gouvernements de communaute et de region ......g) de risico’s van het gebruik van...

55
GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN VLAAMSE GEMEENSCHAP — COMMUNAUTE FLAMANDE VLAAMSE OVERHEID [C - 2015/35376] 13 FEBRUARI 2015. — Besluit van de Vlaamse Regering houdende uitvoering van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012 DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993; Gelet op het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, gewijzigd bij het decreet van 19 december 2014; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 19 oktober 2012 houdende uitvoering van het decreet van 25 mei 2012 betreffende de preventie en bestrijding van doping in de sport; Gelet op het advies van de Raad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media, gegeven op 19 december 2014; Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 26 november 2014; Gelet op advies 56.941/3 van de Raad van State, gegeven op 21 januari 2015; Op voorstel van de Vlaamse minister van Werk, Economie, Innovatie en Sport; Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. — Definities Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder: 1° adaptief model: een wiskundig model dat is ontworpen om ongewone longitudinale resultaten van elitesporters op te sporen. Het model berekent de waarschijnlijkheid dat waarden van markers in een profiel van een sporter afwijken van een normale fysiologische conditie; 2° atleet paspoort management eenheid, afgekort APME: een eenheid bestaande uit een persoon of personen, aangeduid door NADO Vlaanderen, en verantwoordelijk voor het administratief beheer van de biologische paspoorten die NADO Vlaanderen bijstaat met het oog op het intelligenter en doelgerichter maken van dopingcontroles. Verder staat de APME in contact met de expert, vermeld in artikel 50 en de commissie van experten, stelt ze een atleet biologisch documentatiepakket samen en keurt ze dat goed en rapporteert ze afwijkende paspoortresultaten; 3° atleet biologisch paspoort documentatiepakket, afgekort ABPDP: het materiaal dat het controlelaboratorium en de APME opleveren om een afwijkend paspoortresultaat te motiveren, zoals, maar niet uitsluitend, analysegegevens, opmerkingen van de commissie van experten, bewijs van onduidelijke factoren, alsook andere ondersteunende informatie die relevant kan zijn; 4° chaperon: een official die opgeleid is en door een monsterafname-instantie gemachtigd is om specifieke taken uit te oefenen, waaronder een of meer van de volgende taken: a) de sporter op de hoogte brengen van diens selectie voor een monsterafname; b) de sporter vergezellen en observeren tot die bij het dopingcontrolestation aankomt; c) de sporter in het dopingcontrolestation vergezellen en/of observeren; d) getuige zijn van het afstaan van het monster en het verifiëren, voor zover hij daarvoor opgeleid is; 5° commissie van experten: de door NADO Vlaanderen aangewezen experten die samen het biologisch paspoort moeten evalueren; controlearts: een official die opgeleid is en door de monsterafname-instantie gemachtigd is om de verantwoordelijkheden te dragen die aan controleartsen worden toevertrouwd; 7° controlelaboratorium: een door WADA geaccrediteerd of goedgekeurd laboratorium voor het detecteren van verboden stoffen of methoden of markers uit de verboden lijst en, voor zover dat van toepassing is, het kwantificeren van een grenswaarde in urinemonsters en andere biologische matrixen in het kader van dopingbestrijding; 8° controleopdracht: de aan de controlearts gegeven opdracht om een dopingtest uit te voeren; 9° dopingcontrolestation: de locatie waar de monsterafnameprocedure plaatsvindt; 10° dopingcontroleteam: een collectieve term voor gekwalificeerde officials die door de opdrachtgever gemachtigd zijn om tijdens de monsterafnameprocedure de nodige taken uit te voeren of te helpen uitvoeren; 11° expert: een door NADO Vlaanderen aangewezen persoon met de nodige expertise voor de evaluatie van een biologisch paspoort; 12° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor de medisch verantwoorde sportbeoefening; 13° monsterneming: de afname van het monster; 14° monsterafname-instantie: de organisatie die verantwoordelijk is voor de afname van monsters zijnde hetzij de opdrachtgever zelf, hetzij een andere organisatie waaraan de opdrachtgever deze verantwoordelijkheid heeft gedelegeerd of uitbesteed op voorwaarde dat de opdrachtgever als laatste verantwoordelijk blijft voor de naleving van de toepasselijke vereisten; 19048 MONITEUR BELGE — 26.03.2015 — BELGISCH STAATSBLAD

Upload: others

Post on 26-Feb-2021

0 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION ......g) de risico’s van het gebruik van voedingssupplementen; h) de rechten met betrekking tot de verwerking en bescherming van persoonsgegevens

GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGIONGEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN

GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN

VLAAMSE GEMEENSCHAP — COMMUNAUTE FLAMANDE

VLAAMSE OVERHEID

[C − 2015/35376]

13 FEBRUARI 2015. — Besluit van de Vlaamse Regeringhoudende uitvoering van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012

DE VLAAMSE REGERING,

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20, gewijzigd bij debijzondere wet van 16 juli 1993;

Gelet op het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, gewijzigd bij het decreet van 19 december 2014;Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 19 oktober 2012 houdende uitvoering van het decreet van

25 mei 2012 betreffende de preventie en bestrijding van doping in de sport;Gelet op het advies van de Raad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media, gegeven op 19 december 2014;Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 26 november 2014;Gelet op advies 56.941/3 van de Raad van State, gegeven op 21 januari 2015;Op voorstel van de Vlaamse minister van Werk, Economie, Innovatie en Sport;Na beraadslaging,

Besluit :HOOFDSTUK 1. — Definities

Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:

