ok-planning

1
advies 49 www.mednet.nl BAS BOUWMAN OPRICHTER EN PARTNER BIJ COPPA WWW.COPPA.NL IGZ: betere uitwisseling patiëntinformatie en ICT Risico’s die in de zorg ontstaan door gebrekkige uitwisseling door- zorgverlener en instelling kunnen niet automatisch worden opge- lost door de toepassing van ICT. Dat blijkt uit onderzoek van de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Om de informatie vervolgens te kunnen delen via ICT-systemen moeten er daarnaast afspraken komen over het opslaan en delen van de informatie. De IGZ roept het zorgveld op om zo snel mogelijk zorgbrede normen en standaarden te ontwikkelen. De Inspectie onderzocht voor haar jaarlijkse rapport De Staat van de Gezondheidszorg de relatie tussen risico’s in de zorg veroorzaakt door problemen met informatieuitwisseling en de rol van ICT daarbij. De belangrijkste conclusie is dat de risico’s voor de patiëntenzorg die ontstaan door slechte informatieuitwisseling niet automatisch kunnen worden opgelost door ICT. Eerst moet de basis in orde zijn. De IGZ constateert in haar toezicht al langere tijd dat de dossiervoe- ring in veel zorginstellingen onder de maat is. Dossiers van patiënten zijn vaak niet actueel, niet compleet en bevatten lang niet altijd de informatie die voor zorgprofessionals van belang is. Binnen een instelling is de informatie over een patiënt vaak versnipperd opge- slagen in verschillende systemen die niet met elkaar kunnen com- municeren. Bij vergelijking komt de informatie bovendien niet altijd overeen. Dat levert risico op voor de patiënt. De IGZ vindt dat er één dossier per patiënt zou moeten zijn waar iedereen in werkt. Dit maakt de kans op fouten een stuk kleiner. Hoe verder de schakels in de zorg van elkaar af liggen, hoe groter de knelpunten zijn. De informatieuitwisseling tussen eerste lijn, zieken- huizen en verpleeghuizen, en GGZ verloopt vaak slecht. Dit geldt ook voor de informatieuitwisseling bij patiënten die na een opname in een ziekenhuis of GGZ-instelling naar huis gaan voor nazorg of palli- atieve zorg. Er zijn geen afspraken over welke informatie relevant is en de elektronische systemen van instellingen kunnen meestal niet met elkaar communiceren. De Inspectie vindt dat structurele knelpunten in de informatieuitwis- seling met prioriteit moeten worden opgelost omdat dit veel winst kan opleveren voor de patiënt. Er moet worden begonnen aan de basis. De Inspectie wil dat in de zorg normen en standaarden worden afgesproken over welke informatie voor wie beschikbaar moet zijn, op welke manier deze wordt opgeslagen, in welke terminologie, en hoe de uitwisseling van deze informatie geautomatiseerd met ICT moet plaatsvinden. De IGZ pleit daarnaast voor een grotere rol van de patiënt bij de uitwisseling van informatie tussen zorgverleners. Ook zou iedere patiënt zonder belemmeringen zijn patiëntendossier online moeten kunnen inzien. Dit is mogelijk binnen de huidige wet- geving en wordt in sommige zorginstellingen al gedaan. De patiënt moet wel expliciet toestemming geven voor het delen van noodza- kelijke informatie over zijn gezondheidssituatie tussen betrokken zorgverleners. OK-planning Bas Bouwman, partner en adviseur bij Coppa merkt dat er veel aandacht is voor OK-planning. “Omdat in de OK vaak het meeste kapitaal zit, dus is de gedachte dat daar het meeste te halen is bij het maken van een efficiencyslag.” Daarbij speelt volgens de adviseur een rol dat ziekenhuizen komend jaar gekort worden op hun budget. “Als een zie- kenhuis met 5 procent gekort wordt en de productie groeit met hetzelfde percentage, dan neutraliseert dat de korting.” Ziekenhuizen moeten twee dingen doen om een grote slag te slaan bij de verbetering van de OK-planning. Bouwman: “Ze moeten zorgen dat het beddenhuis niet vol ligt door te sturen op de verwachte ontslagdatum. Een OK kan niet optimaal benut worden als de patiënt na de ingreep niet op zaal verpleegd kan worden. Ook moeten ziekenhuizen ervoor zorgen dat de planning ambitieus is en ook daadwer- kelijk uitgevoerd wordt. Ze moeten niet te veel veiligheids- mechanismes inbouwen, want dan worden OK’s en perso- neel niet optimaal ingezet. De planning moet ook niet onrealistisch strak zijn.” In de praktijk ontstaat er vaak een spanning tussen de snij- ders en het OK-management doordat beide partijen andere uitgangspunten hebben. Bouwman: “Dokters zijn geneigd om OK’s te plannen op basis van ervaring en hun gevoel, maar gevoel is vaak bedrieglijk.” Artsen kennen de situatie van de patiënt, de ernst van de ingreep en kunnen daardoor de duur van de operatie goed inschatten. Maar ze moeten accepteren dat de manager het grootste overzicht heeft. Hij weet welke ingrepen nog meer gepland staan, heeft zicht op wachtlijsten, de beschikbaarheid van OK’s, bedden en per- soneel. In de meeste ziekenhuizen wordt voor de voortgang van de executie van de planning een aparte dagcoördinator of plan- ningscoördinator ingezet. In het beste geval is dit een anes- thesioloog of een snijder zodat het wederzijds begrip tussen ziekenhuisbelang en specialismebelang het grootst is. Ook kan het ziekenhuis ervoor kiezen om hier een planningsdes- kundige op te zetten die afgewogen risico’s durft te nemen om de leegstand van de OK’s te minimaliseren.

