landgenoten herfst 2007
DESCRIPTION
ÂTRANSCRIPT
www.vilt.be
Paarden in de koeienstal Inspelen op nieuwe kansen in Zottegem
Groene chemieEen andere toekomst
voor de landbouw?
minister kris Peeters in de Biechtstoel
Van prijsvorming tot agrarische afbakening
Magazine voor boer en buiten | Herfst 2007
+ dossier over Bank en Boer
driemaandelijks | kwartaal 3 | Gent X | P509285
Beste Landgenoten,
an te vullen
Veel leesplezier!
Griet Lemaire, hoofdredacteur
4 Groene chemie Teel jij straks ook grondstoffen voor de
chemische nijverheid? De toekomst volgens professor Christian Stevens.
7 Oude Koeien / De prijs van voedsel
Terugblik op de geschiedenis van de voedselprijzen en de kentering die zich aandient.
8 De Biechtstoel / Landbouwminister Kris Peeters
Hoe zwaar weegt de erfenis van Yves Leterme? Van 750.000 hectare landbouwgebied tot prijsstijgingen.
10 Prettig platteland / Paarden in de stal
Hoe een Zottegemse boerenzoon inspeelt op nieuwe kansen door de toegenomen interesse voor paardensport.
13 Vakwerk / Boeren en banken Een kijk achter de schermen van de
bankwereld, met tips om nog beter met je bank te onderhandelen.
18 Reporter te velde / Naar het ilvo-lab
Melkveehouder Richard Eeckhaut versus ilvo-directeur Erik Van Bockstaele: ‘Hoe onafhankelijk is het onderzoek nog?’
21 Column Over Brabantse trekpaarden,
clusterbommen en een groene revolutie.
22 Buitenlander / Karel Van Eetvelt (Unizo)
Wat is het verschil tussen boeren en ondernemers in andere sectoren? Met Karel Van Eetvelt op bezoek bij Frank Schelfhout uit Bornem.
24 Uit de provincie / Energieteelten Van vergisting tot korteomloophout: de
proefprojecten rond energieteelten van de provincie West-Vlaanderen.
26 Uitgepraat / Herbestemmen of afbreken?
Luc Ally en Ludo Geens over de toekomst van leegstaande landbouwgebouwen.
Landgenoten wordt u aangeboden door VILT. Het Vlaams Informatiecentrum over
Land- en Tuinbouw informeert een breed publiek over de hedendaagse land- en
tuinbouw. Daarvoor krijgt het middelen van privé-organisaties en de overheid.
22 Karel Van Eetvelt
3
in dit nummer
4 Groene chemie 24 Energieteelten
A
Groene chemie
n zijn zoektocht naar alternatieven voor de
steeds duurdere olie kijkt vandaag ook de chemi-
sche sector in de richting van de landbouw. ‘De
chemie heeft weinig alternatieven voor aardolie,’
zegt Christian Stevens, professor bij de vakgroep
Organische Chemie van de Gentse Universiteit en
oprichter van het Center of Renewable Resources
(corr). ‘Energie kun je ook halen uit zon, wind, wa-
terkracht of kernenergie, maar als je materialen of
Op zoek naar moleculenIDat door middel van landbouwgewassen energie wordt geprodu-
ceerd, is geen nieuws. In de toekomst zullen echter ook meer en
meer chemicaliën uit biomassa worden gewonnen. Teel jij bin-
nenkort ook grondstoffen voor de chemische nijverheid? En welke
gevolgen zal dat hebben voor de Vlaamse boer? We vroegen het aan
de Gentse professor Christian Stevens.
4 Landgenoten Herfst 2007
5
basisstoffen voor de chemie wil produceren, heb je
naast aardolie bijna alleen maar biomassa.’
Pla en andere toepassingen. Intussen zijn al heel
wat toepassingen volop in productie. Vrij klassiek
is het gebruik van vlasvezels als versterking van
composietmaterialen. Zo
hebben Mercedes en bmw
wagens met vlasvezels in
de deurpanelen. Een an-
dere gekende toepassing
zijn verpakkingsmateria-
len op basis van zetmeel
uit aardappelen, maïs, enzovoort. ‘Het verst staan
pla-toepassingen (polylactic acid of polymelkzuur
gefermenteerd uit zetmeel). Pla wordt gebruikt
voor van alles, gaande van drinkbekers en eetge-
rei tot vloerbekleding, matrassen en zelfs trouw-
jurken. Cargill heeft een paar jaar geleden in de vs
een grote pla-fabriek neergezet. In Lestrem, in het
noorden van Frankrijk, staat overigens de grootste
bioraffinaderij van Europa.’
Op de Gentse universiteit zelf is enkele jaren gele-
den in samenwerking met de Tiense Suikerraffina-
derij gezocht naar toepassingen voor inuline, een
stof uit cichoreiwortels. ‘Dat project illustreert per-
fect waar het ons om gaat: nagaan voor welke mo-
leculen uit een bepaald gewas we nieuwe functies
of toepassingen kunnen vinden.’ Zo bleek inuline
een heel goede emulsiestabilisator voor cosmeti-
ca. Vroeger werden synthetische emulsiestabilisa-
toren gebruikt om ervoor te zorgen dat zo’n crème
homogeen blijft. Nu kan dat dus met natuurlijke
moleculen, en bovendien
in een veel kleinere hoe-
veelheid.
Hele plant valoriseren.
Intussen ziet professor
Stevens ook bij de grote
chemische bedrijven de interesse voor die zoge-
naamde groene chemie groeien. ‘Een na een richten
ze divisies op om de mogelijkheden te bestuderen.
Solvay bijvoorbeeld heeft nu een nieuw procédé op
basis van glycerol, een bijproduct uit de biodiesel-
productie. Uit glycerol halen ze chemische bouw-
stoffen voor allerlei toepassingen. Door de stijgen-
de biodieselproductie, kwam er ook meer glycerol
op de markt, en was het product amper nog iets
waard. Als gevolg van die nieuwe toepassingen is
de glycerolprijs weer aan het stijgen.’
Wat betekent die vrij recente evolutie nu voor de
landbouwers? Wat mogen zij verwachten? ‘Het
kan alleen maar gunstig zijn voor onze landbou-
wers. Het zijn nieu-
we afzetmarkten die
een nieuwe impuls
kunnen geven aan de
sector. Bovendien zijn
chemische toepassin-
gen een manier om zijstromen te valoriseren: er
zullen plantendelen kunnen worden gebruikt die
nu nog verloren gaan.’ Net zoals in de petrochemie
zouden er clusters van bioraffinaderijen ontstaan,
waar afvalstromen en zijstromen verder worden
verwerkt. ‘Daarnaast moet de Vlaamse landbouw
volgens mij mikken op hoogwaardige toepassin-
gen. Het heeft weinig zin om hier in Vlaanderen
bulkproducten te produceren. In zaken met een
hoge toegevoegde waarde, zoals die inuline, zie ik
veel meer toekomst.’
Voldoende landbouwgrond? Een groot discus-
siepunt wereldwijd is of er wel voldoende land-
bouwgrond is om ook nog eens die taak te vervul-
len, en of er niet prioritair voedsel moet worden
geteeld zolang er honger is in de wereld. ‘Er zijn al
zoveel studies gebeurd die allemaal hetzelfde ver-
tellen: er is voldoende landbouwgrond. Er zullen
natuurlijk wel prijsstijgingen en –schomme-
lingen zijn. Maar in heel wat streken, zoals in Oost-
Europa, staat de landbouw nog op een lager peil en
is er nog een enorme productietoename mogelijk.
Bovendien kan er voor heel wat toepassingen ge-
bruik gemaakt worden van afvalstromen. Zo is men
volop aan het zoeken naar een methode om van
stro en ook van volledige maïsplanten bio-ethanol
te maken. En daarnaast wordt er ook nog gezocht
Op zoek naar moleculen
‘Inuline uit cichoreiwortels blijkt een goede stabilisator in de cosmetica.’
‘Mercedes en bmw hebben al wagens met vlasvezels in de deurpanelen.’
>>>
‘Er komen nieuwe toepassingen voor plantendelen die nu verloren gaan.’
‘Geen grote verschuivingen’
Onderzoeker Frank Nevens van het
ilvo (Instituut voor Landbouw en
Visserijonderzoek) voorziet geen enorme
verschuivingen in de Vlaamse landbouw als
gevolg van de nieuwe toepassingen voor
biomassa. ‘Ik denk dat het in een kleine en
verstedelijkte regio als Vlaanderen weinig
verschil zal maken. Hoe dan ook zullen we het
bij ons eerder moeten hebben van kwaliteits-
producten met hoge toegevoegde waarde,
dan van echt grootschalige bulkteelten. In
Duitsland kunnen ze met gemak 300.000 ha
koolzaad inzaaien. Daar kunnen wij nooit
mee concurreren. Integendeel, het zou ge-
vaarlijk zijn om dat te proberen.’
Dat betekent niet dat de Vlaamse boeren
helemaal geen gevolgen zullen ondervinden.
‘Op de wereldmarkten zullen er natuurlijk
wel verschuivingen zijn: er komt druk op de
landbouwgronden en op de prijzen door de
concurrentie tussen energieteelten en voed-
selteelten. Dat kan bijdragen aan de stijging
van de voedselprijzen. De Vlaamse boeren
kunnen daar wel bij varen, en ze kunnen er
ook zelf op inspelen, door te diversifiëren in
marktsegmenten met hoge toegevoegde
waarde.’
Onder meer Delhaize kiest alsmaar vaker
voor bio-afbreekbare verpakkingen.
6 Landgenoten Herfst 2007
Groene chemie
Yvan Dejaegher van Bemefa
(Beroepsvereniging van de mengvoederfa-
brikanten) ziet op dit moment de grondstof-
fenprijzen al stijgen. ‘Alhoewel dat momenteel
eerder een gevolg is van weersomstandighe-
den, verwachten we hoe dan ook een forse
stijging. De bio-energie is een belangrijke
concurrent van de productie van voedsel en
diervoeder. We gaan terug naar een situatie
zoals begin jaren 80, toen mengvoeders voor
zo’n 30% uit granen bestonden. Vandaag is
dat nog 60%. In de plaats zullen wij een groter
aandeel bijproducten valoriseren. Nu komen
die voornamelijk uit de voedingsindustrie, in
de toekomst zullen die ook uit de bio-energie-
sector komen.’