1° adaptief model: een wiskundig model dat is ontworpen om ongewone longitudinale resultaten van elitesportersop te sporen. Het model berekent de waarschijnlijkheid dat waarden van markers in een profiel van een sporterafwijken van een normale fysiologische conditie;

2° atleet paspoort management eenheid, afgekort APME: een eenheid bestaande uit een persoon of personen,aangeduid door NADO Vlaanderen, en verantwoordelijk voor het administratief beheer van de biologische paspoortendie NADO Vlaanderen bijstaat met het oog op het intelligenter en doelgerichter maken van dopingcontroles. Verderstaat de APME in contact met de expert, vermeld in artikel 50 en de commissie van experten, stelt ze een atleetbiologisch documentatiepakket samen en keurt ze dat goed en rapporteert ze afwijkende paspoortresultaten;

3° atleet biologisch paspoort documentatiepakket, afgekort ABPDP: het materiaal dat het controlelaboratorium ende APME opleveren om een afwijkend paspoortresultaat te motiveren, zoals, maar niet uitsluitend, analysegegevens,opmerkingen van de commissie van experten, bewijs van onduidelijke factoren, alsook andere ondersteunendeinformatie die relevant kan zijn;

4° chaperon: een official die opgeleid is en door een monsterafname-instantie gemachtigd is om specifieke takenuit te oefenen, waaronder een of meer van de volgende taken:

a) de sporter op de hoogte brengen van diens selectie voor een monsterafname;

b) de sporter vergezellen en observeren tot die bij het dopingcontrolestation aankomt;

c) de sporter in het dopingcontrolestation vergezellen en/of observeren;

d) getuige zijn van het afstaan van het monster en het verifiëren, voor zover hij daarvoor opgeleid is;

5° commissie van experten: de door NADO Vlaanderen aangewezen experten die samen het biologisch paspoortmoeten evalueren;

6° controlearts: een official die opgeleid is en door de monsterafname-instantie gemachtigd is om deverantwoordelijkheden te dragen die aan controleartsen worden toevertrouwd;

7° controlelaboratorium: een door WADA geaccrediteerd of goedgekeurd laboratorium voor het detecteren vanverboden stoffen of methoden of markers uit de verboden lijst en, voor zover dat van toepassing is, het kwantificerenvan een grenswaarde in urinemonsters en andere biologische matrixen in het kader van dopingbestrijding;

8° controleopdracht: de aan de controlearts gegeven opdracht om een dopingtest uit te voeren;

9° dopingcontrolestation: de locatie waar de monsterafnameprocedure plaatsvindt;

10° dopingcontroleteam: een collectieve term voor gekwalificeerde officials die door de opdrachtgever gemachtigdzijn om tijdens de monsterafnameprocedure de nodige taken uit te voeren of te helpen uitvoeren;

11° expert: een door NADO Vlaanderen aangewezen persoon met de nodige expertise voor de evaluatie van eenbiologisch paspoort;

12° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor de medisch verantwoorde sportbeoefening;

13° monsterneming: de afname van het monster;

14° monsterafname-instantie: de organisatie die verantwoordelijk is voor de afname van monsters zijnde hetzij deopdrachtgever zelf, hetzij een andere organisatie waaraan de opdrachtgever deze verantwoordelijkheid heeftgedelegeerd of uitbesteed op voorwaarde dat de opdrachtgever als laatste verantwoordelijk blijft voor de naleving vande toepasselijke vereisten;

19048 MONITEUR BELGE — 26.03.2015 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 2: GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION ......g) de risico’s van het gebruik van voedingssupplementen; h) de rechten met betrekking tot de verwerking en bescherming van persoonsgegevens

15° monsterafnameprocedure: alle opeenvolgende activiteiten waarbij de sporter rechtstreeks betrokken is vanafhet moment waarop hij op de hoogte is gebracht van zijn verplichting om een monster af te staan tot het momentwaarop hij het dopingcontrolestation verlaat nadat hij zijn monster heeft afgestaan;

16° onaangekondigde dopingtest: een dopingtest die plaatsvindt zonder voorafgaande waarschuwing aan desporter en waarbij de sporter continu onder visueel toezicht blijft van iemand van het dopingcontroleteam vanaf hetmoment van de kennisgeving tot en met het moment waarop hij het monster afstaat;

17° opdrachtgever: de organisatie die tot een bepaalde monsterneming opdracht heeft gegeven, hetzij a) eenantidopingorganisatie of b) een andere organisatie die dopingtests uitvoert krachtens de bevoegdheid en inovereenstemming met de regels van de antidopingorganisatie, bijvoorbeeld een federatie die bij een internationalefederatie is aangesloten;

18° rapport van een mislukte poging: een gedetailleerd rapport van een mislukte poging om een monster af tenemen bij een sporter die deel uitmaakt van de nationale doelgroep, met vermelding van de datum van de poging, debezochte locatie, de exacte aankomst- en vertrektijden op de locatie, de maatregelen die ter plaatse zijn genomen omde sporter te vinden met inbegrip van de gegevens van elk contact dat met derden is gelegd, en alle andere relevantegegevens over de poging;

19° tijdslot: de dagelijkse aaneengesloten periode van zestig minuten, vermeld in artikel 21, §1, eerste lid, 9°, vanhet Antidopingdecreet van 25 mei 2012;

20° verblijfsgegevensinbreuk: een geregistreerd aangifteverzuim of een geregistreerde gemiste dopingtest;

21° verblijfsgegevensverplichtingen: de verplichtingen met betrekking tot verblijfsgegevens waaraan eenelitesporter moet voldoen met toepassing van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012 en dit besluit;

22° verzuim van naleving: een dopingpraktijk als vermeld in artikel 3, eerste lid, 3° of 5°, van hetAntidopingdecreet van 25 mei 2012.

