installatievoorschrift aurocompact type apparaten vcc 206/4-5

60
Voor de installateur Installatie- en onderhoudshandleiding auroCOMPACT Gasgestookte HR-ketel BEnl Installatie- en onderhoudshandleiding Uitgever/fabrikant Vaillant GmbH Berghauser Str. 40 D-42859 Remscheid Telefon 021 91 180 Telefax 021 91 1828 10 [email protected] www.vaillant.de

Upload: hoangkhue

Post on 11-Jan-2017

244 views

Category:

Documents


2 download

TRANSCRIPT

Page 1: Installatievoorschrift auroCOMPACT Type apparaten VCC 206/4-5

Voor de installateur

Installatie- en onderhoudshandleiding

auroCOMPACTGasgestookte HR-ketel

BEnl

Installatie- en onderhoudshandleiding

Uitgever/fabrikant

Vaillant GmbHBerghauser Str. 40   D-42859 RemscheidTelefon 021 91 18‑0   Telefax 021 91 18‑28 [email protected]   www.vaillant.de

Page 2: Installatievoorschrift auroCOMPACT Type apparaten VCC 206/4-5

Inhoudsopgave

2 Installatie- en onderhoudshandleiding auroCOMPACT 0020181579_03

Inhoudsopgave

1 Veiligheid.............................................................. 4

1.1 Waarschuwingen bij handelingen.......................... 4

1.2 Vereiste kwalificatie van het personeel ................. 4

1.3 Algemene veiligheidsinstructies ............................ 4

1.4 Reglementair gebruik............................................. 6

1.5 Voorschriften (richtlijnen, wetten, normen) ............ 6

1.6 CE-markering......................................................... 6

2 Aanwijzingen bij de documentatie..................... 7

2.1 Aanvullend geldende documenten in achtnemen.................................................................... 7

2.2 Geldigheid van de handleiding .............................. 7

3 Productbeschrijving............................................ 7

3.1 Serienummer ......................................................... 7

3.2 Gegevens op het typeplaatje................................. 7

3.3 Functie-elementen................................................. 8

4 Montage ................................................................ 8

4.1 Product uitpakken.................................................. 8

4.2 Leveringsomvang controleren ............................... 8

4.3 Afmetingen van het toestel .................................... 9

4.4 Minimumafstanden en vrije montageruimtes......... 9

4.5 Afstanden tot brandbare componenten ................. 9

4.6 Afmetingen van het toestel voor het transport....... 9

4.7 Toestel transporteren........................................... 10

4.8 Opstellingsplaats van het toestel ......................... 11

4.9 Horizontale opstelling van het toestel .................. 11

4.10 Horizontale opstelling van het toestel .................. 12

4.11 Frontmantel demonteren/monteren ..................... 12

4.12 Zijmantel demonteren/monteren.......................... 12

4.13 Schakelkast in de onderste of bovenste standbrengen................................................................ 12

4.14 Voorwand van de onderdrukkamerdemonteren/monteren ......................................... 13

5 Installatie ............................................................ 13

5.1 Gas- en wateraansluitingen................................. 13

5.2 Condensafvoerleiding aansluiten ........................ 14

5.3 Zonnesysteemaansluiting.................................... 14

5.4 Verbrandingsgasafvoersysteem .......................... 16

5.5 Elektrische installatie ........................................... 16

6 Bediening ........................................................... 19

6.1 Bedieningsconcept van het product .................... 19

6.2 Live monitor (statuscodes) .................................. 20

6.3 Testprogramma's................................................. 20

7 Ingebruikname ................................................... 20

7.1 Servicehulpmiddelen ........................................... 20

7.2 Fabriekinstelling controleren................................ 20

7.3 Sifonbeker vullen ................................................. 21

7.4 Zonnesysteem vullen........................................... 21

7.5 Product inschakelen ............................................ 22

7.6 Installatieassistent doorlopen .............................. 22

7.7 Installatieassistent opnieuw starten..................... 22

7.8 Toestelconfiguratie en diagnosemenuoproepen.............................................................. 23

7.9 Gasfamiliecontrole uitvoeren ............................... 23

7.10 Testprogramma's gebruiken ................................ 23

7.11 Verwarmingswater/vul- en bijvulwatercontroleren en conditioneren ............................... 24

7.12 Vuldruk aflezen.................................................... 25

7.13 Te lage waterdruk vermijden ............................... 25

7.14 CV-installatie vullen en ontluchten ...................... 25

7.15 Warmwatersysteem vullen en ontluchten............ 26

7.16 Gasinstellingen controleren en aanpassen ......... 26

7.17 Functie en dichtheid controleren ......................... 27

8 Aanpassing aan de CV-installatie .................... 27

8.1 Diagnosecodes oproepen.................................... 27

8.2 Maximaal verwarmingsvermogen instellen.......... 27

8.3 Pompnalooptijd en pompmodus instellen............ 27

8.4 Maximale aanvoertemperatuur instellen.............. 28

8.5 Retourtemperatuurregeling instellen ................... 28

8.6 Branderwachttijd .................................................. 28

8.7 Onderhoudsinterval instellen ............................... 28

8.8 Pompvermogen instellen ..................................... 29

8.9 Product aan gebruiker opleveren ........................ 29

8.10 Instelling van de warmwatermengthermostaat .... 30

9 Inspectie en onderhoud .................................... 30

9.1 Inspectie- en onderhoudsintervallen in achtnemen.................................................................. 30

9.2 Reserveonderdelen aankopen ............................ 31

9.3 Functiemenu gebruiken ....................................... 31

9.4 Elektronicazelftest uitvoeren................................ 31

9.5 Compacte thermomodule demonteren ................ 31

9.6 Warmtewisselaar reinigen ................................... 32

9.7 Brander controleren............................................. 32

9.8 Sifonbeker reinigen.............................................. 33

9.9 Compacte thermomodule inbouwen.................... 33

9.10 Leegmaken.......................................................... 33

9.11 Voordruk van het expansievat controleren .......... 34

9.12 Magnesiumbeschermingsanode controleren....... 34

9.13 Dichtheidscontrole van het zonnecircuit .............. 34

9.14 Warmwaterboiler reinigen.................................... 34

9.15 Verwarmingsfilter reinigen ................................... 35

9.16 Inspectie en onderhoud ....................................... 35

9.17 Inbouwpositie van deveiligheidstemperatuurbegrenzer ........................ 35

10 Verhelpen van storingen................................... 35

10.1 Contact opnemen met servicepartner ................. 35

10.2 Servicemeldingen oproepen................................ 35

10.3 Foutcodes aflezen ............................................... 36

10.4 Foutgeheugen opvragen ..................................... 36

10.5 Foutgeheugen resetten ....................................... 36

10.6 Diagnose uitvoeren.............................................. 36

10.7 Controleprogramma's gebruiken ......................... 36

10.8 Parameters naar fabrieksinstellingen resetten .... 36

10.9 Reparatie voorbereiden ....................................... 36

10.10 Defecte componenten vervangen........................ 36

10.11 Reparatie afsluiten............................................... 40

Page 3: Installatievoorschrift auroCOMPACT Type apparaten VCC 206/4-5

Inhoudsopgave

0020181579_03 auroCOMPACT Installatie- en onderhoudshandleiding 3

11 Buitenbedrijfstelling.......................................... 41

11.1 Product buiten bedrijf stellen ............................... 41

12 Recycling en afvoer........................................... 41

12.1 Verpakking en product recycleren resp.afvoeren............................................................... 41

13 Fabrieksklantenservice..................................... 41

13.1 Serviceteam......................................................... 41

Bijlage................................................................................. 42

A Menustructuur installateurniveau –overzicht ............................................................. 42

B Diagnosecodes - overzicht ............................... 43

C Inspectie- en onderhoudswerkzaamheden– overzicht .......................................................... 47

D Statuscodes - overzicht .................................... 48

E Overzicht foutcodes .......................................... 49

F Bedradingsschema............................................ 53

G Gasinstelwaarden af fabriek............................. 54

H Technische gegevens ....................................... 54

I Conformiteitsverklaring A.R. 08/01/2004 -BE........................................................................ 57

I.1 Conformiteitsverklaring A.R. 08/01/2004-BE....... 57

Trefwoordenlijst ................................................................ 58

Page 4: Installatievoorschrift auroCOMPACT Type apparaten VCC 206/4-5

1 Veiligheid

4 Installatie- en onderhoudshandleiding auroCOMPACT 0020181579_03

1 Veiligheid

1.1 Waarschuwingen bij handelingen

Classificatie van de waarschuwingen bijhandelingenDe waarschuwingen bij handelingen zijn alsvolgt door waarschuwingstekens en signaal-woorden aangaande de ernst van het potenti-ële gevaar ingedeeld:

Waarschuwingstekens en signaalwoordenGevaar!Direct levensgevaar of gevaar voorernstig lichamelijk letsel

Gevaar!Levensgevaar door een elektrischeschok

Waarschuwing!Gevaar voor licht lichamelijk letsel

Opgelet!Kans op materiële schade of milieu-schade

1.2 Vereiste kwalificatie van hetpersoneel

Ondeskundige werkzaamheden aan het pro-duct kunnen materiële schade aan de volle-dige installatie en als gevolg daarvan zelfslichamelijk letsel veroorzaken.

▶ Voer alleen werkzaamheden aan het pro-duct uit als u een geautoriseerde installa-teur bent.

1.3 Algemene veiligheidsinstructies

1.3.1 Levensgevaar door versperderookgastrajecten

Door installatiefouten, beschadiging, mani-pulatie, niet toegestane opstellingsplaats ofdergelijke kan rookgas lekken en tot vergifti-gingen leiden.

Bij gaslucht in gebouwen handelt u als volgt:

▶ Doe alle toegankelijke deuren en ramenwijd open en zorg voor tocht.

▶ Schakel het product uit.▶ Controleer de rookgastrajecten in het pro-

duct en de afvoerleidingen voor rookgas.

1.3.2 Vergiftigings- enverbrandingsgevaar door lekkendehete rookgassen!

Lekkende hete rookgassen kunnen vergifti-gingen en brandwonden veroorzaken als deCV-ketel met een onvolledig gemonteerdeof geopende VLT/VGA gebruikt wordt of alshet product bij interne ondichtheden met geo-pende frontmantel gebruikt wordt.

▶ Gebruik het toestel voor de ingebruiknameen in het continubedrijf alleen met gemon-teerde en gesloten frontmantel en vollediggemonteerde VLT/VGA.

▶ Het product mag uitsluitend voor test-doeleinden, zoals bijv. de controle van degasstromingsdruk, alleen voor korte peri-odes en alleen bij volledig gemonteerdeVLT/VGA met afgenomen frontmantel ge-bruikt worden.

1.3.3 Levensgevaar door kastachtigemantels

Een kastachtige mantel kan bij een van deomgevingslucht afhankelijk werkend producttot gevaarlijke situaties leiden.

▶ Neem bij de mantel van het product deuitvoeringsvoorschriften in acht.

▶ Zorg ervoor dat het product voldoende vanverbrandingslucht voorzien wordt.

1.3.4 Levensgevaar door explosieve enlicht ontvlambare stoffen

Ontploffingsgevaar ontstaat door licht ont-vlambare gas-luchtmengsels. Let op het vol-gende:

▶ Gebruik geen explosieve of licht ontvlam-bare stoffen (bijv. benzine, verf) in deplaatsingsruimte van het product.

▶ Wijs de gebruiker erop dat hij geen ex-plosieve of licht ontvlambare stoffen (bijv.benzine, verf) in de opstellingsruimte vanhet product mag bewaren en gebruiken.

1.3.5 Levensgevaar door ontbrekendeveiligheidsinrichtingen

Ontbrekende veiligheidsinrichtingen (bijv. vei-ligheidsklep, expansievat) kunnen tot levens-gevaarlijke brandwonden en andere letselsleiden, bijv. door explosies.

Page 5: Installatievoorschrift auroCOMPACT Type apparaten VCC 206/4-5

Veiligheid 1

0020181579_03 auroCOMPACT Installatie- en onderhoudshandleiding 5

De in dit document opgenomen schema's ge-ven niet alle voor een deskundige installatievereiste veiligheidsinrichtingen weer.

▶ Installeer de nodige veiligheidsinrichtingenin de installatie.

▶ Informeer de gebruiker over de functie ende positie van de veiligheidsinrichtingen.

▶ Neem de betreffende nationale en inter-nationale wetten, normen en richtlijnen inacht.

1.3.6 Verbrandingsgevaar door hetecomponenten!

Bij de compacte thermomodule en alle wa-tervoerende onderdelen bestaat gevaar voorverbranding of brandwonden.

▶ Voer werkzaamheden aan deze onderde-len pas uit als deze zijn afgekoeld.

1.3.7 Levensgevaar door lekkenderookgassen

Als u het product met lege sifonbeker ge-bruikt, dan kunnen rookgassen in de kamer-lucht ontsnappen.

▶ Zorg ervoor dat de sifonbeker voor hetgebruik van het product altijd gevuld is.

1.3.8 Gevaar door verbrandingen metheet water

Aan de tappunten voor warm water bestaatbij warmwatertemperaturen van meer dan60°C gevaar voor verbranding. Kleine kinde-ren en oudere mensen lopen zelfs bij lageretemperaturen al risico's.

▶ Kies een temperatuur waarbij niemandgevaar loopt.

1.3.9 Kans op materiële schade doorongeschikt gereedschap

▶ Om schroefverbindingen vast te draaien ofte lossen, dient u geschikt gereedschap tegebruiken.

1.3.10 Vorstschade door ongeschikteopstellingsplaats

Bij vorst bestaat gevaar voor schade aan hetproduct en aan de volledige CV-installatie.

▶ Houd er bij de keuze van de opstellings-plaats rekening mee dat u het product nietin vorstgevaarlijke ruimtes mag installeren.

▶ Leg de gebruiker uit hoe hij het producttegen vorst kan beschermen.

1.3.11 Vorstschade door stroomuitval

Bij een uitval van de stroomvoorziening kanniet uitgesloten worden dat onderdelen vande CV-installatie door vorst beschadigd wor-den.

▶ Zorg ervoor dat het product bij sterke vorstgebruiksklaar gehouden kan worden, bijv.door een noodstroomaggregaat.

1.3.12 Corrosieschade door ongeschikteverbrandings- en kamerlucht

Sprays, oplosmiddelen, chloorhoudende rei-nigingsmiddelen, verf, lijm, ammoniakverbin-dingen, stof enz. kunnen onder ongunstigeomstandigheden tot corrosie aan het producten in de VLT/VGA leiden.

▶ Zorg ervoor dat de verbrandingsluchttoe-voer altijd vrij is van fluor, chloor, zwavel,stof enz.

▶ Zorg ervoor dat er op de opstellingsplaatsgeen chemische stoffen opgeslagen wor-den.

▶ Zorg ervoor dat de verbrandingslucht nietvia oude schoorstenen van oliegestookteketels toegevoerd wordt.

▶ Als u uw product in kapsalons, lakkerijenof schrijnwerkerijen of reinigingsbedrijvene.d. installeert, dan kiest u een afzonder-lijke opstellingsruimte waarin een verbran-dingsluchttoevoer technisch vrij van chemi-sche stoffen gegarandeerd is.

1.3.13 Kans op materiële schade doorlekzoekspray

De lekzoekspray kan de filter van de gas-doorstromingssensor van de venturisproeierverstoppen en zo de sensor beschadigen.

▶ Sproei geen lekzoekspray op de kap vande filter van de venturisproeier (Venturis-proeier vervangen (→ Pagina 38)).

1.3.14 Kans op materiële schade aan degegolfde gasbuis

De gegolfde gasbuis kan door belasting metgewicht beschadigd worden.

Page 6: Installatievoorschrift auroCOMPACT Type apparaten VCC 206/4-5

1 Veiligheid

6 Installatie- en onderhoudshandleiding auroCOMPACT 0020181579_03

▶ Hang de compacte thermomodule, bijv.bij het onderhoud, niet aan de flexibelegegolfde gasbuis.

1.4 Reglementair gebruik

Er kan bij ondeskundig of oneigenlijk gebruikgevaar ontstaan voor lijf en leven van de ge-bruiker of derden resp. schade aan het pro-duct en andere voorwerpen.

Het product is als warmtebron voor geslotenwarmwater-CV-installaties en de warmwater-bereiding bestemd. De in deze handleidinggenoemde producten mogen alleen in com-binatie met de in de bijbehorende montage-handleiding VLT/VGA vermelde toebehorenworden geïnstalleerd en gebruikt.

Het gebruik volgens de bestemming omvat:

– het naleven van de bijgevoegde gebruiks-,installatie- en onderhoudshandleidingenvan het Vaillant-product en van andere on-derdelen en componenten van de installa-tie

– de installatie en montage conform de pro-duct- en systeemvergunning

– het naleven van alle in de handleidingenvermelde inspectie- en onderhoudsvoor-waarden.

Het gebruik van het product in voertuigen,zoals bijv. campers of woonwagens, geldt alsniet reglementair.

Niet als voertuigen gelden eenheden die per-manent en stationair geïnstalleerd zijn engeen wielen hebben (zogenaamde stationaireinstallatie).

Een ander gebruik dan het in deze handlei-ding beschreven gebruik of een gebruik datvan het hier beschreven gebruik afwijkt, geldtals niet reglementair.

Als niet-reglementair gebruik geldt ook iederdirect commercieel of industrieel gebruik.

De fabrikant/leverancier is niet aansprakelijkvoor schade, voortkomend uit onreglementairgebruik. Het risico draagt alleen de gebruiker.

ATTENTIE!Ieder misbruik is verboden.

1.5 Voorschriften (richtlijnen, wetten,normen)

De plaatsing, installatie en eerste ingebruik-name van het toestel mag enkel uitgevoerdworden door een bekwaam installateur die,onder zijn verantwoordelijkheid de bestaandenormen en de installatievoorschriften naleeft.Deze brochure moet aan de gebruiker over-handigd worden. De installatie dient uitge-voerd te worden in overeenstemming met devolgende normen, voorschriften en richtlijnen:

– Alle bestaande voorschriften van de plaat-selijke watermaatschappij en BELGAQUA.

– Alle NBN-voorschriften in verband metdrinkwatervoorziening en reglementenwaaronder de NBN E 29‑804.

– De Belgische norm NBN D 51‑003 voorbrandstoffen lichter dan lucht.

– NBN 61‑002– Voor propaan NBN 51‑006– Alle NBN-voorschriften voor elektrohuis-

houdelijke toestellen m.a.w. :

– NBN C 73 ‑ 335 ‑ 30– NBN C 73 ‑ 335 ‑ 35– NBN 18 ‑ 300– NBN 92 ‑ 101 enz.

– De ARAB- en AREI-voorschriften

Bij de eerste in bedrijfstelling moet de instal-lateur zowel de gas- als de wateraansluitin-gen van de installatie en het toestel op dicht-heid controleren.

1.6 CE-markering

 Met de CE-markering wordt aangegevendat de producten volgens het typeplaatjevoldoen aan de fundamentele vereisten vande geldende richtlijnen.

De conformiteitsverklaring kan bij de fabrikantgeraadpleegd worden.

Page 7: Installatievoorschrift auroCOMPACT Type apparaten VCC 206/4-5

Aanwijzingen bij de documentatie 2

0020181579_03 auroCOMPACT Installatie- en onderhoudshandleiding 7

2 Aanwijzingen bij de documentatie

2.1 Aanvullend geldende documenten in achtnemen

▶ Neem absoluut alle bedienings- en installatiehandleidin-gen die bij de componenten van de installatie wordenmeegeleverd in acht.

2.2 Geldigheid van de handleiding

Deze handleiding geldt uitsluitend voor de volgende toestel-len:

Producttypes en artikelnummers

VSC D 206/4-5 190 0010014631

VSC D 306/4-5 190 0010014632

Het artikelnummer van het toestel vindt u op het typeplaatje(→ Pagina 7).

3 Productbeschrijving

3.1 Serienummer

Het serienummer bevindt zich achter een plaatje onder degebruikersinterface. Dit nummer is eveneens op het type-plaatje vermeld.

Aanwijzing

U kunt het serienummer ook op het display vanhet product laten weergeven (zie gebruiksaanwij-zing).

3.2 Gegevens op het typeplaatje

Op het typeplaatje staat het land vermeld waarin het toestelgeïnstalleerd moet worden.

Gegevens op hettypeplaatje

Betekenis

Fabrieksnummer Dient voor de identificatie; 7e tot 16ecijfer = artikelnummer van het product

VSC D… Gasketel voor verwarming en warmwa-terbereiding

auroCOMPACT Productbenaming

2H, G20 - 20 mbar(2 kPa)

Gasgroep af fabriek en gasaansluitdruk

Kat. (bijv. II2H3P) Toegestane gascategorie

HR-techniek Rendement van de CV-ketel conformrichtlijn 92/42/EEG

Type (bijv. C13) Toegestane rookgasaansluitingen

PMS (bijv. 3 bar(0,3 MPa))

Maximale waterdruk in het CV-bedrijf

230 V 50 Hz Elektrische aansluiting - spanning -frequentie

(bijv. 100) W Max. elektrisch opgenomen vermogen

IP (bijv. X4D) Beschermingsgraad tegen water

CV-bedrijf

Warmwaterbedrijf

Gegevens op hettypeplaatje

Betekenis

Pn Nominaal warmtevermogensbereik in hetCV-bedrijf

P Nominaal warmtevermogensbereik in hetwarmwaterbedrijf

Qn Nominaal warmtebelastingsbereik in hetCV-bedrijf

Qnw Nominaal warmtebelastingsbereik in hetwarmwaterbedrifj

NL Vermogensgetal conform norm DIN 4708

Vs Waterinhoud van de warmwaterboiler

PMW Maximale waterdruk in het warmwaterbe-drijf

NOX NOX-klasse van het toestel

D Specifieke doorstroming in het warmwa-terbedrijf conform EN13203-1

CE-markering Product is conform Europese normen enrichtlijnen

Reglementaire recyclage van het product

Aanwijzing

Controleer of het product aan de ter plaatse be-schikbare gassoort voldoet.

