herinner wat jullie
gezegdhebben, Simmias,denk ik,geloofi:me niet. Hij isbang dat
de ziel, al is ze danook goddelijkeren mooier dan het lichaam, (d) .
toch eerdervergaat, omdat ze eenvorm vanharmonie is.Daaren-
tegenleekCebeshet weImet mij eens te zijndatde zielduurzamer
danhet lichaamis,maar volgenshem kan niemand zeker weten of
de ziel,na herhaaldelijkal dielichamenversletentehebben, bij het
verlatenvanhet laatstelichaamniet zelfvergaat, en ofde eigenlijke
dood niet bestaat in de ondergang van de ziel, aangezien het
lichaamonophoudelijk vergaat.Zijnhet niet dezepunten, Simmias
en'Cebes, diewe rnoeten onderzoeken?'
Beiden waren het erover eens dat het die waren. (e)'Betekent dat nu datjullie al onze vorigeargumenten verwer-
pen, of alleenmaar somrnige?' vroeghij.
'Somrnige wel, andereniet,' antwoordden zij.
'Wat denkenjullie danvande theorie die zegt dat hetleren een
herinnering is en dar, als r u t zo is, onze ziel noodzakelijk ergens
anders moet hebben bestaan, (a ) voordat ze in het lichaam
vastgekluisterdwerd?'
'Mij,' zei Simrnias, 'heefi: dat toen buitengewoon sterk OVer-
tuigd, .enook nu is er geen stellingwaar ik sterker achter sta.'
'En met mij is het ook zo,' zei Sirnmias. 'Het zou me sterk
verbazenvals ik daarover ooit anders zan gaan denken.'
Daarop zei Socrates: 'Mijn Thebaanse vriend, toch zul je er
andersover moeten denken, alsje ten rninste bij demening blijft
datharmonie iets samengesteldsis, ende ziel eensoort harmonic
is,gevormd door de spanningenin het lichaam. Want je zult toch
niet (b ) vanjezelf willen accepteren dat de harmonie al bestond
92-93 PHAEDO 303
voordat de elementen er waren die ze moesten samenstellen. Of
toch?'
'Helemaal niet, Socrates.'
'Merk je nu datje woorden tot die consequentie leiden, wan-
neer je eerstbeweert dat de zielbestaatvoordat ze in eenmenselij-
ke gedaante en lichaam komt, en dan dat ze sarnengesteldis uit
dingendie er nog niet zijn?Jouw harmonic past niet bij het beeld
waarmee je ze vergelijkt. Eerst zijner delier en desnarenen de
klanken, nog zonder harmonie. (c ) Pas alsallerlaatste ontstaat de
harmonie, en zij gaat ook het eerst verloren. Hoe zijn die twee
visiesmet elkaar te verzoenen?'
'Dat gaatniet,' zei Simmias,
'En tach, als er iets moet harmonieren, dan zijn het de visies
over de harmonie!'
'Dat zou inderdaad passen.'
'Welnu, in die van jou is de harmonie zoek. Ga dus eens na
welke vande twee stellingenje verkiest,dat leren een herinnering
is, of dat de ziel een harmonie is.'
'Dan houd ik het veelliever bij de eerste, Socrates! Want de
tweede is zonder bewijsbij me opgekomen, alleenmaar omdat ze
waarschijnlijk en aardig is, (d) endat isook dereden waarom demeestemensendie aannemen. Maar ikbesefwel dat theorieen die
waarschijnlijkhedenals bewijzen aanwenden, bedrieglijk zijn, dat
ze ons, als wemet goed opletten, heel vlugmisleiden, zowel in de
geometrie alsin al de rest.Maarde theorie over de herinnering en
het leren, is gefundeerdop een grondstellingdieverdient aanvaard
te worden. We zeiden tochdat het bestaan van onze ziel, voordat
zein ons lichaamkomt, even zeker is a ls het bestaanvande werke-
lijkheid zelfdiewe het abstractenoemen. (e ) En die grondstelling
heb ik op voldoende enjuiste gronden aanvaard; daarvanben ik
overtuigd. Daarom ben ik dan ook gedwongen, denk ik, de
bewering dat de ziel een harmonie is, te verwerpen, ofze nu van
mij ofvan een ander komt.'
'En dan nag iets,Simrnias,' zei hi} 'Kan volgensjou een har-
monie of omhet even welke andere samenstelling (a ) zich anders
voordoen dan de elementen waaruit ze is samengesteld?'
5/16/2018 Plato Phaedo - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/plato-phaedo-55ab503a6688c 30/50
30 4 PHAEDO 93 93 - 94 PHAEDO 30 5
'Zeker niet. '
'Ook kan ze, denk. ik, niets doen noch ondergaan dan wat die
elementen doen of ondergaan.'
Daarmee was bij het eens,
'Maar da n is het ook niet de taak van een harmonie de samen-
stel lende elementen te le iden, maar wel te volgen. '
Ook Simmias was d ie mening toegedaan.
'Het is helemaal niet zo, dat een harmonie een beweging zou
hebben of een klank zou voortbrengen d ie st ri jd ig ismet haar eigen
elementen, of dat ze in een ander opzicht daa rtegenin zou gaan.'
'Dat kan ze zeker niet,'
'En beantwoordt elke hannonie van nature ook niet aan de
manier waarop het stemmen gebeurd is?'
'Dat begrijp ik niet.'
'Wel, a ls er meer en vol lediger ges temd is, (b ) als dat al mogelijk
is, is er dan ook niet meer en vollediger harmonie? En zou er niet
minder en een rninder volledige harmonie zijn, als er minder en
minder vol ledig gestemd was? '
'Beslist.'
'En is dat ook zo voor de ziel? Kan de ene ziel ook maar inde
gerings te mate vol lediger en rneer , of onvo lled iger en .minder, z ie lz ijn dan de andere?'
'Nee, zeker niet .'
'En dan verder, bij Zeus! Zegt men vande ene ziel niet dat ze
verstandig en dengdzaam en geed is, van de andere dat ze onbe-
zonnen is en minderwaardig en s lecht? (c ) En zit er waarheid indie
bewering?'
'Zeker.'
'Hoe zal nu een aanhanger van de thesis dat de ziel hannonie
is , d ie dingen inde zie l,d ie zedeli jke kwali te iten en s lechtheid ,
omschrijven? Zal bij ze uitleggen als een nieuwe soort van har-
morne en disharmonie? Zal hij z eggen dat de goede ziel harmo-
nisch is, en dar ze in de harmonie die ze zelf al is, een tweede
harmonie bevat, terwi jl de andere niet harmonisch is en in zich die
tweede harmonie niet bezi t? '
'Ik weet niet wat ik daarop moet antwoorden, Socrates. Maar
het is duidelijk dat men op basis van de genoemde thesis zoiets
moet zeggen.'
'Maar waren we het er eerder" niet over eens (d ) dat de ene ziel
niet meer of niet minder ziel kan zijn dan de andere? En die toe-
geving komt erop neer dat de ene harmonie niet meer of volledi-
ger, noch minder ofminder voIledig, harmonie kan zijn dan de
andere . Of met? '
'Zeker.'
'En wat niet meer of minder harmonie is, is ook niet meer of
minder harmonisch gevormd. Is dat zo?'
'Ja.'
'En wat niet meer of rninder harmonisch gevonnd is, kan dat
meer of minder aan de harmonie deelhebben? Of heeft ze daaraan
evenveel deel?'
'Evenveel.'
'En omdat de ene z ie l niet meer of minder juist dat is, namelijk
ziel, (e ) is ze toch ook niet meer of minder harmonisch gestemd?'
'Dat i s zo. '
'En als het zo met haar gesteld is, kan ze ook niet meer of
minder deelhebben aan harmonie of disharmonie.'
'Nee.''En nogmaals,als het zo met haar gesteld is, kan de ene ziel niet
meer deeJhebben aan minderwaardigheid of kwaliteiten dan de
andere, als de eerste disharmonie en de tweede harmonie is.'
'Dat kan inderdaad n ie t.'
'Ofliever, Simmias, om hetjuist nit te drukken, (a ) zal geen
enkele ziel deelhebben aan de minderwaardigheid, als ze inderdaad
barmonie is. Want als harmonie niet s anders i sdanjuist harmonie ,
dan kan ze nooi t aan d isharmonie deelhebben.'
'Inderdaad niet.'
'En evenrnin kan de ziel, als ze niets anders is dan ziel, deelheb-
hen aan de slechtheid. '
'Inderdaad niet. Hoe zou ze dat kunnen op grond van wat we
eerder zeiden?'
'Op grond van die redenering zullen we dus aile zielen van aIle
levende wezens als even goed moeten beschouwen,als het waar is
5/16/2018 Plato Phaedo - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/plato-phaedo-55ab503a6688c 31/50
30 6 PHAEDO
dat de zielen van nature aile evenzeer ziel zijn.'
'Dat lijkt mi] ook, Socrates.'
'En stemt deze redenering je tevreden? Denk je dat de rede-
nering tot zoiet s zou gele id hebben, a ls het grondbeginsel (b ) dat
de ziel als een harmonie opvatte, juist was?'
'Helemaal niet. '
'En verder, is er van alles wat inde mens aanwezig is, ie ts waar-
vanje zegt dat het lei ding geeft, tenzij de ziel, en vooral de wijze
ziel?'
'Nee.'
'En geeft ze daa rbij toe aan de Iichamelijke neigingen, of gaat
ze ertegen in? Ik bedoel dat wanneer iemand bijvoorbeeld koorts
o fdors t heef t, ze hem inde tegenovergestelde rich ting t rekt , hem
belet te drinken; als hij honger heeft, zet zij hem aan om niet te
eten. En zo zijn er talloze voorbeelden waar we zien dat de ziel
zich verzet (c ) tegen de aandoeningen van het lichaam. Is het niet
zo?'
'Toch wel. '
'En waren we het er vroeger'" niet over eens dat de ziel, als ze
hannonie is, nooit een zang zou mogen latenhoren die indruist
tegen despanningen, de ontspanningen, de tokkelingen en alleandere inwerkingen op datgene waaruit ze bestaat? Moet ze die
niet volgen inplaats van te Ieiden?'
'Daarover waren we het eens. Kan het ook anders?'
'Wat nu? Zien we haar nu niet precies het tegenove rgestelde
doen? Zij leidt al die elementen, waaruit men beweert dat ze
samengesteld is, ze gaat er op haast aile punten, (d ) heel het leven
door, tegenin, ze speel t er opal le mogeli jke manier en de baas over.
Soms gebruikt ze tameli jk harde en p ijn li jke maat regelen, zoals bi j
gymnastiek en geneeskunde; somsgaat ze zachter te werk, met be-
dreigingen of vermaningen.ven ze praat met de begeerten, de
dri ften , de angs ten, a lsof ze van haar verschi llen. Het is zoals 80-
merus inde Odyssee heeft geschreven waar hij van Odysseus zegt69:
h ij k lo pt e o p z ij n borst e n b er is pte z ij n h ar t m et d ez e w oo rd en :
houd het uit , m ij n h ar t; ' ( e ) o ok h on ds er b eh an de li ng h eb
j e v er dr ag e n
94 94-95 PHAEDO 307
Geloofje dat hij bij het dichten van die woorden zich de ziel voor-
s te lde als een hannonie , a ls iet s dat zich door de gevoelens hat lei-
den, of veeleer als iets dat hen Ieidt, dat over hen de baas speelt, als
iets dat zeIf veel te goddelijk is om met een harmonie te worden
vergeleken?'
'Bij Zeus, ik denk dathij dit laatste gedacht he eft, Socrates.'
'Het is dus op geen enke le manier juist, mijn beste , te beweren
dat de ziel een soort van harmonie is, (a ) want dan zouden we het
bl ijkbaar niet eens zijn met de goddeli jke dich ter Homerus , en ook
niet met onszel£ '
'Zo is het,' zei hij.
HERHALING EN SAMENVATTINGVAN
C.EBES BEZWAREN
'Goed,' hemam Socrates. 'Harmonia" van Thebe is ons blijkbaar
niet al te ongenegen. Maar nu is er ook Cadmus nog. Hoe en met
welke argumenten kunnen we hem gunstig stemmen, Cebes?'
'Ik denk datjij dit wel zult vinden,' zei Cebes. 'In ieder geval
heeft je argumentatie tegen de harmonie mij verbaa sd; ze kwam
zo onverwach t. Want toen Simmias zijn bezwaren u iteenzet te , wasik erg benieuwd of iemand iets tegen zijn redenering zou kunnen
inbrengen. (b ) Ook vond ik het vreemd dar die redenering zelfs
niet tegen de eers te aanval van jouw argurnentat ic kon s tandhou-
den. Het zou me dan ook niet verbazen als de theorie van Cadmus
hetzelfde zou meemaken.'
'Niet opscheppen, mi jn beste! Anders kon tovenari j ons betoog
da t nu komt wel eens de verkeerde kant uitjagen. Maar daarvoor
zal god wel zorgen. Laten wij op z'n homerisch t eg e n d e v ij an d a a n-
stormend de waarde van jouw bewering toetsen, War je zoekt,
komt inhoofdzaak h ierop neer. Je wil l aten bewi jzen dat onze zie l
onvergankeli jk en onsterfe li jk i s; (c) anders zou een filosoof die
weldra moet sterven en vol goede moed is,endie denktdat hij het
ginds heel wat beter zal hebben dan wanneer hij hier een ander
Ieven gele id had, een onredeli jk en dwaas vert rouwen koesteren.