Ook definities uit de Code die niet letterlijk zijn opgenomen in dit besluit of het Antidopingdecreet van25 mei 2012, zijn toepasselijk.

HOOFDSTUK 2. — Preventie van dopingpraktijken

Art. 2. NADO Vlaanderen en de federaties moeten:

1° voor sporters en begeleiders informatie- en vormingsactiviteiten uitwerken die gericht zijn op het aanreiken vanactuele en accurate informatie over:

a) de verboden stoffen en methoden;

b) de dopingpraktijken;

c) de dopingtestprocedures;

d) de rechten en verantwoordelijkheden van sporters en begeleiders ten aanzien van dopingbestrijding, vermeldin artikel 14/1 en 14/2 van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012;

e) de medische, ethische, tuchtrechtelijke en sociale gevolgen van dopingpraktijken;

f) de TTN;

g) de risico’s van het gebruik van voedingssupplementen;

h) de rechten met betrekking tot de verwerking en bescherming van persoonsgegevens in het kader van dedopingbestrijding en de uitoefeningsmodaliteiten van die rechten.

2° voor elitesporters, ter aanvulling van de activiteiten, vermeld in punt 1°, informatie- en vormingsactiviteitenuitwerken over de toepasselijke verplichtingen met betrekking tot verblijfsgegevens;

3° passende gedragscodes, goede praktijken en ethische normen voor de bestrijding van doping in de sportuitwerken en invoeren conform het Antidopingdecreet van 25 mei 2012 en dit besluit;

4° onderling samenwerken om informatie, expertise en ervaringen uit te wisselen met betrekking tot de realisatievan onderzoeken naar en doeltreffende programma’s ter bestrijding van doping. De federatie stelt met het oog op diesamenwerking een verantwoordelijke aan als contactpunt voor NADO Vlaanderen.

De federaties met elitesporters die verblijfsgegevens moeten indienen, moeten NADO Vlaanderen helpen met hetverzamelen van de verblijfsgegevens van deze elitesporters, met inbegrip van het voorzien van een bijzondere bepalingdaarvoor in hun regels.

Art. 3. De federatie brengt NADO Vlaanderen op de hoogte van alle statutaire, reglementaire en contractuelebepalingen, vermeld in artikel 5 en 11, 23/2, 24 en 25 van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, alsook van deinitiatieven die de sportverenigingen hebben genomen ter uitvoering van artikel 2 van dit besluit. Elke wijziging ofaanvulling van de voormelde bepalingen wordt ook onmiddellijk aan NADO Vlaanderen meegedeeld.

De minister kan bijkomstige bepalingen over de verslaggeving, vermeld in artikel 5 en 11 van het Antidopingde-creet van 25 mei 2012, vaststellen.

Art. 4. Conform artikel 12, 3°, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012 moet de sportvereniging de volgendegegevens registreren van alle sporters die deelnemen aan de door haar georganiseerde wedstrijden:

1° de voor- en achternaam;

2° de geboortedatum en het geslacht;

3° de contactgegevens van de sporter, met inbegrip van in voorkomend geval zijn gsm-nummer en e-mailadres,alsook elke wijziging ervan;

4° de sportvereniging waarbij de sporter is aangesloten;

De minister kan ter zake bijkomstige bepalingen vaststellen.

Art. 5. Met het oog op de uitvoering van de taken die bij het Antidopingdecreet van 25 mei 2012 en bij dit besluitopgelegd zijn aan NADO Vlaanderen en de Vlaamse Regering, zijn de federaties verplicht om, zodra ze er van op dehoogte zijn, aan NADO Vlaanderen elke wijziging van de volgende gegevens mee te delen over elitesporters die bij henaangesloten zijn:

1° de voor- en achternaam;

19049MONITEUR BELGE — 26.03.2015 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 3: GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION ......g) de risico’s van het gebruik van voedingssupplementen; h) de rechten met betrekking tot de verwerking en bescherming van persoonsgegevens

2° de geboortedatum en het geslacht;

3° de contactgegevens van de elitesporter, met inbegrip van in voorkomend geval zijn gsm-nummer ene-mailadres, alsook elke wijziging ervan;

4° de sportvereniging waarbij de elitesporter is aangesloten;

5° de sportdiscipline.

De minister kan ter zake bijkomstige bepalingen vaststellen.

Art. 6. De sportvereniging ziet toe op de naleving van elke uitsluiting of voorlopige schorsing van sporters ofbegeleiders, waarvan ze op de hoogte wordt gebracht of waarvan ze op de hoogte is.

HOOFDSTUK 3. — Verboden lijst en TTN

Afdeling 1. — Verboden lijst

Art. 7. De minister stelt de verboden lijst vast.

Afdeling 2. — Oprichting, opdracht, samenstelling en vergoeding van de TTN-commissie

Art. 8. §1. Een TTN-commissie met minstens zes leden wordt opgericht. Die commissie is overeenkomstig art. 10§6, eerste lid van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012 bevoegd voor de behandeling van de TTN-aanvragen enerkenning van TTN’s toegekend door een andere ADO dan NADO Vlaanderen.

De TTN-commissie beslist elektronisch, bij meerderheid van stemmen van de leden. Het secretariaat van deTTN-commissie is gevestigd op het adres van NADO Vlaanderen.

