groene waterberging operalaan e.o. te oldenzaal · 5/18 kenmerk r001-1267689ste-v01-mfv-nl aan het...

18
Groene Waterberging Operalaan e.o. te Oldenzaal 12 februari 2019

Upload: others

Post on 14-Aug-2020

3 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: Groene Waterberging Operalaan e.o. te Oldenzaal · 5/18 Kenmerk R001-1267689STE-V01-mfv-NL Aan het eind van de blauwe ader dient een berging gerealiseerd te worden. Uitgangspunt is

Groene Waterberging Operalaan e.o. te Oldenzaal

12 februari 2019

Page 2: Groene Waterberging Operalaan e.o. te Oldenzaal · 5/18 Kenmerk R001-1267689STE-V01-mfv-NL Aan het eind van de blauwe ader dient een berging gerealiseerd te worden. Uitgangspunt is

2/18

Kenmerk R001-1267689STE-V01-mfv-NL

Verantwoording

Titel Groene Waterberging Operalaan e.o. te Oldenzaal

Opdrachtgever Gemeente Oldenzaal

Projectleider Hans van Breugel

Auteur(s) Erwin Stamsnijder

Tweede lezer Ronnie Stroot

Uitvoering meet- en inspectiewerk -

Projectnummer 1267689

Aantal pagina’s 18

Datum 12 februari 2019

Handtekening Ontbreekt in verband met digitale verwerking.

Dit rapport is aantoonbaar vrijgegeven.

Colofon

Tauw bv

Handelskade 37

Postbus 133

7400 AC Deventer

T +31 57 06 99 911

E [email protected]

Page 3: Groene Waterberging Operalaan e.o. te Oldenzaal · 5/18 Kenmerk R001-1267689STE-V01-mfv-NL Aan het eind van de blauwe ader dient een berging gerealiseerd te worden. Uitgangspunt is

3/18

Kenmerk R001-1267689STE-V01-mfv-NL

Inhoud

1 Inleiding ..................................................................................................................................... 4

2 Achtergrond berging .................................................................................................................. 4

3 Geohydrologische situatie ......................................................................................................... 6

3.1 Maaiveldhoogte .................................................................................................................. 6

3.2 Bodemopbouw ................................................................................................................... 6

3.3 Doorlatendheid ................................................................................................................... 7

3.4 Grondwater ........................................................................................................................ 7

3.5 Isohypsenkaart en ontwatering .......................................................................................... 9

4 Ingreep waterhuishouding ....................................................................................................... 13

4.1 Effect waterberging / greppel op de grondwaterstand ..................................................... 13

4.2 Advies aanpassing bodemhoogte .................................................................................... 14

4.3 Effect infiltratie vanuit waterberging ................................................................................. 14

4.4 Effect infiltratie via greppels ............................................................................................. 15

4.5 Effect drainage van de waterberging boven RHG niveau ................................................ 17

5 Resumé ................................................................................................................................... 18

Page 4: Groene Waterberging Operalaan e.o. te Oldenzaal · 5/18 Kenmerk R001-1267689STE-V01-mfv-NL Aan het eind van de blauwe ader dient een berging gerealiseerd te worden. Uitgangspunt is

4/18

Kenmerk R001-1267689STE-V01-mfv-NL

1 Inleiding

Gemeente Oldenzaal is momenteel bezig met de voorbereiding van de aanleg van de Groene

berging aan de Operalaan e.o. te Oldenzaal. Naar aanleiding van een informatiebijeenkomst over

de berging zijn vanuit de omgeving vragen gesteld over de waterhuishoudkundige gevolgen:

a. Wat is de invloed van de waterberging op de eiken op ons perceel: zomereiken / wintereiken?

b. Wat gebeurt er met het grondwater, wat is de impact van de aanleg van het watersysteem op

de grondwaterstand en de kans op mogelijke grondwateroverlast?