Aantonen dat de ziel iets krachtigs en goddelijks is, en dat ze al
bestond voordat wij als mens geboren werden, toont volgens jou
308 PHAEDO 96-97 PHAEDO
5/16/2018 Plato Phaedo - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/plato-phaedo-55ab503a6688c 32/50
nog met aan dat ze onsterfelijk is; het wijst erop dar de ziel iets
duurzaams is, a l een onmeteli jk lang voorbestaan heef r, en daarin
vele dingen wist en deed. Dit alles maakt haar helemaal met
onsterfelijker, (d ) integendeel, het feit zelf dat z e in een menselijk
lichaam kwam, was voor haar het begin van haar ondergang, iets
als een ziekte. Het leven dat ze hier leidt zou wel eens een
lijdensweg kunnen zijn, waarna ze tenslotte ten onder gaat in wat
we de dood noemen. En of ze nu eenmaal ofherhaaldelijk in een
lichaam komt, dat maakt volgens jou helemaal geen verschil uit
voor de angst die we allemaal hebben. Een verstandig mens moet
immers bang zijn, zolang hij niet weet en niet kan bewijzen dat de
ziel onsterfelijk is. Dat was zo ongeveer jouw redenering, (e) geloof
ik, Cebes. Met opzet heb ikme meer dan eens herhalingen veroor-
loofd, om te voorkomen dat ons iets ontgaat en om je toe te laten
er iets aan toe te voegen of iets terug te nemen, als je dat wil.'
Daarop zei Cebes: 'Wel, voor het ogenblik heb ik er niets van
terug te nemen of aan toe te voegen. Dat is h et juist wat ikbedoeL'
HET PROBLSEM VAN HET ONTSTAAN EN HET VERGAAN
Socrates zweeg nu een hele tijd en dacht over iets na. Dan begon
hij : 'Her i sgeen kleinigheid , wat jij vraag t, Cebes! Want dat bcte-
kent dat we de oorzaken van ontstaan en vergaan grondig moeten
onderzoeken, (a) Al s je wil, zal ikj e mijn eigen bevind ingen daar-
over ui teenzetten. En als i et s van wat ik zeg je bru ikbaar li jk t, dan
kun je dat gebruiken om twijfels in jouw betoog op te lossen.'
'Ik vind het zeer goed,'zei Cebes.
'Luister dan naar mijn uiteenzetting. Toen ik nog jong was,
Cebes, had .ik bi jzonder veel belangstell ing voor de wetenschap d ie
men naruurwetenschap" noemt. Ik yond het subliem de oorzaken
van alles te kennen en te weten waarom elke zaak ontstaa t, waarorn
ze vergaat, waarom ze bestaatl En dikwijls heb ik me in allerlei
bochten gewrongen, ( I i ) eerst met de volgende vragen. Kunnen,
zoals sommigen beweerd hebben", door warrnte en koude, door
een soort verrottingsproces, zich levende wezens ontwikkelen? Is
het .door het bloed dat wij kunnen denken, of door de luchtof
door het vuur73? Of is het door niets van dat alles, en zijn het de
hersenen die ons de waarnemingen van gehoor, gezicht en reuk
bezorgen, waaruit dan herinne ringen en meningen ontstaan? En
ontstaat de kennis wanneer de herinneringen en de meningen tot
rust gekomen zijn74? Verder onderzocht ik ook het vergaan van die
dingen, (c ) alsook de verschijnselen in de hemel en op aarde. Zo
kwam ik ten slotte tot de overtuiging, dat ik voor dat onderzoek
gewoon geen aanleg had. En daarvan zal ik je een afdoend bewijs
noemen. Va6r die tijd waren er dingen die ik, volgens mezel f en
ook volgens anderen, zeker wist, maar door dat onderzoek geraak te
ik toen zo verblind, dat ik zelfs de dingen die ik voordien meende
te weten, verleerde, onder ande re hoe een mens groeit, Vroeger
dacht ik dar het voor iedereen duidelijk was, dat het door eten en
drink en kwam. (d ) Want als door voedsel , vlees aan vlees en been-
deren aan beenderen worden toegevoegd, en als op dezel fde rna-
n ier s teeds verwante delen worden toegevoegd, dan wordt natuur-
lijk de aanvankelijk kleine massa na enkele tijd groot, en zo wordt
ook de kleine mens groot. Dat dacht ik toen, en vind je dat niet
redelijk?'
' Jawel,' antwoordde Cebes,
'Denk ook nog eens over het volgendena. Ik nam er vrede
mee, warmeer ik een grote man naast een kleine zag ~ of tweepaarden naast elkaar - te denken dat de ene "precies een hoofd
gro ter"" was dan de andere . (e) Of, om het nog duidelijker te zeg-
gen, tien leek me rnee r dan acht, doordat er bij die acht nog twee
bijgekornen was, en een dubbele elleek me groter dan een el,
omdat ze die met de helfr overtreft.'
'En wat denkje er nu over, Socrates?'
'Dat ik er, bij Zeus, ver vanaf'ben, te denken dat ik de oorzaak
van iets van die dingen zou kennen. Als iemand een bij een voegt,
ben ik er zelfs niet zeker van of de een waaraan de andere toege-
voegd werd twee geworden is, ofwcl de bijgevoegde een en de een
waaraan zij toegevoegd werd, (a ) door die toevoeging van de ene
bij de andere, twee werden. Ik vraag me afhoe het kornt dar elk
van beide, toen ze nog afronderlijk waren, een was, zonder dat er
sprake was van twee, en dat wanneer ze elkaar naderen, het samen-
komen waarbij ze dicht bij e lkaar werden geplaatst, er de oorzaak
310 PHAEDO 97 9 7 - 9 8 I'HAEDO 311
5/16/2018 Plato Phaedo - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/plato-phaedo-55ab503a6688c 33/50
van is dat ze tweewerden. Evenmin kan ik nog gelovendat, alsje
eenverdeelt, diesplitsinger de oorzaak vanis dat ze tweeworden.
Dan isde oorzaakvan het twee worden het tegenovergestelde als
inhet vorige geval. (b ) Toenwashet door wederzijdsetoenadering
endoor toevoegingvanhet ene bij het andere, nu door verwijde-
ring en seheidingvan elkaar.En evenrnin geloof ik vanmezelfnog
dat ik weet hoe eenontstaat.Kortom, met dezeonderzoeksrnetho-
de kon ik van geen enkele zaak weten waarom ze ontstaat of
vergaat of is. Op mijn eentje knoei ik dan ook maar lukraak een
andere methode in elkaar; deze bevalt me helemaalmet.
DE LEER VAN ANAXAGORAS
'Maar toen hoorde ik eens iemand'" voorlezen uit een boek, dat
volgenshemvanAnaxagoraswas. (e) Damn werd gezegd dat het
de Geestis die allesordent endie oorzaakvan allesis.Dit was een
oorzaak naar mijn zin, en ik vond het in zeker opziehteen
gelukkigidee omvande Geest de oorzaakvan alleste maken. Als
dat zo is, dacht ik,moet deGeest die ordent, ook allesordenen en
elkezaakop debestmogelijkemanier schikken, A ls menmen dus
de oorzaak wil achterhalen waarom elke zaak ontstaat of vergaat
of is,rnoet men maar uitzoekeri welk bestaan, welke activiteit of
passiviteitvoor die zaakde beste is. Op grond van die theorie (d )
moet demens, zowel in verband met zichzelf alsmet de rest, dan
ook alleenmaar onderzoekenwat het besteenvolmaaktsteis. Maar
diezelfde mens moet onvermijdelijk ook weten wat slechter is,
want beide zijnvoorwerp vandezelfde wetenschap. Die overwe-
gingenvervuldenmemet blijdschap;ik meende inAnax:agoraseen
leermeesternaarmijn hart gevonden tehebben, dieme de oorzaak
van.alleskon leren. Om tebeginnen zou hijmezeggen of de aarde
plat of rond is77• En alshij dat gezegdhad, (e)zou hij erook nog
de oorzaak en de noodzakelijkheid van verklaren, door me te
zeggenwat het beste isen waaromhet voor de aarde het beste is
zote zijn. Alshij zou zeggendat de aarde zich in hetmidden
bevindr", da n zou hij, dacht ik, verder nog verklaren dat het voor
haar het beste was zich daar te bevinden. Als hij me die dingen
duidelijk kon maken, danwas ik bereid omnooit meer naar een
andere soort oorzaak te verlangen. Natuurlijk zou ikme danop
dezelfdemanier ook over de zon, (a) demaanen deandere sterren
laten inlichten, over hun onderlinge snelheid, hun keerkringen/",
enhun andere eigenschappen, over demanierwaarophet voor elk:
vanhen het beste is om te doen of te ondergaanwat zeondergaan.
Ik had nooit gedacht dat Anaxagoras, die toch beweert dat die
dingen door de Geest geordend zijn, er een andere oorzaak zou
voor aanvoeren dandathet voor hen het beste iste zijn zeals ze
zijn.Door voor elkatZonderlijkenvoor allemaalsamende oorzaakaan te geven, (b ) zal hij ook, daeht ik, verder uitleggen wat voor
elk:atZonderlijkhet beste en wat voor allemaalsamengoed is.En
voor geen geld.zouikmijn verwachtingen opgegeven hebben! Ik
spande me in om zijn boeken vast te krijgen! Ik las.ze zodra ik
maar kon, omook zo snelmogelijk teweten wat het beste enwat
het slechtsteis.
Maar,mijn beste,uit mijn hoge verwachtingen stortte ikneer.
Naannate ik vorderde met mijn lectuur, zagik dat deman hele-
maal geenberoep deed op de Geest, enaanhem helemaal met de
oorzaak voor de ordening vande dingen toesehreef; (e ) als oorzaak
noemde hij de lucht, de ether, het water en veel andere dwaze
dingen! Zijn geval deed me sterk denken aan iemand die zou
zeggen: "Alles wat Socratesdoer, doet hij met zijn verstand," en
dieverder, a ls hijde oorzaken gaatnoemen vanal watikdoe, zou
beginnen met te zeggen: "Als hij nu bier zit, dan ishet omdat zijn
lichaamuit botten en pezen bestaat'", Dehotten zijnhard endoor
gewrichten van elkaar gescheiden. De pezen, die zich kunnen
spannen en ontspannen,(d) omsluiten de botten, samenmet het
vleesen dehuid, endat houdt debotten samen. Omdat debotten
los zitten in hun gewrichtsholten, stellen de pezen, door zich te
ontspannen of te spannen, Socrates op dit ogenblik in staat zijn
ledematen te buigen; endatis dan ook deoorzaak waaroru hijbier
met .ingetrokken benen zit." Ook voor het feit datik metjullie
praat, zou hij oorzaken van dien aardkunnen noemen: de stem,
delucht, het gehoor. Hij zou duizend andere soortgelijkeoorzaken
kunnen aanhalen, (e ) zonder de eehte oorzaken te noemen: dat de
Atheners het beter vonden mij te veroordelen en dat ikhetjuist
312 PHAEDO 98-99 99-100 PHAEDO 313
5/16/2018 Plato Phaedo - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/plato-phaedo-55ab503a6688c 34/50
daarorn beter gevonden heb hier te z itten, en rechtvaardiger hier
te blijven en de straf te ondergaan die zij mij opgelegd hebben.
Want , b ij de Hond , (a J ik denk dat die pezen en botten van mij al
lang in de buurt van Megara of van Boeotie zouden zijn81, mee-
gedragen door een opvatting over wat het beste is, als ik het niet
rechtvaardiger en schoner gevonden had elke straf die de stad me
oplegt, te ondergaan, in plaats van als ' een balling weg te Iopen,
Nee, die dingen oorzaken noemen, is al te gek. Al s iemand zou
zeggen dat ik zonder het bezit van dingen als botten, pezen en wat
ik verder heb, met in staat zou zijn uit te voeren wat ik besloten
heb, dan zou hij gelijk hebben. Maar zeggen dat die dingen de
oorzaken van mijn daden zijn, - (b ) en dan nog wel omdat ik met
mijn geest handel - inplaats van dat ik voor het beste kies, dat zou
heel oppervlakkig en lichtzinnigzijn. Dat men met in staat is het
onderscheid te maken tussen wat de werkelijke oorzaak is en dar-
gene waarzonder de oorzaak geen oorzaak kan zijn82! En blijkbaar
noemen de meeste rnensen juist dit laatste oorzaak; door als het
ware inhet du ister rond te tas ten, gebruiken ze een onjuiste bena-
ming, Zo komt het dan dat de ene83 de aarde met een draaikolk
omgeefi: en de hemel aanwijst als de factor die haar op haar plaats
houdt, terwijl een ander van de aarde een soort van platte baktrogmaakt, dieop een basis van Iucht steunt". (c ) De kracht echter
waardoor de dingen nu de plaats bekleden die het best voor hen
past, die zoeken ze met en ze geloven ookniet dat die een boven-
natuurlijke macht bezit, Ze menen dat ze weI eens een nieuwe
Atlas zullen ontdekken, die sterker en onsterfelijker is da n de
andere, en die nogbeter alles bijcenhoudt. Dat het goede en de
bindende noodzaak de dingensamenbindt en samenhoudt, dat
beseifen ze met. Ik zou heelgraag in de leer gegaan zijn bij om het
even wie die me kon leren hoe het met zo'n oorzaak gesteld is.
Maar die oorzaak bleef me verborgen: ik was met in staat ze zelf
te ontdekken en kon ze evenmin van anderen leren, (d ) En zo heb
ik dan bij het zoeken naar een oorzaak het over een andere boeg
gegooid85• Wil je dat ik je vertel hoe ik daarbij te werk ging,
Cebes?'