§2. NADO Vlaanderen stelt de leden van de TTN-commissie aan volgens behoefte en wijst onder hen eenvoorzitter en een of meer plaatsvervangende voorzitters aan.

NADO Vlaanderen kan op verzoek van een lid een einde maken aan zijn mandaat of een lid van zijn opdrachtontheffen wegens tekortkomingen of wegens inbreuken op de waardigheid van de functie.

§3. Om aangesteld te kunnen worden als lid van de TTN-commissie moet de betrokkene voldoen aan de volgendecumulatieve voorwaarden:

1° arts of master in de Geneeskunde zijn;

2° houder zijn van een van de volgende diploma’s:

a) licentie in de Lichamelijke Opvoeding;

b) master in de Lichamelijke Opvoeding en de Bewegingswetenschappen;

c) bijzondere licentie in de Lichamelijke Opvoeding en de Sportgeneeskunde;

d) licentie in de Sportgeneeskunde;

e) getuigschrift van aanvullend onderwijs in de Sportgeneeskunde;

f) master in de Sportgeneeskunde;

3° een verklaring ondertekenen en aan NADO Vlaanderen bezorgen waarin de betrokkene er zich toe verbindt om:

a) NADO Vlaanderen een geschreven verklaring te bezorgen, waarin ze hun persoonlijke en professionele bandenmet sporters, sportverenigingen en wedstrijdorganisatoren meedelen;

b) NADO Vlaanderen elk belangenconflict onmiddellijk te melden;

4° met uitzondering van het geval waarbij de ontheffing op eigen aanvraag is gebeurd, niet het voorwerp geweestzijn van een ontheffing van zijn of haar opdracht binnen vijf jaar die voorafgaan aan het jaar waarop de aanvraag totaanstelling betrekking heeft.

§4. De TTN-commissie kan zo nodig advies vragen aan externe specialisten, onder meer aan bijzondere specialistenin de zorg en behandeling van sporters met een handicap.

Voor de behandeling van een TTN-aanvraag door een sporter met een handicap heeft minstens één lid van decommissie bijzondere ervaring in de zorgverlening aan sporters met een handicap.

§5. Alle leden van de TTN-commissie, alsook het secretariaat en de externe specialisten behandelen de informatiedie verkregen is in het kader van een TTN-aanvraag, met eerbiediging van het beroepsgeheim en van het vertrouwelijkkarakter van die gegevens.

§6. Als een belangenconflict bij een lid van de commissie, dat voortkomt uit zijn activiteiten of functie, eenonpartijdig oordeel onmogelijk maakt, mag het betrokken lid niet deelnemen aan de besluitneming in het dossier. Hetlid brengt de voorzitter van de commissie of, als hij zelf de voorzitter is, de plaatsvervangende voorzitter of voorzittersop de hoogte van het belangenconflict en de onthouding van deelname aan de besluitneming.

§7. De meerderheid van de leden van de TTN-commissie mag geen controlearts zijn of operationeleverantwoordelijkheid dragen binnen NADO Vlaanderen.

§8. De minister stelt de vergoedingen vast voor de leden van de TTN-commissie en voor de externe specialisten.

Afdeling 3. — Aanvraag, toekenning en erkenning van een TTN

Art. 9. §1. Een sporter als vermeld in artikel 10, §3, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, die conformartikel 10, §1, van het voormelde decreet een TTN nodig heeft en onder de bevoegdheid van NADO Vlaanderen valt,moet die zo snel mogelijk, en in ieder geval minstens dertig dagen vóór hij hem nodig heeft, aanvragen, tenzij er sprakeis van een uitzonderlijke of urgente situatie.

Elke TTN-aanvraag moet door de sporter worden ondertekend en via NADO Vlaanderen aan het secretariaat vande TTN-commissie bezorgd worden via fax, met de post of elektronisch met een formulier als vermeld in artikel 10, §6,derde lid, van het voormelde decreet dat door de minister wordt vastgesteld en ter beschikking gesteld.

Bij het formulier, vermeld in het tweede lid, moeten de volgende twee zaken worden gevoegd:

1° een verklaring van een bevoegde en gekwalificeerde arts, waaruit blijkt dat de sporter de verboden stof ofverboden methode in kwestie moet gebruiken om therapeutische redenen;

19050 MONITEUR BELGE — 26.03.2015 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 4: GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION ......g) de risico’s van het gebruik van voedingssupplementen; h) de rechten met betrekking tot de verwerking en bescherming van persoonsgegevens

2° een uitgebreide medische historiek, inclusief - indien mogelijk - documentatie van de arts die de oorspronkelijkediagnose heeft gesteld en de resultaten van alle onderzoeken, laboratoriumtests en beeldvormingsstudies die relevantzijn voor de aanvraag.

De sporter moet een complete kopie bijhouden van het ondertekende TTN-aanvraagformulier en van alle stukkenen gegevens die zijn ingediend ter ondersteuning van de aanvraag.

Een TTN-aanvraag zal door de TTN-commissie pas worden onderzocht na ontvangst van een correct ingevuldaanvraagformulier, vergezeld van alle relevante documenten. Onvolledige aanvragen worden met het oog opaanvulling en herindiening teruggestuurd naar de sporter.

De TTN-commissie kan de sporter of diens arts verzoeken om bijkomende informatie, onderzoeken ofbeeldvormingsstudies, of andere informatie die het noodzakelijk acht om de aanvraag van de sporter te kunnenevalueren. De TTN-commissie kan ook de hulp inroepen van andere medische of wetenschappelijke experts naargelangze dat aangewezen acht.

