het consumentenpand - ghent university...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument...

118
Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2016-2017 HET CONSUMENTENPAND: GELDIG ARGUMENT OF IS DE CONSUMENT VERWEND? Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’ Ingediend door Emile Van Tongerloo 01201640 Promotor: Prof. Dr. Joke Baeck Commissaris: Mw. Sandra Callewaert

Upload: others

Post on 20-Aug-2020

4 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

Faculteit Rechtsgeleerdheid

Universiteit Gent

Academiejaar 2016-2017

HET CONSUMENTENPAND: GELDIG ARGUMENT OF IS DE CONSUMENT VERWEND?

Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

Ingediend door

Emile Van Tongerloo

01201640

Promotor: Prof. Dr. Joke Baeck

Commissaris: Mw. Sandra Callewaert

Page 2: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

2

Page 3: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

3

VOORWOORD

Maandag, 15 mei 2017.

Voor mij alvast een memorabele dag. Het is de dag waarop ik, na twee jaar zwoegen en

zweten, met een gelukzalig gevoel deze masterproef indien.

Zoals het een masterproef betaamt, was het een werk van lange adem. Dagenlang heb ik

doorgebracht in de facultaire bibliotheek, snuisterend door vele boeken en tijdschriften. Ik heb

geschreven, geschrapt en opnieuw geschreven. Ik heb elk woord zorgvuldig gewikt en

gewogen. Uiteindelijk is dit het eindresultaat geworden. Het is dan ook met enige fierheid dat

ik deze masterproef voorstel.

Dat resultaat heb ik mede te danken aan verschillende mensen. Zij verdienen om die reden

een bijzondere vermelding.

Eerst en vooral mijn oprechte dank aan Prof. Dr. Joke Baeck. Zij reikte me het onderwerp van

deze masterproef aan, waarvoor ik haar dankbaar ben. Het bleek het begin van een geslaagde

samenwerking. De afgelopen twee jaar stond ze steeds paraat voor mij. Ik kon rekenen op

haar deskundige begeleiding en haar heldere kijk. Ik wil haar daarom graag bedanken voor al

haar tijd en inspanningen.

Daarnaast komt een bijzondere vermelding toe aan Laura Elegeert. God moge weten hoe dit

eindwerk ooit tot een goed einde was gekomen zonder haar onvoorwaardelijke steun. Ze stond

me steeds bij op moreel vlak en ook inhoudelijk wist ze haar steentje bij te dragen. Ze was

mijn ‘Van Dale’ van dienst.

Ik kon eveneens rekenen op de steun van (schoon)ouders, familie en vrienden. Stuk voor stuk

stonden ze steeds klaar voor mij, in goede en slechte dagen. Bij hen kon ik de afgelopen vijf

jaar steeds terecht met al mijn zorgen, maar minstens even graag deelden ze mee in mijn

plezier.

Met deze bedankingen achterwege, rest mij niets anders dan de lezer veel leesgenot toe te

wensen.

Emile Van Tongerloo

Page 4: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

4

INHOUDSOPGAVE

Voorwoord ............................................................................................................................. 3

Inhoudsopgave ...................................................................................................................... 4

Inleiding ................................................................................................................................. 7

Afdeling 1. Situering van de nieuwe Pandwet ..................................................................... 7

Afdeling 2. Het consumenten-wat? ..................................................................................... 7

Afdeling 3. Onderzoeksopzet: geldig argument of is de consument verwend? ................... 9

Afdeling 4. Overzicht ........................................................................................................ 10

Deel 1. Enkele krachtlijnen van de Pandwet ........................................................................ 12

Afdeling 1. Inleiding .......................................................................................................... 12

Afdeling 2. Structuur van de Pandwet ............................................................................... 12

Afdeling 3. Consensuele totstandkoming .......................................................................... 14

Afdeling 4. Pandregister ................................................................................................... 16

Afdeling 5. Inwerkingtreding ............................................................................................. 19

Deel 2. Het consumentenpand ............................................................................................. 21

Afdeling 1. Consument ..................................................................................................... 21

Hoofdstuk 1. Inleiding ................................................................................................... 21

Hoofdstuk 2. Een valse start ......................................................................................... 21

Hoofdstuk 3. WMPC, waar wringt het schoentje? ......................................................... 22

Hoofdstuk 4. Opheffing WMPC ..................................................................................... 24

Hoofdstuk 5. Artikel I.1, 2° van het Wetboek Economisch Recht ontleed ...................... 24

Afdeling 2. Bijzondere bescherming doorheen de Pandwet .............................................. 29

Hoofdstuk 1. Overzicht .................................................................................................. 29

Hoofdstuk 2. Vereiste van een geschrift doorheen de Pandwet .................................... 30

§1. Vereiste van een geschrift bij het registerpand .................................................... 31

1.1. Totstandkoming .............................................................................................. 31

1.1.1. Plechtige overeenkomst ........................................................................... 31

1.1.2. Geschrift als geldigheidsvoorwaarde ........................................................ 32

1.1.3. Bewijsvoorschriften van het burgerlijk recht als geldigheidsvoorwaarde ... 33

1.1.4. Sanctie ..................................................................................................... 36

1.2. Bewijs ............................................................................................................. 37

1.2.1. Algemeen ................................................................................................. 37

1.2.2. Artikel 4, eerste lid Pandwet ..................................................................... 38

1.2.3. Artikel 4, derde lid Pandwet ...................................................................... 41

1.2.4. Sanctie ..................................................................................................... 43

§2. Vereiste van een geschrift bij het vuistpand op lichamelijke roerende goederen .. 44

2.1. Totstandkoming .............................................................................................. 45

2.2. Bewijs ............................................................................................................. 45

§3. Vereiste van een geschrift bij het pand op schuldvorderingen ............................. 48

3.1 Algemeen ........................................................................................................ 48

Page 5: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

5

3.2. Pandrecht ....................................................................................................... 48

3.2.1. Totstandkoming ........................................................................................ 48

3.2.2. Bewijs ....................................................................................................... 49

3.3. Fiduciaire overdracht tot zekerheid ................................................................. 51

3.3.1. Algemeen ................................................................................................. 51

3.3.2. Historie ..................................................................................................... 51

3.3.3. Toepassingsvoorwaarden ........................................................................ 52

§4. Evaluatie - Consument verwend? ........................................................................ 53

Hoofdstuk 3. Omvang van het pandrecht ...................................................................... 55

§1. Inleiding ............................................................................................................... 55

§2. Omvang van het pandrecht ontleed ..................................................................... 55

§3. Beperking van de omvang ten aanzien van consumenten ................................... 56

§4. Evaluatie - Consument verwend? ........................................................................ 59

Hoofdstuk 4. Waarde van de verpande goederen ......................................................... 60

§1. Inleiding ............................................................................................................... 60

§2. Beperking van de waarde ten aanzien van consumenten .................................... 61

§3. Evaluatie - Consument verwend? ........................................................................ 66

Hoofdstuk 5. Realisatie van het pandrecht .................................................................... 66

§1. Inleiding ............................................................................................................... 66

§2. Procedure ten aanzien van consumenten............................................................ 68

§3. Procedure ten aanzien van niet-consumenten ..................................................... 74

§4. Evaluatie - Consument verwend? ........................................................................ 79

Deel 3. Eigendomsvoorbehoud ............................................................................................ 82

Afdeling 1. Inleiding .......................................................................................................... 82

Afdeling 2. Historie ........................................................................................................... 84

Afdeling 3. Inhoudelijke bespreking .................................................................................. 86

Hoofdstuk 1. Toepassingsgebied .................................................................................. 86

Hoofdstuk 2. Totstandkoming ....................................................................................... 87

§1. Algemeen ............................................................................................................ 87

§2. Een geschrift beschermt de consument-koper ..................................................... 88

Hoofdstuk 3. Publiciteit ................................................................................................. 89

Afdeling 4. Evaluatie - Consument verwend? ................................................................... 90

Deel 4. Hypothecair krediet .................................................................................................. 92

Afdeling 1. Inleiding .......................................................................................................... 92

Afdeling 2. Toepassingsgebied......................................................................................... 94

Afdeling 3. Inhoudelijke bespreking .................................................................................. 97

Hoofdstuk 1. Totstandkoming van de kredietovereenkomst .......................................... 97

§1. Bespreking .......................................................................................................... 97

§2. Vergelijking met de Pandwet ............................................................................. 100

Hoofdstuk 2. Realisatie van de hypotheek bij niet-uitvoering van de kredietovereenkomst ................................................................................................................................... 101

Page 6: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

6

§1. Bespreking ........................................................................................................ 101

§2. Vergelijking met de Pandwet ............................................................................. 102

Hoofdstuk 3. Betalingsfaciliteiten ................................................................................ 103

§1. Bespreking ........................................................................................................ 103

§2. Vergelijking met de Pandwet ............................................................................. 105

Hoofdstuk 4. Bescherming van de derde-zekerheidsverstrekker ................................. 106

§1. Bespreking ........................................................................................................ 106

§2. Vergelijking met de Pandwet ............................................................................. 107

Hoofdstuk 5. Sancties ................................................................................................. 108

§1. Bespreking ........................................................................................................ 108

§2. Vergelijking met de Pandwet ............................................................................. 109

Conclusie ........................................................................................................................... 110

Bibliografie ......................................................................................................................... 113

Rechtsleer ...................................................................................................................... 113

Boeken ....................................................................................................................... 113

Bijdragen in boeken .................................................................................................... 114

Bijdragen in verzamelwerken ...................................................................................... 116

Bijdragen in tijdschriften .............................................................................................. 116

Page 7: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

7

INLEIDING

AFDELING 1. SITUERING VAN DE NIEUWE PANDWET

1. Aanleiding - Het huidige kader van de zakelijke zekerheidsrechten biedt verschillende

mechanismen om schuldeisers extra bescherming te bieden. Deze waaier aan zakelijke

zekerheidsrechten blijft echter beperkt en is voor het grootste deel best verouderd.

De oorspronkelijke regelgeving omtrent het Belgisch zakelijke zekerheidsstelsel dateert reeds

van 1804. Al snel werd echter duidelijk dat deze zekerheidsrechten in de praktijk geen

genoegdoening konden bieden. Dat kon men afleiden uit het feit dat de praktijk steevast op

zoek ging naar nieuwe zekerheidsfiguren. Men kan bijvoorbeeld denken aan de figuur van het

eigendomsvoorbehoud.1 De wetgever heeft daarom doorheen de jaren meermaals getracht

om aan verschillende praktische verzuchtingen tegemoet te komen. Diverse specifieke

bepalingen werden ingevoegd. Het resultaat hiervan is een complex stelsel van zekerheden

waarvan de verschillende bepalingen verspreid zijn over de Belgische wetgeving.2

Met de wet van 11 juli 20133 probeert de wetgever aan deze pijnpunten tegemoet te komen

door de regelgeving hieromtrent eenvoudiger te maken. Het ultieme doel van de wetgever is

een doeltreffende, flexibele en voorspelbare regeling inzake zakelijke zekerheidsrechten,

zodoende de schuldeisers aan te sporen om krediet te blijven verstrekken. Kredietverstrekking

is namelijk essentieel voor economische vooruitgang.4

2. Pandwet - Althans, deze gedachte stond centraal bij de totstandkoming van de wet van

11 juli 2013. Deze wet voorziet in een reeks moderniseringen en bundelt deze allemaal samen

onder eenzelfde nieuwe titel van het Burgerlijk Wetboek. Het opschrift van die titel luidt als

volgt: “Zakelijke zekerheden op roerende goederen”. In deze masterproef wordt deze titel

aangeduid als de “Pandwet”.

AFDELING 2. HET CONSUMENTEN-WAT?

3. Zwaartepunt van de hervorming - Zoals hierboven vermeld,5 is de Pandwet bedoeld

om te moderniseren. Het is geen radicale breuk met het verleden, doch een grondige

1 Zie infra nr. 172. 2 J. BAECK, “Achtergrond en krachtlijnen van de hervorming” in J. BAECK en M. KRUITHOF (eds.), Het nieuwe zekerheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2014, 7, nr. 11. 3 Wet 11 juli 2013 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de zakelijke zekerheden op roerende goederen betreft en tot opheffing van diverse bepalingen ter zake, BS 2 augustus 2013, 48.463; hierna: “Wet 11 juli 2013”. 4 E. DIRIX, “De wet van 11 juli 2013 betreffende de zakelijke zekerheden op roerende goederen”, Notariaat 2014, afl.1, 1. 5 Zie supra nr. 2.

Page 8: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

8

hervorming. Dit houdt onder meer in dat bepaalde rechtspraak en rechtsleer met betrekking

tot de huidige wetgeving ook onder de nieuwe wet relevant blijven. Toch bleken enkele

fundamentele aanpassingen en nieuwigheden noodzakelijk om ons zekerheidsrecht klaar te

stomen voor de 21ste eeuw.

Van alle vernieuwingen in de nieuwe Pandwet, lijkt dit de grootste stap vooruit: waar

buitenbezitstelling vroeger de regel was bij inpandgeving, is dit nu de uitzondering geworden.

De pandovereenkomst wordt een consensuele overeenkomst, waarbij de pandgever

verschillende goederen in pand kan geven bij een pandhouder zonder dat hij het gebruik en

het genot van die goederen verliest.6

4. Consumentenpand - De wetgever besloot hiervan af te wijken met betrekking tot de

consument. Wanneer een pandgever in de hoedanigheid van consument optreedt, blijft de

pandovereenkomst formalistisch van aard.

Dit formalisme is bovendien niet het enige aspect waarbij de notie ‘consument’ een rol speelt.

Doorheen de Pandwet zijn verschillende artikelen opgenomen waarbij een onderscheid tussen

pandgever-consument en pandgever-niet-consument relevant is. Voor de pandgever-

consument bestaat er op die manier een bijzondere bescherming. Wanneer men al deze

afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een

bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door consumenten.

De term ‘Consumentenpand’ verwijst naar het geheel van regels met betrekking tot

pandovereenkomsten waarbij de pandgever in hoedanigheid van consument optreedt, in de

mate dat de nieuwe Pandwet hiervoor in een afwijkend regime voorziet.

5. Onderscheid - Voortaan maakt men niet langer een onderscheid tussen het burgerlijk

en het handelspand. In principe geldt een algemeen, eenvormig regime ten aanzien van elke

pandovereenkomst. In de mate dat het consumentenpand niet afwijkt van dat regime, vindt het

evenzeer toepassing op pandovereenkomsten gesloten met een pandgever-consument. Op

bepaalde vlakken geldt echter een afwijkend regime, dat binnen deze masterproef het

consumentenpand zal heten.

6 E. DIRIX, “De nakende hervorming van de roerende zakelijke zekerheden” in R. BLANPAIN et al., Recht in Beweging - 20ste VRG alumnidag 2013, Antwerpen, Maklu, 2013, 353, nr. 5; Men spreekt dienaangaande over het bezitloos of registerpand. Daartegenover staat het klassieke pand met buitenbuitenbezitstelling, hetgeen aangeduid wordt met de term vuistpand.

Page 9: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

9

6. Eigendomsvoorbehoud - Voorafgaand aan de bespreking van het consumentenpand

valt het op te merken dat de Pandwet ook het eigendomsvoorbehoud en het retentierecht als

zakelijke zekerheid integreert in het Burgerlijk Wetboek.7 Wat het eigendomsvoorbehoud

betreft, voorziet de wetgever in een gelijkaardige bijzondere bescherming voor de consument.

Deze bescherming komt eveneens aan bod in deze masterproef. Men moet daarbij indachtig

blijven dat het eigendomsvoorbehoud en het pandrecht twee verschillende figuren betreffen.

Het begrip ‘consumentenpand’ dekt bijgevolg niet de lading ‘eigendomsvoorbehoud ten

aanzien van consumenten’. Gelet op de functionele benadering die de wetgever hanteert in

de Pandwet,8 lijkt het interessant om na te gaan of deze benadering ook op het vlak van

consumentenbescherming is doorgesijpeld naar het eigendomsvoorbehoud. Op die manier

komen we tot een alomvattende bespreking van de consumentenbescherming doorheen de

nieuwe Pandwet.

AFDELING 3. ONDERZOEKSOPZET: GELDIG ARGUMENT OF IS DE CONSUMENT

VERWEND?

7. Consumentenpand aanschouwelijk maken - Het opzet van deze masterproef bestaat

er allereerst in om de bijzondere regels eigen aan de pandovereenkomst gesloten met

pandgevers-consumenten aan een grondig onderzoek te onderwerpen. Het is hierbij de

bedoeling om deze regelgeving als een samenhangend geheel aanschouwelijk te maken. Wat

houdt het regime van het consumentenpand juist in en heeft het enige kans om een

succesverhaal te worden? Deze vragen vereisen een kritisch onderzoek waarbij mogelijks

eventuele pijnpunten van de nieuwe Pandwet bloot worden gelegd.

8. Evenwicht tussen efficiëntie en bescherming - De klemtoon zal daarnaast specifiek

gericht zijn op de vraag of het consumentenpand te verenigen valt met de doelstelling van de

wetgever om kredietverstrekking te bevorderen. Met de nieuwe Pandwet had de wetgever

namelijk hoofdzakelijk voor ogen om de pandovereenkomst nieuw leven in te blazen.9 Het

huidige regime inzake pandovereenkomsten beantwoordde niet meer aan de noden van

vandaag, omwille van haar formalistische karakter. De nieuwe Pandwet probeert hieraan

tegemoet te komen. Dit blijkt onder meer uit het belangrijkste uitgangspunt van de hervorming:

een doeltreffend, flexibel en voorspelbaar systeem van zekerheidsrechten tot stand brengen.10

7 Zie infra nr. 16. 8 Memorie van Toelichting bij het wetsontwerp tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de zakelijke zekerheden op roerende goederen betreft en tot opheffing van diverse bepalingen ter zake, Parl.St. Kamer 2012-13, 53K2463/001, 10: “gelijkaardige zekerheidsfiguren [moeten] ongeacht hun conceptuele verschillen dezelfde juridische uitwerking … krijgen”; hierna: “Memorie van Toelichting”. 9 E. DIRIX, De hervorming van de roerende zakelijke zekerheden, Mechelen, Kluwer, 2013, 2-3, nr. 2. 10 Memorie van Toelichting, 9-10.

Page 10: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

10

Op het eerste gezicht lijken de bescherming van de consument enerzijds en een versoepeling

van het pandrecht anderzijds moeilijk te verzoenen. Bijkomende bescherming gaat namelijk

steevast gepaard met bijkomende formaliteiten. Waar heeft de wetgever de grens getrokken

tussen kredietbevordering enerzijds en bescherming van de zwakke consument anderzijds?

Of gaan de bescherming van de consument en een mogelijke herleving van de

pandovereenkomst hand in hand?

9. Overbodige bekommernissen - Samenhangend met de vraag naar de grens die de

wetgever dienaangaande heeft getrokken, onderwerpen we de bekommernissen van de

wetgever om de consument te beschermen ten laatste aan een kritische reflectie.

Consumentenbescherming is een fenomeen dat steeds vaker opduikt, maar niet steeds het

beoogde doel bereikt. FRANCOIS heeft het wat dat betreft over “de tendens tot

(over?)regulering”.11 De vraag is of een bijzondere bescherming voor de consument binnen de

Pandwet te rechtvaardigen valt. Om hierop een antwoord te formuleren, vergelijken we het

consumentenpand waar nodig met de oude toepasselijke regelgeving, de nieuwe regelgeving

ten aanzien van niet-consumenten, gelijkaardige wetgeving en met internationale bepalingen.

Dat leidt hopelijk tot een duidelijke kijk op de werkelijke noodzaak van deze bijzondere

bescherming.

10. Resultaat – Uiteindelijk zal blijken of de wetgever zich steunt op een terechte

beweegreden of op overbodige bekommernissen. Heeft de wetgever met andere woorden een

geldig argument voor deze regeling of blijkt ze een kritische toets niet te doorstaan?

11. Eigendomsvoorbehoud - Zoals hoger reeds aangehaald,12 beschermt de Pandwet ook

de consument die een eigendomsvoorbehoud overeenkomt. In het licht van de functionele

benadering die de wetgever hanteert, kan men het onderzoeksopzet van deze masterproef

doortrekken naar het eigendomsvoorbehoud. De bijzondere bescherming ten aanzien van

consumenten zal worden onderzocht, en zal uiteindelijk op dezelfde kritische manier worden

geanalyseerd.

AFDELING 4. OVERZICHT

12. Structuur - De inleiding is bedoeld om de lezer een duidelijke kijk te geven op de

ambities van deze masterproef. Vooreerst kwam een korte situering van de Pandwet aan bod,

gevolgd door een duidelijke omschrijving van ‘het consumentenpand’. De lezer beschikt

11 P. FRANCOIS, “De nieuwe Pandwet: enkele (praktische) beschouwingen vanuit het oogpunt van de bankier” in I. CLAEYS, Een kritische blik op zekerheden, prijsregulering en ontslag, Antwerpen, Intersentia, 2016, 47, nr. 9. 12 Zie supra nr. 6.

Page 11: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

11

hierdoor over voldoende bagage om het onderzoeksopzet van deze masterproef ten volste te

begrijpen. Dit overzicht geeft ten slotte weer wat verder nog aan bod komt.

Het eerste deel heeft betrekking op enkele krachtlijnen van de Pandwet (Deel 1). Het zijn

verschillende onderwerpen die strikt genomen niet behoren tot het consumentenpand. Toch

valt een bespreking van elk van deze onderwerpen te rechtvaardigen in het licht van deze

masterproef. Ze dragen stuk voor stuk bij tot een beter begrip van het consumentenpand en

het daarmee samenhangende onderzoeksopzet.

Vervolgens richten we onze pijlen op de kern van deze masterproef, het consumentenpand

(Deel 2). Dit tweede deel valt uiteen in twee luiken. Ten eerste verdient de notie ‘consument’

de nodige duiding (Afdeling 1). Pas daarna bekijken we de bijzondere bescherming die de

consument geniet doorheen de Pandwet (Afdeling 2). Hierbij zal elk artikel dat voorziet in

dergelijke bescherming afzonderlijk ontleed worden. Waar nodig wordt eveneens verwezen

naar de relevante oude bepalingen dienaangaande of de regels van het nieuwe gemeen

pandrecht, om de impact van de consumentenbescherming beter te begrijpen.

Het derde deel is nauw verwant met het consumentenpand. Het behandelt het

eigendomsvoorbehoud op een gelijkaardige manier (Deel 3). De specifieke voorzieningen

wanneer het eigendomsvoorbehoud wordt gesloten met een consument, worden ontleed.

In het vierde deel verlaten we de Pandwet om een kijkje te nemen naar de regels inzake het

hypothecair krediet (Deel 4). Het achterliggende doel hiervan is tweeledig: In eerste instantie

gaan we op zoek naar bepalingen die gelijkaardig zijn aan het consumentenpand. Zo wordt

het duidelijk of de wetgever doorheen verschillende wetten een consequente aanpak hanteert.

Dit zal echter niet steeds het geval zijn, de vraag is dan of een verschillende behandeling te

rechtvaardigen valt. Daarnaast kunnen de regels inzake het hypothecair krediet inspiratie

bieden om enkele onduidelijkheden in de Pandwet aan te vullen.

Tot slot worden de belangrijkste bevindingen samengevat in de conclusie.

Page 12: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

12

DEEL 1. ENKELE KRACHTLIJNEN VAN DE PANDWET

AFDELING 1. INLEIDING 13. Verschillende onderwerpen - Hierna komen vier uiteenlopende onderwerpen aan bod.

Ze behandelen enkele van de belangrijkste nieuwigheden die de Pandwet teweeg brengt. Ze

bieden de lezer een beter zicht op de omkadering van de nieuwe Pandwet. Eens dit kader

duidelijk geschetst is, komt in een volgende deel de bijzondere bescherming ten aanzien van

consumenten aan bod. Bij die bespreking wordt regelmatig teruggevallen op de basisprincipes

die hier behandeld worden.

14. Structuur - De volgende onderwerpen komen aan bod. Ten eerste de gelaagde

structuur waarin de Pandwet voorziet (Afdeling 2). Vervolgens de totstandkoming van de

pandovereenkomst, die in principe consensueel gebeurt (Afdeling 3). Daarna volgt een

bespreking van het pandregister (Afdeling 4). Ten slotte bespreken we de inwerkingtreding

van de Pandwet (Afdeling 5).

AFDELING 2. STRUCTUUR VAN DE PANDWET

15. Natuurlijke vindplaats - Alvorens elk artikel van de Pandwet dat geldt in de verhouding

tot pandgevers-consumenten afzonderlijk te ontleden, is het nuttig om eerst de achterliggende

structuur en de systematiek van de Pandwet te verduidelijken. De Pandwet is geïncorporeerd

in het Burgerlijk Wetboek. De verklaring hiervoor is terug te vinden in een van de doelstellingen

van de Pandwet, zijnde het in eer herstellen van het Burgerlijk Wetboek.13 Het is een poging

van de wetgever om de verkokering van het privaatrecht in te dijken.14

Door de incorporatie van de Pandwet brengt de wetgever een groot stuk van de rechtsregels

met betrekking tot zakelijke zekerheden op roerende goederen onder in het Burgerlijk

Wetboek.15 Het Burgerlijk Wetboek wordt beschouwd als natuurlijke vindplaats voor de regels

inzake zakelijke zekerheden.16

16. Titel XVII - De oude Titel XVII van Boek III van het Burgerlijk Wetboek, “Inpandgeving”,

omvattende de oude artikelen 2071 tot 2091, werd vervangen door een nieuwe Titel XVII

genaamd “Zakelijke zekerheden op roerende goederen”.17 Deze nieuwe titel XVII omvat de

13 Memorie van Toelichting, 10. 14 Over de problematiek in het algemeen: W. VAN GERVEN, “De verkokering van het privaatrecht”, TPR 1991, 1021-1023. 15 J. BAECK, “Achtergrond en krachtlijnen van de hervorming” in J. BAECK en M. KRUITHOF (eds.), Het nieuwe zekerheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2014, 8, nr. 12. 16 E. DIRIX, De hervorming van de roerende zakelijke zekerheden, Mechelen, Kluwer, 2013, 3, nr. 3. 17 Artikel 2 Wet 11 juli 2013.

Page 13: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

13

artikelen 1 tot 76 van de Pandwet.18 De wetgever heeft doelbewust voor een afzonderlijke

nummering gekozen. Dergelijke afzonderlijke nummering zorgt, gelet op de omvang van de

nieuwe titel XVII, voor meer duidelijkheid en biedt bovendien de mogelijkheid een parallellisme

te creëren met de bepalingen van Titel XVIII omtrent de voorrechten en hypotheken, waarmee

de bepalingen van de Pandwet nauw verbonden zijn.19

De nieuwe titel “Zakelijke zekerheden op roerende goederen” is verder opgedeeld in drie

hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk “Pand” bevat alle bepalingen met betrekking tot het

eigenlijke pandrecht. Logischerwijs ligt bij de bespreking van het consumentenpand de

klemtoon op dat hoofdstuk. Het is binnen dat hoofdstuk dat de regels inzake het

consumentenpand zich situeren. Daarnaast komt ook het tweede hoofdstuk,

“Eigendomsvoorbehoud”, summier aan bod in deze masterproef. Ook met betrekking tot het

eigendomsvoorbehoud voorziet de Pandwet namelijk in een afwijkend regime voor

consumenten. Hoofdstuk drie bespreekt het “Retentierecht”. Dit laatste hoofdstuk komt echter

niet aan bod bij de bespreking van deze masterproef.

17. Functionele benadering - Het valt op te merken dat de nieuwe Pandwet aldus drie zeer

verschillende figuren regelt. Dit strookt met de functionele benadering die de wetgever

hanteerde bij de totstandkoming van de Pandwet.20 Hoewel het pandrecht, het

eigendomsvoorbehoud en het retentierecht uiteenlopende figuren zijn, vervullen ze dezelfde

functie binnen het Belgisch stelsel van zekerheden. Ze geven de schuldeiser een bevoorrechte

positie op roerende goederen in het geval dat de schuldenaar nalaat zijn verbintenis uit te

voeren. Hierdoor verwerft de schuldeiser meer zekerheid op betaling.21 Omwille van deze

gemeenschappelijke functie worden deze drie figuren, ondanks hun conceptuele verschillen,

opgenomen in dezelfde titel “Zakelijke zekerheden op roerende goederen”.

18. Algemene afdeling - Het eerste hoofdstuk van de Pandwet is verder onderverdeeld in

afdelingen. De eerste afdeling bevat algemene bepalingen. Hier vindt men onder meer de

regels met betrekking tot het registerpand terug. Dat hoofdstuk kreeg echter het opschrift

‘algemeen’ omdat deze regels ook gelden voor het vuistpand, namelijk in de mate dat de

andere afdelingen er niet van afwijken én voor zover de regels uit de eerste afdeling bovendien

toegepast kunnen worden op het vuistpand.22 Om het vuistpand dus te volle te kunnen

18 W. DERIJCKE, “La réforme des sûretés réelles mobilières”, TBH 2013, (691) 695-696, nr. 10. 19 Memorie van Toelichting, 34. 20 Memorie van Toelichting, 10. 21 J. BAECK, “Achtergrond en krachtlijnen van de hervorming” in J. BAECK en M. KRUITHOF (eds.), Het nieuwe zekerheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2014, 8, nr. 12. 22 Memorie van Toelichting, 54.

Page 14: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

14

begrijpen, moet men zowel de algemene afdeling als de bepalingen met betrekking tot het

vuistpand zelf bekijken.

Voorts valt het op te merken dat de wet van 25 december 2016 het opschrift van afdeling zeven

heeft gewijzigd. Waar de oorspronkelijke wettekst sprak over “Tegenwerpelijkheid door

buitenbezitstelling van schuldvorderingen”, heeft de wetgever het opschrift veranderd naar

"Pandrecht op schuldvorderingen”.23 Die afdeling is namelijk ruimer dan enkel bepalingen

omtrent de tegenwerpelijkheid.24

19. Consumentenbescherming - De Pandwet voorziet niet in een afzonderlijke afdeling die

alle regels met betrekking tot consumenten bundelt. Hoewel deze masterproef poogt om deze

regels als een geheel aanschouwelijk te maken, staan de desbetreffende artikels ter

bescherming van de consument verspreid doorheen de Pandwet.

AFDELING 3. CONSENSUELE TOTSTANDKOMING

20. ‘Pas de gage sans dépossession’ afgeschaft - Veruit de belangrijkste en grootste

vernieuwing van het pandrecht situeert zich bij de totstandkoming van de pandovereenkomst.

Onder het oude recht werd de pandovereenkomst omschreven als een zakelijke

overeenkomst.25 De buitenbezitstelling van de verpande goederen was in het oude stelsel een

voorwaarde voor de geldige totstandkoming van een pandrecht.26 ‘Pas de gage sans

dépossession’, zo klonk het spreekwoord.27 Dit spreekwoord dateert reeds van

Napoleontische tijden, maar het leidt tot een economische inefficiëntie die anno 2017 nog

moeilijk te rechtvaardigen valt. Het vormde een van de belangrijkste struikelblokken van het

vroegere pandrecht.28 Het bracht onder andere met zich mee dat de pandgever het verpande

goed niet meer kon aanwenden om inkomsten te verwerven waarmee men de schuld kan

afbetalen.29

23 Artikel 26 Wet van 25 december 2016 houdende de wijziging van verscheidene bepalingen betreffende de zakelijke zekerheden op roerende goederen, BS 30 december 2016, 91.950; hierna: “Wet van 25 december 2016”. 24 Wetsontwerp houdende de wijziging van verscheidene bepalingen betreffende de zakelijke zekerheden op roerende goederen, Parl.St. Kamer 2016-17, 54K2138/001, 17. 25 E. DIRIX en R. DE CORTE, Zekerheidsrechten, Mechelen, Kluwer, 2006, 312-313, nr. 462; E. DIRIX, De hervorming van de roerende zakelijke zekerheden, Mechelen, Kluwer, 2013, 4, nr. 5. 26 Oud artikel 2076 BW. 27 Memorie van Toelichting, 7. 28 Memorie van Toelichting, 14. 29 Verslag namens de Commissie voor de Justitie uitgebracht door mevrouw C. VAN CAUTER bij het wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de zakelijke zekerheden op roerende goederen betreft, Parl.St. Kamer 2012-13, 53K2463/005, 5.; J. BAECK, “Het nieuwe pandrecht”, RW 2015-16, afl. 31, (1209) 1209, nr. 1.

Page 15: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

15

21. Buitenland - Nochtans leert een blik op enkele omliggende landen dat het ook anders

kan. De Franse Code Civil introduceerde het bezitloos pand bijvoorbeeld reeds in 2006 naar

aanleiding van een grondige hervorming van de zakelijke zekerheden.30 Hoewel de

buitenbezitstelling van de verpande goederen werd afgeschaft, kan men in Frankrijk toch nog

steeds niet spreken van een consensuele pandovereenkomst. De Franse wetgever voorziet in

de verplichting een geschrift op te stellen voor de totstandkoming van de pandovereenkomst.31

Het moderne Nederlandse Burgerlijk Wetboek gaat nog een stap verder. Nederland heeft een

bezitloos pand ingevoerd dat niet onderworpen is aan enige vorm van publiciteit.32

22. Consensualisme - De nieuwe Pandwet introduceert met artikel 2 echter ook in België

het principe van het bezitloos pand.33 In beginsel - voor zover de pandgever géén consument

is - is de buitenbezitstelling van een goed sindsdien niet meer vereist. Pandgever en

pandhouder kunnen voortaan een geldige pandovereenkomst sluiten zonder materiële afgifte

van het verpande goed. De pandovereenkomst wordt een consensuele overeenkomst, wat

betekent dat hij in de verhouding tussen de partijen onderling tot stand komt door een loutere

wilsovereenstemming.34 De nadruk ligt daarbij ook op het woord ‘overeenkomst’. Een

pandrecht kan nooit gevestigd worden door middel van een eenzijdige wilsuiting.35

De pandhouder en -gever kunnen er evenwel nog steeds voor opteren om het verpande goed

over te dragen aan de pandhouder. In dit geval geldt de materiële afgifte van het verpande

goed als negatieve publiciteit ten aanzien van derden. Men spreekt in dit verband ook wel over

het vuistpand of het pand met buitenbezitstelling, omdat het goed hier wel in het bezit van de

pandhouder wordt gegeven. Ook in deze context laat de wetgever het principe van de zakelijke

overeenkomst echter varen. Het vuistpand komt tussen de partijen geldig tot stand vanaf er

sprake is van wilsovereenstemming.36

23. Consument - Het consensualisme vervat in artikel 2 van de Pandwet geldt echter onder

voorbehoud van artikel 4, tweede lid Pandwet. Dit artikel voorziet in een afwijkend regime voor

de totstandkoming van een registerpand wanneer de pandgever een consument is. Als de

consument echter een vuistpand overeenkomst met zijn pandhouder, komt het pand wel tot

30 Artikel 2337 Franse Code Civil. 31 Artikel 2336 Franse Code Civil. 32 Memorie van Toelichting, 11. 33 Wetsontwerp van 24 oktober 2012 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de zakelijke zekerheden op roerende goederen betreft en tot opheffing van diverse bepalingen ter zake, Parl.St. Kamer 2012-13, nr. 53-2463/001, 15. 34 W. VAN GERVEN, Verbintenissenrecht, Leuven, Acco, 2015, 60; W. DERIJCKE, “La réforme des sûretés réelles mobilières”, TBH 2013, (691) 700, nr. 24; A.M. STRANART, “Le gage, contrat réel: une fiction”, JT 1976, (237) 237. 35 E. DIRIX, De hervorming van de roerende zakelijke zekerheden, Mechelen, Kluwer, 2013, 13, nr. 20. 36 Artikel 2 Pandwet.

Page 16: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

16

stand door hun loutere wilsovereenstemming. Een geschrift dient in dit geval slechts voor het

bewijs van het vuistpand.

AFDELING 4. PANDREGISTER

24. Inleiding - Het toekomstige pandregister is de hoeksteen van de nieuwe regeling inzake

het tegenstelbaar maken van zakelijke zekerheidsrechten in de vorm van pandrechten - en

facultatief ook eigendomsrechten - op roerende goederen.37 Het belang van dit nationaal

pandregister moet men beschouwen in het licht van het door de nieuwe Pandwet

geïntroduceerde bezitloos pand.38 Voortaan komt de pandovereenkomst in principe tot stand

door de loutere wilsovereenstemming tussen pandhouder en pandgever.39 De

tegenstelbaarheid van het pand veronderstelt daarentegen een bijkomende handeling.

Het klassieke vuistpand is tegenstelbaar aan derden vanaf het tijdstip van de

buitenbezitstelling.40 Deze buitenbezitstelling geldt dan als negatieve publiciteit. Om publiciteit

te verlenen aan een registerpand is er nood aan een nieuw publiciteitssysteem, met name een

pandregister.41 Voortaan verleent de registratie in het pandregister publiciteit aan het

vuistpand.42

25. Situering - De belangrijkste aspecten van dit nieuwe pandregister worden uitgewerkt in

afdeling twee van de Pandwet.43 Artikel 26, derde lid Pandwet bepaalt dat de Koning verdere

bepalingen kan uitvaardigen. Dit is tot op heden nog niet gebeurd.

26. Uitwerking - Het pandregister neemt de vorm aan van een geïnformatiseerd systeem

waarin de pandrechten elektronisch worden ingevoerd en dat online consulteerbaar is.44 De

oprichting en de bewaring van dit digitale register werd toevertrouwd aan de dienst

Hypotheken van de algemene administratie van de Patrimoniumdocumentatie van de federale

overheidsdienst Financiën.45 Het is echter niet zo dat de bewaarder tussenkomt bij elke

registratie van een pandrecht. Het systeem is in principe doof, stom en blind. Het is de

pandhouder zelf die instaat voor de registratie van zijn zekerheid.

37 Wetsontwerp houdende de wijziging van verscheidene bepalingen betreffende de zakelijke zekerheden op roerende goederen, Parl.St. Kamer 2016-17, 54K2138/001, 12. 38 W. DERIJCKE, “La réforme des sûretés réelles mobilières”, TBH 2013, (691) 704, nr. 48. 39 Zie supra nr. 22. 40 Artikel 39 Pandwet. 41 J. BAECK, “Het nieuwe pandrecht”, RW 2015-16, afl. 31, (1209) 1211, nr. 6. 42 Artikel 15, eerste lid Pandwet. 43 F. GEORGES, “La réforme des sûretés mobilières”, Rev.dr.ULg. 2013, (319) 336-337, nr. 23. 44 Memorie van Toelichting, 22. 45 Artikel 26, eerste lid Pandwet; E. DIRIX, De hervorming van de roerende zakelijke zekerheden, Mechelen, Kluwer, 2013, 26, nr. 49.

Page 17: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

17

Die benadering is nieuw voor ons land.46 Ze vindt haar oorsprong in aanbeveling 54 van de

UNCITRAL Legislative Guide on Secured Transactions en staat in fel contrast met de huidige

Belgische registratievoorschriften, die plots wel zeer ouderwets lijken. Nemen we de

hypothecaire inschrijving als voorbeeld. Die geschiedt op het hypotheekkantoor van het

arrondissement waar de met een hypotheek bezwaarde goederen zijn gelegen.47 Men kan zich

terecht afvragen of dergelijke tijdrovende en dure inschrijving nog strookt met de huidige

moderne tijden. Dezelfde vraag kan men zich stellen bij het pand op een handelszaak, dat

onder het huidige recht aan dezelfde formaliteiten moet voldoen.48 Die laatste regel zal echter

verdwijnen vanaf de inwerkingtreding van de nieuwe Pandwet, daar het handelspand voortaan

ook opgenomen zal worden in het pandregister.49

Met de nieuwe Pandwet kan de pandhouder van thuis uit, van op het werk of van eender waar

voorzien in de registratie van zijn pandrecht. De Pandwet voorziet in een centraal pandregister

voor het hele land. Een geïnformatiseerd systeem heeft daarnaast als voordeel dat de

pandhouder niet langer gebonden is aan openingsuren. Het systeem staat 24 op 24, 7 op 7

klaar voor gebruik.

27. Registratie door de pandhouder - De pandhouder behoeft geen medewerking van de

pandgever om tot registratie over te gaan. Hij is hiertoe gemachtigd krachtens de

pandovereenkomst zelf.50 De registratie gebeurt elektronisch door de invoering van een aantal

gegevens zoals de identiteit van de partijen, de omschrijving van de bezwaarde goederen en

het maximaal bedrag van gewaarborgde schuldvorderingen.51

Een systeem van registratie kan slechts ten volle functioneren indien het berust op

betrouwbare informatie. Om tegemoet te komen aan het risico op onzorgvuldige registraties,

berust de aansprakelijkheid dienaangaande bij de pandhouder.52 Daarnaast bepaalt artikel 15

Pandwet dat een onjuiste identificatie van de pandgever of de pandhouder elk gevolg aan de

registratie ontneemt.

46 Memorie van Toelichting, 22. 47 Artikel 82, eerste lid Hyp.W. 48 Artikel 4 Wet 25 oktober 1919 betreffende het in pand geven van de handelszaak, het disconto en het in pand geven van de factuur, alsmede de aanvaarding en de keuring van de rechtstreeks voor het verbruik gedane leveringen, BS 5 november 1919, 888.888; J. CATTARUZZA, “Les grandes axes de la réforme des suretés mobilières”, BFR 2013, afl. 4, (183) 188. 49 Memorie van Toelichting, 22. 50 Memorie van Toelichting, 22-23. 51 Memorie van Toelichting, 23. 52 Artikel 29, tweede lid Pandwet.

Page 18: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

18

28. Rang - Het doel van het pandregister bestaat erin derden op een objectieve wijze te

informeren over het bestaan van een pandrecht.53 Op basis van de prior tempore-regel worden

daarnaast mogelijke rangconflicten vermeden. De pandhouder die zijn pandovereenkomst als

eerste registreert, gaat voor op latere pandhouders met eenzelfde recht op hetzelfde goed.

Deze regel blijft gelden wanneer andere pandhouders hun zekerheid verkrijgen door middel

van buitenbezitstelling.54 De vraag is dan of de eerste pandhouder zijn pandrecht registreerde

vooraleer de tweede pandhouder in bezit werd gesteld. Indien hij het pas later registreerde zal

hij zijn registerpand, hoewel rechtsgeldig tot stand gekomen, niet kunnen tegenwerpen aan de

tweede pandhouder.

