overzicht ltps leerjaar 3
TRANSCRIPT
OVERZICHT LTPs LEERJAAR 3 AARDRIJKSKUNDE .................................................................................................................................... 2
BV (BEELDENDE VORMING) ................................................................................................................... 26
DUITS ..................................................................................................................................................... 32
ECONOMIE ............................................................................................................................................. 46
ENGELS .................................................................................................................................................. 58
FRANS .................................................................................................................................................... 66
GESCHIEDENIS ....................................................................................................................................... 72
GRIEKS ................................................................................................................................................... 80
LATIJN .................................................................................................................................................... 86
LICHAMELIJKE OPVOEDING (LO) ........................................................................................................... 92
NATECH ............................................................................................................................................... 110
NEDERLANDS ....................................................................................................................................... 117
SCHEIKUNDE ........................................................................................................................................ 137
WISKUNDE ........................................................................................................................................... 146
AARDRIJKSKUNDE
A. LEER EN TOETSPLAN
Vak: Aardrijkskunde
Leerjaar: 3
Onderwerp: Europa
Kerndoel(en):
19. De leerlingen kunnen in Europa belangrijke deelgebieden onderscheiden op grond van sociaal-geografische kenmerken, zoals bevolking, economische activiteiten, welvaart en levensomstandigheden, politiek en cultuur. 20. De leerlingen kunnen politiek-geografische ontwikkelingen en de gevolgen daarvan binnen Europa herkennen, beschrijven en verklaren. 21. De leerlingen kunnen de gevolgen van de samenwerking tussen landen van de Europese Unie beschrijven en verklaren.
Leerdoel(en):
1- Samenwerken
2-Onderzoek doen
3-Presenteren
4-Onderzoeksverslag schrijven
5-Bovengenoemde kerndoelen
Onderwerp(en):
Aangeboden
in:
Periode: Aantal
toetsen:
Toetsvormen: Weging:
Europa
vakles
1 + 2
4
1x S.O., 1x PW,
1x
huiswerkcijfer
1x onderzoeks-
verslag
Resp: 1, 3,
1, 3
(+presentatie)
B. VAARDIGHEDEN
Vaardigheden rubrieken:
Onvoldoende
Voldoende Ruim voldoende Goed
Presentatie
De mondelinge
presentatie
(poster, verslag,
rol) is
onsamenhangend
en sluit niet aan
op de
vraag/opdracht.
De mondelinge of
schriftelijke
presentatie (poster,
verslag, rol) is een
verzameling
gegevens met een
kop en een staart
maar sluit niet aan
op de
vraag/opdracht
De mondelinge of
schriftelijke
presentatie (poster,
verslag, rol) bezit
samenhang; de
verschillende
onderdelen sluiten
goed aan op elkaar
en op de
vraag/opdracht. Er
is een kop en een
staart.
De mondelinge of
schriftelijke
presentatie
(poster, verslag,
rol) bezit
samenhang; er is
een inleiding, kern
en afsluiting; de
verschillende
onderdelen sluiten
goed aan op
elkaar en op de
vraag/opdracht. De
leerling voegt extra
elementen toe die
een meerwaarde
vormen (visueel,
inhoudelijk, enz.).
Samenwerken
De leerling wilde
niet
samenwerken of
werkte in een
groep
contraproductief.
De leerling heeft
goed
samengewerkt en
wilde ook
opdrachten van
anderen uitvoeren.
De leerling heeft
goed
samengewerkt en
heeft initiatieven
genomen om de
groep goed te laten
samenwerken.
De leerling heeft
goed
samengewerkt en
nam de rol van
leider op zich;
dank zij hem
functioneerde de
groep als geheel.
Werkstuk
Het werkstuk is
onsamenhangend
en sluit niet aan
op de
vraag/opdracht
Het werkstuk is een
verzameling
gegevens met een
kop en een staart
maar sluit niet aan
op de
vraag/opdracht
Het werkstuk bezit
samenhang; de
verschillende
onderdelen sluiten
goed aan op elkaar
en op de
vraag/opdracht. Er
is een kop en een
staart
Het werkstuk bezit
samenhang; er is
een inleiding, kern
en afsluiting; de
verschillende
onderdelen sluiten
goed aan op
elkaar en op de
vraag/opdracht. De
leerling voegt extra
elementen toe die
een meerwaarde
vormen (visueel,
inhoudelijk, enz.).
C. KENNEN EN KUNNEN
Kennen en kunnen lijst
Kennen Kunnen
Onderwerp
Europa
Topografie van Europa
Begrippen:
Regionale verscheidenheid
Regionale ongelijkheid
Regionaal beleid
Europese Unie
Europese Economische
Gemeenschap
Europese Integratie
Volk
Natie
Staat
Soevereiniteit
Natie-staat
Nationalisme
Politieke vluchteling
Asielzoeker
Cultuur
Afscheidingsbewegingen
Separatisme
Grens
Centrum
Periferie
Specialisatie
Schaalvergroting
Mechanisatie
Garantieprijs
Productiequota
Afzetmarkt
Schaarste
-verschillende deelgebieden in
Europa (West-, Midden-, Noord-,
Zuid- en Oost-Europa) herkennen en
lokaliseren;
-verschillen en overeenkomsten
tussen deze deelgebieden
beschrijven en verklaren.
- voorbeelden van politiek-
geografische veranderingen in
Europa herkennen en noemen;
- effecten van deze veranderingen
voor het dagelijkse leven, de
productie, de handel en het toerisme
in de betrokken Europese landen
beschrijven en verklaren.
- de samenstelling, economische
positie en politieke betekenis van de
Europese Unie in Europa en de
wereld beschrijven;
- effecten van het Europese
integratieproces voor het dagelijkse
leven, de productie, de handel en
het toerisme in de betrokken
Europese landen, in het bijzonder
Nederland, beschrijven en verklaren.
BNP
BBP
A. LEER EN TOETSPLAN
Vak: Aardrijkskunde
Leerjaar: 3
Onderwerp: landelijke en stedelijke ontwikkeling
Kerndoel(en):
16. De leerlingen kunnen het ontstaan en de ruimtelijke spreiding van belangrijke landschapstypen in
Nederland beschrijven en verklaren.
9. De leerlingen kunnen een vergelijking maken tussen het ruimtegebruik in stedelijke en landelijke gebieden in Nederland. 10. De leerlingen kunnen de betekenis van toegenomen verkeersmobiliteit voor stedelijke en landelijke
gebieden in Nederland beschrijven en verklaren.
11. De leerlingen kunnen met voorbeelden gevolgen van maatschappelijke veranderingen voor de
(her)inrichting van stedelijke en landelijke gebieden in Nederland verklaren.
Leerdoel(en):
De leerling leert:
- de ligging en zichtbare kenmerken van deze landschapstypen herkennen, noemen en beschrijven; - de ligging en het uiterlijk van deze landschapstypen verklaren met behulp van de invloed van wind, zee, ijs, rivieren en de mens. - hoofdvormen van grondgebruik (landbouw, industrie, diensten, woongebieden, natuur, verkeer en
recreatie) in Nederland inventariseren en lokaliseren;
- gebieden in Nederland noemen met een concentratie van landbouw, industrie en diensten,
onderscheiden naar typen en ligging;
- de ligging van stedelijke en landelijke gebieden en kenmerkende verschillen en overeenkomsten
tussen deze gebieden beschrijven en verklaren.
- belangrijke verkeersaders (hoofdwegen, spoorlijnen, waterwegen, vliegvelden) inventariseren en
lokaliseren;
- voorbeelden van belangrijke verkeersvraagstukken noemen en ontwikkelingen op het gebied van
verkeer beschrijven, verklaren en beoordelen;
- een verband leggen tussen de toegenomen verkeersmobiliteit en bevolkingsgeografische,
technologische en economische ontwikkelingen;
- ontwikkelingen op het gebied van verkeer beschrijven, verklaren en beoordelen;
- maatregelen voor de aanpak van vervoersvraagstukken en de ontwikkeling van een duurzaam
verkeersveilige omgeving noemen en beoordelen.
- de ruimtelijke (her)inrichting verklaren met behulp van ontwikkelingen zoals de toegenomen welvaart,
het groeiend milieubewustzijn en de toegenomen mobiliteit, waaronder urbanisatie-, suburbanisatie-
en re-urbanisatieprocessen;
- de onderlinge samenhang tussen milieu-, verkeers- en (her)inrichtingsvraagstukken toelichten
Onderwerp(en):
Aangeboden
in:
Periode: Aantal
toetsen:
Toetsvormen: Weging:
Landelijke en stedelijke
ontwikkeling
Vakles 3 + 4 2hwcijfers
2 S.O.’s
2 PW’s
Schriftelijke
Toets
Hw 1x
SO 1x
PW 3x
B. VAARDIGHEDEN
Vaardigheden rubrieken:
Onvoldoende
Voldoende Ruim voldoende Goed
Presentatie
De mondelinge
presentatie
(poster, verslag,
rol) is
onsamenhangend
en sluit niet aan
op de
vraag/opdracht.
De mondelinge of
schriftelijke
presentatie
(poster, verslag,
rol) is een
verzameling
gegevens met
een kop en een
staart maar sluit
niet aan op de
vraag/opdracht
De mondelinge of
schriftelijke
presentatie
(poster, verslag,
rol) bezit
samenhang; de
verschillende
onderdelen sluiten
goed aan op
elkaar en op de
vraag/opdracht. Er
is een kop en een
staart.
De mondelinge of
schriftelijke
presentatie
(poster, verslag,
rol) bezit
samenhang; er is
een inleiding, kern
en afsluiting; de
verschillende
onderdelen
sluiten goed aan
op elkaar en op
de
vraag/opdracht.
De leerling voegt
extra elementen
toe die een
meerwaarde
vormen (visueel,
inhoudelijk, enz.).
Samenwerken
De leerling wilde
niet
samenwerken of
werkte in een
groep
contraproductief.
De leerling heeft
goed
samengewerkt en
wilde ook
opdrachten van
anderen
uitvoeren.
De leerling heeft
goed
samengewerkt en
heeft initiatieven
genomen om de
groep goed te
laten
samenwerken.
De leerling heeft
goed
samengewerkt en
nam de rol van
leider op zich;
dank zij hem
functioneerde de
groep als geheel.
Kaartvaardigheden
De leerling
gebruikt bij de
atlas niet de juiste
zoekmethodes,
kent de
verschillende
soorten kaarten
niet en weet ze
niet te gebruiken
De leerling
gebruikt bij de
atlas de juiste
zoekmethodes,
kent en gebruikt
verschillende
kaarten, past
kaartlezen toe en
kan plaatsen e.d.
op een kaart
lokaliseren.
De leerling
gebruikt bij de
atlas de juiste
zoekmethodes,
kent en gebruikt
verschillende
kaarten, past
kaartlezen,
kaartanalyse en
kaartinterpretatie
toe, kan
luchtfoto’s en
De leerling
gebruikt bij de
atlas de juiste
zoekmethodes,
kent en gebruikt
verschillende
kaarten, past
kaartlezen,
kaartanalyse en
kaartinterpretatie
toe, kan
luchtfoto’s en
kaarten
vergelijken, kan
plaatsen op een
kaart e.d.
lokaliseren
kaarten
vergelijken, kan
plaatsen op een
kaart e.d.
lokaliseren en zelf
met aangereikte
gegevens een
kaart maken
C. KENNEN EN KUNNEN
Kennen en kunnen lijst
Kennen Kunnen
Onderwerp
Landelijke en
stedelijke
ontwikkeling
Begrippen:
Cultuurlandschap, Dekzand
Delta, Duinen, Fossiel
Geologie, Grondmorene
Keileem, Hoogveen, Laagveen
Kalksteen, Mergel, Landijs
Landschap, Löss
Natuurlandschap, Normaliseren
Polder, rivierklei, stuwwal, veen,
verkaveling, zeeklei, droogmakerij,
veenpolder, zeepolder, fluvioglaciale
afzetting, agglomeratie,
bestemmingsplan, binnenstad,
compacte stad, landelijk gebeid,
groene contourgebieden, nationaal
landschap, nationaal park,
nederzetting, renovatie, re-
urbanisatie, rode contour gebieden,
ruimtelijke geleding, ruimtelijke
ordening, ruimtelijke segregatie,
sanering, stadsgewest,
stadscentrum, stadsvernieuwing,
stedelijke zone, streekplan,
suburbanisatie, urbanisatie,
verpaupering, bufferzone,
gemeentelijke herindeling,
gentrification, open ruimte, stedelijk
netwerk, stadsprovincie.
- de ligging en zichtbare kenmerken van deze landschapstypen herkennen, noemen en beschrijven; - de ligging en het uiterlijk van deze landschapstypen verklaren met behulp van de invloed van wind, zee, ijs, rivieren en de mens. - hoofdvormen van grondgebruik
(landbouw, industrie, diensten,
woongebieden, natuur, verkeer en
recreatie) in Nederland inventariseren en
lokaliseren;
- gebieden in Nederland noemen met
een concentratie van landbouw, industrie
en diensten, onderscheiden naar typen
en ligging;
- de ligging van stedelijke en landelijke
gebieden en kenmerkende verschillen
en overeenkomsten tussen deze
gebieden beschrijven en verklaren.
- belangrijke verkeersaders
(hoofdwegen, spoorlijnen, waterwegen,
vliegvelden) inventariseren en
lokaliseren;
- voorbeelden van belangrijke
verkeersvraagstukken noemen en
ontwikkelingen op het gebied van
verkeer en verkeersveiligheid
beschrijven, verklaren en beoordelen;
- een verband leggen tussen de
toegenomen verkeersmobiliteit en
bevolkingsgeografische, technologische
en economische ontwikkelingen;
- ontwikkelingen op het gebied van
verkeer en verkeersveiligheid
beschrijven, verklaren en beoordelen;
- maatregelen voor de aanpak van
vervoersvraagstukken en de
ontwikkeling van een duurzaam
verkeersveilige omgeving noemen en
beoordelen.
- de ruimtelijke (her)inrichting verklaren
met behulp van ontwikkelingen zoals de
toegenomen welvaart, het groeiend
milieubewustzijn en de toegenomen
mobiliteit, waaronder urbanisatie-,
suburbanisatie- en re-
urbanisatieprocessen;
- de onderlinge samenhang tussen
milieu-, verkeers- en
(her)inrichtingsvraagstukken toelichten
A. LEER EN TOETSPLAN
Vak: Aardrijkskunde
Leerjaar: 3
Onderwerp: Voorbereiding op profielkeuze
Kerndoel(en):
Geen
Leerdoel(en):
Leerlingen krijgen een keuzeprogramma voorgeschoteld waarbij zij een aardrijkskundig programma
kiezen dat bij het profiel past dat zij zouden willen gaan kiezen
Hiermee willen wij leerlingen bewuster laten kiezen en duidelijk maken hoe het vak aardrijkskunde hier
deel van uit zou kunnen maken.
Lessen gedifferentieerd naar interesse aanbieden
Onderwerp(en):
Aangeboden
in:
Periode: Aantal
toetsen:
Toetsvormen: Weging:
Keuzeprogramma
vakles
2
1
verslag
2x
B. VAARDIGHEDEN
Vaardigheden rubrieken:
Onvoldoende
Voldoende Ruim voldoende Goed
Presentatie
De mondelinge
presentatie
(poster, verslag,
rol) is
onsamenhangend
en sluit niet aan
op de
vraag/opdracht.
De mondelinge of
schriftelijke
presentatie (poster,
verslag, rol) is een
verzameling
gegevens met een
kop en een staart
maar sluit niet aan
op de
vraag/opdracht
De mondelinge of
schriftelijke
presentatie (poster,
verslag, rol) bezit
samenhang; de
verschillende
onderdelen sluiten
goed aan op elkaar
en op de
vraag/opdracht. Er
is een kop en een
staart.
De mondelinge of
schriftelijke
presentatie
(poster, verslag,
rol) bezit
samenhang; er is
een inleiding, kern
en afsluiting; de
verschillende
onderdelen sluiten
goed aan op
elkaar en op de
vraag/opdracht. De
leerling voegt extra
elementen toe die
een meerwaarde
vormen (visueel,
inhoudelijk, enz.).
Samenwerken
De leerling wilde
niet
samenwerken of
werkte in een
groep
contraproductief.
De leerling heeft
goed
samengewerkt en
wilde ook
opdrachten van
anderen uitvoeren.
De leerling heeft
goed
samengewerkt en
heeft initiatieven
genomen om de
groep goed te laten
samenwerken.
De leerling heeft
goed
samengewerkt en
nam de rol van
leider op zich;
dank zij hem
functioneerde de
groep als geheel.
A. LEER EN TOETSPLAN
Vak: Aardrijkskunde
Leerjaar: 3
Onderwerp: De Europese Economie (thema met economie)
Kerndoel(en):
40 De leerling leert betekenisvolle vragen te stellen over maatschappelijke kwesties en
verschijnselen, daarover een beargumenteerd standpunt innemen en verdedigen
en daarbij respectvol omgaan met kritiek
47 De leerling leert over overeenkomsten, verschillen en veranderingen in cultuur en
levensbeschouwing in Nederland, leert eigen en andermans leefwijze daarmee in
verband te brengen en leert de betekenis voor de samenleving te zien
49 De leerling leert over de Europese samenwerking en leert de betekenis van de
Europese Unie te begrijpen voor zichzelf, Nederland en de wereld
50 De leerling leert actuele spanningen en conflicten in de wereld te plaatsen tegen hun achtergrond
en leert daarbij over grote onderlinge afhankelijkheid en de internationale samenwerking in de
wereld
51 De leerling leert over de verdeling van de welvaart en armoede in de wereld, hij leert de
betekenis daarvan te zien voor de bevolking en het milieu en relaties te leggen met het (eigen)
leven in Nederland
19. De leerlingen kunnen in Europa belangrijke deelgebieden onderscheiden op grond van
sociaal-geografische kenmerken, zoals bevolking, economische activiteiten, welvaart en
levensomstandigheden, politiek en cultuur.
21. De leerlingen kunnen de gevolgen van de samenwerking tussen landen van de Europese Unie
beschrijven en verklaren.
Leerdoel(en):
1. De leerling kent in hoofdlijnen de geschiedenis van de Europese Unie
2. De leerling kan conjuncturele en structurele ontwikkelingen op het niveau van de Europese Unie
herkennen en begrijpt de betekenis daarvan voor de inwoners van de Europese Unie
3. De leerling kent de voordelen en nadelen van vrijhandel dan wel protectie en de betekenis
daarvan voor de inwoners van de Europese Unie
4. De leerling begrijpt de betekenis van de euro voor de inwoners van de Europese Unie
5. De leerling kent de betekenis van de structuurfondsen van de Europese Unie voor de inwoners
van de Europese Unie
6. De leerling kent in hoofdlijnen de Europese mededingingswetgeving en de betekenis daarvan voor
de inwoners van de Europese Unie
7. De leerling kent de functies van de organen van de Europese Unie
8. De leerling krijgt inzicht in het belang van de Europese Unie voor de Nederlandse economie
9. De leerling kent in hoofdlijnen de inhoud en betekenis van de criteria van Kopenhagen
10. De leerling kent in hoofdlijnen de inhoud en betekenis van het verdrag van Lissabon
11. verschillende deelgebieden in Europa (West-, Midden-, Noord-, Zuid- en Oost-Europa) herkennen
en lokaliseren;
12.verschillen en overeenkomsten tussen deze deelgebieden beschrijven en verklaren -13.effecten van het Europese integratieproces voor het dagelijkse leven, de productie, de handel en
het toerisme in de betrokken Europese landen, in het bijzonder Nederland, beschrijven en verklaren.
Onderwerp(en):
Aangeboden
in:
Periode: Aantal
toetsen:
Toetsvormen: Weging:
De Europese economie
Themales 4
B. VAARDIGHEDEN
Vaardigheden rubrieken:
Onvoldoende
Voldoende Ruim voldoende Goed
Presentatie
De mondelinge
presentatie
(poster, verslag,
rol) is
onsamenhangend
en sluit niet aan
op de
vraag/opdracht.
De mondelinge of
schriftelijke
presentatie (poster,
verslag, rol) is een
verzameling
gegevens met een
kop en een staart
maar sluit niet aan
op de
vraag/opdracht
De mondelinge of
schriftelijke
presentatie (poster,
verslag, rol) bezit
samenhang; de
verschillende
onderdelen sluiten
goed aan op elkaar
en op de
vraag/opdracht. Er
is een kop en een
staart.
De mondelinge of
schriftelijke
presentatie
(poster, verslag,
rol) bezit
samenhang; er is
een inleiding, kern
en afsluiting; de
verschillende
onderdelen sluiten
goed aan op
elkaar en op de
vraag/opdracht. De
leerling voegt extra
elementen toe die
een meerwaarde
vormen (visueel,
inhoudelijk, enz.).
Samenwerken
De leerling wilde
niet
samenwerken of
werkte in een
groep
contraproductief.
De leerling heeft
goed
samengewerkt en
wilde ook
opdrachten van
anderen uitvoeren.
De leerling heeft
goed
samengewerkt en
heeft initiatieven
genomen om de
groep goed te laten
samenwerken.
De leerling heeft
goed
samengewerkt en
nam de rol van
leider op zich;
dank zij hem
functioneerde de
groep als geheel.
C. KENNEN EN KUNNEN
Kennen en kunnen lijst
Kennen Kunnen
Onderwerp
De Europese Unie Europese Unie, invoer, uitvoer,
interne markt, Europese Commissie,
Europese Raad, Europees
Parlement, internationale
arbeidsverdeling, conjuncturele
ontwikkeling, structurele ontwikkeling,
productiecapaciteit, internationale
concurrentiepositie, wisselkoers,
rentestand, monetaire unie,
vrijhandel, protectie, invoerrechten,
mededingingsbeleid, World Trade
Organization, Internationaal Monetair
Fonds, Europese Grondwet, verdrag
van Lissabon, subsidiariteitsbeginsel,
criteria van Kopenhagen, acquis
communautair,
herstructureringsgebieden, global
shift, zware en lichte industrie, inertie,
footloose bedrijven, regionaal beleid,
agglomeratievoordelen, dagbouw,
schachtbouw
Het kunnen herkennen en
benoemen van de begrippen en van
de verschillen en overeenkomsten
tussen begrippen die met elkaar
samenhangen, alsmede het kunnen
leggen van verbanden tussen en het
maken van berekeningen met
begrippen die met elkaar
samenhangen
D. NOVUMDAG
Vak: Aardrijkskunde
Leerjaar: 3
Onderwerp: Mainport Rotterdam, Maasvlakte 2
Kerndoel(en):
3. De leerlingen kunnen bij de bestudering van gebieden, aardrijkskundige verschijnselen en vraagstukken aardrijkskundige werkwijzen toepassen.
In dat verband kunnen zij: -
van schaalniveau (eigen omgeving, Nederland, Europa en de wereld) wisselen door in- en uitzoomen;
- bij verschijnselen en gebieden onderscheid maken in natuurlijke, economische, sociaal-politieke en culturele aspecten.
4. De leerlingen kunnen uitleggen hoe zij in het dagelijkse leven te maken hebben met aardrijkskundige vraagstukken, met name op het gebied van herinrichting van stedelijke en landelijke gebieden, verkeersproblematiek, milieu en duurzame ontwikkeling,
Leerdoel(en):
1. Ter voorbereiding op de excursie voert de leerling opdrachten uit aan de hand van
bronnenmateriaal over Rotterdam en de Maasvlakte
2. Tijdens de excursie voeren de leerlingen in groepjes opdrachten uit bij het bezoek aan Maasvlakte
2
3. Na afloop van de excursie leveren de leerlingen een verslag in
Activiteit Aangeboden in: Periode: Aantal
toetsen:
Toetsvormen: Weging:
Excursie Vakles/Novumdag 3 1
Verslag 1
E. Ict-vaardigheden
Internetgebruik
Bij welke vakonderdelen Soort opdrachten Welke vaardigheden
Europa Zoekopdrachten Informatie zoeken
Landelijke en stedelijke
gebieden
Zoekopdrachten Informatie zoeken
Officeprogramma’s
Vakonderdeel Opdracht Vaardigheden
Europa powerpoint Presentatie maken
Vakprogramma’s
Vakonderdeel opdracht vaardigheden
GIS kaarten Digitale thematische kaarten maken
kerndoelen
1. De leerlingen kunnen informatie- en communicatietechnologie toepassen bij de bestudering van gebieden, aardrijkskundige verschijnselen, vraagstukken en processen.
In dat verband kunnen zij: - geautomatiseerde zoeksystemen in
bibliotheken, mediatheken en telecommunicatieprogramma's gebruiken;
- eenvoudige geautomatiseerde gegevensbestanden raadplegen;
- gegevens bewerken met behulp van eenvoudige tekstverwerkings-, reken-, spreadsheet- en (carto)grafische programma's;
- eenvoudige simulatieprogramma's gebruiken.
2. De leerlingen kunnen, onder andere met behulp van de computer, gebruik maken van atlassen, archieven, kaarten en remote sensing-beelden (met name luchtfoto's) bij oriëntatie in gebieden en bij beeldvorming over gebieden, aardrijkskundige verschijnselen, vraagstukken en processen.
In dat verband kunnen zij: - zoeksystemen in (geautomatiseerde)
atlassen gebruiken; - verschillende soorten kaarten
benoemen en gebruiken; - de kaartvaardigheden: kaartlezen,
kaartanalyse en kaartinterpretatie toepassen;
- luchtfoto's en kaarten met elkaar vergelijken;
- belangrijke plaatsen, gebieden en verschijnselen op een kaart lokaliseren (topografie);
- met behulp van verzamelde of aangereikte gegevens eenvoudige kaarten maken.
