kwartaalblad voor imkers in leiden en omstreken...topografie van japan. voor elk van zijn...
TRANSCRIPT
I
kwartaalblad voor imkers in leiden en omstreken
3e en 4
e kwartaal 2018
De Stertselaar 3e kwartaal 2018 II Imkersvereniging Leiden e.o.
Colofon
BESTUUR
Voorzitter:
Steven Kluft
Parnashofweg 59
2265 CR Leidschendam
06 370 908 21
Secretaris:
Roland Koster
Jan van Goyenkade 42
2311 BC Leiden
06 126 968 55
Penningmeester:
Raoul Swen
Lauwerbes 3
2318 AT Leiden
06 511 530 98
Bankrekeningnummer
NL26 RABO 0115 5290 12
Bestuursleden:
Peter Henneman
Piet Heinlaan 28
2341 SK Oegstgeest
06 537 357 14
Edith Kroon
Floresstraat 20
2315 HR Leiden
06 517 780 20
DEPOT IMKERSMATERIALEN
Het verenigingsdepot bevindt
zich op het terrein van het
volkstuinencomplex
“Cronesteyn”, Boerenpad 3.
Openingstijden:
• zaterdag van 10-12 uur
(1 maart tot 1 oktober)
• van 19.15-19.45 uur voor
de aanvang van de
bijeenkomsten (tijdens de
pauze gesloten)
Beheerders:
Foke en Julian Deahl
Raoul Swen
06 511 530 98
voor vragen en
bestellingen
OPENBAAR VERVOER
De bijeenkomsten (en het
depot) zijn bereikbaar per
openbaar vervoer. Buslijn 400
van Arriva gaat overdag om de
10 minuten en ’s avonds 1x
per half uur. Dichtstbijzijnde
halte is “Zoeterwoude A4 P+R”
en dat betekent circa 13
minuten lopen. Zie de
dienstregeling op de website
van Arriva:
http://www.arriva.nl/uw-
reis/dienstregeling-per-lijn/
INTERNET
http://www.imkersleiden.nl
REDACTIE ‘DE STERTSELAAR’
Paul van Dongen
Laurens Bijl
Sandra de Jonge
Julian Deahl
Titelblad: Stokroos met bij
Foto: Michiel Bijl
Inhoud
Woord vooraf, “Verandering…” 1
Vele handen maken licht werk 2
Ondertussen in het depot 2
De “achter bij”(1) 3
Imkersavond 25 mei, Jeroen v.d. Sluys 5
Imkersavond 28 september, honing 7
Reactie “einde papieren Stertselaar” 8
Nieuwe kunstraatpers 8
Uitslag Enquête Stertselaar 9
Fotoverslag Bijenmarkt 2018 11
Bij het vlieggat 12
Imkers laten bijengif spuiten 15
Gehannes met honing 16
De polarisatiemeter 18
Koninginnenteelt “light” 20
Dank 20
Jaarprogramma 2018/2019 binnenzijde
achterblad
1 De Stertselaar 3e,
kwartaal 2018
42e jaargang nr. 3/4 3e en 4
e kwartaal 2018
KWARTAALBLAD VAN DE IMKERSVERENIGING LEIDEN EN OMSTREKEN
AANGESLOTEN BIJ DE NEDERLANDSE BIJENHOUDERSVERENIGING
Woord vooraf: “Verandering is de enige constante”
Dit jaar was wederom een bijzonder jaar: de
meeste imkers melden een grote honingoogst
en sterke volken aan het einde van het seizoen.
Wellicht toch nog een voordeel aan
klimaatverandering!
Voor het komende seizoen heeft het bestuur de
ambitie de vereniging om te vormen naar een
actieve vereniging met inzet van alle leden. Net
als in een bijenvolk, zijn voor verschillende
taken actieve leden nodig; denk daarbij aan de
bijenmarkt, het verplaatsen van de bijenstal en
openstellen op zondagen, onderhouds-
werkzaamheden, etc. etc.
Een aantal leden is altijd paraat en aanwezig als
er iets gedaan moet worden. Daarnaast is er een
grote groep die wel lid is maar passief blijft. In
veel verenigingen bestaat er zoiets als een
rooster van activiteiten waar men zich kan
opgeven om een taak te doen. Dit willen we ook
introduceren in onze vereniging en verderop in
deze Stertselaar staat een artikel hierover. Ieder
lid kan zich dan opgeven voor verschillende
taken.
Dit brengt mij op de Stertselaar: Deze
Stertselaar is bijzonder want het is de laatste in
papieren vorm. De afgelopen maanden hebben
het bestuur en de redactie van de Stertselaar
verschillende oproepen gedaan om nieuwe
redactieleden te vinden die de kar willen
trekken. De waardering voor de inhoud van de
Stertselaar is groot, zoals bleek uit de enquête
die gehouden is, maar de animo om actief aan
de slag te gaan is laag. Wel hebben sommige
leden aangeboden om af en toe een bijdrage te
leveren, maar dit is niet voldoende om viermaal
per jaar de Stertselaar uit te brengen.
De huidige redactie heeft jarenlang met zeer
veel inzet en bevlogenheid de Stertselaar
gecreëerd. Dit heeft geresulteerd in een mooie
reeks tijdschriften met een hoogwaardige,
gevarieerde inhoud die door de leden zeer werd
gewaardeerd. Maar nu wil de redactie graag het
stokje overdragen aan een nieuwe generatie,
die naar eigen inzicht dit vorm kan geven:
bijvoorbeeld overgaan op het meer eenvoudige
en flexibele format van een nieuwsbrief. Daarin
zal het bestuur dan ook informatie over
verenigingsaangelegenheden, landelijke
activiteiten en de ledenraad/centrale NBV-
organisatie doorgeven.
Een van de taken die leden op zich kunnen
nemen is het elektronisch publiceren van de
nieuwsbrief. Dit gebeurt al af en toe door het
bestuur. Maar we stellen voor dit door leden te
laten doen die naar eigen inzicht een onderwerp
kunnen kiezen. Uit de enquête blijkt ook dat er
onder de leden behoefte is aan praktische
informatie over bijenhouden.
Ook stellen we voor een e-mail Stertselaar te
publiceren. Het verschil met de nieuwsbrief is
dat deze publicatie meer het karakter zal
hebben van een themanummer waar
onderwerpen met meer diepgang in worden
behandeld. Het leent zich ook voor de jaarlijkse
publicatie van de stukken van de Algemene
Leden Vergadering in april.
Ik begrijp dat dit drastische veranderingen zijn
en ik geloof dat deze nodig zijn om de
vereniging levend te houden. Ook komend jaar
gaan we weer imkeravonden en de bijenmarkt
organiseren, schoolklassen in de bijenstal
voorlichten, korfvlechten, koninginneteelt doen
en lesgeven. Een excursie naar een interessante
imkerlocatie zou ook mooi zijn. Allemaal
activiteiten waarbij de leden hard nodig zijn!
Tot gauw op de imker avonden,
Steven Kluft, voorzitter
2 De Stertselaar 3e kwartaal 2018
Vele handen maken licht werk!
Tijdens de algemene ledenvergadering (ALV)
van onze vereniging in april jl. hebben wij als
bestuur aangekaart dat een kleine groep leden
en donateurs erg actief is in de vereniging en
een grote groep beperkt of niet actief. Het
spreekwoord “vele handen maken licht werk”
gaat niet op. Dat willen we veranderen om als
vereniging te blijven functioneren.
Tijdens de ALV hebben we afgesproken en
gezamenlijk besloten dat het bestuur een
overzicht maakt van de activiteiten van de
vereniging en de benodigde inzet van leden en
donateurs en vervolgens mensen gaat activeren.
Daar zijn we als bestuur mee gestart. We
hebben een overzicht van alle activiteiten en
benodigde inzet voor 2019. Denk daarbij aan
activiteiten als openstelling depot, schrijven van
de Stertselaar en nieuwsbrieven en de
bijenmarkt. Als de leden en donateurs ieder 2
dagdelen van 4 uur per jaar aan de vereniging
besteden, dan kunnen alle activiteiten zonder
problemen en met “vele handen maken licht
werk” worden uitgevoerd. We houden natuurlijk
rekening met (lichamelijke) mogelijkheden van
de leden en inzet in het verleden (iemand die
bijvoorbeeld 10 jaar intensief actief is geweest
in de vereniging mag – hoeft niet – best even
minder doen).
Vanaf eind oktober gaan we als bestuur alle
leden en donateurs individueel benaderen en
zoveel mogelijk koppelen aan activiteiten van de
vereniging. Dan kunnen we 2019 gezamenlijk
aan de slag. Dank voor jullie hulp alvast in het
komende jaar.
Namens het bestuur
Roland Koster Secretaris
(reacties s.v.p. naar [email protected])
Ondertussen in het depot….
Afgelopen jaar was een mooi jaar voor het
depot: voor het eerst in drie jaar is de omzet
weer toegenomen. Doordat De Werkbij zijn
activiteiten in het Westland heeft beëindigd
wisten de mensen uit de regio Den Haag en
Delft de weg naar ons depot weer vaker te
vinden, hetgeen heeft geresulteerd in een forse
toename van de omzet. En dat heeft uw
depotbeheerder geweten! Waar ik vorig jaar 4
keer een bestelling mocht ophalen in
Wageningen, ben ik dit jaar 7 keer naar het
Bijenhuis gereden en elke keer was mijn auto
afgeladen vol.
We hebben leuke mensen mogen begroeten in
het depot. Van enthousiaste cursisten van
andere verenigingen, die bij ons een complete
uitrusting kochten, tot oude leden die meer
voor de gezelligheid en de koffie kwamen. Leuk
is ook dat mensen van andere verenigingen ook
vragen om andere materialen. Blijkbaar imkert
niet iedereen overal hetzelfde.