Page 8: Installatievoorschrift auroCOMPACT Type apparaten VCC 206/4-5

4 Montage

8 Installatie- en onderhoudshandleiding auroCOMPACT 0020181579_03

3.3 Functie-elementen

1

22

21

2

20

319

184

175

15

14

6

13

7

12

11

10

16

89

1 Smeltveiligheid

2 Ventilator

3 Ontluchtingsklep vanhet warmwatercircuit

4 Automatische ontluchtervan het verwarmingscir-cuit

5 CV-pomp

6 Warmwaterpomp

7 Warmwaterexpansievat

8 Opvangreservoir collec-torvloeistof

9 Warmwateraftapkraan

10 Pomp van het zonnecir-cuit

11 Klep van het zonnecir-cuit

12 Elektronicaprintplaatzonnesysteem

13 Driewegklep

14 Sifonbeker

15 Thermostaatkraanwarmwateruitloop

16 Collectorvloeisdtofvul-peilindicator

17 Aftappen van het CV-circuit

18 Vullen met collector-vloeistof of ontluchting

19 Drukvoeler van het CV-circuit

20 Plaatwarmtewisselaar

21 Verwarmingsexpansie-vat

22 Elektronicaprintplaatgasopwekkerbesturing

4 Montage

4.1 Product uitpakken

A

B

A

B

1. Verwijder de verpakking rondom het toestel.

2. Demonteer de frontmantel. (→ Pagina 12)

3. Schroef de 4 bevestigingsplaatjes vooraan en achter-aan aan de pallet af en verwijder deze.

4.2 Leveringsomvang controleren

▶ Controleer de leveringsomvang op volledigheid en be-schadigingen.

4.2.1 Leveringsomvang

Aan-tal

Omschrijving

1 Warmteopwekker

1 Zakje met documentatie

1 Zakje met afdichtingen

1 Houder voor optionele draadloze ontvanger + 1 schroef

1 Zakje voor zonneaansluiting:

– Fittings voor de aansluiting op de collectorbuis

– Temperatuurvoeler voor de zonnecollector

Page 9: Installatievoorschrift auroCOMPACT Type apparaten VCC 206/4-5

Montage 4

0020181579_03 auroCOMPACT Installatie- en onderhoudshandleiding 9

4.3 Afmetingen van het toestel

G¾”

G¾”

G¾”

G¾”

G¾”

388

698

595126

599

A35

B

C

D E

10-20

140140

40

85

70 70

80

65

Afmetingen van het toestel

190L

Afmeting(A)

1.880 mm

Afmeting(B)

1.182 mm

Afmeting(C)

1.010 mm

Afmeting(D)

1.816 mm

Afmeting(E)

1.866 mm

4.4 Minimumafstanden en vrijemontageruimtes

C

D

C

A

B

D

E

F

G

A 160 mm

B 425 mm

C 20 mm; (≥ 300 mm)1

D 600 mm

E 165 mm (VLT/VGA Ø60/100 mm)

275 mm (VLT/VGA Ø80/125 mm)

F 40 mm

G 70 mm

▶ Zorg voor voldoende zijdelingse afstand (C)1

aan min-stens een zijde van het toestel om de toegang bij onder-houds- en reparatiewerkzaamheden te vergemakkelijken.

▶ Let bij het gebruik van het toebehoren op de minimumaf-standen/vrije montageruimtes.

4.5 Afstanden tot brandbare componenten

Een afstand tussen het toestel en voorwerpen van brand-bare materialen is niet vereist omdat de toesteltemperatuurde maximaal toegestane aanvoertemperatuur in het CV-bedrijf niet kan overschrijden als het toestel met nominaalwarmtevermogen gebruikt wordt.

– Maximale CV-aanvoertemperatuur: 80 ℃

4.6 Afmetingen van het toestel voor hettransport

A

Afmetingen van het toestel voor het transport

190L

1.985 mm

Page 10: Installatievoorschrift auroCOMPACT Type apparaten VCC 206/4-5

4 Montage

10 Installatie- en onderhoudshandleiding auroCOMPACT 0020181579_03

4.7 Toestel transporteren

Gevaar!Verwondingsgevaar door dragen vanzware lasten!

Het dragen van zware lasten kan tot verwon-dingen leiden.

▶ Neem alle geldende wetten en anderevoorschriften in acht als u zware toestel-len draagt.

Gevaar!Verwondingsgevaar door herhaald ge-bruik van de draaggrepen.

De draaggrepen zijn wegens materiaalver-oudering niet bestemd om bij later transportopnieuw gebruikt te worden.

▶ Gebruik de draaggrepen in geen gevalopnieuw.

1. Demonteer de frontmantel.

Voorwaarden: Het toestel is te groot of zwaar voor het transport.

Voor het transport demonteren

Aanwijzing

Bij de demontage van het product kan aan dehydraulische aansluitingen van het zonnecircuitcollectorvloeistof lekken.

7

10

11

6

4

2

3

1

5

1

78

7

9

7

▶ Demonteer de zijwanden (1) om de draaggrepen (2) tekunnen gebruiken.

▶ Los de moer (4) van de warmwaterpomp.

▶ Verwijder de isoleerelementen (3) en (5).

▶ Los de moer (9) van de warmwaterboiler.

▶ Trek de bovenste slang van de condensval.

▶ Trek de stroomstekker van de boilervoeler eraf.

▶ Trek de beide stroomstekkers 2 van de warmwaterpomperaf.

▶ Trek de 2 stroomstekkers van de zonneprintplaat (10)van de hoofdprintplaat van het toestel eraf.

▶ Maak de moeren (6) en (8) los.

▶ Maak de moeren (11) van het zonnecircuit los.

▶ Verwijder de 4 schroeven (7).

▶ Ga bij de montage van het toestel in omgekeerde volg-orde te werk.

2. Gebruik voor een veilig transport de beide draaggrepenaan de beide voorste voeten van het toestel.

3. Zwenk de onder het toestel voorhanden draaggrepennaar voren.

4. Controleer of de voeten tot aan de aanslag inge-schroefd zijn zodat de draaggrepen correct bevestigdzijn.

Page 11: Installatievoorschrift auroCOMPACT Type apparaten VCC 206/4-5

Montage 4

0020181579_03 auroCOMPACT Installatie- en onderhoudshandleiding 11

5. Transporteer het toestel altijd zoals hierboven weerge-geven.

6. Transporteer het toestel in geen geval zoals hierbovenweergegeven.

7. Als u het toestel opgesteld hebt, snijd de draaggrependan af en voer ze reglementair af.

8. Breng de frontmantel van het toestel opnieuw aan.

4.8 Opstellingsplaats van het toestel

Gevaar!Levensgevaar door lekken bij de installa-tie onder de begane grond!

Als het product onder de begane grond geïn-stalleerd wordt, dan verzamelt zich bij lekkenpropaan aan de grond. In dit geval bestaatexplosiegevaar.

▶ Zorg ervoor dat propaan in geen geval uithet product en de gasleiding kan ontsnap-pen. Installeer bijvoorbeeld een externemagneetklep.

▶ Stel het toestel niet in een ruimte met een erg stoffigelucht of in een corrosieve omgeving op.

▶ Stel het toestel niet in ruimtes op waarin sprays, oplos-middelen, chloorhoudende reinigingsmiddelen, verf, lijm,ammoniakverbindingen of andere dergelijke substantiesbewaard of gebruikt worden.

▶ Houd rekening met het gewicht van het toestel inclusiefde waterinhoud. Raadpleeg hiervoor de technische gege-vens.

▶ Controleer of de ruimte waarin het toestel opgesteld moetworden, voldoende tegen vorst beschermd is.

▶ Voer de verbrandingslucht niet via de rookafvoer van eenoude olieketel aan, omdat dit tot corrosie kan leiden.

▶ Als de lucht van de ruimte waarin het toestel opgesteldmoet worden agressieve dampen of stof bevat (bijvoor-beeld bij bouwwerkzaamheden), dan dient u ervoor tezorgen dat het toestel afgedicht/beschermd is.

4.9 Horizontale opstelling van het toestel

▶ Stel het toestel aan de hand van de instelbare voetenhorizontaal op.

Page 12: Installatievoorschrift auroCOMPACT Type apparaten VCC 206/4-5

4 Montage

12 Installatie- en onderhoudshandleiding auroCOMPACT 0020181579_03

4.10 Horizontale opstelling van het toestel

▶ Stel het toestel aan de hand van de instelbare voetenhorizontaal op.

4.11 Frontmantel demonteren/monteren

B

B

A

C

F

E

D

▶ Bouw de componenten in omgekeerde volgorde opnieuwin.

4.12 Zijmantel demonteren/monteren

A

B

C

A

2

1

▶ Bouw de componenten in omgekeerde volgorde opnieuwin.

4.13 Schakelkast in de onderste of bovenstestand brengen

Aanwijzing

Door het verplaatsen van de schakelkast in de bo-venste of onderste stand wordt de toegang tot deverschillende toestelcomponenten vergemakke-lijkt.

A

B

B

1

1. Schuif de schakelkast (1) naar boven en trek deze naaru toe.

2. Verplaats de schakelkast in de gewenste stand.

Page 13: Installatievoorschrift auroCOMPACT Type apparaten VCC 206/4-5

Installatie 5

0020181579_03 auroCOMPACT Installatie- en onderhoudshandleiding 13

4.14 Voorwand van de onderdrukkamerdemonteren/monteren

C

B

DA

▶ Bouw de componenten in omgekeerde volgorde opnieuwin.

5 Installatie

Gevaar!Verbrandingsgevaar en/of kans op materi-ële schade door ondeskundige installatieen daardoor lekkend water!

Spanningen in de aansluitingsleidingen kun-nen tot ondichtheden leiden.

▶ Monteer de aansluitleidingen spannings-vrij.

Opgelet!Risico op materiële schade door gasdicht-heidscontrole!

Gasdichtheidscontroles kunnen bij een test-druk >11 kPa (110 mbar) tot schade aan hetgasblok leiden.

▶ Als u bij gasdichtheidscontroles ook degasleidingen en het gasblok in het productonder druk zet, gebruik dan een max.testdruk van 11 kPa (110 mbar).

▶ Als u de testdruk niet tot 11 kPa (110mbar) kunt begrenzen, sluit dan voor degasdichtheidscontrole een voor het pro-duct geïnstalleerde gasafsluitkraan.

▶ Als u bij gasdichtheidscontroles een voorhet product geïnstalleerde gasafsluitkraangesloten hebt, ontspan dan de gasleiding-druk voor u deze gasafsluitkraan opent.

5.1 Gas- en wateraansluitingen

Opgelet!Risico op materiële schade door gasdicht-heidscontrole!

Gasdichtheidscontroles kunnen bij een test-druk >11 kPa (110 mbar) tot schade aan hetgasblok leiden.

▶ Als u bij gasdichtheidscontroles ook degasleidingen en het gasblok in het productonder druk zet, gebruik dan een max.testdruk van 11 kPa (110 mbar).

▶ Als u de testdruk niet tot 11 kPa (110mbar) kunt begrenzen, sluit dan voor degasdichtheidscontrole een voor het pro-duct geïnstalleerde gasafsluitkraan.

▶ Als u bij gasdichtheidscontroles een voorhet product geïnstalleerde gasafsluitkraangesloten hebt, ontspan dan de gasleiding-druk voor u deze gasafsluitkraan opent.

Opgelet!Risico op materiële schade door corrosie!

Niet diffusiedichte kunststof buizen in de CV-installatie veroorzaken lucht in het verwar-mingswater en corrosie in het warmtebroncir-cuit en het product.

▶ Voer bij het gebruik van niet diffusiedichtekunststof buizen in de CV-installatie eensysteemscheiding uit door een externewarmtewisselaar tussen product en CV-installatie in te bouwen.

Opgelet!Risico op materiële schade door warmte-overdracht bij het solderen!

Door warmteoverdracht bij het solderen kun-nen de pakkingen in de onderhoudskranenbeschadigd worden.

▶ Soldeer niet aan de aansluitstukken als deaansluitstukken aan de onderhoudskra-nen vastgeschroefd zijn.

Aanwijzing

Om warmteverliezen zo gering mogelijk te hou-den, raden we u aan om de waterbuisaansluitin-gen aan de uitlaat van de CV-ketel en aan de in-stallatie van een warmte-isolatie te voorzien.

Voorafgaande werkzaamheden1. Installeer volgende componenten:

– een veiligheidsklep en een afsluitkraan aan de CV-retourleiding

– een warmwaterveiligheidsgroep en een afsluitkraanaan de koudwateraansluiting

– een vulinrichting tussen koudwateraansluiting enCV-aanvoerleiding

– een afsluitkraan aan de CV-aanvoerleiding

Page 14: Installatievoorschrift auroCOMPACT Type apparaten VCC 206/4-5

5 Installatie

14 Installatie- en onderhoudshandleiding auroCOMPACT 0020181579_03

– een afsluitkraan aan de gasleiding.

2. Controleer of het installatievolume en de inhoud van hetexpansievat overeenkomen.

◁ Als het volume van het expansievat niet voldoendeis, installeer dan een bijkomend expansievat in deCV-retour zo dicht mogelijk tegen het product.

3. Blaas of spoel de aanvoerleidingen voor de installatiegrondig uit.

2

3

4

5

1

1 Gasaansluiting, G3/4

2 Warmwateraansluiting,G3/4

3 Verwarmingsretouraan-sluiting, G3/4

4 Verwarmingsaanvoer-aansluiting, G3/4

5 Aansluiting voor koud-waterleiding, G3/4

1. Voer de water- en gasaansluitingen volgens de gel-dende normen uit.

– Lastverlies tussen de gasteller en het product:≤ 1 mbar

2. Ontlucht de gasleiding voor de ingebruikname.

3. Controleer of de aansluitingen (→ Pagina 27) dicht zijn.

4. Er kan water uit de veiligheidsklep lopen. Zorger daarom voor dat de afvoerslang tegenover debuitenlucht geopend gehouden blijft.

5. Bedien de aftapinrichting van de veiligheidsklep regel-matig om kalkafzetting te verwijderen en controleer ofde inrichting niet geblokkeerd is.

5.2 Condensafvoerleiding aansluiten

Gevaar!Levensgevaar door lekken van rookgas-sen!

De condensafvoerleiding van de sifon magniet dicht met een afvalwaterleiding verbon-den zijn, omdat anders de interne sifonbekerleeggezogen kan worden en er rookgas kanontsnappen.

▶ Verbind de condensafvoerleiding nietdicht met de afvalwaterleiding.

Aanwijzing

Neem de hier beschreven aanwijzingen alsookrichtlijnen en plaatselijk geldende voorschriftenvoor de condenswaterafvoer in acht.

CC

2

1

1

2

B

A

Afstanden voor de aansluiting van de sifon

190L

Max. afmeting(A)

960 mm

Afmeting (B) 1.010 mm

Max. afmeting(C)

300 mm

Bij de verbranding vormt zich condenswater. De condenswa-terafvoerleiding leidt dit condenswater via een trechter naarde afvalwateraansluiting.

▶ Gebruik PVC of een ander materiaal dat voor het afvoe-ren van het niet-geneutraliseerde condenswater geschiktis.

▶ Gebruik alleen corrosiebestendig buisleidingmateriaalvoor de condensafvoerleiding.

▶ Als niet gegarandeerd kan worden dat materialen ge-schikt zijn, installeert u een systeem voor de neutralise-ring van het condenswater.

▶ Sluit de condenswaterafvoerleiding (1) op een passendeafsluitsifon (2) aan.

▶ Controleer of het condenswater in de afvoerleiding cor-rect afgevoerd wordt.

5.3 Zonnesysteemaansluiting

5.3.1 Algemene aanwijzingen

Opgelet!Gevaar voor te hoge spanning!

Overspanning kan schade toebrengen aanhet zonnesysteem.

▶ Aard het zonnecircuit als potentiaalver-effening en ter beveiliging tegen te hogespanning.

▶ Bevestig de aardklemmen aan de zonne-leidingen.

▶ Sluit de aardklemmen via een koperenkabel met een aderdoorsnede van 16mm² aan op een potentiaalrail.

Page 15: Installatievoorschrift auroCOMPACT Type apparaten VCC 206/4-5

Installatie 5

0020181579_03 auroCOMPACT Installatie- en onderhoudshandleiding 15

Aanwijzing

Bij een storing van het zonnesysteem of als hetzonnesysteem later aangesloten wordt, kan dittoestel zonder aansluiting aan het zonnecircuitgebruikt worden.

Zet in dit geval de diagnosecode d.200 op 1.

▶ Zorg ervoor dat de warmte-isolatie van de leidingen vol-staat om overmatige warmteverliezen te vermijden.

– Omdat de leidingen buiten aan het weer, ultraviolettestraling en het pikken van vogels blootgesteld en dusbijzonder gevoelig zijn, dient u voor een doeltreffendebescherming tegen deze gevaren te zorgen.

▶ Neem een minimum verval in acht om het automatischlegen van het zonnecircuit te garanderen.

– Na te leven minimum verval: 4 %

▶ Soldeer alle buisleidingen.

▶ Gebruik geen kunststof leidingen.

▶ Gebruik alleen persverbindingen als de door de fabrikanttoegestane temperatuur 200°C bedraagt.

Voorwaarden: Het gebouw beschikt over een bliksemafleider.

▶ Sluit de zonnecollectoren op de bliksemafleider aan.

5.3.2 Materiaal van de zonnebuizen

Opgelet!Gevaar voor materiële schade door me-chanische vervorming of barsten van deleidingen!

Kunststofleidingen (bijv. PE-buis) kunnendoor de soms heel hoge temperatuur van decollectorvloeistof vervormen of barsten.

▶ Gebruik geen kunststof leidingen.▶ Gebruik bij voorkeur koperen buizen.

De keuze van een passende leidingdiameter heeft grote in-vloed op het rendement van het zonnesysteem. Het systeemwerkt met een slang met 8 mm binnendiameter.

5.3.3 Maximale lengte van de zonnebuizen

Aanwijzing

Om energieverliezen te vermijden, moeten dehydraulische leidingen van een warmte-isolatieconform de warmte-isolatievoorschriften voorzienzijn.

≥ 4%

H

L1

L2

L3

De totale lengte van de buizen tussen de zonnecollectorenen de boiler mag de opgegeven waarden niet overschrijden.

▶ Als de installatie 12 meter hoogte bereikt, installeer daneen extra pomp.

▶ Neem de gegevens in de onderstaande tabel in acht.

– L = L1 + L2 + L3

Lengte van de zonnebuis 2 in 1 (L)

Gebouwhoogte (H)

8 m 12 m

190L 1 sensor Zonder op-vangvat(toebeho-ren)

20 m 20 m

2 sensoren Zonder op-vangvat(toebeho-ren)

20 m 15 m

Met opvang-vat (toebe-horen)

– 20 m

3 sensoren Met opvang-vat (toebe-horen)

20 m 20 m

Aanwijzing

Bij te weinig collectorvloeistof in de installatiekan de pomp een geluid veroorzaken. Vul hettoestel eventueel bij.

Page 16: Installatievoorschrift auroCOMPACT Type apparaten VCC 206/4-5

5 Installatie

16 Installatie- en onderhoudshandleiding auroCOMPACT 0020181579_03

5.3.4 Zonnesysteemaansluiting

Aanwijzing

Het toestel beschikt standaard over volgendecomponenten:

- Zonnepomp

- Veiligheidsgroep

- Vulpeilindicator

- Opvangreservoir collectorvloeistof

1

2

1 Zonneretouraansluiting(van de collector), G 3/4

2 Zonneaanvoeraanslui-ting (naar de collector),G 3/4

1. Raadpleeg voor het hydraulisch aansluiten de installa-tiehandleidingen van het zonnesysteem.

2. Verbind de meegeleverde zonneaansluitingen aan dezonnebuis 2 op positie 1.

3. Sluit de aanvoer- en retourbuizen van het zonnecircuitaan de CV-ketel aan.

5.4 Verbrandingsgasafvoersysteem

5.4.1 Aansluitbare VLT/VGA's

De bruikbare VLT/VGA's vindt u in de bijgevoegde montage-handleiding VLT/VGA.

Aanwijzing

Als u het product in het veiligheidsbereik 1 of 2installeert, dan dient u het absoluut onafhankelijkvan de omgevingslucht te gebruiken.

5.4.2 Aansluitstuk voor VLT/VGA vervangen

Aanwijzing

Standaard zijn de producten met een aansluitstukØ 60/100 mm uitgerust.

A

B

C

1. Steek een schroevendraaier in de gleuf tussen demeetaansluitingen.

2. Oefen voorzichtig druk op de schroevendraaier uit (A).

3. Draai het verbindingsstuk tot aan de aanslag tegen deklok in (B) en trek het naar boven toe af (C).

4. Plaats het nieuwe aansluitstuk. Let hierbij op de gren-delnokken.

5. Draai het aansluitstuk met de klok mee tot het vastklikt.

5.4.3 VLT/VGA monteren

Opgelet!Vergiftigingsgevaar door lekkende rook-gassen!

Vetten op basis van minerale olie kunnen depakkingen beschadigen.

▶ Om u te helpen bij het monteren kunt uwater of in de handel verkrijgbare zeepgebruiken in de plaats van vetten.

▶ Monteer de VLT/VGA met behulp van de montagehand-leiding.

5.5 Elektrische installatie

Gevaar!Levensgevaar door elektrische schok bijondeskundige elektrische aansluiting!

Een ondeskundige elektrische installatiekan het veilige gebruik van het product beïn-vloeden en tot lichamelijk letsel en materiëleschade leiden.

▶ Voer de elektrische installatie alleen uitals u een opgeleide installateur bent envoor dit werk gekwalificeerd bent.

▶ Houd u hierbij aan alle desbetreffendewetten, normen en richtlijnen.

▶ Aard het product.

Gevaar!Levensgevaar door elektrische schok!

Het aanraken van spanningvoerende aan-sluitingen kan ernstig lichamelijk letsel ver-oorzaken. Omdat aan de netaansluitklemmenL en N ook bij ingeschakelde aan-/uitknoppermanent spanning voorhanden is:

▶ Schakel de stroomtoevoer uit.

Page 17: Installatievoorschrift auroCOMPACT Type apparaten VCC 206/4-5

Installatie 5

0020181579_03 auroCOMPACT Installatie- en onderhoudshandleiding 17

▶ Beveilig de stroomtoevoer tegen opnieuwinschakelen.

