ouderen in onderzoek - university of groningen · een beroerte hebben gehad moeten omgaan met...
TRANSCRIPT
Redactioneel I N D I T
N U M M E R :
Ouderen in
onderzoek (1)
3
Ouderen in
onderzoek (2)
4
Ouderen in
Onderwijs
7
Publicaties 8
N R . 3 O K T O B E R 2 0 1 4
Ouderen in Onderzoek Nieuwsbrief uitgegeven door het ‘Research on Ageing & Wellbeing Network’
COLOFOON
Ouderen in Onderzoek
is een nieuwsbrief van
het ‘Research on
Ageing & Wellbeing
Network’, Faculteit
Ruimtelijke Weten-
schappen, Rijksuniver-
siteit Groningen en
verschijnt driejaarlijks.
Nr. 3 - Oktober 2014
Redactie
Debbie Lager
Wilt u opgenomen
worden in de emaillijst,
stuur dan een mail
naar Debbie Lager
In deze editie deelt Louise Meijering de bevindingen van een onder-
zoeksproject over mensen die een beroerte hebben gehad, en hoe zij
zich weer thuis gaan en leren voelen in hun eigen lichaam, huis, en
buurt.
Eveline Hage, verbonden aan de Faculteit Economie en Bedrijfskunde,
toont in haar bijdrage over de invloed van onlinecommunicatie op het
sociale welzijn van ouderen het belang van onderzoek aan voor beleid/
interventies.
In Ouderen in Onderwijs vertelt Inge Kerdel, recentelijk afgestudeerd in
de sociale planologie, over haar onderzoek naar hoe zelfstandig wonen-
de ouderen de sluiting van een zorgcentrum bij hun in de buurt ervaren.
Wij hopen dat ook deze nieuwsbrief weer aanknopingspunten kan geven voor
contact en kennisuitwisseling tussen wetenschap en de praktijk. Uw inbreng
en ideeën voor de komende edities zijn van harte welkom.
In 2011 werd het ‘Research on Ageing & Wellbeing Network’ (Faculteit Ruimtelijke
Wetenschappen, Rijksuniversiteit Groningen) gevormd met het doel om onderzoe-
kers van verschillende disciplines, met een interesse in ouderen en welbevinden,
samen te brengen. Naast het tot stand brengen van discussie en samenwerkingen
binnen het netwerk zelf, streeft het netwerk ernaar om verbindingen te leggen met
beleidsmakers, ouderenorganisaties en andere geïnteresseerden. Vanuit dit streven
is het idee van deze nieuwsbrief ontstaan.
P A G I N A 3
Volgens gegevens van het CBS overleeft in Nederland
één op de twintig mensen van 50 jaar en ouder een be-
roerte; in 2012 waren dat 305.899 mensen. Daarmee is
een beroerte de belangrijkste oorzaak van invaliditeit.
Een beroerte is een ziekte die zich plotseling openbaart,
en de gevolgen worden vaak als verwoestend ervaren.
De gevolgen van een beroerte zijn beperkingen
zoals verlamming, verlies van gezichtsvermogen,
vermoeidheid, en concentratieverlies. Mensen die
een beroerte hebben gehad moeten omgaan met
onverwachte veranderingen in hun identiteit en
levensloop; ze ervaren dat hun lichaam van na de
beroerte niet meer past bij de identiteit die ze
voor de beroerte hadden, en worstelen om zich
een ‘nieuwe’ identiteit eigen te maken. Als gevolg
hiervan ervaren ze vaak mentale problemen zoals
depressie, eenzaamheid, en een verminderd wel-
bevinden.
Ondanks het feit dat een substantieel deel van de
bevolking te maken krijgt met de gevolgen van een be-
roerte, is er weinig bekend over hoe overlevenden
van een beroerte functioneren in hun eigen leef-
omgeving. In dit onderzoeksproject proberen we
daarom inzicht te verkrijgen in de problemen en succes-
sen in de dagelijkse levens van mensen die een beroerte
hebben gehad.