Het blijft ook een uitdaging om in te schatten
hoeveel materiaal er op voorraad moet zijn voor
de vereniging. Om een voorbeeld te geven:
Vorig jaar hield ik van 2 pallets Beefit één hele
pallet over. Dit jaar had ik 1 pallet besteld en
zowel de oude voorraad als de bestelde pallet
was begin september verkocht. Ik dacht dat ik
het mooi had uitgekiend, totdat Jan Demmink
mij belde en mij de vraag stelde: “Hoe moet dat
nu met de bijtjes?” Vervolgens ben ik nog maar
een keer naar Wageningen gereden en heb ik
mijn auto volgeladen met Beefit. Uiteindelijk is
ook de derde pallet helemaal verkocht.
Om meer mensen in de gelegenheid te stellen
om gebruik te maken van het uitleenmateriaal
geldt ook in de wintermaanden dat de
uitleenperiode in principe een week is (en niet
tot de volgende imkersavond). Leden die iets
willen lenen kunnen mij een mailtje sturen of
mij bellen en in overleg spreken we dan een
week af. Op die manier komt het
uitleenmateriaal ook in de wintermaanden ten
goede aan zoveel mogelijk leden. Het materiaal
van de vereniging bestaat uit twee
stoomwassmelters voor oude raat, twee
honingslingers en twee gietmallen voor
3 De Stertselaar 3e kwartaal 2018
Kamerscherm [collectienummer 7141-1], met schildering van de baai van
Nagasaki en het waaiervormige “Eiland dat uitsteekt”, geschilderd door Kawahara
Keiga, omstreeks 1836
kunstraat inclusief smeltpan en ander
toebehoren.
Tot slot ben ik veel dank verschuldigd aan Foke
en Cees en allen die ook vaak of minder vaak
geholpen hebben in het depot. Zonder hen was
het niet gelukt en nu het depot weer tot 1 maart
niet open is op zaterdag kunnen zij genieten van
de rust. Ik hoop dat zij en vele anderen volgend
jaar weer bereid zijn te helpen om van het
depot een succes te maken.
Raoul Swen
De “achter bij” (I)
De “achter bij”. Kent u die? Nee? En toch, zij
bestaat! Het bewijs hiervoor bevindt zich in een
Leids museum. Niet in Naturalis, hetgeen
misschien voor de hand zou liggen, maar in het
Rijksmuseum voor Volkenkunde. Voor velen van
ons vooral bekend vanwege de jaarlijkse Leidse
Bijenmarkt, die daar op het museumterrein
plaatsvindt. Tegenwoordig maakt dit museum
samen met het Tropenmuseum in Amsterdam
en het Afrika Museum in Berg en Dal deel uit
van het Nationaal Museum van Wereldculturen
[NMvW]. In de oudste collectie van Volkenkunde
bevindt zich een Japanse schildering van ene
Kawahara Keiga (Japans: 川原慶賀, Nagasaki,
1786–1860?).
Deze Japanse schilder heeft zich bij zijn leven
bijzonder verdienstelijk gemaakt met het op
naturalistische en westerse wijze schilderen van
voorwerpen, groepen mensen, landschappen en
verder veel dier- en plantensoorten. Dat laatste
deed hij vooral op verzoek van de Nederlanders
die verbleven op Deshima of Dejima (Japans:
出島, in de 17e eeuw ook wel 築島, Tsukishima,
"Eiland dat uitsteekt" genoemd).
Dejima was een kunstmatig, waaiervormig
eilandje van nog geen anderhalve hectare, in de
baai van de haven van Nagasaki. Hier bevond
zich vanaf 1641 tot en met 1859 een
Nederlandse handelspost. Dejima vormde in die
periode ook de enige (!) plek voor het contact
tussen de westerse wereld en het grotendeels
afgesloten Japan. In de jaren 1823-1829
verbleef op Dejima ook de van oorsprong Duitse
arts Philipp von Siebold (Würzburg, 17 februari
1796 – München, 18 oktober 1866). Siebold was
als arts beroepsmatig uiteraard bijzonder
geïnteresseerd in de [medicinale] flora en fauna
van Japan. Daarnaast ging zijn belangstelling
gelukkig ook uit naar het observeren van het
dagelijks leven van de Japanners en naar de
topografie van Japan. Voor elk van zijn
belangstellingen heeft Siebold uitgebreide
collecties specimen verzameld en naar
Nederland laten verschepen. Op verdenking van
spionage – hij had van Japanse vrienden
gedetailleerde kaarten van Japan gekregen,
terwijl het niet-Japanners verboden was zulke
informatie te bezitten – werd hij in 1829
gedwongen Japan te verlaten. Via Batavia
keerde hij terug naar Nederland en zou hij zich
uiteindelijk in Leiden vestigen.
Waar Siebold niet in de gelegenheid was
geweest bepaalde planten,
dieren of objecten te verzamelen
– of gewoon omdat ze niet direct
konden worden geconserveerd –
liet hij daar op uitgebreide schaal
tekeningen en schilderingen van
maken. Daarvoor maakte hij in de
jaren 1823-1829 vaak en
dankbaar gebruik van de
diensten en teken- en
schilderkunde van Kawahara
Keiga. Het is dan ook in die
periode dat wij een kleine schildering van Keiga
kunnen dateren waarop wij die aan het begin
van dit artikeltje genoemde “achter bij” zien
afgebeeld. Deze schildering [collectienummer RV-
4 De Stertselaar 3e kwartaal 2018
De schildering van Kawahara Keiga, in z’n geheel
Detail met drie “achter bijen”
bevelhebber-bij
(koningin)
1-4484-44] is een van de ongeveer 1000 werken
van zijn hand, die zich in overgrote meerderheid
in de Leidse musea Volkenkunde en Naturalis
bevinden. De betreffende schildering van Keiga
is tevens de enige (!) in zijn hele oeuvre, die
bijen en een Japanse bijenkast tot onderwerp
heeft.
Dat wij, zeker als imkers, nu slechts over deze
ene schildering van Keiga beschikken, is
enerzijds jammer. Het ware immers veel mooier
geweest – en beter voor onze kennis van het
bijenhouden in Japan aan het begin van de 19e
eeuw – als wij over meer van dergelijke
gedetailleerde afbeeldingen van bijen en
bijenkasten hadden kunnen beschikken.
Anderzijds toont zij ons op dat ene, kleine
oppervlak – de afmetingen van de schildering
zijn slechts 24,7 x 33,6 cm – welke (typen) bijen
de Japanners in Keigas tijd onderscheidden. Ook
zien wij er [waarschijnlijk alleen de voorkanten
van] een model van een bijenkast. Echter,
zonder de Japanse karakters bij de dertien bijen
en de twee weergaven van bijenkasten zouden
wij van louter de afbeeldingen van de bijen niet
veel wijzer hebben kunnen worden. Door die
bijschriften weten wij nu bijvoorbeeld dat de
derde bij van rechts, op de bovenste rij, die
zogenoemde “achter bij” is (Japans: 後蜂, ato
hachi) . Gelukkig voor ons lossen de karakters bij
de twee bijen rechts daarvan, in combinatie met
de tweede bij van rechts op de onderste rij, het
raadsel van deze “achter bij” op. Daar lezen wij
respectievelijk de aanduidingen “hetzelfde”,
“poortwachter” en “poortwachter, ook wel
achter bij genoemd”.
Wij, Hollandse imkers, zouden hiervoor nu
gewoon de term “wachtbij” gebruiken, de
oudere bijen (van circa 18 - 20 dagen) van de
‘binnendienst’, die de entree voor de
bijenvolken bewaken tegen ongenode gasten.
Nu het raadsel van de “achter bij” is opgelost, is
het natuurlijk ook interessant om te weten
welke andere bijen Keiga heeft afgebeeld. Lopen
we de bovenste rij van links naar rechts langs,
dan zien wij achtereenvolgens de bijschriften
voor een zogenoemde “doorgeef bij”, daarnaast
voor de “grote bevelhebber bij, ook wel de
‘ouder’ bij genoemd”.
Dan weer is er sprake van een “doorgeef bij”,
gevolgd door de “water zuigende bij” en daarna
driemaal onze “achter bij”. De onderste rij toont
ons respectievelijk de “veld bij als hij zich
daartoe in staat voelt”, de “bloemen zuigende
bij”, de “schoonmaak bij”, de “veld bij”, de
“poortwachter, ook wel de achter bij genoemd”
en de “[.?.] bij die binnen werkt”.
Uit al deze ‘beschrijvingen’ van de bijen blijkt in
elk geval dat men in Japan weet had van de
verschillende taken die de bijen binnen een
bijenvolk kunnen hebben. Ook Keiga wist het. Of
hij heeft op z’n minst
geprobeerd weer te
geven hoe de
verschillende bijen er
bij het uitoefenen van
hun taken uitzagen.
Evident is in elk geval
het afwijkende uiterlijk
van de bij, die hij heeft
aangeduid als de
“grote bevelhebber bij, ook wel de ‘ouder’ bij
genoemd”. Wij weten nu dat dit gewoon de
koningin is.
Blijven ter bespreking van Keigas schildering nog
de twee afbeeldingen van de bijenkasten over.
Daarover hoop ik in ‘n volgend nummer van de
Stertselaar tekst en uitleg te kunnen geven. En
5 De Stertselaar 3e kwartaal 2018
misschien kan ik het dan ook hebben over de
“beren bij”. Kent u die? Nee? En toch, zij
bestaat!