Om inzicht te krijgen in het effect van de berging op de grondwaterstanden in de omgeving van de

berging en om antwoord te geven op de vragen is een geohydrologische studie uitgevoerd.

2 Achtergrond berging

In het Waterplan, Basisrioleringsplan en Gemeentelijk Rioleringsplan van de gemeente Oldenzaal

is de aanleg van een schoonwaterstelsel, ofwel ‘blauwe aders’ opgenomen. Deze blauwe aders

worden gerealiseerd om schoon regenwater apart in te zamelen (af te koppelen) en naar de rand

van de stad te brengen. De gemeente is op dit moment bezig met de voorbereiding en realisatie

van de blauwe ader A. Dit plangebied is aangegeven in figuur 2.1.

Figuur 2.1 Plangebied Blauwe Ader A

Page 5: Groene Waterberging Operalaan e.o. te Oldenzaal · 5/18 Kenmerk R001-1267689STE-V01-mfv-NL Aan het eind van de blauwe ader dient een berging gerealiseerd te worden. Uitgangspunt is

5/18

Kenmerk R001-1267689STE-V01-mfv-NL

Aan het eind van de blauwe ader dient een berging gerealiseerd te worden. Uitgangspunt is een

berging van 37 mm (40 mm minus 3 mm dat niet tot afstroming komt), waardoor aan de landelijke

afvoer voldaan kan worden bij de maatgevende bui. De groene waterberging is voorzien langs de

Operalaan vanaf de rondweg t/m de Blokfluitlaan en is verdeeld in 5 deelbergingen (A tot en met

D2). De berging is ingericht met een getrapt systeem, waarbij berging in eerste instantie plaats zal

vinden in systeem A. Zodra de berging volledig is benut, zal berging plaatsvinden in het lager

gelegen compartiment B. In totaal zijn de vijf bergingscompartimenten geschikt om een bui van

40 mm te kunnen bergen (circa 4800 m3). Voor de aan- en afvoer van water is een centrale

greppel in de berging ontworpen (gemiddelde diepte 0,2 m).

In figuur 2.2 is de ligging van de bergingsvoorziening weergegeven. Figuur 2.3 is een principe-

dwarsdoorsnede van berging A.

Figuur 2.2 Overzicht berging

Figuur 2.3 Dwarsdoorsnede berging A met centrale greppel (circa 0,2 m beneden bodem berging)

A

B

C

D1

D2

Page 6: Groene Waterberging Operalaan e.o. te Oldenzaal · 5/18 Kenmerk R001-1267689STE-V01-mfv-NL Aan het eind van de blauwe ader dient een berging gerealiseerd te worden. Uitgangspunt is

6/18

Kenmerk R001-1267689STE-V01-mfv-NL

3 Geohydrologische situatie

3.1 Maaiveldhoogte

Uit het actueel hoogtebestand (AHN2) en een hoogtetekening van de opdrachtgever is gebleken

dat de maaiveldhoogte aan de zuidzijde van de berging (A) ongeveer op +40 m NAP ligt. Ter

plaatse van de noordzijde van de berging (D) is het maaiveld gesitueerd op ongeveer +32 m NAP.

Onderstaande figuur is een visuele weergave van het verloop van de maaiveldhoogten. In de

figuur is te zien dat de maaiveldhoogte van oost naar west afneemt.

Figuur 3.1 Maaiveldhoogteverloop op basis van Actueel Hoogtebestand Nederland 2 (rood hoog, blauw laag)

3.2 Bodemopbouw

In figuur 3.2 is een dwarsprofiel van de bodemopbouw weergegeven op basis van het REGISII

model. Het dwarsprofiel volgt globaal de Blauwe Ader A.