29. Termijn - De registratie vervalt na een termijn van tien jaar.55 Deze termijn is echter

hernieuwbaar voor een periode van tien jaar. Indien de hernieuwing geschiedt voorafgaand

aan het verstrijken van de eerste termijn, zal de pandhouder zijn rang behouden.

30. Raadplegen - Aanvankelijk voorzag de Pandwet in een beperkte toegang tot het

pandregister. Dit lijkt op het eerste gezicht behoorlijk contradictorisch. Het pandrecht is aan

eenieder tegenwerpelijk, maar niet iedereen kan de registers raadplegen. Slechts bepaalde

categorieën van personen kregen oorspronkelijk toegang tot het register.

De reparatiewet van 25 december 2016 wijzigt deze bepaling drastisch. Voortaan bepaalt

artikel 34, eerste lid Pandwet dat eenieder toegang heeft tot het pandregister. Door de toegang

tot het pandregister open te stellen voor iedereen poogt de wetgever te voorzien in een

adequaat alternatief voor de klassieke tegenwerpelijkheid door buitenbezitstelling.56 Daar de

buitenbezitstelling jegens iedereen werkt, dient ook het pandregister voor iedereen

toegankelijk te zijn.57 De voorbereide werken bij deze reparatiewet zijn resoluut.

Toegankelijkheid voor iedereen is een absolute voorwaarde om publiciteit te verlenen aan een

zekerheid.

31. Retributie - Raadpleging van het pandregister is gratis voor de pandgever en voor

bepaalde categorieën van personen die nader door de Koning bij Koninklijk Besluit

53 Memorie van Toelichting, 22. 54 Artikel 57, tweede lid Pandwet. 55 Artikel 35, eerste lid Pandwet. 56 Wetsontwerp houdende de wijziging van verscheidene bepalingen betreffende de zakelijke zekerheden op roerende goederen, Parl.St. Kamer 2016-17, 54K2138/001, 12. 57 Wetsontwerp houdende de wijziging van verscheidene bepalingen betreffende de zakelijke zekerheden op roerende goederen, Parl.St. Kamer 2016-17, 54K2138/001, 13.

Page 19: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

19

omschreven moeten worden.58 Iedere andere persoon zal slechts toegang krijgen mits

voorafgaandelijk een retributie te betalen.59

Het bedrag van die retributie wordt eveneens bij Koninklijk Besluit bepaald. Bij voorkeur wordt

dit bedrag zo laag mogelijk gehouden om de kredietverstrekking niet al te veel te belemmeren.

Daar kredietbevordering een van de grootste streefdoelen van de Pandwet is, moet men er

zich van behoeden deze doelstelling te ondermijnen.60

Dit zou geen probleem mogen stellen, daar een retributie in beginsel slechts een louter

vergoedend karakter heeft.61 Toch haalt de wetgever in haar voorbereidende werken aan dat

dergelijke retributies aanleiding kunnen geven tot opbrengsten voor de overheid.62 Dit kan

uiteraard niet de bedoeling zijn van een retributie. Het behoeft de voorkeur om te voorzien in

een retributie die louter kostendekkend werkt. Deze zienswijze vindt men eveneens terug in

aanbeveling 54 (i) UNCITRAL Legislative Guide on Secured Transactions dat stelt dat “Fees

for registration and for searching, if any, are set at a level no higher than necessary to permit

cost recovery”.

32. Geschillen - Wanneer geschillen zouden rijzen die betrekking hebben op het

pandregister, kan iedere belanghebbende zich wenden tot de beslagrechter.63

AFDELING 5. INWERKINGTREDING

33. Oorspronkelijke inwerkingtreding - De Pandwet laat reeds enige tijd op zich wachten.

Oorspronkelijk voorzag de Pandwet dat de inwerkingtreding plaats zou vinden uiterlijk op 1

december 2014.64 Dit veronderstelde evenwel dat het nationaal pandregister reeds op punt

stond. Het bezitloos pand, de belangrijkste vernieuwing van de Pandwet, berust op een

optimale werking van dit register.65 Een bezitloos pand is slechts tegenstelbaar aan derden

vanaf de registratie van het pandrecht. Helaas leverde de ontwikkeling van dit register de

nodige vertraging op.66

58 Artikel 28, tweede lid Pandwet. 59 Artikel 28, eerste lid Pandwet. 60 Memorie van Toelichting, 48. 61 GwH 23 juni 2011, nr. 115/2011; J. BAECK, “Het nieuwe pandrecht”, RW 2015-16, afl. 31, (1209) 1212, nr. 8. 62 Wetsontwerp houdende de wijziging van verscheidene bepalingen betreffende de zakelijke zekerheden op roerende goederen, Parl.St. Kamer 2016-17, 54K2138/001, 14. 63 Artikel 1395, derde lid Ger.W.; Memorie van Toelichting, 76-77. 64 Artikel 109 Pandwet. 65 J. CALLEBAUT, “Uitstel van de inwerkingtreding van het nieuwe pandrecht”, NNK 2015, afl. 1, (14) 14, nr. 4. 66 Verslag namens de Commissie voor de Justitie uitgebracht door mevrouw S. SMEYERS bij het wetsvoorstel tot wijziging van de datum van inwerkingtreding van de wet 11 juli 2013 tot wijziging van

Page 20: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

20

De Pandwet reeds in werking laten treden op 1 december 2014 zou er bijgevolg toe leiden dat

een groot deel van de pandrechten onmogelijk tegenstelbaar zouden zijn aan derden.67

34. Uitstel van inwerkingtreding - Op de valreep voorzag de wet van 26 november 201468

daarom in een uitstel van de Pandwet tot uiterlijk 1 januari 2017.69

35. Tweede uitstel van inwerkingtreding - Laatstgenoemde datum leek echter al te

optimistisch: verdere vertragingen bij de ontwikkeling van het nationaal pandregister noopten

de wetgever ertoe de Pandwet voor een tweede maal uit te stellen.70 Dit gebeurde met de

reparatiewet van 25 december 2016. Die wet, die zelf in werking zal treden op dezelfde datum

als de Pandwet,71 bepaalt de nieuwe datum van inwerkingtreding op uiterlijk 1 januari 2018.72

het Burgerlijk Wetboek wat de zakelijke zekerheden op roerende goederen betreft en tot opheffing van diverse bepalingen terzake, Parl.St. Kamer 2014-15, 54K565/003, 5. 67 Verslag namens de Commissie voor de Justitie uitgebracht door mevrouw S. SMEYERS bij het wetsvoorstel tot wijziging van de datum van inwerkingtreding van de wet 11 juli 2013 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de zakelijke zekerheden op roerende goederen betreft en tot opheffing van diverse bepalingen terzake, Parl.St. Kamer 2014-15, 54K565/003, 3. 68 Wet van 26 november 2014 tot wijziging van de datum van inwerkingtreding van de wet van 11 juli 2013 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de zakelijke zekerheden op roerende goederen betreft en tot opheffing van diverse bepalingen ter zake, BS 1 december 2014, 93.115. 69 Artikel 2 wet 26 november 2014; X., “Bezitloos pand uitgesteld”, Juristenkrant 2014, afl. 300, (2) 2. Wetsontwerp houdende de wijziging van verscheidene bepalingen betreffende de zakelijke zekerheden op roerende goederen, Parl.St. Kamer 2016-17, 54K2138/001, 4; H. GORET, “Bezitloos pand”, Notariaat 2017, afl. 5, (11) 11. 71 Artikel 70 Wet 25 december 2016. 72 Artikel 36 Wet 25 december 2016.

Page 21: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

21

DEEL 2. HET CONSUMENTENPAND

AFDELING 1. CONSUMENT

Hoofdstuk 1. Inleiding

36. Toepassingsgebied ratione personae - Eerst en vooral dringt een bespreking van het

begrip consument zich op. Dit begrip vormt immers het fundament van het nieuwe

consumentenpand. Het bepaalt het toepassingsgebied ratione personae. Pas na dit begrip

aan een grondige analyse te hebben onderworpen, komen de inhoudelijke aspecten van het

consumentenpand aan bod in een volgende afdeling (Afdeling 2).

37. Structuur - Deze afdeling valt uiteen in vijf hoofdstukken. Na deze korte inleiding

behandelen we vervolgens waarom men voor de definitie van een consument niet mag

terugvallen op de huidige tekst van de Pandwet (Hoofdstuk 2). De Pandwet verwijst

dienaangaande foutief naar de intussen reeds opgeheven WMPC.73 De reparatiewet van 25

december 2016 - die in werking zal treden op dezelfde datum als de Pandwet74 - maakt komaf

met deze verwijzing naar de WMPC. Daarna bekijken we wat er precies aan de hand was met

het consumentenbegrip uit de WMPC (Hoofdstuk 3). Een volgende hoofdstuk handelt over de

opheffing van deze wet (Hoofdstuk 4). Als laatste wordt uiteindelijk artikel I.1, 2° van het

Wetboek Economisch Recht aan een grondig onderzoek onderworpen (Hoofdstuk 5). Dit

artikel zal de afbakening van het begrip ‘consument’ bepalen vanaf de inwerkingtreding van

de Pandwet.

Hoofdstuk 2. Een valse start

38. Reparatiewet - In haar korte bestaan heeft de Pandwet reeds een belangrijke wijziging

van het consumentenbegrip doorgemaakt. De oorspronkelijke artikels van de Pandwet

verwezen dienaangaande naar “een consument in de zin van artikel 2, 3°, van de wet van 6

april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming”. Dit artikel beschrijft een

consument als “iedere natuurlijk persoon die, uitsluitend voor niet-beroepsmatige doeleinden,

op de markt gebrachte producten verwerft en gebruikt”.

Nog voor de Pandwet ooit in werking is getreden, kwam de wetgever al met een reparatiewet

op de proppen die aan deze definitie sleutelde. Met de wet van 25 december 2016 schrapt

men alle verwijzingen naar het consumentenbegrip zoals gehanteerd in de WMPC en vervangt

men deze door telkens te verwijzen naar een consument "in de zin van artikel I.1, 2°, van boek

I van het Wetboek van economisch recht”. Dat artikel omschrijft de consument als “iedere

73 Wet 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming, BS 12 april 2010, 20.803; hierna: “WMPC”. 74 Zie supra nr. 35.

Page 22: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

22

natuurlijke persoon die handelt voor doeleinden die buiten zijn handels-, bedrijfs-, ambachts-

of beroepsactiviteit vallen”.

De reparatiewet treedt in werking op de dag van inwerkingtreding van de Pandwet,75 waardoor

de oude definitie uit de WMPC in de praktijk nooit zal worden toegepast met betrekking tot de

nieuwe Pandwet. Dit kan men zeker en vast beschouwen als een goede zaak. De oude

verwijzing naar de WMPC werd binnen de rechtsleer namelijk beschouwd als een van de

grootste pijnpunten van het oorspronkelijke consumentenpand.76 Omdat menig auteur de pen

liet vloeien over dit onderwerp, wordt de geuite kritiek aangaande de WMPC hieronder toch

nog kort besproken.

Hoofdstuk 3. WMPC, waar wringt het schoentje?

39. Restrictief - Ten eerste was de definitie van een consument in de WMPC zeer restrictief

geformuleerd.77 Vooral het woord ‘uitsluitend’ maakte de definitie dermate restrictief dat ze niet

te verenigen viel met het Europese recht. Van zodra er enig beroepsmatig doel werd

nagestreefd, was de betreffende natuurlijke persoon geen consument meer onder de WMPC.

De Europese Richtlijn Consumentenrechten78 daarentegen beschrijft de consument als volgt:

“iedere natuurlijke persoon die bij onder deze richtlijn vallende overeenkomsten handelt voor

doeleinden die buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit vallen”.79 Deze bepaling is niet alleen

minder restrictief geformuleerd, maar bovendien voorziet de Richtlijn uitdrukkelijk in haar

overwegingen dat “wanneer een overeenkomst wordt gesloten voor doeleinden die deels

binnen en deels buiten de handelsactiviteit van een persoon liggen en het handelsoogmerk zo

beperkt is dat het binnen de globale context van de overeenkomst niet overheerst, die persoon

ook als consument dient te worden aangemerkt”.80 Geen twijfel mogelijk dus dat deze definitie

gevoelig ruimer is wanneer men ze vergelijkt met de inmiddels opgeheven WMPC. Ook andere

75 Zie supra nr. 35. 76 R. STEENNOT, “De algemene regeling van het pand” in J. BAECK en M. KRUITHOF (eds.), Het nieuwe zekerheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2014, 30, nr. 5; T. BAES, “Boek VI WER – Marktpraktijken en consumentenbescherming: streven naar een maximaal behoud van de WMPC” TBH 2014, afl. 8, (757) 766-767, nr. 37. 77 R. STEENNOT en E. TERRYN, “Bescherming van de consument in het handelsrecht” in ORDE VAN ADVOCATEN TE KORTRIJK, Recente ontwikkelingen en topics van het handelsrecht, Brussel, Larcier, 2010, 92; E. TERRYN, “Richtlijn 2011/83/EU betreffende consumentenrechten – Nieuwe regels op komst voor de directe verkoop”, RW 2012‐ 2013, (922) 924, nr. 6; R. STEENNOT, C. BIQUET-MATHIEU en J. LOLY, “Het herroepingsrecht: het voorstel van Richtlijn betreffende consumentenrechten en haar impact op de Belgische wetgeving”, DCCR 2009, afl. 84-85, (81) 84, nr. 6. 78 Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG en van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad, Pb.L. 22 november 2011, afl. 304, 64-88; hierna: “Richtlijn Consumentenrechten”. 79 Artikel 2 (1) Richtlijn Consumentenrechten. 80 Overweging 17 Richtlijn Consumentenrechten.

Page 23: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

23

Europese richtlijnen die niet in de Richtlijn Consumentenrechten zijn opgenomen, maar die

eveneens de bescherming van de consument nastreven, geven eenzelfde invulling aan het

consumentenbegrip.81

Daar de Richtlijn Consumentenrechten voorziet in een volledige (of maximale) harmonisatie,

schond de Belgische wetgever het Europese recht met de beperkte definitie van een

consument in de WMPC.82

40. Verwerven en gebruiken - Naast voornoemde restrictieve formulering, brachten de

bewoordingen van artikel 2, 3° WMPC nog een tweede heikel punt met zich mee. Dit situeerde

zich meer bepaald in de specifieke context van het pand. De definitie van een consument bleek

namelijk moeilijk toepasbaar op een pandovereenkomst. Het artikel 2, 3° WMPC spreekt over

iemand die “… producten verwerft en gebruikt”. Bij het sluiten van een pandovereenkomst

verwerft noch gebruikt de pandgever echter een goed.83 Hij geeft slechts een goed in pand als

zekerheid.

In deze context moet men twee situaties onderscheiden. Enerzijds kan de schuldenaar zelf

een goed in pand geven. Dit gebeurt in het gros van de gevallen wanneer partijen een

pandovereenkomst sluiten. Men zou in deze constellatie kunnen argumenteren dat, omwille

van de nauwe band die bestaat tussen de pandovereenkomst en de gewaarborgde

schuldvordering, de pandovereenkomst en de gewaarborgde overeenkomst voor de invulling

van het consumentenbegrip als een eenheid moeten worden beschouwd.84 Zo zou men

eventueel kunnen stellen dat de pandgever op grond van de gewaarborgde schuldvorderingen

goederen verwerft.

Anderzijds, wanneer een derde goederen in pand geeft, bestaat deze eenheid tussen de

pandovereenkomst en de gewaarborgde overeenkomst hoegenaamd niet. Een zakelijke borg

zou onder de WMPC nooit als consument beschouwd kunnen worden. Dit kan nooit de

bedoeling van de wetgever zijn geweest.85

81 Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, Pb.L. 21 april 1993, afl. 95, 25-34; Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen, Pb.L. 7 juli 1999, afl. 171, 12-16. 82 R. STEENNOT en E. TERRYN, “De nieuwe bepalingen uit Boek VI van het Wetboek Economisch Recht: een eerste commentaar”, DCCR 2014, afl. 104, (3) 4-5, nr. 5. 83 R. STEENNOT, “De algemene regeling van het pand” in J. BAECK en M. KRUITHOF (eds.), Het nieuwe zekerheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2014, 30, nr. 5; Brussel 12 november 2003, JT 2004, afl. 9, 185-186 (met betrekking tot een borg). 84 R. STEENNOT, “De algemene regeling van het pand” in J. BAECK en M. KRUITHOF (eds.), Het nieuwe zekerheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2014, 30, nr. 5. 85 R. STEENNOT, “De algemene regeling van het pand” in J. BAECK en M. KRUITHOF (eds.), Het nieuwe zekerheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2014, 30, nr. 5.

Page 24: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

24

Hoofdstuk 4. Opheffing WMPC

41. Opheffing - Sinds de inwerkingtreding van Boek VI van het Wetboek Economisch Recht

is de WMPC opgeheven.86 Elke verwijzing naar de WMPC wordt sindsdien gelezen als een

verwijzing naar het Wetboek Economisch Recht.87 De bepalingen van eerstgenoemde wet zijn

grotendeels letterlijk overgenomen in Boek VI van het WER.88 Zoals hierboven reeds vermeld,

heeft de wetgever echter wel ingegrepen in de definitie van een consument.

Hoofdstuk 5. Artikel I.1, 2° van het Wetboek Economisch Recht ontleed

42. Omschrijving - Een omschrijving van het begrip consument vindt men sindsdien in

artikel I.1, 2° van het Wetboek Economisch Recht. Dit artikel omschrijft de consument als

“iedere natuurlijke persoon die handelt voor doeleinden die buiten zijn handels-, bedrijfs-,

ambachts- of beroepsactiviteit vallen”.

43. Europese roots - In tegenstelling tot de vroegere definitie in de WMPC, ontleent deze

bepaling de omschrijving van een consument uit de Europese Richtlijn Consumentenrechten.89

Ze is bijgevolg in overeenstemming met de Europese definitie van een consument90 en leent

zich tot een richtlijnconforme interpretatie. Dat betekent ook dat de rechtspraak van het Hof

van Justitie in rekening moet worden gebracht bij de afbakening van het consumentenbegrip

uit het WER.91

44. Gemengd gebruik - De definitie van een consument in het WER schrapt het woord

‘uitsluitend’.92

86 Artikel 8 Wet 21 december 2013 houdende invoeging van boek VI "Marktpraktijken en consumentenbescherming" in het Wetboek van economisch recht en houdende invoeging van de definities eigen aan boek VI, en van de rechtshandhavingsbepalingen eigen aan boek VI, in de boeken I en XV van het Wetboek van economisch recht, BS 30 december 2013, 103.506. 87 Hierna: “WER”. 88 Samenvatting bij wetsontwerp houdende invoeging van boek VI “Marktpraktijken en consumentenbescherming” in het Wetboek van economisch recht en houdende invoeging van de definities eigen aan boek VI, en van de rechtshandhavingsbepalingen eigen aan boek VI, in de boeken I en XV van het Wetboek van economisch recht, Parl.St. Kamer 2012-13, 53K3018/001, 3.; T. BAES, “Boek VI WER – Marktpraktijken en consumentenbescherming: streven naar een maximaal behoud van de WMPC” TBH 2014, afl. 8, (757) 766, nr. 35. 89 Memorie van Toelichting bij Wetsontwerp houdende invoeging van titel 1 "Algemene definities" in boek I "Definities" van het Wetboek van economisch recht, Parl.St. Kamer 2012-13, 53K2836/001, 6. 90 Memorie van Toelichting bij Wetsontwerp houdende invoeging van titel 1 "Algemene definities" in boek I "Definities" van het Wetboek van economisch recht, Parl.St. Kamer, 2012‐2013, 53K2836/001, 5.; T. BAES, “Boek VI WER – Marktpraktijken en consumentenbescherming: streven naar een maximaal behoud van de WMPC” TBH 2014, afl. 8, (757) 767, nr. 38. 91 S. GEIREGAT, “Iedereen consument?”, TBH 2016, afl. 2, (159) 163-164, nr. 28. 92 G. STRAETMANS, “Onderneming, vrij beroep en consument” in G. STRAETMANS en R. STEENNOT (eds.), Wetboek Economisch Recht en de bescherming van de consument, Antwerpen, Intersentia, 2015, 49, nr. 93; R. STEENNOT en E. TERRYN, “De nieuwe bepalingen uit Boek VI van het Wetboek Economisch Recht: een eerste commentaar”, DCCR 2014, afl. 104, (3) 4, nr. 5.

Page 25: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

25

De vraag blijft echter of dit betekent dat een gemengd gebruik - deels privé, deels

beroepsmatig - voortaan toegelaten is. Bij een letterlijke lezing van artikel I.1, 2° WER zou men

kunnen argumenteren dat een consument nog steeds enkel voor privédoeleinden mag

handelen.93 Wanneer men er echter de voorbereidende werken bij het WER op naslaat,94 blijkt

dit niet de bedoeling van de wetgever te zijn. Volgens de interpretatie van de wetgever is het

WER niet langer onverbiddelijk voor personen die hoofdzakelijk, maar niet uitsluitend,

handelen voor privédoeleinden. In welke mate de beroepsactiviteit van een natuurlijke persoon

dan precies onder het consumentenbegrip kan vallen, is echter moeilijk te objectiveren.

Men neemt over het algemeen aan dat een beperkte beroepsactiviteit mogelijk is, voor zover

deze activiteit zo beperkt is dat ze binnen de globale context van de overeenkomst niet

overheerst. Dit is de zienswijze van zowel de wetgever in de memorie van toelichting,95 als

van de Richtlijn Consumentenrechten in haar overwegingen96 en wordt dan ook aanvaard

binnen de rechtsleer.97 Als consument wordt bijvoorbeeld aangemerkt, de handelaar die een

kledingstuk koopt, dat hij zowel in zijn privéleven als in zijn beroepsleven draagt.98

45. Verwerven of gebruiken - Daarnaast is het onder de definitie van een consument in het

WER niet langer vereist dat men producten verwerft of gebruikt. Zoals hierboven reeds

vermeld,99 was de vereiste van ‘verwerven of gebruiken van producten’ onder de WMPC

problematisch in de context van een pandovereenkomst. De pandgever verbindt er zich

namelijk uitsluitend toe om een prestatie te leveren. Door die zinssnede te schrappen, is ook

deze hindernis verholpen in artikel I,1, 2° WER. Het laat toe een pandgever - al dan niet een

derde-pandgever - als consument te beschouwen.100

46. Natuurlijke persoon - Verder valt het op te merken dat de definitie van een consument

in artikel I.1, 2° WER spreekt over ‘iedere natuurlijke persoon …’. Enkel natuurlijke personen

93 R. STEENNOT, “Gemengde kredietovereenkomsten kunnen onder wet consumentenkrediet ressorteren”, BFR 2014, Afl. 6, (325) 326. 94 Memorie van Toelichting bij Wetsontwerp houdende invoeging van titel 1 "Algemene definities" in boek I "Definities" van het Wetboek van economisch recht, Parl.St. Kamer 2012-13, 53K2836/001, 6. 95 Memorie van Toelichting bij Wetsontwerp houdende invoeging van titel 1 "Algemene definities" in boek I "Definities" van het Wetboek van economisch recht, Parl.St. Kamer 2012-13, 53K2836/001, 6. 96 Overweging 17 Richtlijn Consumentenrechten. 97 R. STEENNOT, “Gemengde kredietovereenkomsten kunnen onder wet consumentenkrediet ressorteren”, BFR 2014, Afl. 6, (325) 326. 98 Memorie van Toelichting bij Wetsontwerp houdende invoeging van titel 1 "Algemene definities" in boek I "Definities" van het Wetboek van economisch recht, Parl.St. Kamer 2012-13, 53K2836/001, 6. 99 Zie supra nr. 40. 100 G. STRAETMANS, G., “Onderneming, vrij beroep en consument” in G. STRAETMANS en R. STEENNOT (eds.), Wetboek Economisch Recht en de bescherming van de consument, Antwerpen, Intersentia, 2015, 51, nr. 97; R. STEENNOT en E. TERRYN, “De nieuwe bepalingen uit Boek VI van het Wetboek economisch recht: een eerste commentaar”, DCCR 2014, Afl. 104, (3) 4-5, nr. 5.

Page 26: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

26

kunnen genieten van de bijzondere bescherming die het consumentenpand biedt. Een

rechtspersoon kan nooit als consument worden beschouwd.101 Ook een vzw is een

rechtspersoon en wordt dus uitgesloten als consument. Dit is niets nieuws in vergelijking met

de vroegere WMPC.102

47. Pandgever-consument - Wat opvallend is, is de keuze van de wetgever om inzake de

nieuwe Pandwet een regime van consumentenbescherming uit te werken dat toepassing vindt

bij een pandgever-consument, ongeacht de hoedanigheid van haar tegenpartij.

Traditioneel worden bijzondere regels die strekken tot de bescherming van de consument

beperkt tot overeenkomsten die worden gesloten met ondernemingen. De achterliggende

bedoeling is om de zwakkere consument te beschermen tegen machtige ondernemingen. De

Pandwet biedt daarentegen ook bescherming in de verhouding van consument tot consument.

De hoedanigheid van de pandhouder is met andere woorden irrelevant, deze moet niet binnen

zijn beroepsactiviteit handelen.103

48. Bestemmingscriterium - Vervolgens stelt zich de vraag welke activiteiten binnen de

handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit van een natuurlijke persoon vallen en welke

activiteiten erbuiten vallen.

Deze vraag kan beantwoord worden aan de hand van twee mogelijke criteria. Men

onderscheidt enerzijds het specialisatiecriterium en anderzijds het bestemmingscriterium. Het

specialisatiecriterium stelt de aan- of afwezigheid van expertise over een welbepaald

onderwerp in hoofde van een persoon centraal om uit te maken of iemand al dan niet als

consument aangemerkt wordt. Aldus is er geen sprake van een consument als de

overeenkomst een materie betreft die tot het technische kennisveld van de betrokken partij

behoort.104

Het bestemmingscriterium laat de kennis en kunde van de persoon buiten beschouwing. Het

is enkel van belang welke doeleinden deze persoon in kwestie nastreeft. Zijn dat

privédoeleinden, dan spreekt men van een consument. De persoon die voor

beroepsdoeleinden handelt, is volgens het bestemmingscriterium geen consument.

101 G. STRAETMANS, G., “Onderneming, vrij beroep en consument” in G. STRAETMANS en R. STEENNOT (eds.), Wetboek Economisch Recht en de bescherming van de consument, Antwerpen, Intersentia, 2015, 53, nr. 99. 102 R. STEENNOT, “De algemene regeling van het pand” in J. BAECK en M. KRUITHOF (eds.), Het nieuwe zekerheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2014, 31, nr. 6. 103 R. STEENNOT, “De algemene regeling van het pand” in J. BAECK en M. KRUITHOF (eds.), Het nieuwe zekerheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2014, 32, nr. 8. 104 S. GEIREGAT, “Iedereen consument”, TBH 2016, afl. 2, (159) 164, nr. 29.

Page 27: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

27

Bij toepassing van het WER hanteert men, net zoals het geval was onder de WMPC, het

bestemmingscriterium.105 Zowel op nationaal als Europees niveau geldt het

bestemmingscriterium als afbakening tussen activiteiten die binnen dan wel buiten de

beroepsactiviteit vallen.106 Dit bevestigde het Hof van Justitie recent nog in het arrest

Costea.107

49. Illustratie - Stel dat een advocaat, wiens expertise op het vlak van informatica zeer

beperkt is, een laptop aankoopt in het kader van zijn beroepsactiviteit. Volgens het

specialisatiecriterium is deze advocaat een consument, maar volgens het

bestemmingscriterium niet. Hij wendt de laptop namelijk aan in het kader van zijn

beroepswerkzaamheid.

50. Toepassing op de Pandwet - Hoe ziet de toepassing van het bestemmingscriterium bij

de inpandgeving eruit in de praktijk? De pandgever vestigt een pandrecht op eender welk goed

dat hij bezit tot zekerheid van zijn schuld. Dit kan bijvoorbeeld het goed zijn dat de pandgever

wenst te verkrijgen door het sluiten van een zekerheid. Het verworven product en het in pand

gegeven product zijn dan een en hetzelfde. De toepassing van het bestemmingscriterium in

deze constellatie is eenvoudig. Zodra het goed hoofdzakelijk is bestemd voor de uitoefening

van een beroepsactiviteit, verliest de pandgever de hoedanigheid van consument.108

Moeilijker wordt het wanneer men een goed verwerft dat hoofdzakelijk bestemd is voor

beroepsdoeleinden en men hiervoor een pand vestigt op goederen die hij enkel voor

privédoeleinden gebruikt. Afhankelijk van het goed waarop men het bestemmingscriterium

toepast, zal men al dan niet als consument worden beschouwd.

Dit zal bijgevolg bepalen of de persoon in kwestie al dan niet de bijzondere bescherming van

de Pandwet geniet. Dezelfde constellatie kan zich voordoen wanneer de pandgever een derde

is. Deze derde geeft een goed in pand tot zekerheid van de schuld die de schuldenaar heeft

op de schuldeiser-pandhouder. Als het goed dat in pand wordt gegeven een andere

bestemming heeft dan de gewaarborgde schuld, welke bestemming is doorslaggevend? De

wet bepaalt hieromtrent niets. De rechtspraak van het Hof van Justitie dienaangaande is niet

105 R. STEENNOT, “De algemene regeling van het pand” in J. BAECK en M. KRUITHOF (eds.), Het nieuwe zekerheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2014, 31, nr. 7. 106 J. VANNEROM, Consumentenbescherming bij de uitvoering en herziening van kredietovereenkomsten, Antwerpen, Intersentia, 2015, 80-81, nr. 74. 107 HvJ C-110/14, Horatiu Ividiu Costea tegen SC Volksbank România SA, Jur. 2015, I. 108 R. STEENNOT, “De algemene regeling van het pand” in J. BAECK en M. KRUITHOF (eds.), Het nieuwe zekerheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2014, 31, nr. 7.

Page 28: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

28

bindend voor de Pandwet, daar de Pandwet geen Europese oorsprong kent. Het is een stikt

Belgisch initiatief.109

STEENNOT meent dat de bestemming van de bezwaarde goederen doorslaggevend is. De

pandgever die privé-goederen in pand geeft , is duidelijk een zwakkere partij die, ongeacht het

karakter van de gewaarborgde schuld, een additionele bescherming verdient.110 Van zodra de

pandgever privé goederen aanwendt, zullen de regels inzake het consumentenpand

toepassing vinden.

Omdat de pandgever zijn bescherming als consument dus nooit verliest, lijkt deze uitkomst het

meest wenselijk. Er dient een duidelijke abstractie te worden gemaakt van het karakter van de

gewaarborgde schuld.

In de Uncitral Legislative Guide on Secured Transactions hanteert men hetzelfde criterium.111

Daarin worden “consumer goods” omschreven als “goods that a grantor uses or intends to use

for personal, family or household purposes”. Ook in artikel IX.-7:107 DCFR112 komt dezelfde

gedachtegang tot uiting. Dat artikel vereist dat ten minste tien dagen voorafgaand aan de

uitwinning aan de pandgever-consument een kennisgeving wordt verzonden, doch tevens aan

de schuldenaar indien deze ook een consument is.113 Ongeacht de gewaarborgde schuld voor

privé of beroepsdoeleinden geldt, wordt de pandgever-consument dus steeds in kennis

gesteld.

51. Aanknopingspunt - Ten laatste dient de aandacht gevestigd te worden op het feit dat

het aanknopingspunt om het onderscheid te maken tussen een consumenten- en een niet-

consumentenpand anders is dan het aanknopingspunt voor het onderscheid tussen een

burgerlijk en een handelspand.114 Voortaan is de hoedanigheid van de pandverstrekker

doorslaggevend. Dit is in tegenstelling tot vroeger, waar het onderscheid tussen een burgerlijk

en een handelspand werd gemaakt aan de hand van de aard van de gewaarborgde

hoofdverbintenis.

109 R. STEENNOT, “De bescherming van de consument bij pandovereenkomsten” in Financial Law Institute Working Paper Series, WP 2013-03, 7, nr. 10, voetnoot 16. 110 R. STEENNOT, “De algemene regeling van het pand” in J. BAECK, en M. KRUITHOF (eds.), Het nieuwe zekerheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2014, 31, nr. 7; Zie ook: S. CALLEWAERT, “Commentaar bij art. 12 Pandwet”, Comm.Voor., Mechelen, Kluwer, 2016, afl. 57, (19) 23, nr. 6. 111 R. STEENNOT, “De bescherming van de consument bij pandovereenkomsten”, Financial Law Institute Working Paper Series, WP 2013-03, 7, nr. 10. 112 Draft Common Frame of Reference. 113 R. STEENNOT, “De bescherming van de consument bij pandovereenkomsten”, Financial Law Institute Working Paper Series, WP 2013-03, 7, nr. 10. 114 P. FRANCOIS, “De nieuwe Pandwet: enkele (praktische) beschouwingen vanuit het oogpunt van de bankier” in I. CLAEYS, Een kritische blik op zekerheden, prijsregulering en ontslag, Antwerpen, Intersentia, 2016, 50, nr. 12.

Page 29: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

29

52. Besluit - Samengevat kan men stellen dat de wetgever een ietwat valse start heeft

genomen door te verwijzen naar de oude WMPC. Dit zou ertoe leiden dat de toepassing van

het consumentenpand onterecht beperkt zou worden.

Doordat de inwerkingtreding van de Pandwet reeds enige tijd blijft aanslepen, had de wetgever

echter ruimschoots de tijd om te voorzien in een reparatiewet. Door deze wet zullen de regels

inzake het consumentenpand op elke pandovereenkomst toepassing vinden waarbij de

pandgever een consument is volgens het huidige artikel I.1, 2° WER. Deze rechtzetting kan

men beschouwen als een van de grootste verdiensten van de wet van 25 december 2016.

Wanneer verder in deze masterproef het begrip consument aan bod komt, zal hiermee steeds

een verwijzing naar het huidige artikel I.1, 2° WER worden bedoeld.

AFDELING 2. BIJZONDERE BESCHERMING DOORHEEN DE PANDWET

Hoofdstuk 1. Overzicht

53. Structuur - Deze afdeling bespreekt de verschillende beschermingsmaatregelen

waarin de het pandrecht voorziet ten aanzien van consumenten. Men kan die bescherming

indelen in vier hoofdstukken. We behandelen de vereiste van een geschrift bij het pandrecht

(Hoofdstuk 2), de beperking van de omvang van het pandrecht (Hoofdstuk 3) en de maximale

waarde van de verpande goederen (Hoofdstuk 4). Het laatste hoofdstuk (Hoofdstuk 5) gaat

dieper in op de realisatie van het pandrecht.

Ook met betrekking tot het eigendomsvoorbehoud voorziet de Pandwet in een bijzondere

bescherming ten aanzien van consumenten. Deze bescherming komt aan bod in een

afzonderlijk deel van deze masterproef (Deel 3).

54. Schematisch overzicht - Dit overzicht geeft een algemeen beeld van de bepalingen die

verder uitgebreid aan bod komen. Waar ze precies worden behandeld, staat in de laatste

kolom vermeld.

Deze bepalingen voorzien stuk voor stuk in een bijzondere bescherming voor de consument,

ze vormen samen het consumentenpand. Artikel 69, tweede lid Pandwet, dat men onderaan

het overzicht terugvindt, handelt over de bescherming van de consument bij het

eigendomsvoorbehoud.

Page 30: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

30

Relevante bepaling Onderwerp van de bepaling Bespreking

Art. 4, tweede lid Pandwet Totstandkoming registerpand Randnrs. 60 ev.

Art. 40, tweede lid Pandwet Totstandkoming vuistpand op lichamelijke roerende

goederen

Randnrs. 95 ev.

Art. 61, tweede lid Pandwet Totstandkoming vuistpand op schuldvorderingen Randnrs. 100 ev.

Art. 62, tweede lid Pandwet Fiduciaire overdracht tot zekerheid Randnrs. 104 ev.

Art. 12, tweede lid Pandwet Beperkte omvang van het pandrecht Randnrs. 118 ev.

Art. 7, vierde lid Pandwet Beperkte waarde van het verpande goed Randnrs. 128 ev.

Art. 46 Pandwet Realisatie van het pandrecht Randnrs. 141 ev.

Art. 69, tweede lid Pandwet Totstandkoming eigendomsvoorbehoud Randnrs. 180 ev.

Hoofdstuk 2. Vereiste van een geschrift doorheen de Pandwet

55. Inleidend - De artikels inzake het consumentenpand maken verschillende keren gewag

van ‘een geschrift’. De invulling van dit begrip varieert echter doorheen de Pandwet. In wat

volgt, zal dat geschrift verder ontleed worden. Het is hierbij van belang een tweeledig

onderscheid te maken.

56. Eerste onderscheid - Eerst en vooral speelt het onderscheid tussen het registerpand

en het vuistpand een belangrijke rol. Met andere woorden zal de wijze van tegenwerpelijkheid

- opname in het pandregister, respectievelijk negatieve publiciteit door buitenbezitstelling - in

belangrijke mate bepalen aan welke voorwaarden het vereiste geschrift zal moeten voldoen.115

Om die reden wordt voormeld onderscheid ook de summa diviso van dit hoofdstuk.

In de eerste paragraaf (§1) komen alle aspecten van het registerpand aan bod. Vervolgens

gaat paragraaf twee (§2) dieper in op het vuistpand op lichamelijke roerende goederen en

behandelen we in de derde paragraaf (§3) het pand op schuldvorderingen.

57. Pand op schuldvorderingen - Dat laatste pand op schuldvorderingen kon in het

oorspronkelijke ontwerp van de Pandwet zowel door registratie als door buitenbezitstelling

tegenstelbaar aan derden gemaakt worden. Sinds de reparatiewet van 25 december 2016 is

de wetgever van die idee afgestapt.116 Voortaan bepaalt artikel 15, tweede lid Pandwet dat "de

registratie in het pandregister … uitgesloten [is] voor een verpanding van schuldvorderingen”.

115 S. LANDUYT, “Commentaar bij art. 4 Pandwet”, Comm.Voor., Mechelen, Kluwer, 2014, afl. 51, (49) 64, nr. 35. 116 Artikel 7 Wet 25 december 2016.

Page 31: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

31

Voortaan is een pand op schuldvorderingen bijgevolg slechts mogelijk door buitenbezitstelling,

al krijgt de ‘klassieke buitenbezitstelling’ een bijzondere invulling in de context van een

pandovereenkomst op schuldvorderingen. Een schuldvordering is immers ongrijpbaar. De

pandhouder verkrijgt het bezit van de in pand gegeven schuldvordering door controle over de

vordering uit te oefenen.117 Hij moet daarbij de bevoegdheid hebben om de kennisgeving van

de verpanding te doen aan de schuldenaar van de verpande schuldvordering.118

58. Tweede onderscheid - Vervolgens dient men een verder onderscheid te maken

naargelang de functie van het geschrift. Vormt het geschrift een noodzaak voor de

totstandkoming van de pandovereenkomst of vervult het louter een rol inzake het bewijs? Uit

wat volgt zal blijken dat men beide begrippen beter niet met elkaar verwart. Vooral wat betreft

de sanctie bij niet-naleving van de geschriftsvereiste is een zeer uiteenlopende uitkomst

mogelijk. Vandaar de keuze om deze onderwerpen in afzonderlijke delen te behandelen en zo

de relevantie van dit onderscheid duidelijk te beklemtonen. De bovenvermelde paragrafen

zullen telkens aanvangen met een bespreking van de totstandkoming van het pandrecht,

waarna vervolgens de bewijsproblematiek aan bod komt.

Daarbij wordt er steeds van uitgegaan dat de pandovereenkomst voldoet aan de algemene

geldigheidsvoorwaarden zoals deze blijken uit artikel 1108 BW. Een bespreking van deze

voorwaarden valt buiten het bestek van deze masterproef, daar ze niet specifiek voor de

Pandwet zijn voorzien, maar voor eender welke overeenkomst gelden.

59. Tegenwerpelijkheid – Aan de tegenwerpelijkheid van het pandrecht wordt evenmin

aandacht besteed. Men bekomt de tegenwerpelijkheid tegenover derden in de regel door

registratie in het pandregister of door buitenbezitstelling. De Pandwet voorziet ter zake niet in

een bijzondere bescherming voor de consument.

§1. Vereiste van een geschrift bij het registerpand

1.1. Totstandkoming

1.1.1. Plechtige overeenkomst

60. Plechtige overeenkomst - Artikel 4, tweede lid van de Pandwet bepaalt dat wanneer de

pandgever een consument is, “dan dient voor de geldigheid van de overeenkomst een

geschrift te worden opgesteld dat, naargelang het geval, voldoet aan het vereiste van artikel

1325 of artikel 1326 [Burgerlijk Wetboek].” Dit geschrift geldt als vormvereiste,119 wat betekent

117 Artikel 60, eerste lid Pandwet. 118 Memorie van Toelichting, 64-65. 119 Memorie van Toelichting, 36.

Page 32: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

32

dat de pandovereenkomst slechts rechtsgeldig tot stand komt wanneer de partijen een

geschrift opstellen. Dat het geschrift bovendien moet voldoen aan artikel 1325 of 1326 BW

geldt eveneens als een vormvereiste. Deze twee geldigheidsvoorschriften maken met andere

woorden dat het consumentenpand geen consensuele, maar een plechtige (of vormelijke) 120

overeenkomst wordt.121 In wat volgt komen beide voorschriften uitgebreid aan bod.

1.1.2. Geschrift als geldigheidsvoorwaarde

61. Louter geschrift - Artikel 4, tweede lid Pandwet vereist steeds dat de overeenkomst

wordt opgenomen in een akte. Een louter geschrift - d.i. eender welk geschreven document,

zoals bijvoorbeeld een bestelbon of een factuur - voldoet niet aan het vereiste van artikel 1325

of artikel 1326 BW. Het geschrift dat niet voldoet aan deze bepalingen staat een rechtsgeldige

totstandkoming van de pandovereenkomst ten aanzien van consumenten in de weg.122

62. Onderhandse akte – Om te voldoen aan de geschriftsvereiste als

geldigheidsvoorwaarde, stellen de partijen minstens een onderhandse akte op. Het geschrift

waarvan sprake in artikel 4, tweede lid Pandwet gaat niet zo ver dat dat de partijen moeten

voorzien in een authentieke akte. Uiteraard is het voor de partijen wel mogelijk om een

pandovereenkomst bij authentieke akte te sluiten. Het valt echter te beargumenteren dat de

authentieke akte niet moet voldoen aan artikel 1325 en 1326 BW,123 daar waar dit voor de

onderhandse akte wel uitdrukkelijk vereist is.