Paul van Dongen
P.S. Wie meer wil weten over Keigas schildering en
andere aan hem toegeschreven objecten –
waaronder het recent door het NMvW verworven
unieke kamerscherm (!) – kan terecht op de website
https://www.volkenkunde.nl/nl/themas/onze-
collectie-2
Imkersavond 25 mei 2018: lezing Jeroen v.d. Sluys.
Deze imkersavond ging wat ongebruikelijk van
start: een computer, een beamer, een
luidspreker. Het bleek de bedoeling te zijn om te
kijken naar een presentatie die professor Jeroen
van der Sluys een jaartje eerder gegeven had
voor studenten in Delft. Die studenten hadden
blijkbaar gehoord over bijensterfte en hadden
Jeroen gevraagd of drones het antwoord zouden
kunnen zijn op die bijensterfte.
Met z’n allen kijken naar een YouTube filmpje
op een schermpje…dat leek niet zo
aantrekkelijk. Maar het bleek erg mee te vallen.
De projectie- en geluidstechniek functioneerden
naar behoren en Jeroen bleek een goede
spreker te zijn met een boeiend onderwerp. In
totaal bestond zijn lezing uit meer dan vijftig
plaatjes, ieder met een uitgebreid verhaal erbij.
De avond was eigenlijk te kort!
Hier volgt een zeer beknopte samenvatting van
de presentatie, een beetje in telegramstijl, zoals
dat gebruikelijk is bij power point presentaties.
Het belang van bestuivers
Hoewel er ook windbestuiving bestaat, hebben
juist voedselgewassen (35% van de
wereldvoedselproductie) dierlijke bestuivers
nodig. Voor de belangrijke voedingsstoffen
vitaminen A/C/E, anti-oxidanten, lycopeen,
foliumzuur is dat percentage nog hoger: die
worden voor 90 – 100% geproduceerd door
dierlijk-bestoven gewassen. De economische
waarde van de bestoven voedselgewassen is
circa € 3,8 miljard /jaar voor Nederland.
Bestuiving is niet alleen vereist voor
voedselgewassen, maar ook bijvoorbeeld voor:
oliehoudende zaden, kruiden, specerijen,
vezelgewassen (katoen, vlas, hennep), veevoer-
gewassen (soja, alfalfa), biobrandstofgewassen
(koolzaad), hout (Eucalyptus), sierplanten en
geneeskrachtige planten (kinine).
Dierlijke bestuiving is ook vereist voor
voortplanting en evolutie van 94% van alle
bloeiende planten. De bestuiving wordt niet
alleen verzorgd door bijen. Ook hommels,
zweefvliegen, wespen, knutjes, vlinders,
nachtvlinders, vleermuizen, eekhoorns en
sommige vogels kunnen voor bestuiving zorgen.
Het werk van de honingbij
De koningin legt tot 2000 eieren per dag;
130.000 per jaar; 500.000 in haar leven. Een
honingbij leeft ca. 20 – 35 dagen in de zomer;
winterbijen leven 170 dagen en meer.
Een volk bestaat uit 10.000 tot 80.000
honingbijen. Een gemiddeld volk bezoekt 21
miljoen bloemen/dag; 700 bloemen per
honingbij per dag. Een honingbij zonder lading
weegt 80 – 100 mg; de bij kan een maximum
vracht van 70 mg meenemen.
Voor 1 liter nectar zijn 20.000 tot 100.000
vluchten nodig; voor 10 kg honing: 800.000 tot 4
miljoen vluchten.
Er zijn in Nederland circa 7000 imkers met in
totaal circa 6300 volken. De bijen uit al die
volken samen bezoeken circa 1 300 000 000 000
bloemen per dag (1300 miljard). Het lijkt een
schier onmogelijke opgave om dat met kleine
drones te evenaren!
Terugloop bestuivende insecten:
samenspel van oorzaken
Wereldwijd is er een achteruitgang van
bestuivende insecten. Oorzaken zijn onder
meer: nieuwe pesticiden, veranderend
landgebruik, klimaatverandering. De oorzaken
kunnen samengevat worden met PPPP:
• Pollen (monoculturen, minder bloemen)
• Pathogenen (ziekteverwekkers)
• Pesticiden
• Plekjes (nestgelegenheid)
6 De Stertselaar 3e kwartaal 2018
bron: Copernicus Instituut
Er is in de laatste 15 jaar een nieuw soort
insecticiden in gebruik genomen. Die werken
volgens een ander principe dan de traditionele
insecticiden: ze worden opgenomen in de
sapstroom van de plant en maken de plant van
binnenuit giftig. Wegens deze werking worden
ze systemische insecticiden genoemd. Het
betreft onder andere de neonicotinoïden:
imidacloprid, thiamethoxam, clothianidine en
thiacloprid. Het gebruik van traditionele
bestrijdingsmiddelen neemt af; gebruik van
neonicotinoïden neemt sterk toe.
Neonicotinoïden zijn een zenuwgif – voor de
bijen (en ook voor de mens). Het zijn zeer giftige
stoffen, veel giftiger dan het aloude en
gevreesde DDT. De onderstaande tabel geeft
aan hoeveelmaal giftiger neonicotinoïden zijn
dan DDT. Dit op basis van de LD50, de dosis
waarbij 50% van bijen dood gaat.
Giftigheid neonicotionoïden
Naast het onmiddellijk doodgaan (door
overdosering, zaaistof, spuitschade) zijn er ook
• subletale effecten (de bijen gaat niet dood,
maar kunnen zich niet meer oriënteren, het
gedrag wordt anders, etc.)
• stapeleffect bij herhaalde blootstelling
(achtereenvolgende kleine blootstellingen
bouwen op)
• wederzijds versterkende werking met andere
pesticiden
• wederzijds versterkende werking met
ziekteverwekkers
Praktijkvoorbeeld: Mais gecoat met imidacloprid
� per hectare ingezaaide mais wordt 75 gram
imidacloprid gebruikt.
� per hectare worden 100.000 zaden
uitgezaaid.
� per zaadje is dat dus 0,00075 gr imidacloprid
(= 750.000 nanogram)
� 3,7 nanogram imidacloprid is dodelijk voor
een bij
� per maïszaadje worden er dus ruim 200.000
dodelijke doses imidacloprid uitgezet.
Slechts een klein deel van de toegepaste
neonicotinoïden wordt opgenomen in het
gewas. Het grootste deel lekt weg naar bodem
en water. Het oppervlaktewater in Nederland is
plaatselijk zwaar verontreinigd met imidacloprid
(Westland, bv.). Wilde bloemen bij behandelde
velden raken ook besmet. De neonicotinoïden
hebben een hoge persistentie – ze worden maar
langzaam afgebroken (halfwaardetijd 1 jaar –
orde van grootte).
Mag dat allemaal maar zo?
• Er is een sterke invloed van de agro-
chemische industrie op de toelatingsprotocollen
die door de overheid gehanteerd worden..
• De toelatingsprotocollen zijn onvoldoende
wetenschappelijk verantwoord.
• Onderzoek bijensterfte wordt gedeeltelijk
gefinancierd door de agro-chemische industrie
en is daardoor niet objectief (“wie betaalt
bepaalt…”)
• EU verbod op enkele neonicotinoïden
geldt slechts voor een beperkt aantal gewassen,
die voor bijen aantrekkelijk zijn
De indruk die bleef hangen na de lezing was dat
de landbouw met hulp van de agrochemische
industrie er steeds beter in slaagt om alles wat
Pesticide LD50 (ng/bij) Giftigheids
index
DDT 27000 1
Thiamethoxam 5 5400
Fipronil 4,2 6475
Clothianidine 4,0 6750
Imidacloprid 3,7 7297
7 De Stertselaar 3e kwartaal 2018
de gewassen bedreigt om zeep te helpen. Tot er
(bijna letterlijk) geen insect meer overblijft.
Maar dan hebben we duidelijk een ander
probleem. Gewasbescherming is nodig om de
steeds groeiende mensheid van voedsel te
voorzien. Maar het belang van een gezonde
fauna, een gezond ecosysteem lijkt geheel uit
het oog verloren te zijn.
Samenvatting door Laurens Bijl.
Imkersavond 28 september: kwaliteit van honing en hoe deze te meten
Op deze goed bezochte imker avond gaf Arie
Kreike een uiteenzetting over wat er zoal
gemeten kan worden aan honing.
Arie Kreike is een bekende in honingland. Hij is
secretaris van de Nederlandse Commissie voor
Bijenproducten, een organisatie die imkers
opleid tot honingkeurmeester en in algemene
zin een adviesbureau is voor imkerend
Nederland.
Daarnaast vertegenwoordigt hij de NBV, Imkers
Nederland en de Beroeps Vereniging van
Nederlandse Imkers in de honingcommissie van
de Copa-Cogeca te Brussel, een organisatie die
imkerend Europa vertegenwoordigd bij de EU.
Verder wordt hij door de PUM uitgezonden naar
ontwikkelingslanden om het MKB dat zich daar
bezig houdt met bijenhouden te ondersteunen.
Achtereenvolgens besprak Arie de volgende
meetinstrumenten:
• Refractometer om het vochtgehalte in
honing te bepalen
• HMF meting
• Glucose-oxidase meting
• pH waarde meting
• Elektrische geleiding
• Eiwit heidehoning
• Polarisatie meter om de optische
draaiing te meten
• Microscopie om pollen te onderzoeken
en vervuiling te zien
Alle metingen zijn gericht om de kwaliteit van de
honing en haar herkomst te bepalen.
Het mooie van Arie’s aanpak is dat hij gezocht
heeft naar oplossingen die niet een hightech
laboratorium vereisen. Alhoewel sommige meet
instrumenten wel duur zijn, zou een mogelijke
oplossing zijn om dit soort apparaten in
verenigingsverband aan te schaffen.
