graphic design portfolio fw

worksample

Françoise Walthéry


armut 15 acteurs, 1 combat15 getuigenissen, 1 strijd15 akteure, 1 ziel

armoede pauvretéLivre (72 p.) réalisé pour le Centre pour

l’Egalité des Chances, dans le cadre de l’année européenne de

lutte contre la pauvreté. Gestion (partielle) du projet,

maquette, mise en pages, et photos (3/15).

WORK SAMPLE

P. 3

13

nico lauwers politieagent

samenvatting summaryrésumé Zusammenfassung

1978. Nico Lauwers is zeventien jaar. Hij koestert al een tijdlang bewondering voor het vak van politieagent. «Voor mij behoorden agenten tot een soort elitecorps van mannen die trots waren op hun werk.» Hij besloot zich aan te melden en zijn opleiding elektronica niet af te maken. Zijn kazerne bevond zich aan de Leuvenseweg in Brussel. Hij bleef daar tot de politiehervormingen van 2001. In die tijd leerde hij de vele facetten van zijn beroep kennen. Na de hervorming ging hij aan de slag bij de federale metropolitie met hoofdkantoor in het station Rogier.

Een groot deel van het dagelijks werk van Nico Lauwers bestaat dan ook uit metropatrouilles. «Tijdens die patrouilles werd ik me bewust van het bestaan van een parallelle wereld: die van de daklozen. De sociale sector kent deze wereld

goed, maar de politie kent haar slecht.» Op dat moment zijn er minder daklozen dan nu. De inwij-kelingen uit Oost-Europa zijn er nog niet. Er zijn nog vrijwel geen Roma. Het is op dat moment nog mogelijk de daklozen in Merksplas of Saint-Hubert te ‘plaatsen’.

Anders optredenOok toen al waren daklozen niet welkom in de metro. De aanwijzingen waren duidelijk en streng: «We willen ze niet! Buiten ermee!» En dat laatste gebeurde manu militari. «Maar dat leidde ner-gens toe, want ze kwamen daarna gewoon weer terug», vertelt Nico Lauwers. Hij probeerde altijd op een hoffelijke manier zijn werk te doen, voegt hij eraan toe. «Ze werden liever door mij buiten-gezet dan door een ander», lacht hij. «Ik had ook minder problemen met ze dan mijn collega’s. Die

Daklozen straffen heeft geen enkele zin*

NL – Daklozen straffen heeft geen enkele zin. Nico Lauwers werkt binnen het Herscham-team in de politiezone Brussel-Hoofdstad-Elsene. Met zijn teamgenoten biedt hij een luisterend oor en, waar mogelijk, concrete oplos-singen aan Belgische dak- en thuislozen. «Om iets te bereiken, heb je wederzijds respect nodig. Voor de meeste mensen is een dakloze niet meer dan een vuil, stinkend, dronken iemand. Maar deze mensen zijn niet dakloos geboren.»

FR – Ça ne sert à rien de punir les sans-abri. Nico Lauwers travaille à la zone de police Bruxelles-Capitale-Ixelles au sein du Herscham team. Attentifs, à l’écoute, lui et ses deux équipiers ten-tent d’apporter des solutions concrètes aux habitants de la rue. « Pour obte-nir quelque chose, il faut du respect mutuel. Pour Monsieur Tout-le-Monde, un SDF c’est quelqu’un qui pue, qui est sale. Mais les gens ne sont pas nés SDF. »

EN – Punishing the homeless is senseless. Nico Lauwers works for the Herscham team in the Brussels-Capital-Ixelles police zone in Elsene. With his fellow team members, he lends a listening ear and when pos-sible provides concrete solutions for the Belgian roofless and homeless. «To achieve results, you need mutual respect. For most people, the home-less are no more than dirty, smelly and drunk persons. But don’t forget, these people weren’t born homeless.»

DE – Obdachlose zu bestrafen, führt zu nichts. Nico Lauwers arbeitet im Herscham-Team in der Polizeizone Brüssel-Hauptstadt-Ixelles/Elsene. Mit seinen Teamkollegen hat er ein offenes Ohr für belgische Obdachlose und bietet nach Möglichkeit konkrete Lösungen. „Um etwas zu erreichen, braucht es gegenseitigen Respekt. Für die meisten Menschen ist ein Obdachloser nur ein schmutziges, stinkendes, betrunkenes Subjekt. Aber diese Menschen wurden nicht als Obdachlose geboren.“

door Baudouin Massartfoto Gaël Turine

* Une version en français de ce portrait

peut être facilement retrouvée sur le

site www.alterechos.be en faisant une

recherche avec le nom de la personne

concernée.

1514

zagen mij als een soort buitenaards wezen, maar ‘op straat’ genoot ik een zekere erkenning – hoe-wel we elkaar toch niet echt kenden. Ze vroegen mij steeds: ‘Waarom hou je je met die mensen bezig?’ Mijn antwoord was simpel: ‘Als alle daklo-zen blond waren en korte rokjes droegen, zouden alle politieagenten zich met ze bezighouden.’»

Waarom ging Nico anders te werk dan zijn col-lega’s? Het was voor hem een uitdaging. «Ik ben altijd iemand geweest die probeerde te doen wat de anderen niet deden. En in dit geval met succes. Ik wist mijn chef ervan te overtuigen dat dit werk zin had. Daklozen worden als een ver-velend (bij)verschijnsel van onze maatschappij beschouwd, maar ze zijn er, of je dat nu wilt of niet. Ik wilde weten wie die mensen zijn die in die parallelle wereld leven. Waar verblijven ze, wat doen ze? We hebben meerdere malen daklozen aangetroffen die op het spoor, op de bankjes, in de stations in slaap waren gevallen. We hebben ook dode daklozen gezien: die waren voor de metro gesprongen, doodgevroren of simpelweg niet meer wakker geworden. En we realiseerden ons dat we niet wisten wie deze mensen waren. Niemand vroeg naar ze.»

De telefoon van Nico Lauwers gaat. Hij veront-schuldigt zich en beantwoordt de oproep. Een kort gesprek. Hij beëindigt de conversatie en vat haar samen: «Twee van ‘onze mensen’ zijn omgekomen bij de instorting van een kraak-pand.» ‘Onze mensen’ is de respectvolle formule die het Herscham-team voor daklozen gebruikt. Nico gebruikt ook graag de term ‘straatbewoner’ – uitgevonden door Diogenes, een vereniging die straatwerk met daklozen verricht – want dat klinkt minder negatief dan ‘dakloze’. Respect is voor deze politieagent van kapitaal belang. «Om iets te bereiken, heb je wederzijds respect nodig. Voor de meeste mensen is een dakloze niet meer dan een vuil, stinkend, dronken iemand. Maar deze mensen zijn niet dakloos geboren.»

Een beetje vriendelijkheid …Op basis van zijn praktijkkennis stelt onze agent vast dat de relletjes die soms tussen politieagenten en daklozen ontstaan, vaak het gevolg zijn van een misverstand. Een klassiek geval: «Een dakloze is in slaap gevallen. Hij wordt wakker gemaakt door een agent, de straatbewoner denkt dat hij wordt aan-gevallen, verdedigt zich. De agent interpreteert dit als gewelddadigheid en de situatie ontaardt. Het eerste wat we hebben geleerd, is zachtjes tegen ze praten om ze te wekken. Je moet je op hun niveau

brengen – gehurkt of ter hoogte van hun gezicht – tegen ze praten, ze geruststellen terwijl ze wakker worden en ze dan vriendelijk verzoeken het station te verlaten en uitleggen waarom.» Hij benadrukt het belang van die uitleg: het station gaat sluiten, bijvoorbeeld.

We gaan een paar jaar terug in de tijd. Het Herscham-team bestaat nog niet. Nico Lauwers houdt zich een halve dag per week bezig met de daklozen. Dat doet hij in zijn eentje, want hij kan geen geïnteresseerde collega’s vinden. Dan komt inspecteur Michel Delobbe hem versterken. Ze hebben dezelfde leeftijd, dezelfde visie. Voortaan maken ze hun ronde samen. De hoofdcommissa-ris raakt ervan overtuigd dat hun werk zin heeft. De feiten liegen niet: de overlast neemt af, het gevoel van onveiligheid ook. De twee agenten krijgen groen licht om meer tijd in dit type pre-ventieve patrouille te steken. Hoe meer ze met daklozen in gesprek gaan, hoe vaker ze ze tegen-komen, hoe meer vertrouwen er groeit.

«Jammer genoeg kon Michel na een tijdje niet meer meedoen. Ik werkte voortaan samen met inspecteur Robin Berthels. Die was nog vrij jong, maar we hadden meteen een professionele klik. Eind 2003 ontstond uit deze samenwerking het Herscham-team. We zochten een naam die aan-sloeg en tergelijkertijd vragen opriep. Op het internet stuitten we op een god uit een rollenspel (Warhammer) die de uitgestotenen en de bede-laars vertegenwoordigt. Vanaf dat moment von-den er meer patrouilles plaats.» Een jaar later was de aanvaarding door ‘de straat’ een feit. «Want je kunt niets afdwingen. ‘De straat’ aanvaardt je of niet», zegt Nico Lauwers. Dat is een heel ander geluid dan het klassieke politiediscours, waarin de ordediensten de straat ‘onder controle hou-den’. Nico Lauwers nuanceert: «De straat behoort tot de openbare orde, maar de straatbewoners niet». Hij voegt eraan toe: «Daklozen straffen heeft geen enkele zin. Die mensen hebben niets. Als we ze geen alternatief bieden, heeft het geen zin om op te treden. Als iemand in een metrosta-tion zit en buiten regent het, heeft het geen zin om te zeggen: ‘Je moet naar buiten’. ‘Waar moet ik naartoe?’ zal de reactie zijn. En dan helpt het echt niet als je zegt: ‘Dat is mijn zaak niet. Eruit.’»

Mooie momentenEind 2005 komt Alain Magnée deeltijds bij het team werken. De ploeg draait dan op volle kracht. Met de intensievere patrouilles ont-moeten de teamleden tienmaal zoveel mensen

nico lauwers

1514

als voorheen. Woensdag is permanentiedag. De andere dagen houden ze patrouilles, zijn ze in de weer voor het parket en zo verder. En soms levert het werk echte kerstverhalen op. Nico Lauwers herinnert zich een dakloze wiens ouders waren overleden. Hij had recht op een erfenis, maar «niemand kon hem vinden. Wij hebben hem gevonden en hebben bemiddeld tussen hem en de notaris. Hij leeft nu niet meer op straat.» En een vertederend verhaal: «Onze mooiste herinnering is de hereniging tussen een vader en zijn dochter. Die twee hadden elkaar al twintig jaar niet meer gezien. Dat zat hem op een bepaald moment erg hoog en hij heeft er toen met ons over gepraat. We hebben zijn dochter opgezocht en haar gevraagd of haar vader haar mocht bellen. Dat mocht.» Natuurlijk is niet iedereen te spreken over dit soort activi-teiten binnen de ordediensten. «Sommige men-sen zeggen dat dit onze job niet is. Voor mij gaat het om pure menselijkheid», zegt de agent.

Gelukkig zijn er ook mensen die het werk van het Herscham-team wel waarderen. In 2005 winnen ze de Belgische Prijs voor Veiligheid en Criminaliteitspreventie, die door het Vast Secretariaat voor Preventiebeleid wordt uit-gereikt. Ze presenteren hun project daarop in Engeland tijdens de ‘European Crime Awards’ en slepen daar de tweede prijs in de wacht – na Nederland, waar in meerdere steden een ver-gelijkbaar project loopt.

Ter plaatse wordt het werk intussen voortgezet. Tot medio 2009 is het aantal patrouilles opgevoerd. Op woensdag, de permanentiedag, onthaalt het team tussen 9 en 16 uur zo’n 60 tot 70 personen. Met zijn drieën gaan de teamleden op zoek naar oplossingen. «Gelukkig is het contact met de ver-enigingssector en de ziekenhuizen uitstekend», zegt Nico Lauwers. «Dit stelt ons in staat de pro-blemen van bepaalde personen snel op te lossen.»

Verlies en herstelEn dan, in augustus 2009, moet het team zijn activiteiten staken. Een zware slag. «Het Herscham-team is toen opgehouden te bestaan, om redenen buiten onze wil», zegt Nico Lauwers diplomatiek. Hij voegt er wel aan toe: «Dat was geen gemakkelijke periode.» Hij bedankt zijn twee ‘spitsbroeders’ die hem trouw zijn gebleven, hem hebben gesteund en hem naar de lokale politie zijn gevolgd. Toen het Herscham-team ophield te bestaan, besloten de drie ‘hun jongens’ in de trein- en

metrostations niet te laten stikken. «Het team heeft toen unaniem besloten dat dit werk te belangrijk was om zomaar te laten stilvallen», vertelt de agent. «We hadden een werkmiddel in handen dat zijn nut bewezen had. En we had-den altijd gehoopt dat dit werk zich als een olie-vlek zou uitbreiden. Dus daar hebben we toen extra kracht achter gezet. Met succes. Tijdens onze patrouilles hadden we gemerkt dat we te zeer door onze sector werden beperkt, want er zijn ook veel daklozen bovengronds en die zijn afhankelijk van de lokale politie. We besloten daarom bij de Brusselse lokale politie te solli-citeren – voor het domein waarin wij de afge-lopen jaren actief waren geweest. Ik denk dat de Brusselse politie onze kennis van het terrein goed heeft inge-schat. Dankzij hen konden we zelf voor dat olievlekeffect zorgen en actief met preventie bezig blijven.»

Op 3 mei 2010, na een afwezigheid van acht maanden, is het Herscham-team opnieuw actief. «Het uiteindelijke doel is om er voor onze jongens te zijn», ver-telt Nico Lauwers. «Sinds we terug zijn, regent het telefoontjes. Twee dagen nadat het team opnieuw was opgestart, was iedereen op de hoogte. Ons volle-dige oude netwerk heeft opnieuw con-tact met ons opgenomen. Ik denk dat wij de enige politiedienst zijn waarvoor de sociale sector ooit een petitie heeft ingediend nadat de activiteiten ervan zijn gestaakt. Maar we moeten wel even accli-matiseren. We hopen dat het Herscham-team vanaf september echt weer op volle kracht zal draaien.» Het nieuwe werkterrein is veel groter: «We moeten het veld leren kennen, de straatbe-woners ontmoeten. In het verleden ontmoetten we de mensen in de stations, nu gebeurt dat op straat.» Ook moet het team de tijd nemen om de andere spelers ter plaatse te leren kennen. Voorheen hadden de drie mannen 25 collega’s; nu zijn dat er maar liefst 2.500.

«Dit is voor ons een leermissie», aldus de agent. «We hopen nu op een sneeuwbaleffect bij onze collega’s. Wij vervullen voor hen een voorbeeldrol. Dit is een vrij specifieke problematiek en zij kunnen van ons leren. Sommige daklozen hebben ons al verteld dat bepaalde agenten een andere houding hebben aangenomen, dat ze beleefder zijn. En dat werkt in beide richtingen. De straatbewoner veran-dert ook van houding tegenover de politie.»

Nico LauwersPolitie Brussel-Hoofdstad-Elsene Kolenmarkt 301000 BrusselT. 02 279 74 60 [email protected] www.herscham.be

nico lauwers

« Als alle daklozen blond waren en korte rokjes droegen, zouden alle politieagenten zich met ze bezighouden. »


Ma commune durable

Plan d’action de l’Agenda 21 local d’Etterbeek*

* Disponible sur www.etterbeek.be

Brochure (160 p.) de présentation de l’Agenda 21

de la commune d’Etterbeek. Gestion (partielle) du projet,

maquette, mise en pages.

WORK SAMPLE

P. 5

2 3

Sommaire

Préface 4

Notes et remarques 6

Introduction 8

Diagnostic (14 axes thématiques) 21

Objectifs 61

Plan d’action (45 fiches-actions) 65

Vue globale des thématiques et des actions de l’A21L 160

Annexe : glossaire 163

L’Agenda 21 local, une initiative du Bourgmestre Vincent De Wolf, de l’Echevine du Développement durable Marie-Rose Geuten et de l’ensemble du Collège des Bourgmestre et Echevins d’Etterbeek.

Il s’agit d’un travail transversal et participatif qui a nécessité beaucoup d’énergie et de temps à de nombreuses personnes.

Remerciements

Au Bourgmestre M. Vincent De Wolf et à l’Echevine du Développement durable Mme Marie-Rose Geuten pour l’initiative A21L.

Au Collège des Bourgmestre et Echevins d’Etterbeek pour leur soutien.

Au Secrétaire communal d’Etterbeek.

Aux citoyens, membres d’associations, commerçants, agents communaux, conseillers communaux et à toutes les personnes ayant participé de près ou de loin à l’élaboration, la mise en œuvre de l’A21L et des activités qui y sont liées.

A nos partenaires Tr@me scrl et Yuluka sprl.

A la Région de Bruxelles-Capitale, Bruxelles Environnement, l’Association de la Ville et des Communes de la Région de Bruxelles-Capitale, la Fondation pour les Génération Futures pour leur aide et leurs conseils.

Et un merci tout spécial à Luc Gillmann pour la coordination générale du projet et la rédaction du Plan d’action.

Ma commune

durablePlan d’action de l’Agenda 21 local d’Etterbeek

4 5

Le développement durable, tel que nous l’entendons à Etterbeek, ce n’est pas un concept théorique, c’est une manière d’agir au quotidien.

Face aux défis planétaires actuels, il ne faudrait pas se sentir dépassé et impuissant. Nos modes de production et de consommation, allant de pair avec le gaspillage massif des ressources naturelles, ont un impact énorme sur notre environnement, notre bien-être, sur la vie en société, les conditions de travail, la santé, la précari-sation grandissante, les déséquilibres Nord-Sud. Il est essentiel d’en prendre conscience.

La question est : comment répondre aux besoins actuels sans limiter la capacité des générations futures à satis-faire leurs propres besoins ?

L’échelle communale est un niveau tout désigné pour permettre à chacun d’agir, notamment en acceptant de modifier certains comportements. C’est la raison pour laquelle, à Etterbeek, nous nous sommes lancés avec enthousiasme dans la réali-sation d’un Plan d’action pour notre territoire.

Pour ce faire, nous avons travaillé de manière participative avec les habitants, acteurs de terrain, élus de majorité et d’opposition, agents communaux.

Car, comment élaborer une stratégie durable sans prendre en compte l’expérience quotidienne des habitants et des acteurs qui animent notre commune ? Pierre angulaire d’un processus de changement, ce Plan d’action repose sur la participa-tion de tous. Vous peut-être, votre voisin, votre commerçant, la maison de jeunes de votre enfant, l’école, les habitants d’Etterbeek ont été sollicités pour aider à identifier les enjeux et les pistes d’action possibles.