63. Authentieke vs. onderhandse akte - Het verschil tussen beide is dat een authentieke

akte steeds de tussenkomst van een bevoegde openbare ambtenaar vereist, die deze akte

vervolgens opstelt volgens wettelijke vormvoorschriften.124 De onderhandse akte daarentegen

wordt door de partijen zelf opgesteld. Ze eigenen zich de inhoud van deze akte toe door er

hun handtekening onder te plaatsen.125

64. Elektronische pandovereenkomst - De vraag rijst of deze geschriftsvereiste verhindert

dat een pandrecht via elektronische weg tot stand komt. In beginsel kan men eender welke

overeenkomst via elektronische weg sluiten. Zelfs wanneer de wet in vereisten voorziet die

betrekking hebben op de rechtsgeldige totstandkoming van een overeenkomst, verhindert dit

120 W. VAN GERVEN en A. VAN OEVELEN, Verbintenissenrecht, Leuven, Acco, 2015, 60. 121 E. DIRIX, De hervorming van de roerende zakelijke zekerheden, Mechelen, Kluwer, 2013, 13, nr. 19. 122 Memorie van Toelichting, 19 en 36. 123 Zie infra nr. 68. 124 Artikel 1317, eerste lid BW; B. CATTOIR, Burgerlijk bewijsrecht, Mechelen, Kluwer, 2013, 287, nr. 531. 125 W. VAN GERVEN en A. VAN OEVELEN, Verbintenissenrecht, Leuven, Acco, 2015, 684; B. CATTOIR, Burgerlijk bewijsrecht, Mechelen, Kluwer, 2013, 294, 542; D. MOUGENOT, La preuve, Brussel, Larcier, 2012, 185, nr. 99.

Page 33: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

33

niet dat de partijen aan deze vormvereisten tegemoetkomen via elektronische weg. De

elektronische overeenkomst moet in dat geval de functionele kwaliteiten van de wettelijk

gestelde vereisten vrijwaren.126

Zakelijke zekerheden worden echter uitdrukkelijk uitgesloten van deze regel wanneer men

handelt voor doeleinden buiten zijn handels- of beroepsactiviteit.127 Bij het sluiten van een

consumentenpand handelt de pandgever uiteraard steeds als consument, waardoor dergelijke

overeenkomst altijd onder deze uitsluiting valt. Het consumentenpand zal bijgevolg niet

elektronisch tot stand kunnen komen.

1.1.3. Bewijsvoorschriften van het burgerlijk recht als geldigheidsvoorwaarde

65. Bewijsvoorschriften van het burgerlijk recht - Artikel 1325 en 1326 BW omvatten

normaliter bewijsvoorschriften van het burgerlijk recht.128 Zoals hierboven reeds ter sprake

kwam,129 is de naleving ervan met betrekking tot het registerpand een voorwaarde voor de

rechtsgeldige totstandkoming van de overeenkomst.130

66. Artikel 1325 BW - Artikel 1325 BW verplicht de partijen die een wederkerige

overeenkomst sluiten om evenveel originelen van de onderhandse akte op te stellen als er

partijen zijn met een onderscheiden belang. Een afschrift, zelfs een kopie op carbonpapier,131

zal hiertoe niet volstaan.132 In elk exemplaar moet bovendien vermeld worden hoeveel

originelen zijn opgemaakt.133

67. Wederkerige overeenkomst - Artikel 1325 BW geldt in eerste instantie slechts voor

zover de partijen een wederkerige overeenkomst sluiten. De wet spreekt over een wederkerige

(of tweezijdige) overeenkomst wanneer de contractpartijen zich onderling tegenover elkaar

verbinden.134 Deze wederkerigheid moet worden beoordeeld op het tijdstip van het sluiten van

de overeenkomst.135

126 Artikel XII.15, §1 WER. 127 Artikel XII.16, 3° WER. 128 R. DEKKERS, Handboek burgerlijk recht, Deel III, Bruylant, Brussel, 1971, 23, nr. 31. en 380, nr. 667. 129 Zie supra nr. 60. 130 Memorie van Toelichting, 19 en 36. 131 Cass. 28 juni 1982, AR 6500, Arr.Cass. 1981, 1367; Bull. 1982, 1286; JTT 1983, 221; Pas. 1982, I, 1286; RCJB 1985, 57, noot M. VAN QUICKENBORNE. 132 R. DEKKERS, Handboek burgerlijk recht, Deel III, Brussel, Bruylant, 1971, 381, nr. 669. 133 Artikel 1325, derde lid BW. 134 Artikel 1102 BW. 135 P. VAN OMMESLAGHE, Droit des obligations, III, Brussel, Bruylant, 2010, 2352, nr. 1732; D. MOUGENOT, La preuve, Brussel, Larcier, 2012, 232, nr. 127.

Page 34: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

34

De achterliggende bedoeling van artikel 1325 BW bestaat erin een gelijkheid van

bewijsvoering te garanderen.136 De partijen hebben wederzijdse verbintenissen ten aanzien

van elkaar. Doordat iedere belanghebbende partij over een afzonderlijk origineel moet

beschikken, kunnen de partijen met gelijke middelen strijden wanneer een van hen nalaat zijn

verbintenis uit te voeren.137

68. Onderhandse akte - Artikel 1325 BW geldt bovendien slechts voor onderhandse

akten.138 Een louter geschrift voldoet niet aan het vereiste van artikel 1325 BW.

Een authentieke akte daarentegen brengt in het gemeen bewijsrecht met zich mee dat de

artikelen 1325 en 1326 BW niet nageleefd moeten worden. De authentieke akte biedt namelijk

voldoende garanties op wapengelijkheid tussen de verschillende partijen.139 Uit de bewoording

van artikel 4, tweede lid Pandwet zou men echter het omgekeerde kunnen afleiden met

betrekking tot het registerpand. Moet een pandovereenkomst per authentieke akte ook

voldoen aan de voorschriften van de artikelen 1325 en 1326 BW? LANDUYT meent alvast van

wel, gelet op een letterlijke lezing van artikel 4, tweede lid Pandwet.140

Mijns inziens lijkt deze zienswijze niet correct. Een authentieke akte dat een vormgebrek kent,

kan men beschouwen als een met onderhandse akten gelijkgesteld geschrift.141 De akte krijgt

dan dezelfde waarde als een onderhandse akte op voorwaarde dat de partijen deze akte

ondertekenen.142 In dergelijk geval is artikel 1325 BW of 1326 BW niet van toepassing.143

69. Artikel 1326 BW - Ten aanzien van een onderhandse eenzijdige schuldbelofte - d.i. een

eenzijdig contract144 waarbij een partij zich ertoe verbindt om een geldsom of een

waardeerbare zaak te betalen145- bepaalt artikel 1326 BW dat deze belofte moet worden

opgenomen in een geschrift, waarbij het bedrag waartoe een partij zich verbindt in letters wordt

uitgedrukt. Bovendien moet dit bedrag minstens voorafgegaan worden door een met de hand

136 R. DEKKERS, Handboek burgerlijk recht, Deel III, Bruylant, Brussel, 1971, 383, nr. 673. 137 B. CATTOIR, Burgerlijk bewijsrecht, Mechelen, Kluwer, 2013, 297, nr. 550. 138 Artikel 1325, eerste lid BW; B. CATTOIR, Burgerlijk bewijsrecht, Mechelen, Kluwer, 2013, 297, nr. 552. 139 B. CATTOIR, Burgerlijk bewijsrecht, Mechelen, Kluwer, 2013, 297-298, 553. 140 S. LANDUYT, “Commentaar bij art. 4 Pandwet”, Comm.Voor., Mechelen, Kluwer, 2014, afl. 51, (49) 64-65, nr. 36-37. 141 Artikel 1318 BW. 142 W. VAN GERVEN, Verbintenissenrecht, Leuven, Acco, 2015, 684. 143 B. CATTOIR, Burgerlijk bewijsrecht, Mechelen, Kluwer, 2013, 298, nr. 554 en 312-313, nr. 582. 144 Ook een eenzijdig contract is een overeenkomst. Er ontstaan weliswaar slechts verplichtingen in hoofde van een contractpartij, maar de overeenkomst kan nooit gevestigd worden door eenzijdige wilsuiting. Zie hieromtrent: W. VAN GERVEN, Verbintenissenrecht, Leuven, Acco, 2015, 61. 145 W. VAN GERVEN, Verbintenissenrecht, Leuven, Acco, 2015, 688.

Page 35: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

35

geschreven zinsnede in de zin van “goedgekeurd voor” en dient het geschrift ten slotte

gehandtekend worden.

De wetgever poogt met artikel 1326 BW te vermijden dat de schuldenaar van de overeenkomst

slachtoffer wordt van misbruiken.146

70. Onderhandse akte - Artikel 1326 BW geldt slechts voor onderhandse147 akten.148 Bij

het opstellen van een authentieke akte moet men geen rekening houden met deze bepaling.

Men kan hieromtrent dezelfde redenering volgen als bij artikel 1325 BW.149

71. Eenzijdige verbintenis - Artikel 1326 BW geldt daarenboven slechts ten aanzien van

eenzijdige verbintenissen die naar aanleiding van de onderhandse akte ontstaan.150 Een

kwijting is bijvoorbeeld wel eenzijdig, maar ze zal geen nieuwe verbintenis doen ontstaan. Ze

stelt slechts de uitdoving van een eerdere verbintenis vast en valt dus buiten het

toepassingsgebied van artikel 1326 BW.151

72. Bepaalde geldsom of waardeerbare zaak - Verbintenissen waarvan de omvang van de

aangegane verbintenis op het ogenblik van de totstandkoming nog niet bepaalbaar is, vallen

niet onder artikel 1326 BW. De prestatie die geleverd wordt moet een bepaalde geldsom of

een waardeerbare zaak betreffen.152

Wanneer het maximaal gewaarborgde bedrag reeds gekend is, vindt artikel 1326 BW wel

toepassing. Het volstaat dan om dit bedrag op te nemen in de onderhandse akte.153

73. Pandovereenkomst - De vraag rijst waarom de Pandwet zowel naar artikel 1325 als

1326 BW verwijst. Wanneer past men artikel 1325 BW toe en wanneer artikel 1326 BW?

146 B. CATTOIR, Burgerlijk bewijsrecht, Mechelen, Kluwer, 2013, 311-312, nr. 578; W. VAN GERVEN, Verbintenissenrecht, Leuven, Acco, 2015, 688. 147 Zie supra nr. 63. 148 Artikel 1326, eerste lid BW; B. CATTOIR, Burgerlijk bewijsrecht, Mechelen, Kluwer, 2013, 312, nr. 580. 149 Zie supra nr. 68. 150 B. CATTOIR, Burgerlijk bewijsrecht, Mechelen, Kluwer, 2013, 314, nr. 586. 151 Brussel 10 januari 1961, Pas. 1962, II, 24. 152 Cass. 26 februari 1993, Arr.Cass. 1993, 230 en R.Cass. 1993, 92-93, noot C. MATTHEEUSEN, “Het toepassingsgebied van artikel 1326 van het Burgerlijk Wetboek”. 153 Brussel 14 maart 2003, RNB, 2005, 180, noot P. RENSON; B. CATTOIR, Burgerlijk bewijsrecht, Mechelen, Kluwer, 2013, 318, nr. 589.

Page 36: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

36

Onder het oude recht beschouwde men de pandovereenkomst traditioneel als een eenzijdige

overeenkomst.154 De overeenkomst kwam pas tot stand op het ogenblik dat de pandgever het

goed afleverde. Op de pandhouder rustte vervolgens de eenzijdige verplichting om het

verpande goed te bewaren en het uiteindelijk aan de pandgever terug te bezorgen.

Dat neemt echter niet weg dat men steeds de werkelijke bedoeling van de partijen bij een

overeenkomst moet achterhalen, alvorens men tot een eenzijdige dan wel wederkerige

overeenkomst kan besluiten.155 Het is dan ook niet ondenkbaar dat de pandovereenkomst in

werkelijkheid wel wederkerige verplichtingen oplegt aan de partijen. Hetzelfde geldt in de

situatie waar de pandovereenkomst accessoir is aan een achterliggende, wederkerige

hoofdverbintenis.156 In dat geval kan men aannemen dat deze partijen artikel 1325 BW moeten

toepassen. De werkelijke aard van de overeenkomst geeft steeds de doorslag.157

Dezelfde redenering kan men ook toepassen op de nieuwe Pandwet. In beginsel blijft de

pandovereenkomst een eenzijdige overeenkomst. Sluiten de partijen een klassiek vuistpand,

dan rust op de pandhouder de verlichting om het verpande goed te behouden en uiteindelijk

terug te bezorgen aan de pandgever. Hij moet zorg dragen voor de verpande goederen als

een goed pandhouder.158 Bij een registerpand is de situatie net omgekeerd. Daar rust de

verplichting om zorg te dragen voor de verpande goederen bij de pandgever.159 Zowel in het

geval van een vuistpand als bij een registerpand blijft het, naar analogie wat hierboven uiteen

werd gezet met betrekking tot het oude recht, echter mogelijk dat de partijen in werkelijkheid

een wederkerige overeenkomst sluiten.

Naargelang het geval zal men een geschrift moeten opstellen dat voldoet aan artikel 1325 of

1326 BW wanneer de Pandwet dit vereist. Onder het oude pandrecht was het overigens een

praktijk geworden dat er hoe dan ook steeds twee geschriften werden opgesteld.160 Het valt

dan ook te verwachten dat dit de gangbare praktijk blijft.

1.1.4. Sanctie

74. Geldigheidsvereiste - In tegenstelling tot het gemeen recht, heeft het geschrift in artikel

4, tweede lid betrekking op de totstandkoming van een overeenkomst. Wanneer de

154 E. DIRIX en R. DE CORTE, Zekerheidsrechten, Mechelen, Kluwer, 2006, 313, nr. 462; Voor een definitie van het begrip eenzijdige overeenkomst: Artikel 1103 BW; W. VAN GERVEN, Verbintenissenrecht, Leuven, Acco, 2015, 61. 155 D. MOUGENOT, La preuve, Brussel, Larcier, 2012, 232, nr. 127. 156 D. MOUGENOT, La preuve, Brussel, Larcier, 2012, 232, nr. 127. 157 B. CATTOIR, Burgerlijk bewijsrecht, Mechelen, Kluwer, 2013, 299, nr. 557. 158 Artikel 43 Pandwet. 159 Artikel 16 Pandwet. 160 E. DIRIX en R. DE CORTE, Zekerheidsrechten, Mechelen, Kluwer, 2006, 313, nr. 463.

Page 37: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

37

vormvereisten bijgevolg niet worden nageleefd, is de overeenkomst niet rechtsgeldig tot stand

gekomen. Zowel de vereiste schriftelijk te zijn opgesteld als de vereiste om te voldoen aan

artikel 1325 of 1326 BW, zijn voorgeschreven op straffe van nietigheid van de

overeenkomst,161 en de vraag naar de bewijsregels is in deze constellatie overbodig geworden.

Men kan aannemen dat dit een relatieve nietigheid betreft. De bepaling uit artikel 4, tweede lid

Pandwet raakt immers niet aan de openbare orde of de goede zeden.S

1.2. Bewijs

1.2.1. Algemeen

75. Algemeen - Als artikel 4, tweede lid Pandwet slechts de totstandkoming van een

pandovereenkomst met een pandgever-consument betreft, stelt zich de vraag hoe de

overeenkomst dan bewezen wordt. In dat opzicht gelden de gewone bepalingen van de

Pandwet ook voor het consumentenpand.

Wanneer de partijen een registerpand sluiten, geldt met name steeds artikel 4, eerste lid

Pandwet. Als de pandgever een consument is, moet men bijgevolg het eerste en het tweede

lid van artikel 4 Pandwet cumulatief toepassen.162 Het geschrift moet voldoen aan het tweede

lid voor haar geldige totstandkoming en kan pas aangewend worden als bewijs wanneer het

voldoet aan het eerste lid.

Het geschrift dat strekt tot bewijs van de pandovereenkomst moet volgende elementen

nauwkeurig aanduiden: (I) de door het pand bezwaarde goederen, (II) de gewaarborgde

schuldvorderingen, en (III) het maximaal bedrag tot beloop waarvan de schuldvorderingen

gewaarborgd zijn. (Artikel 4, eerste lid Pandwet) Als laatste vermeldt het geschrift ook (IV) de

waarde van het verpande goed of van de verpande goederen.163 Enkel deze laatste vermelding

is specifiek voor het consumentenpand. De reden waarom de waarde van het verpande goed

vermeld moet worden in een consumentencontext komt later aan bod.164 Daarnaast moet de

instemming van de pandgever uit het geschrift blijken.165

76. Nauwkeurig - De wetgever heeft zich duidelijk laten inspireren door de UNCITRAL

Legislative Guide on Secured Transactions. Niet alleen vindt men in aanbeveling 14 van de

161 R. STEENNOT, “De bescherming van de consument bij pandovereenkomsten”, Financial Law Institute Working Paper Series, WP 2013-03, 9-10, nr. 13. 162 S. LANDUYT, “Commentaar bij art. 4 Pandwet”, Comm.Voor., Mechelen, Kluwer, 2014, afl. 51, (49) 63, nr. 30. 163 Artikel 4, derde lid Pandwet. 164 Zie infra nr. 128. 165 Memorie van Toelichting, 19 en 36.

Page 38: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

38

UNCITRAL Legislative Guide on Secured Transactions dezelfde vermeldingen terug als in

artikel 4, eerste lid Pandwet, bovendien koos de wetgever ervoor om uitdrukkelijk te bepalen

dat deze vermeldingen voldoende nauwkeurig moeten worden aangebracht. De precieze

invulling van deze nauwkeurigheidsvereiste vindt eveneens haar oorsprong in aanbeveling 14

van de UNCITRAL Legislative Guide on Secured Transactions. Meer bepaald moeten vooral

de bezwaarde goederen voldoende duidelijk worden beschreven, zodat de goederen duidelijk

identificeerbaar zijn.166

1.2.2. Artikel 4, eerste lid Pandwet

77. (I) Door het pand bezwaarde goederen - De pandovereenkomst maakt in eerste

instantie melding van de door het pand bezwaarde goederen, op een manier zodat ze duidelijk

identificeerbaar zijn.167 Deze bepaling sluit aan bij het oude artikel 2074 BW.168

De Pandwet beoogt een ruime invulling te geven aan het nieuwe pandrecht. Een schuldenaar

moet in principe elk actief van zijn vermogen kunnen aanwenden als zekerheid.169 De partijen

worden slechts beperkt in de mogelijkheid om een goed te bezwaren met een pand door het

feit dat het voorwerp voldoende bepaalbaar moet zijn. Wanneer de pandovereenkomst meer

bepaald een universaliteit170 of toekomstige goederen171 als voorwerp heeft, zal men er

rekening mee moeten houden dat deze universaliteit of de toekomstige goederen op een

manier wordt beschreven zodat het geheel voldoende bepaalbaar is.172 Voor zover het

voorwerp van de pandovereenkomst duidelijk bepaald is, staat artikel 4, eerste lid Pandwet

een pand op een universaliteit of toekomstige goederen dus niet in de weg.

78. Duidelijk identificeerbaar - Het valt aan te nemen dat het voorwerp van de

pandovereenkomst voldoende nauwkeurig is opgenomen wanneer de verpande goederen

beschreven zijn op een manier die toelaat om ze redelijkerwijze te identificeren. Dat blijkt uit

de Memorie van Toelichting, die uitdrukkelijk verwijst naar aanbeveling 14 van de UNCITRAL

Legislative Guide on Secured Transactions: “[a security agreement] must describe the

encumbered assets in a manner that reasonably allows their identification”.173

LANDUYT zoekt hiervoor aansluiting bij de rechtspraak en rechtsleer aangaande de

166 Memorie van Toelichting, 36. 167 Zie supra nr. 76. 168 E. DIRIX en R. DE CORTE, Zekerheidsrechten, Mechelen, Kluwer, 2006, 313, nr. 463. 169 Artikel 7 Pandwet; Memorie van Toelichting, 37. 170 Artikel 7, eerste lid Pandwet. 171 Artikel 8 Pandwet. 172 Memorie van Toelichting, 37. 173 Memorie van Toelichting, 36.

Page 39: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

39

bepaalbaarheidsvereiste bij de verkoop van roerende goederen.174 Daaraan is voldaan voor

zover de overeenkomst kan worden vastgesteld op basis van objectieve, aan de wil van de

contractpartijen onttrokken, gegevens.175

79. Belang - Het belang van een nauwkeurige aanduiding van de bezwaarde goederen is

tweeledig. Een duidelijke afbakening van deze goederen laat geen ruimte voor latere

discussies tussen de pandgever en -houder onderling. Daarnaast moet het voorwerp van de

pandovereenkomst ook opgenomen worden bij de registratie in het pandregister.176 De

registratie laat derde-belanghebbenden toe om kennis te nemen van de gevestigde

zekerheden op een welbepaald goed. Zo kunnen derden de vermogenstoestand van hun

schuldenaar beter inschatten.

80. (II) Gewaarborgde schuldvorderingen - De gewaarborgde schuldvordering verwijst

naar de schuldvordering van de pandgever die gedekt wordt door het gevestigde pandrecht.

Uit het geschrift zal duidelijk moeten blijken welke schuldvordering (of schuldvorderingen)

precies bedoeld worden. Deze vordering moet voldoende bepaald of bepaalbaar zijn op het

ogenblik van de totstandkoming van de pandovereenkomst.177

Deze bepaalbaarheidsvereiste sluit aan bij de oude rechtspraak dienaangaande178 en krijgt

met de nieuwe Pandwet een wettelijke verankering.179 Voortaan bepaalt artikel 10, eerste lid

Pandwet dat “een pandrecht kan gevestigd worden tot zekerheid van een of meer bestaande

of toekomstige schuldvorderingen indien de gewaarborgde schuldvorderingen bepaald of

bepaalbaar zijn.”180

De wetgever poogt, net zoals het geval is voor de verpande goederen, een ruime invulling te

geven aan het nieuwe pandrecht, waarbij een pand gevestigd moet kunnen worden tot

zekerheid van om het even welke schuldvordering.181 Een toekomstige schuldvordering kan in

beginsel eveneens gewaarborgd worden door een pandrecht,182 zolang deze vordering maar

voldoende nauwkeurig wordt opgenomen.

174 S. LANDUYT, “Commentaar bij art. 4 Pandwet”, Comm.Voor., Mechelen, Kluwer, 2014, afl. 51,(49) 54, nr. 8. 175 Cass. 20 mei 1994, RW 1995-96, 600; W. VAN GERVEN, Verbintenissenrecht, Leuven, Acco, 2015, 132. 176 Artikel 29, eerste lid Pandwet. 177 Artikel 10, eerste lid Pandwet. 178 Cass. 28 maart 1974, RW 1974-75, 339-343, noot; Pas. 1974, I, 776 (Mengal-arrest). 179 Memorie van Toelichting, 39. 180 F. GEORGES, “La réforme des sûretés mobilières”, Rev.dr.ULg. 2013, (319) 335, nr. 20. 181 Memorie van Toelichting, 39. 182 Artikel 10, eerste lid.

Page 40: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

40

Hiermee samenhangend is de vraag naar de mogelijkheid om een pand voor alle sommen te

sluiten met een pandgever-consument. De geldigheid van dergelijk pand voor alle sommen

moet men beschouwen in het licht van artikel 7, vierde lid Pandwet. Dit artikel komt verder

uitgebreid aan bod. De problematiek inzake het pand voor alle sommen wordt daar

behandeld.183

81. (III) Maximaal bedrag ten belope waarvan de schuldvorderingen zijn gewaarborgd -

Het maximaal bedrag geeft aan voor welk bedrag het pandrecht dekking verleent.184 De

omvang van het pandrecht kan in geen geval meer bedragen dan het contractueel

overeengekomen bedrag.185 Daaruit volgt dat de zakelijke borg die een pand verleent, nooit

tot een hoger bedrag zal zijn gehouden. De pandgever-schuldenaar kan eventueel wel voor

een hoger bedrag aangesproken worden, doch het hogere gedeelte wordt niet gewaarborgd

door het pandrecht.

De Pandwet herneemt in artikel 10 Pandwet dat het maximaal gewaarborgde bedrag vermeld

moet worden in de pandovereenkomst. Dit lijkt om een loutere herhaling van artikel 4, eerste

lid te betreffen.

82. Waardebepaling - De wet reikt de partijen geen middelen aan om het maximaal

gewaarborgde bedrag te bepalen. Dat bedrag zal vaak gelijk zijn aan de waarde van de

schuldvordering, maar nooit hoger. Dit is immers strijdig met het accessoir karakter van de

pandovereenkomst.186

De waardebepaling van een schuldvordering is niet altijd even vanzelfsprekend. Men kan

bijvoorbeeld denken aan het pandrecht tot zekerheid van een toekomstige schuldvordering,

waarvan de waarde - hoewel de schuldvordering reeds voldoende bepaald of bepaalbaar moet

zijn187- nog niet exact bekend is. Onder het oude burgerlijk pand bestond de praktijk erin om

in dat geval de gewaarborgde schuldvordering duidelijk te omschrijven, zonder de vordering

evenwel exact te begroten. De gewaarborgde schuldvordering gold dan als

maximumbedrag.188 Mogelijks houdt deze praktijk ook onder de nieuwe Pandwet stand.

183 Zie infra nr. 132. 184 Memorie van Toelichting, 36. 185 Artikel 12, eerste lid Pandwet; zie infra. nr 115. 186 E. DIRIX en R. DE CORTE, “Zekerheidsrechten”, Mechelen, Kluwer, 2006, 312, nr. 462; S. LANDUYT, “Commentaar bij art. 4 Pandwet”, Comm.Voor., Mechelen, Kluwer, 2014, afl. 51, (49) 59, nr. 19, voetnoot 5. 187 Zie supra nr. 80. 188 Cass. 29 mei 1868, Pas. 1868, I, 339; S. LANDUYT, “Commentaar bij art. 4 Pandwet”, Comm.Voor., Mechelen, Kluwer, 2014, afl. 51, (49) 58, nr. 17.

Page 41: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

41

83. Pandregister - Het belang van de drie voormelde gegevens beperkt zich niet tot de

loutere bewijswaarde van de overeenkomst. De pandhouder zal deze drie vermeldingen ook

moeten opnemen in het pandregister bij de registratie.189 Een bezitloos pand zal slechts

tegenstelbaar zijn aan derden vanaf deze registratie.190 Aangezien de registratie gebeurt op

basis van de vermeldingen uit het geschrift van artikel 4 Pandwet191, zal de pandhouder er dus

steeds bij gebaat zijn om voormelde gegevens op te nemen in het geschrift. Zo niet beschikt

de pandhouder over een zekerheid die niet tegenstelbaar is tegenover derden. In een situatie

van samenloop staat de pandhouder bijgevolg slechts op gelijke voet met de chirografaire

schuldeisers.

1.2.3. Artikel 4, derde lid Pandwet

84. (IV) Waarde van het verpande goed - Als vierde en laatste vermelding dient men in het

geschrift tevens de waarde van het verpande goed of de verpande goederen op te nemen.192

Uit de bewoordingen van artikel 4 blijkt duidelijk dat het slechts de bedoeling was om deze

verplichting op te leggen wanneer de pandgever een consument is. De tekst spreekt over “het

in het tweede lid bedoelde geschrift”,193 hetgeen uitsluitend betrekking heeft op het

consumentenpand.

Deze bepaling houdt verband met artikel 7, vierde lid Pandwet, dat bepaalt dat de waarde van

het verpande goed het dubbele van de omvang van het pandrecht ten aanzien van

consumenten niet mag overschrijden.194 Deze bepaling komt verder nog uitgebreid aan bod.195

Teneinde dat op een nuttige manier te kunnen controleren, dient de waarde van het verpande

goed of van de verpande goederen in de pandovereenkomst opgenomen te worden.

85. Aard - De vermelding uit het derde lid van artikel 4 Pandwet kan in zekere mate als een

buitenbeentje beschouwd worden. Het bevat net als artikel 4, eerste lid Pandwet een vereiste

waaraan het geschrift omtrent de pandovereenkomst moet voldoen, doch, hoewel de aard van

de overige vermeldingen duidelijk betrekking heeft op bewijsvoorschriften, is dit voor de

waarde van het verpande goed minder duidelijk.

189 Artikel 30, 3°-5° Pandwet. 190 Artikel 15 Pandwet. 191 Artikel 29 Pandwet. 192 Artikel 4, derde lid Pandwet. 193 Artikel 4, derde lid Pandwet. 194 S. LANDUYT, “Commentaar bij art. 4 Pandwet”, Comm.Voor., Mechelen, Kluwer, 2014, afl. 51, (49) 66, nr. 42. 195 Zie infra nr. 128.

Page 42: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

42

Men zou inderdaad kunnen argumenteren dat het eveneens een vereiste van bewijsrechtelijke

aard is.196 Deze bevindt zich namelijk in artikel 4 van de Pandwet, getiteld “Bewijs”.197

Gezien de verwijzing naar het tweede lid van artikel 4 Pandwet - met betrekking tot de

totstandkoming van de pandovereenkomst -, zou men echter ook kunnen stellen dat het een

vermelding betreft die noodzakelijk is voor de geldige totstandkoming van de

pandovereenkomst. Bovendien is er een duidelijke link tussen artikel 4, derde lid Pandwet en

artikel 7, vierde lid Pandwet, waardoor men zou kunnen argumenteren dat deze beide artikelen

dezelfde aard hebben.198 Het valt helaas te betreuren dat de wetgever ook omtrent artikel 7,

vierde lid Pandwet heeft nagelaten te bepalen of ze al dan niet vereist is voor de geldigheid

van de overeenkomst.199

Om de verwarring compleet te maken vereist artikel 30 Pandwet niet dat de waarde van de

verpande goederen moet worden opgenomen in het pandregister,200 wat erop kan wijzen dat

de wetgever deze vermelding toch niet zo essentieel beschouwde.

Mijns inziens kan men de vermelding van de waarde van de bezwaarde goederen beschouwen

als bewijsrechtelijk van aard. De wetgever geeft in de wettekst noch in de voorbereidende

werken uitdrukkelijk aan dat deze vermelding nodig is voor de geldigheid van de

overeenkomst. Nochtans vindt men de bepaling terug onder het artikel genaamd ‘Bewijs’. Men

kan verwachten van een bedachtzame wetgever dat het uitdrukkelijk wordt aangegeven

wanneer deze bepaling betrekking zou hebben op de geldigheid van de pandovereenkomst.

Registerpand - Door de verwijzing naar artikel 4, tweede lid – met betrekking tot de

totstandkoming van de overeenkomst - geldt de vermelding van de waarde van de verpande

goederen mijns inziens enkel in het geval van een registerpand. Deze bepaling geldt namelijk

niet voor het consumentenpand met buitenbezitstelling, waardoor artikel 4, derde lid naar

analogie evenmin op het consumentenpand met buitenbezitstelling kan worden toegepast.201

196 E. DIRIX, De hervorming van de roerende zakelijke zekerheden, Mechelen, Kluwer, 2013, 13, nr. 21. 197 S. LANDUYT, “Commentaar bij art. 4 Pandwet”, Comm.Voor., Mechelen, Kluwer, 2014, afl. 51, (49) 68-69, nr. 52. 198 R. STEENNOT, “De algemene regeling van het pand” in J. BAECK en M. KRUITHOF (eds.), Het nieuwe zekerheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2014, 37, nr. 15. 199 Zie infra nr. 133. 200 R. STEENNOT, “De algemene regeling van het pand” in J. BAECK en M. KRUITHOF (eds.), Het nieuwe zekerheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2014, 35, nr. 12. 201 S. LANDUYT, “Commentaar bij art. 4 Pandwet”, Comm.Voor., Mechelen, Kluwer, 2014, afl. 51, (49) 66-67, nr. 43.

Page 43: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

43

86. Waarde - Wat de wetgever precies bedoelt met “de waarde van het verpande goed”

komt verder uitgebreid aan bod. Ik verwijs hiervoor naar de bespreking van artikel 7, vierde lid

Pandwet.202

1.2.4. Sanctie

87. Niet vermelden gegevens - De te vermelden gegevens werden hierboven uitvoerig

besproken. Deze gegevens vallen uiteen in twee categorieën. Artikel 4, eerste lid Pandwet

geldt slechts voor het bewijs van de pandovereenkomst. De vermelding van de waarde van de

verpande goederen uit artikel 4, derde lid Pandwet daarentegen brengt de nodige

onduidelijkheid met zich mee.

Voor beide categorieën laat de wetgever na om uitdrukkelijk in een sanctie te voorzien.203

88. Eerste lid - Indien het geschrift werd opgesteld zonder (I) de door het pand bezwaarde

goederen, (II) de gewaarborgde schuldvorderingen, en (III) het maximaal bedrag tot beloop

waarvan de schuldvorderingen gewaarborgd zijn, te vermelden, betekent dit dat het geschrift

niet aangewend kan worden als bewijsmiddel. In tegenstelling tot artikel 4, tweede lid Pandwet

kan men echter niet argumenteren dat deze vereisten zijn voorgeschreven op straffe van

nietigheid van de pandovereenkomst.204

Men kan daarentegen wel besluiten tot de nietigheid van het geschrift als bewijs

(instrumentum), naar analogie met de gemeenrechtelijke bewijsvoorschriften uit artikel 1325

en 1326 BW. Het geschrift wordt niet toegelaten als bewijs van de overeenkomst, maar de

rechtshandeling zelf (negotium) blijft wel overeind.205 De relatieve nietigheid mag niet

ambtshalve door de rechter worden ingeroepen en geldt slechts ten tussen de partijen

onderling.206 Zij kunnen deze nietigheid bovendien dekken door de uitvoering van de

pandovereenkomst.207

89. Begin van schriftelijk bewijs - Hoewel het geschrift zelf niet meer kan worden

aangewend ten gevolge van deze nietigheid, behoudt de akte wel de waarde van een begin

202 Zie infra nr. 130. 203 E. DIRIX, De hervorming van de roerende zakelijke zekerheden, Mechelen, Kluwer, 2013, 22, nr. 38. 204 R. STEENNOT, “De bescherming van de consument bij pandovereenkomsten”, Financial Law Institute Working Paper Series, WP 2013-03, 12, nr. 16. 205 S. LANDUYT, “Commentaar bij art. 4 Pandwet”, Comm.Voor., Mechelen, Kluwer, 2014, afl. 51, (49) 61, nr. 25.; Voor een onderscheid tussen het instrumentum en het negotium, zie B. CATTOIR, Burgerlijk bewijsrecht, Mechelen, Kluwer, 2013, 242, nr. 449. 206 B. CATTOIR, Burgerlijk bewijsrecht, Mechelen, Kluwer, 2013, 309, nr. 573; W. VAN GERVEN, Verbintenissenrecht, Leuven, Acco, 2015, 145-146. 207 S. LANDUYT, “Commentaar bij art. 4 Pandwet”, Comm.Voor., Mechelen, Kluwer, 2014, afl. 51, (49) 62, nr. 26.

Page 44: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

44

van schriftelijk bewijs.208 Dat is een geschrift uitgaande van een persoon aan wie het geschrift

en het beweerde rechtsfeit worden tegengeworpen, en waardoor het beweerde feit

waarschijnlijk wordt gemaakt.209 Een begin van schriftelijk bewijs vereist geen handtekening

en kan worden aangevuld aan de hand van getuigen of vermoedens.210

Daarnaast verhindert de nietigheid van het instrumentum niet dat het bestaan van de

overeenkomst door middel van andere bewijsmiddelen geleverd wordt. Men denke hierbij aan

de bekentenis of de gedingbeslissende eed.211

90. Niet-tegenstelbaarheid - Het zij eraan herinnerd dat de tegenwerpelijkheid van een

registerpand afhangt van de in artikel 4, eerste lid opgesomde gegevens. Onrechtstreeks zal

de zwaarste sanctie dan ook bestaan uit de niet-tegenwerpelijkheid van de pandovereenkomst

ten aanzien van derden.212 Aangezien het pand zonder tegenwerpelijkheid zo goed als alle

betekenis verliest voor de pandhouder, is er voor hem geen enkele reden om de verplichte

vermeldingen niet op te nemen.

91. Derde lid - Gelet op de onduidelijkheid over de aard van artikel 4, derde lid Pandwet,

is het moeilijk om de gevolgen bij niet-naleving van deze bepaling in te schatten.

Neemt men aan dat deze bepaling aansluit bij de bewijsvoorschriften uit artikel 4, eerste lid

Pandwet, dan kan men ook de desbetreffende sanctie213 doortrekken, met name de relatieve

nietigheid van het geschrift als instrumentum.

Beschouwt men deze bepaling daarentegen als een vormvereiste, dan komt de

pandovereenkomst slechts rechtsgeldig tot stand door de waarde van de verpande goederen

te vermelden. Vermeldt men dat bedrag niet in de akte, dan wordt de pandovereenkomst

geacht nooit te hebben bestaan. De sanctie zal dan bestaan uit een nietigheid van het

negotium. Deze sanctie lijkt al te verregaand, wat opnieuw een argument kan zijn om te

besluiten dat artikel 4, derde lid een bewijsvoorschrift betreft.

§2. Vereiste van een geschrift bij het vuistpand op lichamelijke roerende goederen

92. Afwijkende regels - Het pand met buitenbezitstelling is in principe onderworpen aan

dezelfde regels als het registerpand, terug te vinden in de eerste afdeling van de Pandwet. Dat

208 W. VAN GERVEN en A. VAN OEVELEN Verbintenissenrecht, Acco, Leuven, 2015, 687. 209 W. VAN GERVEN en A. VAN OEVELEN, Verbintenissenrecht, Acco, Leuven, 2015, 693. 210 B. CATTOIR, Burgerlijk bewijsrecht, Mechelen, Kluwer, 2013, 396, 712. 211 B. CATTOIR, Burgerlijk bewijsrecht, Mechelen, Kluwer, 2013, 395, 708. 212 E. DIRIX, De hervorming van de roerende zakelijke zekerheden, Mechelen, Kluwer, 2013, 22, nr. 38. 213 Zie supra nr. 88.

Page 45: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

45

volgt uit de opbouw van de Pandwet. 214 Op deze regel geldt een uitzondering in de mate dat

verdere afdelingen ervan afwijken of wanneer de regels uit de eerste afdeling onverenigbaar

zijn met de buitenbezitstelling.215

Uit wat hierna volgt, zal blijken dat de Pandwet in specifieke bewijsvoorschriften voorziet

wanneer consumenten een vuistpand sluiten. Vooraleer deze regeling aan bod komt, staan

we kort stil bij de totstandkoming van het vuistpand tussen consumenten.

2.1. Totstandkoming

93. Wilsovereenstemming - Het vuistpand komt tot stand door de loutere

wilsovereenstemming tussen de partijen.216 Zowel in de verhouding tot consumenten als niet-

consumenten wordt het vuistpand een consensuele overeenkomst onder de nieuwe Pandwet.

Dit consensualisme ligt vervat in artikel 2 Pandwet en kwam reeds eerder uitgebreid aan

bod.217

2.2. Bewijs

94. Niet-consument - Een pand met buitenbezitstelling waarbij de pandgever geen

consument is, kent geen bijzondere bewijsvoorschriften. De pandovereenkomst kan worden

bewezen door alle rechtsmiddelen.218 De pandovereenkomst zal blijken uit de uitvoering van

de overeenkomst, met name de buitenbezitstelling.219

Die benadering sluit aan bij het oude handelspand, waar de vrijheid van bewijs als principe

gold.220

95. Consument - De consument wordt aan een strenger regime onderworpen. Wanneer

een pandgever-consument lichamelijke roerende goederen in pand geeft door

buitenbezitstelling, stelt artikel 40, tweede lid uitdrukkelijk dat een geschrift conform artikel

1325 of 1326 BW voor het bewijs van de pandovereenkomst moet worden opgemaakt.

214 Zie supra nr. 18. 215 Memorie van Toelichting, 54. 216 Memorie van Toelichting, 19 en 36. 217 Zie supra nr. 21. 218 Artikel 40, eerste lid Pandwet; Memorie van toelichting, 19 en 36. 219 E. DIRIX, De hervorming van de roerende zakelijke zekerheden, Mechelen, Kluwer, 2013, 28, nr. 53. 220 Memorie van Toelichting, 54; E. DIRIX en R. DE CORTE, Zekerheidsrechten, Mechelen, Kluwer, 2006, 324, nr. 482.

Page 46: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

46

De vereiste van een geschrift is identiek aan dat waarvan sprake in artikel 4, tweede lid

Pandwet. Zoals de wettekst zelf verklaart,221 strekt het geschrift bij een vuistpand louter tot het

bewijs van de pandovereenkomst. Artikel 40 Pandwet wijkt in dat opzicht uitdrukkelijk af van

het regime van het registerpand, waar een geschrift conform artikel 1325 of 1326 BW als

geldigheidsvoorwaarde dient.

De precieze draagwijdte van artikel 1325 en 1326 BW kwam hogerop reeds aan bod, waardoor

het volstaat om naar het desbetreffende hoofdstuk te verwijzen.222

Het is bijgevolg de wijze van tegenwerpelijkheid aan derden - namelijk via registratie of

buitenbezitstelling - die bepaalt of een pandovereenkomst zonder geschrift al dan niet geldig

tot stand is gekomen.223

Sanctie - Voor de sanctie bij niet-naleving van artikel 40, tweede lid Pandwet kan aansluiting

gezocht worden bij het gemeen bewijsrecht. Elke onderhandse die dat een wederkerige of

eenzijdige overeenkomst omvat, moet in het gemeenrecht naargelang het geval voldoen aan

artikel 1325 respectievelijk 1326 BW.

