kjv 2013-2014 (groep 2) de zeepridder / kristien in-'t-ven en
TRANSCRIPT
KJV 2013-2014 (GROEP 2)
De zeepridder / Kristien In-‘t-Ven en Mattias De Leeuw (ill.)
(door Ellen Erpels)
Auteursinfo
Kristien In-'t-Ven (1969) werd geboren tijdens een frisse
herfstnacht op de valreep van de sixties. Rond haar elfde kreeg
ze een schriftje, met een linnen kaft en roodomrande bladzijden.
In de linkerkantlijn stond een groene streep. In dat schriftje
schreef ze haar eerste verhaal. Het ging over een wild meisje
van een jaar of elf dat haar eigen paard had en verdacht veel
leek op een personage uit Onder moeders vleugels, de klassieker
van Louise May Alcott die ze slechts enkele tientallen keren las.
Ze studeerde sociologie en filosofie. Vele jaren en vele boeken
later besloot ze de lotgevallen van een verdrietige apotheker op
te schrijven. Het werd haar eerste boek, voor lezers vanaf zeven
jaar, met illustraties van Vincent Bal. Met hem is ze voor het
gemak nadien ook maar meteen getrouwd. Dan volgde Kika en
Bob op glad ijs (Lannoo) en het prentenboek Een wel heel
bijzondere kerst, met illustraties van Geert Vervaeke (Lannoo).
Intussen schrijft ze vele soorten teksten: verhalen voor kinderen, maar ook journalistieke stukken en
reportages, als freelance journaliste. Tussendoor probeert ze een paar kinderen groot te krijgen, houdt
ze haar smoutebollenquotum nauwlettend in het oog en droomt ze waar en wanneer ze maar kan.
www.kristienintven.be
Mattias De Leeuw (Antwerpen, 1989) studeerde illustratieve vormgeving
op Sint-Lucas Antwerpen. In 2010 won hij de Picturale van Ronse voor
jong talent en werd laureaat Goed voor druk, waardoor hij zijn eerste
stappen in de illustratorenwereld kon zetten. Mattias is een veelzijdig
illustrator, het liefst van al creëert hij verhalen op papier. Hij tekent
kinderboeken, maar werkt ook freelance voor kranten en tijdschriften
(o.a. Weekendknack, Nest, De Standaard). Zijn tekeningen karakteriseren
zich door spontane verftoetsen die hij combineert met zwierige lijnen.
Zijn debuut als kinderboekauteur/illustrator, het woordeloze prentenboek De steltenloper
(genomineerd in groep 1 van de KJV), volgde al snel na zijn afstuderen. Daarna verscheen het boek
De zeepridder, een verhaal over een atypische ridder die van vechten, maar ook wel van poetsen
houdt. Samen Met Edward Van de Vendel maakte hij Dertien rennende hertjes, een dik leesboek
boordevol tekeningen (genomineerd in groep 3 van de KJV).
http://mattiasdeleeuw.wordpress.com/
Kort samengevat
De zeepridder heet Roger. Hij schrijft zijn naam als volgt: Roger de Sein Tro Pee. Vriend én vijand
noemt hem zeepridder. Want Roger de Sein Tro Pee is altijd netjes. Hij is dol op een bad nemen, op
poetsen, in de tuin werken (en daarna een bad nemen), en de witte en de bonte was doen. Maar hij is
ook dol op vechten. Samen met Gaston, zijn witte propere paard, vocht hij al vele malen en vaak in
verre landen met hand en tand tegen de vijand. Roger de Sein Tro Pee is dus proper én dapper. Nu is
het tijd voor vakantie want Roger en Gaston zijn moe van het vechten. Onze zeepridder neemt zich
voor om een lang lekker warm bad te nemen met heel veel schuim en daarna wil hij dansen. Maar dat
mag niemand weten. Daar denkt koning Felix de Eerste de Beste anders over. De koning heeft
namelijk een groot probleem en stuurt onze ridder een brief. De zeepridder besluit met enige tegenzin
de koning uit de nood te helpen. Als het hem lukt om het probleem van de koning op te lossen, mag hij
met prinses Lies trouwen. Van zodra onze zeepridder Lies ziet, is hij tot over zijn oren verliefd. Lies is
niet vies, maar keurig en netter dan net. Maar er is een kaper op de kust. Graaf Grijs wil de koning ook
helpen en wil ook trouwen met prinses Lies. Wie de slimste, dapperste en sterkste ridder is en
uiteindelijk het probleem van de koning oplost en wie met prinses Lies trouwt of met haar zus prinses
Lucy lezen jullie allemaal in dit hilarische boek over de zeepridder.
Vóór het lezen
Bedek de titel van het boek of maak een kopie van de cover, zonder de titel te tonen.
Waarover zou het boek kunnen gaan?
Wat zie je op de tekening?
Welke titel zou het boek kunnen hebben?
Vertel nadien de titel aan de kinderen.
Past de cover bij de titel?
Waarover zou het boek kunnen gaan?
Na het lezen
Kopieer een tekening van de zeepridder, vergroot deze en laat de kinderen woorden en omschrijvingen
verzinnen die bij hem passen.
Heeft de zeepridder dezelfde eigenschappen als ‘normale’ ridder?
Wat is hetzelfde?
Wat is het verschil?
Past de titel bij het boek?
Welke titel zou je aan het boek geven?
Bij de illustraties
De tekst en illustraties sluiten prachtig bij elkaar aan. De tekeningen ondersteunen het verhaal. Bekijk
dit samen met de kinderen.
Hoe zijn de illustraties gemaakt?
Gebruikt de illustrator veel kleur?
Welke kleuren vooral?
Wat valt er op aan de tekeningen?
Welke woorden passen bij de illustraties? Kies uit: grappig, donker, triest, vlot, donker,
vrolijk, leuk, licht…
Dit zegt illustrator Mathias De Leeuw over De zeepridder:
http://mattiasdeleeuw.wordpress.com/2012/03/30/de-zeepridder/
‘Wat vond ik het moeilijk om zijn paard, Gaston, te tekenen. Dit heb ik eerst heel veel moeten
oefenen, en uiteindelijk lukte me het beter en beter…en zo werd het schutblad een ode aan
Gaston.’
Is hij er in geslaagd een mooi paard te tekenen? De kinderen kunnen eventueel hun eigen tekentalent
bovenhalen en een vriendje voor Gaston tekenen.
Modern sprookje
Het verhaal van over de zeepridder is eigenlijk een modern sprookje. In sprookjes hebben de
personages vaak geen echte naam, maar verwijzen ze naar een eigenschap, bijvoorbeeld Roodkapje.
Of ze hebben namen die veel voorkomen, zoals Hansje en Grietje.
Welke namen hebben de personages in dit boek?
Sprookjes gaan meestal over goed en kwaad.
Merk je dat ook bij dit verhaal?
Wie is goed?
Wie is kwaad?
In sprookjes komen vaak dieren voor die niet echt bestaan.
Welk dier (dat eigenlijk niet echt bestaat) komt voor in dit verhaal?
Kennen jullie nog sprookjes waar draken in voorkomen?
Waar of niet waar?
Verdeel de ruimte in twee delen. De ene kant is ‘waar’, de andere kant is ‘niet waar’. Lees
onderstaande stellingen voor. De kinderen moeten zich steeds naar de juiste kant verplaatsen. Bij een
goed antwoord, verdienen ze een punt. Wanneer een stelling ‘niet waar’ is, kan er dieper ingegaan
worden op het correcte antwoord. Als je te weinig ruimte hebt, kan je ook werken met groene (waar)
en rode (niet waar) kaartjes.
De echte naam de zeepridder is Roger de Sein Tro Pee.
Fons is de nieuwe schildknaap.
De zeepridder wil nooit meer verliefd worden.
De zeepridder danst niet graag.
De zeepridder krijgt een brief van de koningin.
Gaston is de broer van de zeepridder.
Het schaap van Fons heet Paard.
De vijand is een draak.
De Groene Berg staat in brand.
Prinses Lucy is heel proper.
Prinses Lies is sip zonder lelies.
Graaf Grijs is een vriend van de zeepridder.
Een oud vrouwtje waarschuwt de zeepridder voor gevaar.
Het paard van de zeepridder wordt uit de sloot bevrijd door een mopje van Fons.
De hut van de neef van de boer is afgebrand door de draak.
Fons gooide een stinkbom.
Graaf Grijs sluit Fons en de zeepridder op in een grot.
Fons bedenkt een plan om te ontsnappen uit de grot.
De draak at de zeepridder en Fons op.
De zeepridder kiest op het einde van het verhaal voor prinses Lies.
Schrijfstijl
Dit schrijft een recensent over De zeepridder (http://coolesuggesties.nl/recensie-de-zeepridder-
kristien-in-t-ven)
‘Het verhaal is ontzettend leuk en vlot geschreven, hoewel er een paar zinnen tussen zitten die wat
lastig voor kinderen zullen zijn. En zelfs een enkele zin die ik ook twee keer heb moeten lezen.’