‘Verlangen naar…’
Tot nu toe hebben we drieëndertig diepte-interviews
gedaan met mensen die een beroerte hebben gehad. In
de interviews hebben we de deelnemers gevraagd te
reflecteren op hun ervaringen in de revalidatiekliniek,
de periode rondom het ontslag uit de kliniek en de
overgang naar huis, en hun levens thuis en in de lokale
gemeenschap. Een overkoepelend thema ‘verlangen
naar…” kwam naar voren uit het interviewmateriaal.
We kwamen erachter dat onze deelnemers verlangden
naar verschillende dingen, en dat die gerelateerd waren
aan drie fasen in het revalidatieproces: 1) de revalidatie-
fase, 2) de overgangsfase van ontslag naar huis, en 3) de
reïntegratiefase.
Mensen met een beroerte kunnen vaak moeilijk
omgaan met drukke situaties, zoals deze in de
binnenstad van Groningen (Foto: Arne Dikkers)
In de revalidatiefase voelden onze deelnemers zich ab-
rupt losgemaakt van hun eigen lichaam, thuis en de ge-
meenschap. De meesten accepteerden en waardeerden
de veilige, tijdelijke omgeving van de revalidatiekliniek,
maar verlangden naar hun eigen vertrouwde onafhanke-
lijke lichaam in hun eigen huis en leefomgeving. In de
tweede fase, direct na het ontslag uit de kliniek, hadden
de meeste deelnemers al hun energie nodig om op-
nieuw een gevoel van thuis te creëren in hun eigen huis.
Hierbij speelde het accepteren van blijvende lichamelij-
ke veranderingen als gevolg van de beroerte een belang-
rijke rol. Hoewel onze deelnemers ernaar verlangden
Ouderen in onderzoek (1)
Mijn naam is Louise Meijering, en ik werk sinds begin 2009 als universitair docent aan het Population Research Centre van
de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen. Ik ben opgeleid als cultureel geograaf. Sinds het najaar van 2010 ben ik betrokken
bij een onderzoeksproject over mensen die een beroerte hebben gehad, en hoe zij zich weer thuis gaan en leren voelen in
hun eigen lichaam, huis, en buurt. Dit project is een samenwerking met het Centrum voor Revalidatie van het UMCG. Het
begon als een ‘hobbyproject’, maar is geleidelijk uitgegroeid tot één van mijn belangrijkste onderzoeksinteresses, omdat ik
geïntrigeerd ben door de complexe uitdagingen waar overlevenden van een beroerte mee om moeten leren gaan in hun da-
gelijks leven.
P A G I N A 4
om weer bezig te gaan met activiteiten en rollen die ze
voor de beroerte hadden, begonnen ze zich te realise-
ren dat hun leven nooit meer hetzelfde zou worden. In
de reïntegratiefase ervoeren de meeste deelnemers dat
hun lichaam, thuis en leefomgeving kleiner werden, zo-
wel in sociaal als in geografisch opzicht. Vaak werd dit
veroorzaakt door misverstanden over, of gebrek aan
erkenning van de gevolgen van de beroerte, door ande-
re personen, zoals familieleden, vrienden, collega’s en
mensen in de gezondheidszorg, maar in sommige geval-
len ook door de deelnemers zelf. Zij bleven verlangen
naar erkenning en een nieuw gevoel van thuis zijn, maar
vonden het moeilijk dit te bereiken.
Deels als resultaat van de uitkomsten van dit project is
het Centrum voor Revalidatie begonnen met een pilot-
project (Rehab4Life), waarin speciaal getrainde coaches
mensen die een beroerte hebben gehad begeleiden in
hun dagelijkse leven. Deze interventie is erop gericht
om de revalidatiezorg verder te verbeteren.
Momenteel zijn we onder andere bezig met het opstar-
ten van een vervolgproject, met als doel de mobiliteit
van overlevenden van een beroerte beter te begrijpen,
en de opgedane kennis te vertalen in interventies om
het welbevinden van deze groep mensen en hun familie-
leden te verbeteren.
Bovenstaande onderzoeksresultaten zijn be-
schreven op basis van twee publicaties:
Douma, L. & L. Meijering (2012) Geografie van de
beroerte [Geographies of stroke]. Geografie 21
(1): 30-31.
Nanninga, C.S., Meijering, L., K. Postema, M.C.