Een schending van artikel 1325 of 1326 BW leidt ertoe dat het geschrift niet aangewend kan

worden als bewijsmiddel van de overeenkomst. De geldigheid van het instrumentum is behept

met een relatieve nietigheid.224 Deze nietigheid kan slechts door de partijen worden

ingeroepen.225 Ze kunnen de nietigheid dekken door de overeenkomst uit te voeren. De

uitvoering van een vuistpand zal blijken uit de buitenbezitstelling van het verpande goed.226

De partijen zullen de pandovereenkomst moeten bewijzen aan de hand van andere middelen,

waarbij het geschrift dat niet voldoet aan artikel 1325 of 1326 BW kan dienen als een begin

van schriftelijk bewijs.227

Er dient evenwel te worden opgemerkt dat een onderhandse akte gemeenrechtelijk slechts

nodig is voor “zaken” die de som of de waarde van 375 EUR te boven gaan.228 In de Pandwet

221 Artikel 40, tweede lid Pandwet. 222 Zie supra nr. 65-73. 223 S. LANDUYT, “Commentaar bij art. 4 Pandwet”, Comm.Voor., Mechelen, Kluwer, 2014, afl. 51, (49) 64, nr. 35. 224 Cass. 28 juni 1982, AR 6500, Arr.Cass. 1981, 1367; Bull. 1982, 1286; JTT 1983, 221; Pas. 1982, I, 1286; RCJB 1985, 57, noot M. VAN QUICKENBORNE; B. CATTOIR, Burgerlijk bewijsrecht, Mechelen, Kluwer, 2013, 306-307, nr. 572-573 en 323, nr. 596. 225 Cass. 23 mei 1892, Pas. 1892, I, 271. 226 E. DIRIX, De hervorming van de roerende zakelijke zekerheden, Mechelen, Kluwer, 2013, 28, nr. 53. 227 Zie supra nr. 89. 228 Artikel 1341 BW.

Page 47: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

47

geldt het voorschrift om een onderhandse akte op te stellen volgens artikel 1325 of 1326 BW

daarentegen ongeacht de waarde van de overeenkomst.

Specifieke vermeldingen - De vraag rijst of het geschrift in het kader van een vuistpand

specifieke vermeldingen moet bevatten. Artikel 40 Pandwet bepaalt hieromtrent niets.

Aangezien zowel voor het registerpand als voor het vuistpand op schuldvorderingen wel

uitdrukkelijk specifieke vermeldingen in de wet werden voorgeschreven, kan men hieruit

afleiden dat deze vermeldingen voor een vuistpand op lichamelijke roerende goederen niet

vereist worden. Anders zou de wetgever hier uitdrukkelijk in hebben voorzien, naar analogie

met het registerpand en het vuistpand op schuldvorderingen.

Een mogelijke verklaring hiervoor is dat het vuistpand niet wordt opgenomen in het

pandregister. Dit is voor het registerpand wel het geval, waardoor de verplichte vermeldingen

die artikel 4, eerste Pandwet oplegt een belangrijke rol spelen.

Verschillende auteurs nemen hier echter geen genoegen mee. Ze menen dat het geschrift

toch dezelfde vermeldingen moet bevatten zoals voorzien in artikel 4, eerste lid Pandwet. Men

kan immers argumenteren dat hoewel artikel 40, tweede lid Pandwet niet voorziet in de

vereiste om specifieke vermeldingen op te nemen, ze er daarentegen ook niet aan in de weg

staat dat dezelfde vermeldingen als in artikel 4, eerste Pandwet worden opgenomen.229

Voorts meent LANDUYT dat het geschrift dat niet voorziet in de vermeldingen uit artikel 4,

eerste lid Pandwet helemaal niet als bewijs kan worden aangewend.230 Hoewel de partijen dan

wel voorzien in een onderhandse akte, voldoet ze namelijk niet aan alle vormvoorwaarden

waaraan een akte moet voldoen vooraleer ze tot het bewijs van een overeenkomst kan

dienen.231 Uit de akte moet namelijk de gehele achterliggende rechtshandeling of het negotium

blijken.232 Wanneer dat niet het geval is, wordt deze akte als onvolledig beschouwd en kan ze

niet als bewijs dienen.

229 R. STEENNOT, “De algemene regeling van het pand” in J. BAECK en M. KRUITHOF (eds.), Het nieuwe zekerheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2014, 35, nr. 13. 230 S. LANDUYT, “Commentaar bij art. 40 Pandwet”,Comm.Voor., Mechelen, Kluwer, 2014, afl. 51, (71) 74, nr. 8. 231 P. VAN OMMESLAGHE, Droit des obligations, III, Brussel, Bruylant, 2010, 2326, 1709. 232 P. VAN OMMESLAGHE, Droit des obligations, III, Brussel, Bruylant, 2010, 2327, 1711.

Page 48: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

48

§3. Vereiste van een geschrift bij het pand op schuldvorderingen

3.1 Algemeen

96. Begrip - Een schuldvordering kan men omschrijven als elk in geld waardeerbaar

subjectief recht op een prestatie van een persoon.233 Dat kan bijvoorbeeld het recht op betaling

van een geldsom zijn, maar evenzeer het recht op een dienst. Men kwalificeert de

schuldvordering in principe als een onlichamelijk roerend goed.234

Zoals eerder besproken, kan het pand op schuldvorderingen slechts de vorm aannemen van

een vuistpand.235

97. Structuur - Net zoals de structuur van de vorige hoofdstukken, komen eerst en vooral

de totstandkoming (3.2.1.) respectievelijk het bewijs (3.2.2.) van de pandovereenkomst aan

bod.

Daarnaast is ook een bespreking aan de orde van de problematiek inzake de overdracht van

schuldvorderingen tot zekerheid (3.3). Hoewel dit op het eerste gezicht niet lijkt thuis te horen

in het hoofdstuk ‘Consumentenpand’, zal uit de bespreking van deze problematiek het

tegendeel blijken. De problematiek is zeer nauw verwant met het pand op schuldvorderingen.

Meer bepaald worden de bewijsregels voor het pand met een pandgever-consument ook

toegepast op de zekerheidscessie ten aanzien van de overdrager-consument. Daarom

hanteren we net zoals de nieuwe Pandwet een functionele benadering en bespreken we

aaneensluitend op het pand op schuldvorderingen eveneens de overdracht van

schuldvorderingen.

3.2. Pandrecht

3.2.1. Totstandkoming

98. Wilsovereenstemming - Het pand op schuldvorderingen komt tot stand door de loutere

wilsovereenstemming tussen de partijen.236 Zowel in de verhouding tot consumenten als niet-

consumenten wordt het vuistpand, dus ook het pand op schuldvorderingen, een consensuele

overeenkomst. Dit consensualisme ligt vervat in artikel 2 Pandwet en kwam reeds eerder

uitgebreid aan bod.237

233 I. PEETERS en P. NOBELS, “Pand op geldsommen en schuldvorderingen” in J. BAECK en M. KRUITHOF (eds.), Het nieuwe zekerheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2014, 111, nr. 3. 234 I. PEETERS en P. NOBELS, “Pand op geldsommen en schuldvorderingen” in J. BAECK en M. KRUITHOF (eds.), Het nieuwe zekerheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2014, 111-112, nr. 3. 235 Zie supra nr. 57. 236 I. PEETERS en P. NOBELS, “Pand op geldsommen en schuldvorderingen” in J. BAECK en M. KRUITHOF (eds.), Het nieuwe zekerheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2014, 123, nr. 30. 237 Zie supra nr. 22.

Page 49: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

49

3.2.2. Bewijs

99. Niet-consument - Ten aanzien van niet-consumenten vereist artikel 61, eerste lid

Pandwet ten eerste een geschrift dat de door het pandrecht bezwaarde schuldvorderingen en

de gewaarborgde schuldvorderingen nauwkeurig aanduidt.

De vermeldingen van de met het pandrecht bezwaarde goederen en de gewaarborgde

schuldvorderingen werden reeds eerder besproken in het kader van artikel 4, eerste lid

Pandwet.238 Hetzelfde geldt voor het maximaal bedrag tot beloop waarvan de verpande

schuldvorderingen strekken,239 wat ook in artikel 61, eerste lid in fine Pandwet als vereiste

wordt opgenomen.

Hoewel het pand van schuldvorderingen steeds een vuistpand uitmaakt, gelden dus de

bewijsvoorschriften grotendeels zoals ze ook worden voorzien voor het registerpand.

100. Consument - Wanneer een pandgever-consument schuldvorderingen in pand geeft,

stelt artikel 61, tweede lid Pandwet uitdrukkelijk dat een geschrift conform artikel 1325 of 1326

BW voor het bewijs van de pandovereenkomst moet worden opgemaakt. Deze bepaling sluit

aan bij de bewijsvoorschriften ten aanzien van consumenten in het kader van een vuistpand

op lichamelijke roerende goederen.240 Een bespreking van het geschrift conform artikel 1325

of 1326 BW kwam reeds hoger aan bod.241

Ten aanzien van consumenten vermeldt het geschrift dat strekt tot bewijs van de

pandovereenkomst bovendien het maximaal gewaarborgde bedrag van de verpande

schuldvorderingen.242 Het belang van deze bepaling moet men in samenhang lezen met artikel

7, vierde lid Pandwet, dat een bijzondere bescherming biedt aan de consument. De waarde

van het in pand gegeven goed mag nooit meer bedragen dan het dubbel van de omvang van

het pandrecht.243

Logischerwijs verwacht men dat ook de door het pandrecht bezwaarde schuldvorderingen en

de gewaarborgde schuldvorderingen nauwkeurig moeten worden aangeduid, naar parallel met

de bewijsvoorschriften ten aanzien van niet-consumenten. Dat is echter niet het geval, wat tot

238 Zie supra nr. 77 respectievelijk, nr. 80. 239 Zie supra nr. 81. 240 Artikel 40, tweede lid Pandwet; Zie supra nr. 95. 241 Zie supra nr. 65-73. 242 Artikel 61, tweede lid in fine Pandwet 243 Zie infra nr. 128.

Page 50: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

50

de eigenaardige situatie leidt waarbij het geschrift tot bewijs van het pand minder vermeldingen

moet bevatten ten aanzien van consumenten dan ten aanzien van niet-consumenten.

De Pandwet zou mijns inziens consequenter overkomen wanneer ze de geschriftsvereisten

ten aanzien van consumenten beschouwt als bijkomend aan de geschriftsvereisten voor niet-

consumenten. PEETERS en NOBELS zijn om diezelfde reden de mening toegedaan dat ten

aanzien van consumenten het eerste lid van artikel 61 Pandwet geldt en bovendien ook het

tweede lid.244

Het feit dat artikel 61, tweede lid Pandwet - dat geldt ten aanzien van consumenten -

gedeeltelijk vermeldingen uit het eerste lid herneemt, staat echter haaks op die gedachte. Hoe

gek het ook klinkt, op basis van de tekst van de wet moet men enkel ten aanzien van niet-

consumenten de door het pandrecht bezwaarde schuldvorderingen en de gewaarborgde

schuldvorderingen nauwkeurig aanduiden. De achterliggende bedoeling van de wetgever blijft

mij onbekend.

101. Sanctie – Voor de sanctie bij niet-naleving van artikel 61, tweede lid Pandwet kan

aansluiting gezocht worden bij het gemeen bewijsrecht. Elke onderhandse akte dat een

wederkerige of eenzijdige overeenkomst inhoudt, moet in het gemeenrecht naargelang het

geval voldoen aan artikel 1325 respectievelijk 1326 BW.

Een schending van artikel 1325 of 1326 BW leidt ertoe dat het geschrift niet aangewend kan

worden als bewijsmiddel van de overeenkomst. De geldigheid van het instrumentum is behept

met een relatieve nietigheid.245 Deze nietigheid kan slechts door de partijen worden

ingeroepen.246 Ze kunnen deze nietigheid dekken door de overeenkomst uit te voeren. De

uitvoering van een vuistpand zal blijken uit de buitenbezitstelling (lees: controle) van het

verpande goed.247

Deze sanctie kan men mijns inziens doortrekken naar het geval waar het maximaal

gewaarborgde bedrag van de schuldvordering248 niet (of niet nauwkeurig) werd vermeld. Dit

kan opnieuw niet leiden tot een aantasting van de rechtshandeling zelf, maar het geschrift als

244 I. PEETERS en P. NOBELS, “Pand op geldsommen en schuldvorderingen” in J. BAECK en M. KRUITHOF (eds.), Het nieuwe zekerheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2014, 125, nr. 36. 245 Cass. 28 juni 1982, AR 6500, Arr.Cass. 1981, 1367; Bull. 1982, 1286; JTT 1983, 221; Pas. 1982, I, 1286; RCJB 1985, 57, noot M. VAN QUICKENBORNE; B. CATTOIR, Burgerlijk bewijsrecht, Mechelen, Kluwer, 2013, 306-307, nr. 572-573 en 323, nr. 596. 246 Cass. 23 mei 1892, Pas., 1892, I, 271. 247 E. DIRIX, De hervorming van de roerende zakelijke zekerheden, Mechelen, Kluwer, 2013, 28, nr. 53. 248 Artikel 61, tweede lid in fine Pandwet.

Page 51: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

51

bewijs is behept met een relatieve nietigheid.249 Het geschrift kan slechts aangewend worden

als een begin van schriftelijk bewijs.250

3.3. Fiduciaire overdracht tot zekerheid

3.3.1. Algemeen

102. Structuur - Artikel 62 Pandwet biedt in tegensteling tot het pandrecht op

schuldvorderingen de mogelijkheid om een schuldvordering over te dragen tot zekerheid. Deze

overdracht (of cessie) van een schuldvordering tot zekerheid heeft haar weg gevonden naar

een wettelijke regeling in de nieuwe Pandwet naar aanleiding van twee belangrijke

cassatiearresten.251

Een kort overzicht van deze arresten verklaart waarom de Pandwet hieromtrent een wettelijke

regeling heeft ingevoerd (3.3.2.). Pas daarna komt de wettelijke regeling zelf aan bod, meer

bepaald haar toepassingsvoorwaarden (3.3.3.). Hierbij maakt men een belangrijk onderscheid

al naargelang de hoedanigheid van de partijen. Ten aanzien van consumenten geldt met name

een bijzondere bescherming.

3.3.2. Historie

103. Cassatie beslecht - Het eerste mijlpaalarrest dateert reeds van 17 oktober 1996.252 Het

Hof besluit met dit arrest tot de principiële geldigheid van een zekerheidscessie tussen de

partijen onderling. Daarentegen acht het Hof dergelijke overeenkomst niet tegenwerpelijk ten

aanzien van derden in een situatie van samenloop.

In een arrest van 2010 krijgt het Hof van Cassatie dezelfde vraag voorgeschoteld.253 Nadat het

Hof de niet-tegenwerpelijkheid opnieuw bevestigt, preciseert ze deze stelling door eraan toe

te voegen dat “de overeenkomst waarbij de schuldvordering tot zekerheid wordt overgedragen

ten aanzien van schuldeisers in samenloop nooit meer kan opleveren dan een pandrecht op

deze schuldvordering zodat de overnemer van de schuldvordering niet meer rechten kan

uitoefenen dan diegene waarover een pandhouder beschikt.” De cessie kan met andere

249 S. LANDUYT, “Commentaar bij art. 4 Pandwet”, Comm.Voor., Mechelen, Kluwer, 2014, afl. 51, (49) 61, nr. 25. 250 Zie supra nr. 89. 251 Memorie van Toelichting, 65-66. 252 Cass. 17 oktober 1996, C.94.0421.F., Arr.Cass. 1996, nr. 386; Bull. 1996, 992, conclusie advocaat- generaal J.M. PIRET; RW 1996-97, 1395 noot M.E. STORME, Bank.Fin. 1997, 114 noot I. PEETERS; RPS 1997, 145 noot T. BOSLY (Sart Tilman-arrest). 253 Cass. 3 december 2010, C.09.0459.N., Arr.Cass. 2010, afl. 12, 2884; BFR 2011, afl. 2, 120; TBBR 2011, afl. 10, 497; noot F. GEORGES.

Page 52: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

52

woorden ten hoogste tot een pandrecht worden geconverteerd. De rechter kan deze conversie

aanwenden om alsnog een tegenstelbare rechtshandeling te bekomen.254

Op die gedachte breit de wetgever verder met de nieuwe Pandwet. Voortaan voorziet de wet

zelf in een conversie van de zekerheidscessie, zodat deze de uitwerking van een pandrecht

krijgt.255

3.3.3. Toepassingsvoorwaarden

104. Ongeacht artikel 61 Pandwet - De vraag rijst of een conversie naar een pandrecht

slechts mogelijk is wanneer de initiële overdracht als zekerheid reeds voldoet aan de

geldigheids-, bewijs- en tegenstelbaarheidsvoorschriften die nodig zijn in het kader van een

pandovereenkomst op schuldvorderingen.

Met de reparatiewet van 25 december 2016 brengt de wetgever duiding. Voortaan bepaalt

artikel 62 Pandwet dat de conversie plaatsvindt ongeacht de bewijsvoorschriften uit artikel 61

Pandwet al dan niet werden nageleefd.256 De achterliggende verklaring hiervoor is dat de

cessie van schuldvorderingen niet aan bijzondere vereisten onderworpen is.257 Wanneer

conversie slechts mogelijk is indien de partijen voldoen aan artikel 61 Pandwet, sluiten ze geen

overeenkomst tot overdracht, maar vestigen ze gewoon een pandrecht. De figuur van de

zekerheidscessie zou met andere woorden haar nut verliezen, daar men toch aan de

voorwaarden van een pandovereenkomst moet voldoen.

105. Functionele benadering - Deze zienswijze, die dezelfde uitwerking creëert voor

overdracht tot zekerheid als voor het pandrecht, ongeacht hun conceptuele verschillen, sluit

duidelijk aan bij de functionele benadering van zekerheidsrechten die gehanteerd wordt

doorheen de Pandwet.

106. Consument - Bijzondere bescherming komt toe aan de consument-overdrager. Ten

aanzien van hem zal de overdracht van schuldvorderingen slechts mogelijk zijn voor zover

deze voldoet aan artikel 61 Pandwet. Dit heeft tot gevolg dat de overdracht van

254 I. PEETERS en P. NOBELS, “Pand op geldsommen en schuldvorderingen” in J. BAECK en M. KRUITHOF (eds.), Het nieuwe zekerheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2014, 130, nr. 50; P. VAN STEENWINKEL en I. PEETERS, “Commentaar bij art. 62 Pandwet”, Comm.Voor., Mechelen, Kluwer, 2014, afl. 54, (89) 90, nr. 4. 255 P. VAN STEENWINKEL en I. PEETERS, “Commentaar bij art. 62 Pandwet”, Comm.Voor., Mechelen, Kluwer, 2014, afl. 54, (89) 90, nr. 5. 256 Artikel 28 Wet 25 december 2016. 257 Wetsontwerp houdende de wijziging van verscheidene bepalingen betreffende de zakelijke zekerheden op roerende goederen, Parl.St. Kamer 2016-17, 54K2138/001, 18.

Page 53: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

53

schuldvorderingen de facto wordt afgeschaft ten aanzien van consumenten.258 De partijen

zullen steeds een pandovereenkomst moeten sluiten. Ze moeten deze overeenkomst tot

overdracht opnemen in een onderhandse akte, zoals voorzien in artikel 61 Pandwet. Zich

louter beperken tot de huidige geldigheidsvoorwaarden van de cessie van schuldvorderingen

(Artikel 1690 BW) brengt met zich mee dat deze cessie niet overleeft in een geval van

samenloop.

§4. Evaluatie - Consument verwend?

107. Registerpand - De vereiste van een geschrift voor de geldigheid van de overeenkomst

zorgt ervoor dat het consumentenpand meteen in grote mate afwijkt van de gemeenrechtelijke

bepalingen van de Pandwet. Omdat de wetgever het principe van het consensualisme als

mijlpaal van de hervorming beschouwt, lijkt deze bepaling op het eerste gezicht moeilijk te

verantwoorden in het licht van de hervorming. Ze staat haaks op een groot aantal

doelstellingen die de wetgever voorop stelt met de nieuwe Pandwet.

Toch moet dit genuanceerd worden. De grootste vernieuwing is niet zozeer het

consensualisme op zich. De vernieuwing zit eerder in het feit dat een bezitloos pand überhaupt

mogelijk is geworden. Dat artikel 4, tweede lid hieraan vormvereisten koppelt, maakt het

bezitloos pand nog niet onmogelijk voor consumenten.

Daarnaast moet men indachtig blijven dat het registerpand ook ten aanzien van niet-

consumenten een geschrift vooropstelt, zij het voor het bewijs van het registerpand. Men kan

dus niet voorhouden dat het regime voor consumenten de pandovereenkomst al te zwaar

belemmert ten opzichte van het gewone regime. De op te nemen gegevens in het geschrift

komen trouwens voor een groot deel overeen met de gegevens die geregistreerd moeten

worden in het pandregister.259

108. Vuistpand op lichamelijke roerende goederen - Wat het vuistpand op lichamelijke

roerende goederen betreft, lijkt een geschrift voor de pandgever-consument geen overbodige

luxe. Hij staat het bezit van zijn goederen af aan de pandgever. Een duidelijke onderhandse

akte zal dan ook soelaas brengen wanneer de pandhouder te kwader trouw voorhoudt dat hij

het eigendomsrecht van het verpande goed heeft.

109. Vuistpand op schuldvorderingen – Bij de bespreking van het vuistpand op

schuldvorderingen kwamen we tot een eigenaardige vaststelling. Ten aanzien van

258 P. VAN STEENWINKEL en I. PEETERS, “Commentaar bij art. 62 Pandwet”, Comm.Voor., Mechelen, Kluwer, 2014, afl. 54, (89) 91, nr. 6. 259 Artikel 30 Pandwet.

Page 54: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

54

consumenten voorziet de wetgever in een bijkomende bescherming door een akte conform

artikel 1325 of 1326 BW te vereisen. De vermeldingen die in deze akte vermeld moeten

worden, zijn echter minder verregaand dan de vermeldingen die niet-consumenten moeten

opnemen in het geschrift dat strekt tot bewijs van hun overeenkomst. Kan men aannemen dat

deze laatste vermeldingen ten aanzien van niet-consumenten ook gelden voor het

consumentenpand? De wet brengt hieromtrent geen duidelijkheid.

110. Structuur - Eerder teleurstellend is de structuur van de Pandwet als het aankomt op de

bewijsvoorschriften van de pandovereenkomst. Verwarring en onduidelijkheid blijken de rode

draad doorheen het besproken hoofdstuk. Ik verwijs bijvoorbeeld naar artikel 4, derde lid

Pandwet, waarvan de aard tot op heden raadselachtig blijft, of naar de te vermelden gegevens

uit artikel 61 Pandwet, die een strengere bescherming lijken te voorzien ten aanzien van niet-

consumenten dan in het kader van een consumentenpand. Het is eveneens onduidelijk of

artikel 40 Pandwet op zichzelf staat of eerder in samenhang met artikel 4 Pandwet gelezen

moet worden. Men kan stellen dat artikel 40 Pandwet hier uitdrukkelijk van afwijkt, maar aan

de andere kant zijn beide artikels in beginsel niet onverenigbaar.

111. Sancties – Het grootste heikel punt doorheen dit hoofdstuk heeft betrekking op de

sanctieregeling. Of eerder het gebrek daaraan. Het valt ten zeerste te betreuren dat de

wetgever heeft nagelaten om te voorzien in doeltreffende sancties die de pandhouder zouden

aansporen om de wet na te komen. Zonder sancties met een voldoende afschrikkend karakter

blijft consumentenbescherming slechts een lege doos.

Die onduidelijkheid omtrent de sanctionering in combinatie met de verwarring omtrent de te

vermelden gegevens in een geschrift, lijken een belangrijk struikelblok te kunnen vormen voor

het consumentenpand. Het maakt het pand als zekerheid alles behalve aantrekkelijk voor

toekomstige pandhouders. Het zal toekomen aan de rechtspraak om de bestaande leemtes in

te vullen. In tussentijd lijkt het niet ondenkbaar dat kredietverstrekkers in de praktijk eerder

terughoudend zullen staan tegenover het consumentenpand.

112. Fiduciaire zekerheid - Het is een goed initiatief dat de fiduciaire zekerheid wordt

voorzien van een wettelijke grondslag. Dit voorkomt onduidelijkheid, wat op zijn beurt de

kredietvertrekking bevordert. Dat de consument-overdager gelijk wordt gesteld met de

consument-pandgever strookt met de functionele benadering die de wetgever hanteert.260 Een

onderhandse akte als bewijsvoorschrift zal de kredietverstrekkers waarschijnlijk niet

afschrikken om een overeenkomst aan te gaan. Het blijft een bescherming die best

260 Memorie van Toelichting, 10.

Page 55: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

55

laagdrempelig is. Zeker wanneer men in ruil voldoende duidelijkheid krijgt omtrent de

tegenstelbaarheid van de zekerheid ten aanzien van derden.

Hoofdstuk 3. Omvang van het pandrecht

§1. Inleiding

113. Artikel 12 Pandwet - “Het pandrecht strekt zich, binnen het overeengekomen bedrag,

uit tot de hoofdsom van de gewaarborgde schuldvordering en tot de bijhorigheden zoals de

interest, het schadebeding en de kosten van uitwinning”, zo bepaalt artikel 12, eerste lid

Pandwet. De omvang van het pandrecht als zekerheid wordt aldus duidelijk afgebakend in de

nieuwe Pandwet.261 Het pand dekt zowel de hoofdsom als de bijhorigheden of accessoria.

114. Structuur - Hierna komt een meer uitgebreide bespreking van de omvang van het

pandrecht aan bod (§2), waarna in een volgend hoofdstuk de bijzondere bescherming van de

pandgever-consument wordt besproken (§3). We eindigen met een korte evaluatie (§4).

§2. Omvang van het pandrecht ontleed

115. Overeengekomen bedrag - De omvang van het pandrecht kan in geen geval meer

bedragen dan het contractueel overeengekomen bedrag.262 Hiermee verwijst de wetgever

naar het maximaal gewaarborgde bedrag dat reeds eerder ter sprake kwam.263 Dat bedrag

wordt vermeld in het geschrift dat wordt opgesteld overeenkomstig artikel 4, eerste lid en artikel

61 Pandwet. In het geval van een registerpand wordt dit bedrag bovendien ook in het

pandregister opgenomen.264 Zodoende laat het pandregister toe dat derden zich een

nauwkeurig beeld vormen van de omvang van de reeds aangegane zekerheidsrechten.265

116. Hoofdsom - De hoofdsom waarvan sprake in artikel 12, eerste lid Pandwet verwijst

naar het resterende saldo van de gewaarborgde schuldvordering op het ogenblik van de

uitwinning.266

117. Bijhorigheden - Daarnaast dekt het pandrecht ook de bijhorigheden of accessoria. Ter

illustratie vermeldt de wet enkele voorbeelden van wat de bijhorigheden kunnen omvatten. Dit

zijn de interest, het schadebeding en de kosten van uitwinning. Het valt dan ook niet te

261 Memorie van Toelichting, 40. 262 Memorie van Toelichting, 40. 263 Zie supra nr. 81. 264 Artikel 30, 5° Pandwet; S. CALLEWAERT, “Commentaar bij art. 12 Pandwet”, Comm.Voor., Mechelen, Kluwer, 2016, afl. 57, (19) 20, nr. 2. 265 Memorie van Toelichting, 49. 266 S. CALLEWAERT, “Commentaar bij art. 12 Pandwet”, Comm.Voor., Mechelen, Kluwer, 2016, afl. 57, (19) 21, nr. 4.

Page 56: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

56

betwisten dat deze voorbeelden steeds als bijhorigheid worden beschouwd. Uit de bewoording

van de wet267 en de toelichting in haar Memorie van Toelichting268 blijkt echter duidelijk dat het

pandrecht alle bijhorigheden dekt. De opsomming die men terugvindt in artikel 12, eerste lid

Pandwet geldt niet limitatief. De accessoria worden in de regel dus onbeperkt gedekt door het

pandrecht, voor zover het maximaal gewaarborgde bedrag niet wordt overschreden.

Naast de interest, het schadebeding en de ‘redelijke’269 kosten van uitwinning, kan men

bijvoorbeeld denken aan de door de pandhouder betaalde nuttige kosten tot behoud en tot

onderhoud van het verpande goed bij een vuistpand.270

§3. Beperking van de omvang ten aanzien van consumenten

118. Consument - De pandgever-consument krijgt een bijkomende bescherming om al te

hoge bijhorigheden (zoals bijvoorbeeld nalatigheidsinteresten) te beperken. Zoals hierboven

reeds aangehaald, zou de pandgever zonder deze beperking onbeperkt instaan voor deze

bijhorigheden, zolang het maximaal gewaarborgde bedrag niet bereikt wordt.

Artikel 12, tweede lid Pandwet beperkt de dekking van bijhorigheden van de gewaarborgde

schuldvordering tot een limiet van 50% van de hoofdsom. De omvang van de hoofdsom wordt

daarbij bepaald op het ogenblik van de verdeling of de toerekening.271 Deze beperking moet

bovenop het maximaal gewaarborgde bedrag - dat eveneens blijft gelden voor consumenten

- in aanmerking worden genomen.

119. Illustratie - Stel dat pandgever en pandhouder een pandrecht vestigen, waarbij ze een

maximumbedrag van 4.000 EUR overeenkomen. De pandhouder gaat over tot uitwinning van

het pand. De hoofdsom van de gewaarborgde schuldvordering bedraagt 1.000 EUR. In de

veronderstelling dat de pandgever een consument is, zullen de bijhorigheden maximaal ten

belope van 500 EUR worden gedekt door het pandrecht. Nochtans kwamen de partijen een

maximale waarborg van 4.000 EUR overeen. Wanneer de pandgever echter geen consument

is, zullen de bijhorigheden gedekt worden ten belope van maximaal 3.000 EUR. Ze worden

ongelimiteerd gedekt, zolang de hoofdsom en bijhorigheden het oorspronkelijk

overeengekomen maximaal bedrag niet overschrijden.

267 Artikel 12, eerste lid spreekt over “bijhorigheden zoals …”. 268 Memorie van Toelichting, 40: “Kortom (…) dekt het pandrecht zowel de hoofdsom als de accessoria van de verzekerde schuldvordering of schuldvorderingen”. 269 Memorie van Toelichting, 40. 270 S. CALLEWAERT, “Commentaar bij art. 12 Pandwet”, Comm.Voor., Mechelen, Kluwer, 2016, afl. 57, (19) 21, nr. 5. 271 Artikel 12, tweede lid Pandwet, zoals gewijzigd bij artikel 5 Wet 25 december 2016.

Page 57: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

57

120. Zakelijke borg - Deze beperking beschermt in het bijzonder de zakelijke borg.272 De

schuldenaar zal immers steeds gehouden zijn om de schuldvordering volledig te voldoen,

inclusief accessoria.273 De beperking speelt daarentegen wel een rol wanneer het pand werd

gevestigd op goederen van een derde-consument. Bijhorigheden kunnen op deze goederen

slechts ten belope van 50% van de hoofdsom verhaald worden.

121. Onrechtmatige bedingen - Uiteraard zijn bijhorigheden hoe dan ook slechts

verschuldigd in de mate dat ze rechtmatig bedongen zijn.274 Het zij er dan ook aan herinnerd

dat elke consument, de schuldenaar zelf of de zakelijke borg, bescherming geniet tegen

onrechtmatige bedingen op grond van Boek VI van het Wetboek Economisch Recht.275 Zowel

schadebedingen als bedingen inzake nalatigheidsinteresten moeten voldoen aan de vereiste

van wederkerigheid en gelijkwaardigheid.276 Daarnaast mag een schadebeding niet voorzien

in een vergoeding die duidelijk hoger ligt dan de potentiële voorzienbare schade.277

Bovendien roept de algemene toetsingsnorm uit Boek VI WER een halt toe aan elk beding met

een onrechtmatig karakter.278 Men spreekt over een onrechtmatig karakter wanneer een

beding een kennelijk onevenwicht schept tussen de rechten en plichten van de partijen ten

nadele van de consument.279

122. Meerdere schuldvorderingen - De Pandwet voorziet uitdrukkelijk in de mogelijkheid om

een pandrecht te vestigen tot zekerheid van meerdere schuldvorderingen.280 Als dit het geval

is, dan moet de beperking van de bijhorigheden tot 50% van de hoofdsom berekend worden

per schuldvordering.281

Wanneer de pandhouder bij wanprestatie van de pandgever van slechts een van de

schuldvorderingen wenst over te gaan tot uitwinning, kunnen bijgevolg slechts de

bijhorigheden die betrekking hebben op diezelfde schuldvordering worden uitgewonnen.282

272 Memorie van Toelichting, 40; E. DIRIX, De hervorming van de roerende zakelijke zekerheden, Mechelen, Kluwer, 2013, 21, nr. 34. 273 R. STEENNOT, “De algemene regeling van het pand” in J. BAECK en M. KRUITHOF (eds.), Het nieuwe zekerheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2014, 57, nr. 49. 274 R. STEENNOT, “De bescherming van de consument bij pandovereenkomsten”, in Financial Law Institute Working Paper Series, WP 2013-03, 21, nr. 27. 275 Artikel VI.82-VI.87 WER. 276 Artikel VI.83, 17° WER. 277 Artikel VI.83, 24° WER. 278 Artikel I.8, 22° j. VI.82 WER. 279 Artikel I.8, 22° WER. 280 Artikel 10 Pandwet; S. CALLEWAERT, “Commentaar bij art. 12 Pandwet”, Comm.Voor., Mechelen, Kluwer, 2016, afl. 57, (19) 23, nr. 8. 281 Memorie van Toelichting, 40. 282 S. CALLEWAERT, “Commentaar bij art. 12 Pandwet”, Comm.Voor., Mechelen, Kluwer, 2016, afl. 57, (19) 23-24, nr. 8.

Page 58: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

58

123. Sanctie – Net zoals bij het vorige hoofdstuk, heeft de wetgever nagelaten om bij niet-

naleving van deze bepaling in een uitdrukkelijke sanctie te voorzien. Aangezien deze regel

strekt tot bescherming van een consument, kan men wel aannemen dat het een regel van

dwingend recht betreft. Dat betekent dat de pandovereenkomst niet kan afwijken van deze

bepaling, in de mate dat een afwijkend beding in het nadeel van de consument speelt.283

De nietigheid van de pandovereenkomst bij schending van artikel 12 Pandwet lijkt niet de

bedoeling van de wetgever te zijn geweest. Vooreerst heeft de wetgever niet uitdrukkelijk

voorzien in een nietigheidssanctie.284 Daarnaast brengt de nietigheid van een

zekerheidsovereenkomst veelal met zich mee dat de gewaarborgde schuldverbintenis

onmiddellijk ingelost moet worden.285 Dit werkt uiteraard in het nadeel van de pandgever-

consument. Het krediet dat de consument bijvoorbeeld had aangegaan, zal in dat geval in een

keer terugbetaald moeten worden.

Een meer geschikte sanctie lijkt erin te bestaan de bijhorigheden te beperken tot een bedrag

dat maximaal 50% van de hoofdsom bedraagt. Dit kan men bereiken door de rechter toe te

laten het bedrag te matigen286 of door slechts het strijdige beding nietig te verklaren en de rest

van de overeenkomst te laten bestaan.287 Beide sancties leiden tot hetzelfde resultaat,

namelijk dat de zekerheidssteller-consument slechts ten belope van 50% van de hoofdsom

gehouden is de bijhorigheden te betalen.288

124. Sanctie onrechtmatige bedingen - Boek VI WER voorziet wel uitdrukkelijk in een

sanctie wanneer onrechtmatige bedingen289 in het nadeel van consumenten worden

aangegaan. Een schending van de regels dienaangaande leidt tot de nietigheid van het

desbetreffende beding.290 In principe is deze nietigheid beperkt tot het oneerlijke beding zelf,

283 S. CALLEWAERT, “Commentaar bij art. 12 Pandwet”, Comm.Voor., Mechelen, Kluwer, 2016, afl. 57, (19) 24, nr. 10. 284 R. STEENNOT, “De bescherming van de consument bij pandovereenkomsten”, in Financial Law Institute Working Paper Series, WP 2013-03, 23, nr. 29. 285 S. CALLEWAERT, “Commentaar bij art. 12 Pandwet”, Comm.Voor., Mechelen, Kluwer, 2016, afl. 57, (19) 25, nr. 10. 286 R. STEENNOT, “De algemene regeling van het pand” in J. BAECK en M. KRUITHOF (eds.), Het nieuwe zekerheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2014, 58, nr. 51. 287 S. CALLEWAERT, “Commentaar bij art. 12 Pandwet”, Comm.Voor., Mechelen, Kluwer, 2016, afl. 57, (19) 24-25, nr. 10; Cf. Artikel VI.84, §1 WER dat bepaalt dat elk onrechtmatig beding nietig is, maar de overeenkomst blijft voortbestaan indien het onrechtmatige beding niet wezenlijk is voor de voortzetting van de overeenkomst. Bovendien kan de consument geen afstand doen van de bescherming voorzien inzake onrechtmatige bedingen. 288 T. TANGHE, Gedeeltelijke ontbinding en vernietiging van overeenkomsten, Antwerpen, Intersentia, 2015, 186, nr. 172. 289 Zie supra nr. 121. 290 Artikel VI.84 WER.

Page 59: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

59

behoudens wanneer het beding essentieel is voor het voortbestaan van de overeenkomst. De

rechter is verplicht om deze nietigheid ambtshalve op te werpen.291 Het is de rechter niet

toegelaten om het onrechtmatig beding te matigen, de rechter dient steeds de nietigheid uit te

spreken.292

Een vergoeding naar gemeen recht293 blijft mogelijk voor de pandhouder wanneer het

schadebeding nietig wordt verklaard. Deze vergoeding geldt eveneens als bijhorigheid van het

pandrecht. Ze wordt bijgevolg gedekt door het pandrecht, in de mate dat de bijhorigheden in

totaal niet meer dan 50% van de hoofdsom bedragen.294

§4. Evaluatie - Consument verwend?

125. Evaluatie - De regel uit artikel 12, tweede lid Pandwet strekt ertoe de zakelijke borg te

beschermen. Deze bescherming belemmert de pandovereenkomst echter niet door

bijvoorbeeld bijkomende formaliteiten op te leggen. Daarnaast kan de pandhouder steeds het

volledige bedrag van de rechtmatige bijhorigheden bij de schuldenaar zelf verhalen. De

schuldenaar zelf heeft geen bijkomende bescherming nodig. Hij wordt namelijk al beschermd

door de regels inzake onrechtmatige bedingen. Deze bescherming staat met andere woorden

een efficiënt stelsel van zakelijke zekerheden niet in de weg. Ze valt perfect te verenigen met

de doelstellingen van de nieuwe Pandwet.

Men kan zelfs besluiten dat de wetgever nog verder had kunnen gaan om bescherming toe te

kennen aan de consument. De kosteloze borg bijvoorbeeld, kan slechts aangesproken worden

voor de hoofdsom van de overeenkomst verhoogd met interesten tegen de wettelijke of

conventionele rente zonder dat deze interesten evenwel hoger mogen zijn dan 50% van de

hoofdsom.295

Dat verschil in behandeling valt echter te rechtvaardigen, gelet op het feit dat het volledige

vermogen van de kosteloze borg persoonlijk kan worden aangesproken, daar waar de

zakelijke borg slechts een welbepaald goed tot zekerheid heeft gevestigd. Hij kan dus ook

slechts dat goed verliezen bij de uitwinning van de gevestigde zekerheid.

291 R. STEENNOT, “De algemene regeling van het pand” in J. BAECK en M. KRUITHOF (eds.), Het nieuwe zekerheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2014, 58, nr. 51, voetnoot 122. 292 HvJ C-488/11, Asbeek Brusse, Jur. 2013, I, § 57-59. 293 Artikel 1153 BW. 294 R. STEENNOT, “De bescherming van de consument bij pandovereenkomsten”, in Financial Law Institute Working Paper Series, WP 2013-03, 21, nr. 27. 295 Artikel 2043sexies, §1 BW.

Page 60: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

60

Ook de regels aangaande het consumenten- en het hypothecair krediet voorzien in een meer

verregaande bescherming van de derde die een zekerheid verstrekt ten voordele van een

kredietnemer. De derde kan slechts aangesproken worden voor een welbepaald accessorium:

de nalatigheidsinteresten.296 Deze strengere bepalingen zullen eveneens gelden ten voordele

van de zakelijke borg die een goed in pand geeft als waarborg van een kredietovereenkomst

dat onder het toepassingsgebied van het consumenten- of hypothecair krediet valt. Die regels

gelden namelijk als lex specialis.297 Ze komen verder uitgebreid aan bod bij de bespreking van

het hypothecair krediet.

Hoofdstuk 4. Waarde van de verpande goederen

§1. Inleiding

126. Artikel 7 Pandwet - Artikel 7 Pandwet is specifiek gewijd aan de goederen waarop het

pandrecht kan slaan.298 Het pandrecht kan gevestigd worden op roerende lichamelijke of

onlichamelijke goederen. Daarnaast is het pand ook mogelijk op een universaliteit van

goederen of op toekomstige goederen, voor zover ze voldoende bepaald of bepaalbaar zijn.299

Wat ons echter interesseert is het vierde lid van artikel 7 Pandwet. Deze bepaling biedt de

consument een bijkomende bescherming. Een terugblik op de lijst van vermeldingen die

opgenomen moeten worden in het geschrift bij de totstandkoming van een registerpand met

consumenten, leert ons dat men onder andere steeds de waarde van het verpande goed in

het geschrift moet vermelden. 300 Die verplichting is uniek aan het consumentenpand en kadert

in het licht van artikel 7, vierde lid Pandwet.

De bepaling uit artikel 7, vierde lid Pandwet viseert zowel het register- als het vuistpand waarbij

de pandgever optreedt als consument.

127. Structuur - In wat volgt komt een bespreking van artikel 7, vierde lid Pandwet aan bod

(§2). Vervolgens sluiten we dit hoofdstuk af met een evaluatie van deze bijzondere

bescherming (§3).

296 Artikel VII.109 en VII.147/26 WER. 297 R. STEENNOT, “De bescherming van de consument bij pandovereenkomsten” in Financial Law Institute Working Paper Series, WP 2013-03, 22, nr. 28. 298 P. FRANCOIS, “Commentaar bij art. 7 en 8 Pandwet”, Comm.Voor., Mechelen, Kluwer, 2015, Afl. 56, (22) 23, nr 3. 299 Artikel 7, eerste lid en 8 Pandwet; Voor een uitgebreide bespreking van het voorwerp van de pandovereenkomst: zie P. FRANCOIS, “Commentaar bij art. 7 en 8 Pandwet”, Comm.Voor., Mechelen, Kluwer, 2015, Afl. 56, (22) 22-38. 300 Zie supra nr. 84.

Page 61: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

61

§2. Beperking van de waarde ten aanzien van consumenten

128. Bescherming - Wanneer de pandgever een consument is, bepaalt artikel 7, vierde lid

Pandwet dat de waarde van het bezwaarde goed of de bezwaarde goederen het dubbel van

de omvang van het pandrecht niet mag overschrijden. Het doel van de wetgever bestaat erin

de pandhouder ervan te weerhouden al te grote zekerheden te vragen aan de consument.