Alle kosten die de sporter maakt om zijn TTN-aanvraag op te stellen en aan te vullen zoals vereist door deTTN-commissie, zijn ten laste van de sporter.

§2. Een volledig bevonden aanvraag wordt door het secretariaat van de TTN-commissie op elektronische wijze aantwee leden en aan de voorzitter of plaatsvervangende voorzitter van de TTN-commissie bezorgd.

De TTN-commissie moet zo snel mogelijk en, tenzij uitzonderlijke omstandigheden van toepassing zijn, binnenmaximaal 21 dagen na ontvangst van een volledige aanvraag, beslissen of het de aanvraag al dan niet verleent. Als eenTTN-aanvraag binnen een redelijke termijn die voorafgaat aan een evenement is ingediend, moet de TTN-commissiealle nodige inspanningen doen om zijn beslissing vóór de start van het evenement bekend te maken.

De beslissing van de TTN-commissie moet schriftelijk aan de sporter worden meegedeeld met het formulier,vermeld in artikel 10, §6, derde lid, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, dat wordt vastgesteld door NADOVlaanderen.

De beslissing om een TTN te verlenen moet de dosis, frequentie, methode en duur vermelden voor de toedieningvan de verboden stof of verboden methode in kwestie waarvoor de TTN-commissie toestemming verleent, metvermelding van de klinische omstandigheden alsook eventuele voorwaarden die aan de houder van de TTN zijnopgelegd.

Een TTN zal voorafgaand aan de vervaldatum door NADO Vlaanderen worden ingetrokken als de sporter nietmeteen voldoet aan eventuele vereisten of voorwaarden die zijn opgelegd door de TTN-commissie. Anderzijds kan eenTTN ook worden herroepen na herziening door het WADA of na een beroepsprocedure.

Als een TTN wordt toegekend, waarschuwt NADO Vlaanderen de sporter dat die alleen geldt op nationaal niveauen niet geldig zal zijn als de sporter een elitesporter van internationaal niveau wordt of deelneemt aan internationaleevenementen, tenzij de TTN erkend wordt door de internationale federatie of de organisator van het grote evenement.

§3. De TTN-commissie kan een kennisgeving publiceren dat ze automatisch TTN’s erkent die krachtens artikel 4.4van de Code zijn toegekend door bepaalde gespecificeerde ADO’s, gemeld conform artikel 5.4 van de InternationaleTTN-Standaard en bijgevolg beschikbaar zijn voor herziening door het WADA.

Bij gebrek aan een automatische erkenning als vermeld in het eerste lid, moet de sporter die een door een andereADO dan NADO Vlaanderen toegekende TTN wenst te gebruiken, bij de TTN-commissie een aanvraag tot erkenningindienen. De TTN-commissie erkent de TTN’s die conform artikel 12 en 13 van dit besluit zijn toegekend door eenandere ADO dan NADO Vlaanderen. De aanvraag van een erkenning verloopt volgens de procedure, vermeld inparagraaf 1 en 2.

Afdeling 4. — Beroepsmogelijkheden

Art. 10. Als de sporter, vermeld in artikel 9, §1 of §3, tweede lid, de weigering, vermeld in artikel 9, §2 of deweigering tot erkenning van een door een andere ADO verleende TTN, vermeld in artikel 9, §3, betwist, kan hijovereenkomstig artikel 10, §6, eerste lid van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012 binnen veertien dagen na deontvangst van de kennisgeving, op gemotiveerde wijze een heroverweging vragen aan de TTN-commissie, diedaarover beslist in een volledig andere samenstelling.

Als de TTN-commissie de beslissing over een elitesporter van nationaal niveau herziet en een TTN toekent aan eenelitesporter van nationaal niveau, kan deze beslissing door WADA aangevochten worden bij het TAS.

Bij gebrek aan een beslissing van de TTN-commissie als vermeld in artikel 9, §2, binnen de termijn van dertigdagen kan de betrokken sporter, overeenkomstig artikel 10, §6, eerste lid Antidopingdecreet van 25 mei 2012, binnenveertien dagen na de laatste dag van de voormelde termijn van dertig dagen, een heroverweging vragen aan deTTN-commissie, die daarover beslist in een volledig andere samenstelling.

De procedure, vermeld in artikel 9, is van overeenkomstige toepassing op het verzoek tot heroverweging.

Art. 11. Na het uitoefenen van zijn recht tot het aanvragen van een heroverweging, kan de elitesporter vannationaal niveau overeenkomstig artikel 4.4 van de Code schriftelijk beroep aantekenen bij het WADA tegen:

1° de weigering, vermeld in artikel 9, §2;

2° het gebrek aan een beslissing van de TTN-commissie binnen dertig dagen na de ontvangst van de volledigbevonden aanvraag, vermeld in artikel 9.

Het WADA kan de toekenning of weigering van de TTN of het gebrek aan beslissing herzien. Als het WADA detoekenning of weigering van een TTN herziet, kan de betrokken sporter of NADO Vlaanderen, beroep aantekenen bijhet TAS overeenkomstig de voor het TAS geldende procedureregels. Als het WADA de beslissing tot weigering van eenTTN niet herziet, kan de betrokken sporter beroep aantekenen bij het TAS overeenkomstig de voor het TAS geldendeprocedureregels.