Om de bijproducten uit de bio-energiesector in
veevoeder te verwerken, zal echter verdere af-
stemming nodig zijn. ‘Europa heeft de streng-
ste normen qua voedselveiligheid, en zeker
voor diervoeders. Wij vrezen dan ook dat de
grondstoffen en bijproducten naar gebieden
of sectoren zullen gaan met minder strenge
eisen. Men moet voor de bijproducten meer re-
kening houden met voedselveiligheid. Niet al-
leen het nutritionele aspect is van belang. Het
is bijvoorbeeld niet ondenkbaar dat bepaalde
ongewenste stoffen, zoals mycotoxinen, zich
opstapelen in de bijproducten.’
Wat betekent dat nu voor de Vlaamse veehou-
derij? ‘Er komt zeker een prijsstijging van de
voeders, wat zal leiden tot hogere consumen-
tenprijzen. Nu al is er in de VS een grote strijd
om de aanvoer van grondstoffen, ook door de
grote vraag in China. Het gaat natuurlijk om
een wereldwijde evolutie. Een stijging van de
wereldmarktprijzen is voor iedereen gelijk.
Misschien een voordeel is dat andere ko-
stenelementen, zoals milieu of dierenwelzijn,
daardoor minder zwaar zullen doorwegen in
de kostenstructuur. Dat zou dan weer positief
kunnen zijn voor onze boeren.’
‘In onze ogen is verbranden van biomassa pas de laatste mogelijkheid.’
In het Gentse havengebied ontwikkelt de
bio-industriële sector zich intussen aan een
snel tempo. In 2005 werd vanuit de Gentse
Universiteit het publiek-privaat samen-
werkingsverband Ghent Bio-Energy Valley
gesticht, met als grote bezieler professor Wim
Soetaert. Dat leidde tot investeringen goed
voor zo’n 200 miljoen euro.
In januari begon het bedrijf Oleon met de pro-
ductie van biodiesel in een nieuwe productie-
eenheid met een capaciteit van 100.000 ton
biodiesel per jaar. Oleon werkt samen met de
oliefabriek Lichtervelde en rekent op 10.000
ton Belgisch koolzaad, aangevuld met olie uit
Frankrijk en Duitsland. Concurrent Bioro wil
nog eind dit jaar zijn gloednieuwe biodiesel-
fabriek opstarten. Die zal een capaciteit
hebben van 250.000 ton biodiesel per jaar.
Bioro neemt koolzaadolie af van Cargill, dat
een groot deel van de Belgische koolzaadoogst
opkoopt. Daarnaast werkt Bioro met olie uit
Frans en Engels koolzaad. Een heel ander
proces zal zich afspelen bij Alco Bio Fuel: dat
bedrijf opent in het eerste kwartaal van 2008
een bio-ethanolfabriek met een productieca-
paciteit van 150.000 m3 bioethanol per jaar.
Alco Bio Fuel zal daarvoor enerzijds bijproduc-
ten uit de suikerindustrie gebruiken, maar ook
granen zoals pure tarwe. En net als de andere
bedrijven rekent Alco Bio Fuel daarvoor op
aanvoer uit Vlaanderen en omstreken.
www.gbev.orgnaar specifieke rassen, bijvoorbeeld voor ener-
giemaïs, wat de efficiëntie nog zal verhogen.’
Op dit moment zijn onderzoekers wereldwijd op
zoek naar nieuwe toepassingen. Het Europese be-
leid is een belangrijke stimulans: tien jaar gele-
den leek biodiesel nog veraf,
vandaag wordt er al biodie-
sel bijgemengd in de diesel
die we tanken. ‘De biodiesel-
en bio-ethanolbedrijven
zoeken bestemmingen voor
hun reststromen en ook
chemische bedrijven beginnen zich te heroriënte-
ren. Wij krijgen in ieder geval heel wat vragen. Met
ons Center of Renewable Resources proberen we
de dynamiek ook verder aan te zwengelen. In onze
ogen is verbranden van biomassa voor energie-
doeleinden pas de laatste mogelijkheid. Elke plant
is zo complex en rijk. Het zou een titanenwerk zijn
om die moleculen zelf te maken. We kunnen ze dus
maar beter naar waarde schatten.’ D
Meer weten? www.corr.ugent.be
Universiteit Gent, Vakgroep Organische Chemie,
T 09 264 59 50
‘Aandacht voor voedselveiligheid’
Ghent Bio-Energy Valley rekent op akkerbouwer
Mercedeskenteken
>>>
Mercedes en BMW gebruiken vlasvezels als versterking van composietmaterialen in deurpanelen.
7
euwenlang was voldoende en betaalbaar voedsel allesbehalve een evi-
dentie. Tot de 19e eeuw bestond de Vlaamse landbouw hoofdzakelijk uit
kleine gezinsbedrijven die in de eerste plaats op zelfvoorziening gericht
waren en die probeerden wat extra inkomsten te verwerven via de verkoop van
akkerbouwproducten, vlees en zuivel. Door misoogsten, dierziekten en oorlo-
gen waren grote prijsschommelingen schering en inslag. In de jaren 1840 de-
den de combinatie van een groeiende bevolking, een erg versnipperde sector en
een reeks misoogsten, onder meer door phytophthora, de voedselprijzen in een
klap verdubbelen. De laatste hongersnood in België was een feit. Nog decen-
nialang was voldoende voedsel voor een groot deel van de bevolking niet van-
zelfsprekend.
Massale import. Een belangrijke factor die vanaf eind 19e eeuw een rol speel-
de, was de internationalisering van de markten. Zo daalden de prijzen voor ba-
sisvoedsel fors als gevolg van de massale invoer van goedkope granen uit over-
zeese gebieden vanaf 1870. Tegelijk stortte dat de Belgische landbouw echter in
een diepe crisis. De sector zag zich genoodzaakt te heroriënteren naar tuinbouw
en veeteelt. Intussen werd de invloed van de industria-
lisering voelbaar en nam de koopkracht toe. Begin 20e
eeuw houdt de toevloed van goedkope buitenlandse
landbouwproducten aan en blijft de welvaart stijgen.
De twee wereldoorlogen verstoren de rust: Europa ziet
opnieuw het spook van de hongersnood opdoemen. Na
wo ii veranderde de landbouw van aanzicht: mecha-
nisering en overheidsingrijpen leiden tot een gestaag
groeiende productie en even gestaag dalende voed-
selprijzen. Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid
dat in de jaren 60 in de steigers werd gezet, beoogt
voedselzekerheid voor de bevolking en een gewaar-
borgd inkomen voor de boer. Een van de onderdelen
was een gemeenschappelijk prijsbeleid, met voor de boer minimumprijzen voor
een reeks producten. De rest van het verhaal is genoegzaam bekend: gekoppeld
aan de enorme technologische en wetenschappelijke vooruitgang werd over-
productie een feit.
Trendbreuk? De duik van de voedselprijzen werd de laatste decennia nog ver-
sterkt door de structuur van de voedingssector, waarin de distributieketens de
macht grepen. Door onderlinge concurrentie werd de druk op de prijzen alleen
groter. Vandaag lijkt er voor het eerst een einde te komen aan een tendens die
ruim een eeuw heeft geduurd. De prijsstijgingen die in kranten, nieuwsuitzen-
dingen en winkels worden geafficheerd, kennen diverse oorzaken: klimaatsom-
standigheden, de toenemende vraag uit Azië en de druk op de landbouwgron-
den als gevolg van het energievraagstuk. Het was lang geleden dat de Vlaamse
consument nog eens een gedachte had gewijd aan de prijs van zijn voedsel. Maar
of daarmee het besef terugkeert dat voldoende en kwaliteitsvol voedsel zijn prijs
heeft, blijft een open vraag. D
Vandaag besteedt een Belgisch gezin zo’n 16%
van zijn totale budget aan eten en drinken. Eind
jaren 70 was dat nog 22% en rond 1850 nog meer
dan 60%. Aan die dalende trend van ruim een
eeuw lang lijkt nu echter een einde te komen.
E
Voedsel tegen elke prijs
De graanprijs zakte in elkaar als gevolg van de overzeese invoer.
Er lijkt een einde te komen aan een tendens die ruim een eeuw heeft geduurd.
oude Koeien
‘Op zoek naar een nieuw prijsevenwicht’
De vorige landbouwminister was erg vertrouwd
met onze sector. Wacht u geen ondankbare taak als
zijn opvolger?
Yves Leterme opvolgen is inderdaad heel moeilijk,
maar zijn medewerkers zijn nog altijd op post. Dat
is de beste garantie om zijn beleid verder te zetten.
Ik wil niet beweren dat ik de sector in al zijn facetten
ken, maar als minister van Leefmilieu ben ik er toch
al heel intensief mee bezig geweest. In mijn jonge
jaren hadden we thuis een paard, waar mijn opa,
die landbouwer was, voor zorgde. Ik heb als kind ge-
holpen op het veld en aangezien ik uit de streek van
Sint-Katelijne-Waver kom, heb ik ook wel voeling
met de tuinbouw. Maar ik wil vooral, net als mijn
voorganger, de boer opgaan en op het veld luiste-
ren naar de problemen van de landbouwer.
Welke taken ziet u weggelegd voor de landbouw in
Vlaanderen?
De belangrijkste taak blijft de productie van voed-
sel. Maar hoewel we in Vlaanderen over een be-
perkte oppervlakte beschikken, kunnen we ook
een rol spelen in de productie van energiegewas-
sen, zoals koolzaad.
Als de landbouw naast feed & food ook de oude
taken fuel & fibre weer moet opnemen, dreigt er een
schaarste aan landbouwgrond op wereldniveau.
Bent u bereid het permanent grasland ter discussie
te stellen en hoe gaat u het aanslepende dossier van
de agrarische afbakening aanpakken?
Over het statuut van permanent grasland ga ik
geen onverhoedse uitspraken doen, maar alle re-
levante voorstellen die een oplossing kunnen bie-
den voor de nieuwe problematiek, moeten kunnen
worden bekeken. De Europese commissaris Fischer
Boel heeft al een voorstel gedaan om braakliggen-
de terreinen efficiënter te gebruiken. Slechts 12 %
van de oppervlakte van onze
planeet is beschikbaar als
landbouwgrond. Daar moe-
ten we voorzichtig mee om-
springen. In Vlaanderen is
heel wat industrie en havenactiviteit ontwikkeld.