Zodoende wordt de consument beschermd door een zekere proportionaliteit te waarborgen

tussen de waarde van het verpande goed en het maximaal bedrag ten belope waarvan dat

goed de schuldvordering dekt.301 De kredietmogelijkheden van de consument worden niet

nodeloos belast door het pandrecht, wat zowel de pandgever als de andere schuldeisers ten

goede komt.

129. Illustratie - Wanneer twee partijen onderling een schuldvordering hebben, dat ten

belope van een waarde van 1.000 EUR gewaarborgd wordt door een zekerheid, zou het

economisch niet verantwoord zijn dat de pandhouder hiervoor een pandrecht weet te bedingen

op de wagen van de pandgever ter waarde van 30.000 EUR. Het pand zou dertig keer meer

bedragen dan het bedrag waartoe het strekt. Om de pandgever hiertegen te beschermen, zal

het verpande goed slechts 2.000 EUR waard mogen zijn.

Het valt te beklemtonen dat de werkelijke waarde van de onderlinge schuldvordering hierbij

geen rol speelt. Men houdt slechts rekening met het bedrag waartoe die schuldvordering is

gedekt door een zekerheid. De gewaarborgde schuldvordering kan bijvoorbeeld een ‘pand op

alle sommen’302 betreffen. In bovenstaand voorbeeld is deze schuldvordering slechts gedekt

door het pand ten belope van 1.000 EUR. Met andere woorden, de eventuele realisatie van

het pandrecht kan maximum 1.000 EUR opbrengen voor de pandhouder.

130. Waarde verpande goederen - Het spreekt voor zich dat men slechts rekening kan

houden met de bescherming voorzien in artikel 7, vierde lid Pandwet voor zover men de

waarde van het verpande goed kan bepalen. De waarde van de verpande goederen moet

steeds worden vermeld in het geschrift dat de partijen opstellen bij het sluiten van een

registerpand.303 Deze verplichting zal bijgevolg dienen als basis om na te gaan of de waarde

van de verpande goederen het dubbel van de omvang van het pandrecht niet overschrijden.

In het kader van het vuistpand voorziet de Pandwet niet in een gelijkaardige verplichting. Dit

staat er niet aan in de weg dat de partijen steeds onderling de waarde van de verpande

301 Cf. E. DIRIX, “Is een schuldeiser zijn broeders hoeder?” in Liber Amicorum L. Simont, Bruylant, Brussel, 2002, 381-382, nr. 9. 302 Zie infra nr. 132. 303 Artikel 4, derde lid Pandwet.

Page 62: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

62

goederen moeten vaststellen. Het lijkt aangeraden dat de partijen dit ook in het kader van een

vuistpand schriftelijk overeenkomen, om latere problemen te vermijden.

Eens de waarde van het verpande goed vaststaat, is het eenvoudig om na te gaan of dat

bedrag maximaal overeenstemt met het dubbel van de omvang van het pandrecht. Men kan

zich echter verschillende vragen stellen bij de aanvankelijke bepaling van deze waarde. De

wetgever geeft hieromtrent geen duiding.

Eerst en vooral kan men er redelijkerwijze van uitgaan dat de wet refereert naar de waarde

van het goed op het ogenblik van de sluiting van de pandovereenkomst.304 Hoewel de waarde

van de goederen nog sterk kan fluctueren gedurende de looptijd van de pandovereenkomst,

kan men moeilijk al bij de totstandkoming van de pandovereenkomst voorspellen wat de

uiteindelijke waarde van de verpande goederen zal zijn op het ogenblik dat het pandrecht

effectief zou worden uitgewonnen.

Een mogelijke stijging van de waarde zou er bijgevolg kunnen toe leiden dat de

pandovereenkomst aanvankelijk wel voldeed aan de beschermingsmaatregel van artikel 7,

vierde lid Pandwet, maar na verloop van tijd niet meer.305 Dat lijkt echter onvermijdelijk.

Niemand is namelijk in staat de toekomst te voorspellen.

Voorts kan er mogelijks twijfel ontstaan over de waardering van de betrokken goederen op het

ogenblik van het sluiten van de overeenkomst. De wet reikt geen maatstaven aan om deze

goederen te waarderen. Voor sommige goederen leidt deze waardebepaling tot weinig

problemen, denk bijvoorbeeld maar aan beursgenoteerde aandelen. Vaak is het echter niet

evident om de waarde van een goed in te schatten. Wat is de waarde van een schilderij

bijvoorbeeld? Is dat de prijs die de pandgever oorspronkelijk betaald heeft? Moeten de partijen

een onafhankelijke deskundige aanstellen om de huidige waarde van dat schilderij te laten

waarderen?

LANDUYT wijst hierbij op de wilsautonomie van de partijen.306 Ze zullen in onderling overleg

de waarde moeten bepalen en dit zo waarheidsgetrouw als mogelijk. STEENNOT verduidelijkt

dat de waarde van een nieuw verworven goed sterk kan verschillen wanneer men dit goed,

304 S. LANDUYT, “Commentaar bij art. 4 Pandwet”, Comm.Voor., Mechelen, Kluwer, 2014, afl. 51, (49) 67, nr. 46.; R. STEENNOT, “De bescherming van de consument bij pandovereenkomsten”, Financial Law Institute Working Paper Series, WP 2013-03, 19, nr. 24. 305 S. LANDUYT, “Commentaar bij art. 4 Pandwet”, Comm.Voor., Mechelen, Kluwer, 2014, afl. 51, (49) 67, nr. 46, voetnoot 3. 306 S. LANDUYT, “Commentaar bij art. 4 Pandwet” in Comm.Voor., Mechelen, Kluwer, 2014, afl. 51, (49) 67, nr. 47.

Page 63: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

63

zelfs na een dag bijvoorbeeld, terug moet verkopen. Hij gaat er dan ook van uit dat niet de

nieuwprijs van het goed als uitgangspunt moet gelden, maar wel wat de goederen zouden

opbrengen bij een gedwongen verkoop.307 Hoe dan ook zal men bij de waardering van de

verpande goederen dienen uit te gaan van enig pragmatisme.308

131. Omvang van het pandrecht - De waarde van de verpande goederen mag het dubbel

van de omvang van het pandrecht zoals bepaald bij artikel 12 Pandwet niet overschrijden.309

Hiermee verwijst de wetgever naar het maximaal gewaarborgde bedrag van de

schuldvordering. Het maximaal gewaarborgde bedrag zal vaak gelijk zijn aan de waarde van

de schuldvordering, maar nooit hoger. Dit is immers strijdig met het accessoir karakter van het

pandrecht.310

Dat maximaal bedrag tot beloop waarvan de schuldvorderingen gewaarborgd zijn, is een van

de vermeldingen die strekken tot het bewijs van het registerpand.311 Een bespreking van dit

begrip kwam in die context dan ook reeds aan bod.312 Ook artikel 61, tweede lid Pandwet

voorziet ten aanzien van consumenten in de opname van dat maximaal bedrag in het geschrift

dat strekt tot bewijs van de inpandgeving van schuldvorderingen. Artikel 40 Pandwet – omtrent

het vuistpand op lichamelijke roerende goederen - vereist niet dat het maximaal gewaarborgde

bedrag wordt opgenomen in een geschrift. Om discussie te vermijden, betaamt het een

zorgvuldige pandhouder en -gever om hier toch in te voorzien.

De omvang van het pandrecht mag men niet verwarren met de omvang van de gewaarborgde

schuldvordering.313 De waarde van de schuldvordering die een schuldeiser heeft op zijn

schuldenaar is met name van geen belang in deze context. De partijen sluiten een

pandovereenkomst om deze schuldvordering (waarvan de waarde geen rol speelt) te

waarborgen. Vervolgens bepalen de partijen het maximaal gewaarborgde bedrag ten belope

waarvan dat goed tot zekerheid van de schuldvordering dient. De waarde van het verpande

goed mag het dubbel van dat gewaarborgde bedrag niet overschrijden.

307 R. STEENNOT, “De algemene regeling van het pand” in J. BAECK en M. KRUITHOF (eds.), Het nieuwe zekerheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2014, 47-48, nr. 35. 308 P. FRANCOIS, “Commentaar bij art. 7 en 8 Pandwet”, Comm.Voor., Mechelen, Kluwer, 2015, Afl. 56, (22) 34-35, 24. 309 Artikel 7, vierde lid Pandwet. 310 E. DIRIX en R. DE CORTE, “Zekerheidsrechten”, Mechelen, Kluwer, 2006, 312, nr. 462; S. LANDUYT, “Commentaar bij art. 4 Pandwet”, Comm.Voor., Mechelen, Kluwer, 2014, afl. 51, (49) 59, nr. 19, voetnoot 5. 311 Artikel 4, eerste lid Pandwet. 312 Zie supra nr. 81. 313 P. FRANCOIS , “De nieuwe Pandwet: enkele (praktische) beschouwingen vanuit het oogpunt van de bankier” in I. CLAEYS (ed.), Een kritische blik op zekerheden, prijsregulering en ontslag, Antwerpen, Intersentia, 2016, 49-50, nr. 11.

Page 64: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

64

132. Pand voor alle sommen - De nieuwe Pandwet voorziet uitdrukkelijk in de mogelijkheid

om een pand voor alle sommen te sluiten.314 Een pand voor alle sommen is een overeenkomst

waarbij het pandrecht geldt voor alle tegenwoordige en toekomstige schulden.315 Hoewel het

pand voor alle sommen reeds eerder algemeen werd aanvaard, bestond hier nog geen

wettelijke basis voor.

De vraag rijst of men een geldige pandovereenkomst voor alle sommen kan sluiten met

consumenten, aangezien men voor de toepassing van artikel 7, vierde lid Pandwet de waarde

van het verpande goed moet afwegen tegen de omvang van het pand. De aandachtige lezer

weet waarschijnlijk het antwoord al.

De geldigheid van het pand voor alle sommen staat vast in zoverre de gewaarborgde

schuldvordering voldoende bepaald of bepaalbaar is316 en de pandovereenkomst het

maximaal gewaarborgde bedrag vermeldt.317 Een consumentenpand zal dat maximaal

gewaarborgde bedrag, behalve bij een vuistpand op lichamelijke roerende goederen, moeten

vermelden. Dat laat toe om ook de maximale toelaatbare waarde van het bezwaarde goed of

de bezwaarde goederen te bepalen op het dubbel hiervan. Hoewel de precieze omvang van

de schuldvordering bij een pand voor alle sommen niet vaststaat, houdt men slechts rekening

met het maximumbedrag tot beloop waarvan het pandrecht gevestigd wordt.318

Het blijft met andere woorden ook voor consumenten mogelijk om een pand voor alle sommen

te sluiten. Ze zullen echter wel het maximumbedrag moeten vastleggen waartoe het pand als

zekerheid dient. Zoals in het vorige randnummer besproken, mag men de omvang van het

pandrecht dus niet verwarren met de omvang van de gewaarborgde schuldvordering.

133. Sanctie - Het valt opnieuw te betreuren dat de wetgever heeft nagelaten om

uitdrukkelijk in een sanctie te voorzien. De twee meest voor de hand liggende sancties lijken

enerzijds de matiging van het pandrecht tot wat wel toegelaten is en anderzijds de nietigheid

van het beding dat artikel 7, vierde lid schendt. Over beide sancties valt het een en ander op

te merken.

314 Artikel 10 Pandwet. 315 E. DIRIX en R. DE CORTE, “Zekerheidsrechten”, Mechelen, Kluwer, 2006, 241-242, nr. 370. 316 Artikel 10, eerste lid Pandwet. 317 Artikel 10, tweede lid Pandwet. 318 P. FRANCOIS, “De nieuwe Pandwet: enkele (praktische) beschouwingen vanuit het oogpunt van de bankier” in I. CLAEYS (ed.), Een kritische blik op zekerheden, prijsregulering en ontslag, Antwerpen, Intersentia, 2016, 50, nr. 11; R. STEENNOT, “De algemene regeling van het pand” in J. BAECK en M. KRUITHOF (eds.), Het nieuwe zekerheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2014, 48, nr. 36.

Page 65: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

65

134. Reductie - De rechter toelaten om overdreven pandovereenkomsten te reduceren tot

het wettelijke maximum, biedt geen optimale bescherming voor de consument daar deze

sanctie geen afschrikkend karakter kent. Het zou de pandhouder in tegendeel kunnen

aansporen om deze regel aan zijn laars te lappen. In het slechtste geval wordt de

pandovereenkomst gereduceerd, in het beste geval gaat de consument niet naar de rechter

en komt de pandhouder ermee weg. Hij zal nooit een nadeel ondervinden.

135. Nietigheid - De nietigheid daarentegen is een veel sterkere sanctie. Ze kent wel een

afschrikkend karakter. Echter, de nietigheid van het verpande goed zou zich hoe dan ook uiten

in een nietigheid van het hele pandrecht. Het voorwerp van het pandrecht is essentieel voor

de zekerheidsovereenkomst, zonder verpande goed kan er geen pandrecht bestaan. De

vernietiging van de pandovereenkomst kan in het nadeel van de consument-pandgever

spelen. De nietigheid van een zekerheidsovereenkomst brengt met name veelal met zich mee

dat de gewaarborgde schuldverbintenis onmiddellijk ingelost moet worden.319 Het krediet dat

de consument bijvoorbeeld had aangegaan, zal in dat geval in een keer terugbetaald moeten

worden. Hij verliest namelijk zijn zekerheid, wat vaak gepaard gaat met de ontbinding van de

gewaarborgde schuldvordering.

136. Voorkeur - Daarom lijkt binnen de rechtsleer een reductie als voornaamste sanctie naar

voren geschoven te worden. Deze reductie komt in de praktijk neer op een bevrijding van de

verpande goederen in de mate dat ze het dubbel van het pandrecht overschrijden.320

Om alsnog in een hogere consumentenbescherming te voorzien, zou de wetgever mijns

inziens kunnen bepalen dat wanneer dergelijke overdreven pandovereenkomsten

gereduceerd worden door de rechter, daaraan automatisch een verwijdering uit het

pandregister gebonden wordt. Zo verliest de pandhouder zijn rang en is de pandovereenkomst

niet langer tegenstelbaar aan derden. Dat zal de pandhouder uiteraard willen vermijden. Of dit

in de praktijk een wenselijke sanctie zou zijn, is een andere kwestie. Het zou het succes van

het nieuwe registerpand kunnen ondermijnen. De moeilijkheden die de waardebepaling van

het verpande goed met zich meebrengt indachtig zijnde, zouden ook pandhouders die ter

goeder trouw de waarde van het verpande goed (op het ogenblik van de totstandkoming van

de overeenkomst) verkeerd hebben inschat, gesanctioneerd worden.

319 S. CALLEWAERT, “Commentaar bij art. 12 Pandwet”, Comm.Voor., Mechelen, Kluwer, 2016, afl. 57, (19) 25, nr. 10. 320 E. DIRIX, De hervorming van de roerende zakelijke zekerheden, Antwerpen, Kluwer, 2013, 14, nr. 21; R. STEENNOT, “De algemene regeling van het pand” in J. BAECK en M. KRUITHOF (eds.), Het nieuwe zekerheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2014, 49, nr. 37.

Page 66: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

66

§3. Evaluatie - Consument verwend?

137. Praktische problemen - De rode draad doorheen dit hoofdstuk lijkt vooral te bestaan uit

onduidelijkheden en praktische problemen. De onduidelijkheid van de Pandwet spoort

kredietverstrekkers alles behalve aan om een krediet aan te bieden dat gewaarborgd wordt

door een pand. De praktijk heeft daarentegen nood aan simpele en duidelijke regelgeving. De

wetgever leek weinig oog te hebben voor deze praktijk, in het bijzonder door niet te voorzien

in een uitdrukkelijke sanctie.

138. Consumentvriendelijk en kredietbevorderlijk - Het vorige buiten beschouwing gelaten,

lijkt het basisprincipe van deze bepaling daarentegen wel overeen te stemmen met de

bedoeling van de wetgever. Enerzijds streeft artikel 7, vierde lid Pandwet een zekere

proportionaliteit na ter bescherming van de consument tegen Ûbersicherung.321 Anderzijds

werkt deze maatregel ook kredietbevorderlijk. Indien de werkelijke waarde van het verpande

goed hoger ligt dan het bedrag waartoe het goed maximaal tot waarborg van de

schuldvordering strekt, zal de consument hetzelfde goed nogmaals kunnen aanwenden in het

kader van een nieuw krediet. De nieuwe pandhouder neemt dan slechts rang na de

oorspronkelijke pandhouder, maar dat zou geen probleem mogen zijn. Hij weet namelijk tot

welk bedrag de oorspronkelijke pandhouder maximaal een zekerheid geniet.

Hoofdstuk 5. Realisatie van het pandrecht

§1. Inleiding

139. Nood aan vernieuwing - De nieuwe Pandwet neemt de oude uitwinningsprocedure van

pandrechten grondig onder handen.322 De wetgever geeft in zijn voorbereidende werken bij de

Pandwet aan dat de huidige regeling omtrent het pandrecht onvolledig is en dat de uitwinning

van pandrechten bepaalde problemen met zich meebrengt.323 Bovendien is deze procedure

tijdrovend en behoorlijk achterhaald. Ze steekt schril af met bijvoorbeeld het regime van de

Wet Financiële Zekerheden.324 Nochtans hangt de waarde van verbintenissen in sterke mate

af van hun afdwingbaarheid.325 Het Belgische rechtsstelsel laat geen dwang op een persoon

toe, maar een schuldenaar staat daarentegen wel met zijn gehele vermogen in om zijn

aangegane verbintenissen na te komen. Dat rechtsbeginsel is wettelijk verankerd in artikel 7

van de Hypotheekwet.326 Het maakt dat een effectieve en efficiënte executie op het vermogen

321 E. DIRIX, De hervorming van de roerende zakelijke zekerheden, Kluwer, Mechelen, 2013, 14, 21. 322 E. DIRIX, “De wet van 11 juli 2013 betreffende de zakelijke zekerheden op roerende goederen”, Notariaat 2014, afl.1, 2 323 Memorie van toelichting, 8. 324 Memorie van toelichting, 9. 325 F. HELSEN, “Optimale uitwinning: na de e-commerce tijd voor e-execution”, Juristenkrant 2016, afl. 334, (16) 16. 326 C. ENGELS, Zekerheidsrecht: syllabus, Brugge, Die Keure, 2006, 67-68.

Page 67: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

67

van de schuldenaar cruciaal is om een actieve deelname aan de economische markt te

bewerkstelligen. Het is om deze reden dat meerdere auteurs de vernieuwde

uitwinningsprocedure als een van de meest veelbelovende initiatieven in de nieuwe Pandwet

beschouwen.327 Men kan verwachten dat een geslaagde hervorming van de

uitwinningsprocedure in belangrijke mate zal bijdragen tot het succes van de nieuwe Pandwet.

Het uitgangspunt omtrent de nieuwe uitwinningsregels is alvast veelbelovend. De uitwinning

moet plaatsvinden op een economisch verantwoorde wijze.328 Dat uitgangspunt vindt onder

meer haar grondslag in een aanbeveling van de UNCITRAL Legislative Guide on Secured

Transactions dat dienaangaande verwijst naar “enforcement … in a commercially reasonable

manner".329 Zowel de pandgever als de pandhouder streven naar een zo groot mogelijke netto-

opbrengst na de uitwinning. Een efficiënte vereffening waarbij zo min mogelijk economische

waarde verloren gaat dient zowel het belang van de pandhouder, als van de pandgever en de

overige schuldeisers.330

Toch blijkt deze gedachte van doeltreffendheid en economisch verantwoorde uitwinning niet

helemaal te zijn doorgesijpeld naar de regels inzake het consumentenpand. In de verhouding

tot consumenten geldt namelijk een volledig ander regime in vergelijking met dat ten aanzien

van niet-consumenten. Ten aanzien van de pandgevers die geen consument zijn, wordt de

procedure sterk vereenvoudigd. De regels met betrekking tot pangevers-consumenten zijn

daarentegen quasi identiek gebleven aan het oude regels met betrekking tot het burgerlijk

pand, terug te vinden in het oude artikel 2078 van het Burgerlijk Wetboek.331

140. Structuur – In de volgende paragraaf gaan we dieper in op de realisatie van het pand

ten aanzien van consumenten (§2).Voor hen geldt grotendeels dezelfde regeling als onder het

oude burgerlijk pand. Dat houdt onder andere in dat een rechter steeds verplicht moet

tussenkomen alvorens de pandhouder tot uitwinning kan overgaan. Ook de verschillende

wijzen van tenuitvoerlegging komen aan bod binnen die paragraaf. Daarna bekijken we de

mogelijkheid tot het sluiten van commissoire bedingen en uiteindelijk bespreken we de

artikelen 50 en 55 Pandwet. In de daaropvolgende paragraaf vergelijken we bovenvermelde

onderwerpen met de gemeenrechtelijke regeling waarin de Pandwet voorziet (§3). Ten slotte

volgt een kritische evaluatie (§4).

327 K. BROECKX, “Uitwinning van pandrechten” in J. BAECK en M. KRUITHOF (eds.), Het nieuwe zekerheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2014, 93-94, nr. 2.; F. HELSEN, “Optimale uitwinning: na de e-commerce tijd voor e-execution”, Juristenkrant 2016, afl. 334, (16) 16. 328 Memorie van Toelichting, 25. 329 Aanbeveling 131 UNCITRAL Legislative Guide on Secured Transactions. 330 Memorie van Toelichting, 25. 331 Memorie van Toelichting, 56.

Page 68: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

68

§2. Procedure ten aanzien van consumenten

141. Oude regeling - Ten aanzien van consumenten herneemt artikel 46 Pandwet het oude

artikel 2078 van het Burgerlijk Wetboek. De uitwinning van pandrechten, gesloten met

pandgevers-consumenten, geschiedt bijgevolg zoals dit gebeurde onder het oude burgerlijk

pand. Op een punt is dit regime wel gemoderniseerd, zij het eerder beperkt. Artikel 46 van de

Pandwet biedt namelijk de mogelijkheid om de pandhouder te machtigen het pand onderhands

te verkopen, waar deze mogelijkheid van de pandhouder onder het oude recht beperkt bleef

tot de openbare verkoop of de toewijzing aan de pandhouder zelf.332 Onder voorbehoud van

deze toevoeging, en met dien verstande dat de regels in de Pandwet slechts gelden in

verhouding tot een pandgever-consument, kan men bijgevolg aannemen dat vroegere

rechtspraak en rechtsleer met betrekking tot het burgerlijk pand hun gelding niet verloren

hebben.333

142. Rechterlijke tussenkomst - Blijft de pandgever-consument in gebreke zijn

gewaarborgde verbintenis nakomen, dan dient de pandhouder zich, net zoals onder het oude

artikel 2078 BW, tot de rechter te wenden om tot uitwinning over te gaan.334 Hoewel de

pandhouder niet over een uitvoerbare titel moet beschikken - hij beschikt namelijk over het

recht van parate executie -, zal hij eerst en vooral langs de rechter moeten passeren om een

machtiging tot uitwinning te bekomen.335 Hij mag met andere woorden niet op eigen initiatief

over het pand beschikken.336 Pas na deze rechterlijke controle zal de pandhouder zijn recht

op parate executie werkelijk kunnen uitoefenen.

De pandgever-consument krijgt op deze manier een tweevoudige bescherming. Enerzijds zal

de rechter nagaan of de vordering van de pandhouder rechtsgeldig is en anderzijds biedt het

de mogelijkheid aan de pandgever om zich voor de rechtbank te verweren. Wanneer het pand

niet werd verstrekt door de schuldenaar zelf, maar door een derde, dan moet deze derde

eveneens in het geding betrokken worden.337 Zo kan ook de zakelijke borg zich verweren voor

de rechtbank. Zowel de schuldenaar zelf als de zakelijke borg kunnen excepties met

betrekking tot de gewaarborgde schuld en de wijze van uitwinning aanvoeren.

332 Memorie van Toelichting, 56. 333 E. DIRIX, “Commentaar bij art. 46 Pandwet”, Comm.Voor., Mechelen, Kluwer, 2014, afl. 54, (45) 46-47, nr. 1. 334 Artikel 46, eerste lid Pandwet. 335 E. DIRIX en R. DE CORTE, “Zekerheidsrechten”, Mechelen, Kluwer, 2006, 322, nr. 478. 336 Artikel 46, eerste lid Pandwet. 337 E. DIRIX, “Commentaar bij art. 46 Pandwet”, Comm.Voor., Mechelen, Kluwer, 2014, afl. 54, (45) 51, nr. 13.

Page 69: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

69

De rechter kan daarnaast ook uitstel van betaling verlenen aan de schuldenaar conform artikel

1244 BW .338 Een bespreking van dit artikel komt verder nog aan bod.339

143. Uitvoerbare titel - Hierbij valt bovendien op te merken dat hoewel het oude recht ter

zake behouden blijft, de context waarbinnen de uitwinning zich afspeelt daarentegen sterk kan

verschillen tegenover vroeger. De mogelijkheid voor de partijen om een registerpand te sluiten

brengt namelijk met zich mee dat de pandhouder niet noodzakelijk in het bezit is van de

verpande goederen, waar vroeger buitenbezitstelling wel steeds vereist was. In dergelijk geval

is het praktisch niet mogelijk om op eigen initiatief over te gaan tot uitwinning van deze

goederen. Het is goed mogelijk dat de pandgever niet tot vrijwillige afgifte van het verpande

goed overgaat wanneer hij in gebreke blijft om de gewaarborgde verbintenis na te leven. De

pandhouder beschikt dan wel over het recht op parate executie, in de praktijk zal de pandgever

dit recht niet kunnen uitoefenen wanneer hij niet in het bezit is van het verpande goed. De

rechter heeft hem bijvoorbeeld gemachtigd om het goed onderhands te laten verkopen, maar

de pandhouder zal natuurlijk eerst het goed moeten verkrijgen.340

Het vonnis van de rechter verschaft de pandhouder echter een uitvoerbare titel ten belope van

de gewaarborgde schuldvordering. De pandhouder kan aan de hand van deze uitvoerbare titel

overgaan tot beslag op de verpande goederen. Meer nog, met een uitvoerbare titel kan hij

beslag laten leggen op eender welk ander goed van de pandgever-schuldenaar. In theorie

dient de pandhouder niet over een uitvoerbare titel te beschikken, hij beschikt over het recht

op parate executie. In de praktijk zal deze uitvoerbare titel des te belangrijk worden om beslag

op de goederen van de pandgever te kunnen leggen. Dan pas zal de pandhouder zijn recht

op parate executie werkelijk kunnen uitoefenen.

144. Bevoegdheid - De pandhouder dient zich tot de Rechtbank van Eerste Aanleg te

wenden. Deze materiële bevoegdheid blijft onder het nieuwe zekerheidsrecht behouden.341

Zoals bepaald in artikel 1395 van het Gerechtelijk Wetboek en zoals terug te vinden in de

Memorie van Toelichting, beperkt deze bevoegdheid zich echter tot de procedure met

betrekking tot de uitwinning van het pand wanneer de pandgever een consument is.342 Onder

voorbehoud van artikel 46 Pandwet, wordt de bevoegdheid inzake pandrechten namelijk

gecentraliseerd bij de beslagrechter.343

338 E. DIRIX en R. DE CORTE, “Zekerheidsrechten”, Mechelen, Kluwer, 2006, 322, nr. 478 339 Zie infra nr. 212. 340 E. DIRIX, “Commentaar bij art. 46 Pandwet”, Comm.Voor., Mechelen, Kluwer, 2014, afl. 54, (45) 48, nr. 4. 341 Memorie van Toelichting, 77. 342 Memorie van Toelichting, 77. 343 Artikel 1395, derde lid Ger.W.

Page 70: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

70

Door uitdrukkelijk te verwijzen naar artikel 46 van de Pandwet kan men ervan uitgaan dat de

bevoegdheid van de Rechtbank van Eerste Aanleg zich louter beperkt tot geschillen

betreffende de uitwinning van een consumentenpand. Andere geschillen die kunnen rijzen,

zoals bijvoorbeeld onenigheden betreffende de gegevens vermeld in het pandregister,

behoren ook in het kader van een consumentenpand tot de bevoegdheid van de beslagrechter.

Indien een zaak met betrekking tot de uitwinning van een consumentenpand foutief aanhangig

wordt gemaakt bij de beslagrechter, dient overeenkomstig artikel 88, §2 Ger.W. de tegenpartij

of de rechter ambtshalve in limine litis (vóór ieder ander middel) de onbevoegdheid van de

beslagrechter op te werpen. Indien dit niet of te laat wordt ingeroepen, zal de beslagrechter

toch uitspraak doen dienaangaande.344

De territoriale bevoegdheid van de Rechtbank van Eerste Aanleg vindt men terug in artikel

624 Ger.W.

145. Keuzerecht pandhouder - De pandhouder kan aan de rechter vragen om het pand van

de consument te laten verkopen of toe te laten wijzen aan zichzelf. De pandhouder beschikt

dienaangaande over een keuzerecht dat enkel aan hem toekomt.345 Wanneer het pand

betrekking heeft op meerdere goederen, heeft de pandhouder eveneens de keuze welke

goederen hij wenst uit te winnen.346

Wanneer de pandhouder geen voorkeur tot uiting brengt, ligt de keuze bij de rechter. Hij zal

daarbij de voorkeur moeten geven aan het belang van de pandgever.347

146. Verkoop - Een eerste mogelijkheid bestaat erin dat het verpande goed wordt verkocht.

Waar onder het vroegere recht de verkoop enkel openbaar kon plaatsvinden, kan dit met de

nieuwe Pandwet voortaan ook via een onderhandse verkoop. De bescherming die een

openbare verkoop biedt aan enerzijds de pandhouder en anderzijds de andere schuldeisers

van de pandhouder maakt plaats voor meer flexibiliteit, met als streefdoel de doeltreffendheid

en het rendement van de verkoop van het betrokken goed te optimaliseren.348

344 K. BROECKX, “Uitwinning van pandrechten” in J. BAECK en M. KRUITHOF, (eds.), Het nieuwe zekerheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2014, 101, 29. 345 E. DIRIX en R. DE CORTE, “Zekerheidsrechten”, Mechelen, Kluwer, 2006, 322, nr. 478; G. BELTJENS, Encyclopédie du droit civil belge, VI, Brussel, Bruylant, 1907, 244, nr. 2. 346 E. DIRIX, “Commentaar bij art. 46 Pandwet”, Comm.Voor., Mechelen, Kluwer, 2014, afl. 54, (45) 48, nr. 4. 347 E. DIRIX, “Commentaar bij art. 46 Pandwet”, Comm.Voor., Mechelen, Kluwer, 2014, afl. 54, (45) 48, nr. 4. 348 Memorie van Toelichting, 56.; E. DIRIX, “Commentaar bij art. 46 Pandwet”, Comm.Voor., Mechelen, Kluwer, 2015, (45) 49, nr. 7.

Page 71: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

71

De overstap naar een mogelijkheid tot onderhandse verkoop is trouwens niets nieuws onder

de zon. Het ligt in de lijn van soortgelijke wijzigingen in het beslagrecht.349

De verkoop gebeurt steeds door een vereffenaar. Ongeacht het een onderhandse of een

openbare verkoop betreft. De pandhouder is niet gerechtigd om op te treden als koper bij een

onderhandse koop.350 Wanneer het goed openbaar wordt verkocht, staat het de pandhouder

vrij ook zelf een bod te plaatsen op het goed.

147. Opbrengst van de verkoop – De opbrengst van de verkoop wordt aangewend conform

artikel 55 Pandwet.351 Dat artikel komt verder aan bod.352

148. Toewijzing aan de pandhouder - Als tweede mogelijkheid kan het verpande goed door

de rechter aan de pandhouder worden toegewezen ter betaling van de schuld. De tekst van

artikel 46, eerste lid Pandwet herneemt ook hieromtrent de bewoordingen van het oude artikel

2078 BW.

Om te vermijden dat de toegewezen goederen het bedrag van de schuld zouden overstijgen,

stelt de rechter een deskundige aan om een schatting van het toegewezen goed te maken. De

rechter is echter niet gebonden door deze schatting van de deskundige. De kosten van een

deskundige moet de pandgever bovendien op zich nemen. Omdat bijkomende kosten niet

opportuun zijn voor de pandgever, beschouwde men onder het oude recht de tussenkomst

van een deskundige niet als een verplichting. De rechtbank oordeelde vrij of de tussenkomst

van een deskundige noodzakelijk was.353 Men kan aannemen dat deze handelswijze ook

onder de nieuwe Pandwet gehandhaafd blijft.354

Wanneer de waarde van het verpande goed naar het oordeel van de rechter de gewaarborgde

schuldvordering overtreft, behoort de pandhouder het verschil tussen beiden aan de

pandgever te betalen. De pandgever kan in dit geval aanspraak maken op het voorrecht van

de onbetaalde verkoper.355

349 Memorie van Toelichting, 56; E. DIRIX, “Commentaar bij art. 46 Pandwet”, Comm.Voor., Mechelen, Kluwer, 2014, afl. 54, (45) 49, nr. 7. 350 Artikel 46, tweede lid Pandwet. 351 Artikel 46, vierde lid Pandwet. 352 Zie infra nr. 154. 353 G. BELTJENS, Encyclopédie du droit civil belge, VI, Brussel, Bruylant, 1907, 245, nr. 3. 354 E. DIRIX, “Commentaar bij art. 46 Pandwet”, Comm.Voor., Mechelen, Kluwer, 2014, afl. 54, (45) 52, nr. 17. 355 Artikel 20, 5° Hyp.W.; G. BELTJENS, Encyclopédie du droit civil belge, VI, Brussel, Bruylant, 1907, 246, nr. 20.

Page 72: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

72

149. Eigendomsoverdracht - Wanneer het verpande goed door de rechter wordt toegekend

aan de pandhouder, wordt hij eigenaar van het goed vanaf de uitspraak van de rechter. Het

vonnis geldt als eigendomsoverdracht.356

150. Beslag - De pandhouder beschikt eveneens over de mogelijkheid beslag te laten

leggen op goederen van de pandgever. Dit is een loutere toepassing van het gemeen

beslagrecht. Het beslag is mogelijk van zodra de pandhouder een uitvoerbare titel bekomt.

Ook het vonnis dat bijvoorbeeld besluit tot de verkoop van het verpande goed geeft de

pandhouder een uitvoerbare titel waarmee hij even goed kan overgaan tot beslag op een goed

uit het vermogen van de pandgever.

151. Verbod op toe-eigening pandhouder - Elk beding waarbij de pandhouder zou worden

gemachtigd zich het pand toe te eigenen of erover te beschikken zonder inachtneming van de

hierboven bepaalde vormen, is nietig.357 In de verhouding tot consumenten blijven

commissiore bedingen aldus verboden.358 Ook deze bepaling is een letterlijke kopie van het

oude artikel 2078 BW. Net zoals vroeger, kan men dit verbod beschouwen als een bepaling

van openbare orde.359

Dit verbod op toe-eigening strekt ertoe de schuldenaar te beschermen. In geen geval kunnen

de partijen bij de totstandkoming van de pandovereenkomst voorzien in een commissior

beding. Zonder dit verbod, zo meent de wetgever, bestaat het risico dat de schuldenaar zou

worden benadeeld.360 Wanneer de pandgever echter reeds in gebreke is gebleven, is het de

partijen achteraf wel toegelaten een overeenkomst te sluiten omtrent de toe-eigening van de

verpande goederen door de pandhouder.361 Dit werd in de rechtspraak onder het oude recht

reeds aanvaard362 en kan met betrekking tot de nieuwe Pandwet nog steeds aanvaard worden.

De toe-eigening kan dan beschouwd worden als inbetalinggeving van de schuld.

356 E. DIRIX, “Commentaar bij art. 46 Pandwet”, Comm.Voor., Mechelen, Kluwer, 2014, afl. 54, (45) 52, nr. 18.; G. BELTJENS, Encyclopédie du droit civil belge, VI, Brussel, Bruylant, 1907, 246, nr. 20. 357 Artikel 46, derde lid Pandwet. 358 R. STEENNOT, “De bescherming van de consument bij pandovereenkomsten”, Financial Law Institute Working Paper Series, WP 2013-03, 24, nr. 30; W. DERIJCKE, “La réforme des sûretés réelles mobilières”, TBH 2013, (691) 707, nr. 63. 359 E. DIRIX, “Commentaar bij art. 46 Pandwet”, Comm.Voor., Mechelen, Kluwer, 2014, afl. 54, (45) 53, nr. 21; E. DIRIX en R. DE CORTE, “Zekerheidsrechten”, Mechelen, Kluwer, 2006, 323, nr. 479. 360 Memorie van Toelichting, 60. 361 Memorie van Toelichting, 60. 362 Cass. 4 maart 1865, Pas. 1865, I, 211-224.

Page 73: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

73

Men zou dezelfde redenering kunnen doortrekken naar de verkoop van het goed. Partijen

kunnen dan na het opeisbaar worden van de gewaarborgde schuldvordering overeenkomen

om de pandhouder te machtigen tot de verkoop van het verpande goed.363

Wanneer het risico op benadeling van de schuldenaar daarnaast reeds tijdens de lopende

zekerheidsovereenkomst onbestaande is, moet men het verbod op commissoire bedingen

verder nuanceren. Er is dan geen enkele reden meer om de partijen te verbieden een

overeenkomst te sluiten omtrent de toe-eigening van het in pand gegeven goed. Hierbij kan

men denken aan goederen die verhandeld worden op een georganiseerde markt tegen

vastgestelde marktprijzen, zoals bijvoorbeeld beursgenoteerde aandelen. Bepaalde rechtsleer

neemt daarom aan dat dergelijke commissoire bedingen rechtsgeldig tot stand kunnen komen

vooraleer de gewaarborgde schuldvordering opeisbaar wordt.364

152. Artikel 46, laatste lid - Artikel 50 en 55 van de Pandwet gelden normaal voor niet-

consumenten. Artikel 46, laatste lid bepaalt ten slotte dat dat deze artikelen ook op het

consumentenpand van toepassing zijn.

153. Bevrijding - Artikel 50 Pandwet biedt de mogelijkheid aan de pandgever of iedere

belanghebbende derde om tot aan het tijdstip van de uitwinning over te gaan tot de betaling

van de gewaarborgde schuldvordering en de reeds gemaakte uitwinningskosten. Deze

betaling werkt bevrijdend ten aanzien van het verpande goed.

Hierbij dient men indachtig te zijn dat wanneer de rechter het verpande goed toewijst aan de

pandhouder, de eigendomsoverdracht in beginsel plaatsvindt op het ogenblik van het vonnis

van de rechter.365 Bevrijdende betaling blijft in hoofde van de pandgever mogelijk tot dit

ogenblik.

154. Verdeling - Artikel 55 Pandwet regelt de verdeling van de opbrengst van de

uitwinning.366 Het bedrag dat voortvloeit uit de uitwinning wordt toegerekend op de

gewaarborgde schuldvordering en de redelijke kosten van uitwinning.367 Zijn er meerdere

pandhouders, dan wordt de netto-opbrengst tussen hen verdeeld volgens hun rang

363 E. DIRIX, “Commentaar bij art. 46 Pandwet”, Comm.Voor., Mechelen, Kluwer, 2014, afl. 54, (45) 53, nr. 22; G. BELTJENS, Encyclopédie du droit civil belge, VI, Brussel, Bruylant, 1907, 245, nr. 12. 364 E. DIRIX, “Commentaar bij art. 46 Pandwet”, Comm.Voor., Mechelen, Kluwer, 2014, afl. 54, (45) 54, nr. 22; G. BELTJENS, Encyclopédie du droit civil Belge, VI, Brussel, Bruylant, 1907, 245, nr. 12. 365 E. DIRIX, “Commentaar bij art. 46 Pandwet”, Comm.Voor., Mechelen, Kluwer, 2014, afl. 54, (45) 52, nr. 18. 366 J. BAECK, “Het nieuwe pandrecht”, RW 2015-16, afl. 31, (1209) 1221, nr. 45. 367 Artikel 55, eerste lid Pandwet.

Page 74: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

74

overeenkomstig artikelen 57 en 58 Pandwet.368 Het eventueel resterende saldo komt toe aan

de pandgever.369

§3. Procedure ten aanzien van niet-consumenten

155. Vereenvoudiging - De nieuwe gemeenrechtelijke regels zijn terug te vinden in de

artikelen 47 tot en met 56 van de Pandwet. De basisprincipes van dit nieuwe regime zijn terug

te vinden in artikel 47, de daaropvolgende artikelen zetten de in acht te nemen procedure

uiteen.370 Hieronder volgt een bespreking van de verschillende regels inzake uitwinning van

pandrechten, in de mate dat ze afwijken van de regels met betrekking tot het

consumentenpand.

Het doel van de nieuwe Pandwet bestaat erin de uitwinningsprocedure sterk te

vereenvoudigen tegenover vroeger. Aangezien de regels betreffende het consumentenpand

letterlijk zijn overgenomen uit de oude regeling, valt het niet te verwonderen dat er merkbaar

grote verschillen zijn tussen het regime dat van toepassing is op niet-consumenten.

156. Geen verplichte rechterlijke tussenkomst - Net zoals bij de pandgever-consument, kan

de uitwinning van het pandrecht plaatsvinden zonder uitvoerbare titel. De pandgever beschikt

namelijk over het recht op parate executie. Met betrekking tot niet-consumenten gaat de

Pandwet echter een belangrijke stap verder door de verplichte voorafgaande rechterlijke

machtiging, zoals ze onder het oude recht gold en zoals ze werd overgenomen voor

consument-pandgevers, volledig achterwege te laten. Noch een uitvoerbare titel noch een

voorafgaande rechterlijke machtiging is nodig om tot uitwinning te kunnen overgaan.371 Dit

vormt meteen de grootste vernieuwing inzake de realisatie van het pandrecht. Rechterlijke

controle blijft nog steeds mogelijk, maar zal slechts gebeuren op verzoek van een van de

partijen.

