november 2013 - kennisnet...ben nu een boek aan het lezen van amanda ripley, the smartest kids in...
TRANSCRIPT
November 2013
4 De droom van André de Jong voor het onderwijs
8 Ict en de stuurmanskunst van schoolleiders
12 Nieuwe urennorm in het mbo geeft ruimte voor innovatie
16 Wie kan programmeren, heeft de toekomst
18 Learning Analytics als motor van gedifferentieerd onderwijs
21 Digitaal toetsen (verder) in balans
24 LeerKRACHT doorbreekt gewoontes, leren van elkaar wordt norm 26 Proeftuin voor examens vo met als doel onderwijs op maat
29 Wat we weten over praktijkvoorbeelden
30 Aan de slag met digitaal lesmateriaal, een praktijkverhaal
34 Kwaliteit leveren betekent regie pakken
36 Groene ict levert het onderwijs serieuze besparingen op
38 Let’s go serious
40 Tablets in het onderwijs
44 Nieuws
inDruk november 2013 - 3
Als een begrip te vaak gebruikt wordt,
moet je uitkijken. De kans dat die term
sneuvelt is dan levensgroot. De term raakt
oververhit. En roept associaties op die
door de een worden omarmd en door een
ander worden afgewezen. Er hoeft maar
iemand te roepen dat hij of zij het een vreselijke term vindt, bij
voorkeur gestaafd door een (semi-)wetenschappelijk onderzoek, en het
begrip heeft zijn langste tijd gehad. Denk bijvoorbeeld aan ‘het nieuwe
leren’ of aan ‘competentiegericht onderwijs’. Begrippen die in zwang
waren en op enig moment niet meer mochten. Discussies over onderwijs
hebben vaak een onderliggende emotionele stroom. Of een term wordt
geaccepteerd heeft te maken met wat de term tot uitdrukking brengt in
relatie tot iemands eigen visie op onderwijs, waarbij eigen ervaringen
vaak richtinggevend zijn.
Wat is personaliseren?
Als achtergrond even dit. Het begrip is in Amerika en het Verenigd
Koninkrijk ontstaan en verdiept als onderdeel van een veel bredere
discussie, namelijk de gedachte dat dienstverlening (waaronder het
onderwijs) in de toekomst meer dient aan te sluiten bij de verschillende
behoeftes van afnemers dan te blijven proberen iedereen van uniforme
diensten gebruik te laten maken. Het ‘one size fits all’ principe wordt
hiermee ten grave gedragen. Aan dit gedachtegoed lag, en ligt, de
overtuiging ten grondslag dat indien die omslag niet wordt gemaakt, de
legitimatie voor het toekomstig handelen en bestaan van dienstverleners
wordt ondergraven.
Zo zijn er allerlei burgerinitiatieven die hun oorsprong vinden in
ontevredenheid over het huidig aanbod; het oprichten van een eigen
bank, een eigen energiemaatschappij of een eigen verzekeringsmaat-
schappij. In het onderwijs is het initiatief van Maurice de Hond hier een
uiting van. De technologie van vandaag maakt het mogelijk om dit soort
initiatieven te starten en dwingt organisaties om de dienstverlening op
maat aan te leveren. Van ‘broadcasting’ van diensten naar ‘narrow-
casting’ van diensten. Het meer op individuele behoeften en talenten
toegesneden onderwijs maakt onderdeel uit van die bredere discussie.
Wat is gepersonaliseerd onderwijs?
Als het dan gaat om personaliseren in het onderwijs is het duidelijk dat
de definities over elkaar heen buitelen. Het Amerikaanse Ministerie van
Onderwijs schrijft in het National Educational Technology Plan (2010):
“Personalization is broader than just individualization or differentiation
in that it affords the learner a degree of choice about what is learned,
when it is learned and how it is learned; this may not indicate unlimited
choice, since learners will still have targets to be met. However, it may
provide learners the opportunity to learn in ways that suit their
individual learning styles and multiple intelligences.”
In dit gedachtegoed van de Amerikanen en de Canadezen wordt geperso-
naliseerd leren dus gedefinieerd als de ultieme vorm, de overtreffende
trap die verder gaat dan individualiseren en differentiëren. Hier gaat
het dus om de zuiverste vorm van zelfgestuurd of zelfgeorganiseerd
onderwijs waarbij de regie in belangrijke mate bij de leerling ligt.
Ikzelf voel me meer aangetrokken tot een andere definitie. Hierin wordt
het begrip breed neergezet en niet slechts passend bij één onderwijs-
concept. Personaliseren wordt gekenmerkt door het meer centraal stellen
van de leerling, het goed monitoren van leerresultaten en het daarop
aanpassen van het leerproces; kortom het vergroten van de keuzevrijheid
van docent en leerling en het maximaal benutten van de potentie om
onderwijs gevarieerd uit te serveren. Daarin neem je alle aspecten van
iemands persoonlijkheid en competenties mee om na te gaan op welke
wijze iemand het beste tot een eindresultaat komt. Je laat dus volstrekt
het idee los dat iedereen vanuit dezelfde methode en eenzelfde didactiek
(de leer van het onderwijzen) les krijgt zonder die methode of didactiek
te verbannen. Want als dat toevallig voor een individu of groep goed
werkt, is dat de doorslaggevende factor. Iemands profiel is bepalend hoe
hij of zij onderwijs krijgt en welke middelen daar het beste bij passen.
In de Nederlandse onderwijscontext zal het woord personaliseren snel
van het toneel verdwijnen als we de eerste stroming teveel de definitie
van het begrip laten bepalen. Ik schaar me achter de tweede waarbij de
regie prima bij de docent kan liggen en het begrip personaliseren meer
een koepelbegrip is voor élke onderwijsvorm, mits die het maximaal
ontplooien van het individueel talent (niet te verwarren met individueel
onderwijs) als aangrijpingspunt neemt. Dan wordt het een trend.
Een trend die zich niet alleen in het onderwijs manifesteert. Het wordt
dan een breder maatschappelijk fenomeen waarbij het onderwijs niet
kan achterblijven.
Toine Maes
Personaliseren is HOT; Hype Of Trend?
Column
2 - inDruk november 2013
Deze inDruk is digitaal verrijkt. Met behulp van Layar, een
app voor uw smartphone, kunt u bij sommige artikelen extra
filmpjes of digitaal voorbeeld materiaal bekijken. U herkent
deze pagina’s aan het Layar-logo.
1 Download de gratis Layar-app in de App Store
of Android Market
2 Open de app en richt uw smartphone op de pagina
met het Layar-logo
3 Klik op ‘Tap to view’
4 Het filmpje verschijnt op uw telefoon
Inhoudsopgave
ColofonKennisnet inDruk is een gratis blad voor docenten, managers en schoolleiders in het basisonderwijs, voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs. Het blad is ook digitaal beschikbaar op Indruk.kennisnet.nlUit deze uitgave mag niks worden verveelvoudigd (waaronder het opslaan in een geautomatiseerd gegevensbestand) of openbaar gemaakt, op welke wijze dan ook, behoudens in geval de verveelvoudiging van de inhoud plaatsvindt onder de licentie ‘naamsvermelding, niet-commercieel, geen afgeleide werken’ als gehanteerd door Creative Commons.
Hoofdredactie: Evita NortEindredactie: Gemma Steeman (Comm.On)Tekstbijdragen: Leo Bakker, Petra Balk, Alfons ten Brummelhuis, Sandra ter Horst, Mieke van Keulen, Patricia van der Linden, Bram Litjens, Kathleen Loods, Henk Nijstad, Evita Nort, Toine Maes, Sabine Peterink, Frans Schouwenburg, Gemma Steeman, Peter Teffer, Margreet Vermeer, Erik Woning, Chris ZintelFotografie: KennisnetVormgeving: Tappan Communicatie, Den HaagDruk: Zijlstra Drukwerk, WoerdenReacties: [email protected] reportages en interviews, foto’s en illustraties berusten auteursrechten.
Interessant is ook wat Barbara Bray en Kathleen McClaskey uit
Canada daarover schrijven, voortbordurend op het Amerikaanse
rapport, op kn.nu/hot
inDruk november 2013 - 54 - inDruk november 2013
André de Jong, sinds april 2012 directeur-generaal Primair en Voort-
gezet Onderwijs op het Ministerie van Onderwijs, is ervan overtuigd
dat de kwaliteit van het onderwijs omhoog kan en dat leraren zich
nog meer moeten kunnen concentreren op het lesgeven. Hij heeft zich
de laatste tijd ook ingezet om de Lerarenagenda op te stellen die in
oktober jl. gelanceerd is.
André de Jong was voorheen bestuursvoorzitter van twee stichtingen
in het primair en voortgezet onderwijs, de Stichting Protestants-
Christelijk Onderwijs Utrecht en de Willibrord Stichting. Kennisnet
bezocht hem onlangs in Den Haag om met hem te praten over de rol
die ict heeft in het onderwijs.
Als het gaat om ict in het onderwijs waarschuwt hij dat scholen en
leraren geen ‘top-downmodel’ van de overheid moeten verwachten.
Hij wil vooral dat scholen zelf met ict experimenteren. “Innovaties
zijn mogelijk”, aldus de directeur-generaal. Daarbij moet dan goed
worden gedocumenteerd wat de effecten zijn: “Het is belangrijk om
te kijken of het daadwerkelijk helpt. Dat is net als bij medicijnen, je
moet onderzoeken of het effectief is. Het is toch zo dat je leerlingen
het beste mee wilt geven, voor henzelf én voor de samenleving is dat
van belang. Je moet ze alleen blootstellen aan dingen die daadwerke-
lijk bijdragen aan hun ontwikkeling.” Het gaat hem overigens niet
alleen om de kwaliteit van het onderwijs. “Ict moet het onderwijs ook
leuker kunnen maken voor kinderen.”
Hij is ervan overtuigd dat de invoering van ict-middelen de adminis-
tratieve lasten van leraren vermindert en hen meer tijd geeft om
aandacht te geven aan individuele leerlingen. Dat sluit aan bij het
opinieartikel dat staatssecretaris Sander Dekker afgelopen septem-
Op de kamer van André de Jong hangt een grote foto van Martin Luther King junior, met daaronder de tekst die de Amerikaanse burgerrechtenactivist vijftig jaar geleden uitsprak in Washington: I have a dream today! Hoewel de missie van De Jong een stuk bescheidener is dan die van King, heeft ook hij een duidelijk doel.
ber publiceerde in De Volkskrant, waarin hij schreef dat toptalenten
op de basis- en middelbare school meer moeten worden uitgedaagd.
“Net zoals met adaptief testen, waarbij je verschillende levels hebt,
zo kan het ook met leren. Als sommige leerlingen harder gaan, dan
kunnen ze naar een hoger level. Met ict kan dat ontzettend makkelijk”,
aldus De Jong.
Over ‘gepersonaliseerd leren’ en de rol van ict wordt gezegd dat
het de kwaliteit van het onderwijs verbetert. Denkt u dat ook?
“Ik denk dat het de moeite waard is om het goed te verkennen. Ik
ben nu een boek aan het lezen van Amanda Ripley, The Smartest
Kids in the World: And How They Got That Way. Dat boek gaat over
drie Amerikaanse kinderen die een jaar lang in Finland, in Polen en
in Singapore hebben rondgelopen. Polen heeft in zes jaar tijd de
PISA-score met dertig punten verhoogd, door centrale examens en
een centraal curriculum in te voeren. Daar is geen ict aan te pas
gekomen. Dus het is niet per definitie zo dat je ict of gepersonali-
seerd leren nodig hebt om tot betere onderwijsresultaten te komen.
Maar de Nederlandse situatie is anders. Wij hebben die zaken al
ingevoerd en staan voor nieuwe ontwikkelingen.
“Daarbij ben ik ervan overtuigd dat ict – net als in het bedrijfs-
leven – mogelijkheden biedt die tot nu toe vaak onbenut zijn ge-
bleven. Mijn intuïtie is dat ict het onderwijs beter en efficiënter
kan maken. Het is daarom nodig om hier onderzoek naar te doen en
de evidentie te verzamelen over wat werkt. Er zijn natuurlijk al veel
experimenten geweest, maar de bewijsvoering is niet altijd even
hard. Voor veel schoolleiders is daardoor niet altijd duidelijk of ze
daar nu echt voor moeten gaan of niet. Over de iPad-scholen van
Maurice de Hond hebben we gezegd: daar gaan we een experiment
De droom van André de Jong voor het onderwijs
van maken, waarbij een voorwaarde is dat dit goed geëvalueerd
wordt.”
Wie gaat die evaluaties doen, de inspectie?
“Niet alleen de inspectie, ook wetenschappers, onderzoeksinstel-
lingen. Je wilt het zoveel mogelijk wetenschappelijk aanpakken. Dit
vergt een situatie waarin twee instellingen vergeleken kunnen
worden: een school (of een klas) die een innovatie invoert en een
school die dat niet doet. Met een voor- en een nameting. Hoe ont-
wikkelt zich dat dan in de tijd?”
“Hierbij vind ik van belang dat het eigenaarschap echt gevoeld wordt
door scholen zelf en door de leraren. Zij moeten de methode intro-
duceren, ouders en leerlingen daarin meenemen en laten zien dat het
daadwerkelijk kan. Wij moeten dat wel faciliteren, ruimte bieden en
beperkende wetten en regels aanpassen. We moeten het niet in de
weg zitten. We kunnen er ook voor zorgen dat het goed gemonitord
en geëvalueerd word. Maar het is niet zo dat OCW dat op kan leggen.
Zo gaat dat niet werken. De evaluaties moeten inzicht geven in hoe
we naar ict en onderwijs kunnen kijken. Dat illustreert de kracht van
inDruk november 2013 - 76 - inDruk november 2013
ons systeem. Scholen in Nederland zijn erg autonoom. Er is veel
ruimte om het te doen zoals een schoolbestuur, schoolleiding en
leraren goed dunkt. Er zijn ook wettelijke grenzen. Die zijn bedoeld
om goed onderwijs te garanderen. Zo nu en dan is het nodig om te
kijken of, door wat meer ruimte te bieden, de dingen waar het echt
om gaat daadwerkelijk vooruit geholpen kunnen worden. Het gaat
er uiteindelijk om of je betere leerresultaten krijgt.”
Volgens een recent rapport van Kennisnet heeft ongeveer een-
derde van de leraren het idee dat er geen ruimte is om te
experi menteren met ict.
“We gaan een regiegroep oprichten samen met de PO-Raad en de
VO-raad. De PO-Raad en de VO-raad zetten het dus ook op de
agenda in hun eigen vereni-
ging. Op die manier krijgt het
weer meer aandacht. Als wij
nog een paar van die experi-
menten ge zamenlijk inrichten,
dan zal het ongetwijfeld helpen
om alle leraren duidelijk te maken dat er meer ruimte is. Het kan
zijn dat er in de perceptie van schoolbesturen of leraren minder
ruimte is dan er in de praktijk bestaat. Maar ik heb wel het idee dat
schoolbesturen ons in de regel weten te vinden. Er komen heel veel
brieven binnen met verzoeken, telefoontjes, direct maar ook via de
PO-Raad, VO-raad. Dat is geen knelpunt naar mijn gevoel.”
Wat vindt u van het onderwijsconcept dat stichting O4NT
heeft ontwikkeld?
“Dat zijn de experimenten die we moeten hebben, die worden
gedragen door de school, door het bestuur en waarbij van buiten
hulp wordt geboden. Dat is hart stikke belangrijk om dat leer-
proces, dat we met zijn allen door moeten maken, van de grond te
tillen. Mits we dat dan ook goed begeleiden en evalueren. Op die
manier kan het helpen om de dingen die goed lopen ook echt ver-
der te verspreiden. Het belang van goed onderwijs aan leerlingen
staat daarbij voorop.”
Als het Wetsvoorstel afschaffing gratis schoolboeken wordt aan-
genomen, mogen de kosten voor ‘elektronische informatie-
dragers’ straks ook worden opgenomen onder de kosten voor
lesmateriaal. Was dat dan nog niet mogelijk?