Daarvoor zijn compensaties gevraagd. Dikwijls is
landbouwgrond omgezet in natuurgebied. Collega
Van Mechelen heeft de opdracht om 750.000 hecta-
re landbouwgrond te herbevestigen. Onlangs heeft
de Vlaamse Regering nog 37.100 hectare herbeves-
tigd in het Hageland en dus zitten we in het totaal
aan 229.000 hectare. De landbouwsector vindt dat
dit proces te traag gaat en ook natuurverenigingen
willen bos en natuurgebied sneller bevestigd zien.
Maar het is belangrijk dat we het zorgvuldig doen en
vooral dat het een niet sneller gaat dan het ander.
Moeten we het dossier niet herbekijken? Strikte
scheiding tussen landbouw en natuur lijkt niet
langer noodzakelijk. Je kunt in landbouwgebied ook
natuurdoelstellingen realiseren en vice versa.
In gewijzigde omstandigheden moet je het debat
opnieuw durven aan te gaan, maar dat vereist een
heel nieuwe denkwijze. In vorige regeringen kwam
de herbevestiging van landbouwgrond op de laat-
ste plaats ten voordele van natuurgebied. Dat is nu
anders, maar dan nog zal het hard labeur zijn om
de komende twee jaar uit te voeren wat er in het
regeerakkoord staat en die 750.000 hectare te her-
bevestigen. Dat is momenteel mijn topprioriteit.
Daarna hebben we nog tijd om het debat verder in
de diepte te voeren.
Voor het eerst in 125 jaar stijgen de voedselprijzen,
maar de prijs die de landbouwer krijgt, stijgt niet
evenredig, terwijl hij wel de hogere productiekos-
ten moet dragen. Hoe wil het beleid hierop inspelen?
Landbouweconomen zijn aan het onderzoeken of
het al dan niet om een structurele prijsstijging gaat.
Ik kijk in de eerste plaats uit naar hun bevindingen.
In ieder geval zal de problematiek op Europees ni-
veau moeten aangepakt worden, maar we zullen
niet nalaten om in Vlaanderen maatregelen te tref-
fen als er zich zware onrechtvaardigheden voor-
doen. Op lange termijn moeten we tot een nieuw
prijsevenwicht komen. De distributiesector zal be-
reid moeten zijn om de consumentenprijzen aan te
passen aan de stijgende grondstofprijzen.
Als minister van Leefmilieu was u bevoegd voor de
Mestbank, die nog altijd niet geliefd is bij de boer.
Welke houding neemt u als landbouwminister aan
tegenover de Mestbank?
Als minister van Leefmilieu heb ik herhaaldelijk be-
nadrukt dat de Mestbank niet alleen een contro-
lerende, maar ook een dienende functie heeft. De
Mestbank moet er zo-
als elke andere admi-
nistratie voor zorgen
dat de wet wordt na-
geleefd, maar moet
daar ook bij helpen.
Met het nieuwe mestdecreet en de derogatie die er
dit jaar nog komt, is het belangrijk die dubbele func-
tie te blijven benadrukken en de negatieve perceptie
te corrigeren. Het is niet omdat je bepaalde formu-
lieren niet correct hebt ingevuld, dat je onmiddellijk
moet worden beboet. Je schiet geen vliegtuig neer
omdat het even van zijn koers afwijkt.
‘De herbevestiging van 750.000 hectare is een topprioriteit.’
‘Ik heb als kind nog geholpen op het veld.’
Met nog twee ambtsjaren voor de boeg nam Kris Peeters (cd&v)
eind juni de landbouwportefeuille van zijn partijgenoot Yves Le-
terme over. Maar weet de voormalige minister van Leefmilieu wel
voldoende over de sector? vilt-voorzitter Dirk Lips confronteerde
hem met enkele heikele kwesties.
de Biechtstoel
8 Landgenoten Zomer 2007
9
‘Op zoek naar een nieuw prijsevenwicht’De maximale vestigingssteun die jonge landbouwers
kunnen aanvragen bij het vlif werd verlaagd van
75.000 naar 55.000 euro. Overnames in twee fasen
kunnen niet meer en u hebt het minimale investe-
ringsbedrag opgevoerd. Hoe rijmt u dat met verjon-
ging als pijler van het Vlaamse landbouwbeleid?
De verlaging van de vlif-steun is het gevolg van een
nieuwe Europese verordening. Ook de overname in
verschillende fases, wat een handige vondst was,
kon voor Europa niet meer. Iedereen wist dat die
aanpassing zou gebeuren en je kunt daar niet on-
deruit. Met de rondzendbrief die ik onlangs de we-
reld heb ingestuurd, heb ik de sector zo snel moge-
lijk op de hoogte willen brengen van de wijzigingen
die Europa heeft doorgevoerd. Dit neemt niet weg
dat we jongeren nog altijd het maximum geven van
wat Europees is toegelaten, wat niet van alle lan-
den kan worden gezegd. Wat het minimaal inves-
teringsbedrag betreft, wil ik het signaal geven dat
het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds er is om
investeringsprojecten te ondersteunen en niet om
gelijk welke investering die zich aandient te betoe-
lagen. Vandaar ook dat er maar 1 dossieraanvraag
per jaar meer mogelijk zal zijn, wat meteen ook de
afhandeling van de dossiers op administratief vlak
zou moeten kunnen versnellen.
De health check, de tussentijdse herziening van het
Europese landbouwbeleid, staat voor de deur. Wat
wilt u als Vlaams minister van Landbouw veranderd
zien?
De health check zou ertoe
moeten leiden dat de inge-
wikkelde regelgeving in de
landbouwsector vereenvou-
digd wordt. Het is ook een
kans om het Europese land-
bouwbeleid af te stemmen
op de nieuwe omstandigheden. Veel zal natuurlijk
afhangen of er al dan niet een akkoord uit de bus
komt in het kader van de Doha-ronde binnen de We-
reldhandelsorganisatie.
Wat verwacht u van het wereldhandelsoverleg?
Ik vrees dat we zullen moeten wachten tot na de
presidentsverkiezingen in de vs voor er schot in de
zaak komt. Maar nu de voedselprijzen stijgen, zal
de impact van de wto-onderhandelingen op de
landbouw wellicht een stuk minder zijn dan aan-
vankelijk gevreesd. D
‘Je schiet geen vlieg-tuig neer omdat het van zijn koers afwijkt.’
‘De lagere vlif-steun is het gevolg van een Europese richtlijn.’
de Biechtstoel
n 2003 nam Frederik Meersman uit het Oost-Vlaamse Zottegem het ge-
mengd bedrijf over van zijn moeder, die toen al 14 jaar weduwe was. Met
13 hectare akkerbouw en een 20-tal vleeskoeien bleef Frederiks land-
bouwactiviteit aanvankelijk beperkt tot bijberoep naast zijn job als commer-
cieel vertegenwoordiger voor een drukkerij. Gaandeweg groeide echter het
plan om het ouderlijke bedrijf om te vormen tot paardenhouderij. Met suc-
ces: vandaag combineert de dertigjarige Zottegemnaar het fokken en africh-
ten van paarden met nevenactiviteiten als pension, groene zorg en een be-
perkt recreatief gebruik van de paarden, in openlucht of op zijn nagelnieuwe
binnenpiste.
Wel rijlessen, geen manège. ‘Ik heb altijd geweten dat ik iets met de boer-
derij van mijn ouders wilde doen,’ zegt Frederik. ‘Maar zelfs na mijn over-
IIn sommige landbouwstreken wordt al eens ge-
vloekt dat paarden liefhebbers de grondprijzen
opdrijven. Maar de toegenomen interesse voor
paardensport biedt ook nieuwe kansen voor de sec-
tor. Frederik Meersman uit Zottegem toverde het
door de jaren afgebouwde bedrijf van zijn 65-jarige
moeder om tot een dynamische paardenhouderij.
Van limousins tot paardenhouderij
10 Landgenoten Herfst 2007
PrettiG PlAttelAnd
11
name wist ik nog niet
goed wat. Ik heb eerst
even met een kudde
limousin-runderen geëx-
perimenteerd. Tot de ver-
bouwing van een koeien-
stal tot box voor mijn eigen
paard me op het idee van
een paardenfokkerij bracht. Nu duurt het wel vier
jaar vooraleer een paard klaar is voor verkoop, je in-
vesteert dus vier jaar lang zonder dat je een euro te-
rugziet. Daarom heb ik gezocht naar manieren om
in die periode toch al een deel inkomsten te creëren
door pensionstallen, hippotherapie en paardrijles-
sen aan te bieden.’
Kun je dan zo maar een vergunning krijgen voor
een dergelijk bedrijf in landbouwgebied? Net als
voor alle landbouwbedrijven geldt voor een paar-
denhouderij dat de focus moet liggen op de pro-
ductie van goederen, zoals paardenmelk of ver-
kooppaarden bij een fokkerij. Om die reden kun
je voor een manège, die niet op goederenproduc-
tie is gericht, geen vergunning bekomen in land-
bouwgebied. In de praktijk geeft de landbouw-
administratie een richtinggevend advies voor
de landbouwkundige beoordeling van je project.
Daarbij had Frederik het bijkomend voordeel dat
zijn bedrijf aan woongebied grenst en, met de
woorden van de administratie, in structureel aan-
getast landbouwgebied ligt. Een omzendbrief van
25-1-2002 vermeldt namelijk expliciet dat in der-
gelijk gebied de bouw van een binnenpiste en re-
creatieve nevenactiviteiten zijn toegelaten op
paardenfokkerijen.
Kwaliteitsvoer en vlif. Eind 2004, ongeveer
een jaar nadat hij de omschakeling in gang gezet
had, ontving Frederik de goedkeuring voor zijn
toekomstplannen. ‘Voor de landbouwadminis-
tratie was het vooral belangrijk dat ik een renda-
bel landbouwbedrijf zou uitbouwen,’ zegt hij. ‘Al
konden ze dat maar moeilijk inschatten omdat er
bijna geen gelijkaardige bedrijven bestaan. Mijn
landbouwachtergrond heeft zeker in mijn voor-
deel gespeeld. Ik ben de derde generatie landbou-
wers op dit bedrijf. Ik heb eigen gronden voor voe-
derwinning en loopweides, en ik beschikte al over
een machinepark. Ook mijn klanten vinden het
trouwens erg belangrijk dat mijn paarden alleen
zelf geteeld kwaliteitsvoer krijgen.’
Doordat hij ook de nutriëntenhalte van een uitbol-
lende oom heeft overgenomen, kreeg Frederik van
de Mestbank een toelating
voor 51 plaatsen voor vol-
wassen paarden, inclusief de
boxen voor pensionpaarden.