5.5.1 Schakelkast openen/sluiten

5.5.1.1 Schakelkast openen

1. Demonteer de frontmantel. (→ Pagina 12)

A

A

BC

1

2

3

2. Klap de schakelkast (1) naar voren.

3. Los de vier clips (3) links en rechts uit de houders.

4. Klap het deksel (2) omhoog.

5.5.1.2 Schakelkast sluiten

1. Sluit het deksel (2) door het naar onderen op de scha-kelkast (1) te drukken.

2. Let erop dat de vier clips (3) hoorbaar in de houdersvastklikken.

3. Klap de schakelkast naar boven.

5.5.2 Bedrading uitvoeren

24V / eBUS 230V

24V / eBUS

230V

2

1

1 Verloop van de kabelsaan de elektronicabox

2 Verloop van de kabelsaan de achterwand vanhet toestel

1. Leid de aansluitkabels van de aan te sluiten componen-ten door de kabelinvoer en de kabelbussen in de ach-terwand van het toestel.

2. Verkort de aansluitkabels tot op de passende lengtezodat deze in de schakelkast niet storen.

3. Om kortsluitingen bij het per ongeluk loskomen van eendraad te vermijden, ontmantelt u de buitenste omhullingvan flexibele leidingen slechts maximaal 30 mm.

4. Zorg ervoor dat de isolatie van de binnenste dradentijdens het ontmantelen van de buitenste omhulling nietbeschadigd wordt.

5. Isoleer de binnenste draden slechts zodanig dat goede,stabiele verbindingen tot stand gebracht kunnen wor-den.

6. Om kortsluitingen door losse draden te vermijden, dientu de geïsoleerde einden van de draden van draadeind-hulzen te voorzien.

7. Schroef de stekker aan de aansluitkabel.

8. Controleer of alle aders correct op de aansluitklemmenvan de stekker bevestigd zijn. Corrigeer evt.

9. Steek de stekker op de hiervoor bestemde steekplaatsop de printplaat.

Page 18: Installatievoorschrift auroCOMPACT Type apparaten VCC 206/4-5

5 Installatie

18 Installatie- en onderhoudshandleiding auroCOMPACT 0020181579_03

5.5.3 Stroomvoorziening tot stand brengen

Opgelet!Risico op materiële schade door te hogeaansluitspanning!

Bij netspanningen boven 253 V kunnen elek-tronische componenten vernietigd worden.

▶ Zorg ervoor dat de nominale spanning vanhet stroomnet 230 V bedraagt.

≤ 30mm

1. Neem alle geldende voorschriften in acht.

2. Open de schakelkast. (→ Pagina 17)

3. Zorg voor een vaste aansluiting en installeer een schei-dingsinrichting met minstens 3 mm contactopening(bijv.: zekering of vermogensschakelaar).

4. Gebruik voor de voedingsleiding, die door de kabel-doorvoer in het product geleid wordt, een flexibele lei-ding.

5. Voer de bedrading uit. (→ Pagina 17)

6. Schroef de bijgeleverde stekker aan een genormeerdedrieaderige netaansluitkabel.

7. Sluit de schakelkast. (→ Pagina 17)

8. Zorg ervoor dat de toegang tot de netaansluiting altijdgegarandeerd is en niet afgedekt is.

5.5.4 Product in het veiligheidsbereik 1 of 2installeren

Gevaar!Levensgevaar door een elektrische schok!

Als u het product in het veiligheidsbereik 1 of2 installeert en u hiervoor de standaard aan-sluitkabel met randaardestekker gebruikt,dan bestaat er gevaar voor een levensge-vaarlijke elektrische schok.

▶ Sluit het product via een vaste aansluitingen een scheidingsinrichting met minstens3 mm contactopening (bijv. zekeringen ofvermogensschakelaar) aan.

▶ Gebruik voor de voedingsleiding, die doorde kabeldoorvoer in het product geleidwordt, een flexibele leiding.

▶ Neem alle geldende voorschriften in acht.

1. Als u het product in het veiligheidsbereik 2 installeert,dan dient u het absoluut onafhankelijk van de omge-vingslucht te gebruiken. Het installatietype B53P is danniet toegestaan.

2. Open de schakelkast.

3. De gekozen netaansluitkabel moet aan de eisen vanhet veiligheidsbereik voldoen.

4. Voer de bedrading uit.

5. Sluit de schakelkast.

5.5.5 Aansluiten van de zonnevoeler

1

1. Neem de installatiehandleiding bij de zonnecollector inacht om de zonnevoeler te installeren.

2. Plaats de kabel van de zonnevoeler (1) van de collectornaar de zonnestekker van het product.

1

2

3. Sluit de kabel van de zonnevoeler (1) aan de zonne-stekker (2) aan.

Page 19: Installatievoorschrift auroCOMPACT Type apparaten VCC 206/4-5

Bediening 6

0020181579_03 auroCOMPACT Installatie- en onderhoudshandleiding 19

5.5.6 Thermostaat aan de elektronica aansluiten

– +24V=RT BUS

Burneroff

1. Open de schakelkast. (→ Pagina 17)

2. Voer de bedrading uit. (→ Pagina 17)

Voorwaarden: Als u een weersafhankelijke eBUS-thermostaat of een ka-

mertemperatuurafhankelijke eBUS-thermostaat aansluit:

▶ Sluit de thermostaat aan de BUS-stekker aan.

▶ Overbrug de stekker 24V=RT indien dit nog niet gebeurdis.

Voorwaarden: Als u een laagspanningsregelaar (24 V) aansluit:

▶ Sluit de thermostaat in de plaats van de brug op de stek-ker 24V=RT aan.

Voorwaarden: Als u een veiligheidsthermostaat voor een vloerverwarming

aansluit:

▶ Sluit de thermostaat in de plaats van de nevensluitweer-stand op de stekker Burner off aan.

3. Sluit de schakelkast.

4. Om de modus Comfort van de pomp (loopt permanent)met een multicircuitregelaar te activeren, zet u de dia-gnosecode D.018 Modus van de pomp van Eco (3)(pomp loopt af en toe) op Comfort (1).

5.5.7 Bijkomende componenten aansluiten

U kunt de volgende componenten selecteren:

– Warmwatercirculatiepomp

– Externe CV-pomp

– Boilerlaadpomp (niet geactiveerd)

– Afzuigkap

– Externe magneetklep

– Externe storingsmelding

– Zonnepomp (niet actief)

– Afstandsbediening eBUS (niet actief)

– Legionellabeveiligingspomp (niet actief)

– Zonneklep (niet actief).

5.5.7.1 Hulprelais gebruiken

1. Sluit een bijkomend component via de grijze stekker opde printplaat direct op het geïntegreerde hulprelais aan.

2. Breng de bedrading zoals beschreven in de paragraaf"Thermostaat monteren ‟ aan.

3. Om de aangesloten component in gebruik te nemen,selecteert u de component via de diagnosecode D.026,zie Diagnosecodes oproepen .

5.5.7.2 VR 40 (multifunctionele module 2 uit 7)gebruiken

1. Monteer de componenten conform de desbetreffendehandleiding.

2. Kies voor de aansturing van het relais 1 op de multi-functionele module D.027 .

3. Kies voor de aansturing van het relais 2 op de multi-functionele module D.028 .

5.5.7.3 Circulatiepomp volgens de behoefteaansturen

1. Verbind de aansluitkabel van de externe toets met deklemmen 1 (0) en 6 (FB) van de randstekker X41, diebij de thermostaat geleverd is.

2. Steek de randstekker op de steekplaats X41 van deprintplaat.

3. Druk op de externe toets om de circulatiepomp 5 minu-ten te laten draaien.

5.5.7.4 Circulatiepomp met eBUS-regelaaraansturen

1. Kies een warmwaterprogramma (voorbereiding).

2. Parametreer aan de thermostaat een circulatiepro-gramma.

◁ De pomp loopt tijdens het in het programma vastge-legde tijdsvenster.

6 Bediening

6.1 Bedieningsconcept van het product

Het bedieningsconcept alsook de aflees- en instelmogelijk-heden van het gebruikersniveau zijn in de gebruiksaanwij-zing beschreven.

Een overzicht van de aflees- en instelmogelijkheden van hetinstallateurniveau vindt u in de paragraaf "Overzicht menus-tructuur installateurniveau" (→ Pagina 42).

6.1.1 Installateurniveau oproepen

Opgelet!Risico op materiële schade door ondes-kundige bediening!

Ondeskundige instellingen in het installateur-niveau kunnen tot schade en functiestoringenaan de CV-installatie leiden.

▶ De toegang tot het installateurniveau magu alleen gebruiken als u een erkende in-stallateur bent.

Page 20: Installatievoorschrift auroCOMPACT Type apparaten VCC 206/4-5

7 Ingebruikname

20 Installatie- en onderhoudshandleiding auroCOMPACT 0020181579_03

Aanwijzing

Het installateurniveau is met een paswoord tegentoegang door onbevoegden beveiligd.

1. Druk tegelijk op en ("i").

◁ Op het display verschijnt het menu.

2. Blader zo lang met of tot het menupunt Installa-teurniveau verschijnt.

3. Bevestig met (OK).

◁ Op het display verschijnt de tekst Code invullen ende waarde 00.

4. Stel met of de waarde 17 (code) in.

5. Bevestig met (OK).

◁ Het installateurniveau met een selectie van menu-punten verschijnt.

6.2 Live monitor (statuscodes)

Menu → Live monitor

Statuscodes op het display informeren over de actuele be-drijfstoestand van het product.

Statuscodes - overzicht

6.3 Testprogramma's

Naast de installatieassistent kunt u voor de ingebruikname,het onderhoud en het verhelpen van storingen ook de test-programma's oproepen.

Menu → Installateurniveau → Toestel configuratie

Daar vindt u naast het functiemenu, een Zelftest elektro-nica en de functie Gassoort controleren ook de Testpro-gramma's .

7 Ingebruikname

7.1 Servicehulpmiddelen

Geldigheid: België

De volgende test- en meetmiddelen hebt u nodig voor deingebruikname:

– CO2-meter

– Digitale of U-buismanometer

– Sleufschroevendraaier, klein

– Inbussleutel 2,5 mm

7.2 Fabriekinstelling controleren

Opgelet!Risico op materiële schade door niet toe-gestane instelling!

▶ Verander in geen geval de fabrieksinstel-ling van de gasdrukregelaar in het gas-blok.

1

Aanwijzing

Bij sommige producten zijn gasblokken zondergasdrukregelaar (1) ingebouwd.

Opgelet!Functiestoringen of verkorting van delevensduur van het product door verkeerdingestelde gasgroep!

Als de productuitvoering niet met de plaat-selijk voorhanden gasgroep overeenkomt,zullen er storingen optreden of u zult voor-tijdig componenten van het product moetenvervangen.

▶ Voor u het product in gebruik neemt, dientu de informatie over de gasgroep op hettypeplaatje met de gasgroep te vergelij-ken die op de opstellingsplaats te beschik-king staat.

De verbranding van het product werd af fabriek gecontro-leerd en voor het gebruik met de gasgroep, die op het type-plaatje vastgelegd is, vooraf ingesteld.

Aanwijzing

Als u het product met aardgas G25 gebruikt, danhebt u ca. 18% onderbelasting en een verhoogdluchtgetal!

Page 21: Installatievoorschrift auroCOMPACT Type apparaten VCC 206/4-5

Ingebruikname 7

0020181579_03 auroCOMPACT Installatie- en onderhoudshandleiding 21

Voorwaarden: Het productmodel komt niet overeen met de gassoort ter

plekke.

▶ Neem het product niet in gebruik.

Voorwaarden: Het productmodel komt overeen met de gassoort ter

plekke.

▶ Ga te werk zoals hierna beschreven.

7.3 Sifonbeker vullen

Gevaar!Vergiftigingsgevaar door lekkende rook-gassen!

Door een lege of niet voldoende gevulde si-fonbeker kunnen rookgassen in de ruimte-lucht ontsnappen.

▶ Vul voor de ingebruikname van het pro-duct de sifonbeker met water.

1

1. Verwijder het onderste deel van de sifon (1) door debajonetsluiting tegen de klok in te draaien.

2. Vul het onderste deel van de sifon tot 10 mm onder debovenkant met water.

3. Schroef het onderste deel opnieuw correct op de con-denswatersifon.

7.4 Zonnesysteem vullen

1

8

76

5

4

32

1 Zonnecollectoren

2 Collectorvloeisdtofvul-peilindicator

3 Vul- of ontluchtings-kraan

4 Onderste boilertempe-ratuurvoeler

5 Aftapkraan

6 Zonnepomp

7 Veiligheidsventiel

8 Opvangreservoir collec-torvloeistof

▶ Gebruik hiervoor uitsluitend onze collectorvloeistof.

– Vorstbescherming tot: −28 C

7.4.1 Zonnecircuit vullen

Geldigheid: 1 sensor

OF 2 sensoren

OF 3 sensoren

Het toestel wordt voorgevuld geleverd. Het zonnecircuithoeft niet gevuld te worden.

▶ Voer een dichtheidscontrole uit (testprogramma P.09).

◁ De zonnefunctie voert een vulcyclus van het zon-nepaneel uit en daarna stopt de pomp.

◁ De collectorvloeistof wordt automatisch afgetapt.

Page 22: Installatievoorschrift auroCOMPACT Type apparaten VCC 206/4-5

7 Ingebruikname

22 Installatie- en onderhoudshandleiding auroCOMPACT 0020181579_03

7.5 Product inschakelen

▶ Druk op de aan-/uittoets van het product.

◁ Op het display verschijnt het startscherm.

7.6 Installatieassistent doorlopen

De installatieassistent verschijnt telkens bij het inschakelenvan het product tot hij eens met succes afgesloten werd. Hijbiedt directe toegang tot de belangrijkste testprogramma'sen configuratie-instellingen bij de ingebruikname van hetproduct.

Bevestig de start van de installatieassistent. Zolang de in-stallatieassistent actief is, zijn alle verwarmings- en warmwa-teraanvragen geblokkeerd.

Om naar het volgende punt te gaan, bevestigt u met Vol-gende.

Als u de start van de installatieassistent niet bevestigt, wordtdeze 10 seconden na het inschakelen gesloten en het start-scherm verschijnt.

7.6.1 Taal

▶ Stel de gewenste taal in.

▶ Om de ingestelde taal te bevestigen en het per ongelukwijzigen van de taal te vermijden, kiest u twee keer (Ok).

Als u per ongeluk een taal ingesteld hebt die u niet verstaat,dan verandert u dit als volgt:

▶ Druk tegelijk op en en houd deze ingedrukt.

▶ Druk bijkomend kort op de ontstoringstoets.

▶ Houd en ingedrukt tot het display de mogelijkheidvoor het instellen van de taal weergeeft.

▶ Kies de gewenste taal.

▶ Bevestig de wijziging twee keer met (OK).

7.6.2 CV-circuit vullen

De beschreven stappen voor het vullen van het CV-circuiten het warmwatercircuit moeten voor het programma voorhet automatisch ontluchten van het CV- en warmwatercircuituitgevoerd worden.

De vulmodus (Testprogramma (→ Pagina 23)P.06) is in deinstallatieassistent automatisch geactiveerd zolang de vul-modus op het display weergegeven wordt.

Als er problemen optreden, start dan het ontluchtingspro-gramma (→ Pagina 23)opnieuw.

7.6.3 Ontluchten

De vulmodus (testprogramma P.00) is in de installatieassis-tent automatisch geactiveerd zolang de ontluchting op hetdisplay weergegeven wordt.

Het programma moet absoluut een keer uitgevoerd wordenomdat het toestel anders niet start.

Als de radiatoren in het huis met thermostaatkranen uitge-rust zijn, zorg er dan voor dat deze allemaal ontlucht zijn zo-dat het circuit correct ontlucht wordt.

1

▶ Open na beëindiging van het ontluchtingsprogramma deontluchtingsklep aan het warmwatercircuit (1).

▶ Sluit de ontluchtingsklep aan het warmwatercircuit zodrahet circuit ontlucht is.

7.6.4 Gewenste aanvoertemperatuur,warmwatertemperatuur, comfortmodus

1. Om de gewenste aanvoertemperatuur, de warmwater-temperatuur en de comfortmodus in te stellen, gebruiktu en .

2. Bevestig de instelling met (OK).

7.6.5 Maximaal verwarmingsvermogen instellen

Het maximale verwarmingsvermogen van het toestel kanaan de verwarmingsvraag van de installatie aangepast wor-den. Gebruik de diagnosecode D.000 om een waarde in testellen die met het toestelvermogen in kW overeenkomt.

7.6.6 Hulprelais en multifunctionele module

Bijkomend aan het product aangesloten componenten kuntu hier direct instellen. U kunt de instelling via de diagnoseco-des D.026, D.027 en D.028 wijzigen.

7.6.7 Telefoonnummer installateur

U kunt uw telefoonnummer in het toestelmenu opslaan. Degebruiker kan het telefoonnummer laten weergeven. Hettelefoonnummer kan tot 16 cijfers lang zijn en mag geenspaties bevatten.

7.6.8 Installatieassistent beëindigen

Als u de installatieassistent met succes doorlopen en beves-tigd hebt, dan start hij bij het volgende inschakelen niet meerautomatisch.

7.7 Installatieassistent opnieuw starten

U kunt de installatieassistent altijd opnieuw starten door hemin het menu op te roepen.

Menu → Installateurniveau → Start Ins.assistent

Page 23: Installatievoorschrift auroCOMPACT Type apparaten VCC 206/4-5

Ingebruikname 7

0020181579_03 auroCOMPACT Installatie- en onderhoudshandleiding 23

7.8 Toestelconfiguratie en diagnosemenuoproepen

Via de diagnosecodes kunt u de belangrijkste installatiepa-rameters nog een keer controleren en instellen. Roep voorconfigureren de Toestelconfiguratie op.

Menu → Installateurniveau → Toestel configuratie

Instelmogelijkheden voor complexere installaties vindt u inhet Diagnosemenu.

Menu → Installateurniveau → Diagnose menu

7.9 Gasfamiliecontrole uitvoeren

Gevaar!Vergiftigingsgevaar!

Ontoereikende verbrandingskwaliteit (CO),weergegeven door F.92/93, leidt tot verhoogdvergiftigingsgevaar.

▶ Verhelp absoluut eerst de fout voor u hetproduct permanent buiten bedrijf stelt.

Menu → Installateurniveau → Test → Gasfamiliecontrole

De gasfamiliecontrole controleert de productinstelling metbetrekking tot de verbrandingskwaliteit.

Aanwijzing

Als bijkomende HR-toestellen in de CV-installatieop dezelfde rookgasleiding aangesloten zijn, zorger dan voor dat tijdens het volledige testprogram-maverloop geen van deze HR-toestellen in bedrijfis of in bedrijf gaat zodat het testresultaat niet ver-valst wordt.

▶ Voer de gasfamiliecontrole in het kader van het regelma-tige productonderhoud, na het vervangen van componen-ten, werkzaamheden aan het gastraject uit.

Resultaat Betekenis Maatregel

F.92

Fout codeer-weerstand

Codeerweer-stand op deprintplaat pastniet bij de inge-voerde gasgroep

Codeerweerstand con-troleren, gasfamiliecon-trole opnieuw uitvoerenen correcte gasgroep in-voeren.

"succesvol" Verbrandings-kwaliteit is goed.

Toestelconfigura-tie komt met deopgegeven gas-groep overeen.

geen

Resultaat Betekenis Maatregel

"Waarschu-wing"

Verbrandings-kwaliteit ontoe-reikend.

CO₂-waarde isniet correct.

Testprogramma P.01starten en CO₂-waardemet instelschroef in deventuri instellen.

Als de correcte CO₂-waarde niet ingesteldkan worden: gasmond-stuk op correctheid(geel: aardgas G20,blauw: aardgas G25,grijs: vloeibaar gas) enbeschadiging controle-ren.

Gasfamiliecontrole op-nieuw uitvoeren.

F.93

Fout gas-groep

Verbrandings-kwaliteit buitenhet toegestanebereik

Beschadigd of verkeerdgasmondstuk (geel:aardgas G20, blauw:aardgas G25, grijs: vloei-baar gas), verkeerdegasgroep, intern druk-meetpunt in de venturiverstopt (geen smeer-middelen aan de O-ringin de venturi gebruiken!),recirculatie, defecte af-dichting.

Product ontstoren.

Correcte CO₂-waardemet testprogrammaP.01 (instelschroef inde venturi) instellen.

Gasfamiliecontrole op-nieuw uitvoeren.

Aanwijzing

Tijdens de gasfamiliecontrole is geen CO₂-meting mogelijk!

7.10 Testprogramma's gebruiken

Menu → Installateurniveau → Test → Test programma

Door verschillende testprogramma's te activeren, kunt u spe-ciale functies aan het product activeren.

Weer-gave

Betekenis

Page 24: Installatievoorschrift auroCOMPACT Type apparaten VCC 206/4-5

7 Ingebruikname

24 Installatie- en onderhoudshandleiding auroCOMPACT 0020181579_03

P.00 Testprogramma ontluchting:

De CV-pomp wordt cyclusgewijs aangestuurd.

Het CV-circuit en het warmwatercircuit worden via desnelontluchter aan de CV-pomp ontlucht (de kap vande snelontluchter moet losgemaakt zijn).

Het ontluchtingsprogramma begint altijd met hetwarmwaterciruit (kort verwarmingscircuit = 7 minutenen 30 seconden) en eindigt met het verwarmingscir-cuit (2 minuten en 30 seconden).

1 x Annuleren: ontluchtingsprogramma beëindi-gen

Aanwijzing

Het ontluchtingsprogramma loopt 10 minuten eneindigt daarna.

Ontluchten van het warmwatercircuit:

Driewegklep in warmwaterstand.

Cyclus van de CV-pomp:

5 seconden aan, 5 seconden uit. Warmwaterpompvoor 100 % in continuwerking.

Aan het einde van de ontluchtingscyclus moet hetwarmwatercircuit met de handmatige warmwateront-luchtingsklep ontlucht worden.

CV-circuit ontluchten:

Driewegklep in verwarmingsstand, besturing van deCV-pomp zoals bovenaan aangegeven.

P.01 Testprogramma maximale last:

Het product loopt na succesvolle ontsteking metmaximale warmtebelasting.

P.02 Testprogramma minimale last:

Het product loopt na succesvolle ontsteking metminimale warmtebelasting.

P.06 Testprogramma vulmodus:

De driewegklep wordt in de middelste stand ge-bracht. Brander en pomp worden uitgeschakeld(voor vullen en legen van het product).