Figuur 3.2 Uitsnede REGISII model Operalaan

Page 7: Groene Waterberging Operalaan e.o. te Oldenzaal · 5/18 Kenmerk R001-1267689STE-V01-mfv-NL Aan het eind van de blauwe ader dient een berging gerealiseerd te worden. Uitgangspunt is

7/18

Kenmerk R001-1267689STE-V01-mfv-NL

In tabel 3.1 is de lokale bodemopbouw opgenomen welke is gebaseerd op lokaal uitgevoerde

grondboringen, nabijgelegen TNO boringen uit het DINOloket, boorstaten van het

grondwatermeetnet Oldenzaal en boorstaten van verkennend bodemonderzoek in de omgeving.

Relevante boringen zijn opgenomen in bijlage 2.

Tabel 3.1 Lokale bodemopbouw

Traject

(m-mv)

Samenstelling Oorsprong Geohydrologische

eenheid

0 – 2,5 à 4 Zand, matig fijn, matig siltig, zwak

humeus, af en toe klei en leemlagen

Formatie van Boxtel Deklaag

>2,5 à 4 Leem Gestuwd complex Ondoorlatende laag

Uit de boringen is gebleken dat sprake is van een zandige deklaag van wisselende dikte met

daaronder een leemlaag. Ter plaatse van Berging A bedraagt de dikte van de zandige deklaag

circa 4 m. Ter plaatse van berging D bedraagt de dikte van de zandige deklaag circa 2,5 m. Onder

de deklaag bevindt zich een gestuwd complex bestaande uit leem (tot circa +19 m NAP). Deze

kan voor deze studie als ondoorlatende laag worden beschouwd.

3.3 Doorlatendheid

Er is beperkt onderzoek gedaan naar de waterdoorlatendheid van de bodem in het plangebied.

Aangezien van de uitgevoerde metingen geen dieptetraject bekend is, kan geen eenduidige

doorlatendheid worden afgeleid. Op basis van expert judgement wordt voor het zandpakket

uitgegaan van een doorlatendheid van 2 à 5 m/d. De doorlatendheid van de leemlagen is

verwaarloosbaar (0,01 m/d).

3.4 Grondwater

Om inzicht te krijgen in de (fluctuatie van de) grondwaterstanden is een inventarisatie uitgevoerd

naar beschikbare en relevante grondwaterstandsmeetreeksen. Uit het databestand van het

grondwatermeetnet Oldenzaal zijn peilbuizen geselecteerd (nabij de locatie) met meetreeksen

van enkele jaren. Daarnaast zijn peilbuizen van TNO gebruikt.

Page 8: Groene Waterberging Operalaan e.o. te Oldenzaal · 5/18 Kenmerk R001-1267689STE-V01-mfv-NL Aan het eind van de blauwe ader dient een berging gerealiseerd te worden. Uitgangspunt is

8/18

Kenmerk R001-1267689STE-V01-mfv-NL

Figuur 3.3 Ligging van het plangebied en peilbuislocaties

Een voorbeeld van een meetreeks en de bijbehorende fluctuatie is opgenomen in figuur 3.4.

Figuur 3.4 Fluctuatie grondwaterstand 1021-1

Uit de meetreeks in figuur 3.4 blijkt dat sprake is van een fluctuatie van de grondwaterstand op

basis van de seizoenen. In relatief droge en natte periodes kunnen uitbijters naar boven en naar

beneden voorkomen.

Page 9: Groene Waterberging Operalaan e.o. te Oldenzaal · 5/18 Kenmerk R001-1267689STE-V01-mfv-NL Aan het eind van de blauwe ader dient een berging gerealiseerd te worden. Uitgangspunt is

9/18

Kenmerk R001-1267689STE-V01-mfv-NL

Op basis van de meetreeksen zijn de volgende representatieve grondwaterstanden afgeleid,

welke zijn opgenomen in tabel 3.2:

• De representatieve hoge grondwaterstand (RHG)

• De gemiddelde grondwaterstand (GG)

• De representatieve lage grondwaterstand (RLG)

Tabel 3.2 Grondwaterstandgegevens (m +NAP)