157. Voorafgaande kennisgeving - Omdat de nieuwe Pandwet afstapt van de verplichte

rechtelijke tussenkomst, legt de wet aan de pandhouder een verplichte voorafgaande

kennisgeving van het voornemen tot uitwinning op. Deze kennisgeving wordt gekoppeld aan

een principiële wachttermijn van ten minste tien dagen gedurende dewelke de pandhouder in

geen geval tot uitwinning kan overgaan. De wachttermijn bedraagt slechts drie dagen indien

het gaat om goederen die vatbaar zijn voor bederf of onderhevig zijn aan snelle

waardevermindering.372 In de uitzonderlijke situatie waar het nodig is om waardeverlies te

368 Artikel 55, tweede lid Pandwet. 369 Artikel 55, derde lid Pandwet. 370 J. BAECK, “Het nieuwe pandrecht”, RW 2015-16, afl. 31, (1209) 1219, nr. 40. 371 J. BAECK, “Het nieuwe pandrecht”, RW 2015-16, afl. 31, (1209) 1219, nr. 40. 372 Artikel 49 Pandwet.

Page 75: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

75

vermijden, is de pandhouder ook gerechtigd om onverwijld tot de verkoop over te gaan, zo

meent DIRIX.373 Hij steunt zich hiervoor op aanbeveling 149 UNCITRAL Legislative Guide on

Secured Transactions.

Het is de pandhouder verboden om verdere stappen te ondernemen tijdens deze periode. De

achterliggende bedoeling hierbij is tweevoudig. Enerzijds biedt het de mogelijkheid voor de

schuldenaar om zich bij de beslagrechter374 te verzetten tegen de uitwinning, anderzijds laat

het de schuldenaar toe om alsnog zijn schulden te betalen.375 De pandgever, of desgevallend

iedere andere belanghebbende derde, kan namelijk tot het tijdstip van de uitwinning de

bevrijding van het bezwaarde goed verkrijgen tegen betaling van de gewaarborgde

schuldvordering en de reeds gemaakte uitwinningskosten.376

Omtrent de modaliteiten van de kennisgeving valt het volgende op te merken: de kennisgeving

dient te gebeuren aan de schuldenaar pandgever en desgevallend aan de derde-pandgever.377

Ze moet steeds gebeuren, ongeacht de wijze van uitwinning.378 Daarnaast rust op de

pandhouder eveneens de verplichting om de andere pandhouders en de schuldeisers, die op

de bezwaarde goederen beslag hebben gelegd, in kennis te stellen.379

De pandhouder zal dus in principe het pandregister moeten raadplegen om kennis te kunnen

nemen van de identiteit van mogelijke andere pandhouders. Eveneens moet hij het centraal

bestand van de beslagberichten380 erop naslaan om mogelijke schuldeisers die op de

bezwaarde goederen beslag hebben gelegd op te sporen. Deze verplichting beperkt zich tot

de situatie waarin de partijen een registerpand hebben gesloten, daar de pandhouder met een

vuistpand op de verpande goederen reeds in het bezit van de goederen is. Er kan bij een

vuistpand geen sprake zijn van derde schuldeisers die op de bezwaarde goederen beslag

hebben gelegd.381

De uitbreiding van de kennisgevingsverplichting naar derde pandhouders en schuldeisers

strekt ertoe de conflicten te regelen die kunnen rijzen met derden die op de goederen bepaalde

aanspraken kunnen doen gelden.382 Het valt hierbij op te merken dat niet noodzakelijk alle

373 E. DIRIX, “Commentaar bij art. 47-56 Pandwet”, Comm.Voor., Mechelen, Kluwer, 2014, afl. 54, (57) 63, nr. 3. 374 Zie infra nr. 162. 375 Memorie van Toelichting, 58. 376 Artikel 50 Pandwet; Memorie van Toelichting, 59. 377 Artikel 48, eerste lid Pandwet. 378 Memorie van Toelichting, 58. 379 Artikel 48, tweede lid Pandwet. 380 Artikel 1389bis/1 e.v. Gerechtelijk Wetboek. 381 Memorie van Toelichting, 59. 382 Memorie van Toelichting, 59.

Page 76: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

76

mogelijke schuldeisers in kennis worden gebracht van het voornemen tot uitwinning. Men kan

bijvoorbeeld denken aan hypothecaire schuldeisers, die eveneens in conflict kunnen komen

met de pandhouder.383

De kennisgeving maakt melding van het bedrag van de gewaarborgde schuldvordering op het

tijdstip van deze kennisgeving, een omschrijving van de bezwaarde goederen, de

voorgenomen wijze van uitwinning en het recht van de schuldenaar of de pandgever om de

goederen te bevrijden door de betaling van de gewaarborgde schuldvordering.384

158. Tweede kennisgeving - Bij het einde van de uitwinning moet de pandhouder opnieuw

dezelfde categorieën van personen, aan wie hij voorafgaandelijk aan de uitwinning een

kennisgeving moest doen, in kennis stellen van het feit dat de uitwinning voltooid is.385 Deze

kennisgeving doet de termijn lopen waarbinnen men een vordering kan instellen voor de

rechter ten gronde.386

159. Wijzen van uitwinning - Wanneer de pandgever in gebreke blijft, kan de pandhouder

zijn pandrecht onder andere uitoefenen door de bezwaarde goederen geheel of gedeeltelijk te

verkopen of te verhuren ter voldoening van de gewaarborgde schuldvordering.387 In zover dat

hij geen overeenkomst heeft gesloten met de pandgever omtrent de wijze van uitwinning,388

beschikt de pandhouder ook hier over een keuzerecht. Hoewel de pandhouder zich niet tot de

rechter moet wenden, dient hij voor de uitwinning wel beroep te doen op een

gerechtsdeurwaarder.389

De realisatie van de bezwaarde goederen dient te goeder trouw en op een economisch

verantwoorde wijze te gebeuren. Zo niet riskeert de pandhouder dat hij hiervoor aansprakelijk

wordt gesteld. Hij kan zijn aansprakelijkheid ter zake niet beperken of uitsluiten.390 Hij zal

bijgevolg voorzichtig moeten omspringen met het keuzerecht waarover hij beschikt.

Bij een ‘klassiek’ vuistpand heeft de pandhouder de bezwaarde goederen reeds onder zich.

Hij kan simpelweg overgaan tot de verkoop of verhuur van deze goederen, zolang de

kennisgevingsplicht en de wachttermijn maar gerespecteerd worden. Het is echter denkbaar

dat er bij een registerpand problemen opduiken. De pandhouder zal in eerste instantie de

383 J. BAECK, “Het nieuwe pandrecht”, RW 2015-16, afl. 31, (1209) 1220, nr. 42. 384 Artikel 48, derde lid Pandwet. 385 J. BAECK, “Het nieuwe pandrecht”, RW 2015-16, afl. 31, (1209) 1221, nr. 47. 386 Artikel 56, tweede lid Pandwet. 387 Artikel 47, eerste lid Pandwet. 388 Zie infra nr. 160. 389 Artikel 51 Pandwet. 390 Artikel 47, derde en vierde lid Pandwet; Memorie van Toelichting, 57.

Page 77: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

77

bezwaarde goederen in zijn bezit moeten krijgen. Veelal zal de pandgever, of enige andere

derde die de goederen in zijn bezit heeft, zich hiertegen verzetten. In dat geval bepaalt artikel

47, tweede lid van de Pandwet dat de pandhouder zich toch tot de beslagrechter moet wenden

overeenkomstig artikel 54 van de Pandwet.

160. Toe-eigening door de pandhouder - Pandgever en pandhouder kunnen daarnaast

voortaan overeenkomen dat bij verzuim van de pandgever, de bezwaarde goederen toekomen

aan de pandhouder.391 Dit is voor consumenten - cf. het oude recht - slechts mogelijk nadat

de pandgever in gebreke blijft om zijn verplichtingen na te leven.392

Artikel 53 Pandwet laat dergelijke overeenkomst daarentegen reeds toe vanaf de

totstandkoming van de pandovereenkomst, of op een later tijdstip. Deze versoepeling is

ingevoerd om een ruimere wilsautonomie tussen de partijen te bekomen, zonder evenwel de

belangen van de schuldenaar op te offeren, zo verklaart de wetgever.393 Dat klinkt behoorlijk

tegenstrijdig. Ten aanzien van consumenten voorziet de wet niet in dergelijke versoepeling,

maar ten aanzien van niet-consumenten wordt die versoepeling juist gerechtvaardigd omdat

de belangen van de schuldenaar niet worden opgeofferd.

De toe-eigening door de pandhouder is aan twee voorwaarden gekoppeld. Als eerste

voorwaarde moet de toe-eigening door de pandhouder steeds overeen zijn gekomen tussen

de partijen. Ten tweede dient de prijs van de bezwaarde goederen te worden vastgesteld op

de datum van toe-eigening door een deskundige, die door de partijen of door de rechtbank

werd aangesteld. Wanneer de waarde van de goederen aan erkende marktprijzen zijn

onderworpen, is de tussenkomst echter overbodig.394

161. Rechterlijke controle - Het opheffen van de verplichte rechtelijke tussenkomst betekent

niet dat er in de nieuwe Pandwet geen rol meer is weggelegd voor de rechter.395 Toegang tot

de rechter staat zowel tijdens de uitwinning - rechterlijke controle ad interim -, als na de

uitwinning - rechterlijke controle a posteriori - open. Een van de partijen of elke

belanghebbende derde zal de rechter hiertoe echter om zijn tussenkomst moeten verzoeken.

De achterliggende bedoeling hierbij is dat de rechtbank niet nodeloos wordt belast, maar dat

de rechter slechts wordt aangesproken wanneer dit aangewezen is.396

391 Artikel 53, eerste lid Pandwet. 392 Zie supra nr. 151. 393 Memorie van Toelichting, 60. 394 Memorie van Toelichting, 60. 395 J. BAECK, “Het nieuwe pandrecht”, RW 2015-16, afl. 31, (1209) 1221-1222, nr. 48. 396 Memorie van Toelichting, 60-61.

Page 78: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

78

162. Bevoegdheid - De bevoegde rechter inzake geschillen omtrent pandrechten is de

beslagrechter. Hij wordt beschouwd als de natuurlijke executierechter.397 Deze bevoegdheid

wordt uitdrukkelijk bepaald in het (nieuwe) derde lid van artikel 1395 van het Gerechtelijk

Wetboek.398 Het is een algemene bevoegdheid die zowel betrekking heeft op de problemen

inzake de tenuitvoerlegging als op de geschillen met betrekking tot het pandregister.399

Ook de territoriale bevoegdheid wordt uitdrukkelijk geregeld. Een derde paragraaf wordt

toegevoegd aan artikel 633 van het Gerechtelijk Wetboek.400 Deze paragraaf bepaalt dat de

beslagrechter van de woonplaats van de pandgever territoriaal bevoegd is.

163. Rechterlijke controle ad interim - Artikel 54 Pandwet machtigt de beslagrechter om zich

uit te spreken over ieder conflict dat kan ontstaan bij de uitwinning van het Pandrecht.401 Dit

zal in de praktijk mogelijk zijn vanaf de kennisgeving door de pandhouder is geschied. Het

instellen van een vordering voor de rechter schort de uitwinning op.402 De rechter doet

uitspraak bij voorraad, waardoor zijn beslissing geen gezag van gewijsde zal krijgen.403 Een

beslissing ten gronde komt slechts toe aan de rechter die de rechterlijke controle a posteriori

uitoefent op grond van artikel 56 Pandwet.404 Tegen de beslissing van de rechter bij voorraad

is geen verzet of hoger beroep mogelijk. De rechtsmiddelen beperken zich tot het derdenverzet

of het cassatieberoep.405

164. Rechterlijke controle a posteriori - Het is mogelijk dat na de uitwinning van het verpande

goed een van de partijen bedenkingen heeft over de wijze van uitwinning of de aanwending

van de opbrengst. Om die reden blijft toegang tot de rechter ook na de voltooiing van de

uitwinning open voor elke belanghebbende partij.406 Krachtens het oorspronkelijke artikel 56,

tweede lid Pandwet moest de vordering worden ingesteld binnen een termijn van een jaar

vanaf de kennisgeving die door de pandhouder plaatsvindt wanneer de uitwinning afgewikkeld

is. Deze termijn werd door de reparatiewet van 25 december 2016 echter drastisch

ingeperkt.407 Voortaan beschikt men over een termijn van een maand om een vordering in te

397 Verslag namens de Commissie voor de Justitie uitgebracht door mevrouw C. VAN CAUTER bij het wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de zakelijke zekerheden op roerende goederen betreft, Parl.St. Kamer 2012-13, 53K2463/005, 5. 398 Artikel 3 wet tot regeling van aangelegenheden als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet inzake de zakelijke zekerheden op roerende goederen, BS 2 augustus 2013, 48.462. 399 Memorie van Toelichting, 76. 400 Artikel 2 wet tot regeling van aangelegenheden als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet inzake de zakelijke zekerheden op roerende goederen, BS 2 augustus 2013, 48.462. 401 Artikel 54, eerste lid Pandwet. 402 Artikel 54, tweede lid Pandwet. 403 Artikel 54, vierde lid Pandwet. 404 Memorie van Toelichting, 61. 405 Memorie van Toelichting, 62. 406 Artikel 56, eerste lid Pandwet. 407 Artikel 24 Wet 25 december 2016.

Page 79: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

79

stellen. Deze termijn begint te lopen vanaf het ogenblik waarop men de kennisgeving ontvangt

dat de uitwinning afgewikkeld is.408 Elke belanghebbende die niet in kennis werd gesteld van

het einde van de uitwinning beschikt over een termijn van drie maanden om een vordering in

te stellen, te rekenen vanaf het einde van de uitwinning.409

De vraag rijst wat er gebeurt wanneer de pandhouder nalaat om een kennisgeving te versturen

naar de pandgever-schuldenaar (in voorkomend geval de derde-pandgever), de andere

pandhouders of de schuldeisers die op de bezwaarde goederen beslag hebben gelegd. De

wet voorziet hieromtrent niet in een sanctie voor de pandhouder. Kunnen deze personen na

drie maanden nog een vordering instellen? Uit de bewoordingen van artikel 56 Pandwet kan

men afleiden dat zolang de kennisgeving niet geschiedt, de termijn ten aanzien van deze

categorieën van personen niet begint te lopen. Men kan bijgevolg verdedigen dat voor deze

personen de verjaring van de vordering wordt opgeschort zolang de kennisgeving niet heeft

plaatsgevonden.

Andere belanghebbenden, waarbij men bijvoorbeeld aan een hypothecaire schuldeiser kan

denken, zullen hun ogen open moeten houden opdat de korte termijn van drie maanden niet

zou verstrijken zonder hun medeweten.

165. Bodemrechter – Deze bevoegdheid komt opnieuw toe aan de natuurlijke rechter inzake

tenuitvoerlegging, de beslagrechter. Bij de realisatie van deze rechterlijke controle a posteriori

oordeelt de beslagrechter als bodemrechter. Het vonnis van de rechter beschikt over gezag

van gewijsde. De rechter is hierbij niet gebonden door een eventuele eerdere rechterlijke

tussenkomst ingevolge artikel 54 Pandwet.

§4. Evaluatie - Consument verwend?

166. Evaluatie - Eerst en vooral kan men niet anders dan besluiten dat de wetgever een

belangrijke stap vooruit heeft gezet door te voorzien in de bijkomende mogelijkheid om een

consumentenpand uit te winnen via een onderhandse verkoop. Hoewel deze toevoeging

eerder beperkt lijkt, komt ze tegemoet aan de belangrijkste verzuchtingen die voordien

bestonden in de praktijk. Een onderhandse verkoop kan in vele gevallen een hoger rendement

opleveren, wat zowel de pandhouder als de pandgever ten goede komt. Daarnaast kan

dergelijke onderhandse verkoop vaak op een soepelere en efficiëntere manier verlopen in

vergelijking met een openbare verkoop.

408 Artikel 56, tweede lid Pandwet. 409 Artikel 56, derde lid Pandwet.

Page 80: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

80

Men kan mijns inziens niet stellen dat de consument hierdoor moet inboeten op het vlak van

bescherming. Allereerst passeert de pandhouder langs de rechter. Deze laatste zal de

modaliteiten van de onderhandse verkoop nader bepalen in zijn vonnis.410 Vervolgens zal hij

een vereffenaar gelasten met de verkoop van het goed. Deze zal het verpande goed verkopen

in alle onafhankelijkheid. Zo verdwijnt het risico dat de pandgever benadeeld zou worden bij

deze verkoop. Ten slotte bepaalt de Pandwet uitdrukkelijk dat de pandhouder niet gerechtigd

is om zelf op te treden als koper bij de onderhandse verkoop.411 De mogelijkheid tot

onderhandse verkoop kan met andere woorden alleen maar als een positieve stap ervaren

worden.

Voor het overige wijzigt de uitwinning van een consumentenpand hoegenaamd niet. Hierbij

rijst uiteraard de kritiek dat de praktijk opgezadeld blijft met een stelsel van regels omtrent de

uitwinning uit Napoleontische tijden. Dit staat in contrast tot de regels ten aanzien van niet-

consumenten die een grote vernieuwing doormaken. De vraag is of dit onderscheid voldoende

te rechtvaardigen valt.

Het grootste onderscheid tussen beide regimes situeert zich voornamelijk op het vlak van de

rechterlijke tussenkomst. Deze is niet langer verplicht in verhouding tot niet-consumenten.

Uitwinning van het consumentenpand kan daarentegen enkel via rechterlijke tussenkomst

geschieden. Deze procedure kan tijdrovend zijn, waar uiteindelijk niemand bij gebaat is.

Dit moet men toch nuanceren in een opzicht. De realisatie van het pandrecht bij niet-

consumenten kan namelijk ook best tijdrovend zijn en vergt een grote inspanning van de

pandhouder. Hoewel men afstapt van de verplichte rechterlijke tussenkomst, moet de

pandgever voorzien in een kennisgeving alvorens over te gaan tot uitwinning, hij moet

bovendien eerst zelf opzoeken aan wie de kennisgeving dient te gebeuren en na de uitwinning

stelt hij deze personen opnieuw in kennis. Daarnaast blijft het niet ondenkbaar dat de zaak

toch aanhangig wordt gemaakt bij de rechter voor een rechterlijke controle ad interim of a

posteriori. De uitwinning zal dus ook bij niet-consumenten niet steeds van een leien dakje

verlopen.

Wat mijns inziens wel een uitstekende vernieuwing inhoudt, is de voorafgaande kennisgeving

waarin de Pandwet voorziet.412 Veel pandgevers zullen deze kennisgeving waarschijnlijk

beschouwen als een allerlaatste waarschuwing en zullen alsnog de gewaarborgde

schuldvordering voldoen.

410 E. DIRIX, “Commentaar bij art. 46 Pandwet” in Comm.Voor., Mechelen, Kluwer, 2015, (45) 49, nr. 7. 411 Artikel 46, tweede lid Pandwet. 412 Zie supra nr. 157.

Page 81: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

81

Hoewel de Pandwet er niet in voorziet, zou dergelijke voorafgaande kennisgeving ook een

positief effect kunnen hebben op het consumentenpand. Deze kennisgeving zou bijvoorbeeld

de intentie van de pandhouder, om zich tot de rechtbank te wenden, moeten vermelden en

zou daarnaast in een gelijkaardige wachttermijn kunnen voorzien. Zo kan de consument zijn

schuld nog betalen alvorens de pandhouder een vordering voor de rechtbank instelt. De

klemtoon ligt dan eerder op een buitenrechtelijke en flexibele afwikkeling met als richtsnoer

het criterium van een economisch verantwoorde uitwinning.413

Men zou zich bovendien kunnen afvragen of het vereiste van kennisgeving niet simpelweg in

de plaats zou kunnen komen van de verplichte rechtelijke tussenkomst. Dit is een fenomeen

dat steeds meer opduikt in modernere Europese wetboeken.414 Het zou betekenen dat

consumenten en niet-consumenten aan een gelijkaardig regime worden onderworpen.

Wat dat betreft zullen er echter steeds verschillende meningen opgaan binnen de rechtsleer.

Enerzijds degenen die de bescherming van de consument beschouwen als een vaste waarde

waaraan men niet mag sleutelen. Anderen zijn voorstander van een meer moderne opvatting

waarbij vooral flexibiliteit centraal staat. Deze flexibiliteit komt zowel de pandgever als de

pandhouder ten goede. Vooral de voorafgaande tussenkomst door de rechter biedt een

speciale bescherming aan de schuldenaar. De Pandwet koos resoluut om zich vast te klampen

aan deze oude regels. De praktijk zal echter uitmaken of pandhouders hierdoor niet te veel

belemmerd worden om tot uitwinning van hun pandrechten over te gaan.

Wat mij betreft had de wetgever gerust kunnen voorzien in een modernere aanpak, vooral wat

betreft de verplichting tot voorafgaande kennisgeving. Dit zou een rechterlijke tussenkomst in

veel zaken overbodig kunnen maken.

413 E. DIRIX, “Commentaar bij art. 47-56 Pandwet” in Comm.Voor., Mechelen, Kluwer, 2014, afl. 54, (57) 65, nr. 8. 414 Memorie van Toelichting, 25.

Page 82: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

82

DEEL 3. EIGENDOMSVOORBEHOUD

AFDELING 1. INLEIDING

167. Omschrijving - Het eigendomsvoorbehoud is een zekerheidsrecht waarbij contractueel

wordt bepaald dat het eigendomsrecht bij een overdracht slechts overgaat op de derde-

verkrijger nadat deze laatste de prijs, die de tegenprestatie voor deze overdracht vormt,

volledig heeft voldaan.415 Daarbij is de verkoop zelf wel al tot stand gekomen en is slechts de

eigendomsoverdracht uitgesteld.416 Pas na de gehele betaling - tenzij de partijen anders

overeenkomen, bijvoorbeeld om slechts een fractie van de prijs te betalen vooraleer het

eigendomsvoorbehoud vervalt - gaat de eigendom van het goed over op de verkrijger.

Een eigendomsvoorbehoud laat met andere woorden toe om af te wijken van het

gemeenrecht, waar de eigendomsoverdracht in principe van rechtswege plaatsvindt zodra de

partijen tot een wilsovereenstemming komen omtrent de zaak en de prijs van een goed.417

Niets belet hen om hiervan af te wijken door het moment van eigendomsoverdracht uit te

stellen. Artikel 1583 BW is slechts een bepaling van aanvullend recht.418

168. Illustratie - Stel dat men zich vandaag naar een computerspeciaalzaak begeeft voor de

aankoop van een nieuwe laptop. De verkoper levert het goed een week nadien en de koper

krijgt de mogelijkheid om maandelijks af te betalen. De verkoper bedingt echter een

eigendomsvoorbehoud waardoor hij de laptop bij niet-betaling kan revindiceren. De eigendom

heeft het vermogen van de verkoper nooit verlaten, aangezien de eigendomsoverdracht nooit

heeft plaatsgevonden. Die zou pas plaatsvinden bij de betaling van de volledige som.

169. Situering binnen de Pandwet - Het eigendomsvoorbehoud biedt net zoals het

pandrecht een zekerheid aan de schuldeiser. De verkoper is niet meer geïnteresseerd in de

eigendom van het roerend goed zelf, maar is er enkel op uit de betaling ervan te garanderen.

Het eigendomsvoorbehoud vervult slechts een zekerheidsfunctie.419 Beide figuren hebben

aldus dezelfde finaliteit. Ze verschillen echter sterk in hun uitwerking. Waar het pandrecht de

pandhouder toelaat het verpande goed ten gelde te maken en de schuldvordering met de

opbrengst in te lossen, maakt het eigendomsvoorbehoud dat de verkoper het goed kan

revindiceren in geval van wanbetaling.

415 R. Jansen, “Eigendomsvoorbehoud” in J. BAECK en M. KRUITHOF (eds.), Het nieuwe zekerheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2014, 140, nr. 4. 416 V. SAGAERT en D. GRUYAERT, “Het eigendomsvoorbehoud: Risico’s naar huidig en komend recht” in M.E. STORME (ed.), Insolventie- en beslagrecht, Brugge, Die Keure, 2015, 38, nr. 3. 417 Artikel 1583 BW. 418 V. SAGAERT en J. DEL CORRAL, Eigendomsvoorbehoud, Mechelen, Kluwer, 2016, 3, nr. 4. 419 A. APERS en D. GRUYAERT, “Eigendomsvoorbehoud en onroerende incorporatie volgens de nieuwe pandwet: welk nieuws onder de zon?”, TPR 2015, (83) 87, nr. 2.

Page 83: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

83

Dat het eigendomsvoorbehoud werd opgenomen in de Pandwet, lijkt op het eerste gezicht

eerder vreemd. De figuur van het eigendomsvoorbehoud is dan wel bedoeld om de verkoper

bijkomend te beschermen, het is geen werkelijke zakelijke zekerheid.420 Toch worden de

nieuwe bepalingen opgenomen onder Titel XVII van het Burgerlijk Wetboek, genaamd

“Zakelijke zekerheden op roerende goederen”.

170. Krachtlijnen - Deze aanpak strookt echter met de functionele benadering die de

wetgever beoogde bij het opstellen van de Pandwet. Het is een van de vijf uitgangspunten die

aan de grondslag van deze wet liggen. In haar zoektocht naar eenvoud en efficiëntie poogt de

wetgever namelijk om een geïntegreerd wettelijk kader teweeg te brengen waarbij

gelijkaardige zekerheidsfiguren ongeacht hun conceptuele verschillen dezelfde juridische

uitwerking moeten krijgen.421

Dat komt de voorspelbaarheid van de bepalingen rond de verschillende zekerheidsfiguren in

de Pandwet ten goede,422 wat toelaat om de kredietverlening te bevorderen en de daarmee

gepaard gaande kosten in te dijken.423

Het eigendomsvoorbehoud wordt onder de nieuwe Pandwet duidelijk als een volwaardig

zekerheidsrecht beschouwd. Daarmee gepaard is het feit dat het eigendomsvoorbehoud

uitvoeriger wordt geregeld.424 Dit leidt ertoe dat het sinds de Pandwet dichter naar het

pandrecht toe is gegroeid. De wet streeft ernaar om beide figuren zoveel mogelijk aan dezelfde

rechtsregels te onderwerpen.425

171. Structuur - Nu het duidelijk is wat het eigendomsvoorbehoud precies inhoudt en

waarom deze figuur past binnen de krachtlijnen van de nieuwe Pandwet, gaan we hierna

vooreerst in op de evolutie van deze figuur doorheen de jaren (Afdeling 2). Dat laat toe om

een duidelijk beeld te vormen waaraan een eigendomsvoorbehoud in de praktijk moet voldoen

om succesvol te werken en toont eveneens de positie van ons land ten aanzien van andere

Europese landen, waar deze evolutie niet zo lang op zich liet wachten. In een volgende

afdeling komt het inhoudelijke aspect van het eigendomsvoorbehoud aan bod (Afdeling 3),

420 Zie hieromtrent: R. Jansen, “Eigendomsvoorbehoud” in J. BAECK en M. KRUITHOF (eds.), Het nieuwe zekerheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2014, 142-144, nr. 6. 421 Memorie van Toelichting, 10. 422 Memorie van Toelichting, 9-10. 423 R. JANSEN, “Eigendomsvoorbehoud” in J. BAECK en M. KRUITHOF (eds.), Het nieuwe zekerheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2014, 139, nr. 1. 424 Memorie van Toelichting, 18; 30 en 70. 425 J. BAECK, “Achtergrond en krachtlijnen van de hervorming” in J. BAECK en M. KRUITHOF (eds.), Het nieuwe zekerheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2014, 8, nr. 12.; V. SAGAERT en J. DEL CORRAL, Eigendomsvoorbehoud, Mechelen, Kluwer, 2016, 12, nr. 19.

Page 84: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

84

waar uiteraard de klemtoon op de bescherming van de consument ligt. Die bescherming

situeert zich meer bij de totstandkoming van het eigendomsvoorbehoud (Afdeling 3, Hoofdstuk

2). Ook het toepassingsgebied (Afdeling 3, Hoofdstuk 1) en de publiciteit (Afdeling 3,

Hoofdstuk 3) van het eigendomsvoorbehoud komen daarbij aan bod. Deze bepalingen gelden

niet uitsluitend voor kopers-consumenten, maar zullen uiteraard in grote mate mee het succes

van het eigendomsvoorbehoud ten aanzien van consumenten bepalen. Eindigen doen we naar

goede gewoonte met een korte evaluatie (Afdeling 4).

AFDELING 2. HISTORIE

172. Creatie van de praktijk - De figuur van het eigendomsvoorbehoud was oorspronkelijk

niet wettelijk ingebed. Het is een creatie die ontwikkeld is in de praktijk. Men kan het ontstaan

beschouwen als een reactie op het toenmalig beperkt wetgevend kader, dat de behoeften van

schuldeisers niet kon bevredigen.426 Een schuldeiser die de eigendom van een goed wist voor

te behouden tot het ogenblik van de volledige betaling, had zichzelf namelijk een zeer sterke

zekerheid weten te verschaffen. De mogelijkheid tot revindicatie maakt dat de verkoper zich in

een sterkere positie bevindt dan schuldeisers met een recht om bij voorrang betaald te worden

met de opbrengst van het goed.427

Die zekerheid verliest echter al haar waarde wanneer ze niet standhoudt in een geval van

samenloop met andere schuldeisers. De vraag naar de tegenwerpelijkheid ten aanzien van

derden van de constructie van het eigendomsvoorbehoud stelde zich dan ook gauw.428 Deze

vraag zorgde reeds voor de nodige discussie in de rechtsleer en rechtspraak. Het is tevens

een van de aanleidingen waarom het eigendomsvoorbehoud werd opgenomen in de

Pandwet.429

Een geldig tot stand gekomen beding van eigendomsvoorbehoud bindt hoe dan ook de koper

zelf, hij is contractueel geboden. Hierover heeft men nauwelijks discussie gekend.430 Indien

echter het eigendomsvoorbehoud aan derden niet tegenwerpelijk zou blijken, zou de

mogelijkheid van de verkoper om het goed te revindiceren vervallen in geval van samenloop.

De verkoper kan zich dan enkel beroepen op het voorrecht van de onbetaalde verkoper.431

426 J. BAECK, “Achtergrond en krachtlijnen van de hervorming” in J. BAECK en M. KRUITHOF (eds.), Het nieuwe zekerheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2014, 4, nr. 7. 427 A. APERS en D. GRUYAERT, “Eigendomsvoorbehoud en onroerende incorporatie volgens de nieuwe pandwet: welk nieuws onder de zon?”, TPR 2015, (83) 87, nr. 2. 428 J. BAECK, “Achtergrond en krachtlijnen van de hervorming” in J. BAECK en M. KRUITHOF (eds.), Het nieuwe zekerheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2014, 4, nr. 7. 429 Memorie van Toelichting, 30. 430 E. VAN CAMP en I. MERTENS, Faillissementswet anno 2008, Mechelen, Kluwer, 2008, 373, nr. 812. 431 Artikel 20, °5 Hyp.W.

Page 85: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

85

173. Niet-tegenwerpelijkheid - Toen het Hof van Cassatie zich in 1933 diende uit te spreken

over de tegenwerpelijkheid van dergelijk beding, besloot het dat het weliswaar geldig is tussen

partijen, maar niet tegenwerpelijk aan de schuldeisers van de koper die in samenloop zijn met

de verkoper.432 Het Hof besloot dat de verkoper zich enkel kan beroepen op het voorrecht van

de onbetaalde verkoper.433 Revindicatie was uitgesloten in een situatie van samenloop.

Het is dan ook niet verwonderlijk dat deze uitspraak op de nodige kritiek kon rekenen binnen

de rechtsleer.434

174. Artikel 101 Fail.W. - De rechtspraak van het Hof hield echter jarenlang stand, tot

wanneer de wetgever in 1997 ingreep.435 Ondertussen was België zowaar het buitenbeentje

geworden binnen Europa door de tegenwerpelijkheid van het eigendomsvoorbehoud ten

aanzien van derden niet te erkennen. Daarnaast kon men de economische toestand niet

langer vergelijken met de toestand van de jaren ‘30.436 Artikel 101, tweede lid Faill.W. voorzag

uiteindelijk uitdrukkelijk in de tegenwerpelijkheid van het beding van eigendomsvoorbehoud in

het geval de koper failliet zou gaan.437

Het ingrijpen van de wetgever gaf op zijn beurt echter opnieuw aanleiding tot verwarring en

discussie. Er ontstonden twee kampen binnen de rechtsleer en rechtspraak. Enerzijds zij die

van mening waren dat het eigendomsvoorbehoud uit de faillissementswet naar analogie op

andere situaties van samenloop gold. Men kan hierbij bijvoorbeeld denken aan een collectieve

schuldenregeling, een beslag of de vereffening van een rechtspersoon. Anderzijds een

meerderheid binnen de rechtsleer die het toepassingsgebied van artikel 101 Faill.W. beperkte

tot louter de gevallen van faillissement. Het gevolg: de onzekerheid hield stand.438

432 Cass. 9 februari 1933, Pas. 1933, I, 103-126.; J. BAECK, “Achtergrond en krachtlijnen van de hervorming” in J. BAECK en M. KRUITHOF (eds.), Het nieuwe zekerheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2014, 4, nr. 8.; E. DIRIX, “Eigendomsvoorbehoud”, RW 1997-1998, (481) 481, nr. 1.; A.S. GIGOT, “L’opposabilite de la clause de reserve de propriete en cas de procedures collectives de solvabilite”, TBH 2011, afl. 6, 535, 64.; E. VAN CAMP en I. MERTENS, Faillissementswet anno 2008, Mechelen, Kluwer, 2008, 373. nr. 812. 433 Artikel 20, °5 Hyp.W.; G. VERSCHELDEN, “Eigendomsvoorbehoud tussen partijen en tegenover derden”, AJT 1998-1999, (821) 829, nr. 36. 434 J. BAECK, “Achtergrond en krachtlijnen van de hervorming” in J. BAECK en M. KRUITHOF (eds.), Het nieuwe zekerheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2014, 5, nr. 8, voetnoot 12.; G. VERSCHELDEN, “Eigendomsvoorbehoud tussen partijen en tegenover derden”, AJT 1998-1999, (821) 829-830, nr. 39, voetnoot 85. 435 J. BAECK, “Achtergrond en krachtlijnen van de hervorming” in J. BAECK en M. KRUITHOF (eds.), Het nieuwe zekerheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2014, 5, nr. 8. 436 E. DIRIX, “Eigendomsvoorbehoud”, RW 1997-1998, (481) 481, nr. 2.; E. VAN CAMP en I. MERTENS, Faillissementswet anno 2008, Mechelen, Kluwer, 2008, 374, 814-815. 437 A.S. GIGOT, “L‟opposabilite de la clause de reserve de propriete en cas de procedures collectives de solvabilite”, TBH 2011, afl. 6, (511) 517, nr. 13. 438 V. SAGAERT en D. GRUYAERT, “Het eigendomsvoorbehoud: Risico’s naar huidig en komend recht” in M.E. STORME (ed.), Insolventie- en beslagrecht, Brugge, Die Keure, 2015, 40, nr. 4, voetnoot 14.

Page 86: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

86

175. Beperkt toepassingsgebied - De discussie werd uiteindelijk beslecht door het Hof van

Cassatie in een befaamd arrest van 7 mei 2010.439 Het Hof komt tot de conclusie dat “er geen

algemeen rechtsbeginsel bestaat volgens welk het beding van eigendomsvoorbehoud in geval

van samenloop geldt ten aanzien van derden. Het beding waarbij de partijen overeenkomen

om de eigendomsoverdracht van een roerend goed uit te stellen, is geoorloofd, maar geldt niet

ten aanzien van de schuldeisers van de koper in geval van samenloop met de verkoper,

wanneer de verkochte zaak in het bezit van de koper is gesteld”. Het eigendomsvoorbehoud

wordt met andere woorden opnieuw in de kiem gesmoord. Het verwondert dan ook niet dat dit

besluit opnieuw de nodige kritiek kreeg te verduren.440

176. Pandwet brengt vernieuwing - Uiteindelijk grijpt de wetgever in met de Pandwet. Deze

wet heft het oude artikel 101, tweede lid Faill.W. op441 en incorporeert een wettelijke regeling

omtrent het eigendomsvoorbehoud in het Burgerlijk Wetboek. Een algemene regeling heeft

lang op zich laten wachten, maar door die verhuis wordt de erkenning van het

eigendomsvoorbehoud veralgemeend tot alle gevallen van samenloop.442 Voortaan vindt men

het eigendomsvoorbehoud terug waar het thuis hoort en beperkt het zich niet langer tot de

gevallen waarin de koper failliet gaat.443 Na talloze jaren komt de wetgever tegemoet aan de

felle kritiek binnen de rechtsleer.

AFDELING 3. INHOUDELIJKE BESPREKING

Hoofdstuk 1. Toepassingsgebied

177. Algemeen toepassingsgebied - Zoals hierboven reeds vermeld, was het de bedoeling

van de Pandwet om het toepassingsgebied van het eigendomsvoorbehoud uitdrukkelijk uit te

breiden naar alle situaties van samenloop.444 Ongeacht de manier waarop deze ontstaat, de

tegenwerpelijkheid ten aanzien van derde-schuldeisers in de samenloop staat vast. Hiermee

wordt de oude beperkende zienswijze van het Hof van Cassatie buiten spel gezet. Het

eigendomsvoorbehoud wordt een gemeenrechtelijke figuur die niet langer onlosmakelijk

verbonden is met het faillissement.445

439 Cass. 7 mei 2010, Arr.Cass. 2010, nr. 321; NJW 2010, 502, noot R. FRANCIS; RW 2011-12, 271, noot M.E. STORME; TBH 2011, 550, noot A. GIGOT. 440 R. JANSEN, “Eigendomsvoorbehoud” in J. BAECK en M. KRUITHOF (eds.), Het nieuwe zekerheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2014, 147, nr. 11. 441 Artikel 106 Pandwet. 442 Memorie van Toelichting, 69. 443 V. SAGAERT en D. GRUYAERT, “Het eigendomsvoorbehoud: Risico’s naar huidig en komend recht” in M.E. STORME (ed.), Insolventie- en beslagrecht, Brugge, Die Keure, 2015, 40, nr. 4. 444 Memorie van Toelichting, 69. 445 R. JANSEN, “Eigendomsvoorbehoud” in J. BAECK en M. KRUITHOF (eds.), Het nieuwe zekerheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2014, 147, nr. 12.

Page 87: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

87

Andere denkbare situaties waarin samenloop met andere schuldeisers kan ontstaan zijn

bijvoorbeeld de collectieve schuldenregeling, het beslag bij de schuldenaar of de ontbinding

van een rechtspersoon.

Deze aanpak kan men alleen maar toejuichen. Dergelijke veralgemening maakt het

eigendomsvoorbehoud niet alleen eenvoudiger en duidelijker. Het dekt bovendien de lading

die het steeds had moeten dekken. Het eigendomsvoorbehoud is immers niet kenmerkend

voor het loutere faillissementsrecht, maar wel een gemeenrechtelijke figuur.446

178. Juridische aard van de overeenkomst - De Pandwet bepaalt uitdrukkelijk dat “een

beding van eigendomsvoorbehoud kan worden uitgeoefend ongeacht de juridische aard van

de overeenkomst waarin het is opgenomen”.447

Naast de koopovereenkomst kan men bijvoorbeeld denken aan een ruil, een inbreng of een

aannemingsovereenkomst.448 Omdat in de praktijk het eigendomsvoorbehoud in een

overgrote meerderheid van de gevallen echter deel uitmaakt van een koopovereenkomst,

spreekt de wetgever uit gemak over de koper en de verkoper. Ook wanneer hieronder verder

sprake is van de koper of de verkoper, wordt dit niet bedoeld als een beperking tot loutere

verkoopovereenkomst.

Hoofdstuk 2. Totstandkoming

§1. Algemeen

179. Geschrift - Zoals voorheen stelt men het eigendomsvoorbehoud schriftelijk op. Dat

geschrift wordt uiterlijk op het ogenblik van de levering van het goed opgesteld.449 Het is niet

aan vormvereisten onderworpen. Het dient er enkel toe het eigendomsvoorbehoud

tegenstelbaar te maken aan derden.450 De achterliggende reden is om het risico op fraude in

te perken. Zonder deze bepaling zou de koper in geval van samenloop de verkoper kunnen

bevoordelen door alsnog a posteriori een eigendomsvoorbehoud overeen te komen.451

446 R. JANSEN, “Eigendomsvoorbehoud” in J. BAECK en M. KRUITHOF (eds.), Het nieuwe zekerheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2014, 147, nr. 12. 447 Artikel 69, derde lid Pandwet. 448 V. SAGAERT en D. GRUYAERT, “Het eigendomsvoorbehoud: Risico’s naar huidig en komend recht” in M.E. STORME, Insolventie- en beslagrecht, Brugge, Die Keure, 2015, 41, nr. 5. 449 Artikel 69, eerste lid Pandwet. 450 E. HELLEBUYCK, “Commentaar bij art. 69 Pandwet” in Comm.Voor., Mechelen, Kluwer, 2014, afl. 52, (45) 47, nr. 4. 451 P. BECUE, “De wet van 11 juli 2013 met betrekking tot de hervorming van zakelijke zekerheden op roerende goederen (nieuwe pandwet)”, T.Verz. 2014-4, afl. 389, (352) 375.

Page 88: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

88

§2. Een geschrift beschermt de consument-koper

180. Geschrift - Voor het eigendomsvoorbehoud tussen consumenten vereist de Pandwet

een geschrift waarvan men kan aannemen dat het strekt tot de rechtsgeldigheid.452

Bovendien zal de instemming van de consument-koper uitdrukkelijk uit het geschrift moeten

blijken.453 De bezorgdheid van de wetgever werd hier waarschijnlijk opgewekt door de soepele

invulling die de vereiste van een geschrift in de praktijk onder het oude artikel 101 Faill.W.

kreeg. Een door de verkoper opgesteld stuk, zoals een bestelbon of een leveringsbon, volstaat

bijvoorbeeld als geschrift.454 Het Hof van Cassatie oordeelde reeds dat de koper het geschrift

ook stilzwijgend kan aanvaarden door de overeenkomst, waarbij de algemene voorwaarden

van de verkoper in een beding van eigendomsvoorbehoud voorzagen, uit te voeren zonder

protest.455

Men kan die rechtspraak op vandaag nog steeds doortrekken naar het nieuwe artikel 69

Pandwet, gelet op het feit dat de letterlijke bewoordingen van het oude artikel 101 Faill.W. zijn

overgenomen en dat nergens in de voorbereidende werken blijkt dat de wetgever hier toch

een andere invulling wou aan toekennen.456

Door de uitdrukkelijke instemming van de consument te vereisen, roept de wetgever een halt

aan die soepele invulling uit de rechtspraak in verhouding tot consumenten. De instemming

van een consument-koper zal moeten blijken uit het geschrift. De meest voor de hand liggende

manier waarop deze instemming kan blijken is door bijvoorbeeld de handtekening van de

consument op te nemen in het geschrift.457 Een stilzwijgende aanvaarding is daarentegen niet

langer mogelijk, daar de instemming van de consument uit het geschrift dient te blijken.