P.09 Dichtheid controleren

De zonnepomp wordt in gebruik genomen om dedichtheid van het circuit te controleren.

Aanwijzing

Aan het einde van het programma voert u een ont-luchting van het zonnecircuit uit.

P.00 Ontluchting

Annuleren

Verwarmings circuit1,0 bar

Aanwijzing

Als het product zich in de fouttoestand bevindt,dan kunt u de testprogramma's niet starten. Ukunt een fouttoestand aan het foutsymbool linksonderaan op het display herkennen. U moet eerstontstoren.

Om de testprogramma's te beëindigen, kunt u altijd (Annu-leren) kiezen; dit geldt echter niet voor de eerste ingebruik-

neming. De ontluchtingscyclus moet een keer volledig uitge-voerd worden zodat de brander kan ontsteken.

7.11 Verwarmingswater/vul- en bijvulwatercontroleren en conditioneren

Opgelet!Kans op materiële schade door minder-waardige verwarmingswater

▶ Zorg voor verwarmingswater van vol-doende kwaliteit.

▶ Voor u de installatie vult of bijvult, dient u de kwaliteit vanhet verwarmingswater te controleren.

Kwaliteit van het verwarmingswater controleren▶ Neem een beetje water uit het CV-circuit.

▶ Controleer het uitzicht van het verwarmingswater.

▶ Als u sedimenterende stoffen vaststelt, dan moet u deinstallatie spuien.

▶ Controleer met een magneetstaaf of er magnetiet (ijzer-oxide) voorhanden is.

▶ Als u magnetiet vaststelt, reinig de installatie dan enneem de nodige maatregelen voor de corrosiebescher-ming. Of bouw een magneetfilter in.

▶ Controleer de pH-waarde van het afgetapte water bij25 °C.

▶ Bij waarden onder 8,2 of boven 10,0 reinigt u de installa-tie en conditioneert u het verwarmingswater.

▶ Zorg ervoor dat er geen zuurstof in het verwarmingswaterkan dringen. (→ Pagina 27)

Vul- en bijvulwater controleren▶ Meet de hardheid van het vul- en bijvulwater voor u de

installatie vult.

Vul- en bijvulwater conditioneren▶ Neem voor de conditionering van het vul- en bijvulwater

de geldende nationale voorschriften en technische regelsin acht.

Voor zover nationale voorschriften en technische regelingengeen hogere eisen stellen, geldt het volgende:

U moet het CV-water conditioneren,

– als de volledige vul- en bijvulwaterhoeveelheid tijdens degebruiksduur van de installatie het drievoudige van hetnominale volume van de CV-installatie overschrijdt of

– wanneer de in de volgende tabel genoemde richtwaardenniet worden aangehouden of

– als de pH-waarde van het verwarmingswater onder 8,2 ofboven 10,0 ligt.

Totaalverwar-mings-vermo-gen

Waterhardheid bij specifiek installatievolume1)

≤ 20 l/kW> 20 l/kW≤ 50 l/kW

> 50 l/kW

kW °dH mol/m³ °dH mol/m³ °dH mol/m³

< 50 < 16,8 < 3 11,2 2 0,11 0,02

> 50 tot≤ 200

11,2 2 8,4 1,5 0,11 0,02

Page 25: Installatievoorschrift auroCOMPACT Type apparaten VCC 206/4-5

Ingebruikname 7

0020181579_03 auroCOMPACT Installatie- en onderhoudshandleiding 25

Totaalverwar-mings-vermo-gen

Waterhardheid bij specifiek installatievolume1)

≤ 20 l/kW> 20 l/kW≤ 50 l/kW

> 50 l/kW

kW °dH mol/m³ °dH mol/m³ °dH mol/m³

> 200 tot≤ 600

8,4 1,5 0,11 0,02 0,11 0,02

> 600 0,11 0,02 0,11 0,02 0,11 0,02

1) Liter nominale inhoud/verwarmingsvermogen; bij meerketelin-stallaties moet het kleinste individuele vermogen ingezet worden.

Opgelet!Kans op materiële schade door verrij-king van het verwarmingswater met on-geschikte additieven!

Ongeschikte additieven kunnen veranderin-gen aan componenten, geluiden in de CV-functie en evt. verdere gevolgschade veroor-zaken.

▶ Gebruik geen ongeschikte antivries- encorrosiewerende middelen, biociden enafdichtmiddelen.

Bij ondeskundig gebruik van de volgende additieven werdenmet onze producten tot nu toe geen onverdraagzaamhedenvastgesteld.

▶ Neem bij het gebruik absoluut de aanwijzingen van defabrikant van het additief in acht.

Voor de verdraagzaamheid van additieven in het overigeCV-systeem en voor de werkzaamheid ervan aanvaardenwe geen aansprakelijkheid.

Additieven voor reinigingsmaatregelen (aanslui-tend uitspoelen vereist)– Fernox F3

– Sentinel X 300

– Sentinel X 400

Additieven die permanent in de installatie blijven– Fernox F1

– Fernox F2

– Sentinel X 100

– Sentinel X 200

Antivriesmiddelen die permanent in de installatieblijven– Fernox Antifreeze Alphi 11

– Sentinel X 500

▶ Als u de hierboven genoemde additieven gebruikt hebt,informeer dan de gebruiker over de nodige maatregelen.

▶ Informeer de gebruiker over de noodzakelijke werkwijzevoor de vorstbeveiliging.

7.12 Vuldruk aflezen

Het toestel beschikt over een balkgrafiek voor de weergavevan de druk alsook een digitale drukindicatie.

▶ Om de digitale waarde van de vuldruk af te lezen, drukt utwee keer op .

Voor een correcte werking van de CV-installatie moet debalkgrafiek op het display ongeveer in het midden staan (tus-sen de gestippelde grenswaarden). Dit komt overeen meteen vuldruk tussen 100 kPa en 150 kPa (1,0 bar en 1,5 bar).

Als de CV-installatie zich over meerdere verdiepingen uit-strekt, dan kunnen hogere waarden voor de vuldruk vereistzijn om lucht in de CV-installatie te vermijden.

7.13 Te lage waterdruk vermijden

Om schade aan de CV-installatie door te geringe vuldruk tevermijden, is het product met een waterdruksensor uitgerust.Het toestel signaleert bij het onderschrijden van 80 kPa(0,8 bar) waterdruk het druktekort met een knipperendedrukwaarde op het display. Als de vuldruk een waarde van50 kPa (0,5 bar) onderschrijdt, dan schakelt het toestel uit.Het display toont F.22.

▶ Vul CV-water bij om het product opnieuw in gebruik tenemen.

Het display geeft de drukwaarde knipperend weer tot eendruk van 110 kPa (1,1 bar) of hoger bereikt is.

▶ Als u vaak een drukdaling vaststelt, dan dient u de oor-zaak te zoeken en te verhelpen.

7.14 CV-installatie vullen en ontluchten

Voorafgaande werkzaamheden▶ Spoel de CV-installatie grondig uit voor u deze vult.

1

1. Los de kap van de snelontluchter (1) met een tot tweeomwentelingen en laat deze in deze stand omdat hettoestel op deze manier tijdens het bedrijf automatischontlucht.

2. Kies het testprogramma P.06.

◁ De driewegklep beweegt zich in de middelste stand,de pompen lopen niet en het toestel treedt niet inwerking.

3. Neem de aanwijzingen bij het onderwerp CV-watervoorbereiden (→ Pagina 24) in acht.

4. Verbind de vulkraan van de CV-installatie aan hetaansluittoebehoren conform de norm met eenverwarmingswatertoevoer, indien mogelijk eenkoudwaterkraan.

Page 26: Installatievoorschrift auroCOMPACT Type apparaten VCC 206/4-5

7 Ingebruikname

26 Installatie- en onderhoudshandleiding auroCOMPACT 0020181579_03

5. Voorzie het verwarmingscircuit van water.

6. Open alle thermostaatkranen.

7. Controleer of de afsluitkranen van de verwarmingsaan-voer- en -retour geopend zijn.

8. Open langzaam de ketelvul- en aftapkraan, zodat erwater in het verwarmingscircuit stroomt.

9. Ontlucht de hoogst gelegen radiator en wacht tot hetwater zonder bellen uit de ontluchtingsklep komt.

10. Ontlucht alle andere radiatoren tot het CV-systeemcompleet met water gevuld is.

11. Sluit alle ontluchtingsventielen.

12. Vul water bij tot de vereiste vuldruk bereikt is.

13. Sluit de ketelvul- en aftapkraan alsook de koudwater-kraan.

14. Controleer alle aansluitingen en het volledige systeemop ondichtheden.

15. Om de CV-installatie te ontluchten, kiest u het testpro-gramma P.00.

◁ Het toestel schakelt niet in, de interne pomp looptintermitterend en maakt een ontluchting van hetcircuit mogelijk.

◁ Het display toont de vuldruk van de CV-installatie.

16. Om de ontluchtingsprocedure reglementair te kunnenuitvoeren, dient u erop te letten dat de vuldruk van deCV-installatie boven de minimale vuldruk ligt.

– Minimumvuldruk van de CV-installatie: 80 kPa

Aanwijzing

Het testprogramma P.00 loopt 7,5 minutenin het warmwatercircuit en 2,5 minuten in hetverwarmingscircuit.

Na het beëindigen van de vulprocedure moetde vuldruk van de CV-installatie minstens20 kPa (0,2 bar) boven de tegendruk van hetexpansievat (ADG) liggen (PAnlage ≥ PADG +20 kPa (0,2 bar)).

17. Als zich na het beëindigen van het testprogramma P.00nog teveel lucht in de CV-installatie bevindt, start hettestprogramma dan opnieuw.

18. Controleer of alle aansluitingen dicht zijn.

7.15 Warmwatersysteem vullen en ontluchten

1

1. Open de koudwaterstopkraan aan het product.

2. Vul het warmwatercircuit door alle warmwatertappuntente openen tot er water uit komt.

3. Sluit een slang aan en open de ontluchtingsklep (1) aanhet warmwatercircuit van het toestel tot er water uitkomten sluit deze dan.

4. Sluit de warmwaterkranen als de betreffende uitstroom-hoeveelheid bereikt is.

5. Start voor het ontluchten van het circuit het testpro-gramma P.00.

6. Zodra het testprogramma P.00 afgesloten is, opent ude luchtafscheider (1) op het warmwatercircuit van hettoestel, tot er water uitkomt en daarna sluit u deze.

7.16 Gasinstellingen controleren en aanpassen

7.16.1 Gasaansluitdruk controleren(gasstroomdruk)

1. Sluit de gasafsluitkraan.

1

1

2

2. Los met een schroevendraaier de afdichtschroef aan demeetaansluiting (1) (schroef onderaan) van het gasblok.

3. Sluit een manometer (2) aan de meetnippel (1) aan.

4. Open de gasafsluitkraan.

5. Neem het product met het testprogramma P.01 in ge-bruik.

6. Meet de gasaansluitdruk ten opzichte van de atmos-feerdruk.

– Toegestane gasaansluitdruk bij gebruik met aard-gas G20: 1,7 … 2,5 kPa

– Toegestane gasaansluitdruk bij gebruik met aard-gas G25: 2,0 … 3,0 kPa

– Toegestane gasaansluitdruk bij gebruik metvloeibaar gas G31: 2,5 … 4,5 kPa

7. Schakel het product uit.

8. Sluit de gasafsluitkraan.

9. Verwijder de manometer.

10. Draai de schroef van de meetnippel (1) vast.

11. Open de gasafsluitkraan.

12. Controleer de meetnippel op gasdichtheid.

Page 27: Installatievoorschrift auroCOMPACT Type apparaten VCC 206/4-5

Aanpassing aan de CV-installatie 8

0020181579_03 auroCOMPACT Installatie- en onderhoudshandleiding 27

Voorwaarden: Gasaansluitdruk niet in het toegestane bereik

Opgelet!Kans op materiële schade en bedrijfssto-ringen door verkeerde gasaansluitdruk!Als de gasaansluitdruk buiten het toege-stane bereik ligt, dan kan dit tot storingenin de werking en tot schade aan het productleiden.▶ Voer geen instellingen aan het product

uit.▶ Neem het product niet in gebruik.

▶ Als u de fout niet kunt verhelpen, breng dan de gas-maatschappij op de hoogte.

▶ Sluit de gasafsluitkraan.

7.16.2 CO₂-gehalte controleren en evt. instellen(instelling luchtgetal)

Geldigheid: België

1

1. Neem het product met het testprogramma P.01 in ge-bruik.

2. Wacht minstens 5 minuten tot het product bedrijfstem-peratuur bereikt heeft.

3. Meet het CO₂-gehalte aan de rookgasmeetaansluiting(1).

4. Als de meetwaarden niet binnen het opgegeven bereikliggen, dan mag u het product niet in gebruik nemen.

5. Breng het serviceteam in dit geval op de hoogte.

6. Vergelijk de meetwaarde met de betreffende waarde inde tabel.

Gasinstelwaarden af fabriek (→ Pagina 54)

7.17 Functie en dichtheid controleren

Voor u het product aan de gebruiker overhandigt:

▶ Controleer de gasleiding, het verbrandingsgasafvoer-systeem, de CV-installatie en de warmwaterleidingen oplekkages.

▶ Controleer of de VLT/VGA en de condensafvoerleidingenfoutloos geïnstalleerd zijn.

▶ Controleer de voormantel op correcte montage.

7.17.1 CV-bedrijf controleren

1. Controleer of er een warmtevraag is.

2. Roep de Live monitor op.

– Menu → Live monitor

◁ Als het product correct functioneert, dan verschijntop het display S.04.

7.17.2 Warmwaterbereiding controleren

1. Draai een warmwaterkraan volledig open.

2. Roep de Live monitor op.

– Menu → Live monitor

◁ Als de warmwaterbereiding correct functioneert,verschijnt na enkele minuten de indicatie S.24 ophet display.

8 Aanpassing aan de CV-installatie

Om de belangrijkste systeemparameters nog eens in te stel-len, gebruikt u het menupunt Toestel configuratie.

Menu → Installateurniveau → Toestel configuratie

Of start handmatig nog eens de installatieassistent.

Menu → Installateurniveau → Start Ins.assistent

8.1 Diagnosecodes oproepen

Instelmogelijkheden voor complexere installaties vindt u inhet Diagnosemenu.

Menu → Installateurniveau → Diagnose menu

Diagnosecodes - overzicht

Met behulp van de parameters, die in het overzicht diagno-secodes als instelbaar gemarkeerd zijn, kunt u het productaan de CV-installatie en de wensen van de klant aanpassen.

▶ Om de diagnosecode te wisselen, drukt u op of .

▶ Om de parameter voor een wijziging te selecteren, druktu op (Selectie).

▶ Om de actuele instelling te wijzigen, drukt u op of .

▶ Bevestig met (OK).

8.2 Maximaal verwarmingsvermogen instellen

Het maximale verwarmingsvermogen van het toestel kanaan de verwarmingsvraag van de installatie aangepast wor-den. Gebruik de diagnosecode D.000 om een waarde in testellen die met het toestelvermogen in kW overeenkomt.

8.3 Pompnalooptijd en pompmodus instellen

Onder D.001 kunt u de pompnalooptijd instellen (fabrieksin-stelling 5 min.).

Via de diagnosecode D.018 kunt u de pompmodi Eco ofComfort instellen.

Bij comfort wordt de interne pomp ingeschakeld als de ver-warmingsaanvoertemperatuur niet op Verwarming uit staat(→ gebruiksaanwijzing) en de warmteaanvraag via een ex-terne thermostaat vrijgeschakeld is.

Eco (fabrieksinstelling) is zinvol om bij erg geringe warmte-behoefte en grote temperatuurverschillen tussen gewenste

Page 28: Installatievoorschrift auroCOMPACT Type apparaten VCC 206/4-5

8 Aanpassing aan de CV-installatie

28 Installatie- en onderhoudshandleiding auroCOMPACT 0020181579_03

waarde warmwaterbereiding en gewenste waarde CV-be-drijf de restwarmte na een warmwaterbereiding af te voe-ren. Hierdoor vermijdt u dat woonruimtes te weinig verwarmdworden. Bij warmtevraag wordt de pomp na verstrijken vande nalooptijd elke 25 minuten gedurende 5 minuten inge-schakeld.

8.4 Maximale aanvoertemperatuur instellen

Via de diagnosecode D.071 kunt u de maximale aanvoer-temperatuur voor het CV-bedrijf instellen (fabrieksinstelling75 °C).

8.5 Retourtemperatuurregeling instellen

Bij aansluiting van het product aan een vloerverwarming kande temperatuurregeling via de diagnosecode D.017 van aan-voertemperatuurregeling (fabrieksinstelling) op retourtempe-ratuurregeling omgeschakeld worden.

8.6 Branderwachttijd

8.6.1 Branderwachttijd instellen

Om het frequent in- en uitschakelen van de brander en hier-door energieverlies te vermijden, wordt steeds na het uit-schakelen van de brander voor een bepaalde tijd een elek-tronische herinschakelblokkering geactiveerd. U kunt debranderwachttijd aan de omstandigheden van de CV-instal-latie aanpassen. De branderwachttijd is alleen voor CV-func-tie actief. De warmwaterfunctie wordt tijdens een lopendebranderwachttijd niet beïnvloed door de tijdsinstelling. Via dediagnosecode D.002 kunt u de maximale branderwachttijdinstellen (fabrieksinstelling: 20 min.). De effectieve brander-wachttijden afhankelijk van de gewenste aanvoertempera-tuur en de maximaal ingestelde branderwachttijd kunt u in devolgende tabel terugvinden:

Taanvoer

(ge-wenst)[°C]

Ingestelde maximale branderwachttijd [min]

1 5 10 15 20 25 30

30 2,0 4,0 8,5 12,5 16,5 20,5 25,0

35 2,0 4,0 7,5 11,0 15,0 18,5 22,0

40 2,0 3,5 6,5 10,0 13,0 16,5 19,5

45 2,0 3,0 6,0 8,5 11,5 14,0 17,0

50 2,0 3,0 5,0 7,5 9,5 12,0 14,0

55 2,0 2,5 4,5 6,0 8,0 10,0 11,5

60 2,0 2,0 3,5 5,0 6,0 7,5 9,0

65 2,0 1,5 2,5 3,5 4,5 5,5 6,5

70 2,0 1,5 2,0 2,5 2,5 3,0 3,5

75 2,0 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0

Taanvoer

(ge-wenst)[°C]

Ingestelde maximale branderwachttijd [min]

35 40 45 50 55 60

30 29,0 33,0 37,0 41,0 45,0 49,5

35 25,5 29,5 33,0 36,5 40,5 44,0

40 22,5 26,0 29,0 32,0 35,5 38,5

45 19,5 22,5 25,0 27,5 30,5 33,0

50 16,5 18,5 21,0 23,5 25,5 28,0

55 13,5 15,0 17,0 19,0 20,5 22,5

Taanvoer

(ge-wenst)[°C]

Ingestelde maximale branderwachttijd [min]

35 40 45 50 55 60

60 10,5 11,5 13,0 14,5 15,5 17,0

65 7,0 8,0 9,0 10,0 11,0 11,5

70 4,0 4,5 5,0 5,5 6,0 6,5

75 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0

Aanwijzing

De resterende branderwachttijd na een regeluit-schakeling tijdens het CV-bedrijf kunt u via de dia-gnosecode D.067 oproepen.

8.6.2 Resterende branderwachttijd terugzetten

Mogelijkheid 1Menu → Reset tijdvertraging

Op het display verschijnt de actuele branderwachttijd.

▶ Bevestig het terugzetten van de branderwachttijd met(Select).

Mogelijkheid 2▶ Druk op de ontstoringstoets.

8.7 Onderhoudsinterval instellen

Als u het onderhoudsinterval instelt, dan verschijnt na eeninstelbaar aantal branderbedrijfsuren de melding op hetdisplay dat het product onderhouden moet worden, samenmet het onderhoudssymbool . Het display van eBUS-thermostaten toont de informatie Onderhoud MAIN.

▶ Stel de bedrijfsuren tot aan het volgende onderhoud viade diagnosecode D.084 in. Richtwaarden vindt u in devolgende tabel.

Warmte-vraag

Aantalpersonen

Aantal uren dat de brander in wer-king is geweest tot de volgendeinspectie/onderhoudsbeurt (afhan-kelijk van het installatietype)

5,0 kW1 ‑ 2 1.050 h

2 ‑ 3 1.150 h

10,0 kW1 ‑ 2 1.500 h

2 ‑ 3 1.600 h

15,0 kW2 ‑ 3 1.800 h

3 ‑ 4 1.900 h

20,0 kW3 ‑ 4 2.600 h

4 ‑ 5 2.700 h

25,0 kW3 ‑ 4 2.800 h

4 ‑ 6 2.900 h

> 27,0 kW3 ‑ 4 3.000 h

4 ‑ 6 3.000 h

De opgegeven waarden komen overeen met een gemid-delde gebruikstijd van één jaar.

Als u geen getalwaarde, maar het symbool "–‟ instelt, dan isde functie Onderhoudsindicatie niet actief.

Page 29: Installatievoorschrift auroCOMPACT Type apparaten VCC 206/4-5

Aanpassing aan de CV-installatie 8

0020181579_03 auroCOMPACT Installatie- en onderhoudshandleiding 29

Aanwijzing

Na het verstrijken van de ingestelde bedrijfsurenmoet u het onderhoudsinterval opnieuw instellen.

8.8 Pompvermogen instellen

Het product is met een toerentalgeregelde hoogefficiëntepomp uitgerust die zich automatisch aan de hydraulischeomstandigheden van de CV-installatie aanpast.

Als het nodig is, dan kunt u het pompvermogen handmatigin vijf standen op het maximaal mogelijke vermogen vastinstellen. De toerentalregeling schakelt u hiermee uit.

▶ Om het pompvermogen aan te passen, wijzigt u D.014 inde gewenste waarde.