BV (BEELDENDE VORMING) A. LEER EN TOETSPLAN
Vak: BV (beeldende vorming)
Leerjaar: 3
Onderwerp:
Kerndoel(en):
(nr)- 48: De leerling leert door het gebruik van elementaire vaardigheden de zeggingskracht van
verschillende kunstzinnige disciplines te onderzoeken en toe te passen om eigen gevoelens uit te
drukken, ervaringen vast te leggen, verbeelding vorm te geven en communicatie te bewerkstelligen.
(nr)- 50: De leerling leert op basis van enige achtergrondkennis te kijken naar beeldende kunst.
(nr)- 52: De leerling leert mondeling of schriftelijk te reflecteren op eigen werk en werk van anderen,
waaronder dat van kunstenaars.
Leerdoel(en):
1- Verruimen van het beeldend inzicht.
2- Aanleren en toepassen van diverse beeldende technieken/beeldelementen.
3- Kennismaken met de beeldende kunst en de verschillende disciplines daarin.
Onderwerp(en)
:
Aangebode
n in:
Periode: Aantal toetsen: Toetsvormen: Weging:
Hfdst. 9 t/m
13uit
ZienderOgen
Kunst
Vakles 3 perioden
in het
cursusjaar
,
Twee
lesuren
per week
2 Schriftelijke
overhoringen en 3
tot 4
Praktijkopdrachten
.
2 x Schriftelijke
overhoring &
Praktijkopdrachten
.
S.O.: 1x
Prakijk: 1x
, 2x of 3x
(afhankelij
k van de
grootte
van de
opdracht)
B. VAARDIGHEDEN
Vaardigheden rubrieken:
Onvoldoende
Voldoende Ruim voldoende Goed
Presentatie
De mondelinge
presentatie
(poster, verslag,
rol) is
onsamenhangend
en sluit niet aan
op de
vraag/opdracht.
De mondelinge of
schriftelijke
presentatie (poster,
verslag, rol) is een
verzameling
gegevens met een
kop en een staart
maar sluit niet aan
op de
vraag/opdracht
De mondelinge of
schriftelijke
presentatie
(poster, verslag,
rol) bezit
samenhang; de
verschillende
onderdelen sluiten
goed aan op elkaar
en op de
vraag/opdracht. Er
is een kop en een
staart.
De mondelinge of
schriftelijke presentatie
(poster, verslag, rol) bezit
samenhang; er is een
inleiding, kern en
afsluiting; de
verschillende onderdelen
sluiten goed aan op
elkaar en op de
vraag/opdracht. De
leerling voegt extra
elementen toe die een
meerwaarde vormen
(visueel, inhoudelijk,
enz.).
Samenwerken
De leerling wilde
niet
samenwerken of
werkte in een
groep
contraproductief.
De leerling heeft
goed
samengewerkt en
wilde ook
opdrachten van
anderen uitvoeren.
De leerling heeft
goed
samengewerkt en
heeft initiatieven
genomen om de
groep goed te
laten
samenwerken.
De leerling heeft goed
samengewerkt en nam de
rol van leider op zich;
dank zij hem of haar
functioneerde de groep
als geheel.
Werkstuk
De leerling
beheerst de
toegepaste
techniek niet.
Het werkstuk is
niet naar behoren
afgerond.
De leerling
beheerst de
toegepaste
techniek redelijk.
Het werkstuk is
voldoende
afgerond.
De leerling
beheerst de
toegepaste
techniek naar
behoren. Het
werkstuk is goed
afgerond.
De leerling beheerst de
toegepaste techniek
volledig.
Het werkstuk heeft een
duidelijke meerwaarde.
C. KENNEN EN KUNNEN
Kennen en kunnen lijst
Onderwerp Kennen Kunnen
Hfdstk.9 en 10
Ruimte, tweedimensionaal.
Ruimtesuggestie op het platte
vlak.
De werking van perspectief;
1-punts&2-punts perspectief.
De werking van een hoog
standpunt en dat van een laag
standpunt (vogelvlucht- of kikvors
perspectief)
De werking van het Atmosferisch
perspectief.
Ruimte, driedimensionaal.
Driedimensionale kunst.
- Verschillende ruimte
opwekkende trucs die toe
te passen zijn om ruimte
te creëren op het platte
vlak (2D)
- Betekenis van overlapping
- Betekenis van afsnijding
- Betekenis van lijnperspec-
tief. (1-punts & 2-punts)
- Betekenis en het vlucht-
punt.
- Betekenis van het stand-
punt.
- Betekenis en werking van
het vogelvlucht en het kik-
vorsperspectief.
(hoog standpunt/laag
standpunt)
- Betekenis en de werking
van het atmosferisch
perspectief.
-Verschil 2-D, 3-D
-Verschil vrijstaand en reliëf
-Verschil laag- en hoog reliëf
-Betekenis vrijstaand
-Betekenis reliëf
-Betekenis ´doordringend in de
ruimte´
-Betekenis ruimtelijk
Het maken van een tekening/schilderij
waarin alle dieptetrucs die in dit
hoofdstuk zijn behandeld verwerkt
moeten zijn zodat er een
geloofwaardige ruimtesuggestie
ontstaat op het platte vlak.
Het aanschouwen van 3-D beelden en
de diverse aspecten daarvan kunnen
benoemen. Het verschil kunnen
herkennen tussen 3-D, hoog reliëf en
laagreliëf
-Betekenis volume
Hfdstk. 11 en 12
Ordening/vlakverdeling/compositie
Restvorm
Statische compositie, dynamische
compositie, symmetrische
compositie, asymmetrische compo
sitie en over-all compositie.
-Betekenis ordening, restvorm,
harmonie,dynamisch, statisch,
symmetrisch, asymmetrisch,
over-all.
- Kenmerken van een
dynamische compostie
- Kenmerken van een
statische compositie
Het kunnen herkennen van
verschillende composities in bestaand
2-D en 3-D werk. Studie naar de
werking van verschillende
composities.
Hfdstk. 13
Figuratieve kunst, Abstracte kunst
(non-figuratief) en tussenvormen.
-Betekenis figuratief, abstract,
tussenvorm.
- Verschil figuratieve-,
abstracte-, en tussenvorm
kunst.
- Betekenis abstraheren
- Betekenis concretiseren
Het kunnen herkennen en benoemen
van figuratieve-, abstracte- en
tussenvormkunst.
Ofwel een figuratieve afbeelding in 3
stappen abstraheren, of een abstracte
afbeelding in 3 stappen kunnen
concretiseren.
Indien tijd over, een nader te
bepalen eindopdracht
Samenwerken, toepassen van de
meeste in de onderbouw geleerde
vaardigheden/technieken.
DUITS A. LEER EN TOETSPLAN DUITS
Vak: Duits
Leerjaar: 3
Onderwerp: Leesvaardigheid
Kerndoel(en):
De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn Duitse
woordenschat.
De leerling leert strategieën te gebruiken bij het verwerven van informatie uit
gesproken en geschreven Duitstalige teksten.
De leerling leert in Duitstalige schriftelijke en digitale bronnen informatie te
zoeken, te ordenen en te beoordelen op waarde voor hemzelf en anderen.
De leerling leert informeel contact in het Duits te onderhouden via e-mail, brief
en chatten.
De leerling leert welke rol het Duits speelt in verschillende soorten internationale
contacten.
Leerdoel(en):
Beheersingsniveau:
Kan korte, eenvoudige teksten lezen. Kan specifieke voorspelbare informatie vinden in
eenvoudige, alledaagse teksten zoals advertenties, menu's en dienstregelingen. Kan korte,
eenvoudige, persoonlijke brieven begrijpen.
De leerling begrijpt hoogfrequente woorden en woorden bekend uit de eigen taal of behorend
tot internationaal vocabulaire. Teksten zijn eenvoudig en helder van structuur.
De indeling geeft visuele ondersteuning bij het begrijpen van de tekst.
Onderwerp(en): Aangeboden
in:
Periode: Aantal
toetsen:
Toetsvormen: Weging:
allerlei vakles alle Meerdere
malen
per jaar
schriftelijk
Van
ERK
A2-A2+
A. LEER EN TOETSPLAN
Vak: Duits
Leerjaar: 3
Onderwerp: Spreekvaardigheid
Kerndoel(en):
De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn Duitse
woordenschat.
De leerling leert strategieën te gebruiken bij het verwerven van informatie uit
gesproken en geschreven Duitstalige teksten.
De leerling leert in spreektaal anderen een beeld te geven van zijn dagelijks leven.
De leerling leert standaardgesprekken te voeren om iets te kopen, inlichtingen te
vragen en om hulp te vragen.
De leerling leert welke rol het Duits speelt in verschillende soorten internationale
contacten.
Leerdoel(en):
Kan communiceren over eenvoudige en alledaagse taken die een eenvoudige en directe
uitwisseling van informatie over vertrouwde onderwerpen en activiteiten betreffen. Kan zeer
korte sociale gesprekken aan, alhoewel hij/zij gewoonlijk niet voldoende begrijpt om het
gesprek zelfstandig gaande te houden. De onderwerpen zijn alledaags en vertrouwd., het
woordgebruik is eenvoudig.en de zinnen zijn kort. Er wordt langzaam gesproken en duidelijk
gearticuleerd.
Kan een reeks uitdrukkingen en zinnen gebruiken om in eenvoudige bewoordingen familie
en andere mensen, leefomstandigheden, opleiding en huidige of meest recente baan te
beschrijven.
hulp
De gesprekspartner past zijn taalgebruik aan de taalgebruiker aan door langzaam en
duidelijk te spreken, te controleren of hij/zij begrepen wordt en waar nodig te herformuleren
of te herhalen.
De gesprekpartner biedt hulp bij het formuleren en verhelderen van wat de taalgebruiker wil
zeggen.
Vragen en uitingen zijn direct aan de taalgebruiker gericht.
Onderwerp(en): Aangeboden
in:
Periode: Aantal
toetsen:
Toetsvormen: Weging:
Zie boven Vakles,
Tijdens
Duitslandreis
Alle 2x per
jaar
gesprek,
dialoog,
monoloog -
presentatie
van
ERK A2-
A2+
A. LEER EN TOETSPLAN
Vak: Duits
Leerjaar: 3
Onderwerp: Luistervaardigheid
Kerndoel(en):
De leerling leert verder vertrouwd te raken met de klank van het Duits door veel
te luisteren naar gesproken en gezongen teksten.
De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn Duitse
woordenschat.
De leerling leert strategieën te gebruiken bij het verwerven van informatie uit
gesproken en geschreven Duitstalige teksten.
De leerling leert standaardgesprekken te voeren om iets te kopen, inlichtingen te
vragen en om hulp te vragen.
De leerling leert welke rol het Duits speelt in verschillende soorten internationale
contacten.
Leerdoel(en):
Kan zinnen en de meest frequente woorden begrijpen die betrekking hebben op gebieden
die van direct persoonlijk belang zijn (bijvoorbeeld basisinformatie over zichzelf en zijn/haar
familie, winkelen, plaatselijke omgeving, werk). Kan de belangrijkste punten in korte,
duidelijke, eenvoudige boodschappen en aankondigingen volgen. De teksten hebben
betrekking op eenvoudige en vertrouwde onderwerpen en van direct belang voor
hem/haar. Het taalgebruik is eenvoudig. De spreker spreekt rustig en duidelijk. De teksten
zijn kort.
Onderwerp(en): Aangeboden
in:
Periode: Aantal
toetsen:
Toetsvormen: Weging:
Zie boven Vakles
Duits
jeugdjournaal
alle Meerdere
malen
per jaar
Schriftelijk
van
ERK A2-
A2+
A. LEER EN TOETSPLAN
Vak: Duits
Leerjaar: 3
Onderwerp: Schrijfvaardigheid
Kerndoel(en):
De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn Duitse
woordenschat.
De leerling leert informeel contact in het Duits te onderhouden via e-mail, brief
en chatten.
De leerling leert welke rol het Duits speelt in verschillende soorten internationale
contacten.
Leerdoel(en):
Kan korte, eenvoudige notities en boodschappen opschrijven. Kan een zeer eenvoudige
persoonlijke brief schrijven, bijvoorbeeld om iemand voor iets te bedanken.
Onderwerp(en): Aangeboden
in:
Periode: Aantal
toetsen:
Toetsvormen: Weging:
Zie boven Vakles Alle Meerdere
malen
per jaar
Schriftelijk
van
ERK A2-
A2+
A. LEER EN TOETSPLAN
Vak: Duits
Leerjaar: 3
Onderwerp: Landeskunde
Kerndoel(en):
De leerling leert welke rol het Duits speelt in verschillende soorten internationale
contacten.
Leerdoel(en):
inzicht in de Duitse cultuur en algemene kennis over Duitsland en andere Duitstalige landen,
met name Zwitserland
Onderwerp(en): Aangeboden
in:
Periode: Aantal
toetsen:
Toetsvormen: Weging:
handel, feestdagen,
geografie
vakles, project
hoofdstuk
Zwitserland
alle Meerdere
malen
per jaar
Geïntegreerd
in andere
toetsen, MC
Norm
van
volledige
toets
B. VAARDIGHEDEN DUITS
Vaardigheden rubrieken:
Onvoldoende
Voldoende Ruim
voldoende
Goed
Presentatie/sprek
en
De mondelinge
presentatie in
doeltaal (poster,
verslag, rol) is
onsamenhange
De
mondelinge
presentatie in
doeltaal
(poster,
De
mondelinge
presentatie in
doeltaal
(poster,
De mondelinge
presentatie in
doeltaal (poster,
verslag, rol) bezit
samenhang; er is
nd en sluit niet
aan op de
vraag/opdracht.
Publiek begrijpt
het niet
verslag, rol) is
een
verzameling
gegevens met
een kop en
een staart
maar sluit niet
aan op de
vraag/opdrach
t. Publiek
begrijpt de
hoofdlijnen
verslag, rol)
bezit
samenhang;
de
verschillende
onderdelen
sluiten goed
aan op elkaar
en op de
vraag/opdrach
t. Er is een
kop en een
staart. Publiek
kan het
verhaal goed
volgen
een inleiding, kern
en afsluiting; de
verschillende
onderdelen sluiten
goed aan op
elkaar en op de
vraag/opdracht.
De leerling voegt
extra elementen
toe die een
meerwaarde
vormen (visueel,
inhoudelijk, enz.).
Leerling kan ook
vragen van publiek
beantwoorden in
doeltaal
leesvaardigheid
Leerling begrijpt
geschreven
tekst niet
De leerling
begrijpt
hoofdlijnen
van de tekst
De leerling
begrijpt de
tekst en kan
de hoofdlijnen
samenvatten
De leerling begrijpt
moeilijke nuances
in een tekst en
doorziet lastige
grammaticale
verwijzingen
luisteren
Leerling begrijpt
fragment of
gesprekspartner
niet
Leerling
begrijpt
hoofdlijn van
fragment.
Leerling
begrijpt
gesprekspartn
er na herhalen
of
verduidelijking
Leerling
begrijpt
fragment/
gesprekspartn
er
Leerling begrijpt
complexe zinnen
in fragment of
verhaal van
gesprekspartner
schrijfvaardigheid
De leerling
produceert een ,
voor een native
speaker,
onbegrjipelijke
tekst
Een native
speaker kan
de hoofdlijnen
van de
geschreven
tekst
begrijpen,
maar de tekst
bevat veel
grammaticale
fouten
Een native
speaker
begrijpt de
geschreven
tekst. Tekst
bevat
gemiddeld
aantal fouten
De tekst bevat
“native
Duitse”uitdrukking
en en een zeer
gering aantal
grammaticale
fouten
C. KENNEN EN KUNNEN DUITS
Kennen en kunnen lijst
Kennen Kunnen
Onderwerp
Leesvaardigheid
Spreekvaardigheid
M.b.t. alle vaardigheden:
volgende begrippen:
-idioom rond thema’s
-rangtelwoorden
-werkwoorden haben, sein,
werden (t.t., o.v.t.)
-modale werkwoorden
-werkwoorden/vormen (alle)
-pers. voornaamwoord
-bez. voornaamwoorden
-alle voorzetsels
-lidwoorden
-gebruik alle naamvallen
-tijdsbepaling
-vergroten woordenschat
-eenvoudige samengestelde
zinnen
-aanspreekvormen (Sie/du)
M.b.t. Landeskunde:
volgende begrippen:
-landkaart/buurlanden
-gewoonten rond
Leesvaardigheid
- korte nonfunct. teksten
- gedichten
-krantenberichten
-korte verhalen
-lesrooster
-korte teksten rond
thema’s/sport/bekende
Duitsers/dieren
-Kan op basis van een idee over
de betekenis van het geheel van
korte teksten over alledaagse en
concrete onderwerpen, de
waarschijnlijke betekenis van
onbekende woorden uit de
context afleiden
Spreekvaardigheid
onderwerp
De onderwerpen zijn alledaags
en vertrouwd.
woordenschat en
woordgebruik
Standaard patronen met uit het
hoofd geleerde uitdrukkingen en
kleine groepen van woorden
verjaardagsfeestjes
-vervoer naar school
-schoolsysteem
-cijfersysteem
-lesrooster
-carnaval in Duitsland
-de Muur
-diverse feesten
-Duitse sporters
-sportevenementen
-KaDeWe
-Duitse merken
waarmee beperkte informatie
wordt overgebracht m.b.t.
eenvoudige alledaagse situaties.
grammaticale correctheid
Correct gebruik maken van
eenvoudige constructies, bevat
echter ook systematisch
elementaire fouten.
interactie
Antwoorden op vragen en
reacties op eenvoudige
uitspraken. Indicaties van begrip
maar weinig initiatief om de
conversatie gaande te houden.
vloeiendheid
Zeer korte uitingen, met veel
voorkomende pauzes, valse
starts en het herformuleren van
uitingen.
coherentie
Groepen woorden zijn verbonden
met eenvoudige voegwoorden,
zoals: ‘en’, ‘maar’ en ‘omdat’.
uitspraak
De uitspraak is duidelijk genoeg
om verstaanbaar te zijn, ondanks
een hoorbaar accent.
Gesprekspartners vragen af en
toe om herhaling
Luistervaardigheid
- sportuitstapjes
Luistervaardigheid
- omroepen op station
-diverse locaties
-shoppen in supermarkt
-gesprekken tussen personen
-info over feesten
-verkoopgesprekken
-reclameboodschappen
-journaal
- signalen herkennen en
interpreteren
Kan op basis van een idee over
de betekenis van het geheel van
korte teksten over alledaagse en
concrete onderwerpen, de
waarschijnlijke betekenis van
onbekende woorden uit de
context afleiden.
C. KENNEN EN KUNNEN (vervolg)
Kennen en kunnen lijst
Kennen Kunnen
Onderwerp
schrijfvaardigheid
Schrijfvaardigheid
-idioom rond thema’s
-grammatica als beschreven bij
“kennen”
-opvragen informatie bij Duitse
instanties of privé-personen
-korte brieven en emails
onderwerp
De tekst heeft betrekking op de
directe eigen omgeving van de
schrijver of eenvoudige
alledaagse situaties.
woordenschat en
woordgebruik
Standaardpatronen met uit het
hoofd geleerde uitdrukkingen en
kleine groepen van woorden
waarmee beperkte informatie
wordt overgebracht.
grammaticale correctheid
Eenvoudige constructies, echter
systematisch met elementaire
fouten.
spelling en interpunctie
Korte zinnen over alledaagse
onderwerpen - bijvoorbeeld een
routebeschrijving - zijn correct.
coherentie
Groepen woorden zijn verbonden
met behulp van eenvoudige
voegwoorden, zoals: 'en', 'maar'
en 'omdat'.
D. Novumdag / Duitslandreis
Vak: Duits
Leerjaar: 3
Onderwerp: Landeskunde;
Kerndoel(en):
De leerling leert welke rol het Duits speelt in verschillende soorten internationale contacten
Leerdoel(en):
1- inzicht in de Duitse cultuur en algemene kennis over Duitsland en andere Duitstalige
landen
Activiteit
Aangeboden
in:
Periode: Aantal
toetsen:
Toetsvormen: Weging:
Interview met
voorbijgangers in Trier,
een beschrijving van een
bezienswaardigheid in
Aken voor de reisgids en
het maken van een
stadsrallye door Aken
mbv google maps.
Duitslandreis 3
A 4 poster op
computer
maken in
groepjes
Telt mee
bij het
cijfer
voor
Thema
ECONOMIE A. LEER EN TOETSPLAN
Vak: Economie
Leerjaar: 3e
Onderwerp: De keuze is aan ons (module 1)
Kerndoel(en): 36 De leerling leert betekenisvolle vragen te stellen over maatschappelijke kwesties
en verschijnselen, daarover een beargumenteerd standpunt in te nemen en te
verdedigen, en daarbij respectvol met kritiek om te gaan
42 De leerling leert in de eigen ervaringen en in de eigen omgeving effecten te
herkennen van keuzes op het gebied van werk en zorg, wonen en recreëren,
consumeren en budgetteren, verkeer en natuur/milieu
43 De leerling leert over overeenkomsten, verschillen en veranderingen in cultuur en
levensbeschouwing in Nederland, leert eigen en andermans leefwijze daarmee in
verband te brengen, leert de betekenis voor de samenleving te zien van elkaars
opvattingen en leefwijzen, en leert respectvol om te gaan met seksualiteit en met
diversiteit binnen de samenleving, waaronder seksuele diversiteit
Leerdoel(en):
1. De leerling kan overwegingen noemen bij het maken van een bepaalde keuze door een persoon,
een gezin, een bedrijf en de overheid
2. De leerling kan een strategie bepalen om in een behoefte te voorzien
3. De leerling kan het begrip schaarste op de juiste wijze toepassen
4. De leerling kent het verschil tussen schaarse goederen en vrije goederen
5. De leerling kan voorbeelden geven van alternatief aanwendbare middelen die nodig zijn om in
behoeften te voorzien
6. De leerling kan beredeneren welke rol de alternatieve aanwendbaarheid van middelen speelt bij het
maken van keuzes
7. De leerling kan het begrip opofferingskosten op de juiste wijze toepassen
8. De leerling kan in een gegeven context een budgetlijn tekenen
9. De leerling maakt kennis met centrale begrippen, denkwijzen, verbanden en berekeningen van
Economie met het oog op het kiezen van een profiel en vakken in de vrije ruimte in de 2e fase
Onderwerp(en):
Aangeboden
in:
Periode: Aantal
toetsen:
Toetsvormen: Weging:
Kiezen Theorieles 1 1 Schriftelijke
toets
1
Vak: Economie
Leerjaar: 3e
Onderwerp: Altijd prijs bij Achmed (module 2)
Kerndoel(en): 36 De leerling leert betekenisvolle vragen te stellen over maatschappelijke kwesties
en verschijnselen, daarover een beargumenteerd standpunt in te nemen en te
verdedigen, en daarbij respectvol met kritiek om te gaan
42 De leerling leert in de eigen ervaringen en in de eigen omgeving effecten te
herkennen van keuzes op het gebied van werk en zorg, wonen en recreëren,
consumeren en budgetteren, verkeer en natuur/milieu
43 De leerling leert over overeenkomsten, verschillen en veranderingen in cultuur en
levensbeschouwing in Nederland, leert eigen en andermans leefwijze daarmee in
verband te brengen, leert de betekenis voor de samenleving te zien van elkaars
opvattingen en leefwijzen, en leert respectvol om te gaan met seksualiteit en met
diversiteit binnen de samenleving, waaronder seksuele diversiteit
Leerdoel(en):
1. De leerling kan voorbeelden geven van concrete en abstracte markten
2. De leerling kan op markten de aanbieder (producent) en vrager (consument) van elkaar
onderscheiden
3. De leerling kan de ceteris paribus clausule hanteren
4. De leerling kan een verandering in een van de vraagfactoren in concrete situaties toepassen
5. De leerling kent het verband tussen de begrippen betalingsbereidheid, verkoopbereid en
consumentensurplus en kan deze begrippen in een gegeven context toepassen.