Wat denken de kinderen hierover?
Vond jij dat er moeilijke woorden/zinnen in het verhaal voorkwamen?
Staan er veel korte of lange zinnen in het boek?
Vond je het prettig om het boek te lezen?
Leuke afsluiter
Om de bespreking van het boek creatief af te ronden kunnen de kinderen samen met de begeleiding
zeep maken. Op deze sites vind je meer uitleg:
http://hobby-en-overige.infonu.nl/hobby/97945-je-eigen-zeep-traktatie-maken.html
http://rafraffel.blogspot.be/2009/05/zeepjes-maken.html
http://reultje.blogspot.be/2011/07/zelf-zeep-maken.html
KJV 2013-2014 (GROEP 2)
De fantastische vliegende boeken van Marius Mindermeer / William Joyce
(door Ann Foulon)
Auteursinfo
William Edward Joyce werd geboren in Shreveport, Louisiana, Verenigde Staten, waar hij nog steeds
woont. Joyce is auteur (hij schreef meer dan 50 kinderboeken), illustrator en filmmaker. Zijn
tekeningen verschenen op verschillende New Yorkse voorpagina’s en zijn schilderijen worden
tentoongesteld in musea en kunstgalerijen. Joyce verzon ook een aantal figuurtjes voor de films Toy
Story en A Bug’s Life.
Toen de orkanen Katrina en Rita vele Amerikanen troffen, stichtte hij een vereniging. Om de
slachtoffers te steunen en geld in het laatje te brengen verkocht hij enkele van zijn werken. Nu gaat de
winst van zijn stichting nog steeds naar artiesten en kunstorganisaties in Louisiana.
Voor de verfilming van The Fantastic Flying Books of Mr. Morris Lessmore (2011) won hij in maart
2012 een Oscar. Je kan de film op YouTube bekijken.
http://morrislessmore.com/
Kort samengevat
Marius Mindermeer hield van woorden. Hij hield van verhalen. Hij hield van boeken. Maar in elk
verhaal gebeurt wel iets vervelends. Op een dag werd de hemel donker. De wind begon te waaien en
woei en woei… tot alles wat Marius kende, verwaaid was. Maar de kracht van een verhaal zal alles
redden. Omdat Marius Mindermeer gek is op boeken neemt hij zijn intrek in een gebouw vol levende
boeken. Overdag verzorgt hij de boeken. Hij leent ze uit aan de juiste mensen. Wanneer het nacht is en
de boeken slapen, schrijft hij zijn eigen verhaal. Bij de laatste bladzijde vindt hij dat het tijd is om te
stoppen.
Over het boek
De animatiefilm The Fantastic Flying Books of Mister Morris Lessmore kreeg een Oscar voor Best
Animated Short Film. Na de film kwam er een prentenboekachtige app voor de iPad en nu is er de
papieren versie van het verhaal. Hiermee legde het boek een eerder omgekeerd parcours af. Meestal
wordt er voor een app van een bestaat boek vertrokken.
Met dit boek kan je aangeven dat voorlezen ook voor deze leeftijdsgroep nog steeds leuk en zinvol is.
Het boek is door het taalgebruik nog te moeilijk om zelf te lezen, maar dat is geen reden om het boek
te laten liggen! Vertel de kinderen dat ze het recht hebben altijd een voorlezer te ‘eisen’ voor boeken
waar ze nieuwsgierig naar zijn, maar die ze nog niet zelf kunnen lezen.
Bij de cover
Zien de kinderen het mannetje op de cover? Wat ziet hij er deftig uit in zijn pak. Let ook op de
wandelstok en het hoedje. Hij oogt als een klassevolle heer. Merk ook de wandelstok en het hoedje op
de achterflap. Zouden dit belangrijke elementen in het verhaal zijn? Kijk naar het schutblad met het
hoedjespatroon.
Er staan veel boeken op de cover. Zou het mannetje (Marius) al die boeken gelezen hebben? Ziet hij
eruit als een belezen iemand? Iemand die veel weet of graag dingen in boeken opzoekt?
Wijs de kinderen op het gebruik van de warme rode kleur.
Bij het voorlezen
Dit is een verhaal met vaart. Je merkt het al ‘de wind begon te waaien, en woei en woei…’ Toon hoe
de woorden typografisch wegwaaien. Op bijna alle illustraties is er veel beweging te zien. Laat de
juryleden aanduiden waar zij de beweging en de vaart terugvinden. Zou dit komen omdat dit boek
eerst een film was? Of heeft het iets te maken met het formaat van het boek en de prenten die over
twee pagina’s verspreid staan?
Past het taalgebruik bij Marius? In de volgende zinnen en woorden zit een zekere deftigheid. Vinden
de kinderen dat ook?
‘Zijn leven was een boek dat hij zelf schreef. De ene keurige bladzijde na de andere.’
‘… tot alles wat Marius kende verwaaid was.’
‘Hij dwaalde rond en rond.’
‘Een lieftallige dame’
‘Ze werd voortgetrokken door een feestelijke formatie van vliegende boeken.’
‘Waar boeken leken te nestelen’
‘Bitterzoete zucht’
De tekst is beschrijft nauwkeurig en poëtisch hoe de dingen zijn. Als je luistert, kan je je fantasie laten
werken om er een beeld van te vormen – je zou de taal filmisch fantasierijk kunnen noemen.
‘Gefladder van ontelbare bladzijden’
‘Gekwebbel van wel duizend verschillende verhalen’
‘Ritselend kwam de kamer tot leven’
Besteed tijd aan het uitleggen van deze mooie, beeldrijke zin: ‘De tragedies gingen op bezoek bij de
komedies om opgevrolijkt te worden. De encyclopedieën hadden hun buik vol van feiten en zochten
ontspanning bij de strips en sprookjes.’ Merk hierbij ook op dat de auteur in lange zinnen schrijft.
Horen de kinderen dit?
‘Soms raakte Marius zo verdwaald in een boek, dat hij dagenlang niet meer tevoorschijn kwam’:
verdwalen de kinderen wel eens in een boek?
‘… had de Dikke Vandale het laatste woord’: de Dikke Vandale is een heel dik woordenboek, en de
laatste letter van een woordenboek is de laatste letter van het alfabet.
Als een schrijver sterft, blijft zijn verhaal verder bestaan. Hoe kan dit?
Oog voor de illustraties
Kijk naar het kleurgebruik: bruine grijstinten wanneer alles door de wind vernield wordt, gevolgd door
de frisse vrolijke gekleurde dame die iets hoopvols uitstraalt.
Op de illustraties zie je Marius evolueren van een jonge man tot een oude heer. Een ander tijdsverloop
vind je terug in de illustraties waar de dagen en maanden voorbij gleden. Grappig dat niet alleen de
natuur van seizoen naar seizoen schuift, maar dat de wandelende boeken mee evolueren. Van fris en
zwevend in de zomer, zijn ze vele jaren later in de herfst minder beweeglijk en oud geworden, en
hebben ze een wandelstokje en sjaal in de winter.
Als Marius ouder wordt, zorgen de boeken (die niet hulpbehoevend worden) voor hem en lezen ze
hem elke avond voor.
Wanneer Marius oud en stram is, ligt er een boek met een zandloper bij hem in bed. Een zandloper is
een symbool voor de tijd, het dient om tijd te meten. Kijk met de juryleden naar de zandloper:
waarschijnlijk is Marius’ leven afgelopen eenmaal het laatste zand doorgelopen is. Wanneer de oude
Marius vertrekt, zie je dit oude boek weer. Nu ondersteunt het zichzelf met een wandelstokje.
Zien de kinderen de vele verwijzingen naar boeken op de illustratie waar Marius het bijzondere
gebouw met boeken binnenstapt? Let op Marius’ onzekere blik. Wie ziet de armleuningen in de vorm
van een pen? De inktpotjes eronder? De wijze uil? De stenen muur in boeken? Op het einde zit het
meisje op dezelfde trap van het gebouw. Ziet ze er net zo onzeker uit als Marius? Let op het licht en de
schaduw die op haar gezicht vallen.
Kijk samen naar Marius-de-boekendokter en hoe de boeken Marius hun kennis aanreiken.
Is het duidelijk dat Marius overleden is, wanneer hij naar de hemel vliegt? Verwijs terug naar het
jonge meisje, dat in het begin ook wegzweefde. Zou het open geslagen boekje met het ei-mannetje
levensverhaal van deze mooie dame zijn?
Afronding
‘Ieders verhaal is belangrijk,’ zei Marius. Laat alle kinderen een miniboekje maken. Je kan het
vooraan net zo plechtig versieren als het rode boek van Marius, met de eerste letter van de naam of
met een kleine tekening die het kind kenmerkt.
