pentagram - rozekruispers.com · boekbespreking: het nuctemeron van apollonius van tyana, de twaalf...

26
pentagram Lectorium Rosicrucianum MEI/JUNI 2011 NUMMER 3 De gnostici van de oudheid spraken over de parel van on- schatbare waarde; de rozenkruisers spreken over ‘de schat van het wonderbare juweel.’ Ieder mens is in potentie drager van dit wonderbare juweel! Wat is nu het kenmerk van hen die dit juweel bezitten? Van hen, die dit innerlijke weten koesteren met al hun liefde? Zij zijn getekenden. Zij dragen het teken in zich van een voorbestemming. Zij zijn geroepenen. Waarom noemt het rozenkruis dit juweel een kostbare schat? Omdat wanneer dit juweel wordt vrijgemaakt uit het grof- stoffelijke leven, en in het Licht tot zijn wonderbare glans komt, zeven schitterende lichtstralen erin weerkaatsen, en als uit een bron opspringen, opgewekt door de zeven stralen van de zevengeest. Deze zeven vibraties luiden vervolgens, in de zeven levens- velden van de microkosmos, een reactie in. Niets minder dan de algehele herschepping van de microkosmos begint, naar de matrijs van het goddelijke oerbeeld. De mens wordt hersteld in zijn oorspronkelijke luister. Het nieuwe levenslichaam Maria Magdalena en het Licht Bekleed u met de volkomen mens Opstanding in het lichtkleed Edda: Het verhaal van de schepping Apollonius van Tyana

Upload: duongthu

Post on 29-Oct-2018

232 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

pentagramLectorium Rosicrucianum

mei/juni 2011 nummer 3

De gnostici van de oudheid spraken over de parel van on-

schatbare waarde; de rozenkruisers spreken over ‘de schat

van het wonderbare juweel.’ Ieder mens is in potentie drager

van dit wonderbare juweel!

Wat is nu het kenmerk van hen die dit juweel bezitten? Van

hen, die dit innerlijke weten koesteren met al hun liefde?

Zij zijn getekenden. Zij dragen het teken in zich van een

voorbestemming. Zij zijn geroepenen.

Waarom noemt het rozenkruis dit juweel een kostbare schat?

Omdat wanneer dit juweel wordt vrijgemaakt uit het grof-

stoffelijke leven, en in het Licht tot zijn wonderbare glans

komt, zeven schitterende lichtstralen erin weerkaatsen, en

als uit een bron opspringen, opgewekt door de zeven stralen

van de zevengeest.

Deze zeven vibraties luiden vervolgens, in de zeven levens-

velden van de microkosmos, een reactie in. Niets minder

dan de algehele herschepping van de microkosmos begint,

naar de matrijs van het goddelijke oerbeeld. De mens wordt

hersteld in zijn oorspronkelijke luister.

Het nieuwe levenslichaamMaria Magdalena en het LichtBekleed u met de volkomen mensOpstanding in het lichtkleed Edda: Het verhaal van de scheppingApollonius van Tyana

Pentagram 1-2011.indd 1 13-5-11 14:40

het nieuwe levenslichaam � �

verkenningen naar de aard van ons bewustzijn het nieuwe levenslichaam jvanrijckenborgh 2de roos in de woestijn 6symbolen en verstrekkende inzichten maria magdalena en het licht 10maria magdalena, de wereldziel in de mens 13bekleed u met de volkomen mens 18opstanding in het lichtkleed 23de edda, het verhaal van de schepping 29kennisconferentie op noverosa identi-teit, persoonlijkheid en geestkern 35boekbespreking: het nuctemeron van apollonius van tyana, de twaalf uren van bevrijding 39het leven van apollonius van tyana gebaseerd op een artikel van Fred A. Pruyn 44

inhoud

Omslag: Een van India’s meest fascinerende plafondfresco’s, die de vreugde van de hemelse wezens uitdrukt. In het Fort van Ahichhatragh te Nagaur uit de twaalfde eeuw, een belangrijk handelscentrum in die tijd

Jezelf uitvinden, jezelf kunnen zijn en blijven en daarmee de deur afsluiten tot al die andere ‘zelven’ die je zou kunnen zijn, is dat het einde van de zoektocht naar je identiteit? Dit vroegen jongeren zich af, tijdens een kennisconferentie in het voorjaar van 2011. Van deze bijzondere dag een impressie in dit nummer van pentagram. Voor de zoekende mens valt het leren kennen van jezelf geheel samen met een nimmer eindigende zoektocht naar de mysteriën van het leven – een zoektocht die door alle tijden heen de mens heeft beziggehouden, en die hem er steeds weer toe heeft aangezet de vertrouwde wegen te verlaten, op zoek naar nieuwe antwoorden. Enkele bevindingen en verslagen van zoekers van alle tijden vindt de lezer in deze aflevering van pentagram. Wij spreken de hoop uit dat hij in hun denken iets van zijn zoektocht herkent.

‘De grootste van alle lessen is jezelf te kennen, want als een mens zichzelf kent, kent hij God.’Clemens van Alexandrië.

pent ag ram jaargang 33 nummer 3 2011

het nieuwe levenslichaam �� pentagram 3/2011

Z oals bekend zal zijn, heeft het stoffe-lijke lichaam een dusgenaamd etherisch dubbel, dat ook wel etherisch lichaam

of levenslichaam genoemd wordt. Het ether-lichaam heeft ongeveer dezelfde vorm als het stoflichaam en het drukt ook hetzelfde type uit. Men kan zeggen dat het etherlichaam de matrijs is voor het stoffelijke lichaam. Daarom zegt men in de universele leer: alle begin is gelegen in het etherlichaam. Wanneer er iets nieuws moet worden opgebouwd, dient men dus altijd de aandacht te vestigen op het etherische voertuig. Als een mens ziek wordt ligt de oorzaak altijd in het levenslichaam. Daarom zegt men (en wij herhalen hier zeer bekende dingen), dat op de weg van de gezondheid het herstel moet aan-vangen in het levenslichaam en dat, wanneer dit herstel zich duidelijk manifesteert, het herstel van het stoffelijke lichaam automatisch zal vol-gen.Het levenslichaam is voornamelijk opgebouwd uit de vier bekende ethers, die elkaar opvolgen in graad van dichtheid en vibratie. In het le-venslichaam onderscheiden wij een krachtlijnen-

stelsel, dat veel gelijkenis heeft met het zenuw-stelsel. Als u in een anatomische atlas wel eens het zenuwstelsel hebt afgebeeld gezien, kunt u zich ongeveer een voorstelling maken van deze krachtlijnenstructuur. In het levenslichaam worden de ethers opgenomen, geconcentreerd, gedifferentieerd, overeenkomstig de onderschei-dene noodzakelijke functies, waarna dit alles aan het stoffelijke lichaam wordt overgedragen.Men kan zeggen dat het stoffelijke lichaam de ethers als het ware inademt. De gehele huid verricht daarbij een belangrijke functie. Wij ademen de ethers in, wij nemen de ethers op, onder andere door middel van de huid. Als de huid niet goed functioneert, is er dus ook geen goede etherassimilatie en als er geen goede etherassimilatie is, leidt het stoffelijke lichaam een kwijnend bestaan.Er zijn ook zeer bijzondere toegangspoorten voor de ethers in het lichaam, bijvoorbeeld de milt. Maar begrijp tevens dat het gehele lichaam, iedere centimeter daarvan, ethers opneemt. Zelfs de inwendige delen van het lichaam ademen ethers omdat, zoals gezegd,

het nieuwe levenslichaamVerkenningen naar de aard Van ons bewustzijn Jan van Rijckenborgh en Catharose de Petri zijn de oprichters

van de Geestesschool van het Gouden Rozenkruis. In deze school hebben zij de weg van het vrijmaken van de ziel op alle mogelijke manieren, en vaak aan de hand van oorspronkelijke teksten uit de universele leringen, aan hun leerlingen verklaard, toegelicht en voorgeleefd

J. van Rijckenborgh

wanneer wij een beeld willen geven van het nieuwe voertuig van de wedergeboren ziel, dat opgebouwd wordt zodra de ziel de lichtgeboorte gods is binnengegaan, dienen wij uiterst voorzichtig onze weg te zoeken. Het aantal aanzichten ervan is zo overstelpend groot, dat wij zeker vele besprekingen nodig zouden hebben om tot een enigszins draaglijk overzicht te komen. deze uiteenzetting dient dan ook slechts beschouwd te worden als een inleidende, sobere en uiteraard onvolledige omlijning van dit zo uitermate belangrijke onderwerp.

Zeventiende-eeuwse afbeelding in keramiek op een van de buitenste muren van het Golestan paleis (bloe-menpaleis) te Teheran, Iran

wanneer wij in de nieuwe zielegeboorte staan, zal ons stoflichaam – en dus ook het etherische dubbel – langzaam subtieler worden

� pentagram 3/2011 het nieuwe levenslichaam �

het etherlichaam het gehele stoffelijke voertuig doordringt. De aard, de biologische toestand en de graad van kristallisatie van het stoflichaam worden dus bepaald door de ethers die het stof-lichaam opneemt. Onze gehele stofopenbaring, de gehele persoonlijkheid van de mens, is uit de vier ethers te verklaren.De ethers zelf worden in de ons bekende en door ons ervaren toestand gebracht en gehou-den door ons particuliere magnetische veld, via onze persoonlijke magnetische bron, de mag-netische zielekern, in de vierde hersenholte. Wij kunnen dus zeggen dat de zielestaat van de mens de toestand van het etherlichaam bepaalt en dat dienovereenkomstig zich de toestand van het stoflichaam manifesteert.

De wedergeboorte van de ziel, die een totale wijziging van het particuliere magnetische veld met zich brengt, sluit dus een geheel nieuw persoonlijk levensveld in zich en dus ook een totaal nieuwe etherassimilatie.Het gewone levenslichaam en het gewone stofli-chaam zijn beide fundamenteel ongeschikt voor de nieuwe assimilatie. Nodig is dus de vorming van een nieuw levenslichaam met een nieuw krachtlijnenstelsel, dat de nieuwe ethers, de vier heilige spijzen, die van een geheel andere vibra-tie zijn dan de gewone ethers der doodsnatuur, kan assimileren. Want er is geen sprake van dat de vier heilige spijzen zouden kunnen indalen in een lichaam van de gewone structuur.Assimilatie van de nieuwe ethers brengt onder

andere noodzakelijk een proces van afbraak van het oude etherlichaam met zich, en dus ook van het oude stoflichaam. Zodra dan ook de nieu-we ziel geboren is, zet zich een procesmatige afbraak van de oude persoonlijkheid in; doch u zult dit, na alles wat wij hiervoor besproken hebben, natuurlijk niet dramatisch meer vinden. Bovendien is onze persoonlijke existentie een sterfelijk lichaam, en dit verdwijnt dus toch. Door ziekte of andere oorzaken van verval gaan ons gewone stoffelijke voertuig en ons gewone ethervoertuig verloren.Er is in het proces dat wij trachten te beschrij-ven alleen sprake van een ándere doodsoorzaak, maar nu van een dood ten leven. Wanneer wij in de nieuwe zielegeboorte staan, zal ons stoflichaam (en dus ook het etherische dubbel) langzaam subtieler worden. De robuustheid van onze gezondheid neemt af, hetgeen niet wil zeggen dat zich organische gebreken of ziekten zouden gaan vertonen, maar de gehele toestand wordt puurder, serener. Wij hebben voortaan re-kening te houden met een ijlere en daardoor tot op zekere hoogte zwakkere constitutie, die ech-ter tot het eind toe in een volledige harmonie kan worden gehandhaafd. Er is dus geen sprake van dat in en door de verstervingsprocedure, het endura, een of andere slopende of pijnlijke ziekte tot ontwikkeling zou kunnen komen.

De nieuwe ziel is, zoals wij bespraken, twee-slachtig van aard. Zij is dus zelfscheppend.Zodra de fundamentele straling van de Gnosis kan worden geassimileerd, ontwikkelt er zich in

die fundamentele magnetische kracht een split-sing in zeven aanzichten: de heiligende zeven-geest openbaart zich dan in onze zielestaat.Er gaat van de nieuwe ziel een zeer krachtig licht uit, een stralend vuur; dat we zouden kun-nen vergelijken met de vurige staart van een komeet. In die vuurstraal kunt u duidelijk de zeven aanzichten vaststellen: het zijn de zeven nieuwe chakra’s van het nieuwe levenslichaam. De nieuwe ziel is dus volledig in staat zelf-scheppend werkzaam te zijn; en zij verbijzon-dert nu uit zichzelf een krachtlijnenstructuur, waarin de vuurkolom met de zeven aanzichten centraal staat. Zo zien wij hoe uit de nieuwe ziel een nieuw levenslichaam oprijst, hetgeen de openbaring van een nieuw stoffelijk voer-tuig, niet-uit-de-natuur-geboren, met zich moet brengen, een voertuig, zeer ijl van constructie, in zeer veredelde vorm.Zodra nu dit bouwstuk volkomen is (deze ont-wikkeling geschiedt betrekkelijk snel), kan het oude wezen desgewenst worden afgelegd en ten grave worden gedragen. Want het nieuwe wezen is opgestaan in de zelfgebouwde graftempel. Zo staat de wedergeborene niet slechts krachtens zijn zielestaat, maar ook krachtens zijn persoon-lijkheid als de herrezene in de zelfgebouwde graftempel. En hij kan, evenals Christiaan Rozenkruis, juichend getuigen: ‘Deze tempel heb ik, levende, mij tot een graf gemaakt.’ Door de zelfondergang naar de gewone natuur is het wonder van de zelfopgang in de godsnatuur tot stand gekomen. µ

Weidelandschap, Tom Maakestadt

� pentagram 3/2011 het nieuwe levenslichaam �

in het moderne rozenkruis spreekt men over het innerlijk leven wel eens poëtisch als ’de roos-der-mysteriën’. ‘de roos des harten, het oeratoom, de geestvonk, is een wonderbaar geheimenis. zij is als een spiegel, de spiegel der mysteriën.”bedoeld wordt dan een schatkamer vol innerlijke waarden, die in veel gevallen nog gevonden, nog ontsluierd moeten worden. reden waarom de mens, die met zoeken begint, de geestelijke draagwijdte ervan nauwelijks kan overzien.