'Dat wi1 ik heel graag, Socrates! '
SOCRATES ONTDEKT Z!JN EIGEN WEG
DE METHODE VAN DE HYPOTHESEN
'Toen ik er genoeg van had de realiteit te onderzoeken,' ging
Socrates verder, ' dacht ik te moeten oppassen dat me met hetzel fde
overkwarn als mensen die een zonsverduistering bekijken en bestu-
deren; die bederven toch SOllS hun ogen, als ze met in het water
o f in iet s anders het beeld van de zon bekijken. (e) Aan zoiets rnoest
ik denken en ik was bang mijn ziel helernaal te verblinden door
met mijn ogen naar de dingen te kijken, en door te trachten ze met
elk van mijn zintuigen te bereiken. Ik vond het nodig mijn toe-
vlucht te nemen tot oordelen, en daarin de waarheid van de dingen
te bestuderen. Wellicht gaat mijn vergelijking inzekere zin met op ,
(a ) want ik kan het er helemaal nier mee eens zijn dat iernand die
de werkeli jkheid in oordelen bestudeer t, meer met afSpiegelingen
bezig is, dan wie ze in de concrete dingen bestudeert. Hoe dan
ook, die weg sloeg ik in. Bij elk geval neem ik als uitgangspunt het
oordeel dat ik a ls het stevigste beschouw. Wat volgens mij daarrnee
overeenkomt, poneer ik als waar, en dat kunnen oorzaken of
allerlei andere dingen zijn; wat er met mee overeen l ijkt te komen,
beschouw ik als met waar, Maar ik zou je graag nog duidelijkerzeggen wat ik bedoel, want ik denk datje het nu niet begrijpt.'
'Bij Zeus, ~ee! Toch met goed.'
'Wel, ik bedoel het volgende; (b ) het is niets nieuws. Ik zeg het
a l a lt ijd, zowel b ij andere gelegenheden als eerder in ons gesprek.
Ik ga proberenje het soort oorzaak waarmee ik me heb bezigge-
houden, uit te leggen. Ik kom dan weer bij die afgezaagde bewe-
ringen'", waarmee ik begin. Als uitgangspunt neem ik dat het
Mooie, het Goede, het Grote en al de overige, louter op zichzelf
bestaan. Als j e me dat toegeeft, als je het ermee eens bent dat die
bestaan, dan hoop ik op grond daarvan de oorzaak te ontdekken
en je de onsterfelijkheid van de ziel a an te tonen.'
'Natuurl ijk geef ik dat toe ,' (c ) zei Cebes. 'Maak maar haast met
je verdere uiteenzetting.'
'Bekijk dan eens wat volgt en of je mening daarover met de
rnijne overeenkomt. Ik zie het zo: als er buiten het Mooie zelf iets
anders mooi is, dan is dat alleen omdat dit mooie deelheefi: aan het
314 PHAEDO 100~101 101 PHAEDO 315
5/16/2018 Plato Phaedo - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/plato-phaedo-55ab503a6688c 35/50
absolute Mooie . En dit geldt natuurlijk voor alles. Benje het met
dat oorzakelijkheidsverband eens?'
'Akkoord.'
'Dan begrijp ik ook niet langer die andere geleerde oorzaken,
en evenmin kan ik errnee akkoord gaan. Wanneer iemand nu zegt
dat iets mooi is, (d ) orndat het een prachtige kleur of vorm, of iets
anders van dien aard heefi, dan zeg ik dat het me nie t interesseert,
want al die oorzaken brengen me in de war. Ik houd me eenvou-
d ig, doodgewoon, rnisschien wat naief aan rn ijn opvatt ing: wat die
d ingen mooi doet z ijn, is niets anders dan de aanwezigheid van, en
de gemeenschap met dat Mooie, langs welke weg of hoe die er ook
zijn. Dit laatste kan ik niet met zekerheid zeggen, maar wel dat alle
mooie dingen mooi zijn door het Mooie. Dat lijkt rnij toch het
veiligste antwoord dat ik mezelf of anderen kan geven; als ikme
daaraan houd, (e ) zal ik nooit struikelen, denk ik. Het is veilig
mezelf en ieder ander te antwoorden dar door het Mooie de mooie
dingen rnoo i z ijn, Vind je dat ookniet?'
'Zeker.'
'En het is dus door het Grote dar grote dingen groot en grotere
dingen groter zijn, en door het Kleine dat kleinere kleiner zijn.'
1a.''Ook jij zou dus, als men van iemand zou zeggen dar hij een
hoofd groter ofkleiner is dan een ander, niet aannemen dat het
hoofd deoorzaak is van da r groter of dat kleiner zijn, (a ) Nee, jij
zou ronduit verklaren: "Het enige wat ik kan zeggen is, dat elk
groter ding door niets anders groter is dan door het Grote; het is
gro ter wegens het Grote. Het kleinere is doorniet s anders Heiner._
dan door het Kleine; het is kleiner wegens het Kleine." Als jezou
zeggen dat iernand "door z ijn hoofd" grow.' of kleineris, zouje
bang zijn, denk 'ik, dat men je twee tegenwerpingen zou maken:
ten eerste dat het grotere groter en het kleinere kleiner is door
eenzelfde zaak, en ten tweede dat het groteregroter is door het
hoofd, dat zelf een kleinerdeel is. (b ) En het zou tochvreemd zijn
dat iemand groot is door iets kleins! Zou je daarvoor niet bang
zijn?'
'I k wel, ' l achte Cebes,
'En zou je ook niet bang zijn te zeggen dar, als t ien twee rneer
is dan acht, de oorzaak daarvan de twee is? Zou je niet veeleer
zeggen dat het komt door en wegens het Vele? Zou jij durven
zeggen dat de dubbele el "door de helft" groter is dan de enkele,
in plaats van 'door het Grote'? Jouw bezwaar zou ongetwijfeld wel
hetzelfde zijn.'
'Beslist.'
'En verder, als een bij een gevoegd wordt, zou je er dan niet
voor oppassen te zeggen dat die toevoeging er de oorzaak van is
dat het resultaat twee is? Of dat bij splitsing het resultaat twee een
gevo lg is van de sp li ts ing? (c ) Je zou toch welluid uitroepen: "Ik
ken voor elke zaak geen andere manier van worden, dan het
deelhebben aan de eigen werkel ijkheid waaraan het in elk bepaald
geval deelheeft. In de zojuist aangehaalde gevallen kun je geen
andere oorzaak van het twee-worden noemen, dan het deelhebben
aan de Tweeheid ; a lles wat rwee wi lz ijn moet daaraan deelhebben,
zeals alle s wat een wil zijn moet deelhebben aan het Ene." Die
splitsingen, toevoegingen, al die andere spitsvondigheden zou je
laten voor wat ze zijn; antwoorden op dar terrein zou je overlaten
aan mens en die geleerder zijn dan jij. Uit vrees, zeals het spreek-woordzegt, (d ) voor je eigen schaduw, en ook voor je onervaren-
heid , zou je je vas thouden aanhet vei lige houvas t van je grondstel -
ling en in die zin anrwoorden, Maar als iemand zich enkel aan het
beginsel zelf zou vastklampen'", dan zou je hem negeren en niet
antwoorden voordatje de consequenties van het beginsel onder-
zocht hebt, om te zien of ze onderhng overeenstemmen of elkaar
tegenspreken. En als je verplicht was dat grondbeginsel zelf te
verantwoorden; dan zou je dat op dezelfde manier doen: je zou een
ander grondbeginsel poneren dat je, onder de hogere principes, het
sterkste lijkt, en zo verder tot je komt bij een dar voldoende stevig
is. (e ) Maar je zou niet, zeals de controversisten doen, in je
discussies het uitgangspunt en de gevolgen door elkaar halen, als
je ten minste iets van de werkelijkheid wilde ontdekken. Want
daarover hebben die anderen het met geen woord, dat is hun zorg
niet , Hun geleerdheid stel t hen i rnmers ins taat van alles een huts-
316 PHA£D 0 101-102 102-103 PHAEDO 317
5/16/2018 Plato Phaedo - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/plato-phaedo-55ab503a6688c 36/50
pot te maken en over zichze1f toch tevreden te zijn. Maar ik denk
wcl dat jij het zou doen zoals ik het zeg, (a ) als je echt bij de
filosofen thuishoort.'
'Volkomen waar wat j e zegt,' zeiden Simmias en Cebes tegelijk.
ECH. Bij Zeus, ook terecht, Want ik vind dat Socrates die din-
gen buitengewoon duidelijk uiteengezet heeft, zelfs voor iem.and
die niet zo verstandig is.
PH. Zeker, Echecrates. Zo dachten er ook alle aanwezigen
ove...
ECH. En ook wij, die er niet bij waren en er nu over horen.
Maar wat werd daama besproken?
TEGENGESTELDEN SLUITEN ELKAAR UIT
PH. Als ik het goed heb, het volgende. Toen ze met hem inge-
stemd hadden en erkenden dat elk van die vormen bestaat en dat
de andere dingen, (b ) die aan die vormen deelhebben, er.ook hun
naam aan ontlenen, stelde Socrates deze vraag. 'Alsje het 'zo stelt,
komt je bewering dat Simrnias groter is dan Socrates maar kleiner
dan Phaedo, er dan niet op neer dat in Simmias zowel het Grote
als het Kleine aanwezig is?'la .
7
'Maar neem nu eens de uitspraak: "Simrnias steekt boven
Socrates uit". Je geeft tach toe dat de werkelijkheid daarvan anders
isdan het in de woorden uitgedrukt wordt? Want als Simmias "bo-
ven-uitsteekt", dan isdat toch niet omdat het in zijn natuur ligt,
(c ) omdat hij Simmias is, maar wel omdat hij toevallig zo groot is?
En a1 s hij "boven Socrates" uitsteekt, isdat ook niet omdat Socrates
Socrates is, maar omdat Socrates, vergeleken met de lengte van de
ander, kleinheid bezit.'
'Dat is waar.'
'En dat Phaedo boven hem uitsteekt, is niet omdat Phaedo
Phaedo is, maar omdat Phaedo, vergeleken met de kleinheid van
Simmias, grootte bezit.'
'Zo is het.'
'Zo wordt van Simmias gezegd dat hij zowel groat als klein is,
omdat hij tussen beiden in staat,Am Phaedo's grootte onderwerpt
hij zijn eigen kleinheid om ze te laten overtreffen, (d ) maar naast
Socrates plaatst hij zijn eigen grootte, die de kleinheid van Socrates
overtreft. '
Hij glimlachte en zei nag: 'Het lijkt wel of ik notaristaal
gebruik, maar het is wel zoals ik zeg.'
Cebes beaamde het.
'En ik spreek zo, omdat ik wil datjij mijn mening cleelt. Voor
mij ishet immers duidelijk: niet alleen het Grote weigert tegelijk
groot en klein te zijn, maar ook de grootte in ons verdraagt het
kleine niet, en weigert zich te laten overtreffen. Het is een van
beide: oiVvelvlucht ze entrekt ze zich terug, (e ) zodra haar tegen-
deel, het kleine, op haar afkomt, ofwel is zij vergaan als het andere
nadert. Maar ze weigert tegen dekleinheid stand te houden enhaar
inzich op te nemen en dus anders te worden dan ze is. Zo heb ik
de kleinheid in rnij opgenomen en me die laten welgevallen, en
door te blijven wie ik ben, ben ik dezelfde kleine Socrates. Maar
de grootte inmij kon het niet opbrengen klein te zijn. En zo staat
het ook met het kleine inons, ook dat is er nooit toe bereid groat
te worden of te zijn. Evenmin zullen ooit andere tegengestelden,
nog steeds zijn wat ze waren, toelaten dat ze tegelijk hun tegendeel
worden of zijn; (a ) ofwel nemen ze de wijk, ofwel vergaan ze alsze zoiets meemaken.'
'Dat lijkt me helemaal juist,' zei Cebes.
Een van de aanwezigen - ik herinner me niet precies wie het
was - zei toen hij dat hoorde: 'Bij de goden, hebben we in onze
vroegere discussies'" niet juist het tegendeel van wat je nu zegt
geconcludeerd, namelijk dat het grotere uit het kleinere ontstaat,
en uit het grotere het kleinere, en dar tegengestelden gewoonweg
ontstaan uit hun tegendeel? En nu, denk ik, wordt hier gezegd dat
dit nooit kan gebeuren.'
Socrates had het hoofd naar de spreker gewend om te luisteren
en antwoordde: 'Dapper (b ) datje ons daarop wijst! Maar je beseft
niet dat er een verschil istussen wat we nu en toen zeiden. Toen
zeiden we dat een tegengesteld "iets" uit z ijn tegengestelde
ontstaat, maar nu zeggen we dat het tegengestelde "zelf' nooit zijn
eigen tegendeel kan worden, niet in ons en met in zijn eigen
318 PHAEDO 103 103-104 319HAEOO
5/16/2018 Plato Phaedo - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/plato-phaedo-55ab503a6688c 37/50
natuur. Toen, rnijn beste, hadden we het over dingen waarin de
tegengestelden aanwezig zijn en die we naar die tegengestelden
benoernen; nu hebben we het over de tegengestelden zelf, waaraan
de benoemde dingen hun naam ontlenen, En deze tegengestelden
zelf zijn nooit bereid, beweren we, ( c ) hun ontstaan van elkaar te
krijgen.'
En terwijl hij in de richting van Cebes keek, vroeg hij: 'Enjij
Cebes, heb j ij je soms vanje stuk laten brengen door een van de
bedenkingen van onze vriend hier?'
'Nee, dit keer'" was dat niet het geval, ' zei Cebes. 'Wat echter
helemaal niet betekent dat er niet heel watclingen zijn die me in
verwarring brengen. '
'Hierover zijn we het dus zonder rneer eens, dat het tegendeel
nooit zijn eigen tegendeel zal zijn?'
'Beslist.'
'Ga nu eens na ofje het eens kan zijn met het volgende. Is er
iets wat je warm en iets wat je koud noemt?'
'Zeker.'
'En is dnthetzelfde als sneeuw en vuur?'
'Bij Zeus, nee!' (d )
'Warmte is dusiets anders dan vuur, en koude iets anders dansneeuw?'
'Ja.'
'Maar ikdenk wel dat je het zo ziet: nooit zal sneeuw alssneeuw
warmte opnemen en dan, zoalswe al zeiden", toch blijven wat ze
was, sneeuw dus, en daarbij ook warm. Integendeel, als de wannte
nadert, zal ze daarvoor wijken of vergaan.'