Via Google vind je voldoende voorbeelden om aan de slag te gaan. Of kijk hier:
http://hobby.blogo.nl/files/2008/04/stap-voor-stap-klein-miniboek-maken.gif
KJV 2013-2014 (GROEP 2)
Dino is mijn vriend / Harmen van Straaten
(door Frederic Vercaemst)
Auteursinfo
Harmen van Straaten werd op 15 september 1958 in Arnhem (NL) geboren. Hij was altijd gek op
tekenen. Als kind won hij heel wat tekenwedstrijden, al dacht hij dat tekenen ‘stom’ was. Hij vond
dat iedereen het kon en dat je ook andere dingen moest kunnen. Dat was de aanleiding om rechten
te studeren in Leiden. Na deze studie doceerde hij recht aan de HEAO in Amsterdam, maar dit werk
beviel hem niet. In zijn vrije tijd nam hij zijn oude liefde, tekenen, weer op met het illustreren van
kinderboeken. Na een aantal jaar besloot hij zijn beroep te maken van illustreren. Harmen heeft nu
een mooie tekenstudio aan een gracht in Amsterdam. Hij illustreerde ruim 400 boeken in binnen- en
buitenland en schreef een vijftigtal boeken voor verschillende leeftijden.
www.harmenvanstraaten.nl
Kort samengevat
Mark wil dolgraag een huisdier. Omdat zijn papa allergisch is voor dieren met een pels, kan dit niet.
Van de eigenaar van de dierenwinkel krijgt Mark een vreemd ei. ’s Nachts begint het ei uit te komen.
Tot Marks grote verrassing komt er een kleine dino uit. Die heeft veel honger, dus moet Mark op
zoek naar eten. De dino groeit snel en Mark moet steeds meer voedsel zoeken. Samen met zijn
vriend brengt hij de dino naar een verlaten fabriek, maar wanneer de dino het nabijgelegen bos leeg
eet, moeten ze een nieuwe oplossing zoeken.
Aan de slag
Mark komt vaak te laat op school. Hij heeft al heel wat uitvluchten moeten verzinnen. Welke
uitvluchten hebben de kinderen zelf al verzonnen? Welke uitvluchten kunnen ze nog verzinnen?
De dino houdt van groenten. Van welke groenten houden de lezers? Welke groenten vinden ze
helemaal niet lekker? Maak samen met de kinderen een groenteschotel. Snij wortelen, komkommers
en andere groenten in stukjes. Kerstomaatjes kunnen hierbij ook erg lekker zijn. Voorzie eventueel
ook een dipsausje. Geniet van deze gezonde snack tijdens het bespreken van het boek!
Mark wil heel graag een huisdier hebben. Maar dit kan niet door de allergie van zijn vader. Welke
huisdieren hebben de lezers? Welke huisdieren zouden ze graag hebben? Wat vinden ze van een
dino als huisdier?
De dino wordt tot 25 meter groot. Laat de lezers schatten hoe groot 25 meter is. Toon de kinderen
hoe lang 25 meter is (de volledige lengte van de dino, uitgestrekt op de grond). Meet 25 meter af op
de grond, op straat…
De dino verdubbelt elke dag in grootte. Speel samen met de lezers een verdubbel-spelletje. Het
dubbel van 2 is…. Het dubbel van 4 is… Het dubbel van 8 is…
In de krant verschijnen allerlei ongelooflijke berichten over een dino die werd gezien. Men heeft het
ook over ‘komkommertijd’. ‘Komkommertijd’ is een periode in het jaar wanneer er weinig
nieuwswaardige feiten worden gerapporteerd. In deze periode worden soms eigenaardige verhalen
verzonnen om de kranten te vullen. Verzin samen met de lezers enkele ‘komkommerartikels’.
De dino in het meer is duidelijk geïnspireerd door het monster van Loch Ness. Verschillende mensen
zouden dit monster gezien hebben en er bestaan heel wat filmpjes (bijvoorbeeld
http://www.youtube.com/watch?v=zCfFSXT1f9M) en foto’s van. Maar het is nog maar de vraag of
die getuigenissen, filmpjes en foto’s echt zijn! Onderaan dit werkmodel vind je een aantal ‘foto’s’. Je
kan met de kinderen zelf dergelijke foto’s maken. Ga op zoek naar speelgoeddinosaurussen. Neem
een emmer water of gebruik een vijver of een zwembadje. Dompel het speelgoed in het water zodat
enkel de kop van de dinosaurus zichtbaar is. Zoom met je camera in op de dino, houd eventueel wat
boterhampapier voor de lens zodat het beeld wazig wordt of bewerk de foto digitaal voor je hem
afdrukt.
De dino houdt van voetballen. Speel buiten een korte wedstrijd.
KJV 2013-2014
Groep 2
Dino is mijn vriend / Harmen van Straaten
KJV 2013-2014 (GROEP 2)
Het uur bij Tuur / Riet Wille en Frank Daenen (ill.)
(door Els Debuyck)
Auteursinfo
Riet Wille (°09/04/1954) debuteerde als auteur in 1984. Ze woont in Gent met haar man en drie
dochters. Wandelen, fietsen, lezen, dromen, kletsen, lachen en etentjes vindt ze leuk, maar ze houdt
ook van stilte en alleen zijn. Haar ouders waren bloemisten en daaruit is haar liefde voor de natuur
gegroeid. Riet Wille is logopedist. Dat wil zeggen dat ze kinderen met lees- en schrijfmoeilijkheden
helpt. Speciaal voor hen schrijft ze boeken die lekker lezen en schreef ze bijlagen voor verschillende
taalmethodes. Ze maakt ook kinderpoëzie, toneel, liedjesteksten en kartonboekjes.
Prijzen
Raadsels te koop: Boekenleeuw
Als de koeien loeien: Plantin Moretusprijs
Saar en de poes: Vlag en Wimpel
Zin in een zoen: Boekenwelp
Frank Daenen (Bree, 1977) studeerde in 1999 af aan het KHLim als grafisch vormgever. Meteen ging
hij aan de slag als webdesigner in verschillende reclamebureaus. Zijn vrije tijd spendeerde hij volledig
aan het illustreren van kinderboeken. Sinds 2007 is hij fulltime illustratror van kinderboeken. Hij
tekent ook voor tijdschriften van Averbode (Zonnekind, Doremi, Dopido en Zonnestraal) en de
educatieve uitgaven van uitgeverij Malmberg.
www.frankdaenen.be
Kort samengevat
Als Viks mama en en papa moeten werken, gaat Vik naar Tuur. Vik en Tuur koken, ze spelen
spelletjes en ze lezen samen. Tot mama en papa weer thuis zijn.
Bespreking
Over ‘Ik vind…’ (één van mijn stokpaardjes)
Beste begeleider, laat de lezers als je praat over boeken altijd beginnen met ‘Ik vind…’ en niet met
‘Het is…’ Wie met ‘Ik vind…’ begint, toont meteen respect voor de mening van de ander.
(Zie ook de Methode Chambers op www.kjv.be/begeleiders/handboek.php)
De basisvragen
Wat vond je leuk, mooi of goed aan dit boek?
Waren er stukken die je vervelend vond?
Zag je bepaalde patronen of verbanden? (Leg dit goed uit aan de kinderen.)
De algemene vragen
Was er iets in het boek dat je zelf al eens hebt meegemaakt?
Wat vind je van de illustraties?
Ken je andere boeken die hierop lijken?
Is dit een boek om vlug te lezen of net heel traag?
De speciale vragen
Zou jij ook graag een uur naar Tuur gaan?
Wat speel je zelf het liefst? (alleen of met anderen)
Wat zou Tuur nog kunnen doen met Vik?
Ken je iemand die net zo is als Tuur?
Ken je een huis dat lijkt op dat van Tuur?
Activiteiten
Spel
Zorg voor een beetje ruimte (zonder tafels en stoelen) en vier hoeken (hoek A, B, C en D). De
kinderen staan in het midden in een groep. De begeleider stelt vragen en geeft telkens aan waar de
kinderen moeten gaan staan, naargelang het antwoord dat ze willen geven. Bijvoorbeeld:
Wie een buurman heeft, mag in hoek A gaan staan. (De rest blijft gewoon in het midden
staan.)
Wie soms bij zijn buren langsgaat, gaat in hoek B staan. (Het kan zijn dat iemand uit hoek A
nu naar hoek B moet verhuizen.)
Wie zich nooit verveelt, gaat naar hoek C.
Wie een spelletje ‘van vroeger’ kent, gaat in hoek D staan.
Het kan zijn dat er nog steeds lezers zijn die geen enkele hoek gekozen hebben en die dus nog steeds
in het midden staan. Geen probleem! Vanaf vraag vijf komt er meer beweging in het spel. Na een
tijdje zal er wellicht niemand meer in het midden staan. Het spreekt voor zich dat je als begeleider
tussendoor extra uitleg kan vragen.
Wie het liefst buiten speelt, gaat naar hoek A.
Wie houdt van fantasiespellen, gaat naar hoek C.
Wie graag knutselt, mag naar hoek D.
Wie houdt van koken, gaat naar hoek A.
Wie veel sport, gaat naar hoek B.
Wie houdt van gezelschapsspellen spelen, gaat naar hoek B.