6. De leerling kan aan de hand van een wiskundige vergelijking een collectieve vraagfunctie tekenen
7. De leerling kent het verschil tussen een verschuiving van een vraagfunctie en een verschuiving
langs een vraagfunctie
8. De leerling kan in een gegeven context berekeningen maken met betrekking tot de prijselasticiteit
van de vraag en daarbij aangeven of er sprake is van een prijselastische of een prijsinelastische
vraag
9. De leerling maakt kennis met centrale begrippen, denkwijzen, verbanden en berekeningen van
Economie met het oog op het kiezen van een profiel en vakken in de vrije ruimte in de 2e fase
Onderwerp(en): Aangeboden Periode: Aantal Toetsvormen: Weging:
in: toetsen:
Consumentengedrag
Theorieles 1 1 Schriftelijke
toets
1
Vak: Economie
Leerjaar: 3e
Onderwerp: Onderneem ‘t (module 3)
Kerndoel(en): 36 De leerling leert betekenisvolle vragen te stellen over maatschappelijke kwesties
en verschijnselen, daarover een beargumenteerd standpunt in te nemen en te
verdedigen, en daarbij respectvol met kritiek om te gaan
42 De leerling leert in de eigen ervaringen en in de eigen omgeving effecten te
herkennen van keuzes op het gebied van werk en zorg, wonen en recreëren,
consumeren en budgetteren, verkeer en natuur/milieu
43 De leerling leert over overeenkomsten, verschillen en veranderingen in cultuur en
levensbeschouwing in Nederland, leert eigen en andermans leefwijze daarmee in
verband te brengen, leert de betekenis voor de samenleving te zien van elkaars
opvattingen en leefwijzen, en leert respectvol om te gaan met seksualiteit en met
diversiteit binnen de samenleving, waaronder seksuele diversiteit
Leerdoel(en):
1. De leerling kent de kenmerken van de volgende rechtsvormen van een onderneming:
eenmanszaak,vennootschap onder firma (vof), besloten vennootschap (bv) en naamloze
vennootschap (nv)
2. De leerling kent de betekenis van de posten op en kan berekeningen maken over de balans en de
resultatenrekening van een onderneming
3. De leerling kent het verschil tussen constante en variabele kosten en kan berekeningen maken over
de verbanden tussen gemiddelde en totale constante kosten, gemiddelde en totale variabele
kosten, gemiddelde totale kosten en totale kosten, gemiddelde en totale opbrengst en gemiddelde
winst en totale winst
4. De leerling kan de break even afzet en de break even omzet in een gegeven context berekenen en
grafisch afleiden
5. De leerling kan de evenwichtsprijs en de evenwichtshoeveelheid op een perfect werkende markt
berekenen en grafisch afleiden
6. De leerling heeft inzicht in de werking van het marktmechanisme op een perfect werkende
markt en begrijpt wat er wordt bedoeld met “de onzichtbare hand”
7. De leerling kan berekeningen en grafische afleidingen maken die betrekking hebben op het
verschuiven van de collectieve vraaglijn dan wel de collectieve aanbodlijn
8. De leerling kan het begrip varkenscyclus in een gegeven context toepassen
9. De leerling maakt kennis met centrale begrippen, denkwijzen, verbanden en berekeningen van
Economie met het oog op het kiezen van een profiel en vakken in de vrije ruimte van de 2e fase
Onderwerp(en):
Aangeboden
in:
Periode: Aantal
toetsen:
Toetsvormen: Weging:
Producentengedrag
Theorieles 2 1 Schriftelijke
toets
1
Vak: Economie
Leerjaar: 3e
Onderwerp: Strategie van een onderneming en schrijven van een ondernemingsplan (module
4)
Kerndoel(en): 01 De leerling leert zich mondeling en schriftelijk begrijpelijk uit te drukken
05 De leerling leert in schriftelijke en digitale bronnen informatie te zoeken, te
ordenen en te beoordelen op waarde voor hem zelf en anderen
06 De leerling leert deel te nemen aan overleg, planning, discussie in een groep
40 De leerling leert betekenisvolle vragen te stellen over maatschappelijke kwesties
en verschijnselen, daarover een beargumenteerd standpunt in te nemen en te
verdedigen, en daarbij respectvol met kritiek om te gaan
Leerdoel(en):
1. De leerling kan de marketingmix (4 p’s) beargumenteerd in een ondernemingsplan toepassen
2. De leerling kan een prijsstrategie met zo mogelijk prijsdiscriminatie beargumenteerd in een
ondernemingsplan toepassen
3. De leerling kan het verschijnsel prijzenoorlog beargumenteerd in een ondernemingsplan
toepassen
4. De leerling kan het gevangenendilemma beargumenteerd in een ondernemingsplan toepassen
5. De leerling kan schaalvoordelen en het wel dan niet overgaan tot een fusie/overname in
beargumenteerd in een ondernemingsplan toepassen
6. De leerling kan beargumenteerd een rechtsvorm voor een onderneming kiezen in een
ondernemingsplan
7. De leerling kan beargumenteerd een balans en een resultatenrekening opstellen in een
ondernemingsplan
8 De leerling kan beargumenteerd met de verschillen soorten van kosten en opbrengsten omgaan in
een bedrijfsplan
9 De leerling kan beargumenteerd de financiering van een onderneming door middel van het
aantrekken van eigen en vreemd vermogen beschrijven in een ondernemingsplan
10. De leerling kan beargumenteerd een nieuw product in de markt zetten in een bedrijfsplan
11. De leerling kan goed samenwerken met andere leerlingen bij het opstellen van een
ondernemingsplan
Onderwerp(en):
Aangeboden
in:
Periode: Aantal
toetsen:
Toetsvormen: Weging:
Ondernemingsplan
Theorieles en
ruimte met
computers
2 Nvt Inleveren
praktische
opdracht
1
Vak: Economie
Leerjaar: 3e
Onderwerp: De overheid (module 5)
Kerndoel(en): 36 De leerling leert betekenisvolle vragen te stellen over maatschappelijke kwesties
en verschijnselen, daarover een beargumenteerd standpunt in te nemen en
te verdedigen en daarbij respectvol met kritiek om te gaan
38 De leerling leert een eigentijds beeld van de eigen omgeving, Nederland, Europa
en de wereld te gebruiken om verschijnselen en ontwikkelingen in hun omgeving te
plaatsen
42 De leerling leert in de eigen ervaringen en in de eigen omgeving effecten te
herkennen van keuzes op het gebied van werk en zorg, wonen en recreëren,
consumeren en budgetteren, verkeer en natuur/milieu
43 De leerling leert over overeenkomsten, verschillen en veranderingen in cultuur en
levensbeschouwing in Nederland, leert eigen en andermans leefwijze daarmee in
verband te brengen, leert de betekenis voor de samenleving te zien van respect
voor elkaars opvattingen en leefwijzen, en leert respectvol om te gaan met
seksualiteit en met diversiteit binnen de samenleving, waaronder seksuele
diversiteit
44 De leerling leert op hoofdlijnen hoe het Nederlandse politieke bestel als
democratie functioneert en leert zien hoe mensen op verschillende manieren bij
politieke processen betrokken kunnen zijn
Leerdoel(en):
1. De leerling kent het verschil tussen de marktsector en de collectieve sector
2. De leerling kent de onderdelen van de collectieve sector en van de collectieve lasten
3. De leerling kent de betekenis van de rijksbegroting en de miljoenennota voor de Nederlandse
economie
4. De leerling kent de rol van de regering en het parlement in de economische politiek van
Nederland
5. De leerling kent de rol van het CBS, het CPB en de SER in de economische politiek van
Nederland
6. De leerling kent het verschil tussen indirecte en directe belastingen en kent enige niet-
belastingmiddelen
7. De leerling kan berekeningen maken over het verband tussen begrotingstekort, financieringstekort
en staatsschuld
8. De leerling kent de betekenis van de EMU-normen voor de rijksbegroting
9. De leerling kent de betekenis van het stelsel van sociale zekerheid en de financiering van dit
stelsel
10. De leerling kent het verschil tussen volksverzekeringen, werknemersverzekeringen en sociale
voorzieningen
11. De leerling maakt kennis met centrale begrippen, denkwijzen, verbanden en berekeningen van
Economie met het oog op het kiezen van een profiel en vakken in de vrije ruimte van de 2e fase
Onderwerp(en):
Aangeboden
in:
Periode: Aantal
toetsen:
Toetsvormen: Weging:
Overheid
Theorieles 3 1 Schriftelijke
toets
1
Vak: Economie
Leerjaar: 3e
Onderwerp: Het buitenland (module 6)
Kerndoel(en): 36 De leerling leert betekenisvolle vragen te stellen over maatschappelijke kwesties
en verschijnselen, daarover een beargumenteerd standpunt innemen en
verdedigen en daarbij respectvol omgaan met kritiek
43 De leerling leert over overeenkomsten, verschillen en veranderingen in cultuur en
levensbeschouwing in Nederland, leert eigen en andermans leefwijze daarmee in
verband te brengen, leert de betekenis voor de samenleving te zien van respect
voor elkaars opvattingen en leefwijzen, en leert respectvol om te gaan met
seksualiteit en met diversiteit binnen de samenleving, waaronder seksuele
diversiteit
45 De leerling leert de betekenis van Europese samenwerking en de Europese Unie
te begrijpen voor zichzelf, Nederland en de wereld
46 De leerling leert over de verdeling van de welvaart en armoede in de wereld, hij
leert de betekenis daarvan te zien voor de bevolking en het milieu, en relaties te
leggen met het (eigen) leven in Nederland
47 De leerling leert actuele spanningen en conflicten in de wereld te plaatsen tegen
hun achtergrond en leert daarbij de doorwerking ervan op individuen en
samenleving (nationaal, Europees en internationaal), de grote onderlinge
afhankelijkheid in de wereld, het belang van mensenrechten en de betekenis van
internationale samenwerking te zien
Leerdoel(en):
1. De leerling kent de begrippen import en export en de betekenis daarvan voor de Nederlandse
economie
2. De leerling kent de begrippen vrijhandel en protectie en de betekenis daarvan voor de
Nederlandse economie
3. De leerling kent de motieven voor protectie en enige protectionistische maatregelen
4. De leerling kent de betekenis van de internationale arbeidsverdeling voor de wereldeconomie
5. De leerling kent de Wereldhandelsorganisaties WTO, IMF en OESO
6. De leerling kent enige motieven voor economische integratie en de betekenis daarvan voor de
Nederlandse economie
7. De leerling kent het begrip betalingsbalans en kan beredeneren wat er in concrete situaties met de
betalingsbalans gebeurt
8. De leerling kan berekeningen maken met betrekking tot de wisselkoers van een valuta
9. De leerling kent de betekenis van een verandering van de wisselkoers voor de export en import
van een land
10. De leerlingen kent de betekenis van de Economische en Monetaire Unie (EMU) voor de
Nederlandse economie
11. De leerling kent de strekking van het Trans-Atlantic Trade and Investment Partnership (TTIP) op
hoofdlijnen en kan voordelen en nadelen van dit in de maak zijn handelsverdrag tussen de
Verenigde Staten en de Europese Unie noemen en deze voordelen en nadelen beargumenteren
12. De leerling maakt kennis met centrale begrippen, denkwijzen, verbanden en berekeningen van
Economie met het oog op het kiezen van een profiel en vakken in de vrije ruimte in de 2e fase
Onderwerp(en):
Aangeboden
in:
Periode: Aantal
toetsen:
Toetsvormen: Weging:
Buitenland
Theorieles 4 1 Schriftelijke
toets
1
Vak: economie
Leerjaar: 3e
Onderwerp: De Europese Unie (thema met aardrijkskunde en geschiedenis)
Kerndoel(en): 36 De leerling leert betekenisvolle vragen te stellen over maatschappelijke kwesties
en verschijnselen, daarover een beargumenteerd standpunt in te nemen en te
verdedigen, en daarbij respectvol met kritiek om te gaan
43 De leerling leert over overeenkomsten, verschillen en veranderingen in cultuur en
levensbeschouwing in Nederland, leert eigen en andermans leefwijze daarmee in
verband te brengen, leert de betekenis voor de samenleving te zien van respect
voor elkaars opvattingen en leefwijzen, en leert respectvol om te gaan met
seksualiteit en met diversiteit binnen de samenleving, waaronder seksuele
diversiteit
45 De leerling leert de betekenis van Europese samenwerking en de Europese Unie
te begrijpen voor zichzelf, Nederland en de wereld
46 De leerling leert over de verdeling van de welvaart en armoede over de wereld, hij
leert de betekenis daarvan te zien voor de bevolking en het milieu, en relaties te
leggen met het (eigen) leven in Nederland
47 De leerling leert actuele spanningen en conflicten in de wereld te plaatsen tegen
hun achtergrond, en leert daarbij de doorwerking ervan op individuen en
samenleving (nationaal, Europees en internationaal), de grote onderlinge
afhankelijkheid in de wereld, het belang van mensenrechten en de betekenis van
internationale samenwerking te zien
Leerdoel(en):
1. De leerling kent in hoofdlijnen de geschiedenis van de Europese Unie
2. De leerling kan conjuncturele en structurele ontwikkelingen op het niveau van de Europese Unie
herkennen en begrijpt de betekenis daarvan voor de inwoners van de Europese Unie
3. De leerling kent de gevolgen van de schuldencrisis voor de Europese Unie en de aanpak van de
Europese Unie om deze crisis te bestrijden
4. De leerlingen kent de rol die het financieringstekort en de staatsschuld van de landen van de
Europese Unie spelen bij het bestrijden van de schuldencrisis en kan daarover berekeningen
maken
5. De leerling kent de rol die het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM en de Europese
Bankenunie
spelen bij het bestrijden van de schuldencrisis.
6. De leerling begrijpt de betekenis van de euro voor de inwoners van de Europese Unie
7. De leerling maakt kennis met centrale begrippen, denkwijzen, verbanden en berekeningen van
Economie met het oog op het kiezen van een profiel en vakken in de vrije ruimte in de 2e fase
Onderwerp(en):
Aangeboden
in:
Periode: Aantal
toetsen:
Toetsvormen: Weging:
De Europese Unie
Theorieles 4 1 Controleren van
de antwoorden
op vragen en
aantekeningen
in schrift
1 (thema)
B. VAARDIGHEDEN
Vaardigheden rubrieken:
Onvoldoende
Voldoende Ruim voldoende Goed
Presentatie
De mondelinge
presentatie
(poster, verslag,
rol) is
onsamenhangend
en sluit niet aan
op de
vraag/opdracht.
De mondelinge of
schriftelijke
presentatie (poster,
verslag, rol) is een
verzameling
gegevens met een
kop en een staart
maar sluit niet aan
op de
vraag/opdracht
De mondelinge of
schriftelijke
presentatie (poster,
verslag, rol) bezit
samenhang; de
verschillende
onderdelen sluiten
goed aan op elkaar
en op de
vraag/opdracht. Er
is een kop en een
staart.
De mondelinge of
schriftelijke
presentatie
(poster, verslag,
rol) bezit
samenhang; er is
een inleiding, kern
en afsluiting; de
verschillende
onderdelen sluiten
goed aan op
elkaar en op de
vraag/opdracht. De
leerling voegt extra
elementen toe die
een meerwaarde
vormen (visueel,
inhoudelijk, enz.).
Samenwerken
De leerling wilde
niet
samenwerken of
werkte in een
groep
contraproductief.
De leerling heeft
goed
samengewerkt en
wilde ook
opdrachten van
anderen uitvoeren.
De leerling heeft
goed
samengewerkt en
heeft initiatieven
genomen om de
groep goed te laten
samenwerken.
De leerling heeft
goed
samengewerkt en
nam de rol van
leider op zich;
dank zij hem
functioneerde de
groep als geheel.
Betogen over
vraagstukken
van de
Europese Unie
De leerling
- gebruikt
onvoldoende
begrippen;
- kan deze
begrippen
onvoldoende
verduidelijken;
- kan in
onvoldoende
De leerling
- gebruikt
voldoende
begrippen;
- kan deze
begrippen
voldoende
verduidelijken;
- kan in
voldoende
De leerling
- gebruikt ruim
voldoende
begrippen;
- kan deze
begrippen
ruim voldoende
verduidelijken;
- kan in ruim
voldoende
De leerling
- gebruikt het
vereiste aantal
begrippen;
- kan deze
begrippen
goed
verduidelijken;
- kan goede
verbanden
mate verbanden
leggen tussen
deze begrippen;
- kan in
onvoldoende
mate in een
doorlopend
verhaal zijn
standpunt
onderbouwen
mate verbanden
leggen tussen
deze begrippen;
- kan in
voldoende
mate in een
doorlopend
verhaal zijn
standpunt
onderbouwen
mate verbanden
leggen tussen
deze begrippen;
- kan in ruim
voldoende
mate in een
doorlopend
verhaal zijn
standpunt
onderbouwen
leggen tussen
deze begrippen;
- kan op een
goede wijze
in een
doorlopend
verhaal zijn
standpunt
onderbouwen
C. KENNEN EN KUNNEN
Kennen en kunnen lijst
Onderwerp Kennen Kunnen
De keuze is aan ons Overwegingen bij het maken van
keuzes, strategie bepalen bij het
voorzien in een behoefte, schaarste,
alternatieve aanwendbaarheid van
middelen, opofferingskosten, tekenen
budgetlijn
Het kunnen herkennen en
benoemen van de begrippen en van
de verschillende overeenkomsten
tussen begrippen die met elkaar
samenhangen, alsmede het kunnen
leggen van verbanden tussen en het
maken van berekeningen met
begrippen die met elkaar
samenhangen
Altijd prijs bij Achmed Concrete en abstracte markt,
Onderscheiden van aanbieder
(producent) en vrager (consument)
op een markt, vraagfactoren,
collectieve vraaglijn, betalingsbereid-
heid, verkoopbereidheid, consumen-
tensurplus, verschuiving van en langs
een vraaglijn, prijselasticiteit van de
vraag, prijselastisch en
prijsinelastisch
Het kunnen herkennen en
benoemen van de begrippen en van
de verschillen en overeenkomsten
tussen begrippen die met elkaar
samenhangen, alsmede het kunnen
leggen van verbanden tussen en het
maken van berekeningen met
begrippen die met elkaar
samenhangen
Onderneem ‘t Eenmanszaak, vennootschap onder
firma (vof), besloten vennootschap
(bv), naamloze vennootschap (nv),
balans, resultatenrekening, soorten
van kosten en opbrengsten, break
even afzet, evenwichtsprijs,
evenwichtshoeveelheid, werking
marktmechanisme, collectieve
Het kunnen herkennen en
benoemen van de begrippen en van
de verschillen en overeenkomsten
tussen begrippen die met elkaar
samenhangen, alsmede het kunnen
leggen van verbanden tussen en het
maken van berekeningen met
begrippen die met elkaar
vraaglijn, collectieve aanbodlijn,
varkenscyclus
samenhangen
Strategie van een
onderneming en
schrijven van een
ondernemingsplan
Marketingmix, prijsstrategie,
prijsdiscriminatie, prijzenoorlog,
gevangenendilemma,
schaalvoordelen, fusie, overname,
rechtsvorm van een onderneming,
balans, resultatenrekening, soorten
van kosten en opbrengsten,
financiering van een nieuwe
onderneming, eigen vermogen,
vreemd vermogen, in de markt zetten
van een product
Het kunnen herkennen en
benoemen van de begrippen en van
de verschillen en overeenkomsten
tussen begrippen die met elkaar
samenhangen, alsmede het kunnen
leggen van verbanden tussen en het
maken van berekeningen met
begrippen die met elkaar
samenhangen
De overheid Collectieve sector, collectieve lasten,
collectieve lastendruk, sociale
zekerheid, economische politiek,
rijksbegroting, miljoenennota,
parlement, regering, CBS, CPB,
SER, directe belastingen, indirecte
belastingen, overheidsbestedingen,
overdrachtsuitgaven, EMU-normen,
het stelsel van sociale zekerheid
Het kunnen herkennen en
benoemen van de begrippen en van
de verschillen en overeenkomsten
tussen begrippen die met elkaar
samenhangen, alsmede het kunnen
leggen van verbanden tussen en het
maken van berekeningen met
begrippen die met elkaar
samenhangen
Het buitenland Vrijhandel, exportquote, importquote,
open economie, internationale
arbeidsverdeling, liberalisering,
protectie, motieven voor protectie,
protectionistische maatregelen,
motieven voor economische
integratie, multinationals, de
betalingsbalans, de wisselkoers van
de euro, de Economische en
Monetaire Unie (EMU),
convergentiecriteria
Het kunnen herkennen en
benoemen van de begrippen en van
de verschillen en overeenkomsten
tussen begrippen die met elkaar
samenhangen, alsmede het kunnen
leggen van verbanden tussen en het
maken van berekeningen met
begrippen die met elkaar
samenhangen
De Europese Unie Geschiedenis Europese Unie in
hoofdlijnen, conjuncturele en
structurele ontwikkeling,
schuldencrisis, financieringstekort,
staatsschuld, Europees
stabiliteitsmechanisme (ESM),
Bankenunie, euro
Het kunnen herkennen en
benoemen van de begrippen en van
de verschillen en overeenkomsten
tussen begrippen die met elkaar
samenhangen, alsmede het kunnen
leggen van verbanden tussen en het
maken van berekeningen met
begrippen die met elkaar
samenhangen
ENGELS
A. LEER EN TOETSPLAN
Vak: Engels
Leerjaar: 3
Onderwerp: Leesvaardigheid
Kerndoel(en):
12, 13, 14, 17
12. De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn Engelse woordenschat.
13. De leerling leert strategieën te gebruiken bij het verwerven van informatie uit gesproken en geschreven Engelstalige teksten.
14. De leerling leert in Engelstalige schriftelijke en digitale bronnen informatie te zoeken, te ordenen en te beoordelen op waarde voor hemzelf en anderen.
17. De leerling leert informeel contact in het Engels te onderhouden via e-mail, brief en chatten.
Leerdoel(en):
● Het begrijpen van korte Engelse tekstjes ● Vragen over de tekstjes kunnen beantwoorden
Onderwerp(en): Aangeboden in: Periode: Aantal
toetsen: Toetsvormen: Weging:
Alles met betrekking tot
het dagelijks leven van
leerlingen
Vakles Alle 4 schriftelijk Onderdeel
van SO’s
plus een
leestoets die
3x telt
(Jeugd)literatuur De eerste 10
minuten van
iedere les
Alle 1 boekverslag
(de leerling
kiest 1 van de
door hem of
haar gelezen
boeken)
1
Vak: Engels
Leerjaar: 3
Onderwerp: Luistervaardigheid
Kerndoel(en):
11, 12, 13, 15, 16
11. De leerling leert verder vertrouwd te raken met de klank van het Engels door veel te luisteren naar gesproken en gezongen teksten.
12. De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn Engelse woordenschat.
13. De leerling leert strategieën te gebruiken bij het verwerven van informatie uit gesproken en geschreven Engelstalige teksten.
15. De leerling leert in spreektaal anderen een beeld te geven van zijn dagelijks leven.
16. De leerling leert standaardgesprekken te voeren om iets te kopen, inlichtingen te vragen en om hulp te vragen.
Leerdoel(en):
● Eenvoudige gesprekken kunnen volgen en voeren, mededelingen begrijpen, radioboodschappen begrijpen
● Vragen over het geluisterde materiaal kunnen beantwoorden
Onderwerp(en): Aangeboden
in: Periode: Aantal
toetsen: Toets
vormen:
Weging:
Alles met betrekking tot
het dagelijks leven van
leerlingen
Vakles alle 4 schriftelijk onderdeel van
alle SO’s plus
een luistertoets
Vak: Engels
Leerjaar: 3
Onderwerp: spreekvaardigheid
Kerndoel(en):
12, 13, 15, 16
12. De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn Engelse woordenschat.
13. De leerling leert strategieën te gebruiken bij het verwerven van informatie uit gesproken en geschreven Engelstalige teksten.
15. De leerling leert in spreektaal anderen een beeld te geven van zijn dagelijks leven.
16. De leerling leert standaardgesprekken te voeren zoals iets te kopen, inlichtingen te vragen en om hulp te vragen.
Leerdoel(en):
● Leerlingen spreken in een zo authentiek mogelijke situatie Engels. Zij gaan leren hoe ze effectief moeten communiceren in het Engels.
Onderwerp(en): Aangeboden
in: Periode: Aantal
toetsen: Toetsvormen: Weging:
Presentatie Commonwealth
cities vakles 4 1
Mondeling 1
Vak: Engels
Leerjaar: 3
Onderwerp: Schrijfvaardigheid
Kerndoel(en):
12, 17
12. De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn Engelse woordenschat.
17. De leerling leert informeel contact in het Engels te onderhouden via e-mail, brief en chatten.
Leerdoel(en):
● Eenvoudige briefjes, ansichtkaarten en e-mails schrijven.
Onderwerp(en): Aangeboden
in: Periode: Aantal
toetsen: Toets
vormen:
Weging:
Alles met betrekking tot het
dagelijks leven van
leerlingen
Vakles Alle 2 schriftelijk Onderdeel van
een grotere
toets die 3x telt
Jeugdliteratuur Vakles 2 1 schriftelijk Een Engels
boekverslag
schrijven die 1x
mee telt
Kranten Vakles 4 1 schriftelijk Twee nieuws-
artikelen
schrijven die 1x
mee telt
B. VAARDIGHEDEN
Gymnasium Novum
Gespreksvaardigheid klas 3
Criteria
4 3 2 1
Uitspraak RP of
GenAm
Uitspraak is
nog herkenbaar
als Nederlands,
maar niet
storend. Letters
worden correct
weggelaten.
Uitspraak is niet
storend voor begrip.
Letters/lettergrepen
die niet uitgesproken
horen te worden,
worden wel
uitgesproken.
Uitspraak is
storend voor
begrip.
Grammatica
(werkwoordsfouten,
geslachtsfouten,
fouten in
ontkenning.)
Bijna geen
fouten.
Er worden niet
veel fouten
gemaakt en de
communicatie
wordt niet
verstoord.
Er worden veel
fouten gemaakt,
maar minder
storende fouten.
Er worden
teveel storende
fouten gemaakt,
dwz in zaken
die deel hadden
moeten
uitmaken van
de verworven
basiskennis.
Vocabulaire
Heeft goede
vocabulaire
paraat op
het juiste
moment.
Vocabulaire is
goed, maar
moet even
zoeken.
Kiest niet altijd de
juiste woorden, maar
maakt gebruik van
compenserende
strategieën.
Komt vaak niet
op woorden en
weet ook geen
compenserende
strategieën toe
te passen.
Spreektempo Spreekt
lekker door.
Moet wel
zoeken naar
woorden, maar
praat in een
goed tempo.
Moet veel zoeken
naar woorden en het
tempo ligt laag.
Komt erg weinig
uit, slaat dicht.
C. KENNEN EN KUNNEN
Kennen en kunnen lijst
Kennen Kunnen
Onderwerp
Vocabulaire
Grammatica
Woordjes m.b.t. iets vragen of een
gunst vragen, iemand/iets
omschrijven, de weg vragen en
uitleggen, zeggen dat je iets niet wilt,
vergelijkingen maken, een gesprek
voeren, zeggen wat je wel/niet leuk
vind, iemand leren kennen, iets
bestellen, iemand gerust stellen.
Meervoud, bezitsvorm, gerund,
vergelijkingen, what en how,
betrekkelijk voornaamwoord,
persoonlijk voornaamwoord, some,
any, past continuous, present perfect,
present perfect continuous, future, if-
clauses, regelmatige en
onregelmatige werkwoorden,
passive, modale hulpwerkwoorden,
bijwoorden, woordvolgorde in de zin
Vocabulaire en grammatica
beheersen, leesstrategieën en
compenserende strategieën.