“Ook hier speelt weer de perceptie. We moeten als OCW niet alleen
ruimte scheppen en regels aanpassen, maar dit ook uitdragen. Ik
hoor heel veel positieve voorbeelden – in mijn oude bestuur
hebben we op een gegeven moment ook gezegd: we gaan een pilot
doen met iPads. Dus dat is nu inderdaad al mogelijk. Sommige
mensen denken nog dat het niet kan. Door dat expliciet in zo’n
tekst op te nemen, laat je aan de wereld weten: hier kan je ook aan
denken, dit is ook een optie.”
Denkt u dat scholen zullen kiezen tussen volledig digitaal of alleen
de schoolboeken?
“Ik denk dat ze vaak een mix zullen kiezen. Dat ze denken: nou, laten
we misschien eens bij één vak, of bij een paar groepen, beginnen
om te kijken hoe het werkt. Dat is
misschien ook wel wijs, om klein te
beginnen. Ik denk dat ik het ook een
grote gok zou vinden om integraal
van het ene op het andere jaar over
te schakelen, nog even afgezien van
de financiën. Ik vind het daarom extra interessant om samen met de
PO-Raad en de VO-raad op iets grotere schaal te kijken wat de
ervaringen zijn, die te bundelen en dan te kijken: wat is nu een
goede koers om extra stappen te zetten op dit terrein.”
Kunt u ons wat meer vertellen over de lerarenagenda?
“Eigenlijk volgt dat het hele proces van lerarenopleiding tot zittende
leraar en welke punten verbeterd moeten worden. Dat gaat onder
meer over de kwaliteit van de lerarenopleiding. Daar komen natuur-
lijk ook de kwaliteiten op het terrein van ict aan de orde en het leren
differentiëren. Kinderen die achterblijven en kinderen die voorop
lopen, daar moet je apart aandacht voor hebben. Via die mogelijk-
heden van ict kun je adaptieve leermethodes aanbieden.”
De opleidingen voor docenten op dit moment missen dus het
een en ander?
“Ja. De aandacht op dit moment in de lerarenopleiding is heel erg op
het aanscherpen van de eisen op het terrein van kennis. Dat heeft te
maken met de kritiek van een aantal jaren geleden. Veel leerkrachten,
in ieder geval op de pabo’s, zouden rekenen en spelling onvoldoende
beheersen. Er is heel erg ingezet op het verbeteren van het kennis-
niveau. De komende jaren komen ook die andere vaardigheden in
beeld: het gaat erom dat je een taakgerichte sfeer kan creëren in de
klas, dat je kunt differentiëren en dat je ook in staat bent om op-
brengstgericht te werken. Dat raakt natuurlijk weer aan vaardig-
heden; ben je in staat om data-analyses te maken? Waar staat je
groep nou precies? Daar heb je natuurlijk de hulp van ict voor, maar
dan moet je ook met ict kunnen omgaan.”
Dit zijn dan ook dingen die in de nascholing moeten gebeuren
voor de al werkende docenten?
“Ja. Voor de zittende leerkrachten moet dat aan de orde komen.
Daarin zie je dat po verder is dan vo met differentiëren.”
Hoe komt dat?
“Ik denk dat een belangrijke factor is dat een leerkracht in het po
kinderen van allerlei niveaus in de klas krijgt. Een leraar in het vo
krijgt te maken met kinderen die gedetermineerd zijn voor een
bepaalde richting. Als ze niet goed kunnen meekomen, dan zal die
leerkracht gauw denken: die is verkeerd gedetermineerd en moet
afstromen of opstromen. Die zit niet goed bij mij in de klas. Terwijl
een leerkracht in het po dat niet kan zeggen. Dat kindje is zoals het
kindje is en je moet proberen om daar passend onderwijs aan te
bieden. Die po-docent wordt als vanzelf gedwongen, veel meer dan
in het vo, om na te denken over differentiatie.”
Heeft u een vergezicht over hoe het onderwijs er in 2020 uit
moet zien?
“Waar we dan precies staan, dat vind ik heel erg moeilijk om precies
te zeggen. Laten we met elkaar de komende jaren de voordelen die ict
biedt helder in beeld krijgen. Zodat scholen, met de ondersteuning
die wij kunnen bieden, die kansen steeds meer gaan grijpen. Leraren
worden dan meer ontlast en kunnen zich meer richten op de potentie
van de leerlingen. Leerlingen zijn meer gemotiveerd, hebben meer
plezier in het leren.”
Laten we met elkaar de komende jaren de voordelen die ict biedt helder in beeld krijgen
inDruk november 2013 - 98 - inDruk november 2013
Nederlandse scholen zijn goed uitgerust met ict. Laptops, digi-
borden, draadloos internet en digitaal leermateriaal behoren
meestal tot de standaarduitrusting, zowel in het basis-, voort-
gezet als middelbaar beroepsonderwijs. De Vier in balans
moni tor 2013 laat zien dat veel schoolleiders en leraren vinden
dat ict een positieve invloed heeft op het onderwijs. De belang-
rijkste daarvan zijn:
behoeften van leerlingen
Desondanks blijft het ict-gebruik in de praktijk achter bij de
ambi ties van veel leraren en schoolleiders. En dat terwijl vanuit
onderzoek de bewijskracht groeit dat bij goed, gericht en ge-
doseerd gebruik de motivatie van leerlingen voor leren toe-
neemt en hun prestaties verbeteren. Ict kan het leren aantrek-
kelijker maken, waardoor leerlingen bereid zijn er meer tijd aan
te be steden. Ict kan de instructie effectiever maken. Een
computer programma kan een leerling immers continu onder-
steunen of corrigeren – intensiever dan een leraar ooit kan
opbrengen. Maar toch blijven veel mogelijkheden van ict, die
kunnen bijdragen aan de opbrengsten van onderwijs, onbenut.
Waarom is dat zo? En kunnen schoolleiders daar wat aan doen?
Ook kunnen specia listen, bijvoorbeeld uit het bedrijfsleven, gast-
lessen geven zonder dat ze naar school hoeven te komen.
Weerstand
In de meeste landen is met beide invoeringsstrategieën ervaring
opgedaan. Hierbij blijkt dat schoolleiders een hard nekkige mis-
vatting koesteren: de gedachte dat meer computers, meer digi-
taal lesmateriaal en snellere verbindingen de leraren vanzelf
stimuleren om ict te gebruiken. Dat is niet zo. Betere materiële
randvoorwaarden hebben niet geleid tot meer computergebruik.
Als leraren niet overtuigd zijn van het nut van ict voor hun
onder wijs, heeft deze strategie maar weinig kans van slagen.
Sterker nog: als een school sterk gericht is op ‘getting wired’
zonder aandacht voor het onderwijskundige nut, ontstaat bij
leraren zelfs weerstand.
De beste en meest blijvende resultaten van ict zien we vooral bij
de aanpak vanuit de onderwijsbehoefte. Geen wonder eigenlijk:
de bereidheid om ict te gebruiken hangt nauw samen met de op-
vattingen van leraren over goed onderwijs. Ict-toepassingen die
indruisen tegen hun onderwijsprincipes zullen zij niet gauw in-
voeren. Ook een ‘good practice’ draagt dan nog zelden bij aan hun
bereidwilligheid. Leraren willen een toepassing alleen gebruiken
als duidelijk is of en hoe de prestaties van hun eigen leerlingen
verbeteren. Daarom gaat het zo langzaam. Opvattingen van leraren
over de inrichting van onderwijs zijn deel van hun identiteit en
professionele stabiliteit. Deze kunnen wel veranderen, maar dat is
een heel geleidelijk proces.
Waar zit het probleem?
Een blik op het verleden kan hierbij helpen. Bij de invoering van
ict hebben schoolleiders in de afgelopen jaren grofweg twee
strategieën gevolgd. De ene neemt de technische mogelijkheden
van ict als vertrekpunt, de andere gaat uit van de behoeften van
het onderwijs. We omschrijven beide benaderingen en schetsen
daarna de beperkingen.
Technologie als bron van inspiratie
Wie voor deze aanpak kiest, verkent systematisch de kansen die
nieuwe technologie het onderwijs biedt. Actuele voorbeelden die
veel inspiratie bieden, zijn games, learning analytics, mobiele
apparaten, cloud computing en persoonlijke leeromgevingen.
Onderwijsbehoefte als vertrekpunt
Wie voor deze aanpak kiest, gebruikt ict als een hulpmiddel om
een manifest probleem op te lossen. Dit kan didactisch, organisa-
torisch of financieel van aard zijn. Op scholen waar de leerling-
aantallen teruglopen, kan ict helpen financieel-organisatorische
problemen op te lossen. Ook bij beroepsopleidingen, of scholen
voor voortgezet onderwijs die kampen met hoge arbeids kosten
voor kleine groepen leerlingen, komt ict de schoolleiding te hulp.
Met videoconferencing kan een leraar via een computer verbinding
op meerdere locaties tegelijk lesgeven. Of hij neemt een les op en
stelt die beschikbaar aan zijn leer lingen.
Ict en de stuurmanskunst van schoolleiders
De kwaliteit van het onderwijs is in hoge mate afhankelijk van de kwaliteit van de leraar. Dit geldt ook voor de opbrengsten van ict: een bekwame leraar kan er meer mee. Maar hij kan het niet alleen. Ook de schoolleiders spelen een belangrijke rol, een wellicht nog belangrijkere rol dan zij op dit moment beseffen.
Kortom: beide strategieën sorteren te weinig effect. De aanpak
vanuit de technische mogelijkheden maakt scholen wel bewust
van wat er allemaal kan met ict, maar leraren gebruiken deze
mogelijkheden in de praktijk weinig. De aanpak vanuit de
onderwijs behoefte leidt wel tot daadwerkelijk gebruik, maar is
een erg traag proces. Het resultaat van beide benaderingen is
dat ict onderbenut blijft. Dit is de kern van het probleem. Een
probleem waarvan de ernst toeneemt omdat het er vanuit ver-
schillende invalshoeken een groeiende noodzaak is voor meer
gebruik van ict het onderwijs: sociaal, economisch en onderwijs-
kundig. Dit roept de vraag op of het niet sneller kan.
Op dit punt aangekomen kunnen schoolleiders baat hebben bij
de inzichten die onderzoek tot nu toe heeft opgeleverd. Kort
samengevat zijn het er drie:
1. Er gaapt een kloof tussen de voor- en de achterhoede
2. Vooral de achterhoede verdient aandacht
3. Stap voor stap leidt tot blijvende verandering
Dit werken we nader uit.
1. De ict-kloof
Analyse van invoeringstrajecten laat zien waarom het zo lang
duurt voordat een hele school ict gebruikt. Het zijn vaak enke-
lingen die als pionier enthousiast zijn om iets nieuws met ict te
proberen. Meestal krijgen zij een kleine groep mee die relatief
makkelijk is te overtuigen van de waarde ervan. Samen vormen zij
de voorhoede, maar die bestaat uit hooguit 15% van alle leraren.
inDruk november 2013 - 1110 - inDruk november 2013
Daarachter wacht een grote groep waarvoor het nut van een ict-
toepassing niet vanzelfsprekend is. Zij sluiten pas aan als niet alleen
de opbrengsten maar ook de meerwaarde daadwerkelijk zijn aan-
getoond. Dit is de ict-kloof die verbreding en versnelling van ict in
de weg staat.
Soms lukt het deze kloof te overbruggen. De analyse van zo’n ge-
slaagd proces laat zien dat de achterhoede behoefte heeft aan
andere onder steuning dan de voorhoede. Waar de voorhoede
genoeg heeft aan ruimte om uit te proberen en beschikbaarheid
van technologische hulpmiddelen, laat de achterhoede zich voor
het merendeel leiden door praktische en economische over-
wegingen. Ze zijn tevreden met het onderwijs zoals ze het geven
en zijn niet zonder meer gemotiveerd om ict in te zetten of om hun
onder wijs te veranderen. Zij willen eerst zien dat een ict-toepassing
aansluit bij hun opvattingen over goed onderwijs en ook meerwaarde
biedt voor de prestaties van leerlingen.
2. Besteed ook aandacht aan de achterhoede
De Vier in balans monitor 2013 laat zien dat schoolleiders bij de
invoering van ict wel ondersteuning bieden, maar dat die vooral
bestaat uit het geven van ruimte om te experimenteren. Veel school-
leiders stellen ook tijd en ict-middelen beschikbaar. Helaas is deze
ondersteuning (faciliteiten en laissez faire) bij uitstek geschikt
voor de voorhoede. Het merendeel van de leraren heeft er weinig
baat bij. En zelfs de voorhoede, die aanvankelijk enthousiast was en
verheugd over de steun van de schoolleiding, raakt teleurgesteld
wanneer blijkt dat collega´s niet aanhaken op een experiment.
Succesvolle veranderingen, waarbij de hardnekkige ict-kloof is over-
brugd, hebben ons wijzer gemaakt. Het blijkt dat minder innovatieve
toepassingen, die meer aansluiten bij de reguliere praktijk van de
achterhoede, eerder worden geaccepteerd dan toepassingen die ver
afstaan van hun dagelijkse doen en denken. Schoolbrede transfor-
matie is bij succesvolle scholen het resultaat van een reeks kleine
veranderingen. Zo behouden leraren hun zelfvertrouwen en krijgen
ze de kans om niet alleen hun praktische vaardigheden maar ook
hun denken over onderwijs en ict te ontwikkelen.
3. Samenwerking
Onderwijsveranderingen zijn complexe processen en kosten meer
tijd dan het aanleren van een ict-vaardigheid. Sturing geven aan
schoolbrede veranderingen waarbij ict in het spel is, stelt daarom
hoge eisen aan leiderschap. Schoolleiders staan voor de uitdaging
om een breed gedragen visie op inrichting en organisatie van het
onderwijs te formuleren. Zo´n visie is niet het werk van een indi-
vidu maar het resultaat van samenwerking en overleg in het hele
schoolteam. Ook de keuze van ict-toepassingen die deze visie maxi-
maal ondersteunen, vragen om inzicht in wat werkt met ict en wat
niet. Willen leraren zich in de beoogde richting kunnen ont wikkelen,
moeten zij niet de balans kwijtraken tussen wat ze met ict doen en
hoe ze denken over goed onderwijs. Onderweg struikelen betekent
investeringsverlies van de eerdere stappen. Falende techniek en
onzekerheid bij docenten over de aard en bedoelingen van ict-
toepassingen hebben een remmende werking op het gebruik van
ict. De schoolleider heeft daarbij een even cruciale als verant-
woordelijke taak.
Stuurmanskunst
Dit stelt specifieke eisen aan de kennis en vaardigheden van school-
leiders. Het vraagt stuurmanskunst om binnen een schoolteam de
verbinding te leggen tussen menselijke en materiële rand-
voorwaarden. Kiezen voor ict-voorzieningen die aansluiten bij het
denken van leraren over de inrichting en organisatie van onderwijs
is een goed vertrekpunt voor duurzame verbetering van de kwaliteit
en opbrengsten van onderwijs. Om daarna op koers te blijven zijn
het enthousiasme van leerlingen en vermindering van werkdruk bij
leraren een bruikbaar kompas.
Meer informatie:
Meer lezen over de rol van bestuurders in de kwaliteit van het
onderwijs? In het Jaarboek ICT en Samenleving 2012 “De
transformerende kracht van ICT” staat de publicatie “ICT,
onder wijs en kenniseconomie” van Alfons ten Brummelhuis.
Ook het artikel “De Pionier als bruggenbouwer” van J. Fransen
is een aanrader. Het verscheen in 4W, het wetenschappelijke
tijdschrift van Kennisnet en is te lezen via 4w.kennisnet.nl.