Wie houdt van gezelschapsspellen die lang (langer dan een uur) duren, gaat naar hoek A.
Wie meer dan 10 gezelschapsspellen kent, gaat naar hoek D.
Wie een lievelingsgezelschapsspel heeft, gaat naar hoek C.
Wie graag heeft dat iemand voorleest, gaat naar hoek A.
…
Wie geen zin meer heeft om dit spel verder te spelen, gaat naar hoek B.
Je kan dit spel natuurlijk aanvullen met meer algemene vragen over boeken en auteurs en illustratoren.
Rijmen
Rijmen met dierennamen OF werken met een rijmwoordenboek: iedereen geeft een woord op en leest
de rijmwoorden die erbij vermeld staan in het rijmwoordenboek. Wie vindt er het meest? Zou de
auteur ook een rijmwoordenboek gebruiken, denk je? Of een liedjesschrijver?
Je kan ook fragmenten uit het boek voorlezen die de kinderen moeten aanvullen. Bijvoorbeeld ‘de kop
van een k…’, ‘de buik van een b…’
Oude spelletjes
Wie kent oude spelletjes? Zoals verstoppertje, diefje met verlos, bikkelen, zakdoek leggen… Speel
samen een spelletje.
Vreemde dieren
Laat de kinderen vreemde dieren verzinnen en tekenen (zie ook de kipbeerpad uit het boek).
Zoekspel
Laat iemand iets beschrijven uit het boek. De anderen krijgen één minuut de tijd om op zoek te gaan
naar wat beschreven werd. Extra handig is het als de kinderen een exemplaar van het boek in handen
hebben om in te zoeken.
Hou een gesprek over zoekboeken. Welke zoekboeken ken je? Verzamel zoekboeken voor jong en
ouder en laat de kinderen erin kijken en ervan genieten.
Riet Wille
Laat de kinderen in de bib op zoek gaan naar andere boeken van Riet Wille. Welk boek spreekt hen
aan? Welk minder? Werkte Riet Wille al eerder samen met Frank Daenen?
Tekenopdracht/nabootsen
Sommige van de illustraties kan je downloaden en uitprinten. Kijk met de kinderen op de website van
Frank Daenen, bij ‘fun’. Je kan een illustratie uitprinten en meegeven. Wie kleurt het huis van Tuur
het mooist in (met maar drie kleuren, alleen in grijstinten gebruiken, zo vrolijk mogelijk…)?
Misschien gaan de kinderen liever zelf aan de slag? Wie bedenkt en tekent zelf een huis met veel
verdiepingen waar veel te beleven valt? Groot papierformaat is erg dankbaar om de kunstwerken later
uit te hangen in de bib.
De favoriete tekenmaterialen van Frank Daenen zijn digitaal, collage, kleurpotlood, acryl, aquarel.
Kennen de kinderen dit allemaal?
De begeleider kan Franks favoriete boeken(*) tonen en voorstellen, of de kinderen de opdracht geven
ernaar op zoek te gaan in de bib (wel eerst kijken of ze aanwezig zijn). Welk boek kennen de lezers al?
Welk boek spreekt hen aan? Welk niet? Vertel.
(*)
Kraai / Leo Timmers
Drup en het geluk / Olivia French
Welterusten iedereen / Edward van de Vendel en Sebastiaan Van Doninck (ill.)
Het geheim van de keel van de nachtegaal / Peter Verhelst en Carll Cneut (ill.)
Moek gaat op wereldreis met de fiets / Marc Boutavant
Wiebelbillenboogie / Guido Van Genechten
Ik / Philippe Waechter
Max en de Maximonsters / Maurice Sendak
Meer weten?
www.frankdaenen.be
Zin om een mail te sturen aan Riet Wille? [email protected]
Geef enkele websites mee met de kinderen, die ze thuis kunnen bekijken met iemand die hen
helpt voor te lezen. Een volgende bijeenkomst kunnen ze vertellen of ze iets leuks ontdekt
hebben, of ze iets bijgeleerd hebben over een auteur of illustrator, of ze zin kregen om een
boek te lezen…
www.kjv.be
www.villakakelbont.be
www.leesplein.nl
www.boekenzoeker.org
Toon de lezers waar ze in de bib De Leeswelp kunnen vinden. Laat hen in enkele Leeswelpen
kijken. Wie herkent de kaft van een boek, de naam van een auteur of illustrator?
KJV 2013-2014 (GROEP 2)
Jacques naar de stad / Alex T. Smith
(door Frederic Vercaemst)
Auteursinfo
Alex T. Smith werd geboren op 1 januari 1985 in Coventry (UK). Vanaf het moment dat hij een
potlood kon vasthouden, begon hij verhalen te schrijven. Als kind had Alex heel wat dromen. Hij wou
ruimtereiziger, cake-bakker en professioneel konijn worden. Uiteindelijk ging hij voor een bedrijf
werken dat theaterproducties maakte. Na deze periode besloot Alex om illustrator te worden. Hij
volgende een opleiding voor illustratietechnieken. In het laatste jaar werd hij tweede in een
belangrijke illustratiewedstrijd. Daarna ging alles heel snel en heeft hij verschillende boeken
uitgegeven.
www.alextsmith.blogspot.co.uk
Kort samengevat
Jacques is een kleine, mollige hond met een baret op en een trui aan. Met zijn beste vriend, meneer
Wiebelsok, beleeft Jacques spannende avonturen. In dit verhaal trekken ze, wanneer meneer en
mevrouw Glimschoen vertrokken zijn, naar de stad. Ze drinken een kopje koffie in een café, bekijken
winkeltjes en bezoeken een museum. Tijdens dit bezoek kan Jacques, per ongeluk, een diefstal
verijdelen. Hij wordt op slag de held van de stad en wordt gehuldigd door de burgemeester.
Wanneer meneer en mevrouw Glimschoen thuis komen ligt Jacques in zijn mand te slapen. Ze
hebben echter geen idee hoe hun hond aan een medaille is gekomen.
De volgende dag ontdekt Jacques dat meneer Wiebelsok ziek is. Hij brengt hem naar het ziekenhuis.
Dokter Watziekjes zal meneer Wiebelsok onderzoeken. Wanneer de dokter röntgenfoto’s wil nemen,
moet Jacques wachten in het dokterskabinet. Er zijn zoveel spannende dingen te ontdekken in de
kamer. Aan een hangertje vindt hij een doktersjas en hij trekt deze aan. Op dat moment komt een
verpleegster een dokter halen voor een spoedgeval. Ze neemt Jacques mee om de zieke personen te
onderzoeken. Jacques ontdekt dat ze de elf-uur-flauwte hebben en schrijft hen een lekker kopje thee
voor met een koekje. De mensen zijn snel weer aan beterhand. Even later komt de echte dokter met
de diagnose van meneer Wiebelsok. Hij heeft een klein gaatje in de hiel en deze wordt snel opgelapt.
Vóór het voorlezen
Ga op zoek naar een baret. Laat de kinderen dit hoofddeksel goed bekijken. Laat het hen opzetten.
Maak eventueel foto’s van de kinderen met de baret op. Zorg ook voor een rood-wit gestreepte sok
en laat de kinderen kennis maken met ‘meneer Wiebelsok’.
Bekijk samen met de kinderen de cover van het boek. Wat is er op te zien? Jacques (met baret) die
vriendelijk naar de lezers zwaait en meneer Wiebelsok. Er zijn ook gebouwen te zien, die de
grootsheid van de stad voorstellen. Zien de kinderen ook de dief die aan de haal gaat met een
kunstwerk?
Bij het verhaal
Bespreek het verhaal met de kinderen:
Jacques naar de stad is een grappig verhaal. Wanneer hebben de kinderen hard moeten
lachen? Wat waren de grappigste momenten in het boek?
Waren er ook spannende scènes? Waren er stukken die de kinderen minder niet zo mooi
vonden?
Twee verhalen
Het verhaal speelt zich af tijdens twee verschillende dagen, waarop Jacques ook twee verschillende
avonturen beleeft. In het eerste verhaal gaat hij naar de stad en kan hij per ongeluk een diefstal
verijdelen. In het tweede verhaal wordt hij aanzien als dokter en kan hij een aantal mensen genezen
die aan een flauwte lijden. Wat vinden de kinderen van beide verhalen? Zijn ze allebei even leuk of
hebben ze voorkeur voor één van de twee?
Huisdieren
Jacques beleeft zijn avonturen wanneer meneer en mevrouw Glimschoen uit huis zijn. Ze hebben
geen weet van de avonturen. Hebben de lezers ook huisdieren? Beleven hun huisdieren ook
avonturen wanneer er niemand thuis is? Laat de kinderen hierover fantaseren en vertellen.
Haal er eventueel het prentenboek Huisbeestenboel van Loes Riphagen (De Fontein) bij. En wellicht
denken de kinderen bij dit verhaal aan Kito, de hond die in verschillende reclamefilmpjes voor een
bepaalde energieleverancier avonturen beleeft als de baasjes niet thuis zijn.