Iets vragen en om een gunst vragen.
Iemand/iets omschrijven. De weg
vragen en uitleggen zeggen dat je
iets niet wilt, vergelijkingen maken,
een gesprek voeren, zeggen wat je
wel/niet leuk vind, iemand leren
kennen, iets bestellen, iemand
gerust stellen. Ter ondersteuning
van lees-, schrijf-, luister- en
spreekvaardigheid.
Zowel in Present Simple als Present
Continuous als Past Simple: Ww
leren vervoegen in een zin, zinnen
ontkennend maken, zinnen vragend
maken. klokkijken, tellen, vragen
hoe laat het is, aangeven van wie
iets is, vragen van wie iets is,
zeggen welke dag het is, wanneer
hun verjaardag is, beleefd iets
vragen. Ter ondersteuning van lees-,
schrijf-, luister- en
spreekvaardigheid.
Correspondentie lezen, oriënterend
lezen, lezen om info op te doen,
instructies lezen, lees- en
compenserende strategieën kunnen
toepassen.
Leesvaardigheid
Luistervaardigheid
Spreekvaardigheid
Schrijfvaardigheid
Vocabulaire en grammatica
beheersen, uitspraak
Vocabulaire en grammatica
beheersen, uitspraak
Vocabulaire en grammatica
beheersen, spelling
Gesprekken tussen moedertaal-
sprekers verstaan, luisteren naar
aankondigingen en instructies,
luisteren naar tv, video en
geluidsopnames.
Informele gesprekken, zaken
regelen, informatie uitwisselen,
monologen houden
Correspondentie, aantekeningen,
berichten
D. Ict-vaardigheden
Algemeen
Bij welke vakonderdelen Soort opdrachten Welke vaardigheden
Les Alle Magistergebruik, sites met oefenmateriaal
Internetgebruik
Bij welke vakonderdelen Soort opdrachten Welke vaardigheden
Les Alle Magistergebruik, sites met oefenmateriaal
Les Woordjes leren Gebruik WRTS
Les Krant maken Informatie opzoeken over stad en land
Vakprogramma’s
Vakonderdeel opdracht vaardigheden
Woordjes leren Woordjes leren Gebruik WRTS
Presentatie mediales Presentatie maken Gebruik Powerpoint/Prezi
FRANS A. LEER EN TOETSPLAN
Vak: Frans
Leerjaar: 3
Onderwerp: Luistervaardigheid
Kerndoel(en):
11, 12, 13, 14
11. De leerling leert verder vertrouwd te raken met de klank van het Frans door veel te luisteren naar gesproken en gezongen teksten.
12. De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn Franse woordenschat.
13. De leerling leert strategieën te gebruiken bij het verwerven van informatie uit gesproken en geschreven Franstalige teksten.
14. De leerling leert hoofdzaken te begrijpen uit langere, heldere boodschappen en aankondigingen. De leerling leert complexere aanwijzingen te begrijpen. De leerling leert luisteren naar tv, video- en geluidsopnames.
Leerdoel(en):
1- Complexere gesprekken kunnen volgen en voeren, mededelingen begrijpen.
2- Uitleg van complexere grammatica kunnen begrijpen.
3- Luisteren naar tv, video- en geluidsopnames
Onderwerp(en): Aangeboden
in:
Periode: Aantal
toetsen:
Toetsvormen: Weging:
Alles met betrekking tot de
leefwereld van een
middelbare scholier met
herkenbare situaties als
verliefdheid, school, ruzies,
meningen, ouders enz.
n.a.v. een toneelstuk
Vakles
A. LEER EN TOETSPLAN
Vak: Frans
Leerjaar: 3
Onderwerp: spreekvaardigheid
Kerndoel(en):
12, 15, 16
12. De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn Franse woordenschat. De leerling leert de woordenschat in het Frans te verklaren.
14. De leerling leert in spreektaal anderen een beeld te geven van zijn dagelijks leven. De leerling leert steeds complexere situaties te verwoorden.
16. De leerling leert standaardgesprekken te voeren om inlichtingen te vragen en om hulp te vragen. De leerling leert in eenvoudige beschrijvingen geven over vertrouwde onderwerpen binnen zijn/ haar interessegebied. Leerling leert een kort praatje te houden over een bekend onderwerp.
Leerdoel(en):
1- Zich de taal eigen maken op natuurlijke wijze door doeltaal = voertaal. 2- Memoriseren door veel herhalen, inslijpen van de taal. 3- Speken over eigen interesses en het houden van een korte spreekbeurt over een bekend
onderwerp.
Onderwerp(en): Aangeboden
in:
Periode: Aantal
toetsen:
Toetsvormen: Weging:
Alles met betrekking tot de
leefwereld van een
middelbare scholier met
herkenbare situaties als
verliefdheid, school, ruzies,
meningen, ouders enz.
n.a.v. een toneelstuk,
leesboekje, module Petit
Nicolas, module “dagelijks
leven”
Vakles
4 1 Mondeling met
medeleerling
4
B. LEER EN TOETSPLAN
Vak: Frans
Leerjaar:3
Onderwerp: Schrijfvaardigheid
Kerndoel(en):
12
12. De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn Franse woordenschat. De leerling leert de woordenschat in het Frans te verklaren en te gebruiken in volledige zinnen.
Leerdoel(en):
1- De leerling leert langere verhaaltjes schrijven. 2- Beschrijven van plaatjes/foto’s.
3- Complexere vragen beantwoorden in hele zinnen.
4-Creatief schrijven met eigen woordenschat
Onderwerp(en): Aangeboden
in:
Periode: Aantal
toetsen:
Toetsvormen: Weging:
Alles met betrekking tot de
leefwereld van een
middelbare scholier met
herkenbare situaties als
verliefdheid, school, ruzies,
meningen, ouders enz.
n.a.v. een toneelstuk,
filmpjes en leesboekje,
modules met verschillende
onderwerpen
Vakles 1-4 2 per
periode
schriftelijk wisselend
C. LEER EN TOETSPLAN
Vak: Frans
Leerjaar:3
Onderwerp: Leesvaardigheid
Kerndoel(en):
12, 13, 14
12. De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn Franse woordenschat. De leerling leert de woordenschat in het Frans te begrijpen.
13. De leerling leert strategieën te gebruiken bij het verwerven van informatie uit langere, geschreven Franse teksten.
14. De leerling leert hoofdzaken te halen uit langere geschreven boodschappen en leert specifieke informatie te vinden in eenvoudig geschreven materiaal. De leerling leert eenvoudige boekjes te lezen en te begrijpen.
Leerdoel(en):
1- De leerling leert teksten te lezen begrijpen 2-.
3-.
Onderwerp(en): Aangeboden
in:
Periode: Aantal
toetsen:
Toetsvormen: Weging:
Alles met betrekking tot de
leefwereld van een
middelbare scholier met
herkenbare situaties als
verliefdheid, school, ruzies,
meningen, ouders enz.
n.a.v. een toneelstuk,
leesboekjes, modules met
verschillende onderwerpen
Vakles 1-4 Minstens
2 als
onderdeel
van een
leertoets
schriftelijk wisselend
D. KENNEN EN KUNNEN
Kennen en kunnen lijst
Vak: Frans
Leerjaar: 3
Kennen Kunnen
Onderwerp
Vocabulaire
Grammatica
Luistervaardigheid
Uitbreiding en inslijpen van
woordenschat
Uitbreiden en inslijpen van de
werkwoorden in Présent, Imparfait en
Passé Composé, Futur en
Conditionnel. Lijdend voorwerp en
meewerkend voorwerp vervangen in
een zin. Bezittelijke
voornaamwoorden, aanwijzend
voornaamwoord, bijvoeglijk
naamwoord en bijwoord.
Vocabulaire en grammatica
beheersen, uitspraak.
Vocabulaire kunnen verklaren in het
Frans en gebruiken in hele zinnen
Ter ondersteuning van schrijf-,
luister- en spreekvaardigheid.
Werkwoorden leren vervoegen in
een zin, zinnen ontkennend maken
met meerdere ontkenningen.
Voltooide tijd, tegenwoordige tijd en
verleden tijd kunnen gebruiken. Ter
ondersteuning van schrijf-, luister-
en spreekvaardigheid.
Begrijpen wat de docent uitlegt,
vraagt en vertelt met complexere
zinnen en sneller gesproken Frans.
Elkaar begrijpen bij werken in
groepen en in de conversaties.
Alleen maar Frans te spreken in de
les.
Spreekvaardigheid
Schrijfvaardigheid
Leesvaardigheid
Vocabulaire en grammatica
beheersen, uitspraak, vragen stellen
en antwoorden in hele zinnen in
complexere situaties
Vocabulaire en grammatica
beheersen, spelling.
Vocabulaire beheersen
Antwoord geven op complexere
vragen docent, in groepen zichzelf
verstaanbaar maken bij het
zelfstandig werken. In
groepsverband een spreekbeurt
kunnen voorbereiden.
Creatief schrijven.
Geschreven Franse teksten lezen en
begrijpen.
GESCHIEDENIS A. LEER EN TOETSPLAN
Vak: Geschiedenis
Leerjaar: 3
Onderwerp: De Eerste en Tweede Wereldoorlog (H1 en 2)
Kerndoel(en): 37. De leerling leert een kader van tien tijdvakken te gebruiken om gebeurtenissen, ontwikkelingen en personen in hun tijd te plaatsen. De leerling leert hierbij over kenmerkende aspecten van de volgende tijdvakken: - tijd van wereldoorlogen (1900 – 1950), en maatschappij - tijd van televisie en computer (1950 – heden). De leerling leert daarbij in elk geval de relatie te leggen tussen de gebeurtenissen en ontwikkelingen in de 20e eeuw (waaronder de Wereldoorlogen en de Holocaust), en hedendaagse ontwikkelingen. 40. De leerling leert historische bronnen te gebruiken om zich een beeld van een tijdvak te vormen of antwoorden te vinden op vragen, en hij leert daarbij ook de eigen cultuurhistorische omgeving te betrekken. 43. De leerling leert over overeenkomsten, verschillen en veranderingen in cultuur en levensbeschouwing in Nederland, leert eigen en andermans leefwijze daarmee in verband te brengen, en leert de betekenis voor de samenleving te zien van respect voor elkaars opvattingen en leefwijzen. 44. De leerling leert op hoofdlijnen hoe het Nederlandse politieke bestel als democratie functioneert en leert zien hoe mensen op verschillende manieren bij politieke processen betrokken kunnen zijn. 47. De leerling leert actuele spanningen en conflicten in de wereld te plaatsen tegen hun achtergrond, en leert daarbij de doorwerking ervan op individuen en samenleving (nationaal, Europees en internationaal), de grote onderlinge afhankelijkheid in de wereld, het belang van mensenrechten en de betekenis van internationale samenwerking te zien.
Leerdoelen: Kennis:
1. Het kunnen benoemen en vergelijken van de oorzaken, begin, verloop, afloop en karakter van Wereldoorlog Een en Twee
2. Het kunnen benoemen van de belangrijkste kenmerken van nationaal-socialisme en fascisme
3. Het kunnen verklaren van de opkomst van het nationaal-socialisme in Duitsland en het Fascisme in Italië
4. De relatie kunnen benoemen tussen de Tweede Wereldoorlog en de Koude Oorlog. 5. Het kunnen benoemen van de belangrijkste kenmerken, oorzaken en gevolgen van de
Holocaust. Vaardigheden:
6. Kunnen herkennen van de –ismen in een oorlog (als oorzaak, zowel al gevolg): feminisme, nationalisme, imperialisme, socialisme, nationaal-socialisme en fascisme
7. Het vergelijken en waarderen van de Eerste en de Tweede Wereldoorlog; en van de internationale bonden.
8. Inleven in andermans standplaats. 9. het toepassen van de kenmerken van fascisme en nationaalsocialisme op bronnen. 10. het kunnen interpreteren van cartoons 11. het maken van een propagandaposter met gebruikmaking van symboliek en retoriek
Onderwerp(en): Aangeboden in:
Periode: Aantal toetsen:
Toetsvormen: Weging:
Eerste en Tweede Wereldoorlog
Geschiedenis fotostripopdr. Thema (Dieppe)
1 2 3 3
3 2 2 1
Schriftelijk (SO) 2x Pw 1x S.O. 1x PW 1x schriftelijk Event. So thema Dieppe
2 3 2 3 1 1
Vak: Geschiedenis
Leerjaar: 3
Een communistische grootmacht (H 3)
Kerndoel(en): 37. De leerling leert een kader van tien tijdvakken te gebruiken om gebeurtenissen, ontwikkelingen en personen in hun tijd te plaatsen. De leerling leert hierbij over kenmerkende aspecten van de volgende tijdvakken: - tijd van wereldoorlogen (1900 – 1950), en maatschappij - tijd van televisie en computer (1950 – heden). De leerling leert daarbij in elk geval de relatie te leggen tussen de gebeurtenissen en ontwikkelingen in de 20e eeuw (waaronder de Wereldoorlogen en de Holocaust), en hedendaagse ontwikkelingen. 40. De leerling leert historische bronnen te gebruiken om zich een beeld van een tijdvak te vormen of antwoorden te vinden op vragen, en hij leert daarbij ook de eigen cultuurhistorische omgeving te betrekken. 43. De leerling leert over overeenkomsten, verschillen en veranderingen in cultuur en levensbeschouwing in Nederland, leert eigen en andermans leefwijze daarmee in verband te brengen, en leert de betekenis voor de samenleving te zien van respect voor elkaars opvattingen en leefwijzen. 44. De leerling leert op hoofdlijnen hoe het Nederlandse politieke bestel als democratie functioneert en leert zien hoe mensen op verschillende manieren bij politieke processen betrokken kunnen zijn. 47. De leerling leert actuele spanningen en conflicten in de wereld te plaatsen tegen hun achtergrond, en leert daarbij de doorwerking ervan op individuen en samenleving (nationaal,
Europees en internationaal), de grote onderlinge afhankelijkheid in de wereld, het belang van mensenrechten en de betekenis van internationale samenwerking te zien.
Leerdoelen: Kennis:
1. Het kunnen benoemen en vergelijken van de oorzaken, begin, verloop, afloop en karakter van Wereldoorlog Een en Twee
2. Het kunnen benoemen van de belangrijkste kenmerken van nationaal-socialisme en fascisme
3. Het kunnen verklaren van de opkomst van het nationaal-socialisme in Duitsland en het Fascisme in Italië
4. De relatie kunnen benoemen tussen de Tweede Wereldoorlog en de Koude Oorlog. 5. Het kunnen benoemen van de belangrijkste kenmerken, oorzaken en gevolgen van de
Holocaust. Vaardigheden:
6. Kunnen herkennen van de –ismen in een oorlog (als oorzaak, zowel al gevolg): feminisme, nationalisme, imperialisme, socialisme, nationaal-socialisme en fascisme
7. Het vergelijken en waarderen van de Eerste en de Tweede Wereldoorlog; en van de internationale bonden.
8. Inleven in andermans standplaats. 9. het toepassen van de kenmerken van fascisme en nationaalsocialisme op bronnen. 10. het kunnen interpreteren van cartoons 11. het maken van een propagandaposter met gebruikmaking van symboliek en retoriek
Onderwerp(en): Aangeboden in:
Periode: Aantal toetsen:
Toetsvormen: Weging:
De Sovjet-Unie Geschiedenis Werkstuk
3 3
3 1
Schriftelijk (SO) 2x Pw 1x schriftelijk
2 3 2
Vak: Geschiedenis
Leerjaar: 3
Onderwerp: Koude Oorlog
Kerndoel(en): 37. De leerling leert een kader van tien tijdvakken te gebruiken om gebeurtenissen, ontwikkelingen en personen in hun tijd te plaatsen. De leerling leert hierbij over kenmerkende aspecten van de volgende tijdvakken: - tijd van wereldoorlogen (1900 – 1950), en maatschappij - tijd van televisie en computer (1950 – heden). De leerling leert daarbij in elk geval de relatie te leggen tussen de gebeurtenissen en ontwikkelingen in de 20e eeuw (waaronder de Wereldoorlogen en de Holocaust), en hedendaagse ontwikkelingen.
40. De leerling leert historische bronnen te gebruiken om zich een beeld van een tijdvak te vormen of antwoorden te vinden op vragen, en hij leert daarbij ook de eigen cultuurhistorische omgeving te betrekken. 43. De leerling leert over overeenkomsten, verschillen en veranderingen in cultuur en levensbeschouwing in Nederland, leert eigen en andermans leefwijze daarmee in verband te brengen, en leert de betekenis voor de samenleving te zien van respect voor elkaars opvattingen en leefwijzen. 44. De leerling leert op hoofdlijnen hoe het Nederlandse politieke bestel als democratie functioneert en leert zien hoe mensen op verschillende manieren bij politieke processen betrokken kunnen zijn. 45. De leerling leert de betekenis van Europese samenwerking en de Europese Unie te begrijpen voor zichzelf, Nederland en de wereld. 46. De leerling leert over de verdeling van welvaart en armoede over de wereld, hij leert de betekenis daarvan te zien voor de bevolking en het milieu, en relaties te leggen met het (eigen) leven in Nederland. 47. De leerling leert actuele spanningen en conflicten in de wereld te plaatsen tegen hun achtergrond, en leert daarbij de doorwerking ervan op individuen en samenleving (nationaal, Europees en internationaal), de grote onderlinge afhankelijkheid in de wereld, het belang van mensenrechten en de betekenis van internationale samenwerking te zien.
Leerdoel(en): Kennis:
1. Het kunnen benoemen van de oorzaken en de belangrijkste kenmerken van de Europese samenwerking. (in Thema)
2. Het kunnen benoemen van de oorzaken, verloop en belangrijkste kenmerken van de Koude Oorlog.
3. Het kunnen benoemen van de oorzaken, verloop en belangrijkste kenmerken van de dekolonisatie (speciaal aandacht voor Nederlands-Indië)
4. Verbanden kennen tussen dekolonisatie en Koude Oorlog Vaardigheden:
5. begrijpen van de keuzes van een filmmaker en een muziekmaker (aan de hand van Vietnam-films en muziek)
6. het kunnen interpreteren van cartoons 7. inleven in andermans standplaats 8. informatie halen uit historische bronnen 9. het maken van een beeldverslag over imperialisme (standplaatsgebondenheid)
Onderwerp(en): Aangeboden in:
Periode: Aantal toetsen:
Toetsvormen: Weging:
Koude Oorlog en Dekolonisatie Europa
Geschiedenis Thema Europa
4 2
3 -
S.O. 2x Pw 1x
2 3
Overzicht van de in te voeren cijfers voor geschiedenis in leerjaar 3:
Periode code weging Naam
1 2 S.O. WOI
2 S.O. WO I en WO II
3 PW WOI en WO II
2 2 S.O. WO II
3 PW. WO II
3 2 Fotostripopdracht
2 S.O. Russische Revolutie
2 S.O. Een arbeidersparadijs
3 PW Sovjet-Unie
4 2 S.O. Bondgenoten tegenover elkaar
2 S.O. Koude Oorlog
3 Proefwerk Koude Oorlog (par. 1 en 2)
B. VAARDIGHEDEN
Vaardigheden rubrieken:
Onvoldoende Voldoende Ruim voldoende Goed
Presentatie De leerling leest voortdurend op van een blaadje of van de sheets. Veel taalfouten / stijlfouten. Niet of nauwelijks illustratie
De leerling leest op van een blaadje of sheet. Illustreert zijn verhaal soms en taalgebruik is redelijk.
De leerling kan uit zijn hoofd vertellen en illustreert zijn verhaal mbv beeldmateriaal of voorwerp/monument aanwijzen. Mooi taalgebruik.
De leerling kan uit zijn hoofd levendig vertellen en illustreert zijn verhaal mbv beeldmateriaal of voorwerp/monument aanwijzen. De leerling maakt contact met de groep. Mooi taalgebruik en gebruik van jargon.
Samenwerken De leerling houdt zich niet aan de taakverdeling of werkt in een groep contraproductief (ofwel omdat hij niets doet, ofwel omdat hij alles op zich neemt)
De leerling houdt zich aan de taakverdeling.
De leerling houdt zich aan de taakverdeling, die hij mede zelf gemaakt heeft en neemt initiatieven die het groepsproces bevorderen.
De leerling houdt zich aan de taakverdeling, die hij mede zelf gemaakt heeft en spant zich in om ieder groepslid zijn werk te laten doen en zich prettig te voelen in de groep.
(Mede) dankzij hem functioneert de groep als geheel.
Bronnen selecteren
De leerling kan geschikte bronnen niet onderscheiden van niet of minder geschikte bronnen.
De leerling kan geschikte bronnen onderscheiden van niet of minder geschikte bronnen, maar kan zijn keuze niet goed beargumenteren.
De leerling kan geschikte bronnen onderscheiden van niet of minder geschikte bronnen. De leerling kan zijn keuzes redelijk uitleggen en houdt rekening met standplaatsgebondenheid, representativiteit en betrouwbaarheid.
De leerling kan een onderverdeling maken tussen geschikte bronnen, minder geschikte bronnen en ongeschikte bronnen. De leerling kan zijn keuzes uitleggen en houdt rekening met standplaatsgebondenheid, representativiteit en betrouwbaarheid.
Afbeeldingen selecteren
De leerling kan geen geschikte afbeeldingen selecteren.
De leerling kan geschikte afbeeldingen selecteren, maar kan zijn keuze niet goed beargumenteren. De afbeelding wordt voorzien van een uitleg/ onderschrift.
De leerling kan geschikte afbeeldingen selecteren en houdt daarbij rekening met aantrekkelijkheid van de afbeelding. De afbeelding wordt voorzien van een goede uitleg/onderschrift.
De leerling kan de juiste afbeeldingen selecteren en houdt daarbij rekening met aantrekkelijkheid van de afbeelding en de representativiteit. De afbeelding wordt voorzien van een goede uitleg/onderschrift.
Oorzaken en gevolgen onderscheiden
De leerling kan geen oorzaken en gevolgen onderscheiden.
De leerling kan oorzaken en gevolgen van elkaar onderscheiden, maar kan ze niet classificeren (zie goed).
De leerling kan oorzaken en gevolgen van elkaar onderscheiden, maar kan ze maar deels classificeren (zie goed).
De leerling kan goed oorzaken en gevolgen onderscheiden en onderscheid maken in soorten oorzaken en gevolgen (meer/minder belangrijk, korte/lange termijn, bedoeld/ onbedoeld).
Interpreteren van bronnen
De leerling kan bronnen niet koppelen aan de leerstof. Hij kan niet de juiste informatie uit de bron halen.
De leerling kan bronnen soms koppelen aan de leerstof. Hij kan informatie uit de bron halen maar geeft hiermee
De leerling kan bronnen koppelen aan de leerstof en houdt rekening met standplaatsgebondenheid,
De leerling kan bronnen goed koppelen aan de leerstof en houdt rekening met standplaatsgebondenheid,
niet altijd een duidelijk antwoord op de vraag.
representativiteit en betrouwbaarheid. Hij kan de informatie die hij uit de bron haalt redelijk verwoorden en daarmee antwoord geven op de vraag.
representativiteit en betrouwbaarheid. Hij kan de informatie die hij uit de bron haalt goed verwoorden en daarmee duidelijk antwoord geven op de vraag.
Samenvatten De leerling kan geen onderscheid maken tussen hoofd-, bij- en irrelevante zaken. De samenvatting bevat hele zinnen die onderling weinig verband houden.
De leerling kan soms onderscheid maken tussen hoofd-, bij- en irrelevante zaken. De samenvatting bevat ook hele zinnen die echter wel verband houden.
De leerling kan onderscheid maken tussen hoofd-, bij- en irrelevante zaken. Hij kan schematiseren en verbanden aangeven.
De leerling kan goed onderscheid maken tussen hoofd-, bij- en irrelevante zaken. Hij kan schematiseren en verbanden aangeven.
Het stellen van vragen naar aanleiding van bronnen
De leerling kan geen beantwoordbare vragen stellen. De vragen houden ook geen verband met de leerstof.
De leerling kan beantwoordbare vragen stellen over een bron die echter geen verband houden met de leerstof.
De leerling kan beantwoordbare vragen stellen over een bron. De vragen houden verband met de leerstof maar zijn alleen beschrijvend.
De leerling kan verklarende en opiniërende vragen stellen over een bron. Het antwoord volgt uit bron gekoppeld aan leerstof.
Inleven in een historisch personage / fenomeen
De leerling kan zich niet gedragen als iemand uit een andere tijd.
De leerling kan zich gedragen als iemand uit een andere tijd.
De leerling kan zich zodanig inleven dat hij zich gedraagt als iemand uit een andere tijd, plaats, leeftijd, kortom van een andere standplaats. Hij kan zijn nieuwe standplaats goed verwoorden of uitbeelden.
De leerling kan zich zodanig inleven dat hij zich gedraagt als iemand uit een andere tijd, plaats, leeftijd, kortom van een andere standplaats. Hij kan zijn nieuwe standplaats goed verwoorden of uitbeelden en hiermee een fenomeen verduidelijken.
Maken van een werkstuk
Het werkstuk heeft een onduidelijke opbouw en geen goede structuur. Taalgebruik is niet goed genoeg. Geen annotatie of
Opbouw met inl – kern – conclusie. Redelijk taalgebruik en stijl. Annotatie en literatuurlijst zijn deels aanwezig; geschikte
Juiste opbouw (inl – kern – conclusie). Goed taalgebruik en stijl. Adequate annotatie en literatuurlijst; geschikte
Juiste opbouw (inl – kern – conclusie), duidelijke structuur. Mooi taalgebruik en stijl met jargon. Adequate annotatie en literatuurlijst; de juiste afbeeldingen.
literatuurlijst. Geen of slechte afbeeldingen. Er worden te weinig bronnen gebruikt en te veel wordt letterlijk overgenomen. Geen analyse, alleen een beschrijving. Geen of maar een half logboek.
afbeeldingen en behoorlijk brongebruik; logboek. De inhoud bevat een analyse. De conclusie geeft een antwoord op de hoofdvraag. Een onduidelijk logboek.
afbeeldingen en verantwoord brongebruik met minimaal 1 boek; duidelijk logboek. De inhoud bevat een analyse en hoofdvraag die vergelijkend of verklarend is. De conclusie geeft een antwoord op de hoofdvraag.