� pentagram 3/2011

H et zijn waarden die liggen verborgen in de diepte, in het centrum van de microkosmos, in het tehuis waarvan de

mens de tijdelijke bewoner is, maar waarover hij in werkelijkheid maar weinig weet. Waarden die horen bij ‘de ene’, die de oude gnostici de monade noemden; één vonk van de geest, de oorspronkelijke levenskern van de microkosmos, die tijdelijk met ons, mensen van de verganke-lijkheid, door middel van het hart verbonden is.De rozenkruisers duidden dat bijzondere cen-trum door alle tijden heen aan als de roos. En naar aanleiding van die gedachte, die we als zoekers als een vastomlijnde stelling in ons leven trachten te bevestigen, noemen en voelen wij ons moderne rozenkruisers.

onbekende maar Herkende kennis Een innerlijke stem heeft dit als het ware aan ons bewustzijn kenbaar gemaakt, en voor ons aanvaardbaar. Wij voelen ons tot de rozenkrui-sersgedachte en alles wat daarmee samenhangt, aangetrokken.Hetzelfde geldt voor een aangeboren overtui-ging dat wij als stoffelijke mens deel uit maken van een microkosmos, een onzichtbare wezen-heid, waarvan wij de invloed in onze levensgang ervaren, maar waarvan het levenssysteem voor een groot deel onbekend is. Wij zijn ons er nauwelijks van bewust. Wij realiseren ons dat we er net zoveel van weten als de geestesschool en haar universele leringen ons – middels haar krachtveld – hebben geopenbaard. En toch komt deze kennis ons bekend voor. Op de een

of andere wijze is zij voor ons logisch, herken-nen we haar innerlijk en aanvaarden haar. Wij vinden het logisch dat wij meer zijn dan alleen een stoffelijk, sterfelijk wezen en dat er achter ons bestaan een veel verder reikende kracht aanwezig is.In de universele leer wordt de microkosmos voorgesteld als een afspiegeling van de ma-crokosmos, waarin het kleine gelijk is aan het grote. Op basis van die analogie is ook de microkosmos een bijzonder gecompliceerd levenssysteem, een planeet in het klein. Wat de gnostieke wijsbegeerte van alle tijden nu pro-beert duidelijk te maken, is dat deze microkos-mos, deze planeet in het klein, eenmaal als het ware uit zijn baan getrokken is. Zij volgt niet meer haar voorbestemde route, haar ommegang rond de centrale geestelijke zon, maar ze wijkt daarvan af in een zich steeds verder uitdijende spiralengang.

een zonnewind Van oersubstantie In de loop van haar zwerftocht, op haar lange dwaal-tocht is zij oneindig ver van haar bestemming geraakt. Ze is gevangen geraakt in een wereld van opgaan, blinken en verzinken, in een open-baringsvorm die eveneens komt en weer gaat. En op die lange weg heeft de microkosmos haar glans en haar oorspronkelijke glorie verloren.Daarvoor in de plaats hebben zich in het uit-spansel van de microkosmos andere krachten ontwikkeld; als onkruid in een verwaarloosde tuin. Op die wijze werd het onmogelijk dat de microkosmische planeet nog kon functione-

de roos in de woestijn

� pentagram 3/2011 het nieuwe levenslichaam �

ren langs de lijnen van de goddelijke gedachte waaruit zij eenmaal voortkwam; namelijk vol-gens een idee, een plan, dat voorzag in opgang, een voortgang en een uitbreiding van de god-delijke gedachte in haar eigen, oorspronkelijk scheppingsveld.In de oude wijsheidsleringen wordt gesproken over goddelijke vonken, voortgebracht in het oer-scheppingsveld als ‘het kleed van God’; ook wel de ‘uitademing van de geest’ genoemd., Deze goddelijke adem pulseert, als een oersub-stantiële zonnewind ononderbroken door het al.Zonder deze pulserende beweging is het leven niet mogelijk.Het leven is en blijft een spiegeling van deze goddelijke levensadem. ‘Leven’ is immers de oerbeweging in het al, de goddelijke levensadem van de zevengeest; de zeven formerende stralen die de kosmos gestalte gaven, en dat ononder-broken blijven doen. Zij vormen de zeven-voudige levensadem die de schepping beweegt en voortstuwt. Deze zeven oerstromen leiden het al en alles gestaag naar de vervulling van de goddelijke gedachte, die immers de gehele schepping doorstroomt.

Flarden Van Herinnering Proberen wij nu de samenhang van dit alles eens te overzien:Zevengeest en schepping zijn een; hoe ver het schepsel als microkosmos zich ook verwijdert van de oorspronkelijke idee van de al-geest, de zeven oerstromen voeren hem terug naar het punt van uitgang. Zoals de aarde een onderdeel is van de zeven-

voudige wereldkosmos, is de microkosmos even-eens een zevenvoudig stelsel van zeven in elkaar wentelende bollen. De kern ervan is eveneens zevenvoudig. Er wordt wel gesproken over de zevenbladige roos. Het zevenvoudige geestelijk lichaam van de geestesschool voegt die stre-vende microkosmoï samen als in een nieuwe kosmos, zich ononderbroken richtend op die heilige zevengeest.Plaatsen wij dit inzicht, deze gnosis, die de geestesschool ons ter hand stelt, nu eens voor de geest. Dan kan het gebeuren dat er in ons hart spontaan een gevoel van vreugde oprijst. Roept de idee van het goddelijke verleden en de goddelijke toekomst die in ons sluimert niet een diep ontzag in ons op? En tegelijkertijd niet ook een diep verlangen?Een verlangen vanuit het diepst van ons wezen, dat ons bereikt vanuit de verre oorsprong van de microkosmos. Als een weerspiegeling in ons hart van de microkosmische ziel, als de flarden van een herinnering aan de eonenlange zwerf-tocht.

de twee die tot een worden Als we spreken over de mens zoals wij die kennen, dan zien we in werkelijkheid slechts een schaduwbeeld van de oorspronkelijke mens. Maar het beeld van het hogere wezen ligt nog altijd in de microkos-mos verzonken, dus ook in ons, in de persoon-lijkheidsmens, want het is verbonden met ons hart, met onze eigen levensbron. Aldus zien we dat twee centra met elkaar ver-bonden zijn. Het residu van de oorspronkelijke

mens en het beeld ervan in de microkosmos. Deze twee zullen zich uiteindelijk verenigen tot één sprankelende kern van het oorspronkelijke leven. Uit dit samenvloeien van beide stromen vormt zich één heldere, zuivere stroming, waar-in de diamant van het innerlijk zijn, zolang door aardse materie bedekt, weer zichtbaar wordt. De zuiverende stroom spoelt alle slijk weg, het Licht kan de parel bereiken en het wonderbare juweel gaat fonkelend stralen.De gnostieken spraken over de parel van on-schatbare waarde; de oude rozenkruisers spraken over ‘de schat van het wonderbare juweel.’ Wij allen zijn de dragers van dit wonderbare juweel! Wat is nu het kenmerk van hen die dit juweel bezitten? Van hen, die dit innerlijke weten koes-teren met al hun liefde? Zij zijn getekenden. Zij dragen het teken in zich van een voorbestem-ming. Zij zijn geroepenen. Waarom noemt het rozenkruis dit juweel een kostbare schat? Omdat wanneer dit juweel wordt gevonden en vrijgemaakt wordt uit het grofstoffelijke leven, en in het Licht tot zijn

wonderbare glans gaat komen, zeven schitte-rende Lichtstralen erin weerkaatsen, en als uit een bron opspringen, opgewekt door de zeven stralen van de zevengeest.Deze zeven vibraties brengen vervolgens in de zeven levensvelden van de microkosmos een reactie teweeg. Zij ontwaken en luiden de her-schepping van de microkosmos in. In de symbo-lische taal van het rozenkruis zegt men dan: het zevenvoudige gods-atoom ontvouwt zich.De persoonlijkheid, de mens die zich daaraan wijdt, ondergaat een diepgaande verandering, een transfiguratie. Hij verandert geheel en al; en opgenomen in de ontwikkeling van de zeven-voudige microkosmos, die steeds vrijer en be-wuster wordt, gaat hij op in het oorspronkelijke leven.De rozenkruisers gaan er aldus van uit:• er is een uiterlijke mens, een stofmens, een

aarde-mens,• en er is de innerlijke mens,, de transparante

ziel van de samengestelde microkosmos.In het uiterlijke ligt het innerlijke verborgen. De innerlijke mens kan uit de uiterlijke mens ontstaan, als het ware ontwaken. Dat is het doel van onze existentie. Hoe diep verborgen ook… de schat, de parel, is aanwezig!

De innerlijke mens en de uiterlijke mens zijn onlosmakelijk aan elkaar verbonden; het is nu de tijd dat zij bewust samen verder kun-nen gaan. Dat is mogelijk wanneer de uiter-lijke mens zijn innerlijk als een tempel inricht, waarin het herscheppende Licht van de gnosis werkzaam kan zijn. Een nieuwe rijkdom, een schat, van weten en verlangen verbindt zich dan met beiden. Zij die zich daarvan bewust zijn, weten zich in de geestesschool geborgen als in het ‘tehuis sancti spiritus’, in het huis waar een, vrij makende geest heelmaking brengt. Zij banen zich daarin, met behulp van het zeven-licht, een weg tot de innerlijke essentie van het oorspronkelijke levensveld. Het uiterlijke lost op in het innerlijk zijn, en de volstrekte wederge-boorte wordt een feit. µ

Heel oud? Veel jonge mensen kennen het gevoel dat zij ‘heel oud zijn’. zij voelen zich niet zo jong als hun leeftijd op dit moment aangeeft, ook kennen zij het gevoel alsof ze van ergens ver vandaan zijn gekomen. in onze kringen horen we dan vaak, dat veel dingen die deze jonge mensen kor-

ter of langer geleden in het jeugdwerk van het rozenkruis gehoord hebben, zij eigenlijk al wisten.maar ja, je bent even goed jong , en wat moet je nu doen met al die bijzondere verhalen en woorden?de waarheid ervan heb je herkend, en zij doet een voelbaar beroep op je. maar het is soms ook een last die

je ervaart als lerende en werkende jonge mens. bewaar het allemaal, leef er naar als je kunt, maar voor alles, leef als een vrij en blij mens die innerlijk weet dat er meer is dan het stoffelijke leven zonder meer, dat nu op je komt aanstormen.

Aankomst te Marseille. Afbeelding uit een handschrift uit 1476 van het Magdalena-gilde te brugge, waarin het verhaal van Maria Magdalena’s verblijf in de Provence wordt verteld

�0 pentagram 3/2011 het nieuwe levenslichaam ��

dat maria magdalena in onze tijd op zoveel plaatsen op de voorgrond treedt, heeft alles te maken met het bewuster worden van de zoekende mens. want haar beeld, als ver-trouwde en zelfs als geliefde van jezus, verwijst naar een dubbele relatie: zowel die van leerling-leraar als die van wederzijdse genegenheid en liefde van het hogere voor het strevende, en andersom. en hoeveel literatuur er ook gaat over hun eventuele uiterlijke, materiële historie, wie werkelijk leest, ervaart onmiddellijk dat we hier te maken hebben met symbolische taal, symbolische beelden, en verstrekkende inzichten.

�0 pentagram 3/2011

Z owel Maria Magdalena als Jezus ver-wijzen naar de ziel. De ene is de hun-kerende, de zuivere en dynamische

zoekende ziel, de andere, Jezus is de ziel van de oorspronkelijkheid, behorende bij een wereld die ongeschonden, onverdorven is. Wat is dan de boodschap van die fascinerende gestalte, Maria Magdalena voor onze tijd? Deze heeft te maken met haar relatie met Jezus. Heb-ben die twee een bruiloft gevierd? De betekenis van deze vraag kan in de zin van het citaat uit de Handelingen van Johannes worden verklaard. Iedere mens kan een heel bijzondere bruiloft vie-ren. In de mysteriën van de verschillende religies wordt deze de ‘heilige bruiloft’ genoemd. Het is de innerlijke vereniging van de ziel, de bruid, met de goddelijke andere, de goddelijke geliefde. In onze tijd komt deze mysteriewijsheid weer aan de oppervlakte. Wij worden gestimuleerd tot het zetten van een volgende bewustzijnsstap. In het gnostieke evangelie volgens Filippus dat in 1945 bij Nag Hammadi werd gevonden staat: ‘Het mysterie van de bruiloft is groot… Het bestaan (van de mensen) berust op de mens en het bestaan van de mens berust op het huwelijk. Het weet van de onbevlekte gemeenschap, want deze heeft grote macht.’ In het evangelie van Filippus wordt het bruidsvertrek als metafoor gebruikt voor de vereniging van het mannelijke aspect, de goddelijke geest, met het vrouwelijke, de menselijke ziel, in iedere man of vrouw. De relatie van Jezus en Maria Magdalena symbo-liseert deze band. Daaruit ontstaat de heelheid, het samengaan van de polariteiten.

Maria Magdalena is een symbool voor een ziel die deze weg gaat.. Zij heeft de verlosser ont-moet, heeft zijn weg gevolgd en versmelt met hem. De heilige bruiloft is het uiteindelijke doel van het mens zijn. Maria Magdalena komt voort uit de christelijke traditie. Zij heeft echter ook zusters in andere religies. De islam kent onder andere de liefde van Laila en Majnun. Veel soefimeesters hebben deze liefde als innerlijke weg, nageleefd. In het Jodendom klinkt het Hooglied van Salomo. Dat begint met de woorden: ‘Hij kusse mij met de kus van zijn mond; want zijn liefde is lieflijker dan wijn.’ (Hooglied 1,2). De kaballa, de joodse mystiek kent de geheimen van de heilige brui-loft. De goddelijke emanaties stromen uit de zogenaamde sefiroth-boom. Deze belichamen zich in de mens die zich daarvoor als een bruid voorbereidt. Zij zijn ‘de liefde, lieflijker dan wijn.’In het gnostieke gedachtegoed is dit denken alomtegenwoordig. Gnosis betekent inzicht in de zin van hoge bewustwording. Onze ware identiteit wordt door een opvlammen van een innerlijk Licht onthuld en dat wijst ons de weg naar het goddelijke oerbeeld. In de heilige brui-loft wordt dit beeld volledig openbaar. Op deze wijze wordt in het evangelie van Filippus ge-zegd: ‘De heer hield (op een andere wijze) van Maria dan van de andere leerlingen en hij kuste

maria magdalena en het lichtsymbolen en Verstrekkende inzicHten

maria magdalena was een grote ingewijde omdat het goddelijke wezen ‘mens’ in haar ontstond

�� pentagram 3/2011 het nieuwe levenslichaam ��

haar vaak.’ Jezus vergeleek Maria Magdalena met de zieneres die het Licht ziet dat gekomen is.Achter het beeld van Maria Magdalena is het archetype van de menselijke ziel werkzaam. Zij verandert van het vergankelijke vrouwelijke as-pect in het eeuwig vrouwelijke. Deze ontwikke-ling voltrekt zich in ons innerlijk. ‘Let erop dat niemand jullie misleide door te zeggen: ‘zie hier’ of zie daar’, want de zoon des mensen verblijft in jullie innerlijk. Volg hem! Die hem zoeken zullen hem vinden’, wordt gezegd in het evan-gelie volgens Maria Magdalena.Maria Magdalena was een grote ingewijde omdat het goddelijke wezen ‘mens’ in haar ontstond. In Het Gesprek met de Verlosser, een vroeg christelijk geschrift uit de Nag Hammadi-codices spreekt zij als een vrouw die het al kent. Hier wordt de relatie gelegd van de kosmos met het begin van een bevrijdende weg:Maria zei: ‘Dit met betrekking tot “De verdor-venheid van alle dag” en “De arbeider die zijn voedsel waardig is” en “De leerling die op zijn leraar lijkt”.’ Deze woorden sprak ze als een vrouw die het al kende.De leerlingen zeiden tot hem: ‘Wat is het ple-roma en wat is het tekort?’ Hij antwoordde hun: ‘Jullie zijn van het pleroma en jullie wonen op de plaats waar het tekort is. En zie, zijn licht werd op mij uitgestort.’[…] Judas zei: ‘Vertel me, heer, wat is het begin van de weg?’ Hij antwoordde: ‘Liefde en goed-heid. Als een van deze beide bij de archonten aanwezig was geweest, zou de verdorvenheid nooit zijn ontstaan.’ µ

maria magdalena, de wereldziel in de mens ��

H et kan een mens in een verlicht ogen-blik duidelijk worden: er zijn twee verschillende levenssferen en er zijn

wegen die hen met elkaar verbinden. Men kan de evangeliën – en zeker de ongeschonden tek-sten die teruggevonden zijn in Egypte – als een levende kracht ervaren, als brug tussen de beide werelden. Maar al eeuwen voordat de Christus ten tonele kwam zagen grote zieners, stichters van godsdiensten en filosofen hoe de overspan-ning van de brug ‘van boven af ’ werd gevormd. En altijd weer was er de opgave de bouw van de brug ‘van beneden af ’ tot een einde te brengen.

de wereldziel Plato noemt in zijn Timaios de energie van de samenhang van de beide we-relden de wereldziel. Hij zegt dat de schepper van het al wilde dat de schepping hem zoveel mogelijk zou evenaren. Hij bracht het verstand in een ziel en de ziel in een lichaam en zo voegde hij met hen het gebouw van het uni-versum samen om zo op natuurlijke wijze het mogelijkerwijze mooiste en beste werk voltooid te zien. Op die manier ontstond het lichaam van de wereld als een levend wezen. Hij plantte de ziel echter in het midden ervan en spreidde haar niet uit over het gehele universum maar om-kleedde de wereldlichamen ook nog van buiten met haar. En hij vervolgt dat de wereldziel niet alleen deel is van het wereldlichaam maar ook van het verstand en de harmonie van de zuivere gedachtewereld van het eeuwig zijnde.De wereldziel is dus een verbindingsschakel. En deze bestaat uit wezens die er een opgave in

moeten vervullen, een opgave van groot belang. Want er heeft in de geschapen wereld een ‘val’ plaatsgevonden. Er heeft zich een scheiding van de oorspronkelijke wereld voltrokken. Dat er-varen wij in ons bewustzijn, dat immers van het goddelijke veld is afgescheiden.