Verschillende soorten honingen geven
verschillende meetwaarden. Maar deze kunnen
sterk overlappen en zo’n grote variatie hebben
dat geen eenduidig antwoord hieruit
gedistilleerd kan worden.
Maar in combinatie met andere meetgegevens
kan men wel een totaal plaatje samenstellen en
alsnog gedetailleerde informatie over de honing
verkrijgen.
Belangrijk is een goede kalibratie uitvoeren,
anders weet men niet hoe betrouwbaar de
meting is. Hiervoor zijn kalibratie monsters te
koop.
Onze vereniging heeft bijvoorbeeld een
refractometer met automatische temperatuur
compensatie en een potje ijkhoning van 18,2%
vochtigheid.
Neem je honing mee en je kunt in het depot zelf
je honing meten!
De HFM meting is van belang als men honing
officieel wil verkopen, de EU heeft hier
wettelijke waarden voor vast gesteld. En een te
hoge HMF waarde is gevaarlijk voor de bijen.
De glucose-oxidase waarde geeft een indicatie
of de honing verwarmd is geweest.
De polarisatiemeting geeft aan of er suiker in de
honing zit.
8 De Stertselaar 3e kwartaal 2018
Met behulp van de pollenanalyse kan men de
botanische en geografische herkomst bepalen
en zodoende vervalsingen aan het licht brengen.
Vele voorbeelden van afwijkende meetwaarden
en vervalsingen passeerden de revue, en
natuurlijk kwam de Chinese honing ter sprake:
vandaag de dag kan men nog niet de beste
vervalsingen van honing van echte honing
onderscheiden.
De beste garantie is bij de betrouwbare imker
honing kopen!
Steven Kluft
Reactie op “einde papieren Stertselaar”
In de recente edities van de Stertselaar waren
regelmatig bijdragen te lezen van Ko Zoet, die
vanaf Terschelling met de vereniging mee
leefde. Ondanks de afstand tot Leiden heeft hij
opgepikt dat het bestuur met de Stertselaar een
andere koers gaat inzetten. Hierbij zijn reactie.
Dat de papieren versie van “De Stertselaar” op
het punt stond te verdwijnen, had ik al eerder
opgemaakt, o.a. door de schreeuw om kopij
door de redactie aangevuld met het
onwerkzame adres om aan de enquête deel te
nemen waar over de toekomst van het blad zou
worden beslist.
Te weinig draagvlak onder de leden en hoge
kosten zijn twee simpele redenen om over te
gaan op een digitale versie. Of met deze
maatregel de saamhorigheid en de band met de
leden zal blijven bestaan moet nog blijken. Ik
heb daar weinig vertrouwen in.
De achtergrond van de naam “Stertselaar” lijkt
me duidelijk. Met elkaar als stertselende bijen
onze mooie hobby, professie onder de aandacht
van een breed publiek te brengen. Gelet op het
ledental van om en nabij de honderd
man/vrouw lijkt me dat daaraan is voldaan.
Dat geeft een goed gevoel. Ik wens jullie veel
plezier met de bijen en succes met de nieuwe
digitale Stertselaar.
Hartelijke groet vanaf Terschelling
Ko Zoet
De nieuwe kunstraatpers
Er was eens een wasproducent, die aan het
knoeien was. Zijn was was niet zuiver, met als
gevolg dat de bijen het broed uit de cellen trok.
Sindsdien willen meer leden zelf hun was
terugwinnen en eigen kunstraat maken.
Daarnaast is het leuk, goedkoper en je kunt er
ook rolkaarsen mee maken.
Daarom heeft het bestuur een tweede waspers
aangeschaft die alle gangbare maten kan
drukken:
Langstroth, Dadant, de Nederlandse maten
inclusief combiramen.
Uit een vel kunstraat van 420x410 mm kunnen
bijvoorbeeld in één keer een broedkamer en
een honing kamer kunstraatvel gesneden
worden.
Tevens zal de huidige was pers (Dadant en NL-
maat) worden hersteld door de producent: de
silicone matten worden vervangen.
Ook zijn er nu twee wassmelters (waar je ook
soep in kunt opwarmen). We kunnen dus meer
kunstraat maken en in meer maten.
Deze apparaten zijn behoorlijk kostbaar, de
nieuwe pers kost zo’n 1.000 euro, het vervangen
van de oude matten zo’n 300 euro. In de matten
van het oude apparaat zitten messneden die
ooit door een onnadenkende persoon erin zijn
gekrast. Onnodig te zeggen dat dit niet de
bedoeling is.
Daarom zal bij de sets ook mallen in
verschillende maten en een stevige snijfolie mee
9 De Stertselaar 3e kwartaal 2018
geleverd worden waarop het kunstraat op maat
te snijden is.
Dus geniet van deze mooie apparaten, en laat
de volgende gebruiker er net zo veel plezier aan
beleven door er zuinig op te zijn!
Tijdens de wintermaanden is het depot beperkt
open, dus als je één van deze apparaten wilt
lenen, neem dan contact op met Raoul Swen.
Ik heb de pers 1x gebruikt. Er komen mooie
grote vellen kunstraat vanaf, maar er zijn een
paar zaken waar men op moet letten.
De emmer staat hoger om het water door de
pers te laten lopen. Er zit een ventiel in de slang
waardoor het lijkt alsof er geen water stroomt.
Uiteindelijk zal het water in de metalen
waterbak aankomen.
De metalen waterbak dient gevuld te worden
met water: dan blijft er geen was kleven aan de
bodem, anders is het schoonmaken een flinke
karwei.
De wasvellen blijken in het midden minder
gekoeld te worden: ik leg een natte spons op
het middengedeelte, dit zorgt voor extra
afkoeling.
De bijgeleverde
pollepel is precies
op maat, met als
voordeel dat er
weinig was in de
metalen opvang
bak terecht komt.
De vloeibare was
wordt in het
achterste gedeelte
gegoten, en met
het sluiten van de
klep zal de was zich
verspreiden.
Giet de was en sluit
de wafelpers
zonder te
treuzelen, anders
krijgt men
breuklijnen in het
wasvel, van links
naar rechts.
Het huidige
ontwerp heeft een
silicone opstaande
rand aan 3 van de
4 zijden. Dit zorgt
ervoor dat het veel
minder kliedert
dan voorheen!
Om het risico van
breuk tijdens het
los maken van het
vel te verkleinen, trek ik het vel verticaal eraf.
Met een beetje oefenen kan men mooie vellen
kunstraat maken. Na een paar uur werken een
behoorlijke stapel was vellen, waar één of
meerdere vellen kunstraat uit gesneden kan
worden. Soms is een vel een beetje beschadigd,
maar omdat ze zo groot zijn kan er altijd wel een
kunstraat op maat uit gesneden worden.
Steven Kluft
Resultaten Enquête Stertselaar/Nieuwsbrief
Eerder dit jaar hebben de leden van onze
vereniging het verzoek gekregen een enquête in
te vullen over de Stertselaar. Daar is goed
gevolg aan gegeven, met een deelname van
51%: er zijn 64 ingevulde enquêtes ontvangen.
De resultaten zijn eerder gepresenteerd tijdens
10 De Stertselaar 3e kwartaal 2018
Waaraan moet de Stertselaar aandacht besteden
ILEO ac
tivite
iten
Med
edel
ingen
Tips
imke
ren
Tips
imke
ren lo
caal
Wet
ensc
hap
Gezam
elijk
e act
ivite
iten
Versla
g act
ivite
iten IL
EO
Wet
ensw
aard
ighei
d
Reis ve
rhal
en
Drach
t plan
ten
Plannin
g wer
kzaa
mhed
en
Boek re
cenci
es
Vroeg
er
Recep
ten
Activ
iteite
n nat
uur org
.
Anders
0
25
50
75
100
Per
cen
tag
e (%
)
de ledenvergadering op 20 april. Hier volgt een
samenvatting.
De eerste vragen van de enquête waren
bedoeld om een profiel te krijgen van de
deelnemers. Alle leeftijdsgroepen waren goed
vertegenwoordigd. Ook de duur van het
lidmaatschap was goed verdeeld, variërend van
40% minder dan 5 jaar lid tot 12 % langer dan 30
jaar lid. Het aantal jaren ervaring als imker liep
daar min of meer parallel mee. Een grote
meerderheid (62%) heeft minder dan 5
bijenvolken; 7% heeft er meer dan 20.
In de enquête werden 15 onderwerpen
genoemd, waaraan in de Stertselaar aandacht
besteed zou kunnen worden. Deelnemers
konden aangeven welke onderwerpen hun
voorkeur hadden; men kon meerdere
onderwerpen aankruisen. Zie voor de
antwoorden het onderstaande plaatje. De
voorkeur ging het meest uit naar: mededelingen
over toekomstige activiteiten; mededelingen
van het bestuur; praktische tips; wetenschap;
gezamenlijke activiteiten.
Geen van de genoemde 15 onderwerpen viel
echt af; ze behaalden alle minstens 20% van de
stemmen. (Het laatste balkje geheel rechts in
het plaatje is voor de categorie “Anders”).
Een meerderheid (55%) ziet de Stertselaar graag
4x per jaar uitkomen; 40% geeft de voorkeur
aan 2x per jaar. Wat later in de enquête werd
nog eens gevraagd “wat vindt u van het idee om
de Stertselaar 2x per jaar uit te geven”. Daar
komt dan een iets ander beeld uit: 38% houdt
het liever bij een kwartaalblad, terwijl 62% 2x
per jaar prima vindt.
Een meerderheid (62%) wil de Stertselaar
uitsluitend digitaal per email ontvangen; 19%
wil ‘m zowel digitaal als op papier ontvangen.