Schonherr & A.T. Lettinga (2014) Place attach-
ment in stroke rehabilitation: a transdisciplinary
encounter between cultural geography, environ-
mental psychology and rehabilitation medicine.
Disability & Rehabilitation
Als u meer informatie wilt over dit project, neemt u dan ge-
rust contact met me op. Dit kan telefonisch op 050-
3639078 (niet op woensdag), of per email via
Ouderen in onderzoek (1)
Kan online communicatie het sociale welzijn van ouderen
verbeteren?
Door Eveline Hage, promovenda aan de Faculteit Economie en Bedrijfs-
kunde van de Rijksuniversiteit Groningen.
Ouderen in onderzoek (2)
700 MILJOEN. Zo veel euro trekt het Ambient Assisted
Living Joint Program (AAL-JP, een gezamenlijk initiatief
van 22 Europese landen) uit om Informatie en Commu-
nicatie Technologie (ICT) te ontwikkelen die het welzijn
van ouderen kan versterken, waaronder het sociale
welzijn van ouderen.
Blijkbaar gaat de AAL-JP er, net als vele ande-
ren, vanuit dat ICT het sociale welzijn van oude-
ren positief kan beïnvloeden. Maar klopt deze
aanname? Dit is een belangrijke vraag die zorgvuldig
beantwoord moet
worden, want de
beleidsimplicaties van
het antwoord zijn
aanzienlijk. Een voor-
beeld. Stel dat uit onderzoek blijkt dat ICT online com-
municatie mogelijk maakt die de relaties tussen ouderen
en hun sociale contacten verbeteren, dan zijn investe-
ringen zoals die van het AAL-JP essentieel. Dergelijke
initiatieven zouden versterkt moeten worden of uitge-
breid. Maar er zijn ook andere uitkomsten denkbaar.
P A G I N A 5
Het zou kunnen dat online communicatie geen of zelfs
een negatief effect heeft op de contacten van ouderen.
Of misschien kan online communicatie het sociaal wel-
zijn alleen verbeteren onder bepaalde, specifieke condi-
ties. In dat geval is het onverstandig het bestaande be-
leid te continueren, maar is een beleidswijziging nodig.
Het beleid kan op punten inhoudelijk veranderd, scher-
per gedefinieerd, of gespecificeerd worden om tot een
meer optimaal resultaat te komen: namelijk een oudere
populatie met een zo hoog mogelijk sociaal welzijn.
Om te onderzoeken wat het
effect is van online communicatie
op het sociaal welzijn van oude-
ren hebben we een panel data
onderzoek uitgevoerd. In 2012
en 2014 zijn alle 65+-ers uit vier
Groningse dorpen gevraagd om
een vragenlijst in te vullen. In de
vragenlijst vroegen we naar con-
tacten met anderen, bijvoor-
beeld met mensen in het dorp
en vrienden. Daarnaast vroegen
we mensen of ze gebruik maak-
ten van online communicatie
applicaties, zoals email of Face-
book. Vervolgens keken we naar
de relatie tussen email of Facebook gebruik in 2012 en
de verandering in de waardering van contacten met
vrienden en dorpsgenoten tussen 2012 en 2014.
De respons was hoog: rond de 62-75% én de resultaten
laten zien dat emailgebruik een negatief effect heeft op
contacten binnen het dorp, maar alleen onder ouderen
die in 2012 weinig contact binnen het dorp hadden.
Voor Facebook zien we dat Facebook-gebruik een ne-
gatief effect heeft op vriendschappen, maar alleen onder
ouderen die toch al niet veel vrienden hadden.
Resultaten wijzen erop dat de effecten van online com-
municatie op het sociaal welzijn van ouderen bepaald
worden door een interactie tussen eigenschappen van
de online communicatie applicatie (zoals informatie rijk-
heid en privacy risico) en het sociale contact
(bijvoorbeeld geografische nabijheid en emotionele inti-
miteit). Emailcommunicatie is vooral gebaseerd op ge-
schreven tekst en is dus minder rijk aan informatie als
bijvoorbeeld face-to-face communicatie. In interacties
met contacten die ouderen ook face-to-face hadden
kunnen spreken, dat wil zeggen contacten in hun geo-
grafische nabijheid zoals buren, heeft email dus weinig
toegevoegde waarde. Facebook wordt juist gekarakteri-
seerd door zijn openheid: je deelt een boodschap met al
je 350 vrienden. Een dergelijke vorm van communiceren
heeft een negatief effect op relaties waarbinnen intimi-
teit belangrijk is, zoals, iro-
nisch genoeg, vriendschap-
pen. Daarnaast is er een buf-
fereffect waarbij ouderen met
veel sociale contacten in staat
zijn negatieve effecten van
online communicatie te
‘bufferen’.