Verantwoord brongebruik met minimaal twee boeken en twee sites; duidelijk logboek met reflectie De inhoud bevat een analyse en hoofdvraag die vergelijkend of verklarend is. De conclusie geeft een goed antwoord op de hoofdvraag.
GRIEKS A. LEER- EN TOETSPLAN
Vak: Grieks
Leerjaar: 3
Onderwerp: Grammatica
Kerndoel(en):
Leerdoel(en):
De leerlingen kunnen woordsoorten onderscheiden.
De leerlingen kennen elementen van het verbuiging- en vervoegingsysteem.
De leerlingen kunnen m.b.v. de betekenis van een werkwoord hun kennis over te verwachten zinsdelen
operationaliseren bij de analyse van een (te vertalen) zin.
De leerlingen kunnen m.b.v. hun kennis van de naamvallen en met begrip van syntactische functies
betekenisverbanden leggen.
De leerlingen kunnen m.b.v. hun kennis van de werkwoordsvormen en met begrip van syntactische functies
betekenisverbanden leggen.
De leerlingen kunnen teksten met de hierboven genoemde taalverschijnselen vertalen.
Onderwerp(en): Aangeboden in: Periode: Aantal
toetsen:
Toetsvormen: Weging:
Naamvallensysteem
Werkwoordsvormen
Syntaxis
Vakles 1 / 2 /
3 / 4
12 (3 per
periode)
8 * SO
4 * Pw
1
3
Vak: Grieks
Leerjaar: 3
Onderwerp: Vertalen
Kerndoel(en):
# 3 De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn woordenschat.
De leerlingen kennen de letters en kunnen de woorden lezen, uitspreken en schrijven.
De leerlingen kunnen teksten met de onder ‘grammatica’ genoemde taalverschijnselen vertalen.
Leerdoel(en):
Het opbouwen van de woordenschat Grieks.
Een Griekse tekst te vertalen met minimaal gebruik van hulpmiddelen.
Een Griekse tekst begripvol te lezen.
De leerlingen kunnen van teksten een samenvatting geven.
Onderwerp(en): Aangeboden in: Periode: Aantal
toetsen:
Toetsvormen: Weging:
Woorden
Vertaalstrategie
Vakles
1 / 2 /
3 / 4
12 (3 per
periode)
8 * SO
4 * Pw
1
3
Vak: Grieks
Leerjaar: 3
Onderwerp: Cultuurhistorie
Kerndoel(en):
# 4 De leerling leert strategieën te gebruiken bij het verwerven van informatie uit gesproken en geschreven
teksten.
# 8 De leerling leert verhalen, gedichten en informatieve teksten te lezen die aan zijn belangstelling tegemoet
komen en zijn belevingswereld uitbreiden.
Leerdoel(en):
Cultureel-mentale oriëntatie
1- De leerlingen kunnen de belangrijkste feiten, begrippen en kenmerken van de Griekse en Romeinse cultuur,
geschiedenis en mythologie, aangeven.
2- De leerlingen kunnen overeenkomsten en verschillen aangeven tussen denkbeelden en overtuigingen van de
Griekse en Romeinse Oudheid en vergelijkbare denkbeelden en overtuigingen in latere culturen.
Cultuur-esthetische oriëntatie
3- De leerlingen kunnen enkele kenmerken van beeldende kunst en architectuur van de Griekse en Romeinse
Oudheid herkennen en typeren.
4- De leerlingen kunnen, in samenhang met de kerndoelen van het vakgebied Beeldende Vorming, antieke
invloeden in de beeldende kunst en de architectuur van latere perioden, alsmede in andere uitingsvormen van
hedendaagse vormgeving, herkennen.
Onderwerp(en): Aangeboden in: Periode: Aantal
toetsen:
Toetsvormen: Weging:
Cultuurhistorie Vakles
1 / 2 /
3 / 4
4 4 * PW PW: 3*
B. VAARDIGHEDEN
Vaardigheden rubrieken:
Onvoldoende
Voldoende Ruim voldoende Goed
Presentatie
De mondelinge
presentatie (poster,
verslag, rol) is
onsamenhangend
en sluit niet aan op
de vraag/opdracht.
De mondelinge of
schriftelijke
presentatie (poster,
verslag, rol) is een
verzameling
gegevens met een
kop en een staart
maar sluit niet aan
op de vraag/opdracht
De mondelinge of
schriftelijke
presentatie (poster,
verslag, rol) bezit
samenhang; de
verschillende
onderdelen sluiten
goed aan op elkaar
en op de
vraag/opdracht. Er is
een kop en een
staart.
De mondelinge of
schriftelijke
presentatie (poster,
verslag, rol) bezit
samenhang; er is
een inleiding, kern
en afsluiting; de
verschillende
onderdelen sluiten
goed aan op elkaar
en op de
vraag/opdracht. De
leerling voegt extra
elementen toe die
een meerwaarde
vormen (visueel,
inhoudelijk, enz.).
Samenwerken
De leerling wilde
niet samenwerken
of werkte in een
groep
contraproductief.
De leerling heeft
goed samengewerkt
en wilde ook
opdrachten van
anderen uitvoeren.
De leerling heeft
goed samengewerkt
en heeft initiatieven
genomen om de
groep goed te laten
samenwerken.
De leerling heeft
goed samengewerkt
en nam de rol van
leider op zich; dank
zij hem
functioneerde de
groep als geheel.
Grammatica
en vertalen
De leerling kan in
een Griekse tekst
de woordsoorten
niet of nauwelijks
herkennen noch de
vervoegingen en
verbuigingen
operationaliseren.
De leerling kan in
een Griekse tekst de
meeste
woordsoorten
herkennen en de
vervoegingen en
verbuigingen
operationaliseren
maar er geen goed
lopende Nederlandse
vertaling mee
maken.
De leerling kan in
een Griekse tekst de
woordsoorten
herkennen en de
vervoegingen en
verbuigingen
operationaliseren
maar er geen goed
lopende
Nederlandse
vertaling mee
maken.
De leerling kan in
een Griekse tekst de
woordsoorten
herkennen en de
vervoegingen en
verbuigingen
operationaliseren
om er een goed
lopende
Nederlandse
vertaling mee te
maken.
C. KENNEN EN KUNNEN
Kennen en kunnen lijst
Kennen Kunnen
Onderwerp
Griekse alfabet Griekse alfabet, letters en uitspraak Lezen
Schrijven
Woordenschat Woorden Grieks – Nederlands Toepassen in een vertaling
Reproduceren in schriftelijke overhoring
Grammatica Woordsoorten
Morfologie van nomina
Morfologie van verba
Functies van de naamvallen in de zin
Kennis toepassen op een Griekse tekst
Vertalen Grondbeginselen van de opbouw van
een Griekse zin
Begrip tonen van de Griekse tekst op
zowel de taalkundige als de inhoudelijke
kant.
Vertaalstrategie toepassen.
D. NOVUMDAG
E. Ict-vaardigheden
Vakprogramma’s
Vakonderdeel opdracht vaardigheden
woorden leren woorden leren woorden leren
Vak: Grieks
Leerjaar: 3
Onderwerp: oude geschiedenis
Kerndoel(en):
Leerdoel(en):
1- Leerlingen kunnen zich een (visuele) voorstelling maken van de Griekse en Romeinse culturen en zich beter
inleven in de materiële aspecten ervan.
2- Leerlingen kunnen gelezen teksten koppelen aan tastbare objecten uit de Griekse en Latijnse culturen.
3- Leerlingen kunnen enkele kenmerken van de beeldende kunst en architectuur van de Griekse en Romeinse
Oudheid herkennen en typeren.
Activiteit Aangeboden in: Periode: Aantal
toetsen:
Toetsvormen: Weging:
Bezoek Trier Novumdag 4 n.n.b.
n.n.b.
LATIJN A. LEER- EN TOETSPLAN
Vak: Latijn
Leerjaar: 3
Onderwerp: Grammatica
Kerndoel(en):
Leerdoel(en):
De leerlingen kunnen woordsoorten onderscheiden.
De leerlingen kennen elementen van het verbuiging- en vervoegingsysteem.
De leerlingen kunnen m.b.v. de betekenis van een werkwoord hun kennis over te verwachten zinsdelen
operationaliseren bij de analyse van een (te vertalen) zin.
De leerlingen kunnen m.b.v. hun kennis van de naamvallen en met begrip van syntactische functies
betekenisverbanden leggen.
De leerlingen kunnen m.b.v. hun kennis van de werkwoordsvormen en met begrip van syntactische functies
betekenisverbanden leggen.
De leerlingen kunnen teksten met de hierboven genoemde taalverschijnselen vertalen.
Onderwerp(en): Aangeboden in: Periode: Aantal
toetsen:
Toetsvormen: Weging:
Naamvallensysteem
Werkwoordsvormen
Syntaxis
Vakles 1 / 2 /
3 / 4
16 (4 per
periode)
8 * SO
4 * Pw
4 * Proefvertaling
1
3
3
Vak: Latijn
Leerjaar: 3
Onderwerp: Vertalen
Kerndoel(en):
# 3 De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn woordenschat.
De leerlingen kennen de letters en kunnen de woorden lezen, uitspreken en schrijven.
De leerlingen kunnen teksten met de onder ‘grammatica’ genoemde taalverschijnselen vertalen.
Leerdoel(en):
Het opbouwen van de woordenschat Latijn.
Een Latijnse tekst te vertalen met minimaal gebruik van hulpmiddelen.
Een Latijnse tekst begripvol te lezen.
De leerlingen kunnen van teksten een samenvatting geven.
Onderwerp(en): Aangeboden in: Periode: Aantal
toetsen:
Toetsvormen: Weging:
Woorden
Vertaalstrategie
Vakles
1 / 2 /
3 / 4
16 (4 per
periode)
8 * SO
4 * Pw
4 * Proefvertaling
1
3
3
Vak: Latijn
Leerjaar: 3
Onderwerp: Cultuurhistorie
Kerndoel(en):
# 4 De leerling leert strategieën te gebruiken bij het verwerven van informatie uit gesproken en geschreven
teksten.
# 8 De leerling leert verhalen, gedichten en informatieve teksten te lezen die aan zijn belangstelling tegemoet
komen en zijn belevingswereld uitbreiden.
Leerdoel(en):
Cultureel-mentale oriëntatie
1- De leerlingen kunnen de belangrijkste feiten, begrippen en kenmerken van de Griekse en Romeinse cultuur,
geschiedenis en mythologie, aangeven.
2- De leerlingen kunnen overeenkomsten en verschillen aangeven tussen denkbeelden en overtuigingen van de
Griekse en Romeinse Oudheid en vergelijkbare denkbeelden en overtuigingen in latere culturen.
Cultuur-esthetische oriëntatie
3- De leerlingen kunnen enkele kenmerken van beeldende kunst en architectuur van de Griekse en Romeinse
Oudheid herkennen en typeren.
4- De leerlingen kunnen, in samenhang met de kerndoelen van het vakgebied Beeldende Vorming, antieke
invloeden in de beeldende kunst en de architectuur van latere perioden, alsmede in andere uitingsvormen van
hedendaagse vormgeving, herkennen.
Onderwerp(en): Aangeboden in: Periode: Aantal
toetsen:
Toetsvormen: Weging:
Romeinse cultuur en
mythologie
Vakles
1 / 2 /
3 / 4
4
4 * PW
3
B. VAARDIGHEDEN
Vaardigheden rubrieken:
Onvoldoende
Voldoende Ruim voldoende Goed
Presentatie
De mondelinge
presentatie (poster,
verslag, rol) is
onsamenhangend
en sluit niet aan op
de vraag/opdracht.
De mondelinge of
schriftelijke
presentatie (poster,
verslag, rol) is een
verzameling
gegevens met een
kop en een staart
maar sluit niet aan
op de vraag/opdracht
De mondelinge of
schriftelijke
presentatie (poster,
verslag, rol) bezit
samenhang; de
verschillende
onderdelen sluiten
goed aan op elkaar
en op de
vraag/opdracht. Er is
een kop en een
staart.
De mondelinge of
schriftelijke
presentatie (poster,
verslag, rol) bezit
samenhang; er is
een inleiding, kern
en afsluiting; de
verschillende
onderdelen sluiten
goed aan op elkaar
en op de
vraag/opdracht. De
leerling voegt extra
elementen toe die
een meerwaarde
vormen (visueel,
inhoudelijk, enz.).
Samenwerken
De leerling wilde
niet samenwerken
of werkte in een
groep
contraproductief.
De leerling heeft
goed samengewerkt
en wilde ook
opdrachten van
anderen uitvoeren.
De leerling heeft
goed samengewerkt
en heeft initiatieven
genomen om de
groep goed te laten
samenwerken.
De leerling heeft
goed samengewerkt
en nam de rol van
leider op zich; dank
zij hem
functioneerde de
groep als geheel.
Grammatica
en vertalen
De leerling kan in
een Latijnse tekst
de woordsoorten
niet of nauwelijks
herkennen noch de
vervoegingen en
verbuigingen
operationaliseren.
De leerling kan in
een Latijnse tekst de
meeste
woordsoorten
herkennen en de
vervoegingen en
verbuigingen
operationaliseren
maar er geen goed
lopende Nederlandse
vertaling mee
maken.
De leerling kan in
een Latijnse tekst de
woordsoorten
herkennen en de
vervoegingen en
verbuigingen
operationaliseren
maar er geen goed
lopende
Nederlandse
vertaling mee
maken.
De leerling kan in
een Latijnse tekst de
woordsoorten
herkennen en de
vervoegingen en
verbuigingen
operationaliseren
om er een goed
lopende
Nederlandse
vertaling mee te
maken.
C. KENNEN EN KUNNEN
Kennen en kunnen lijst
Kennen Kunnen
Onderwerp
Woordenschat Woorden Latijn - Nederlands Toepassen in een vertaling
Reproduceren in schriftelijke overhoring
Grammatica Woordsoorten
Morfologie van nomina
Morfologie van verba
Functies van de naamvallen in de zin
Kennis toepassen op een Latijnse tekst
Vertalen Grondbeginselen van de opbouw van
een Latijnse zin
Begrip tonen van de Latijnse tekst op
zowel de taalkundige als de inhoudelijke
kant.
Vertaalstrategie toepassen.
D. NOVUMDAG
E. Ict-vaardigheden
Internetgebruik
Bij welke vakonderdelen Soort opdrachten Welke vaardigheden
ondersteunende opdrachten
bij grammatica uit Disco
oefenen met
grammatica
toepassing grammatica
Vakprogramma’s
Vakonderdeel opdracht vaardigheden
woorden leren via WRTS woorden leren woorden leren
Vak: Latijn
Leerjaar: 3
Onderwerp: oude geschiedenis
Kerndoel(en):
Leerdoel(en):
1- Leerlingen kunnen zich een (visuele) voorstelling maken van de Griekse en Romeinse culturen en zich beter
inleven in de materiële aspecten ervan.
2- Leerlingen kunnen gelezen teksten koppelen aan tastbare objecten uit de Griekse en Latijnse culturen.
3- Leerlingen kunnen enkele kenmerken van de beeldende kunst en architectuur van de Griekse en Romeinse
Oudheid herkennen en typeren.
Activiteit Aangeboden in: Periode: Aantal
toetsen:
Toetsvormen: Weging:
Bezoek Trier Novumdag 4 n.n.b.
n.n.b.
LICHAMELIJKE OPVOEDING (LO) Week Lesweek
35 Introdagen
36 Atletiek/ speerwerpen Softbal 2
37 Atletiek/ speerwerpen Softbal 3
38 Atletiek/ speerwerpen Softbal 4
39 2000 meter Voetbal 5
40 2000 meter Voetbal 6
41 60 meter Voetbal 7
42 Toetsen/novumdagen plus week 44 8
43 Herstvakantie
44 touwspringen Volleybal 9
45 Touwspringen Volleybal 10
46 Turnen 1 Volleybal 11
47 Turnen 1 Basketbal 12
48 Turnen 1 Basketbal 13
49 SRT Basketbal 14
50 SRT Badminton 15
51 Bewegen en Muziek Badminton 16
Kerstvakantie
1 Bewegen en Muziek Badminton 17
2 Toets/ Novumdagen 18
3 Toets/ Novumdagen 19
4 Atletiek Badminton 20
5 Atletiek Volleybal 21
6 Atletiek Volleybal 22
7 Conditietraining Warming Up Volleybal 23
8 Voorjaarsvakantie
9 Conditietraining Warming Up Zelfverdediging 24
10 SRT Zelfverdediging 25
11 SRT Basketbal 26
12 Turnen 2 Basketbal 27
13 Turnen 2 Basketbal 28
14 Turnen 2 Hockey 39
15 Atletiek werpen / TRIATHLON Hockey 30
16 Toets/ Novumdagen 31
17 Meivakantie
18 Meivakantie
19 Atletiek werpen / TRIATHLON Hockey 32
20 Atletiek werpen/stoten Voetbal 33
21 Estafette Voetbal 34
22 Hordenloop Flagfootball 35
23 60 meter Flagfootball 36
24 2000 meter Softbal 36
Dit programma is onder voorbehoud!
Vak: LO
Leerjaar: 3
Onderwerp: Domein A spel: Badminton
Kerndoel(en):
1. De leerlingen kunnen twee terugslagspelen spelen, te weten (een vorm van) volleybal en één spel te kiezen uit vormen van badminton, tafeltennis, of tennis.
2. Het overleggen en samenwerken in teamverband en daarbij rekening houden met elkaars normen en waarden (1.1 en 4.2);
3. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1); 4. Het doelmatig en veilig omgaan met materialen, gereedschappen en apparatuur (2.6) en
daarbij rekening houden met zichzelf, met anderen en met de omgeving (1.5); 5. Het leren reflecteren op eigen ervaringen en mogelijkheden (6.1); 6. Het leren communiceren (4); 7. Het leren reflecteren op het leerproces (5);
8. De leerlingen kunnen drie doelspelen spelen, te kiezen uit vormen van voetbal, handbal, hockey, basketbal, korfbal of rugby.
9. De leerlingen kunnen taken verrichten die het samen spelen mogelijk maken. 10. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1); 11. Plezier beleven aan het deelnemen aan verschillende bewegingssituaties (ervaren van succes
en gezamenlijkheid); 12. (Samen) eenvoudige regelende taken in bewegingssituaties kunnen vervullen; 13. Vaardigheid, kennis en een positieve attitude verwerven om belangrijke bewegingsproblemen
in bewegingssituaties zelfstandig (samen) op te lossen; 14. Een bevredigende persoonlijke keuze kunnen maken en realiseren met betrekking tot
bewegen (en/of het leiding geven daaraan) in de vrije tijd;
Leerdoel(en):
1- De leerling leert de shuttle in het spel te houden.
2- De leerling leert de shuttle te plaatsen.
3- De leerling leert het spel op een klein veld te spelen. De hierbij geldende regels m.n.
aangaande de service zijn bekend en worden correct toegepast.
4- De leerling kan als scheidsrechter het spel leiden.
5- De leerling leert een toernooischema te maken en uit te voeren.
Onderwerp(en): Aangeboden
in:
Periode: Aantal
toetsen:
Toetsvormen: Weging:
Badminton, basis
vaardigheden
1b 1
Praktische
vaardigheid
1
Vak: LO
Leerjaar: 3
Onderwerp: Domein A spel: Flagfootbal
Kerndoel(en):
1. Het overleggen en samenwerken in teamverband en daarbij rekening houden met elkaars normen en waarden (1.1 en 4.2);
2. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1);
3. Het doelmatig en veilig omgaan met materialen, gereedschappen en apparatuur (2.6) en daarbij rekening houden met zichzelf, met anderen en met de omgeving (1.5);
4. Het leren reflecteren op eigen ervaringen en mogelijkheden (6.1);
5. Het leren communiceren (4);
6. Het leren reflecteren op het leerproces (5);
7. De leerlingen kunnen drie doelspelen spelen, te kiezen uit vormen van voetbal, handbal, hockey, basketbal, korfbal of rugby.
8. De leerlingen kunnen taken verrichten die het samen spelen mogelijk maken.
9. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1);
10. Plezier beleven aan het deelnemen aan verschillende bewegingssituaties (ervaren van succes en gezamenlijkheid);
11. (Samen) eenvoudige regelende taken in bewegingssituaties kunnen vervullen;
12. Vaardigheid, kennis en een positieve attitude verwerven om belangrijke bewegingsproblemen in bewegingssituaties zelfstandig (samen) op te lossen;
13. Een bevredigende persoonlijke keuze kunnen maken en realiseren met betrekking tot bewegen (en/of het leiding geven daaraan) in de vrije tijd;
Leerdoel(en):
1- De leerling leert werpen en vangen met de american footbal
2- De leerling leert de specifieke terminologie en posities van het flagfootbal en leert deze
toepassen en de bijbehorende taken uitvoeren.
3- De leerling krijgt enkele standaard spelpatronen aangereikt en leert hierop te varieren
en/of binnen de regels geheel nieuwe spelpatronen te bedenken en uitvoeren.
4- De leerling leert het spel zelfstandig in de eindvorm te spelen.
5- De leerling is in staat als scheidsrechter het spel te leiden.
Onderwerp(en): Aangeboden
in:
Periode: Aantal
toetsen:
Toetsvormen: Weging:
Flagfootbal werpen en
vangen
2b 1
Praktische
vaardigheid
1
Flagfootbal spel 2b 1
Praktische
vaardigheid
1
Vak: LO
Leerjaar: 3
Onderwerp: Domein A spel: Hockey
Kerndoel(en):
1. Het overleggen en samenwerken in teamverband en daarbij rekening houden met elkaars normen en waarden (1.1 en 4.2);
2. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1); 3. Het doelmatig en veilig omgaan met materialen, gereedschappen en apparatuur (2.6) en
daarbij rekening houden met zichzelf, met anderen en met de omgeving (1.5); 4. Het leren reflecteren op eigen ervaringen en mogelijkheden (6.1); 5. Het leren communiceren (4); 6. Het leren reflecteren op het leerproces (5); 7. De leerlingen kunnen drie doelspelen spelen, te kiezen uit vormen van voetbal, handbal,
hockey, basketbal, korfbal of rugby. 8. De leerlingen kunnen taken verrichten die het samen spelen mogelijk maken. 9. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1); 10. Plezier beleven aan het deelnemen aan verschillende bewegingssituaties (ervaren van succes
en gezamenlijkheid); 11. (Samen) eenvoudige regelende taken in bewegingssituaties kunnen vervullen; 12. Vaardigheid, kennis en een positieve attitude verwerven om belangrijke bewegingsproblemen
in bewegingssituaties zelfstandig (samen) op te lossen; 13. Een bevredigende persoonlijke keuze kunnen maken en realiseren met betrekking tot
bewegen (en/of het leiding geven daaraan) in de vrije tijd;
Leerdoel(en):
1- De leerling leert pushen, slaan en stoppen. 2- De leerling leert na een eenvoudige combinatie af te werken op het doel. 3- De leerling speelt hockey op een klein veld 5-5, kent de veiligheidsvoorschriften en neemt
deze in acht.
Onderwerp(en): Aangeboden
in:
Periode: Aantal
toetsen:
Toetsvormen: Weging:
Hockey 1a en 2b 1
Praktische
vaardigheid
1
Vak: LO
Leerjaar: 3
Onderwerp: Domein A spel: Basketbal
Kerndoel(en):
1. Het overleggen en samenwerken in teamverband en daarbij rekening houden met elkaars
normen en waarden (1.1 en 4.2); 2. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1); 3. Het doelmatig en veilig omgaan met materialen, gereedschappen en apparatuur (2.6) en
daarbij rekening houden met zichzelf, met anderen en met de omgeving (1.5); 4. Het leren reflecteren op eigen ervaringen en mogelijkheden (6.1); 5. Het leren communiceren (4); 6. Het leren reflecteren op het leerproces (5); 7. De leerlingen kunnen drie doelspelen spelen, te kiezen uit vormen van voetbal, handbal,
hockey, basketbal, korfbal of rugby. 8. De leerlingen kunnen taken verrichten die het samen spelen mogelijk maken. 9. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1); 10. Plezier beleven aan het deelnemen aan verschillende bewegingssituaties (ervaren van succes
en gezamenlijkheid); 11. (Samen) eenvoudige regelende taken in bewegingssituaties kunnen vervullen; 12. Vaardigheid, kennis en een positieve attitude verwerven om belangrijke bewegingsproblemen
in bewegingssituaties zelfstandig (samen) op te lossen; 13. Een bevredigende persoonlijke keuze kunnen maken en realiseren met betrekking tot
bewegen (en/of het leiding geven daaraan) in de vrije tijd;
Leerdoel(en):
1- De leerling kan op 3 manieren passen; chestpass, bouncepass en de overheadpass.
2- De leerling kan een hoge en lage dribbel uitvoeren.
3- De leerling moet kunnen stoppen in het 2-tel ritme.
4- De leerling kan pivoteren en weet wanneer hij dit toe moet passen.
5- De leerling kan een lay-up aan de voorkeurskant.
6- De leerling kan een set-shot aan de voorkeurskant
7- De leerling leert zelfstandig op ½ court 3:3 en/of 4:4 spelen.
8- De leerling kan als scheidsrechter het spel leiden.