Ensemble, il a fallu établir un état des lieux, déterminer des objectifs, définir des actions prioritaires et les rendre réalisables. Mon rôle a été de veiller à la bonne coordination de ce titanesque chantier et je remercie tout un chacun pour l’éner-gie sans réserve et les incalculables heures consacrées à ce formidable projet.

Tel un carnet de route pour tracer et maintenir notre cap sur le chemin du 21e siècle, le plan d’action d’Etterbeek est un guide qui intègre toutes les théma-tiques dans lesquelles nous devons agir ensemble. Autrement dit, voici un agenda commun, un agenda 21, pour un 21e siècle durable.

A nous maintenant de poser des gestes forts pour les générations qui nous suc-cèderont. Il nous appartient de conjuguer responsabilité écologique, réalisme économique et justice sociale. Et ce, dans tous les aspects de la vie quotidienne, la petite vie de tous les jours.

Etterbeek à l’heure du développement durable : c’est résolument maintenant.

Marie-Rose GEUTENEchevine du Développement durable

Depuis plus de 10 ans, notre commune s’est investie avec conviction et détermination dans le développement durable.

A l’échelle de notre région, Etterbeek fut même l’une des communes pionnières en cette matière. A tel point que lorsqu’il fallut choisir une commune destinée à représen-ter les pouvoirs locaux bruxellois au sein de la délégation belge présente au Sommet mondial de Johannesburg en 2002, c’est à Etterbeek que revint cet honneur.

Aujourd’hui, à l’heure où le développement durable et les préoccupations qui en découlent font l’objet d’engagements concrets dans la plupart des villes et communes, Etterbeek en a, plus que jamais, fait l’une de ses principales orientations politiques.

Durant cette législature, nous avons voulu concrétiser cette opération en élaborant de façon concrète notre Agenda 21 local.

Il va de soi que le développement durable est un concept transversal qui mélange l’ensemble des compétences communales. C’est la raison pour laquelle, en ma quali-té de Bourgmestre, je soutiens les actions menées par l’échevinat du développement durable, tout comme le Secrétaire communal le fait sur le plan des fonctionnaires.

D’entrée de jeu, nous avons toutefois estimé que cet objectif n’avait de sens qu’en intégrant à notre réflexion les remarques, les critiques et les suggestions d’un maximum d’habitants et d’acteurs locaux. C’est pourquoi, en guise de prologue à la « construction » de notre A21L, nous avons organisé des ateliers participatifs.

L’énergie, la santé, le bien-être social, la propreté publique, l’embellissement urbain, la biodiversité, le commerce, le logement, la participation citoyenne, la bonne gouvernance, la culture : tous les domaines liés à la vie communale, sans exception ou presque, ont été étudiés à la loupe durant ces ateliers regroupant des agents communaux, des représentants du milieu associatif et, surtout, de nombreux habitants soucieux de s’impliquer dans la conception de l’Agenda 21 local etterbeekois.

Parmi toutes les propositions issues des ateliers – et il y en a eu beaucoup ! – le Collège a décidé d’en retenir 45, en prenant soin de ne délaisser aucune des thématiques abordées par les participants.

Précisons-le d’emblée : notre Agenda 21 local n’est pas un simple « catalogue d’intentions ». C’est un véritable plan d’action, ambitieux et, osons le dire, visionnaire. Les propositions et projets qui le constituent ont, pour le Collège, valeur d’engagement à long terme.

Je vous invite à le consulter et, si le cœur vous en dit, à nous faire part de vos réflexions. Nous ne serons jamais trop nombreux pour construire ensemble l’avenir d’Etterbeek…

Vincent DE WOLFDéputé-Bourgmestre

Préface

8 9

I. Le développement durable : pourquoi ?

Parce qu’il y a urgence…

� Pour sauvegarder la biodiversité : un quart des mammifères, un tiers des poissons, 12 % des oiseaux, et la moitié des plantes à fleurs et des insectes sont menacés. Au total, un cin-quième de toutes les espèces vivantes pourrait disparaître dans les 30 ans.

� Pour que l’eau potable ne devienne pas une denrée rare : dans le monde, 3 millions de personnes meurent chaque année de maladies dues à l’eau souillée par des substances dangereuses et des micro-organismes porteurs de germes nocifs. En 2050, les pénuries d’eau concerneront environ 5 milliards de personnes sur 9 milliards d’individus.

� Pour plus de partage : aujourd’hui, 2 milliards d’hommes et de femmes gagnent moins de 1,5 € par jour. Un être humain sur sept vit dans un bidonville, un enfant sur huit est exploité au travail, 24 000 personnes meurent de faim chaque jour. Conséquence logique : les flux migratoires vers les pays riches ont doublé en 10 ans.

� Pour une meilleure santé : une prise de sang effectuée sur 14 ministres de l’environnement européens a montré que leur organisme recelait 55 produits chimiques nocifs… dont certains interdits depuis des décennies ! Catastrophes de Seveso (dioxine), de Minimata (mercure), de Bhopal (gaz), « vache folle », poulet à la dioxine, amiante : les crises écolo-giques et sanitaires se multiplient.

Il est donc grand temps d’agir !

II. Le développement durable : c’est quoi ?

Selon la définition de la Commission Mondiale sur l’Environnement et le Développement, « le développement durable (DD) est un développement qui répond aux besoins des générations du présent sans compromettre la capacité des générations futures à répondre aux leurs ». Rapport Brundtland, 1987.

Le DD repose sur trois piliers : économique, social et environnemental. Il intègre à la fois un développement économique plus responsable, respectueux de l’environ-nement et veillant à préserver les ressources de notre planète, tout en tenant compte des aspects sociaux pour accroître les solidarités et réduire les inégalités sociales. Le DD, n’est donc pas uniquement une question de croissance économique !

L’objectif du DD est de proposer des solutions afin de trouver un équilibre cohérent et viable à long terme entre ces trois enjeux. Mettre en place un projet « durable » consiste donc à agir en même temps sur ces trois piliers.

S’investir en faveur du DD implique aussi de développer une vision à long terme pour un territoire et ses habitants, en s’appuyant sur des pratiques de bonne gouvernance : proximité avec les citoyens et acteurs de terrain, renforcement de la participation dans le processus décisionnel, transparence dans la diffusion d’information.

Enfin, le DD intègre également les notions de solidarité spatiale (solidarité entre les pays du Sud et ceux du Nord) et de solidarité temporelle (les besoins actuels et ceux des générations futures).

« Nous n’héritons pas de la Terre de nos ancêtres, nous l’empruntons à nos enfants » Antoine de Saint-Exupéry

Introduction

« Penser global, agir local »

Des décisions politiques au niveau mondial sont néces-saires pour favoriser un développement responsable et permettre un accès aux ressources naturelles et une justice sociale pour tous, que ce soit au niveau des modes de production et de consommation, du choix des investisse-ments, de l’orientation des changements techniques, etc.

Mais il est également possible de développer des solu-tions à un niveau local pour répondre à ces problèmes planétaires selon la formule « penser global, agir local ».

En intégrant le développement durable dans ses projets, une commune constitue un niveau d’action idéal pour relever ce défi. Pour ce faire, nous avons tous – pouvoirs publics, habitants, usagers, associations, commerçants, entreprises, etc. – un rôle à jouer.

De plus, chacun peut participer individuellement à ces solutions en modifiant certains comportements, que ce soit chez soi, à son travail, lors de déplacements ou lors de ses achats, et ainsi diminuer son empreinte écologique.

III. Le développement durable : les grandes étapes

La prise de conscience

Dès 1951, le premier rapport de l’Union Internationale pour la Conservation de la Nature fait état des problèmes éco-logiques qui menacent la planète. Vingt ans plus tard, la Conférence des Nations Unies de Stockholm (1972) expose les interactions entre les aspects écologiques, sociaux et économiques. Mais il faudra encore attendre les années 1980, pour que la notion de « développement durable » émerge, avec la médiatisation du « trou dans la couche d’ozone », et de « l’effet de serre ». En 1987, la Commission Mondiale pour l’Environnement définit le développement durable (Rapport Brundtland) et en 1990, le premier rapport du GIEC (Groupe d’Experts Intergouvernemental sur l’Evolution du Climat) énonce les risques dus au réchauffement climatique.

Les sommets internationaux

En 1992, la Conférence des Nations Unies de Rio de Janeiro (Sommet de la Terre) à laquelle participent 178 pays débouche sur une Convention qui réclame la stabilisation des émissions de gaz à effet de serre. C’est aussi là que sera créé un outil d’action pour le développement durable : l’Agenda 21. Il vise à intégrer une vision mondiale en s’organisant au niveau local grâce à deux principes clés : la transversalité et la participation des acteurs locaux. En 1994, la Charte européenne d’Aalborg sur les villes durables sera signée par plus de 1 000 villes (dont Bruxelles en 1995). Les signataires s’engagent ainsi à mettre en place un Agenda 21 local.

En 1997, le Protocole de Kyoto fixe les objectifs à atteindre sur les réductions des gaz à effet de serre. En 2002, lors du Sommet de Johannesburg, les pays s’engagent à renforcer leurs actions au niveau local (A21L), à diminuer de moi-tié, d’ici à 2015, la pauvreté et le nombre de personnes n’ayant pas accès à l’eau, et à conserver la biodiversité et les

GOUVERNANCE

DURABLE

ENVIRONNEMENTAL

ECONOMIQUESOCIAL

Vivable Viable

Aujourd’hui

Générations futures

Nord

Sud

Equitable

Intro Diagnostic

26 27

Axe 3 : gestion durable“Par gestion durable, il faut entendre la volonté de la Commune de prendre des mesures locales pour favoriser un développement durable et répondre à des problématiques globales telles que le réchauffement climatique. Cela implique une exemplarité de l’administration communale par l’adoption de processus d’amélioration continue et d’évaluation de ses actions ainsi que son engagement à stimuler les acteurs sur son territoire à réduire leur impact sur l’environnement.”

Etat des lieux

Ce qui est déjà en place

� Déclaration de politique générale 2007-2012 : intégration du DD, de la protection de l’environnement, de l’eau et de la problématique du réchauffe-ment climatique dans le PCD et d’autres plans stratégiques (mobilité, déchets, énergie…).

� Création de l’Echevinat et du Service DD (2007) assurant la sensibilisation de la population.

� Certains services communaux développent déjà des projets et actions en intégrant des critères de durabilité (Informatique, Solidarité Internationale, Environnement) et participent activement à la promotion du développe-ment durable. De même pour certaines structures para-communales (Cellule Chlorophylle à la Mission Locale), le CPAS (Cellule Energie et élaboration d’un A21) et certaines associations.

� Elaboration par la Commune en 2008 d’un A21L intégrant l’ensemble des compétences scabinales ainsi que les dimensions « participation » et « trans-versalité ». Mise en place d’un Comité de Pilotage et organisation en 2009 d’Ateliers participatifs.

� L’Hôtel communal a obtenu une étoile pour le Label Entreprise Eco-Dynamique (LED) en 2005.

� Campagne « to print or not to print » (2008-2009) : utilisation rationnelle du papier et des nouvelles imprimantes multifonctionnelles.

� Création en 2007 d’un Conseil consultatif du Développement durable.

� Etterbeek possède la première école éco-labellisée de Belgique (2001) : l’Athénée Royal Jean Absil.

� Charte du Développement durable (juin 2008) à destination des collectifs etterbeekois.

� Projet PLAGE (Plan Local d’action pour la Gestion de l’Energie) dans le but de diminuer les consommations énergétiques dans les bâtiments communaux.

� Projets A21L de catégorie 2 : création des « Jardins Participatifs » (voir axe Espaces Verts et Biodiversité) et action « Commerces Chaleureux » (voir axe Energie)

� Création d’un Guichet de l’énergie (2009) dispensant des conseils personna-lisés aux citoyens.

� Adhésion de la commune à l’Alliance mondiale des villes contre la pauvreté.

� « Lien entre villes » avec Essaouira, au Maroc (2003), afin d’encourager les

Contexte

Etterbeek a été l’une des premières communes à s’engager dans un Agenda 21 local (A21L) en région bruxelloise et même en Belgique. En signant la Charte d’Aalborg en 2001, Etterbeek s’est ainsi engagée à conce-voir des plans d’action locaux visant à inscrire sa gouvernance dans un pro-cessus de développement durable. La prise en compte du DD doit cepen-dant encore être accentuée dans les décisions et projets de la Commune et des acteurs etterbeekois.

Certains services intègrent déjà des cri-tères de développement durable et les Services DD, Solidarité Internationale et Environnement constituent des points d’appui précieux pour favori-ser une gestion plus durable à l’admi-nistration communale et sur le terri-toire d’Etterbeek. La gestion durable concerne de nombreux domaines tels que la politique d’achat, l’utilisation rationnelle de l’énergie et de l’eau, la pollution de l’air et des sols, mais éga-lement la mobilité, les déchets, l’éco-nomie sociale, etc. Des projets initiés par la Commune (Label Entreprise Eco-Dynamique, projet PLAGE, mise en place d’un CCDD et Charte du DD) ou d’autres acteurs (élaboration d’un A21L au CPAS, éco-labellisation d’écoles) sont des atouts. De nombreuses asso-ciations intègrent également des cri-tères DD dans leurs actions, mais de manière encore peu structurée. Ces projets sont des réponses locales à des problèmes globaux tels que le réchauffement climatique et doivent donc intégrer de nombreux acteurs et compétences tout en favorisant le lien entre la politique communale et les actions sur le terrain.

échanges d’expériences et de bonnes pratiques. Travail sur les problématiques : l’eau, relations Nord-Sud, équité et solidarité inter-générationnelle et spatiale, lutte contre la pauvreté, promotion du commerce équitable.

� Action de sensibilisation sur l’Empreinte Ecologique faisant le lien entre les problèmes globaux et les possibilités de solutions locales.

� Certains cahiers des charges de l’administration communale contiennent déjà des critères sociaux et environnementaux, mais ceux-ci ne sont pas systématique-ment respectés.

� Plan Canicule depuis 2007 (un dépliant informatif et préventif a été réalisé et diffusé).

� Nombreuses actions sur le thème de l’eau dont la « jour-née etterbeekoise de l’eau » (2003) avec des partenaires de terrain (Radio Samarcande, ASBL Dunia, Fédération belge de l’eau, Bruxelles Environnement, services communaux, l’école Claire-Joie, les Amis de la Terre, ...). Signature d’une motion contre la privatisation de la distribution de l’eau ; cam-pagne « citernes d’eau de pluies extérieures » en 2003 (distribution de 100 tonneaux de récupéra-tion d’eau de pluie, d’un guide

de placement et d’une brochure « Quelques conseils pour une utilisation rationnelle de l’eau ») ; ateliers de travail sur l’utilisation rationnelle de l’eau de pluie à la Maison de Quartier Chambéry (2007 et 2008) ; actions dans le cadre du LED (consommation en eau des sanitaires, produits d’entre-tien écologiques et formation du personnel (2004)), fontaines à eau dans les services communaux et certaines écoles (action de la CIBE) ; action Maelbeek Mon Amour (mise en valeur du ruisseau via les plaques d’égout) ; aménagements au niveau des égouts (collecteur sous la chaussée Saint-Pierre) par le Service des Travaux Publics et lutte contre la non-imperméabilisation des parcelles, renouvellement de tous les raccordements en plomb situés entre le réseau-mère et les compteurs des immeuble par la CIBE ; primes pour l’installation de toitures vertes (2007) ; actions dans le cadre des Jardins Participatifs (marre…) ; etc.

� Actions d’information sur la qualité de l’air dans les maisons (peintures, moisissures, plantes allergisantes…) par le Service Environnement et sur la pollution due au chauffage et au trafic automobile.

� Politique des sols : adoption de règlements pour favoriser la

protection des sols, nettoyage et assainissement (dépôts clandes-tins…), diffusion d’information sur les subsides existants pour l’assainissement de sites (stations services…), verdurisation des îlots, sensibilisation sur les rejets de substances toxiques, etc.

Des pistes d’action pour aller plus loin

� Créer un guide des bonnes pra-tiques (éco-gestes) pour favoriser de manière quotidienne l’inté-gration du DD dans les Services communaux.

� Application du volet « Aalborg +10 » de la Charte d’Aalborg.

� Favoriser la transversalité entre les différents Conseils consultatifs.

� S’inscrire dans la campagne des « Villes Européennes Durables ».

� Créer une brochure d’information sur les différents services commu-naux offerts aux citoyens.

� Créer un « filtre d’amélioration développement durable » pour les décisions du Collège afin de faire apparaître de manière transpa-rente le caractère durables des projets de la commune.

� Stimuler d’autres institutions, collectivités, entreprises, écoles,


Le développement

durable à Ixelles ?

A l’initiative de Willy Decourty, Bourgmestre; Nathalie Gilson, Echevine de l’Urbanisme et de l’Environnement et des membres du Collège des Bourgmestre et Echevins d’Ixelles.

Soyez acteur : venez toutes et tous donner votre avis

Mardi 29 mars 2011 de 19 à 22hAthénée Charles Janssens

Passons de la parole aux actes grâce à l’Agenda 21Avec l’aide de la Région de Bruxelles-Capitale

C’est votre

affaire !

Affiche (et toute-boîte) pour annoncer la consultation publique dans le cadre de l’Agenda 21 de la commune d’Ixelles. Conception et réalisation.

WORK SAMPLE

P. 7

Grand Forum Inaugural Quel avenir durable voulez-vous à Ixelles ?

Vous êtes habitant, commerçant, partenaire économique, éducatif ou

associatif, la mise en place de l’Agenda 21 ixellois s’appuie sur votre participation.

Soyez acteur : venez toutes et tous donner votre avis.

Attendez-vous à une expérience surprenante et enrichissante.

Agenda 21 ?Agenda provient du mot latin « agere » qui signifi e « agir », « conduire ».21 pour XXIe siècle. L’Agenda 21 reprend donc un programme d’actions concrètes qui devra être entrepris au XXIe siècle pour engager Ixelles dans le développement durable.

Développement durable : de quoi parle-t-on ?Epuisement des ressources naturelles, crise énergétique et économique, accroissement démographique,… Aujourd’hui, afi n de relever les nouveaux défi s du monde, nous devons privilégier un développement durable qui allie la bonne gestion économique, le progrès social et le respect de l’environnement.

La Commune d’Ixelles agit…Elle s’est engagée dans une série d’actions, comme l’amélioration

Où ? Athénée Charles Janssens (Place

de Londres, n°5)Quand ? Mardi 29 mars

de 19 à 22 h. Accès gratuitContact : 02/515.67.43 ou

[email protected]

de la performance énergétique de bâtiments communaux, la réalisation de Contrats de Quartier, l’utilisation de denrées issues du commerce équitable, la mise en place de projets Nord/Sud, le développement d’écoles de devoir, ou encore le soutien aux initiatives de com-postage des déchets verts.