Peilbuis Filterstelling

m-mv

Maaiveld-

hoogte

RHG GG RLG

1017 2-3 47,08 46,1 45,5 44,9

1018 2,3-3,3 39,88 37,8 37,5 37,2

1019 3,8-4,8 47,25 45,9 45,4 44,8

1020 0,9-1,9 33,25 32,8 32,5 32,1

1021-1 1,9-2,9 31,16 30,2 30,0 29,8

1021-2 6,4-7,4 31,16 30,3 30,2 30,0

1022 1,9-2,9 31,44 30,7 30,5 30,3

1032-1 8,4-9,4 31,94 31,4 31,2 31,0

1033 1,9-2,9 32,62 31,6 31,4 31,1

1034 1,9-2,9 31,38 30,6 30,4 30,1

B28H0464 3,0-4,0 34,47 35,4 34,8 34,4

B28H0620 ? 33,48 34,3 33,9 33,2

B28H0622 2,5-3,0 33,75 34,8 34,2 33,6

Uit de resultaten van de grondwaterstanden is gebleken dat relatief weinig fluctuatie in de

grondwaterstand plaatsvindt. De representatieve fluctuatie (tussen RHG en RLG) bedraagt

circa 0,6 m. Gezien het grillige verloop is het niet mogelijk om één stijghoogteverloop voor de

onderzoekslocatie vast te stellen. Om inzicht te krijgen in de locatiespecifieke stijghoogten zijn

grondwaterkaarten opgesteld.

3.5 Isohypsenkaart en ontwatering

Op basis van de beschikbare grondwaterstanden in de omgeving van de onderzoekslocatie (TNO

peilbuizen en grondwatermeetnet Oldenzaal) zijn door middel van interpolatie (methode ‘Kriging’)

drie isohypsenkaarten vervaardigd: van de RHG, de RLG en de gemiddelde grondwaterstand.

Een voorbeeld van het resultaat van de interpolatie is opgenomen in figuur 3.5 (in dit geval de

gemiddelde grondwaterstand).

Page 10: Groene Waterberging Operalaan e.o. te Oldenzaal · 5/18 Kenmerk R001-1267689STE-V01-mfv-NL Aan het eind van de blauwe ader dient een berging gerealiseerd te worden. Uitgangspunt is

10/18

Kenmerk R001-1267689STE-V01-mfv-NL

Figuur 3.5 Isohypsenkaart gemiddelde grondwaterstanden (m +NAP)

Uit de resultaten is gebleken dat sprake is van een west tot noordwestelijke

grondwaterstromingsrichting (stroming haaks op de isohypsen). Daarnaast is sprake van een

behoorlijk verhang in zowel stijghoogte als maaiveldhoogte. Hierdoor kunnen op relatief korte

afstand grote verschillen aanwezig zijn in de lokale grondwaterstand. Om daarin meer inzicht te

krijgen, heeft op basis van de grondwaterkaarten heeft een analyse plaatsgevonden van de

huidige ontwateringsdiepte (in meters) op basis van de grondwaterstand in een winterperiode

(RHG) minus de maaiveldhoogte (m NAP).De berekende ontwateringsdiepten zijn weergegeven

in figuur 3.6.

Page 11: Groene Waterberging Operalaan e.o. te Oldenzaal · 5/18 Kenmerk R001-1267689STE-V01-mfv-NL Aan het eind van de blauwe ader dient een berging gerealiseerd te worden. Uitgangspunt is

11/18

Kenmerk R001-1267689STE-V01-mfv-NL

Figuur 3.6 Ontwateringsdiepte tijdens RHG (m)

Op drie locaties langs de blauwe ader zijn dwarsprofielen gegenereerd, met daarin weergegeven

de maaiveldhoogte, de RHG en de RLG. De dwarsprofielen en situering van de dwarsprofielen

zijn opgenomen in figuur 3.7 tot en met 3.10.

