kennistoets ingezonden...in deze les wordt het geval beschreven van een 12 weken oude baby die bij...
TRANSCRIPT
KENNISTOETS
Literatuur
V,ogen /.] Raymake('l; JA. Kreutzer HJH. red. Imerpretatie van uitkomsten van laooratoriumonderzoek in de geneeskun<\e. Utrecht; Boho. Schehema en Holkema, 1985: 161.
V,agen 3-4 Devr;.,.c PP. Facialisverlamming. Ned Tijdschr Geneeskd 1987: 131: 723.
V,age" j·7 NHG-standaard Otitis Media AcUla. Hui$arts en Welenschap. 1990: 242·5.
V'agm 8-9 Kwast WAM. Carlee AW. Mondheclkundc vo<>, de artS en tandans . Utrecht: Boho. Schehema en Holkema. 1987.
Vraag 10 ukh~ C. Last van het kunstgebit. Ned Tijdschr Geneeskd 1984: 560.
V'''8''" 1/·12 Kalan MB. Van Dus!iCloorp M. Vitamin., D-gehalle van voedingsmiddelen. Ned Tijdschr Geneesltd 1987; 131: 428-30.
Vraag /3 Van de Lisdonk EH. et at. Ziekten in de huisartspraktijk . Utrecht: Bunge, 1990: 83.
Vra.og /4 Van Eijk JThM . Gub~ls JW Wetenschappelijk onderwek in de huisartssenceskunde . 2e dr. Lely~!ad: Mcditcksi. 19S7: 77.
Vr<Ulg 15 Leencn HJJ. Gezondheidswrg en recht. 1981: 280. Medische Tuchtwct . arlo 5.
V, .... g 16-17 Leencn HJJ . Rechtcn van mcnSCn in gezondhcidswrg. Alphen aid Rijn: Samsom. 1978.
Anhworden van pag US. 1 juisl; 2 juist: 3 juist: 4 juist: 5 juist; 6 juist: 7 onjuis1; 8 juist: 9 juist; 10 juist; 1l juist; 12 juist ; 13 onjuist; 14 juist; 15 onjuist; 16 juist; 17onjuist.
126
INGEZONDEN
Arts of huisarts?
Mijn affiniteit met de huisartsgeneeskunde da· teert uit 1965 lOen ik mij als vijfdejaars student abonneerde op H!!isarlS en Wetenschap. Vier jaar later ging ik zelfstandig praktizeren en liet ik via een bord op het praktijkpand weten dat ik 'huisarts ' was met een 'spreekuur volgens afspraak'. In de middelgrote stad waar ik werkte. waren die begrippen onder huisartsen toen nog gcheel ongebrllikdijk , maar ik was al vroeg van mening dat een 'hllisarts' iets anders is dan een ·arts·. Inmiddels is die mening ruimschoots ingehaald doordat je als huisa rts aan erkenningsvoorwaarden dient te voldoen als je je vak wilt lIitoefenen. en door de bestaande beroepsoplei ding die binnen een paar jaar driejarig zal zijn.
Een arts is in mijn ogen iemand die met goed gevolg het artscxamen hedt afgelegd en zich verder niet heeft gespecial iseerd. een basisar!s dus. Daarom Irefl hel mij als ik zie d31 hllisartsen nog worden I'oorzien van de titul3luur 'arts', zeker als dat gebeurt in gezelschappen waar men zich sterk maakt voor de huisartsgeneeskunde. In hel 'Ten gcleide' van januari 1992 \'erwe!komt de vooniuer van de redactieoommissie twee nieuwe leden en noemt ze huisarts . Wat vermeldt het oolofon daar vlak naast als titulatuur voor hen en de andere leden van de redactiecommissie? WeI. da3T is men 6f ·Prof. dr." 6f 'arts', he! laatste trouwens pas sinds he! maartnummer van \990. Hopelijk dringt het veTSChil tussen arts en huisarts anno 1992 m-eral door, ook in he t colofon van H&W. Het mag een detail hjken. maar ook details verdienen de aandacht, want zij spelen mee in de algehele beeldvorming.
Jacques van Thiel , huisarts Vakgroep Huisartsgerleeskunde Rijksunivers iteit Limburg, Maastricht.
Naschrift
Zoals algemeen gebruikelijk worden in het colofon van Huisarts 1'"11 Welenschap geen fu nctieomschrijvingen \'ermeld, maar academische ti leis. Het spreekt voor lich dat men in andere situaties eerder melding tal maken van beroep of oplciding. In Huisorrs ell Wetellschop gebeurt dat bijvoorbeeld in de toeJichtende voetnoot bij artikelen.