… le citoyen aussiQuel avenir durable voulez-vous à Ixelles ? En vous invitant à ce Forum, la Commune d’Ixelles souhaite créer un large mou-vement participatif autour de l’Agenda 21. Cette soirée dé-butera par une présentation de l’Agenda 21 ainsi que de son processus d’élaboration. Chacun sera informé du rôle qu’il peut prendre dans cette démarche participative.

Au-delà des discours, une équipe d’animateurs récoltera les avis de chacun. Au sein d’ateliers interactifs, les participants auront l’occasion de faire part de leur vi-sion concrète du développement durable à Ixelles.

Et ensuite ?Le Forum inaugural est une première étape. Ensuite, nous élaborerons ensemble le diagnostic de la commune, ses points forts et ses faiblesses en regard du développement du-rable, nous fi xerons les actions prioritaires et les mettrons en œuvre. Durant au moins… un siècle !

http://agenda21.ixelles.be

E.R.

: Co

mm

une

d’Ix

elle

s –

168

chau

ssée

d’Ix

elle

s –

1050

Ixel

les

– Co

ncep

t : y

uluk

a.co

m –

Pho

to :

© G

eorg

es S

trens


Het PEN-bestuur: vlnr Sven Peeters, Geertrui Daem, Peter Vermeersch, Hilde Keteleer, David Van Reybrouck, Bart Van Loo, Jeroen Theunissen, Xavier Roelens, Annelies Verbeke en Guy Posson.

JAARBOEK 2011

AUTEURS IN DE BRES VOOR AUTEURS

JAARBOEK 2011

AUTE

URS

IN D

E BR

ES V

OOR

AUTE

URS

PEN

VLA

ANDE

REN

– JA

ARBO

EK 2

011

INHOUD

JAARBOEK 2011

Woord vooraf 6David Van Reybrouck

Activiteitenverslag 9David Van Reybrouck en Xavier Roelens

Wat is vrijheid van meningsuiting? 21— Vrij spreken maar ook echt luisteren, over alle grenzen heen,

Philippe van Parijs 22— Cartoon, GAL 25— Vrijheid van meningsuiting onder vuur, Karen Moeskops 26— Eternity, Geertrui Daem 28— De grenzen aftasten, Gie Goris 31— Het vrije woord en het cordon sanitaire, Stefan Rummens 34— Vrij spreken en verantwoorden in 500 woorden, Matthias Storme 36— Antwoord op Philippe Van Parijs, Geert van Istendael 38

Nieuws uit de PEN-schrijversflat 42— Inleiding, Sven Peeters 43— Verblijf in Antwerpen, Caroline Lamarche 46— De val van de grote boom, Déo Namujimbo 58— Brief uit België, Víctor Manuel Cárdenas 64

Congressen 66— Persoonlijk verslag van een WIPC-congresganger in Brussel

Karel Sergen 67— Het internationale PEN-congres in Belgrado

Peter Vermeersch 75

Oorlogsmisdadigers en de media, een reflectie 79Jelena Grujic

In je schoot 84Hazim Kamaledin

Geschiedenis van PEN Vlaanderen 88— Banketten en etiquette van de PEN-club in de jaren dertig,

Hans Vandevoorde 89— Machtiger dan het zwaard? Kevin Absillis 102— Het bestuur van PEN-Vlaanderen van 1930 tot nu, Sanne Berwaerts 106

Liu Xiaobo of de redelijke gedachten van een gevangen man, 108Catherine Vuylsteke

Dreigbrief 114David van Reybrouck en Jeroen Theunissen

5

WOORDVOORAF

DAVID VAN REYBROUCK

JAARBOEK 2011

Beste lezer,

In de stad Jinzhou loopt sinds enkele weken een man van 52 vrij rond. De afgelopen zes jaar zat hij vast voor subversieve stukken, althans zo oor-deelde de Chinese overheid. Zijn gezondheid was zwak. Zheng Yichun heeft diabetes. Toch kreeg hij tijdens die zes lange jaren een aagepast dieet: als erelid van PEN Vlaanderen ontving hij al die tijd middelen om in zijn onderhoud te voorzien.

In een kamer in de banlieues van Parijs hoopt de Congolese journalist Déo Namujimbo dat zijn gezin spoedig kan overkomen. Na de moord op zijn broer en herhaalde doodsbedreigingen, moest hij in allerijl op de vlucht. Hij had te kritisch geschreven over de situatie in Oost-Congo. PEN Vlaanderen bemiddelt in zijn gezinshereniging.

In de straten van Tunis haalt Naziha Rejiba voor het eerst in jaren opgelucht adem. Als publiciste en internetactiviste werd zij meer dan een decennium achtervolgd, bedreigd en gevangen genomen door het regime van Ben Ali. Al vele jaren is zij erelid van onze vereniging.

In een studio in Antwerpen kijkt dichter Sakit Zahidov naar zijn vijftienjarige zoon: hier zullen ze ons niet krijgen, weet hij. Sakit moest Azerbeidjan verlaten omwille van zijn satirische geschriften. Gedurende het eerste kwartaal van 2012 verblijft hij in onze schrijversflat.

PEN Vlaanderen kwam in 2011 in de kijker met de organisatie van het tweejaarlijkse congres van het Writers in Prison Committee in Brussel, met onze opiniestukken in kranten en onze columns in het magazine Mo*. Maar achter de schermen zijn wij bedrijvig op vele fronten. Wij komen op voor schrij-vers in nood, zowel rechtstreeks als onrechtstreeks. Zowel in de openbaarheid, als in de coulissen.

David Van Reybrouck, voorzitter van PEN Vlaanderen, is de gelauwerde auteur van o.a. Slagschaduw, Pleidooi voor populisme en Congo, en mede-initiatiefnemer van de G1000.

7

Réalisation du «jaarboek» de PEN Vlaanderen, ainsi que quelques supports de communication

(cartes de visite, display, invitation, banner web). Conception et réalisation.

WORK SAMPLE

P. 9

Belgian Dutch-Speaking Centre PEN International

Natalie AriënCoordinator

[email protected](+) 32 475 93 50 54

Huis van het BoekTe Boelaerlei 37 – 2140 [email protected]

Auteurs in de bres voor auteurs


Viv

re e

n B

elgi

qu

e

G

uid

e à

l’usa

ge d

es n

ou

veau

x ar

riva

nts

à B

ruxe

lles

et

en W

allo

nie

Vivre en BelgiqueGuide à l’usage des nouveaux arrivants à Bruxelles et en Wallonie

Réalisé avec le soutien du Fonds européen d’intégration de ressortissants de pays tiers de l’Union européenne (FEI)Commission

communautaire française

Droits fondamentaux

La Belgique

Administration

Emploi

Logement

Santé

Enseignement

Famille

Société

Argent

Informations-conseils

Vivre en Belgique

Cette brochure peut être obtenue sur demande auprès des administrations suivantes :¡ Ministère de la Fédération Wallonie-Bruxelles

Service général de la Jeunesse et de l’Education PermanenteBoulevard Léopold II, 44 (bureau 2A025) – 1080 Bruxelles – [email protected]

¡ Service Public de Wallonie, Département Action sociale et SantéAvenue Gouverneur Bovesse, 100 – 5100 Jambes

¡ Administration de la Commission communautaire française, Service de la Cohésion socialeRue des Palais 42 – 1030 Bruxelles

Elle est également disponible en format PDF sur le site internet :¡ de la Fédération Wallonie-Bruxelles : www.educperm.cfwb.be¡ du Service Public de Wallonie : http://socialsante.wallonie.be¡ de la Commission Communautaire Française : www.cocof.irisnet.be¡ du Centre Bruxellois d’Action Interculturelle : www.cbai.be

Agence Alter. Guide à l’usage des primo-arrivants.

Conception et réalisation.

WORK SAMPLE

P. 11

Vivre en Belgique!S’adapter à une nouvelle société et y trouver sa place comportent de nombreux défis.

Dès votre arrivée, vous serez confrontés à de nombreux changements et vivrez des expériences sans doute inédites.

Comme tous les Belges, vous serez amenés à suivre une série de règles qui organisent notre vie collective. Vous serez également confrontés à une série de questions qui sont spécifiques aux « nouveaux entrants » dans la société : des obligations administratives, la maîtrise du français, l’ouverture des droits sociaux, la validation des compétences professionnelles acquises avant votre arrivée, etc.

A cet effet, tant à Bruxelles qu’en Wallonie, le plus souvent en partenariat avec des associations et des services publics locaux, nous avons initié une politique d’accueil des nouveaux migrants qui a pour but de les faire participer pleinement à la vie économique, sociale et culturelle de nos régions.

Trouver votre place en Belgique peut prendre du temps, en particulier si vous ne disposez pas d’une bonne information, si vous ne connaissez pas précisément vos droits, vos obligations et les procédures qu’il vous faudra suivre.

Avec ce guide « Vivre en Belgique », nous voulons vous apporter une série d’informations de base sur le fonctionnement de notre société et y faciliter vos premiers pas. Ce guide vous orientera également vers des lieux où vous pourrez trouver des informations utiles et un accompagnement.

Conscients qu’il ne répondra pas à toutes vos questions, nous sommes convaincus que ce guide vous apportera un éclairage sur le fonctionnement de la société belge et espérons qu’il vous sera utile dans vos premières démarches.

Nous vous en souhaitons bonne lecture.

Fadila LAANANMinistre de la Culture, de l’Audiovisuel, de la Santé et de l’Egalité des chances de la Fédération Wallonie-Bruxelles

Eliane TILLIEUXMinistre wallonne de la Santé, de l’Action sociale et de l’Egalité des chances

Charles PICQUÉMinistre, Membre du Collège de la Commission communautaire française (Cocof), en charge de la Cohésion sociale

24

Si vous habitez en Flandre : le VDAB, www.vdab.be

Si vous habitez en Communauté germanophone : l’ADG, www.adg.be

Où puis-je trouver des offres d’emploi ?

Vous trouverez des offres d’emploi chez ACTIRIS, au FOREM, au VDAB et à l’ADG, dans les journaux et sur les sites de recherche d’emploi sur Internet.

À Bruxelles, vous pouvez également vous adresser à une mission locale : www.mission-locale.be

Vous pourrez aussi vous inscrire dans les agences de travail intérimaire privées.

Vous pouvez vous faire accompa-gner dans votre recherche d’em-

ploi. Renseignez-vous auprès d’ACTI-RIS, du FOREM, du VDAB ou de l’ADG.

Salaire brut et salaire net : de quoi s’agit-il ?

Le salaire indiqué sur le contrat de travail est un salaire brut. Le salaire net est la somme que vous recevez directement de votre employeur. Lorsque vous travaillez, une par-tie du salaire ne vous est pas versée. Elle part vers les cotisations de sécurité sociale et une partie des impôts. Les cotisations

concernant l’application de règlements et d’accords, aussi bien pour les conditions de travail individuelles que collectives. Un syndicat peut défendre vos droits dans le domaine de l’emploi et du chômage.

Pour être défendu par un syndicat, il faut en être membre et donc payer une cotisation. Il existe différents syndicats.

Pour trouver un bureau près de chez vous, visitez leur site internet :

FGTB (Fédération générale du travail de Belgique) : www.fgtb.be

CSC (Confédération des syndicats chrétiens) : www.csc-en-ligne.be

CGSLB (Syndicat libéral) : www.cgslb.be

J’ai un permis de travail et je recherche un emploi. Par où commencer ?

Avant tout, vous devez vous inscrire comme demandeur d’emploi auprès du service public de l’emploi de votre région.

Si vous habitez Bruxelles : ACTIRIS, www.actiris.be

Si vous habitez en Wallonie : le FOREM, www.forem.be

25

de sécurité sociale vont dans un fonds (la sécurité sociale) qui sert à payer les frais de santé, le revenu de remplacement en cas de maladie, d’accident du travail, de chômage et de pension, et les allocations familiales. Les impôts paient les services publics dont vous bénéficiez comme citoyen (l’école, la police, etc.). C’est aussi grâce à ce méca-nisme de solidarité que fonctionne le sys-tème d’aide sociale (CPAS).

Et les allocations de chômage ?

Si vous êtes privé d’emploi par exemple, la sécurité sociale vous permet, à certaines conditions, de percevoir des allocations de chômage. Ces allocations peuvent vous être versées par un organisme public (la Caisse Auxiliaire de Paiement des Allocations de Chômage, CAPAC) ou un des trois syndicats mentionnés ci-dessus. Renseignez-vous auprès de votre syndicat ou de la CAPAC : www.capac.fgov.be

Qu’est-ce que le travail non déclaré ?

On parle de travail non déclaré (travail au noir) quand l’employeur n’inscrit pas le tra-vailleur dans le registre du personnel et ne déclare pas son engagement à la sécurité sociale dans le but de ne pas payer les coti-sations sociales et les impôts.

Le travail non déclaré n’est pas légal.

Emploi et formation


La construction durable : enjeu économique et sociétalUne réelle plus-value

CritèresImmeublecertifié Valideo

Immeuble « classique »

Investissement initial 38 M Eur 34 M Eur

Avis technique, accompagnement et certification durable

± 100.000 EUR

Charges d’entretien par an± 28 x 30.000 = 840.000 Eur

± 50 x 30.000 = 1.500.000 Eur

Investissement total après 10 ans

46,5 M Eur 49 M Eur

Return sur invest (hors valeur intrinsèque du bâtiment)

± 5% (250.000 Eur/an)

Pay Back ± 6 ans

1. Suivant valeurs de frais d’entretien reprises dans le Trends Tendance du 3 juin 2010 : « Bureaux verts : marché mature ou coup de pub ? »

L’intérêt de construire durable ne fait plus débat. C’est une composante essentielle pour réduire l’impact sur l’environnement que nous laisserons aux générations futures et une belle opportunité d’augmenter le retour sur investissement, tant à l’usage qu’à la vente. La construction durable nécessite des experts, tant pour la conception que l’attestation et la certification. Pionnier du référentiel en construction durable en Belgique, Seco est devenu l’expert de référence en attestation.

1.000 bonnes raisons pour

certifier durable

Vente> Adaptabilité - anticipation.> Valeur résiduelle + grande.> Connaissance réelle du bâtiment.> En avance sur la législation.> Image sociétale proactive et

responsable.

Location > Réduction des coûts d’exploitation.> Environnement de travail plus

agréable et plus sain.> Réduction de l’absentéisme.> Réduction du « staff turnover ».> Image sociétale proactive et

responsable.

Gains immédiats de la construction

durable

Exemple1 : estimation du gain pour un bâtiment

de bureaux de 30.000 m²

Plus-value à long terme

de la construction

durable

Investissement + entretien

Eur

temps

temps

Eur

Valeur résiduelle réelle

Immeuble classiqueRemplacement équipe-ment, adaptabilité faible aux futurs règlements (E, K, PEB…)

Immeuble certifié Valideo– Coûts d’utilisationF– Valeur, fiabilité,

robustesse S

WORK SAMPLE

P. 13

Rue d’Arlon, 53 – B-1040 Bruxelles – T. +32 (0)2 238 22 11 – [email protected] – www.seco.be

> Augmentation de la valeur locative + 3.5 %

> Diminution du taux d’inoccupation - 3.0 %

> Augmentation de la valeur marché + 7.5 %

> Diminution des coûts d’exploitation - 8.5 %

Qu’apportent l’attestation et la certification

en construction durable ?

Quelques chiffres issus du « Royal Institution of

Chartered Supervisors » (UK-2009) pour bâtiments

« verts »

> Une garantie sur les performances réelles du bâtiment (valorisée par un certificat)

> Une analyse critique, par tierce partie, des performances environnementales réelles du bâtiment, avec mise en évidence des points remarquables et indication des points d’amélioration possibles.

> Un return d’expériences partagé mis au service du projet.

> Un rapport et un guide permettant un bon usage et entretien du bâtiment (Building log book).

> Un outil donnant un état des lieux dynamiques du bâtiment (Tableaux d’analyses).

> Une mise en évidence de l’exemplarité et une visibilité positive du projet. (Certificat)

> Un outil précis de comparaison de bâtiment à bâtiment.

> Une certification tenant compte des exigences législatives locales.

Seco. diverses brochures et fiches.

Conception et réalisation, sur base d’une ligne

graphique existante.


Pour bâtir beau et durable

Les Carrièresde la Pierre Bleue Belge

Les Carrières de la Pierre Bleue Belge

s.a.

Siège social

Rue Mademoiselle Hanicq, 88

7060 Soignies

Belgique

Tél. : +32 (0)67 34 68 00

Fax : +32 (0)67 34 68 01

Service commercial

Chemin des Carrières, 1

7063 Neufvilles

Tel. : +32 (0)67 34 68 00

Fax : +32 (0)67 34 68 01

E-mail : [email protected]

Site : www.pierrebleuebege.be

Con

cept

ion

: ww

w.y

uluk

a.co

m |

| © p

hoto

s : x

xxxx

xxx

Diverses brochures pour les Carrières

de la Pierre bleue belge. Conception et réalisation. sur

base d’une ligne graphique existante.

WORK SAMPLE

P. 15

Rechercher une qualité totale Notre pierre angulaire

Fruit de centaines de millions d’années d’histoire géologique, notre Petit Granit a des propriétés phy-

siques qui en font un des meilleurs matériaux de construction : insensible au gel, à la pollution atmos-

phérique, à la pluie, aux vents chargés de sels marins, il est d’une résistance sans égal. Conscients de la

richesse de ces qualités intrinsèques, nous avons à cœur de rester fidèle à cette noblesse du matériau,

avec une démarche de qualité totale.

Faire toujours mieux

Reflet du vivant dont elle est issue. la pierre bleue est unique. Pour garantir sa qualité, nous avons en-

gagé depuis plus de dix ans une démarche volontaire : l’agrément technique ATg-Bénor, avec certifica-

tion. Blocs bruts, tranches sciées, produits façonnés et de marbrerie font l’objet périodique d’essais et de

contrôle qui vont bien au-delà des normes obligatoires de qualité. L’ensemble de l’activité des Carrières

de la Pierre Bleue Belge est également certifié ISO 9001 : autrement dit, notre engagement pour la qua-

lité est au cœur de notre métier.

Décliner qualité avec créativité

Gris clair, bleu noir, d’aspect brut, polie ou taillée, la Pierre Bleue Belge® est façonnée par nos artisans

dans plus d’une vingtaine de finitions très variées. Et nous n’avons cesse de proposer de nouveaux

produits pour accompagner la créativité architecturale, que ce soit une gamme de parquets en Pierre

Bleue Belge®, des parements muraux intérieurs ou du mobilier urbain conçu en collaboration avec des

étudiants designers. Parce que la Pierre Bleue Belge® sait s’adapter à toutes les idées.