Onderwerp(en): Aangeboden
in:
Periode: Aantal
toetsen:
Toetsvormen: Weging:
Techniek Basketbal 1b 1
Praktische
vaardigheid
1
Spelleiding 1b en 2a 1 Praktische
vaardigheid
1
Spel basketbal 2a 1 Praktische
vaardigheid
1
Vak: LO
Leerjaar: 3
Onderwerp: Domein A spel: Softbal
Kerndoel(en):
1. Het overleggen en samenwerken in teamverband en daarbij rekening houden met elkaars normen en waarden (1.1 en 4.2);
2. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1); 3. Het doelmatig en veilig omgaan met materialen, gereedschappen en apparatuur (2.6) en
daarbij rekening houden met zichzelf, met anderen en met de omgeving (1.5); 4. Het leren reflecteren op eigen ervaringen en mogelijkheden (6.1); 5. Het leren communiceren (4); 6. Het leren reflecteren op het leerproces (5); 7. De leerlingen kunnen een slag- en loopspel (vormen van softbal) spelen. 8. De leerlingen kunnen taken verrichten die het samen spelen mogelijk maken. 9. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1); 10. Plezier beleven aan het deelnemen aan verschillende bewegingssituaties (ervaren van succes
en gezamenlijkheid); 11. (Samen) eenvoudige regelende taken in bewegingssituaties kunnen vervullen; 12. Vaardigheid, kennis en een positieve attitude verwerven om belangrijke bewegingsproblemen
in bewegingssituaties zelfstandig (samen) op te lossen; 13. Een bevredigende persoonlijke keuze kunnen maken en realiseren met betrekking tot
bewegen (en/of het leiding geven daaraan) in de vrije tijd;
Leerdoel(en):
1. De leerling moet een grondbal, een strakke bal en een hoge bal kunnen verwerken
2. De leerling moet in staat zijn een strakke bal te kunnen werpen waarbij hij met het goede
been uitstapt.
3. De leerling moet weten hoe hij de knuppel moet vasthouden en de juiste slaghouding in
moet nemen.
4. De leerling moet voldoende regelkennis hebben om het spel zelfstandig te kunnen spelen
5. De leerling leert de bal gericht slaan vanuit onderhandse pitch.
6. De leerling leert als scheidsrechter het spel te leiden.
8. De ll leert de beheerst de basisprincipes van de honk- en veldverdediging i.h.a. en de
insluitsituatie in het bijzonder.
Onderwerp(en): Aangeboden
in:
Periode: Aantal
toetsen:
Toetsvormen: Weging:
Vangen en werpen 1a 1
Praktische
vaardigheid
1
Spelvaardigheid 2b 1
Praktische
vaardigheid
1
Vak: LO
Leerjaar: 3
Onderwerp: Domein A spel: Volleybal
Kerndoel(en):
1. De leerlingen kunnen twee terugslagspelen spelen, te weten (een vorm van) volleybal en één spel te kiezen uit vormen van badminton, tafeltennis, of tennis.
2. Het overleggen en samenwerken in teamverband en daarbij rekening houden met elkaars normen en waarden (1.1 en 4.2);
3. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1); 4. Het doelmatig en veilig omgaan met materialen, gereedschappen en apparatuur (2.6) en
daarbij rekening houden met zichzelf, met anderen en met de omgeving (1.5); 5. Het leren reflecteren op eigen ervaringen en mogelijkheden (6.1); 6. Het leren communiceren (4); 7. Het leren reflecteren op het leerproces (5); 8. De leerlingen kunnen drie doelspelen spelen, te kiezen uit vormen van voetbal, handbal,
hockey, basketbal, korfbal of rugby. 9. De leerlingen kunnen taken verrichten die het samen spelen mogelijk maken. 10. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1); 11. Plezier beleven aan het deelnemen aan verschillende bewegingssituaties (ervaren van succes
en gezamenlijkheid); 12. (Samen) eenvoudige regelende taken in bewegingssituaties kunnen vervullen; 13. Vaardigheid, kennis en een positieve attitude verwerven om belangrijke bewegingsproblemen
in bewegingssituaties zelfstandig (samen) op te lossen; 14. Een bevredigende persoonlijke keuze kunnen maken en realiseren met betrekking tot
bewegen (en/of het leiding geven daaraan) in de vrije tijd;
Leerdoel(en):
1- De leerling kan de bal met de bovenhandse techniek spelen.
2- De leerling kan de bal met de onderhandse techniek spelen.
3- De leerling kan de bal door middel van een onderhandse service in het veld brengen
4- De leerling weet hoe de puntentelling werkt en hoe en wanneer er moet worden
doorgedraaid.
5- De leerling kan het spel als scheidsrechter leiden
6- De leerling kan het spel zelfstandig spelen op een klein veld (4:4)
Onderwerp(en): Aangeboden
in:
Periode: Aantal
toetsen:
Toetsvormen: Weging:
Techniek volleybal 1b 1
Praktische
vaardigheid
1
Spel volleybal 2a 1 Praktische
vaardigheid
1
Spelleiding volleybal 2a 1
Praktische
vaardigheid
1
Vak: LO
Leerjaar: 3
Onderwerp: Domein B turnen: Turnen 1 (zwaaien en steunen)
Kerndoel(en):
1. De leerlingen beheersen verschillende vormen van zwaaien. 2. De leerlingen kunnen taken verrichten die het samen turnen mogelijk maken. 3. Het doelmatig en veilig omgaan met materialen, gereedschappen en apparatuur (2.6) en
daarbij rekening houden met zichzelf, met anderen en met de omgeving (1.5); 4. Het leren reflecteren op eigen ervaringen en mogelijkheden (6.1); 5. Het leren communiceren (4); 6. Het leren reflecteren op het leerproces (5); 7. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1); 8. Plezier beleven aan het deelnemen aan verschillende bewegingssituaties (ervaren van succes
en gezamenlijkheid); 9. (Samen) eenvoudige regelende taken in bewegingssituaties kunnen vervullen; 10. Vaardigheid, kennis en een positieve attitude verwerven om belangrijke bewegingsproblemen
in bewegingssituaties zelfstandig (samen) op te lossen; 11. Een bevredigende persoonlijke keuze kunnen maken en realiseren met betrekking tot
bewegen (en/of het leiding geven daaraan) in de vrije tijd;
Leerdoel(en):
1. De leerling weet hoe hoog de ringen moeten staan en stelt de ringen correct.
2. De leerling beheerst de strekhangzwaai aan de ringen, ook met lengte-as draai en afsprong in de achterzwaai en eventueel ander variaties.
3. De leerling kan op een adequate manier hulpverlenen.
4. De leerling leert aan de trapeze in zwaai een oefening samen te stellen en uit te voeren met steunen rollen en een afsprong.
Onderwerp(en): Aangeboden
in:
Periode: Aantal
toetsen:
Toetsvormen: Weging:
Strekhangzwaai ringen 1b of 2a* 1
Praktische
vaardigheid
1
Hulpverlenen 1b of 2a* 1 Praktische
vaardigheid
1
Steunhangzwaai trapeze 1b of 2a* 1 Praktische
vaardigheid
1
Steunzwaai brug 1b of 2a* 1 Praktische
vaardigheid
1
*= afhankelijk van in welke zaal wordt gegymd.
Vak: LO
Leerjaar: 3
Onderwerp: Domein B turnen: Turnen 2 (springen en akrobatiek)
Kerndoel(en):
1. De leerlingen beheersen verschillende vormen van springen. 2. De leerlingen kunnen taken verrichten die het samen turnen mogelijk maken. 3. Het doelmatig en veilig omgaan met materialen, gereedschappen en apparatuur (2.6) en
daarbij rekening houden met zichzelf, met anderen en met de omgeving (1.5); 4. Het leren reflecteren op eigen ervaringen en mogelijkheden (6.1); 5. Het leren communiceren (4); 6. Het leren reflecteren op het leerproces (5); 7. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1); 8. Plezier beleven aan het deelnemen aan verschillende bewegingssituaties (ervaren van succes
en gezamenlijkheid); 9. (Samen) eenvoudige regelende taken in bewegingssituaties kunnen vervullen; 10. Vaardigheid, kennis en een positieve attitude verwerven om belangrijke bewegingsproblemen
in bewegingssituaties zelfstandig (samen) op te lossen; 11. Een bevredigende persoonlijke keuze kunnen maken en realiseren met betrekking tot
bewegen (en/of het leiding geven daaraan) in de vrije tijd;
Leerdoel(en):
1. Minitrampoline: de leerling leert de salto voorwaarts (op verhoogd vlak) en is in staat een hurkwendsprong / arabier over de kast te maken.
2. Reuhterplank: de leerling beheerst de hurksprong op of over de kast.
3. Akrobatiek: de leerling leert met 2 of meertallen akrobatische vormen.
4. De leerling kan op een adequate manier hulpverlenen bij de steunsprongen, de vrije sprongen en de akrobatische vormen.
Onderwerp(en): Aangeboden
in:
Periode: Aantal
toetsen:
Toetsvormen: Weging:
Minitramp 1b of 2a* 1
Praktische
vaardigheid
1
Hulpverlenen 1b of 2a* 1 Praktische
vaardigheid
1
Steunsprongen kast 1b of 2a* 1 Praktische
vaardigheid
1
*= afhankelijk van in welke zaal wordt gegymd.
Vak: LO
Leerjaar: 3
Onderwerp: Domein C : Bewegen en muziek
Kerndoel(en):
1. De leerlingen kunnen binnen minimaal één van de volgende onderdelen van bewegen op muziek: ritme en bewegen, volksdansen, jazzdansen, conditionele vormen op muziek, een aantal bewegingen uitvoeren.
2. Het leren reflecteren op eigen ervaringen en mogelijkheden (6.1); 3. Het leren communiceren (4); 4. Het leren reflecteren op het leerproces (5); 5. De leerlingen kunnen taken verrichten die het samen bewegen op muziek mogelijk maken. 6. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1); 7. Plezier beleven aan het deelnemen aan verschillende bewegingssituaties (ervaren van succes
en gezamenlijkheid); 8. (Samen) eenvoudige regelende taken in bewegingssituaties kunnen vervullen; 9. Vaardigheid, kennis en een positieve attitude verwerven om belangrijke bewegingsproblemen
in bewegingssituaties zelfstandig (samen) op te lossen; 10. Een bevredigende persoonlijke keuze kunnen maken en realiseren met betrekking tot
bewegen (en/of het leiding geven daaraan) in de vrije tijd;
Leerdoel(en):
1. De leerling kan in het juiste tempo en op het juiste moment inzetten. 2. De leerling op het aangereikte ritme verschillende passen in verschillende bewegingsbanen
uitvoeren. 3. De leerling leert door middel van bewegen op muziek de conditie te onderhouden en
verbeteren. 4. De leerling leert leert een dans-looppatroon van minimaal 8 vierkwartsmaten te ontwerpen en
dit patroon met een groepje uit te voeren.
Onderwerp(en): Aangeboden
in:
Periode: Aantal
toetsen:
Toetsvormen: Weging:
Bewegen en muziek 1b 1
Praktische
vaardigheid
1
Vak: LO
Leerjaar: 3
Onderwerp: Domein D atletiek: Atletiek
Kerndoel(en):
1. Het leren reflecteren op eigen ervaringen en mogelijkheden (6.1); 2. Het leren communiceren (4); 3. Het leren reflecteren op het leerproces (5); 4. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1); 5. Plezier beleven aan het deelnemen aan verschillende bewegingssituaties (ervaren van succes
en gezamenlijkheid); 6. (Samen) eenvoudige regelende taken in bewegingssituaties kunnen vervullen; 7. Vaardigheid, kennis en een positieve attitude verwerven om belangrijke bewegingsproblemen
in bewegingssituaties zelfstandig (samen) op te lossen; 8. Een bevredigende persoonlijke keuze kunnen maken en realiseren met betrekking tot
bewegen (en/of het leiding geven daaraan) in de vrije tijd; 9. Het doelmatig en veilig omgaan met materialen, gereedschappen en apparatuur (2.6) en
daarbij rekening houden met zichzelf, met anderen en met de omgeving (1.5); 10. het leren omgaan met regels en procedures (4.1); 11. De leerlingen beheersen verschillende vormen van lopen. 12. De leerlingen beheersen verschillende vormen van springen. 13. De leerlingen kunnen taken verrichten die het samen beoefenen van atletiek mogelijk maken.
Leerdoel(en):
1. De leerling leert bij de estafetteloop binnen de wisselzone een vliegende wissel op hoge snelheid toepassen en het estafettestokje op de juiste manier geven, ontvangen en dragen.
2. De leerling leert de Fosbury-flop. 3. De leerling maakt kennis met de triathlon (in aangepaste versie). 4. De leerling maakt kennis met de koppelkoers. 5. De leerling leert hordenlopen. 6. De leerling leert een juiste start- en sprinthouding, weet de startprocedure goed toe te passen
en voert een 80 meter sprint uit. 7. De leerling leert de techniek van het speerwerpen, van de vijfpas.
Onderwerp(en): Aangeboden
in:
Periode: Aantal
toetsen:
Toetsvormen: Weging:
Estafettetechniek 2b 0
Triathlon 2b 1 Praktische
vaardigheid
1
Koppelkoers 2b 1 Praktische
vaardigheid
1
Fosbury-flop 1b 1
Praktische
vaardigheid
1
Hordenlopen techniek 2b 1 Praktische
vaardigheid
1
Sprint 80 m. 1a 1 Praktische
vaardigheid
1
Speerwerpen (techniek) 1a 1 Praktische
vaardigheid
1
Tabel 60 meter sprint.
Cijfer 1e 2m 2j 3m 3j 4m 4j 5m 5j
10 7,9 7,4 6,9 6,9 6,8 6,8 6,6 6,6 6,5
9 8,6 8,2 7,8 7,8 7,6 7,6 7,4 7,4 7,2
8 9,4 9,0 8,7 8,7 8,4 8,4 8,1 8,1 7,8
7 10,1 9,9 9,5 9,5 9,1 9,1 8,9 8,9 8,8
6 10,9 10,7 10,4 10,4 9,9 9,9 9,7 9,7 9,5
5 11,6 11,5 11,2 11,2 10,7 10,7 10,4 10,4 10,2
4 12,4 12,3 12,1 12,1 11,5 11,5 11,2 11,2 11,0
Tabel Fosbury-flop
Meisjes Jongens
3 + 4 1 + 2 Cijfer 1 + 2 3 + 4
50 40 4 50 70
60 50 4 ½ 60 80
70 60 5 70 90
80 70 5 ½ 80 100
90 80 6 90 105
100 90 6 ½ 95 110
105 95 7 100 115
110 100 7 ½ 105 120
115 105 8 110 125
120 110 8 ½ 115 130
125 115 9 120 135
130 120 9 ½ 125 140
135 125 10 130 145
Vak: LO
Leerjaar: 3
Onderwerp: Domein D atletiek: conditie, duuractiviteiten en SRT
Kerndoel(en):
1. Het leren reflecteren op eigen ervaringen en mogelijkheden (6.1); 2. Het leren communiceren (4); 3. Het leren reflecteren op het leerproces (5); 4. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1); 5. Plezier beleven aan het deelnemen aan verschillende bewegingssituaties (ervaren van succes
en gezamenlijkheid); 6. (Samen) eenvoudige regelende taken in bewegingssituaties kunnen vervullen; 7. Vaardigheid, kennis en een positieve attitude verwerven om belangrijke bewegingsproblemen
in bewegingssituaties zelfstandig (samen) op te lossen; 8. Een bevredigende persoonlijke keuze kunnen maken en realiseren met betrekking tot
bewegen (en/of het leiding geven daaraan) in de vrije tijd; 9. Het doelmatig en veilig omgaan met materialen, gereedschappen en apparatuur (2.6) en
daarbij rekening houden met zichzelf, met anderen en met de omgeving (1.5);
10. het leren omgaan met regels en procedures (4.1); 11. De leerlingen beheersen verschillende vormen van lopen. 12. De leerlingen beheersen verschillende vormen van springen. 13. De leerlingen kunnen taken verrichten die het samen beoefenen van atletiek mogelijk maken.
Leerdoel(en):
1- De leerling krijgt inzicht in zijn eigen mogelijkheden en beperkingen m.b.t. duuractiviteiten en leert hoe daar mee om te gaan.
2- De leerling leert op een verantwoorde manier op te bouwen naar een duuractiviteit. 3- De leerling maakt kennis met een pyramideloop, intervalloop, duurloop en de shuttle run test
(SRT) 4- De leerling leert de techniek van het touwspringen en kan dit gedurende langere tijd in een
hoog tempo volhouden.
Onderwerp(en): Aangeboden
in:
Periode: Aantal
toetsen:
Toetsvormen: Weging:
Duurloop 1a 1
Praktische
vaardigheid
1
SRT 1b en 2a 2
Praktische
vaardigheid
1
Touwspringen 1b en 2a 2
Praktische
vaardigheid
1
Tabel Shuttle Run Test
J
Trap
Klas 1 M
Trap
J
Trap
Klas 2 M
Trap
J
Trap
Klas 3 M
Trap
J
Trap
Klas
4,5,6
M
Trap
1 1 1 2 1 1 3 1 2 4 1 3
2 2 2 3 2 2 4 2 3 5 2 4
3 3 3 4 3 3 5 3 4 6 3 5
4 4 4 5 4 4 6 4 5 7 4 6
5 5 5 6 5 5 7 5 6 8 5 7
6 6 6 7 6 6 8 6 7 9 6 8
7 7 7 8 7 7 9 7 8 10 7 9
8 8 8 9 8 8 10 8 9 11 8 10
9 9 9 10 9 9 11 9 10 12 9 11
10 10 10 11 10 10 12 10 11 13 10 12
Tabel touwspringen
Brugklas 80 x in 1 minuut 10
Elke 4 sprongen minder is 1 punt in mindering
2e Klas 120 x in 1 minuut 10
Elke 2 sprongen is 1 punt in mindering: meisjes
Elke 4 sprongen is 1 punt in mindering: jongens
3e klas 250 x in 2 ½ minuut 10
Elke 5 sprongen is 1 punt in mindering : meisjes
Elke 8 sprongen is 1 punt in mindering : jongens
4e
en 5e klas 250 x in 2 minuten 10
Elke 5 seconde extra is 1 punt in mindering
Tabel 2000 meter
J/M
Klas
1
M
Klas
2
J
Klas
2
M
Klas
3
J
Klas
3
M
Klas
4
J
Klas
4
M
Klas
5
J
Klas
5
10 8.35 10 8.15 8.00 10 8.00 7.30 10 8.00 7.30 10 7.45 7.15 10
10- 8.48 10- 8.27 8.11 10- 8.11 7.39 10- 8.11 7.39 10- 7.55 7.24 10-
9 ½ 9.01 9 ½ 8.39 8.22 9 ½ 8.22 7.48 9 ½ 8.22 7.48 9 ½ 8.05 7.33 9 ½
9+ 9.14 9+ 8.51 8.33 9+ 8.33 7.58 9+ 8.33 7.58 9+ 8.15 7.42 9+
9 9.27 9 9.03 8.44 9 8.44 8.08 9 8.44 8.08 9 8.25 7.50 9
9- 9.40 9- 9.15 8.55 9- 8.55 8.17 9- 8.55 8.17 9- 8.35 7.59 9-
8 ½ 9.53 8 ½ 9.37 9.06 8 ½ 9.06 8.26 8 ½ 9.06 8.26 8 ½ 8.45 8.07 8 ½
8+ 10.06 8+ 9.48 9.16 8+ 9.16 8.35 8+ 9.16 8.35 8+ 8.55 8.16 8+
8 10.19 8 9.50 9.27 8 9.27 8.45 8 9.27 8.45 8 9.05 8.25 8
8- 10.32 8- 10.02 9.38 8- 9.38 8.54 8- 9.38 8.54 8- 9.15 8.34 8-
7 ½ 10.45 7 ½ 10.14 9.49 7 ½ 9.49 9.03 7 ½ 9.49 9.03 7 ½ 9.25 8.42 7 ½
7+ 10.57 7+ 10.26 10.00 7+ 10.00 9.13 7+ 10.00 9.13 7+ 9.35 8.51 7+
7 11.10 7 10.37 10.11 7 10.11 9.23 7 10.11 9.23 7 9.45 9.00 7
7- 11.22 7- 10.49 10.22 7- 10.22 9.32 7- 10.22 9.32 7- 9.55 9.09 7-
6 ½ 11.35 6 ½ 11.01 10.33 6 ½ 10.33 9.41 6 ½ 10.33 9.41 6 ½ 10.05 9.18 6 ½
6+ 11.47 6+ 11.13 10.44 6+ 10.44 9.50 6+ 10.44 9.50 6+ 10.15 9.26 6+
6 12.00 6 11.25 10.55 6 10.55 10.00 6 10.55 10.00 6 10.25 9.35 6
6- 12.15 6- 11.40 11.10 6- 11.10 10.15 6- 11.10 10.15 6- 10.40 9.50 6-
5 ½ 12.30 5 ½ 11.55 11.25 5 ½ 11.25 10.30 5 ½ 11.25 10.30 5 ½ 10.55 10.05 5 ½
5+ 12.45 5+ 12.10 11.40 5+ 11.40 10.45 5+ 11.40 10.45 5+ 11.10 10.20 5+
5 13.00 5 12.25 11.55 5 11.55 11.00 5 11.55 11.00 5 11.25 10.35 5
5- 13.15 5- 12.40 12.10 5- 12.10 11.15 5- 12.10 11.15 5- 11.40 10.50 5-
4 ½ 13.30 4 ½ 12.55 12.25 4 ½ 12.25 11.30 4 ½ 12.25 11.30 4 ½ 11.55 11.05 4 ½
4+ 13.45 4+ 13.10 12.40 4+ 12.40 11.45 4+ 12.40 11.45 4+ 12.10 11.20 4+
4 14.00 4 13.25 12.55 4 12.55 12.00 4 12.55 12.00 4 12.25 11.35 4
12/13 11/12 10/11 10/11 9/10 10/11 9/10 10 8/9
Om het aangegeven cijfer te halen moet de leerling minimaal de genoemde tijd halen.
Vak: LO
Leerjaar: 3
Onderwerp: Domein E: Zelfverdediging
Kerndoel(en):
1. De leerlingen kunnen een vorm van zelfverdediging uitvoeren, te kiezen uit stoeispelen, trefspelen en zelfverdediging (voor meisjes).
2. De leerlingen beheersen verschillende vormen van balanceren. 3. De leerlingen kunnen maatregelen nemen om (seksueel) geweld te voorkomen. 4. De leerlingen kunnen taken verrichten die het samen oefenen met zelfverdediging mogelijk
maken. 5. Het leren reflecteren op eigen ervaringen en mogelijkheden (6.1);
6. Het leren communiceren (4); 7. Het leren reflecteren op het leerproces (5); 8. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1); 9. Plezier beleven aan het deelnemen aan verschillende bewegingssituaties (ervaren van succes
en gezamenlijkheid); 10. (Samen) eenvoudige regelende taken in bewegingssituaties kunnen vervullen; 11. Vaardigheid, kennis en een positieve attitude verwerven om belangrijke bewegingsproblemen
in bewegingssituaties zelfstandig (samen) op te lossen; 12. Een bevredigende persoonlijke keuze kunnen maken en realiseren met betrekking tot
bewegen (en/of het leiding geven daaraan) in de vrije tijd; 13. Het doelmatig en veilig omgaan met materialen, gereedschappen en apparatuur (2.6) en
daarbij rekening houden met zichzelf, met anderen en met de omgeving (1.5); 14. het leren omgaan met regels en procedures (4.1);
Leerdoel(en):
1. De leerling maakt kennis met stoeispelen. 2. De leerling leert gewend te raken aan lichamelijk contact. 3. De leerling leert te vertrouwen op de partner. 4. De leerling leert verantwoordelijkheid te dragen voor het welzijn van de partner. 5. De leerling leert te reageren op aanvallende acties van de partner. 6. De leerling leert het belang van veiligheidsmaatregelen en neemt deze in acht. 7. De leerling leert gebruik te maken van de basisstoten en verdedigingstechnieken van het
boksen, op invitatie en sparrend.
Er vindt geen beoordeling plaats.
NATECH
A. LEER EN TOETSPLAN 2016 - 2017
Vak: NATECH
Leerjaar: 3
Onderwerp:
Kerndoel(en):
28. De leerling leert vragen over onderwerpen uit het brede leergebied om te zetten in
onderzoeksvragen, een dergelijk onderzoek over een natuurwetenschappelijk onderwerp uit te
voeren en de uitkomsten daarvan te presenteren.
29. De leerling leert kennis te verwerven over en inzicht te verkrijgen in sleutelbegrippen uit het
gebied van de levende en niet-levende natuur, en leert deze sleutelbegrippen te verbinden met
situaties in het dagelijks leven.
30. De leerling leert dat mensen, dieren en planten in wisselwerking staan met elkaar en hun
omgeving (milieu), en dat technologische en natuurwetenschappelijke toepassingen de
duurzame kwaliteit daarvan zowel positief als negatief kunnen beïnvloeden.
31. De leerling leert o.a. door praktisch werk kennis te verwerven over en inzicht te verkrijgen in
processen uit de levende en niet-levende natuur en hun relatie met omgeving en milieu.
32. De leerling leert te werken met theorieën en modellen door onderzoek te doen naar
natuurkundige en scheikundige verschijnselen als elektriciteit, geluid, licht, beweging, energie
en materie.
33. De leerling leert door onderzoek kennis te verwerven over voor hem relevante technische
producten en systemen, leert deze kennis naar waarde te schatten en op planmatige wijze een
technisch product te ontwerpen en te maken.
Leerdoel(en): De leerling leert....