Contactpersoon
Naam: Alfons ten Brummelhuis
Email: [email protected]
12 - inDruk november 2013
naar onderwijstijd gekeken in relatie tot de kwaliteit van het
onder wijs. Dit betekent dat de Inspectie alleen in het uiterste geval
– als de kwaliteit van de opleiding en de resultaten niet op orde zijn
en de deelnemersraad geen toestemming heeft gegeven om van de
urennorm af te wijken – over zal gaan tot het tellen van begeleide
uren. Het doel hiervan is om de mogelijke oorzaken van het onder-
presteren van de opleiding in kaart te brengen. Op deze manier
brengt de Inspectie toezicht op basis van verdiend vertrouwen in de
praktijk. Ook is ze erg benieuwd naar nieuwe voorbeelden van kwali-
tatief goede benutting van de onderwijstijd.
Kwaliteit en organisatie van onderwijstijd: hoe realiseer je dat?
Het feit dat er enerzijds meer uren begeleide onderwijstijd ver-
zorgd moeten worden, maar dat er anderzijds meer ruimte is voor
de invulling hiervan, dwingt scholen na te denken over de manier
waarop ze dat gaan realiseren. Het aantal extra uren is meestal
geen probleem. Om de huidige urennorm te halen programmeren de
meeste scholen al boven de norm. De invulling van deze onderwijs-
tijd is een interessant vraagstuk. Centrale vraag is: Op welke manier
kun je als school onderwijstijd effectiever en efficiënter vorm-
geven? Ict kan daarbij een belangrijke rol spelen. Hoe en op welke
manier illustreren we aan de hand van twee praktijkvoorbeelden.
Ict in een rekencentrum zorgt voor maatwerk
Op AOC Oost in Doetinchem ervaart men de verandering van de regels
niet zozeer als een organisatorische uitdaging, maar vooral als een
inhoudelijk vraagstuk. Daarom is verbetering van het rekenonderwijs
aangegrepen om een nieuw onderwijsconcept te ontwikkelen. Met
hetzelfde aantal docenten en doelmatige inzet van computers en soft-
ware kan rekenonderwijs op maat worden aangeboden, aldus AOC
Oost. Ze verwachten daarmee een verbetering van zowel de kwaliteit
van het onderwijs als het leerrendement.
Het concept gaat uit van de behoefte van de student en niet van
Elke manager of bestuurder in het middelbaar beroepsonderwijs heeft te maken met de vraag: Hoe realiseer ik voldoende onderwijstijd? Na een periode waarin de kwaliteit van het onderwijs te vaak onder de maat was en veel lessen uitvielen, besloot de Onderwijsinspectie actief op onderwijstijd te controleren. Als niet aan de norm werd voldaan, deelde het ministerie van OCW boetes uit. Inmiddels waait er een andere wind uit Den Haag. Maar wat betekent dit voor de onderwijstijd? En welke mogelijkheden biedt ict hierbij?
Met het aantreden van Jet Bussemaker als minister van Onderwijs is
de toon in de discussie over onderwijstijd veranderd. De geplande
intensivering en verhoging van de urennorm blijven staan, maar de
minister stelt dat kwalitatief goed onderwijs het startpunt moet
zijn bij het ontwikkelen en realiseren van onderwijsprogramma’s.
Een onderwijsinstelling die kan aantonen dat het kwalitatief goed
onderwijs levert – op grond van behaalde resultaten en de tevreden-
heid van studenten en hun toekomstige werkgevers – hoeft dan niet
langer aan de minimale begeleide urennorm te voldoen.
De minister geeft aan dat er andere manieren dan traditionele,
klassikale lessen zijn om goed onderwijs aan te bieden. Het is hier-
bij de verantwoordelijkheid van de school om op basis van een
duidelijke onderwijsvisie een programma aan te bieden dat vol-
doende intensief is en waarmee goede resultaten worden behaald.
Als ook de deelnemersraad daarmee heeft ingestemd, hoeft men
niet langer te voldoen aan de vastgestelde urennorm. Hierover moet
wel worden gerapporteerd in het Geïntegreerd Jaardocument van
de instelling.
Deze maatregel heeft echter meer positieve gevolgen. De admini-
stratieve druk van scholen wordt verminderd omdat scholen niet meer
uitsluitend naar onderwijstijd kijken. Het is immers geen bekostigings-
voorwaarde meer. Daarnaast wordt scholen expliciet meer ruimte ge-
boden om te innoveren. Kwaliteit gaat boven kwantiteit.
Toezicht op basis van vertrouwen
Wat betekent deze verandering voor het toezicht door de Inspectie
van het Onderwijs? In de eerste plaats zullen er door het wegvallen
van de bekostigingsvoorwaarde geen themaonderzoeken naar
onderwijs tijd meer plaatsvinden. Er wordt in het mbo alleen nog
Nieuwe urennorm in het mbo geeft ruimte voor innovatie
Een belangrijk onderdeel van Focus op Vakmanschap is
intensivering van het onderwijs, vooral in het eerste
leerjaar. De nieuwe situatie ziet er als volgt uit:
eerste jaar minimaal 700 begeleide onderwijsuren.
opleiding (en dus niet per leerjaar).
Entreeopleiding: ten minste 1000 klokuren waarvan
ten minste 600 begeleide onderwijsuren;
1-jarige basisberoepsopleiding en voor de
specialistenopleiding: ten minste 1000 klokuren,
waarvan ten minste 700 begeleide onderwijsuren en
ten minste 250 klokuren BPV;
2-jarige basisberoepsopleiding en 2-jarige
vakopleiding: ten minste 2000 klokuren, waarvan
ten minste 1250 begeleide onderwijsuren en ten minste
450 klokuren BPV;
3-jarige vakopleiding en de middenkaderopleiding:
ten minste 3000 klokuren, waarvan ten minste 1800
begeleide onderwijsuren en ten minste 900 klokuren BPV;
4-jarige opleidingen: ten minste 4000 klokuren,
waarvan ten minste 2350 begeleide onderwijsuren en
ten minste 1350 klokuren BPV;
BBL: 850 per leerjaar, minimaal 200 begeleide onderwijs-
tijd en 610 BPV.
De nieuwe urennorm
inDruk november 2013 - 13
14 - inDruk november 2013 inDruk november 2013 - 15
logistiek of de organisatie. Op basis van het rekenniveau en de leer-
behoefte worden studenten ingedeeld in groepen. Deze staan los van
de studierichting van de student. In een speciaal voor dit doel op-
gericht fysiek rekencentrum werken studenten zelfstandig aan reken-
opdrachten. De voortgang wordt bijgehouden in de elektronische
leeromgeving waar ook leermateriaal, instructies en nuttige web-
sites zijn te vinden. De docent is coach en instructeur: hij coacht de
studenten tijdens het individueel werken achter de computer en
geeft instructies aan diegenen die zich daarvoor inschrijven. Omdat
de activiteiten onder verantwoordelijkheid van een rekendocent
plaatsvinden, wordt dit gezien als onderwijstijd. Het rekencentrum
wordt niet gekoppeld aan de studierichting en er kan naast een
docent ook een onderwijsassistent worden ingezet. Deze slim ge-
kozen opzet biedt de school de kans om ruimere openings tijden te
hanteren en tegelijkertijd maatwerk te bieden.
Gerben Kleine Haar, teamleider van de opleiding veehouderij op
het AOC, is betrokken bij de ontwikkeling van het rekencentrum. Hij
vertelt dat het een uitdaging is om met de huidige financiering de
kwaliteit van het onderwijs gelijk te houden of liever nog te ver-
beteren. Dit kan alleen door efficiënter te werken: “In de ideale
situatie is het rekencentrum op AOC Oost altijd open. Het zou mooi
zijn als in de toekomst ook studenten van andere mbo-scholen en de
hogeschool in de regio gebruik zullen gaan maken van het reken-
centrum. Of bijvoorbeeld vmbo-leerlingen die extra rekenoefeningen
nodig hebben om hun eindexamen te halen. Zo kunnen studenten
optimaal van elkaar leren.”
Leren op afstand zorgt voor efficiënt onderwijs
De gevolgen van de demografische krimp in Zeeland zijn voor de
Zeeuwse mbo-scholen duidelijk merkbaar. Om die problemen het
hoofd te bieden besloten ROC Zeeland en het ROC Westerschelde
(inmiddels gefuseerd tot Scalda) tot een experiment met afstands-
leren. “Door het inzetten van videoconferencing kunnen mensen
elkaar horen én zien terwijl zij zich op afstand van elkaar bevinden.
Zo kun je een klas op afstand lesgeven.” Deze manier van lesgeven
wordt al succesvol ingezet bij een tekort aan docenten voor bepaalde
vakken of wanneer een school vakken geeft waar maar een klein
aantal studenten in is geïnteresseerd. Ook in krimpgebieden kan
deze technologie uitkomst bieden.
Laat er geen misverstand over bestaan: afstandsleren is niet te
prefereren boven regulier onderwijs, vindt Erik Dijselijnck,
project leider van het videoconferencingproject en tevens docent
aan het ROC Zeeland. “Je moet het niet verkopen als een concept dat
Meer informatie:
Meer over deze en andere voorbeelden zijn te vinden
op de website van het Adviespunt Onderwijstijd:
kennisnet.nl/onderwijstijd.
Contactpersoon
Naam: Mieke van Keulen
Email: [email protected]
Contactpersoon
Naam: Chris Zintel
Email: [email protected]
Omdat scholen blijken behoefte te hebben aan een sparring-
partner als het gaat om de invulling van kwalitatief goed
onderwijs binnen onderwijstijd, hebben Kennisnet en
saMBO-ICT het online Adviespunt Onderwijstijd opgezet. Hier
wordt antwoord gegeven op vragen en wordt kennis gedeeld.
Het adviespunt evalueert onderwijskundige concepten en
voorziet ze van advies. Deze concepten en voorbeelden worden
ingediend door de onderwijspraktijk en gedeeld op de site.
Zowel het ministerie van OCW als de Onderwijsinspectie zijn
betrokken geweest bij de totstandkoming van het Adviespunt
Onderwijstijd.
Adviespunt Onderwijstijdnet zo goed is als wanneer studenten direct contact hebben met hun
docent. Maar het kan wel een oplossing zijn voor het probleem van
krimp. En het heeft zelfs een aspect dat positief is ten opzichte van
regulier onderwijs; de les blijft online beschikbaar.” Daarmee
hoeven studenten die ziek, of om een andere reden afwezig zijn,
weinig te missen. Prettig voor zowel student als docent. Uit onder-
zoek blijkt ook dat docenten zich beter voorbereiden. Dat is nodig
vanwege de techniek, maar ook omdat de docenten werken met
klassen die ze minder goed kennen; ze overleggen onderling meer.
“Voor de didactiek is belangrijk in hoeverre de docent al gebruik
maakt van videomateriaal, smartboards, digitale presentaties, et
cetera. Een docent die met boek en schrift door de klas loopt, is
natuurlijk niet geschikt voor videolessen,” denkt Dijselinck.
Te weinig interactie in de klas bleek geen probleem vanwege de
mogelijkheden van het systeem dat speciaal voor de videolessen is
aangeschaft. Het systeem analyseert de geluiden. Als er iemand
praat, en dat wordt als zodanig herkend, dan krijgen de anderen
deze persoon op het scherm te zien. De digiborden zijn gekoppeld
waardoor studenten op afstand de aantekeningen op het digibord
in hun eigen klas zien verschijnen. Ook de verwachte orde problemen
bleven uit. Onderzoek wijst uit dat de leeropbrengsten van de klas op
afstand niet zijn toe- of afgenomen. De invulling van de onderwijs-
tijd is daarmee efficiënter georganiseerd terwijl de kwaliteit gelijk
gebleven is.
Aan de slag
De nieuwe benadering van onderwijstijd biedt scholen dus de kans
om kwalitatief goed onderwijs aan te bieden volgens hun eigen
visie. Binnen de kaders van onderwijstijd en de urennorm is veel
meer mogelijk dan vaak wordt gedacht. Dit geeft opleidings-
managers de opdracht om volle verantwoordelijkheid te nemen
voor de kwaliteit van hun onderwijs. Ga aan de slag vanuit je eigen
onderwijsvisie en innoveer met nieuwe ict-toepassingen. Er zijn
volop kansen om het leren van de student centraal te stellen en het
onderwijs hieromheen te organiseren, in plaats van andersom.
Maak hiervoor gebruik van de kennis en ervaringen van anderen die
terug zijn te vinden bij het Adviespunt Onderwijstijd van Kennisnet
en saMBO-ICT. Hier kun je ook vragen stellen en je onderwijs-
concepten indienen. Kennisnet daagt scholen uit om deze kans te
pakken en te laten zien hoe zij met ict zorgen voor hogere kwaliteit
binnen de onderwijstijd.
Benut onderwijstijdeffectiever met ict!
Kennisnet.nl/onderwijstijdKennisnet.nl/onderwijstijd
Benut onderwijstijdeffectiever met ict!
inDruk november 2013 - 1716 - inDruk november 2013
Google, bol.com, Layar en Spil Games. Daarmee erkennen zij het
belang van digitale talentontwikkeling. De kinderen van vandaag zijn
immers de gedreven, geschoolde arbeidskrachten van de toekomst.
Hoe zien kinderen de rol van technologie in onze samenleving in
2025? De 12-jarige David verzon een TomTom-bril: “De bril weet
via je zicht waar je bent, hij ziet de weg. Je hebt dus geen sensor
nodig. Hij heeft wel verbinding met een centrale satelliet en hij
houdt rekening met files en veranderingen in de wegen.” Een klas-
genoot van David vult aan: “In 2025 gebruiken we internet overal.
Om deuren te openen, lampen aan te doen, water bij te vullen. En
ik denk dat er beroepen verdwijnen. Wat ik zelf wil worden weet ik
nog niet precies, maar ik weet wel dat ik iets met ontwerpen wil
doen. Dan kan ik gebouwen, bruggen en torens ontwerpen om de
wereld leefbaarder te maken.”
De toepasbaarheid van technologie
Dat is precies de visie die Kennisnet onderstreept: Als je weet hoe
iets werkt, kun je het aanpassen. Zo kun je invloed uitoefenen op de
manier waarop technologie werkt en wordt gebruikt. Uiteindelijk
gaat het dus niet om de vraag of technologie wel of niet thuishoort
in het onderwijs, maar om de vraag welke vaardigheden onze kin-
deren nodig hebben om te slagen in de maatschappij waarin ze
wonen. In Mali vraagt dat om andere vaardigheden dan in Nederland.
Nederlandse kinderen moeten onderwezen worden in het leggen van
verbanden tussen technologie en de toepasbaarheid voor de branche
waarin ze later werkzaam zullen zijn.
Het lijkt dus niet meer dan logisch dat we programmeren een grotere
rol laten spelen in het Nederlandse onderwijs. In een maatschappij
waarin computers centraal staan, zouden leerlingen – naast rekenen,
De wereld verandert snel. Niemand weet hoe de beroepen van de toekomst eruit zien. Welk werk we doen en hoe we ons onderwijs daarop moeten aanpassen. Wat we wel weten is dat de maatschappij nog meer gebruik gaat maken van technologie. Deskundigen voorspellen dat de technologiesector over 15 jaar met ruim 30% is gegroeid. Wie het ver-band kan leggen tussen technologie en haar toepasbaarheid voor toekomst, heeft straks de banen voor het uitkiezen.
Technologie bepaalt een groot deel van ons leven. Het zal een nog
groter deel van het leven van onze kinderen bepalen. Maar wanneer
je kinderen vraagt waar software of apps vandaar komen, moeten ze
je het antwoord schuldig blijven. Ze zijn er ‘gewoon’. Directeur van
stichting Mijn Kind Online Remco Pijpers: “Op school leren kinderen
de basisvakken en is er aandacht voor creativiteit en sport. Wat we
niet vaak zien, is aandacht voor digitale talentontwikkeling. Terwijl
de toekomstige werkgevers van onze kinderen juist dáár behoefte
aan hebben.”