Figuur 3.7 Situering dwarsprofielen

Page 12: Groene Waterberging Operalaan e.o. te Oldenzaal · 5/18 Kenmerk R001-1267689STE-V01-mfv-NL Aan het eind van de blauwe ader dient een berging gerealiseerd te worden. Uitgangspunt is

12/18

Kenmerk R001-1267689STE-V01-mfv-NL

Figuur 3.8 Dwarsprofiel 1 (over de gehele lengte van de Blauwe ader) maaiveld, RHG en RLG Zuid-Noord

Figuur 3.9 Dwarsprofiel maaiveld, RHG en RLG nummer 2

Figuur 3.10 Dwarsprofiel maaiveld, RHG en RLG nummer 3

Page 13: Groene Waterberging Operalaan e.o. te Oldenzaal · 5/18 Kenmerk R001-1267689STE-V01-mfv-NL Aan het eind van de blauwe ader dient een berging gerealiseerd te worden. Uitgangspunt is

13/18

Kenmerk R001-1267689STE-V01-mfv-NL

Uit dwarsprofiel 1 blijkt dat nabij de rondweg sprake is van het aansnijden van de representatief

hoge grondwaterstand als gevolg van de verdiepte ligging van de rondweg. Doordat de gehele

rondweg in folie is aangebracht wordt grondwateroverlast in periodes met hoge

grondwaterstanden ter plaatse voorkomen. Uit dwarsprofiel 3 aan de noordzijde van de Operalaan

blijkt dat in natte periodes de grondwaterstand gelijk kan zijn aan maaiveldniveau. Het is

waarschijnlijk dat de nog noordelijker gesitueerde vijver continu gevoed wordt door grondwater dat

over de aanwezige leemlaag (varieert qua diepte van 2,5 tot 4,0 m -mv) afstroomt.

4 Ingreep waterhuishouding

4.1 Effect waterberging / greppel op de grondwaterstand

De aanleg van de berging en de greppel voor afvoer van hemelwater kan effecten hebben op de

waterhuishouding. Gezien de complexe geohydrologische situatie heeft per bergingscompartiment

een analyse plaatsgevonden van het effect van de waterberging op de grondwaterstand. Bepaald

is aan de hand van de bodemhoogten van de berging – in combinatie met de grondwaterstanden

– in hoeverre het bergingscompartiment een infiltrerende dan wel drainerende werking heeft.

Tabel 4.1 Overzicht effect berging (m NAP)

Waterberging Bodemhoogte

waterberging

Bodemhoogte

greppel

RHG gemiddeld RLG Effect

A 38,5 38,3 38,1 37,7 37,3 Infiltreert altijd

B 38 37,8 36,9 36,5 36,0 Infiltreert altijd

C 34 33,8 33,7 33,3 33,0 Infiltreert altijd

D1a 33 32,8 33,1 32,8 32,4 Infiltreert, draineert

‘s winters RHG

D1b 32,5 32,3 32,6 32,3 32,0 Infiltreert, draineert

‘s winters RHG

D1c 32 31,8 32,2 31,9 31,6 Infiltreert, draineert

‘s winters RHG

D2a 31,9 31,7 32,0 31,8 31,5 Infiltreert, draineert

‘s winters RHG

D2b 31,4 31,2 32,0 31,7 31,4 Draineert altijd

Uit de resultaten is gebleken dat de bergingen over het algemeen een infiltrerend effect hebben:

geborgen hemelwater in de berging zal door de bodem van de voorziening in neerwaartse richting

infiltreren. In dat geval vindt grondwateraanvulling plaats. In periodes met hoge

grondwaterstanden (RHG) die meestal optreden in winterperiodes, vindt als gevolg van de

verdiepte ligging van de berging drainage plaats. In dat geval wordt grondwater afgevoerd. De

meest noordelijke berging D2 op een niveau van +31,4 m NAP heeft altijd een drainerend effect

op de omgeving.