Een minderheid van 17% wil ‘m uitsluitend op
papier hebben. Alle deelnemers geven aan wel
een emailadres te hebben, waarop ze de digitale
Stertselaar zouden kunnen ontvangen.
Drie personen gaven aan wel een rol te willen
spelen binnen de redactie van de Stertselaar.
Omdat de enquête anoniem was is het niet
bekend wie die drie personen zijn. Het zou fijn
zijn als ze zich alsnog melden bij de secretaris
van de vereniging.
In de enquête werden ook enkele vragen
gesteld over de Nieuwsbrief. De overgrote
meerderheid (69%) is tevreden met de huidige
vorm van de nieuwsbrief. 22% zou er graag
meer actuele informatie over bijenzaken in
opgenomen zien. Een overgrote meerderheid
(76%) zou het verschijnen van de Nieuwsbrief
afhankelijk willen maken van wat er te melden
is. 21% geeft de voorkeur aan een maandelijkse
verschijning.
Op de vraag “Vindt u dat een nieuwsbrief de
Stertselaar kan vervangen” werd divers
gereageerd. 41% wil graag de Stertselaar blijven
ontvangen. 59% vindt die vervanging een goed
idee en voegt daar de voorwaarde aan toe dat
de gecombineerde Nieuwsbrief/Stertselaar dan
wel periodiek moet verschijnen (48%) en dat de
informatie-inhoud wordt uitgebreid (36%). Van
de deelnemers zou 53% de gecombineerde
Nieuwsbrief/Stertselaar ieder kwartaal willen
ontvangen; 41% zou ‘m maandelijks willen zien
verschijnen.
Vier personen gaven aan wel een rol te willen
spelen bij het opstellen van de Nieuwsbrief
nieuwe stijl. Omdat de enquête anoniem was is
het niet bekend wie die vier personen zijn. Het
zou fijn zijn als ze zich alsnog melden bij de
secretaris van de vereniging.
Het bestuur van de vereniging concludeert op
basis van de enquête onder andere:
• Merendeel van de respondenten ziet graag
een kwartaalblad, aangepaste inhoud; een
digitale versie voldoet.
• Merendeel van de respondenten vindt dat
een maand of kwartaal uitgave van een
digitale uitgebreide nieuwsbrief wenselijk is,
en de Stertselaar kan vervangen.
Samenvatting door Laurens Bijl
11 De Stertselaar 3e kwartaal 2018
Fotoverslag Bijenmarkt 2018
12 De Stertselaar 3e kwartaal 2018
Bij het vlieggat Uittreksel uit het boek van Heinrich Storch, door Julian Deahl
Heinrich Storch was in de jaren 50 en 60 docent
bijenteelt en meester-imker aan de Lehr- und
Versuchsanstalt für Bienensucht in Marburg in
Hessen. Ik woonde in de 2e helft van de jaren 60
tegenover het instituutsgebouw in het dorpje
Marbach, maar had het kennelijk te druk met
meisjes en studiepunten om mij af te vragen
wat de bijenkorven in de voortuin betekenden.
Storch was auteur van verschillende vakboeken
waaronder Am Flugloch uit 1959, waarin hij
schrijft:
“Wie zo het wel en wee van zijn volk steeds
volgt en tijdig het gedrag van zijn bijen in en om
het vlieggat weet uit te leggen, hoeft maar
zelden de kast open te maken en rond te
rommelen in het heiligste en veiligste, het
broednest. Want daarmee wordt meestal meer
kwaad dan goed gedaan...Een gezond volk
vraagt om met rust gelaten te worden om goed
te functioneren. Een ingreep is alléén
gerechtvaardigd als men uit de tekenen aan de
buitenkant herkend heeft wat er binnen mis is.
Dat leren en interpreteren van het bijengedrag
eist jaren ervaring, vooral als de imker er alléén
voor staat. … Om hem daarbij te helpen heb ik
mijn ervaringen als leermeester van imkers bij
elkaar gebracht.”
Dit spreekt mij zeer aan gezien mijn eigen
onhandigheid bij het openen van kasten: hier
enige van zijn tips voor de herfst.
De volledig tekst is te vinden op:
http://hapicultuur.be/files/doc/BijHetVlieggat.pdf
De adviezen van Heinrich Storch:
In oktober
Dagelijkse voorvluchten en
reinigingsvluchten nemen af.
Sommige volken vliegen zelfs
helemaal niet meer vanaf half
oktober.
Deze laatste volken hebben geen open broed meer. Als ze nog
verzegeld broed hebben, is dat gering en staat op uitkomen.
Zonder storing in de winterzit beginnen hun koninginnen pas met
de leg als de zon alweer flink hoger staat. In dat geval zijn de
belangrijkste voorwaarden voor een goede overwintering
vervuld.
In de tweede helft van oktober
wordt nog steeds rijkelijk
condenswater in het vlieggat
waargenomen bij alle volken van
de bijenstand.
Oorzaak: het bijvoeren is tot in oktober uitgesteld ofschoon de
nodige suiker al in augustus beschikbaar was. Als grond voor dit
onvakkundig imkeren wordt dan graag beweerd dat de volken het
voer maar voor broed verkwisten, als het bijvoeren al in
september afgelopen moet zijn. Waarom is dat late bijvoeren
onvakkundig? Omdat men daardoor in een tijd, als het volk zich al
voor de winterzit voorbereidt en het grootste deel van de
versleten bijen uitgestoten heeft, nog steeds op nieuwe bijen
rekent die "te hard hebben moeten werken" en dus een deel van
hun krachten, nodig voor de voorjaarsontwikkeling, kwijt zijn.
Reken even uit: 15 pond suiker in een 3:2 oplossing (3 delen
suiker, 2 delen water) is een volle emmer. Ondanks het
gevorderde seizoen moeten het bijenvolk dat opnemen en in de
cellen opslaan; maar ook condenseren en verzegelen na
toevoegen van stoffen uit hun eigen klieren. Al dat extra werk
moet vóór het begin van de winter gebeuren. En dan wil men in
het voorjaar volken hebben met de nodige kracht voor de
voorjaarsontwikkeling? Er bestaan ook andere bezwaren tegen zo
laat bijvoeren, zoals de toenemende kans op het uitbreken van
Nosema.
13 De Stertselaar 3e kwartaal 2018
Het uitdragen van talrijke bijen
voor de stand begint, ook op
bijenstanden met gezonde
volken tegen het einde van
augustus en gaat tot ver in
oktober door. De uitgestotenen
zijn niet verminkt en hebben
geen gespannen achterlijf.
Zelden wordt geschreven over de oorzaken van dit jaarlijks
terugkomend verschijnsel dat men wel de "werksterslacht" zou
kunnen noemen, zoals men het uitstoten van de darren bij
moerechte volken darrenslacht noemt. De slachtoffers zijn
versleten bijen, te oud geworden bij het drachtwerk,
broedverzorging en het voeren van de larven. Ze mogen niet mee
in de winterzit. Sommigen vliegen nog weg om niet meer terug te
komen, uitgehongerd. Wat voor de stand ligt is maar een klein
deel van de uitgestoten werksters. Waarin ligt de diepere grond
van het verstoten van zoveel bijen, waarvan sommigen nog
kunnen vliegen? Omdat ieder volk dat aan ons klimaat gewend is,
alleen maar bijen in de winterzit neemt, die in het voorjaar nog
bruikbaar zijn voor de nieuwe opbouw van het volk. Dus geen
versleten bijen. En daarmee is ook het geringe dodental in de
winter van dergelijke volken verklaard en het feit dat ze - een
erfeigenschap - geen nieuw broed meer aanzetten als de natuur
niets noemenswaardigs aan voedsel te bieden heeft. Nog altijd
hebben veel volken van onze bijenstanden, vooral kruisingen met
de Italiaanse bij, die voor hun prestatievermogen zo bepalende
eigenschappen niet.
Nog bij 5°C, als de bijen niet meer
vliegen ziet men wespen
ongehinderd de kasten in- en
uitvliegen.
De wespen doen zich te goed aan de voorraad in de kantramen
die niet door bijen bezet zijn. Druk zo'n wesp maar dood en je
weet waarom het ging. Ook in dit seizoen zijn wespenvallen nog
werkzaam als ze zonnig staan en een beetje geschud worden om
de geur beter te spreiden.
In november
Op mooie novemberdagen wordt
bij sommige volken nog ijverig
stuifmeel binnengehaald.
Inspectie van dergelijke volken die ik met de toestemming van de
eigenaar deed, wees in alle gevallen uit dat er niet alleen nog
gesloten en open broed aanwezig was, maar zelfs enkele cellen
met eieren. Daarnaast bevonden zich cellen met stuifmeel.
Ofschoon ik al in hoofdstuk A ("Tijdens de wintermaanden") de
werkelijk rampzalige gevolgen van laat broed in onze noordelijke
streken beschreven heb, moet hier nogmaals gewezen worden op
een van de hoofdoorzaken van de slechte winterzit die zonder
uitzondering voorkomt bij volken met aanleg tot doorbroeden.
Het is immers zo dat iedere jonge bij zich enkele dagen na het
uitkomen moet kunnen bevrijden van de tijdens het larve- en
popstadium opgehoopte stofwisselingsresten. Maar bijen
afkomstig van open broed in november kunnen in de regel niet
meer rekenen op een gunstige vliegdag en hebben dus geen
gelegenheid meer tot ontlasting in de vrije lucht. Ze bevinden zich
midden in de tros en bij hun pogingen om naar buiten te komen
storen ze het volk voortdurend in zijn winterrust. Een enkele
vliegt uit en sterft in de koude; anderen maken zich van de
verwarmende tros los en vallen verstijfd op de vloerplank. Al deze
volken bleken kruisingen met de Italiaanse bij te zijn. Dat stemt
tot nadenken.