Anticiper l’excellence environnementale

Naturelle, durable, réutilisable et recyclable, la pierre a toute sa place dans l’éco-construction. De la re-

cherche sur l’inertie thermique à la réflexion sur l’analyse de cycle de vie de notre produit, nous investis-

sons pour faire de la Pierre Bleue Belge® la meilleure alliée d’une construction qui réponde aux enjeux

climatiques et sociaux de notre époque.

« La pierre est faite, par essence, pour durer. Mais les impératifs

de qualité sont en constante évolution. Pour y souscrire

pleinement, nous avons fait le choix d’une politique d’amélioration

continue et proactive »

Benoît Misonne, directeur Qualité Sécurité Environnement


Chartegraphique

Avril 2012

Version 2.0

Sur base d’un logo existant, création de la charte

graphique de la CCFEE.Conception et réalisation, y compris la fourniture de

templates Office opérationnels. En collaboration

avec bluefish design.

WORK SAMPLE

P. 17

Cette charte graphique a pour but de fixer le logo et la ligne graphique de la CCFEE. Elle définit les formes, les couleurs, les typographies, et les règles d’utilisation du logo. Elle permet d’harmoniser les documents produits par la CCFEE tant en interne qu’en externe. Bien que les règles décrites dans ce manuel soient strictes, le système graphique mis en place se veut ouvert. Il permet le développement de nouveaux visuels sur la base des principes posés, et est au service de votre créativité.

Introduction

Table des matières

Le logo 3

1.1. Le logo .............................................................4

1.2. Les couleurs ............................................5

1.3. Les interdits .............................................6

1.4. Le logo dans son contexte ...........................................7

1.5. Le logo sur une photo ...............8

1.6. La typographie.....................................9

1.7. La courbe ...................................................10

Les documents 11

2.1. La papeterie ..........................................12

a. Cartes de visite 12

b. Cartes de compliment 12

c. En-tête et suite de lettre 12

d. Document interne de type court 13

e. Autres documents : télécopie,

convocation 13

2.2. Les documents produits en interne .............................................................. 14

a. Avis 14

b. Dossier d’instruction 15

c. Projet d’avis 15

d. Etudes & analyses 15

e. Notes & contributions 15

f. Document de travail 16

g. Note de secrétariat 16

h. Note d’information 16

i. Procès verbal 16

j. Présentation Powerpoint 16

2.3. Les documents à large diffusion ........................................... 17

a. Rapport d’activités 17

b. Autres modèles de couvertures :

actes, publications, comptes-rendus 18

c. Dos de couverture 18

d. Farde à rabats 18

2.4. Site internet........................................................ 19

2.5. Signature courriel ...................................... 19

– 1 –

Le logo

CCFEE – Commission Consultative Formation Emploi Enseignement Charte graphique – 6

1.3. Les interdits

Le logo ne peut pas être déformé.

Aucune autre couleur que le rouge 484 et le noir ne peut être utilisée dans le logo.

Il n’existe pas de version tramée du logo.

Le rapport entre le dessin et la mention constituant le logo ne peut être modifié.

Le logo ne peut être utilisé en dessous de la taille minimale de 32 x 19 mm.

Ce qu’on ne peut pas faire avec le logo :


1.4. Le logo dans son contexte

Une exception est toutefois admise. Le logo couleur peut être placé sur un fond de couleur, pour autant que celle-ci soit très claire (densité maximale : 10%).

Dans tous les autres cas de figure, on utilisera : 1. le logo couleur sur un fond blanc, 2. le logo négatif blanc3. le logo noir

Le choix sera dicté par la recherche de la lisibilité maximale, et par la recherche de l’harmonie des couleurs. La lisibilité dépendra aussi de la taille du logo (plus le logo sera grand, plus sa lisibilité sera bonne, et moins le contraste avec la couleur de fond sera important).

Partout où c’est possible, on utilisera le logo couleur, placé sur fond blanc. Il doit être entouré d’une «zone neutre» ne contenant aucun autre élément. Cette zone doit être équivalente à 10% de la largeur du logo.

50 mm

5 mm

5 mm

Fond gris 10% : le logo couleur

est admis

Application : ici, le logo noir sur fond bleu assure une bonne lisibilité du logo. Mais le fond bleu, très éloigné des couleurs de la ligne graphique, dénature le logo. Il vaut mieux dans ce cas placer le logo couleur sur un fond blanc. L’identité graphique est mieux respectée.


1.1. Le logo

Taille du logo

S’il n’existe pas de taille maximum, il est proscrit d’utiliser le logo en dessous de cette taille (32 x 19 mm).

En cas d’impossibilité, nous recommandons d’utiliser la mention suivante seule :

CCFEE – Commission Consultative Formation Emploi Enseignement

Le logo de la CCFEE existe sous une seule forme mais possède trois variantes : couleur, noir et blanc, négatif.

Il se compose des trois éléments indissociables qui sont:• L’acronyme CCFEE; • La mention «Commission Consultative Formation Emploi Enseignement»• Deux cercles entrelacés et deux flèches

Une exception : les documents internes de plusieurs pages

Afin d’alléger ce document qui ne doit en principe pas sortir de l’institution, en évitant de répéter le logo complet sur chaque page, une version «médaillon» du logo a été créée. Cette version n’est utilisable que dans ce document précis (en format horizontal et vertical).

Taille : 27 mm x 10 mm


1.2. Les couleurs

PANTONE484

PANTONEBLACK

PANTONE137

RVBRouge 178Vert 31Bleu 23



WEBb21f17

WEB000000

WEBf8b304

QUAdRICyan 0 %Magenta 95 %Jaune 100 % Noir 29 %



– Les références utilisées dans le logo en couleur sont le rouge PANTONE 484 et le noir.

– Le logo monochrome positif est en noir 100 %.

– Le logo monochrome négatif est en blanc.

Le jaune-orange (PANTONE 137), n’intervient pas dans le logo lui-même mais est utilisée comme couleur supplémentaire dans les publications ou documents de la CCFEE, voir exemple aux points 1.7 et 2.

Afin d’éviter les conflits de couleurs, on limitera l’utilisation du jaune-orange aux documents sans photo (la question concerne principalement les couvertures de documents).

Remarque : Les couleur PANTONE sont de moins en moins utilisées. Cependant, elles restent la référence dans le monde graphique, même si on utilise principalement les traductions en quadrichromie ou en RVB.

Quand utilise-t-on quelle couleur ?

Pantone : le recours à ces encres reste d’actualité pour l’impression sur tissu, autocollants, plastique, etc. Cela peut être utile dans le cas d’impression «en deux couleurs» sur papier, bien que cette technique devienne de plus en plus rare (la quadrichromie s’impose de plus en plus comme norme). La papeterie (en-tête de lettre, cartes de visite) utilise encore régulièrement ce procédé.

Quadrichromie : la plupart des impressions en couleur se fait désormais en quadrichromie (imprimantes de bureau, impression d’affiches et de dépliants, posters, etc...)

Noir et blanc : les impressions de bureau sont le plus souvent en noir et blanc, les photocopies ont toujours cours. Pour tous ces usages quotidiens, la version noir et blanc du logo reste utile. Néanmoins, comme les documents sont de plus en plus conçus pour une lecture à l’écran uniquement, c’est utile de les concevoir en couleur (plus agréable à l’oeil).


1.5. Le logo sur une photo

La règle générale est la suivante : lorsque le logo est placé sur une photo, il est toujours placé sur un fond blanc. Ainsi, il se détache parfaitement de l’arrière-plan et sa lisibilité est garantie.

Le logo dans sa version couleur ne peut jamais être placé sur une photo sans fond blanc, même si le fond de la photo est clair (exception possible : le fond de la photo est quasi blanc et quasi uni).

Enfin, le logo peut être utilisé dans sa version négative (blanc), sur une photo dont le fond est très foncé, et quasi uni.

Ces arbitrages sont évidemment subjectifs, et laissés au bon jugement de chaque graphiste. Nous insistons pour que la lisibilité du logo soit le critère principal de choix.


1.6. La typographie

Univers Light

1234567890abcdefghijklmnopqrstuvwxyzABCDEFGHIJKLMNOPQRSTUVWXYZ

Univers Light Oblique


Univers Roman


Univers Oblique


Univers Black


Univers Black Oblique


Arial Regular


Arial Regular italic


Arial Bold


Arial Bold italic


Deux options pour deux cas de figures:1. Les documents sont produits par un graphiste. Il utilise la typographie Univers2. Les documents sont produits en interne. La typographie Arial

La mention « CCFEE » est toujours composée en capitales.Les premières lettres des mots: Commission Consultative Formation Emploi Enseignement sont également toujours des capitales.


ULB - Coordination environnementale Charte graphique

Juin 2010

Sur base d’éléments graphiques existants,

conception et réalisation d’une charte graphique

d’un département de l’ULB, y compris la fourniture

de templates Office opérationnels.

WORK SAMPLE

P. 19

Charte graphique --- ULB - Coordination environnementale --- Juin 2010

© Yuluka --- page 2

1. Le logo

Le logo de la Coordination environnementale existe sous deux formes que nous appelle-rons le logo carré et le logo bandeau.

1.1. Le logo carré

Il s’agit du logo tel qu’il existe fin 2009.Deux petits aménagements ont été apportés : la branche est teintée d’un dégradé de vert (pour rendre explicite la dimension environnementale) et la mention «ULB» a pris la forme de son logo officiel (avec le petit triangle sur le «L»).

Couleurs, taille et utilisation

a. CouleursLe logo est en bleu Pantone 287 (le même que le logo ULB) et en vert Pantone 382 utilisée en dégradé, de 100 à 0%.Traduction quadri : bleu 287 (cyan 100, magenta 68, jaune 0, noir 12) et vert 382 (cyan 30, magenta 0, jaune 100, noir 0).Pour les utilisations noir et blanc, on utilise le logo en gris tramé à 50%.

Quand utilise-t-on quelle couleur ? • Pantone : le recours à ces encres reste d’actualité pour l’impression sur tissu, autocol-

lants, plastique, etc. Cela peut être utile dans le cas d’impression «en deux couleurs» sur papier, bien que cette technique devienne de plus en plus rare (la quadrichromie s’im-pose de plus en plus comme norme). La papeterie (en-tête de lettre, cartes de visite) utilise encore régulièrement ce procédé.

• Quadrichromie : la plupart des impressions en couleur se fait désormais en quadrichro-mie (imprimantes de bureau, impression d’affiches et de dépliants, posters, etc...)

• Noir et blanc : les impressions de bureau sont le plus souvent en noir et blanc, les pho-tocopies ont toujours cours. Pour tous ces usages quotidiens, la version noir et blanc du logo reste utile. Néanmoins, comme les documents sont de plus en plus conçus pour une lecture à l’écran uniquement, c’est utile de les concevoir en couleur (plus agréable à l’oeil).

b. TailleLa limite de l’utilisation de ce logo est sa taille :• la taille d’utilisation doit ne pas être inférieure à 3 cm de côté. • Interdiction absolue de l’utiliser en dessous de 2 cm de côté

(texte illisible, logo inintelligible). Son usage en petit est nuisible à l’image de la Coordination, et contreproductif.

c. UtilisationA priori, on privilégie l’usage du logo carré sur les supports «non-papier» : en pochette de t-shirt, sur des sacs, casquettes, et tout autre support non classique qui s’y adapte.Pour les supports papier, le logo bandeau est à privilégier. Nous verrons au point suivant comment le placer.On utilise également le logo carré pour les signatures où apparaissent plusieurs logos, dans la mesure où il peut être utilisé à sa taille minimale de 2 cm de côté.

Taille OK

Taille minimale

Trop petit



1.2. Le logo bandeau

Ce logo sous forme de bandeau permet à la fois d’apposer le logo de la Coordination en-vironnementale comme une signature en pied des documents, en complément du logo de l’ULB (qui se trouvera plutôt dans la partie supérieure).

Il a l’avantage d’être proportionnellement plus lisible que la version carrée (le texte reste li-sible, à une hauteur moindre du logo). Il est également plus présent, plus affirmé. En outre, il donne toute sa dimension à la couleur verte complémentaire au bleu.

Couleurs, taille et variante

a. Couleurs Le logo est en bleu Pantone 287 (le même que le logo ULB) et en vert Pantone 382 utilisée à 100%. Traduction quadri : bleu (cyan 100, magenta 68, jaune 0, noir 12) et vert (cyan 30, magenta 0, jaune 100, noir 0).

b. TailleCe logo sera utilisé en grand sur les couvertures et affiches (cf. modèles proposés en page 3). Il trouvera sa place partout où le logo carré manque de présence et de lisibilité.Sa taille minimale d’utilisation est de 7 mm de haut.

c. VariantesVersion «dégradée» – Une version affinée et allégée de ce logo bandeau a été conçue pour les template «Office» (voir en bas de cette page). Elle est formatée de manière a pouvoir prendre place dans les pieds de page, encore une fois comme une signature présente et affirmée, sans être trop lourde.

Version verticale – Une version verticale existe également. Elle peut être utile dans des cas où le logo ne peut se placer horizontalement et où il doit prendre une place importante (ex. un stand).

1.3. Un élément graphique indépendant : la branche

Le marquage graphique de la Coordination environnementale passe également par l’utili-sation de la branche présente dans le logo. Elle peut être utilisée de manière adoucie ou en filigrane sur les visuels (cf. exemples page suivante).Les couleurs autorisées sont le vert, le bleu, le noir (ainsi que leurs teintes respectives). En outre, on peut utiliser la branche en blanc transparent sur une photo.



2. La typographie

Deux options, pour deux cas de figure :1. Les documents sont produits par un graphiste, il s’agit de documents de présentation

de la Coordination environnementale : dans ce cas, on utilise la typographie définie par la charte graphique de l’ULB (à savoir la police «Meta»).

2. Les documents sont produits en interne, via des programmes de type «Word» ou «Power Point» : on utilisera alors la police «Arial», disponible sur tous les PC.

3. Les visuels

3.1. Couverture : exemple du Rapport d’activités

Les propositions qui suivent visent à encadrer le travail créatif autour de la Coordination environnementale, sans le limiter. Il s’agit de définir l’esprit, pas d’arrêter un règlement exhaustif.

Les options suivantes ont été prises :1. Faire la part belle au visuel «photo», en pleine page.2. Utiliser le logo Coordination environnementale sous forme de bandeau bien visible

en bas à gauche de la page, en réponse-miroir à la version choisie du logo de l’ULB (il s’agit de la version «texte en 2 lignes», aligné vers la droite).

3. Incrustation de la branche du logo dans le visuel, en transparence.4. Si pas de photo: fond blanc, visuel de la branche en vert tramé, logo Coordination envi-

ronnementale dans sa variante dégradée.

3.2. Pages intérieures : exemple du Rapport d’activités

Quelques balises :• Travailler en 2 colonnes.• Ménager des marges suffisamment grandes pour aérer le document (minimum 2,5 cm

pour les marges, gauche, droite, et inférieure, si possible ménager une marge supé-rieure de 5 à 6 cm, dans laquelle on peut placer un en-tête).

• Titres dans le même vert que le logo (Pantone 382).• Utilisation de la branche en filigrane dans l’en-tête de page.• Présence du logo ULB (ici, sur chaque double page, en haut à gauche).

université libre de bruxelles,

université d’europe

rapportd’activités2009



rapportd’activités2009



Rapportd’activités2009

Introduction

1

Luptatquam, autesti rendusam volorest quis do-lupta tiasper umquam sitatio is sunt.

Dicia ipitassit re nullupis si ut hil essed magni nis demque cum niam sum ea am, odisciumqui si diti cume quas molupta eum imintes erspel mosant earios et, conectiae volore laut ant la nonsequis audit ipsapis evelibust idebit dolecearitas il et quos min por am eos esecae magnihic tenimenit es qui voluptat ame maio. Et eaturia pratqui volo-rest que de pre nes res et faccullo blaccus nonse-cea cum, sundandant ullore nimil excest, qui oc-cusaes dolor maximin nos et as sit estius ipictam nusdaniendel mo etur sit, quo ilisque omnimint utatio beres idempos asped quid quis dollace prorereces aut volor am, quis eic toreptis esecab ipis nonsendae optatur, voluptur, quae volorerro et ut eos sitio. Itaspelese nation pra aut etuscia dolupit quo eliquiam ulparumque vel et a quo-sam sit dunti nullum qui te vellam is aut landitio di aditatem imint liquo minus arum non re pedion rendendandi conempor abo. Oressitam ullenet dit harissitium aciendis nobit aute earis dolessinctur modiassed molor acient ut aut ma cum venim idi-ciis dolo quam, non rem rerion rem re doluptiam, venditatum, cuptis suntorp orporio ssimendus.

Accum voluptati nulparum ius molut qui nimaio-rum nis dest qui ullia non elesti derumquam fu-giam, net omnis con prest voloribus nectestrum rest, quamus ab inis eaquatur?

Minvelit liquidunti que vellupta cusani blaccus eos nosa venihil essint accab illes sae vent magni-musci rem voloremolum, volutem iuriae porpora-tiae volore voluptae expersperae dolorati corem arum utam qui rerferum fuga. Atiatia corpori on-sequatis recturiorem delibus volecere voluptur sa enist, nimolor asim est lam quidem harum, voloris rae assimpe rchitat.

Qui te nectem aborro eat

Odi dusam repernatio voluptatae poreperum ni-min cust, offic te pellique peresti nvellatem. Nem qui temperrum verunte ndebist eceprerat estiber ferit, et, qui apediata dolore dignati scitis sunt asped ut mo cum alignih illest, excepel imaximo lestia vollupt atibus dolecusam sam quia voloreh

endeliquas qui officabore et id que et laborepta-tem aut molorepudi core est autesedi temquodit, ideligni id evelecu llestiatium quam consent iore-cestrum autendi ut mo desendit et pa dem ducia corempo riost, occumquia dendescias arum audi optaspedit eosapic iliquo modis ad quatur? Lor-rumet qui ium as explibus eos event ped eatur sim ex et volum quostium ipsaecto bla et omni blaborro cone nonsequia dolupta quibus ides as exceper itiantibusam dollor aborum facearunt ex-ceritios derum, omnis eost, cus moditi conet ea sundunt volorio. Estis eatum fugiatu rehent odis dolore nimodi blabo. Sunture occuptus dolorep taquatures idipsam quame si comnien delitius et in perem asped molorrorrum et essed ma ne nul-lores serorem. Ut as modicatem estiamust, cus assed magnihil il ea velendi tasimil ignatur?

Id que volupta sperio et estius, quam, quis accusa aliam quibus audae. Us eaqui rerchic illanda estio. Omnist et voluptatus ium re nis dusae. Parumet, quis doloreped ut expeles simolorerit, omnis au-dis apid et modisci psumque duntissit occus etur?