Het merendeel van die stal-
ruimte en zijn binnenpiste
liet de jonge starter aanvan-
kelijk zonder vlif-steun bou-
wen, maar kort na de oplevering viel nog een aan-
gename verrassing uit de lucht. Sinds april >>>
‘Recreatieve neven activiteit is expliciet toegelaten in aangetast land-bouwgebied.’
‘Normaal duurt het vier jaar vooraleer je paard zijn eerste euro opbrengt.’
Van limousins tot paardenhouderij
Frederik Meersman: ‘Dat ik al eigen gronden en machines had, speelde zeker in mijn voordeel.’
12 Landgenoten Herfst 2007
80.000 tot 100.000 paarden?
Tot 1 juli 2008, als ook de paardachtigen geregistreerd moeten worden, blijft het nog gissen naar het exacte aantal paarden in Vlaanderen. Uit cijfers van de Mestbank blijkt dat er vorig jaar voor 30.659 paarden nutriëntenhaltes vergund waren, en op basis van de Nederlandse verhouding tussen telplichtige en niet-telplichtige paardachtigen van hobbyisten mogen we aannemen dat Vlaanderen 80.000 tot 100.000 paarden, pony’s en ezels telt. Dat betekent tussen haakjes dat er 45.000 tot 65.000 paarden, pony’s en ezels grazen op grasland dat niet in de Europese telling is opgenomen. Voorts wordt geschat dat vandaag 160.000 tot 200.000 Vlamingen actief aan paardensport doen. In ons land is de Landelijke Rijvereniging (lrv) de grootste paardensportfederatie met zowat 13.000 leden, wat een groei is van maar liefst 25 procent ten opzichte van tien jaar geleden.
PrettiG PlAttelAnd
2006 past het vlif namelijk
ook 20 procent van de kosten
bij voor het (ver)bouwen en
uitrusten van paardenstal-
len en gebouwen voor het
trainen van paarden.
Zotte prijzen. Intussen zijn alle plaatsen van
de paardenhouderij gevuld, ongeveer de helft
met eigen paarden en pony’s, en de andere helft
met pensionpaarden van derden die niet over ei-
gen stalruimte beschikken. Daarnaast komen op
woensdagnamiddag en op zaterdag jongeren
paardrijden. Frederik: ‘Een paard moet afgericht
en bereden worden vooraleer je het kunt verkopen.
Door paarden die min of meer verkoopsklaar zijn
te laten berijden, sla ik twee vliegen in één klap: de
paarden worden getraind en ik verdien al een cent
bij.’ Ook de combinatie met groene zorg loopt bij-
zonder goed. Iedere maandag en woensdag komt
iemand uit een instelling in de buurt helpen met
het stalonderhoud en diverse klusjes. En op vrij-
dag krijgen andere patiënten hippo therapie van
een gediplomeerde specialist.
Voor Frederik is het niet de bedoeling om zich op
het fokken van toppaarden te richten. ‘De echte
competitiepaarden vormen een branche apart en
worden meestal gefokt door mensen die hun bo-
terham al op een andere manier verdienen. Ik heb
wel een aantal mooie prijsbeesten, maar in het
duurste sperma investeren vind ik een te groot ri-
sico. Je ziet vandaag ook een democratisering van
de paardensport. Je hoeft echt geen miljonair te
zijn om een eigen paard te hebben. Al kun je niet
onder een bepaalde kostprijs uit. Een paard moet
vier jaar oud zijn en kost
al die tijd gemiddeld 125
euro per maand, zonder
onvoorziene dierenarts-
kosten of de aankoop van
het veulen mee te rekenen.
Maar neem gerust aan dat de verhalen over zotte
prijzen meestal overdreven zijn.’
Enthousiaste collega’s. Van collega-landbou-
wers uit de buurt krijgt Frederik alvast erg posi-
tieve reacties op zijn paardenhouderij. ‘Bijna ie-
dereen vindt het leuk dat ik de boerderij van mijn
ouders op deze manier kan voortzetten. De Lan-
delijke Gilde is blij dat een bedrijf als dit kan deel-
nemen aan de Dag van de Landbouw. Vorig jaar
kreeg ik zelfs 2000 man over de vloer. Het is ook
niet zo dat rijke paardenliefhebbers in deze
buurt de grondprijs opdrijven. En wat ik doe is
gewoon boeren. Ik moet ook zeven dagen op
zeven mijn dieren verzorgen en ’s zondags het
veld op om gras te maaien. Net als elke boer
ben ik afhankelijk van planten en dieren om
mijn boterham te verdienen.’ D
‘Investeren in het duurste sperma is een te groot risico.’
‘Als het ’s zon-dags mooi weer is zit ik ook op mijn veld.’
VAKwerK – BAnKen
13 13
anken maken sinds jaar en dag dure boe-
renplannen mogelijk. Ze zorgen ervoor
dat je tegen een relatief lage meerkost ex-
tra middelen kunt inzetten: de rentevoeten staan
al een aantal jaar vrij laag en zelfs in het forfaitair
systeem mag je de intresten op een lening van je
belastingen aftrekken. Toch is het goed om weten
welke factoren bij de banken bepalen aan welke
voorwaarden ze geld uitlenen.
Terugbetaalcapaciteit en leefgeld. Voor een
bank is op de eerste plaats de haalbaarheid van je
leningsaanvraag belangrijk. De bank onderzoekt
daarvoor hoe groot je terugbetaalcapaciteit is, of
eenvoudig gesteld, hoe groot het risico is dat ze
het uitgeleende geld niet terugziet. Een van de
vele elementen die dat bepalen, is de rendabili-
teit van je geplande inves-
tering. Maar, en dat wordt
vaak vergeten, om de haal-
baarheid van je aanvraag
te beoordelen kijkt de bank
eveneens naar je bestaan-
de inkomsten, je onroerend
goed als waarborg of naar historisch geld dat je ter
beschikking hebt om tegenslagen op te vangen.
Dat is trouwens een van de redenen waarom land-
bouwers, die over heel wat gronden beschikken,
doorgaans graag geziene klanten zijn bij banken.
Voor de berekening van je terugbetaalcapaciteit
onderzoekt de bank onder meer of je voldoende
leefgeld overhoudt nadat je variabele kosten en
de financieringslast van je omzet zijn afgetrokken.
Opmerkelijk hierbij is dat de meeste banken voor
landbouwgezinnen een budget van 20.000 euro
leefgeld per jaar hanteren, een bedrag dat 3000
euro lager ligt dan het jaarbudget voor een door-
snee Vlaams gezin. Op het eerste gezicht lijkt dat
een verwaarloosbaar verschil. Maar mocht een
landbouwgezin dit bedrag dat het jaarlijks min-
der uitgeeft simpelweg op een spaarboekje stor-
ten, dan zou dat gezin na een carrière van dertig
jaar 160.000 euro meer verdiend hebben dan een
niet-landbouwgezin. Misschien toch het over-
denken waard als je een financieel plan opmaakt
dat op noeste arbeid is gebaseerd...
Kies zelf je troeven. Om je plannen te beoorde-
len zal de bank je bedrijf cijfermatig in kaart bren-
gen. Het is echter beter om een eigen waarde- >>>
In iedere Landgenoten zetten we rond één thema nuttige vakkennis in de kijker. Dit keer verdiepen we ons in de relatie tussen bank en boer.
B
Beter voorbereid naar je bankOm een modern land- of tuinbouwbedrijf te runnen, zijn alsmaar
grotere investeringen vereist. Het is dan ook belangrijker dan ooit
om te weten waarop banken letten, zodat je beter over financie-
ringsplannen kunt onderhandelen. Een kijk achter de schermen van
de bankwereld, met tips om je argumenten zo doortastend moge-
lijk op tafel te leggen.
Wie weet wat zijn bedrijf waard is, bewijst zijn vakmanschap.
Foto van boer volgt.
ring van je bedrijf op tafel te leggen, omdat je dan
zelf je troeven kunt kiezen en je een betere indruk
maakt. Als je weet wat je bedrijf waard is, bewijs
je namelijk je ondernemerschap. Heb je zelf geen
zicht op je bedrijfscijfers, dan kun je ook een goe-
de adviseur onder de arm nemen die het finan-
cieel plan mee ondertekent. Voor een aantal cij-
fers kun je wel bij je boekhouder terecht, maar de
doorsnee boekhouder heeft onvoldoende zicht op
je bedrijfsvoering omdat zijn focus zich tot de fis-
caal belangrijke posten beperkt. Dat je zelf je troe-
ven kiest, betekent trouwens niet dat je een opge-
smukt plan moet maken. Het is in je eigen belang
dat je een haalbaar plan met alle openstaande
schulden en realistische inkomsten opstelt, want
wie achteraf moet bijlenen, komt er zo goed als
altijd slechter vanaf. Voorts mag je zeker niet ver-
geten om eventuele onroerende goederen te her-
waarderen die de voorbije jaren fors in waarde
zijn gestegen.
Zeker als je over grote bedragen praat, loont het de
moeite om verschillende instellingen tegen elkaar
uit te spelen. Beperk je niet tot bluffen dat je el-
ders betere condities krijgt, want wie geen details,
argumenten of concurrentievoordeel kan geven,
valt gegarandeerd door de mand. Er zijn niet zo
veel banken die vertrouwd zijn met de landbouw,
terwijl het vaak erg nuttig
is dat je financiële instel-
ling een zekere feeling met
de sector heeft en bijvoor-
beeld externe oorzaken
voor een minder resultaat
correct kan inschatten. Al
is zelfs een gespecialiseerde bankier vanzelfspre-
kend niet hetzelfde als een onafhankelijke teelt-
begeleider of technisch adviseur.
Van opmerkingen tot trukendoos. Hebben de
banken opmerkingen op je plannen? Probeer dan
te weten te komen waar precies hun problemen
VAKwerK – BAnKen
Als je achteraf moet bijlenen, kom je er bijna altijd slechter vanaf.
14 Landgenoten Herfst 2007
Onder meer omdat landbouwers over heel wat gronden beschikken, zijn ze graag geziene klanten bij banken.
15
Vertrouw voor vaktechnische begeleiding niet blindelings op je bank.