14 De Stertselaar 3e kwartaal 2018
Na een reeks regenachtige,
koude of mistige dagen volgt een
warme zonnige vliegdag. De bijen
van alle volken maken er even
gebruik van. Bij een volk worden
bijen gezien die kruipen en
huppelen maar niet tot vliegen in
staat zijn.
Aan deze waarneming, die men ook al in de vorige maanden na
een aantal dagen zonder vlucht kan doen, moet meer aandacht
besteed worden. Hier is sprake van mijtziekte. Om welke mijt het
in dit geval gaat, kan alleen door microscopisch onderzoek
uitgemaakt worden.
Op die late en toch zo gunstige
dagen gedragen de bijen zich
alsof het voorjaar al voor de deur
staat. Hoog zoemend vliegen ze
nog eens in de omgeving van de
bijenstand rond, voordat ze voor
maanden in de duisternis van
hun kasten opgesloten blijven.
Iedere imker ziet zo'n laatste vliegdag graag, omdat veel te oud of
ziek geworden bijen van de volken niet meer thuis komen. Zo
herbergt een aan ons klimaat aangepast volk alleen nog bijen die
voor de uitbreiding in het voorjaar werkelijk betekenis hebben.
De laatste jonge bijen krijgen nog de gelegenheid zich te
ontlasten. De vloerplank wordt nog eens bevrijd van valbijen en
wordt een "onbeschreven blad". Deze laatste vlucht voldoet in
allerlei opzicht aan een behoefte. Al duurt het niet lang, toch
hebben de bijen nog eens een teug frisse lucht kunnen ademen.
Ook blijkt op zo'n dag dat er meer voedsel opgenomen is. Maar
dan sluit het volk zich geleidelijk naargelang de dalingen in de
dag- en nachttemperatuur in de wintertros samen. Warm
verpakt, goed bewaakt door een zorgzame imker, sluimert het
volk tot het volgend voorjaar.
De schuiflade van de bijenkast.
In de wintermaanden schrijft ieder volk zijn
geschiedenis op de schuiflade van de kast (of op
de tussenvloer die bij het intreden van winter
onder de ramen geschoven wordt) Van het ene
volk of het andere kan die geschiedenis zeer
verschillend zijn. De imker zal daaruit z’n
conclusies trekken over de gezondheid en het
welzijn, maar ook ovel de toekomstige
ontwikkeling van zijn bijen. Hierna zijn de
waarnemingen met hun verklaring in het kort
bijeen gezet. Ze geven een waardevolle
aanvulling op wat men bij de reinigingsvlucht en
ook later bij het vlieggat kan zien. Het
duidelijkste en onvervalste beeld krijgt men als
de schuiflade al bij het begin van de
reinigingsvlucht geïnspecteerd wordt. Het
verdient aanbeveling om voor ieder volk de
waarnemingen op een kaart te noteren (kast
kaart).
De adviezen van Heinrich Storch:
4-5 afvalstroken op de bodemplank in
de vorm van ellipsvormige ringen
waarvan de middelste langer dan de
buitenste zijn.
Gezond, zeer krachtig volk, dat alle verwachtingen biedt.
Zelfs volken met 3 -5 afvalstroken mogen nog als krachtig
gelden.
Een klein aantal dode bijen ligt tussen
de afvalstroken vlak onder de tros.
Volkomen gezond volk dat in alle rust overwinterd heeft.
De dode bijen (valbijen) liggen over de
hele bodem verspreid.
Dit zijn bijen die bij storingen (mezen, wind, enz.) de tros
verlaten hebben en verkleumd op de bodemplank gevallen
zijn.
Werksterpoppen, wit of bruinig, liggen
tussen het afval.
Volk in orde. De koningin is al langer aan de leg. Larven van
de kleine wasmot waarschijnlijk bezig.
Poppen van kleine darren liggen op of
tussen het afval.
Onbevruchte koningin of eierleggende werkbijen zijn
waarschijnlijk al langer met leggen begonnen.
15 De Stertselaar 3e kwartaal 2018
De afvalstroken zijn opvallend dun en
laag
Zuinig volk, dat nog geen broed heeft en voortreffelijk door
de winter gekomen is.
De afvalstroken zijn koffiebruin van
kleur.
Verouderde raten bouw
Onder sommige ramen liggen nog geen
afvalstroken.
Het volk moet in ruimte ingekrompen worden (warmte-
huishouding!). Isolerende kantramen inhangen.
Onder alle ruimten ("bijenruimte")
liggen afvalstrepen van gelijke lengten.
Volk in te enge woning:gevaar voor hoog voedselverbruik;
vlug vergroten en voerraten toevoegen !
Tussen de valbijen ligt een dode moer. Het volk is moerloos of, als bij de dood van koningin al
eieren afgezet waren, bezit het waarschijnlijk een koningin
die bij gebrek aan darren onbevrucht is.
Veel witte kristallen zitten tussen of
aan de wasmul.
Sterk versuikerd wintervoer. Onmiddellijk met vloeibaar
voedsel bijvoeren om nood door gebrek aan water te
voorkomen.
Afvalstrepen op een enkele kant,
meestal half cirkelvormig.
Op zoek naar warmte vormt het volk tros aan de kant van
de wand, waarnaast zich een buurvolk bevindt (Deze
situatie doet zich voor bij dubbelkasten).
Tussen het afval vindt men enkele of
meerdere varroamijten.
Aantasting door de Varroa-mijtziekte tenminste bij ieder
volk waarbij men een of meer mijten vindt. In het
gunstigste geval zijn 20 maal meer mijten in de bijentros
aanwezig dan het aangetroffen aantal op de bodemplank,
maar bij sterke aantasting kan het 80 maal meer zijn.
Redding van onbesmette buurvolken door preventieve
maatregelen alleen mogelijk na de grote reinigingsvlucht.
(wij hebben intussen een reeks middelen om de
mijtenplaag in te dammen),
Opvallend veel dode bijen op de
bodemplank; soms vingerdikke laag.
Volk sterk verdacht te lijden aan nosema of mijtziekte
Het volk is dood onder aanwezig
voedsel.
Het was ernstig door acariose aangetast of het is
omgekomen door gebrek aan zuurstof.
Het volk is dood naast aanwezig
voedsel.
Het heeft alle voorraden verteerd die zich in de ramen van
de wintertros bevonden; het invallen van zeer strenge
koude heeft verplaatsing naar reserveramen verhinderd.
Imkers laten bijengif spuiten
Er wordt jaarlijks ongeveer 28 hectare
landbouwgrond intensief met (bijen-)gif
bespoten vanwege de Nederlandse imkers. Het
klinkt misschien gek, maar feitelijk is het zo. Hoe
zit dat? Imkers voeren hun bijen tijdens het
inwinteren met suiker. Deze suiker is
overwegend afkomstig van suikerbieten. Er zijn
ongeveer 7000 imkers in Nederland met
gemiddeld 5 volken. Als ieder volk met 15 kg
suiker wordt bijgevoerd, dan betekent dat een
jaarlijks gebruik van 500 ton suiker, 3000 ton
suikerbieten en daarmee 28 hectare
landbouwgrond. Suikerbieten zijn erg gevoelig
voor schade door insecten en moeten daarom
intensief beschermd worden met insecticiden,
bij voorkeur neonicotinoïden of alternatieve
insecticiden. Dat betekent dat wij als imkers
indirect de opdracht geven om 28 hectare
intensief met landbouwgif te bewerken. Dat is
wel een bijzonder lelijk neveneffect veroorzaakt
door een hobbyist die afhankelijk is van bijen,
insecten een warm hart toe draagt en vaak
16 De Stertselaar 3e kwartaal 2018
actief betrokken is bij het behoud van (wilde)
bijen en andere insecten.
Kan dat ook anders? Ja, natuurlijk! Een oplossing
is een deel van de honing in de bijenkasten te
laten zitten, dan hoef je niet bij te voeren. Zelf
oogst ik mijn honing voor 15 juli. Alle honing na
15 juli is voor de bijen. Vaak is dat al genoeg
voor 18 a 20 kg wintervoorraad. Als er toch te
weinig honing is als wintervoorraad of je wilt
meer oogsten, dan kun je bijvoeren met
biologische rietsuiker. Dat is wel duur, 2,80 euro
per kg bij de Spar of Hoogvliet. Een kiloknallertje
suikerbietensuiker kost ongeveer 0,70 euro. Een
kilo honing verkopen we als imkers voor
ongeveer 10 euro per kilo in potjes. In beide
gevallen, bij gebruik van biologische suiker en
suikerbietensuiker, blijft de opbrengst voor de
imker positief.
Waarom zou ik geen bietensuiker gebruiken,
Neonicotinoïden zijn toch verboden per 2019?
Dat klopt gedeeltelijk. Drie van de vijf soorten
zijn verboden in de open lucht waar ook
suikerbieten worden verbouwd. Er zijn echter
landen als België waar uitzondering voor het
gebruik van neonicotinoïden voor de bietenteelt
aan Europa is gevraagd. We gebruiken als
imkers niet alleen suiker uit Nederland. Ook in
Nederland blijven soorten neonicotinoïden in
gebruik. Daarnaast worden neonicotinoïden
vervangen door andere insecticiden, in vele
soorten voor alle verschillende “plagen”. Kijk
bijvoorbeeld op “https://www.irs.nl/userfiles/Presentaties/Raaijmakers-
_Workshop_Verbod_neonicotinoiden_en_gevolgen_insec
tenbestrijding_29-6_en_10-7-2018.pdf
Suikerbieten zijn geen drachtplanten,
bestuivende insecten als bijen hebben er dan
toch geen last van? Nee dat klopt niet. Maar een
deel van de insecticiden wordt in een gewas
opgenomen. Het grootste deel (tot 98%) gaat
via lucht, grond en water de omgeving in. Bijen
krijgen bijvoorbeeld in het voorjaar insecticiden
binnen via wilgen langs sloten en kanalen.