Pudam volendi sinti nobit quid erit et prorpossit, aut aliam invelectet unt facit et dolest et harciist, et pos cus, sintium expero que maxime lit laborem alicidisimi, secus debitatur atiur rem quis et ve-nisimincti aut qui samus maxime dent estion nes venimo quid esto il im ipsam, ea con prae. Ut fugia corro quam ius aut hit et ipsundi aut pore et quis-quament.

Totatur as eiciaep ernatib ustintemo exped eum aut voleniti quuntus, ommos repraecerro ma ipie-nis cipsaperum qui ra doluptae coreperae cuptia qui officiet ut vollacest pro estrum qui di nament, uteturi aut hicaes vel iundit qui dita seressimus experio reperciis re eum rem ipsa quaturit alit res-si bea dolupid ulliqui dendio. Citatio renimus, unt atur? Quiaepe suntis aut et ad quiaest quatur aut endi odi ipsapel lorumquatem esectus derferum coreici doluptassi nulpa et quis es nus ellorem vollent et prae latur maximol uptatus doluptatem abor aspe voluptum nonem quunt voloreri qui do-lore sit, quam ipides dolupta tistis dios conseque sequaspernat lias dolor sed quiat.



2

Axim quias essent es est, simust pro ipiderf erfe-rum excesti omnimi, sit ra dus doluptat faccusa ndenis excerfero ommolor aeptaturis sum siti alit re eum ut quiberr ovitia et es atiis eaquatur, cum rent rese od molorro tendus quae. Hit volor se mi-nis ma dit iur, ilitae reperum intem aut dit verem. Min eum reiume lamus, sit ut eveligendi volest, tempelendae. Nat hicium aligenimenet aspeliq uatur, quassequi aborae eaquia suntur secus, cor sit, od quamusam quaersperum ilibus ratur audam, corenimusda ni iliam, culpa dolores volor magnatatem eos dolecto eati consernatetAcimus ditem eat. Boremollam, sectas et ulpa dolorep ediorumetur simusda aut harum apid maximolor accusam quossunt.


Bus. Rita vel et aceatur maximet aut quae ra vo-luptibus desciae porro mintist otatetustrum reiciis volor alitas accusdae nus sedit is aperundel ide-lignimus, suntia que enti a quam et volorem po-rerum repero occuptatem voloressitat am quatur aut il inciment velesciist, nat qui alitemquis es se-rumque dia nobit labor sum inctur, veriandit quate volor a quibus.

Omnim dipsusc idemolo runtibe aribeat uremo-lut voluptatusam essequi strunt faceped ma sum conet a ipi test, imi, volescitiam sum dolut pore volupta sit officiendi id maximi, conse int et, quam facient.

Pidenis mollabo rehenih iliquatur sinihil et, ius moluptat dolupta tibus, cuptatatur solore volor-pos mint laccab ipiet moluptate nobissi im faccum eatem quo tet officipsunt pora dem eaturehent quates rehenihit volorero verum quibustios solup-tam im qui sequia quiatis nuscium nobis moluptati quae veroviderum as mo et mi, sam fugiasit vo-lutati dolesto rehenecus, a cus, suntia doluptae. Nam, iliquam quiderat enducipis maximen tibusa quassumquam num explabo. Aque nis cuptatur?

Olorit est quame commossim res remquod itibus, officil laboo quae poreium ipieniam nonsendiae cone se cus abore lam quidige nimagnatur rerfe-rae dolor atquis quasper uptati sitiunt.

Os inusae ventio verrore peligenit ut audaecti do-lorunt expero odi occus nis et autatem laccupt ae-

catec totatur, sit, sent dite odipide sequuntibus, iminisquid et ini berrum exceaquam endel experis idest ex et mod quam ipsant delis re, namusda conessi nusapic iissint elibus aut es disquunt hi-lique maxim quatur, con natatur? Qui dolo expe volor sim volorem volorio. Nem es parum, verovit et doluptaqui blaborem nos doluptat ex etur mi, to officia dolorro quaerna tioreprem eaque ped quis int, tem voluptas nissitis sed eic to bea dolorende ressimi ncipis sae nobit modi del intionsedi do-luptur, cone peratis assunt que ius endae exped qui consedipsam rerepta vel invelia quam, sequi culpa cus qui con providipsae nienihi libus, cus mint, omnimil luptatur sed minci debisquo exerit ut amus dellore nam si tecus ut modita aboriatem am et rehent experem porescit lam non nim evel-lantiis estem ea que volento blatiis alisint occum harchillecto int dist, et as exerovid qui voluptatum illa doluptur?

Saperunt liquae perehenis dolo berspe venduntio blanderum aut eosante mpelendania event que pora nest eum et quatem quibus as quiasseque maxime voluptiant.


Officaboria consedic tem aut omnihilitat ea quos ni od qui rerspicae dolut laborum fuga. Et ene assimporit quamus endi utet ati blacepersped maionse ceptatquo blaut aspere dolorrum eume cusandit mo quatis rem rehendant, ommodit as quam, is etur, venimenditem hic test rem quatet es pro volore ipsus quis errum duciistis as eost, et, se sit repuditio. Everit, sin repeles aliquam, omnis ut audam rem solenis elest, cor aut de mint faceari odionsequo molupid qui incturibus aut oc-cus, sim rest, sanimilit dit quo experumqui ditiat omnihitio esectat escieturis esed moles debit vent

molores tinusan tecturist, optatem quunt.

Antius quam iusam faccull oreicia menimaximus exped quidel ipis conecae laborererum quamus, is quasi restias pereiumquo molorepta issi offi-ciis corerrore, tenihicit, sinvene mporepe rempore ritium cones volore, simus cum res nis ex et aut quo od es dignien dendantin pratior epellupta-tur a cuptae in net laborpo rehendiostio volorem non re et aliae. Ur sam qui temolorem faciam vo-loratibus ernam, sus et quas maios debit aces ea

3

Rapport d’activités 2009 Coordination environnementale

illenist dolutatem enime prorita tiissi re core, vo-loritis et omnihil magnimil esto ellecep eriorpori res alit dolor abo. Mos dit alicipsum quod quissum vit aut et harum imi, officiur sed quia voluptaepra sequiam, cus, solupit ma dolent veliasp istiae deseque consecu mquuntionsed ea de ma pla-borrum as molorestrum alicidunt autempore aut la iur sequid ut ex est, tem sequiant, cum hillam volo tenitate lab int aribusdae. Ut ipsandit autem versperatet alicia consequi conem. Equiam volup-taessin cuptatatat ommosam amus enisinctur min culpa volum sinvenese essin nem restecti atum fu-giasimo et essum que velluptam eum lab invendio comnimod quam repudit atibus ex eum ra dolorum voluptatur, ide doluptatia acienda coriber untur?

Ceatur, elenim qui corepratem sintur anditiis do-luptas aut laccuptas venessint, ulparch itasita ac-cum rest latet eatinctiosam nobis ut eum volupta-sitet optatus sunderitas esendictem non et estia dolo imusam harunt late necti asi dolore non cus aperori qui dolorpo reprorectum, omnis eatectur?

1. 1. Qui te nectem aborro eat

Ut hiciet provitem in reperem perunt el maximos aboremperit debis dolecusa que consequos a vo-luptam quidus, te velent verferio esed es reperna teculla borunt.

Ore volorero demporerum vent.

Ped quiae in poratur, utemporit recerib earupta nos aut errum facid maion nia voluptur modis et ad molenia si asitas ut voloresectus min cus de-sequas non plictum quas re, aut aperfer uptate versperia veriorrum consequatum sum ad magnis re non cum seque volecti onsequi to et omnimi, nulparum ipsant ullabo. Ut ullorpo riorem fuga. Mi, nost, ut iur accae non pa velit molecatium il illuptatur mint abore porem ex et vercien tincitati aliatibus et esciam quuntio. Nam voluptae odi officitis et aperibea simus et hario et hilit aut vo-luptas autem volum sum faceaquae nonsendi diti cumque dit estorem arcidundae sum nam, non conseque conecus vent quiatio et utet apero to berro inis ditate con nonectium eariae et a apien-dae venemquam auta ne parum est, consequi

dest, eos molecab orruntorem quos ex etum es-sus vel is expernatur, te doluptat parum, cus res-ciis que nonsequatiis inus es ellore, tendi quamet pedisqui dolutemod mint repuditis mostis exped excessequas nis illesti voluptasped etus venis mos que ipsus dolorent, aut postio et quid esci-tin veligen dicienis quod estruptate inti officia de nos quae iliam que ditiam recto coratec tioreribus dolupta cupietur? Quiducius alignis quiam licab ipiciis utate vidit et est, ut pelecab orrorem inis seque vendisti ut estiatibero qui aceatur sitatem aut eatentur, corpor alia velectem est verchillant ilignis estem. Ro blam que alit omnia dolut a do-luptatum repudamenia sit, odi untem repudiaecus ma dolent omnimet pre enihitatis init im dolupta nonsendis voluptatur?

1.1.1. perrovidero offic te aut as

nim ea conem quodit harum liament uscium quiam audisci psuntur? Molupta vide aspienist, volorer chicaborem necatia quibus maioreptae ata pla quidit, antiam quibus voluptate laborata custiunt.

Harum dolor am, quibus exero corepernam, volup-ta spitam faccum facipsam ipsusap itatas ut alia cupta nis dolessincit qui rem ex et aut licia volup-tin ex eos dit velentur?

Luptae vendelit, volendigni od qui occae voluptio. Tem rescipi scimus eati consernam que vollorem soluptaque parchilique non et architium que an-dae id quatus molestoris molescia anduntiur, si-must, sita doluptati cullab iuntibusant et aliscip-sae nonsera tquodia voloruptamus nonsendia dus ut eati delluptatus eum quam con nem dolent.

Rianden istius eiciusdant, volum eaque remperum volorep uditiur, nimi, illita voluptatem aut ullabo. Et di debisciis eatesseque plit volese laciliatur? Qui con placi cusaectatur autem undelia dolupid ullupta tectatur reriore peditiam esed moluptatem sus aut apienisquodi dit omnistis de nam reperi-tati to occum hillend elibus et faci conetur? Quis eiumque est, offic tempe molenihil et ipitaeped ma dolum eatisquiae ditiostibus neseces cus si-mil incipictur? Nis re volut la es eaturio enis prat maxim et mo expel eosaperrovid que magnam

Titre niv. 1 - Ipsum fuga. Tem hilisquaspit eatur?

Meta bookMeta Bold

ArialArial Bold

Remarque importante : la mention «Coordination environnementale» doit toujours être écrite avec un «C» majuscule et un «e» minuscule. Cela contribue également à la cohérence de l’image.



3.3. Autres documents (exemples)

• Fiches-actions (Microsoft Word)

• Stand

En bref

Description • Journée de sensibilisation à la propreté et au tri des déchets

Date et lieu • 29 avril 2010 : sur une journée avec temps forts le matin et sur le temps de midi. • Campus du Solbosch : av. Paul Héger, bibliothèque des sciences humaines et bâtiment F1

(expositions) • Campus Erasme : déclinaison la semaine suivante.

Publics visés • En priorité les étudiants du campus. • Indirectement tous les présents (employés, visiteurs).

Organisateur • Coordination environnementale • en partenariat avec le Département Infra exploitation du Solbosch, le Département des

Affaires culturelles, l’Association des Cercles étudiants, le département des services à la communauté universitaire et l’ULB Culture.

Description

Contexte Le maintien d’un campus propre est un élément essentiel du cadre de vie des employés et des étudiants du campus. Un personnel dédié s’active quotidiennement pour maintenir le campus propre, mais c’est aussi l’affaire de tous, à commencer par les étudiants. L’application par l’ULB du principe du pollueur payeur motive d’ailleurs les responsables de cercles et d’événements étudiants à se mobiliser. Or bien jeter, c’est aussi moins jeter et bien trier ! L’action de sensibilisation à un campus propre passera donc par une démarche de sensibilisation au tri des déchets.

Objectifs opérationnels

• Inciter les participants à mettre leurs déchets dans la (bonne) poubelle • Signaler la présence des poubelles de tri. • Faire connaître l’existence de la Coordination environnementale. • Identifier des responsables environnement au sein de chaque cercle.

Déroulé Journée d’action avec événement profitant du flux des étudiants pour son déroulement (pas de mobilisation préalable). 1. A l’entrée principale, près de la bibliothèque et derrière le bâtiment F1: installation d’un jeu de

type « paniers de basket » (sous tente si nécessaire) proposant aux étudiants de bien viser selon le déchet à jeter (papier non souillé, déchets PMC, gobelets en plastique). Pour les remercier de leur participation, remise par des jobistes d’un flyer sur le tri (partenariat Fost Plus à confirmer) et d’un cadeau (une pomme).

2. Le long de l’avenue Paul Héger : installation de paniers de basket avec filets remplacés par des sacs poubelles de tri pour un jeu en libre service.

3. Réalisation d’une signalétique pour les moloks et poubelles de tri (panneaux de baskets, éventuellement marquage au sol)

4. Intervention, aux heures de pointe, du cercle d’impro de l’ULB pour inciter au tri et signaler les poubelles.

5. Film et photos des participants à poster sur le Web. 6. Tout le staff de l’opération ainsi que le personnel de nettoyage + les partenaires portent le T-

shirt jaune « J’aime mon campus ». 7. Réutilisation des affiches existantes, éventuellement à compléter. 8. Les animations sont faciles à déployer sur les autres campus ou à exportée sur des grands

événements (La JANE, …)

Opération campus propre « J’aime mon campus »

ULB – Coordination environnementale Campus du Solbosch – ULB CP165/63 Avenue F.D. Roosevelt 50 – 1050 Bruxelles T 02 650 30 25 M [email protected]

Opération campus propre « J’aime mon campus »

Compléments potentiels

• Exposition d’information sur le tri (bibliothèque ou foyer). • Action spéciale tri aux restaurants universitaires (à proposer : affichage + action spéciale à

leur proposer comme remplir les bouteilles d’eau, poubelles de tri, inciter à venir avec son mug…)

• Thé dansant « environnement »à organiser un Cercle • Action à la Médiathèque (affichage + action spéciale sur le papier) • Groupe Facebook géré par le Cercle Vertige

Moyens de communication

• Affichage • Valves (papiers et électroniques) via les secrétariats • Annonce ULB pratique • Site Web ULB • Radio campus (spot radio) • Médias sociaux avec création d’un groupe sur Facebook • e-mailing (secrétariat)

Chiffres

Indicateurs de performance

• Nombre de cadeaux distribués / participants à l’action. • Nb de contacts sur le site Internet de la CE • Nb et qualité des contributions sur le groupe Facebook • Qualité du tri et de la propreté sur le site

Budget •

EnvironnementPour un campus vert !

La Coordination environnementale Une équipe au service de la gestion environnementale

de l’Université

Un centre de ressources « environnement à l’ULB »

Un soutien pour réaliser vos projets environnementaux

Des actions pour Le tri des déchets

L’utilisation rationnelle des ressources

Une politique d’achats durables

La protection de la biodiversité sur les espaces verts …

Et la sensibilisation de tous !

Des projets pour tous Etudes de cas, stages, actions de sensibilisation,

mini-formations

Coordination environnementaleCampus du Solbosch

Bâtiment U - Porte D - Niveau 3

Avenue F. D. Roosevelt 50 - CP 165/63 - 1050 Bruxelles

Tél +32 (0)2 650 30 25

[email protected]

www.ulb.ac.be/environnement

• Banners site internet


Moins jeter, mieux trier

Eco-guidedéchets

Consommez mieux Installez une carafe et un verre sur votre bureau pour boire l’eau des fontaines à eau : c’est bon pour la santé, pour le portefeuille et pour le volume de déchets !

Privilégiez les emballages réutilisables et les grands contenants.

En savoir plus : www.sipp.be - www.ulb.ac.be/environnement

Bouteilles en plastique, canettes, berlingots de jus… Ces emballages sont bien pra-tiques pour la conservation et le transport. Mais ils vous coûtent cher – jusqu’à 20% du prix du produit – et nous en utilisons trop. Heureusement, la plupart de ces emballages sont recyclables : collectés séparément, ils serviront à produire de nouveaux embal-lages ou d’autres produits comme des fi bres de laine polaire ou des cartes à puce.

* Bouteilles et flacons en plastique – Métaux – Cartons à boissons

Bravo les bleus !

PMC*


Solbosch : dans les collecteurs bleus de 120 l. et 1100 l.

répartis sur le campus.

Plaine : dans les collecteurs bleus de 120 l. répartis sur

le campus.

Erasme : dans les collecteurs bleus de 120 l. répartis sur

le campus et les grands collecteurs dans les zones de

déchetterie.

Où déposer ces déchets ?

6|7

Triez bien Utilisez les poubelles bleues à votre disposition sur les campus.

Dans les poubelles bleues, ni gobelets en plastique, ni pailles de berlingot, ni pots de yaourts. En cas de doute, reportez-vous aux consignes de tri affichées sur la poubelle.

Aidez-nous ! Videz bien les emballages et aplatis-sez-les pour réduire l’encombrement.

* Bouteilles et flacons en plastique – Métaux – Cartons à boissons

Voir plans pp. 40 à 45

Consommez mieux Privilégiez des grandes bouteilles plutôt que plusieurs petites.

Si vous en avez l’occasion, réutilisez vos bouteilles en verre.

Triez bien Utilisez les bulles ou les « Molok » à verre à votre disposition sur les campus.

N’y mettez pas de porcelaine, céramique, terre cuite, opaline, cristal, pyrex, vitre ou miroir. Les ampoules font aussi l’objet d’une autre collecte.


Tous à la bulle !Le verre a des propriétés physiques et chimiques qui en font un emballage de choix pour les produits alimentaires. Et comme le verre est recyclable quasi à l’infi ni, bouteilles, fl acons et bocaux en verre retrouvent facilement une seconde vie. Ils ont donc leur propre fi lière de recyclage. Interdits de sacs poubelles, ils doivent obli-gatoirement être déposés dans des bulles à verre.

Verre alimentaire

Verr

e al

imen

tair

e


Solbosch : dans les containers « Molok » verre

(arrière du F1, près de la chaufferie, derrière D31).

Plaine : dans les bulles à verre de la zone déchetterie

(BC 2 accès 3) et de la zone logement.

Erasme : dans la bulle à verre de la déchetterie nord

– devant l’Ecole de Santé Publique (Bât. A) ou celle des

logements – Maison des étudiants (Bât. LA - Bât M).

Où déposer ces déchets ?

8|9

Attention ! Le verre souillé chimiquement ou contaminé biologiquement fait l’objet d’une autre collecte (cf. rubriques « déchets chimiques » et « déchets biologiques»).

Aidez-nous ! Videz-les bien. Inutile de les laver mais les rincer peut être utile dans certains cas.