OVERIGE 415.940
RABOBANK NEDERLAND 8.550.000
DELTA LLOYD BANK 2.314.007
DEXIA BANK 2.945.564
AXA BANK 1.344.333
CENTEA 3.317.305
ING BELGIE 19.259.875
FORTIS BANK 43.997.228
LANDBOUWKREDIET 262.141.850
KBC BANK 262.141.850
Boeren op een Kruispunt
Zie je zelf geen oplossing voor je financiële
en/of andere problemen en kom je hierdoor
in de knel? Klop gratis aan bij de vorig jaar
opgestarte vzw Boeren op een Kruispunt:
tel. 0800 99 138 (van 9 tot 17 uur)
of www.boerenopeenkruispunt.be
zitten en tracht er rekening mee te houden. Ban-
ken zijn vragende partij om hun financieringspor-
tefeuille aan te vullen, maar ze moeten van hun
kant wel opletten dat ze geen schijn van krediet-
waardigheid creëren. Als een bank zonder vol-
doende garanties op haalbaarheid een lening zou
toek ennen, is het mogelijk dat leveranciers die
daardoor in de problemen komen hun vordering
op de bank verhalen, zich beroepend op de ven-
nootschapswetgeving. Denk niet dat een even-
tuele weigering louter te wijten is aan je con-
tactpersoon of relatiebeheerder bij de bank. Om
onpartijdigheid te garanderen, moet je contact-
persoon je financieringsvraag in bankcijfers om-
zetten en er een advies bij formuleren. Volgens het
vierogenprincipe bekijkt in bijna alle gevallen een
tweede persoon, meestal uit een hoger echelon, je
dossier.
Door de band doe je er als investeerder goed aan
om de afschrijvingskost te spreiden als een inves-
teringsgoed dat meerdere jaren meegaat. Deze
voorwaarde impliceert wel dat je bijvoorbeeld bij
een stal moet opletten dat die ook na de loopter-
mijn van je lening nog een zekere waarde heeft.
Wees dus voorzichtig met de trukendoos om be-
paalde investeringen haalbaar te maken. De
looptijd van je lening is het best korter dan de af-
schrijvingstermijn. Op de woningmarkt lijken de
langere leentermijnen alvast niet in het voordeel
van de consument te spelen, aangezien de wo-
ningprijzen de voorbije jaren onder meer door de
langere leentermijnen nog verder stegen. Een an-
dere, erg risicovolle oplossing om investeringen
haalbaar te maken, is dat familieleden zich mee
borg stellen. Terwijl het eigenlijk al een risicovolle
– en in andere sectoren zeldzame – situatie is dat
zowel het bedrijf als het familiale vermogen aan
eenzelfde kredietdossier worden verbonden. Het
is dan ook beter om in plaats van je ouders borg te
laten staan, andere oplossingen te zoeken en hen
bijvoorbeeld je hypotheek- of andere kosten te la-
ten sponsoren.
Realistische oplossing. Een van de moeilijke fac-
toren in de land- en tuinbouw is dat je grote markt-
schommelingen moet incalculeren, en dat de ne-
gatieve uitschieters je terugbetaalcapaciteit in het
gedrang kunnen brengen. Om die reden is het be-
langrijk dat je weet dat je bank je het vertrouwen
zal blijven geven tot het einde van een volgende
laagconjunctuur. De meeste banken weten wel
dat boeren erg verknocht zijn aan hun job en ze
vertrouwen erop dat ze zich met sterke wilskracht
door een moeilijke periode proberen te slaan. Bo-
vendien zijn er altijd nog de potentiële inkomsten
van gronden en productierechten als een uitwin-
ning onvermijdelijk wordt. Ook tijdens eventue-
le moeilijke periodes is het aangewezen om open
kaart te spelen met de bank. De beste aanpak is dat
je, indien nodig, zelf tijdig een voorstel tot schuld-
herschikking formuleert en dat je aantoont hoe je
daarna alles kunt aflossen. Desnoods kun je zelfs
afspreken dat de bank een iets hogere rentevoet
mag rekenen, als je maar tot een realistische op-
lossing komt. D
Landbouwbanken en het vlif
Uit de jaarcijfers van het Vlaams
Investerings fonds (vlif) blijkt dat kbc en
Landbouwkrediet op de in 2006 lopende
kredieten een gezamenlijk marktaandeel
van 82 procent hadden. Kbc is veruit de
grootste landbouwbank, met 58 procent
van de lopende Vlaamse kredieten, terwijl
Landbouwkrediet 24 procent voor zijn reke-
ning neemt. Na de grote twee volgen Fortis,
ing en enkele kleinere banken, die sinds
kort ook in het gezelschap verkeren van de
Nederlandse Rabobank. Het totale krediet-
volume bedraagt 455 miljoen euro, wat een
stijging is met 76,7 miljoen euro ten opzicht
van 2005.
VAKwerK – BAnKen
e Verenigde Groentetuinders (vgt) uit
Rijke vorsel is een coöperatie van vier pa-
prikatelers die samen het grootste glas-
tuinbouwbedrijf van Vlaanderen uitbaten. In 2003
startten ze met een nieuwe kas van 7 hectare, die
ze dit jaar met nog eens 8 hectare uitbreidden.
Aangezien 1 hectare glasopstand vandaag onge-
veer 1 miljoen euro kost, betekent dat een inves-
tering van 15 miljoen euro, alleen al voor de serres.
Duizelt het een paprikateler niet voor de ogen met
zulke bedragen? ‘Het is natuurlijk veel geld,’ zegt
Jos. ‘Maar de basis blijft, net als op kleinere schaal,
dat je opbrengstcijfers per vierkante meter klop-
pen. Al de rest verandert niets. Je moet je cijfertjes
alleen met factor x of y vermenigvuldigen.’
Vertrouwen winnen. Om van de bank de nodi-
ge middelen ter beschikking te krijgen, stelden de
vier in 2002 een motivatiedossier en een financieel
plan op. ‘In die tijd waren coöperaties nog niet zo
vertrouwd als vandaag,’ zegt Koen. ‘Met het moti-
vatiedossier wilden we vooral duidelijk maken
wat de voordelen van onze aanpak zijn.’ Dankzij
de ervaring die de vier op hun individuele bedrij-
ven hadden opgebouwd, werkten ze een financieel
luik uit waarin de uitgaven volgens Koen tot op de
euro nauwkeurig werden geschat. ‘Onze inschat-
ting was realistisch, zelfs eerder pessimistisch. Ook
hadden we uitdrukkelijk
vermeld hoe we zouden
reageren bij tegensla-
gen. Want ook dat wil de
bank weten. Het is maar
als je achteraf een lening
wil afsluiten voor zaken die niet in je plan staan,
dat de bank minder soepel zal reageren.’
‘Uiteindelijk probeer je met dat dossier het ver-
trouwen van je bank te winnen,’ zegt Jos. ‘Aange-
zien we in het verleden al bewezen dat we iets van
de teelt kennen en we een heldere visie op onze
samenwerking voorlegden, was dat geen pro-
bleem. We hebben altijd gezegd dat ieder van ons
wel zijn specialiteit mag hebben, maar dat we alle
vier met alle taken vertrouwd moeten blijven. Qua
efficiëntie biedt onze samenwerking eigenlijk al-
leen maar voordelen. En zelfs mocht het ooit door
wat dan ook fout gaan, dan weet de bank ook dat
‘De bank leent geld, jij leidt je bedrijf’
16 Landgenoten Herfst 2007
Breekt het zweet je ook soms uit als je de bedragen hoort die op
sommige land- of tuinbouwbedrijven circuleren? Glastuinders Jos
Wuyts en Koen Neyens, die samen met hun collega’s van vgt voor
meer dan 15 miljoen euro geïnvesteerd hebben, leggen uit hoe ze
omgaan met hun bank en met de toegenomen investeringsgrootte
in hun sector.
D
‘De basis blijft dat je opbrengstcijfers per m2 kloppen.’
Koen Neyens en Jos Wuyts (rechts) van het grootste glastuinbouwbedrijf in Vlaanderen.
17
‘De bank leent geld, jij leidt je bedrijf’
ons bedrijf makkelijker te verkopen is dan vier
kleine.’
Gezond ondernemerschap. De tuinders van vgt
zijn erg tevreden over hun relatie met de bank, een
van de vier klassieke landbouwbanken. Koen: ‘Wij
zien een bank als een betrouwbare partner, net als
onze andere leveranciers. Of je nu materiaal aan-
koopt of geld inkoopt bij de bank, je kunt beter een
goede band opbouwen dan dat je kortzichtig plat
gaat voor de goedkoopste. Dat werkt in twee rich-
tingen. De bank weet dat we onze winst opnieuw
investeren. En investeren in ons bedrijf is voor de
bank een vorm van risicospreiding. Het kan best
dat de winstverwachting in andere sectoren ho-
ger is, maar de bank gelooft duidelijk in de toe-
komst van onze producten die aan de strengste
voorwaarden voldoen.’
Een vaak terugkerende vraag in het debat over de
toenemende investeringsgrootte is in welke mate
je uitstaande schuld je vrijheid als ondernemer be-
perkt. Ook op dat vlak zien Koen en Jos weinig pro-
blemen. ‘We zijn nog altijd onze eigen baas,’ zegt
Jos. ‘De banken geven wel geld, maar ze laten jou
je bedrijf leiden. Bankmensen zijn gespecialiseerd
in de financiële wereld en beseffen dat niemand
jouw bedrijf even goed kan runnen als jijzelf, zeker
niet als je cijfers goed zijn. Ons is nog nooit gezegd
waarin we wel en niet mogen investeren. Het on-
dernemerschap is voor ons en dat is het gezondste.
Er zijn natuurlijk altijd risico’s als je met planten
en mensen werkt, maar daarvoor toont een land-
bouwbank zeker begrip.’
Financiële opvolging. In vergelijking met een
klassiek landbouwbedrijf spenderen de vier pa-
prikatelers veel meer tijd aan het beheer van hun
financiën. Volgens Koen verschillen de activitei-
ten die ze dag in dag uit verrichten eigenlijk maar
weinig van wat bedrijfsleiders in andere sectoren
doen. ‘We moeten 45 personeelsleden aansturen,
contracten met leveranciers afsluiten, productie-
en rendementscijfers checken, enzovoort. Als vorm
van risicospreiding hebben we uiteenlopende le-
ningen – met variabele of vaste rentevoeten en
verschillende looptij-
den – die we actief op-
volgen. We houden dus
geregeld een evalua-
tievergadering met de
bank. Eenmaal per jaar
gebeurt dat echt gron-
dig, maar om de zoveel maanden hebben we ook
tussentijdse contacten.’