Daarnaast zijn ook niet-bestuivende insecten
waardevol en het beschermen waard.
Kortom, ook als imkers is het nodig om na te
denken over de gevolgen van onze hobby voor
bijen en andere insecten. We houden geen bijen
om op andere plekken op grote schaal
insecticiden te laten gebruiken. Net als bij vlees
zijn kiloknallers ook bij suiker schadelijk voor de
beesten en natuur. Imkeren en bijen en insecten
beschermen met “bietensuiker (boter) op mijn
hoofd” doe ik persoonlijk liever niet.
Roland Koster
(reacties s.v.p. naar [email protected])
Uit de vakliteratuur: Gehannes met honing
In maart van dit jaar konden de leden van de
vereniging een lezing van Annemiek Timmerman
bijwonen over honingkunde. Daar werd kort
verteld over de nieuwe EU wetgeving, die
bepaalt wat honing is (en niet mag zijn). De
Codex Alimentarius van 1981, de internationaal
geaccepteerd standaard voor voedsel, defineert
honing als: “een natuurlijke zoete stof,
geproduceerd door honingbijen van de nektar
van planten of de afscheidingen van de levende
delen van planten of de uitscheidingen van
plantzuigende insekten op de levende delen van
planten, welk de bijen verzamelen, veranderen
door het met specifieke stoffen van zichzelf te
kombineren, dan afzetten, doen drogen, opslaan
en op de honingraat laten om te rijpen”.
En verder: “Honing, als zodanig verkocht, zal
geen toevoegingen van andere voedsel
ingrediënten bevatten, inclusief voedsel-
additieven, noch mogen andere stoffen worden
toegevoegd behalve honing. Noch mogen
stuifmeel of andere intrinsieke bestanddelen van
honing worden verwijderd behalve als dit
onvermijdelijk is bij het verwijderen van vreemde
stoffen, organisch of inorganisch”. Deze laatste
bepaling is ook volledig in lijn met de EU Honey
Directive (001/110/EC) van 2001.
Een artikel in het juli 2018 nummer van Bee
World laat echter zien hoe er wereldwijd met
honing wordt gesjoemeld. In Azië bijvoorbeeld
werd heel vaak onrijpe honing geoogst, wat
betekent hogere opbrengsten en lagere kosten
(omdat de bijen korter met de nectar bezig zijn).
Maar het betekent ook dat men een ‘honing
fabriek’ nodig heeft om het ‘product’ te
filtreren, te verdunnen en om de reststoffen te
17 De Stertselaar 3e kwartaal 2018
elimineren. Het rijpingsproces geschiedt dan in
de fabriek en niet bij het volk. Dit “quick honey”
product is niet gevaarlijk voor de mens, maar is
ook geen echte natuurlijke honing.
Erger is de vervalsing van honing door:
1. De bewuste verdunning met goedkope
siropen uit b.v. mais, rijst, bieten).
2. Het mechanisch drogen van onrijpe
honing.
3. Gebruik van ionenwisselaars (met
bolletjes van gesulfoneerde kunsthars) om
ongewenste reststoffen te verwijderen en de
honing lichter van kleur te maken.
4. Het maskeren van de oorsprong
(geografisch of botanisch) van honing.
5. Het voederen van volken met suiker
tijdens de dracht.
De EU gebruikt massaspectrometrie om
vervalsing bij honingimporten op te sporen. Dit
werkt goed waar het om toevoegingen van
maissiroop gaat, maar helemaal niet, waar er
sprake is van rijstsiroop uit Azië
De omvang van het probleem wordt duidelijker
als wij kijken naar de wereldhandel in honing. Er
is de laatste 10 jaar een explosieve stijging
geweest in de vraag naar honing, in het
bijzonder in de EU, Japan en de VS. Honing is
(toch?) een gezond natuurlijk voedingsmiddel.
De globale export van honing (vaak laaggeprijsd
en overwegend uit nieuwe exportlanden zoals
China, India, de Oekraïne, Vietnam en Thailand)
groeide in deze periode met 30,000 ton per jaar,
terwijl e traditionele exportlanden, vooral in
Zuid-Amerika, duidelijk terugvielen in de
omvang van hun export. In dezelfde 10 jaar
waren er vele EU-landen (België, Polen, Spanje,
Portugal, Bulgarije, Italië, Roemenië), die een
flinke groei lieten zien in zowel de import als de
export van honing, terwijl er nauwelijks een
toename in het aantal imkers of bijenvolken (of
zelfs de honingconsumptie) in deze landen valt
te traceren. Men concludeert in het artikel dat
de explosie van honingexporten uit Azië drie
belangrijke consequenties heeft:
1. dat de wereldoverschot heeft geleid tot
een daling van de prijzen, ook van ‘zuivere’
honing
2. dat een aantal traditionele honing-
exportlanden geen brood meer zien in de
productie / export van echte honing
3. dat nieuwe belangrijke spelers in de
wereld honingmarkt vermoedelijk bezig zijn om
goedkope importhoning weer te exporten, soms
gemengd met eigen honing, vaak onder het
mom van lokaal product.
Voordat wij overigens in Nederland al te
schijnheilig gaan doen over vervalsing, moeten
wij memoreren dat sjoemelen met honing een
vrij algemene bezigheid hier te lande was in de
periode voor de Tweede Wereldoorlog. Sterker
nog: dit was een belangrijke reden waarom de
inheemse groothandel toen het invoeren van
een Nederlands honingkeurmerk heeft
verworpen. Nederland kent nu een keurmerk
voor honing, maar vele andere landen (ook raar
genoeg de VS) hebben die niet.
Hoe houd je dan het eerlijke imkeren in stand?
De auteurs van het artikel maken de volgende
aanbevelingen:
1. zorg voor een positieve agenda
2. zorg voor meer wetenschappelijke
onderzoek wat betreft de voordelen van
honingconsumptie voor de menselijke
gezondheid
3. doe meer aan de marketing en promotie
van de gezonde eigenschappen van honing
4. zoek naar nieuwe toepassingen van
honing in voedsel
5. stel een wereldomvattende database
samen om de oorsprong van honing te traceren
6. gooi alle databases open voor honing-
laboratoria
7. zorg voor internationale standaardisatie
voor het testen van honingvervalsing
8. ontwikkel steeds betere methodes om
honing te screenen en oorsprongen te traceren
9. zorg voor harmonisatie van standaarden
voor honing en voor het etiketteren van honing
10. geef bredere bekendheid, in de media en
de politiek, aan de strijd tegen de
honingvervalsing.
Dit doet mij sterk denken aan de situatie hier in
de jaren 30, toen de imkersbonden een
(vergeefse) poging deden om de heren in Den
Haag te overreden om steun voor een
18 De Stertselaar 3e kwartaal 2018
Nederlandse keurproduct te geven. Zou het nog
vandaag de dag lukken?
Julian Deahl
Het besproken artikel:
Norberto L. García (2018): The Current Situation
on the International Honey Market, Bee World,
DOI: 10.1080/0005772X.2018.1483814
De polarisatiemeter
Na de presentatie van Arie Kreike over de
kwaliteit van honing en hoe dit te meten, kwam
er van verschillende kanten de vraag of ik de
polarisatiemeter kon beschrijven die ik gemaakt
heb.
Wat doet het?
De polarisatiemeter is een apparaat dat een
goede indicatie geeft of suikerstroop door de
bijenhouder aan de honing is toegevoegd.
Wanneer suikerstroop aan het bijenvolk wordt
gevoerd, zullen de bijen de suiker omzetten in
fructose en glucose, met behulp van invertase-
enzymen. Een kleine verschuiving in rotatie is te
zien, maar het is niet zo sterk als wanneer er
suikerstroop door de honing wordt gemengd.
Het gebruik van referentiehoningmonsters
wordt geadviseerd: verzamel honing waarvan u
zeker weet dat de honing zuiver is en gebruik
die om honingen te vergelijken.
De werking
Licht uit een lamp geeft on-gepolariseerd licht
af:
De straling is een mengsel van alle mogelijke
polarisaties. Via een polarisatiefilter kan men
het licht in één specifieke richting laten trillen
en doorlaten.
Als dit licht door een vloeistof gaat dan zal dit
vloeistof deze polarisatie ombuigen.
Verschillende vloeistoffen hebben een
verschillend effect op deze draaiing.
Een tweede polarisatiefilter dient er alleen voor
om de mate van verdraaiing te kunnen meten:
bij maximale of minimale sterkte kan men de
verdraaiingshoek aflezen.
Het ontwerp
De uitdaging bleek het vinden van het juiste
reageerbuisje en bij passende koker waar deze
in schuift. Reageerbuizen kan men in vele maten
en prijzen krijgen. Hele dure van laboratorium
kwaliteit, goedkope in cadeau en decoratie
winkels.
Zelf kwam ik op het internet terecht bij
https://www.weddingdeco.nl/glazen-buisje-met-kurk-
15cm/
Het voordeel is de vlakke
bodem waar het licht
doorheen gaat.
Zoeken een stukje pijp waar
het reageerbuisje in past.
Verder is er nodig:
- LEDs om geel licht te
maken
Schema van de Constructie
19 De Stertselaar 3e kwartaal 2018
De gradenboog
- Weerstanden om de juiste stroomsterkte
door de LEDs te laten lopen
- Batterijen en batterij houder
- Schakelaar om licht aan en uit te zetten
- Zwakstroom draad, soldeer bout en soldeer
- Doosje om het apparaat in te bouwen
- Tweecomponenten lijm
- Diverse schroeven
- Graden boog om verdraaiingshoek af te
lezen (school of kantoor benodigdheden).