8.8.1 Restopvoerhoogte, pomp

8.8.1.1 Karakteristiek van de pomp voor 20 kW

6070

5040302010

0 500 1000 1500 A

B

2

3

1

5 4

1 Bypass gesloten/ Vmax / code d14=8(Boost)

2 Bypass gesloten/ Vmax / code d14=0

3 Bypass in fabrieksin-stelling / Vmax / coded14=8 (Boost)

4 Bypass in fabrieksin-stelling / Vmax / coded14=0

5 Bypass open / Vmin /code d14=0

A Doorstroming in hetcircuit (l/h)

B Beschikbare druk (kPa)

8.8.1.2 Pompkarakteristiek voor 30 kW

6070

5040302010

0 500 1000 1500 A

B

3

1

2

1 Bypass gesloten/ Vmax / code d14=0

2 Bypass open / Vmin /code d14=0

3 Fabrieksinstelling/ Vmax / code d14=0

A Doorstroming in hetcircuit (l/h)

B Beschikbare druk (kPa)

8.8.2 Overstroomklep instellen

De druk is in een bereik tussen 17 kPa (0,17 bar) en 35 kPa(0,35 bar) instelbaar. De vooraf ingestelde waarde ligt bij ca.30 kPa (0,30 bar) (middelste stand).

Met elke omwenteling van de instelschroef verandert de drukmet ca. 1 kPa (0,01 bar). Door naar rechts te draaien, stijgtde druk en door naar links te draaien, draait hij.

Opgelet!Gevaar van materiële schade door ver-keerde instelling van de hoogefficiëntepomp

Als de druk op de overstroomklep verhoogdwordt (naar rechts draaien), dan kan het bijeen ingesteld pompvermogen van minderdan 100 % tot een foute werking komen.

▶ Zet in dit geval het pompvermogen via dediagnosecode D.014 op 5 (100 %).

▶ Demonteer de frontmantel.

1

▶ Stel de druk op de instelschroef (1) in.

Stand van deinstelschroef

Druk Opmerking/toepassing

Rechtse aan-slag (helemaalnaar onderen ge-draaid)

35 kPa

(0,35 bar)

Als de radiatoren bij fa-brieksinstelling niet vol-doende warm worden. In ditgeval moet u de pomp opmax. stand zetten.

Middelste stand(5 draaien naarlinks)

30 kPa

(0,30 bar)Fabrieksinstelling

Vanuit de middel-ste stand nog 5draaien naar links

17 kPa

(0,17 bar)

Als er geluiden aan radi-atoren of radiatorkranenoptreden

▶ Monteer de frontmantel.

8.9 Product aan gebruiker opleveren

1. Plak na de installatie de bijgeleverde sticker 835593 inde taal van de gebruiker op de voorkant van het pro-duct.

2. Geef aan de gebruiker uitleg over positie en werkingvan de veiligheidsinrichtingen.

3. Instrueer de gebruiker over de bediening van hetproduct. Beantwoord al zijn vragen. Wijs de gebruikervooral op de veiligheidsvoorschriften die hij in acht moetnemen.

Page 30: Installatievoorschrift auroCOMPACT Type apparaten VCC 206/4-5

9 Inspectie en onderhoud

30 Installatie- en onderhoudshandleiding auroCOMPACT 0020181579_03

4. Informeer de gebruiker over de noodzaak om het pro-duct volgens de opgegeven intervallen te laten onder-houden.

5. Overhandig de gebruiker alle handleidingen en product-papieren, zodat hij/zij deze kan bewaren.

6. Instrueer de gebruiker over getroffen maatregelen voorde VLT/VGA en wijs hem erop dat hij aan de VLT/VGAniets mag veranderen.

8.10 Instelling van dewarmwatermengthermostaat

Waarschuwing!Verbrandingsgevaar bij contact metwarmwatercomponenten!

Er bestaat verbrandingsgevaar aan de boi-ler en aan alle warmwatercomponenten inde buurt van de boiler. Bij het gebruik metzonne-energie kan de boilertemperatuur tot80 °C stijgen.

▶ Raak bij het instellen van de mengthermo-staat de warmwaterleidingen niet aan.

Waarschuwing!Verbrandingsgevaar bij instelling van eente hoge temperatuur!

Aan de wamwateraftappunten bestaat ver-brandingsgevaar als de watertemperatuur tehoog is.

▶ Controleer de temperatuur aan een aftap-punt en zet de mengthermostaat op eenwaarde onder 60 °C.

Aanwijzing

De warmwatermengthermostaat beschermt tegenheel hoge temperaturen in de warmwaterinstal-latie. Het warme water van de boiler wordt in demengthermostaat met koud water gemengd en zoop de maximaal gewenste temperatuur tussen 40°C en 60 °C gebracht. De warmwatermengther-mostaat is af fabriek op 60 °C ingesteld.

Door energieverliezen in de warmwaterleiding isde temperatuur aan de aftappunten altijd geringerdan de aan de mengthermostaat ingestelde tem-peratuur.

1

1. Zet de temperatuur van de boiler op 65 °C en wacht totdeze waarde bereikt is.

Aanwijzing

Afhankelijk van de temperatuurinstelling vande boiler wordt de bijstookverwarming geac-tiveerd als de opwarming met zonne-energievoor het bereiken van de gewenste tempera-tuur niet volstaat.

2. Meet de warmwatertemperatuur aan een aftappunten stel de mengthermostaat in de positie in die metde door de gebruiker gewenste maximumtemperatuurovereenkomt.

– 40 °C (1)

– 45 °C (2)

– 50 °C (3)

– 55 °C (4)

– 60 °C (5)

3. Stel daarna de gewenste temperatuur voor de boileraan de bedrijfsindicatie in.

◁ Elke extra temperatuurverhoging veroorzaakt eenonnodig energieverbruik.

4. Om het verbruik van zonne-energie in de zomer te opti-maliseren, verlaagt u de minimale warmwatertempera-tuur naar 45 °C.

9 Inspectie en onderhoud

▶ Voer alle inspectie- en onderhoudswerkzaamheden in devolgorde uit zoals in tabel overzicht inspectie- en onder-houdswerkzaamheden.

Inspectie- en onderhoudswerkzaamheden – overzicht

9.1 Inspectie- en onderhoudsintervallen in achtnemen

Deskundige, regelmatige inspecties (1 x per jaar) en onder-houdsbeurten (afhankelijk van het resultaat van de inspec-tie, ten minste echter een keer om de 2 jaar) en uitsluitendgebruik van originele reserveonderdelen zijn voor een sto-ringvrij gebruik en een lange levensduur van het product vandoorslaggevend belang.

We raden u aan om een inspectie- resp. onderhoudscontractaf te sluiten.

Page 31: Installatievoorschrift auroCOMPACT Type apparaten VCC 206/4-5

Inspectie en onderhoud 9

0020181579_03 auroCOMPACT Installatie- en onderhoudshandleiding 31

InspectieHet doel van de inspectie is een vergelijking van de werke-lijke toestand van het product met de gewenste toestand. Ditgebeurt door meten, testen en observeren.

OnderhoudOnderhoud is nodig om eventuele afwijkingen tussen dewerkelijke toestand en de gewenste toestand te verhelpen.Dit gebeurt meestal door reinigen, instellen en indien nodigvervangen van afzonderlijke aan slijtage onderhevige com-ponenten.

Ervaringsgewijs is het onder normale gebruiksomstandighe-den niet nodig om jaarlijks reinigingswerkzaamheden, bijv.aan de warmtewisselaar, uit te voeren. De onderhoudsinter-vallen en de omvang van de onderhoudsintervallen wordendoor de gespecialiseerde installateur afhankelijk van de om-standigheden bij de inspectie bepaald. Toch is het nodig omminstens om de 2 jaar een onderhoud uit te voeren.

9.2 Reserveonderdelen aankopen

De originele componenten van het product zijn in het kadervan de conformiteitskeuring meegecertificeerd. Als u bij hetonderhoud of de reparatie geen meegecertificeerde origineleVaillant reserveonderdelen gebruikt, vervalt de conformiteitvan het product. Daarom adviseren we u dringend origineleVaillant reserveonderdelen te monteren. Informatie over debeschikbare originele Vaillant reserveonderdelen vindt u ophet aan de achterkant vermelde contactadres.

▶ Als u bij het onderhoud of de reparatie reserveonderde-len nodig hebt, gebruik dan uitsluitend originele Vaillantreserveonderdelen.

9.3 Functiemenu gebruiken

Met het functiemenu kunt u afzonderlijke componenten vande CV-installatie aansturen en testen.

Menu → Installateurniveau → Test → Functie menu

▶ Kies het component van de CV-installatie.

▶ Bevestig met (Selectie).

Weer-gave

Testprogramma Handeling

T.01 Interne pompcontroleren

Interne pomp in- en uitscha-kelen.

T.02 Driewegklepcontroleren

Interne driewegklep in ver-warmings- of warmwaterpo-sitie brengen.

T.03 Ventilator contro-leren

Ventilator in- en uitschake-len. De ventilator loopt metmaximaal toerental.

T.04 Boilerlaadpompcontroleren

Boilerlaadpomp in- en uit-schakelen.

T.05 Circulatiepompcontroleren

Circulatiepomp in- en uit-schakelen.

T.06 Externe pompcontroleren

Externe pomp in- en uitscha-kelen.

T.07 Controle van dezonnepomp

De zonnepomp in- en uit-schakelen.

T.08 Brander controle-ren

Het product start en gaat inminimale belasting. Op hetdisplay wordt de aanvoer-temperatuur weergegeven.

Weer-gave

Testprogramma Handeling

T.29 Controle van deextra zonnepomp

De extra zonnepomp in- enuitschakelen.

T.92 Controle van delegionellabeveili-gingspomp

De legionallabeveiligings-pomp in- en uitschakelen.

Functiemenu afsluiten▶ Om het functiemenu te beëindigen, kiest u (Annuleren).

9.4 Elektronicazelftest uitvoeren

Menu → Installateurniveau → Test → Zelftest

Met de zelftest van de elektronica kunt u een controle voorafvan de printplaat uitvoeren.

9.5 Compacte thermomodule demonteren

Aanwijzing

De bouwgroep compacte thermomodule bestaatuit vijf hoofdcomponenten:

– toerentalgeregelde ventilator,

– gasblok incl. klemplaat,

– venturi incl. massastroomsensor en gasverbin-dingsbuis,

– branderdeur,

– voormengbrander.

Gevaar!Levensgevaar en kans op materiëleschade door hete rookgassen!

Afdichting, warmte-isolatie en zelfborgendemoeren aan de branderflens mogen niet be-schadigd zijn. Anders kunnen hete rookgas-sen lekken en tot verwondingen en materiëleschade leiden.

▶ Vervang telkens na het openen van debranderdeur de afdichting.

▶ Vervang telkens na het openen van debranderflens de zelfborgende moeren aande branderflens.

▶ Als de warmte-isolatie op de branderflensof aan de achterkant van de warmtewisse-laar tekenen van beschadiging vertoont,vervang dan de warmte-isolatie.

1. Schakel het product met de aan-/uittoets uit.

2. Sluit de gasafsluitkraan.

3. Demonteer de frontmantel. (→ Pagina 12)

4. Klap de schakelkast naar voren.

5. Demonteer de voorwand van de onderdrukkamer.(→ Pagina 13)

Page 32: Installatievoorschrift auroCOMPACT Type apparaten VCC 206/4-5

9 Inspectie en onderhoud

32 Installatie- en onderhoudshandleiding auroCOMPACT 0020181579_03

1

2

3

6. Los de bevestigingsschroef (2) en trek de luchtaanzuig-buis (1) van de aanzuigaansluiting.

7. Maak de wartelmoer (3) van het gasblok los.

1

2

3

4

5

6

8

7

8. Trek de stekker van de ontstekingskabel (3) en van deaardingskabel (4) van de ontstekingselektrode.

9. Trek de stekker (8) van de ventilatormotor door degrendelnok in te drukken.

10. Trek de stekker (7) van het gasblok.

11. Trek de stekker (6) van de venturisproeier door op degrendelnok te drukken.

12. Maak de vier moeren (1) los.

13. Trek de montagegroep van de compacte thermomodule(2) uit de warmtewisselaar.

14. Controleer de brander en de warmtewisselaar opschade en verontreinigingen.

15. Indien nodig, reinig of vervang dan de componentenvolgens de volgende paragrafen.

16. Bouw een nieuwe branderdeurafdichting in.

17. Controleer de warmte-isolatie op de branderdeur. Als utekenen van schade vaststelt, vervang dan de warmte-isolatie.

9.6 Warmtewisselaar reinigen

1. Bescherm de schakelkast, die u naar beneden geklapthebt, tegen spatwater.

1

2

3

4

2. De vier moeren van de draadpennen (4) mogen in geengeval gelost of vastgetrokken worden.

3. Reinig de verwarmingsspiraal (2) van de warmtewis-selaar (3) met water of eventueel met azijn (maximaal5% zuurgehalte). Laat de azijn 20 minuten lang op dewarmtewisselaar inwerken.

4. Spoel het losgekomen vuil met een scherpe waterstraalaf of gebruik een kunststofborstel. Richt de waterstraalniet direct op de warmte-isolatie (1) aan de achterkantvan de warmtewisselaar.

◁ Het water loopt via de condensaatsifon uit de warm-tewisselaar weg.

9.7 Brander controleren

1

▶ Controleer het oppervlak van de brander (1) op eventuelebeschadigingen. Als u schade vaststelt, vervang dan debrander.

Page 33: Installatievoorschrift auroCOMPACT Type apparaten VCC 206/4-5

Inspectie en onderhoud 9

0020181579_03 auroCOMPACT Installatie- en onderhoudshandleiding 33

9.8 Sifonbeker reinigen

1

2

1. Verwijder het onderste deel van de sifon (1) door debajonetsluiting tegen de klok in te draaien.

2. Spoel het onderste deel van de condenswatersifon metwater uit.

3. Vul het onderste deel tot ca. 10 mm onder de boven-kant met water.

4. Schroef het onderste deel opnieuw aan de condenswa-tersifon.

9.9 Compacte thermomodule inbouwen

1

2

3

4

5

6

8

7

1. Breng de compacte thermomodule (5) aan de warmte-wisselaar aan.

2. Draai de vier nieuwe moeren (1) kruiselings vast tot debranderdeur (2) gelijkmatig tegen de aanligvlakken ligt.

– Aanhaalmoment: 6 Nm

3. Sluit de stekkers (3), (4), (6), (7) en (8) opnieuw aan.

4. Sluit de gasleiding met een nieuwe afdichting aan.

5. Open de gasafsluitkraan.

6. Zorg ervoor dat er geen ondichtheden zijn.

7. Controleer of de afdichtingsring van de luchtaanzuig-buis correct geplaatst is.

8. Steek de luchtaanzuigbuis opnieuw op de aanzuigaan-sluiting.

9. Bevestig de luchtaanzuigbuis met de klemschroef.

10. Controleer de gasaansluitdruk (gasstroomdruk).(→ Pagina 26)

9.10 Leegmaken

9.10.1 Toestel aan verwarmingszijde legen

1

2

1. Sluit de onderhoudskranen in de CV-aanvoer en CV-retour.

2. Demonteer de frontmantel. (→ Pagina 12)

3. Breng de elektronicabox in de bovenste stand(→ Pagina 12).

4. Sluit een slang aan de aftapkraan (1) aan en leid hetvrije einde van de slang naar een geschikt afvoerpunt.

5. Open de aftapkraan om het CV-circuit van het toestelvolledig te legen.

6. Open de ontluchtingsklep (2).

9.10.2 Toestel aan proceswaterzijde leegmaken

1

1. Sluit de tapwaterkranen.

2. Demonteer de frontmantel. (→ Pagina 12)

3. Sluit een slang aan de aansluiting van de aftapkraan(2) aan en leid het vrije einde van de slang naar eengeschikt afvoerpunt.

4. Open de aftapkraan (1) om het proceswatercircuit vanhet toestel volledig te legen.

5. Open de ontluchtingsklep aan het warmwatercircuit.

Page 34: Installatievoorschrift auroCOMPACT Type apparaten VCC 206/4-5

9 Inspectie en onderhoud

34 Installatie- en onderhoudshandleiding auroCOMPACT 0020181579_03

9.10.3 Installatie legen

1. Sluit een slang op het aftappunt van de installatie aan.

2. Leid het vrije einde van de slang naar een geschikteafvoerplaats.

3. Zorg ervoor dat de onderhoudskranen van de installatiegeopend zijn.

4. Open de aftapkraan.

5. Open de ontluchtingskleppen aan de radiatoren. Beginaan de hoogst gelegen radiator en ga dan verder vanboven naar onderen.

6. Sluit de ontluchtingskleppen van alle radiatoren en deaftapkraan opnieuw als het verwarmingswater vollediguit de installatie weggelopen is.

9.11 Voordruk van het expansievat controleren

1

2

1. Sluit de onderhoudskranen en maak het product leeg.

2. Meet de begindruk van het expansievat (1) op de klep(2).

3. Als de begindruk onder 0,75 bar ligt (afhankelijk van destatische drukhoogte van de CV-installatie), gebruikt ustikstof om het expansievat te vullen. Staat deze nietter beschikking, gebruik dan lucht. Controleer, of deledigingsklep tijdens het navullen geopend is.

4. Als aan de klep van het expansievat water naar buitenkomt, dan moet u het expansievat van de verwarmingvervangen. (→ Pagina 40)

5. Vul en ontlucht de CV-installatie. (→ Pagina 25)

9.12 Magnesiumbeschermingsanodecontroleren

Aanwijzing

De warmwaterboiler is met een magnesiumbe-schermingsanode uitgerust. De toestand ervanmoet eerst na twee jaar en daarna jaarlijks gecon-troleerd worden.

Om het onderhoud van de magnesiumbescher-mingsanode te omzeilen, is optioneel een onder-houdsvrije elektrische beschermingsanode ver-krijgbaar.

1

1. Leeg het proceswatercircuit van het toestel.(→ Pagina 33)

– Stop het leegmaken zodra de anodeaansluiting uithet water steekt.

2. Schroef de magnesiumbeschermingsanode (1) uit deboiler en controleer hoe sterk deze gecorrodeerd is.

3. Als de anode voor meer dan 60% versleten is, vervangdeze dan.

4. Reinig de warmwaterboiler. (→ Pagina 34)

5. Schroef de anode na de controle opnieuw aan de boilervast.

6. Vul de boiler en controleer daarna of de schroefverbin-ding van de anode dicht is.

7. Ontlucht het circuit (→ Pagina 22).

9.13 Dichtheidscontrole van het zonnecircuit

1. Voer een visuele controle van de buisleidingen en aan-sluitingen uit.

2. Voer een dichtheidscontrole uit (testprogramma P.09).

3. Controleer het systeem op dichtheid.

4. Verhelp eventuele ondichtheden en controleer daarnaopnieuw.

5. Controleer het peil van de collectorvloeistof aan dehand van de vulpeilindicatie voor de collectorvloeistof.

– Vul indien nodig vloeistof bij.

9.14 Warmwaterboiler reinigen

Aanwijzing

Omdat de warmwaterboiler aan proceswaterzijdegereinigd wordt, dient u erop te letten dat de ge-bruikte reinigingsmiddelen aan de hygiënischeeisen voldoen.

1. Maak de warmwaterboiler leeg.

2. Verwijder de beschermingsanode uit de boiler.

3. Reinig de binnenkant van de boiler met een waterstraaldoor de anodeopening aan de boiler.

4. Spoel voldoende na en laat het voor de reiniging ge-bruikte water via de boiler-vul-/aftapkraan wegstromen.

5. Sluit de aftapkraan.

6. Breng de beschermingsanode opnieuw aan de boileraan.

7. Vul de boiler met water en controleer of deze dicht is.

Page 35: Installatievoorschrift auroCOMPACT Type apparaten VCC 206/4-5

Verhelpen van storingen 10

0020181579_03 auroCOMPACT Installatie- en onderhoudshandleiding 35

9.15 Verwarmingsfilter reinigen

1

2

3

4

1. Leeg het verwarmingscircuit van het toestel.(→ Pagina 33)

2. Verwijder de bevestigingsklemmen (1) en (3).

3. Verwijder de buisaansluiting (2).

4. Verwijder de verwarmingsfilter (4) en reinig dezedaarna.

5. Plaats de filter er opnieuw in.

6. Vervang de afdichtingen.

7. Breng de buisaansluiting en de beide bevestigingsklem-men opnieuw aan.

8. Vul en ontlucht het toestel en eventueel de CV-installa-tie.

9.16 Inspectie en onderhoud

▶ Voer alle inspectie- en onderhoudswerkzaamheden in devolgorde uit zoals in tabel overzicht inspectie- en onder-houdswerkzaamheden.

Inspectie- en onderhoudswerkzaamheden – overzicht

9.17 Inbouwpositie van deveiligheidstemperatuurbegrenzer

1

2

3

Aanwijzing

Als het tot oververhitting komt, dan schakelt hetproduct uit. Als de bedrijfstemperatuur gedaaldis, dan moet de veiligheidstemperatuurbegrenzerteruggezet worden om het toestel opnieuw in ge-bruik te kunnen nemen.

10 Verhelpen van storingen

Een overzicht van de foutcodes vindt u in de bijlage.

Overzicht foutcodes

10.1 Contact opnemen met servicepartner

Als u zich tot uw servicepartner wendt, dan deelt u indienmogelijk het volgende mee:

– de weergegeven foutcode (F.xx) mee,

– de weergegeven status van het toestel (S.xx) op de Livemonitor .

10.2 Servicemeldingen oproepen

Als op het display het onderhoudssymbool verschijnt, danis er een servicemelding.

Het onderhoudssymbool verschijnt bijv. als u een onder-houdsinterval ingesteld hebt en dit interval verstreken is. Hetproduct bevindt zich niet in de foutmodus.

▶ Om meer informatie over de servicemelding te krijgen,roept u de Live monitor op.

Voorwaarden: S.40 wordt weergegeven

Het product bevindt zich in de comfortveiligheidsmodus. Hetproduct loopt met beperkt comfort verder nadat het een sto-ring herkend heeft.

▶ Om vast te stellen of een component defect is, leest u hetfoutgeheugen uit.

Aanwijzing

Als er geen foutmelding voorhanden is, zalhet product na een bepaalde tijd automatischopnieuw naar het normale bedrijf wisselen.

Page 36: Installatievoorschrift auroCOMPACT Type apparaten VCC 206/4-5

10 Verhelpen van storingen

36 Installatie- en onderhoudshandleiding auroCOMPACT 0020181579_03

10.3 Foutcodes aflezen

Als er een fout in het product optreedt, dan geeft het displayeen foutcode F.xx weer.