Voir plans pp. 40 à 45

WORK SAMPLE

P. 21

La Coordination environnementale

Une équipe au service de la gestion environnementale de l’Université

Un centre de ressources « environnement à l’ULB »

Un soutien pour réaliser vos projets environnementaux

Des actions pour Le tri des déchets L’utilisation rationnelle des ressources

Une politique d’achats durables

La protection de la biodiversité sur les espaces verts

Et la sensibilisation de tous !

Des projets pour tous Etudes de cas Stages Actions de sensibilisation Mini-formations

Coordination environnementaleCampus du SolboschBâtiment U - Porte D - Niveau 3Av. F. D. Roosevelt 50 CP 165/63 1050 BruxellesTél +32 (0)2 650 30 [email protected]/environnement

Pour un campus vert

Impr

imé a

vec d

es en

cres v

égéta

les su

r Sati

mat G

reen

350 g

r, pap

ier 60

% re

cyclé

et ce

rtifié F

SC. C

once

pt : Y

uluka

.com.

ULB. Cellule environnementale. Conception et réalisation de matériel de communication (farde, signets, fiches actions) et d’un guide de gestion des déchets.


Dossier pédagogique sur l’air

Dossier enseignants

Préparer la grande Aéroconférence mondiale

Préparer la grande Aéroconférence mondiale

5e et 6e primaire / 10-12 ansDossier pédagogique pour l’Agence wallonne

de l’Air et du climat.Gestion du dossier,

conception et réalisation. Illustrations : Pierre Weyrich

WORK SAMPLE

P. 23

Placez 4 gommes en dessous d’un des bocaux pour le surélever et ainsi laisser l’air y pénétrer.

Recommencez l’expérience. Que se passe-t-il ? Sous le bocal surélevé, la bougie ne s’éteint pas. Prenez votre rapport de recherche pour noter la conclusion de cette expérience.

Matériel

Un verre Un mouchoir en papier Une bassine remplie d’eau

Matériel

Deux bougies Deux bocaux de tailles différentes 2 assiettes à soupe Des allumettes

L’expérience

Posez une bougie sur chaque assiette. Allumez-les.Renversez un bocal au-dessus de chaque bougie.Que se passe-t-il ?

Les bougies s’éteignent. Sous le plus petit bocal, là où il y a moins d’air, la bougie s’éteint plus rapidement. Il y a donc quelque chose dans l’air qui permet à la bougie de brûler.

Vérifi ons. Si on permet à l’air d’entrer en continu dans le bocal, que va-t-il se passer ?

Une expérience mystérieuse

Qu’y a-t-il dans l’air ?

L’expérience

Chiffonnez le mouchoir et enfoncez-le au fond du verre.Retournez le verre et plongez-le, bien droit, dans la bassine d’eau. Il doit être entièrement recouvert d’eau. Maintenez-le au fond de la bassine à l’aide de votre main. Sortez le verre, toujours à l’envers, de la bassine. Touchez le mouchoir. Est-il mouillé ?

Echangez vos observations. Comment expliquez-vous ce phénomène ?

Recommencez maintenant l’expérience en inclinant le verre. Quelles sont vos conclusions ? Discutez-en ensemble. Dans votre rapport de recherche, faites une synthèse de vos premières observations et conclusions.

pour noter la conclusion de cette

Génial ! La bougie ne s’éteint pas parce qu’elle a toujours de l’air à disposition pour brûler. Mais qu’est-ce qui, dans l’air, l’aide à brûler ?

Pour éteindre un

incendie, on peut le priver d’air.

C’est ce que font les pompiers lorsqu’ils enveloppent dans une couverture une personne dont les vêtements brûlent. Et voilà aussi pourquoi il ne faut pas ouvrir les fenêtres

d’un bâtiment en fl ammes.

2 assiettes à soupe

Pour y répondre, tentons une autre expérience encore !

Impressionnant ! Observez bien,

l’eau occupe maintenant environ 1/5 du bocal. Cela veut dire qu’en brûlant, la bougie a fait disparaître quelque chose qui occupe 1/5 de l’air. Ce chiffre me dit quelque chose…

En 1777, un chimiste français nommé Lavoisier a découvert que l’air était composé de différents gaz. L’un d’eux occupe justement 1/5 du volume d’air : c’est l’oxygène. C’est donc l’oxygène de l’air qui a été brûlé par la bougie et remplacé par de l’eau dans l’expérience. Les 4/5 restant sont composés d’azote. S’y ajoutent aussi quelques rares molécules de vapeur d’eau, de dioxyde de carbone et des gaz précieux, comme l’Argon, le Néon, l’Hélium. Selon les endroits, l’air renferme aussi de nombreux gaz polluants et des poussières.

Pour bien visualiser la composition de l’air, prenez des crayons de couleurs, votre rapport de recherche, et calculez !

L’air chaud monte

L’air chaud monte car il est plus léger que l’air froid. A vous d’imaginer une expérience pour le montrer. Dessinez l’expérience que vous avez trouvée et notez vos conclusions dans votre rapport de recherche.

L’air est un gaz. Les molécules qui constituent un gaz sont fort écartées les unes des autres. On peut donc les compresser en les forçant à se rapprocher. C’est ainsi que l’on fabrique par exemple de l’air comprimé. L’air comprimé est utilisé depuis le début du 19e siècle dans les marteaux-piqueurs, les pistolets à peinture ou pour l’ouverture et la fermeture des portes des rames de métro. Des chercheurs essaient d’améliorer cette technologie pour faire rouler des voitures. Mais ce n’est pas encore très performant.

Des moteurs à air

Aéroconférence mondiale

Remplissez maintenant le fond des assiettes avec de l’eau. Posez les bougies sur l’eau. Allumez-les. Renversez les bocaux au-dessus.Observez bien. Que se passe-t-il ?

Les bougies s’éteignent et l’eau monte dans chaque bocal.


Centre de Recherches en Biologie atmosphérique

L’air… indispensable à la vie terrestre

L’air… indispensable à

Je vous invite à l’Aéroconférence grâce à l’AWAC, l’Agence wallonne de l’Air et du Climat. L’AWAC fait partie de l’administration de la Wallonie. L’Agence a ses bureaux à Jambes, près de Namur. L’AWAC veille à la protection de l’air que vous respirez et aussi aux actions à entreprendre chez nous pour protéger la planète du réchauffement climatique.

Vous trouverez dans ce dossierles éléments utiles à votre intervention lors de l’Aéroconférence mondiale : un dossier de recherche, un rapport de recherche à compléter, une affi che pour présenter vos résultats.

Bon travail !

Je vous invite à l’Aéroconférence grâce à l’AWAC, l’Agence wallonne de l’Air et du Climat. L’AWAC fait partie de l’administration de la Wallonie. L’Agence a ses bureaux à Jambes, près de Namur. L’AWAC veille à la protection de l’air que vous respirez et aussi aux actions à

Air et santé

Centre de Recherches en Médecine atmosphérique


Air et santéen Médecine atmosphérique



Bon travail !

l’Aéroconférence grâce à l’AWAC, l’Agence wallonne de l’Air et du Climat. L’AWAC fait partie de l’administration de la Wallonie. L’Agence a ses bureaux à Jambes, près de Namur. L’AWAC veille à la protection de l’air que vous respirez et aussi aux actions à

L’air… important à protéger

Centre de Recherches en Politique atmosphérique


L’air… important en Politique atmosphérique



Bon travail !

Je vous invite à l’Aéroconférence grâce à l’AWAC, l’Agence wallonne de l’Air et du Climat. L’AWAC fait partie de l’administration de la Wallonie. L’Agence a ses bureaux à Jambes, près de Namur. L’AWAC veille à la protection de l’air que vous respirez et aussi aux actions à


Quartiersdurables

2010

Nos prochains rendez-vous :

Tous ensemble pour créer l’avenir de notre quartier

Projet (non abouti) pour l’IBGE

WORK SAMPLE

P. 25

Comment ça marche ?

Et bénéficiez d’une prime communale !

Une initiative Marie-Rose Geuten, Echevine du développement durable

Oubliez tout ce que vous croyez savoir sur les langes lavables ! Ils n’ont rien à voir avec ceux qu’utilisaient nos grands-mères : ceux

d’aujourd’hui sont faciles à utiliser, confortables pour bébé et même

jolis. Et les utiliser permet de faire une double économie :

2 une économie financière : les langes jetables pèsent en

moyenne 1300 euros par enfant et par an dans le budget annuel

des familles. Avec les langes lavables, vous investissez nettement

moins, une seule fois, et vous êtes équipé(e) jusqu’à ce que votre

enfant soit propre !

2 un bénéfice pour l’environnement : pour fabriquer les langes

jetables, il faut une grande quantité de cellulose, d’eau, de pétrole

et d’additifs chimiques pour une utilisation unique, sans parler du

volume de déchets qu’ils représentent ! 14.000 tonnes de langes

sont ainsi jetées chaque année en Région de Bruxelles-Capitale,

soit 280 kg par an et par enfant. Avec les langes lavables au

contraire, les déchets sont minimes.

C’est pourquoi, avec le soutien du Collège des Bourgmestre et

Echevins, j’ai souhaité encourager l’utilisation des langes lavables, en

instaurant des primes communales : une façon de permettre à chaque

Etterbekkois de découvrir les avantages de ce système moderne et

durable qui vous est expliqué en détail dans cette brochure.

N’hésitez pas à me faire part de votre expérience !

Marie-rose Geuten

EChEvINE du dévEloppEmENt duRABlE

2 Une CULOTTE DE PROTECTION :

imperméable, elle protège des

éventuelles fuites.

2 Une COUCHE LAVABLE : elle ressemble

à une couche jetable sauf qu’elle est en

coton. Fermée par une bande velcro ou

des boutons à pressions, elle est munie

d’élastiques aux cuisses et à la taille

2 Une DOUBLURE ou INSERT EN COTON

augmente la capacité d’absorption des

langes si nécessaire. Elle est utilisée pour la

nuit ou les longues siestes.

2 Une PROTECTION EN PAPIER : elle sert

à récupérer les selles pour les jeter

directement dans les WC. pour les fesses

sensibles, en cas de poussée dentaire ou

d’allergie, le voIlE EN BouREttE de SoIE

favorise la cicatrisation.

Il existe de nombreux modèles de langes lavables, notamment des

systèmes «tout-en-1» où la couche lavable et la culotte de protection

ne font qu’un. A découvrir principalement dans les magasins bio !

Conc

ept

: Yul

uka.

com

– E

d. r

espo

nsab

le :

m.-

R. G

eute

n –

av. d

’Aud

ergh

em 1

15 –

B10

40 E

tter

beek

/ N

e pa

s je

ter

sur

la v

oie

publ

ique

.

Formulaire de demande des primes

langes lavables

(déclaration de créance)

Extraits du règlement communal : Chaque prime est octroyée une seule fois, par enfant et par ménage inscrits aux registres de la population de la Commune. Le montant est plafonné à 100€. Pour le service de location (y compris le ra-massage et le nettoyage) la durée de location maximale est d’un mois. Pour l’achat, le montant ne peut excéder 50% des factures d’achat. La demande de prime doit être introduite auprès de l’Administration communale avant le 2e anniversaire de l’enfant au moyen du formulaire de demande de prime accompagné d’une copie de(s) facture(s) d’achat et/ou de location ; une copie de la composition de ménage. Les bénéficiaires de la prime s’engagent à utiliser les langes lavables et à participer à au moins une réunion d’information.Règlement intégral à consulter sur le site communal ou disponible auprès du service Développement durable - tél. : ……

Nom et prénom du demandeur________________________________________________________

__________________________________________________________________________________

__Père_ __Mère_ __Tuteur_de_l’enfant

adresse complète____________________________________________________________________

___________________________________________________________________________________

__________________________________________________________________________________

téléphone__________________________________________________________________________

e-mail_____________________________________________________________________________

Nom et prénom de l’enfant_____________________________________________________________

date de naissance de l’enfant _______________/______________/__________________________

prime(s) sollicitée(s) :

__location/lavage_pour_un_montant_facturé_de_:_______________euros_(1_mois_maximum)

__achat_pour_un_montant_total_facturé_de_:_______________euros

Je_soussigné(e)_______________________________________________________________________

certifie_que_l’administration_communale__m’est_redevable_de_la_somme_de_____________euros

cette_somme_est_à_verser_sur_le_compte n°_

ouvert au nom de____________________________________________________________________

___Je_déclare_avoir_pris_connaissance_du_règlement_adopté_au_conseil_communal_le_18/01/2010_et_en_accepte_les_conditions.

fait_à___________________________,_le____________________

signature_avec_mention_«_certifié_sincère_et_véritable_»

a joindre au présent document : une_copie_de(s)_facture(s)_et_une_copie_de_la_composition_de_ménage

a renvoyer dûment affranchi à : administration_communale_–_service_développement_durable_ 113-115_avenue_d’auderghem_–_1040_etterbeek

Nous avons tous en tête le vieux système des pointes lavables et leur cortège d’inconvénients. les langes lavables modernes n’ont rien à voir et sont bien plus performants !

Est-ce fiable ? N’y a-t-il pas plus de risques de fuite ? préformé et munis d’élastiques, le lange lavable s’adapte parfaitement à la morphologie de l’enfant. mais contrairement au lange jetable, il ne contient pas de gel absorbant qui donne une impression de fesses sèches même si elles baignent dans une atmosphère humide.

Est-ce que ça prend beaucoup de temps ? pour changer bébé, c’est exactement la même chose ! la protection en papier avec les selles est jetée dans les WC. pour l’entretien, il suffit de laver les langes en machine, idéalement trois fois par semaine, avec votre linge sale habituel à 40 ou 60°C. Secs, ils sont rangés sans être repassés.

Est-ce vraiment mieux pour l’environnement ? même en tenant compte de l’eau et de l’énergie dépensés pour

l’entretien, les langes lavables pèsent beaucoup moins lourds sur l’environnement que les langes jetables !

Et qu’en est-il du confort de bébé ? pour avoir des propriétés spécifiques, comme les « capteurs d’odeurs » ou l’absorption maximale, les langes jetables contiennent de nombreux produits chimiques au contact de la peau fragile de l’enfant. pas avec les langes lavables ! Souvent en coton, ils laissent la peau de bébé mieux respirer et évitent les allergies. Elles aident même à prévenir l’érythème fessier.un bon truc : privilégiez des langes en coton biologique, garanti sans pesticides.

Le lange lavable,

un bon système !

spécim

en

spécim

en

spécim

en

spécim

en

La prime communale,

un petit coup de pouce

pour un grand bénéfice !Passez aux langes lavables

Prévoyez un bac à linge

spécial en plastique

avec couvercle

pour faciliter le lavage.

Conseil : veillez à changer le lange réguliè- rement !

Bon à savoir : on évite 280

kg de déchets de langes

jetables par bébé et par an.

























Marie-rose Geuten























Conc

ept

: Yul

uka.

com

– E

d. r

espo

nsab

le :

m.-

R. G

eute

n –

av. d

’Aud

ergh

em 1

15 –

B10

40 E

tter

beek

/ N

e pa

s je

ter

sur

la v

oie

publ

ique

.


langes lavables




__________________________________________________________________________________



___________________________________________________________________________________

__________________________________________________________________________________

téléphone__________________________________________________________________________

e-mail_____________________________________________________________________________






Je_soussigné(e)_______________________________________________________________________



ouvert au nom de____________________________________________________________________


fait_à___________________________,_le____________________










Le lange lavable,

un bon système !

spécim

en

spécim

en

spécim

en

spécim

en

La prime communale,





avec couvercle






























Marie-rose Geuten























Conc

ept

: Yul

uka.

com

– E

d. r

espo

nsab

le :

m.-

R. G

eute

n –

av. d

’Aud

ergh

em 1

15 –

B10

40 E

tter

beek

/ N

e pa

s je

ter

sur

la v

oie

publ

ique

.


langes lavables




__________________________________________________________________________________



___________________________________________________________________________________

__________________________________________________________________________________

téléphone__________________________________________________________________________

e-mail_____________________________________________________________________________






Je_soussigné(e)_______________________________________________________________________



ouvert au nom de____________________________________________________________________


fait_à___________________________,_le____________________










Le lange lavable,

un bon système !

spécim

en

spécim

en

spécim

en

spécim

en

La prime communale,





avec couvercle






























Marie-rose Geuten























Conc

ept

: Yul

uka.

com

– E

d. r

espo

nsab

le :

m.-

R. G

eute

n –

av. d

’Aud

ergh

em 1

15 –

B10

40 E

tter

beek

/ N

e pa

s je

ter

sur

la v

oie

publ

ique

.


langes lavables




__________________________________________________________________________________



___________________________________________________________________________________

__________________________________________________________________________________

téléphone__________________________________________________________________________

e-mail_____________________________________________________________________________






Je_soussigné(e)_______________________________________________________________________



ouvert au nom de____________________________________________________________________


fait_à___________________________,_le____________________










Le lange lavable,

un bon système !

spécim

en

spécim

en

spécim

en

spécim

en

La prime communale,





avec couvercle






Dépliant de promotion des langes lavables pour la commune d’Etterbeek.



Bruxelles, septembre 2010

Bonjour,

Le texte que vous lisez a été imprimé sur un papier certifié PEFC, lui-même issu d’un bois certifié PEFC, lui-même d’un arbre certifié PEFC ! C’est dire que toute action de communication peut avoir une influence positive sur la durabilité des forêts, clé du climat et de l’éco-sytème !

Vous qui gérez des campagnes de communication connaissez, mieux que quiconque, la valeur d’un imprimé. Imprimer sur du papier certifié PEFC, c’est répondre concrètement aux préoccupations environnementales de vos clients !

PEFC est le principal label de gestion durable des forêts dans le monde. En Belgique, 44% de la surface forestière est certifiée PEFC. Et près de 70% de l’approvisionnement disponible en bois certifié est estampillé PEFC. En choisissant PEFC, vous n’optez pas seulement pour une production durable, mais vous favorisez également le plus faible impact écologique en termes de mobilité !

Trêve de mots : vous trouverez ci-joint un petit guide reprenant tous les imprimeurs et papetiers certifiés PEFC en Belgique. Chacun d’entre eux sera à même de vous guider dans vos choix d’impression durable. Cette liste de contacts est constamment mise à jour sur www.pefc.be

Nous vous joignons également une jolie clé USB en bois certifié ; avec l’envie qu’elle vous connecte à l’univers de PEFC dans vos projets à venir.

Nous nous tenons à votre disposition pour toute information complémentaire.

Avec nos meilleures salutations,

Vanessa Biebel,Secrétaire Générale

Derrière

l’imprimé,

il y a toute

l’énergie

de l’arbre.

