grappa 14nl spraakmaker jan de cock
DESCRIPTION
atikel jan de cockTRANSCRIPT
Spraakmaker
“Ik ben the last one standing”
Vanuit zijn Brussels Art Institute (BAI) in het hart van de wijk
Kuregem wil beeldend kunstenaar Jan De Cock de hele stad
artistiek reanimeren. “Voorlopig is BAI het enige grassprietje
dat hier te vinden is”, zegt hij. “Zonder ons BAI_haus zijn de
kunsten in Brussel twintig jaar teruggeslagen in de tijd.”
Maar hij leeft op hoop. “Want alle mensen die vanuit Parijs
en Londen naar Brussel sporen, passeren hier op hun
weg naar het centrum.”
TEKST: JAN STEVENS | BEELD: MARCO MERTENS
Spraakmaker
34 35
O
Sinds 1 september 2014 geeft beeldend kunstenaar Jan De Cock in zijn atelier in
de Brusselse achterstandswijk Kuregem onderdak aan de 400 leerlingen van
kunsthumaniora Sint-Lukas. De oude schoolgebouwen in Schaarbeek waren drin-
gend aan renovatie toe en schooldirecteur Kris Bauwens kwam in zijn zoektocht
naar een nieuw onderkomen bij oud-leerling Jan De Cock terecht. De kunstenaar,
bekend van zijn monumentale sculpturen in vezelplaat, werkt al meer dan twintig
jaar in een 3 000 vierkante meter grote voormalige papierfabriek. Hij bood spon-
taan zijn werkruimte aan zijn vroegere school aan en herdoopte en verbouwde
zijn atelier en twee andere grote panden in de straat tot The Brussels Art Institute
(BAI). Vandaag is het BAI een indrukwekkende vrijplaats voor de kunsten, waar
jonge mensen in het atelier van de meester zelf les volgen, en waar het hele jaar
door optredens en tentoonstellingen georganiseerd worden. Helemaal in de geest
van het legendarische Duitse Bauhaus uit de eerste helft van de twintigste eeuw.
Voorbereiding op de arbeidsmarkt
Het eerste schooljaar zit er op, de rust is eindelijk weergekeerd in het BAI_haus in
de Auguste Gevaertstraat. “Ik heb nog geen minuut spijt gehad van mijn aanbod
aan Sint-Lukas”, zegt Jan De Cock. “Al heb ik wel de praktische gevolgen onder-
schat van 400 jongeren die in mijn werkruimte les volgen. De kinderen die hier
dag in dag uit werken, verslijten natuurlijk in een rotvaart mijn patrimonium, en
daar had ik op voorhand niet bij stilgestaan. Ik heb een gigantisch bedrag moeten
lenen om het eerste schooljaar te kunnen financieren. Het wordt een hele klus om
alles terug te betalen. Ik heb hier geen cent overheidssteun voor gekregen en
bekostig dit dus helemaal alleen, met steun van de bank. Ik doe dit omdat het
echt nodig is. Binnen een paar jaar keren die jongens en meisjes terug naar hun
gerenoveerde gebouwen, door hun passage hier zullen ze dan een nieuwe vorm
van beeldend kunstonderwijs ervaren hebben. Ik hoop dat mijn idealistische
voortvarendheid ertoe zal leiden dat ook de overheid de meerwaarde inziet van
de kruisbestuiving die hier in het BAI plaatsvindt tussen echte kunst en al die jonge
mensen die later zelf kunstenaar willen worden. Dit is toch een uitstekende onder-
wijsformule voor een kunsthumaniora? In juni kwam Lieven Boeve, de grote baas
van het vrij onderwijs, op bezoek. Hij was razend enthousiast en vond ons project
een schoolvoorbeeld van hoe het nieuwe kunstonderwijs er zou moeten uitzien.
Voor kunstenaars in spe geeft het BAI een ideale voorbereiding op de arbeids-
markt. Want de leerlingen zien me hier aan het werk en ze zien ook andere
bevriende kunstenaars zwoegen.”
Venster op de wereld
Het fantastische kantoor van Jan De Cock is een kunstwerk uit vezelplaat van de
meester zelf. “Je zit nu middenin mijn wereld”, zegt hij. “Uit mijn kantoor spreekt
geloof in hoe je met hetzelfde, telkens weer iets anders kunt doen. Ik ben nu
22 jaar bezig met het schrijven van dit verhaal en ik merk dat het moeilijker wordt.
Misschien is dat omdat ik een dagje ouder word, maar het zou ook kunnen dat
onze tijd dit niet langer toelaat.”
Leven we dan in een steeds grimmiger wordend tijdperk? “Het is nu niet grimmi-
ger dan vroeger. Alle periodes uit de geschiedenis hadden hun donkere kanten.