Foutcodes hebben prioriteit voor alle andere indicaties.

Als er meerdere fouten tegelijk optreden, dan geeft hetdisplay de bijbehorende foutcodes afwisselend gedurendetelkens twee seconden weer.

▶ Verhelp de fout.

▶ Om het product opnieuw in gebruik te nemen, drukt u opde ontstoringstoets (→ Gebruiksaanwijzing).

▶ Als u de fout niet kunt verhelpen en de fout ook na meer-dere ontstoringspogingen weer optreedt, moet u contactopnemen met de Vaillant servicedienst van de fabriek.

10.4 Foutgeheugen opvragen

Menu → Installateurniveau → Foutenlijst

Het product beschikt over een foutgeheugen. Daar kunt ude laatste tien opgetreden fouten in chronologische volgordeopvragen.

Op het display verschijnt:

– Aantal opgetreden fouten

– De actueel opgeroepen fout met foutnummer F.xx

– Een tekst met uitleg over de fout.

▶ Om de laatste tien opgetreden fouten weer te geven,gebruikt u de toets of .

Overzicht foutcodes

10.5 Foutgeheugen resetten

▶ Om de complete foutlijst te wissen, drukt u twee keer op(Annuleren, OK).

10.6 Diagnose uitvoeren

▶ Met behulp van het functiemenu kunt u bij de foutdia-gnose individuele componenten van het product aanstu-ren en testen.

10.7 Controleprogramma's gebruiken

Voor het verhelpen van storingen kunt u ook de testprogram-ma's gebruiken .

10.8 Parameters naar fabrieksinstellingenresetten

▶ Om alle parameters tegelijk naar de fabrieksinstellingenterug te zetten, zet u D.096 op 1.

10.9 Reparatie voorbereiden

1. Stel het product buiten bedrijf.

2. Verbreek de verbinding van het product met het elektri-citeitsnet.

3. Demonteer de frontmantel.

4. Sluit de gasafsluitkraan.

5. Sluit de onderhoudskranen in de CV-aanvoer en CV-retour.

6. Sluit de onderhoudskraan in de koudwaterleiding.

7. Als u watervoerende componenten van het product wiltvervangen, dan dient u het product leeg te maken.

8. Zorg ervoor dat er geen water op stroomvoerende on-derdelen (bijv. de schakelkast) druppelt.

9. Gebruik alleen nieuwe afdichtingen.

10.10 Defecte componenten vervangen

10.10.1 Brander vervangen

1. Demonteer de compacte thermomodule. (→ Pagina 31)

1

2. Maak de vier schroeven van de brander (1) los.

3. Haal de brander eruit.

4. Monteer de nieuwe brander met een nieuwe afdichting.

5. Zorg ervoor dat de uitsparingen van afdichting en bran-der aan het kijkgat van de branderdeur uitgelijnd zijn.

6. Bouw de compacte thermomodule in. (→ Pagina 33)

10.10.2 Ventilator vervangen

1

3

2

84

7

5

6

1. Haal de luchtaanzuigbuis eraf.

2. Trek de drie stekkers (1) en (6) van het gasblok.

3. Trek de stekker aan de sensor van de venturisproeier(4) door op de grendelnok te drukken.

4. Trek de stekker(s) (afhankelijk van de toestelvariant)(8) van de ventilatormotor door op de grendelnok tedrukken.

Page 37: Installatievoorschrift auroCOMPACT Type apparaten VCC 206/4-5

Verhelpen van storingen 10

0020181579_03 auroCOMPACT Installatie- en onderhoudshandleiding 37

5. Draai de beide wartelmoeren (5) en (7) van het gasblok.Houd bij het losdraaien van de wartelmoeren het gas-blok vast.

6. Los de drie schroeven (3) tussen de mengbuis (2) ende ventilatorflens.

1

2

3

7. Verwijder de bouwgroep, bestaande uit ventilator, ven-turisproeier en gasblok, uit het toestel.

8. Los de bevestigingsschroef (3) van het gasblok van dehouder.

9. Haal het gasblok uit de houder.

10. Verwijder de venturisproeier (2) met de gasaansluitbuis(1) van de ventilator door de bajonetsluiting van deventurisproeier tot aan de aanslag tegen de klok in tedraaien en daarna de venturisproeier uit de ventilator tetrekken.

1 2

11. Demonteer de houder (2) van het gasblok van de venti-lator. Maak hiervoor de drie schroeven (1) los.

12. Vervang de defecte ventilator.

1 2 3

5

4

13. Bouw de componenten in omgekeerde volgorde op-nieuw in. Gebruik op plaats (4) en (5) absoluut nieuweafdichtingen. Houd u aan de vastdraaivolgorde voor dedrie schroeven die de ventilator met de mengbuis ver-binden door de nummering (1), (2) en (3) te volgen.

14. Schroef de gasleiding aan het gasblok. Gebruik daarbijnieuwe afdichtingen.

15. Houd bij het vastdraaien van de wartelmoeren het gas-blok vast.

16. Controleer na de montage van de nieuwe ventilator degassoort.

10.10.3 Gasblok vervangen

Opgelet!Risico op materiële schade door niet toe-gestane instelling!

▶ Verander in geen geval de fabrieksinstel-ling van de gasdrukregelaar in het gas-blok.

Aanwijzing

Bij sommige producten zijn gasblokken zondergasdrukregelaar ingebouwd.

Aanwijzing

Elke vernietigde verzegeling moet hersteld wor-den.

Page 38: Installatievoorschrift auroCOMPACT Type apparaten VCC 206/4-5

10 Verhelpen van storingen

38 Installatie- en onderhoudshandleiding auroCOMPACT 0020181579_03

1

2

4 5

3

1. Haal de luchtaanzuigbuis eraf.

2. Trek de stekker (3) van het gasblok.

3. Trek de stekker aan de sensor van de venturi (1) erafdoor de grendelnok in te drukken.

4. Draai de beide wartelmoeren (5) en (2) van het gasblok.Houd bij het losdraaien van de wartelmoeren het gas-blok vast.

5. Los de bevestigingsschroef van het gasblok (4) van dehouder.

6. Haal het gasblok uit de houder.

7. Bouw het nieuwe gasblok in de omgekeerde volgordeopnieuw in. Gebruik daarbij nieuwe afdichtingen.

8. Houd bij het vastdraaien van de wartelmoeren het gas-blok vast.

9. Nadat het nieuwe gasblok gemonteerd werd, voert ueen dichtheidscontrole (dichtheidscontrole ), een con-trole van de gassoort en een CO₂-meting uit.

10.10.4 Venturi vervangen

2

1

3

1. Haal de luchtaanzuigbuis eraf.

2. Trek de stekker aan de sensor van de venturisproeier(2) door op de grendelnok te drukken.

3. Los de wartelmoer (3) van de gasaansluitbuis (1) aanhet gasblok.

4. Verwijder de venturisproeier met de gasaansluitbuisvan de ventilator door de bajonetsluiting van de ventu-risproeier tot aan de aanslag tegen de klok in te draaienen daarna de venturisproeier uit de ventilator te trekken.

1

7

6

5

4

2

3

5. Demonteer de gasverbindingsbuis (1) van de venturi (3)door de klem (4) af te trekken en de gasverbindingsbuiser verticaal uit te trekken. Voer de afdichting (7) af.

6. Trek de branderinspuiter (6) er recht uit en bewaar dezevoor hergebruik.

7. Controleer of de venturi aan gasinlaatzijde vrij is vanresten.

Page 39: Installatievoorschrift auroCOMPACT Type apparaten VCC 206/4-5

Verhelpen van storingen 10

0020181579_03 auroCOMPACT Installatie- en onderhoudshandleiding 39

Gevaar!Vergiftigingsgevaar door verhoogde CO-waarden!

Een verkeerde gasmondstukgrootte kan totverhoogde CO-waarden leiden.

▶ Let er bij het vervangen van de venturiop dat u het juiste gasmondstuk gebruikt(gekleurde markering en positie van depennen aan de onderkant van het gas-mondstuk).

Opgelet!Kans op materiële schade aan het pro-duct!

Smeermiddelen kunnen functierelevantekanalen in de venturi verstoppen.

▶ Gebruik geen smeermiddelen bij de mon-tage van het gasmondstuk.

8. Plaats de voor de gassoort geschikte sproeier in hetnieuwe venturi-element (geel: E-gas).

Aanwijzing

Controleer of de kleur van de sproeier werke-lijk met de kleur van de codeerweerstand vande printplaat overeenkomt.

Let op de inbouwrichting van de sproeier.Gebruik hiervoor de markeringen bovenaanop het venturi-element en de positioneerpen-nen (5) onderaan aan de sproeier.

9. Bouw de componenten in omgekeerde volgorde op-nieuw in. Gebruik daarbij nieuwe afdichtingen.

10. Voer na de montage van de nieuwe venturisproeier eencontrole van de gassoort en een CO₂-meting uit.

10.10.5 Warmtewisselaar vervangen

1. Maak het product leeg

2. Demonteer de compacte thermomodule. (→ Pagina 31)

3. Trek de condensafvoerslang van de warmtewisselaaraf.

1

1

2

3

4. Trek de klemmen (2) en (3) aan de aanvoeraansluitingen aan de retouraansluiting eraf.

5. Maak de aanvoeraansluiting los.

6. Maak de retouraansluiting los.

7. Verwijder telkens twee schroeven (1) aan de beide hou-ders.

1

2

2

8. Maak de steekverbinding (2) van de thermische zeke-ring los.

9. Verwijder de onderste drie schroeven (3) aan het ach-terste deel van de houder.

10. Zwenk de houder rond de bovenste schroef (1) opzij.

11. Trek de warmtewisselaar naar onderen en naar rechtsen haal hem uit het product.

12. Monteer de nieuwe warmtewisselaar in omgekeerdevolgorde.

13. Let er bij de nieuwe warmtewisselaar op dat u de kabelmet codeerweerstand en de juiste stekker gebruikt.

Opgelet!Vergiftigingsgevaar door lekkende rook-gassen!

Vetten op basis van minerale olie kunnen depakkingen beschadigen.

Page 40: Installatievoorschrift auroCOMPACT Type apparaten VCC 206/4-5

10 Verhelpen van storingen

40 Installatie- en onderhoudshandleiding auroCOMPACT 0020181579_03

▶ Om u te helpen bij het monteren kunt uwater of in de handel verkrijgbare zeepgebruiken in de plaats van vetten.

14. Vervang de pakkingen.

15. Steek de aanvoer- en retouraansluiting tot aan de aan-slag in de warmtewisselaar.

16. Zorg voor correcte aanbrenging van de klemmen aanaanvoer- en retouraansluiting.

17. Bouw de compacte thermomodule in. (→ Pagina 33)

18. Vul en ontlucht het product en, indien nodig, de CV-installatie.

10.10.6 Expansievat vervangen

1

2

3

1. Maak het product leeg

2. Maak de aansluiting (3) los.

3. Open de greep van de riem (2).

4. Trek het expansievat (1) er naar voren toe uit.

5. Plaats het nieuwe expansievat in het product.

6. Schroef het nieuwe expansievat aan de wateraanslui-ting vast. Gebruik daarbij een nieuwe afdichting.

7. Bevestig de klemplaat met de beide schroeven (1).

8. Indien nodig past u de druk aan de statische hoogtevan de CV-installatie aan.

9. Vul en ontlucht het product en, indien nodig, de CV-installatie.

10.10.7 Printplaat en/of display vervangen

Opgelet!Risico op materiële schade door ondes-kundige reparatie!

Gebruik van verkeerde reservedisplays kantot schade aan de elektronica leiden.

▶ Controleer voor het vervangen of het cor-recte reservedisplay ter beschikking staat.

▶ Gebruik bij het vervangen in geen gevaleen ander reservedisplay.

Aanwijzing

Als u slechts een component vervangt, dan wor-den ingestelde parameters automatisch overge-nomen. Het nieuwe component neemt bij het in-schakelen van het product de vooraf ingesteldeparameters over van het component dat niet isvervangen.

1. Verbreek de verbinding van het toestel met het elektrici-teitsnet en beveilig het tegen het opnieuw inschakelen.

Voorwaarden: Vervangen display of printplaat

▶ Vervang de printplaat of het display conform de bijgele-verde montage- en installatiehandleidingen.

X31

X12

1

▶ Als u de printplaat vervangt, trek dan de codeerweer-stand (1) (stekker X24) op de oude printplaat eraf ensteek de stekker op de nieuwe printplaat.

Voorwaarden: Tegelijk vervangen printplaat en display

▶ Trek de codeerweerstand (1) (stekker X24) op de oudeprintplaat eraf an steek de stekker op de nieuwe print-plaat.

▶ Als u beide componenten tegelijk vervangt, dan scha-kelt het product na het inschakelen direct naar het menuvoor de instelling van de taal. Af fabriek is Engels inge-steld.

▶ Kies de gewenste taal.

▶ Bevestig de instelling met (OK).

▶ Stel de toestelidentificatie D.093 in.

▶ Bevestig uw instelling.

◁ De elektronica is nu ingesteld op het producttypeen de parameters van alle diagnosecodes komenovereen met de fabrieksinstellingen.

◁ Het display start automatisch opnieuw met de instal-latieassistent.

▶ Voer de installatiespecifieke instellingen uit.

10.11 Reparatie afsluiten

▶ Controleer de productfunctie en de dichtheid(→ Pagina 27).

Page 41: Installatievoorschrift auroCOMPACT Type apparaten VCC 206/4-5

Buitenbedrijfstelling 11

0020181579_03 auroCOMPACT Installatie- en onderhoudshandleiding 41

11 Buitenbedrijfstelling

11.1 Product buiten bedrijf stellen

▶ Schakel het product uit.

▶ Verbreek de verbinding van het product met het elektrici-teitsnet.

▶ Sluit de gasafsluitkraan.

▶ Sluit de koudwaterstopkraan.

▶ Sluit de afsluitkraan van de verwarming.

▶ Maak het product leeg.

12 Recycling en afvoer

12.1 Verpakking en product recycleren resp.afvoeren

▶ Voer de kartonverpakking via het oud papier af.

▶ Voer de verpakkingsdelen van kunststoffolie en vulma-terialen van kunststof via een geschikt recyclingsysteemvoor kunststoffen af.

Het product alsook al het toebehoren, slijtdelen en defectecomponenten, horen niet thuis in het huishoudelijke afval.

▶ Zorg ervoor dat het oude product en eventueel voorhan-den accessoires, slijtdelen en defecte componenten opeen correcte manier afgevoerd worden.

▶ Neem de geldende voorschriften in acht.

13 Fabrieksklantenservice

13.1 Serviceteam

N.V. Vaillant S.A.Golden Hopestraat 15B-1620 DrogenbosBelgien, Belgique, België

Klantendienst: 2 334 93 52

Page 42: Installatievoorschrift auroCOMPACT Type apparaten VCC 206/4-5

Bijlage

42 Installatie- en onderhoudshandleiding auroCOMPACT 0020181579_03

Bijlage

A Menustructuur installateurniveau – overzicht

Menu

InstallateurniveauReset wachttijdInformatie

Vorige Select

Toestel configuratieTest

InstallateurniveauFoutcode lijst

Vorige Select

Functie menuGassoort controlerenTest

Zelftest

Vorige Select

Toestel configuratieTest

Diagnose menu

Installateurniveau

Vorige Select

Aanvoer instel temp.

Toestel configuratieTaal

Warmwassertemp.

Vorige Select

Aanvoer instel temp.

Toestel configuratieTaal

Warmwater temp.

Vorige Select

Aanvoer instel temp.

Toestel configuratieTaal

Warmwater temp.

Vorige Select

Toestel configuratieTest

InstallateurniveauFoutcode lijst

Vorige Select

Code invullen

1 7

Vorige OK

F.75Fehler

Pumpe/Wassermangel

F.00Onderbreking

aanvoer voeler

P.00Pumpe wird

angesteuert

Entlüftung

taktend

Vorige Select

P.00Pomp loopt

aangestuurd

Ontluchting

metend

Vorige Select

ZelftestZelf diagnoseDe electronica

Vorige Select

Taal

06 Nederlands

Annuleren OK

Gassoort controlerenSelect

LPGgas type

Vorige Select

41Aanvoer instel temp.

Annuleren OK

35Warmwater temp.

Annuleren OK

Functie menu

Test

Zelftest

Gassoort controleren

Vorige Select

T.01interne Pumpe

Vorige Select

T.01Interne pomp

Vorige Select

Functie menu

TestGassoort controleren

Vorige Select

Test programma

Functie menu

TestGassoort controleren

Vorige Select

Test programma

Page 43: Installatievoorschrift auroCOMPACT Type apparaten VCC 206/4-5

Bijlage

0020181579_03 auroCOMPACT Installatie- en onderhoudshandleiding 43

InstallatieTestprogramma's

Diagnosemenu

Installateurniveau

Vorige Selectie

Installatie

Start inst. ass.Diagnosemenu

Installateurniveau

Vorige Selectie

Hulprelais

Toestelconfiguratie

Warmwatertemp.

Vorige Selectie

Hulprelais

Toestelconfiguratie

Toebehorenrelais 1

Comfortmodus WW

Vorige Selectie

HulprelaisToestelconfiguratie

Toebehorenrelais 2Toebehorenrelais 1

Vorige Selectie

Verwarmingslast

Toestelconfiguratie

Toebehorenrelais 2Toebehorenrelais 1

Vorige Selectie

Verwarmingslast

ToestelconfiguratieToebehorenrelais 2

Contact

Vorige Selectie

VerwarmingslastToestelconfiguratie

FabrieksinstellingContact

Vorige Selectie

D.026Hulprelais

Externe pomp

Annuleren Ok

D.026Hulprelais

Circulatiepomp

Vorige

D.027Toebehorenrelais 1

Externe pomp

Annuleren Ok

D.027Toebehorenrelais 1

Circulatiepomp

Vorige

D.028Toebehorenrelais 2

Externe pomp

Annuleren Ok

D.028Toebehorenrelais 2

Circulatiepomp

Vorige

D.000Verwarmingslast

0

Annuleren Ok

D.001PompnaloopVerwarming

0

Vorige

D.000Verwarmingslast

auto

Vorige

ContactTelefoonnummer

Vorige

Annuleren Ok

D.096

Annuleren Ok

Terug naar fabrieksinstelling?

nee

Aanvoertemp. Gew.

Voor het starten van de inst.assistent op Ok drukken

B Diagnosecodes - overzicht

Code Parameter Waarden of verklaringenFabrieksin-stelling

Gebruikers-specifiekeinstelling

D.000 Maximaal verwarmingsvermogen Instelbaar maximaal verwarmingsvermogen in kW

auto: product past max. deellast automatisch aan deactuele behoefte van de installatie aan

15 kW

D.001 Nalooptijd interne pomp voor CV-bedrijf

1 … 60 min 5 min

D.002 Max. branderwachttijd verwarming bij20 °C aanvoertemperatuur

2 … 60 min 20 min

D.003 Warmwatertemperatuur aan deuitgang van de plaatwarmtewisselaar

in °C Niet instel-baar

Page 44: Installatievoorschrift auroCOMPACT Type apparaten VCC 206/4-5

Bijlage

44 Installatie- en onderhoudshandleiding auroCOMPACT 0020181579_03

Code Parameter Waarden of verklaringenFabrieksin-stelling

Gebruikers-specifiekeinstelling

D.004 Warmwatertemperatuur van de boiler in °C Niet instel-baar

D.005 CV-aanvoertemperatuur, gewenstewaarde (of gewenste retourwaarde)

In °C, de gewenste verwarmingswaarde wordt aan debedrijfsindicatie ingesteld of door een eBus-regelaar(indien aangesloten) overgedragen.

Niet instel-baar

D.007 Gewenste warmwatertemperatuur 35 … 65 ℃ Niet instel-baar

D.009 CV-aanvoertemperatuur, gewenstewaarde van externe eBus-thermo-staat

In °C, de gewenste verwarmingswaarde wordt door deeBus-regelaar (indien aangesloten) berekend.

Niet instel-baar

D.010 Status interne pomp Aan, Uit Niet instel-baar

D.011 Status externe CV-pomp Aan, Uit Niet instel-baar

D.012 Status boilerlaadpomp Aan, Uit Niet instel-baar

D.013 Status warmwater - circulatiepomp Aan, Uit Niet instel-baar

D.014 Pomp snelheid ingesteld (hoogeffici-ënte pomp)

Gewenste waarde hoogefficiënte pomp in %. Mogelijkeinstellingen:

0 = auto

1 = 53

2 = 60

3 = 70

4 = 85

5 = 100

6 = auto (proKlima)

7 = vast (KfW)

8 = auto (boost van de pomp)

0 = auto

D.015 Pomptoerental werkelijke waarde(hoogefficiënte pomp)

Werkelijke waarde hoogefficiënte pomp in % Niet instel-baar

D.016 Kamerthermostaat 24V DC geo-pend/gesloten

CV vraag uit/aan Niet instel-baar

D.017 Omschakeling aanvoer-/retourtempe-ratuurregeling verwarming

Regelingswijze:

0 = aanvoer, 1 = retour

0 = aanvoer

D.018 Instelling van de pompmodus 1 = Comfort (doorlopende pomp)

3 = Eco (intermitterende pomp)

3 = Eco

D.020 Max. instelwaarde voor gewensteboilerwaarde

Instelbereik: 35 - 65 °C 55 °C

D.022 Warmwateraanvraag Aan, Uit Niet instel-baar

D.023 Zomer-/winterstand (verwarmingaan/uit)

Verwarming aan, verwarming uit (zomermodus) Niet instel-baar

D.025 Warmwaterbereiding vrijgegevendoor eBus-thermostaat

Aan, Uit Niet instel-baar

D.026 Aansturing hulprelais 1 = circulatiepomp

2 = externe pomp

3 = boilerlaadpomp (niet geactiveerd)

4 = rookgasklep

5 = externe magneetklep

6 = externe storingsmelding

7 = zonnepomp (niet actief)

8 = afstandsbediening eBUS (niet actief)

9 = legionellabeveiligingspomp (niet geactiveerd). Als deoptie legionellabeveiliging geactiveerd is en de boiler eenvoldoende hoge temperatuur bereikt heeft, dan wordt depompcyclus naar de volgende verschoven.