Afdeling 5. — Beoordeling van de therapeutische noodzaak

Art. 12. Een TTN voor het gebruik van een verboden stof of methode wordt alleen verleend voor een specifiekeduur en als al de volgende criteria vervuld zijn:

1° de gezondheid van de sporter wordt in belangrijke mate geschaad als het gebruik van de verboden stof ofverboden methode wordt geweerd tijdens de behandeling van een acute of chronische medische aandoening;

19051MONITEUR BELGE — 26.03.2015 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 5: GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION ......g) de risico’s van het gebruik van voedingssupplementen; h) de rechten met betrekking tot de verwerking en bescherming van persoonsgegevens

2° het therapeutisch gebruik van de verboden stof of verboden methode levert naar alle waarschijnlijkheid geenbijkomende verbetering van de prestaties op, buiten wat kan worden verwacht bij het herstel van de normalegezondheidstoestand als gevolg van de behandeling van de acute of chronische medische aandoening;

3° er is geen redelijk therapeutisch alternatief voor het gebruik van de verboden stof of verboden methode;

4° de noodzaak van het gebruik van de verboden stof of verboden methode is geheel noch gedeeltelijk het gevolgvan eerder gebruik, zonder TTN, van een stof of methode die op het ogenblik van het gebruik verboden was.

Art. 13. Een TTN kan niet worden verleend met terugwerkende kracht behalve in een van de volgende gevallen:

1° medische urgentie of verzorging van acute medische situaties;

2° uitzonderlijke omstandigheden, waardoor er onvoldoende tijd of gelegenheid is om een TTN-aanvraag in tedienen of om het resultaat van de TTN-aanvraag af te wachten voorafgaand aan de dopingtest;

3° als een breedtesporter op het ogenblik van de monsterneming melding maakt van het gebruik van dedesbetreffende verboden stof of verboden methode aan de controlearts die het noteert op het dopingcontroleformulier;

4° als het WADA en de TTN-commissie van oordeel zijn dat de toekenning van een retroactieve TTN aangewezenis.

HOOFDSTUK 4. — Controleartsen, chaperons, controlelaboratoria en experten

Art. 14. Iedere persoon die aangewezen wil worden als controlearts, expert of chaperon, richt daarvoor eengemotiveerd verzoek aan de monsterafname-instantie.

De monsterafname-instantie staat in voor het ontwikkelen van de nodige kwalificaties en het verstrekken van deopleiding van controleartsen en chaperons die door haar aangewezen worden conform bijlage H van de InternationaleStandaard voor Dopingtests en Onderzoeken.

Om als controlearts aangewezen te kunnen worden door NADO Vlaanderen, moet de betrokkene erkend zijnovereenkomstig artikel 15 van dit besluit of erkend zijn door de NADO van de Franse Gemeenschap, DuitstaligeGemeenschap of Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.

Om als chaperon aangewezen te kunnen worden door NADO Vlaanderen, moet de betrokkene voldoen aan devoorwaarden van artikel 16 van dit besluit of erkend zijn door de NADO van de Franse Gemeenschap, DuitstaligeGemeenschap of Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.

Het legitimatiebewijs, vermeld in artikel 19, §4, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, wordt door NADOVlaanderen uitgereikt aan de door haar aangewezen controleartsen en chaperons.

Iedere persoon die erkend wil worden als controlearts, richt daarvoor een gemotiveerd verzoek aan NADOVlaanderen. Bij dit verzoek worden de nodige bewijsstukken gevoegd om aan te tonen dat aan de erkenningsvoor-waarden, vermeld in dit hoofdstuk, is voldaan.

De minister verleent de erkenning als controlearts afhankelijk van de behoeften. De erkenning is twee jaar geldig,tenzij ze voor de vervaldatum wordt ingetrokken.

Controleartsen die door andere monsterafname-instanties dan NADO Vlaanderen worden aangesteld, wordengeacht erkend te zijn.

Elk WADA-geaccrediteerd en door WADA goedgekeurd laboratorium kan aangewezen worden als controlelabo-ratorium.

Art. 15. §1. Om als controlearts door de minister erkend te kunnen worden, moet de betrokkene:

1° aan de twee volgende cumulatieve voorwaarden voldoen:

a) arts of master in de Geneeskunde zijn of over een gelijkwaardig diploma beschikken;

b) houder zijn van een van de volgende diploma’s of gelijkwaardige diploma’s:

1) licentie in de Lichamelijke Opvoeding;

2) master in de Lichamelijke Opvoeding en de Bewegingswetenschappen;

3) bijzondere licentie in de Lichamelijke Opvoeding en de Sportgeneeskunde;

4) licentie in de Sportgeneeskunde;

5) getuigschrift van aanvullend onderwijs in de Sportgeneeskunde;

6) master in de Sportgeneeskunde;

2° een door NADO Vlaanderen georganiseerde of als gelijkwaardig erkende theoretische en praktische opleidingvolgen waarbij de volledige procedures van alle soorten van controleactiviteiten waarvoor de erkenning zal gelden, aanbod komen, en daarvan een of meer theoretische of praktische proeven op minstens voldoende wijze afleggen;

3° minstens eenmaal als waarnemer een dopingtest hebben bijgewoond en vervolgens op minstens voldoendewijze een dopingtest hebben uitgevoerd onder rechtstreeks toezicht en verantwoordelijkheid van een controlearts dieeen ADO heeft aangewezen. Het toezicht houden bij de monsterafname hoort hier niet bij;

4° een verklaring ondertekenen en aan NADO Vlaanderen bezorgen waarin hij zich ertoe verbindt om:

a) NADO Vlaanderen altijd schriftelijk of elektronisch al zijn persoonlijke en professionele banden met sporters,sportverenigingen en wedstrijdorganisatoren mee te delen;

b) NADO Vlaanderen elk belangenconflict onmiddellijk te melden en zich te onthouden van het aanvaarden vancontroleopdrachten op sporters met wie hij een persoonlijke band heeft en zich te onthouden van controleopdrachtenbij sportverenigingen waar hij een professionele band mee heeft;

c) zich bij het uitoefenen van zijn taak als controlearts passend te gedragen;

d) alle gegevens die hij in het kader van zijn taak als controlearts ontvangt, strikt vertrouwelijk te behandelen;

5° met uitzondering van het geval waarbij de intrekking van zijn erkenning op eigen aanvraag is gebeurd, niet hetvoorwerp geweest zijn van een intrekking van zijn erkenning als controlearts binnen vijf jaar die voorafgaan aan hetjaar waarop de aanvraag tot erkenning betrekking heeft.