Vrouwengeneeskunde
In de overigens uitslekende recensie van het proefschrift van Toine Lagro-Janssen (Hui.arts Wet 1991; 34(13): 611) komt mijns inziens een essenlieel aspect van haar studie niet naar voren, namelijk dat he! geschreven is vanuit een vrou-
... ,engeneeskundig pcrspecticf. In haar inleiding noemt de schrijfster dit als een van haar twee belangrijkste drijve ren. Tot nu toe zijn helaas weinig vrou","Clijke huisartsen - hoezeer ze de vrouwengezondheidszorg ook een warm hart toedragen - erin geslaagd hun ideecn en ervaringen wetenschappelijk te onderbouwen. Dit proefschrift is een prachtig voorbeeld van degelijk huisartsgeneeskundig ondenoek met een vrouwengenee.kundige doelstelling. De schrijfster geeft de huisarts een instrument in handen om vrouwen te leren zeit haar incontinentie onder controle Ie krijgen. De vrouwengenceskunde karl trots op haar zijn.
Bij aile comp!imenten die de recensent Toine Lagro toedeelt, vind ik dat dit niet mag ontbreken.
Hetty Wemekamp
Abstract Kersten TJJI\1T, Van Kre\'eld 0 , Van der Z~ J. Contacts betw~n general practitioner and patient in connection ... ith a hospital stay. Huisarf. l-'t'et 1992; 35(3): 109-U. How often do general practitioners contact their patients when the latter are admitted to hospital? What factors influence these contacts? The data for this sllldy .... 'Cre recorded in connection with the National Study of morbidity and interventions in general practice. Of 7815 patients admitted. 68% were in touch with their general practi· tioner once or more often. The general prac· titioners visited 22% of patients admitted and 30% of patients at home after discharge from hospital. If the hospita l was 15 or more kilomete rs away from their practice, general pract itioners made considerably fewer visits. When the hospital was loca ted within the municipality, the general practitioners made fewer visits after discharge. The inclination 10 make hospital visits was less in general practices further to the South of the Netherlands. The type of health insurance of the patients was of no influence on the extent of hospital visits. Key ... ords Family practice; Hospitals; Physician-patient relations. Correspondence Dr. T.J.J .M.T. Kersten, Free University. PO BoX" 7057. 1007 MB Amsterdam. the Netherlands.
HUISA RTS EN WETENSCHAP 1992; 35(3)
I)ifferen(es in the use of procedures bel"'een men and women hospitaliled for coronary heart disease Ayanian JZ, Epstein AM._ N Engl J Med 1991; 325: 221-6. Sex differences in the management of roronary artery disease Steil/gart RM and others. N Eng} Med 1991: 325: 226·30. Editorial: The Yentl syndrome Heal)' 8. N EngJ Med 1991; 325: 274·6.
In het eerste onderzock werd nagegaan of er cen I'erschi! bestaal in de diagnostischc en therapeutische benadering van coronairaandoeningen bij mannen en vrouwen. H iertoe werden de ontslagbrie,"en van ruim 80.000 paticmcn in Iwee stalen van de VS geanalyseerd op de tocgcpaste onderzoekingcn en de oll1slagdiagnose bij mannen en vrouwen die met een coronairlijden werden opgenomen.
In de onderwekspopulatie kon men enkele verschillen vasts!ellen: 20 procent meer mannen dan vrou ..... en werden ontslagen; verhoudingsgewijs hadden meer vrouwen d iabetes mellitus en waren zij vaker gekleurd; de gemiddelde leeftijd van de vrOllwen was hoger. Als ontslagdiagnose werd bij vrouwen 20 procent vaker onstabiele angina pectoris, pijn op de borst en decompensatio cordis vermeld, terwijl bij de mannen vaker ischaemie van de hartspier en coronairthrombose vermeld werd. Bijmannen werd ongeveer 20 procent vaker een angiografie verricht en ook een bypass-operatie werd bij mannen 20 procem vaker gedaan. Het blijkt dus dat de diagnostische en therapeutische benadering bij mannen met een coronairlijden intensiever is dan bij vrouwen. In het tweede onderzock ",'Crd bij ruim 1.800 mannen en bijna 400 vrouwcn die vanwcge cen myocardinfarct waren opgenomcn. nagegaan welke klachtcn bestonden en wel ke behandelingen verricht werden v66rdat het infarct gediagnostiseerd werd. Het bleek dal het optreden van angineuze kladten bij mannen en vrouwen v66r het infarct even groot was en dat beide seksen legen hun angina pectoris dezelfde medicamenteuze therapie kregen. Een dia.gnostische hartcatheterisatie werd echter bij vrouwen significant minder verrieht, e"enals een bypass-operatic. Is er echter een hartcathetc ri satie gedaan, dan wordt bij beide seksen evcn vaak een bypass aangelegd. In het editorial wordt Yentl - een romanfiguur van I. Bashevis Singer - aangehaald: een meisje dat zich als jongen verk1eedt om op een talmudschool tocgelaten te worden. Onder de medische professie en het publiek bestaat her vooroordeel dat coronairtrombose een typische mannenziekte is, terwijl het bij beide seksen de mees! frequentc doodsoorzaak is. Deze indruk wordt misschien gewekt doordat de meeste onderzoe-
HUISARTS EN WETEN SCHAP t 992; 35(3)
REFERATEN
kingen over coronaire hartziekten uitsluitend bij mannen zijn verrichl: de vele onderwekingen van de Vcteran Administration en he! grotc ondcrzock over de pre\'entieve werking van aspirine bij hartinfarct waaraan 40.000 mannelijke artsen deelnamen.