Vanuit beleidsoogpunt
zijn deze resultaten be-
langrijk. Ze onderstrepen
het belang van een zorgvuldig
geformuleerde specifieke be-
leidsaanpak. Beleidsmakers
kunnen zich afvragen: Welk
netwerk van contacten rond ouderen wil ik versterken
(bijvoorbeeld het lokale netwerk, het netwerk van
vrienden verder weg)? Hoe communiceren deze perso-
nen met elkaar? Welk type ICT kan dit proces verster-
ken? Concreet: buren die binnen hun wijk contact wil-
len hebben zijn gebaad bij een ander type ICT dan
vrienden van ouderen die aan de andere kant van het
land wonen. Er is geen one-size fit all ICT oplossing,
erger nog een dergelijke beleidsaanpak kan leiden tot
verminderd sociaal welzijn onder ouderen.
Bovenstaand onderzoek is uitgevoerd samen met Marjolein
van Offenbeek, Albert Boonstra en Hans Wortmann.
Ouderen in onderzoek (2)
P A G I N A 6
Ouderen in Onderwijs
Waar moeten we dan naartoe?!
Mijn naam is Inge Kerdel en ik heb in augustus mijn ma-
ster Sociale Planologie aan de RUG afgerond. Het vin-
den van een thesisonderwerp was voor mij geen pro-
bleem. Op het nieuws gaat het regelmatig over het slui-
ten van zorgcentra en de gevolgen voor de ouderen die
in deze zorgcentra wonen. Als medewerker in de bras-
serie van een zorgcentrum zie ik veel ouderen uit de
buurt die ook gebruik maken van de voorzieningen van
een zorgcentrum. Over deze groep wordt echter bijna
nooit gesproken in discussies over het scheiden van
wonen en zorg en het sluiten van zorgcentra.
Ik ben mij af gaan vragen hoe deze zelfstandig wonende
ouderen (in het vervolg ouderen genoemd), die gebruik
maken van de faciliteiten van een zorgcentrum bij hen
in de buurt, het zullen ervaren als “hun” zorgcentrum
sluit. Om dit te kunnen onderzoeken heb ik twintig
ouderen uit twee verschillende wijken gevraagd welke
rol het zorgcentrum speelt in hun leven. Het zorgcen-
trum speelt een belangrijke rol in het leven van deze
ouderen. De voorzieningen hebben ten eerste invloed
op hun leven omdat de voorzieningen het gemak dient:
de ouderen kunnen er naar de kapper, pedicure of fysi-
otherapeut, maar kunnen ook naar spelmiddagen of
een hapje eten of koffie drinken in de brasserie. Ten
tweede leveren deze voorzieningen sociale contacten
op met andere ouderen uit de buurt en dat zorgt er-
voor dat de ouderen het zorgcentrum als een gezellige
plek ervaren. Tot slot heeft het zorgcentrum de rol van
beschermer. De ouderen – voornamelijk de ouderen
die in een aanleunwoning wonen – vinden het een pret-
tig idee dat zij op het zorgcentrum kunnen terugvallen
als zij plots hulp nodig hebben.