A qui

confiez-vous

le soin

de l’arbre ?

www.pefc.be

Impr

imé

sur M

agno

Mat

t Cla

ssic

PEF

C 13

5 gr

par

IPM

Prin

ting

: SGS

-PEF

C/CO

C-01

96 -

Con

cept

: Yu

luka

.com

Intr

odu

ctio

n contenu 1 NL In deze beknopte gids vindt u meteen een PEFC-gecertificeerde leverancier in uw buurt. Hij maakt u wegwijs in het gebruik van producten op basis van PEFC-gecertificeerd hout.

Alle informatie in deze brochure wordt geregeld geactualiseerd op www.pefc.be.

Ce petit guide vous permet d’identifier immédiatement un fournisseur PEFC à proximité – un interlocuteur efficace pour vous guider dans l’utilisation de produits à base de bois certifié PEFC.

Toutes les informations reprises dans ce fascicule sont régulièrement mises à jour sur www.pefc.be

Inle

idin

g

Intr

odu

ctio

n

© Steve Penfold – Fotolia

Qu’est-ce que PEFC ?Qu’est-ce que PEFC ?Bien gérer sa forêt ne suffit pas ; il faut pouvoir en apporter la preuve.

PEFC (Programme for the Endorsement of Forest Certification Schemes) est le système de certification forestière le plus important au monde (plus de 226 millions d’hectares certifiés). Le certificat PEFC est délivré par un organisme indépendant. Il garantit une gestion durable des forêts : respectueuse de l’environnement, socialement bénéfique et économiquement viable. La ©

Fot

olia

– V

italiy

Pak

hnyu

shch

yy

certification forestière PEFC offre au client la garantie écrite que son choix d’achat soutient la sylviculture responsable.

La procédure PEFC implique tous les acteurs dans le domaine du bois : propriétaires forestiers, industrie, organisations environnementales, scientifiques et usagers de la forêt. PEFC veille au bon respect des principes et critères stricts en ce qui concerne la certification des forêts et la labellisation des produits.

En 1999, PEFC est né à l’initiative de six pays européens. Aujourd’hui, quelque 34 pays sont représentés au sein de PEFC International. En Belgique, PEFC Belgium est responsable de la promotion du label et de sa mise en œuvre sur le territoire. A ce jour, la Belgique compte 282.197 hectares de forêts certifiées PEFC. Ce chiffre correspond à 38 % de la surface boisée belge et à 48 % des forêts wallonnes. Le bois local nécessite peu de transport et réduit donc l’empreinte écologique.

Le logo PEFC : votre garantieVous pouvez reconnaître les produits provenant de forêts certifiées PEFC grâce au logo PEFC. Pour les produits finis, il est apposé sur le produit ou sur l’emballage. Sur un imprimé, il sera placé selon la charte graphique PEFC bien connue des imprimeurs certifiés.

Qu’est-ce que PEFC ?Qu’est-ce que PEFC ?

Papetiers, imprimeurs et fournisseurs de produits à base de bois certifié PEFC

PEFC-gecertificeerde hout- en papierbedrijven en drukkerijen

Derrière l’imprimé, il y a toute l’énergie de l’arbre.

A qui confiez-vous le soin de l’arbre ?

Achter elk drukwerk gaat

de energie van bomen schuil.

Aan wie vertrouwt u

de zorg voor de bomen toe?

WORK SAMPLE

P. 27

Wat is PEFC ?Wat is PEFC ?Bossen goed beheren volstaat niet. We moeten ook het bewijs leveren van dat goede beheer.

PEFC (Programme for the Endorsement of Forest Certification Schemes) is het belangrijkste boscertificatiesysteem ter wereld (meer dan 226 miljoen hectare gecerti-ficeerd). Het certificaat wordt afgeleverd door een onafhankelijke certificatie-instelling en staat borg voor duurzaam bosbeheer, dat milieuvriendelijk, maat-schappelijk verantwoord ©

Shu

tters

tock

en economisch leefbaar is. Het biedt de klant de schriftelijke garantie dat hij met zijn aankoop verant-woord bosbeheer steunt.

Al wie bij het beheer van de bossen betrokken is, speelt een rol in de PEFC-procedure: boseigenaars, de industrie, milieuorganisaties, wetenschappers en ge-bruikers van het bos. PEFC waakt over de naleving van de strenge principes en cri-teria op basis waarvan cer-tificaten worden toegekend aan de bossen en labels aan de producten.

PEFC ontstond in 1999 op initiatief van zes Europese landen. Vandaag zijn er 34 landen vertegenwoordigd in PEFC International. In België staat PEFC Belgium in voor de promotie van het label en het gebruik ervan op Belgisch grond-gebied. Vandaag telt België 282.197 hectare bossen met PEFC-certificaat. Dat stemt overeen met 38% van de beboste oppervlakte in België en 48% van de bos-sen in Wallonië. Lokaal hout hoeft geen ver transport, wat de ecologische voetafdruk dus vermindert.

Het PEFC-logo: uw garantieProducten die afkomstig zijn van PEFC-gecertificeerde bossen herkent u aan het PEFC-logo. Bij afgewerkte producten bevindt het logo zich meestal op het product zelf of op de verpakking. Bij drukwerk wordt het logo aangebracht volgens het grafische charter van PEFC, dat door alle PEFC-gecertificeerde drukkerijen gekend is.

Wat is PEFC ?Wat is PEFC ?

Des papiers PEFC pour tous les usagesDes papiers PEFC pour tous les usages

Un grand nombre de papetiers, imprimeurs, fournisseurs de matériel de bureau et supermarchés, proposent une large gamme de papiers et cartons certifiés PEFC.

Que ce soit de la papeterie à usage interne (papier pour photocopies, blocs notes, fardes, emballages, …) ou des imprimés pour votre

communication externe (factures, enveloppes,

brochures, rapports, sacs pour points de vente, …), privilégiez les papiers certifiés PEFC.

Des papiers PEFC pour tous les usagesDes papiers PEFC pour tous les usages

fardes, emballages, …) ou des imprimés pour votre

brochures, rapports, sacs pour points de vente, …), privilégiez les papiers certifiés PEFC.

© sxc.hu

© sxc.hu© istock

Des papiers PEFC pour tous les usages PEFC-papier voor elk gebruikPEFC-papier voor elk gebruikPEFC-papier voor elk gebruikPEFC-papier voor elk gebruikPEFC-papier voor elk gebruikPEFC-papier voor elk gebruik

Tal van papierwinkels, drukkerijen, leveranciers van bureaumateriaal en grootwarenhuizen bieden een uitgebreid gamma PEFC-gecertificeerd papier en karton aan.

Of het nu gaat om papier voor intern gebruik (kopieerpapier, notitieblok, mappen, inpakpapier,...) of om drukwerk voor uw externe communicatie (facturen, enveloppen, brochures, rapporten, zakken voor in winkelpunten,...) het is belangrijk om te opteren voor PEFC-gecertificeerd papier.

© F

otol

ia

© sxc.hu

© PEFCC

Des produits en bois certifié PEFC

La gamme des produits en bois certifié PEFC est très étendue, depuis les articles bureau (lattes, crayons, clés USB) jusqu’aux matériaux pour le bâtiment. Ces matériaux sont destinés tant aux constructions neuves et à la rénovation des bâtiments (bardages, ossatures bois, …) qu’à l’aménagement et à la décoration (parquets, escaliers, tables, portes, fenêtres, …).

Les produits PEFC sont faciles à trouver dans la plupart des magasins de bricolage. Une liste complète des entreprises PEFC du secteur bois est consultable sur www.pefc.be (rubrique «rechercher un produit»).

© R

alph

Fei

ner,

Mal

ans/

LIGN

UM

Des produits en bois certifié PEFC

PEFC-gecertificeerde houtproducten

Het gamma van producten in PEFC-gecertificeerd hout is zeer uitgebreid. Gaande van bureaumateriaal (latten, potloden, USB-sticks) tot bouwmaterialen. Deze laatste kunnen gebruikt worden zowel voor nieuwbouw en renovatie van gebouwen (gevels, houtskelet,...) als voor de inrichting en decoratie (parket, trappen, tafels, deuren, ramen,...).

De PEFC-producten zijn makkelijk te vinden in het merendeel van de doe-het-zelfzaken. Een volledige lijst van PEFC-gecertificeerde bedrijven in de houtsector kunt u raadplegen op www.pefc.be (rubriek «zoek een product»).

© R

alph

Fei

ner,

Mal

ans/

LIGN

UM

Corin

ne C

uend

et, C

lare

ns/L

IGNU

M

PEFC – Conception et réalisation d’un mailing de promotion des produits labellisés PEFC (brochure, affichette, lettre, enveloppe).


1

Yuluka – Louvranges Broadcast Offer22nd of January 2010

Yuluka. Offre de service. Conception et réalisation, photos

WORK SAMPLE

P. 29

1

Yuluka – Louvranges Broadcast Offer22nd of January 2010

Ticket to Kyoto || Yuluka-Louvranges Broadcast Offer || 22nd of January 20108

Yuluka – Louvranges Broadcast und ihre Partner Ein Netz lokaler Experten für die Kommunikation nachhaltiger Entwicklung

Als Antwort auf die kommunikativen Herausforderungen des Projekts «Ticket to Kyoto» haben sich die Agentur Yuluka und Louvranges Broadcast mit den besten lokalen Akteuren im Bereich verantwortungsbewusste Kommu-nikation zusammengetan. Jede der fünf an diesem Angebot beteiligten Agenturen verfügt über hervorragende Kenntnisse in den Bereichen Mobilität, öffentlicher Verkehr, CO2-Emissionen und deren Auswirkungen auf den Klimawandel.

Unser gemeinsames Fachgebiet ist die verantwortungsvolle Kommunikation zu allen Themen einer nach-haltigen Entwicklung. Unsere jeweiligen Stärken bilden das Kapital, mit dem wir die gestellten Herausforde-rungen angehen werden: visionäre strategische Reflexion (Sidièse in Paris), wirkungsvolle kreative Entfaltung (Creative Concern in Manchester), effiziente Koordination aus der Nähe (Yuluka in Brüssel) und eine straffe Umsetzung bei den Firmen vor Ort (neben Sidièse, Creative Concern und Yuluka – fairkehr in Bonn und Cha-peau communicatie in Rotterdam). In Brüssel wird Yuluka «single point of contact» für die Koordinierung der T2K Kommunikation sein und die T2K Kampagne vier Jahre lang leitend koordinieren, verwalten und fördern.

Ein einzigartiges Netzwerk aus Kommunikationsagenturen – alle einer nachhaltigen Entwicklung verpflich-tet – ermöglicht es uns, strategisch, zielgruppenorientiert und visionär zu handeln und dabei auch auf die unterschiedlichen Befindlichkeiten in den jeweiligen Partnerländern einzugehen: ein starkes ökologisches Bewusstsein in Deutschland und den Niederlanden oder ein weit pragmatischerer Ansatz im angelsächsi-schen Raum (das Motto: „I will if you will«). In Belgien ist die Bereitschaft zum nachhaltigen Handeln eng mit der Suche nach dem persönlichen Vorteil verknüpft, und die Menschen in Fankreich zeigen einen gewissen Überdruss angesichts ökologischer Botschaften, die manipulieren statt zu überzeugen und Schuldgefühle verursachen statt positiv zum Handeln motivieren.

Unsere Überzeugung auf den Punkt gebracht: Was dem Menschen gut tut, nützt auch der Umwelt. Globale Botschaften wirken nur, wenn sie an lokale Gegebenheiten anknüpfen und nach der einfachen Formel funktionieren: „Gut für mich, gut für uns alle!«. Yuluka, Louvranges Broadcast und ihre Partner werden T2K authentisch und glaubwürdig kommunizieren. Der beste Beweis für unsere Glaubwürdigkeit: Für T2K erstel-len wir eine Klimabilanz unserer Aktionen und Kommunikationstätigkeiten.

9

Yuluka – Louvranges Broadcast and their partners A network of local sustainable development communication experts

To meet the communication challenges of the «Ticket to Kyoto» project, Yuluka and Louvranges Broadcast have brought on board the best local players in the field of responsible communication. Indeed, each of the five agencies that feature in this bid is well versed in the challenges linked to mobility, public transport, carbon emissions and their impact on climate change.

On the one hand, we share an expertise in responsible communication on sustainable development-related themes. On the other hand, our respective strengths are the pillars that will allow us to bear the weight of the responsibilities entrusted to us: visionary strategic planning (Sidièse in Paris), high-impact creative deployment (Creative Concern in Manchester), efficient local coordination (Yuluka in Brussels) and rigorous local operational im-plementation (in addition to Sidièse, Creative Concern and Yuluka – Fairkehr in Bonn and Chapeau Communicatie in Rotterdam). In Brussels, Yuluka will be the single point of contact of the T2K project’s Communication Coordina-tion, in charge of orchestrating, managing and conducting the T2K campaign, and keeping it on track throughout the four-year project lifetime.

Our unique network of communication agencies specialising in sustainable development allows us to offer a coherent strategic vision while taking on board the specific local demands of each partner: a very pro-nounced «green attitude» in Germany and in the Netherlands, a more pragmatic «I Will if You Will» approach among the Anglo-Saxons, the Belgians’willingness to take action if there is a promise of a personal benefit, and a certain lassitude among the French public in response to an environmental discourse that tends to ap-portion blame when it goes into detail and that smacks of manipulation when it remains on the surface.

In view of the above, we hold the firm conviction that there is an urgent need to give the environment a hu-man face once again, to combine the global message with the local benefits along the lines of «If it’s good for me then it’s good for all of us!» Yuluka, Louvranges Broadcast and their close partners are intent on making their T2K communication as authentic and coherent as possible. One of the most tangible examples of our concern for coherence is our intention of providing evidence of the low carbon emissions of our communication work.

35

Manchester

Paris

Brussels

Rotterdam

Bielefeld

Sidièse Boulogne-Billancourt (Paris) Strategy Local Press Local Events

Yuluka Brussels Coordination Web Local Press Local Events

LouvrangesBroadcast Films TV Spots

Creative Concern Manchester Advertising Visual Identity Local Press Local Events

Chapeau communicatie Rijswijk - Rotterdam Local Press Local Events

Fairkehr Bonn Local Press Local Events

Ticket to Kyoto || Yuluka-Louvranges Broadcast Offer || 22nd of January 201036

II.1. Réflexion stratégique

Tous responsables !Depuis 2005, les réflexions relatives à l’environnement et aux changements climatiques sont en pleine accélération. Enjeux, conscience du public et besoins évoluent de façon exponentielle, au point que nous serions bien incapables de prévoir quel sera le niveau de compréhension, d’adhé-sion ou de rejet du grand public en 2013.

Quelles sont les responsabilités du secteur des transports publics en particulier face aux enjeux du changement climatique ? A priori, ils occupent une position facile : de facto, ils sont les moins pol-luants et même presqu’irréprochables. Et pourtant, les cinq sociétés de transport impliquées dans le projet T2K ne se satisfont pas de cette position facile, en affichant leur volonté d’aller plus loin. L’innovation est toutefois dépendante de la transformation sociétale, dans un rapport d’offre et de demande. Et la demande est réelle puisque les Européens souhaitent des transports publics plus respectueux de l’environnement1. La communication se situe donc à la charnière.

Communiquer un engagement durable ou vert ?En 2009, le changement climatique reste considéré comme le deuxième problème prioritaire du monde par les Européens2. L’argument vert a progressivement été mis à l’agenda des usagers européens, sur le cap de l’objectif Kyoto. Avec Copenhague, cette «Green attitude» a atteint au-jourd’hui un paroxysme, avec des effets contrastés :

un effet d’entraînement grâce à « une masse critique » qui légitime les comportements favo-rables à l’environnement, pour certains ;

une forme d’attentisme dans l’expectative de solutions concrètes et compréhensibles par tous, pour d’autres (d’autant que 63% des Européens déclarent déjà agir personnellement) ;

et une forme de lassitude, voire de rejet, d’un discours environnementaliste culpabilisant ou catastrophiste.

1. Enquête TNS Sofres pour le GIE Objectif transport public, 2008.

2. Special Eurobaromètre novembre 2009 - Europeans’Attitudes towards Climate Change .


Plan communal de mobilité de la ville de bruxelles

6

groupes d’intérêt : cyclistes, motards, commer-çants, PMR, … Une première rencontre a eu lieu le 22 octobre 2009.

Le présent rapport fait suite à un premier rap-port provisoire émis le 10 décembre 2009. Ce document a été corrigé et complété suite aux remarques reçues des membres du comité de pilotage lors de la réunion du 17 décembre ou après cette réunion.

Ce rapport vise à présenter la situation exis-tante en matière de mobilité, pour les différents modes. Il s’agit de connaître et comprendre la mobilité à Bruxelles. La tâche de collecte des données s’est heurtée à quelques difficultés,

compte tenu de l’absence de données ou de leur disponibilité parcellaire. Il s’agit donc à ce stade de données dont le niveau d’affinage est assez limité, provisoire. Les recherches se-ront poursuivies en fonction des besoins et les analyses du PCM se veulent donc évolutives. Les analyses menées avec les éléments dispo-nibles permettent toutefois de cibler les en-jeux et de cerner les marges de manœuvre de la Ville pour agir sur la mobilité sur son terri-toire. Pour les mêmes raisons, il sera probable-ment difficile de formuler des objectifs chiffrés pour guider la génération et l’évaluation des scénarios multimodaux (phase 2) mais il sera probablement possible d’en produire ultérieu-rement, par thème, secteur ou enjeu.

Les analyses sont présentées d’abord à l’échelle de la Ville de Bruxelles. Le dernier chapitre présente les points saillants du diagnostic sur chaque quartier de la Ville de Bruxelles, en tachant de mettre en exergue les points forts des systèmes de transports, et les principaux dysfonctionnements rencontrés par les usagers, les exploitants, ou les institutions compétentes.

Un volume séparé présente les «zooms sur les sept quartiers de la Ville de Bruxelles». Il s’agit des présentations faites, lors des réunions citoyennes de novembre et décembre 2009, complétées par les remarques et suggestions émises par les participants lors de ces séances.

Une première proposition pour les objectifs du PCM, à l’échelle de la Ville et des quartiers est présentée dans une note indépendante du présent rapport. Ces objectifs doivent effecti-vement, sans perdre de vue leur ambition, res-ter réalistes aux horizons concernés, avec les moyens et marges de manœuvre mobilisables. Surtout, il importe qu’ils soient compris, par-tagés et «appropriés» par l’ensemble des acteurs de la mobilité bruxelloise. Cette proposition sera donc discutée et connaîtra - c’est en tout cas souhaitable - plusieurs évolutions qui sont le signe de l’intérêt porté par les différents ac-teurs vis-à-vis du PCM. Une formulation dé-finitive des objectifs sera proposée au cours de la phase 2 du PCM.