'Zeker.'
'En ook zal het vuur, als de koude nadert, ervoor wijken of
vergaan. Nooit zal het kunnen verdragen dat het de koude op-
neemt en toch blijft wat het was: vuur en tegelijk koude.' (e )
'Dat is waar.'
' In sommige van die gevallen kan het .dus gebeuren dat niet
aileen de vorm zclf voor eeuwig recht heeft op zijn eigen naarn,
maar ook nog iets anders, dat die vorm wcl niet is, maar er toch
de uiterlijke trekken van heeft, zolang het bestaat, Wat ik bedoel
zal wellicht duidelijker uitkomen in her volgende voorbeeld. Het
Onevene zal wel alti jd die naam, die we er nu aan geven, moeten
dragen, of niet?'
'Beslist!'
'En ishet Onevene het enige van de werkelijkheid dat die naam
draagt? Want dar is de kern van mijn vraag, Of is er toch nog iets
anders, dat, zonder identiek te zijn met het Onevene, (a J toch
altijd, samen met zijn eigen naarn, de benaming oneven moet
dragen, omdat.het van nature zo isdat het altijd de trekken van het
Onevene behoudt? Dat doet zich bijvoorbeeld voor in drie en in
zoveel andere getallen. Ga dat eens na voor het getal drie. Denk
je ook niet dat drie, behalve met zijn eigen naam, ook nog altijd
met de benarning oneven moet aangeduid worden, al is oneven
niet hctzelfde als drie? En toch zijn drie, vijf, en de voiledige helfi:
van alle getallen, van nature zo, dat elk van die getallen oneven is,
zonder hetzelfde te zijn als het Onevene. (b ) En andersom zijn
twee, vier en de hele reeks van de overblijvende getallen, altijd
even, zonder hetzelfde alshet Evene te zijn. Benje het daarmee
eens, of niet?'
'Hoe zou het anders kunnen?'
'En let nu op wat ik wil aantonen, Het gaat om het volgende,Blijkbaar sluiten niet alleen de tegengestelden elkaar uit, Ook alle
dingen die, zonderaan elbar tegengesteld te zijn, roch altijd
tegenstellingen inhouden, doen dat, Ook deze sluiten blijkbaar de
vorm uit die tegengesteld isaan de vorm die in hen aanwezig is,
en wanneer die tegengestelde vorm op hen atkomt, dan vergaan
ze of wijken ze. (c ) Of moeten we niet beweren dat drie eerder zal
vergaan of om het even welk ander lot ondergaan, dan erin te
berusten even te worden en toch drie te blijven?'
'Beslist!' zei Cebes.
'En evenzo zal twee eerder vergaan of om het even wat onder-
gaan, dan erin toe te stemm en twee te blijven en tegelijk oneven
te worden.'
'Ongerwijfeld" .'
'En toch is twee niet het tegengestelde van drie.'
320 PH AED 0 104-105 10 5 PHAEDO 321
5/16/2018 Plato Phaedo - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/plato-phaedo-55ab503a6688c 38/50
'Zeker met.'
'Het zijn dus met enkel de tegengestelde vonnen die elkaars
nadering met verdragen; ook andere verdragen met dat iet s met een
tegengestelde nadert.'
'Zeer juist.'
'En willen we nu eens omschrijven welke deze gevallen zijn, als
we ertoe in staat zijn?'
'Zeker.'
'Zullen het niet die vorrnen zijn, (d ) die elk ding dat ze in hun
macht houden, ertoe dwingen niet alleen zijn eigen vorm'" te heb-
ben, maarook alr ijd de vorm van iets dat een tegengestelde heef i:? '
'In welke zin bedoelje dat?'
'Zoals we dat daamet bedoelden. Je weet toch wel dat de
dingen, die in de macht van de vonn drie zijn, noodzakelijk niet
aileen drie, maa r ook oneven moeten zijn.'
'Beslistl'
'Op zo'n ding nu, zeggen we, zou de vonn die het tegenges te l-
de is van de vorm die ermee verbonden isnoo it toetreden.'
'Inderdaad niet.'
'En het was de vorm Oneven die ermee verbonden was, niet?'
'Zeker.''En de tegenovergeste1de vorm daarvan is de vonn Even?'
'[a.' (e) .
'Dan zal de vorrn Even nooit op dtie toetreden? '
'Zeker niet. '
'Drie heefi : dus geen dee! aan het Evene?'
'Nee.'
'Dus is drie oneven.'
'Ja.'
'Ik zei daarnet te omschrijven in welke gevallen de dingen die
met het tegengestelde zijn van iets anders, toch iets meteen
tegengestelde niet toelaten. We gam t erug naar ons vootbeeld : d rie
is niet het tegengeste lde van even, en toch hat drie her Evene niet
tot zich toe, omdat drie a ltijd met het tegenovergeste lde van even
komt opzetten'". Zo komt ook twee met het tegengestelde van
oneven opzetten, en vuur met dat van kou, (a ) en zo zijn er nog
vele voorbeelden. Kijk eens of je het zo kan ornschrijven: niet
alleen weigert het tegengestelde zijn tegendeel toe te Iaten; ook
datgene wat iet s meebrengt dat tegengesteld isaan hetgeen waarop
het afgaat , hat noo it het tegengestelde van wat het zel f meebrengt
toe. Fris je geheugen nog eens op; het kan geen kwaad het
meermaals te horen, Vijf zal de vorm Even met toelaten, evenmin
als tien of het dubbele van vijf de vorm Oneven zal toela ten.
Dubbel i s zel fhet tegengestelde van iets anders , van Enkel, en toch
zal het de vorm Oneven niet bij zich toelaten. En evenmin latenAnderhalf (b ) en de andere breuken waarin een half voorkomt, de
vorm Geheel toe, en dat is ook het geval met een derde en
dergelijke. Ik veronderstel ten minste dat je volgt en het met me
eens bent.'
'Ik ben het voIkomen met je eens,' zei Cebes, 'en ik kan je
volgen.'
BEWIJS VAN DE ONSTERFELIJKHELD UIT DE
THE 0 R I E V A N .D E T E G ENG EST E L DEN
'Begin dan nog eens van bij het begin,' zei Socrates. 'En antwoord
niet alleen met wat in de vraag besloten ligt, maar volg mijn
voorbeeld. Ik zeg di t omdat ik naast het veilige antwoord waarover
ik sprak, nu a ls gevolg van wat we pas zeiden, een andere veilig-
heid zie", Want als je me zou vragen wat er in een lichaam moet
komen om het wann te maken, ( c ) za l ikje niet dat veilige maar
nietszeggende antwoord 'warmte' geven. Op grond van ons ge-
sprek van zojuist, za l ik nu sp it svondiger antwoorden met "vuur ".
En als je me vroeg wat er in een l ichaam moet komen am het ziek
te maken, zou ik niet "ziekte" antwoorden, maar "koorts". En op
de vraag wat door zijn aanwezigheid een getal oneven maakt, zal
ik niet "onevenheid" maar "de een" antwoorden. Enzovoort. Kijk
eens ofje al voldoende begrijpt wat ik bedoeL'
'Voldoende, zeer zeker!'
'Antwoord dan eens,' hernam Socrates, 'wat maakt door zijn
aanwezigheid dat een l ichaam leefi :? '
'De ziel,' antwoordde hij,
'En is dat altijd zo?' (d )
32 2 PHAEDO 106 PHAEDO 32 3
5/16/2018 Plato Phaedo - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/plato-phaedo-55ab503a6688c 39/50
'Natuurlijk. '
'Waar de zieldus bezit van neernt, daarin brengt ze altijd
leven?'
'Zeker.'
'En bestaat er iet s dat het tegengestelde isvan het leven ofn ie t? '
'Dat bestaat.'
'Wat?'
'De dood. '
'En de ziel zal toch nooit het tegendeel van wat ze altijd met
zich meebrengt toela ten, zeals we ui t het voorgaande aannamerr ",
niet?'
'Heel zeker, ' zei Cebes,
'Dan gaan we verder, Hoe no emden wij daarnet hetgeen de
vorm Even niet toeliet?'
'Het Onevene.'
'En wat het Rechtvaardige of het Kunstzinnige niet toelaat?'
(e )
'Het Onkunstzinnige en het Onrechtvaardige.'
'Goed. En hoe noemen we wat het Sterfelijke niet toela at? '
'Het Onsterfelijke.'
'En nu is het toch de ziel die de dood niet toelaat?''luist.'
'Bijgevolg is de ziel onsrerfelijk.'
'Onsterfelijk. '
'Goed. Mogen we beweren dat dat bewezen is of wat denk je?'
'Oat het bewezen is, en zeker afdoende, Socrates.'
'Maar dan, Cebes, als het Onevene noodzakelijk onvergankelijk
was, (a ) zou drie toch ook wel onvergankelijk zijrt?'
'Natuurlijk. '
'En als ook het Niet -warme noodzakel ijk onvergankel ijk was,
zou sneeuw zich dan niet ongerept en zonder te smelten terugt rek-
ken, wanneer iemand warrnte met de sneeuw in contact bracht?
Want ze zou niet vergaan en evenmin op haar plaats blijvenen de
warmte toelaten.'
'Oat is waar. '
'En het zou precies hetzelfde zijn, denk ik, als het Onafkoelbare
onvergankelijk was: wanneer ie ts koels het vuur naderde, zou het
vuur niet uitdoven of vergaan, maar ongedee rd de wijk nemen.'
'Dar i s onvermijdel ijk, ' zei hi j.
'En zouden we dan ook niet onvennijdelijk (b ) op dezelfde
manier over het Onsterfelijke moeten spreken? A ls het Onsterfelij-
ke ook onvergankelijk is, dan is het ook onmogelijk dat de ziel
vergaat, wanneer de dood naar haar toekomt. Want ui t onze vorige
beschouwingen volgt dat zij de dood niet zal toelaten en nooitdood zal zijn: precies zeals drie en het Onevene nooit even zullen
zijn, en zoals vuurof de warrnte in het vuur nooit koud zullen zijn,
zoals we zeiden, Nu zou menkunnen zeggen: "Maar wat belet dat
het Onevene, zonder dat het, zeals we vastgesteld hebben, bij de
nadering van het Evene even wordt, toch vergaat (c ) en dar het
Evene dan zijn p laats inneemt?" Tegen iemand die zo spreekt zou-
den wij niet kunnen volhouden dat het Onevene niet vergaat; het
Onevene is immers n ie t onvergankeli jk ! Als we dat wei aangeno-
men hadden, dan konden we ons gemakkelijk verdedigen en
zegg-en dat, bij het naderen van het Evene, het Onevene en drie
ervandoor gaan. En hetzelfde zouden we kunnen volhouden in
verband met het vuur, de warrnte en de rest. Of niet?'
'Zeker.'
'Oat is nu ook het geval voor het Onsterfelijke. Als men he t met
ons eens is dat het ook onvergankelijk is, dan is de ziel behalve
onsterfelijk, ook onvergankelijk. (d) Maar anders is er een ander
argument nodig.'
'Maar dat is er helemaal niet nodig, toch niet voor die geval, Er
zou toch moeilijk iets anders voor vernietiging imrnuun kunnen
zijn, al s het Onster fe li jke , dat eeuwig is, er niet immuun voor was!'
'Als het over god gaat, of over de vorrn zelf van het leven of
overalles wat verder neg onsterfelijk is, denk ik wel dat iedereen
zal aannemen dat d ie noo it vergaan. '
'[a, bij Zeus, iedereen,' zei Cebes 'zeker alle mensen, en nog
meer denk ik, a lle goden. '
'Als het Onsterfelijke ook onverwoestbaar is, (e) kan het toch niet
anders dan dat de zie l, als ze onsterfelijk is, ook onvergankelijk is?'
32 4 PHAEDO 106-107 107-108 32 5
5/16/2018 Plato Phaedo - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/plato-phaedo-55ab503a6688c 40/50
'Dat kan zeker met anders.'
'Op het ogenblik dus dat de dood op de mens afkomt, sterft
blijkbaar het Sterfelijke in hem, maar het Onster fe li jke gaat onge-
deerd en onaange tast weg, het trekt zich te rug voor de dood.'
'Dat is duidelijk.'
'Het is dus absoluut zeker, Cebes, dat de ziel onsterfelijk en
onvergankelijk i s. (a) En onze zielen zuilen werkelijk in Hades
bestaan.'
'Ik heb daar niets tegen in te brengen, Socrates,' zei hij, 'en ikheb geen enkele reden om aan je betoog te twijfelen. Maar al s
Simmias hier of een ander er wel iets op te zeggen heeft, dan zou
het goed zijn dat hij dat niet verzwijgt. Nu hebben ze de gelegen-.
heid, en ik zie niet in tot welk andere tijdstip ze het zouden uit-
steilen, al s ze hierover iets willen zeggen of vernemen. '
'Maar, ' zei Simrnias , 'ik heb ook geen enkele reden om te
twi jfe len, toch niet op grond van d ie argumenten . Maar het behan-
delde onderwerp iszo belangr ijk en ik heb de rnensel ijke zwakheid
zo laag op, (b ) dat ik onvermijdelijk bij me zelf nog altijd twijfel
over wat we zeiden.'
'Niet aIleen op dat punt heb je gelijk, Simmias,' zei Socrates.
'Maar ook onze eerste grondstel lingen, hoe bet rouwbaar die voorjul lie ook zijn, moeten grond iger onderzocht worden. Pas wanneer
jullie die grondig hebben ondeed, zullen jullie volgens mij de
redenering kunnen volgen, voorzover dat voor een mens moge1ijk
is. En als daarover du ideli jkheid is, hoeven jul lie met meer verder
te zoeken.'
'Dat is waar,' gafhij toe.