Aan de slag!
Wie ben je?
Bekijk en lees samen met de kinderen bladzijde 4 en 5. Hier wordt Jacques voorgesteld. Laat de
kinderen een foto van zichzelf meebrengen en duidt met pijltjes enkele bijzondere kenmerken aan
op de foto, net zoals je op de illustratie in het boek ziet. Schrijf op dezelfde manier een tekst.
‘Jacques is een hond.
Jacques is een kleine hond.
Jacques is een kleine mollige hond.
Jacques is een kleine, mollige hond met een baret en een mooie, rode trui.’
Dit kan dus worden:
‘Rune is een jongen.
Rune is een stoere jongen.
Rune is een grote stoere jongen.
Rune is een grote stoere jongen met blond haar en een mooie, groene trui.’
Of:
‘Shana is een meisje
Shana is een lief meisje.
Shana is een klein lief meisje.
Shana is een klein lief meisje met een brilletje en een mooie bolletjesjurk.’
Avontuur
Jacques wil elke dag een avontuur beleven. Welke avonturen willen
de kinderen beleven? Op bladzijde 11 kan je Jacques zijn voorstellen
tot avontuur zien.
Een drankje
In het café drinkt Jacques een warme chocolademelk met slagroom
en een rietje. Meneer Wiebelsok drinkt dan weer een glas
vruchtensap dat versiert is met allerlei spulletjes. Maak samen met de lezers warme chocolademelk
met slagroom en laat hen die opdrinken met een rietje. Of versier een glas vruchtensap met allerlei
cocktailprikkertjes.
Baretten
De allerleukste winkel is Bella’s Baret Boetiek. Jacques koopt er heel veel baretten. Als je een echte
baret hebt, kan je de kinderen fotograferen wanneer ze Jacques-gewijs een baret dragen. Je kan ook
met eenvoudig knip- en plakwerk een baret op de kinderen hun (foto)hoofd zetten. Afbeeldingen van
baretten vind je onderaan dit werkmodel.
Illustraties
Bekijk samen met de kinderen de retro tekeningen. Welke kleuren worden gebruikt? Er wordt
gebruik gemaakt van rood, roze, zwart en verschillende grijstinten. Ga zelf aan de slag met deze
kleuren. Teken op een groot blad een stad zoals de auteur van het boek op bladzijde 15 doet. Voeg
alle tekeningen van de kinderen samen en je krijgt een tekening van een superstad.
Meer avonturen van Jacques
Jacques heeft een briljant idee. Hij gaat op vakantie en natuurlijk mag meneer
Wiebelsok mee. Ze trekken naar het strand. Het wordt weer een groot
avontuur met een zandkastelenwedstrijd, een haai en een echte schat.
Jacques op vakantie / Alex T.Smith (House of books)
Wat begint als een wandeling in het park wordt een wandeling op een koord.
Jacques gaat bij het circus en daar wordt hij de ster van de show.
Jacques in het circus / Alex T.Smith (House of books)
In het geboorteland van Alex T.Smith zijn ook nog tweede andere boeken verkrijgbaar. Het is nog
even afwachten of deze boeken een vertaling krijgen naar het Nederlands. In de originele versie heet
Jacques trouwens Claude!
Uitsmijters
De bedenker en Jacques samen aan tafel (http://www.claudebooks.blogspot.be/2011/03/catching-
up-on-reviews-and-alex-t-smith.html) en een valentijnskaartje van Jacques
(http://www.claudebooks.blogspot.be/2012/02/happy-valentines-day.html)
Meer informatie en sfeerbeelden vind je op www.claudebooks.blogspot.be
KJV 2013-2014
Groep 2
Jacques naar de stad / Alex T. Smith
KJV 2013-2014 (GROEP 2)
Job en de duif redden Kip / Evelien De Vlieger en Noëlle Smit (ill.)
(door Tine Verachten)
Auteursinfo
Evelien De Vlieger werd geboren op 15 juli 1969 in Gent. Ze studeerde
Germaanse talen en literatuurwetenschap. Sinds 2005 heeft ze zich
volledig toegelegd op het schrijven van boeken. Daarnaast vertaalt ze ook
veel boeken. Evelien heeft drie kinderen en houdt van lezen, koken,
zwemmen en lopen.
http://eveliendevlieger.wordpress.com
Noëlle Smit werd geboren op 28 september 1972 in Alkmaar (Nederland).
Ze studeerde illustratieve vormgeving in Amsterdam. Sinds 1999 werkt ze
als illustratrice. Ze woont in Amsterdam, samen met haar vriend en haar
twee poezen Roxy en Spetter.
www.noellesmit.nl
http://noelle-smit.blogspot.com
Kort samengevat
Jobs moeder lust graag een vers eitje. Dus komt Kip in de tuin. Maar ze legt geen ei… ‘Ze krijgt nog
een week,’ zegt Jobs moeder, ‘dan vliegt ze in de pot.’ Job is echter gehecht aan Kip en wil helemaal
niet dat ze in de pot eindigt. Hij bedenkt een plannetje, maar dat mislukt. Gelukkig is er Jobs vriendin
Duif. Zij kent de juiste vogel om dit euvel te verhelpen!
Job en de duif redden Kip is het vervolg op Job en de duif.
Vóór het lezen
Verwijs naar het boek Job en de duif. Daarin kan Job behoorlijk uit zijn humeur raken, bijvoorbeeld
wanneer zijn tand los zit en pijn doet. Hij schopt tegen een steen. Nu is Duif boos, want haar nest is
vernield. Eerst maken ze ruzie, later worden ze vrienden. Ze kunnen immers bij elkaar terecht met hun
problemen – en dat zijn er heel wat. Zo is Duif het beu om wedstrijdjes te vliegen voor haar baas.
Maar hij houdt Duifs man vast, dus kan ze er niet vandoor. Job bedenkt een plan om haar man stiekem
te laten ontsnappen.
Kunnen duiven en mensen vrienden zijn? Wat kan een mens voor een duif doen? En omgekeerd?
En hoe zit het met kippen? Wie van de kinderen heeft kippen thuis? Zijn het leuke ‘huisdieren’? Wat
doen kippen? Wat eten ze? Hebben ze veel verzorging nodig?
Wie lust er graag een eitje? Hoe eten de kinderen hun eitje graag?
Tijdens het lezen
Moeilijke woorden
Is dit een moeilijk boek om te lezen? Zijn er moeilijke woorden en/of zinnen? Kunnen de kinderen de
betekenis ervan afleiden uit de tekst?
Kippen
Focus op zegswijzen over kippen. Wat betekenen ze?
p. 52 – Moeder zegt: ‘Zachte eitjes! Dat zijn jullie.’
p. 66 – Moeder vraagt: ‘Zit je met een ei, Job?’
p. 93 – Oma gaat ‘met de kippen op stok’
Duif
Hier zie je enkele woorden die het karakter van Duif omschrijven. Welke eigenschappen horen bij
Duif bij het begin van het verhaal, als Kip net in de tuin van Job is? Hoe zou je Duif aan het einde van
het verhaal omschrijven? Is er een verschil tussen Duif in het begin en aan het einde van het boek?
lief vriendelijk behulpzaam hooghartig
boos slim dom lui verdrietig
egoïstisch eerlijk brutaal trouw ijverig
vals blij betrouwbaar chagrijnig fier
Illustraties
Focus op illustraties:
Beelden de illustraties altijd uit wat er werkelijk gebeurt? Wat tonen ze nog? Bijvoorbeeld wat
Job denkt of waarover wordt gesproken.
Vinden de kinderen de illustraties mooi? Vergelijk eventueel met andere boeken van Noëlle
Smit, zoals Fiet wil rennen, Beu, Welkom op de dierderij…
Helpen de illustraties om het verhaal of bepaalde moeilijk woorden te begrijpen?
Na het lezen
Vrienden
Zouden de kinderen Duif als vriendin willen? Welke eigenschappen uit bovenstaand lijstje zijn
belangrijk voor een goede vriend(in)?
Nog meer over Job en de duif
Evelien en Noëlle zijn volop bezig aan een vervolgverhaal. Evelien zegt er het volgende over op haar
website:
‘Er komt ook een derde deel over Job en zijn eigenwijze duif. Het duurt nog even voor het
boek in de winkel ligt want eerst moet illustratrice Noëlle Smit nog met de (net afgewerkte)
tekst aan de slag. Daarin maken nieuwe dieren hun opwachting, Bink en Bonk bijvoorbeeld,
en Minsie. Er is ook bloed, er is een bult, en er is rijst met kriekjes. Duif is nog altijd een
durfal en Job, tja… Ik mag nog niet alles verklappen, dat zou pas zonde zijn.’
Waar zou het nieuwe verhaal over kunnen gaan volgens de kinderen? Wie zouden Bink, Bonk en
Minsie kunnen zijn? Kijken de kinderen uit naar het boek?