Verwachten Jos en Koen tot slot dat de glastuin-
bouw de komende jaren nog verder in de richting
van grotere – en dus kapitaalsintensievere – be-
drijven zal evolueren? ‘Ik denk dat die evolutie
onvermijdelijk is,’ knikt Jos. ‘De materialen en de
loonkosten worden alleen maar duurder en schaal-
vergroting is nu eenmaal efficiënter. Waarschijnlijk
zullen bedrijven vaker met extern kapitaal moeten
werken. Maar een bedrijf starten, blijft volgens mij
mogelijk, zelfs voor wie niet uit de sector afkomstig
is. Het wordt vooral nog belangrijker om een dege-
lijk plan en voldoende bewijzen van je kunnen aan
de bank voor te leggen.’ D
‘Je kunt beter een band opbouwen dan dat je plat gaat voor de goedkoopste.’
18 Landgenoten Herfst 2007
Richard Eeckhaut: Op de ilvo-opendeurdag hoorde
ik dat het onderzoek naar phytophthora al heel ver
staat. Maar als ik de bespuitingsadviezen van het
pca (Proefcentrum voor de Aardappelteelt) volg,
kom ik toch nog in de problemen. Stromen jullie
onderzoeksresultaten wel goed genoeg door naar
de boeren?
Erik Van Bockstaele: Ik vind van wel, maar met een
onzekere factor als het weer kan een waarschu-
wingssysteem nooit 100% sluitend zijn. En net als
de boeren werken wij, onderzoekers, in omstandig-
heden en met levend materiaal die niet altijd voor-
spelbaar zijn. Bij het ilvo
doen we toegepast on-
derzoek op middellan-
ge termijn. Dat situeert
zich tussen het funda-
mentele onderzoek van
de universiteiten en het
praktijkonderzoek van
de praktijkcentra. De vertaling van onze kennis
gebeurt vooral via de praktijkcentra. Recent heb-
ben we zelf ook onze communicatie-inspannin-
gen uitgebreid, onder meer met een elektronische
nieuwsbrief, studiedagen en opendeurdagen.
Voor de financiering van het landbouwonderzoek
kijkt het ilvo meer en meer naar de sector. Tegelijk
voelen de boeren zich niet erg betrokken bij het ilvo.
Hoe rijm je dat?
Pakweg 25 jaar geleden werd het onderzoek bijna
volledig gefinancierd door het Ministerie van Land-
bouw. Nu komt het Vlaamse beleidsdomein Land-
bouw en Visserij via de dotatie ongeveer voor de helft
tussen in het ilvo-budget. Daarnaast zijn er onze ei-
gen inkomsten, financiering door contracten en de
privésector, en projectsubsidies – ook deels via di-
verse overheden. In onze buurlanden heeft de land-
en tuinbouwsector een veel grotere inbreng in het
onderzoek. Wij krijgen wel vragen tot samenwer-
king, bijvoorbeeld uit de bieten- of de conservensec-
tor, maar niet zo vaak van de producenten zelf, met
uitzondering van Best-Select in de sierboomsector.
We gaan nu wel samen met de telersverenigingen
een aantal virusproblemen bestuderen.
De boeren zijn via de technische comités al erg nauw
betrokken bij de proefcentra, en ze besteden daar
heel wat tijd aan. Misschien kan iemand van het
ilvo daar komen luisteren naar wat de noden en de
mogelijkheden zijn?
Ik vind dat een interessante denkpiste. Het zou ook
een manier zijn om onze jongere onderzoekers
weer meer in contact te brengen met het terrein.
Als boer verwacht ik ook dat onderzoekers land-
bouw-minded zijn: als ze ons iets aanprijzen, moe-
ten ze dat ook verdedigen in de maatschappij.
Onze onderzoekers beseffen zeker dat ze in de eer-
ste plaats werken voor de land- en tuinbouwsector.
Met ons onderzoek rei-
ken wij ook de overheid
handvatten aan om de
boer meer zekerheid te
geven. Door de offici-
ële rassenproeven bij-
voorbeeld kan de over-
heid informatie geven over de waarde van nieuwe
rassen.
De boeren hebben de indruk dat grote bedrijven en
multinationals een steeds grotere invloed hebben.
Hoe onafhankelijk is het onderzoek nog?
Het is een goede zaak dat de privésector meer is be-
ginnen investeren in onderzoek. Dat heeft voor de
nodige vooruitgang gezorgd, bijvoorbeeld op het
vlak van veredeling. Als wij werken voor bedrijven
hanteren we echter een integriteitscode. Zo moe-
ten de onderzoeksresultaten op korte termijn voor
elke boer toegankelijk zijn. De medefinanciers krij-
gen natuurlijk de primeur. Maar na publicatie of na
één of twee groeiseizoenen is het onderzoeksresul-
taat beschikbaar voor iedereen.’
Bij het afscheid zijn beiden
het erover eens: landbou-
wers en onderzoekers
zouden meer open moe-
ten staan voor elkaar. ‘Ze
hebben elkaar nodig.’ Een
waarheid als een koe. D
rePorter te Velde
Melkveehouder-akkerbouwer Richard Eeckhaut, tevens schepen
in Oudenaarde en actief binnen Boerenbond, was meer dan bereid
om in gesprek te gaan met Erik Van Bockstaele, administrateur-
generaal van het ilvo (Instituut voor Landbouw- en Visserijonder-
zoek). ‘Geen landbouw zonder onderzoek, daar zijn we het in elk
geval over eens.’
‘Onderzoekers moeten de landbouw verdedigen’
‘Stromen jullie onderzoeksresul-taten wel goed genoeg door naar de boeren?’
‘In de buurlanden heeft de land- en tuinbouwsector een veel grotere inbreng in het onderzoek.’
In het labo voor mycologie kunnen de stalen met mogelijk phytophthora op interesse rekenen.
19
‘Onderzoekers moeten de landbouw verdedigen’
Kijk een aaltje in de ogen
Het ilvo heeft een reeks vernieuwingen in het verschiet. Vanaf 2008 wordt
er gestart met de bouw van een nieuw administratief gebouw en een
nieuw serrecomplex. We bezoeken het pas vernieuwde Diagnosecentrum
voor Planten. Daar worden stalen van planten, grond of water onderzocht
op schadelijke organismen. ‘We krijgen hier de speciale gevallen binnen,’
zegt Erik Van Bockstaele, ‘bijvoorbeeld als routinelabo’s niet tot sluitende
resultaten komen. We werken ook voor het Voedselagentschap en andere
overheidsinstellingen.’ Er zijn labo’s voor dna-analyse, bacteriologie,
entomologie en acaralogie (insecten en mijten), mycologie (schimmels) en
nematologie (aaltjes).
Bruinrot in de beek. In het labo bacteriologie worden stalen uit het opper-
vlaktewater getest op bruinrot. Als akkerbouwer is Richard Eeckhaut met-
een geïnteresseerd. ‘Bruinrot in het oppervlaktewater? Jullie hebben toch
ook stalen genomen bij lozingspunten van de verwerkende industrie?’ Het
antwoord is positief. In het labo voor entomologie ligt een orchideeënplant
op analyse te wachten. Ook het opsporen van quarantaine-organismen in
buitenlandse ladingen is een van de taken van het labo.
In het labo voor nematologie maken we kennis met een toestel om vrij-
levende aaltjes in grondstalen op te sporen. Richard Eeckhaut toont zich
erg geïnteresseerd. ‘Over aaltjes kan ik nog veel bijleren,’ klinkt het. Het
verschil tussen vrijlevende aaltjes en cystenaaltjes wordt duidelijk als we
de laatste onder de microscoop bekijken. ‘Hoe komt het dat die aaltjes nu
opeens zo sterk opkomen?’ vraagt hij zich af. De onderzoekers gaan ervan
uit dat naarmate andere plagen worden onderdrukt, aaltjes meer kansen
krijgen.
Vruchtwisseling cruciaal. Meteen ontspint zich een gesprek over het
natuurlijke evenwicht in de bodem. ‘Te veel specialisatie en monocul-
tuur is nooit goed voor een landbouwbedrijf,’ zegt Richard Eeckhaut, ‘Zo
trek je heel de recyclagecirkel van de natuur uit elkaar. Ik vind dat het
beleid het belang van vruchtwisseling te weinig heeft benadrukt.’ Erik Van
Bockstaele pareert: ‘Wij hebben monocultuur toch nooit gepromoot. Maar
boeren bekijken het soms te economisch en op te korte termijn. Dan kun je
problemen krijgen, met aaltjes of grondstructuur.’
Erik Van Bockstaele, administrateur-generaal van het ILVO, beantwoordt de vragen van reporter Richard Eeckhaut (rechts) uit Oudenaarde.
20 Landgenoten Herfst 2007
Advertentie
21
column
De varkensboeren hebben aan de alarmbel getrokken: het voeder is
door de forse prijsstijging van granen dertig procent duurder gewor-
den. Twee jaar geleden zou zelfs het Orakel van Delphi een dergelijke
marktprognose nooit over de lippen gekregen hebben. Ik herinner me
uit die periode een bezoek aan een boer in de rand rond Brussel. Het
moet in 2005 of zoiets geweest zijn. De man vertelde hoe de landbouw
in zijn streek tijdens de twintigste eeuw méérdere metamorfoses had
ondergaan. Eerst was er de bloeiperiode van het trekpaard, waar Bra-
bant nog steeds trots op is. Maar van zodra de paardenkracht de dui-
men moest leggen tegen de machines, kozen bijna alle boeren in de
streek voor hop, in totaal tweeduizend hectare. Later schakelden ze
massaal om naar kropsla, vervolgens naar witloof. Hydrocultuur of
niet: van die regionale monoculturen blijft alleen in de stoffige rek-
ken van het Centrum Agrarische Geschiedenis nog iets over. Geen clus-
terbom is verwoestender dan de tijd.
‘Mijn laatste nieuwe teelt is hoevetoerisme. Met onze website mik-
ken we vooral op het bedrijfsleven en buitenlandse gasten,’ vertelde
de eigentijdse boer. Om het imago van de landbouw wat op te krikken
probeert hij zijn hotelgasten subtiel vertrouwd te maken met de agra-
rische sector. Een van de didactische hulpinstrumenten hierbij is een
map waarin een vijftig jaar oude leveringsbon voor tarwe veilig op-
geborgen zit. ‘Het onomstotelijke bewijs dat de graanprijs sindsdien
alleen maar gedaald is,’ klonk het tijdens mijn bezoek. Dat was 2005.