A. natuurkundige begrippen/eenheden herkennen, begrijpen en gebruiken: Kracht-Newton-Moment- Volt, Ampere, Ohm watt, snelheid & versnelling, wrijvingsweerstand
B. Nauwkeurig werken aan getekende weergave van natuurkundige grootheden (krachten optellen, constructie van lichtstralen en dergelijke)
C. Maken van grafische weergave van natuurkundige grootheden. s,t- & v,t- & a,t-diagrammen, D. Rekenen met natuurkundige formules: wet van ohm, samengestelde weerstanden, soortelijke weerstand
beweging formules, wet van Snellius, lensformule, vergroting, energie-, arbeid- & rendement berekeningen.
E. Opzetten en uitvoeren van practica ter aanvulling en ondersteuning van de theorie F. Opzetten en uitvoeren van een onderzoek programma voor het ontwikkelen van een technisch product
Onderwerp(en):
Aangeboden werkvorm: Periode Toetsvormen Weging
ELEKTRICITEIT
Statische elektr.
Wet van Ohm
Vervangingsweerstand
Elek. vermogen en
energie
Soortelijke weerstand
Theorie, Nova H3
Leerling practicum I-U diagram
Practicum soortelijke weerstand
1
practicum soortelijke
weerstand
0,5
2
Kracht, moment, druk
Theorie,H1 NOVA
Practicum veerconstante
Hoofdstuk toets
1
practicum
0,5
Proefwerkweek-1
PW – H1 2
BEWEGING
S,t-diagram
V,t-diagram
A,t-diagram
vgem =Δs/Δt
vgem = (vb + ve) / 2
Δv=ve -vb a = Δv / Δt Δs
= 1⁄2 • a • Δt2
FR = m • a
Theorie, (Hendriks stencils) Veel
oefensommen
Tijdtikker
2
verslag(je)
PW rekenen aan
bewegingen
0,5
3
VIDEOMETEN Practicum snelheden meten met
foto/video camera en coach
2 Practicum uitwerking 1
Onderwerp(en):
Aangeboden werkvorm: Periode: Toetsvormen Weging
LICHT Brekingsindex practicum
Lens formule + stralen tekenen
Pinhole camera
Proefwerk uur:
2
2
practicum
Proefwerkuur
construtiestralen,
lensformule en
brekingsindex
0,5
3
Proefwerkweek-2 feb.
Pinhole camera
pww
verslag
2
ENERGIE
Energie omzetting
Behoud van energie
Rendement van energie
omzetting
Theorie, Nova H4
Practicum rendement waxinelichtje
3 1
ARBEID
Theorie, Nova H6
Practicum hijsmotor rendement
4
Practicum + verslag
1
Proefwerkweek-3
Energie en arbeid
3
Keuze onderwerp-1
AUTOMATISCHE
SCHAKELINGEN
Theorie, Nova H 5
Magneten en Relais schakeling
Practicum NTC ijken
3 werkstuk BEL of
ventilator (indien er
voldoende lestijd is)
practicum NTC
0,5
1
Keuze onderwerp-2
ELEKTRO
MAGNETISME
Theorie H7
Wisselspanning
Transformator
4 trafo practicum 1
EINDTOETS Proefwerkweek-3 juni.
H-6 (evt +deel van keuzestof)
pww 3
B. VAARDIGHEDEN
Vaardigheden rubrieken:
Onvoldoende
Voldoende Ruim voldoende Goed
Theoretische
vaardigheden
Weet nog niet om te
gaan met formules
(a = b•c)
Kan eenvoudige
formules gebruiken
maar heeft nog
moeite met
omwerken naar
andere volgorde.
(b=a/c)
Geen problemen
meer met
formules in
verschillende
varianten.
Gebruikt
eenheden op
correcte wijze
Toont inzicht in het
achterhalen en
verwerken van
gegevens die via een
omweg beschikbaar
zijn. Combineert kennis
van voorgaande
onderwerpen in nieuwe
theorie
Oplossen van
natuurkundige
vraagstukken
(sommen maken)
De leerling kan niet
zelfstandig een
oplossing- strategie
kiezen. Legt
gebrekkig verband
tussen vraagstelling
en de theorie.
De leerling lost
‘standaard’
vraagstukken op
volgens
ingeoefende
oplossingstrategieë
n. Sommen die daar
van afwijken
leveren een
probleem op.
Naast de
standaard
oplosmethoden
kan de leerling
ook ‘nieuwe’
problemen aan,
waarbij meerdere
denkstappen
gevraagd worden.
De leerling kan
zelfstandig vooruit
werken. Hij/zij komt
zelf tot het vinden van
een creatieve aanpak
waar dat nodig is.
Weet de kennis van
wiskunde bij de
natuurkunde toe te
passen.
Onderzoek
vaardigeden /
praktische
eindopdracht
Is niet tot een
eindproduct
gekomen
Er is een
eindproduct tot
stand gekomen.
Maar het ontbreekt
aan deelproducten;
...Onderzoekdeel
...Innovatie
...Gebrekkig verslag
Alle stappen van
de opdracht zijn
‘voldoende’
doorlopen. Het
eindproduct
functioneert naar
wens.
De leerling heeft verder
doorgedacht dan
letterlijk in de opdracht
is aangegeven. Het
eindproduct en verslag
geven blijk van
natuurkundig inzicht,
en/of technische
vaardigheden.
Werkboek en
uitwerking van
opdrachten
Antwoorden
ontbreken of zijn
overgeschreven
(gekopieerd)
Merendeel van
opdrachten zijn
naar behoren
uitgevoerd, er zijn
nog wat
opmerkingen op
netheid of
volledigheid
Geen duidelijke
hiaten. Vragen
worden volledige
beantwoord. Laat
waar nodig
redeneringen en
of berekeningen
zien.
Nagekeken en
verbeterd.
Goed verzorgt
werkboek. Gebruik van
liniaal en kleur waar
gevraagd. Ook de
“extra”-opdrachten zijn
(meestal) gemaakt.
Waar mogelijk
nagekeken en
verbeterd met
antwoordkaarten.
Natuurkunde De leerlingen kan LL kan de juiste Ll kan diverse Vorige kolom + toont
practicumvaardighe
den
niet zonder hulp
een proefopstelling
opbouwen. Heeft
gebrekkig inzicht
van het nut van de
diverse
meetapparaten
practicum spullen
vinden. Eenvoudige
meetapparatuur
gebruiken, maar
heeft enige hulp
nodig bij het
aansluiten of correct
aflezen van
meetapparatuur
meetapparaten op
correcte wijze
combineren.
Onderscheid
maken tussen
meetbereiken van
meters.
inzicht in
nauwkeurigheid bij het
uitvoeren van proeven.
Vult het practicum
waar nodig aan met
extra waarnemingen.
Vergelijkt resultaten
met theorie.
C. KENNEN EN KUNNEN
Kennen en kunnen lijst
Kennen Kunnen
Onderwerp
Licht
Elektriciteit
Elektromagnetisme
Signalen/systemen
Beweging
Arbeid en Energie
Vergrotingsformule Lensformule,
Dioptrie, di- en convergent,
brekingsindex, wet van Snellius
Toepassingen: Oog, camera obscura,
fototoestel, verrekijker, microscoop
Spanningsbronnen, samengestelde
stroomkringen
Eenheden; volt, ampere, ohm watt kwh.
Wet van Ohm vermogen.
Vervangingsweerstand
Toepassingen met elektromagnetisme
Sensor, actuator, comperator, invertor,
Beweging formules
Energie: potentieel, elektrisch, warmte,
kinetisch, chemisch, veer.
Rendement
Tekenen van constructiestralen.
Brandpunt bepalen
Rekenen aan voorwerp en
beeldafstanden
Lineaire en hoekvergroting bepalen
Vertakte zwakstroom schakelingen
maken
Stroom, spanning, weerstand en
vermogen berekeningen
Transformator verhouding berekenen
Eenvoudig sensor/actuator probleem
uitvoeren op systeembord
Berekeningen uitvoeren aan, afstanden,
snelheden, versnellingen.
Rendement van een ‘apparaat’
uitrekenen. Omrekenen van een
energievorm in een andere.
E. Ict-vaardigheden
Internetgebruik – in Mediales
Bij welke vakonderdelen Soort opdrachten Welke vaardigheden
Mediales (nauurkunde) Presenteren van
onderzoek in
YouTube film format
Digitaal werken met media.
(bij www.shop4media)
Kies een wetenschappelijk vraagstuk. Bedenk zelf een
oplossing met een praktische bewijsmogelijkheid. Maak
een videoclip van vraagstelling en oplossing.
Uploaden naar YouTube.
Officeprogramma’s
Vakonderdeel Opdracht Vaardigheden
Verslag schrijven Meten van
Veerconstante
Word vaardigheden toepassen
Voetteksten plaatsen
Automatische paginanummering
‘bullets’ gebruiken
Grafieken maken idem In excel tabellen maken, berekeningen uitvoeren,
spreidings grafiek maken, trendlijn invoegen.
Scannen en beeldmanipulatie Maken van pinhole
foto’s
Geavanceerdere Photoshop manipulaties.
Spiegelen, zwartwit omkeren, contrast aanpassen
etc...
Vakprogramma’s
Vakonderdeel opdracht vaardigheden
IP-Coach versnelling bepalen Werken met Coach videometen
Video importeren, beeldjes selecteren
YENKA Stroomkring Simuleren van elektrische schakelingen
YENKA Lichtbreking Simuleren van lenswerking, brandpunt bepalen.
NEDERLANDS
A. LEER EN TOETSPLAN 2016-2017
Vak: Nederlands
Leerjaar: 3
Onderwerp: Vocabulaire
Kerndoel(en): Nr. 2
Leerdoel(en):
1-regels van de spelling (groene boekje)
2-uitbreiding woordenschat
3-kennis en toepassing van spreekwoorden en uitdrukkingen, letterlijk en figuurlijk taalgebruik
Onderwerp(en):
Aangeboden in: Periode: Aantal
toetsen:
Toetsvormen: Weging:
Taalschat
Zelfstandig 1,
2,
3
5 Schriftelijk 1x,2x,
1x,2x,
2x
B. VAARDIGHEDEN: NVT
C. KENNEN EN KUNNEN
Kennen en kunnen lijst
Onderwerp Kennen Kunnen
Vocabulaire
Betekenis en toepassing van
moeilijke en bijzonder woorden en
uitdrukkingen
Herkennen en toepassen van
moeilijke en bijzondere woorden en
uitdrukkingen
Memoriseren!
D NOVUMDAG: NVT
E ICT-VAARDIGHEDEN Internetgebruik
Bij welke vakonderdelen Soort opdrachten Welke vaardigheden
Vocabulaire Informatie(betekenissen)
opzoeken
Omgaan met zoekmachines, selecteren,
opslaan in eigen accounts, mailprogramma
gebruiken
Officeprogramma’s: Word
Vakonderdeel Opdracht Vaardigheden
Vocabulaire Opdrachten maken
Tekstverwerken (in detail), digitaal
woordenboek gebruiken
formuleren, samenvatten, spellen
A. LEER EN TOETSPLAN 2016-2017
Vak: Nederlands
Leerjaar: 3
Onderwerp: Beeldspraak/Stijlfiguren/Taalgebruik
Kerndoel(en):
Leerdoel(en):
Herkennen en toepassen van de verschillende vormen van beeldspraak
Herkennen en toepassen van verschillen de stijlfiguren
Herkennen van bijzonder of foutief taalgebruik (dialect, standaardtaal, tweelingfouten, verengelsing,
foutief pleonasme en tautologie, storende herhaling, taalverwerving bij kinderen, contaminatie,
verwijsfouten)
Onderwerp(en) Aangeboden in: Periode: Aantal
toetsen:
Toetsvormen: Weging:
Beeldspraak/ Stijlfiguren/
Bijzonder taalgebruik
Vakles
Nederlands
1, 2,3,4
4
4 Schriftelijk
schriftelijk
2x,
2x,
B. VAARDIGHEDEN: NVT
C. KENNEN EN KUNNEN
Kennen en kunnen lijst
Onderwerp Kennen Kunnen
Beeldspraak/
Stijlfiguren/
bijzonder taalgebruik
De verschillende vormen van
beeldspraak en stijlfiguren
Herkennen en benoemen van deze
taalverschijnselen in zinnen, teksten
en gedichten
D. NOVUMDAG: NVT
E. ICT-VAARDIGHEDEN
Internetgebruik
Bij welke vakonderdelen Soort opdrachten Welke vaardigheden
Beeldspraak /
Stijlfiguren /
Bijzonder taalgebruik
Informatie opzoeken Omgaan met zoekmachines, selecteren,
opslaan in eigen accounts, mailprogramma
gebruiken
Officeprogramma’s: Word
Vakonderdeel Opdracht Vaardigheden
Beeldspraak /
Stijlfiguren /
Bijzonder taalgebruik
Opdrachten maken
Tekstverwerken (in detail)
formuleren, samenvatten, spellen
A. LEER EN TOETSPLAN 2016-2017
Vak: Nederlands
Leerjaar: 3
Onderwerp: zakelijk schrijven
Kerndoel(en):
Nr 1
Nr 2
Nr 4, 5, 9
Leerdoel(en):
1-gedachten ordenen
2-verschillen herkennen tussen feiten en meningen
3-tekstopbouw
4- conventies van de zakelijke brief
5- toepassen van de spelling- en interpunctieregels (Groene Boekje)
6- doelstelling bepalen
7 – helder formuleren
Onderwerp(en): Aangeboden in: Periode: Aantal
toetsen:
Toetsvormen: Weging:
Zakelijk schrijven
Vakles
Nederlands
1,
3
2 Schriftelijk
schriftelijk
2x,
2x
B. VAARDIGHEDEN: NVT
C. KENNEN EN KUNNEN
Kennen en kunnen lijst
Onderwerp Kennen Kunnen
Zakelijke/gedocumen
teerd schrijven
Zakelijke brief
Tekstopbouw
Spelling
Grammatica
Zinsbouw
Conventies brief:
Spelling
Grammatica
(digitale) bronnen gebruiken
Selecteren
Hoofd/bijzaken onderscheiden
Kennis omzetten in een
goedlopende tekst
Typen/ pc-gebruik
Ordenen
Zinsbouw
Tekstopbouw
Hoofd/bijzaken
Overtuigen
D. NOVUMDAG: NVT
E. ICT-VAARDIGHEDEN
Internetgebruik
Bij welke vakonderdelen Soort opdrachten Welke vaardigheden
Zakelijk schrijven Informatie opzoeken Omgaan met zoekmachines, selecteren,
opslaan in eigen accounts, mailprogramma
gebruiken
Officeprogramma’s: Word
Vakonderdeel Opdracht Vaardigheden
Zakelijk schrijven Opdrachten maken
Betoog schrijven
Tekstverwerken (in detail)
Tekststructuur aanbrengen (conventies!),
formuleren, samenvatten, spellen
A. LEER EN TOETSPLAN 2016-2017
Vak: Nederlands
Leerjaar: 3
Onderwerp: Zakelijk lezen
Kerndoel(en): Nr. 2
Leerdoel(en):
Lezen en begrijpen van zakelijke teksten;
Toepassen van leesstrategieën;
herkennen van opbouw en structuur van teksten
herkennen van tekstsoorten, tekstdoelen en publiek
(Lezen en begrijpen van open en meerkeuzevragen)
Onderwerp(en):
Aangeboden in: Periode: Aantal
toetsen:
Toetsvormen: Weging:
Zakelijk lezen Vakles
Nederlands
2
4
2 Schriftelijk
schriftelijk
2x,
2x
B. VAARDIGHEDEN: NVY
C. KENNEN EN KUNNEN
Kennen en kunnen lijst
Onderwerp Kennen Kunnen
Zakelijk lezen
omgaan met informatie (opzoeken,
ordenen, beoordelen)
Tekstopbouw, alinea’s, koppen,
tussenkoppen, onderwerp,
hoofdgedachte
lees- en luisterstrategieën
toepassen
teksten goed interpreteren
vragen interpreteren
D. NOVUMDAG: NVT
E. ICT-VAARDIGHEDEN
Internetgebruik
Bij welke vakonderdelen Soort opdrachten Welke vaardigheden
Zakelijk lezen Informatie opzoeken Omgaan met zoekmachines, selecteren,
opslaan in eigen accounts, mailprogramma
gebruiken
Officeprogramma’s: Word
Vakonderdeel Opdracht Vaardigheden
Zakelijk lezen Opdrachten uitwerken Tekstverwerken (in detail)
Spellen, tekststructuur aanbrengen
(conventies!), formuleren, samenvatten,
A. LEER EN TOETSPLAN 2016-2017
Vak: Nederlands
Leerjaar: 3
Onderwerp: Spelling
Kerndoel(en): Nr.2
Leerdoel(en):
Regels van de spelling en interpunctie (Groene Boekje); werkwoordsvormen, moeilijke woorden,
samenstellingen, meervoudsvormen
Onderwerp(en):
Aangeboden in: Periode: Aantal
toetsen:
Toetsvormen: Weging:
Spelling
Zelfstandig 1,
2,
3,
4
1 schriftelijk 2x
B. VAARDIGHEDEN: NVT
C. KENNEN EN KUNNEN
Onderwerp Kennen Kunnen
Spelling
Regels van spelling en interpunctie
Toepassen van de regels van spelling
en interpunctie.
Woordenschat uitbreiden.
(Taal)activiteiten plannen
Zelfstandig werken
E. ICT-VAARDIGHEDEN
Internetgebruik
Bij welke vakonderdelen Soort opdrachten Welke vaardigheden
Spelling Informatie opzoeken Omgaan met zoekmachines, selecteren,
opslaan in eigen accounts, mailprogramma
gebruiken
Officeprogramma’s: Word
Vakonderdeel Opdracht Vaardigheden
Spelling Oefeningen maken Tekstverwerken (in detail)
spellen
A. LEER EN TOETSPLAN 2016-2017
Vak: Nederlands
Leerjaar: 3
Onderwerp: Grammatica
Kerndoel(en): Nr. 2
Leerdoel(en):
Herhaling zinsdelen en woordsoorten
Toevoeging vzvw en bvg
Leren onderscheiden samengestelde zinnen, nevenschikking/onderschikking
Benoemen bijzinnen
Beknopte bijzin en foutieve bijzin
Samentrekking en foutieve samentrekking
Toepassen kenmerken zinsstructuur in zelf te schrijven teksten
Overeenkomst grammatica tussen verschillende Europese talen
Onderwerp(en):
Aangeboden in: Periode: Aantal
toetsen:
Toetsvormen: Weging:
Grammatica Vakles
Nederlands
1,
2,
3,
4
4 Schriftelijk
Schriftelijk
Schriftelijk
schriftelijk
1x, 3x, 3x
3x
2x
3x
B. VAARDIGHEDEN: NVT
C. KENNEN EN KUNNEN
Kennen en kunnen lijst
Onderwerp Kennen Kunnen
grammatica
taalconventies hanteren
begrippen
herkennen zinsdelen,
werkwoordstijden en woordsoorten
Taalconventies toepassen
Toepassen in enkelvoudige zinnen,
samengestelde zinnen en kleine
tekstjes
D. NOVUMDAG: NVT
E. ICT-VAARDIGHEDEN
Internetgebruik
Officeprogramma’s: Word
Vakonderdeel Opdracht Vaardigheden
Spelling Oefeningen maken Tekstverwerken (in detail)
spellen
Bij welke vakonderdelen Soort opdrachten Welke vaardigheden
Spelling Informatie opzoeken Omgaan met zoekmachines,
selecteren, opslaan in eigen
accounts, mailprogramma gebruiken
A. LEER EN TOETSPLAN 2016-2017
Vak: Nederlands
Leerjaar: 3
Onderwerp: Fictie (Creatief lezen)
Kerndoel(en):
(nr)-3
(nr)-8
(nr)-9 en 10
Leerdoel(en):
1-smaakontwikkeling bevorderen
2-soorten verhalen onderscheiden (genres: dagboek, biografie, autobiografie)
3-mening vormen en onderbouwen
4-begrippen: spanning en personages aanleren
5-tekstopbouw samenvatting met conventies
6- poëzie smaakontwikkeling bevorderen
7- kenmerken soorten poëzie onderscheiden
8- thema herkennen in verhalen
9- ontwikkeling van jeugdliteratuur naar “volwassen” literatuur
Onderwerp(en):
Aangeboden
in:
Periode: Aantal
toetsen:
Toetsvormen: Weging:
Fictie lezen
Zelfstandig;
Vakles
Nederlands
1,
2,
3,
4
4
schriftelijk
schriftelijk
groepspresenta
tie
presentatie
schriftelijk
2x,
2x,
2x,
2x
1x
B. VAARDIGHEDEN
Vaardigheden rubrieken:
Onvoldoende Voldoende Ruim voldoende Goed
Presentatie
De mondelinge
presentatie
(poster, verslag,
rol) is
onsamenhangen
d en sluit niet
aan op de
De mondelinge of
schriftelijke
presentatie (poster,
verslag, rol) is een
verzameling
gegevens met een
kop en een staart
De mondelinge of
schriftelijke
presentatie (poster,
verslag, rol) bezit
samenhang; de
verschillende
onderdelen sluiten
De mondelinge of
schriftelijke
presentatie (poster,
verslag, rol) bezit
samenhang; er is
een inleiding, kern
en afsluiting; de
vraag/opdracht.
maar sluit niet aan
op de
vraag/opdracht
goed aan op elkaar
en op de
vraag/opdracht. Er
is een kop en een
staart.
verschillende
onderdelen sluiten
goed aan op elkaar
en op de
vraag/opdracht. De
leerling voegt extra
elementen toe die
een meerwaarde
vormen (visueel,
inhoudelijk, enz.).
Samenwerken
De leerling wilde
niet
samenwerken of
werkte in een
groep
contraproductief.
De leerling heeft
goed
samengewerkt en
wilde ook
opdrachten van
anderen uitvoeren.
De leerling heeft
goed
samengewerkt en
heeft initiatieven
genomen om de
groep goed te laten
samenwerken.
De leerling heeft
goed
samengewerkt en
nam de rol van
leider op zich; dank
zij hem
functioneerde de
groep als geheel.
Leesverslag
Het verslag
voldoet niet aan
de gegeven
(schriftelijke)
opdracht
Het verslag voldoet
aan de opdracht,
maar heeft geen
toegevoegde
(eigen) elementen.
De leerling heeft zo
weinig mogelijk
gedaan.
Het verslag voldoet
aan de opdracht en
de leerling heeft
eigen, waardevolle
elementen
toegevoegd
C. KENNEN EN KUNNEN
Kennen en kunnen lijst
Onderwerp Kennen Kunnen
Lezen (fictie)
Begrippen: spanning, personages,
perspectief, ruimte, tijd
Tekstindeling
Herkennen
Samenvatting maken
Reflecteren op eigen leeshistorie
Toepassen vaardigheden uit andere
lessen
Mondelinge presentatie verzorgen
(Taal)activiteiten plannen
In een groep samenwerken aan een
opdracht
D. NOVUMDAG: NVT
E. ICT-VAARDIGHEDEN
Internetgebruik
Officeprogramma’s: Word
Vakonderdeel Opdracht Vaardigheden
Fictie (Creatief) schrijven Tekstverwerken (in detail)
spellen
A. LEER EN TOETSPLAN 2016-2017
Vak: Nederlands
Leerjaar: 3
Onderwerp: Fictie (Thrillers)
Kerndoel(en):
(nr)-3
(nr)-8
(nr)-9 en 10
Leerdoel(en):
1-smaakontwikkeling bevorderen
2-soorten verhalen onderscheiden (thrillers, zgn. literaire thrillers)
3-mening vormen en onderbouwen
4-begrippen: spanning en personages aanleren
5-tekstopbouw samenvatting met conventies
6- thema herkennen in verhalen
7- ontwikkeling van jeugdliteratuur naar “volwassen” literatuur
8-presentatiescript schrijven
9-samenwerken in groepen
Activiteit
Aangeboden
in:
Periode:
Aantal
toetsen:
Toetsvormen:
Weging:
presentatie maken in een
groep; vrije vorm
presenteren en beoordelen
2 nvt
schriftelijk 2x
Bij welke vakonderdelen Soort opdrachten Welke vaardigheden
Fictie Informatie opzoeken Omgaan met zoekmachines,
selecteren, opslaan in eigen
accounts, mailprogramma gebruiken
E. ICT-VAARDIGHEDEN
Internetgebruik:
Bij welke
vakonderdelen
Soort opdrachten Welke vaardigheden
Lezen (fictie)
Eigen scenario omzetten
in presentatie
Informatie opzoeken Omgaan met zoekmachines, selecteren,
opslaan in eigen accounts, mailprogramma
toepassen
Film/ prezi/PP-programma toepassen
Officeprogramma’s: Word
Vakonderdeel Opdracht Vaardigheden
Lezen (fictie) Verslagen maken Tekstverwerken (in detail)
Tekststructuur aanbrengen (conventies!),
formuleren, samenvatten, spellen
Verwerkingsopdrachten Tekstverwerken,
Tekststructuur aanbrengen (conventies!),
formuleren, samenvatten, spellen,
briefconventies
LTP Nederlands klas 3: 2016-2017
Onderwerpen:
Fictie
Grammatica
Spelling
Zakelijk lezen
Zakelijk schrijven
Beeldspraak/stijlfiguren
Taalgebruik
Fictie:
Periode 1: Thema: Spanning
een thriller – thrillerlijst uit lesboek (blz. 270) + Verwerkingsopdracht
Periode 2: Thema: Spanning
Eigen thriller maken + script schrijven. Presenteren in de klas.
Winnaars presenteren op de thrillerdag hun script. Tijd: tussen 5 en
10 min. Presentatievorm is vrij: vertellen, naspelen, filmpje, dia’s, PP,
enz.
Thrillerdag: ??? februari, lezing + vragen Schrijver ?????