Figure 1 : Territoire d’étude et découpage en 7 quartiers

Phase 1 - 15 avril 2010

7

2. analyse de lasituation actuelle et diagnostic

Yuluka et Espaces-Mobilités. Rapport du Plan communal de mobilité de Bruxelles-Ville. Conception et réalisation .(sauf cartes), photos

WORK SAMPLE

P. 31

Plan communal de mobilité de la ville de bruxelles

8

2.1.1 données socio-économiques actuelles

2.1.1.1 Structure spatiale La Ville de Bruxelles est une grande commune de forme éclatée, qui s’explique par l’élargis-sement historique de la ville. La commune se compose de parties très différentes avec

au Nord Haren, Neder-over-Heembeek et Laeken, le quartier Nord le long du Canal, le Pentagone au centre de la Région, le quar-tier Nord-Est à l’Est du Pentagone et enfin le quartier Louise qui s’étire le long de l’axe Louise y compris le Bois de la Cambre. Le territoire s’étend du Nord-Ouest au Sud-Est de la Région et est fragmenté par des frac-tures dans le tissu comme le canal, les lignes et emprises ferroviaires, le domaine royal, et de grandes artères (Petite Ceinture, A12). En termes de superficie, la Ville de Bruxelles re-présente 1/5 de la Région bruxelloise soit 33 km2 sur 162 km2.

2.1.1.2 PopulationLa population de la Ville de Bruxelles a connu une croissance très forte ces dernières années en passant de 134.000 habitants en 2000, à 143.000 habitants en 2005 et à 158.000 habi-tants fin 2009, ce qui représente une augmen-tation moyenne de presque 2% par an Cette évolution de la population est généralisée à l’échelle de la Région et intervient après un long déclin au cours des dernières décennies. Le seuil de 150.000 habitants récemment franchi ramène la population bruxelloise au niveau qu’elle avait au début des années 1970. (Source : Ville de Bruxelles – 2009).

Selon les estimations du Bureau Fédéral du Plan, la population de la Belgique devrait aug-menter de 24 % sur la période 2000-2060. Cette hausse serait particulièrement importante dans la Région de Bruxelles-Capitale où la population passerait de 959.000 personnes en 2000 à 1.256.000 habitants en 2030 (+23%) et à 1.327.000 en 2060 (+ 38%) en raison de l’entrée importante d’immigrés et d’un taux de fécondité des étrangers élevé. Si l’on applique cette évolution de manière linéaire à la Ville de Bruxelles, la population de la commune devrait compter quelque 178.000 habitants en 2030 contre 158.000 habitants en 2009, soit une aug-mentation de 20.000 habitants en 20 ans.

2.1 tendances socio-économiques et de mobilité

Figure 2 : Activités prédominantes sur le territoire de la Ville de Bruxelles

Phase 1 - 15 avril 2010

9

Chiffres clés : � 158.400 habitants en novembre 2009 � Une densité moyenne de

4.860 habitants/km2

� 14% de la population régionale � 20’000 nouveaux habitants d’ici 2030

Sur base de la carte de densité de popula-tion, on observe que le Pentagone est as-sez dense à l’Ouest mais beaucoup moins à l’Est (Rue de la Loi et Quartier Royal) vu la présence de nombreuses entreprises et ad-ministrations. La densité de population est variable à Laeken, Neder-over-Heembeek et dans les quartiers Nord et Nord-Est et relativement faible à Haren et dans le quar-tier Louise.

Si l’on s’intéresse à la structure de la population, on observe que 24% de la population a moins de 20 ans contre 62% de personnes entre 20 et 65 ans et 14% de personnes de plus de 65 ans. À l’échelle des quartiers, on remarque que la proportion de personnes âgées est plus im-portante dans le quartier Louise, à Laeken et à Neder-over-Heembeek et que les jeunes sont fort représentés dans le quartier Nord, à Laeken et à Haren (Source : INS 2006).

La concentration de ménages d’une personne est la plus élevée dans le quartier Louise, aux alentours de la rue de la Loi, dans le Pentagone et dans les secteurs «Tour et Taxis» et «Heyzel». Ces différences sont étroitement liées aux types d’habitations (appartements, lofts). Les familles nombreuses habitent surtout à l’Ouest du Pen-tagone, dans le quartier Nord, à Laeken et dans quelques secteurs de Neder-Over-Heembeek et Haren. (Source : Observatoire de la Santé et du Social de Bruxelles-Capitale - 2006).

� 54% des ménages sont des ménages d’une personne

� 69% des ménages n’ont pas d’enfant � un tiers des ménages avec enfants sont des

familles monoparentales (surtout des mères avec enfants).

Figure 3 : Densité de population sur le territoire communal (Source : INS 2006)

Figure 4 : Structure de la population (source : INS 2006)

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

PENTA

GONE

NORD-EST

LOUISE

NORD

LAEK

EN

NEDER

-OVE

R-HEE

MBEEK

HAREN

0-17 ANS

18-64 ANS

65 ANS ET PLUS

Tableau 1 : Statistiques de population dans les quartiers de la Ville de Bruxelles (source : Ville de Bruxelles - 2009)

LOCALITEPOPULATION

(novembre 2009)MENAGES

(novembre 2009)TAILLE MOYENNE

DU MENAGE

Neder-over-Heembeek 17.046 7.503 2,27

Nord 9.025 3.807 2,37

Louise 9.328 5.453 1,71

Nord-Est 15.169 9.033 1,68

Laeken 54.475 24.303 2,24

Haren 4.460 1.587 2,81

Pentagone 48.929 26.806 1,83

TOTAL 158’432 78’492 2,02


Le commerce équitable dans ma commune ?

Je stimule l’administration communale à s’engager dans la campagne et à consommer des produits équitables

J’encourage les commerces et Horeca à proposer des produits équitables

Je soutiens les entreprises, associations et écoles à consommer des produits équitables

Je diffuse le commerce équitable et la campagne autour de moi lors d’événements

Je participe au comité de pilotage de la campagne

J’appuie une nouvelle initiative pour des produits locaux durables

1

2

3

4

5

6

Je participe !

www.cdce.be

www.cdce.beCommunes participantes, outils et ressources disponibles sur :

© Frédéric Raevens

© M

ax H

avel

aar F

ranc

e

© Didier Gentilhomme

© Didier Gentilhomme

© M

ax H

avel

aar N

eder

land

Ed. r

esp.

: Li

ly D

efor

ce, r

ue d

’Edi

mbo

urg,

26,

105

0 Br

uxel

les.

www.cdce.be

Guide de campagne

Communes du commerce équitable

WORK SAMPLE

P. 33

ContactCoordination de la campagne« Communes du commerce équitable »Max Havelaar BelgiqueTél. 02 894 46 27 – Email : [email protected]

Pour voir si votre commune est déjà engagée dans la campagne, établir un contact avec les responsables du comité de pilotage ou savoir où trouver des produits du commerce équitable près de chez vous, consultez le site internet de la campagne : www.cdce.be

www.cdce.be

Ed. r

esp.

: Li

ly D

efor

ce –

Max

Hav

elaa

r Bel

giqu

e –

Rue

d’E

dim

bour

g 26

– 1

050

Brux

elle

s –

Impr

imé

sur p

apie

r rec

yclé

– A

vril

2012

© Max Havelaar Nederland

© G

eorg

es S

trens

Aujourd’hui, quelque sept millions de personnes – les producteurs et leurs familles – sont en mesure de prendre leur destinée en main avec succès en travaillant au sein des fi lières équitables. Les études d’impact montrent en effet des bénéfi ces socioéconomiques et environnementaux signifi catifs pour les producteurs et leurs familles.

Via la campagne des communes du commerce équitable, vous soutenez un modèle de développement durable.

En Belgique aujourd’hui, ce sont près de 2.000 produits du commerce équitable proposés par plus de 150 marques.

Le commerce équitable, facteur de développement au Sud

© Eric de Mildt

❝ Nos achats ici changent leur vie là-bas ❞

Ed. r

esp.

: Li

ly D

efor

ce –

Max

Hav

elaa

r Bel

giqu

e –

Rue

d’E

dim

bour

g 26

– 1

050

Brux

elle

s –

Impr

imé

sur p

apie

r rec

yclé

– A

vril

2012 ©

Geo

rges

Stre

ns

www.cdce.be

Choisissez le commerce équitable pour votre commune

www.cdce.be

6 critères pour un titre :

Consommation de produits équitables par l’administration

Des produits équitables dans les commerces et l’horeca

Des produits équitables dans les entreprises, écoles, associations

Médiatisation et sensibilisation

Un comité de pilotage local

Soutien aux produits locaux durables

1

2

3

4

5

6

Communes participantes, outils et ressources disponibles sur :

www.cdce.be

Max Havelaar.Création d’une ligne graphique

spécifique pour la campagne «Communes du Commerce

équitable», et réalisation de matériel de communication

(dépliant, affiche, display, brochures).


Rapport annuel

2010

Rapport d'activités

2009

RappoRt d'activités

2008

Agence Alter.Rapports d’activités 2008, 2009, 2010.


WORK SAMPLE

P. 35

4

L’Agence Alter, catalyseur de l’innovation sociale La mission d’Alter n’a pas bougé d’un iota depuis sa création en 1995. Promouvoir les droits économiques et sociaux, accompagner l’innovation sociale, encourager le décloisonnement et la transversalité dans le traitement des questions sociales… 2010 a été l’année des concrétisations avec, surtout, la mise en œuvre du Plan stratégique et le renforcement de notre offre d’information en ligne. C’est que l’environnement évolue. Il s’agit donc, pour rester fidèles à notre mission et nos valeurs, de s’adapter, et plus que ça, de chercher à innover. Faire bouger les lignes, c’était toujours notre ambition dans un contexte d’Année européenne de lutte contre la pauvreté où l’information facile aurait pu s’avérer une réelle tentation.

5

Concrétiser la nouvelle dynamique Dans un contexte de situation financière interne assainie, qui permet d’envisager le changement avec plus de sérénité, 2010 aura été l’année de la mise en œuvre opérationnelle du Plan stra-tégique d’Alter. Désormais, tous nos collabora-teurs utilisent ce cadre de référence commun pour toutes les décisions à prendre, aussi bien en matière de gestion interne que d’offres de ser-vices ou de partenariats. Evidemment, il a fallu s’adapter, donc apprendre à faire évoluer nos pra-tiques de management : pour mettre en place un fonctionnement par objectifs, pour renforcer nos méthodes de communication interne, pour amé-liorer la visibilité de notre offre et pour innover… Des changements et non des moindres pour une équipe accueillant simultanément quatre nou-velles recrues, soit un tiers des effectifs d’Alter ! Mais le résultat est là : un nouveau souffle pour l’Agence Alter, une dynamique humaine très motivante et des innovations à la pelle.

Stimuler l’innovation… et montrer l’exemple !Susciter de nouvelles collaborations, dévelop-per des partenariats, proposer des services nova-teurs… Autant de pistes fécondes pour stimu-ler l’innovation sociale qu’Alter ne manque pas d’encourager, aussi bien dans son activité d’édi-teur de presse professionnelle qu’en conception et accompagnement de dispositifs de soutien. Mais nous entendons bien aussi appliquer ces bons conseils à nous-mêmes ! Investir et innover sur nos domaines d’expertise, c’est même l’axe prioritaire de notre Plan stratégique. Pour nous, 2010 a ainsi été une année Web. Et l’effort porte déjà des fruits : e-colloque, dossiers spéciaux en ligne, fil d’info, réseaux sociaux, flux RSS… Nous sommes désormais qualitativement pré-sents sur le Web, au service des acteurs sociaux.

Réaffirmer notre rôle de relais, dans un contexte de crises D’un point de vue thématique, l’enjeu de 2010 était pour nous de profiter de cette Année euro-péenne de lutte contre la pauvreté et l’exclu-sion pour proposer un regard différent, positif et transversal sur la pauvreté : en valorisant les bonnes pratiques, en croisant les perspectives. C’est d’ailleurs une attente que nous avons relevée chez de nombreux acteurs sociaux, de

plus en plus curieux de connaître les réponses apportées à leurs bénéficiaires par d’autres or-ganisations confrontées aux mêmes réalités de précarité, d’exclusion et d’injustice. Or vision à 360° et transversalité sont dans l’ADN d’Alter. En 2010, nous avons ainsi lancé des passerelles intéressantes entre, par exemple, droits sociaux et mobilité, ou action sociale et santé mentale : une belle affirmation de nos spécificités… fidèle à notre Plan stratégique !

Nous sommes une asbl indépendante qui œuvre au ren-forcement des droits économiques, sociaux, politiques et culturels des générations actuelles et futures. Grâce à nos deux métiers complémentaires que sont le journalisme et le conseil, nous voulons informer, stimuler et animer des démarches entre acteurs économiques, politiques et sociaux, pour favoriser l’inno-vation sociale, c’est-à-dire l’émergence de solutions nouvelles et collectives qui répondent à des besoins sociaux non satisfaits ou mal rencontrés.

La mission d’Alter

« Il faut oser ou se résigner à tout » (Tite-Live)

Nos valeurs Une vision à 360°. Nous envisageons l’accès aux droits individuels et collectifs dans toutes ses dimensions, nous voulons tenir compte de points de vue aussi pluriels que possible et les consi-dérer en transversalité, pour encourager l’émer-gence de solutions efficaces et globales.

Une démarche critique. Nous voulons com-prendre les réalités au-delà de ce qu’en disent les acteurs et les institutions, mettre en ques-tion, croiser et confronter les opinions, les dis-cours et les idées et prendre la parole en toute indépendance de toute institution, entreprise, lobby ou mouvement associatif.

Une exigence de qualité. Nous voulons être un interlocuteur de référence, aux productions fiables, respectant les règles déontologiques de nos métiers, évaluant régulièrement la per-tinence de nos apports et dans une optique de développement durable. Cette exigence de qua-lité se traduit aussi par un devoir d’audace et de créativité au profit du renforcement des droits individuels et collectifs.

Un principe d’intelligence collective. Nous croyons à la démarche collaborative. Nous met-tons ainsi à disposition des acteurs de terrain et des décideurs nos ressources et nos compé-tences, dans une optique de renforcement des droits sociaux et, plus largement, d’éducation permanente. En interne, nous appuyons le déve-loppement de l’asbl sur une participation orga-nisée des membres aux décisions stratégiques et opérationnelles, car chaque travailleur est dépositaire de facto d’une partie d’Alter.

6

Département Publications : une information toujours plus qualitativeAlter Echos, Labiso, Les Echos du Crédit et de l’Endettement : nos trois périodiques d’actualité professionnelle n’ont pas seulement vocation à informer les acteurs du social. Mais aussi à proposer des liens, faire émerger des idées, susciter des innovations. Sur le fond comme sur la forme, 2010 a largement tenu ces promesses !

7

« Bien informés, les hommes sont des citoyens : mal informés, ils deviennent des sujets » (A. Sauvy)

Depuis 1997, Alter Echos propose deux fois par mois aux professionnels des différents secteurs des politiques sociales une information d’ac-tualité, indépendante, rigoureuse et spécialisée. Déclinée en version papier et Web, avec un fil d’infos quotidiennes, elle propose une analyse transversale traitant aussi bien d’action sociale, de jeunesse, d’emploi et de formation, de logement et de développement des territoires. L’accès aux droits en est le fil rouge. Pauvreté, mais aussi soins de santé et situation du non marchand ont été les thèmes forts de la cuvée 2010. Mais le magazine lui-même a fait l’objet de nombreuses innovations cette année : dossiers thématiques, numéros hors séries en mode magazine, nouvelle couverture, réaménagement de la home page de site... Sur le fond comme sur la forme, nous res-tons à la pointe de l’actualité du secteur social.

Envisager la pauvreté autrementEn 2010, Année européenne oblige, les rédactions ont toutes été saturées d’information relative à la pauvreté et à l’exclusion. Tout l’enjeu, pour notre équipe de journalistes, a été de rester fidèle à la démarche transversale et innovante qui fait la spé-cificité d’Alter Echos : ne pas se contenter de re-diffuser les mêmes textes, les mêmes témoignages que partout ailleurs. Au contraire, nous voulions proposer aux 1000 organisations qui suivent notre édition papier et aux 7000 abonnés à nos canaux Web un traitement original et interpellant des

questions de pauvreté et d’exclusion. C’était le défi : l’équipe d’Alter Echos l’a relevé sans angé-lisme et sans tabou, avec des dossiers spéciaux et quelques sujets sensibles comme : � Des recherches sur les sans-abri : et après ? (n°303

– 17 octobre 2010) � La participation des personnes précaires : éviter le

piège de l’alibi démocratique (n°302 – 4 octobre 2010)

� L’accès aux soins de santé pour les SDF bruxellois (n°303 – 17 octobre 2010) et pour les femmes enceintes et enfants précarisés (n°304 – 29 oc-tobre 2010).

focus Des portraits et deux expositions

Dans le cadre de l’Année européenne de la lutte contre la pauvreté, l’Agence Alter a proposé un projet qui lui tenait à cœur : rendre hommage à des acteurs du quotidien qui, cha-cun à leur manière, contribuent à lutter contre la pauvreté. Gérant d’hôtel, gardien de parc, policier, puéricultrice, huissier, pharmacienne… La lutte contre la pauvreté n’est pas leur métier, mais un combat individuel qu’ils mènent souvent discrètement. Nous avons donné la parole à quinze personnalités qui ont ainsi choisi d’humaniser leur métier

et d’adapter leur pratique au public en situation de pauvreté : autant d’exemples inspirants et mobilisateurs qui restent pourtant à la portée de tous. Chacun de ces portraits a été confié à un journaliste et un photographe. Ils seront édités sous forme de recueil en 2011et ont été rassemblés en une exposition mise à la disposition de tous les organismes sociaux et culturels du pays. Renseignements au 02 541 85 20 - [email protected].

Nous avons également croisé cette démarche avec l’exposition Dessine-moi un futur, organisée par la Cocof aux Halles Saint-Géry, du 2 au 31 octobre 2010 et consacrée aux travailleurs sociaux actifs auprès d’enfants démunis. Partenaire de l’événement, Alter Echos lui a consacré un « hors série cata-logue » qui reprend tous les textes de l’exposition, une série d’informations contextuelles et une bonne partie des photos des 20 reportages réalisés par les photographes Gaël Turine et Loïc Delvaulx. L’exposition est ainsi prolon-gée en ligne puisque l’ensemble de cette édition est disponible sur le site web www.alterechos.be.

Alter Echos : améliorer sans cesse notre offre

Françoise WalthéryGraphiste - Photographe

0478 27 10 [email protected]

graphic design portfolio fw

Documents

de slag

de inwij

de leuvenseweg

de metro

de hervorming

de aanwijzingen

de politiehervormingen

mogelijk de daklozen