PRAKTISCH BESLUIT
'Maar, mannen, het is goed te overwegen (c ) dat de zielcalsdie
onsterfelijk is, niet alleen voor de tijd die we "leven"noemen,
maar voor altijd zorg nodig heeft. Het zou dan wel eens een
geweldig r isico kunnen bli jken, haar te verwaarlozen. Want alsde
dood de bevri jding van alles zou zijn, wat een bui tenkans je zou dat
zijn voor slechte mensen! Bij hun dood zouden ze met alleen
bevrijd worden van hun lichaam, maar tegelijk met hun ziel ook
van hun slechtheid. Maar nu de ziel onsterfelijk blijkt te zijn,
bestaat ervoor haar geen andere manier om aan het kwaad te
ontkomen (d) en om zich te redden, dan deze: zo goed en zo wijs
mogelijk te worden. Want ze neemt naar Hades niets mee dan haar
ontwikkeling en vorming. En volgens de t radi tie z ijn juist die voor
de overledene erg voordelig of schadelijk, reeds dadelijk bij het
begin van de reis daarheen.
DE ESCHATOLOGISCHE MYTHE
Die overlevering gaa t als volgt, Bij hun dood worden alle mensen
door de daemon die hen tijdens het leven was toegewezen, naar
een plaats gebracht waar iedereen moet samenkomen om er geoor-
deeld te worden. Na dat oordeel moeten ze zich dan naar Hades
begeven in het gezelschap van de gids, (e) die de opdracht heeft de
mensen van hier naar ginds over te brengen. Als ze daar hun ver-
diende lot ondergaan en de noodzakelijke tijd doorgebracht heb
ben, brengt een andere gids hen weer hierheen; dan zijn er al vele
lange perioden verlopen. De reis is echter niet wa t Telephus van
Aeschylus erover zegt96. (a ) Die beweert dat een eenvoudig pad
naar Hades voerr, Maar ik denk niet dat het pad eenvoudig is en
dat er maar een is. Dan zouden er geen gidsen nodig zijn, want
niemand zou een verkeerde weg kunnen inslaan, als er maar een
was! In werkel ijkheid moeten er vele sp li tsingen en driesprongen
zijn, als ik denk aan de offers en de gebruiken hier op aarde, Nu
volgt de oppassende en wijze ziel gedwee haar gids en zij kent de
situatie'", Maar een ziel die vol ve rlangen naar het lichaam is, en
die, zoa ls ik al zei", (b ) zich lange cijd heeft laten mees lepen door
her lichaam en de zichtbare wereld, wordt pas na heftig verzet en
veel lijden, met geweld en moeite, door de daartoe aangestelde
daemon weggebracht. Wanneer ze dan aankomt waar de andere
zich bevinden, wordt de niet-gelouterde ziel, die zich schuldig
gemaakt heefi aan een misdaad als onrechtmatige doodslag, of
andere daaraan verwante misdaden, zoals dat soort zielen ze begaan,
dan wordt die ziel door allen geschuwd en gemeden. Niemand is
ervoor te vinden haar tochtgenoot of gids te worden. Ze dooIt
alleen rond, (c ) totaa l radeloos, totdat een bepaalde t ijd verst reken
!i!i'
32 6 PHAEDO 108-109109-110 32 7'HAE 0 0
5/16/2018 Plato Phaedo - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/plato-phaedo-55ab503a6688c 41/50
is, waarna ze onder dwang naar een bij haar passend verblijf
gebracht wordt. Maar de zie l die een zuiver en gemat igd leven
geleid heeft, krijgt goden alsgids en reisgezel, en vindt een woon-
plaats in een omgeving die haar toekomt. Nu zijn.er heel wat won-
derbare streken op aarde. En de aarde zelfis van aard en grootte
niet zoals de auteurs die daarover plegen te handelen, veronderstel-
len. Daarvan heb ik me door iemand hten overtuigen";'
ONS AARDSE VERBL1JF EN DE WARE AARDE
Daarop vroeg Simmias: (d ) 'Hoe bedoelje dar, Socrates?Want over
de aarde heb ik zelfook heel wat gehoord,maar nietwat jij erover
gelooft. Dat zou ik dan ook graag vememen.' .
'Ach Simmias, je dat vertellen lijkt me niet "de kunst van
Glaucus''?". Maar bewijzen dat het waar is, zou zelfsvoor de kunst
van Glaucus te moeilijk zijn, denk ik. Misschien kan ik die taak
nie t aan, Simmias, en als ik er genoeg over wist , zou mijn Ieven
voor zo'n lang betoog te kort zijn, denk ik, (e ) Tach iser niets op
tegen dat ik je iets zeg over de vorm en de streken van de aarde,
zoals die volgensmij zijn.'
'Maar dat is al genoeg,' zei Simrnias.
'WeI, ik heb me om te beginneniaten vertellen,' begon Socra-
tes, 'dat de aarde, als ze zich in het midden van de hemel bevindt
en rond is, helemaal geen lucht ofeen andere soortgelijke kracht'?' .
nodig heeft om niet te vallen. (a J De totale homogeniteit vande
hemel enhet evenwicht van de aarde zelfzijn voldoende om haar
op haar plaats te houden. Want een lichaam in evenwicht, dat in
het middelpunt van een homo gene massa geplaatst wordt, heeft
geen reden om in meerdere of mind ere mate, in een bepaalde
richting af te wijken; in zijn homogeniteit zal het zonder overhel-
len ter plaatseblijven. Dat is dus het eerstewat ikme liervertellen,'
zeihij.
'En terecht, 'zei Simmias.
'Het volgende element is, ' ging Socrates verder, 'dat de aardeiets heel groots is. Het gebied tussenPhasis en de Zuilen van Her-
cules10 2, dat wij bewonen, (b ) is er slechts een deeltje van; wij wo-.
nen rand de zee alsmieren ofkikkers rond een poel, Maar elders
wonen nogmassa's andere mensen in vele soortgelijke streken.
Want overal om de aarde heen zijn er vele holten, van allerleivorm
en grootte, waarin water, nevel en lucht zijn samengestroomd.
Maar de aarde zelfis zuiver en bevindt zich in de zuivere hemel,
waar de sterren staan, en waaraan de meeste auteurs die erover
spreken, de naarn ether geven. (c ) Daarvan zijn water, nevel, Iucht
het bezinksel, dat al ti jd weer in de hol ten van de aarde samen-
stroomt. Wij bewonen die holten, maar we beseffen dat niet; we
denken dat we boven opde aarde wonen. Het is te vergelijken metremand die midden op de zeebodem woont'i" en zou menen op
het wateroppervlak te wonen. Door het water heen zou bij de zon
en de andere sterren zien, en daardoor zou hij denken dat het
zeeoppervlak de hemel is. Wegens zijn traagheid en zwakte zou hij
nooit hetzeeoppervlak bereiken. (d) Nooitzou hijuit de zee
opduiken of zijn hoofd omhoogsteken in de richt ing van onze
wereld . Zo zan hij ook nooi t z ien hoeveel zuiverder en mooier
deze hier is , dan zi jn st reek; en evenmin zou hij dat vemomen
hebben van iemand die het gezien heef t. Dat is precies onze
toestand. Ook wij bewonen een soort holte in de aarde enwe me-
nen op de aarde te leven. En de atmosfeer noemen we de hemel,
alsofze de hemel iswaarin de sterren bewegen. Met ons doet zich
hetzelfde voor: door zwakte en traagheid (e ) zi jn we niet in staa t
am tat de uiterste grens van de atmosfeer door te dringen. Al s
iemand de top van de atrnosfeer kon bereiken, of v leugels zou
krijgen en opvliegen, dan zou hij opduiken en de hemel kunnen
zien: zeals hier de vissennit de zee opduiken en onze wereld zien,
zo zou hij de dingen daarboven zien. Enals zijn natuur dan sterk
genoeg was omdieaanblik te verdragen, zou hij weten dat dit de
echte hemel is en het echte lichten de echte aarde. (a J Want onze
aarde hier en de stenen en heeldestreek die we bewonen, zijn
verminkt en aangevreten, 'zeals inde zee de dingen door het zout
aangetast zijn. In dezee groeitniets noernenswaards, ook is er am
zo te zeggen niets vohnaakt. Waar nag aarde is, zijn er klippen,
zand, massa's modder en slijk, allemaal dingendie helemaal nietmet de schoonheid van bij ons kunnen vergeleken worden. Maar
dewereld daarboven zal die van bij ons nag veel rneer overtreffen.
32 8 PHAEDO 110-111 111-112 PHAEDO 32 9
5/16/2018 Plato Phaedo - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/plato-phaedo-55ab503a6688c 42/50
(b ) Als het goed is een verhaal te vertellen, Simmias, da n is het weI
de moeite waard te vernemen hoe de dingen die bovenop de aarde
en onder de hemel zijn, emit zien. '
Ja, Socrates,' zei Simmias, 'wij zouden graag dat verhaal horen.'
DE HEERLI]KHEID VAN DE WARE AARDE
'Wel, mijn vriend, om te beginnen zeggen ze dat de echte aarde
er van bovenaf uitziet als een van die ballen gemaakt uit twaalfstukjes Ieer104, bont gekleurd, met repen van verschillende kIeur,
waarvan onze kleuren, zoals de schilders die gebruiken, a ls stalen
kunnen dienen. (c ) De hele aarde bestaat daaruit dat soorr kleuren,
maar dan nog veel schit terender en zuiverder dan de onze. Een
stuk is purperkleurig en fantastisch mooi,een ander is goudkleurig,
bij een derde is het wit nog witt er dan gips of sneeuw; en zo zijn
ook de andere kleuren waaruit zij samengesteld is, nog talrijker en
mooier dan allekleuren die wij ooit gezien hebben. Want juist de
holten van de aarde, die vol water en lucht zijn, zorgen voor een
kleurig uitzicht, (d ) omdat ze schitteren tussen de bontheid van de
andere kleuren. Zo vertoont de aarde da n een onatgebroken kleu-
renspel . En de bomen, bloemen en vruchten die er groeien, ko-
men met die pracht overeen. Ook debergen en de s tenen bezitten
er, in dezelfde verhouding, een mooiere gladheid, transparanrie en
kleur, Onze stenen, waarop de mensen zo gcsteld zijn, zoals
kornalijn, jaspis, smaragd le) en dergelijke, zijn er maar stukjes van.
Daar zijn alle stenen zo of nog mooier dan die van mer. De
oorzaak daarvan is dat de stenen er zuiver zijn, niet aangetast of
aangevreten door verrott ing en zout , zoals dat hier een gevolg is
van wat er allemaalsamenspoelde. Want water, nevel, lucht maken
de s tenen en de grond lel ijk en veroorzaken ziekten bij dieren en
planten. De echte aarde ismet dat alles getooid, en ook nogrner
geud en zilver en andere van die edele metalen. (a ) Daar zijn die
kostbaarheden van nature zichtbaar, want ze zijn talrijk, groot en
over de hele oppervlakte verspreid; die aarde aanschouwen vervultje met geluk. Er zijn daar ook vele levende wezens, onder meer
ook mensen. Sommigen wonen in het binnenland, anderen rond
de lucht, zoals wij rond de zee, en nog anderen op door lucht
omspoelde eilanden in de buurt van het vasreland'?'. Kortom, wat
water en ' lee zijn voor ons bestaan, (b ) da t is daar de lucht, en wat
voor ons de lucht is, is voor hen de ether. Het klimaat is er zo
mild dat de mensen er geen ziekten kennenen er veellanger leven
dan hier. In zien, horen, denken en zo meer, staan zij even ver
boven ons, al sde lucht he t wate r, of de ethe r de lucht in zuiver-
heid overtreft. Zij hebben ook heilige wouden en tempels voor de
goden, waar de goden werkelijk wonen. Door openbar ingen,
orakels, visioenen en zo meer, (c) hebben ze rechtstreeks contactmet de goden. Ook z ien z ij de zon, de rnaan en de sterren zeals
die werkelijk zijn. In andere opzichten ishun geluk hiermee in
overeenstemrning.
DE ONDERWERELD EN HAAR RIVIEREN
Zo isde hele aarde en wat haar omgeeft . Rondom deze aarde, op
deplaatsen waar de holten zich bevinden, zijn vele streken. Som-
mige zijn dieper en ruimer dan die waar in wij leven, andere zijn
dieper maar hebben een nauwere toegang dan onze landstreek, (d )
terwijl nog andere minder diep en breder zijn dan bij ons. AI die
streken staan op allerlei rnanieren met elkaar in verbinding door
onderaardse kanalen, die nu eens enger, dan weer breder zijn, en
die van de ene in de andere dooriopen. Daarlangs vloeit een massa
water van deene naar de andere, net a ls in mengvaten. Er zijn ook
enorm grote ondergrondse r ivieren met alt ijd s tromend water ,
warm zowel al skoud. Er is een massa vuur en ook zi jn er grote
vuurstromen, evenals vele rivieren met water vol modder, nu eens
zuiverder, dan weer met meer slijk, (e ) zoalsop Sicilie de modder-
rivieren die de lavavoorafgaan ofde lavazelf i06. Daarmee worden
de streken gevuld, afhankeli jk van de bepaalde omloop die de
rivieren volgen. Dat alleswordr op-en-neer bewogen, alsof er een
soort schommel in de aarde is.Die schornmeling heeft de volgende
natuurlijke oorzaak. Een van de aardkloven isbuitengewoon groot
en boort dwars door de hele aarde heen. (a ) Hierover had Home-rus he t toen hij ze i107:
H e el v er i w a ar o nd er d e a ar d d e d ie ps te k lo tif is .