Het eVangelie Van maria Als wij nu over Ma-ria Magdalena spreken, dan hebben wij het over de weg van een ziel die terugkeert in de oor-spronkelijke zuivere natuur. Zij heeft ingezien dat onze wereld en onze toestand niet meer overeenstemmen met de goddelijke schepping. Zij zoekt daarom naar de oorsprong van het leven en haar wordt een handreiking gedaan. Zij vindt de weg van zuivering, loutering en verandering, de weg van de terugkeer. Zij is als het ware een prototype voor allen die de weg zoeken. Maria Magdalena is een ziel, voor wie licht, liefde en leven, het drievoudige oerprincipe in haar hart duidelijk worden. Dit principe ken-nen wij ook als de drievoudige vuurformule van het zuivere christendom: vader, zoon en heilige geest. Wij vragen ons in de huidige tijd af: waar is hier het vrouwelijke element? Waar treffen wij het vrouwelijke principe aan in het veranderings-proces, de nieuwe schepping van de mens? In onze tijd komt de moeder van het leven als het ware van achter een sluier tevoorschijn. In 1945 werd te Nag Hammadi in Egypte een schat aan gnostieke geschriften ontdekt. In het evangelie volgens Filippus werd duidelijk gemaakt dat de

Het gnostieke christendom kent een kosmische samenhang. dat is niet ver-wonderlijk, want de kennis over een goddelijke ordening van de natuur die onze wereld omgeeft en doordringt, hoort bij een dieper ziele-inzicht. wat is onze relatie tot deze ideale wereld, de wereld van de scheppende oorzaak?

maria magdalena, de wereldziel in de mens

�� pentagram 3/2011 het nieuwe levenslichaam ���� pentagram 3/2011

heilige geest de moeder is, het voortbrengende energieveld, actief zowel in de goddelijke na-tuur en als in onze wereld. Zij openbaart zich aan ons bewustzijn als het oerprana, de heilige ether of adem van de levende ziel. Is het niet de hoogste tijd dat wij naast de vader en de zoon ook de moeder van alle leven ontdekken? Laten wij ervan uitgaan dat de regenererende kracht, de levende adem in het universum de moeder van het leven is. Zij heeft in alle mensheidscul-turen veel dochters. Denken wij alleen maar aan de Egyptische Isis of de Griekse Sophia. Een van haar dochters heeft een nauwe band

met het spirituele christendom, de christelijke gnosis en onze huidige tijd. Dat is Maria Magda-lena, de ziel, die zich door een innerlijke om-wending openstelt voor de geest. ‘In een wereld ben ik bevrijd uit een (andere) wereld en in een beeld door een beeld van boven; want de boeien van vergetelheid hebben een tijdelijke duur… ‘ Dit is een van de strofen uit het Evangelie vol-gens Maria (Magdalena). De gnostici zien haar als een hoge ingewijde in de mysteriën van het Licht. In de traditie van de kerk was zij in de eerste plaats de zondares die door Jezus werd verlost van zeven ‘boze geesten’.In de gnostieke teksten die niet werden opgeno-men in het Nieuwe Testament maar ook in het evangelie van Johannes nemen wij haar waar als een moedige zielegestalte die zich uit de wereld van de illusie verheft naar de zon van de geest. Net zoals de knop van een lotus zich een weg door de modder baant om zich in het zonlicht geheel te ontvouwen. Maria Magdalena is de ziel die zich van deze natuur afwendt en zich richt op het innerlijke mysterie van het eeuwige leven dat zij in de verlosser ontmoet. Zij wordt een ingewijde in de mysteriën van het Licht op haar weg naar overgave aan de geest en zij wordt zodanig hoog geschat, dat haar medeleer-lingen (de apostelen) haar noemen: ‘de vrouw die het al kent!’ Maria Magdalena, de vrouw ‘van wie zeven duivels waren uitgegaan’ – een overduidelijke metafoor voor de zevenvoudige inwijding, waarbij de menselijke ziel weer in het glorievolle pleroma is aangenomen. Zeven ze-gels werden verbroken door het Licht. In zeven dagen vond de schepping plaats; in zeven fasen worden de zeven nieuwe lichten ontstoken.Het ‘Evangelie volgens Maria’ is een diep-eso-terische tekst. De kern ervan wordt immers ge-vormd door een openbaring van Jezus over zijn ziel die opstijgt langs de hemelsferen – openba-ringen die enkel voor ingewijden, of voor hen die daarnaar streefden, waren te begrijpen.Door het ontbreken van de eerste zes pagi-na’s valt de tekst midden in een gesprek tussen de opgestane Jezus en zijn leerlingen. Na zijn

opstijging blijven de leerlingen bedroefd achter, maar Maria vertelt hen dan over een visioen dat ze had, en biedt troost.

intuïtieVe kennis Van de ziel Jezus zegt haar in het evangelie van de Pistis Sophia: ‘Ma-ria Magdalena, jij begenadigde, ik zal je in alle mysteriën van het Licht inwijden’. Zij wordt een ‘straling van de wereldziel’, die uitgaat naar de verdwaalde mensen en moedigt hen aan de weg terug te gaan. De stadia op haar weg werken door in het collectieve geheugen van de mensheid. Haar ‘straal’ doordringt ook onze huidige wereld, waarin het menselijke ego met zijn experimenten, berekeningen en speculaties, met zijn van de ma-terie uitgaande wetenschap en zijn technocratie een grote koude heeft voortgebracht.De ‘straal’ van Maria Magdalena biedt daaraan soelaas. Versterkt en geactualiseerd door al-len die dezelfde weg gaan, dringt zij door het abnormale, ziekelijke van onze samenleving. Zij doorstraalt met haar ‘kennis van het al’ het zieledodende aspect van onze tijd en samen-leving, en raakt die mensen aan, die de stilte naderen, die in stilte kunnen luisteren. Die straal is als een roep die uitgaat: ‘Keer je naar binnen. Het hart van het al vibreert in het eigen hart als goddelijke vonk!’

Enkele fragmenten uit het Evangelie volgens Maria (Magdalena) illustreren deze intuïtieve kennis van de ziel: …Zal de materie (vernietigd worden) of niet? Zo begint het eerste fragment. De verlosser

antwoordde: ‘Alle naturen, alle vormen en alle schepselen bestaan in en met elkaar en ze zullen weer teruggevoerd worden tot hun eigen wortel. Want de natuur van de materie kan slechts tot haar eigen natuur terugkeren. Wie oren heeft om te horen, hore.’ Petrus vroeg hem: ‘Omdat u ons alles heeft uitgelegd, zeg ons nu nog dit: wat is de zonde van de wereld?’ De verlosser zei: ‘Zonde bestaat niet. Maar het zijn jullie die de zonde maken, namelijk wanneer jullie doen wat in wezen gelijk staat aan overspel, dat wat men ‘de zonde noemt.’ Daarom is het goede in jullie midden gekomen, naar het wezen van iedere natuur, om deze weer in zijn wortel te herstellen. Daarom worden jullie ziek en jullie sterven, omdat jullie houden van wat jullie misleidt […] Let erop dat niemand jullie misleide door te zeg-gen: ‘Zie hier’ of ‘zie daar’, want de zoon des mensen verblijft in jullie binnenste. Volg hem.’ Als moderne mensen weten we: alle materie is energie, vibratie. Maar – omdat wijzelf gebro-ken, niet ‘heel’ zijn – zijn wij ons er nauwelijks van bewust dat onze materiële wereld existeert in een gebroken realiteit. Zij is ontvlamd in een tweepolig willen dat zich heeft afgezonderd van de geest. De materiële wereld, onze wereld is getekend door het verlies van het centrum. Op alle fronten heerst de eigenwilligheid, die de eenheid met de geest negeert. Onze natuur die afgescheiden is van de geest past zich op deze manier aan het lijden en het toeval aan. Thans zijn er evenwel veel mensen die de geest opnieuw tot hun centrum zouden willen maken,

Omdat wijzelf gebroken, niet ‘heel’ zijn – zijn wij ons er nauwelijks van bewust dat onze materiële wereld existeert in een gebroken realiteit

Carlo Crivelli, Maria Magdalena. Detail van het rech-ter altaarluik in Santa Lucia Montefiore dell’ Aso, Italië, ca 1485

�� pentagram 3/2011 het nieuwe levenslichaam ��

die de jaren van dogmatisch christendom en de harde scholing van het verstandelijke denken achter zich laten. Het ontbreekt hen echter aan de levende zielekracht, de adem van de moeder van al het leven dat uit het hart voortkomt.

eenHeid Van Handeling Wie het centrum wil vinden, zal de wereld van eigenwilligheid, die in hemzelf roteert om de as van de zinloosheid, loslaten. Hij zal het eigen leven zin geven, door zich weer met het centrum te verbinden. Dat is ook de reden waarom de goddelijke wereldziel in ons (innerlijke)centrum verschijnt als het al-leen-goede. Zij biedt ons een nieuwe binding, een verbinding, zodat wij de grote strijd tussen licht en donker kunnen beslissen. Het fragmen-tarische leven laten we los; in alles zoeken we eenheid van handeling. We keren ons toe naar ons verloren centrum, de adem van de moeder van al het leven, de heilige geest in het hart. Dit is het centrum van het al, daaruit kan de ziel eens het bevrijdende Licht ontvangen. Het is het doel van de omkering waartoe Maria Mag-

dalena de mensen oproept; want zij heeft deze weg ervaren en is deze ook gegaan. Hiervan uitgaande richten wij onze aandacht op de gebeurtenissen die beschreven zijn in de bijbelse evangeliën met betrekking tot Maria Magdalena. We hebben al gezien dat de frag-menten in Lucas 8:2 en Marcus 16:9, die betrek-king hebben op de uitdrijving van de demonen en de verlossing van de zeven doodzonden, een metafoor zijn voor de zevenvoudig verzonken toestand van de mensheid, die zich uitdrukt in de kwaliteit van zijn bloed, dat is, zijn natuurlijke bewustzijn. Maria Magdalena is hier de mens, die de gevangenschap van zijn ziel begrijpt en verlangt naar haar bevrijding. Ook zullen wij be-grijpen waarom Maria Magdalena in het evange-lie van Lucas anders dan de zakelijke Martha, het liefste stil aan de voeten van de heer zit. Aan-geraakt door het licht van het inzicht luistert zij vol overgave naar de eeuwige wijsheid, de gnosis. Door een dergelijke overgave, die voortkomt uit stilte en eenvoud van het hart, houdt de verlosser van haar en houdt hij meer van haar dan van de

andere leerlingen, zoals in het evangelie volgens Filippus staat. Want Jezus zegt daarmee dat de overgave van de ziel aan de geest het enig nood-zakelijke is voor haar bevrijding. In Joh. 12:1-8 lezen we hoe Maria Magdalena de voeten van de heer met kostbare nardusolie zalft en deze dan met haar haren droogt. Als een bijzondere metafoor is dat heel begrijpelijk. Het is een weergave van de ziel die zich bewust wordt van de diepgaande betekenis van het Christusoffer. Zij beantwoordt door haar inzicht het goddelijke liefdesoffer met volkomen over-gave. Later in het verhaal zien we hoe de ver-losser deze rituele handeling van Maria Magda-lena nog eens overdoet. Tijdens het avondmaal wast hij de voeten van de leerlingen. Het is een buitengewoon symbolische handeling die het nieuwe verbond van de liefde tussen God en mens openbaart: ‘[…] Blijf in mijn liefde. Indien u mijn geboden bewaart, zult u in mijn liefde blijven, gelijk ik de geboden van mijn vader bewaard heb en blijf in zijn liefde.’ Maria Magdalena die in diep bevatten haar zielehandeling volbrengt, wordt het voorbeeld van een ziel die de geest dient. Haar ritueel en het ritueel van Jezus vormen beide een tijd-loos teken van een kosmische liefdebinding en dienstbaarheid tussen het rijk van de geest en de gevallen mensheid, dat in iedere strevende ziel steeds opnieuw waar wordt: een symboli-sche getuigenis van de eigen innerlijke ervaring. Nu komen wij bij de zeer diepzinnige betekenis van de gebeurtenissen waarbij Maria Magdalena voor het lege graf van haar geliefde meester

staat. Zij kijkt in het graf – is er een duidelijker beeld mogelijk, om een inwijding in de levens-mysteriën weer te geven? Zij is innerlijk geheel veranderd. In tegenstelling tot de beide leerlin-gen die al eerder bij het lege graf waren, neemt Maria Magdalena daar de twee engelen, de twee wachters waar. Zij, deze omgewende ziel, ondergaat de eerste directe werkingen van god-delijke energie, die actief in haar wordt. Maar de opgestane kan zij nog niet omvatten, waar-nemen, schouwen. Want als Maria zich omkeert, ziet zij wel Jezus, maar ze herkent hem niet. De ogen van haar ziel kunnen nog niet duidelijk genoeg zien in het stralende licht van de geest. Jezus helpt haar en zegt: ‘Maria’. Opnieuw keert zij zich om. Alles wat nog van onze wereld is, valt van haar af en zij geeft zich geheel over aan de wereld van de geest. Aldus geheel opgaand in de goddelijke herkenning, schouwt zij de opgestane: Rabboeni – meester. Wij ervaren deze prachtige symbolentaal als een glimp van het mysterie van de geestziel, een ge-beurtenis op een hoog levensniveau, dat in zijn schoonheid en eenvoud niet teveel met woor-den moet worden uitgelegd. Ook hier geldt het: ‘Raak me niet aan’, de woorden die de opge-stane spreekt, om Maria Magdalena duidelijk te maken dat de uiteindelijke eenwording nog niet kan plaatsvinden. Maar Maria’s vreugde kent geen einde. Zij haast zich naar de discipelen, om haar grote vreugde met hen te delen. Het is het hart dat het ongelooflijke aan het verstand doorgeeft: de heer is waarachtig opgestaan. µ

Wij ervaren deze prachtige symbolentaal als een glimp van het mysterie van de geestziel, een gebeurtenis op een hoog levensniveau

Mozaïek ‘Awakening of the soul of the world’

�� pentagram 3/2011 het nieuwe levenslichaam ��

Het vervolg van het nag Hammadi-evangelie volgens maria magdalena be-schrijft hoe de opgestane verschijnt aan de twaalf leerlingen en hen adviezen geeft. indien wij deze allegorische vertellingen innerlijk kunnen interpreteren, zien wij hoe zij wijzen op de adem van regeneratie, die in de komende tijd de innerlijke waarden van christus krachtig in de zoekende mens zal bevestigen.