10 = zonneklep (niet actief)

1 = circula-tiepomp

Page 45: Installatievoorschrift auroCOMPACT Type apparaten VCC 206/4-5

Bijlage

0020181579_03 auroCOMPACT Installatie- en onderhoudshandleiding 45

Code Parameter Waarden of verklaringenFabrieksin-stelling

Gebruikers-specifiekeinstelling

D.027 Omschakeling van relais 1 naarmultifunctionele module 2 uit 7 VR40

1 = circulatiepomp

2 = externe pomp

3 = boilerlaadpomp (niet geactiveerd)

4 = rookgasklep

5 = externe magneetklep

6 = externe storingsmelding

7 = zonnepomp (niet actief)

8 = afstandsbediening eBUS (niet actief)

9 = legionellabeveiligingspomp (niet geactiveerd)

1 = circula-tiepomp

D.028 Omschakeling van relais 2 naarmultifunctionele module 2 uit 7 VR40

1 = circulatiepomp

2 = externe pomp

3 = boilerlaadpomp (niet geactiveerd)

4 = rookgasklep

5 = externe magneetklep

6 = externe storingsmelding

7 = zonnepomp (niet actief)

8 = afstandsbediening eBUS (niet actief)

9 = legionellabeveiligingspomp (niet geactiveerd)

2 = externepomp

D.029 Doorstroming verwarming in l/min Niet instel-baar

D.033 Ventilatortoerental, gewenste waarde In rpm Niet instel-baar

D.034 Ventilatortoerental, werkelijkewaarde

In rpm Niet instel-baar

D.035 Stand van de driewegklep 0 = CV-bedrijf

1 = parallel bedrijf

2 = warmwaterbedrijf

Niet instel-baar

D.040 CV-aanvoertemperatuur Werkelijke waarde in °C Niet instel-baar

D.041 Retourtemperatuur Werkelijke waarde in °C Niet instel-baar

D.044 Gedigitaliseerde ionisatiewaarde Weergavebereik 0 tot 1020

> 800 geen vlam

< 400 goed vlambeeld

Niet instel-baar

D.050 Offset voor minimaal toerental in rpm, instelbereik: 0 tot 3000 Nominalewaardeaf fabriekingesteld

D.051 Offset voor maximaal toerental in rpm, instelbereik: -990 tot 0 Nominalewaardeaf fabriekingesteld

D.060 Aantal uitschakelingen door tempera-tuurbegrenzer

Aantal uitschakelingen Niet instel-baar

D.061 Aantal storingen branderautomaat Aantal mislukte ontstekingen bij laatste poging Niet instel-baar

D.064 Gemiddelde ontstekingstijd In seconden Niet instel-baar

D.065 Maximale ontstekingstijd In seconden Niet instel-baar

D.067 Resterende branderwachttijd In minuten Niet instel-baar

D.068 Mislukte ontstekingen bij 1e poging Aantal mislukte ontstekingen Niet instel-baar

D.069 Mislukte ontstekingen bij 2e poging Aantal mislukte ontstekingen Niet instel-baar

Page 46: Installatievoorschrift auroCOMPACT Type apparaten VCC 206/4-5

Bijlage

46 Installatie- en onderhoudshandleiding auroCOMPACT 0020181579_03

Code Parameter Waarden of verklaringenFabrieksin-stelling

Gebruikers-specifiekeinstelling

D.071 Gewenste waarde max. aanvoertem-peratuur verwarming

30 … 80 ℃ 75 ℃

D.074 Legionellabeveiligingsfunctie 0 = uit

1 = aan: thermische desinfectie wordt om de 24 uuruitgevoerd.

0

D.075 Maximale laadtijd voor warmwater-boiler

20 tot 90 min : maximale laadtijd om een CV-bedrijfsfasemogelijk te maken

45 min

D.076 Device specific number Indicatie van de toestelvariant (DSN) Niet instel-baar

D.080 Bedrijfsuren van de brander in CV-bedrijf

in h Niet instel-baar

D.081 Bedrijfsuren van de brander voor dewarmwaterbereiding

in h Niet instel-baar

D.082 Aantal branderstarts in CV-bedrijf Aantal branderstarts Niet instel-baar

D.083 Aantal branderstarts in warmwater-bedrijf

Aantal branderstarts Niet instel-baar

D.085 Minimumvermogen van het toestel In kW

D.090 Status digitale thermostaat herkend, niet herkend Niet instel-baar

D.091 Status DCF bij aangesloten buiten-temperatuurvoeler

geen ontvangst

ontvangst

gesynchroniseerd

geldig

Niet instel-baar

D.093 DSN-code De driecijferige DSN-code staat op het typeplaatje vanhet product.

D.094 Foutcode historie verwijderen Wissen van de foutlijst

0 = nee

1 = ja

D.095 Softwareversie PeBUS-componenten Printplaat (BMU)

Display (AI)

Zonnekaart (SMU)

Niet instel-baar

D.096 Fabrieksinstelling Reset van alle instelbare parameters naar fabrieksinstel-ling

0 = nee

1 = ja

D.098 Waarde van de codeerweerstandenvoor gasgroep en vermogensgrootte

Indicatie xx.yy

xx = codeerweerstand 1 in de kabelboom voor vermo-gensgrootte:

08 = tot 25 kW

09 = tot 30 kW

10 = tot 34 kW

yy = codeerweerstand 2 op printplaat voor gassoort(gascategorie van het toestel aflezen):

02 = P-gas resp. G31

03 = E-gas resp. G20

07 = L-gas resp. G25

Niet instel-baar

D.121 Verrijking van het lucht-gasmengselbij min. vermogen

0 = normaal

1 = verrijkt

2 = mager

0 = normaal

D.122 Begrensde beschikbare druk in mbar, alleen bij proKlima

D.123 Tijd van de laatste boilerlading In min Niet instel-baar

D.124 ECO-modus van de warmwaterboiler 0 = ECO-modus gedeactiveerd

1 = ECO-modus geactiveerd

0 = functiegedeacti-veerd

Niet instel-baar

Page 47: Installatievoorschrift auroCOMPACT Type apparaten VCC 206/4-5

Bijlage

0020181579_03 auroCOMPACT Installatie- en onderhoudshandleiding 47

Code Parameter Waarden of verklaringenFabrieksin-stelling

Gebruikers-specifiekeinstelling

D.125 Warmwatertemperatuur aan deboileruitgang

Werkelijke waarde in °C Niet instel-baar

D.126 Tijdsvertraging van de gashulpver-warming voor boilerlading

Het laden van de boiler wordt 30 minuten vertraagd alsde zonnepomp werkt.

0 = functiegedeacti-veerd

D.127 Status van de elektrische anode 0 = functie gedeactiveerd of anode niet voorhanden

1 = anode voorhanden en in werking

2 = anode voorhanden, maar fout

0 = functiegedeacti-veerd

D.200 Zonnefunctie 0 = functie geactiveerd

1 = functie gedeactiveerd

0 = functiegeactiveerd

D.201 Temperatuurvoeler aan het onderstedeel van de boiler

−99 … 120 ℃ Niet instel-baar

D.202 Collectortemperatuurvoeler −99 … 155 ℃ Niet instel-baar

D.203 Toerental van de zonnepomp 1 in %, instelbereik: 0 tot 100 Niet instel-baar

D.204 Toerental van de zonnepomp 2 in %, instelbereik: 0 tot 100 Niet instel-baar

D.206 Maximale boilertemperatuur metzonne-energie

20 … 80 ℃ 80 °C

D.209 Bedrijfsuren zonnepomp in uur Niet instel-baar

D.212 Delta T tussen boilertemperatuur enzonnepaneel in werking

7 … 20 ℃ 15

D.213 Delta T tussen boilertemperatuur enzonnepaneel bij stilstand

2 … 5 ℃ 3

D.214 Extra vultijd Van 0 tot 1000 s 0 s

D.215 Extra zonnepomp 0 = functie gedeactiveerd

1 = functie geactiveerd

0

D.217 Collectoroppervlak In M2, van 1 tot 10 M

2: toegestaan om de vultijd te bepa-

len. 1 M2= 60 s

4

C Inspectie- en onderhoudswerkzaamheden – overzicht

Nr. WerkzaamhedenInspectie(jaarlijks)

Onderhoud(min. om de

2 jaar)

1Controleer de VLT/VGA op dichtheid en reglementaire bevestiging. Zorg ervoor dat deze nietverstopt of beschadigd is en in overeenstemming met de relevante montagehandleiding correctgemonteerd werd.

X X

2Controleer de algemene toestand van het toestel. Verwijder verontreinigingen aan het product enin de verbrandingskamer.

X X

3Voer een visuele controle van de algemene toestand van het warmteblok uit. Let hierbij vooralop tekenen van corrosie, roest en andere schade. Als er u schade opvalt, voer dan het nodigeonderhoud uit.

X X

4Controleer de gasaansluitdruk bij maximale warmtebelasting. Als de gasaansluitdruk niet in hetaangegeven bereik ligt, voer dan het nodige onderhoud uit.

X X

5Controleer het CO₂-gehalte (het luchtgetal) van het product en stel deze evt. opnieuw in. Proto-colleer deze procedure.

X X

6Verbreek de verbinding van het product met het elektriciteitsnet. Controleer de elektrische steek-verbindingen en aansluitingen op goede zitting en corrigeer deze eventueel.

X X

7 Sluit de gasafsluitkraan en de onderhoudskranen. X

8Maak het product leeg bij het verwarmingscircuit. Controleer de voordruk van het expansievat,vul het evt. bij (ca. 0,3 bar onder vuldruk van de installatie).

X

9Laat de druk in het warmwatercircuit dalen. Controleer de voordruk van het expansievat van degelaagde boiler (indien aanwezig). Corrigeer de druk indien nodig.

X X

Page 48: Installatievoorschrift auroCOMPACT Type apparaten VCC 206/4-5

Bijlage

48 Installatie- en onderhoudshandleiding auroCOMPACT 0020181579_03

Nr. WerkzaamhedenInspectie(jaarlijks)

Onderhoud(min. om de

2 jaar)

10 Controleer hoe sterk de anode gecorrodeerd is en vervang deze eventueel. X X

11 Demonteer de compacte thermomodule. X

12Controleer alle afdichtingen in het verbrandingsbereik, vooral de afdichting aan de branderdeur.Vervang de afdichtingen als u beschadigingen vaststelt.

X

13 Reinig de warmtewisselaar. X

14 Controleer of de brander niet beschadigd is, en vervang deze evt. X

15 Controleer de sifonbeker in het product, reinig en vul de deze eventueel. X X

16 Bouw de compacte thermomodule in. Attentie: vervang de afdichtingen! X

17Alleen VMW: vervang de secundaire warmtewisselaar als de waterhoeveelheid onvoldoende isof als de uitlooptemperatuur niet bereikt wordt.

X

18Open de gasafsluitkraan, verbind het product opnieuw met het stroomnet en schakel het productin.

X X

19Open de onderhoudskranen, vul het toestel/de CV-installatie zodat de druk 1,0 - 1,5 barbedraagt (afhankelijk van de statische hoogte van de installatie) en start het ontluchtingspro-gramma.

X

20Voer een test van product en CV-installatie incl. warmwaterbereiding uit en ontlucht de installatieindien nodig nog een keer.

X X

21 Controleer de gassoort. X

22 Controleer ontsteking en verbranding door een visuele controle. X X

23 Controleer opnieuw het CO₂-gehalte (het luchtgetal) van het product. X

24Zorg ervoor, dat gas, verbrandingsgas, warm water, condensaat of collectorvloeistof niet uit hetproduct ontsnapt. Verhelp de lekkage evt.

X X

25 Controleer het peil van de collectorvloeistof en vul deze indien nodig bij. X

26Controleer het vulpeil in het glycolreservoir en de druk in het glycolcircuit.

Bedien de luchtval handmatig en corrigeer het glycolvulpeil, als de druk onder 1 bar ligt.X X

27 Inspectie/onderhoud noteren. X X

D Statuscodes - overzicht

Statuscode Betekenis

CV-bedrijf

S.00 CV-bedrijf geen verwarmingsvraag.

S.01 CV-bedrijf ventilatorstart.

S.02 CV-bedrijf pompstart.

S.03 CV-bedrijf branderontsteking.

S.04 CV-bedrijf brander aan.

S.05 CV-bedrijf pomp-/ventilatornaloop.

S.06 CV-bedrijf ventilatornaloop

S.07 CV-bedrijf pompnaloop

S.08 CV-bedrijf resterende branderwachttijd.

S.09 Kalibratieroutine/modulatieblokkeertijd van de verwarming.

Warmwaterbedrijf

S.20 Warmwatervraag.

S.21 Warmwaterbedrijf ventilatorstart.

S.22 Warmwaterbedrijf pompvoorloop.

S.23 Warmwaterbedrijf branderontsteking.

S.24 Warmwaterbedrijf brander aan.

S.25 Warmwaterbedrijf pomp-/ventilatornaloop.

S.26 Warmwaterbedrijf ventilatornaloop

S.27 Warmwaterbedrijf pompnaloop

Page 49: Installatievoorschrift auroCOMPACT Type apparaten VCC 206/4-5

Bijlage

0020181579_03 auroCOMPACT Installatie- en onderhoudshandleiding 49

Statuscode Betekenis

S.28 Warm water branderwachttijd.

S.29 Kalibratieroutine/modulatieblokkeertijd van het warme water.

Speciale gevallen

S.30 CV-bedrijf door kamerthermostaat geblokkeerd.

S.31 Zomerstand geactiveerd of geen verwarmingsvraag van de eBUS-thermostaat.

S.32 Wachtmodus wegens afwijking van het ventilatortoerental.

S.34 Vorstbeveiligingsfunctie actief.

S.35 Toestel in wachttijd wegens ventilatorblokkering door te lage of te hoge snelheid.

S.36 Gewenste waarde van de thermostaat constant < 20 °C, de externe regelaar blokkeert het CV-bedrijf.

S.37 Afwijking van het ventilatortoerental tijdens het bedrijf te hoog.

S.39 Activeren van het stopcontact van de brander (bijv. veiligheidsthermostaat voor vloerverwarming of condenspomp).

S.40Werking in de comfortveiligheidsmodus: toestel in bedrijf, beperkt verwarmingscomfort. Bijvoorbeeld oververhitting vloer(contactthermostaat).

S.41 Waterdruk > 2,8 bar.

S.42 Werking van de brander door feedback van de rookgasklep geblokkeerd (alleen bij toebehoren multifunctionele module)of condenspomp defect, warmtevraag geblokkeerd.

S.46 Werking in de comfortveiligheidsmodus, uitgaan van de vlam bij minimale last.

S.53 Toestel in wachttijd wegens modulatieblokkering/werkingsblokkering door watertekort (spreiding tussen aanvoer en re-tour te hoog).

S.54 Toestel in wachttijd wegens werkingsblokkering door watergebrek (temperatuurgradiënt).

S.57 Wachtmodus, werking in de comfortveiligheidsmodus.

S.58 Modulatie van de brander wegens geluidontwikkeling/wind.

S.59 Wachttijd: minimale watercirculatiehoeveelheid niet bereikt.

S.61 Gasfamiliecontrole niet succesvol: codeerweerstand op de printplaat past niet bij de ingevoerde gasgroep (zie ook F.92).

S.62 Gasfamiliecontrole niet succesvol: CO/CO₂-waarden bij grenswaarden. Verbranding controleren.

S.63 Gasfamiliecontrole niet succesvol: verbrandingskwaliteit buiten het toegestane bereik (zie F.93). Verbranding controle-ren.

S.76 Installatiedruk te gering. Water bijvullen.

S.92 Doorstroomsensortest loopt, verwarmingsvragen geblokkeerd.

S.96 Retourvoelertest loopt, verwarmingsvragen zijn geblokkeerd.

S.97 Waterdruksensortest loopt, verwarmingsvragen zijn geblokkeerd.

S.98 Aanvoer-/retourvoelertest loopt, verwarmingsvragen zijn geblokkeerd.

S.105 Geringe verwarmingsdoorstroming, opnieuw een ontluchting P00 uitvoeren. (Proklima)

E Overzicht foutcodes

Code Betekenis Oorzaak

F.00 Onderbreking aanvoertemperatuurvoeler NTC-stekker niet aangesloten of los, multistekker op de printplaat nietcorrect aangesloten, onderbreking in de kabelboom, NTC defect

F.01 Onderbreking retourtemperatuurvoeler NTC-stekker niet aangesloten of los, multistekker op de printplaat nietcorrect aangesloten, onderbreking in de kabelboom, NTC defect

F.02 Loskoppelen van de boilerlaadvoeler in de uit-loop van de plaatwarmtewisselaar

NTC defect, NTC-kabel defect, defecte stekkerverbinding aan de NTC

F.03 Storing van de boilervoeler NTC defect, NTC-kabel defect, defecte stekkerverbinding aan de NTC

F.10 Kortsluiting aanvoertemperatuurvoeler NTC defect, kortsluiting in de kabelboom, kabel/behuizing

F.11 Kortsluiting retourtemperatuurvoeler NTC defect, kortsluiting in de kabelboom, kabel/behuizing

F.12 Loskoppelen van de boilerlaadvoeler in de uit-loop van de plaatwarmtewisselaar

NTC defect, kortsluiting in de kabelboom, kabel/behuizing

F.13 Kortsluiting van de boilervoeler NTC defect, kortsluiting in de kabelboom, kabel/behuizing

F.20 Veiligheidsuitschakeling: temperatuurbegrenzer Massaverbinding kabelboom naar het toestel niet correct, aanvoer-of retour-NTC-voeler defect (loszittend contact), zwarte ontlading viaontstekingskabel, ontstekingsstekker of ontstekingselektrode, pompgeblokkeerd, lucht aanwezig

Page 50: Installatievoorschrift auroCOMPACT Type apparaten VCC 206/4-5

Bijlage

50 Installatie- en onderhoudshandleiding auroCOMPACT 0020181579_03

Code Betekenis Oorzaak

F.22 Veiligheidsuitschakeling: watergebrek Geen of te weinig water in het product, waterdruksensor defect, kabelnaar de pomp of waterdruksensor los/niet aangesloten/defect

F.23 Veiligheidsuitschakeling: temperatuurspreiding tegroot

Pomp geblokkeerd, minder vermogen van de pomp, lucht in het product,aanvoer- en retour-NTC verwisseld

F.24 Veiligheidsuitschakeling: temperatuurstijging tesnel

Pomp geblokkeerd, minder vermogen van de pomp, lucht in het product,systeemdruk te laag, zwaartekrachtrem geblokkeerd/verkeerd ingebouwd

F.25 Veiligheidsuitschakeling: verbrandingsgastempe-ratuurbegrenzer (toebehoren voor Oostenrijk) ofander veiligheidscomponent op de voorbereidestekker op X20

Steekverbinding optionele rookgas-veiligheidstemperatuurbegrenzeronderbroken, onderbreking in de kabelboom

F.26 Fout: gasblok zonder functie Gasblokstappenmotor niet aangesloten, multistekker op de printplaat nietcorrect aangesloten, onderbreking in de kabelboom, gasblokstappenmo-tor defect, elektronica defect

F.27 Veiligheidsuitschakeling: detectie van niet cor-recte vlammen

Vocht op de elektronica, elektronica (vlambewaking) defect, elektromag-netische gasklep lek

F.28 Uitval bij aanloop: ontsteking mislukt Gasteller defect of gasdrukmeter is uitgevallen, lucht in het gas, gas-stroomdruk te gering, thermische afsluitvoorziening geactiveerd, conden-straject verstopt, verkeerd gasmondstuk, verkeerd ET-gasblok, storingbij het gasblok, multistekker op de printplaat niet correct aangesloten,onderbreking in de kabelboom, ontstekingssysteem (ontstekingstrafo,ontstekingskabel, ontstekingsstekker, ontstekingselektrode) defect, on-derbreking van de ionisatiestroom (kabel, elektrode), verkeerde aardingvan het product, elektronica defect

F.29 Uitval tijdens werking: opnieuw ontsteken zondersucces

Gastoevoer tijdelijk onderbroken, rookgasrecirculatie, condenstrajectverstopt, foute aarding van het product, ontstekingstransformator heeftontstekingsweigeringen

F.32 Fout ventilator Stekker op ventilator niet correct aangesloten, multistekker op de print-plaat niet correct aangesloten, onderbreking in de kabelboom, ventilatorgeblokkeerd, Hallsensor defect, elektronica defect

F.35 Luchttekort in de verbrandingseenheid Ventilatortoerental niet correct, luchttoevoer of rookafvoer verstopt, stek-ker niet correct aan de ventilator aangesloten, multistekker van de print-plaat niet correct aangesloten, onderbreking in de kabelboom, ventilatorgeblokkeerd, hallsensor defect, elektronica defect

F.42 Fout codeerweerstand (evt. in combinatie metF.70)

Kortsluiting/onderbreking codeerweerstand vermogensgrootheden (inde kabelboom aan de warmtewisselaar) of gasgroepweerstand (op deprintplaat)

F.47 Loskoppelen van de warmwatervoeler in deboileruitloop (debietregistratie)

NTC defect, NTC-kabel defect, defecte stekkerverbinding aan de NTC

F.48 Kortsluiting van de warmwatervoeler op de boi-leruitloop (registratie doorstroomhoeveelheid)

NTC defect, kortsluiting in de kabelboom, kabel/behuizing

F.49 Fout eBUS Kortsluiting bij de eBus, eBus-overbelasting of twee spanningsvoorzie-ningen met verschillende polariteiten op de eBus

F.52 Fout aansluiting massastroomsensor Massastroomsensor niet aangesloten/losgekoppeld, stekker niet of nietcorrect ingestoken

F.53 Fout massastroomsensor Gasstroomdruk te gering, filter onder venturifilterkap nat of verstopt,massastroomsensor defect, intern drukmeetpunt in de venturi verstopt(geen smeermiddelen aan de O-ring in de venturi gebruiken!)