Vandaag groeit naast het hoevehotel koolzaad. De zelf geperste olie is
niet bestemd voor Oleon, maar belandt in fijne designflesjes die aan-
geboden worden aan de hoevetoeristen. De rest van de olie kiepert de
boer in zijn tractor, de opvolger van het trekpaard. Op die manier is de
cirkel rond, althans die van de twintigste eeuw. Want wie durft nog te
voorspellen hoe de landbouw er binnen twee jaar zal uitzien?
De voorbije decennia zijn de opbrengsten in de landbouw verveel-
voudigd door de toepassing van nieuwe technieken. Om de wereld-
bevolking in 2050 nog te kunnen voeden, moeten de wetenschap en
technologie de komende jaren een Groene Revolutie in het kwadraat
teweegbrengen. Dat zijn de woorden van Jacques Diouf, de baas van
de landbouworganisatie van de Verenigde Naties. Positivo’s kijken
reikhalzend uit naar de tweede generatie biobrandstoffen, en naar de
tweede generatie genetisch gewijzigde gewassen. De term ‘generatie’
is nogal ongelukkig gekozen. De tijd dringt, het moet alsmaar sneller
gaan om de concurrentie voor te blijven: de eerste brandstofcelbussen
zijn her en der in Europa al in het straatbeeld verschenen. Ze kunnen
bovendien remenergie recupereren, wat de bussen van De Lijn die op
biobrandstof rijden niet kunnen. Er is dus nog hoop voor de varkens-
boeren. Ooit wordt het heus weer beter, zoals in 2005. D
2005
22
et is een wisselvallige vrijdagnamiddag als we
in de woonkamer van Frank Schelfhout ken-
nismaken met Karel Van Eetvelt. Bij een kop-
je koffie vernemen we dat de Unizo-topman zoals veel
jongeren uit Klein-Brabant ooit nog asperges heeft ge-
stoken en zelfs een namiddag met de hand prei heeft
geplant bij zijn neef. ‘Maar echt vertrouwd met de sec-
tor zou ik me vandaag zeker niet noemen,’ zegt hij. ‘De
land- en tuinbouw lijkt me op het eerste gezicht een
enorm gevarieerde sector met veel verschillende sub-
sectoren en soorten bedrijven. Ik ben alvast blij dat ik
de kans krijg om eens van dichtbij met een van die be-
drijven kennis te maken.’
Blauwe oceaan. Vooraleer hij ons meeneemt naar
de machineloods legt Frank uit dat hij samen met zijn
BuitenlAnder
22 Landgenoten Herfst 2007
H
Unizo-topman Karel Van Eetvelt
‘Creativiteit is de cruciale factor’In hoeverre verschillen moderne land- of tuinbouwers
van ondernemers in andere sectoren? We vroegen
het aan Karel Van Eetvelt, de topman van Unizo,
de Unie van Zelfstandige Ondernemers. Op onze
vraag maakte hij kennis met het bedrijf van zijn
dorpsgenoot Frank Schelfhout, die in Bornem prei,
bloemkolen en spinazie teelt.
23
vrouw een tuinbouwbedrijf runt met zowel de ty-
pisch Klein-Brabantse teelten prei en bloemkool,
als spinazie. Zes jaar geleden begon hij te experi-
menteren met de ijzerhoudende bladgroente, die
hij machinaal oogst met een zelf ontworpen ma-
chine. Frank: ‘Aanvankelijk zag ik spinazie als een
vorm van risicospreiding omdat die in onze streek
niet veel wordt geteeld. Maar nu ik in vergelijking
met andere tuinbouwteelten de loonkosten sterk
kan drukken, leg ik me er meer en meer op toe. Dit
jaar staat er op 7 van onze 10 hectare spinazie, wat
al begint te tellen aangezien we op sommige per-
celen twee keer oogsten.’
Tijdens Franks verhaal zien we de Unizo-topman
goedkeurend knikken. ‘Wat ik hoor, sluit naadloos
aan bij de theorie van De Blauwe Oceaan, zoals die
in een succesvol managementboek van vorig jaar
beschreven staat. Volgens die visie moet je als on-
dernemer de niches of blauwe oceanen opzoeken,
omdat de concurrentie op de bulkmarkt te bloede-
rig is met rode oceanen als gevolg. De theorie gaat
evengoed op voor de Vlaamse boer. Want in verge-
lijking met andere ondernemers verkoop je als boer
toch alleen een ander product?’
Het geheim van Frank. Of het dan eigenlijk niet
merkwaardig is dat een organisatie als Unizo niet
over een aparte land- en tuinbouwafdeling be-
schikt? ‘Wat mij betreft hadden boeren gerust
een plaats onder de Unizo-koepel kunnen heb-
ben, maar doordat er met Boerenbond al een vak-
vereniging was, heeft de geschiedenis daar anders
over beslist,’ antwoordt Van Eetvelt. ‘Een aantal
bij de landbouw aanleunende sectororganisaties
is wel bij Unizo aangesloten. En we onderhouden
erg goede relaties met Boerenbond. Onze organi-
saties trekken vaak aan hetzelfde touw, denk maar
aan een dossier zoals de verbetering van het sta-
tuut voor zelfstandigen. Onze mensen geven van
tijd tot tijd ook wel een algemeen advies aan glas-
tuinders met investeringsplannen, maar vaktech-
nisch verwijzen we altijd door naar vakorganisa-
ties die beter geplaatst zijn.’
Na de koffie neemt Frank ons mee naar zijn loods,
waar naast klassieke werktuigen als een tractor en
ploeg ook een omgebouwde spinaziezaaimachine
prijkt. ‘Hiermee kan ik in één werkgang zaadjes en
meststoffen uitrijden,’ legt Frank uit. ‘Dat bespaart
werkuren en het heeft als voordeel dat de meststof-
fen voor 100 procent benut worden.’ Het meest trots
blijkt Frank echter op de spinazieoogstmachine die
hij zelf heeft ontworpen en in elkaar getimmerd. Het
onderstel van de machine bestaat uit een oud leger-
voertuig, waarop Frank een ingenieus oogstmecha-
nisme heeft bevestigd. Het geheim van dat mecha-
nisme is een transportband die de spinazieblaadjes
niet beschadigt, maar hoe die precies functioneert,
houdt de handige tuinder liever voor zichzelf.
Economische wetten. Met Franks wagen rijden
we vervolgens naar een veld waar de Bornemnaar
prei aan het planten is. Onderweg maakt hij Ka-
rel Van Eetvelt ook even attent op de minder leuke
gevolgen van de mechanisatie in de land- en tuin-
bouw: de lagere groenteprijzen en de bijhorende
druk naar schaalvergroting.
‘Dat is de harde kant van
het ondernemen, een ge-
volg van een economische
wetmatigheid die voor alle
sectoren geldt,’ knikt Ka-
rel Van Eetvelt begripvol.
‘Als iemand hetzelfde als jij
goedkoper kan produce-
ren, beïnvloedt dat onver-
mijdelijk de prijs van jouw
product. Daarom is creativiteit de cruciale factor
om je te onderscheiden, zoals dat ook op Franks
bedrijf gebeurt.’
Op de plantmachine ondervindt de Unizo-top-
man even later aan den lijve dat de landbouwsec-
tor sinds het handwerk
uit zijn kindertijd al-
lerminst is blijven stil-
staan. ‘Via de evoluties
bij de loonwerkers – die
binnen de sectororga-
nisatie Landbouwservice wel bij Unizo zijn aange-
sloten – had ik al een vrij positief beeld over de land-
en tuinbouw. Ik wist dus wel dat de sector een grote
evolutie heeft doorgemaakt. Maar na deze rond-
leiding moet ik eerlijk toegeven dat ik toch aan-
genaam verrast ben over de manier waarop mijn
dorpsgenoot met uitdagingen zoals loonkosten en
internationale concurrentie omgaat.’ D
BuitenlAnder
‘In vergelijking met andere ondernemers verkopen boeren toch alleen een ander product?’
‘Unizo en Boerenbond trekken vaak aan hetzelfde touw.’
Karel Van Eetvelt en Frank Schelfhout (rechts) achter het stuur van Franks zelf ontworpen oogstmachine voor spinazie.
24
uit de ProVincie
Op het Provinciaal Onderzoeks- en Voorlichtingscentrum voor
Land- en Tuinbouw (povlt) van West-Vlaanderen is er al heel wat
werk verzet rond het thema landbouw en energie. Momenteel lo-
pen er onder meer projecten rond vergisting en rond korteomloop-
hout. We gingen een kijkje nemen in Rumbeke.
Energie van West-Vlaamse bodem
e anaerobe vergistingsinstallaties begin-
nen hun weg te vinden naar de Vlaamse
landbouwbedrijven: er zijn er intussen een
aantal operationeel, een tiental is in aanbouw, en
verscheidene andere zitten in de vergunningsfase.
Sinds begin mei draait er ook op het povlt een (klei-
ne) biogasinstallatie met een wkk van 30 kW, ener-
zijds voor onderzoeksdoeleinden en om kandidaat-
vergisters voor te lichten, maar anderzijds ook als
imagomiddel. ‘We willen er een open huis van ma-
ken, waar ook gemeenten en buurtbewoners te-
rechtkunnen. Op die manier willen we helpen om
het maatschappelijke draagvlak voor vergisting te
vergroten,’ zegt Greet Ghekiere van het povlt.
Energiegewassen en digestaat. Het onderzoek-
sluik is gericht op de vergisting van energiegewas-
sen. ‘Het is de bedoeling om ervaring op te doen met
het management van een dergelijke installatie: in
hoeverre kun je met de bijsturing van temperatuur,
voedingsregime, enzovoort de biogasproductie op-
timaliseren? Overigens gebruiken wij de warm-
te van de wkk om de serres te verwarmen. Voorts
willen we de teelttechniek, de opbrengsten en het
rendement bekijken van een hele reeks energie-
gewassen. Zo hebben we vorig jaar een mengteelt
van maïs en zonnebloem uitgeprobeerd, maar dat
bleek moeilijk. Voor aardpeer, een knolgewas dat
rijk is aan inuline, zitten we aan ons derde teelt-
jaar. Ook sorghum,
een grassoort die ver-
want is aan maïs, pro-
beren we uit. Net als
maïs bouwt het heel
snel biomassa op.
Vandaag blijft maïs
echter het interessantste gewas voor vergisting.
