het klachtonderzoek van het staatstoezicht
TRANSCRIPT
GEZICHTSPUNT
Het klachtonderzoek van het Staatstoezicht
W.R. Kastelein
Het Staatstoezicht op de Volksgezondheid is als onafhan-
kelijk deskundig toetsingsorgaan een van de weinige ge-
zaghebbende kwaliteitsbewakende instanties in de
gezondheidszorg. Mede naar aanleiding van een rapport
van de Nationale Ombudsman inzake het klachtonder-
zoek door het Staatstoezicht, publiceerde de Staatssecre-
taris van WVC in januari 1988 de ‘Leidraad
Klachtonderzoek’. Uit het jaarverslag van de Geneeskun-
dige Inspectie voor de Volksgezondheid over 1988 blijkt
echter niet welk effect de leidraad in de praktijk heeft.
Inhoudelijk gaan de regionale inspecteurs niet anders
dan zeer summier op de toepassing van de leidraad en
hun klachtenbehandelende taak in. Zo maakt bijvoor-
beeld de inspectie Zeeland zelfs geen melding van de
(invoering van de) leidraad, terwijl de inspectie Zuid-Hol-
land klaagt over de forse stijging van het aantal klachten
tengevolge van de invoering van de leidraad. Deze laatste
inspecteur laat er geen twijfel over bestaan dat hij de
leidraad maar een lastige, tijdverslindende handenbinder
vindt. Zou dit alleen voor Zuid-Holland gelden? Of zou-
den er zulke grote verschillen in de toepassing van de
leidraad bestaan? Het jaarverslag geeft hier geen
antwoord op.
Een ander onderdeel van de taak van de geneeskun-
dige inspectie, namelijk de bevoegdheid tot het indienen
van een klacht bij een medisch tuchtcollege, geeft in dit
kader eveneens aanleiding tot vraagtekens rond de
onderlinge afstemming. Uit de recente publiciteit rond
de zaak ‘Stinissen’ zou men de indruk krijgen dat de
Minister van Justitie de regionaal inspecteur onder druk
heeft gezet om naast een strafrechtelijke een tuchtrechte-
lijke toetsing te entameren. Inmiddels heeft de inspecteur
eind maart laten weten de zaak niet aan het tuchtcollege
te zullen voorleggen, omdat hij ervan overtuigd is dat de
betrokken arts zorgvuldig heeft gehandeld.
Maarwaarwasde geneeskundige inspectie toen de straf-
rechtelijke vervolging van de arts die een levensreddende
operatie bij een mongooltje met darmafsluiting niet uit-
voerde doodliep? En waar toen de strafrechtelijke toetsing
van een internist die ervan verdachtwordt het levenvan een
comateuze AIDS-patient zonder diens uitdrukkelijk ver-
zoek te hebben beeindigd op formele gronden mislukte?
Waren dat geen zaken die een tuchtrechtelijke toetsing
verdienden? Hoe zit het nu eigenlijk met het beleid van de
inspectie? Wellicht dat toekomstige jaarverslagen daar
meer inzicht in geven.
Tijdschrift voor Gezondheidsrecht (1990) 14:46
DOI 10.1007/BF03055554
13