181. Geldigheidsvoorwaarde - STEENNOT meent dat de uitdrukkelijke instemming in het

licht van de functionele benadering geldt als geldigheidsvoorwaarde.458 Het was duidelijk de

bedoeling van de wetgever om gelijkaardige zekerheidsfiguren op dezelfde manier te

behandelen.459 De wetgever meent in haar Memorie van Toelichting terecht dat dit bijdraagt

452 Zie infra nr. 181. 453 Artikel 69, tweede lid Pandwet. 454 Memorie van Toelichting, 70. 455 Cass. 25 september 2006, Arr.Cass. nr. 434, TBBR 2010, 102, JT 2007, 72, JLMB 2007, 463. ; R. JANSEN, “Eigendomsvoorbehoud” in J. BAECK en M. KRUITHOF (eds.), Het nieuwe zekerheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2014, 148, nr. 16. 456 R. JANSEN, “Eigendomsvoorbehoud” in J. BAECK en M. KRUITHOF (eds.), Het nieuwe zekerheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2014, 148, nr. 16. 457 E. DIRIX, De hervorming van roerende zakelijke zekerheden, Mechelen, Kluwer, 2013, 38, nr. 67. 458 R. STEENNOT, “De bescherming van de consument bij pandovereenkomsten”, Financial Law Institute Working Paper Series, WP 2013-03, 27, nr. 35. 459 Memorie van Toelichting, 16.

Page 89: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

89

tot een voorspelbare regelgeving. De bepalingen van de Pandwet moeten dan ook in het licht

van die voorspelbaarheid uniform worden uitgelegd.460 Het verdient bijgevolg de voorkeur om

de vereiste van een geschrift waaruit de uitdrukkelijke toestemming van de koper, net zoals

de vereiste van een geschrift bij het registerpand, als geldigheidsvoorwaarde te beschouwen.

182. Sanctie - Indien men ervan uit gaat dat de uitdrukkelijke instemming in het geschrift

inderdaad beschouwd moet worden als een geldigheidsvoorwaarde, zal het

eigendomsvoorbehoud vatbaar zijn voor nietigverklaring bij niet-naleving. Het voorbehoud is

immers niet rechtsgeldig tot stand gekomen.

Deze sanctie beschermt zowel de consument als de derde schuldeisers. Als de verkoper zich

namelijk op zijn eigendomsvoorbehoud zou willen beroepen om een goed te revindiceren in

een situatie van samenloop, zal hij eerst moeten aantonen dat de koper uitdrukkelijk heeft

ingestemd. Zo niet zal hij zich slechts kunnen beroepen op het voorrecht van de onbetaalde

verkoper.461

Hoofdstuk 3. Publiciteit

183. Geen verplichte publiciteit - Tot slot wordt kort stilgestaan bij de reden waarom de

nieuwe Pandwet niet voorziet in een verplichte publiciteit. In het licht van de functionele

benadering doorheen de Pandwet, zou men kunnen argumenteren om het

eigendomsvoorbehoud op te nemen in een register, naar analogie met het registerpand. De

wetgever verklaart echt uitdrukkelijk zijn keuze om het beding van eigendomsvoorbehoud niet

aan enige publiciteit te verbinden.462 Door hier niet in te voorzien, sluit men met name aan bij

de rechtstelsels van omliggende landen. De invoering van een verplicht publiciteitsvereiste

zou België dan ook te veel in een geïsoleerde positie plaatsen.463 Dat zou Belgische verkopers

uiteindelijk te veel kunnen benadelen in vergelijking met onze buurlanden. Een bijkomende

verklaring houdt in dat de wetgever kleinere ondernemingen niet wou bezwaren met dergelijke

formaliteiten.464

184. Facultatieve publiciteit - Dat de Pandwet niet voorziet in een verplichte

publiciteitsvereiste, neemt evenwel niet weg dat de partijen vrijwillig zouden kunnen overgaan

460 Memorie van Toelichting, 9-10. 461 Artikel 20,5° Hyp.W. 462 Memorie van Toelichting, 18, 30 en 69. 463 E. HELLEBUYCK, “Commentaar bij art. 69 Pandwet”, Comm.Voor., Mechelen, Kluwer, 2014, afl. 52, (45) 47, nr. 4. 464 E. DIRIX, De hervorming van de roerende zakelijke zekerheden, Mechelen, Kluwer, 2013, 39, nr. 67.

Page 90: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

90

tot registratie.465 De registratie van het eigendomsvoorbehoud is facultatief en vindt eveneens

plaats in het nationaal pandregister. 466 467

Registratie wordt uitdrukkelijk aangeraden wanneer de verkoop betrekking heeft op goederen

die onroerend kunnen worden door incorporatie.468 In deze hypothese kan met name een

conflict ontstaan met een hypothecaire schuldeiser. Om dat conflict te beslechten bepaalt

artikel 71 Pandwet dat de rechten van de onbetaalde verkoper behouden blijven indien hij tot

registratie van zijn eigendomsvoorbehoud is overgegaan.469 Op voorwaarde van die registratie

overleeft het eigendomsvoorbehoud met andere woorden de onroerendmaking door

incorporatie.470 Een uitgebreide bespreking van deze materie valt echter niet binnen het bestek

van deze masterproef.471

AFDELING 4. EVALUATIE - CONSUMENT VERWEND?

185. Evaluatie - De Pandwet beslecht inzake het eigendomsvoorbehoud een discussie die

al zeer lang aansleepte. De keuze van de wetgever om de rechtsleer hierbij te volgen door de

tegenwerpelijkheid van het eigendomsvoorbehoud uit te breiden naar alle gevallen van

samenloop kan men moeilijk bekritiseren. Het eigendomsvoorbehoud heeft eindelijk de weg

naar haar natuurlijke vindplaats gevonden, het Burgerlijk Wetboek.

Dat de tegenwerpelijkheid van het eigendomsvoorbehoud voortaan niet langer beperkt blijft tot

het geval waartoe de koper failliet gaat, zorgt ervoor dat de figuur van het

eigendomsvoorbehoud, la reine des sûretés,472 een grote kans op succes zal kennen bij de

consument-koper.

Deze figuur lijkt bovendien zeer consumentvriendelijk, daar ze een goedkope manier vormt

om een zekerheid te verstrekken. Het eigendomsvoorbehoud is zeer toegankelijk voor de

465 Artikel 29, §2 Pandwet, ingevoerd bij artikel 11 van de wet van 25 december 2016. 466 Artikel 26 Pandwet, gewijzigd bij artikel 8 van de wet van 25 december 2016. 467 Zie supra nr. 24. 468 Memorie van Toelichting, 18. 469 Wetsontwerp houdende de wijziging van verscheidene bepalingen betreffende de zakelijke zekerheden op roerende goederen, Parl.St. Kamer 2016-17, 54K2138/001, 10. 470 A. APERS en D. GRUYAERT, “Eigendomsvoorbehoud en onroerende incorporatie volgens de nieuwe pandwet: welk nieuws onder de zon?”, TPR 2015, (83) 100, nr. 11. 471 Voor een uitgebreide bespreking hierover: A. APERS en D. GRUYAERT, “Eigendomsvoorbehoud en onroerende incorporatie volgens de nieuwe pandwet: welk nieuws onder de zon?”, TPR 2015, (83) 98-119, nr. 9-28. en V. SAGAERT en D. GRUYAERT, “Het eigendomsvoorbehoud: Risico’s naar huidig en komend recht” in M.E. STORME (ed.), Insolventie- en beslagrecht, Brugge, Die Keure, 2015, 42-44, nr. 7-9. 472 J. STOUFFLET, “L’usage de la propriété à des fins de garantie” in A. BRUYNEEL en A.M. STRANART (eds.), Les sûretés, Colloque de Bruxelles des 20 et 21 octobre 1983, Feduci, Brussel, 1983, 320, nr. 2; R. Jansen, “Eigendomsvoorbehoud” in J. BAECK en M. KRUITHOF (eds.), Het nieuwe zekerheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2014, 140, nr. 3.

Page 91: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

91

consument. De strengere geschriftsvereiste zou niet zozeer een hinderpaal mogen vormen in

de praktijk. Een loutere handtekening van de consument kan men als een formaliteit

beschouwen die niet veel moeite vraagt. Het valt toe te juichen dat de wetgever deze formaliteit

heeft ingevoerd, om de consument te behoeden voor een loutere stilzwijgende aanvaarding.

Indien men ervan uitgaat dat het geschrift voor de consument geldt als een

geldigheidsvoorwaarde, bestaat de sanctie bij niet-naleving erin dat het

eigendomsvoorbehoud niet rechtsgeldig tot stand is gekomen. Hieruit volgt een

afschrikwekkend karakter voor de verkoper. Hij zal er dus steeds voor zorgen dat aan deze

voorwaarde voldaan is. Zodoende blijft de bescherming van de consument in de praktijk geen

lege doos.

Het enige minpunt bestaat erin dat de wetgever niet uitdrukkelijk heeft bepaald of het geschrift

ten aanzien van consumenten wel degelijk als geldigheidsvoorwaarde moet worden

beschouwd. Gelet op wat hierboven uiteen werd gezet,473 kan men echter met voldoende

zekerheid stellen dat dit inderdaad de bedoeling was van de wetgever.

473 Zie supra nr. 181.

Page 92: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

92

DEEL 4. HYPOTHECAIR KREDIET

AFDELING 1. INLEIDING

186. Doel - In het volgende hoofdstuk vergelijken we het consumentenpand met de

bijzondere bescherming die een consument-kredietnemer geniet bij het sluiten van een

hypothecair krediet. Men vindt het hypothecair krediet terug in de artikelen VII.123-VII.147/38

WER. Deze artikelen bevinden zich in Boek VII, Titel 4, Hoofdstuk 2 van het WER. Een korte

excursie naar dit regime heeft tot doel om onze inzichten omtrent het consumentenpand te

verruimen.

Daarbij gaan we in eerste instantie op zoek naar bepalingen in het WER die gelijkaardig zijn

aan de eerder besproken bepalingen van het consumentenpand. Heeft de wetgever bij het

uitwerken van vergelijkbare regels doorheen die twee verschillende wetten op een

consequente manier gehandeld? Of zijn er duidelijke verschillen merkbaar? Vallen mogelijke

verschillen ten slotte te rechtvaardigen of niet?

De zakelijke borg geniet bij wijze van voorbeeld een bijzondere bescherming in artikel 7, vierde

lid Pandwet. Het WER voorziet in een gelijkaardige bepaling ten aanzien van de derde-

consument die een zekerheid verstrekt in het kader van een hypothecair krediet.474 Bij de

bespreking van deze laatste bepaling zal echter blijken dat de invulling van die bescherming

ruimer wordt opgevat. De vraag rijst waarom de invulling verschilt en of dat verschil in

behandeling een duidelijke achterliggende reden kent.

Daarnaast kwamen er bij de bespreking van het consumentenpand ook enkele

onduidelijkheden boven water. Gezien de Pandwet nog niet in werking is getreden, is het

moeilijk te voorspellen hoe die onduidelijkheden in de praktijk invulling zullen krijgen. Hopelijk

laat een nader onderzoek van het hypothecair krediet toe om analogieën te maken met de

Pandwet, om een beter zicht te krijgen op hoe de invulling hiervan eventueel zou kunnen

geschieden.

Als voorbeeld kan men denken aan de duidelijke sanctieregeling waarin het WER voorziet.

Zoals bij de bespreking van het consumentenpand reeds duidelijk werd, voorziet de Pandwet

niet in specifieke sancties bij niet-naleving van de wettelijke bepalingen. Mogelijks kan het

WER dienen als leerschool om inzichten aangaande een geschikt stelsel van sancties voor de

Pandwet op te pikken.

474 Artikel VII.147/26 WER.

Page 93: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

93

187. Verantwoording - Er zijn voornamelijk twee redenen waarom precies het hypothecair

krediet een interessante vergelijking oplevert.

Met het nieuwe bezitloos pand dat door de Pandwet wordt geïntroduceerd, groeien de

hypotheek en het pand in sterke mate naar elkaar toe. Beide figuren belasten een welbepaald

goed - dit goed is onroerend475 respectievelijk roerend van aard - met een zakelijke zekerheid.

Die zekerheid komt zowel bij de hypotheek als bij het registerpand tot stand zonder

buitenbezitstelling. Om derden op de hoogte te brengen van de zakelijke zekerheden, worden

ze ingeschreven in het hypotheekregister respectievelijk het pandregister. Men kan met

andere woorden stellen dat de hypotheek de tegenhanger van het nieuwe pandrecht is, een

soort bezitloos pand op een onroerend goed.

De tweede reden is eerder voor de hand liggend. Het hypothecair krediet voorziet in een

bijzondere bescherming van de consument. Dat was uiteraard een must in de zoektocht naar

een vergelijkbaar regime met het consumentenpand.

188. Afbakening - De rechtsregels aangaande het hypothecair krediet beschermen de

consument op verschillende domeinen. Zoals de naam zelf al doet vermoeden, hebben ze

enerzijds betrekking op het aangaan van een krediet en anderzijds op de hypothecaire

zekerheid die gevestigd wordt als waarborg voor dit krediet. Het merendeel van de wettelijke

bepalingen houdt verband met de kredietovereenkomst op zich. Men kan hier bij wijze van

voorbeeld denken aan het recht van de consument om het krediet steeds vervroegd terug te

betalen476 of het daarmee samenhangende recht voor de kredietgever om in dat geval een

(beperkte) wederbeleggingsvergoeding te bedingen.477

Die bepalingen vallen buiten het bestek van deze masterproef. We hebben slechts oog voor

de bepalingen aangaande de gevestigde zakelijke zekerheid zelf, die dient als waarborg voor

dit krediet.

189. Structuur - Na deze korte inleiding ter rechtvaardiging van dit laatste deel, volgt een

bespreking van het toepassingsgebied van het hypothecair krediet (Afdeling 2). Daarbij zijn

enkele opmerkelijke verschillen merkbaar ten opzichte van het consumentenpand. Vervolgens

komen enkele specifieke onderwerpen inhoudelijk aan bod (Afdeling 3). Het gaat meer

475 Nuance: Sinds kort vereist een hypothecaire zekerheid niet noodzakelijk dat een hypotheek op een onroerend goed wordt gevestigd, zie artikel I.9, 53° WER, zoals gewijzigd bij artikel 2, 5° Wet 22 april 2016 houdende wijziging en invoeging van bepalingen inzake consumentenkrediet en hypothecair krediet in verschillende boeken van het Wetboek van economisch recht, BS 4 mei 2016, 30.074. 476 Artikel VII.147/11 WER. 477 Artikel 147/12 WER.

Page 94: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

94

bepaald over de totstandkoming van het hypothecair krediet (Hoofdstuk 1), de realisatie van

de hypotheek bij niet-uitvoering van de kredietovereenkomst (Hoofdstuk 2),

betalingsfaciliteiten (Hoofdstuk 3), de bescherming ten aanzien van elke derde-

zekerheidsverstrekker (Hoofdstuk 4) en tot slot een overzicht van de toepasselijke sancties

voorzien in het WER (Hoofdstuk 5).

AFDELING 2. TOEPASSINGSGEBIED

190. Toepassingsgebied ratione materiae - Klassiek denkt men bij het hypothecair krediet

aan een krediet waaraan een onroerende bestemming wordt toegekend (bijvoorbeeld de

aankoop van een woning) en waarbij een hypotheek op een onroerend goed strekt als

waarborg van dat krediet.

Zeer recent is dat toepassingsgebied echter aanzienlijk uitgebreid door de wet van 22 april

2016.478

Er is voortaan sprake van een hypothecair krediet wanneer het krediet een onroerende

bestemming heeft of indien het gewaarborgd is door een hypothecaire zekerheid. Voor de

inwerkingtreding van de wet van 22 april 2016479 golden voormelde voorwaarden cumulatief.

Zoals blijkt uit het nieuwe artikel I.9, 53/1°-3° WER, zijn ze voortaan alternatieve voorwaarden

geworden.

Men maakt sinds de wet van 22 april 2016 tevens een onderscheid naargelang het hypothecair

krediet een onroerende dan wel roerende bestemming krijgt.

191. Onroerende bestemming - Voor een hypothecair krediet met onroerende bestemming

volstaat het dat de kredietovereenkomst gewaarborgd wordt door een recht op voor bewoning

bestemde onroerende goederen of een hypothecaire zekerheid of dat het krediet strekt tot het

verwerven of behouden van onroerende zakelijke rechten.480

Men kan bijvoorbeeld denken aan een krediet dat wordt gewaarborgd door een hypotheek op

een woning die de consument aankoopt door middel van het verstrekte krediet. Het is echter

478 Wet 22 april 2016 houdende wijziging en invoeging van bepalingen inzake consumentenkrediet en hypothecair krediet in verschillende boeken van het Wetboek van economisch recht, BS 4 mei 2016, 30.074; hierna: “Wet 22 april 2016”. 479 De datum van inwerkingtreding is 1 april 2017, zoals blijkt uit het Koninklijk besluit van 11 november 2016 houdende verlenging van de aanvangsdata der overgangsbepalingen bedoeld in artikel 41 van de wet van 22 april 2016 houdende wijziging en invoeging van bepalingen inzake consumentenkrediet en hypothecair krediet in verschillende boeken van het Wetboek van economisch recht, BS 30 november 2016, 79.106. 480 Artikel I.9, 53/1° WER.

Page 95: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

95

ook mogelijk dat de consument een woning aankoopt door middel van krediet, zonder dat de

kredietgever een hypotheek vraagt van de consument. De partijen komen bijvoorbeeld

overeen om een pandrecht te vestigen op een roerend goed van de kredietnemer. Mogelijks

verstrekt de kredietgever zelfs krediet zonder enige zekerheid te vereisen. Voortaan spreekt

men in al die hypotheses over een hypothecair krediet.

192. Roerende bestemming - Daarnaast is er sprake van een hypothecair krediet met

roerende bestemming wanneer het krediet wordt gewaarborgd door een recht op voor

bewoning bestemde onroerende goederen of een hypothecaire zekerheid, waarbij het krediet

niet bestemd is voor de financiering van het verwerven of behouden van onroerende zakelijke

rechten en de ermee verband houdende kosten en belastingen, of de herfinanciering van een

dergelijke kredietovereenkomst.481

De financiering van de aankoop van een auto die aangerekend wordt op een vooraf bestaande

hypotheek, wordt voortaan bijvoorbeeld als een hypothecair krediet aangemerkt.482

193. Toepassingsgebied ratione personae - De bespreking van het personeel

toepassingsgebied valt uiteen in twee luiken. Enerzijds de kredietnemer en anderzijds de

kredietgever.

194. Kredietnemer - Daar waar de Pandwet slechts sporadisch voorziet in een bescherming

van de consument, geldt het volledige stelsel van bepalingen aangaande het hypothecair

krediet ter bescherming van de consument. Een niet-consument valt niet onder het

toepassingsgebied van deze wet.

Om te weten wie als een kredietnemer-consument beschouwd wordt, valt men terug op de

definitie van een consument uit artikel I.1, 2° WER. Het consumentenbegrip krijgt bijgevolg

dezelfde invulling als onder het consumentenpand. Een gedetailleerde begripsomschrijving

kwam reeds eerder aan bod.483

Bijkomend vereist de wet dat de consument-kredietnemer zijn gewone verblijfplaats in België

heeft.484 De gewone verblijfplaats hoeft niet noodzakelijk overeen te komen met de inschrijving

481 Artikel I.9, 53/2° WER; Anders zou er namelijk sprake zijn van een hypothecair krediet met onroerende bestemming. 482 Wetsontwerp houdende wijziging en invoeging van bepalingen inzake consumentenkrediet en hypothecair krediet in verschillende boeken, Parl.St. Kamer 2016-17, 54K1685/001, 25.. 483 Zie supra nr. 42. 484 Artikel VII.2, §2 WER.

Page 96: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

96

in het bevolkingsregister van een consument. Het is een feitelijk begrip, dat bij een geschil

door de rechtbank zal worden beoordeeld.485

195. Kredietgever - De kredietgever is “elke natuurlijke persoon of elke rechtspersoon die,

in het raam van zijn handels- of beroepsactiviteiten, een krediet toestaat, met uitzondering van

de persoon die een kredietovereenkomst aanbiedt of sluit wanneer deze overeenkomst het

voorwerp uitmaakt van een onmiddellijke overdracht of indeplaatsstelling ten gunste van een

vergunninghoudende of geregistreerde kredietgever aangewezen in de overeenkomst”.486

Net zoals bij de kredietnemer, vereist de wet ook voor de kredietgever dat zijn activiteiten

lokaliseerbaar zijn op het Belgische grondgebied. Meer bepaald moet de kredietgever zijn

commerciële of beroepsactiviteiten ontplooien in België of moet de kredietgever dergelijke

activiteiten richten op België (door bijvoorbeeld in België reclame te maken) of op verscheidene

landen met inbegrip van België, waarbij de overeenkomst die tot stand komt met de

kredietnemer onder deze activiteiten valt.487

Wanneer we terugblikken op de Pandwet, valt het op te merken dat de hoedanigheid van de

pandhouder daar geen enkele rol speelt.488 Dit is zeer atypisch in het kader van

consumentenbescherming. Over het algemeen dient de bescherming van de consument ertoe

om tegemoet te komen aan zijn zwakkere positie in verhouding tot de onderneming waarmee

hij een overeenkomst sluit.

196. Consumentenkrediet - De uitbreiding van het toepassingsgebied van het hypothecair

krediet gaat ten koste van de regelgeving aangaande het consumentenkrediet, dat als lex

generalis geldt ten aanzien van kredieten gesloten met een consument-kredietnemer. Dat blijkt

duidelijk uit de definitie van het consumentenkrediet. Daarin omschrijft men het

consumentenkrediet als “het krediet dat, ongeacht de benaming of de vorm, wordt verstrekt

aan een consument en dat geen hypothecair krediet uitmaakt”.489

Het krediet dat niet onder de toepassing valt van het hypothecair krediet, geniet de

bescherming van het consumentenkrediet. Het krediet dat niet onder het toepassingsgebied

van het consumentenkrediet (of enige andere specifieke wetgeving) valt, is onderhevig aan

het gemeenrecht. Die overeenkomst geniet geen bijzondere bescherming. De

485 E. CASIER, "Commentaar bij art. 1 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2010, afl. 32, (54) 94-95, nr. 54. 486 Artikel I.9, 34° WER. 487 Artikel VII.2, §2, 1°-2° WER. 488 Zie supra nr. 47. 489 Artikel I.9, 54° WER.

Page 97: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

97

toepassingsvoorwaarden van het consumenten- en hypothecair krediet zijn echter dermate

ruim, dat elk krediet dat door een professionele kredietgever verstrekt wordt aan een

consument, steeds onder een van beide zal ressorteren. De consument wordt steeds

beschermd bij het aangaan van een professioneel verstrekt krediet.

197. Consumentenpand - De oplettende lezer merkte waarschijnlijk al op dat de recente

uitbreiding van het hypothecair krediet er eveneens toe leidt dat deze regeling ook in het

vaarwater van de Pandwet komt. Wanneer de consument een onroerende bestemming

toekent aan een verkregen krediet en men ervoor kiest een pandrecht te vestigen tot

zekerheid, dan zal men bijgevolg de bescherming voorzien in het WER en de Pandwet moeten

cumuleren.

Wanneer beide wetten niet te cumuleren vallen, past men de meest specifieke wetgeving toe.

Men kan in dat opzicht het hypothecair krediet beschouwen als lex specialis ten aanzien van

de Pandwet.490

AFDELING 3. INHOUDELIJKE BESPREKING

Hoofdstuk 1. Totstandkoming van de kredietovereenkomst

§1. Bespreking

198. Vogelvlucht - De wet voorziet in tal van formaliteiten waaraan de kredietgever moet

voldoen vooraleer men met een consument een hypothecair krediet kan afsluiten. In wat volgt

bekijken we in vogelvlucht de precontractuele fase en de uiteindelijke totstandkoming van de

kredietovereenkomst. De klemtoon ligt bij deze bespreking voornamelijk op de gevestigde

zekerheid ter waarborg van het krediet. Het is geenszins de bedoeling om tot een exhaustieve

bespreking te komen, veel van deze precontractuele elementen hebben namelijk geen

relevantie binnen deze masterproef.

199. Reclame - Ten eerste is de kredietgever niet volledig vrij om reclame te verspreiden

omtrent de aangeboden hypothecaire kredieten. Hij zal daarbij artikel VII.123 en VII.124 WER

moeten naleven. Wanneer het krediet slechts wordt verleend mits een zekerheid het krediet

waarborgt, zal de reclame dat (op een duidelijke, niet-misleidende manier)491 moeten

vermelden.492

490Cf. het consumentenkrediet: R. STEENNOT, “De algemene regeling van het pand” in J. BAECK en M. KRUITHOF (eds.), Het nieuwe zekerheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2014, 57-58, nr. 50. 491 Artikel VII.123, §1 WER. 492 Artikel VII.124, §1, 2° WER.

Page 98: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

98

200. Precontractueel - Voorafgaand aan het sluiten van een kredietovereenkomst stelt de

kredietgever aan iedere belanghebbende informatie ter beschikking over het krediet op een

algemene, duidelijke en begrijpelijke manier, door middel van een kosteloos prospectus.493 Het

prospectus vermeldt onder andere in welke zekerheid een kandidaat-kredietnemer moet

voorzien.494

Nadat de kredietgever in een volgende stap de nodige informatie heeft opgevraagd om de

kredietwaardigheid van de kredietaanvrager te beoordelen,495 verstrekt de kredietgever op de

persoon van de kredietnemer toegesneden informatie. Dat laat de kredietnemer toe om

verschillende producten gemakkelijk te vergelijken.496 Deze informatie moet worden verstrekt

aan de hand van een gestandaardiseerd formulier, wat de vergelijkbaarheid steevast ten

goede komt.497

Uiteindelijk berust op de kredietgever eveneens een toelichtings-, raadgevings-, en

onderzoeksplicht vooraleer men werkelijk een kredietovereenkomst kan sluiten.498 Uit die

onderzoeksplicht moet de kredietgever duidelijk kunnen afleiden dat de kredietnemer

voldoende kredietwaardig is om zijn verplichtingen na te komen.499 Bij de beoordeling van de

kredietwaardigheid houdt de kredietgever slechts bijkomstig rekening met de zekerheden die

worden verstrekt.500 Het gaat met andere woorden niet op voor de kredietgever om een krediet

te verstrekken louter op basis van de gevestigde zekerheid, hoewel duidelijk blijkt dat de

kredietaanvrager over onvoldoende middelen beschikt om het krediet terug te betalen.

Sluiten van de kredietovereenkomst - Het hypothecair krediet is een plechtige

overeenkomst.501 Ze komt tot stand door de ondertekening van een kredietaanbod door de

consument.502 Artikel VII.134 WER somt bijkomende formaliteiten op waaraan de

kredietovereenkomst moet voldoen.

Een kredietaanbod wordt verplicht overgemaakt aan de consument voor een hypothecair

krediet met een onroerende bestemming en voor het hypothecaire krediet met een roerende

bestemming dat gepaard gaat met het vestigen van een hypothecaire zekerheid. De

493 Artikel VII.125 WER. 494 Artikel VII.125, tweede lid, 3° WER. 495 Artikel VII.126, §1 WER. 496 Artikel VII.127, §1 WER. 497 Artikel VII.127, §1, derde lid en §4 WER. 498 Artikel VII.129-VII.133 WER. 499 Artikel VII.133, §2 WER. 500 Artikel VII.133, §2, lid 2 WER. 501 W. VAN GERVEN en A. VAN OEVELEN, Verbintenissenrecht, Leuven, Acco, 2015, 60. 502 Artikel VII.134, §1 WER.

Page 99: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

99

kredietgever is gedurende veertien dagen gebonden door het aanbod.503 De consument kan

dit aanbod op ieder moment aanvaarden door het te handtekenen. Het is voor de

totstandkoming niet vereist dat de partijen hun overeenkomst opnemen in een authentieke

akte.504

201. Elektronische ondertekening - Het WER voorziet uitdrukkelijk in de mogelijkheid om

een hypothecair krediet te sluiten door middel van een elektronische ondertekening.505

202. Hypotheek - In wat volgt gaan we ervan uit dat de kredietgever en -nemer overeen zijn

gekomen om een conventionele hypotheek te vestigen op een bepaald onroerend goed van

de consument-kredietnemer. Hoewel de hypothecaire zekerheid geen vereiste meer vormt

voor het sluiten van een hypothecair krediet,506 zal dit vermoedelijk wel de meest gangbare

praktijk blijven.

De kredietovereenkomst die tot stand komt door de ondertekening door de partijen maakt

reeds melding van de te vestigen hypotheek.507 De totstandkoming van deze conventionele

hypotheek vindt plaats volgens het gemeen recht, zoals omschreven in de Hypotheekwet.

203. Totstandkoming hypotheek - Naast de algemene geldigheidsvereisten die gelden voor

de totstandkoming van alle overeenkomsten,508 gelden enkele bijzondere vormvereisten

inzake de hypotheek. Dit maakt dat de hypotheekvestiging zelf een plechtige overeenkomst

is.509

Artikel 76, eerste lid Hyp.W. bepaalt dat de hypotheek moet worden opgenomen in een

authentieke akte of bij een in rechte of voor notaris erkende onderhandse akte.510 Bovendien

bevatten artikel 78 en 80 Hyp.W. enkele meldingen die opgenomen moeten worden voor de

totstandkoming van een hypotheek. Het gaat om een identificatie van het onroerend goed en

het bedrag waarvoor de hypotheek is verleend.

503 Artikel VII.127, §3 WER. 504 R. STEENNOT, “Hypothecaire kredietovereenkomsten op afstand” in C. BIQUET-MATHIEU en E. TERRYN (eds.), Hypothecair krediet Crédit hypothecaire, Brugge, Die Keure, 2010, 255, nr. 4. 505 Artikel VII.134, §1, tweede lid WER. 506 Zie supra nr. 190. 507 Artikel VII.134, §3, 10° WER. 508 Artikel 1108 BW. 509 Artikel 44, tweede lid Hyp.W.; P. VITS, “De conventionele hypotheek” in D. MEULEMANS en G.

SCHEPERS (eds.), De nieuwe wet op het hypothecaire krediet, Antwerpen, Kluwer, 1993, 273, nr. 22. 510 K. BYTTEBIER, Voorrechten en hypotheken in hoofdlijnen, Antwerpen, Maklu, 2005, 631, nr. 680.

Page 100: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

100

204. Hypotheekregister - De hypotheek is tegenstelbaar aan derde schuldeisers vanaf de

inschrijving ervan in de registers van het hypotheekkantoor.511 Men wendt zich hiervoor tot het

hypotheekkantoor van het arrondissement waar de met de hypotheek bezwaarde onroerende

goederen gelegen zijn.512 Daar wordt de hypotheek openbaar gemaakt zodat eenieder er

kennis van kan nemen.513 De hypotheek verkrijgt op dat ogenblik publiciteit.514

205. Rang - Een bijkomend belang van de inschrijving houdt verband met de rang die de

hypothecaire schuldeiser verkrijgt.515 De datum van inschrijving bepaalt met name de rangorde

tussen de hypothecaire schuldeisers onderling.516

§2. Vergelijking met de Pandwet

206. Vergelijking Pandwet – Het hypothecair krediet legt de kredietgever een waslijst aan

verplichtingen op. Zij vinden voornamelijk hun oorsprong in de aard van dit krediet. Het

hypothecair krediet is met name een kredietvorm waar haast iedere consument ooit mee in

contact komt, loopt normaliter voor een zeer lange periode en heeft betrekking op aanzienlijke

geldbedragen. Het is om deze redenen zeker en vast te rechtvaardigen dat de kredietgever,

die steeds een professioneel is, verschillende wettelijke bepalingen moet naleven. De

duidelijke en gestructureerde wettekst van het WER maakt dat deze verplichtingen geen al te

zware last met zich meebrengen voor de kredietgever.

Dat de verplichtingen ten laste van de pandgever minder verregaand zijn, valt te verklaren aan

de hand van de minder ingrijpende aard van de pandovereenkomst enerzijds en de

hoedanigheid van de pandhouder, die geen professioneel moet zijn, anderzijds. Al te strenge

verplichtingen ten aanzien van de pandhouder zouden in de praktijk de toegankelijkheid van

deze figuur te veel in de weg staan.

Bij een bespreking van het consumentenpand kwamen we tot het besluit dat de

pandovereenkomst niet elektronisch ondertekend kan worden.517 Op het eerste gezicht lijkt de

regeling van het hypothecair krediet er een modernere kijk op na te houden door uitdrukkelijk

te voorzien in de mogelijkheid om de kredietovereenkomst elektronisch te ondertekenen. Dit

511 Artikel 80 Hyp.W. 512 Artikel 82, eerste lid Hyp.W. 513 P. VITS, “De conventionele hypotheek” in D. MEULEMANS en G. SCHEPERS (eds.), De nieuwe wet op het hypothecaire krediet, Antwerpen, Kluwer, 1993, 290, nr. 65. 514 P. VITS, “De conventionele hypotheek” in D. MEULEMANS en G. SCHEPERS (eds.), De nieuwe wet op het hypothecaire krediet, Antwerpen, Kluwer, 1993, 278, nr. 33. 515 P. VITS, “De conventionele hypotheek” in D. MEULEMANS en G. SCHEPERS (eds.), De nieuwe wet op het hypothecaire krediet, Antwerpen, Kluwer, 1993, 278-279, nr. 34. 516 Artikel 81, eerste lid Hyp.W. 517 Zie supra nr. 64.

Page 101: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

101

moet men toch nuanceren, daar het vestigen van de hypotheek als zekerheid nog steeds via

de notaris moet verlopen.

Het nieuwe pandregister steekt dan weer met kop en schouders uit boven de registers van het

hypotheekkantoor. Met een digitaal register lijkt de Pandwet een grote stap vooruit te zetten.

Hoofdstuk 2. Realisatie van de hypotheek bij niet-uitvoering van de

kredietovereenkomst

§1. Bespreking

207. Voldoende ademruimte - In een situatie waar de consument niet langer in staat is om

het krediet af te betalen volgens de mensualiteiten zoals overeengekomen in de

kredietovereenkomst, zal de kredietgever zich al te graag beroepen op de gevestigde

hypotheek.518

De kredietgever kan niet zomaar tot tenuitvoerlegging van de gevestigde zekerheid overgaan.

Hij dient een resem aan wettelijke bepalingen na te leven. De achterliggende bedoeling is om

de nodige ademruimte te creëren voor de consument, zodat de uitwinning van de hypotheek

slechts in uiterste noodzaak plaatsvindt.519

208. Voorafgaande verwittiging - Laat de consument na om het krediet af te betalen, dan

rust op de kredietgever de verplichting om hem hiervan uitdrukkelijk op de hoogte te stellen.

Deze verplichting is voorzien in artikel VII.147/21 WER. De kredietgever beschikt over een

termijn van drie maanden vanaf de vervaldag van de verschuldigde betaling om de consument

hiervan in kennis te stellen bij aangetekende brief. Daarin vermeldt de kredietgever de

gevolgen die de wanbetaling teweeg kan brengen.

In haar tweede lid voorziet artikel VII.147/21 WER in twee specifieke sancties indien de

kredietgever bovenvermelde verplichtingen niet naleeft. Vooreerst heeft elk beding dat voorziet

in een verhoging van de rentevoeten wegens vertraging van de betaling geen uitwerking.

Daarnaast verkrijgt de consument een betalingsuitstel van zes maanden gedurende dewelke

geen bijkomende kosten of interesten kunnen aangerekend worden.520

209. Verplichte poging tot minnelijke schikking - Geen tenuitvoerlegging of beslag is

mogelijk zonder een voorafgaande poging tot minnelijke schikking tussen de kredietgever en

518 We gaan er nog steeds vanuit dat de kredietnemer een hypothecaire zekerheid heeft verleend. 519 R. STEENNOT en S. DEJONGHE, Handboek Consumentenbescherming en Handelspraktijken, Antwerpen, Intersentia, 2007, 426, nr. 858. 520 K. BYTTEBIER, Voorrechten en hypotheken in hoofdlijnen, Antwerpen, Maklu, 2005, 661, nr. 718.

Page 102: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

102

de kredietnemer, zo bepaalt artikel VII.147/24 WER. De kredietgever zal zich hiervoor tot de

beslagrechter moeten wenden. Het zijn de partijen die onderling tot een akkoord proberen te

komen. De beslagrechter vervult een louter bemiddelende rol.521

Zolang de minnelijke schikking loopt, kan de kredietgever geen verdere stappen ondernemen.

Alle beslag- of uitvoeringshandelingen worden geschorst.522 De partijen hebben evenwel geen

verplichting om tot een akkoord te komen. Indien ze niet tot een vergelijk komen, wordt dit in

een proces-verbaal geakteerd en heeft de kredietgever zijn verplichting tot voorafgaande

poging tot minnelijke schikking nageleefd.

Niet naleving wordt in artikel VII.147/24, eerste lid WER uitdrukkelijk bestraft met een

nietigheidssanctie. Het betreft een relatieve nietigheid, die slechts door de kredietnemer kan

worden ingeroepen.523 De kredietnemer zal bovendien moeten aantonen dat hij in zijn

belangen is geschaad.524

§2. Vergelijking met de Pandwet

210. Vergelijking Pandwet - Vergelijkbaar met het hypothecair krediet, voorziet ook de

Pandwet in een voorafgaande kennisgevingsplicht alvorens de pandhouder tot uitwinning kan

overgaan. Deze verplichting geldt echter slechts wanneer de pandgever geen consument is.

De bedoeling bestaat erin de afschaffing van de rechterlijke tussenkomst voor niet-

consumenten op te vangen.

Desalniettemin lijkt een laatste voorafgaande verwittiging een uitermate geschikt middel om

ook de consument ertoe te brengen alsnog zijn verplichtingen na te komen. De klemtoon ligt

daarbij eerder op een buitenrechtelijke en flexibele afwikkeling met als richtsnoer het criterium

van een economisch verantwoorde uitwinning.525 Het zou een rechterlijke tussenkomst in vele

gevallen overbodig kunnen maken, wat zowel de pandhouder als de pandgever ten goede

komt. Een betoog ten voordele van een voorafgaande kennisgevingsplicht kwam reeds eerder

aan bod.526

521 A. VAN INGELGHEM, “Commentaar bij art. 59 Wet Hypothecair Krediet”, Comm.Fin. 2003, afl. 19, (353) 368, nr. 19. 522 V. VAN HERREWEGHE, “Procedurele aspecten van de wanbetaling” in D. MEULEMANS en G. SCHEPERS (eds.), De nieuwe wet op het hypothecaire krediet, Antwerpen, Kluwer, 1993, 402, nr. 7. 523 V. VAN HERREWEGHE, “Procedurele aspecten van de wanbetaling” in D. MEULEMANS en G. SCHEPERS (eds.), De nieuwe wet op het hypothecaire krediet, Antwerpen, Kluwer, 1993, 402, nr. 8; A. VAN INGELGHEM, “Commentaar bij art. 59 Wet Hypothecair Krediet”, Comm.Fin. 2003, afl. 19, (353) 370, nr. 25 524 V. VAN HERREWEGHE, “Procedurele aspecten van de wanbetaling” in D. MEULEMANS en G. SCHEPERS (eds.), De nieuwe wet op het hypothecaire krediet, Antwerpen, Kluwer, 1993, 402, nr. 8. 525 E. DIRIX, “Commentaar bij art. 47-56 Pandwet”, Comm.Voor., Mechelen, Kluwer, 2014, afl. 54, (57) 65, nr. 8. 526 Zie supra nr. 166.

Page 103: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

103

De idee van een verplichte minnelijke schikking ligt in dezelfde lijn als de voorafgaande

kennisgeving. Ze strekt ertoe om de overeenkomst op een duurzame manier stand te doen

houden, door de partijen onderling tot een oplossing te laten komen. In het licht van een

hypothecair krediet is het denkbaar dat het gehypothekeerde goed van groot belang is voor

de consument. Het valt daarom aan te moedigen om voorafgaand onderling tot een verzoening

te komen.

Die regeling doortrekken naar het pandrecht, dat veelal betrekking heeft op goederen met een

geringer belang voor de kredietnemer, zou mijns inziens te veel tijd en moeite vergen van de

partijen in verhouding tot de belangen van de consument. Een voorafgaande

kennisgevingsplicht lijkt een geschikter middel.

Hoofdstuk 3. Betalingsfaciliteiten

§1. Bespreking 211. Artikel VII.147/24 WER - Een laatste redmiddel voor de consument-kredietnemer

bestaat erin dat hij om betalingsfaciliteiten kan vragen bij de beslagrechter. Sinds de recente

wet van 22 april 2016 vindt men het oude artikel 59 van de Wet Hypothecair Krediet527 terug

onder artikel VII.147/24 WER. De invulling blijft echter nog steeds dezelfde als voordien.528

Hierop geldt een kleine nuance: Het hypothecair krediet met een roerende bestemming dat

niet gepaard gaat met het vestigen van een hypothecaire zekerheid is onderhevig aan artikel

VII.107 WER.529 Deze bepaling betreft de betalingsfaciliteiten bij het consumentenkrediet,

dewelke voor de vrederechter gevraagd moeten worden.530

Ook eenieder die zich persoonlijk borg heeft gesteld voor de consument in het kader van een

hypothecair krediet beschikt over dezelfde mogelijkheid om zich tot de rechter te wenden.531

Wanneer bovendien betalingsfaciliteiten worden toegekend aan de kredietnemer, geniet de

borg evenzeer van dit voordeel.532 De kredietgever zou zich anders al te gemakkelijk tot de

persoonlijke zekerheidsverstrekker kunnen wenden wanneer de consument zelf

betalingsfaciliteiten toegewezen zou krijgen.