33 0 PHAEOO 11 2 112 -113 PHAEDO 331
5/16/2018 Plato Phaedo - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/plato-phaedo-55ab503a6688c 43/50
Die plaats wordt elders door Homerus en door vele andere
dichters de Tartarus genoemd. In die kloof vloeien alle rivieren
samen, en ze vloeien er ook weer uit, Ze nemen de eigenschappen
over van de streek die ze doorstromen. Oat alle rivieren hier weg-
vloeien en binnenstromen is te verklaren (b ) doordat het water er
geen bodem offundament vindt. Het schommelt en golft dan ook
op en neer, en de omringende lucht of wind doet hetzelfde. Die
volgt immers het water, zowel wanneer het zich naar de andere
kant a1 s naar deze kant van de aarde stort; zoals bij het ademen deluchtstroom altijd in- en uitgaat, zo veroorzaakt daar de wind, die
met het water meeschommelt, geweldig sterke windstoten bij het
in- en uitgaan. (c ) Wanneer nu het water zich terugtrekt mar de .
streek die wi/oS de onderkant noemen, vloeit het door de aarde
heen inde rivieren van die streek, en vult ze net zoals bij een irri-
gatiesysteem. Wanneer het daar weer wegvloeit en naar onze
streken spoelt, vult het opnieuw de rivicren hier. Zijn deze een-
maal gevuld, dan vloeien ze door de kanalen en door de aarde. Zo
bereiken ze de verschillende streken waarnaar ze zich een weg
hebben gebaand, en vormen ze zeeen en meren en rivieren en
bronnen. Vandaar verdwijnen ze opnieuw dieper onder de grond.
(d ) Sornrnige makcn een ornweg langs talrijke grotere streken,
andere langs minder en kleinere streken, en dan storten ze zich
weer in de Tartarus: soms is dat vee! en soms slechts een weinig
lager dan de plaats waar de irrigatie begon, maar altijd ligt het punt
van invloeicn lager dan dat van het uitstromen, Soms vloeien ze
binnen recht tegenover de plaats van wegvloeiden, soms aan
dezelfde kant. Het gebeurt zelfs dat sornrnige een volledige cirkel
beschrijven en zoals slangen, eenmaal of zelfs meerdere keren rond
de aarde geslingerd liggen, en ze zakken 20 diep mogelijk af
vooraleer zeopnieuw in de Tartarus uitmonden. (e ) Aan weers-
kanten is het mogelijk tot in het midden af te dalen, maar niet
verder, want am de ovetzijde gaat de helling voor beidestromin-
gen opwaarts.
Er zijn vele grote rivieren die onderling verschillen, maar vier
zijn er speciaal10 9• De grootste daarvan, die het meest aan de bui-
tenkant ineen kring vloeit, heet de Oceanus. Vlak daar tegenover
ligt de Acheron, die in tegenovergestelde richting stroornt: zij
loopt door allerlei woeste streken en ook ondergronds, (a J waar ze
ten slotte in het Acherusische meer uitkomt. Daar komen ook de
zielen van de meeste overledenen;zc blijven er gedurende een
door het lot vastgestelde tijd, die voor sommigen langer, voor
anderen korter is, en worden dan teruggestuurd, om als levende
wezens geboren te worden. Op een punt zo angeveer halfweg tus-
sen deze twee, stroamt een derde rivier naar buiten, en dicht bij
haar oorsprong overspoelt ze een grote streek waar een hevigebrand woedt; daar vormt zeeen meer, groter dan onze zee en zie-
dend van water en slijk. Troebel en slijkerig beschrijft ze vandaar-
uit een kring, (b ) ze kronkelt zich rond binnenin de aarde en
bereikt onder meer de oevers van het Acherusische Meer, maar
zonder er haar water mee te vermengen, Na herhaalde onder-
grondse kronkelingen mondt ze in een lager gelegen deel van de
Tartarus uit. Deze rivier heet de Pyriphlegeton, en de lavastrornen
die op verschillende plaatsen van de aardoppervlakte opborrelen,
zijn ervan atkornstig ..Aan de overzijde ervan stort een vierde rivier
naar buiten. Eerst stroomt ze naar een streek die volgens de ver-
halen vreesaanjagend en weest is, en diehelemaal de kleur van
lazuursteen heeft. (c ) Men noemt ze de Stygische streek en het
meer dat door de binnenstromende rivier gevonnd wordt, heet de
Styx. In dat gebied doet het water van de rivier geweldige krach-
ten op; ze duikt onder de aardeen haar kronkelingen volgen een
tegenovergestelde richting als de Pyriphlegeton, die ze bij het
Acherusische Meer, uit de tegenoverliggende richting, ontmoet.
Ook mar water vermengt zich niet met dat van een andere rivier.
Ze beschrijfteen bocht en stort zich in de Tartarus, tegenoverde
Pyriphlegeton. De naam die de dichters ze gevenis Cocytus. (d )
BEL 0 NIN GENE N STRA F FE N IN DE 0 ND ER WER EL D
Zo is de natuurlijke situatie daar. Wanneer de overledenen aan-
komen op de plaats waar ieder door zijn daemon gebracht wordt,
worden ze eerst gevonnist, zowel de mensen die mooi en vroom
geleefd hebben als de anderen". De zielen die blijkbaar een mid-
delrnatig leven geleid hebben, gaan naar de Acheron en schepen
33 2 PHAEDO 113-114 114-115 PHAEDO 33 3
5/16/2018 Plato Phaedo - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/plato-phaedo-55ab503a6688c 44/50
inop de voor hen bestemde vaartuigen. Daarmee bereiken ze het
meer, waar ze zullenwonen. Door zich te laten zuiveren en voor
hun onrechtvaardige daden te boeten, worden ze verIost van het
kwaad dat ze bedreven; voor hun goede daden worden ze (e )
overeenkomstig hun verdiensten beloond. Zij die ongeneeslijk
b1ijken wegens hun erge misdrijven, omdat ze zich bijvoorbeeld
schuldig maakten aanvele belangrijketempelroven, talrijke on-
rechtvaardige en onwettige doodslagenof nog andere soortgelijke
misdaden, worden in deTartarusgeworpen. Dat ishun rechtmatiglot enze blijvenervoor eeuwig. Van anderen achtmen de fouten
wel groot, maar toch geneeslijk.Het zijnmensen diebijvoorbeeld
in een vlaag van woede tegen hun vader of moeder geweld
gepleegd hebben, maar ervoor de rest van hun levenspijt over
hadden, (a ) of die in andere soortgelijke ornstandigheden een
moord begaan hebben. Oak zij komen onvermijdelijk in de
Tartarus terecht, maar als ze erin geworpen zijn en er een jaar
hebben doorgebracht, werpen de golven hen er weer uit: de
moordenaars via de Cocytus, ende geweldplegerstegenhun vader
of moeder, via de Pyriphlegeton. Wanneer de vloed hen dan
tegenover het AcherusischeMeer heeft gebracht, roepen ze luid
op degenen die ze gedood ofmishandeld hebben. Ze aanroepen
hun slachroffers, (b ) bidden en smeken hen ook in het meer te
mogen komen en er opgenomen te worden. Als ze hen kunnen
overtuigen, dan vedaten ze de rivier en zijn ze van hun lijden
verIost,maar andersworden ze weer naar de Tartarus gevoerd en
vandaarweer naar de rivieren, Hun Iijden houdt pas op wanneer
zehun slachtofferskunnen overtuigen. Dat is irnmers de strafdie
hun door de rechters opgelegd is. De zielen waarvan blijkt datze
buitengewoon vroomgeleefdhebben, worden uit dezeonderaard-
se streken bevrijd en ontslagen, alsuit een gevangenis. (c ) Zij be-
reikende hoger gelegen zuivere verblijfplaatseneliwonen boven-
op de aarde. Als er onder hen zijndie zich door de filosofievol-
doende gezuiverd hebben, dan leven die voor eeuwig voort zon-
del'lichaam. Ze bereiken eenwoonplaatsdienog mooier is dan de
vorige. Maar die beschrijven is niet gemakkelijk, en dat zounu
ook te veel tijd vragen.
Om al die redenen, Simmias, moeten we alles in het werk
stellenom tijdens ons leven deel te hebben aandeugd eninzicht,
Want heerlijk is de beloning, en het vooruitzicht groots. (d )
DE WAARHEIDSWAARDE VAN DE MYTHE
Nu past het een verstandig manmet strak vol te houden dat alles
wat ik zeimet dewerkelijkheid overeenkomr!". Maar dat het zo
of ongeveer zo ismetonze ziel en haar verblijfplaats,nu de on-sterfelijkheidvande zielbewezen is, lijktme een bewering die we
wei mogen verdedigen. Het lijkt me de moeite waard het te
durven geloven. Het is immers eenmooi waagstuk enmen moet
zich door dieverhalenlatenbetoveren. Dat is ook de reden waar-
omik mijn verhaal al zo lang rek.
Daarom moeten we allemaal gerust zijn over onze ziel, alswe
tijdens ons leven lichamelijke genoegens (e ) en opschik vaarwel
zeggen,in de overtuiging dat zij ons vreemd en eerder schadelijk
zijn, en alswe ons toeleggen op het genot van de studie enonze
zielniet met vreemdemaar met haar eigen elementen tooien: be-
zonnenheid, rechtvaardigheid, dapperheid, vrijheid, (a j waarheid.
Zo wachten we de .reisnaar Hades af, klaar om te vertrekken,
wanneer het lot ons roept. Jullie, Simrnias enCebes en de ande-
ren, jullie zullenlater eensvertrekken, iederop zijnbepaalde tijd.
Mij mept nu reeds rnijn lot. zou een personage in een tragedie
zeggenl12.En het is voor mij ongeveer tijd om eenbad te nemen,
Ja, ik denk dat het betel' isme te wassen, voordat ik het gif drink,
om de vrouwenniet de lastte bezorgen een lijk te moeten was-
sen.'
Daarop zei Crito: 'Geed, Socrates. (b j Maar heb je voor onze
vrienden ofvoor mij nog eenopdracht in verbandmetje kinderen
of met iets anders? Waarmee kunnen weje het meest genoegen
doen?'
PRAKTISCH BESlUIT:
DE E.CHTE SOCRATES ZAl NIET STERVEN
'Met wat ik altijd zeg, Crito;' zei hij. 'Niets nieuws. Dat jullie
334 PHAEDO 115-116 116 335HAEDO
5/16/2018 Plato Phaedo - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/plato-phaedo-55ab503a6688c 45/50
voor jezelf moeten zorgen. Daarmee bewijzen jullie, om het even
wat je dan doet, zowel aan mij en demijnen als aan jezelf een
dienst, ook al zouden jull ie me nu niets beloven. Maar als jull ie
niet voor jezelf zorgen en niet bereid zijn televen in het spoor van
wat we nu en vroeger hebben gezegd, dan zouden jullie toch niets
hebben aan al die stellige beloften van dit ogenblik. ' (c )
'Dan zul len we ons best doen om zo te leven, ' zei Crito ,
'Maar hoe moeten weje begrafenis regelen?'
'Zeals jullie willen, ' zei hij, 'alsjullie me ten rninste te pakkenkrijgen en ikje nietontsnap!'
Daarbij lachte hij rustig en terwijl hij naar ons keek, zei hij: ' Ik
kan er Crito maarniet van overtuigen,mannen, dat ik deze
Socratesben, die hier nu spreekt en aileargumenten op een rij zet.
Hij denkt dar ik het lijk ben dat hij weldra zal zien en vraagt
daarom (d ) hoe hij me moet begraven. Wat ik al zolang en uitvoe-
r ig aan hetui tleggen ben, namelijk dat ik na het drinken van het
gif niet meer bij jul lie bli jf , maar zal ver trekken nair gelukkiger
oorden, dat aIles!ijkt hem, denk ik,maar ijdel gepraat, om jullie
enook meze lf t e t roosten. Stadanook borg voor mij bij Cr ito,
maar voor het tegenovergestelde van hetgeen waartoe hij zich
tegenover mijn rechters verbondU3. Hij stond er borg voor dat ik
zeker zou bli jven. Jullie moeten er borg voor s taan datik zeker
niet blijf, maar tal heengaan, (e ) Dan zal Cri to mijn dood gemak-
kelijker dragen en alshij ziet dat mijn lichaatn verbrand of'begra-
ven wordt, tal hij zichniet over rni jn lot ergeren alsof ik erg lijd.
Evetnnin zal hij dan bijmijn begrafenis zeggendat hij Socrates
opbaart, wegdraagt ofbegraaft. Want weet wel, mijn beste Crito,"
zei h ij nog, 'zi ch onju ist u itdrukkeni s niet a ll een op zichze lf
verkeerd, maar heefr ook eenslechte invloed op de ziel, Je moet
integendeel ver trouwen hebben en zeggen .dat je mijn l ichaarn
begraafi. (a ) En begraafhet dan zeals jezelf'wil en zoals het volgens
jou het best met de gebruiken overeenkomt.'
SOCRATES' LAATSTE OGENBLIKKEN
Na deze woorden stond hij op en ging hij naar een andere kamer
om een bad te nemen. Crito ging met hem mee en vroeg ons te
waehten. We deden dat en we bespraken en overwogen wat e r
gezegd was..Maar dan hadden we het weer over het grote ongeluk
datons overkomen was . We voelden ons juist alsof we een vader
verloren, en de restvan ons Ieven aIswezen zouden doorbrengen.
Toen hij gebaad had, (b ) werden zijn kinderen bij hem gebracht;
hij had inderdaad twee kleine zonen en een grote. Ook de vrou-
wen van zijnfamilie!" kwamen, In het bijzi jn van Crito sprak hij
met hen en deelde hen zijn wensen mee. Daarop liet hij de
vrouwen en kinderen weggaan en kwam hij bij ons .Het was nu aldicht bij zonsondergang, want hij was lang bin-
nengebleven. Toen hij de badkamer verlaten had, ging hij zitten.