Frans Schouwenburg, strategisch adviseur bij Kennisnet : “We kunnen
onze kinderen niet meer onderwijzen zoals 50 jaar geleden. De
onzeker heid over hun toekomst is daarvoor te groot. Wanneer wij
vragen aan bedrijven, aan universiteiten, aan opleidingsinstituten
wat ze belangrijk vinden, is het antwoord niet kennis maar vaardig-
heden. Vaardigheden om kritisch te denken, creatief te ondernemen
en op die manier een positie te verwerven in de maatschappij van de
toekomst. Die vaardigheden noemen we 21st century skills. Een
onder deel daarvan is ict-geletterdheid.”
Leren programmeren vanaf groep 3
Daarom ontwikkelden Kennisnet en Mijn Kind Online het lespakket
Codekinderen, waarmee kinderen op basisscholen in Nederland en
België spelenderwijs kennismaken met de basisprincipes van co-
deren. De vaardigheden die daarvoor nodig zijn, zoals creatief en
logisch denken, helpen vooral inzicht te krijgen in de ‘achterkant’
van de apparaten die deze jonge generatie dagelijks gebruikt. Het
project is dus niet zozeer bedoeld om van alle kinderen program-
meurs te maken, maar om kinderen een gezonde band te laten
opbouwen met technologie, internet en computers. “Immers,”
stelt Schouwenburg, “het is niet zozeer het programmeren zelf
waar werkgevers naar op zoek zijn, dat kunnen arbeidskrachten
uit andere landen vaak beter en goedkoper, het zijn de technolo-
gische en sociale inzichten waarmee ze ict onderdeel zullen maken
van ons onderwijs, onze zorg, ons bestuur.”
Creëren in plaats van consumeren
Nederland staat niet alleen. In Engeland wil de overheid vanaf
september 2014 programmeertalen opnemen in het curriculum
van alle basisscholen. Ook in Estland is programmeren inmiddels
een verplicht vak voor kinderen tussen de 7 en 19 jaar. Waarom?
Ave Lauringson, initiatiefneemster van het Estlandse project zegt
hierover: “We want to change thinking that computers and
programs are just things as they are. There is an opportunity to
create something, and be a smart user of technology.” Ook in de
Verenigde Staten wordt actief campagne gevoerd om kinderen al
op jonge leeftijd in contact te brengen met de basisprincipes van
programmeren. Bill Gates, Steve Jobs, Mark Zuckerberg en andere
persoonlijkheden verschenen onlangs in een videoboodschap
waarin zij vertellen hoe belangrijk die vaardigheden zijn geweest
voor hun ontwikkeling. Zij pleiten ervoor de jeugd te stimuleren
om technologie te creëren in plaats van alleen te consumeren.
Programmeurs zijn de popsterren van de toekomst.
Internet in 2025
Ook het project Internet in 2025 richt zich op de rol van technologie
in de toekomstige samenleving. Hoe zien kinderen de toekomst? Met
welke technologie kunnen zij hun dromen verwezenlijken? Kinderen
van groep 6, 7 en 8 mogen hun antwoord tekenen, gewoon met
kleurpotloden en papier.
Deze tekeningen zijn het begin van een gesprek over internet,
techniek en innovatie tussen kinderen en het bedrijfsleven.
En niet de minsten hebben toegezegd; de CEO’s van bedrijven als
Wie kan programmeren, heeft de toekomst
Recent onderzoek Stimulating Europe’s App Economy schat in
dat in Europa meer dan 529.000 mensen fulltime werken in
de productie van apps. Nog eens 265.000 mensen hebben
indirect hun baan te danken aan apps. Daarmee heeft Europa
een kwart van de app-markt in handen. Bij de presentatie
noemde eurocommissaris Neelie Kroes dit rapport een wake-
up call. Ze benadrukte daarbij de economische belangen
voor Europa en waarschuwt voor het dreigende tekort aan
technisch geschoold personeel.
Meer informatie:
Meer informatie over het project Codekinderen vindt u op
www.codekinderen.nl en www.kennisnet.nl/codekinderen.
Meer informatie over het project Internet in 2025 vindt u op
www.internetin2025.nl.
Contactpersoon
Naam: Remco Pijpers
Email: [email protected]
taal en aardrijkskunde – op de basisschool ook hun eerste stappen
moeten zetten op het gebied van computertaal. In de toekomst is het
waarschijnlijk net zo belangrijk om te kunnen programmeren als om
goed Engels te kunnen spreken. Wie de technologie in de vingers
heeft, heeft de toekomst in handen.
inDruk november 2013 - 1918 - inDruk november 2013
worden gedaan worden op het gebied van het toekomstige studie-
succes van de leerling.
Op dit moment is Learning Analytics een hype. Dat concludeert onder
andere onderzoeks- en adviesbureau Gartner. Zo voert de onderzoeks-
gemeenschap veel studies en projecten uit op dit gebied en besteden
uitgeverijen en ontwikkelaars van lesmateriaal veel aandacht aan de
Learning Analytics is het meten, verzamelen, analyseren en rappor-
teren van en over data van leerlingen en hun context. Het doel hiervan
is om het leren en de omgeving waarin dit plaatsvindt te begrijpen
en optimaliseren.1 Learning Analytics is geen op zichzelf staande
technologie, maar is bijvoorbeeld een onderdeel van een digitaal
leerplatform of lesmethode die de interactie van leerlingen met de
stof opslaat en analyseert. De terugkoppeling van deze analyses kan
leiden tot effectiever handelen door de leerling, de leraar of de
schoolleider. Maar bijvoorbeeld ook de ontwikkelaar van het ge-
bruikte lesmateriaal kan er zijn voordeel mee doen.
Learning Analytics kun je het beste beschouwen als een cyclus (zie
figuur 1). De interactie van leerlingen met (digitaal) leermateriaal
levert data op. Bijvoorbeeld: hoe lang is een leerling bezig geweest
met een bepaalde opgave, welke oplossingsstrategie heeft hij ge-
bruikt, was het antwoord goed of fout, bleek de opgave makkelijk of
moeilijk et cetera. Deze data worden verzameld en op geslagen.
Samen met data die al bekend zijn over de leerling kan een analyse
uitgevoerd worden aan de hand van bepaalde algoritmes. Deze ana-
lyse resulteert in een interventie. Die kan variëren van een melding
naar de docent, een update van een dashboard, het opschroeven van
de moeilijkheidsgraad of het veranderen van de volgende opdracht.
Als de leerling verder gaat, begint de cyclus opnieuw. Op den duur
kunnen er op basis van de verzamelde data zelfs voorspellingen
Grote bedrijven en marketingbureaus doen het al langer: met behulp van internet proberen om zoveel mogelijk te weten te komen over je klanten door hun (online) gedrag vast te leggen en te analyseren. Hiermee bouwen ze klantprofielen op, houden trends en ontwikkelingen bij en doen voorspellingen over het gedrag van hun klanten. Het doel van deze bedrijven is om hun aanbod beter te laten aansluiten op de behoeften en wensen van hun klan-ten. Nu er ook binnen het onderwijs steeds vaker digitaal wordt gewerkt, is het mogelijk meer ‘onderwijswinst’ te behalen door allerlei data van de ‘klant’ op te slaan, te meten en te analyseren. De effectieve inzet van deze data en analyses gaat er de komende jaren voor zorgen dat het onderwijs gedifferentieerder, persoonlijker en meer op maat wordt, maar er zijn ook kanttekeningen. Tijd voor wat uitleg, duiding en aandachtspunten.
Learning Analytics als motor van gedifferentieerd onderwijs
mogelijke rol van Learning Analytics in het onderwijs. Learning
Analytics is een veelbelovende technologische ontwikkeling, maar
er moet nog veel gebeuren voordat het grootschalig ingezet kan
worden.
Learning Analytics: Op weg naar meer gedifferentieerd onderwijs
Om meer gedifferentieerd en gepersonaliseerd onderwijs te kunnen
geven is het allereerst belangrijk om zicht te hebben op de verschil-
len tussen individuele leerlingen. In grote klassen, of bij de vele
leerlingen die een leraar in het vo wekelijks ziet, is het een uitdaging
om op individueel niveau
te zien hoe een leerling
het doet. Nu steeds meer
leermateriaal digitaal be-
schikbaar is, wordt het
makkelijker om de voort-
gang van alle leerlingen
vast te leggen en te analyseren. Een voorbeeld van Learning Analytics
in zijn meest eenvoudige vorm is een dashboard, voor zowel leraar
als leerling, waarin wordt zichtbaar gemaakt hoe een leerling er
voor staat. Dit kan de basis vormen voor een meer geavanceerde
analyse waarbij combinaties van indicatoren leiden tot adviezen en
voorspellingen. Het niveau en de volgorde van het geboden materiaal
kan vervolgens op basis hiervan worden aangepast. We spreken dan
van adaptief lesmateriaal.
Stel je voor dat iedere leerling met zo’n intelligent digitaal platform
werkt. Hiermee creëer je een persoonlijke mentor die altijd beschik-
baar is, precies weet hoe en op welk niveau de leerling het best leert.
Zover zijn we nog niet, maar op dit moment zijn er online platformen
die hier wel een begin mee hebben gemaakt. Voorbeelden hiervan
zijn Taalzee, Rekentuin, PulseOn, Leswijs en het Amerikaanse Khan
Academy en Knewton. Deze systemen bieden real time inzicht in de
voortgang van leerlingen waardoor zowel leerling als leraar altijd
weten hoe het gaat.
Het grootste voordeel ten opzichte van een (papieren) traditionele
lesmethode is dat je eenvoudig overzicht houdt in de verschillen
tussen leerlingen. Bij de inzet van Learning Analytics-systemen kan
de focus daarmee verschuiven van (gestandaardiseerd) toetsen naar
meer aandacht voor de doorlopende ontwikkeling van een leerling.
Learning Analytics: In de praktijk
Kennisnet heeft, in samenwerking met de ontwikkelaars van Taalzee,
Rekentuin, PulseOn en Khan Academy, het afgelopen jaar een aantal
pilots gedaan. Taalzee en Rekentuin worden vooral gebruikt als adap-
tief oefenmateriaal; deze
programma’s bieden ver-
diepende oefeningen die
qua niveau en onderwerp
worden aangepast aan de
leerling. PulseOn is een
platform dat zich meer richt
op het faciliteren van een persoonlijke leerlijn. Het tempo en niveau
worden per leerling bepaald op basis van de interactie die hij of zij
heeft met het leer materiaal. Khan Academy biedt heel veel (Engels-
talig) oefenmateriaal en bevat een dashboard waarin aanbevelingen,
leerdoelen en overzichten, gebaseerd op Learning Analytics, een cen-
trale plek innemen.
Tijdens deze pilots omschreven deelnemende leraren het ideale
onder wijs als onderwijs waarbij leerlingen veel meer regie hebben
over hun eigen leerproces. De ontwikkeling van het individu zou
centraal moeten staan. Elke leerling zou op zijn of haar eigen niveau
en tempo naar persoonlijke doelen moeten toewerken en een leraar
zou deze doelen moeten kunnen managen. Anders dan bij een tradi-
tionele methode wordt er dan van leerkrachten meer kennis verwacht
over referentieniveaus en leerlijnen.
Figuur 1. Learning Analytics Cyclus Doug Clow. 2012. In “Proceedings of the 2nd International Conference on Learning Analytics and Knowledge”, LAK ‘12
1 LAK11, Learning Analytics and Knowledge Conference 2011, https://tekri.athabascau.ca/analytics/
De ontwikkeling van de individuele leer-ling komt centraal te staan in het onderwijs – Docent basisonderwijs over werken met
Rekentuin en Taalzee
Leerlingen
Analyses
Interventies Data
inDruk november 2013 - 2120 - inDruk november 2013
Learning Analytics: Voor beter leermateriaal
Behalve dat deze data en analyses zinvol kunnen zijn voor de leer-
ling of de leraar tijdens het onderwijsproces kan het ook waarde-
vol zijn buiten het onderwijsproces. Zo kan de ontwikkelaar van het
materiaal de effectiviteit van een bepaalde opdracht binnen een
methode bekijken. In figuur 2 is te zien waar onderwijsdata een rol
spelen binnen de keten die loopt van de auteur van lesmateriaal tot de
leerling. In de ‘oude’ fysieke keten (de blauwe lijnen) legt het mate-
riaal een lange weg af voor het bij de leerling aankomt. Iedereen
binnen de keten voegt waarde toe, maar er komen weinig data terug
de keten in. In de ‘nieuwe’ digitale keten (de oranje en groene lijnen)
is dit wel het geval. Data over het gebruik en het succes van de leer-
ling kunnen nu eenvoudig (anoniem) terug komen bij de distributeur,
uitgever en de auteur. Op basis van deze data kan de ontwikkelaar
het materiaal aanpassen en verbeteren waar nodig.
Learning Analytics: Nog een weg te gaan
Een belangrijk knelpunt van Learning Analytics is dat adaptieve leer-
systemen nog erg in ontwikkeling zijn. De Amerikaanse voor lopers
sluiten vaak niet aan bij het Nederlandse onderwijs. Daarnaast zijn
er veel vragen op het gebied van het kwantificeren van leren, privacy
en data-eigenaarschap en over de gevolgen van een sterke focus op
data. Desalniettemin zijn vroege gebruikers erg enthousiast over de
potentie van Learning Analytics en verwachten zij dat deze ontwikke-
ling een brug kan slaan tussen hun huidige en hun ideale onderwijs-
situatie.
De komende jaren zal de markt worden overspoeld door adaptief
lesmateriaal, Learning Analytics-dashboards en gepersonaliseerd
leermateriaal. Het is aan leraren, schoolleiders en managers om
verantwoordelijkheid te nemen en na te denken over de plek die zij
dit materiaal willen geven in relatie tot hun visie op onderwijs.
Contactpersoon
Naam: Erik Woning
Email: [email protected]
Meer informatie:
Kijk op innovatie.kennisnet.nl/learninganalytics voor meer
informatie over Learning Analytics. Als bijlage bij deze inDruk
is een infographic over Learning Analytics toegevoegd.
Figuur 2. onderwijsketen leermateriaal
Digitaal toetsen kan een hoop tijd besparen en de mogelijkheid
bieden om leerlingen tussentijds beter bij te sturen. Leerlingen die
de stof lastig vinden, krijgen extra hulp, terwijl leerlingen die het
makkelijk vinden extra worden uitgedaagd met moeilijkere op-
drachten. Deze kwaliteitsimpuls is voor scholen vaak de aanleiding
om zich te gaan oriënteren op de mogelijkheden van digitaal toet-
sen. Om vervolgens te ontdekken dat er veel meer voordelen zijn.
Denk aan de motiverende werking van deze manier van feedback op
leerlingen, het niet hoeven nakijken van steeds dezelfde toetsen, de
waarde van een database vol (gegevens over) toetsen en, niet on-
belangrijk, de kostenbesparing op papier- en vervoerskosten.
In die oriëntatiefase komt er een enorme hoeveelheid informatie
op je af. Waar moet je beginnen, welke vragen moet je stellen?
Welke stappen neem je als school om digitaal toetsen succesvol in
te voeren? In dit artikel nemen we je in vogelvlucht mee langs een
aantal praktische zaken.
Stap 1. Visie en leiderschap
(Digitaal) toetsen moet aansluiten bij de onderwijsvisie van de
school. Denk bijvoorbeeld aan het streven naar evenwicht in leer-
middelen door toepassing van ‘blended learning’ of een toets als
hulpmiddel bij differentiatie om leerlingen gerichte feedback te
kunnen geven. Verwoord je onderwijskundige uitgangspunt daarom
in een toetsbeleidsplan en zorg voor de juiste randvoorwaarden.
Stap 2. Deskundigheid
Docenten moeten beschikken over de vaardigheden om toets-
programma’s te laten werken. Zij moeten de mogelijkheden van
digitaal toetsen inzien en deze in hun lespraktijk kunnen verweven.
Deze vaardigheid hebben ze ook nodig om de toetsen en toetsitems
valide, betrouwbaar en transparant te maken. Er zal immers een
gedegen database met toetsen moeten worden gemaakt.
Op het Eifelcollege maken de leerlingen een toets. De leraar
deelt toetsblaadjes en -opgaven uit. De tafels gaan uit
elkaar, alleen een pen op je bank. Drie leerlingen zijn hun
pen vergeten. Na wat geharrewar kan de toets beginnen.