Probeer je maar eens in te denken hoe het in de middeleeuwen geweest moet
zijn, toen je na een oorlog je huis herop moest bouwen in het besef dat het
’s anderendaags weer verwoest kon worden. Veel mensen die zeggen dat we in
grimmige tijden zijn aanbeland, hebben hun lust, energie en overtuiging verloren
om er tegenin te gaan.”
Ze zijn in slaap gesust door de welvaart? “Door onze rijkdom hebben wij alleszins
het idee gekregen dat alles mogelijk is en dat alles kan, wat natuurlijk een illusie
is. Een halve eeuw geleden geloofden we dat de productie iedereen heil zou
brengen; nu zijn we ervan overtuigd dat alleen consumptie ons gelukkig zal
Jan De Cock• Geboren in 1976 in Brussel.
• Studeerde 3D-multimedia aan de
Gentse Academie voor Schone
Kunsten.
• Maakt sculpturen in vezelplaat.
• Was in 2005 de jongste Belgische
kunstenaar ooit die tentoonstelde
in Tate Modern in Londen.
• Kreeg in 2008 als eerste levende
Belg een solotentoonstelling in het
MOMA in New York.
• Creëerde met zijn Brussels Art
Institute in 2014 een nieuwe
Bauhausschool.
• Bracht met zijn Everything for you-tentoonstellingen het principe
van het Griekse ‘Agape’ in de
praktijk in Mexico-City, Otegem,
Strombeek, Havana (2013), Kiev,
Carrara, Belfast, Hongkong en
Herford (2014).
• Ijvert vandaag voor een
hedendaagse update van
de potlatch van de indianen.
“Als ze een overvloedige oogst
hadden binnengehaald, gaven
de indianen een groot feest en
deelden ze alles met elkaar. Ik
wil terug naar hun alternatieve
economie waarbij ruilen
belangrijker is dan geld.”
“Alle mensen die vanuit Parijs en Londen naar Brussel sporen, passeren hier op hun weg naar het centrum.”
Spraakmaker
36 37
maken. Daardoor zijn we ook gaan geloven dat werkelijk alles een vingerknip van
ons verwijderd is. Het voorbije schooljaar werkten mijn studenten zonder compu-
ter in mijn beeldhouwatelier. Onder druk van leerkrachten en leerlingen moest ik
uiteindelijk tegen mijn zin instemmen met de inrichting van een computerlokaal.
‘We hebben een venster op de wereld nodig’, zegden ze. Je hebt het daarnet zelf
gezien, mijn beeldhouwatelier heeft een prachtig atrium en een schitterende licht-
inval en is een perfect zicht op de wereld. Maar nee, er moest een ruimte ingericht
worden waar het daglicht wordt buitengehouden en waar ze op dat computer-
scherm kunnen kijken naar het virtuele ‘venster op de wereld’ dat hen wordt
voorgekauwd door Facebook, Google en co. Een magistraal groot epos van
bewegingen en kleuren ruilen ze liever in voor een fake zicht op een scherm.”
Voorhoede
Heeft Jan De Cock dan het gevoel dat hij met zijn kunst en met zijn BAI een
gevecht levert tegen de bierkaai? Hij schudt bedachtzaam het hoofd. “Jammer
genoeg verandert er in België alleen maar iets door grote schokken. Zo moest er
eerst een moorddadige pedofiel opgepakt worden voor er een broodnodige poli-
tiehervorming kwam. Ik vind het jammer dat er in ons land pas ingegrepen wordt
wanneer alles aan het overkoken is. Kunstenaars, wetenschappers of ontdek-
kingsreizigers mogen daar niet op wachten.”
Ze vormen, net als Jan De Cock met zijn BAI in ‘probleemwijk’ Kuregem, de voor-
hoede? Hij knikt. “Het is altijd zo geweest dat eerst de kunstenaars zich in een
arme wijk vestigden. Ze vinden er betaalbare grote ruimtes om hun grote ideeën
te ontwikkelen, in een wijk die niet geregeerd wordt door het geld. In een later
stadium worden de kunstenaars dan gevolgd door de ondernemers en immobili-
enmakelaars, de mensen met de centen. Pas daarna volgen de lokale politici. In
steden als Londen, Parijs, New York, Amsterdam of Keulen krijgt de kunstenaars-
voorhoede achteraf altijd erkenning voor haar harde werk. In Brussel vooralsnog
niet, en dat heeft vooral te maken met een gebrek aan visie van onze plaatselijke
bewindslui. Toch blijf ik er koppig in geloven. Met het BAI heb ik een situatie
gecreëerd die onomkeerbaar is. Vlakbij ligt het station Brussel Zuid, de poort naar
Europa. We zijn er helemaal klaar voor. Want alle mensen die vanuit Parijs en
Londen naar Brussel sporen, passeren hier op hun weg naar het centrum. Zonder
ons BAI_haus is Brussel op artistiek niveau twintig jaar teruggeslagen in de tijd.”