Daama werd niet veel meer gezegd. De dienaar van de Elfi:nannen
kwam binnen, gingnaar hem toe en zei: (c ) 'Socrates, over jou zal
ik nie t t e klagen hebben, zoa ls over anderen, die kwaad op me
worden en me verwensen, wanneer ik hen kom meedelen dat ze
op last van de overheid het gif moeten drink en. Bij andere gele-
genheden heb ik jou deze dagen leren kennen als de edelste,
zachtste, beste van aIlemensen die hierooit gekomen zijn. Ik weet
zeker da t j e ook nu niet kwaad bent op mi j maar op de schu ldi-
gen, want diekenje . Nu dan ,je wee t wat ik kom melden ... Vaar-
wel, en tracht zo goed mogelijk het onvermijdelijke te dragen. ' (d )
Mettranen in de ogen keerde hi j zich om en g ing weg.
Socrateskeek naar hem op en zei: 'Ook jij , vaarwel. We zullen
dat doen. ' En tot ons zei hij: 'Wat eenfijngevoelig man! AIdie tijd
kwam hi jb ij me ensoms praatt e hij wa t. Een beste man! Ook nu
weer, hoe oprecht hij om me weende. Maar kom, Crito, we
moeten doen wat hij zegt . Laat i emand he t gif brengen, a ls het
fijngestamptis, en laat de man het anders gereedmaken.'
En Crito zei : (e ) 'Maar Socrates, ik geloof dat er nog zon op de
bergen is en dat ze nog niet is ondergegaan. Daarbij weet ik dat
anderen he tgi f pas gedronken hebben, lang nada t he t hen ge-
vraagdwas. Eerst aten en dronken ze dannog eens goed en som-
migenhadden nog seks met wie ze begeerden. Je hoeft je niet te
haasten, cr is nog tijd! 'Daarop zei Socrates: 'Crito, het ligt voor de hand dat die
mensen, waarover je het hebt, da t doen, want ze menen er ie ts
336 PHAEDO 116-117 117-118 337HAEDO
en bracht door zijn hartverscheurend gehuil alle aanwezigen van
5/16/2018 Plato Phaedo - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/plato-phaedo-55ab503a6688c 46/50
mee te winnen. Maar het ligtook voor de hand dat ikdat met zal
doen. (a) Want la ter te drinken brengt volgens mij niets op dan dat
ikme in mijn eigen ogen belachelijk maak, door me aan het leven
vast te klampen en door te willen sparen nu er niets meer te sparen
iS115. Korn, luistcr en doe wat ikje vraag!'
Toen Crito dit hoorde, wenkte hij z ijn slaaf die vlakbij stond.
De slaaf ging naar buiten en kwam pas veellater terug met de man
die het g if moest geven. Hij had het fijngewreven ineen beker bij
zich. Toen Soc rates de man zag, zei hij: 'Goed, mijn beste.Jij hebtverstand van die dingen, wat moet ik doen?'
'Niets anders,' antwoordde hij 'dan na het drinken wat rond-
wandelen, totje een zwaar gevoel inje benen krijgt, en dan gaan.
liggen. (b ) Dan werkt het wel vanzelf ' Ondertussen reikte hij
Socra tes de beker aan.
Deze nam hem, Echecrare s, heel opgewekt, zonder te beven,
zonder te verbleken, zonder ook maar een spier te vertrekken.
Met zijn gewone strakke blik!" keek hij de man van onder zijn
wenkbrauwen aan en vroeg. 'En wat zegje ervan? Kan ik van deze
drank een plengoffer brengen? Mag dat of niet?'
'We rnaken maar juist zovee l klaar a1 s we nodig achten om te
drinken, Socrates.'
'Ik begrijp het,' zei hij. 'Maar tot de goden bidden dat de ver-
huizing van hier naar ginds voorspoedig mag verlopen, dat zal
toch wel mogen, (c ) dat is zelfs nodig. Dat is dan ook mijn gebed,
en ik hoop dat het zo mag gaan.' Onmiddellijk na deze woorden
bracht hij de beker aan zijn lippen en dronk hem leeg, zee r gelaten
en zeeropgeruimd.
Tot dan toe hadden de meesten van ons vrij goed hun tranen
kunnen bedwingen om nier te wenen, maartoen we zagen dat hij
dronk en alles opgedronken had, Iukte dat met meet. Ik kon het
met help en dat ook mijn tranen overvloedig neerstroo~den. Ik
bedekte mijn gezicht en huilde om mijzelf. Nee, om hem weende
ik met, ik beweende mijn eigen lot, (d ) omdat ik zo'ri vriend
verloren had. Crito was nog v66r rnij opgestaan en even wegge-gaan, omdat hij zijn tranen niet kon bedwingen. Apollodorus, die
tevoren al onophoudel ijk gehui ld had, began nu lu id te jammeren
s treek, behalve Socrates zelf
Deze zei: 'Wat doenjullie toch? Jullie doen toch vreernd! Ik
stuurde de vrouwen vooral weg om te voorkomen dat zij oak zo
uit de toon zouden vall en. Ik heb altijd horen zeggen (e ) dat men
in eerbiedige stilte moet sterven117
• Kom, wees rustig en blijf
kalm.'
Toen we dat hoorden, schaamden we ons en hielden op met
huilen. Hij wandelde maar rand, en toen hij zei dat zijn benen
zwaar begonnen te worden, ging hij op zijn rug liggen, zoals de
man aangeraden had. Ondertussen hield de man die hem het gif
gegeven had, hem vast. Na een tijdje onderzocht hi] zijn voeten
en benen. Later kneep hij hard in zijn voet en vroeg of hij het
voelde. Socra tes zei van n ie t. (a ) Daarna kneep hij in zijn kuiten,
en zo steeds hoger, am ons te tonen dat hij koud werd en verstijf-
de. Ook Socrates voelde11 8 en zei dat hij zou heengaan, zodra het
bij zijn hart zou komen.
Destreek van het onderbuik was al bijna koud. Socrates, die
iets ove r zijn hoofd ge legd had, ontblootte het en sprak zijn laatste
woorden: 'Cri to , we zijn Asdepius nog een haan schu ldig! '" , WeI,
vergeet met hem die te geven.'
'Zeker, dat zal gebeuren,' zei Crito. 'Maar kijk eens ofje nog
iets anders te zeggen hebt .'
Op die vraag kwam geen antwoord meer. Even later ging er
een schok door zijn lichaam, en toen de man het doek van zijn
hoofd nam, stonden de ogen star. Toen Crito dat zag, sloot hij zijn
mond en zijn ogen.
Dat, Echecrates, was dan het einde van onze vriend. We mogen
zeggen dat hij van al zijn tijdgenoten die we gekend hebben, de
bes te was, en ook de wi js te en rechtvaardigste.
338 AANTEKENINGEN Phaedo Phaedo AANTEKENINGEN 339
5/16/2018 Plato Phaedo - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/plato-phaedo-55ab503a6688c 47/50
1. In deze dialoog krijgen we het
verhaal van Soc ra te s' l aa ts te ogenblik-
ken . Her verha al z el f wordt in de mond
gelegd van een overigens vrijwel
onbekende leerling van Socrates,
namel ijk Phaedo uit E li s (noordwes ten
van de Peloponnesus). Deze werd, niet
l ang na Soc ra te s' dood, ontvangen in de
wij sger ige kring van Phl ius (of Phl ion-
t e, i n h et noo rdoo st en v an de P el opon -
nesus, op 100 km van Athene) door
Echecrates en zijn gezellen, allen
a anhanger s van de pyrhagore is che lee r.
2. N a melijk het sap van de scheerling
of dollekerveL
3. Volgens Xenophon, Memorab i l ia , IV
8 ,2 } wa re n het 30 dag en .
4. Ieder jaar sruurden d e Atheners een
fee stge zant schap naa r Delos , het e il and
gewijd aan Apollo. Zo leefden ze de
plechtige gelo fte no, d ie Th eseus na de
dood van de Minotaurus afgelegd had,
Dir monster heerste over Creta en had
Athene schatp lichtig gemaakt: om de
negen jaar moesten zeven jon gens en
zeven meisjes naar Creta gebracht
worden, om er aan de Minotaurus
voorgeworpen te worden. Bij dederde
beurt behoorde Theseus tot de aan-
gednide s l achtoffer s . Hij s l aagde er
echter in het monster ce doden. Op de
t erugw eg deden de ger edde n De lo s aan
en daar stelde Theseus her feest v an de
Del ia in.
5 . E nt housi ast aa nh ange r v an Soc ra tes
(cfr. Symposium, begin, en Apo logie,
34a) .
6. Czitobulus is de won van de beken-
de Crito (naar wie een dialoog ge-
I u s , 384<) i s d e b ro er v an Ca lli as( cf r.
Apo l og i e , 20 a en Pro tagorasy . Epigene s i s
verder onbekend. Aeschines (niet de
redenaar) verwierf bekendheid door
socratische dialogen, Antisthenes is de
stichter van de Cynische scho oL Cte-
sippus uit de Atheense deme Paeanie
t re ed t op i n E ut hy de m us , 2 73 a en Lysis,
203a e.v., 211< . Zijn nee f Menexenus
wa rd t ev en een s v erme ld i n L y si s, 2 0 6d ;
naar hem is een dialoog van Plato ge-
noemd,
7. Sirnrnias en Cebes van Thebe had-'
den, volgens C r it o, 4 3 b, een som geld
meegebracht om Socrates uit de ge-
vaugeni s t eohe lpen ont snappen. Verde r
zij n ze nagenoeg enkel uit de Phaedo
bekend, evena lsPhaedonide s, Euc lide s
(niet de meetkundige) is de s ti ch ter v an
de fi lo so fi sch e schoo l v an Me gar a ( cf r,
Theaetetus, begin, waar hij eveneens
opt re edtnaa st de onbekende Terps ion) .
8. Beidenzijn zo goed alsonbekend.
9 . De E lfh ie ld en onder rn eer t oe zi ch t
op de gevangenen.
10. De voorstelling van Xanthippe als
een feeks steunr op geen enkele tekst
uit Pla to.
1 L S of is c nit Pares (cfr. A p ol og i e, 2 0 b,
Phaedrus, 267a) .
12. Soc ra tes b edoel t h et sch ri jv en v an
pcezie.
13. Pythagore is ch wij sgee r, d ie uit I ta li e
v erd re ven was en zi ch i n Thebe gev es-
t igd had.
14. De t ere ch tsr el li ng h ad pas ' na z on s-
onder ga ng p in ts (c fr . 116e) .
15. De vertaling van deze moei li jk e
.passage is geinspireerd door R. Hack-
forth, P l a to ' s Pha ed o, Cambridge, 1955,
p.191.
16. Cfr . 61bc .
17. CfL 62b .
18 . Cfr. 61de.
19. Volgens het door Pla to vaak geci-
teerde spreekwoord: onder vrienden is
al l es gemeen.
20. Ook in Athene werden de le er ling-
en van Socrates beschimpr als 'halv e
dodcn' (efr. Aristophanes, Wolken, 103,
S04). De Thebaa nse pyt hagor ici st on -
d en we ll ic ht a an d eze lfd e b e- sch im-
pingen bloot,
21. Het is niet met zekerheid nit te
maken welke dichter s P la to bedoe lt ,
22. Het Griekse woord 'auto' wordt
h ier t eed s i n t ec hn isch e zi n g eb ru ik t,
maar staat nag zee r dicht bij zijn oor-
spronke li jke concrete berekenis ( st eeds
g evoegd b ij h et onzi jd ig enkel voud van
eenadjectief).
23. Of. ' me t een a nder e d an licharnelij-
ke waar nemi ng ' ( d. i. die van de l ic ha -
melijkeverschilt).
24. Het Grieks geeft h er meervoud,
Soc ra tes b edoel t waa rs ch ij nl ij k d e l e-
v en sw ij ze d ie i n d e k ri ng v an de so cra -
t ic i o nd er houden w er d.
25. Of: 'wat we al zo lang zeggen in
ons betoog.' Vermoedel ij k w ord t h ier
echter gezinspeeld op een orphische
traditie,
26. Cfr, 64a.
27. Mogdijk denkt Plato hier aan
Evadne, ] o casre e.a, De gevallen van
Alc es ti s, O rpheus , Pat roclus l ijken hie r
mi nd er goed t e p as sen ,
28. err. 67,.
2 9 . D r w .z , dat h ij n iet d ew i js hei d, maa r
zi jn l ic haar n l ie fh ad , I n h et Gr ie ks st aa t
' phiwsophos ' tegenover 'philosomatos:
30. In grate lijnen is de tekst en de
interpretatie die van R. Hackforth.
31, De tekst heeft het over een pet-
specriefiekening ( ' sk i a gr aph ia ' ) , die de
in druk geeft echr te zijn , maar slechrs
s chijn i s.
32. ef~. Staat, II 363<d , 364 e e.v, Pla to
zi nsp eel t h ier op een o rphi sch e l ee r.
33. De opvatting van de ziel-adem
vinden we bij Homerus, die oak her
heengaan van de ziel een in-rook-ver-
gaan noemt (llias, XXlIl 100).
34. Cfr , 6 6b d, 6 7[ '
35. Z owe l Eupol is ( in e en fr agmen t) al s
Ari stophane s in z ijn Wolken gekscheren
met Socrates' praatziekte .
36. CfL 63c, 69[ ' Waa rs ch ij nl ij k g aat
het ove r her orphi sme,
37. Cfr, 70d .
340 AANTEKEN1NGEN Phaedo
38. Letterlijk: 'zonder een bocht te ma- 45. Het gaatover het Gelijke, het Goe-
Phaedo 341ANTEKENINGEN
63. Of: 'en nag later weer anders i s. '6. Vo lgens de my the had Tereus, de
5/16/2018 Plato Phaedo - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/plato-phaedo-55ab503a6688c 48/50
ken'. Het beeld is ontleend aan de wed-
strijden in het stadion, waarbij de lopers
aan het eind van de baan een bocht
maakten om mar het vertrekpunt terug
t e keren , waa r ook de aankomst lag.De
orphici spraken vande geboortecydus of
het rad van de generaties.