Alle leerlingen maken dezelfde toets. De blaadjes worden
in genomen en de leraar kijkt na. Tijdens zijn correctie
vallen hem dingen op. Vraag 4 wordt door alle leerlingen
fout gemaakt. Vraag 6 en 7 gaan juist bij iedereen goed. Bij
vraag 10 had hij bij een aantal leerlingen veel betere ant-
woorden verwacht. Over het algemeen is hij tevreden en het
vooraf bedachte correctiemodel blijft geldig. Na een week
krijgen de leerlingen hun toetsen terug, de cijfers zijn dan
in gevoerd in het administratiesysteem van de school en de
leraar bespreekt de toets na met de klas.
Maandagmorgen, het derde uur op het Allard Piersoncollege.
De helft van de klas maakt een toets. Ook hier gaan de tafels uit
elkaar. De leerlingen leggen hun tablet op tafel en loggen in.
De docent zet de toets open voor de leerlingen die hun toets
vandaag willen maken. De rest van de klas gaat aan de slag met
een onderwerp dat ze tijdens de oefentoets niet voldoende
bleken te beheersen. Na een snelle analyse van de proeftoets
zagen docent en leerlingen dat met name één onderwerp veel
fouten opleverde. De docent heeft daarom extra opdrachten
klaargezet in de elektronische leeromgeving waarmee de leer-
lingen kunnen oefenen. De leerlingen kunnen in de komende
twee weken zelf een moment kiezen om hun toets te maken.
Er zijn genoeg items in de toetsenbank aanwezig om ook voor
hen weer een betrouwbare toets samen te stellen.
Schets1
Schets2
Digitaal toetsen(verder) in balans
Auteur Uitgever Distributeur School Leerling
ook data terug
digitaal
inDruk november 2013 - 23
Stap 3. Inhoud en toepassing
In deze stap gaat het erom die toetsinhoud te vinden die aansluit bij
hetgeen je wilt toetsen. Is het doel formatief of diagnosatief of heeft
de toets een summatief, op eindmeting gericht, doel? Daarbij spelen
een aantal factoren een rol: Wat zijn gangbare toetsvormen op school
en is het wenselijk daar verandering in te brengen? Welke uit-
breidingen zijn er mogelijk? Wordt er zelf inhoud gemaakt en wat is
het huidige en gewenste niveau hiervan? Welke expertise heeft u
hiervoor in huis, moet elke docent toetsitems kunnen maken? Met
digitaal toetsen ontstaan er andere vraagtypen. Welke consequenties
heeft dat en wat levert het op?
Er is de laatste tijd veel aandacht voor het metadateren van toetsen
op cognitieve niveaus. Twee methodes die veel voorkomen zijn OBIT
en RTTI. Hierdoor ontstaan mogelijkheden om vooraf een evenwich-
tige toets samen te stellen en achteraf beter te analyseren op de
verschillende onderdelen.
Verder is van belang om te kijken naar de mogelijkheden die er zijn
op het gebied van toetsanalyse en welke wensen hieromtrent zijn.
Contactpersoon
Naam: Sandra ter Horst
Email: [email protected]
Meer informatie:
Om scholen te helpen gefundeerde keuzes te maken bij de
overstap naar digitaal toetsen ontwikkelde Kennisnet de
brochure Digitaal Toetsen. De brochure biedt inzicht en helpt
je met een gedegen stappenplan. Waar staat jouw school op
het gebied van digitaal toetsen? Download de brochure op
kennisnet.nl/digitaaltoetsen en zet de volgende stap.
Stap 4. Infrastructuur
Voordat je als school overgaat op de aanschaf van een digitaal toets-
systeem, zet je een duidelijk programma van eisen op papier en
spreek je dit door met eventuele leverancier(s). Het school netwerk
moet kunnen omgaan met pieken. Wanneer veel leerlingen tegelijker-
tijd een toets maken, moet zowel het netwerk als de internet-
verbinding sterk zijn. Bij het inrichten van de infrastructuur is het
verder van belang te bepalen in hoeverre het digitale toetssysteem
gegevens moet kunnen uitwisselen met het school administratie-
systeem of de elektronische leeromgeving (de interoperabiliteit).
Denk ook na over het ‘vullen’ van de toetsomgeving.
Hoe ga je om met de items uit bestaande toetsen? Hoe worden die
gedigitaliseerd? Welke toetsvragen zijn beschikbaar via uitgeverijen
en vakverenigingen? Wie maakt daarin een schifting? En wie zet ze
op een efficiënte manier in het digitale systeem?
Stap 5. Implementatie
Tot slot stelt ook de laatste fase, de implementatie, de school voor
een aantal vragen. Implementeer je digitaal toetsen op boven-
schools niveau of op schoollocatie? Is het mogelijk de krachten met
andere scholen te bundelen? Welke personen in de school moeten
zeker betrokken worden bij de implementatie?
We zien bij onze docenten een grotere vraag naar scholing.
We worstelen nog met de vraag wat een efficiënte manier
is; individueel of op vakgroepniveau. We kiezen nu voor
een mix. Elke docent volgt 40 uur scholing, naar keuze,
binnen het thema digitale didactiek/digitaal toetsen.
Daarnaast wordt 24 uur ingevuld door de school:
werken. Het ‘Train de trainerprincipe’ werkt hierbij
erg goed, de kennis komt echt de school in. De I-coaches
kunnen op termijn ook deze trainingen gaan geven.
-
voorbeeld komend schooljaar op RTTI, een methode
om vier cognitieve niveaus van leren te onderscheiden
(Reproductie, Toepassen in bekende situatie, Toepassen
in onbekende situatie, Inzicht).
Germien Kamphorst, rector Ichthus college:
22 - inDruk november 2013
inDruk november 2013 - 2524 - inDruk november 2013
Uit het genoemde onderzoek bleek dat landen die in staat waren om
de kwaliteit van hun onderwijs in redelijk korte tijd te verbeteren,
gelijkenissen vertonen in de manier waarop ze dit realiseerden.
Succesvolle interventies van ‘goed’ naar ‘excellent’ bleken zich vooral
te richten op de professionalisering van leraren en schoolleiding
door hen van elkaar te laten leren. Deze uitkomst inspireerde Jaap
Versfelt, tot voor kort partner bij McKinsey, om scholen te helpen bij
het zetten van stappen naar excellent onderwijs. Het leidde tot een
uniek initiatief: Stichting LeerKRACHT.
Een groot internationaal onderzoek van McKinsey deed enkele jaren geleden veel stof opwaaien in onderwijsland. Twintig landen werden met elkaar vergeleken en een spraakmakend rapport verscheen: How the world’s most improved school systems keep getting better (2010).
Het doel van LeerKRACHT is om een praktische, getoetste en
kopieer bare aanpak te ontwikkelen waarmee scholen de kwaliteit
van hun onderwijs sterk kunnen verbeteren. Hierbij staat de leer-
kracht centraal. Leerkrachten worden uitgedaagd om verantwoor-
delijkheid nemen voor hun professionele ontwikkeling en worden
hierbij ondersteund door de schoolleiding. Kennisnet levert
binnen LeerKRACHT de expertise op het gebied van multimediale
leermiddelen.
Pilot
In 2012 begonnen zestien scholen, begeleid door externe coaches,
aan een cultuuromslag onder het motto ‘elke dag samen een beet-
je beter’. Op deze pilotscholen (vijf uit het primair onderwijs, vijf
vmbo-scholen en zes havo/vwo-scholen) worden sinds vorig jaar
september nieuwe processen geïntroduceerd en ingebed in het
onderwijs. Ervaren coaches, beschikbaar gesteld door de
Onderwijs coöperatie, begeleiden de cultuurverandering op de
scholen. De processen in deze aanpak zijn een combinatie van
veldwerk op de scholen, forumbijeenkomsten met docenten, het
verbeteren van leermateriaal en sessies met de betrokken besturen.
In 2013/2014 hoopt LeerKRACHT het aantal deelnemende scholen uit
te breiden naar 75. Daarna zijn alle scholen in Nederland kandidaat.
Open deur
Een belangrijk element uit de
werkwijze van LeerKRACHT is
het bij elkaar in de les kijken,
het praten over elkaars les-
materiaal en uiteindelijk het
samen voorbereiden van lessen. Hiermee wordt de les niet langer
gepositioneerd als een bijna persoonlijk geheim van de leraar, zich
afspelend achter gesloten deuren, maar wordt het juist inzet voor
een gesprek. De wekelijkse bordsessies, waarin de groep leraren
zich verzamelt om het whiteboard en verbeteracties afspreekt,
zorgt voor de structuur die nodig is om tot duurzame verbeteringen
te komen. Het lijkt een open deur, maar op welke school gebeurt
zoiets spontaan?
Samen met Groep Educatieve Uitgeverijen (GEU), de Digitale Steden
Agenda (DSA), TNO en de grote distributeurs, is Kennisnet verant-
woordelijk voor de themagroep multimediale leermiddelen. Een logi-
sche keuze, gezien de ruime ervaring op het gebied van digitale
leermiddelen. Dagelijks komt Kennisnet in aanraking met scholen die
LeerKRACHT doorbreekt gewoontes
Het Nederlandse onderwijs is beter dan we denken maar niet zo goed als we zouden willen – McKinsey and Company
leren van elkaar wordt normSuccesvolle interventies van ‘goed’ naar ‘excellent’ richten zich op de professionalisering van leraren en schoolleiding
Contactpersoon
Naam: Frans Schouwenburg
Email: [email protected]
Meer informatie:
Bent u geïnteresseerd in deelname? Dat is mogelijk.
In januari zal een nieuwe groep scholen starten.
Kijk voor meer informatie op www.stichting-leerkracht.nl.
digitale leermiddelen gebruiken en daar zowel de voor- als nadelen
van ondervinden. Ook in een breder perspectief is Kennisnet een
logische partner van LeerKRACHT. Veel scholen met wie wij samen-
werken zitten in immers een verandertraject.
Planmatig werken
De kracht van LeerKRACHT, volgens de scholen die tot nu toe deelna-
men, zit hem erin dat iedereen bijdraagt aan verbeteringen en er
zeer planmatig gewerkt wordt. Leraren brengen zelf verbeterpunten
in. Deze worden op een planbord geschreven en, door elke week de
vorderingen te bespreken aan de hand van dat planbord, houden ze
elkaar aan gemaakte afspraken. Er wordt zeer consequent en volgens
een planning gewerkt. De eerste deelnemers praten met veel enthou-
siasme over de veranderende cultuur
op hun school. Binnen zo’n verander-
traject willen scholen vaak ook de
kracht van ict benutten. Kennisnet
deelt op dat vlak kennis en vaardig-
heden met deelnemers. De leerkracht
staat centraal, maar bij juist gebruik
zal ict zeker bijdragen aan een hogere onderwijskwaliteit.
24 - inDruk november 2013
inDruk november 2013 - 2726 - inDruk november 2013
Wat willen we bereiken?
Docenten die een analyse willen maken van de scores van hun leer-
lingen, kunnen gebruik maken van de WOLF-rapportages van Cito.
Maar het onderwijs kan mogelijk flink verbeterd worden wanneer
we van elke eindexamenopgave weten wat er precies wordt getoetst
en hoe dat relateert aan de door jouw klas gebruikte methode. Nog
beter wordt het wanneer docenten die data kunnen opsplitsen naar
economie-profiel, geslacht en vraagclassificatie (grafisch, reken-
kundig, memoriseren, begrijpen, toepassen) en dit kunnen afzetten
tegen landelijke scores. Daarmee krijgen zij een schat aan infor-
matie die inzichtelijk maakt waar de sterktes en zwaktes van hun
klas en/of de methode liggen en waar ze dus extra aandacht, uitleg
en oefenstof aan moeten wijden.
Hoe werkt het?
Wanneer we alle eindexamenopgaves, scores, gebruikte methodes,
extra leermateriaal en toetsopgaves met elkaar willen verbinden,
kunnen we de kernprogramma’s van SLO gebruiken. Deze kern-
programma’s, in feite het detailcurriculum voor alle vakken, vormen
de centrale ruggengraat van Proeftuin Examens 2.0. In de proeftuin
wordt gebruik gemaakt van zogenaamde Linked Open Data, een tech-
nologie waarbij data (in dit geval het curriculum) op een zo zuiver
mogelijke manier beschikbaar wordt gesteld. Dat betekent dat de
data leesbaar is voor alle applicaties en bovendien openbaar is,
meestal via internet. Vervolgens moet deze data met elkaar worden
verbonden zodat alle systemen dezelfde taal spreken en het onder-
wijs de gewenste informatie krijgt.
Hoe laten we informatiesystemen dezelfde taal spreken?
Bij het creëren van deze gemeenschappelijke taal speelt het
Onderwijs BegrippenKader (OBK) een belangrijke rol. Het OBK is een
gestandaardiseerde manier om het onderwijs te beschrijven; een
database waarin alle onderwijsbegrippen zijn ondergebracht. Doel
van het OBK is ervoor zorgen dat alle informatiesystemen in het
Nederlandse onderwijs, zoals elektronische leeromgevingen, adap-
Scholen willen graag weten welke onderdelen van hun lesmateriaal goed aansluiten op de eindexamens. Ze willen graag weten op welke onderdelen van examens goed is gescoord, en of juist op die onderdelen specifiek les-materiaal beschikbaar was. Zij willen weten welke leerling welk lesmateriaal nodig heeft om het lesprogramma succesvol te doorlopen. En ze zouden individuele leerlingen meer op maat willen bedienen met lesmateriaal dat ze echt nodig hebben. Op dit moment maken scholen deze inschatting nog op basis van inzicht en ervaring van leerkrachten; ze hebben geen enkel hulpmiddel om dat inzicht feitelijk te onderbouwen en de complexe puzzel in te vullen. Technologie kan allerlei verbanden leggen die voor ons mensen te ingewikkeld en uitgebreid zijn om te overzien. Technologie kan op detailniveau relaties vinden tussen examenvragen, paragrafen uit lesmethoden en de opbouw van het lessenprogramma. Inzicht in deze relatie is de grondstof voor adaptief leren. In de Proeftuin Examens 2.0 onderzoeken SLO en Kennisnet de (on)mogelijkheden van deze technologie.
Proeftuin voor examens vo met als doel onderwijs op maat
tieve leersystemen, zoekmachines als Wikiwijs en de systemen van
educatieve uitgevers, dezelfde taal spreken. Zoek op ‘Nederlands’
en je krijgt ook de resultaten behorende bij ‘taal’ of ‘Nederlandse
taal’ of competentieniveau ‘Taal en Rekenen’. Niet alleen alle
begrippen zijn opgenomen in het OBK, maar ook hun onderlinge
relaties. Dat betekent dat je het OBK vragen kunt stellen als: Geef me
een lijst met alle vakken van vmbo-t, een lijst met alle kwalificatie-
dossiers waarin competentie X aan de orde komt en een lijst met
vakken op het vwo waar het onderwerp ‘duurzaamheid’ aan de orde
komt. Daarmee zou je het OBK kunnen beschouwen als modelmatige
weergave van het Nederlandse onderwijs.
De applicatie zelf
Voor de proeftuin-applicatie hebben Kennisnet en SLO een aantal
informatiebronnen ontsloten. Behalve de examengegevens van
CITO voor havo Economie zijn ook de methodes Percent van
Thieme Meulenhoff, Praktische Economie van Malmberg en de
LWEO-lesbrieven in de proeftuin opgenomen. In elk van deze les-
boeken is per paragraaf de link gelegd met de vakbegrippen van
het kernprogramma voor Economie. Zo gaat §3.2 van Percent (‘Hoe
werken perfecte markten’) over de vakbegrippen ‘volledige mede-
dinging‘ en ‘veranderingsfactoren van vraag en aanbod’. Ook zijn
relaties gelegd met de kernprogramma’s rekenen en taal. Daarnaast
heeft eindexamensite.nl, een onderdeel van VO-content, zijn oefen-
opgaves per subvraag gerelateerd aan de vakbegrippen van hetzelfde
kernprogramma.