�� pentagram 3/2011

‘L eg geen andere bepaling op dan die welke ik jullie heb gesteld. En vaardig geen wet uit zoals de wetgever, opdat

jullie daar geen gevangenen van worden.’ Toen hij dit gezegd had, verliet hij hen. De leerlingen waren bedroefd, weenden en zeiden: ‘Hoe moe-ten we naar de heidenen gaan en het evangelie van het koninkrijk van de zoon des mensen prediken? Als hij al niet werd gespaard, hoe zal men ons dan sparen? Toen stond Maria Mag-dalena op en zij kuste hen allen en zei tegen haar broeders: ‘Huil niet, wees niet bedroefd en twijfel niet, want zijn genade zal geheel met jullie zijn en jullie behoeden. Laten we liever zijn grootheid prijzen, want hij heeft ons voor-bereid en ons tot mens gemaakt.’ Toen Maria Magdalena dit zei, richtten zij hun harten op het goede. En ze begonnen de woorden van de verlosser te bespreken.’ Elk mens die zich heeft ingesteld op de geest ontvangt ook de richtlij-nen en adviezen. daarvan. Op het moment dat hij zich tijdens de dagelijkse gang van zaken weer erdoor verlaten voelt, verliest hij zijn ge-loof en begint zijn verstandelijke ik te twijfelen. ‘Dat kan ik niet!’ ‘Gnosis is onbegrijpelijk!’ ‘Ik wil in geen geval voor dom gehouden worden!’ Die houding is begrijpelijk en zelfs natuurlijk, want de verstandelijke mens krijgt nu te maken met een invloed die inspiratie is, en vaak in het geheel niet verstandig lijkt. Terwijl hij het liefste het gebod van de Christus zou willen toevoegen aan de door zijn verstand opgelegde regels, om maar zeker te zijn, of te lijken. Hij raakt echter in verwarring. Hoe zou het verstand ook kun-

nen getuigen over de geest? Dat is niet moge-lijk. Dat werkt onecht, het blijft een kopie. Pas als de zuivere ziele-intuïtie, een stroom van gelovend ‘weten’ uit het hart voortkomt, kan dit nieuwe ‘weten’ het oude denken ‘vervullen’. Het nieuwe zielebewustzijn, Maria Magdalena, ruimt als het ware de angst en twijfel op (door deze met Licht geheel te vervullen). En deze ingrij-pende eenwording van hart en hoofd is al direct en zonder voorbehoud: door het woord van de geest leven, handelen en van hem getuigen.‘Petrus zei tegen Maria: ‘Zuster, we weten dat de verlosser meer van jou gehouden heeft dan van de andere vrouwen. Zeg ons de woorden van de verlosser zoals jij je die herinnert, die jij kent (maar) die wij niet kennen en die we ook (nog) niet hebben gehoord.’ Maria antwoordde en zei: ‘Wat voor jullie verborgen is zal ik jullie bekendmaken.’ En ze begon hun het volgende te vertellen: ‘Ik zag de heer in een visioen; en ik zei tegen hem: ‘Heer, ik zie u vandaag in een visioen.’ Hij antwoordde en sprak tot mij: ‘Gezegend ben je dat je niet wankelt bij mijn aanblik. Want waar het bewustzijn is, daar is de schat.’ Ik vroeg aan hem: ‘Heer, ziet hij die een visioen heeft nu met de ziel of met de geest?’ De verlosser antwoordde: ‘Hij ziet noch met de ziel noch met de geest maar met het bewustzijn, (het ware gemoed) dat tussen die twee in ligt.’

Nu mogen we de twaalf leerlingen, volgens de uitleggingen van J. van Rijckenborgh, groot-meester en stichter van de geestesschool van het Gouden Rozenkruis, beschouwen als zinnebeel-

den voor verschillende bewustzijnsaspecten. En als Maria Magdalena hen dan ook vertelt over een visioen, zijn zij minst genomen ‘veront-waardigd’. Zij willen het diepste geheim aan de ziel ontlokken. Waarom wordt ‘deze vrouw’ zo door de heer gewaardeerd, en zij, die toch het bewustzijn vertegenwoordigen, veel minder? Dan refereert de ziel, Maria Magdalena, aan een spirituele ervaring; een plotselinge herkenning,

diep in haar gemoed, van het eeuwige gelaat van het goddelijke zelf. Of de ziel of de geest dit schouwen? Geen van beide, zegt Jezus, het is het nieuwe bewustzijn, het ware gemoed, dat als verbindende schakel tussen de geest en de ziel zichzelf herkent. Maria Magdalena wil met haar visioen ook zeg-gen dat het mysterie van de zelfkennis de ziel in geheel andere zin verbindt met de geest van

bekleed u met de volkomen mens

Afbeelding uit het Mag-dalenagilde-handschrift.brugge, 1476

ons hart is het grootste wonder. erin ligt een geestelijk element, een krachtig beginsel dat voortkomt uit de goddelijke natuur

�0 pentagram 3/2011 het nieuwe levenslichaam ��

de opgestane mens dan in de menselijke wereld mogelijk zou zijn. Daarmee openbaart zij, ‘de vrouw die het al kende’, aan de leerlingen een werkelijke verlichte zieletoestand, die samen gaat met de herkenning van het goddelijke al. Vandaar dat de tekst zegt: Een dergelijke erva-ring is niet beperkt tot een enkele uitgekozen mens. Het is veel meer een geschenk van ge-nade voor ieder hart, dat zich overgeeft aan het woord van de geest. En die hierin volhardt tot het huwelijk van de geest in een ‘alchemische bruiloft’, uiteindelijk is voltrokken.Vragen wij ons nog eens af: Bevindt ons be-wustzijn zich nog in chaos van wortels onder de aarde? Vecht het zich naar een plaats tussen de doornige takken van de lijdenservaringen mid-den in de wereld? Of heeft het zich al ontwik-keld tot de bladeren van de kelk, die de knop, het nog gesloten ziele-universum, omhullen? Ons hart is het grootste wonder. Erin ligt een geestelijk element, een krachtig beginsel dat uit de goddelijke natuur voortkomt. De geestelijke weg bestaat uit het vrijmaken van de krachten van dit oeratoom.De mens kan alleen ontkomen aan de zond-vloed van zijn eigenwillige hersenexperimenten als hij de boog van zijn ziel bouwt. Als hij de hoge en spirituele krachten van het hart – niet de emoties – toelaat, als hij zich aan het daarin besloten scheppingsplan zonder voorwaarden toevertrouwt. De krachtlijnen daarvan zullen de ziel zoveel licht schenken dat zij zich ermee kan omhullen. Zij vormt daaruit een structuur met behulp waarvan de mens zich staande kan

houden in een zee van onwetendheid, en zijn ziel levend kan bewaren!Nu volgt een fragment uit het evangelie volgens Maria Magdalena dat betrekking heeft op de sferen van de gevallen mensheid, waar de ziel gesteund door haar nieuwe ‘lichtgewaad’ zege-vierend doorheen snelt: ‘En de begeerte zei: ‘Ik heb je niet omlaag zien gaan, maar nu zie ik je omhooggaan. Waarom lieg je? Want je hoort bij mij!’ De ziel antwoordde en zei: ‘Ik heb jou gezien, (maar) jij zag mij niet, noch herkende je mij. Je hebt mij als kleding gediend en je kende mij niet.’ Toen zij dat gezegd had, ging ze met grote vreugde weg. Toen kwam ze bij de derde macht, die onwetendheid genoemd wordt. (Deze) wilde de ziel uithoren: Waarheen ben je op weg? In slechtheid ben je vastgehouden en je bent onderworpen aan mijn oordeel!’ Maar de ziel zei: ‘Waarom oordeel je over mij, terwijl ik niet geoordeeld heb! Ik werd vastgehouden, hoewel ik niets vastgehouden heb. Ik werd niet herkend. Maar ik heb (wel) herkend dat het al opgelost zal worden; zowel de aardse (dingen) als de hemelse.’ Toen de ziel zo de derde macht voorbijgekomen was, steeg ze verder omhoog en zag de vierde macht. Deze had zeven ge-daanten: ‘De eerste vorm is duisternis. De tweede de begeerte. De derde de onwetendheid. De vierde is de prikkel van de dood. De vijfde is het koninkrijk van het vlees. De zesde is de domme wijsheid van het vlees. De zevende is de vertoornde wijsheid. Dat zijn de zeven (heer-schappijen) van de toorn. Ze vroegen de ziel: ’Vanwaar kom je, moordenares; en waarheen

ben je op weg, jij die de ruimte bedwong?’ De ziel antwoordde: ‘Wat mij bindt, is gedood en wat mij omringt is overwonnen. Mijn begeerte heeft opgehouden (te bestaan) en de onwe-tendheid is gestorven. In een wereld ben ik bevrijd uit een (andere) wereld en in een beeld door een beeld van boven; want de boeien der vergetelheid hebben een tijdelijke duur. Van dit ogenblik af zal ik de rust ontvangen, los van het tijdsverloop van de eoon; in zwijgen.’ Toen Ma-ria Magdalena dit had gezegd, zweeg ze, want tot zover had de verlosser met haar gesproken.Het ziele-lichtkleed is als een ark waarin de mens kan ontkomen aan de moderne zond-vloed en de sferen van de wereld van woede en boosheid, zo treffend beschreven, kan passeren. Door inzicht, omwending en overgave maken zich nieuwe krachten in ons vrij. Ook als de

invloeden en dwangmatigheden die voortkomen uit de natuur, alles proberen om het lichaam (en het bewustzijn!) van de natuur vast te houden, en de ziel daardoor tegen te houden; er behoeft geen vrees te zijn, want het zal hen niet meer lukken. Het nieuwe lichtkleed is de garantie dat zij kan terugkeren in het rijk van het Licht; in de stilte van de eeuwigheid. Zij zal midden in onze wereld staan, terwijl zij de geheimzinnige toestand ondergaat van het verbonden zijn met een heel andere. Tijdens het doorleven hiervan zwijgt Maria Magdalena, de ziel.

Als de leerlingen haar visioen horen, reageren er enkelen nogal sceptisch. Tot het laatst zullen de bewustzijnsaspecten mogelijk twijfel oproepen in de mens. In het laatste fragment van het evange-lie komt duidelijk naar voren dat de ziel die via

�� pentagram 3/2011 het nieuwe levenslichaam ��

haar intuïtieve zielebewustzijn getuigt over van geestelijke ervaringen, door het verstand aan het twijfelen wordt gebracht. Dit brengt een moei-lijke situatie voor haar met zich mee:‘Maar Andreas nam het woord en zei tegen de broeders: ‘Zeg eens, wat denken jullie over wat zij gezegd heeft? Ikzelf geloof niet dat de verlosser dit heeft gezegd, want het is duidelijk dat het afwijkende ideeën zijn.’ Petrus nam het woord en sprak over dezelfde dingen. Hij vroeg hun over de verlosser: ’Zou hij werkelijk buiten ons om en niet openlijk met een vrouw gespro-ken hebben? Moeten wij ons soms omkeren en allemaal naar haar luisteren? Heeft hij aan haar de voorkeur gegeven boven ons?’ Toen huilde Maria en zei tegen Petrus: ‘Mijn broeder Petrus, wat denk je? Denk je dat ik het zelf in mijn hart bedacht heb of dat ik leugens vertel over de verlosser?’ Levi nam het woord en zei tegen Petrus: ‘Pe-trus, jij bent altijd zo heetgebakerd! En nu zie ik weer dat je redetwist met deze vrouw als met tegenstanders. Als de verlosser haar waar-dig bevonden heeft, wie ben jij dan om haar te verwerpen? Zeer zeker kende de verlosser haar erg goed en daarom heeft hij van haar meer gehouden dan van ons. We moesten ons eerder schamen en ons bekleden met de volkomen mens en hem in onszelf verwerven, zoals hij ons heeft opgedragen, en het evangelie verkondigen. En laten we daarbij geen andere bepaling of wet opleggen dan wat de verlosser gezegd heeft.’Toen Levi dit gezegd had, maakten ze zich op om uit te gaan en te verkondigen.’

Kunnen wij het tere, zuivere en levendige van de ziel in onze verstandelijk georiënteerde wereld nog wel waarnemen? Talrijke mensen bevinden zich thans op het dieptepunt van hun gang door de wereld en verlangen naar uitzicht, Licht, naar vernieuwing van de ziel. De godde-lijke wereldziel, de Christus, wil bedding vinden in de mensheid. Want de tijd van de kosmische oogst is aangebroken. Iedereen kan thans in vrije wil de reddende verankering in het hart grijpen. Zullen ook volgende generaties in een nieuw gebouwde ark aan de moderne zondvloed, die zeker ook op een psychisch vlak ligt, ontkomen? In zijn verklaring bij de Confessio Fraternitatis geeft Jan van Rijckenborgh hierop een bemoe-digend antwoord. Hij zegt dat de vrouw een bij-zondere gevoeligheid heeft om de vibraties van de nieuwe kosmische stralingen in het hart op te vangen in de komende wereldrevolutie. Ondanks heftige tegenstand zal zij een sterke vooruit drijvende kracht zijn. Door haar inspanningen is zij in staat de intellectuele waan te doorbre-ken, zodat de mensheid zich vanuit het hart kan vernieuwen. Beide polen, man en vrouw, kunnen door hun omwending en zielevernieuwing het bijzondere doel van de nieuwe periode, de wer-kelijke menswording, naderbij brengen.In de ‘kracht van de omwending’ kunnen zij de weg van Maria Magdalena volgen. De wereld-ziel, de adem van regeneratie, zal in de komen-de tijd de innerlijke waarden van Christus steeds krachtiger in het hart bevestigen. µ

opstanding in het lichtkleed ��

D at is bijzonder ongemakkelijk voor ons bewustzijn; het raakt erdoor in een crisis. Als aan ons wordt gevraagd of

wij na er na het sterven nog zijn, worden we onzeker.In het evangelie van Mattheus zegt Jezus: ‘Laat de doden de doden begraven’. Dat doet vreemd aan, als men bedenkt dat hij daarmee mensen bedoelt die leven in hun huidige lichaam. Voor ons lijken zij nog levend! Plato zegt in zijn dialoog ‘Gorgias’ hetzelfde: ‘Misschien zijn wij inderdaad dood. Want ik hoorde eens een van onze wijze mannen zeggen dat wij nu dood zijn en ons lichaam een graf is […] en onze ziel ver-geleek hij met een bootje vol gaten, omdat zij nooit bevredigd kan worden... En in het evange-lie van Filippus lezen we: ‘Een heiden sterft niet, omdat hij nooit zo geleefd heeft dat hij zou kunnen sterven’.