Agape
Er staat werk van Jan De Cock in het MOMA in New York, in Tate Modern in
Londen, in het Centre Pompidou in Parijs en in het Stedelijk Museum in
Amsterdam. Overal ter wereld stelde de beeldhouwer tentoon. Sculpturen van
zijn hand zijn in het bezit van vermogende collectioneurs. Heeft de nog jonge
kunstenaar zijn schaapjes op het droge? “Vandaag wordt alles gezien door de bril
van het geld”, reageert hij. “We schenken geen aandacht meer aan het sym-
bolisch kapitaal van een kunstenaar: aan het pure idee van geven aan een samen-
leving. We moeten terug naar de diepere betekenis van het Griekse woord
‘agape’: naar het belangeloos willen geven aan een gemeenschap. Mijn symbo-
lisch kapitaal is vandaag honderdmaal groter dan mijn financiële kapitaal. Welke
Belgische kunstenaar van de laatste honderd jaar wordt internationaal gezien als
iemand die een echte standaard gezet heeft en alom gerespecteerd wordt om zijn
intrinsieke waarde? Dat zijn er niet zo heel veel, hoor. Over James Ensor en René
Magritte moet je niet twijfelen, en Constant Permeke en Leon Spilliaert horen er
ook bij. Marcel Broodthaers was voor zijn tijdsgenoten misschien te abstract, maar
is internationaal nu wel algemeen erkend. Als we echt heel ver teruggaan, komen
we uit bij Rogier van der Weyden, de bekendste Brusselse schilder waarvan
niemand nog lijkt te beseffen dat hij een Brusselaar was. Iedereen situeert hem nu
in Antwerpen of Maaseik, maar hij was van hier. Hij woonde in dezelfde straat van
zijn grote voorganger Pieter Brueghel. Wie is er de laatste veertig jaar nog bijge-
komen bij dat kransje internationaal erkende meesters? Van de generatie van Jan
Fabre, Wim Delvoye, Luc Tuymans en Michael Borremans is Tuymans de enige die
over alle grenzen heen een standaard gezet heeft. Hij wordt internationaal geres-
pecteerd als een schilder die een eigen idioom heeft ontwikkeld en uitgewerkt. Ik
behoor met mijn 39 jaar tot de laatste generatie. Ik ben the last one standing. Mijn
probleem is dat ik snel veel heb gecreëerd en zo met mijn werk veel verder sta dan
mijn leeftijd doet vermoeden.”
Symbolisch kapitaal
De conclusie is dus dat België veel minder kunstenaars afgeleverd heeft die inter-
nationaal een grote symbolische waarde hebben dan algemeen wordt aangeno-
men? “Precies. Op honderd jaar tijd hebben misschien twintig meesters het inter-
nationaal gemaakt. De mensen hebben een totaal vertekend beeld van de waarde
van kunst. Picasso schilderde elke dag twee meesterwerken, maar stel dat ik er
elke week een maak en stel dat ik 65 word. Ik ben begonnen op mijn 18e. Dan
zou ik op het einde van mijn leven 2 444 meesterwerken hebben gemaakt. Dat
lijkt misschien veel, maar als je het op wereldschaal bekijkt, is dat weinig. Honderd
jaar na mijn dood zullen de veilinghuizen nog altijd 2 444 werken van Jan De Cock
kunnen aanbieden. Er zullen er nooit meer bijkomen, maar er komen wel steeds
meer nieuwe mensen met veel geld bij die zo’n werk willen. Het gevolg is: schaar-
ste. Vandaag is het grootste probleem van de kunst dat er te veel mensen zijn met
veel geld. Als er toevallig nog eens een Picasso uit een privécollectie op de markt
komt, zijn er te veel liefhebbers die tegen elkaar beginnen opbieden. Ik maak
geen compromissen in mijn oeuvre, zal nooit het aantal werken opdrijven met
extra edities. Mijn symbolisch kapitaal ligt dan ook honderd keer hoger dan wat
ik in euro’s waard ben.”
Vanwaar komt dan toch het idee dat bij velen leeft dat Jan De Cock een steenrijk
kunstenaar is? Hij lacht. “Omdat ik de schijn hoog houd. Bewindslui luisteren
alleen naar mensen met geld. Daarom doe ik mijn best om er uit te zien als een
goed boerende businessman. Maar de businessman in pak en das is niet de beeld-
houwer Jan De Cock.”
é
“De kinderen die hier dag in dag uit werken, verslijten in een rotvaart mijn patrimonium, en daar had ik op voorhand niet bij stilgestaan.”
“Mijn probleem is dat ik snel veel
heb gecreëerd en zo met mijn werk
veel verder sta dan mijn leeftijd doet
vermoeden.”