Eitjes
Op de titelpagina van het boek staan allerlei beschilderde eitjes. De kinderen kunnen zelf uitgeblazen
eitjes beschilderen met personages uit het boek. Of kook en bak eitjes die je samen opeet!
KJV 2013-2014 (GROEP 2)
Josephina / Jaap Robben en Merel Eyckerman (ill.)
(door Ann Foulon)
Auteursinfo
De Nederlander Jaap Robben is schrijver, dichter en theatermaker. Hij wilde vroeger eigenlijk
Afrikaan worden en archeoloog, maar rondde eerst zijn studie Milieu- en Maatschappijwetenschappen
af en ging vervolgens naar de Koningstheater Akademie in Den Bosch. Van september 2008 tot
oktober 2010 was Jaap stadsdichter van Nijmegen. Hij schrijft sinds 2000 gedichten en korte verhalen
voor zowel kinderen als volwassen.
Jaap treedt graag op, helemaal tot in Wit-Rusland, Oman en Slovenië, en vaak samen met Benjamin
Leroy die dan tekent terwijl hij voorleest. Jaap woont in een boerderij en kent goede recepten voor
dinosaurusvlees. Ondertussen probeert hij nog steeds een baan te vinden als Afrikaan.
Merel Eyckerman werd geboren in Turnhout in 1981. Ze studeerde af in Hasselt als illustratief
ontwerper. Een uitwisselingsproject bracht haar naar Finland en de indrukken die ze daar opdeed,
beïnvloeden haar nog steeds. In totaal illustreerde ze al een heel aantal kinderboeken en ook enkele
kartonboeken. Merels boeken zijn vertaald in het Frans, Hongaars en Koreaans. Ze maakt ook
wetenschappelijke illustraties voor een archeologisch onderzoeksproject.
Merel beschrijft haar werkproces als volgt:
‘Als je alles waar ik mee bezig ben en wil zijn, eerlijk probeert te verdelen over evenveel
dagen en weken, kom je op ongelijke stukken uit. Al ga ik niet de hele tijd met scherp
geslepen punt door de geluidsmuur, er wandelen heel wat kleuren en figuren vrij in en uit, en
zij wijzen uiteindelijk mijn rechterhand de weg op het papier.’
Kort samengevat
Een kleinkind vertelt over zijn oma. De meeste oma’s zijn niet altijd oma geweest. Ook de oma uit het
verhaal niet. Ze is ooit zelfs een baby’tje geweest. Pas veel later, toen de jongen kwam, werd de oma
eindelijk een oma. Maar op een dag begon ze te vergeten. De jongen. Het huis. Haar kamer en ook
zichzelf. Op een dag wees ze naar het schilderij en zei dat ze daar later zou gaan wonen. Maar iedereen
zegt dat oma's geen later hebben. Alleen maar vandaag en morgen en vroeger.
Aandacht voor de tekst
Bespreek de titel. Wat zou een naam als een piano willen zeggen? Zijn er nog namen die klinken als
pianomuziek?
Lees de korte inhoud op de achterflap voor. Bespreek samen met de kinderen de inhoud ervan. Op die
manier zijn ze voorbereid op het verhaal en kunnen ze zich tegelijk concentreren op en proeven van de
poëtische zinnen. Wijs de kinderen op het bijzondere taalgebruik:
‘… en daarvoor waren ze zo klein dat niemand hen kon zien. Net iets groter dan niks. […]
Wel kon ze allerlei babydingen. Ademen, kijken en huilen. Uit zichzelf. Zoals een wiel kan
draaien zonder dat het dat geleerd heeft.’
Moet je altijd eerst iets leren voor je iets kan? Of kan je ook dingen gewoon zo. Plots.
Vanzelf? Zou een boom geleerd hebben om met zijn takken te waaien? Rolt een bal uit
zichzelf?
‘Ze zat op dezelfde kleuterschool als Sinterklaas.’
De schrijver vergelijkt oma met de Sint. Iedereen weet dat de Sint al heel oud is, wie bij hem
in de kleuterschool zat moet dus ook erg oud zijn.
Klinkt ‘ze was vijf jaar’ even mooi als ‘haar hand vol vingers was vijf’? En ‘Opa woonde tien
steden te ver’ zegt net iets meer dan ‘opa woonde ver’. Toch?
De schrijver laat je ook dingen lezen die er niet staan. Mensen noemen dat wel eens ‘tussen de
lijntjes lezen’. Dan denk je dingen bij de woorden die er wel staan. Als er ‘Een lamp noemt ze
een vaas en een koektrommel is een hoe-heet-dat-ook-alweer.’ Staat, weet je dat oma de naam
van de dingen vergeet.
‘Als ze haar ogen dicht doet, spelen er kinderen in haar hoofd.’
Hiermee verwijst de schrijver naar de kindertijd van oma. Mensen die dement worden, gaan in
gedachten vaak terug naar hun kindertijd.
‘Maar iedereen zegt dat oma’s geen later hebben. Ze hebben vandaag en morgen. En vroeger.’
Hiermee zegt de schrijver dat oma’s dood gaan, maar ‘oma’s gaan dood’ zou zoveel harder en
triestiger klinken. Het is fijner om te zeggen dat oma’s nu nog leven.
Heb je als lezer de indruk dat dit boek met respect voor oma geschreven is?
Aandacht voor de illustraties
Zoals de schrijver zachte taal gebruikt, zijn de illustraties ook zacht.
Let op de vele details, op voorwerpen en kleuren die steeds terug keren. De kleine dinosaurus, de
geruite patronen van het kleed, de blouse of de schort…
Op de tekening zie je de jongen met een vragende blik kijken naar Josephina, die met een lijmstift
foto’s aan het plakken is. Die foto’s komen voor de jongen tot leven. Zo kijkt hij in de kinderwagen
waarin Josephina lang geleden gelegen heeft.
Merk op hoe het verleden in zwart-wit getekend is en het heden in kleur.
Oud en jong vloeien in elkaar over. Zie hoe een jonge oma samen met haar latere kleinzoon in
dezelfde zee zwemt. Merk op hoe opa langzaam in beeld komt.
De illustraties wemelen van de bloemen. Staan die misschien symbool voor de bloei van het leven?
Zoek de grappige details: de palmboompjes die op de keukentafel groeien waar oma naar foto’s zit te
kijken, of de zee met een reuzengroot ijsje op het strand, de staf van Sinterklaas tussen de
sparrenboompjes…
Is het duidelijk dat het jongentje het verhaal vertelt? De schrijver schreef het verhaal als het ware door
de ogen van het kind. Merken de kinderen dit?
‘Oma’s hoeven niets meer te worden. Ze hebben vandaag en morgen. En vroeger. De tijd die niet meer
voorbij gaat.’ Wat is tijd?
Over dementie
Oma lijkt stilaan alles en iedereen te vergeten. De ziekte van oma heet dementie. In het verhaal zie en
lees je dat het jongetje en zijn oma nog een fijne band hebben, ook al maakt dementie de
communicatie moeilijker. Dementie betekent letterlijk 'ontgeesting'. Dat wil zeggen dat je geest (je
verstand, je geheugen) je stilaan in de steek laat. Je kunt van dementie jammer genoeg niet meer
genezen. Veel mensen die erg oud worden, krijgen er last van. Dementie zorgt ervoor dat de dingen
die je elke dag doet steeds moeilijker lukken, omdat je steeds weer allerlei dingen vergeet. Opvallend
is dat mensen met dementie wel heel goed dingen uit het verleden kunnen onthouden. Daarom
vertellen ze wel honderden keren hetzelfde verhaal van vroeger. Of ze vergeten wie de mensen zijn die
vlak voor hun neus staan, of denken dat mensen die al een tijd gestorven zijn, er wel nog zijn. Ze
weten wel nog veel over vroeger. Dementie is in dit verhaal herkenbaar in het stukje waar oma
terugkeert naar haar kindertijd. Ze speelt verstoppertje met kinderen, maar vindt hun namen niet meer
terug.
Herinnering aan oma
Maak een lapjesdekentekening als herinnering aan de warme oma uit het verhaal. Geef elk kind een
vierkantje om op te tekenen (van bijvoorbeeld 5 op 5 cm). Laat nu iedereen met kleurpotloden het
ruitjespatroon van oma’s kleren tekenen zoals ze het zich herinneren. Voeg daarna alle stukjes samen
tot een geheel. Misschien heeft iemand wel een kader om het herinneringsdekentje in te kaderen. De
kinderen hebben oma niet zo lang gekend, maar toch hebben ze al een herinnering aan haar. Zo ervaar
je hoe mensen in herinneringen altijd blijven bestaan.
KJV 2013-2014 (GROEP 2)
O echo / Stan Van Steendam
(Yarne Daeren)
Auteursinfo
Een viertal jaar geleden werd uitgeverij Vrijdag opgericht. De uitgeverij profileert zich als ‘stijlvol,
innoverend en verrassend’ en biedt ruimte aan debutanten. Binnen dit profiel past O Echo van Stan
Van Steendam alvast prima. Van Steendam is geen onbekende in de boekenwereld. Als grafisch
vormgever nam hij al heel wat boeken onder handen. O echo is zijn eerste eigen kinderboek, hoewel
‘kinderboek’ misschien niet meteen de geschiktste term is.