Zijn dit nog uitspraken die we door eigen erva-ring kunnen bevestigen? Hebben wij al eens het gevoel gehad dat wij in ons lichaam eigenlijk dood zijn? Dat de steeds weer voorkomende ongelukken, de vele gebeurtenissen, die leiden tot de dood van de mens alleen maar aantonen dat de dood vanaf het begin in ons aanwezig is en dat ons leven geen juist leven kan zijn?

aardse en Hemelse licHamen In de Bijbel staat dat Jezus is opgestaan. Dat gebeurde in een ander lichaam. Hierover zegt Paulus in de eerste brief aan de Korinthiërs: ‘God geeft er een lichaam aan, gelijk hij dat gewild heeft, en

wel aan elk zaad zijn eigen lichaam. Alle vlees is niet hetzelfde, maar dat van de mensen is anders dan dat van de beesten, en het vlees van de vogels weer anders dan dat van vissen. Er zijn hemelse en aardse lichamen, maar de glans der hemelse is anders dan die van de aardse….’ l Kor.15:38-40Hierop afgaand vind de opstanding in een hemels lichaam plaats. Dat noemen wij ‘zielege-waad’. Het leeft werkelijk en heeft geen dood in zich. Het is duidelijk dat daarmee ook een andere bewustzijnstoestand is verbonden. In het evangelie van Filippus staat: ‘Het is noodzakelijk om in dit vlees op te staan, omdat alles daarin aanwezig is.’ En: ‘Niemand is in staat als hij naakt is de ko-ning te naderen.’De weg ‘naar de koning’ is de weg naar het goddelijke levensgebied, een ‘koninklijke’ toe-stand. Men kan daar niet ‘ongekleed’ naartoe gaan, niet zonder een lichaam. Waarom niet? Waarom hebben wij daar een lichaam nodig? Zeggen de geschriften niet dat God zuivere geest zou zijn?

bewustzijn Van Het Hemelse De vraag waar-om, stipt het geheim van de schepping aan. In de geschriften van veel mystici en gnostici lezen wij dat de universele geest zich door zijn schepsels bewust wordt van de eigen goddelijke volheid. Door hen begint hij aan het proces van de wording dat veel fasen doorloopt. Tijdens niveaus van bewustwording die samengaan met veranderingen, groeien de schepsels naar de

wij leven in een lichaam. als alles in orde is, geeft het ons gevoelens door van geluk en welbehagen. als de processen ervan verstoord zijn, voelen we ons ziek. wij hebben er vaak mee te doen. ook op zieleniveau. Het laat ons in de wereld aanwezig zijn en geeft ons het gevoel dat wij er zijn. wij gebruiken het om ons te presenteren, te benadrukken en te ontwikkelen. Het is derhalve geen wonder dat ons bewustzijn erdoor is gevormd. als wij ‘ik’ tot onszelf zeggen, bedoelen wij in de regel degeen waartoe dit lichaam behoort. omdat het onderworpen is aan de tijd, is het onderhevig aan slijtage en het zal uiteindelijk geheel verdwijnen.

opstanding in het lichtkleed

�� pentagram 3/2011 het nieuwe levenslichaam ���� pentagram 3/2011

oorspronkelijke godheid toe die in het onbe-weeglijke zijn verblijft. Ieder van de bewust-zijnsniveaus kent een daarbij horende lichame-lijkheid. Want het bewustzijn gaat uit van een gestructureerd zijn, dat de spiegel is van het geestelijke aspect. Het evangelie van Filippus roept op tot het vormen van een hemels lichaam. Wij kunnen ons hierdoor alleen aangesproken voelen als wij de heerschappij van de dood in deze wereld in alles wat leeft erkennen. Als wij bemerken hoe de worm de vrucht van binnen uit opvreet. Als wij de angst in de diepte vermoeden. ‘Er is wedergeboorte en een afbeelding van wedergeboorte,’ lezen wij. Wij als sterfelijke mensen zijn de weerspiegeling van het onster-felijke. ‘Het is beslist nodig dat men door de afbeelding tot wedergeboorte komt. Maar wat is wedergeboorte en wat is haar afbeelding? Door de afbeelding wordt de opstanding bewerkstel-ligd.’Hiermee wordt een relatie gelegd tussen onze toestand van zijn en die tot welke wij zijn ge-roepen. In andere geschriften worden wij beeld-dragers genoemd. In het evangelie van Thomas wordt over een tweeling gesproken. Het is onze opdracht voor de andere, de oorspronkelijke, wiens vage afbeelding wij zijn, de opstanding mogelijk te maken. Dat kunnen wij omdat wij

als afbeelding een bepaalde overeenkomst met de ander, de geestelijke tweeling hebben. De oorspronkelijke, de andere in ons, kan met be-hulp van onze structuur de weg vinden waarop hij zich kan ontwikkelen. Dat is het bijzondere aan het gnostieke christendom. Het gaat vooral om de opstanding. ‘Het is nodig dat we ons met de levende mens bekleden,’ lezen we in het evangelie van Filip-pus. Hetzelfde staat in de brief van Paulus aan de Efeziers: ‘[…] en de nieuwe mens aandoet, die naar (de wil van) God is geschapen.’

Hiermee wordt op een reële mogelijkheid ge-wezen. Wij kunnen het grote gebeuren mogelijk maken. Het lijkt ons iets ongewoons toe, iets wat een ketterse indruk maakt. Wij zijn eraan gewend aan een project mee te werken, ook aan ons zelf kunnen wij werken. Wij kunnen ons gedrag veranderen. Maar onze opstanding? Is dat geen zelfoverschatting? Is dat niet iets wat ‘verboden’ is? In de gnostieke geschriften en ook in veel uitspraken in het Nieuwe Testament wordt nuchter over deze weg gesproken. Zij moedigen ons aan tot een bewustzijn dat zich losmaakt van de identificatie met het huidige lichaam en dat zich wendt tot de lichtkrachten die uit het innerlijk voortkomen. In ‘De verhandeling over de opstanding (van

Reginus)’ die ook tot de Nag Hammadi vonds-ten behoort, staat: Niemand hoeft te betwijfelen dat als de zichtbare gestalte dood is, deze niet bewaard wordt, en alleen de levende gestalte die zich daarin bevindt zal opstaan. Wat is dan de opstanding? Het is altijd de openbaring van het opgestane.’

Volgens deze woorden is de onsterfelijke ge-stalte in ons besloten. Het gaat erom hem de mogelijkheid te bieden zich te manifesteren, zichtbaar te worden. Jezus heeft deze weg voor-geleefd. Hij heeft de levende gestalte die achter zijn sterfelijke lichaam is verborgen, ontwikkeld tot die grootte die hem toekomt. Hij bracht het

met de goddelijke geest verbonden zielewezen dat wij geest- zielewezen noemen te voorschijn. De wonderen en de vele andere vertellingen in de Bijbelse evangeliën getuigen hier beeldend over. Jezus liet de sterfelijke gestalte achter in het nieuw ontstane lichaam. Wij lezen dat het graf, het aardse lichaam, leeg was, wat wil zeg-gen dat de geest- zielegestalte zich er eindelijk van heeft bevrijd. Daarmee is duidelijk dat al voor de dood van het sterfelijke lichaam een onsterfelijk lichaam moet worden ontwikkeld. Het is niet zo dat, zoals door de eeuwen heen wordt gesteld, het dode lichaam (dat immers sterfelijk is) van Jezus opnieuw werd opge-wekt. En in Filippus lezen we zegt hierover: ‘Zij die zeggen: De heer is eerst gestorven en toen opgestaan, die dwalen.[…] Als iemand zich niet eerst de opstanding verwerft, kan hij niet sterven.’De leerlingen van Jezus konden hem in zijn hemelse gedaante eerst niet waarnemen. Dit kon alleen Maria Magdalena. De oude lichame-lijkheid, de afbeelding, kan met zijn beperkte zintuiglijke organen slechts beperkt waarnemen. De leerlingen van Jezus volgden evenwel ook zijn weg. Zij waren hem trouw gebleven en hadden zich geconcentreerd op innerlijke ver-andering. Na enige verwarring en onzekerheid konden zij daarom de opgestane ook waarne-men. Het geestelijke lichaam had in hen een bepaald niveau van ontwikkeling bereikt. Een nieuwe gevoeligheid van de zintuiglijke orga-nen was ontwikkeld. De woorden ’ogen heeft u, maar u kunt niet zien’ golden daarom voor de

Het evangelie van Filippus roept op tot het vormen van een hemels lichaam

�� pentagram 3/2011 het nieuwe levenslichaam ��

leerlingen ten tijde van de opstanding van Jezus niet meer. In het evangelie van Filippus wordt een en ander met de volgende woorden beves-tigd:‘Het is voor iemand niet mogelijk iets te zien van de dingen die werkelijk bestaan tenzij hij eraan gelijk wordt. Zo gaat het niet met de mens in de wereld: hij ziet de zon zonder een zon te zijn en hij ziet de hemel en de aarde en alle andere dingen zonder deze dingen te zijn. Zo gaat het wel met de plaats van de waarheid. Je zag iets van die plaats en je werd er gelijk aan. Je zag de geest en je werd geest. Je zag Christus en je werd Christus. Je zag de vader en werd tot vader. Daarom zie je hier alles en niet je zelf, maar daar zie je je zelf, en wat je ziet, zul je zijn.’Met een bewustzijn dat een is met het oude li-chaam kan men de opstanding met recht en re-den ontkennen. Want deze kan niet vastgesteld worden met de zintuiglijke organen. Het gaat echter om een wakker worden. Het Griekse woord voor opstanding, anastasis, betekent tege-lijkertijd ontwaken. Het evangelie van Filippus is oorspronkelijk in het Grieks vastgelegd. Een ontwaken in deze zin kent fasen van groei.

sterVen in Het onsterFelijke Als kiem is de nieuwe geest-zielestructuur in ons levensstel-sel ingebed, net zoals uit een zaadje een grote boom voortkomt. Als deze moet groeien heeft hij voeding nodig en als ‘aarderijk’ moeten wij ons in een toestand brengen waarin die groei mogelijk wordt:

‘De mens voedde zich als de dieren. Maar toen Christus, de volkomen, mens, kwam, bracht hij brood mee uit de hemel, opdat de mens gevoed zou worden met het voedsel van de mens’. En verder staat er: ‘Vlees en (bloed zullen) het rijk (van God) niet erven. Om wat handelt het hier, dat niet geërfd kan worden? En wat zal dan wel geërfd worden? Wel, dat wat van Jezus is en ook zijn bloed. Daarom heeft hij gezegd: ’Wie mijn vlees eet en mijn bloed niet drinkt heeft geen leven in zich’. Wat betekent dit? Zijn vlees is het woord en zijn bloed de heilige geest. Wie dat ontvangen heeft, heeft eten en drinken en is bekleed.’De voeding en de drank waarover hier wordt gesproken maken het mogelijk dat wij ‘bekleed’ worden. Het begrip ‘kleed’ wijst op het hemelse lichaam. Bepalend is het of het actief wordt. Het is eigenlijk al aanwezig, maar is als dood, net als een afbeelding met dode ogen. Het wil liefdevol en met begrip gestimuleerd worden tot groei, ontwaken. Dat is een gebeurtenis die samenhangt met het oermysterie van de schep-ping. De fasen van de groei maken het mogelijk dat de goddelijke andere zijn innerlijke rijkdom waarneemt. Hij komt tot volkomen bewustwor-ding van zijn betekenis. De overwinning van de doodsnatuur geeft hem het inzicht in het leven, het bewustzijn van zijn waarde als geestziel. Wij vergankelijke mensen sterven op deze weg naar het nieuwe wezen. Dat is een dagelijkse gebeur-tenis. Het geeft zekerheid, de vaste grond. Het vormt ‘de grote vogel tussen wiens vleugels wij rusten’. (1) In elke fase van zijn ontwikkeling

spiegelt het zich in ons. Het verovert de ruimte die tot nu toe door ons werd ingenomen. Wij ontvangen een glimp van zijn kracht. Daarmee en met een wijsheid die uit het innerlijke proces voortkomt, kunnen wij ons leven in de omstan-digheden van deze wereld voortzetten. Hoe nemen wij het beste de substanties op die worden gekarakteriseerd door ‘woord’ , ‘heilige geest’ of ‘brood’ en ‘wijn?In principe zijn deze in de atmosfeer van onze aarde alom tegenwoordig. Zij wachten erop dat wij ons op hen afstemmen. Dan kunnen wij ze assimileren. Men zou ze met radiogolven kunnen vergelijken en ons met ontvangers die moeten afstemmen op de juiste frequentie. De periode die wij nu zijn binnengegaan geeft ons hiervoor bijzondere mogelijkheden. Het teken Waterman is een ‘luchtteken’. Hoge geestelijke energieën werken, vergeleken met de voorafge-gane perioden, makkelijker door in de atmos-feer. Men zegt dat er een oogst wordt binnen-gehaald. Er hangt mee samen dat overal op de wereld mysteriewijsheid het bewustzijn van de mensen binnenkomt. Zij moeten de kans krijgen dat te worden wat zij in de kern zijn. Jezus’ leven staat als lichtend symbool voor de weg en hij heeft hem als ‘informatie’ in de atmosfeer geëtst. Veel mensen zijn hem gevolgd en hebben die informatie krachtiger gemaakt.

Deze omvat alle veranderingsprocessen van het aardse lichaam en alle fasen van ontwikke-ling van het opstandingslichaam. Alles kan als patroon, als model, opgeroepen worden. Het zal dus in principe voor alle mensen mogelijk, door hun daden, door hun gerichtheid en hun hande-len het gewaad te weven van de oorspronkelijk bedoelde ziel.

Een gnostieke gemeenschap die een speciaal lichtveld in stand houdt, kan dan een doorslag-gevende hulp zijn. Een dergelijk ‘veld’ biedt bescherming en stimuleert tot het gaan van de weg waarbij een uitzicht wordt geboden op suc-ces temidden van het spectrum van energieën waardoor wij zijn omgeven en waar tegenwer-kende krachten een grote rol spelen. De mens gaat dan die invloed als een nieuwe bezieling ervaren – en hij ontleent er vertrou-wen aan, en geestelijk omvatten, wat zoveel meer is dan begrijpen alleen. Met die ruimheid van hart kan hij tegenstellin-gen overstijgen. Hij zal al die dingen waarmee hij zich tot nu toe identificeerde steeds meer los kunnen laten, ze verliezen gewoon zijn be-langstelling. Hij kan het wagen zich op nieuwe manieren te gedragen. Moedig betreedt hij een ‘innerlijke grond’ die zich geleidelijk ontsluit voor zijn bewustzijn.

Het leven van jezus staat als lichtend symbool voor de innerlijke weg en hij heeft hem als ‘informatie’ in de atmosfeer geëtst

�� pentagram 3/2011 het nieuwe levenslichaam ��

Lichtpuntjes openen nieuwe manieren van zien, gnosis ontstaat en innerlijk weten, zekerheid. Te-midden van het spectrum van de oude krachten van onze uiteenlopende talenten ‘kruisigt’ de universele kracht zich in ons. Onze inspannin-gen ons ermee te vereenzelvigen is voor ons als een kruisiging. Het opgeven van oude aspecten van de wil betekent duisternis. Het vurige spel van de gedachten en verlangens die wij tot nu toe ervoeren, verdwijnen uit het innerlijk. De ruimte wordt donker. Velen hebben gesproken over nachtelijke waken. Die zijn belangrijk want door hen groeit het geloof. En: uit de nacht van het oude stijgt het stralende licht van de nieuwe morgen op. Te zijner tijd zal het bouwwerk onvermijde-lijk opgetrokken zijn. De sluitsteen komt van

‘boven’. De hemelse andere treft zich zelf aan. In het oude lichaam is hij als nieuw aanwezig. Hij is als een veld van Licht dat zich grenzeloos kan uitbreiden maar zich ook weer kan concen-treren. Het oude bewustzijn dat zo nauw met het sterfelijke omhulsel verbonden was, lost op in het nieuwe. De Lichtkern gebruikt het oude omhulsel alleen nog maar. Het is nu met recht ‘een werktuig’. Het voorhangsel dat zolang voor het innerlijke heiligdom hing is verscheurd.In het evangelie van Filippus klinkt de juich-kreet: ‘Zij die aan de wereld zijn ontstegen, zijn onvergankelijk, zijn eeuwig.’ µ

het verhaal van de schepping ��

het verhaal van de schepping

Ontelbare mythen zijn aan ons overgeleverd uit de meest uiteenlopende cultuurperioden. Zij houden voorstellingen in van de vroege mensheid over het ontstaan van de wereld, de activiteit van de natuurkrachten, goden en het lot na de dood.

in de vorige aflevering van de edda (pentagram � �0��) zagen we, dat in de lange evolutie van de mens in zijn aardeontwikkeling de ontdekking van de eigen wil een fascinerende maar ook beangsti-gende ervaring is voor het jonge ego. want dan ziet hij voor het eerst zijn opgave, zijn verant-woording en de gevaren van zijn weg voor zich, wat op hem een ontstellende indruk maakt. Hij ziet odin voor zich, als de stralend-witte helper, of als de bloeddorstige, die angst inboezemt. de mens herkent de eigen goddelijkheid – maar hij schrikt terug voor de grote macht ervan. daarom is hij krijger: in de strijd is hij onverschrokken, en leert hij zichzelf te offeren, om het grotere te dienen. allereerst zijn huis en haard, dan zijn stam, zijn goden, zijn land, dan de mensheid, dan de godheid die alles in allen is – en daardoor, uitein-delijk odin in zichzelf.