Nadat ik dit te weten ben gekomen, heb ik de ouderen
gevraagd wat zij ervan vinden dat het zorgcentrum sluit
of kan sluiten (de helft van de respondenten maakt ge-
bruik van de voorzieningen van een zorgcentrum dat in
2015 gaat sluiten). De meeste ouderen geven aan dat
hun wereld
niet vergaat nu
het zorgcen-
trum sluit (of
als het zal slui-
ten) omdat zij
nog mobiel
zijn, maar zij
ervaren de
( m o g e l i j k e )
sluiting wel als zeer teleurstellend. De ouderen maken
heel graag gebruik van de faciliteiten van het zorgcen-
trum en willen dat niet kwijt. Dit heeft een praktische
en sociale kant. Een sluiting brengt praktische gevolgen
met zich mee: de ouderen kunnen niet meer om de
hoek van hun woning van voorzieningen gebruik maken
en zullen verder moeten reizen om in deze behoeften
te voorzien. Ook heeft de sluiting sociale gevolgen: da-
gelijkse sociale contacten die men opdoet en onder-
houdt tijdens spelmiddagen, gymmen, het eten of met
koffie drinken komen te vervallen. Dat zullen veel ou-
deren gaan missen.
De ouderen ervaren het sluiten van een zorgcentrum
als zeer teleurstellend en de deelnemers kunnen geen
alternatieven noemen om naartoe te gaan. “Waar moe-
ten we dan naartoe?!” duidt de praktische gevolgen aan
voor zelfstandig wonende ouderen die gebruik maken
van de faciliteiten van een zorgcentrum dat (kan) sluit
(en).
In Ouderen in Onderwijs brengen wij voor het voetlicht hoe en waarom er in het
bachelor‐ en master‐ onderwijs op de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen (FRW)
aandacht wordt besteed aan ouderen en welzijn. Deze keer is Inge Kerdel aan het
woord over haar masterthesisonderzoek.
P A G I N A 7
Sociale planologie Als sociaal planoloog ben ik opgeleid om ook naar de menselijke aspecten van de planologie
te kijken. Tijdens mijn studie heb ik geleerd hoe mensen veranderingen in de leefomgeving ervaren, om dialoog te creëren tussen partijen
met een andere kijk op een kwestie en het
creëren van een optimale kwaliteit van de leefomgeving voor alle betrokken partijen. Ik vind Sociale Planologie een nuttige studie om-
dat de mens centraal gesteld wordt bij het maken van beleid en ik hoop in dit werkveld ook een baan te vinden.
Publicaties
2014
Nanninga, C.S., Meijering, L., K. Postema, M.C. Schonherr
& A.T. Lettinga (2014) Place attachment in stroke rehabilita-
tion: a transdisciplinary encounter between cultural geograp-
hy, environmental psychology and rehabilitation medicine.
Disability & Rehabilitation, 29, 1-10
Herbers, D. J. , Mulder, C. H. , & Mòdenes, J. A.
(2014). Moving Out of Home Ownership in Later Life: The
Influence of the Family and Housing Careers . Housing Stu-
dies, DOI: 10.1080/02673037.2014.923090
Kibele, E. (2014). Individual- and area-level effects on mor-
tality risk in Germany, both East and West, among male
Germans aged 65+, International Journal of Public
Health, 59 (3), 439-448
2013
Douma, L.E. & Meijering, L. (2013). Aal goud? Agora, 29
(3), 27-29
Kibele, E., & Janssen, F. (2013). Distortion of regional old-
age mortality due to late-life migration in the Netherlands?
Demographic Research, 29, 105-132
Kibele, E. (2013). Individual- and area-level effects on mor-
tality risk in Germany, both East and West, among male
Germans aged 65+. International Journal of Public Health.
Kibele, E., Jasilionis, D., & Shkolnikov, V.M. (2013). Wide-
ning socioeconomic differences in mortality among men aged
65 years and older in Germany. Journal of Epidemiology and
Community Health, 67(5), 453-557
Klaassens, M. & A. Beek (2013). Ruimte voor ouderen.
Agora, 29(3), pp.4-7.
Lager, D., Hoven, B. van, & Huigen, P.P.P. (2013). Dealing
with change in old age: Negotiating working-class belonging
in a neighbourhood in the process of urban renewal in the
Netherlands. Geoforum, 50, 54-61.
Lager, D., & Meijering, L. (2013). Woongemeenschap
voor Caribische ouderen. Agora, 29(3), 20-22.
Meijering, L., & Lager, D. (2013). Home-making of older
Antillean migrants in the Netherlands. Ageing & Society, 1-17
Meijering, L. (2013). Ouder worden in De Bouwen. Geo-
grafie, 6-6.
P A G I N A 8