Stan Van Steendam (1985) is een Belgische grafisch ontwerper met een passie voor typografie. Hij
studeerde grafische vormgeving aan Sint-Lucas in Gent. Hij grijpt vaak terug naar het verleden, naar
typografie met een betekenis. Hij heeft een extreme fascinatie voor visuele poëzie, wat je merkt in zijn
werk.
www.standeman.be
http://www.o-echo.be
Inhoud
Het jongetje Tuur trekt door de stad en zet zijn oren open. De stadsgeluiden – van fietsgerinkel naar
sirenes tot de trompetten van de fanfare – trekken hem in de wondere wereld van de ligaturen,
schreven, holwitten, onderkasten en majuskels… O Echo is een heel apart prentenboek. Op een
poëtische en ritmische stroom van woorden en klanken baant het jongetje zich een weg doorheen de
stad. Tuur smult van een ijsje, loopt mee in een parade vol clowneske figuren, bestudeert de
verschillende schoenen om zich heen, springt tussen de duiven.
Thema’s
Steden, geluid, prentenboeken
Aan de slag!
Bekijk het filmpje van O Echo op http://www.boekenbeesten.be/dwarrel/o-echo
Als je een iPad bezit, kan je de opdracht doen die op deze site staat uitgelegd: http://www.o-
echo.be
Heb je geen iPad, dan kan je proberen om geluiden op papier neer te schrijven. Iedereen heeft
een blad papier en kleurpotloden, en luistert tien minuten naar de geluiden om je heen. Je kan
naar buiten gaan en op verschillende plaatsen in de omgeving gaan luisteren, of naar een
auditief bijzondere plek gaan. Noteer de geluiden op het blad, speel met kleuren, grootte,
lettertype… Daarna bekijk en bespreek je de resultaten/kunstwerkjes.
Ga op zoek naar de gedichten van Paul Van Ostaijen waarin hij ook speelt met typografie.
Probeer nu met de kinderen ook zo’n gedicht te maken. Laat je gaan in grootte, typografie,
kleuren, geluiden…
KJV 2013-2014 (GROEP 2)
Takkenkind / Gerda Dendooven
(Gerda Tersago)
Auteursinformatie
Gerda Dendooven is een van de bekendste illustratoren van Vlaanderen. Ze geeft les Grafische
vormgeving aan het Sint-Lucas Instituut in Gent. Daarnaast illustreert en schrijft ze kinder- en
jeugdboeken en theaterstukken. Ze won verschillende prijzen, zowel voor haar illustraties en voor haar
teksten. Voor Takkenkind ontving ze een Boekenwelp 2013 en het Zilveren pallet 2013.
Bekijk hier haar prijzenkast en bibliografie: http://nl.wikipedia.org/wiki/Gerda_Dendooven
Kort samengevat
Op een koude winternacht schoot een vrouw plots wakker: ‘Ik wil een kind,’ zei ze tegen haar man,
‘Ik wacht al zo lang, ik wil het nu en wel meteen.’ ‘Oké dan,’ zuchtte de man. Hij trok onmiddellijk op
pad. Hij ontmoette een paar arme zieltjes maar geen van hen zou, zo vreesde de man, aan de
verwachtingen van zijn vrouw voldoen. Daarom legt hij een boomstronk in de vorm van een kind in de
wieg. Dat was helemaal niet het kind waar de vrouw van droomde! Furieus wilde ze het houten kind in
spaanders hakken en raakte ze met haar bijl de vinger van de man. Bloeddruppels vielen op haar jurk
en op de stronk. Maar als er na een dag vaderzorg blaadjes aan de takkenhandjes staan, smelt ook de
vrouw van liefde. Vanaf die dag zorgen ze samen voor hun takkenkind. En ‘precies twee lentes later
begon er iets in de buik van de vrouw te groeien. Iets heel erg moois en het was geen boom.’
De cover
Merk op dat het takkenkind in een rood dekentje gewikkeld is. Het lijkt wel een hart.
Bespreek de lichaamshouding van de man en de vrouw.
Het verhaal
Reconstrueer het verhaal met de kinderen. Dit kan uiteraard aan de hand van de prenten, maar je kan
ook één element per gebeurtenis als symbool stellen, of staakwoorden op een rij plaatsen.
Geef elk kind één hard voorwerp (bijvoorbeeld een steen) en een zacht voorwerp (bijvoorbeeld een
zachte doek). Lees het verhaal voor. Wanneer een kind een passage hard/zacht vindt, schuift het kind
het voorwerp een stukje naar voor. Bespreek het resultaat.
Herlees het fragment ‘Wilde ze een jongen of een meisje? Eentje van één, twee of twaalf jaar? Een
blond of een bruin, een dik of een dun, met krulletjes of stekeltjes, een muzikaal kind of liever een
sportief ... een kind kan zoveel zijn.’ Bedenk samen waarin kinderen nog kunnen verschillen.
Verschillen alleen kinderen van elkaar?
Ga met de kinderen na waarom de man bij de ontmoetingen met de kinderen geen van hen mee naar
huis neemt. (Kwaadaardige moeder. Ondoordacht reageerde meisjes. Veeleisende kinderen die een
nieuwe kans op luxe afwachten verkiezen boven een warme kachel.)Welke gevoelens roepen deze
scènes bij de kinderen op? Merk op: zowel de onhebbelijkheden van de volwassenen als die van de
kinderen komen aan bod.
De taal
Lees een paar beeldrijke zinnen voor en geniet er samen van: ‘Op een koude winternacht, zo’n nacht
waarin het ijs op dekens groeit en voeten naar warmte zoeken’, ‘Dikke tranen vielen op de grond.
“Hou daar mee op,” zei de man, “straks bevriezen je tranen en glijd je uit over je eigen verdriet.”’
Er komen opvallend veel dialogen voor in het boek. Gerda Dendooven schreef Takkenkind
oorspronkelijk als theaterstuk, hoewel het verhaal in het boek niet helemaal hetzelfde gebleven is. Hier
kan je stukjes uit de voorstelling bekijken: http://www.youtube.com/watch?v=TJ4KoYYFFmU
De prenten
Kijk hoe door lichaamshouding en gezichtsexpressie de gemoedstoestand van de man en de vrouw
wordt uitgedrukt. Speel met de kinderen een stukje na.
Bespreek het kleurgebruik. Aanvankelijk zijn de kleuren vaal en donker. Op de laatste prent hebben de
vrouw en de man kleren in sprekende kleuren aan.
Merk het groteske in deze illustraties op. De verhoudingen van het lichaam kloppen niet. Kijk naar de
handen. Je kan deze stijl vergelijken met schilderijen van Permeke (of andere expressionisten). Ook in
het figurentheater hebben de poppen vaak proportioneel grote handen. Onderaan dit werkmodel vind
je afbeeldingen om de kinderen te tonen.
Actie!
Trek met de kinderen het park of het bos in op zoek naar takken die lijken op een mens (of op een
dier). Laat de kinderen er een naam bij bedenken en vraag hoe ze bij die naam komen.
Bespreek de collagetechniek. Dendooven werkte met getekende figuren in combinatie met
schilderwerk. Laat de kinderen zelf experimenteren met deze techniek. Elk kind maakt één tekening
van een persoon, dier of voorwerp (dit kan je vooraf bespreken of de keuze vrij laten). Kopieer deze
tekeningen zodat elk kind over alle tekeningen beschikt. Laat nu elk kind een eigen prent creëren
waarbij ze gebruik maken van minstens drie voorwerpen gecombineerd met eigen schilderwerk of
andere technieken. Leg de werkjes samen en kijk hoe de kinderen dezelfde elementen op een
verschillende manier creatief aanwendden. Zoek naar effecten en bespreek deze (bijvoorbeeld een
kleine figuur op achtergrond is een figuur op afstand, een kleine figuur op voorgrond is klein van
gestalte.)
KJV 2013-2014
Groep 2
Takkenkind / Gerda Dendooven
KJV 2013-2014 (GROEP 2)
Zondag / Kim Fupz Aakeson en Eva Eriksson (ill.)
(door Ann Foulon)
Auteursinfo
Kim Fupz Aakeson is een Deense schrijver die in 1958 in Kopenhagen werd geboren. Begin jaren
1980 debuteerde hij als cartoonist. Hij schreef voor diverse kranten en hij schreef toneelstukken. Later
begon hij voor kinderen te schrijven, hoewel hij geen speciale interesse in of kennis van kinderen had.
Inmiddels heeft Kim Fups Aekeson al meer dan 70 boeken geschreven.