Met bovengenoemde informatiebronnen is vervolgens een applicatie
ontwikkeld voor docenten en leerlingen:
1. Evaluatie-instrument voor de bovenbouw
Een koppeling van de resultaten van het eindexamen met het kern-
programma en de op school gebruikte lesmethode. Deze koppeling
maakt per onderdeel van het kernprogramma en per hoofdstuk/
Daarvoor gingen de initiatiefnemers eerst op zoek naar de gemene
deler: De examens en de manier waarop deze worden geregistreerd
door het Centraal Schriftelijk Eindexamen (CSE). Eindexamenresul-
taten zijn een zeer rijke bron van onderwijskundige informatie,
zowel individueel als op groepsniveau. Het kan antwoord geven op
vragen als: Hoe hebben leerlingen gepresteerd op de verschillende
examenonderdelen, hoe verhouden ze zich ten opzichte van elkaar,
hoe verhouden de scores zich tot het curriculum, waar zitten de
valkuilen in de examenstof en hoe relateert zich dat tot het ge-
bruikte lesmateriaal? Deze informatie is tot op heden echter nog
maar mondjesmaat ontsloten. Voor de proeftuin is in eerste instan-
tie alleen gekeken naar het vak Economie voor de havo.
26 - inDruk november 2013 inDruk november 2013 - 27
inDruk november 2013 - 2928 - inDruk november 2013
paragraaf/lesbrief zichtbaar op welke onderdelen de leerlingen
goed en minder goed scoren.
2. Diagnostisch instrument voor leerlingen
Leerlingen kunnen vervolgens gericht oefenopgaven maken en hun
eigen resultaten afzetten tegen die van andere leerlingen.
In een volgende stap kunnen ook adaptieve leersystemen koppelen,
zodat leerlingen en docenten direct beter inzicht krijgen hoe de leer-
ling vordert in het leerproces en hoe hij/zij kan worden bijgestuurd
ter voorbereiding op het eindexamen.
De vervolgstappen
Door deze verbindingen te realiseren, kan ict een belangrijke rol
gaan spelen in het hart van het onderwijsproces: Het volgen en
sturen van leerprocessen van leerlingen. Zo zijn in september 2013
een twintigtal docenten van zogenaamde LOOT-scholen, scholen die
toptalenten in sport ondersteunen, gestart met het gebruik van de
proeftuin. Door data van leerlingen en hun leeromgeving te ver-
zamelen, te analyseren en te rapporteren, krijgen leraren meer
zicht op de vorderingen en kunnen ze gerichter actie ondernemen
om het talent van de leerlingen tot hun recht te laten komen.
Enkele kanttekeningen
Hoewel de geschetste mogelijkheden veelbelovend zijn, staan ze nog
in de kinderschoenen. Er moet nog veel uitgeprobeerd, uitgezocht en
onderzocht worden om deze systematiek voldoende stevig te maken
en om te komen tot een infrastructuur waar het onderwijs echt
gebruik van kan maken.
Contactpersoon
Naam: Henk Nijstad
Email: [email protected]
Meer informatie:
Meer informatie over het OBK vindt u op
onderwijsbegrippenkader.nl
Meer informatie:
Zelf een kijkje nemen in de proeftuin?
Op proeftuinexamens.kennisnet.nl kunt u inloggen met
PLDdocent en wachtwoord Welkom01.
Kortom, de kernprogramma’s van SLO in combinatie met Linked Open
data kunnen het antwoord zijn waarmee we binnen het onderwijs
kunnen differentiëren op maat. De veelbelovende mogelijkheden
worden erkend door OCW. Om dat te onderstrepen heeft zij SLO en
Kennisnet gevraagd om de proeftuin op korte termijn uit te breiden
met een flink aantal vakken voor havo bovenbouw, zoals biologie,
scheikunde, wiskunde en Engels. De vorderingen worden bij gehouden
op proeftuinexamens.kennisnet.nl.
28 - inDruk november 201328 - inDruk november 2013
Weten waarom dat werkt? Lees het hele artikel ‘Praktijkvoorbeelden als bron
voor professionalisering’ in de nieuwe 4W
op 4w.kennisnet.nl.
Weten Wat Werkt en Waarom? 4W is het wetenschappelijke tijdschrift van Kennisnet
over opbrengsten en werking van ict in het onderwijs.
Goede praktijkvoorbeelden van nieuwe ict-toepassingen kunnen een verandering in het professioneel handelen en denken van leraren teweeg brengen. Hiervoor moet een praktijkvoorbeeld aan drie belangrijke voorwaarden voldoen: het moet een
concrete, vernieuwende ict-praktijk presenteren (voorbeeld), laten zien wat er daadwerkelijk gebeurt (beschrijvend) en waarom het op die wijze gebeurt (verklarend).
Leraren ‘gewoon’ laten kijken naar praktijkvoorbeelden van ict-toepassingen volstaat niet. Om de vertaalslag te kunnen maken naar de eigen praktijk moeten ze het voorbeeld kunnen (her)interpreteren naar de eigen onderwijssituatie.
Wat we weten over praktijkvoorbeelden
Weten Wat Werkt en Waarom
Wetenschappelijk tijdschrift over opbrengsten en werking van ict in het onderwijs
Jaargang 2, nummer 3 – september 2013
32 0 1 3
Jaarg
an
g 2
, nu
mm
er 3
– o
kto
ber 2
013
inDruk november 2013 - 29
inDruk november 2013 - 3130 - inDruk november 201330 - inDruk november 2013
Als je aan de slag wil gaan met mediawijsheid in de klas, is het
aanbod groot. Maar ook vaak gefragmenteerd of soms zelfs ingewik-
keld. Voor leerkrachten die op zoek zijn naar een omgeving waar
leerlingen zelfstandig mediawijzer kunnen worden, kan Kennisnet
Kids uitkomst bieden. Het bestaat uit vier omgevingen waarin
media wijsheid en mediavaardigheden vanuit een unieke
invals hoek worden behandeld.
Kennisnet Kids
Juf Wieke geeft les op De Rank in Alphen aan den Rijn. Voor
haar groep 5 is Kennisnet Kids een vast onderdeel in het dag-
programma. Ze vertelt: “Elke ochtend mogen er 2 kinderen 10
à 15 minuten op kids.kennisnet.nl/watnou. Hoofdzakelijk zelf-
standig. Ik bekijk de items van te voren en geef een korte
toelichting”. Nadat zij er op Twitter over had gelezen, zocht
ze de educatieve kinderwebsite van Kennisnet op. Eerst zelf
uitproberen, daarna waren de kinderen aan de beurt: “De
icoontjes maken het makkelijk om leerlingen zelfstandig te
laten werken. Niet verwonderlijk dus dat ze enthousiast zijn.
De website WatNou? spreekt basisschoolleerlingen enorm
aan, vooral door de vormgeving en de navigatie. Het lezen,
spelen en filmpjes zijn favoriet,” vertelt Wieke. Ze is ook blij
met thema’s als Kinderboekenweek, Internet en de wisselende
opdrachten. Vooral het feit dat de kinderen nu zelf keuzes
kunnen maken uit verschillende werkvormen en opdrachten
looft ze: “Een omgeving als Kennisnet Kids miste ik nog. Iets
waarmee kinderen zelfstandig kunnen werken op de compu-
ter”. Als je aan kinderen vraagt wat ze graag willen leren op
school, komen ze volgens Wieke met heel andere onderwerpen
dan die worden aangeboden door de bekende methodes.
Daarmee vergeleken is Kennisnet Kids een enorme opsteker:
het is eigentijds én aantrekkelijk. Het maakt zelfs de verplich-
Het is een veel gehoord probleem: Leraren willen graag meer gebruik maken van digitaal lesmateriaal maar het aanbod is óf niet makkelijk vindbaar óf ze vinden het niet bruikbaar. En dat terwijl er wel steeds meer materiaal beschikbaar is om direct te gebruiken of om zelf lessen te maken. In dit artikel vragen wij een aantal leraren naar hun ervaringen met lesmateriaal van Kennisnet en naar de reden dat zij wél gebruik maken van digitaal lesmateriaal. Ze vertellen hoe ze het hebben gevonden, hoe ze het inzetten en waar het beschikbaar is voor collega’s.
Aan de slag met digitaal lesmateriaal, een praktijkverhaal
Kennisnet Kids bestaat uit WatNou?, Kenny, Diploma
Veilig Internet en Davindi. De inhoud wordt zorgvuldig
samen gesteld en kan worden gebruikt als aanvulling op
bestaand lesmateriaal. WatNou? richt zich op leerlingen
en leerkrachten van groep 4 t/m 8 van het basisonderwijs
en haakt aan op actuele thema’s, zoals kinderboekenweek,
lente en aarde & heelal.
Acadin is voor leerlingen met cognitief talent. Het is van
belang dat zij de ruimte krijgen om dat talent te ontwik-
kelen. Acadin levert hieraan een bijdrage door het bieden
van een digitale leeromgeving, uitdagende leeractiviteiten
en ondersteuning voor leerkrachten. www.acadin.nl
Wikiwijsleermiddelenplein is in oktober 2013 ontstaan
uit Wikiwijs en het leermiddelenplein van SLO. Samen
vormen zij nu het Wikiwijsleermiddelenplein, een mix van
open en gesloten lesmateriaal, informatie over lesmethodes
en professionaliseringsmateriaal. Alle leermiddelen uit
Wikiwijs en door gebruikers gemaakte lessen blijven ook
op de vertrouwde manier beschikbaar.
www.wikiwijsleermiddelenplein.nl
Teleblik is een website met duizenden uren televisie- en
radiomateriaal, rechtstreeks uit de archieven van Beeld en
Geluid. In Teleblik worden televisie-uitzendingen van o.a.
de publieke omroepen en Polygoon via internet toegankelijk
gemaakt voor het onderwijs. Het is mogelijk om zelf
fragmenten uit programma’s snijden of eenvoudige
montages maken. www.teleblik.nl
inDruk november 2013 - 3332 - inDruk november 2013
Contactpersoon
Naam: Martijn Andela
Email: [email protected]
te thema’s leuker door de spelletjes en filmpjes. Leerzaam voor de
leerlingen en handig voor de leerkracht.
Online leren
Los van de educatieve filmpjes en spelletjes kunnen kinderen ook
zelfstandig onderdelen van lessen uitvoeren op de site. Zo staan
op WatNou? internet lessen van Codekinderen. Dit lespakket leert
kinderen spelenderwijs programmeren. Ook krijgen leerlingen via
WatNou? toegang tot de MOOC (Massive Open Online Courses) van
3FM Serious Request in samenwerking met Kennisnet, het Rode
Kruis en NTR. In deze online leeromgeving leren ze door middel
van opdrachten, beeldmateriaal en quizzen meer over kinder-
sterfte door (de gevolgen van) diarree.
Alhoewel Kennisnet Kids voor basisscholieren bedoeld is, maakt
Julie Kuijpers er ook graag gebruik van in haar klas. Zij is leer-
kracht op het Bonhoeffer College in Enschede. Begin dit jaar zag ze
op de site van Kennisnet dat er een nieuw onderdeel op Kennisnet
Kids was gelanceerd en nam een kijkje. Julie geeft les in het prak-
tijkonderwijs en vindt de site WatNou? uitermate geschikt voor
haar leerlingen: “Leerlingen op het praktijkonderwijs hebben veel
begeleiding nodig. Voor de maandtaken gebruik ik WatNou? om ze
enthousiast te maken over een onderwerp.” En dit werkt, want de
kinderen zijn erg gemotiveerd om mee te doen. “Ze vinden de site
er niet kinderachtig uitzien, maar juist stoer. De manier waarop de
inhoud wordt getoond, sluit goed aan bij de behoefte van deze leer-
lingen. Het is duidelijk en overzichtelijk.”
Zelf lessen maken in Wikiwijs
Conny de Bont is ict-coördinator en leer-
kracht van groep vier bij de Paulusschool
in Hilversum. De school is onderdeel van
de Verenigde Scholen J.A. Alberdingk Thijm (AT-scholen). Vanuit deze
scholengroep is een aantal jaren geleden een stichting opgezet waar-
binnen digitaal lesmateriaal wordt gemaakt voor het voortgezet
onder wijs. Het was de projectleider van dat project die haar wees op
Wikiwijs en de mogelijkheid om daar zelf lessen voor het primair
onderwijs in te maken. Om de mogelijkheden optimaal te kunnen
ontdekken, werd zij een dag per week vrij geroosterd en begon ze
aan het maken van wereldoriëntatielessen voor de groepen 3 tot en
met 8.
En met succes, ondertussen zijn er 25 verschillende lessen beschik-
baar, de onderwerpen uiteenlopend van de maan en bijen tot dino-
saurussen en mythen. “Kinderen vinden het geweldig. Omdat ik veel
gebruik maak van videofragmenten en korte leesteksten nemen ze
de informatie veel makkelijker tot zich. Ik merk dat leerlingen zelf-
standiger worden doordat ze zelf bezig zijn, daarnaast heb je als
leerkracht verschillende opties om je les in te delen. Eerst klassikaal
bespreken en dan de leerlingen individueel of in tweetallen aan de
slag laten gaan achter de computer of juist andersom. Het is goed
voor onderwijs op maat. Je kan veel beter differentiëren als je dit
soort lessen gebruikt.“
Toetsvragen een uitkomst
Nieuw in het maken van een Wikiwijs is de uitbreiding van inter-
actieve vraagvormen. Naast de meerkeuze- en combinatievragen
worden nu ook de volgende vraagtypes ondersteund:
tekst kunt slepen
aanklikken (bijv. bij een oefening als ‘zoek de persoonsvorm’)
Ook oefeningen en toetsen kunnen sinds kort worden toegevoegd. Bij
een oefening worden verschillende vragen tot een set gecombineerd.
De leerling werkt de volledige oefening
af en krijgt direct te zien of het ant-
woord goed of fout is. Alle vraagtypes
kunnen worden gecombineerd.
Het is bij de meeste vraagvormen mo-
gelijk om, bij zowel een goed als een
fout antwoord, feedback op te nemen. Ook bij toetsen wordt een set
van vragen samengesteld, alleen krijgt de leerling nu geen directe
feedback maar krijgen zij pas aan het eind van de (D)-toets te horen
of het resultaat voldoende was.
Steeds een stapje verder
Ook de collega’s van Conny reageren positief op de lessen die in-
midddels zijn gemaakt. “Regelmatig krijg ik de vraag of er al
nieuwe lessen zijn. Het kost best veel tijd om kwalitatief goede
lessen te maken, als ik niet was vrij geroosterd, waren we nog niet
zo ver geweest ”, aldus Conny. “Wat we wel regelmatig toevoegen
aan de bestaande arrangementen zijn speciale pagina’s voor de
leerkracht. Daarop kunnen zij zien welke kerndoelen er in de les
worden behandeld en waar ze aanvullende informatie over de les
kan vinden.”
Als vervolg op dit succesvolle project zijn vier collega’s van de AT-
scholen onlangs begonnen met het ontwikkelen van een complete
leerlijn voor natuuronderwijs. Conny: “Dat was altijd een beetje een
ondergeschoven kindje, maar we hebben goed gekeken wat het curri-
culum voorschrijft en hoe we het geheel dekkend kunnen maken.
Daarom worden ook de leerdoelen, zoals die worden voorgeschreven
door SLO, aan de leerlijn toegevoegd.”
Teleblik bij het maken van lessen
Tot slot heeft Conny nog een tip voor vakgenoten die ook zelf in
Wikiwijs lessen willen maken. “Zorg bij het maken van een les
voor goede bronnen. Niet alleen belangrijk voor de kwaliteit,
Een omgeving als Kennisnet Kids miste ik nog
maar het is erg vervelend als de links naar bepaalde video’s bij-
voorbeeld ineens niet meer blijken te werken. Ik maak veel gebruik
van video’s van Teleblik; de toegang is voor scholen gratis en Teleblik
heeft kwalitatief goed materiaal. Je kunt de video’s ook makkelijk
opknippen wanneer je een kort stukje video nodig hebt. Zo blijft je
les lang bruikbaar.”