§2. Om de erkenning als controlearts te kunnen behouden of te hernieuwen moet de betrokkene:

19052 MONITEUR BELGE — 26.03.2015 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 6: GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION ......g) de risico’s van het gebruik van voedingssupplementen; h) de rechten met betrekking tot de verwerking en bescherming van persoonsgegevens

1° jaarlijks deelnemen aan ten minste een vormingsactiviteit die door of op initiatief van NADO Vlaanderen isgeorganiseerd of als gelijkwaardig is erkend, en slagen voor een of meer theoretische of praktische proeven;

2° elke wijziging in de banden, vermeld in paragraaf 1, 4°, a), binnen dertig dagen na de wijziging schriftelijk aanNADO Vlaanderen meedelen;

3° de verklaring, vermeld in paragraaf 1, 4°, naleven;

4° de erkenningsvoorwaarden, instructies van NADO Vlaanderen en alle bepalingen van het Antidopingdecreetvan 25 mei 2012 en dit besluit naleven.

Art. 16. Om als chaperon door NADO Vlaanderen aangewezen te kunnen worden, moet de betrokkene erkendzijn door de NADO van de Franse Gemeenschap, Duitstalige Gemeenschap of Gemeenschappelijke Gemeenschaps-commissie of aan de volgende voorwaarden voldoen:

Voor de aanstelling als chaperon:

1° meerderjarig zijn;

2° een door NADO Vlaanderen georganiseerde of als gelijkwaardig erkende theoretische en praktische opleidingvolgen waarbij de volledige procedures van alle soorten van controleactiviteiten waarvoor de accreditatie zal gelden,aan bod komen, en daarvan een of meer theoretische of praktische proeven op minstens voldoende wijze afleggen;

3° een verklaring ondertekenen en aan NADO Vlaanderen bezorgen waarin hij zich ertoe verbindt om:

a) NADO Vlaanderen altijd schriftelijk of elektronisch al zijn persoonlijke en professionele banden met sporters,sportverenigingen en wedstrijdorganisatoren mee te delen;

b) NADO Vlaanderen elk belangenconflict onmiddellijk te melden en zich te onthouden van het aanvaarden vanopdrachten om op te treden als chaperon bij sporters met wie hij een persoonlijke band heeft en zich te onthouden vanopdrachten bij sportverenigingen waar hij een professionele band mee heeft;

c) zich bij het uitoefenen van zijn taak als chaperon passend te gedragen;

d) alle gegevens die hij in kader van zijn taak als chaperon ontvangt strikt vertrouwelijk te behandelen;

4° met uitzondering van het geval waarbij de intrekking op eigen aanvraag is gebeurd, niet het voorwerp geweestzijn van een intrekking van zijn accreditatie binnen vijf jaar die voorafgaan aan het jaar waarop de aanvraag totaccreditatie betrekking heeft.

Na de aanstelling als chaperon moet de betrokkene:

1° jaarlijks deelnemen aan ten minste een vormingsactiviteit die door of op initiatief van NADO Vlaanderen isgeorganiseerd of als gelijkwaardig is erkend, en slagen voor een of meer theoretische of praktische proeven;

2° elke wijziging in de banden, vermeld in paragraaf 1, 3°, a), binnen dertig dagen schriftelijk of elektronisch aanNADO Vlaanderen meedelen;

3° de verklaring, vermeld in paragraaf 1, 3°, naleven;

4° de voorwaarden in dit artikel, instructies van de controlearts en alle andere toepasselijke bepalingen van hetAntidopingdecreet van 25 mei 2012 en dit besluit naleven.

Art. 17. In afwijking van artikel 15 en 16 kunnen de personeelsleden van NADO Vlaanderen die een rechtstreekseverantwoordelijkheid dragen op het vlak van de preventie en bestrijding van doping in de sport, en die voldoen aande voorwaarden, vermeld in artikel 15 en 16, met uitzondering van de proeven, vermeld in artikel 15 en 16, erkendworden als controlearts en een legitimatiebewijs verkrijgen als controlearts of chaperon.

Art. 18. Om als expert aangewezen te kunnen worden, moet de betrokkene:

1° aan de volgende voorwaarden voldoen:

a) voor de aanduiding als expert inzake de bloedmodulekennis hebben van klinische hematologie, sportgenees-kunde of inspanningsfysiologie;

b) voor de aanduiding als expert inzake de steroïdenmodule: kennis hebben van labo-analyse, steroïdendoping ofendocrinologie;

2° zich ertoe verbinden om:

a) NADO Vlaanderen altijd schriftelijk of elektronisch al zijn persoonlijke en professionele banden met sporters,sportverenigingen en wedstrijdorganisatoren mee te delen;

b) NADO Vlaanderen elk belangenconflict onmiddellijk te melden;

c) zich bij het uitoefenen van zijn taak als expert passend te gedragen;

d) alle gegevens die hij ontvangt in het kader van zijn taak als expert, strikt vertrouwelijk te behandelen.