Eva Eriksson (Zweden, 1949) is een van de populairste kinderboekenillustratoren in Zweden. Ook in
het buitenland heeft zij veel prijzen gewonnen. Ze kreeg onder andere de gouden plak op de Biënnale
van Illustratoren in Bratislava en de Europese Jeugdliteratuurprijs van Trento. Voor haar illustraties bij
de verhalen over Max werd zij genomineerd voor de Hans Christian Andersenprijs en voor haar gehele
oeuvre kreeg zij de Elsa-Beskowprijs. Met dezelfde zachte tekenstijl illustreerde ze ook het fijne boek
De mooiste begrafenis van de wereld van Ulf Nilsson en de inmiddels klassiek geworden Max-boeken
van Barbro Lindgren.
Kort samengevat
Gedurende een week, van zondag tot en met zondag, volg je Thomas die een broertje of een zusje gaat
krijgen en Ole (‘niet de beste vriend van Thomas, eerder de slechtste’). De jongens praten over van
alles. En Thomas maakt zich zorgen: volgens Ole krijgen zijn papa en mama een nieuwe baby omdat
Thomas niet meer schattig is. In tegenstelling tot Thomas, zijn baby’s roze en schattig en ruiken ze
heerlijk. Houden papa en mama eigenlijk nog wel van Thomas?!
Vooraf
Wat zie je op de cover? Verwijzen de tekeningen naar de titel Zondag? Kom je al iets meer te weten
door de tekening op het titelblad?
Blader door naar het hoofdstukje Maandag. Er is een jongen bijgekomen. Een jongen met sproetjes.
Stond die ook op de cover? Zouden de jongens zijn?
Het gras lijkt wel op zomers vakantiegras. Kijk hoe het met potlood gekleurd is. De wolken zijn dan
weer geschilderd met waterverf. Wie maakt ook wel eens een tekening met verf en potlood door
elkaar?
Toon de kinderen de sobere bladspiegel, de tekst met daarnaast netjes de tekening. Dit maakt het
rustig. Er is veel tekst in het verhaal. Waren de illustraties groter en drukker, dan zou dit het verhaal
moeilijker maken.
Maar nu willen we eerst graag weten waar het verhaal over gaat! Toon de kinderen de dagen van de
week op. Na de titel Zondag, begint het verhaal met maandag. Zou dit een dagboek zijn? Een boek
waarin je dag na dag schrijft wat er gebeurde?
Bij het verhaal
Dit boek valt niet op door een verrassende lay-out of aparte illustraties, maar door het fijne taalgebruik
en de zachte illustraties. Merk op hoe die taal harmonisch samenvloeit met de tedere en realistische
tekenstijl. Toon hoeveel uitdrukking er in de oogjes zit.
Het verhaal gaat over een broertje of zusje krijgen, maar het is geen zoeterig verhaal vol rozengeur.
Citeer nadat je het verhaal in zijn geheel hebt voorgelezen wat afzonderlijke zinnen. Laat de jonge
oortjes luisteren naar hoe Kim Fupz Aakeson de dingen beschrijft, naar welke woorden hij kiest. Je
kan je citaten aanhalen bij deze thema’s:
De sfeer van het verhaal
Er wordt nergens verteld dat de jongens vakantie hebben, maar je voelt het wel zo aan, je kan het zien
aan de zomers illustraties en herkennen in de bezigheden van Thomas en Ole (zomaar wat in het gras
liggen, wat schommelen, wat steppen). Ze hebben zeeën van tijd om over vanalles en nog wat te
praten. Voel de sfeer die de jongens omringt: ze zitten traag te wezen, met elk hun eigen gedachten en
vragen in hun hoofd.
‘Wolken leken nergens op. Ze waren er gewoon.’
‘… in het halletje. Hier had je de stilte en jassen en schoenen.’
Soms komen in het verhaal zinnen voor die op zich niet zo belangrijk lijken. Maar ze zorgen wel voor
een sfeer die de jongens levensecht maakt.
‘Ole zat vol sproeten. Niet dat dat erg was, hij had ze gewoon.’
‘Hij huilde niet. … Toen hadden ze het er niet meer over. Ze spuugden een tijdje.’
Thomas worstelt met grote en belangrijke vragen, maar zijn ouders merken dit niet omdat ze het zelf
zo druk hebben.
Klanken, stemintonaties
De manier waarop iemand iets zegt, zegt ook iets over de betekenis ervan. In iemands stem kan je
horen of die persoon blij, boos of verwonderd is. Dat weet de schrijver van dit boek ook.
‘“Aha,” zei Ole, op een bijzondere manier. Het was geen normale aha, maar een aha die iets
betekende.’
‘Waarom zeg jij zo is hét, zoals jij het zegt?’
‘Superduper, zei papa, maar hij zei het zo dat je niet wist of hij wel echt had gekeken. ‘
‘Dat van dat lelijke kind zei hij op een grappige manier. Natuurlijk.’
Humor
De humor in het verhaal geeft alles lucht, ondanks Thomas’ ongelukkig gevoel.
‘Thomas probeerde al Oles sproeten te tellen, ze zaten ook op zijn oren.’
‘In zijn beetje nette kamer.’
Eerder las je daarover: ‘Hij schoof allerlei spullen onder het bed, want anders duurde het
eeuwig.’
‘…probeerde Thomas zichzelf te besnuffelen. Hij rook niet naar iets speciaals, een beetje naar
gras misschien.’
‘Hij koos pizza. Oma zei het verkeerd, ze zei pisa.’
‘Papa plaagde hem en deed alsof hij zijn spek wilde stelen.’
Houden van, de liefde
Dit verhaal gaat over de liefde en de twijfels die erbij horen. Zie ook de thema’s vriendschap en
twijfels.
‘Nee, ze delen eigenlijk niet. Er komt steeds maar liefde bij.’
Vriendschap
Zijn Thomas en Ole echt vrienden? Wat betekent het om iemands vriend te zijn? Denken vrienden
hetzelfde? Wat doe je als je vriend droevig is? Hoe maak je hem blij?
In dit verhaal lopen de gedachten van de jongens niet helemaal gelijk. Thomas is onzeker over de
liefde van zijn ouders en Ole sust zijn vriend niet, integendeel. Het voelt alsof de zorgeloosheid en
vakantiesfeer hierdoor verdwijnt.
‘Ole was eerder de slechtste vriend.’
‘Thomas zat heel stil, want hij had geen idee wat je moest doen met een vriend die huilde.
Zelfs niet als het een slechte vriend was.’
Twijfels
Elke dag van de week denkt Thomas iets anders over de baby. Hij gaat steeds meer twijfelen aan de
liefde van zijn ouders. Houden ze nog wel van hem?
Maandaggedachte
‘“Wat bedoel je met aha?” vroeg Thomas. Dan zegt Ole: “Je weet toch waarom mensen baby's
krijgen?” “Tuurlijk,” zegt Thomas. Maar eigenlijk heeft hij geen idee. Hij vroeg het ’s avonds
aan zijn mama.’
Dinsdaggedachte
‘Mensen krijgen nieuwe baby’s als hun oude baby groot en lelijk en lastig is geworden. […]
Jouw moeder en je vader vinden jou niet schattig meer. […] Je vader en je moeder houden niet
meer van je. De liefde is op.’
Op woensdag bedenkt Thomas een nieuw lijstje met wat hij allemaal al kan, maar ook wat hij
(nog) niet kan. Wie doet het ook wel eens, lijstjes in zijn hoofd maken omdat hij nog niet kan
schrijven?
Op donderdag probeert Ole Thomas te troosten: ‘Misschien kun je wel een plekje in het
weeshuis krijgen of geadopteerd worden of verhuizen.’ Deze troost maakt het voor Thomas
alleen maar erger. Thomas zoekt zijn oude knuffelbeer op: ‘Misschien hield hij nog altijd van
Meneer Brix, ook al dacht hij niet de hele tijd aan hem?’
Op vrijdag komt Thomas’ oma oppassen. Hij vraagt van welke van haar drie kinderen ze het
meest houdt en of ze haar liefde moeten delen: ‘ “Neeee.” Oma trok een vreemd gezicht. Ze
schudde haar hoofd. “Ze delen eigenlijk niet. Er komt steeds meer liefde. Hoe meer kinderen,
hoe meer liefde.”’
Op zaterdag vertelt Ole over liefde die kan verdwijnen. Hij zegt dat zijn vader verhuisd is,
‘want hij hield niet meer van mijn moeder. Nu houdt er niemand meer van mijn moeder.’ Als
Thomas Ole vraagt of zijn vader nog van hem houdt, moet Ole nadenken.
Zondaggedachte
‘In zijn hoofd maakte hij een lijstje over alles wat hij wist over de liefde en houden van en zo.
Daarna mag hij bij mama en papa in bed en dan lijkt het of er misschien toch genoeg liefde zal
zijn. Hij hoopte dat het klopte wat zijn oma zei, dat er genoeg liefde was voor iedereen.’
Afronding
Het boek is uit. De laatste bladzijde omgeslagen. Kijk nog eventjes naar de achterkant. Herken je de
figuren? Begrijp je nu wie ze zijn? Wie kan erover vertellen?