Upload: bas-bouwman

Post on 14-Dec-2016

212 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

    advies  49 www.mednet.nl

Bas BouWman

opricHter en partner Bij coppa

WWW.coppa.nl

iGZ: betere uitwisseling patiëntinformatie en ict Risico’s die in de zorg ontstaan door gebrekkige uitwisseling door-zorgverlener en instelling kunnen niet automatisch worden opge-lost door de toepassing van ICT. Dat blijkt uit onderzoek van de Inspectie voor de Gezondheidszorg.

Om de informatie vervolgens te kunnen delen via ICT-systemen moeten er daarnaast afspraken komen over het opslaan en delen van de informatie. De iGZ roept het zorgveld op om zo snel mogelijk zorgbrede normen en standaarden te ontwikkelen. De inspectie onderzocht voor haar jaarlijkse rapport De Staat van de Gezondheidszorg de relatie tussen risico’s in de zorg veroorzaakt door problemen met informatieuitwisseling en de rol van ict daarbij. De belangrijkste conclusie is dat de risico’s voor de patiëntenzorg die ontstaan door slechte informatieuitwisseling niet automatisch kunnen worden opgelost door ict. eerst moet de basis in orde zijn. De iGZ constateert in haar toezicht al langere tijd dat de dossiervoe-ring in veel zorginstellingen onder de maat is. Dossiers van patiënten zijn vaak niet actueel, niet compleet en bevatten lang niet altijd de informatie die voor zorgprofessionals van belang is. Binnen een instelling is de informatie over een patiënt vaak versnipperd opge-slagen in verschillende systemen die niet met elkaar kunnen com-municeren. Bij vergelijking komt de informatie bovendien niet altijd overeen. Dat levert risico op voor de patiënt. De iGZ vindt dat er één dossier per patiënt zou moeten zijn waar iedereen in werkt. Dit maakt de kans op fouten een stuk kleiner. Hoe verder de schakels in de zorg van elkaar af liggen, hoe groter de knelpunten zijn. De informatieuitwisseling tussen eerste lijn, zieken-huizen en verpleeghuizen, en GGZ verloopt vaak slecht. Dit geldt ook voor de informatieuitwisseling bij patiënten die na een opname in een ziekenhuis of GGZ-instelling naar huis gaan voor nazorg of palli-atieve zorg. er zijn geen afspraken over welke informatie relevant is en de elektronische systemen van instellingen kunnen meestal niet met elkaar communiceren. De inspectie vindt dat structurele knelpunten in de informatieuitwis-seling met prioriteit moeten worden opgelost omdat dit veel winst kan opleveren voor de patiënt. er moet worden begonnen aan de basis. De inspectie wil dat in de zorg normen en standaarden worden afgesproken over welke informatie voor wie beschikbaar moet zijn, op welke manier deze wordt opgeslagen, in welke terminologie, en hoe de uitwisseling van deze informatie geautomatiseerd met ict moet plaatsvinden. De iGZ pleit daarnaast voor een grotere rol van de patiënt bij de uitwisseling van informatie tussen zorgverleners. ook zou iedere patiënt zonder belemmeringen zijn patiëntendossier online moeten kunnen inzien. Dit is mogelijk binnen de huidige wet-geving en wordt in sommige zorginstellingen al gedaan. De patiënt moet wel expliciet toestemming geven voor het delen van noodza-kelijke informatie over zijn gezondheidssituatie tussen betrokken zorgverleners.

OK-planning

Bas Bouwman, partner en adviseur bij Coppa merkt dat er veel aandacht is voor OK-planning. “Omdat in de OK vaak het meeste kapitaal zit, dus is de gedachte dat daar het meeste te halen is bij het maken van een efficiencyslag.” Daarbij speelt volgens de adviseur een rol dat ziekenhuizen komend jaar gekort worden op hun budget. “Als een zie-kenhuis met 5 procent gekort wordt en de productie groeit met hetzelfde percentage, dan neutraliseert dat de korting.”Ziekenhuizen moeten twee dingen doen om een grote slag te slaan bij de verbetering van de OK-planning. Bouwman: “Ze moeten zorgen dat het beddenhuis niet vol ligt door te sturen op de verwachte ontslagdatum. Een OK kan niet optimaal benut worden als de patiënt na de ingreep niet op zaal verpleegd kan worden. Ook moeten ziekenhuizen ervoor zorgen dat de planning ambitieus is en ook daadwer-kelijk uitgevoerd wordt. Ze moeten niet te veel veiligheids-mechanismes inbouwen, want dan worden OK’s en perso-neel niet optimaal ingezet. De planning moet ook niet onrealistisch strak zijn.”In de praktijk ontstaat er vaak een spanning tussen de snij-ders en het OK-management doordat beide partijen andere uitgangspunten hebben. Bouwman: “Dokters zijn geneigd om OK’s te plannen op basis van ervaring en hun gevoel, maar gevoel is vaak bedrieglijk.” Artsen kennen de situatie van de patiënt, de ernst van de ingreep en kunnen daardoor de duur van de operatie goed inschatten. Maar ze moeten accepteren dat de manager het grootste overzicht heeft. Hij weet welke ingrepen nog meer gepland staan, heeft zicht op wachtlijsten, de beschikbaarheid van OK’s, bedden en per-soneel. In de meeste ziekenhuizen wordt voor de voortgang van de executie van de planning een aparte dagcoördinator of plan-ningscoördinator ingezet. In het beste geval is dit een anes-thesioloog of een snijder zodat het wederzijds begrip tussen ziekenhuisbelang en specialismebelang het grootst is. Ook kan het ziekenhuis ervoor kiezen om hier een planningsdes-kundige op te zetten die afgewogen risico’s durft te nemen om de leegstand van de OK’s te minimaliseren.