We willen ook kijken hoe je de winterperiode kunt
benutten, bijvoorbeeld door winterrogge te telen.’
Twee jaar lang loopt er in het povlt ook een project
rond digestaat. Vergisting heeft immers twee eind-
producten: biogas dat in de wkk wordt verbrand,
maar ook digestaat. Greet Ghekiere: ‘Er wordt al-
tijd gezegd dat de bemes-
tingswaarde van digestaat
beter is dan drijfmest. Dat
willen we nagaan. Intus-
sen hebben we een acht-
tal installaties gescreend,
en de samenstelling en de kwaliteit van het diges-
taat blijken vooral erg afhankelijk van de input. We
gebruiken het digestaat ook in veldproeven.’
Valoriseren van landschapshout. In twee an-
dere projecten in het povlt worden de mogelijk-
heden van hout als hernieuwbare energiebron
onderzocht. Hout kan immers ter vervanging van
stookolie of gas worden verbrand in een verwar-
mingsketel. Er zijn houtsnippers op de markt, maar
ook gehakseld snoeihout kan na droging worden
gebruikt. ‘In ons project Farmers for nature gaan
we na hoe je als landbouwer landschapsonder-
‘Maïs blijft het interessantste gewas voor vergisting.’
24
‘We willen het maatschappelijke draagvlak voor vergisting helpen vergroten.’
24 Landgenoten Herfst 2007
D
Bijschrift
Energie van West-Vlaamse bodemTechnisch advies rond energie
Met alle evoluties op het vlak van energiewetgeving,
maatregelen en technologie is het niet evident om als
landbouwer door de bomen het bos te blijven zien. Daarom
start het POVLT een technologisch dienstverleningsproject
voor landbouwers. Kelly Mermuys: ‘We starten telkens met
een energieaudit op het bedrijf, om na te gaan waar en hoe
er energie kan worden bespaard. De tweede stap is na te
gaan of er mogelijkheden zijn op het vlak van hernieuwbare
energie. Wat op welk bedrijf past, is immers van heel veel
factoren afhankelijk: financiële middelen, grond, tijd,
gebouwen, activiteit enzovoort. Vaak verliezen boeren
tijd door pistes te onderzoeken die niet haalbaar zijn.’
25 25
Houtverwarming in Wervik
Dirk Talpe heeft in Wervik een sierteeltbedrijf
met perkplanten, potchrysanten en lavendel,
die deels in een serre worden geteeld. De oude
stookolieketel werd eind 2006 vervangen door
een zuinige verbrandingsketel van 100 kW die
houtsnippers en houtpellets kan verbranden.
Dirk Talpe had eerder al deelgenomen aan
een project van de provincie, waarbij er een
landschapsbedrijfsplan werd opgemaakt en onder
meer een hoogstamboomgaard werd aangeplant.
Het hout van zijn bomen en houtkanten kan
Dirk Talpe nu valoriseren. Hij overweegt ook
om korteomloophout aan te planten, wat
een primeur zou zijn voor Vlaanderen. Per
jaar heeft Talpe 32 ton droge houtsnippers
nodig, ongeveer twee vrachtwagenladingen.
Een hectare korteomloophout erbij zou hem
zelfvoorzienend maken. Volgens de berekeningen
zal hij op 6,5 jaar tijd de meerkost ten opzichte
van een stookolieketel hebben terugverdiend.
Als je de 40% vlif-steun meerekent, zal hij
het op 3,8 jaar hebben terugverdiend.
houd kunt valoriseren,’ zegt Kelly Mermuys. ‘Heel
wat boeren snoeien haagkanten en knotwilgen.
Als je dat hout verhakselt en droogt, kun je het ge-
bruiken als brandstof in een hoogtechnologische
installatie. Voorwaarde is wel dat je je warmte er-
gens kunt gebruiken: in een varkensstal bijvoor-
beeld, of in een serre.’
Economisch rendabel wordt landschapsonder-
houd daardoor niet, maar door het hout te gebrui-
ken, kun je wel je kosten doen dalen. ‘Er is heel wat
mogelijk via samenwerkingen, tussen landbou-
wers, maar ook met tuinaanleggers. Die moeten
nu vaak betalen om hun afval kwijt te geraken bij
een afvalintercommunale.’
Snelgroeiend korteomloophout. Een andere
mogelijkheid is korteomloophout, dat in tegen-
stelling tot houtkanten of
knotwilgen mechanisch
kan worden geoogst, al
is de oogstmachine hier
nog niet op de markt. Kelly
Mermuys: ‘Korteomloop-
hout is uit het bosdecreet
gehaald. Voorwaarde is nu dat je het minstens om
de acht jaar rooit. In de praktijk gebeurt het om de
drie jaar. Dan levert het gemiddeld 36 ton per ha
op.’ Via het project Van wilg tot warmte: een geslo-
ten cirkel wil het povlt de teelt en het gebruik onder
de aandacht brengen en het economische plaatje
berekenen. Het povlt gaat ook zelf een halve hec-
tare korteomloophout aanplanten. D
‘We zijn nog lang niet zeker of digestaat wel beter is dan drijfmest.’
Welke toepassingen zijn mogelijk op landbouwbedrijven?
Grondstof Proces Product Toepassing
Koolzaad Koude persingPure plantaardige olie (ppo)
Omgebouwde dieselmotoren, wkk
Zon Zonneboiler Warm waterVloerverwarming, sanitair warm water
Hout (uit landschaps-onderhoud of korteomloophout)
Verbranding van hout-snippers in centrale verwarmingsketel
Warmte Centrale verwarming
Wind Windmolen Elektriciteit Elektrische apparatuur
Zon Fotovoltaïsche cellen Elektriciteit Elektrische apparatuur
Meer informatie?
West-Vlaanderen
Over wind, zon en hout: Kelly Mermuys,
T 051 27 33 81, [email protected]
Over anaërobe vergisting en koolzaad:
Greet Ghekiere, T 051 27 33 84,
www.proclam.be
Oost-Vlaanderen
Luc Vande Ryse, T 09 267 86 79,
Limburg
Jona Lambrechts, T 011 23 74 47,
Provincie Antwerpen
Gert Van de Ven, T 014 85 27 07,
Vlaams-Brabant
Alfons Verlinden, T 016 29 01 74,
uitGePrAAt
Is het zinvol om oude boerderijgebouwen een nieuwe toekomst te
geven? Of dreigen die herbestemmingen de oorspronkelijke functie
van het landbouwgebied aan te tasten en breken we maar beter zo
veel mogelijk af? We vroegen het aan kippen- en melkveehouders
Luc Ally en Ludo Geens.
Afbreken of herbestemmen?
Luc Ally, Deinze
‘Gebouwen waar geen landbouwactiviteit meer plaatsvindt afbreken, is heel radicaal,
maar het zou tenminste heel wat problemen voorkomen die ontstaan door herbestem-
mingen met nieuwe bewoners. Hoe vaak gebeurt het nu niet dat inwijkelingen alleen
oog hebben voor de voordelen van het landbouwgebied? Terwijl er in onze open ruimte
ook moet worden gewerkt en dat soms al eens voor beperkte hinder kan zorgen.’
‘Zoals dat in Vlaanderen vaak gebeurt, is mijn bedrijf gaandeweg door lintbebouwing
ingesloten. Met als gevolg dat mijn mogelijkheden grondig aangetast zijn, zelfs in land-
bouwzone. Toen ik onlangs een vergunning vroeg om een nieuwe kippenstal te bouwen,
kreeg ik van de gemeente geen toelating. Door de invloed van buitenstaanders moet ik
dus zelf naar een andere locatie op zoek terwijl mijn bedrijf er al het langst is en volledig
in landbouwzone ligt.’
‘Eigenlijk zou je net zo goed het omgekeerde kunnen eisen: dat alle gebouwen in oor-
spronkelijk landbouwgebied worden afgebroken. Ik besef wel dat zoiets in de praktijk
nauwelijks haalbaar is. Hoe zouden we de eigenaars vergoeden voor het gebouw dat
ze afbreken, en wat met gepensioneerde boeren op
hun boerderij? Maar ik vind alleszins dat we
er dringend over moeten nadenken om ie-
dereen die in landbouwgebied komt wo-
nen, een soort verbintenis te laten af-
sluiten waarin hij of zij verklaart om
op geen enkel ogenblik de ontwikke-
ling van landbouwactiviteiten te be-
lemmeren.’
Ludo Geens, Hoogstraten
‘‘Ik vind dat gebouwen waarin geen landbouwactiviteit meer is makkelijker een nieuwe
bestemming moeten kunnen krijgen. Het afbreken van die gebouwen is pure kapitaals-
vernietiging. Ik vraag me af waarom een boerenzoon die bijvoorbeeld een schrijnwer-
kerij wil starten, dat niet in oude stallen zou mogen? In Hoogstraten is er indertijd een fa-
briekje opgestart in de ouderlijke woonkamer. Wel, vandaag stelt dat bedrijf 500 mensen
tewerk. Mocht die firma niet op die manier opgestart zijn, dan was het nooit gelukt.’
‘Ik heb zelf een langgevelhoeve waarin we de stallen naast ons woongedeelte hebben
herbestemd. De stallen stonden al een aantal jaar leeg, maar onder meer om esthetische
redenen, wilden we ze niet afbreken. Toen we kosten kregen aan het gebouw, hebben
we de stal een nieuwe functie gegeven door appartementen voor hoevetoerisme in te
richten. Ik zie niet in waarom dat niet in landbouwgebied zou passen. Je kunt toch moei-
lijk in de stad aan hoevetoerisme doen?’
‘Zelfs als je een aantal nieuwe functies in landbouwgebied toelaat, hoeft dat volgens mij
geen bedreiging te vormen voor de bestaande landbouwactiviteit. Mijn bedrijf grenst
aan een industriegebied en bij die bedrijven weet
men ook dat je beter met je buren overeen-
komt als je ooit wil uitbreiden. Al moeten
uiteraard ook niet alle soorten activiteiten
kunnen. Bovendien zouden er wettelijke ga-
ranties moeten worden ingebouwd die be-
palen dat die uitzonderingen in landbouw-
gebied de agrarische toekomst niet mogen
hypothekeren.’ D
+ foto oud boerderijgebpouw
27
Afgiftekantoor Gent XLandgenoten 11Tijdschrift-kwartaalbladKwartaal 3, 2007
België-Belgique9099 Gent X
bc 10292
V. u. Dirk Lips – p.a. ViltKoning Albert ii-laan – 1030 Brussel
p509285