Voor het hele onderwijs bruikbaar
De lessen rond wereldoriëntatie zijn voor iedereen beschikbaar.
Kijk voor een voorproefje op kn.nu/wereldorientatie. Het gehele
lesoverzicht krijg je door de zoekterm ‘AT Digilessen’ in te voeren
op kn.nu/wikiwijs.
34 - inDruk november 2013
gebied van ict en internet. Nieuwe onderwijs- en leervormen vragen
om andere informatiestromen en om een andere ondersteuning van
ict. Tegelijkertijd maken nieuwe technische ontwikkelingen meer
moge lijk in het onderwijs. Het is de rol van de informatiemanager
daar regie op te voeren door goed te luisteren naar wat de onderwijs-
organisatie wil en gedoseerde voorstellen te doen om innovaties zo
goed mogelijk aan te pakken.
Informatiemanagement in de praktijk
Gonda Peters is informatiemanager bij Quadraam, een bestuur van
dertien vo-scholen in Gelderland, en vertelt over informatie-
management binnen haar organisatie. “We zijn binnen Quadraam al
een tijd bezig met informatiemanagement. In eerste instantie waren
de scholen zelf verantwoordelijk voor hun ict-voorzieningen; ict-
coördinatoren gaven aan wat zij nodig hadden. Het bleek lastig om
de kwaliteit van de ict-dienstverlening op peil te houden. Vandaar
dat we een eigen datacenter wilden inrichten. Dit bleek echter te
vragen om specifieke expertise die we niet in huis hadden. Bovendien
was het onvoldoende duidelijk waarvoor we staan en wat we wilden
bereiken. We hebben toen besloten meer regie te pakken. Dat viel
samen met een reorganisatie waarbij we echt konden kijken naar
welke expertise we nodig hadden. Op basis daarvan hebben we be-
sloten om it te outsourcen. Sinds eind november voer ik, als
informatie manager, de regie over het traject om de outsourcing
goed te laten verlopen en een nieuwe it-regieorganisatie op te zet-
ten. We hebben functieprofielen gemaakt en gekeken naar wie pas-
send was voor de functie. Een goede samenwerking met de afdeling
HR was hierbij onontbeerlijk. Als je voor een bepaalde keuze gaat
moet je daar heel zuiver in zijn. Onze nieuwe regieorganisatie
bestaat uit een informatiemanager voor de strategie en visie, een
school coördinator die schakelt tussen onderwijs en ict, een service-
manager die de SLA’s opstelt en beheert en een functioneel beheer-
De informatiemanager formuleert beleid op het snijvlak van onder-
wijs en ict en bewaakt de uitvoering ervan. Om de regie te houden
is het belangrijk dat de verantwoordelijkheid voor informatie-
management bij het bestuur ligt. Wat belangrijk is, maar in de
praktijk vaak lastig wordt gevonden, is dat het formuleren van
beleid moet beginnen bij het formuleren van een integrale visie
op onderwijs en ict. Een hulpmiddel daarbij is het 9-vlaksmodel.
Op kn.nu/9vlaksmodel wordt het 9-vlaksmodel uitgelegd.
Afhankelijk van de fase van ontwikkeling en de positie die het
bestuur kiest, ligt het accent van de werkzaamheden van de
informatie manager op:
Huis op orde
In een situatie waarin er nog veel mis gaat met ict stuurt de
informatie manager vooral aan op een verbetering van de voor-
zieningen. Hij zorgt dat de organisatie realistische verwachtingen
heeft van de mogelijkheden, op dat moment, van ict.
Verbinden
Als ict werkt, ligt het accent op het bereiken van meer efficiency.
Doelen formuleren, processen stroomlijnen en op elkaar afstemmen
vormen de basis voor een nieuw informatie- en ict-beleidsplan.
Hiermee kan worden toegewerkt naar de juiste applicaties, infor-
matieprocessen en informatiestromen.
Innoveren
Er vinden tal van ontwikkelingen plaats, zowel in het onderwijs als op
Scholen worden steeds complexere organisaties waarvan steeds
meer wordt gevraagd. Denk bijvoorbeeld aan informatie die wordt
gebruikt voor verantwoording; u moet voor de inspectie inzichtelijk
maken wat de kwaliteit van uw school is, hoe u passend onderwijs en
opbrengstgericht werken hebt georganiseerd. Ook ouders worden
steeds belangrijker; zij vragen de school steeds vaker om verant-
woording af te leggen over de gang van zaken. Scholen zijn pakhuizen
van informatie maar in de praktijk blijkt dat die informatie vaak
versnipperd is bij verschillende lagen en dat niemand het overzicht
heeft. Daarbij hebben verschillende doelgroepen verschillende
belangen, hetgeen voor een spanningsveld zorgt.
Nog complexer wordt het op bestuursniveau. Bestuurders moeten
de onderwijsorganisatie verbinden met de wereld van techniek en
beheer. Zij moeten informatie van verschillende scholen leren
inter preteren om te sturen en te kunnen verantwoorden. Scholen
zijn nu nog gewend om, rondom het primaire en het secundaire
proces, autonoom te opereren en het bestuur zorg te laten dragen
voor de randvoorwaarden. Deze verdeling komt steeds meer onder
druk te staan door de toegenomen verantwoordingsplicht en het
kostenaspect. Versnippering is niet meer te betalen. Dat vraagt
van bestuurders dat zij de onderwijsvisie van de verschillende
scholen in hun bestuur heel goed moeten kennen en moeten zorgen
voor een structuur die recht doet aan die verschillende visies, de
verschillende informatiebehoeften én het beschikbare budget.
Hier moeten centrale afspraken over worden gemaakt, anders is
interpretatie van informatie en het behalen van kostenvoordelen
onmogelijk. Daar komt de informatiemanager om de hoek kijken.
In de Hoe?Zo!-publicatie van Kennisnet wordt de rol van de
informatiemanager en zijn taken uitgebreid beschreven.
U kunt deze brochure gratis downloaden op
kn.nu/hoezoinformatiemanagement.
Wat heeft het regisseren van een film te maken met het besturen van een school? Meer dan u op het eerste gezicht denkt. Leidinggeven aan een school betekent dat u overzicht moet hebben over steeds meer aspecten. Daar waar een film-regisseur verantwoordelijk is voor de totale uitvoering van een film project, bent u dat voor het reilen en zeilen van een of meerdere scholen. Hoe zorgt u er voor dat u die regie ook daadwerkelijk heeft? Daar leest u in dit artikel meer over.
Kwaliteit leveren betekent regie pakkenEen pleidooi voor informatiemanagement
der data, die alle koppelingen naar verschillende leveranciers be-
heert. Daarnaast hebben we een nieuwe data architectuur opgesteld.
Ook voer ik nauw overleg met de kwaliteitsmanager die over de uit-
eindelijke rap porten gaat. De verandering naar regieorganisatie
wordt met name zichtbaar nu we midden in het keuzeproces voor
een elo zitten. De contracten lopen binnenkort af en we oriënteren
ons op de opties. We kijken nu waar onze vraag ligt. We hebben
een stuurgroep waarin schooldirecteuren zijn vertegenwoordigd
en werkgroepen waarin onze wensen en eisen binnen verschil-
lende thema’s worden geformuleerd. De werkgroepen beoordelen
ook de functio naliteiten. Het mooie was dat we in deze werkwijze
ontdekten dat we uiteindelijk veel dezelfde wensen bleken te
hebben. De verschillen zijn niet zo groot als we in eerste instantie
dachten. We zijn nu zo ver dat we een marktconsultatie houden. We
hebben drie partijen uitgenodigd die laten zien in hoeverre ze aan
onze specificaties voldoen. Maar we zorgen dat we zelf regisseur
van onze eigen film blijven!”
inDruk november 2013 - 35
Contactpersoon
Naam: Margreet Vermeer
Email: [email protected]
Stuurinformatie is de informatie die nodig is om te
verantwoorden en te sturen op optimale kwaliteit en
opbrengsten. Kennisnet heeft voor het po een set van twaalf
stuurindicatoren opgesteld voor schoolleiders en bestuur-
ders. Die indicatoren zijn te vinden op kn.nu/sturenpo.
Meer informatie:
Op de kn.nu/informatiemanagement legt Margreet Vermeer
meer uit over informatiemanagement.
36 - inDruk november 2013
Werkplek management
Het belangrijkste aspect van werkplekmanagement is power
manage ment. Hier heeft Rijn IJssel zich dan ook op geconcentreerd.
Daarnaast leverde het vervangen van oude pc’s door energiezuinig
exemplaren een besparing op. Nieuwe, moderne pc’s verbruiken
vaak de helft minder energie dan pc’s van enkele jaren geleden.
Verder stimuleer het Rijn IJssel dat leerlingen hun eigen laptop of
tablet mee nemen, Bring Your Own Device (BYOD). Dit levert een, zij
het beperkte, energiebesparing op. Een alternatief is om het net-
werk op te bouwen uit thin clients, mini-pc’s waarmee diverse digi-
tale services in één enkel apparaat worden gebundeld. Thin clients
hebben een gunstige uitwerking op zowel portemonnee als milieu.
Data opslag en virtualisatie
Er werd veel data opgeslagen op media die energie gebruiken,
zoals servers en data storage apparatuur. Rijn IJssel heeft ver-
ouderde data gearchiveerd op een harde schijf die niet is aan-
gesloten op het netwerk, en daardoor minder energie verbruikt.
De overige data is opgeslagen op energiezuinige media, o.a. in de
cloud. 90% van de computers werkt nu met een virtuele desktop.
Daardoor kan de software op één centraal systeem draaien en
worden minder zware eisen gesteld aan de pc’s zelf. Ook daardoor
wordt flink minder energie verbruikt.
Centralisatie van ict
Een ander klimaatregime kan een grote bijdrage leveren. Door ict-
beheer op één locatie onder te brengen en de ruimte waarin servers
staan te optimaliseren, kan o.a. bespaard worden op airco en koel-
systemen. Beter gebruik van de luchttoevoer onder verhoogde vloeren,
het weghalen van obstakels en een efficiëntere verdeling van de venti-
latieopeningen kunnen zorgen voor een betere circu latie van de lucht-
stromen bij servers en daardoor een efficiënter energiegebruik.
Printers
Rijn IJssel is van 450 printers overgestapt naar 90 multifunctionals.
Daarbij is gekozen eenzelfde type onder één contract. Dit geeft een
lagere beheerlast, minder aanschaf- en licentiekosten en lager
stroomverbruik. Standaard printen deze apparaten dubbelzijdig
waardoor ook papier wordt bespaard.
Serieuze besparingen
Van bovengenoemde punten heeft werkplek management verreweg
de grootse besparing opgeleverd, in totaal op jaarbasis ruim
klimaatbeheersing, nieuwe productievormen of andere
manieren van werken.
Power management
Voor dit artikel concentreren we ons op het vergroenen van ict.
Welke mogelijkheden heeft een school? Power management zorgt
er bijvoorbeeld voor dat pc’s en monitoren tijdig worden uit-
geschakeld. Dat kan met behulp van eenvoudige software, maar er
zijn ook systemen die het volledige netwerk overzien en reguleren.
Hoeveel kan een gemiddelde mbo-school besparen op energiekosten
met behulp van power management? En welke mogelijkheden heeft
een school nog meer?
Business case
Om op die vragen een antwoord te kunnen geven, heeft Kennisnet,
in samenwerking met het Rijn IJssel in Arnhem, een business case
gemaakt. We geven hier een korte samenvatting van de activiteiten
waarmee een besparing werd gerealiseerd:
Met groene ict bedoelen we het nemen van maatregelen om te
komen tot een meer efficiënte en milieuvriendelijke inzet van in-
formatie- en communicatietechnologie. In het hoger onderwijs is
het elektriciteitsverbruik van ict berekend op ruim 20%. Op mbo-
scholen is dat waarschijnlijk niet veel anders, aangezien ze qua
infrastructuur veel op elkaar lijken. Daar valt dus flink wat winst
te halen, zowel bij de vergroening van ict als bij het vergroenen
door of met ict.
1. Het vergroenen van ict, dat wil zeggen hardware, software en
infrastructuur:
2. Vergroening door ict
efficiënter verbruik van grondstoffen, slimmere logistiek,
Op veel scholen verbruikt ict ongeveer 20% van de totale elektriciteit. Dit aandeel is stijgende. Het terugdringen hiervan kan dus een behoorlijke kostenbesparing opleveren. Scholen kunnen ook flink besparen door juist méér ict in te zetten. Samen met het Rijn IJssel uit Arnhem werkte Kennisnet aan een business case om te onderzoeken hoe een school nou écht kan besparen met behulp van groene ict.
Groene ict levert het onderwijs serieuze besparingen op
Contactpersoon
Naam: Leo Bakker
Email: [email protected]
Meer informatie over de business case bij het Rijn IJssel
krijgt u op kn.nu/businesscase. Meer over de kosten en
baten van BYOD leest u in de publicatie Hoe?Zo! BYOD op
www.kennisnet.nl/byod.
Meer informatie:
Weten welke besparingen uw school zou kunnen
reali seren? Op www.kennisnet.nl/informatiemanagement
staat een reken model gebaseerd op de business case
van Rijn IJssel. Vul de gegevens van uw eigen school
in en bereken wat groene ict uw school kan opleveren.
Hier kunt u ook de business case Rijn IJssel inzien.
Meer informatie:
Ook Kennisnet heeft het elektriciteitsgebruik van haar
eigen infrastructuur verminderd. Vooral door virtualisatie
is de benuttinggraad van de apparatuur verbeterd en
zijn er minder servers nodig. De daarmee gerealiseerde
energiebesparing zorgt voor een groenere en meer
duurzame bedrijfsvoering.
€ 85.000 na een implementatieperiode van drie jaar. Hierin zijn de
eenmalige kosten, o.a. licentiekosten voor power management soft-
ware en arbeids loon, reeds verrekend. Wanneer ook de besparingen
op printers en data-opslag worden meegerekend, is in totaal
ruim € 90.000 bespaard op energiekosten. Deze besparingen zijn
alleen gerealiseerd door het vergroenen van ict. Daarnaast wordt
jaarlijks 170 ton CO₂ minder uitgestoten en versterkt Rijn IJssel het
duurzame imago dat zij nastreven. Op alle fronten lijkt de business
case Rijn IJssel dus een positief beeld te schetsen van de mogelijk-
heden van groene ict.
inDruk november 2013 - 3736 - inDruk november 2013
inDruk november 2013 - 3938 - inDruk november 2013
Het lesprogramma is een tweetrapsraket. Kinderen worden zich
bewust om zich vervolgens betrokken te voelen en een oplossing
voor het probleem te bedenken. Vervolgens gaan ze bronnen raad-
plegen om een oplossing voor het probleem te vinden. Op die
manier worden ze uitgedaagd om vindingrijk te zijn, gaat hun
verbeelding werken en gaan ze aan de slag. Ze praten erover met
elkaar, met de leerkracht, met ouders en klasgenoten. Zo komt het
onderwerp tot leven en krijgt de kennis een bestemming.
Bij de opzet van het lesprogramma is rekening gehouden met veel
gebruikte methoden. De 4 lessen komen vanaf 21 november weke lijks
1 voor 1 online op kn.nu/seriousrequest. Een leerkracht kan ervoor
kiezen om iedere week een half uur tot een uur te besteden aan het
onderwerp van die week, inclusief enkele opdrachten. Het is ook
mogelijk om een korte introductie te geven waarna de kinderen zelf-
standig op school of thuis, in groepjes of individueel, verder kunnen
werken of zelfs om alle 4 de deelonderwerpen in de laatste week te
behandelen en zo in een heel korte tijd erg intensief met de leerstof
bezig te zijn.
Doe mee aan het lesprogramma van Serious Request en bedenk samen
met je klas een oplossing!