Page 14: Groene Waterberging Operalaan e.o. te Oldenzaal · 5/18 Kenmerk R001-1267689STE-V01-mfv-NL Aan het eind van de blauwe ader dient een berging gerealiseerd te worden. Uitgangspunt is

14/18

Kenmerk R001-1267689STE-V01-mfv-NL

4.2 Advies aanpassing bodemhoogte

Op basis van het effect in tabel 4.2 heeft overleg plaatsgevonden met de gemeente Oldenzaal.

Een permanent drainerende werking (afvoer van grondwater) is geen gewenste situatie.

Daarnaast is gebleken dat in berging A, B en C in de diepte nog ruimte is voor extra berging. In

dat kader wordt geadviseerd om de bodemhoogte van de waterberging minimaal gelijk te stellen

aan de RHG.

Tabel 4.2 Overzicht effect berging (m NAP) na aanpassing bodemhoogten

Waterberging Ontwerp

bodemhoogte

waterberging**

m +NAP

Advies

minimale

bodemhoogte

waterberging**

m +NAP

Verschil

m

RHG

m +NAP

Effect na aanpassing

ontwerp

bodemhoogte

A 38,5 38,2 -0,3 38,1 Infiltreert altijd

B 38 37,5 -0,5 36,9 Infiltreert altijd

C 34 33,8 -0,2 33,7 Infiltreert altijd

D1a 33 33,1 +0,1 33,1 Infiltreert, draineert

‘s winters boven RHG

D1b 32,5 32,6 +0,1 32,6 Infiltreert, draineert

‘s winters boven RHG

D1c 32 32,2 +0,2 32,2 Infiltreert, draineert

‘s winters boven RHG

D2a 31,9 32,0 +0,1 32,0 Infiltreert, draineert

‘s winters boven RHG

D2b 31,4 31,9* +0,5 32,0 Infiltreert, draineert

‘s winters boven RHG

* Gelijk aan huidige maaiveldhoogte ** Centrale greppelhoogte (overwegend watervoerend) is overal 0,2 m lager dan bodemhoogte

waterberging.

Uit de tabel blijkt dat ter plaatse van berging D wordt geadviseerd de ontwerphoogte van de

bodem te verhogen. Als gevolg hiervan zal minder water geborgen kunnen worden in berging D.

In berging A, B en C blijkt nog extra ruimte beschikbaar door verlaging van de bodemhoogte.

Afhankelijk van het bergingstekort dat ontstaat na ophoging van de bodemhoogte in D, kan deze

berging mogelijk gecompenseerd worden in A, B en C door verlaging van de bodemhoogte.

Geadviseerd wordt deze mogelijkheden in het ontwerp te beschouwen.

4.3 Effect infiltratie vanuit waterberging

Bij hevige neerslag wordt de groene berging via aanvoer vanuit het greppelsysteem gevuld

(afkomstig van blauwe aders). De groene berging is zodanig gedimensioneerd dat deze een

normbui (40 mm) volledig kan bergen. Vervolgens vindt infiltratie plaats van het hemelwater tot het

moment dat de berging weer is leeggelopen via de standaardafvoer in de greppels.

Page 15: Groene Waterberging Operalaan e.o. te Oldenzaal · 5/18 Kenmerk R001-1267689STE-V01-mfv-NL Aan het eind van de blauwe ader dient een berging gerealiseerd te worden. Uitgangspunt is

15/18

Kenmerk R001-1267689STE-V01-mfv-NL

De berging is zodanig gedimensioneerd dat de berging binnen 24 uur weer volledig beschikbaar is

voor een nieuwe piekbui. De infiltratie vanuit de berging vindt dus plaats gedurende maximaal

24 uur. In onderstaande figuur is de neerwaarts gerichte infiltratiestroom schematisch

weergegeven. Het effect van deze kortdurende infiltratie van hemelwater op de grondwaterstand

is (zeker in horizontale richting) zeer beperkt.