Prijsuitreiking
Periode 3: Thema WO II (combinatie met gs):
Boek over WOII (van aparte lijst)
Verwerkingsopdrachten: Presentatie (groepjes van 2 leerlingen)
.Periode 4: Thema: genres: dagboek, biografie, autobiografie, roman (soorten), novelle
eigen keuze: boek uit lijst literatuur (ev. verhalenbundel). Géén
jeugdliteratuur of literaire thriller!
Verwerking: verslagopdracht met genrevermelding en 2 recensies.
Onderbouwde eigen recensie adhv bijgevoegde recensies.
Grammatica:
Herhaling zinsontleding/ woordsoorten
Toevoeging vzvw + Bep.v gest.
Samengestelde zinnen – nevenschikking/onderschikking
Hoofdzin/bijzin benoemen
Beknopte (foutieve) bijzin/ (foutieve) samentrekking
Spelling:
Herhaling alle spelling
Zakelijk lezen:
Herhaling tekstdoelen/tekstopbouw
Herhaling tekstsoorten + uitbreiding uiteenzettende teksten
Herhaling onderwerp/hoofdgedachte + uitbreiding functies van tekstdelen
Herhaling mening/argumenten + samenvatten
Structuurmodellen
Leesteksten
Zakelijk schrijven:
Betoog
Verslag
Signaalwoorden/soorten verbanden/soorten argumenten
Uiteenzetting/beschouwing volgens opdracht boek, blok 6 (in tweetallen)
Beeldspraak/stijlfiguren:
Vergelijking/metafoor/personificatie/metonymia
Herhaling/parallellisme/tautologie/ pleonasme (cliché)
Vooropplaatsing/inversie/opsomming/ climax (anti-climax)
Antithese/paradox/ hyperbool/woordspeling
Understatement/ eufemisme/litotes/ retorische vraag
Ironie/sarcasme/cynisme
Woordenschat
Taalgebruik:
Dialect/standaardtaal/ tweelingfouten/ verengelsing/ foutief pleonasme en tautologie/ storende herhaling/ taalverwerving bij kinderen/ contaminatie/ verwijsfouten
Indeling onderwerpen:
Periode 1: 3 lessen per wee
Zakelijk schrijven: - blok 1-3: congruentie, passieve/actieve zinnen, foutieve inversie,
formulieren, foutief pleonasme en tautologie, argumenteren, betogende tekst schrijven.
Beeldspraak Blok1-2, Beeldspraak, Stijlfiguren: tautologie, pleonasme.
Taalschat 1 – 2 (zelfstandig, apart so) samen 6 lessen
Spelling: Blok 1 -2 (zelfstandig)
Grammatica: blok 1 – 2 Herh. + uitbreiding zinsdelen + woordsoorten, (5/ 6 lessen)
Fictie: Blok 1: Epiek, lyriek, dramatiek, proza, poëzie, toneel.
Blok 2: Tijd en opbouw, verhaalsoorten (herh. Klas 2).
Blok 3: perspectief
Eigen keus uit thrillerlijst in lesboek, verwerkingsopdracht
Toetsen:
so taalschat /Beeldspr/Stijlfig.(2x), Gramm. so (1x), Gramm. (3x), Fictie 1 (1x) Betoog (2x)
Periode 2: 3 lessen per week
Zakelijk lezen: - Blok 1 – 3, herh. doelen, opbouw, soorten
Stijlfiguren Blok 3 – 4 (+ herh blok 1 +2)
Taalschat Blok 3 - 4 (zelfstandig) apart so!
Spelling Blok 3 – 4 (zelfstandig)
Grammatica Blok 3 – 4 ( 5 lessen)
Fictie 2 (thema: spanning) Eigen thrillerscenario schrijven en presenteren op Thrillerdag.
Toetsen:
Leestekst (2x), Taalschat/stijlfiguren (2x), Gramm. (3x), fictie (thrillerscenario) (2x), presentatie Thrillerdag (2x) Periode 3: 3 lessen per week
Over lezen Blok 1 (proza, poëzie, toneel, epiek, lyriek, dramatiek, herh klas 2)
Blok 2 (verhaalsoorten: mythe en sage, herh. Klas 2)
Zakelijk lezen, samenvatten (blok 4, structuurmodellen (blok 5), herh (blok 6)(6 lessen)
Stijlfiguren blok 5 -6
Taalschat Blok 5-6 apart so!
Grammatica Blok 5 -6 (5 lessen)
Spelling blok 5-6
Fictie 3 (thema WO II) verwerkingsopdracht boek/film (pres.) gecombineerd cijfer.
Toetsen:
so taalschat(1x) Samenvatting (2x) fictie 3(pres.) (2x) Eindtoets: Grammatica (3x)
Periode 4:
3 lessen per week
Zakelijk schrijven – blok 4, blok 6, (kranten)artikel (in tweetallen)(2x)
Over Taalgebruik: blok 1 -6 (6 lessen)
Zelfstandig: herhalen beeldsp/stijlfig.Blok 1 -6,
Fictie 4 (Thema: genres) eigen keus literatuurlijst (geen jeugdliteratuur of thrillers!) verslag met
recensie en onderbouwde mening adhv recensie.
Toetsen:
Schrijven: artikel (2x) Toets bldspr/stijlf. Blok 1-6 (2x) Fictie 4 (1x) Eindtoets: Over Taalgebruik (2x)
SCHEIKUNDE
Vak: Scheikunde
Leerjaar: 3
Kerndoel(en):
28. De leerling leert vragen over onderwerpen uit het brede leergebied om te zetten in
onderzoeksvragen, een dergelijk onderzoek over een natuurwetenschappelijk onderwerp
uit te voeren en de uitkomsten daarvan te presenteren.
29. De leerling leert kennis te verwerven over en inzicht te verkrijgen in sleutelbegrippen uit
het gebied van de levende en niet-levende natuur, en leert deze sleutelbegrippen te
verbinden met situaties in het dagelijks leven.
30. De leerling leert dat mensen, dieren en planten in wisselwerking staan met elkaar en hun
omgeving (milieu), en dat technologische en natuurwetenschappelijke toepassingen de
duurzame kwaliteit daarvan zowel positief als negatief kunnen beïnvloeden.
31. De leerling leert o.a. door praktisch werk kennis te verwerven over en inzicht te verkrijgen
in processen uit de levende en niet-levende natuur en hun relatie met omgeving en
milieu.
32. De leerling leert te werken met theorieën en modellen door onderzoek te doen naar
natuurkundige en scheikundige verschijnselen als elektriciteit, geluid, licht, beweging,
energie en materie.
33. De leerling leert door onderzoek kennis te verwerven over voor hem relevante technische
producten en systemen, leert deze kennis naar waarde te schatten en op planmatige wijze
een technisch product te ontwerpen en te maken.
34. De leerling leert hoofdzaken te begrijpen van bouw en functie van het menselijk lichaam,
verbanden te leggen met het bevorderen van lichamelijke en psychische gezondheid, en
daarin eigen verantwoordelijkheid te nemen.
Onderwerp: Onderzoek doen
Kerndoel(en): 28
Leerdoel(en):
- Onderzoek doen aan de hand van onderzoeksvragen
- Uitkomsten van onderzoek presenteren
Onderwerp(en): Aangeboden
in:
Periode: Aantal
toetsen:
Toetsvormen: Weging:
Alle onderwerpen
Practicumles Gehele
jaar
4 Werkplan,
verslag,
meetrapport,
ontwerp
1
Kennen en kunnen lijst
Onderwerp: Onderzoek doen
Kennen Kunnen
Onderwerp
Verschillende soorten glaswerk
Verschillende soorten apparatuur
Regels voor veilig practicum
Rol van referentiestoffen
Rol van positieve en negatieve
controle
Samenwerken in een duo
Onderzoeksvraag formuleren
Werkplan opstellen
Een opstelling bouwen
Omgaan met de Bunsen brander
Waarnemingen aan stoffen doen
Meten van grootheden
Resultaten weergeven in een tabel
en/of grafiek
Verslag van een experiment maken
Resultaten presenteren
Onderwerp: Materie
Kerndoelen: 29, 32 en 34
Leerdoel(en):
- Kennis en inzicht verwerven over de begrippen stofeigenschappen, mengsel en
zuivere stof en aggregatietoestanden.
- Deze begrippen verbinden met situaties uit het dagelijks leven.
Hoe kun je stoffen herkennen?
Hoe toon je een stof aan?
Onderwerp(en):
Aangeboden
in:
Periode: Aantal
toetsen:
Toetsvormen: Weging:
Zuivere stof en mengsel
Zeep
Theorieles en
practicumles
1 (& 2) 3 Proefwerk
Hoofdstuk 1
(en voorkennis)
Proefwerk
Hoofdstuk 1&2
(en voorkennis)
in toetsweek
Practicumcijfer
2
3
1
Kennen en kunnen lijst
Onderwerp: Materie
Kennen Kunnen
Onderwerp
Zuivere stof
Aggregatietoestanden en afkortingen
Fase-overgangen
Reagentia: gevoelig en selectief
Stofeigenschappen benoemen
Onbekende stof /mengsel
identificeren m.b.v. reagentia:
Aantonen van water
Aantonen van koolstofdioxide
Benoemen op welke stofeigenschap
een scheidingsprincipe berust
Mengsel Stofeigenschappen; Zuivere stoffen;
Homogene en heterogene mengsels;
Oplossing, suspensie en emulsie;
Rook, nevel en schuim;
Rekenen met gehaltes: massa%,
volume%, concentratie, ‰, ppm;
Smeltcurve en smelttraject;
Stoffen aantonen: reagentia
Laboratoriumschaal en industriële
schaal
Mengsels scheiden en zuiveren;
Bezinken, afgieten en filtreren;
Extraheren en adsorptie; Indampen
en destilleren;
Rekenen met gehaltes: massa%,
volume%, concentratie, ‰, ppm;
Aantonen zuivere stof of mengsel;
Blokschema's;
Onderwerp: Chemie in het groot, moleculen, atomen en reactievergelijkingen
Kerndoelen: 29, 31, 32 en 33
Leerdoel(en):
- Kennis en inzicht verwerven over de begrippen molecuul, atoom en chemische reactie
- Kennis en inzicht verwerven in productie processen; blokschema’s
Onderwerp(en):
Aangeboden
in:
Periode: Aantal
toetsen:
Toetsvormen: Weging:
Reactieschema; Wet van
behoud van massa;
Reagentia;
Molecuulmodel;
Ontleedbare en
onontleedbare stoffen;
Vormings en
ontledingsreacties;
Atoommodel;
Molecuulformule;
Reactievergelijkingen;
Systematische namen;
Periodiek systeem
Theorieles en
practicumles
2 3 Proefwerk
Hoofdstuk 2&3
(en voorkennis)
SO formules en
reactievergelijkingen
Practicumcijfer
3
1
1
Kennen en kunnen lijst
Onderwerp Kennen Kunnen
Blokschema’s Recyclen Factoren die van belang zijn bij een
productieproces benoemen
Reactieschema
Chemische reactie
Reactieschema in woorden bij een
reactie opstellen
Wet van behoud van
massa
Massaverhouding, overmaat en
ondermaat
Opbrengst en rendement
Rekenen met massaverhoudingen en
rendement m.b.v. een verhoudingstabel
Salmiak maken
Atoom- en
Molecuulmodel
Atoom / element
Molecuul
37 Veelvoorkomende elementen
en hun symbolen
M.b.v. het molecuulmodel
een zuivere stof beschrijven
de verschillende fasen van een stof beschrijven
faseovergangen beschrijven
bouw van een molecuul beschrijven
Vormingsreactie
Ontledingsreactie
Ontleedbare en niet-ontleedbare
stoffen
Thermolyse, elektrolyse, fotolyse
Exotherm en endotherm
Herkennen en uitleggen ontleedbare stof,
niet-ontleedbare stof, vormingsreactie,
ontledingsreactie
Molecuulformule
Molecuultekening
Systematische naamgeving
Enkele triviale namen
Formules van zeven niet-
ontleedbare stoffen waarbij het
molecuul uit twee atomen bestaat
Naam van verbindingen afleiden uit de
formule en andersom
Reactievergelijking Stappenplan hanteren voor het opstellen
en kloppend maken van een
reactievergelijking in formules
Onderwerp: Chemie in het groot, moleculen, atomen en reactievergelijkingen
Kerndoelen: 29, 30, 31, 32 en 33
Leerdoel(en):
- Kennis en inzicht verwerven over het begrip verbrandingsreactie - Het begrip verbrandingsreactie verbinden met het dagelijks leven - Kennis en inzicht verwerven over soorten energie - Verschillende soorten energie verbinden met het dagelijks leven - Invloed van technologische toepassingen op het milieu verkennen - Inzien hoe technologische toepassingen kunnen bijdragen aan de duurzaamheid van
het milieu
Onderwerp(en):
Aangeboden
in:
Periode: Aantal
toetsen:
Toetsvormen: Weging:
Reactieschema; Wet van
behoud van massa;
Reagentia;
Molecuulmodel;
Ontleedbare en
onontleedbare stoffen;
Vormings en
ontledingsreacties;
Atoommodel;
Molecuulformule;
Reactievergelijkingen;
Systematische namen;
Periodiek systeem
Theorieles en
practicumles
3 3 Proefwerk
Hoofdstuk 3&4
(en voorkennis)
Proefwerk
Hoofdstuk 4&5
(en voorkennis)
in toetsweek
Practicumcijfer
2
3
1
Kennen en kunnen lijst
Onderwerp Kennen Kunnen
Molecuulmodel
Atoom / element
Molecuul
37 Veelvoorkomende element en hun
symbolen
M.b.v. het molecuulmodel
een zuivere stof beschrijven
de verschillende fasen van een stof beschrijven
faseovergangen beschrijven
bouw van een molecuul beschrijven
Vormingsreactie
Ontledingsreactie
Ontleedbare en niet-ontleedbare
stoffen
Thermolyse, elektrolyse, fotolyse
Elektrolyse van water
Exotherm en endotherm
Herkennen en uitleggen ontleedbare
stof, niet-ontleedbare stof,
vormingsreactie, ontledingsreactie
Elektrolyse van water
Molecuulformule
Molecuultekening
Systematische naamgeving
Enkele triviale namen
Formules van zeven niet-ontleedbare
stoffen waarbij het molecuul uit twee
atomen bestaat
Naam van verbindingen afleiden uit
de formule en andersom
Reactievergelijking Stappenplan hanteren voor het
opstellen en kloppend maken van
een reactievergelijking in formules
Energie / energie
effecten
Exotherm / endotherm Energiediagram tekenen en uitleggen
verdampingsenergie; Q=c*m*T
Verbrandingsreacties Verbranden / exploderen (van
waterstof)
Explosiegrenzen
Herkennen en opstellen van
kloppende reactievergelijking van
verbrandingsreacties
Branden en blussen Factoren voor verbranding;
branddriehoek;
Onvolledige / volledige verbranding
Alternatieve
brandstoffen
Biobrandstof, waterstof; voor- en
nadelen
Versterkt broeikaseffect
Redeneren over duurzaam gebruik
van brandstoffen op basis van
scheikundige kennis
Onderwerp: Chemie in en om het “huis”
Kerndoelen: 28, 29, 30, 32 en 33
Leerdoel(en):
- Schoonmaken - Reacties bij reinigen - Synthetiseren van zeep - Zeepwerking - Reactiesnelheid - Factoren die de reactiesnelheid bepalen - Het effect van een katalysator - Additieven aan voedingsmiddelen (E-nummers) - Rekenen met ADI- en ADH-waarden
Onderwerp(en):
Aangeboden
in:
Periode: Aantal
toetsen:
Toetsvormen: Weging:
Hydrofiele en hydrofobe
stoffen
Een onderzoek opzetten
Reactiesnelheid meten
Een onderzoek opzetten
Kwalitatief en kwantitatief
onderzoek
E-nummers
ADI- en ADH-waarden
Theorieles en
practicumles
4 3 Proefwerk
Hoofdstuk 6&7
(en voorkennis)
Proefwerk
H1 t/m 7 + §8.3
in toetsweek
Practicumcijfer
2
3
1
Kennen en kunnen lijst
Onderwerp Kennen Kunnen
Hydrofiele en
hydrofobe stoffen
Zeep als emulgator
Gevaarsymbolen
Chemisch reinigen
Hard water en ontharden
pH, zure en basische stoffen
Natuurlijke en synthetische zeep
M.b.v. het molecuulmodel
Zeepwerking beschrijven
Emulsies (w/o; o/w)
Effect van hard water en wassen
GHS symbolen interpreteren
Factoren die de
reactiesnelheid
bepalen
5 factoren, die de reactiesnelheid
bepalen: temperatuur; concentratie;
verdelingsgraad; katalysator; aard
van de stof
Botsende deeltjes model
Grafieken interpreteren
Additieven aan
voedingsmiddelen
Definitie van E-nummer, ADI, ADH Rekenen met ADI- en ADH-waarden
WISKUNDE
Vak: Wiskunde
Leerjaar: 3
Onderwerp: Lineaire verbanden H1
Kerndoel(en):
20 De leerling leert alleen en in samenwerking met anderen in praktische situaties wiskunde te
herkennen en te gebruiken om problemen op te lossen
26 De leerling leert te werken met platte en ruimtelijke vormen en structuren, leert daarvan
afbeeldingen te maken en deze te interpreteren, en leert met hun eigenschappen en afmetingen te
rekenen en te redeneren.
25 De leerling leert informele notaties, schematische voorstellingen, tabellen, grafieken en
formules te gebruiken om greep te krijgen op verbanden tussen grootheden en variabelen.
Leerdoel(en): Oplossen van lineaire vergelijkingen en ongelijkheden.
Onderwerp(en): Aangeboden in: Periode: Aantal
toetsen:
Toetsvormen: Weging:
Lineaire
vergelijkingen
Lineaire
ongelijkheden
Lineaire functies
Snijpunten van
grafieken
Vakles 1 1 Schriftelijke
toets
2
Vak: Wiskunde
Leerjaar: 3
Onderwerp: Gelijkvormigheid H2
Kerndoel(en):
26 De leerling leert te werken met platte en ruimtelijke vormen en structuren, leert daarvan
afbeeldingen te maken en deze te interpreteren, en leert met hun eigenschappen en afmetingen te
rekenen en te redeneren.
Leerdoel(en): Berekenen van lengtes met behulp van verhoudingen.
Onderwerp(en): Aangeboden in: Periode: Aantal
toetsen:
Toetsvormen: Weging:
Gelijkvormige
driehoeken
Snavel- en
zandloperfiguren
Hellingsgetal
De tangens
Berekeningen met
de tangens
Vakles 1 1 Schriftelijke
toets
2
Vak: Wiskunde
Leerjaar: 3
Onderwerp: Kwadratische problemen H3
Kerndoel(en):
25 De leerling leert informele notaties, schematische voorstellingen, tabellen, grafieken en
formules te gebruiken om greep te krijgen op verbanden tussen grootheden en variabelen.
Leerdoel(en): Oplossen van kwadratische vergelijkingen, toepassingen hiervan in de praktijk.
Onderwerp(en): Aangeboden in: Periode: Aantal
toetsen:
Toetsvormen: Weging:
Kwadratische
functies
Kwadratische
vergelijkingen
Snijpunten van
grafieken
De abc-formule
Verschillende
oplossings-
methoden
Vakles 1 1 Schriftelijke
toets
2
Vak: Wiskunde
Leerjaar: 3
Onderwerp: Statistiek en procenten H4
Kerndoel(en):
25 De leerling leert informele notaties, schematische voorstellingen, tabellen, grafieken en
formules te gebruiken om greep te krijgen op verbanden tussen grootheden en variabelen.
27 De leerling leert gegevens systematisch te beschrijven, ordenenen en visualiseren, en leert
gegevens, representaties en conclusies kritische te beoordelen.
20 De leerling leert alleen en in samenwerking met anderen in praktische situaties wiskunde te
herkennen en te gebruiken om problemen op te lossen
Leerdoel(en):
Leren rekenen met procenten.
Het interpreteren van tabellen, diagrammen en grafieken.
Onderwerp(en): Aangeboden in: Periode: Aantal
toetsen:
Toetsvormen: Weging:
Cijfermateriaal
Procentuele toe-
en afname
Procenten
berekenen
Diagrammen en
procenten
Interpoleren en
extrapoleren
Rekenen met
Excel
Vakles 2 1 Schriftelijke
toets
2
Vak: Wiskunde
Leerjaar: 3
Onderwerp: Algebraïsche vaardigheden H5
Kerndoel(en):
20. De leerling leert alleen en in samenwerking met anderen in praktische situaties wiskunde te
herkennen en te gebruiken om problemen op te lossen.
22. De leerling leert de structuur en de samenhang te doorzien van positieve en negatieve getallen,
decimale getallen, breuken, procenten en verhoudingen en leert ermee te werken in zinvolle en
praktische situaties.
Leerdoel(en):
Kwadraat afsplitsen.
Rekenen met breuken waarin letters voorkomen.
Wortels uit noemers van breuken wegwerken.
Rekenregels voor machten doorelkaar gebruiken.
Onderwerp(en): Aangeboden
in:
Periode: Aantal
toetsen:
Toetsvormen: Weging:
Herleiden
Herleiden van
machten
Breuken herleiden
Kwadraatafsplitsen
Vakles 2 1 Schriftelijke
toets
2
Vak: Wiskunde
Leerjaar: 3
Onderwerp: Goniometrische verbanden H6
Kerndoel(en):
24 De leerling leert meten, leert structuur en samenhang doorzien van het metrieke stelsel, en
leert rekenen met maten voor grootheden die gangbaar zijn in relevante toepassingen.
26 De leerling leert te werken met platte en ruimtelijke vormen en structuren, leert daarvan
afbeeldingen te maken en deze te interpreteren, en leert met hun eigenschappen en afmetingen te
rekenen en te redeneren.
Leerdoel(en):
Rekenen met kruisproducten.
Berekenen van hoeken met behulp van lengtes en visa verse met behulp van goniometrische
formules.
Oplossen van praktische problemen met behulp van goniometrische formules.
Onderwerp(en): Aangeboden
in:
Periode: Aantal
toetsen:
Toetsvormen: Weging:
Hellingen
Goniometrische
verhoudingen
Berekeningen met
sinus, cosinus en
tangens
Berekeningen in de
ruimte
Lijnstukken
berekenen
Vakles 2 1 Schriftelijke
toets
2
Vak: Wiskunde
Leerjaar: 3
Onderwerp: Ongelijkheden en parabolen H7
Kerndoel(en):
19 De leerling leert passende wiskundetaal te gebruiken voor het ordenen van het eigen denken
en voor uitleg aan anderen, en leert de wiskundetaal van anderen te begrijpen.
20 De leerling leert alleen en in samenwerking met anderen in praktische situaties wiskunde te
herkennen en te gebruiken om problemen op te lossen
Leerdoel(en): Het oplossen van ongelijkheden en het herleiden van algebraïsche vormen.
Onderwerp(en): Aangeboden in: Periode: Aantal
toetsen:
Toetsvormen: Weging:
Ongelijkheden
Kwadratische
ongelijkheden
Bijzondere
ongelijkheden
Parabolen
verschuiven
De top van een
parabool
Vakles 3 1 Schriftelijke
toets
2
Vak: Wiskunde
Leerjaar: 3
Onderwerp: Allerlei verbanden H8
Kerndoel(en):
23 De leerling leert exact en schattend rekenen en redeneren op basis van inzicht in
nauwkeurigheid, orde van grootte en marges die in een gegeven situatie passend zijn.
24 De leerling leert meten, leert structuur en samenhang doorzien van het metrieke stelsel, en
leert rekenen met maten voor grootheden die gangbaar zijn in relevante toepassingen.
Leerdoel(en): Het rekenen met formules met een variabele in de exponent.
Onderwerp(en): Aangeboden
in:
Periode: Aantal
toetsen:
Toetsvormen: Weging:
Exponentiële groei
Periodieke
verbanden
Machtsfuncties
Grafieken
veranderen
Omgekeerd
evenredige
verbanden
Vakles 3 1 Schriftelijke
toets
2
Vak: Wiskunde
Leerjaar: 3
Onderwerp: Informatieverwerking H9
Kerndoel(en):
19 De leerling leert passende wiskundetaal te gebruiken voor het ordenen van het eigen denken
en voor uitleg aan anderen, en leert de wiskundetaal van anderen te begrijpen.
20 De leerling leert alleen en in samenwerking met anderen in praktische situaties wiskunde te
herkennen en te gebruiken om problemen op te lossen
25 De leerling leert informele notaties, schematische voorstellingen, tabellen, grafieken en
formules te gebruiken om greep te krijgen op verbanden tussen grootheden en variabelen.
Leerdoel(en): Het toepassen van grafen bij telproblemen. Het oplossen van telproblemen in het
algemeen.
Onderwerp(en): Aangebode
n in:
Periode
:
Aantal
toetsen
:
Toetsvormen
:
Weging
:
Centrummaten en
verdelingen
Spreiding en boxplot
Spreidingsdiagrammen
Tellen met en zonder
herhaling
Vakles 3 1 Schriftelijke
toets
2
B. nvt
C. KENNEN EN KUNNEN
Kennen en kunnen lijst
Onderwerp Kennen Kunnen
De theorie gerelateerd aan de
betreffende onderwerpen.
Alle opgaven gerelateerd aan het
behandelde onderwerp welke zijn
behandeld in de lessen kunnen
maken.
D. NOVUMDAG wiskunde neemt in leerjaar 3 niet deel aan de novumdagen
E. Ict-vaardigheden
Internetgebruik
Bij welke vakonderdelen Soort opdrachten Welke vaardigheden
nvt
Officeprogramma’s
Vakonderdeel Opdracht Vaardigheden
nvt
Vakprogramma’s
Vakonderdeel opdracht vaardigheden
oplossen huiswerksommen beheersing rekenmachine