39. Toen de her der Endymion op de
Olympus was opgenomen en er Hera'sliefde wilde winnen, verjoeg Zeus hem
en strafte hem met ecuwige slaap,
40. Anaxagoras gebruikte die formule
in het begin van zijn hoek om er de
toestand van primitieve chaos rnee aan
te duiden, waarin aile dingen verkeer-
den voordat de Geest, het Verstand, er
een geordend Heelal van maakte.
41. 'De ' f iguren wij st op iet s bekends .
Vermoedelijk verwijst onze tekst naar
Meno, SOd e. v. Ook i n Theaetetus, 165a
en Staat, VI51Odwardt gesproken over
diagrammen (figuren) en model le n, zo-
dat 'iers anders van dien aard' hier ver-
moedelijk op zulke modellcn duidt.
42. Bedoeld isdatwe vaststelden dat de
gelijke dingen willen zijnzoals her
Gelijke zelf, maar er n iet i n slagen,
omdat hen ie ts on tbr eek t. Om dat t e
kunnen inzien, moeten we dus ook
voorafhet Gelijke zelf gezien hebben.
43. Deze veronderstelling wordt door
Socrates verworpen, evenals de volgen-
de. Pas de derde veronde rs te ll ing - be-
gin 75e - geefi Socrates' standpunt weer.
44. Bedoeld iseen wijsgerig, dialectisch
gesprek.
de, het Mooie; cfr . 75c.
46. Alleen Socrates, die morgen dood
zal zijn, is daartoe in staat,
47. Cfr, 75d, 76a.
48. cs. 70ab.
49. Cfr. 70c e.v.
50. efr. 65b, e.v.
51.Hier brengr Plato Hades ('haides) in
verband met 'aM&' (onzichtbaar), al
wijst hij deze erymologie afin Cratvlus,
404b.
52. In Phaedrus, 249a kan dit slechts
gebeuren nadat de berrokkene driernaal
cen wijsgerig Ieven heeft gekozen.
53. Zelfde woordspeling als in SOd. Zie
aanrekening 51.
54. De nu volgende reincarnaties doen
enigszins denken aan de incarnaties (van
de vrouw), zoals Semonides van AmrJ,T-
gas (zevende eeuw v.Cc) die beschrijri.
Zie Anthologia Lytica Craeca (Diehl)',
fragment 7.
55. Om de opdringerige vrijers kwijr te
raken, beloofde Penelope hun datze in
her huwelijk ZOu toestemrnen, zodra ze
het weefsel waaraan ze werkte, vol-
tooid had. 'sNachts ontrafelde ze ech-
ter wat ze overdag had geweven. -
Hier zou de zieljuist andersom te werk
gaan: in de duisrernis van een zinnelijk
leven zou zij bij-weven war de filosofie
in de heldere dag van de gedachte had
lasgemaakt.
koning van Thracie , Procne, de zuster
van zijn echtgenore Philomele, onreerd,
Uir wraak doadden beide zusters Te-
reus' zoontje, en zetten zijn ledematcn
alsvoedsel aan de koning voor. Tereus
aehtervolgt dan beide zusters, die de
gaden om bij stand smeken en een me-
tamorfose ondergaan: Philomele wordt
een zwaluw, Procne een nachtegaal.
Tereus zelf verandert in een hop.S indsd ien z ingen de d ri e vo-gels ui t
rouw Om de dood van Irys, Volgens
een ande r ver haa l war dt Phi lo rne le
nachtegaal en Procne zwaluw.
57. O f: ' hcl emaa l n ie t op een banal e
rnanier argumentcert.'
58. cs. 77b.
59. Te Athene - in tegenstel ling tot de
Peloponnesische gewoonte - droegen
slechts kinderen en opgroeiende jon-
gens lang haar, Het a tscheren van het
haar was een teken van rouw,
60. Na de inneming van Tyrea door de
Spartanen en een vruchte loze paging
om de stad opnieuw te veroveren,
zwoeren de inwoners van Argos dat ze
geen lange haren meer zouden dragen,
voordat de sud opnieuw in hun bezit
zou zijn,
61. Taen Heracles de Hydra van Lerna
bevocht , werd hijzelf door een reus-
achtige krab aangevallen, Hij was ver -
plicht Iolaus te hulp te roepen (efr.
Euthydemus, 297c).
62. Haters van theorieen en discussies,
gevormd naar 'misantroop. '
64. De Eur ipus i sde zee-engte tussen
Euboea en het vas te land. Volgens her
volksgeloof zou de stroming crzcveri-
maal per dag van richting ver ander en , -
Zowel de aanhangers van Heraclitus als
de sofiscen (met 'de mens is de maat
van aile dingen' ) mocten ten s lotte in
een volslagen scepticisme belanden,
65. Paging Om de woordspeling 'philo-
sophik8s- philonik8s' weer te geven.
66. Of, met een a fw ijkende le zing:
'dcze onwetendheid (onzekerheid) 201
niet lang duren.
67. eft. abo
68. Cfr, 93a.
69. eft. Odyssee,xx 17e.v, Het eerste
vers wordt ook geciteerd in Staat, IV
441b.
70. Harmonia, dochter van Aphrodite
en Ares, was de zuster van de door
Cadmus gedode dr aak. Cadmus, de
stichter van Thebe, trad met Harmonia
in de echt, - Cebes en Simmias waren
Thebanen!
71. Letterlijk: 'naruurlijke hisrorie.'
72. Waarschijnlijk wordt hier de theorie
van Archelaus bedoeld. Volgens hem
zijnde levende wezens ontstaan uit slijk,
da t door inwerking vanwarmte en kou-
de was gaan gisten en rotten. ArchelatlS
gold als de eerste leermeester van Socra-
tes.
,
34 2 AANT EKENI N GE N Phaedo
73.Bloed: de theorie van Empedocles, 83. Namelijk Empedocles en Diogenes
Phaedo A·A N T EKE N IN G EN 34 3
ontleend aan de krijgskunde. Het wordt 104. Het twaalfvlak (dodecaeder), ge-
5/16/2018 Plato Phaedo - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/plato-phaedo-55ab503a6688c 49/50
- Lucht: de theorie van Anaximenes en
Diogenes. - Vuur: de theorie van Her-
aclitus.
74. De theorie van Alemaeon van Cro-
tone.
75. 'Een hoofd groter' is in hetGrieks
'door zijn hoofd groter, ' alsof het hoofd
het middel o f de oorzaak was van hetgroter-zijn. Een duhbele el overtrefr de
enkcle el 'met de helft , , nl, van zichzelf
Deze manier van spreken lig t a an de
basisvan de volgende discussie.
76. Misschien Archelaus, de opvolger
van Anaxagoras te Athene.
77. Zoals de Ionische filosofen, respec-
tievelijk de pythagorici en Parrnenides
leerden.
78. De posit ie van de aarde in het cen-
trum van het heelal werd vrijwel alge-
meen aanvaard,
79. Eigenlijk de punten waarop de
planeten en dezon (volgens de Grieken
een planeer ) 'wenden ' om op hun baan
terug tekeren: dus de keerkrin-gen en
de solsritia of zonnewenden.
80. Derol van de spieren was nag niet
gekend.
81. In Megara bij Euclides: in Boeotie
bij Simrnias of Cebes.
82. I n T im a eu s, 4 & -e spreekt Plato in
dit verband van 'medeoorzaken' die hijalszodanig bestudeert, Cfr. Wetten, X
897ab.
van Apollonia.
84. Namelijk Anaximenes, Anaxagoras,
Archelaus en Democritus.
85. He! spreekwcordelijke 'deuteras
plaus' werd op vcrschillende manieren
verklaard: ofwel als een tweede, veili-
ger vaart, nadac men tijdens een eerste,
meer riskante, zijn doel gemist heefi,ofwel a ls tweede besce , waarbij men
mar de rociriemen grijpt~wanneer men
geen Wind in de zeilen krijgr.
86. cs, 76d.
87. Dus zonde r be re id te zi jnook de
gevolgen, de afleidingen te onderzoe-
ken.
88.efr. 70d e.v:
89. In tegenstel ling met vroeger : cfr ,
63a, 77<1,.86..
90. Cfr. 102e. ~ Op het eerste gezicbt
l ijkr dir in tegenspraak met Socrates'
eigen stelling, Hoewe! hij waarschuwt
regen het gel ijks te ll en van dingen en
vonnen (of Ideeen), schrijfi hij hier aan
de sneeuw eigenschappen toe die aan
de {dee van het .Koude toekomen. Uit
het vervolg (l03e) blijkt evenwe! dater
geval len zijn waarin dit t erecht mag
gebeuren,
91. 'En evenzo ... Ongerwijfeld'iecn
inlassing in functie van wat onmiddel-
lijk voIgt (R. Hackforth),
92. Of: 'hun eigen vorm.'
93 . 'Komt opzet ten' : e en met af oo r
steeds gezegd van de aangevallen partij
die haar reserves in het veld brengt.
94. In de ver ta ling van deze passage is
de tekstverplaatsing, voorgesteld door
R. Hackforth, gevolgd,
95. Cfr. 103d, 104b-l oss.
96. In een verloren tragedie,
97. Aangezien ze zich geoefend heeft in
her srerven.
98. Cfr. 68c en vooral 81c.
99. Her is onmogel ijk uit t e maken of
Pla to hier een werkeli jke persoon be-
doelr, en nog minder wie deze zou
kunnen zijn.
100. Spreekwoordelijk voor: 'daarvoor
hoeft men geen wetenschappel ijk ge-
nie te zijn.'
101. 'Ananke,' letcerlijk: dwang, nood-
zaak. Toch menen we dat Pla to en zijn
Griekse lezers hier wei de erymologi-
sche verwantschap mer 'enenkein' (dra-
gen)moeten hebben aangevoeld. - De
hiervermelde theorie wordt aan Anaxi-
mander toegeschreven.
102. Het bekken van de Middellandse
Zee, vaoaf de Zwarte Zee tot aan de
straat van Gibraltar.
103. Dit beeld is te vergelijken met de
mythe van de grotbewoners inhet be-
gin van d e S t aa t VII. In plaatsvan 'mid-den op de bodem' ZaU men oak ' ha l-
verwege r us sen het opper vl ak en de
bodem' kunnen vertalen,
maakt uit twaalflederen - en dus plooi-
ba re - vi jf hoeken neemt de vorm aan
van een bal ofbol . Zo ste lr de ' Timaeus
(SSe)oak de wereld voor.
lOS. De Eilanden der Gelukzaligen.
106. Waarschijnlijk is de Phaedo ge-
schreven na Plato's eerste Sicilische reis,
en dan heeft hij mogelijk de Etna inwerking gezien.
107. cs. Rias, VlII 14, en voor de
naam Tartarus, VIlI 481.
108. Str ikt gesproken is er geen abso-
luut 'onder' of 'boven in een bolvor-
rnige aarde, Cfr. T i m ae u s, 6 2 c.
109. Plato's lijst (Oceanus. Acheron,
Pyriphlegeton, Cocytus) komt nict
helemaal overeen met die van Hornerus
(Acheron, Pyr iphlegeron, Cocyrus,
Styx: cfr, Odyssee, X 513 e.v.).
1to. In tegenstelling tot de mythen van
Gorgias (525b-526c ) en Staat (X lSbc)
waar slechts drie klassen worden onder-
scheiden - ongeneeslijke rnisdadigers,
geneeslijke zondaars, vtomen - onder-
schei dt P la to h ie r nog twee k la ss en
meer: mensen die middelmat ig goed
zijn en die door de filosofie gelouterd
zijn. In Phaedrus, 248e e. v. wordt de
eeuWigheid van de straffen niet langer
geleerd,
Ill . He! geldt hier inderdaad slechts een
mythische voorscelling, waarbij niet aile
onderdelen precies met de werkelijkheidhoeven overeen te komen.
112.Tot op het laatstbehoudt Socrates
zijn luchtige rnanier van spreken. Het is
34 4 AANTEKENINGEN Phaedo
een kornische overgang van zijn ernsti- 115. Zinspehng op een spr euk van
THEAETETUS
O f
5/16/2018 Plato Phaedo - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/plato-phaedo-55ab503a6688c 50/50
ge, verheven bespiegel ingen naa r de
prozaische werkelijkbeid van het bad.
Hesiodus (Werken"" Dag"", 369): 'Het
is een povere zuinigheid .Is men op de
bodem zit ,' d .i . her spa ren komt te laar
a l sh e r vat leeg is.13. Volgens Apawgie, 38b h ad Cr it o e r
zich samen met anderen borg voor
gesteld, dat de voorgestelde boete be-
taa ld zou worden. Uit Crito, 44e zou
men wellicht mogen conclnderen, dar
Crit o zi ch oak bor g had gestel d dat
Socrates met zou vluchten, Vermoede-lijk had hij de overheid gevraagd Socra-
tes met in de gevangenis op te sluiten in
afwachting van de terechtstelling,
116. Over Socrates' specifieke blik, efr.
Meno , 80a ; S ympos ium, 215ab, 216cd ,
221h; Theaetetus, 183e; zieook supra 86d.
117. Vermoedelijk een pythagoreisch
voorschrift.
118 . O f, met e en l ich re emendat ie:
'nogmaah betastre de dienaar hem en .
zci__~14. Het is nier met zeker heid ni t te
maken ofXanthippe hierbij al dan niet
aanwezig was . Uit het fei t dat zelfs het
jongs te k ind, dat ze volgens 60. vast-
hield, aanwezig is, zou men geneigd
z ijn a fte leiden dat ook dernoede r daa r
119 .Sommigen menen dat her h ie r om
een dankoffer voor de genezende god
gaat, omdat Socrates' ziel genezen is van
hoar vereniging met het lichaam.was.
o ve r d e k en nis
EUCLlDES
TERPSIO
SOCRATES
THEODORUS
THEAETETUS