F.54 Fout gasdruk (in combinatie met F.28/F.29) Geen of te lage gasingangsdruk, gasafsluitkraan gesloten

F.56 Fout regeling massastroomsensor Gasblok defect, kabelboom van het gasblok defect

F.57 Fout tijdens de comfortbeveiligingsmodus Ontstekingselektrode sterk gecorrodeerd

F.61 Fout besturing gasblok – Kortsluiting/massasluiting in de kabelboom naar het gasblok

– Gasblok defect (massasluiting van de spoelen)

– Elektronica defect

F.62 Fout gasblok, uitschakelvertraging – Vertraagde uitschakeling van het gasblok

– Vertraagd doven van het vlamsignaal

– Gasblok lek

– Elektronica defect

F.63 Fout EEPROM Elektronica defect

F.64 Fout elektronica/NTC Kortsluiting aanvoer- of retour-NTC, elektronica defect

Page 51: Installatievoorschrift auroCOMPACT Type apparaten VCC 206/4-5

Bijlage

0020181579_03 auroCOMPACT Installatie- en onderhoudshandleiding 51

Code Betekenis Oorzaak

F.65 Storing elektronicatemperatuur Elektronica door externe inwerking te heet, elektronica defect

F.67 Storing elektronica/vlam Ongeldig vlamsignaal, elektronica defect

F.68 Fout instabiel vlamsignaal Lucht in het gas, gasstroomdruk te gering, verkeerd luchtgetal, con-denstraject verstopt, verkeerd brandermondstuk, onderbreking van deionisatiestroom (kabel, elektrode), verbrandingsgasrecirculatie, conden-straject, elektronica defect

F.70 Ongeldige toestel-ID (DSN) Werden er reserveonderdelen ingebouwd: display en printplaat tegelijkvervangen en toestel-ID niet opnieuw ingesteld, verkeerde of ontbre-kende codeerweerstand van de vermogensgrootheid

F.71 Fout aanvoertemperatuurvoeler Aanvoertemperatuurvoeler meldt constante waarde:

– Aanvoertemperatuurvoeler ligt niet juist tegen de aanvoerbuis

– Aanvoertemperatuurvoeler defect

F.72 Fout aanvoer- en/of retourtemperatuurvoeler Temperatuurverschil aanvoer-/retour-NTC te groot → aanvoer- en/ ofretourtemperatuurvoeler defect

F.73 Signaal waterdruksensor in verkeerd bereik (telaag)

Onderbreking/kortsluiting waterdruksensor, onderbreking/kortsluiting naarGND in toevoerleiding waterdruksensor of waterdruksensor defect

F.74 Signaal waterdruksensor in verkeerd bereik (tehoog)

Leiding naar de waterdruksensor heeft een kortsluiting met 5V/24V ofinterne fout in de waterdruksensor

F.75 Fout: foute doorstroming bij pompstart. Pomp defect, lucht in de CV-installatie, te weinig water in het toestel,massastroomsensor defect

F.77 Fout verbrandingsgasklep/condenspomp Geen bevestiging rookgasklep of condenspomp defect

F.82 Fout van de elektrische anode (indien als toebe-horen geïnstalleerd)

Aansluiting van de anode of de printplaat van de elektrische anodedefect

F.83 Fout temperatuurwijziging aanvoer- en/of retour-temperatuurvoeler

Bij branderstart wordt geen of een te kleine temperatuurwijziging aan deaanvoer- of retourtemperatuurvoeler geregistreerd

– Te weinig water in het product

– Aanvoer- of retourtemperatuurvoeler ligt niet juist tegen de buis

F.84 Fout temperatuurverschil aanvoer-/retourtempe-ratuursensor niet plausibel

Aanvoer- en retourtemperatuurvoeler melden niet plausibele waarden.

– Aanvoer- en retourtemperatuurvoeler zijn verwisseld

– Aanvoer- en retourtemperatuurvoeler zijn niet correct gemonteerd

F.85 Fout aanvoer- of retourtemperatuurvoeler ver-keerd gemonteerd

Aanvoer- en/of retourtemperatuurvoeler zijn op dezelfde/foute buis ge-monteerd

F.86 Fout: contact bodem Veiligheidsthermostaat bij ingeschakelde vloerverwarming: instellen vande gewenste verwarmingswaarde

F.90 Fout: geen SMU-BMU-communicatie Onderbreking tussen BMU en SMU, productcode fout

F.92 Fout van de gascodeerweerstand Codeerweerstand op de printplaat past niet bij de ingevoerde gasgroep:weerstand controleren, gasfamiliecontrole opnieuw uitvoeren en correctegasgroep invoeren.

F.93 Fout gasgroep Verbrandingskwaliteit buiten het toegestane bereik: verkeerd gasmond-stuk, recirculatie, foute gasgroep, intern drukmeetpunt in de venturi ver-stopt (geen smeermiddelen aan de O-ring in de venturi gebruiken!).

Commu-nicatie-fout

Geen communicatie met de printplaat Communicatiefout tussen display en printplaat in de schakelkast

F.1018 Aanstuurfout van de zonnepomp nr. 1 Aansturingskabelboom van de pomp afgeklemd.

F.1019 Aanstuurfout van de zonnepomp nr. 2 Aansturingskabelboom van de pomp afgeklemd.

F.1020 Veiligheidsuitschakeling: temperatuurbegrenzer Zonneboilertemperatuur te hoog.

F.1021 Droog lopen van de zonnepomp nr. 1 Tekort aan collectorvloeistof in het zonnecircuit.

F.1022 Droog lopen van de zonnepomp nr. 2 Tekort aan collectorvloeistof in het zonnecircuit.

F.1070 Configuratiefout van de zonneprintplaat SMU Verkeerde codeerweerstand herkend

F.1273 Elektronicafout van de zonnepomp 1 Aansluitingsfout, fout van de printplaat van de pomp

F.1274 Elektronicafout van de zonnepomp 2 Aansluitingsfout, fout van de printplaat van de pomp

F.1276 Zonnepomp 1 geblokkeerd Zonnepomp 1 defect

F.1277 Zonnepomp 2 geblokkeerd Zonnepomp 2 defect

F.1278 Fout van de paneelvoeler Voeler verkeerd aangesloten of defect

Page 52: Installatievoorschrift auroCOMPACT Type apparaten VCC 206/4-5

Bijlage

52 Installatie- en onderhoudshandleiding auroCOMPACT 0020181579_03

Code Betekenis Oorzaak

F.1279 Fout van de voeler aan het onderste deel van deboiler

Voeler verkeerd aangesloten of defect

Page 53: Installatievoorschrift auroCOMPACT Type apparaten VCC 206/4-5

Bijlage

0020181579_03 auroCOMPACT Installatie- en onderhoudshandleiding 53

F Bedradingsschema

X2

X25

X18

X22

X24

X100

X1

16

LN

1

52

1512

13

1114

181787

104

3111054

21

8

7

6129

LN

X51

X51

X51

X20

X2

X25

X16

X13

X11

X18

X40 X51

X30

X22

X41X

24X

100

LN

LN

LN

LN

–+

24V=RT

BUSBurner

off

X1

FUS

LNX16

X20

1643

17

75

1

152

1312

8

1314

X41

181787

104

X31

X35

X90

X12

24V

230V~

N

L

OTOTDCFRFAFFB

4321

M

523416

31

12

12

41

3

21

12

31

2

M

4163

X13LN

Burner off

eBUS

21

21

21

M

5421

24V

230V

~2

12

11

23

12

3

X4

LN X11

eBUS

X4LN

X5LN

X6LN

X7LN

eBUS

FUS

X2X3

X2

106

122

81

159

93

20

X6

LN

X5

LN

X32

45

2 3

4

6

7

5

8

9

10

11

12

13

14

15

16

18

19

17

1

20

21

22

X31

23

1 Hoofdprintplaat

2 Interfaceprintplaat

3 Codeerweerstand voor de gasgroep

4 Vermogensgrootten codeerweerstand

5 Voorbereide stekker voor beschermingstemperatuur-begrenzer

6 Temperatuursensor van de warmwateraanvoer

Page 54: Installatievoorschrift auroCOMPACT Type apparaten VCC 206/4-5

Bijlage

54 Installatie- en onderhoudshandleiding auroCOMPACT 0020181579_03

7 Temperatuursensor CV-aanvoerleiding

8 Temperatuursensor CV-retourleiding

9 Ventilator

10 Venturi

11 Gasblok

12 Temperatuurvoeler van de boiler

13 Driewegklep

14 Druksensor

15 Volumestroomsensor

16 Warmwatertemperatuurvoeler aan de boileruitlaat

17 CV-pomp

18 Warmwaterpomp

19 Hoofdstroomvoorziening

20 Ontstekingselektrode

21 Aan-/uittoets

22 Elektronicaprintplaat zonnesysteem

23 Extra zonnegroep (als optie)

G Gasinstelwaarden af fabriek

Instelwaarden EenheidAardgas

G20Aardgas

G25Propaan

G31

CO₂ na 5 min gebruik met vollast met gesloten frontmantel Vol. 9,2 ± 1,0 9,1 ± 1,0 10,4 ± 0,5

CO₂ na 5 min gebruik met vollast met afgenomen frontmantel Vol. 9,0 ± 1,0 8,9 ± 1,0 10,2 ± 0,5

Ingesteld voor Wobbe-index W₀ kWh/m³ 14,09 11,53 21,41

O₂ na 5 min gebruik met vollast met gesloten frontmantel Vol. 4,5 ± 1,8 4,3 ± 1,8 5,1 ± 0,8

H Technische gegevens

Technische gegevens – verwarming

VSC D 206/4-5 190 VSC D 306/4-5 190

Maximale CV-aanvoertem-peratuur

80 ℃ 80 ℃

Instelbereik max. aanvoer-temperatuur (fabrieksin-stelling: 75 °C)

30 … 80 ℃ 30 … 80 ℃

Maximaal toegestane druk 0,3 MPa 0,3 MPa

Nominale waterdoorstro-ming (ΔT = 20 K)

861 l/h 1.292 l/h

Nominale waterdoorstro-ming (ΔT = 30 K)

574 l/h 861 l/h

Benaderingswaarde vanhet condensvolume (pH-waarde tussen 3,5 en 4,0)bij 50/30 °C

1,82 l/h 3,09 l/h

ΔP verwarming bijnominale doorstroming(ΔT = 30 K)

0,029 MPa 0,021 MPa

Technische gegevens – vermogen/belasting G20

VSC D 206/4-5 190 VSC D 306/4-5 190

Nuttig vermogensbereik(P) bij 50/30 °C

4,3 … 21,5 kW 6,6 … 32,5 kW

Nuttig vermogensbereik(P) bij 80/60 °C

3,8 … 20 kW 5,8 … 30 kW

Warm water - warmtever-mogensbereik (P)

3,8 … 24 kW 5,8 … 34 kW

Maximale warmtebelasting- verwarming (Q)

20,4 kW 30,6 kW

Minimale warmtebelasting- verwarming (Q)

4,0 kW 6,2 kW

Maximale warmtebelasting- warm water (Q)

24,5 kW 34,7 kW

Minimale warmtebelasting- warm water (Q)

4,0 kW 6,2 kW

Page 55: Installatievoorschrift auroCOMPACT Type apparaten VCC 206/4-5

Bijlage

0020181579_03 auroCOMPACT Installatie- en onderhoudshandleiding 55

Technische gegevens – vermogen/belasting G25

VSC D 206/4-5 190 VSC D 306/4-5 190

Nuttig vermogensbereik(P) bij 50/30 °C

4,1 … 17,8 kW 5,5 … 27,2 kW

Nuttig vermogensbereik(P) bij 80/60 °C

3,2 … 16,5 kW 4,9 … 25,1 kW

Warm water - warmtever-mogensbereik (P)

3,2 … 19,9 kW 4,9 … 28,2 kW

Maximale warmtebelasting- verwarming (Q)

16,8 kW 25,6 kW

Minimale warmtebelasting- verwarming (Q)

3,8 kW 5,2 kW

Maximale warmtebelasting- warm water (Q)

20,3 kW 28,8 kW

Minimale warmtebelasting- warm water (Q)

3,8 kW 5,2 kW

Technische gegevens – vermogen/belasting G31

VSC D 206/4-5 190 VSC D 306/4-5 190

Nuttig vermogensbereik(P) bij 50/30 °C

5,6 … 21,5 kW 9,5 … 32,5 kW

Nuttig vermogensbereik(P) bij 80/60 °C

5 … 20 kW 8,5 … 30 kW

Warm water - warmtever-mogensbereik (P)

5 … 24 kW 8,5 … 34 kW

Maximale warmtebelasting- verwarming (Q)

20,4 kW 30,6 kW

Minimale warmtebelasting- verwarming (Q)

5,3 kW 9 kW

Maximale warmtebelasting- warm water (Q)

24,5 kW 34,7 kW

Minimale warmtebelasting- warm water (Q)

5,3 kW 9 kW

Technische gegevens - warm water

VSC D 206/4-5 190 VSC D 306/4-5 190

Specifieke doorstroming(D) (ΔT = 30 K) volgens EN13203

24,1 l/min 28,5 l/min

Permanente doorstroming(ΔT = 35 K)

591 l/h 837 l/h

Specifieke doorstroming(ΔT = 35 K)

20,7 l/min 24,4 l/min

Maximaal toegestane druk(BE)

0,7 MPa 0,7 MPa

Temperatuurbereik 35 … 65 ℃ 35 … 65 ℃

Inhoud van de boiler 188 l 188 l

Technische gegevens – algemeen

VSC D 206/4-5 190 VSC D 306/4-5 190

Gascategorie I2E(S), I3P I2E(S), I3P

Diameter van de gasleiding G 3/4 inch G 3/4 inch

Diameter van de verwar-mingsbuis

G 3/4 inch G 3/4 inch

Aansluitbuis veiligheids-ventiel (min.)

24 mm 24 mm

Condenswaterafvoerlei-ding (min.)

24 mm 24 mm

Gastoevoerdruk (G20) 2 kPa 2 kPa

Page 56: Installatievoorschrift auroCOMPACT Type apparaten VCC 206/4-5

Bijlage

56 Installatie- en onderhoudshandleiding auroCOMPACT 0020181579_03

VSC D 206/4-5 190 VSC D 306/4-5 190

Gastoevoerdruk (G25) 2,5 kPa 2,5 kPa

Gasdoorstroming bij Pmax. - warm water (G20)

2,59 m³/h 3,67 m³/h

Gasdurchfluss bei P max. -Warmwasser (G25)

2,50 m³/h 3,54 m³/h

CE-nummer (PIN) 1312CO5870 1312CO5872

Rookmassastroom in hetCV-bedrijf bij P min.

1,8 g/s 2,9 g/s

Rookmassastroom in hetCV-bedrijf bij P max.

9,2 g/s 13,8 g/s

Rookmassastroom in hetwarmwaterbedrijf bij Pmax.

11,0 g/s 15,6 g/s

Vrijgegeven installatiety-pes

C13, C33, C43, C53,C83, C93, B23P,B33P, B53P

C13, C33, C43, C53,C83, C93, B23P,B33P, B53P

Nominaal rendement bij80/60 °C

98 % 98 %

Nominaal rendement bij60/40 °C

101,9 % 103,2 %

Nominaal rendement bij50/30 °C

105,4 % 106,2 %

Rendement in deellastbe-drijf (30 %) bij 40/30 °C

108 % 108 %

NOx-klasse 5 5

Toestelafmeting, breedte 599 mm 599 mm

Toestelafmeting, diepte 693 mm 693 mm

Toestelafmeting, hoogte 1.880 mm 1.880 mm

Nettogewicht 184 kg 187 kg

Gewicht met watervulling 373 kg 377 kg

Technische gegevens – elektrisch systeem

VSC D 206/4-5 190 VSC D 306/4-5 190

Elektrische aansluiting 230 V / 50 Hz 230 V / 50 Hz

Ingebouwde zekering(traag)

T4A/250 T4A/250

Max. elektrisch opgeno-men vermogen

175 W 175 W

Elektrisch opgenomen ver-mogen stand-by

4,2 W 4,2 W

Beschermingsklasse IP X4 D IP X4 D

Page 57: Installatievoorschrift auroCOMPACT Type apparaten VCC 206/4-5

Bijlage

0020181579_03 auroCOMPACT Installatie- en onderhoudshandleiding 57

I Conformiteitsverklaring A.R. 08/01/2004 - BE

I.1 Conformiteitsverklaring A.R. 08/01/2004-BE

Page 58: Installatievoorschrift auroCOMPACT Type apparaten VCC 206/4-5

Trefwoordenlijst

58 Installatie- en onderhoudshandleiding auroCOMPACT 0020181579_03

Trefwoordenlijst

AAanvoertemperatuur, maximale

Instellen ......................................................................... 28Aflezen

Foutcodes ...................................................................... 36Afsluiten

Reparatie ....................................................................... 40Afvoer

Product .......................................................................... 41Verpakking..................................................................... 41

Artikelnummer ....................................................................... 7BBedieningsconcept .............................................................. 19Brander

Controleren .................................................................... 32Vervangen ..................................................................... 36

BranderwachttijdInstellen ......................................................................... 28

Branderwachttijd, resterendeTerugzetten.................................................................... 28

Buitenbedrijfstelling ............................................................. 41CCE-markering ........................................................................ 6CO₂ - gehalte

Controleren .................................................................... 27Comfortmodus

Instellen ......................................................................... 22Comfortveiligheidsmodus .................................................... 35Compacte thermomodule

Demonteren................................................................... 31Montage......................................................................... 33

Componententest ................................................................ 31Condensaatafvoerleiding..................................................... 14CV-installatie

Ontluchten ..................................................................... 25Vullen............................................................................. 25

CV-water conditioneren ...................................................... 24DDemonteren

Compacte thermomodule .............................................. 31Diagnose

Uitvoeren ....................................................................... 36Diagnosecodes.................................................................. 43

oproepen........................................................................ 27Display

Vervangen ..................................................................... 40FFoutcodes.......................................................................... 49

Aflezen........................................................................... 36Foutenlijst

Wissen ........................................................................... 36Foutgeheugen

Opvragen....................................................................... 36Terugzetten.................................................................... 36

Foutsymbool........................................................................ 23Functiemenu........................................................................ 31GGasblok ............................................................................. 36

Vervangen ..................................................................... 37

GasfamiliecontroleUitvoeren ....................................................................... 23

Gaslucht ................................................................................ 4gebruiken

Testprogramma's........................................................... 23Gereedschap......................................................................... 5Gewenste aanvoertemperatuur

Instellen ......................................................................... 22HHulprelais ............................................................................ 22IInspectiewerkzaamheden.................................................. 47

uitvoeren .................................................................. 30, 35Installateurniveau

oproepen........................................................................ 19Installatieassistent ............................................................. 22

opnieuw starten ............................................................. 22LLekzoekspray ........................................................................ 5Live monitor

oproepen........................................................................ 20MMantel, kastachtig ................................................................. 4Maximaal verwarmingsvermogen.................................. 22, 27Mengthermostaat ................................................................ 30Minimumafstanden ................................................................ 9Multifunctionele module....................................................... 22NNetaansluiting...................................................................... 18OOnderhoudsinterval

Instellen ......................................................................... 28Onderhoudswerkzaamheden ............................................ 47

uitvoeren .................................................................. 30, 35Ontluchten

CV-installatie.................................................................. 25oproepen

Live monitor ................................................................... 20Overstroomklep

instellen ......................................................................... 29PParameters

Terugzetten.................................................................... 36Pompmodus

Instellen ......................................................................... 27Pompnalooptijd

Instellen ......................................................................... 27Pompvermogen instellen..................................................... 29Printplaat

Vervangen ..................................................................... 40Product

aan gebruiker opleveren................................................ 29Afvoeren ........................................................................ 41Buitenbedrijfstelling........................................................ 41inschakelen.................................................................... 22

RReparatie

afsluiten ......................................................................... 40voorbereiden.................................................................. 36

Reserveonderdelen ....................................................... 30–31Restopvoerhoogte, pomp.................................................... 29

Page 59: Installatievoorschrift auroCOMPACT Type apparaten VCC 206/4-5

Trefwoordenlijst

0020181579_03 auroCOMPACT Installatie- en onderhoudshandleiding 59

RetourtemperatuurregelingInstellen ......................................................................... 28

SSerienummer......................................................................... 7Servicemelding.................................................................... 35Servicepartner ..................................................................... 35Sifonbeker

Reinigen......................................................................... 33Vullen............................................................................. 21

Snelontluchter ..................................................................... 25Starten

Installatieassistent ......................................................... 22Statuscodes................................................................... 20, 48Stroomvoorziening .............................................................. 18TTaal ..................................................................................... 22Telefoonnummer installateur............................................... 22Terugzetten

Alle parameters.............................................................. 36Testprogramma's............................................................... 20

gebruiken....................................................................... 23Thermostaat ........................................................................ 19Toestelaansluitstuk VLT/VGA ............................................. 16Toestelconfiguratie

oproepen........................................................................ 23Typeplaatje............................................................................ 7UUitvoeren

Gasfamiliecontrole ......................................................... 23Zelftest elektronica......................................................... 31

VVentilator

Vervangen ..................................................................... 36Venturi ............................................................................... 36

Vervangen ..................................................................... 38Verpakking

Afvoeren ........................................................................ 41Vervangen

Brander .......................................................................... 36Display ........................................................................... 40Gasblok.......................................................................... 37Printplaat........................................................................ 40Ventilator........................................................................ 36Venturi ........................................................................... 38Warmtewisselaar ........................................................... 39

VLT/VGA ........................................................................... 16Monteren........................................................................ 16

VoorbereidenReparatie ....................................................................... 36

Voordruk expansievatControleren .................................................................... 34

Voorschriften ......................................................................... 6Vorstschade

vermijden ......................................................................... 5Vrije montageruimtes ............................................................ 9Vuldruk

Aflezen........................................................................... 25Vullen

CV-installatie.................................................................. 25WWarmtewisselaar

Reinigen......................................................................... 32

Vervangen ..................................................................... 39Warmwatertemperatuur

Instellen ......................................................................... 22Verbrandingsgevaar ........................................................ 5

ZZelftest................................................................................. 31Zelftest elektronica

Uitvoeren ....................................................................... 31

Page 60: Installatievoorschrift auroCOMPACT Type apparaten VCC 206/4-5

0020181579_03   26.02.2015

N.V. Vaillant S.A.

Golden Hopestraat 15   B-1620 Drogenbos

Tel. 2 334 93 00   Fax 2 334 93 19

Kundendienst 2 334 93 52   Service après-vente 2 334 93 52

Klantendienst 2 334 93 52

[email protected]   www.vaillant.be

© Deze handleidingen, of delen ervan, zijn auteursrechtelijk beschermd en mogen alleen met schriftelijke toe-stemming van de fabrikant vermenigvuldigd of verspreid worden.