- Twee polarisatiefilters. Er zijn hele dure en
goedkope te krijgen. B.v. https://glas-in-lood-
shop.nl/polarisatiefilter-set-%C3%82%C2%B110x12cm-
stuks-p-4477.html?cPath=159
- Gereedschap (Zaag, schroevendraaier,
schuurpapier)
De Constructie
Om de honing in het buisje te houden is de
opstelling verticaal gemaakt.
De holle pijp heb ik met matte verf (spuitbus)
aan de binnenkant zwart gespoten. Dit is niet
persé nodig.
De holle pijp is stabiel vastgezet in een dikke
(18mm) multiplex plankje met behulp van twee
componenten metaal lijm. De meeste
oppervlaktes zijn goed te verlijmen met deze
lijm als je het oppervlak opschuurt om het ruw
te maken.
Daarna bevestig ik de kolom aan de plastic doos
met schroeven.
Dezelfde lijm gebruik ik ook om het plateau
boven te bevestigen aan de verticale pijp.
Op dit plateau heb ik de gradenboog gelijmd.
Check het kalibratie hoofdstuk hieronder voor
het lijmen van de gradenboog in de juiste
positie.
De polarisatiefilters hebben een beschermende
folie op beide zijde. Die moet er af, op het
laatste moment anders komen er krassen op.
De polarisatiefilter boven is geklemd (of gelijmd)
in een draaibare knop; het zit tussen twee
houten schijven geklemd.
De elektronica
De plastic doos en elektronica kan op het
internet besteld worden of bij een lokale elektro
winkel. Kies voor een sterke gele LED, dan komt
er genoeg licht door de honing heen. Sommige
honingen zijn erg donker. Je kunt ook meerdere
LEDs parallel plaatsen.
De weerstand moet ervoor zorgen dat er
ongeveer 20 mA door de LED gaat.
Met 3x 1,5 V batterijen (4,5 V) en 1,9 V over de LED
blijft er 2,6V over de weerstand staan.
De weerstand moet dan 2,6/0,02 = 130 Ohm zijn.
Dichtstbijzijnde weerstandswaarde is 150 Ohm. Zie
ook: https://www.ledtuning.nl/nl/weerstand-
calculator?language=nl
De LED en weerstand kunnen zwevend
gesoldeerd worden, maar steviger is deze te
solderen op een printplaatje met gaatjes.
De print plaat kan dan geschroefd worden op
het houten plankje in de doos.
De schakelaar plaatst men in de wand van de
doos.
De meting
Men gaat uit van een honing kolom van 10 cm.
En van geel licht. Zo is de meting nu eenmaal
gestandaardiseerd. En de honing moet een
temperatuur van 20°C hebben.
Ik ga zelf uit van het “donker worden” van de
lichtstraal: dit is nauwkeuriger af te lezen dan de
lichtstraal op z’n
helderst af te lezen.
Kalibratie:
Zoek eerst het punt
waar de meet-
apparatuur de
minste hoeveelheid
licht door de filters
laat passeren zonder
Een foto van de polarisatiemeter
20 De Stertselaar 3e kwartaal 2018
honing in de glazen buis. Dit is je nul-
rotatiepunt. Lijm de gradenboog zodanig dat de
knopmarkering op z’n donkerst op nul graden
staat.
Honing meten:
Giet 10 cm vloeibare, niet-gekristalliseerde
honing in de glazen buis en plaats deze in de
buitenste verticale buis.
Als je donkere honing hebt en je kunt het niet
goed lezen, kun je in plaats daarvan 5 cm
gebruiken en de gemeten waarde maal 2
vermenigvuldigen: het licht heeft een 2x kortere
weg, dus ondergaat het de helft van de rotatie.
Gebruik heldere honing. Als de honing al is
gekristalliseerd, maak het meetmonster
vloeibaar door het eerst te verwarmen. Laat het
weer afkoelen omdat een hoge temperatuur de
meting beïnvloedt.
De meeste honingen geven een rotatie naar
links, ongeveer 10 tot 20 graden. Een
suikerwateroplossing van 1:1 geeft een rotatie
van ongeveer 60 graden naar rechts.Dit
betekent dat een beetje suiker in de honing al
een grote invloed heeft op het resultaat! Dit is
een eenvoudige manier om aan te tonen dat er
suiker aan de honing is toegevoegd.
Als de suiker eerst aan de bijen is gevoerd
(wintervoer in de honing) is dit veel moeilijker te
meten, de verschillen zijn dan veel kleiner.
Veel plezier met dit meetinstrument!
Steven Kluft
Koninginnenteelt “light”
Voor de gemiddelde hobby-imker met een paar
volken en een paar jaar ervaring is de “echte”
koninginnenteelt vaak een brug te ver. Dat
betekent dat de eigenschappen van de volgende
generaties van zijn/haar volken voor de helft
afhankelijk is van de kwaliteit van de darren in
de buurt. Immers bij het maken van een
aflegger of bij een stille moerwissel gaat de
jonge koningin lokaal op bruidsvlucht. En paart
met de darren die daar in de lucht zijn. En die
afkomstig zijn van andere volken in de buurt,
waarvan je eigenschappen niet kent en niet kunt
beïnvloeden. Bij de nieuwe generatie bijen zie
je, net als bij mensenkinderen, de
eigenschappen terug van zowel de moeder als
de vader…….. Wie met een “F1” volk begonnen
is en de natuur z’n gang heeft laten gaan zal zien
dat z’n bijen door de jaren heen steeds meer
verwilderen.
Misschien kan de vereniging een nieuwe taak op
zich nemen en een vorm van koninginnenteelt
“light” introduceren. Dat zou kunnen door:
• Er voor te zorgen dat de volken in de
bijenstallen van de vereniging goede
eigenschappen hebben (Buckfast F1 of
vergelijkbaar?).
• Dat leden van de vereniging hun
afleggers tijdelijk in een bijenstal van de
vereniging kunnen zetten, totdat de jonge
koningin haar bruidsvlucht gemaakt heeft.
Als een aflegger in een omgeving staat waar
veel darren met goede eigenschappen
rondvliegen is de kans groter dat de jonge
koningin daarmee paart (en de kans is kleiner
dat ze darren met ongewenste eigenschappen
tegenkomt). Een eenvoudige manier om de
kwaliteit van de bijenvolken op peil te houden:
koninginnenteelt light
Laurens Bijl
Dank !
Het huidige redactieteam heeft – met enkele
tussentijdse wijzigingen – de Stertselaar voor u
verzorgd vanaf begin 2011. In totaal zijn er 30
edities geproduceerd. Hopelijk hebben we u
nuttige en interessante informatie kunnen
bieden. Het redactieteam dankt allen die hebben
bijgedragen aan het tot stand komen van al deze
edities, hetzij door zelf artikelen te schrijven, een
interview af te geven, suggesties te doen, etc.
Zoals u elders in deze editie heeft kunnen lezen
is het tijd voor een nieuwe aanpak. Daarbij past
een nieuw redactieteam. Het oude team neemt
afscheid van u als lezers en wenst de opvolgers
veel inspiratie toe.
Namens het redactieteam, Laurens Bijl
De Stertselaar 3e kwartaal 2018 III Imkersvereniging Leiden e.o.
CONTRIBUTIE EN DONATIE
De contributie bedraagt voor
2018 € 75,-.
Leden van de imkers-
vereniging Leiden en
omstreken zijn tevens lid van
de NBV.
De bijenvolken van de leden
zijn verzekerd. Leden
ontvangen het maandblad
‘Bijen’ en ‘De Stertselaar’.
De donatie bedraagt
tenminste € 15,- per jaar.
Donateurs ontvangen ‘De
Stertselaar’.
OPLEIDINGEN
Administratie:
Roland Koster
06 126 968 55
Leraar:
Steven Kluft
06 370 908 21
ERELEDEN
Ilja van de Pavert
Jan Demmink
LEDEN VAN VERDIENSTEN
Nico Bijnsdorp
Nol Hoexum
Leen v. d. Burg
Willem van Egmond
Frans Valentijn
Aad Wolvers
Leon Gütz
Mirjam Goudriaan - van
Leeuwen
Aad van der Kraats
BIBLIOTHEEK
In het depot Cronensteyn
Open zaterdags van 10-12
uur (1 maart tot 1 oktober)
en 19.15 – 19.45 uur voor
aanvang van de
bijeenkomsten.
KONINGINNENBANK
Aad Wolvers
071-3010964
BIJENSTALLEN
Cronesteyn
Edith Kroon
Peter Henneman
Van april tot en met oktober
elke eerste zondag van de
maand open voor publiek,
van 13.00 tot 16.00u.
Heempark
Aad Wolvers
071-3010964
Noordwijkerhout
Olivier Visser
PLAATS VOOR BIJENVOLKEN
Zoekt u een plaats voor uw
bijenvolken of weet u een
plekje voor een ander?
Graag opgave aan:
Frans Valentijn
071-5613270
Agenda 2018/2019
26 oktober 20.00u, Imkersavond: honingkeuring en -proeverij.
Uitreiking certificaten imkercursisten
30 november 20.00u, Imkersavond, Lisette van Kolfschoten, Wilde bijen
11 januari 2019 20.00u, Imkersavond: nieuwjaarsborrel
22 februari 20.00u, Imkersavond
29 maart 20.00u, Imkersavond
26 april 20.00u, Algemene Ledenvergadering,
plus een loting met mooie prijzen
Alle bijeenkomsten (voor zover niet anders aangegeven) vinden plaats in de kantine van
Tuinvereniging Cronesteyn
IV