In december gaan de dj’s van 3FM het Glazen Huis weer in en vragen
samen met het Rode Kruis aandacht voor een stille ramp. Dit jaar
zijn dat de 800.000 kinderen die jaarlijks sterven aan diarree. Een
ongelooflijk aantal kinderen sterft élke dag onnodig: 2.200 jongens
en meisjes per dag, dat zijn samen zo’n 70 klassen!
Vindingrijke leerlingen
Diarree is een groot probleem dat niet even op te lossen is. Als de
dj’s in het Glazen Huis genoeg geld inzamelen, hoe zouden de
kwetsbare kinderen in Burundi dan geholpen kunnen worden? Alle
kinderen van Nederland worden opgeroepen om een oplossing
voor dit probleem te bedenken. Kennisnet hoopt dat minstens
2.200 klassen zich aanmelden en daarmee laten zien waar de
jeugd van tegenwoordig écht voor staat.
Wereldoriëntatie
Omdat de onderwerpen van 3FM Serious Request prima passen bin-
nen het vak wereldoriëntatie, hebben Kennisnet en NTR een educatief
programma rondom dit thema ontwikkeld voor het basisonderwijs.
Het is een online lesprogramma dat klassikaal op het digibord aan-
geboden kan worden, maar leerlingen kunnen het programma ook op
elk moment, zowel op school als thuis, zelfstandig volgen.
Interactief lesprogramma
Het lesprogramma is interactief en is geschikt voor kinderen in de
groepen 6, 7 en 8. Het lesprogramma is opgebouwd rond vier deel-
onderwerpen: Diarree (probleem), slechte hygiëne (oorzaak), kinder-
sterfte (gevolg) en tot slot wat kun je er aan doen? (oplossing). Met
aansprekende filmpjes, teksten, quizzen en leerzame opdrachten
worden kinderen zich spelenderwijs bewust van de stille ramp en
worden ze gemotiveerd om vindingrijk te zijn.
Jaarlijks sterven er 800.000 kinderen in ontwikkelingslanden aan diarree, vooral door een gebrek aan schoon drink-water, zeep en toiletten. 3FM en het Rode Kruis vragen via Serious Request aandacht voor dit probleem. In samen-werking met Kennisnet en de NTR betrekken zij daar alle basisscholen in Nederland bij!
Let’s go seriousGezocht: 2.200 vindingrijke klassen die een oplossing bedenken
Per dag sterven 2.200 kinderen aan de gevolgen van diarree.
Wij zoeken daarom 2.200 klassen die in actie willen komen
en een oplossing bedenken. Doe mee aan het lesprogramma
van Serious Request en bedenk samen met je klas een oplos-
sing voor deze stille ramp. Het lespakker bestaat uit 4 online
lessen met aanvullende opdrachten en spellen. Meld je klas
aan op kennisnet.nl/sr.
Gezocht: 2.200 vindingrijke klassen. Doe mee met je klas!
38 - inDruk november 2013
40 - inDruk november 2013
Steeds meer scholen overwegen tablets in de klas. In deze tijd van
crisis en besparingen willen ze ook het zekere voor het onzekere
nemen en goed beslagen ten ijs komen. De eerste vraag die gesteld
moet worden, is: Waarom willen we ict invoeren in de school? Het
gaat hier om de opvatting van de school over kwalitatief goed en
doelmatig onderwijs, de wijze waarop ze dat wil realiseren en de
plaats die ict daarbij inneemt.
Voorwaarden voor succesvol werken met laptops of tablets
Recent is in Groot Brittannië onderzoek1 gedaan naar de inzet van
tablets in vijf scholen voor voortgezet onderwijs met interessante
resultaten. Het blijkt dat het tijd en inspanning vergt om het gebruik
van tablet in te voeren in de school. Sterk leiderschap kan de invoe-
ring en acceptatie bevorderen. Voorwaarde is wel dat docenten zich
competent voelen en weten waarom er met tablets gewerkt wordt.
Andere voorwaarden voor een succesvolle invoering zijn: infra-
structuur, keuze van devices en voldoende bruikbaar leermateriaal.
Dit klinkt bekend; de aspecten van het Vier in balans monitor gelden
ook bij de invoering van tablets.
Invloed van tablets op leren
Nieuw is dat dit onderzoek uitwijst dat leerlingen die werken met
tablets meer betrokkenheid tonen bij het leren en meer samen-
werken. Maar ook dat leerlingen snel zijn afgeleid en dat tablets
leerlingen (nog) niet helpen bij het zelf organiseren van de invul-
ling van hun tijd. De Vier in balans monitor bewijst dat bij goed
gebruik van ict de motivatie, de leerprestaties en de leersnelheid
bij leerlingen toenemen. Het zorgt voor meer efficiency, lagere
kosten en tevreden gebruikers. Deze worden echter niet zozeer
veroorzaakt door het apparaat dat de leerling gebruikt, maar
door het digitale leermateriaal, de software en websites die zij
gebruiken en de begeleiding van de leerkracht. We komen hier
straks op terug. Er zijn ook tegengeluiden: Het gebruik van een
tablet zou de creativiteit uit een kind halen, de concentratie hin-
deren, leiden tot een laag niveau van de woordenschat en zal de
rol van de docent reduceren tot een installateur van apps.
Tablets vs laptops
De afgelopen jaren zijn diverse scholen gestart met het werken
met tablets2. Dit werpt de vraag op waarom zij gekozen hebben
voor een tablet in plaats van bijvoorbeeld een laptop. Met een
laptop kun je immers dezelfde dingen doen (en meer) en is toch
ook mobiel. Tablets hebben een aantal voordelen ten opzichte van
laptops. Ze zijn lichter, kleiner, makkelijk mee te nemen en mak-
kelijk op te bergen in de klas. Tablets hebben een langere batterij-
duur. Ze starten snel op en zijn voor korte tijd in te zetten in de
klas. Je kunt leerlingen snel en makkelijk op internet laten surfen,
video’s laten bekijken en een stuk uit het lesboek laten lezen.
De bediening is intuïtief, met je vinger kun je alles wat op het
scherm verschijnt aanzetten. En het is een socialer apparaat; als
leerkracht kijk je niet tegen de achterkant van opengeklapte lap-
tops aan. Je kunt makkelijker met elkaar communiceren.
Daarnaast hebben tablets de voordelen van elk mobiel apparaat.
Door met tablets te werken kunnen leerlingen tijd- en plaats-
onafhankelijk leren. Ze kunnen altijd en overal aan de slag met de
lesstof en zijn niet gebonden aan vaste werkplekken of computer-
ruimtes3. Ook buiten het klaslokaal kunnen leerlingen werken aan
schoolgerelateerde zaken.
Er zijn ook nadelen aan tablets ten opzichte van laptops. Er is op dit
moment nog onvoldoende digitaal materiaal beschikbaar om tablets
voor alle vakken volledig en effectief te kunnen inzetten in het onder-
wijsleerproces. De verschillende besturingssystemen van de tablets
De Vier in balans monitor van Kennisnet zegt dat een
succesvol ict-implementatietraject valt of staat met het in
balans zijn van vier bouwstenen: een duidelijke onderwijs-
visie, de deskundigheid van de leraar, de beschikbaarheid
van de juiste inhoud en toepassingen en het op orde zijn
van een goede ict-infrastructuur.
Het inzetten van tablets in de klas blijft de gemoederen bezighouden. De opening van enkele Steve Jobsscholen aan het begin van dit schooljaar deed wederom stof opwaaien. Zelfs Fokke en Sukke laten regelmatig hun stem horen over de tablet. Maar eigenlijk zou de discussie verder moeten gaan dan alleen de tablet. Het gaat om het gebruik van ict of nieuwe technologieën in het onderwijs. En dan maakt het niet uit welk device je gebruikt.
Tablets in het onderwijs De hype voorbij
maakt het soms onmogelijk om specifieke apps en digitaal leer-
materiaal op de tablet te kunnen draaien. Veel digitaal leer materiaal
maakt gebruik van Flash. Sommige typen tablets ondersteunen deze
technologie niet, waardoor dit leermateriaal on toegankelijk is via
deze tablets. Ook biedt een tablet nog niet voor alle functies van een
laptop een oplossing; er zijn maar weinigen die een scriptie
schrijven op de tablet. Laat staan een video editen.
Een school moet bij de aanschaf van een tablet bewust kiezen tussen
de drie dominante systemen die markt nu aanbiedt: Android van
Google, IOS van Apple en Windows van Microsoft. Iedere keuze
heeft eigen voordelen, maar brengt ook beperkingen met zich mee
in het (her)gebruik van bepaald digitaal leermateriaal, apps en
andere schoolspecifieke toepassingen.
inDruk november 2013 - 41
1 One-to-one tablets in secundary schools, Family Kids and Youth, 20132 Vier in balans monitor, 2010
3 Vier in balans monitor, 2010
inDruk november 2013 - 4342 - inDruk november 2013
Toekomst
Overigens zullen we in de toekomst zien dat verschillen gaan ver-
dwijnen. Zowel tussen de verschillende types tablets als tussen de
tablet en de laptop. Grote bedrijven als Google, Microsoft en Apple
zijn hard bezig om leermaterialen en apps te ontwikkelen, en hun
tablets zo aan te passen dat de software op alle typen tablets kan
draaien. Uitgeverijen ontwikkelen websites en leermateriaal dat
specifiek in browsers van mobiele apparaten goed werkt. De apps
worden daarvan afgeleid.
Daarnaast wordt het verschil tussen tablets en laptops kleiner.
Tablets zijn vaak uitgerust met een keyboard dock of een optio-
neel keyboard. De laptops worden kleiner en uitgerust met een
touchscreen.
Invloed van tablets op leren
Terug naar de effecten van tablets op het leerrendement: Hebben
tablets een positieve invloed op de prestaties van leerlingen? Deze
vraag is nog niet zo gemakkelijk te beantwoorden en zal misschien
ook niet eenduidig te beantwoorden zijn. Zoals we eerder lazen,
gaat het immers niet om het apparaat zelf maar om het lesmateriaal
dat de leerling gebruikt en de wijze waarop de leerkracht dit les-
materiaal (en daarmee de tablet) inzet.
In samenwerking met het Stanislas College in Delft heeft Kennisnet
een onderzoek4 laten uitvoeren naar de inzet van tablets in de les.
Dit onderzoek laat zien dat het enthousiasme onder leerlingen en
leerkrachten groot is. Maar geeft tegelijkertijd geen hard bewijs
dat tablets bijdragen aan beter onderwijs.
Dat harde bewijs komt wel uit ander onderzoek naar specifieke
digitale toepassingen. De methode Slim Stampen5 is hiervan een
goed voorbeeld. Slim Stampen wordt gebruikt om feiten uit het
hoofd te leren en blijkt ideaal voor leerlingen van alle niveaus.
Het systeem past zich automatisch aan het niveau van de leerling
en is geschikt voor zowel leerlingen met een taalachterstand als
voor leerlingen die voorop lopen. Ook bleek het erg motiverend te
werken. Dit soort software is in te zetten op zowel een laptop als
een tablet. Het gaat dus niet om het apparaat.
Imago
Dat scholen zo enthousiast zijn over tablets heeft ook te maken
met het imago. De tablet lijkt soms ingezet te worden als wonder-
middel dat onderwijsvernieuwing mogelijk maakt.
Anderen zetten het in als marketingmiddel om de dalende leerlingen-
aantallen tegen te gaan. Weer anderen zien tablet als instrument dat
een ieder moet leren gebruiken in de huidige kennismaatschappij.
De Hype Cycle van Gartner6, een gerenommeerd internationaal
advies bureau, geeft aan op welke lijn de technologieën staan die de
komende twee tot tien jaar relevant zijn voor het onderwijs. Hieruit
blijkt dat mobile devices, zoals tablets, niet meer zijn weg te denken
uit het onderwijs. Kortom, tablets zullen een belangrijke rol gaan
spelen. Niet alleen in Nederland, ook internationaal.
Contactpersoon
Naam: Sabine Peterink
Email: [email protected]
Scholen hebben behoefte aan objectief onderzoek. Ze willen
een antwoord op de vraag: ‘Moeten we tablets gebruiken op
school? En zo ja, wat kunnen we leren van anderen voordat
we tot aanschaf overgaan?’ Kennisnet presenteert tijdens Dé
Onderwijsdagen 2013 een onderzoek naar het gebruik van
tablets in de praktijk. Wat is de stand van zaken, waarom en
hoe worden tablets gebruikt in de klas, welke visie hebben
scholen die dit al doen en wat zijn de randvoorwaarden
voor een succesvolle invoering? U kunt het onderzoek
downloaden op kn.nu/laptops-tablets.
4 Tablets op het Stanislas College: gepercipieerd rendement. Onderwijs Innovatie Groep, 20135 SlimStampen. H. van Rijn, 20106 Trendrapport 2014, Kennisnet
42 - inDruk november 2013
Zoeken op internet is meer dan alleen googelen
De brochure ‘Slimmer zoeken, informatievaardigheden op de basis-
school’ helpt scholen met het aanleren van informatievaardigheden bij
kinderen. Kinderen zijn handig met computers, smartphones en tablets.
Maar ze moeten ook leren dat de informatie die zij op internet vinden,
gekleurd kan zijn, foute informatie kan bevatten, gefragmenteerd en
selectief is. Deze brochure laat leerkrachten in de bovenbouw van het
basisonderwijs het belang van informatievaardigheden inzien, inspi-
reert hen en helpt hen informatievaardigheden een vaste plek in het
onderwijs te geven. De brochure geeft praktische tips om kinderen
beter te laten zoeken naar on- en offline informatie.
Tek Tok: in één avond alle technologietrends voor het onderwijs
Op dinsdagavond 3 december staat het Paard van Troje in Den Haag
in het teken van technologische trends en ontwikkelingen die relevant
zijn voor het onderwijs. Na een succesvolle editie over datagedreven
onderwijs organiseren we een tweede Tek Tok met Chris van ’t Hof.
Tijdens deze late night technology talkshow gaan sprekers van binnen
en buiten het onderwijs in op ict-trends en de impact van deze trends
op het onderwijs. Ook lanceren we het Kennisnet Trendrapport
2014/2015. Maak je kennis met start-ups die innovatieve toepas-
singen bieden voor het onderwijs. Mis het niet! Schrijf je nu in via
Binnenkort beschikbaar: Kennisnet Trendrapport 2014/2015
Welke technologietrends hebben de komende jaren impact op het
Nederlandse onderwijs? Kennisnet publiceert het Trendrapport
2014/2015, met als ondertitel: ‘Technologiekompas voor het onder-
wijs’. Bij veel actuele onderwijsvraagstukken speelt ict een rol of gaat
in de toekomst een rol spelen, maar hoe precies? Welke technologie
past in je onderwijs - en welke niet? Waar moet je op letten?
Het rapport biedt inzichten bij het maken van technologiekeuzes en
geeft als kompas richting voor de koers van de instelling. Het
Trendrapport 2014/2015 verschijnt (digitaal) op 3 december en wordt
gelanceerd tijdens de TekTok in Den Haag. De gedrukte versie volgt
later.
Nieuws
Edurep en Entrée integraal onderdeel van Educator
Sinds dit schooljaar zijn Edurep en Entrée integraal onderdeel van
Educator, een softwarepakket voor mbo en hbo ter ondersteuning van
leer-, volg- en begeleidingsprocessen. Met Edurep en Entrée als
onder deel van Educator kan de docent zijn ontwikkelde onderwijs-
activiteiten eenvoudig aanvullen met allerlei online bronnen of leer-
materialen die al beschikbaar zijn via Edurep. De student kan vanuit
zijn persoonlijke studieplan eenvoudig aan het werk met voor hem
of haar geplande onderwijsactiviteiten, inclusief bijbehorende
materialen, zonder daarvoor opnieuw in te loggen. Meer weten
over Entrée, Edurep en Educator? Bekijk dan www.educator.eu.
Volg ons op:
Youtube.com/kennisnetTwitter.com/kennisnet Facebook.com/kennisnet kn.nu/linkedin