�0 pentagram 3/2011 het nieuwe levenslichaam ��

is de warme pool. De oorspronkelijk gescha-pen reuzenkrachten dreigden te ontaarden. Om hen in te perken en om hen structuur te geven, die deze reusachtige energieën in geordende banen zou laten verlopen, moesten hogere krachten ingrijpen die orde op zaken

Z o voltrekken zich de bewustzijnspro-cessen in de Germaanse ziel. Maar de zieneres overziet veel meer – kosmische

processen, en tijdperken. Wolwa verbindt ons met het oerbegin. Zij schildert de oerchaos, waaruit gedurende oneindige tijdsbestekken het universum werd gevormd. Zo luidt vers 3:

‘In oertijd was het dat Ymir leefde, noch zand noch zee, noch zilte golven, er was geen aarde noch wijde hemel, slechts gapende afgrond – en gras nergens.’

De zieneres schouwt de resultaten van gees-telijke impulsen. Voor haar geestesoog ziet ze hoe de krachten polariseerden; hitte en koude, vuur en ijs vormden de aarde, als twee polen die op elkaar inwerkten, aldus geeft zij in de Edda weer. Uiteindelijk ontwaakten krach-ten die lichamen vormden, die werkten aan het ontstaan van planten, dieren en mensen. Deze ononderbroken werkende natuurkrach-ten van de vorm zijn de ‘reuzen’ waardoor de zieneres werd opgevoed. Op een bepaalde wijze zou iedereen heden ten dage in zichzelf deze krachten nog kunnen waarnemen. Het hoofd met zijn koele denken komt overeen met de koude pool, de warme stofwisseling in het lichaam die alles verzorgt met energie

stelden. De ase Wodan (later Odin) met zijn broers Wili en Weh verschijnen op het toneel. Hier zien wij de universele drieheid ingrijpen op een nieuw levensniveau en zich verbinden met de ongebreidelde natuurkrachten die daar vigeren.

De Edda belicht hoe de drie krachten uit Hlidskjalf, de zetel van Odin van waaruit hij de negen werelden overziet, zich een weg zoeken door de rijken van de materie, een ontwik-kelingsweg. Zij zijn binnengegaan in de wor-ding en gaan door verschillende niveaus van verandering. Er wordt niet gesproken over een onbeweeglijk zijn van de geest, dat tegenover de wording staat en die begeleidt. De asen-goden brengen orde in de oerchaos. De sterren krijgen hun plaats in de kosmos, de aarde krijgt zijn dagindeling, planten groeien en er heerst grote vrede in de eerste schepping. Steeds weer wordt gezegd dat de goden ‘in beraad’ zijn. Nadat alles was geschapen, hebben de goden een pauze in de schepping ingelast.

In vers 8 lezen we: ‘Zij speelden verheugd het heilige kansspel, de goden bezaten in overvloed goud,tot drie geweldige dochters van reuzen, vrouwen uit Jotunheim de vrede verstoorden.’

Het begrip ‘goud’ kan duiden op geluk, over-vloed, op een gouden tijdsperiode. Maar hieraan komt een einde als er ‘drie geweldige wijven’ opdagen, dochters van de reuzen uit het Thusr-heim, uit Jotunheim, het verblijf van de reuzen. Er kondigt zich een verandering aan. Vindt nu een ‘tweede scheppingsgeschiedenis’ plaats, zoals

Odin verbant Loki’s kinderen.Door de Deense kunstenaar Lorentz Frölich,1906

in de edda zijn de goden in geweldige strijd actief in de mens en in de natuur. Het zijn metaforen voor niet eindigende processen van verandering in het bestaan

�� pentagram 3/2011 het nieuwe levenslichaam ��

in het bijbelse Genesis? Wordt er gewezen op een begin van een nieuwe grote wereldepoche? De asen zetten een nieuwe scheppende activiteit in, op een klaarblijkelijk sterk verdicht niveau.

Vers 10 en 11 luiden:‘Drie goden maakten minzaam en krachtig van het asengeslacht zich op naar huis en vonden aan de oever

onmachtig en zwak Ask en Embla, het leven ontberend.

Zij hadden geen adem en evenmin inzicht, stem noch warmte, noch wezenstrekken.Adem gaf Odin eninzicht gaf Hoenir en warmte en wezenstrekken gaf Lodur’.

Ask en Embla zijn te zien als vroegere ontwik-kelingen; voorstadia van de mens die in eerdere wereldperioden ontstaan zijn. Zij staan nog dicht bij de planten- en dierlijke toestand en zijn op het ‘strand’ geworpen van een nieuwe periode. Het woord strand kan ook het vaste land symboliseren. Naast het fijnstoffelijke ‘wa-ter’ ontstaan dichtere structuren. Ask en Embla komen uit een oerzee van droombewustzijn. In een gedaante die vastere vorm aanneemt kunnen nu nieuwe levensmo-gelijkheden opgeroepen worden. Door drie energieën worden de mensen bepaald. Odin geeft de levensadem ‘adem, odem’, de ziel. Hönir geeft de mogelijkheid tot waarnemen via de zintuigen. Lodir of Loki is de listige, die leven en warm-bloedigheid geeft, maar hij is ook de schepper van de eigen wil en de onbeteugelde driften. Loki is de essentie van het mens zijn: hij maakt de vrije keuze mogelijk tussen goed en kwaad.

Hier is van belang dat hij vanaf het begin deelneemt aan de vorming van de mens in de nieuwe wereldperiode. In het tweede scheppingsverhaal uit het Oude Testament, die naar ons inzicht dezelfde fase in de schepping van de mens betreft, is het ont-staan van de eigen wil enigszins anders weerge-geven, de eigen wil niet weghalen. In Genesis 2:7 staat: ‘Toen formeerde God de mens van stof uit de aardbodem en blies de levensadem in zijn neus; waardoor de mens een levend wezen werd.’ In de oudtestamentische mythe is er sprake van verleiding door ‘de slang’; maar is het toch de

mens die de keuze maakt. En zijn verdreven worden uit het paradijs houdt in, dat hij levend wordt op een ander gebied, de aarde-aards. Nog steeds verbonden met ‘de adem Gods, maar nu in een nieuw lichaam: Adam en Eva bekleedden zich met ‘rokken van vellen’, om hun schande te bedekken. Zwaar aangezet door de conserva-tieve christelijke religie, spreekt men hier over een zondeval, een met schuld beladen misdrijf van de mens.

In de Edda is er geen verdrijving uit het pa-radijs door een boosaardige en wraakzuchtige godheid, maar is wel sprake van heftige en onstuimige ontwikkelingen die zich inzetten, juist door de invloeden van hogere energieën. Hier zijn de goden in geweldige strijd actief in de mens en in de natuur. De gevolgen zijn niet eindigende processen van verandering, die de mensen successievelijk ook als crises in zichzelf ervaren en waaraan zij steeds meer ‘door het ge-bod van de godheid’ allereerst moeten meewer-ken, en later blijmoedig willen meewerken. µ

Hermodor rijdt naar baldur in Hell, uit een IJslands achttiende-eeuws manuscript van de Edda

�� pentagram 3/2011 het nieuwe levenslichaam ��

tijdens een kennisconferentie op noverosa, in maart �0�� op het conferentieoord voor de jeugd en de jonge mens van het rozenkruis was een groep van ongeveer �� jongeren tot �0 jaar, leerling, lid of op andere manier verbonden met het rozenkruis, bijeen. door het bijwonen van diensten, lezingen en bezoek aan kenniskraampjes zochten zij verdieping, maar ook een praktische benadering met betrekking tot de problemen die het gaan van het pad, en het volop staan in het beweeg van de samenleving met zich brengen. dus niet alleen filosofie, maar ook de praktijk. Hieronder een verslag van een van die thema’s, dat handelde over spiritualiteit en identiteit.

I n een van die kenniskraampjes vond een levendige uitwisseling plaats, waarbij vooral de jongeren veel aan het woord zijn. In acht

rondes, samen met steeds ongeveer acht jonge-ren, stond het onderwerp ‘spirituele identiteit’ centraal De opzet was steeds drievoudig: • Eerst een oriëntatie op het thema identiteit:

waar denk je aan bij dat begrip, heb je of ben je een identiteit?

• Daarna de zoektocht naar je identiteit. Volgens zeggen is dat echt iets voor tieners en twinti-gers, maar hebben ouderen die identiteit dan al wel gevonden?

• Daarna een verdiepingsslag, door uitwisseling over een oud gnostiek symbool dat door zijn eenvoud op heel krachtige wijze het complexe thema kan verduidelijken.

Althans zo was dat vooraf bedacht. Vaak bleek evenwel al bij de eerste oriëntatie op het begrip identiteit dat de hele groep spontaan tot ver-dergaande inzichten kwam. Waarschijnlijk ook omdat een aantal jongeren actief meedenkt en -werkt aan deze en soortgelijke thema’s voor andere gelegenheden binnen de geestesschool, hetgeen geweldig is om te ervaren.

Zo was er duidelijk de constatering dat we in ieder geval een bepaalde identiteit hebben, waarvan we het bewijs, het identiteitsbewijs, vanaf ons 14e jaar ook altijd bij ons moeten dragen. We hebben een burgerservicenummer en we hebben een digitaal ID. Een persoonsbe-wijs. Het maakt ons uniek en legitiem. Maar dat

is dus niet iets wat we zijn, maar wat we heb-ben. Waar passen dan begrippen als ‘persoonlijk-heid’ en het ‘ik’? Persoonlijkheid, zo stellen de deelnemers, is een rol die je kunt spelen, een masker dat je kunt verwisselen voor een ander masker, afhankelijk van je omgeving, je stem-ming, je doelstelling. Ook iets wat je kunt op-poetsen en daarmee duidelijk niet het meest in-nerlijke en meest essentiële aspect van je wezen. Er is dus iets of iemand in je, een motivator, die je uiterlijke verschijningsvorm kan meebepalen en veranderen. Dat innerlijke werd gezien als één van de belangrijkste aspecten van je ‘ware’ identiteit, samen met het uniek en autonoom zijn.En hier komen we dan in de knoop met de werkelijkheid. Want wat zie je als je jezelf iets beter beschouwt? Een vraag die bepaald niet beperkt blijft tot de jongeren. We zijn vooral bezig met het uiterlijk, met wat we zien en hoe we gezien worden. Het zijn vooral de zintui-gen, die van ons zelf en van de anderen om ons heen die aan het werk zijn. Wat is dan innerlijk?Je ontleent je identiteit juist aan zaken die niet uniek zijn. Je nationaliteit, je geslacht, je geloof, je leeftijdsgenoten. Je behoort tot een groep en je wilt daardoor ook geaccepteerd worden. Wat is dan uniek? En de keuzes die je maakt, waarop zijn die ge-baseerd? Je kiest vaak wat je ouders willen, je familie, je vrienden, je onderwijzers, de maat-schappij. Je geeft toe aan het beeld dat anderen van je hebben, of dat je wilt dat anderen van je hebben. Je voldoet aan de verwachtingen van

identiteit, persoonlijkheid en geestkern

�� pentagram 3/2011

�� pentagram 3/2011 het nieuwe levenslichaam ��

je omgeving. Wat is dan autonoom?Maak je echt de keuzes die je vanuit je meest innerlijke essentie, ook zou maken? We konden dus al heel snel concluderen dat de kenmer-ken die ons na enig nadenken zouden maken tot een waarachtige identiteit, namelijk: inner-lijk, uniek en autonoom, juist niet de meeste aandacht van ons krijgen. Waardoor de vraag opkwam: Willen we wel een identiteit zijn, of is alleen het hebben van een identiteit al genoeg?Jezelf uitvinden, jezelf kunnen zijn en blijven en daarmee de deur afsluiten tot al die andere ‘zelven’ die je zou kunnen zijn, is dat het einde van de zoektocht naar je identiteit?‘De grootste van alle lessen is jezelf te kennen, want als een mens zichzelf kent, kent hij God,’ schrijft de vroegchristelijke gnosticus Clemens van Alexandrië. En dat brengt ons bij de vraag die jongeren uiteraard ook aan de begeleiders stelden: Hebben jullie, dus degenen die ouder zijn dan 30, dan je identiteit al gevonden? Hebben zij hun identiteit al gevonden, of zijn zij ook nog op zoek? Of zijn zij voortijdig ge-stopt met zoeken? Die vraag bleef hangen, en er waren er onder de begeleiders die daar tijdens het jongeren-kennisweekeinde geen bevredigend antwoord op konden gegeven.

Zij werden wellicht gered door het derde deel van het onderwerp: Het symbool dat door de vroegchristelijke gnostici bij dit vraagstuk ge-bruikt werd. De mens kan worden voorgesteld als een cirkel met een middelpunt en een straal die deze twee met elkaar verbindt. De omtrek is de buitenkant en stelt het fysieke lichaam voor, ons uiterlijke zelf. De straal stelt onze ziel voor, de psyche, de diepere laag van ons wezen. In het middelpunt staat ons essentiële wezen, wat zij pneuma noemden, of de geest. Dit middel-punt wordt ook wel het bewustzijn genoemd.

In Het evangelie van Thomas zegt Jezus:‘Ik zal jullie geven wat het oog niet heeft gezienen wat het oor niet heeft gehoorden wat geen hand heeft betasten wat niet is opgekomen in het hart van de mensen.’En Paulus zegt tot Jezus: ‘U bent mijn bewust-zijn.’Hermes verklaart:‘Datgene in u wat ziet en hoort, is de logos van de heer. Het is het bewustzijn van God de vader.’

Nu zouden we de ziel kunnen zien als het vermogen om zich ergens mee te vereenzelvi-gen, een identificerend vermogen. Een punt op de straal dat ligt tussen het middelpunt en de omtrek. En dat vermogen, dat onderdeel is van ons wezen, kan zich dus identificeren met de omtrek van de cirkel, het uiterlijke, of met het middelpunt. En ieder van ons bevindt zich met

dat vermogen ergens tussen die twee uitersten. Bij de zoektocht naar je identiteit kun je dus als het ware twee kanten op kijken. Aan de buitenkant zijn er veel rollen te vinden en kan de zoektocht eindeloos doorgaan, tot weer een ander punt op de omtrek. Een zoektocht naar binnen kan uiteindelijk slechts in één punt uit-komen. Bij de geest, het goddelijke.Hoe zien wij onszelf? Zijn wij een lichaam, een verschijningsvorm, met daarin geplaatst een ziel en in de embryonale fase gekoppeld aan een geest of vonk van de geest?Of zijn we bewustzijn, die ervaring kan opdoen door middel van de ziel, waarin een tijdelijk lichaam is geplaatst, waardoor zintuiglijke waar-neming mogelijk wordt?