H.G. Frenkel-Tietz
Rice bases electrolyte solution rOt the management or inranlile diarrea Pil.urro D, Posada G, Sandi L, Monw}R. N Engl} Med 1991; 324; 517-21.
In dit onden.oek werd nagegaan of het tocvocgen van rijstbestanddelen aan oral rl'lzyl/rmion Solulion (ORS) enig voordeel heeft boven het tocdienen van eenvoudige e!ektrolytcnoplossing. H iertoe werden 86 kinderen !usscn de 3 en 18 maandcn die met acute diarree op een zuigelingenafdeling waren opgenomen. onderzochl. Een derde van hen kreeg ORS, een derde ORS mel rijstsiroop en een derde O RS waaraan behalve de rijstkoolhydraten nog caSei"nehydrolysaat was tocgevocgd.
In de rijsrgroepen verminderde zo","C! de diarree als het kaliumverlies in de eerste res uur significant \"ergcleken met de controlegrocp. Ook het totale vochlverlies was in de obscrvatiegrocpen na 48 uur significant minder dan in de controlegrocp. Tocvoeging van casei"nehydrolysaat had geen bijkomende gunslige invlocd op het effect van het rijstwater.
Referent merkt hie rbij op dat onder huiselijke omSlandigheden rijstwater met ORS een optimale diarreebchandeling is.
H _G . Frenkel -Tiet~
u sson of the Week: Inhalation of baby powder: an unappreciated hazard Pairaudl'au PW; WilSOli HG, Hall MA, Milne M. Br Ml'd} 1991: 302: 1200-1.
In deze les wordt het geval beschreven van een 12 weken oude baby die bij het verschonen per abuis talkpoeder in zijn gezicht kreeg. Een groot deel enan hocslle hij onmiddelijk weer uit. maar na vier uur mocst hij worden opgenomen met ernstige ademhalingsproblemen. De rechte r long vertoonde aanvankelijk hardnekkige veranderingen welke intubalie noodzake!ijk maakte. Afgezien van een ha rdnekkige intermitterende hocsl (er was ten familieanamnese waarin aSlma voorkomt) , herstc1de hij gelukkig gocd.
In de Engelse lite ratuur zijn 30 gevallen beschrevcn waarbij zuigelingen en kleulers talk poeder inhaleerden. Acht overlijdensgevallen werden aan de inhalatie van talkpoeder tocge-
schreven. Inhalatie van poeders met maismeel als basis is tOl duswrre niet beschreven.
Dermalologisch gezien is het gebruik van talkpoeder bij de babyverzorging zinloos en zeUs fout. Desondanks lOU in Amerika 69 procent van de ouders het nog regelmatig gebruiken bij de verwrging van hun kind. Slechls Un van de negen in Engeland veel gebruikte babypoeders geefl op de verpakking een gocde gebruiksaanwijzing. inclusicf waarschuwing. Bovendien zijn de strooigaten meestal lo groot. dal het poeder er vanzelf uilslrOOmt wanneer men de bus ondersteboven houd!. Het is gelOnder (en goedkoper) om de baby na het baden met een schone. warme. vochtabsorbcrende handdoek af te drogen.
M. Sanders
Water supplementa tion in e~clusivel)' breas tred inrants during summer in the tropics Saclzdev HPS, Krishna}, Pllrl RK, elal. Lancl'tl99J; 337: 929-33.
Vee! \'erpleegsters en arIsen in de tropen adviseren kinderen die uitsluitend borstvoeding krijgen. tijdens de lOmcr extra water toc te diencn. Voor dit onderzock werden 45 jongetjes van 1-4 maanden oud ingedeeld in t"''Ce grocpen. Negen kinderen dic tevoren nooit water hadden gekregen. en 14 at random gekozen andere babies kregen in de onderweksperiode a ileen borsIVOCding (grocp I); bij de o\"erige 22 kinderen werd de borstvocding aangevuld met water wals de mocders dal ge"''Cnd waren (groep II). De babies werden gedurende 8 uur in het ziekenhuis geobscrveerd. De mocdermelkopname werd gemeten door hct kind voor en na elkc vocding te wcgen. Hct opgenomen wate r en de nauwkeurig venamelde urine werden ook geregistreerd.
In grocp II was de gemiddelde wateropname 11 procent van de totale vochtopname. Na correctie \'oor leeftijd, gewieht. lengte, kamertempcratuur en vochtigheid bleek zowel de moedermelkopname als de totale vochtopname in groep I gTOter dan in groep II. Er waren echter geen signifiC3nte verschillen tussen de grocpen in urine-uilscheiding, urinc- ofscrumosmolaritei t, gewiehtsverandering en rectale temperatuur. Kinderen die uilsluilend borstvocding krijgen. hebben dus geen aanvullend water nodig voor het handhaven van de homeostase; de verminderde mocdermelkopname is zelfs een potentieel nadeel van watersuppletie.
C.H.A. Westhoff
127