527 Wet 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet, BS 19 augustus 1992, 18.196. 528 Wetsontwerp houdende wijziging en invoeging van bepalingen inzake consumentenkrediet en hypothecair krediet in verschillende boeken, Parl.St. Kamer 2016-17, 54K1685/001, 53. 529 Artikel VII.147/24 WER. 530 Wetsontwerp houdende wijziging en invoeging van bepalingen inzake consumentenkrediet en hypothecair krediet in verschillende boeken, Parl.St. Kamer 2016-17, 54K1685/001, 53. 531 A. VAN INGELGHEM, “Commentaar bij art. 59 Wet Hypothecair Krediet”, Comm.Fin. 2003, afl. 19, (353) 371, nr. 27. 532 D. MEULEMANS, “De toekenning van betalingsfaciliteiten” in D. MEULEMANS en G. SCHEPERS (eds.), De nieuwe wet op het hypothecaire krediet, Antwerpen, Kluwer, 1993, 396, nr. 52.

Page 104: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

104

212. Gemeenrecht - De wet voorziet niet in specifieke toekenningsvoorwaarden met

betrekking tot betalingsfaciliteiten in het kader van een hypothecair krediet. Men kan bijgevolg

aannemen dat het gemeenrecht inzake het uitstel van betaling toepassing vindt.533 Artikel 1244

BW is een bepaling van openbare orde, waardoor de kredietnemer nooit het recht kan worden

ontnomen om uitstel van betaling te vragen.534

213. Voorwaarden - De beslagrechter kan slechts betalingsfaciliteiten toekennen aan de

kredietnemer indien voldaan is aan vier cumulatieve voorwaarden.535 Ze komen hieronder een

voor een aan bod.

214. Artikel 1337 Ger.W. - De kredietnemer mag zich niet in een van de gevallen van artikel

1337 Ger.W. bevinden.

215. Ongelukkig en te goeder trouw - Dat de kredietnemer zich in moeilijkheden bevindt,

moet haar oorzaak vinden in onvoorzienbare omstandigheden die ontstaan zijn na het sluiten

van de kredietovereenkomst. Men kan bijvoorbeeld denken aan de situatie waarin de

kredietnemer plots zonder werk komt te zitten. Wanneer de situatie van de kredietnemer aan

eigen tekortkomingen te wijten valt, is uitstel van betaling niet mogelijk.536

De borg die betalingsfaciliteiten aanvraagt, moet aantonen dat hij zelf aan deze voorwaarde

voldoet. De toestand van de kredietnemer staat hier volledig van los.537

216. Geen bevrijding - De betalingsfaciliteiten nemen de vorm aan van een uitstel van

betaling. Ze mogen er in geen geval toe leiden dat de kredietnemer van zijn schuld bevrijd

wordt.538

533 Artikel 1244 BW. en artikel 1333-1337 Ger.W.; D. MEULEMANS, “De toekenning van betalingsfaciliteiten” in D. MEULEMANS en G. SCHEPERS (eds.), De nieuwe wet op het hypothecaire krediet, Antwerpen, Kluwer, 1993, 387, nr. 15-16. 534 D. MEULEMANS, “De toekenning van betalingsfaciliteiten” in D. MEULEMANS en G. SCHEPERS (eds.), De nieuwe wet op het hypothecaire krediet, Antwerpen, Kluwer, 1993, 388, nr. 17. 535 A. VAN INGELGHEM, “Commentaar bij art. 59 Wet Hypothecair Krediet”, Comm.Fin. 2003, afl. 19, (353) 375, nr. 34. 536 D. MEULEMANS, “De toekenning van betalingsfaciliteiten” in D. MEULEMANS en G. SCHEPERS (eds.), De nieuwe wet op het hypothecaire krediet, Antwerpen, Kluwer, 1993, 389, nr. 23. 537 A. VAN INGELGHEM, “Commentaar bij art. 59 Wet Hypothecair Krediet”, Comm.Fin. 2003, afl. 19, (353) 375, nr. 34. 538 Cass. 7 april 2014, S.12.0080.N.; R. FRANSIS, “Recente rechtspraak inzake zakelijke zekerheden en insolventieprocedures (2012-2015)” in M.E. STORME (ed.), Insolventie- en beslagrecht, Brugge, Die Keure, 2015, 5, nr. 11.

Page 105: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

105

217. Termijn - Als laatste voorwaarde moet de kredietnemer zijn aanvraag binnen een

vervaltermijn van vijftien dagen doen, te rekenen vanaf de betekening van het bevel tot betaling

(of van de eerste akte van beslag, indien er geen reden was tot bevel).539

218. Beoordelingsbevoegdheid - Dat de kredietnemer aan voorgaande cumulatieve

voorwaarden voldoet, geeft hem geen recht op betalingsuitstel. De beslagrechter bezit

dienaangaande een ruime appreciatiebevoegdheid. Hij kan voorzien in betalingsfaciliteiten,

maar is hier geenszins toe verplicht, zo blijkt uit de bewoordingen van artikel 1244, tweede lid

BW.540

Zoals hierboven reeds ter sprake kwam, mag de beslagrechter de kredietnemer niet bevrijden

van zijn schuld.541 De rechter kan slechts de betaling van de schuld faciliteren door de

periodieke schuld tijdelijk of blijvend te verminderen. Een blijvende vermindering brengt met

zich mee dat de duur van het krediet langer wordt,542 wat aanleiding geeft tot bijkomende

interesten in hoofde van de kredietnemer.543

Daarbij beschikt de rechter eveneens over de bevoegdheid om bepaalde voorwaarden op te

leggen aan de kredietnemer.544

§2. Vergelijking met de Pandwet

219. Vergelijking Pandwet - Ook de consument-pandgever kan betalingsfaciliteiten vragen

aan de rechter, naar analogie met het oude burgerlijk pand.545 Daar geldt eveneens het

gemeenrecht inzake uitstel van betaling.546 Hetgeen hierboven uiteen werd gezet met

betrekking tot het hypothecair krediet geldt dus evenzeer voor het consumentenpand.

De pandgever die geen consument is, beschikt niet over de mogelijkheid om

betalingsfaciliteiten aan de rechter te vragen.547

539 Artikel 1334 Ger.W. D. MEULEMANS, “De toekenning van betalingsfaciliteiten” in D. MEULEMANS en G. SCHEPERS (eds.), De nieuwe wet op het hypothecaire krediet, Antwerpen, Kluwer, 1993, 392, nr. 34-35. 541 Zie supra nr. 215. 542 D. MEULEMANS, “De toekenning van betalingsfaciliteiten” in D. MEULEMANS en G. SCHEPERS (eds.), De nieuwe wet op het hypothecaire krediet, Antwerpen, Kluwer, 1993, 393, nr. 38-39. 543 D. MEULEMANS, “De toekenning van betalingsfaciliteiten” in D. MEULEMANS en G. SCHEPERS (eds.), De nieuwe wet op het hypothecaire krediet, Antwerpen, Kluwer, 1993, 393, nr. 40. 544 D. MEULEMANS, “De toekenning van betalingsfaciliteiten” in D. MEULEMANS en G. SCHEPERS (eds.), De nieuwe wet op het hypothecaire krediet, Antwerpen, Kluwer, 1993, 394, nr. 41-42. 545 E. DIRIX, “Commentaar bij art. 46 Pandwet”, Comm.Voor., Mechelen, Kluwer, 2014, afl. 54, (45) 47, nr. 2. 546 E. DIRIX en R. DE CORTE, “Zekerheidsrechten” in Beginselen van Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2006, 322, nr. 478. 547 E. DIRIX, “Commentaar bij art. 47-56 Pandwet”, Comm.Voor., Mechelen, Kluwer, 2014, afl. 54, (45) 64, nr. 4.

Page 106: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

106

Hoofdstuk 4. Bescherming van de derde-zekerheidsverstrekker

§1. Bespreking

220. Toepassingsgebied - Bij de bespreking van artikel 12, tweede lid Pandwet kwam reeds

een bescherming voor de derde-pandgever ter sprake. De bijhorigheden van de gewaarborgde

schuldvordering kunnen slechts ten belope van 50% aangerekend worden op het verpande

goed van de derde-consument.

Ook de derde-zekerheidssteller van een hypothecair krediet geniet een bijzondere

bescherming. Uit de tekst van de wet blijkt dat deze bescherming geldt voor iedere derde-

consument die een zekerheid aanreikt in het kader van een hypothecair krediet. Artikel

VII.147/26, §1 WER spreekt met name over “De borgtocht en, desgevallend, elke andere vorm

van zekerheid toegestaan door derden-consumenten …”

Een gelijkaardige bepaling treft men aan met betrekking tot het consumentenkrediet.548 Wat

hieronder wordt besproken in het kader van het hypothecair krediet, kan men met andere

woorden doortrekken naar de regels inzake het consumentenkrediet.

Zoals hierboven besproken,549 hoeft een hypothecair krediet sinds kort niet langer

gewaarborgd worden door een hypotheek. Het krediet dat gewaarborgd wordt door een

pandrecht - versterkt door een derde-consument - kan evenzeer onder deze bepaling vallen.

Daaruit volgt dat artikel VII.147/26 WER ook toepassing kan vinden op het consumentenpand.

Men kan in dat opzicht het hypothecair krediet beschouwen als lex specialis ten aanzien van

de Pandwet.550

Wanneer de kredietovereenkomst buiten het toepassingsgebied van het hypothecair krediet

valt, kan de derde-consument die een zekerheid verstrekt dezelfde bescherming genieten op

grond van de regels inzake het consumentenkrediet.551

221. Bescherming - De bijzondere bescherming uit artikel VII.147/26 WER houdt in dat de

zekerheidsovereenkomst steeds nauwkeurig het bedrag weergeeft dat gewaarborgd wordt.552

De kredietgever zal de derde, die een zekerheid heeft verstrekt, slechts kunnen aanspreken

548 Artikel VII.109 WER. 549 Zie supra nr. 190. 550 Cf. het consumentenkrediet: R. STEENNOT, “De algemene regeling van het pand” in J. BAECK en M. KRUITHOF (eds.), Het nieuwe zekerheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2014, 57-58, nr. 50. 551 Artikel VII.109 WER. 552 Artikel VII.147/26, §1 WER.

Page 107: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

107

voor dit vermelde bedrag, eventueel verhoogd met de nalatigheidsinteresten, met uitsluiting

van alle andere boetes of kosten van niet-uitvoering.553

De kredietgever voorziet de derde-zekerheidssteller bovendien voorafgaandelijk en gratis van

een exemplaar van het kredietcontract.554

222. Niet-naleving - Laat de kredietgever na om de derde-zekerheidssteller een exemplaar

van de kredietovereenkomst te bezorgen, dan voorziet het WER in een uitdrukkelijke

sanctie.555 Deze sanctie is zeer verregaand en daarom ook zeer effectief. Ze komt erop neer

dat de zekerheidsovereenkomst vervalt. De kredietgever kan de derde namelijk voor geen

enkele verplichting meer aanspreken.

§2. Vergelijking met de Pandwet

223. Vergelijking Pandwet - De bescherming van artikel VII.147/26 WER gaat duidelijk een

stap verder in vergelijking met het consumentenpand. De pandhouder kan in principe

ongelimiteerd bijhorigheden verhalen op het verpande goed van de derde-pandgever.

Wanneer deze derde een consument is, kunnen de bijhorigheden slechts 50% van de

hoofdsom bedragen.556 In het kader van een hypothecair krediet kan de derde-

zekerheidssteller slechts worden aangesproken voor de hoofdsom van de vordering,

eventueel verhoogd met de nalatigheidsinteresten. De bijhorigheden worden dus uitdrukkelijk

beperkt tot deze nalatigheidsinteresten. Het is daarbij zeer onwaarschijnlijk dat de

nalatigheidsinteresten oplopen tot 50% van de hoofdsom. Indien dat wel het geval zou zijn, is

er hoogstwaarschijnlijk sprake van een onrechtmatig beding volgens artikel I.8, 22° WER.557

Men moet hierbij wel indachtig blijven dat wanneer de derde-pandgever in het kader van een

kredietovereenkomst (dat onder het toepassingsgebied van het hypothecair krediet of het

consumentenkrediet valt) een pand tot zekerheid verstrekt, steeds hij steeds deze

bescherming zal genieten. De bepaling uit artikel 12, tweede lid Pandwet zal bijgevolg slechts

nuttig zijn wanneer de pandverstrekking in een andere context plaatsvindt dan

kredietverlening.

553 Artikel VII.147/26, §1 WER. 554 Artikel VII.147/26, §1 WER. 555 Artikel 214/6 WER. 556 Artikel 12, tweede lid Pandwet. 557 Zie supra nr. 121.

Page 108: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

108

Hoofdstuk 5. Sancties

§1. Bespreking

224. Duidelijke sancties - Waar het hypothecair krediet vooral uitblinkt in vergelijking met de

Pandwet, is op het vlak van de handhaving. Niet enkel voorziet het WER in een waslijst aan

verplichtingen en procedures, bij enige schending van deze bepalingen voorziet de wet steeds

duidelijk welke sancties de kredietgevers boven het hoofd hangen.

225. Vindplaats - Om de systematiek van deze sanctie-regeling ten volle te begrijpen, moet

men de structuur van het WER indachtig blijven. Het WER bestaat uit verschillende

opeenvolgende boeken, gebaseerd op het principe van een aanbouwwetboek. De

achterliggende bedoeling hiervan is dat elk boek zoveel mogelijk op zichzelf kan staan.558 Boek

VII handelt over betalings- en kredietdiensten, waaronder dus ook het hypothecair krediet. In

dit boek vindt men eveneens het merendeel van de voorziene sancties terug.

Ten eerste in een reeks burgerlijke sancties. Die burgerrechtelijke sancties, voorzien bij

schending van Boek VII, zijn terug te vinden achteraan in dit boek.559 Daar wordt uitdrukkelijk

bepaald welke bepaling van het hypothecair krediet met welke sanctie bestraft wordt. Artikel

VII.214/6 WER voorziet bijvoorbeeld in een uitdrukkelijke sanctie wanneer de zekerheidssteller

overeenkomstig artikel VII.147/26 geen exemplaar van de kredietovereenkomst ontvangt.

Enkele sancties worden daarentegen reeds opgenomen in de desbetreffende bepaling van het

hypothecair krediet zelf. Artikel VII.147/24, eerste lid WER voorziet bijvoorbeeld uitdrukkelijk

in een verplichte voorafgaande poging tot minnelijke schikking, op straffe van nietigheid.

Als laatste worden tevens enkele maatregelen die gelden voor het volledige WER gegroepeerd

in afzonderlijke boeken. Boek XV is getiteld ‘Rechtshandhaving’. Het regelt het toezicht en de

controle op de naleving van het WER door de overheid. Het verleent bijvoorbeeld bijzondere

bevoegdheden inzake opsporing en vaststelling van inbreuken op Boek VII WER.560 De

overheid kan dienaangaande eveneens burgerrechtelijke, bestuurlijke en strafrechtelijke

sancties opleggen aan overtreders. De strafrechtelijk gesanctioneerde inbreuken worden

ingedeeld volgens verschillende niveaus. Aan elk niveau hangt een bepaalde strafrechtelijke

sanctie vast.561 Een schending van artikel 147/26 WER levert bijvoorbeeld een sanctie van het

558 J. STEENBERGEN, “Het Wetboek van economisch recht. Achtergrond en opzet.” in B. KEIRSBLICK en E. TERRYN (eds.), Het Wetboek van economisch recht: van nu en straks?, Antwerpen, intersentia, 2014, 2. 559 Artikel VII.209-VII.214/10. 560 Artikel XV.17-XV.18/4 WER. 561 Artikel XV.70 WER.

Page 109: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

109

niveau 5 op.562 De sanctie van niveau 5 bestaat uit een strafrechtelijke geldboete van 250 tot

100.000 euro en een gevangenisstraf van een maand tot een jaar of uit een van die straffen

alleen.563

Boek XVI voorziet in een specifieke buitengerechtelijke procedure voor de regeling van

consumentengeschillen. Ook de consument die een hypothecair krediet is aangegaan kan zich

hierop beroepen.

Boek XVII voorziet uiteindelijk in twee bijzondere rechtsprocedures. Daar vindt men ten eerste

de vordering tot staking terug. Deze vordering kan worden toegepast op inbreuken van alle

bepalingen van het WER.564 Ten tweede voorziet Boek XVII in de mogelijkheid een class action

in te stellen, wat een primeur is voor het Belgische rechtstelsel.565

Om de burgerrechtelijke sancties waarin het WER voorziet met betrekking tot een welbepaald

artikel te begrijpen, zal men dus steeds in eerste instantie het artikel zelf moeten doornemen

en vervolgens achteraan het desbetreffende Boek moeten zoeken. Daarnaast moet men

indachtig blijven dat ook Boek XV voorziet in bestuurlijke en strafrechtelijke sancties.

Als men deze stappen doorloopt, heeft men steeds een duidelijk overzicht van alle sancties

waarin het WER voorziet per afzonderlijke bepaling.

§2. Vergelijking met de Pandwet

226. Vergelijking Pandwet - Deze systematiek staat in groot contrast met de Pandwet. Die

laatste voorziet niet in uitdrukkelijk bepaalde sancties, wat men als een van de grootste

pijnpunten van het consumentenpand kan beschouwen. Het leidt ertoe dat de bescherming

van de consument in gevaar kan komen. Slechts een sanctie met een voldoende

afschrikwekkend karakter spoort de pandhouder ertoe aan om wettelijke bepalingen na te

komen. Bovendien leidt onduidelijkheid omtrent de sancties tot inefficiëntie en

terughoudendheid. Hoewel de wetgever bij de totstandkoming van de Pandwet zowel de

consumentenbescherming als kredietbevordering voor ogen had, komt dit alles behalve tot

uiting inzake de handhaving.

562 Artikel XV.90, 18° WER. 563 Artikel XV.70 WER. 564 A. TALLON, “De handhaving van de regelen van de consumentenbescherming” in G. STRAETMANS en R. STEENNOT, Wetboek Economisch Recht en de bescherming van de consument, Antwerpen, Intersentia, 2015, 298, nr. 2. 565 A. TALLON, “De handhaving van de regelen van de consumentenbescherming” in G. STRAETMANS en R. STEENNOT, Wetboek Economisch Recht en de bescherming van de consument, Antwerpen, Intersentia, 2015, 298, nr. 2.

Page 110: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

110

CONCLUSIE

227. Een nieuw regime - Het huidige regime inzake pandovereenkomsten beantwoordde

wegens haar formalistische karakter niet meer aan de noden van vandaag. De nieuwe

Pandwet komt hieraan tegemoet door te voorzien in enkele vernieuwingen.

Een belangrijke pijler van deze vernieuwingen is de afschaffing van het ouderwetse

onderscheid tussen het burgerlijk en handelspand. Het maakt plaats voor een modernere

aanpak, met name de invoering van het consumentenpand. Hiermee speelt de wetgever in op

een als maar vaker voorkomende tendens om te voorzien in een bijzondere bescherming voor

de consument. We kwamen echter tot de vaststelling dat de Pandwet op dat vlak een eerder

atypische aanpak kent. De wet voorziet in een bescherming, ongeacht de hoedanigheid van

de pandhouder. De consument kan een pandovereenkomst sluiten met een bank of met zijn

buurman, dezelfde regels blijven gelden.

228. Verspreid doorheen de Pandwet - Het opzet van deze masterproef bestond er

vooreerst in om deze bijzondere bescherming op een duidelijke en grondige manier uiteen te

zetten. We beschouwden het consumentenpand daarbij steevast als een geheel aan regels,

een bijzonder regime. Dat staat in contrast met de wetgever, die de consumentenregels

verspreid over de hele Pandwet implementeerde.

Die laatste werkwijze heeft tot gevolg dat de verhouding tussen de verschillende regels

onderling soms ver zoek is. Het blijkt duidelijk dat de wet bepaalde verbanden tussen

verschillende voorschriften beoogde, maar daarbij blijft het vaak gissen naar hun werkelijke

onderlinge verhouding. Bij wijze van voorbeeld kan men terugdenken aan de voorschriften uit

artikel 61, tweede lid Pandwet. Met het oog op de bescherming van de consument, lijkt het de

bedoeling van de wetgever om de aldaar gestelde voorschriften bovenop de bepalingen uit

artikel 61, eerste lid Pandwet te vereisen. Dat kan men echter geenszins afleiden uit de tekst

van de wet zelf. Het is eveneens onduidelijk of artikel 40 Pandwet op zichzelf staat of eerder

in samenhang met artikel 4 Pandwet gelezen moet worden. Een meer duidelijke structuur zou

zeker en vast enkele onduidelijkheden omtrent de onderlinge verhouding tussen die

bepalingen kunnen uitklaren.

229. Evenwicht - Ten tweede ging deze masterproef op zoek naar het evenwicht dat de

wetgever heeft gemaakt tussen de efficiëntie van het pandrecht en de bescherming van de

consument. Het valt alvast niet te ontkennen dat die efficiëntie enigszins heeft moeten

inboeten bij de regels inzake het consumentenpand. Dat blijkt onder meer uit de bijkomende

geschriftsvereisten en de verouderde uitwinningsprocedure. Wat dat laatste betreft, herinner

Page 111: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

111

ik de lezer aan het voorstel een verplichte voorafgaande kennisgeving in te voeren. Dat zou

mijns inziens zowel de consumentenbescherming als de kredietbevordering ten goede kunnen

komen.

Met betrekking tot het bezitloos pand heeft de wetgever daarentegen in een weloverwogen

evenwicht voorzien. Het bezitloos pand vormt ongetwijfeld de grootste vernieuwing van de

Pandwet. Het valt toe te juichen dat de wetgever op dat punt een regime heeft uitgewerkt dat

mijns inziens het beste van twee werelden combineert. Het consumentenpand kan voortaan

net zoals elke andere pandovereenkomst gerealiseerd worden zonder de buitenbezitstelling

van het verpande goed.566 De formaliteiten waarin het consumentenpand voorziet,

belemmeren de overeenkomst niet zozeer in vergelijking tot de regels ten aanzien van niet-

consumenten. De vermeldingen waarin het consumentenpand voorziet, moeten hoe dan ook

worden opgenomen in het pandregister en hoewel een geschrift nodig is voor de geldige

totstandkoming van een consumentenpand, moeten de partijen hoe dan ook in een geschrift

voorzien om een pandovereenkomst te kunnen bewijzen.

De beperking van de waarde van de verpande goederen uit artikel 7, vierde lid slaagt erin

zowel de consument te beschermen als kredietbevordering te bewerkstelligen. Deze bepaling

kan er met name toe leiden dat de consument hetzelfde goed meermaals kan aanwenden in

het kader van verschillende kredietovereenkomsten. Het zij er evenwel aan herinnerd dat deze

bepaling ook enkele praktische vraagtekens doet rijzen, wat dan weer zowel de bescherming

van de consument als de kredietbevordering hindert.

230. Overbodige bekommernissen - Ten laatste stelde zich de vraag of het – gelet op de

tendens tot ‘(over?)regulering’567 – werkelijk noodzakelijk was om te voorzien in een bijzonder

regime. Deze vraag is waarschijnlijk de moeilijkste om een sluitend antwoord op te geven, daar

ze overschaduwd wordt door onduidelijkheden in de Pandwet en een gebrek aan sancties met

een afschrikwekkend karakter. Dat zorgt ervoor dat de precieze omvang van het

consumentenpand, en bijgevolg ook de wenselijkheid van de desbetreffende regels, moeilijk

zijn in te schatten.

Wanneer een schending van artikel 12, tweede lid Pandwet bijvoorbeeld niet resulteert in een

voldoende adequate sanctie, kan men terecht besluiten dat deze regel slechts een schijn van

bescherming biedt en dat de Pandwet dit evenzeer achterwege had kunnen laten.

566 Nuance: het pand op schuldvorderingen komt slechts tot stand door middel van buitenbezitstelling (lees: ‘controle’). 567 P. FRANCOIS, “De nieuwe Pandwet: enkele (praktische) beschouwingen vanuit het oogpunt van de bankier” in I. CLAEYS, Een kritische blik op zekerheden, prijsregulering en ontslag, Antwerpen, Intersentia, 2016, 47, nr. 9.

Page 112: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

112

Toch durf ik algemeen beschouwd te stellen dat de wetgever het consumentenpand in haar

huidige vorm achterwege had kunnen laten. De uitwinningsprocedure ten aanzien van niet-

consumenten lijkt te voorzien in voldoende waarborgen, ook wanneer de pandgever een

consument zou zijn. De bescherming van artikel 7, vierde lid geeft aanleiding tot verschillende

praktische moeilijkheden. De voorschriften in het kader van een registerpand ten aanzien van

consumenten bestaan grotendeels uit vermeldingen waaraan hoe dan ook wordt voldaan door

middel van registratie.

In het kader van een vuistpand lijkt een bijkomende geschriftsvereiste voor het bewijs van de

overeenkomst dan weer geen overbodige luxe. Hetzelfde geldt voor het

eigendomsvoorbehoud, waarbij de wetgever terecht bekommerd was over de mogelijkheid tot

stilzwijgende aanvaarding.

231. Toekomst - Alles samen beschouwd zijn de onduidelijkheden en het gebrek aan

duidelijke sancties de grootste boosdoeners die een succesvol consumentenpand in de weg

staan. Ze laten ons gissen naar mogelijke invullingen van de bestaande leemtes. Het komt

bijgevolg toe aan de rechtspraak om aan de slag te gaan met deze moeilijkheden. Dat zal er

hoogstwaarschijnlijk toe leiden dat hetzelfde onderzoek binnen enkele jaren een volledig

andere uitkomst biedt. In de tussentijd is het echter afwachten geblazen hoe de nieuwe

Pandwet onthaald zal worden in de praktijk.

Page 113: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

113

BIBLIOGRAFIE

RECHTSLEER

Boeken

• BAECK, J. en KRUITHOF, M. (eds.), Het nieuwe zekerheidsrecht, Antwerpen, Intersentia,

2014, xii + 178 p.

• BELTJENS, G., Encyclopédie du droit civil Belge, VI, Brussel, Bruylant, 1907, 943 p.

• BYTTEBIER, K., Voorrechten en hypotheken in hoofdlijnen, Antwerpen, Maklu, 2005, 787

p.

• CATTOIR, B., Burgerlijk bewijsrecht, Mechelen, Kluwer, 2013, xxiii + 597 p.

• CLAEYS, I., Een kritische blik op zekerheden, prijsregulering en ontslag, Antwerpen,

Intersentia, 2016, xii + 196 p.

• DE PAGE, H. en DEKKERS, R., Traité élémentaire de droit civil belge, VI, Brussel,

Bruylant, 1953, 1192 p.

• DEKKERS, R., Handboek burgerlijk recht, Bruylant, Brussel, 1971, 1019 p.

• DIRIX, E. en DE CORTE, R., Zekerheidsrechten, Mechelen, Kluwer, 2006, xxiv + 519 p.

• DIRIX, E., De hervorming van de roerende zakelijke zekerheden, Mechelen, Kluwer, 2013,

vi + 324 p.

• ENGELS, C., Zekerheidsrecht: syllabus, Die Keure, Brugge, 2006, xx + 342 p.

• GREGOIRE, M., Publicité foncière, sûretés réelles et privilèges, Brussel, Bruylant, 2006,

798 p.

• KEIRSBLICK, B. en TERRYN, E., Het Wetboek van economisch recht: van nu en straks?,

Antwerpen, intersentia, 2014, vvi + 432 p.

• MOUGENOT, D., La preuve, Brussel, Larcier, 2012, 458 p.

• STEENNOT, R. en DEJONGHE, S., Handboek Consumentenbescherming en

Handelspraktijken, Antwerpen, Intersentia, 2007, xxvi + 628 p.

• STORME, M.E. (ed.), Insolventie- en beslagrecht, Die Keure, Brugge, 2015, vii + 125 p.

• STRAETMANS, G. en STEENNOT, R., Wetboek Economisch Recht en de bescherming

van de consument, Antwerpen, Intersentia, 2015, xviii + 336 p.

• SWINNEN, K., Accessoriteit in het vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2014, xxiv +

546 p.

• T’KINT, F., Sûretés et principes généraux du droit de poursuite des créanciers, Brussel,

Larcier, 2004, 467 p.

• TANGHE, T., Gedeeltelijke ontbinding en vernietiging van overeenkomsten, Antwerpen,

Intersentia, 2015, xvi + 348 p.

• VAN GERVEN, W. en VAN OEVELEN A., Verbintenissenrecht, Acco, Leuven, 2015, 728

p.

Page 114: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

114

• VAN OMMESLAGHE, P., Droit des obligations, III dln., Brussel, Bruylant, 2010, 2665 p.

• VANNEROM, J., Consumentenbescherming bij de uitvoering en herziening van

kredietovereenkomsten, Antwerpen, Intersentia, 2015, xxxvi + 700 p.

Bijdragen in boeken

• BAECK, J., “Achtergrond en krachtlijnen van de hervorming” in BAECK, J. en KRUITHOF,

M. (eds.), Het nieuwe zekerheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2014, 1-25.

• BAECK, J., “Het nieuwe zekerheidsrecht” in CLAEYS, I. (ed.), Een kritische blik op

zekerheden, prijsregulering en ontslag, Antwerpen, Intersentia, 2016, 1-39.

• BLOMMAERT, D., “De bescherming van de consument in het consumentenkrediet” in

STRAETMANS, G. en STEENNOT, R., Wetboek Economisch Recht en de bescherming

van de consument, Antwerpen, Intersentia, 2015, 235-256.

• BROECKX, K., “Uitwinning van pandrechten” in BAECK, J. en KRUITHOF, M. (eds.), Het

nieuwe zekerheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2014, 93-109.

• CATTARUZZA J., “Les frais et indemnités dus dans le cadre d’un crédit hypothecaire”, in

BIQUET-MATHIEU, C. en TERRYN, E., Hypothecair krediet Crédit hypothecaire, Brugge,

Die Keure, 2010, 221-226.

• COUSY, H., “Het hypothecair krediet in zijn context geplaatst”, in BIQUET-MATHIEU, C.

en TERRYN, E. (eds), Hypothecair Krediet Crédit hypothecaire, Brugge, Die Keure, 2010,

5-28.

• DIRIX, E., “De nakende hervorming van de roerende zakelijke zekerheden” in BLANPAIN,

R. et al., Recht in Beweging - 20ste VRG Alumnidag 2013, Antwerpen, Maklu, 2013, 349-

360.

• FRANCOIS, P., “De nieuwe Pandwet: enkele (praktische) beschouwingen vanuit het

oogpunt van de bankier” in CLAEYS, I. (ed.), Een kritische blik op zekerheden,

prijsregulering en ontslag, Antwerpen, Intersentia, 2016, 41-69.

• FRANSIS, R., “Recente rechtspraak inzake zakelijke zekerheden en

insolventieprocedures (2012-2015)” in STORME, M.E. (ed.), Insolventie- en beslagrecht,

Die Keure, Brugge, 2015, 1-35.

• GEORGOIRE, M., “La modification du Code civil en ce qui concerne les sûretés réelles

mobilières” in ZENNER, A. (ed.), Paiement, insolvabilité et réorganisation, Brussel, Larcier,

2015, 31-61.

• JANSEN, R., “Eigendomsvoorbehoud” in BAECK, J. en KRUITHOF, M. (eds.), Het nieuwe

zekerheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2014, 139-165.

• MEULEMANS, D., “De toekenning van betalingsfaciliteiten” in MEULEMANS, D. en

SCHEPERS, G. (eds.), De nieuwe wet op het hypothecaire krediet, Antwerpen, Kluwer,

1993, 381-396.

Page 115: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

115

• PEETERS, I. en NOBELS, P., “Pand op geldsommen en schuldvorderingen” in BAECK, J.

en KRUITHOF, M. (eds.), Het nieuwe zekerheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2014, 111-

138.

• STEENBERGEN, J., “Het Wetboek van economisch recht. Achtergrond en opzet.” in

KEIRSBLICK, B. en TERRYN, E. (eds.), Het Wetboek van economisch recht: van nu en

straks?, Antwerpen, intersentia, 2014, 1-4.

• STEENNOT, R. en TERRYN, E, “Bescherming van de consument in het handelsrecht” in

ORDE VAN ADVOCATEN TE KORTRIJK, Recente ontwikkelingen en topics van het

handelsrecht, Brussel, Larcier, 2010, 83-194.

• STEENNOT, R., “De algemene regeling van het pand” in BAECK, J. en KRUITHOF, M.

(eds.), Het nieuwe zekerheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2014, 27-77.

• STEENNOT, R., “Hypothecaire kredietovereenkomsten op afstand” in C. BIQUET-

MATHIEU en E. TERRYN (eds.), Hypothecair krediet Crédit hypothecaire, Brugge, Die

Keure, 2010, 251-286.

• STOUFFLET,J., “L’usage de la propriété à des fins de garantie” in BRUYNEEL, A. en

STRANART, A.M.(eds.), Les sûretés, Colloque de Bruxelles des 20 et 21 octobre 1983,

Feduci, Brussel, 319-343.

• STRAETMANS, G., “Onderneming, vrij beroep en consument” in STRAETMANS, G. en

STEENNOT, R. (eds.), Wetboek Economisch Recht en de bescherming van de

consument, Antwerpen, Intersentia, 2015, 1-55.

• TALLON, A., “De handhaving van de regelen van de consumentenbescherming” in

STRAETMANS, G. en STEENNOT, R., Wetboek Economisch Recht en de bescherming

van de consument, Antwerpen, Intersentia, 2015, 297-336.

• VAN HERREWEGHE, V., “Procedurele aspecten van de wanbetaling”, in MEULEMANS,

D. en SCHEPERS, G. (eds.), De nieuwe wet op het hypothecaire krediet, Antwerpen,

Kluwer, 1993, 397-404.

• VANNEROM, J. en CASIER, E., “De bescherming van de consument in hypothecair krediet

in Europees perspectief” in STRAETMANS, G. en STEENNOT, R., Wetboek Economisch

Recht en de bescherming van de consument, Antwerpen, Intersentia, 2015, 257-296.

• VANNEROM, J., “Boek VII. Betalings- en kredietdiensten. ‘Something old, something

new’.” in KEIRSBLICK, B. en TERRYN, E. (eds.), Het Wetboek van economisch recht: van

nu en straks?, Antwerpen, intersentia, 2014, 203-226.

• VANNEROM, J., “De bescherming van de consument in hypothecair krediet in Europees

perspectief”, in STRAETMANS, G. en STEENNOT, R., Wetboek economisch recht en de

bescherming van de consument, Antwerpen, Intersentia, 2015, p. 257-296.

• VITS, P., “De conventionele hypotheek” in MEULEMANS, D. en SCHEPERS, G. (eds.),

De nieuwe wet op het hypothecaire krediet, Antwerpen, Kluwer, 1993, 263-294.

Page 116: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

116

Bijdragen in verzamelwerken

• CALLEWAERT, S., “Commentaar bij art. 12 Pandwet”, Comm.Voor., Mechelen, Kluwer,

2016, afl. 57, 19-25.

• CASIER, E., "Commentaar bij art. 1 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2010, afl. 32,

54-112.

• DIRIX, E., “Commentaar bij art. 46 Pandwet”, Comm.Voor., Mechelen, Kluwer, 2014, afl.

54, 45-55.

• DIRIX, E., “Commentaar bij art. 47-56 Pandwet”, Comm.Voor., Mechelen, Kluwer, 2014,

afl. 54, 57-76.

• DIRIX, E., “Is een schuldeiser zijn broeders hoeder?” in Liber Amicorum L. Simont,

Bruylant, Brussel, 2002, 371-384.

• FRANCOIS, P., “Commentaar bij art. 7 en 8 Pandwet”,Comm.Voor., Mechelen, Kluwer,

2015, afl. 56, 22-38.

• HELLEBUYCK, E., “Commentaar bij art. 69 Pandwet”, Comm.Voor., Mechelen, Kluwer,

2014, afl. 52, 45-50.

• LANDUYT, S., “Commentaar bij art. 4 Pandwet”, Comm.Voor., Mechelen, Kluwer, 2014,

afl. 51, 49-69.

• LANDUYT, S., “Commentaar bij art. 40 Pandwet”, Comm.Voor., Mechelen, Kluwer, 2014,

afl. 51, 71-75.

• LANDUYT, S., “Commentaar bij art. 61 Pandwet”, Comm.Voor., Mechelen, Kluwer, 2014,

afl. 51, 77-81.

• VAN INELGHEM, A., “Commentaar bij art. 59 Wet Hypothecair Krediet”, Comm.Fin. 2003,

afl. 19, 353-378.

• VAN STEENWINKEL, P. en PEETERS, I., “Commentaar bij art. 62 Pandwet”,

Comm.Voor., Mechelen, Kluwer, 2014, afl. 54, 89-92.

Bijdragen in tijdschriften

• APERS, A. en GRUYAERT, D., “Eigendomsvoorbehoud en onroerende incorporatie

volgens de nieuwe pandwet: welk nieuws onder de zon?”, TPR 2015, 83-124.

• BAECK, J., “Het nieuwe pandrecht”, RW 2015-16, afl. 31, 1209-1222.

• BAES, T., “Boek VI WER – Marktpraktijken en consumentenbescherming: streven naar

een maximaal behoud van de WMPC”, TBH 2014, afl. 8, 757-800.

• BATALE, E. en GOUVERNEUR, M., “La loi du 6 avril 2010 relative aux pratiques du

marché et à la protection du consommateur: premiers éléments et analyse”, DCCR 2010,

afl. 88, 3-93.

Page 117: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

117

• BECUE, P., “De wet van 11 juli 2013 met betrekking tot de hervorming van zakelijke

zekerheden op roerende goederen (nieuwe pandwet)”, T.Verz. 2014-4, afl. 389, 352-386.

• BUYLE, J.-P. en PROESMAN, P., “La Directive sur le crédit hypothécaire 2014/17/UE

portant sur les contrats de crédit aux consommateurs relatifs aux biens immobiliers à

usage residentiel”, RLB 2014, afl. 4, 4-11.

• CALLEBAUT, J., “Uitstel van de inwerkingtreding van het nieuwe pandrecht”, NNK 2015,

afl. 1, 14-15.

• CATTARUZZA, J. en VANDENBROUCKE, J., “De wet op het hypothecair krediet van 22

april 2016”, CJ 2017, afl. 1, 10-21.

• CATTARUZZA, J., “Les grandes axes de la réforme des suretés mobilières”, BFR 2013,

afl. 4, 183-194.

• DEL CORRAL, J., “Zekerheidsrechten, stand van zaken”, NJW 2014, afl. 306, 578-596.

• DELTOMME, L., “De hervorming van de zakelijke zekerheden”, NNK 2015, afl. 2, 9-17.

• DERIJCKE, W., “La réforme des sûretés réelles mobilières”, TBH 2013, 691-722.

• DIRIX, E., “De wet van 11 juli 2013 betreffende de zakelijke zekerheden op roerende

goederen”, Notariaat 2014, afl.1, 1-6.

• DIRIX, E., “Eigendomsvoorbehoud”, RW 1997-1998, 481-496.

• GEIREGAT, S., “Iedereen consument?”, TBH 2016, afl. 2, 159-170.

• GEORGES, F., “La réforme des sûretés mobilières”, Rev.dr.ULg. 2013, 319-368.

• GIGOT, A.S., “L’opposabilite de la clause de reserve de propriete en cas de procedures

collectives de solvabilite”, TBH 2011, afl. 6, 511-544.

• GORET, H., “Bezitloos pand”, Notariaat 2017, afl. 5, 11-12.

• HELSEN, F., “Belang van openbaar pandregister mag niet onderschat worden”,

Juristenkrant 2015, afl. 314, 11.

• HELSEN, F., “Optimale uitwinning: na de e-commerce tijd voor e-execution”, Juristenkrant

2016, afl. 334, 16-17.

• HEYMANS, P., “Boek VII van het Wetboek van economisch recht en de wet van 4 augustus

1992 op het hypothecair krediet”, T.App. 2015, afl. 1, 17-20.

• JANSEN, R. en SAGAERT, V., “Overzicht van rechtspraak: Zakelijke zekerheden (2004-

2010)”, TPR 2012-13, 1223-1399.

• MALEKZADEM, J., “Retentierecht”, NJW 2017, afl. 360, 250-258.

• STEENNOT, R. en TERRYN, E., “De nieuwe bepalingen uit Boek VI van het Wetboek

Economisch Recht: een eerste commentaar”, DCCR 2014, afl. 104, 3-61.

• STEENNOT, R., “De bescherming van de consument bij pandovereenkomsten”, Financial

Law Institute Working Paper Series, WP 2013-03, 1-29.

• STEENNOT, R., “De bescherming van de consument van financiële diensten”, DCCR

2013, afl. 100-101, p. 165-177.

Page 118: HET CONSUMENTENPAND - Ghent University...afwijkende artikels in hoofde van de pandgever-consument tezamen neemt, ontstaat er een bijzonder regime voor pandovereenkomsten gesloten door

118

• STEENNOT, R., “De bescherming van de consument van financiële diensten”, DCCR

2013, afl. 100-101, p. 165-177.

• STEENNOT, R., “Gemengde kredietovereenkomsten kunnen onder wet

consumentenkrediet ressorteren”, BFR 2014, Afl. 6, 325-326.

• STEENNOT, R., BIQUET-MATHIEU, C. en LOLY, L., “Het herroepingsrecht: het voorstel

van Richtlijn betreffende consumentenrechten en haar impact op de Belgische wetgeving”,

DCCR 2009, afl. 84-85, 81-141.

• STRANART, A.M., “Le gage, contrat réel: une fiction”, JT 1976, 237-243.

• TERRYN, E., “Richtlijn 2011/83/EU betreffende consumentenrechten – Nieuwe regels op

komst voor de directe verkoop”, RW 2012‐ 2013, afl. 24, 922-942.

• VAN GERVEN, W., “De verkokering van het privaatrecht”, TPR 1991, 1021-1023.

• VANNEROM, J., “Consumentenbescherming bij de uitvoering en herziening van

kredietovereenkomsten”, RW 2014-2015, afl. 32, 1243-1254.

• VANNEROM, J., “Consumentenbescherming bij de uitvoering en herziening van

kredietovereenkomsten”, RW 2014-2015, afl. 32, 1243-1254.

• VANNEROM, J., “Een bondig overzicht van het hypothecair kredietrecht 2.0”, DCCR 2016,

afl. 111, 61-72.

• VERSCHELDEN, G., “Eigendomsvoorbehoud tussen partijen en tegenover derden”, AJT

1998-1999, 821-840.

• X., “Bezitloos pand uitgesteld”, Juristenkrant 2014, afl. 300, 2.

• X., “Hypothecair krediet en consumentenkrediet”, NJW 2016, afl. 342, 370-371.