Met welk mensbeeld identificeren wij onszelf? Herkennen wij in ons zelf in dat identifice-rend vermogen? Hoe meer ons bewustzijn zich toewendt naar het middelpunt, het centrum, hoe meer we ervaren van die eigenheid, autonomie, het essentiële.Hermes zegt:‘Je bent voortgekomen, o ziel, uit een zekere stam

en van die stam ben je de tak. Hoever ook de tak van zijn stam verwijderd is, toch is er ver-binding en contact tussen stam en tak, waardoor iedere tak voedsel ontvangt van zijn stam. Over-denk dit, o ziel, en wees ervan overtuigd dat je bestemd bent terug te keren tot je Schep-per, die de stam is waaruit je gegroeid bent.’

Zoals steeds spreekt Hermes ons aan als zielen. Als we het zo willen zien, zijn er met ons veel takken aan die boom. En allen zijn leden van het lichaam van Christus. Allen zijn de lichtstra-len, die uitgaan van de verlosser. Op deze wijze kunnen we ook voor ons zien de uitbreiding van het eerder besproken symbool. Een wiel met vele spaken om een centrale as, de stam.De mensheid, die bestaat uit dat centrale be-wustzijnspunt, waaruit of waarin door veel stra-len de ervaring ontstaat in evenzoveel lichamen, zo formuleerden de jongeren dit inzicht: Onze meest essentiële identiteit, het geestelijke be-wustzijn, komt overeen met het meest essentiële van alle andere zielen. Hierin ligt de belofte van het universele.Het identieke in elke identiteit. Kunnen wij boven het bewustzijn in het individu uitstijgen? ‘Bewustzijnsstaat is levensstaat’, hoe waar en diepzinnig is die uitspraak. J. van Rijckenborgh hebben daar steeds opnieuw de aandacht op gevestigd.

Hoe krijgen wij inzicht in de werking van die drie aspecten van ons wezen? Inzicht in de spi-rituele identiteit die wij zijn, het identificerend

‘Want waarlijk, de onvoortgebrachtekent geen naam. Welke naamzou men immers kunnen geven aan hemdie niet (tot) bestaan (is gebracht)?[...]Hij heeft de naam niet te leen gekregen,zoals anderen een naam krijgennaar de soort waarin zij geschapen worden.Maar dit is de soevereine naam.Er is niemand anders die deze aan hem gaf.Onnoembaar en onzegbaar was hijtotdat de volmaakte hem zelf uitsprak.En hij is de enige die bij machte iszijn naam uit te spreken en te zien.Toen het hem dan behaagdedat zijn geliefde zoonzijn naam zou zijn,en hij deze naam gafaan hem, die uit de diepten voortkomt,sprak hij van zijn verborgene,wetend dat de vader louter goedheid is.’

Het Evangelie van de Waarheid

�� pentagram 3/2011 het nieuwe levenslichaam ��

vermogen van de ziel die wij soms ervaren, en de uiterlijke identiteit die wij hebben?Verlichting, zo stelden de jongeren, is het sa-mensmelten van ons identificerend vermogen met onze spirituele kern. Uit die spirituele kern dringt steeds het licht, de trilling, de vibratie in ons wezen door. Als we ons dit toch bewust konden zijn, zonder de misleiding van de zintui-gen! In Het evangelie van de Waarheid beschrijft Valentinus dit op een prachtige manier als de Adem of de geur van de Vader:

‘En wanneer die aldus de stof doordringt, deelt zijn geur zich mee aan het Licht en gaat geluid-loos alle vorm en klank te boven. Want de oren ruiken de geur niet, maar het is de ademhalende geest die het reukvermogen bezit, die de geur opsnuift en door het aroom van de vader wordt bedwelmd.Zo haalt hij hem naar binnen en voert hem mee naar de plaats van zijn oorsprong: De oorspron-

kelijke geur die verkild is tot psychische vorm,als koude vloeistof die, bevroren, vaste vorm aanneemt, maar die in werkelijkheid niet vast is – maar wie het zien denken dat het vaste stof is – en die daarna weer smelt, verdampt, wanneer een geesteswindvlaag hem beroert en verwarmt.De bevroren geuren vinden dus in de afschei-ding hun oorsprong.Daartoe kwam het geloof. Het hief de scheiding op en bracht de warme volheid van de liefde opdat de vorst niet opnieuw zou intreden, maar de eenheid zou heersen van het volmaakte denken.

Het is een mysterie van vallen en van rustig weer opstaanvan hem die hem gevonden heeftdie tot hem gekomen isom hem terug te leiden naar huis.Want deze wederkeer wordt inkeer genoemd. µ

H et Eerste Uur: ‘In de eenheid zingen de demonen de lof van God, zij ver-liezen hun boosheid en hun toorn.’

Wie het pad van de universele gnosis wil betre-den, gaat het eerste uur binnen, de Johanneïsche weg van voorbereiding. Wat moet er worden voorbereid? Onze microkosmos bevat (latente) magnetische spanningen, het is ons particuliere ademveld, de drang van het onderbewuste, ook wel het duivelse of zondige genoemd. Wij leven zo uit twee ikheden, uit de ratio en uit de oer-kracht. Het gaat er nu om dit feit te aanvaarden, en vervolgens de genezende krachten van de gnosis op te roepen. Dan zal die nieuwe kracht de gecompliceerdheid aantasten en dit leidt tot zelfkennis, tot confrontate van het bewuste met het onderbewuste. Zo komt de mens de zelf-verachting te boven. Want het schouwen

van de oorzaak is haar wegnemen. Dan zal het gnostieke heil de micros binnendringen en alle disharmonie zet zich om in harmonie. De weer-standen verliezen hun toorn en boosheid. De le-zer beseft dat deze ‘taak van het Eerste Uur’ een diep ingrijpende zelfwerkzaamheid vereist, vóór zijn particuliere vroegere demonen ook voor hem Gods lof zullen gaan zingen.

Het Tweede Uur: ‘Door de tweeheid zingen de vissen van de Dierenriem de lof van God, de vuurslangen strengelen zich om de slan-genstaf en de bliksem wordt harmonieus.’In het Eerste Uur heeft de mens zich vrijge-maakt om het Pad te kunnen gaan. Nu volgt de confrontatie met de grote astrale wereld: de kracht van de tweeheid, het spel van de wis-selingen. Zonder overwinning in het eerste uur

het nuctemeron van apollonius van tyana ��

uit de commentaren van j. van rijckenborgh blijkt dat de ogenschijnlijk duistere teksten van apollonius een helder licht uitstralen, zo intens, dat het tot in onze tijd onverminderd weet door te dringen. in twaalf fasen of ‘uren’ verwerkelijkt het eeuwige licht zich in de microkosmos. Hieronder de twaalf teksten en een eerste aanzet van de verklaring zoals j. van rijckenborgh die geeft in zijn boek Het nuctemeron van apollonius van tyana, als een eerste kennismaking.

de twaalf uren van bevrijding

boekbespreking: Het nuctemeron Van apollonius Van tyana

�0 pentagram 3/2011 het nieuwe levenslichaam ��het nuctemeron van apollonius van tyana ���0 pentagram 3/2011

kom je hier niet verder. Nu moet de mens de methode ontwikkelen om de tegenstellingen in de natuur aan elkaar gelijk te maken en al-dus voor zichzelf een doorgang te banen door de Rode Zee van de siderische geboorte. De twee vissen van Pisces vertegenwoordigen de goddelijke mens én de natuurgebonden mens. Deze tegendelen moeten gelijkgemaakt worden, geneutraliseerd worden door het kruis, dat is de goddelijke liefde. Het gaat erom geen begeerten meer te doen ontvonken in de slangenstaf. De enige activiteit die nu van de kandidaat uitgaat is liefde, vanuit een gerichtheid op de wereld van de zielestaat: de vissen zingen de lof van God.Alle magnetische spanningen zijn in het Eerste Uur verdwenen, nu is de mens in staat onge-stoord door het siderische vuur heen te waden. Het diepe verlangen naar de goddelijke mens is het voortdurende lofzingen. Dit leidt tot ont-lediging, en nu ‘strengelen de vuurslangen zich om de slangenstaf ’. Het is een intense verande-ring in de slangenvuurkolom: er straalt nu het heldere licht van de stille vlam waaruit het hele wezen harmonisch wordt gevoed. Dit is de in-nerlijke harmonie. Zo is al in het Tweede Uur te zien hoe gigantisch de verandering in de mens kán zijn, móet zijn, wil hij voortgang maken op het Pad.

Het Derde Uur: ‘De slangen van de slangen-staf van Hermes omstrengelen elkaar drie malen. Cerberus opent zijn drievoudige muil en het vuur zingt de lof van God door de drie tongen van de bliksem.’

Als het stille branden van de begeerteloos-heid een feit geworden is, wordt de mens een werker in dienst van het licht. Hiertoe moet hij het zwaard vervaardigen, de slangenstaf, de geestvuurkolom. Gewapend met dit nieuwe vuur gaat hij de strijd aan tegen Cerberus, de hellehond. Volgens de legende moet men de staf van Mercurius bezitten om de Styx over te steken, de rivier die deze wereld scheidt van de onderwereld. Nu staat de kracht van het zwaard tegenover de slang in het aurisch wezen, de spiegel van het verleden die zich in de slan-genstaf manifesteert. De nieuwe kracht kan dit neutraliseren. Alle duivelen, de groteske vor-men in het ademveld, verdwijnen. Cerberus is de microkosmische poortwachter. Hoe kunnen wij deze passeren? Doe alle angst, zorg en vrees weg. Oók de angst de gnosis te verliezen, een angst die tot fanatisme leidt. In het Tweede Uur is geleerd het kruis van de liefde te dragen in innerlijke rust. Zolang dit nog niet het geval is kan Cerberus niet gepasseerd worden. Het gaat niet om gecultiveerde dapperheid! Een aspect van Cerberus is het dogma. Alle leerstellingen hebben een dogmatisch aspect. Cerberus wil de mens daar in laten stikken, het is de valkuil van de theologie. Cerberus vertegenwoordigt de

dogmatische instincten uit het verleden. Hiervan komt men vrij door het geleerde te gaan uit-voeren, te gaan vervullen in pure daad.

‘In het vierde uur keert de ziel terug van het bezoeken van de graven. Het is het tijdstip waarop de vier magische lantaarns worden aangestoken op de vier hoeken van de krin-gen. Het is het uur van de betoveringen en van de begoochelingen.’In het Derde Uur zijn de gevaren van vrees, dogmatiek en afgoden, de drievoudige muil van Cerberus, geneutraliseerd door de drie tongen van de bliksem: de drievoudige kracht van de vernieuwde slangenstaf. In het vierde, magische uur toont de mens dat hij de ma-gische weg kan bewandelen. Hij is nu voor-bereid. Zo toegerust moet hij nu zelf stappen zetten, beslissingen nemen, nieuwe vermogens leren hanteren, de moeilijkheden van het be-ginstadium, de ongeoefendheid overwinnen. De ziel moet terugkeren van het bezoeken van de graven: onze wereld, zo vol van afleiding! Daarbij zijn de vier lantaarns nodig. om vier betoveringen en begoochelingen zijn te neutra-liseren. Dat zijn: de imitatie door de vermen-ging van waarheid en leugen - het gif van de valse leringen - de liefde voor de schijnwereld, de dialectiek - het handelen zonder de hoge rede.Staand op het magisch vierkant van het tapijt van de rozenkruisers kan de mens deze over-winnen. De vier aspecten daarvan zijn groeps-eenheid, eenpuntige gerichtheid, strijdloosheid

en harmonie in alle levensuitingen. Het gaat hier om het toepassen van de zuivere rede, de zuivere wil, het zuivere gevoel, de zuivere han-deling. Het gaat erom de vier lantaarns bran-dend te houden bij het bezoek aan de graven tot aan de terugkeer, bij de zielereis door de vier kringen van de doodsnatuur.

Het vijfde uur: ‘De stem van de grote wate-ren zingt de God van de hemelse sferen.’Het is het uur van de overwinning, de volko-men vrijmaking. De stem van de grote wateren is de oertoon van het al, het A-E-I-O-U van de katharen. Vijf klinkers openen grenzen van een nieuwe toekomst, waarbij het verleden wordt toegesloten. De stem van de grote wateren brengt vrede. Nu de tweelingkrachten zijn over-wonnen, brengt hij het vacuüm van de nieuwe zielestaat.

Het zesde uur: ‘De geest houdt zich onbe-weeglijk. Hij ziet de helse monsters tegen zich optrekken en is zonder vrees.Na het vijfde uur van de overwinning en met nieuwe krachten toegerust, als een vrij mens, ‘zonder vrees’, staat de mens nu wel in de we-reld, maar is niet meer van de wereld. De geest houdt zich onbeweeglijk. Dat is geen wereld-ontvluchting, maar een vervullen van een taak in opdracht van het universele Licht. Het is het koning-priesterschap. Wie een levend schepsel waarlijk wil helpen, moet de diepste oorzaken van dat leven kennen. Daar ligt een stralings-wetenschap aan ten grondslag: Welke krachten,

Doe alle angst, zorg en vrees weg. Oók de angst de gnosis te verliezen, een angst die tot fanatisme kan leiden

�� pentagram 3/2011 het nieuwe levenslichaam ��

‘helse monsters’, beheersen de mens? Het is een mysterieweten dat aan hen, die in dienst staan van het zesde uur wordt geschonken.

Het zevende uur: ‘Een vuur dat het leven geeft aan al de bezielde wezens wordt be-stuurd door de wil van reine mensen. De geïnitieerde strekt de hand uit en het lijden komt tot vrede.’Na de reiniging van het ademveld is de vrije mens niet meer gevangen in het web van het lot. Hij heeft nu de beschikking over zijn oor-spronkelijke vermogens, heeft binding gemaakt met het andere, het heelmakende universum en staat in een vuurkracht die hij door zijn gelou-terde wil kan besturen. Hij is gereed voor het achtste uur; vanaf nu kan hij meehelpen het lij-den tot vrede te doen verkeren met de stralende macht van liefde.

Het achtste uur: ‘De sterren spreken met elkaar. De ziel van de zonnen antwoordt op de zucht van de bloemen. De ketenen van de harmonie doen alle wezens van de natuur onder elkander corresponderen.’In het zevende uur werd de priesterlijke mens vervuld van de genezende geest. Nu gaat hij van binnenuit de sterrentaal, de taal van de stra-lingen verstaan. Hij kan ‘alle geesten beproeven of zij uit God zijn’. Hij ziet de roos in het hart, hij ziet de ‘gouden wonderbloem’ het zuivere nieuwe bewustzijnscentrum in het voorhoofd. Hij doorziet de diepste oorzaak van het lijden, en de stralingsvolheid van de heilige graal wordt

in hem werkzaam: hij kan werken met deze kracht, tot heil van het hunkerende rozenhart van de zoekende mens. ‘De ziel van de zonnen antwoordt op de zucht van de bloemen’. Zo gaan allen, gebonden door de ketenen van de universele liefde, op in een nieuwe, universele, eeuwige harmonie.

Het negende uur: ‘Het getal dat niet geopen-baard mag worden.’Het getal 9 houdt verband met het astrale gebied. Wie geen onderscheid weet te maken tussen de oude, aardse, en de nieuwe, hemelse astrale krachten (die van de ‘tuin van de go-den’), blijft blootstaan aan mystificaties, aan de anarchie van de tweelingkrachten van de dia-lectiek. Pas aan de levende nieuwe ziel kan het getal 9 geopenbaard worden. In totaal worden hem zeven geheimen van het negende uur ont-sluierd. Hij gaat de bron van chaos en ontred-dering aantasten en alles in het werk stellen om de verdoolde mensheid weer thuis te brengen tot het uitgangspunt van weleer: de zielewereld.