Daarnaast vindt berging met name plaats in zomerperioden tijdens piekbuien, wanneer ook

sprake is van lage grondwaterstanden. Van een ongewenst effect op de grondwaterstand is op

dat moment geen sprake. Een geringe verhoging van de grondwaterstand is in de zomerperiode

een gewenst effect van de waterberging.

4.4 Effect infiltratie via greppels

In geval infiltratie optreedt vindt grondwateraanvulling plaats en kan plaatselijk een (tijdelijke)

stijging van de grondwaterstand plaatsvinden. Door de relatief lage doorlatendheid van de bodem

en korte periode van waterberging (slechts bij hevige buien is sprake van tijdelijke berging, welke

na binnen 24 uur verblijf weer wordt afgevoerd), kan een significant effect op de grondwaterstand

als gevolg van de waterberging op voorhand worden uitgesloten. In de greppel is daarentegen

nagenoeg altijd sprake van wateraanvoer/afvoer en dus van een bepaalde waterhoogte

(∆H maximaal 0,2 m). Ter plaatse van de greppel heeft derhalve een berekening van de invloed

op de grondwaterstand plaatsgevonden. Voor het effect van infiltratie vanuit de greppel is gebruik

gemaakt van de formule van de Marsily. Hierbij is uitgegaan van een permanente waterstand in

de greppel van gemiddeld 10 cm (in de zomerperioden zal nagenoeg geen water in de greppel

staan en in de winterperiode zal de greppel volledig gevuld zijn).

Page 16: Groene Waterberging Operalaan e.o. te Oldenzaal · 5/18 Kenmerk R001-1267689STE-V01-mfv-NL Aan het eind van de blauwe ader dient een berging gerealiseerd te worden. Uitgangspunt is

16/18

Kenmerk R001-1267689STE-V01-mfv-NL

Uit de berekening is gebleken dat tot ongeveer 25 m uit de greppel een meetbare

grondwaterstandsverhoging van 5 cm verwacht kan worden. Daarbuiten is geen sprake van een

significante meetbare verhoging.

Het hydrologisch beïnvloedingsgebied (grondwaterstandsverhoging à 5 cm) is opgenomen in

figuur 4.1

Figuur 4.1 Invloedsgebied infiltratie vanuit greppel

Page 17: Groene Waterberging Operalaan e.o. te Oldenzaal · 5/18 Kenmerk R001-1267689STE-V01-mfv-NL Aan het eind van de blauwe ader dient een berging gerealiseerd te worden. Uitgangspunt is

17/18

Kenmerk R001-1267689STE-V01-mfv-NL

Uit de resultaten is gebleken dat het invloedsgebied van infiltratie vanuit de greppel nagenoeg

beperkt is tot de randen van de berging. Uit figuur 3.6 blijkt dat ter plaatse van de bebouwing

rondom de berging sprake is van een minimale ontwateringsdiepte van 1,0 m. Op basis van het

invloedsgebied zou ter plaatse van de bebouwing rondom de berging een verhoging van de

ontwateringsdiepte optreden tot 0,95 m, welke nog ruim beneden de gewenste ontwateringsdiepte

van 0,7 m is gelegen. Op basis hiervan kan de kans op grondwateroverlast in winterperioden als

gevolg van infiltratie vanuit de greppel worden uitgesloten.

Opgemerkt wordt dat in zomerperioden een beperkte grondwateraanvulling vanuit de greppel

plaatsvindt. Gezien de droogte van afgelopen zomer zou het vasthouden van water derhalve een

positieve ontwikkeling zijn op verdroging.