Het tiende uur: ‘Het is de sleutel van de astronomische cyclus en van de rondgaande beweging van het leven van de mensen.’In het negende uur werd duidelijk dat de gnos-tiek-magische mens een sleutel bezit om alle gevangenisdeuren te openen. Tien duidt op een nieuwe cyclus, een nieuw, een kosmisch per-spectief. Eonen zijn op zichzelf neutrale krach-ten; het is de mens, de niet-wetende alchemist, die de eonen tot boosheid voert. Dat is ook

de achtergrond van het verbod ‘te eten van de boom van de kennis van goed en van kwaad’. Nu leven wij in een kosmisch gebied waar goed en kwaad ontbonden zijn, waarin de vlammen van disharmonie een degeneratieve kettingre-actie veroorzaakten en de mens heen en weer geslingerd werd tussen goed en kwaad. Voor hem werd een noodorde ontworpen: onze stof-felijke wereld. Degene die de sleutel van het tiende uur kan hanteren zal zich bewust zijn dat uiteindelijk iedere gevallen entiteit moet worden opgeheven in het universele Licht, en zal zich daarvoor inzetten.

Het elfde uur: ‘De vleugels van de genieën bewegen zich met een mysterieus geruis; ze vliegen van de ene sfeer naar de andere en brengen van wereld tot wereld de boodschap-pen van God.’De ingewijde werker van het tiende uur ont-vangt zowel de sleutel van de astronomische cyclus als van de rondgaande beweging van de mensheid. Het zijn de krachten en mogelijkhe-den waarmee de gnostieke magiër mag werken, die wel de vleugels van de genieën genoemd worden. Het astrale vuur maakt hij onderge-schikt aan zijn wil, hij kan de reine kracht van Abraxas toepassen, als panacee voor de mens-heid. Als beschermende vleugels wordt deze hulp van reine zuivere kracht uitgespreid.

Het twaalfde uur: ‘Hier worden door het vuur de werken van het eeuwige Licht vervuld.’De gevleugelde genieën van het elfde uur, de

hoge ingewijden hebben de planetaire astrale belemmeringen overwonnen. En nu eindigt het Nuctemeron juichend: de werken van het eeu-wige Licht, de praktijk van de universele lief-dewet die redt wat verloren is, wordt vervuld. Toch zal de gnostieke magiër de gevaren van zijn werk onder ogen moeten zien: • zich niet in het warnet van dialectische bin-

dingen laten vangen; • zich niet laten weerhouden door de weerstand

die hij oproept. Vier genadewerkingen loodsen hem door deze gevaren: • de gnosis verzekert de onmogelijkheid van

ontwijding, • het deelgenoot zijn in de zielegemeenschap

geeft hem kracht, • hij bezit het vermogen tot onderscheiding van

de geesten, • en hij bezit het vermogen van absolute on-

overwinnelijkheid. Zo worden door het vuur de werken van het eeuwige Licht vervuld.

Het moge duidelijk zijn dat het Nuctemeron een methode, een weg tot volkomen bevrijding in zich besloten houdt. Ons beknopte overzicht is bedoeld als een uitnodiging aan de lezer om niet alleen kennis te nemen van, maar zich onder te dompelen in de beschrijving van de grootse perspectieven die J. van Rijckenborgh in zijn boek ontvouwt. µ

Vanaf het achtste uur kan de mens meehelpen het lijden tot vrede te doen verkeren met de stralende macht van liefde

�� pentagram 3/2011 het nieuwe levenslichaam ��

op kritieke momenten in de ontwikkeling van de mensheid komen vaak grote wijzen als boodschappers in de wereld. een van hen was de neopythagoreese filosoof apollonius van tyana, een stad in cappadocië (het tegenwoordige turkije). Hij leefde van � voor chr. tot �� na chr. zijn leven is vastgelegd door de romeinse schrijver philostratus

�� pentagram 3/2011

H un vaak onmogelijke opdracht is de mensheid te herinneren aan diens goddelijke afkomst en aan te sporen

daarnaar weer te gaan leven. Door het heilige en zuivere leven dat zij leiden, tonen zij hoe de krachten van de bovennatuur inwerken op onze wereld, en kunnen zij die voor het welzijn van de mens opnieuw ervaarbaar maken. Zo zijn zij in staat anderen en zichzelf op een voor ons ‘magische’ wijze te redden. Zij wijzen ons het pad en tonen bijzondere tekenen, want de na-tuur is hun bondgenoot. Van Jezus verhaalt men dat hij in staat was over water te lopen, dat hij opstond na te zijn gekruisigd, dat hij mensen genas, en uitzonderlijke raad wist te geven. Zijn leven is een symbolische inspiratie voor allen die het oorspronkelijke leven in zich voelen vibreren. Ook Apollonius van Tyana bleek in staat ‘wonderen’ te verrichten. Maar wie weet nog te vertellen wie hij was? De tand des tijds heeft met grote gretigheid zijn geschiedenis proberen weg te vagen, en dat is voor een groot deel te wijten aan het overijverige werk van een ambitieuze geestelijke: de bisschop Eusebius van Caesarea. Apollonius was namelijk zo geliefd, dat de bisschop aan het begin van de vierde eeuw na Chr. niet anders kon doen dan hen die hem op handen droegen, te wijzen op het fabelachtige karakter van de biografie die in de tweede eeuw geschreven was. Eusebius’ neerbui-gende geschriften misten hun uitwerking niet. Er werd alles aan gedaan om het bestaan van Apollonius van Tyana uit het geheugen van de mensheid te wissen, want er kon tenslotte maar

één messias zijn. Veel materiaal over Apollonius is verloren en vernietigd, met uitzondering van wat correspondentie met keizers, consuls en filosofen plus de aantekeningen en dagboeken van zijn trouwe leerling Damis die Apollonius op zijn reizen door Mesopotamië heeft ontmoet, en waarop Philostratus zijn biografie baseerde.

zijn leVensloop Het was Julia Domna, de leergierige en filosofische echtgenote van de Romeinse keizer Septimius Severus (keizer van 193-211), die Philostratus vroeg het omvang-rijke materiaal dat zij van een ver familielid van Damis had gekregen, te redigeren en er een goed leesbaar boek van te maken. Op basis van dat materiaal heeft Flavius Philostratus, een bekende Griekse filosoof en schrijver, zo’n hon-derd jaar na de veronderstelde dood van Apol-lonius de biografie herschreven. Apollonius zou rond het jaar 4 voor Chr. of 2 na Chr. zijn geboren in het zuidoosten van Turkije in het kleine dorpje Tyana aan de voet van het Taurus-gebergte. De moeder van Apol-lonius kreeg vlak voor zijn geboorte een visioen waarin de god Proteus – een van de zonen van Poseidon – haar vertelde dat hij het was die haar zoon zou worden. Zoals met het verhaal rond de geboorte van Je-zus, is ook het verhaal rond de komst van Apol-lonius rijkelijk met legenden versierd. Volgens de legende viel zijn moeder op een weide in slaap. Zwanen vormden een kring om haar heen en begonnen op het moment van de geboorte plotseling luid te roepen. Er kwam een bliksem-

straal uit de hemel die zich daar ook weer in terugtrok.Vogels zijn vaak een universeel symbool om de zuivere wereld – en werkzaamheid – van de geest tijdens grote tijdperken en cyclussen aan te duiden. In die zin zouden de zwanen kunnen wijzen op het begin van een nieuw tijdperk. De bliksemschicht weerspiegelt de grote kosmische

kracht die de incarnatie van deze lang verwach-te boodschapper begeleidt.De geboorte van Apollonius in deze wereld is fantastisch beschreven, maar toch nauwelijks re-alistisch te noemen. Het heeft meer gemeen met opvallende geboorten van heilige boodschappers zoals Gautama Boeddha en van Jezus de heer. Uiteindelijk heet hij wel Apollonius van Tyana,

het leven van apollonius van tyana

Negentiende-eeuwse voorstelling van het antieke Athene gezien vanuit Piraeus, ten tijde van Apollonius van Tyana

‘laat ons gaan, apollonius, terwijl u god volgt, en ik u’

�� pentagram 3/2011 het nieuwe levenslichaam ��

maar niemand weet zeker waar of wanneer hij is geboren, en nog onduidelijker is, waar en wanneer hij is overleden. Het weinige wat we uit de biografie van Damis kunnen halen, is dat hij ooit Euphorbus zou hebben geheten. Op jonge leeftijd trad Apollonius toe tot de tem-

pel van Aesculapius te Aegae, waar hij genees-kunde studeerde. In die dagen was de tempel eveneens een plek voor genezing, zoals tegen-woordig een ziekenhuis, met dat verschil, dat er meer aandacht werd geschonken aan de ziel dan in de huidige geneeskunde gebruikelijk is.

Na zijn studie en nadat zijn vader is overleden, reist hij door Pamphilië en Silicië en verbetert daar de levensomstandigheden van de plaatselij-ke bevolking. En zo gebeurde het dat Euxenus, oud-leraar van Apollonius, eens aan hem vroeg ‘waarom zo’n edele denker als hij en iemand die de beheersing had over zo’n fijn taalgebruik en -gevoel nog niet een boek had geschreven hij antwoordde: ‘Omdat ik nog niet heb geleerd te zwijgen.’ En vanaf dat moment zou hij vijf hele jaren lang zwijgen. Vervolgens gaat hij door naar India, op zoek naar de wijze adepten die daar leven en ontmoet hij in Ninivé , het huidige Bagdad in Irak, zijn discipel en biograaf Damis. Damis was zo onder de indruk van Apollonius dat hij zei: ‘Laat ons gaan, Apollonius, terwijl u God volgt, en ik u.’ Terwijl ze reizen leert Damis veel over filosofie en het land. Maar vooral over Apollonius en zijn eenvoudige wijze van leven. Zo werden ze terwijl ze op weg waren door Mesopotamië het kantoortje van een tolambtenaar binnengeleid en ondervraagd over zijn bagage. Wat hij zoal het land mee uit nam? Apollonius antwoordde:

‘Ik neem met me mee matigheid, rechtvaardig-heid, deugd, zelfbeheersing, kuisheid, moed en discipline.’ En of Apollonius dat nu opzettelijk deed is niet bekend, maar op deze manier reeg hij toevallig wel een aantal vrouwelijke woor-den (Justitia, Pudentia, Temperantia) aaneen. De ambtenaar rook hier belastingvoordeel en zei: ‘U moet deze vrouwelijke slaven wel opschrij-ven in de boeken.’

‘Dat is onmogelijk,’ riposteerde Apollonius, ‘want het zijn geen vrouwelijke slaven die ik met me meeneem, maar dames van klasse.’

De wijze van Tyana werd tijdens zijn talrijke bezoeken aan koningen meerdere malen uit-genodigd om mee te doen met het offeren aan de goden. Maar aan deze praktijken deed hij zo weinig mogelijk mee. Hij verontschuldigde zich dan en trok zich terug, zeggende:

‘Gaat u, o koning, verder met offeren, op uw eigen wijze, maar sta mij toe te offeren op mijn eigen manier.’ En hij nam een handvol wierook en zei: ‘O Zon, zend mij zo ver over de aarde als het mij en u goeddunkt. Dat ik goede men-sen mag ontmoeten, maar nooit iets hoor van slechte, noch zij van mij.’ En na deze woorden gezegd te hebben gooide hij de wierook in het vuur en verliet de koning, want hij wilde niet aanwezig zijn bij het bloedvergieten. Fascinerend zijn zijn ontmoetingen met de wijzen van India. De adepten daar trainen en onderwijzen Apollonius voor zijn grote mis-sie: Het leiden en zo mogelijk stoppen van het snel degenererende Romeinse Rijk, waar enkele wrede keizers en hun dienaren zich meedogen-loos stortten in rituelen en zwarte magie. Er was maar een man geschikt bevonden voor deze opdracht, en dat was Apollonius. De overlevering leert dat twee keizers hem van verraad beschuldigden: zowel Nero (keizer van 54-68) als Domitianus (keizer van 81-96). De wijze ontkomt evenwel op miraculeuze wijze

Romeinse muurmozaïek met een voorstelling van Neptunus en Amphitrite te Herculaneum, Zuid-Italië

’er is geen dood van wie dan ook, maar alleen schijnbaar, net zomin als er een geboorte van wie dan ook is, behalve in uiterlijke verschijningsvormen’

�� pentagram 3/2011

aan een veroordeling. Uiteindelijk stichtte hij een school in Ephese, waar hij bleef tot zijn dood, op bijna honderdjarige leeftijd. Philostra-tus versterkt het mysterie rond het leven van zijn held door te zeggen: ‘Wat betreft zijn dood, als hij al gestorven is, variëren de getuigenissen’.

een brieF Van apolloniusBehalve de verslagen van Damis bezat Philo-stratus ook enkele korte brieven van Apollonius. Ook deze getuigen van de grote wijsheid van de adept van Tyana. Eén van deze was gericht aan Valerius Asiaticus, consul in het jaar 70. Het is een filosofische getinte brief om de lezer te troosten en het verlies van zijn zoon enigszins dragelijk maken.

’Er is geen dood van wie dan ook, maar alleen schijnbaar, net zomin als er een geboorte van wie dan ook is, behalve in uiterlijke verschij-ningsvormen. De verandering van Zijn naar Worden schijnt de dood te zijn, maar in werke-lijkheid wordt niemand geboren, noch sterft hij. Hij is simpelweg zichtbaar en dan weer onzicht-baar; de eerste door de dichtheid van de stof, en laatstgenoemde door de fijnstoffelijke toestand van het Zijn – wiens toestand altijd hetzelfde is, de enige veranderingen zijn beweging en rust. Want het zijn heeft deze noodzakelijke bijzon-derheid, dat de verandering wordt bewerkstel-ligd door niets buiten zichzelf; maar het geheel wordt gedeeld en de delen worden weer een geheel in de eenheid van Alles. En als er wordt gevraagd: wat is dit dat soms wel wordt ge-

zien en soms niet, nu hetzelfde is en dan weer anders? – kan worden geantwoord: Het gaat zoals met alles hier in de wereld beneden dat als het is gevuld met stof het zichtbaar wordt, tengevolge van de weerstand van zijn dichtheid, maar het is onzichtbaar, tengevolge van zijn zeer ijle fijnstoffelijkheid, als de stof eromheen is verdwenen, maar de stof omgeeft het nog wel en stroomt erdoorheen in die onwaarschijnlijk grote ruimte die het bevat maar geen geboorte kent, noch dood.Maar waarom is deze verkeerde voorstelling (van geboren worden en sterven) zo lang niet weerlegd gebleven? Sommigen denken dat wat door hen gebeurt ze zelf hebben gedaan. Ze zijn onwetend dat het individu tot geboorte wordt gebracht door ouders, niet met behulp van ouders, net zoals een ding wordt geprodu-ceerd door de aarde en niet met behulp van de aarde. De verandering die het individu over-komt wordt niet veroorzaakt door zijn zichtbare omgeving, maar slechts door het ene ding dat in ieder individu leeft.’ µ

Dit is een zeer beknopte inleiding, gebaseerd op een artikel van

Fred A. Pruyn, in Theosophische Verkenningen, oktober 2005

Literatuuropgave voor alle artikelen te verkrijgen bij de redactie

Impressie van het oude Athene met het Horlogion of de Toren van de Winden, gebouwd in 50 v. Chr.