4.5 Effect drainage van de waterberging boven RHG niveau

Geadviseerd is om de bodemhoogte van de waterbergingscompartimenten te verhogen tot een

niveau minimaal gelijk aan de RHG, aangezien de afvoer van grondwater uit het watersysteem

zoveel mogelijk voorkomen moet worden. In dat geval worden statistisch gezien gedurende een

periode van 30 dagen per jaar de pieken in de grondwaterstand boven het representatief hoog

niveau afgevoerd. Over het algemeen zal dit optreden in winterperiodes (waarin hoge

grondwaterstanden voorkomen). In drogere periodes zal geen sprake zijn van een drainerende

werking (zie ook figuur 4.2).

Figuur 4.2 inzicht infiltrerend/drainerend effect indien bodemhoogte waterberging gelijk aan niveau RHG

Doordat de hoge pieken van de grondwaterstand worden afgetopt heeft dit een positieve werking

op grondwateroverlast (als deze aanwezig is, dan zal deze afnemen). Doordat de drainage slechts

plaats vindt in perioden met hoge grondwaterstanden in de winter heeft dit geen negatief effect op

verdroging. Er vindt namelijk geen afvoer plaats in geval de grondwaterstand beneden RHG

niveau aanwezig is.

Afvoer hoge waterstanden boven RHG

Geen afvoer beneden RHG

Page 18: Groene Waterberging Operalaan e.o. te Oldenzaal · 5/18 Kenmerk R001-1267689STE-V01-mfv-NL Aan het eind van de blauwe ader dient een berging gerealiseerd te worden. Uitgangspunt is

18/18

Kenmerk R001-1267689STE-V01-mfv-NL

5 Resumé

Op basis van de geohydrologische situatie is geadviseerd om het ontwerp van de waterberging

plaatselijk aan te passen door de bodemhoogten van de bergingscompartimenten te verlagen dan

wel te verhogen In dat geval kunnen de volgende effecten van de waterberging en greppel worden

verwacht.

• De bergingscompartimenten zijn zodanig gedimensioneerd dat de berging binnen 24 uur weer

volledig beschikbaar is voor een nieuwe piekbui. De infiltratie vanuit de berging vindt dus

plaats gedurende maximaal 24 uur. Het effect van deze kortdurende infiltratie van hemelwater

op de grondwaterstand is lokaal en zeer beperkt

• Door permanente infiltratie van water vanuit de greppel kan tot 25 m uit het hart van de greppel

een verhoging van de grondwaterstand worden gemeten van 5 cm. Op basis van de huidige

ontwatering ter plaatse van de gebouwen rondom de berging (minimaal 1,0 m) kan de kans op

grondwateroverlast in winterperioden als gevolg van extra infiltratie vanuit de greppel worden

uitgesloten

• Doordat de hoge pieken van de grondwaterstand in berging D worden afgetopt heeft dit een

positieve werking op grondwateroverlast (als deze aanwezig is, dan zal deze afnemen)

• Doordat de drainage in berging D slechts plaats vindt in perioden met hoge grondwaterstanden

in de winter, gedurende een periode van circa 30 dagen per jaar, heeft dit geen negatief effect

op verdroging

Op basis van de vragen:

a. Wat gebeurt er met de eiken op ons perceel: zomereiken / wintereiken? Op basis van

bovenstaande is gebleken dat geen significante hydrologische effecten plaatsvinden op de

omgeving. Een sterk drainerende werking (verdroging) en/of infiltrerende werking (vernatting)

als gevolg van de berging kan worden uitgesloten. Gezien de (beperkt) infiltrerende werking

tijdens droge perioden wordt zelfs een positief effect op verdroging verwacht

b. Wat gebeurt er met het grondwater, wat is de impact van de aanleg van het watersysteem op

de grondwaterstand en de kans op mogelijke grondwateroverlast? De kans op

grondwateroverlast (te geringe ontwateringsdiepte bij de woningen) als gevolg van de beperkt

infiltrerende werking wordt op basis van de berekeningen niet aannemelijk geacht. Doordat de

hoge pieken van de grondwaterstand in berging D worden afgetopt, heeft dit een positieve

werking op voorkomen van grondwateroverlast