Art. 19. De besluiten over de erkenning van controleartsen worden bij uittreksel in het Belgisch Staatsbladbekendgemaakt.

Art. 20. De minister stelt de vergoedingen vast voor de prestaties en onkosten van de controleartsen,controlelaboratoria, de chaperons en de experten.

HOOFDSTUK 5. — Dopingcontroles

Afdeling 1. — De monsterneming

Onderafdeling 1. — Voorbereiding van de monsterneming

Art. 21. In dit artikel wordt verstaan onder analyseopdracht: de opdracht aan het controlelaboratorium om de bijeen dopingtest afgenomen monsters te analyseren.

De opdrachtgever die een dopingcontrole wil uitvoeren, formuleert daarvoor een controleopdracht aan decontrolearts of, als de opdrachtgever niet de monsterafname-instantie is, aan de monsterafname-instantie. Deanalyseopdracht, die bestemd is voor het controlelaboratorium, wordt als bijlage bij de controleopdracht gevoegd.

Voor zover redelijkerwijs mogelijk, moeten dopingcontroles worden gecoördineerd via ADAMS of een ander doorhet WADA goedgekeurd systeem om de efficiëntie van de gezamenlijke dopingcontroles te optimaliseren en onnodigeherhaling van dopingcontroles te vermijden.

19053MONITEUR BELGE — 26.03.2015 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 7: GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION ......g) de risico’s van het gebruik van voedingssupplementen; h) de rechten met betrekking tot de verwerking en bescherming van persoonsgegevens

De opdrachtgever bepaalt welke gegevens de controleopdracht en de analyseopdracht bevatten.

De controlearts of de chaperon kan niet optreden voor een controleopdracht waarbij de controleopdracht zoukunnen worden beïnvloed door een persoonlijke betrokkenheid of door banden met de sporter, de sportvereniging ofsportactiviteit in kwestie.

Art. 22. §1. De aangewezen controlearts organiseert en ziet toe op het goede verloop van de dopingcontrole en demonsterneming.

De monsterafname-instantie wijst, afhankelijk van de behoeften, de chaperons aan die de controlearts zullenbijstaan bij de dopingcontrole en de monsterneming.

§2. De controlearts of chaperon die de dopingcontrole uitvoert, legitimeert zich zo nodig aan de hand van zijnlegitimatiebewijs, dat daarvoor wordt uitgereikt door de monsterafname-instantie.

De controlearts moet over de officiële documenten beschikken die hem door de opdrachtgever werden bezorgd enwaaruit blijkt dat hij en zijn chaperons bevoegd zijn om monsters af te nemen bij de sporters. De controlearts moet ookeen bijkomend identificatiebewijs kunnen voorleggen met daarop zijn naam en foto alsook de vervaldatum van hetidentificatiebewijs.

§3. De controlearts kan een of meer taken die hem zijn toegewezen, delegeren aan een aangewezen chaperon, metuitzondering van de organisatie en het toezicht op het goede verloop van de dopingcontrole en de monsterneming.

Art. 23. Voor een monsterneming binnen wedstrijdverband moet de controlearts bij de monsterneming rekeninghouden met het normale verloop van de wedstrijd.

Voor een monsterneming buiten wedstrijdverband kan de controlearts beslissen om, als de sporter weigert om demonsterneming te laten uitvoeren in de woning van de sporter, in een redelijke nabijheid, een andere geschikte plaatsvoor de controle aan te wijzen waarnaar de betrokken sporter zich, onder permanente begeleiding en rechtstreekstoezicht van de controlearts of chaperon die hem bijstaat, moet begeven.

Onderafdeling 2. — Aanwijzing en oproep van de sporters voor monsterneming

Art. 24. Zonder afbreuk te doen aan de mogelijkheid voor de controlearts om voorafgaand te overleggen met deafgevaardigde van de sportvereniging of met de organisator van de wedstrijd in kwestie, wijst de controlearts volgenszijn controleopdracht de sporters aan die zich voor een monsterneming moeten aanbieden.

Bij een vermoeden van dopingpraktijken kan de controlearts op eigen initiatief een of meer sporters aanvullendaanwijzen voor een monsterneming.

Art. 25. De sporter moet als eerste op de hoogte gebracht worden dat hij is geselecteerd voor een monsterneming,tenzij voorafgaand contact met een derde is vereist aangezien het een minderjarige sporter of een sporter met eenhandicap betreft en bijstand van deze derde nodig is om de sporter te helpen identificeren of de sporter te informerenover het feit dat hij een monster moet afstaan.

De opdrachtgever of, in geval van NADO Vlaanderen, de minister, kan vanwege het specifieke karakter vanbepaalde wedstrijden andere werkwijzen van oproeping bepalen.

Als het eerste contact is gelegd, moet de persoon die de sporter oproept, hem de volgende informatie meedelen:

1° de verplichting om een monster af te staan;

2° de bevoegdheid waaronder de dopingcontrole plaatsvindt;

3° het type monsterneming en de voorwaarden waaraan moet worden voldaan bij de monsterneming;

4° de rechten van de sporter, met inbegrip van het recht om:

a) zich te laten bijstaan door een persoon van zijn keuze en een tolk, als dat nodig en mogelijk is;

b) bijkomende informatie te vragen over de procedure van de dopingcontrole;

c) wegens de redenen, vermeld in artikel 27, uitstel te vragen voor de aanmelding in het dopingcontrolestation;

d) voor een minderjarige sporter of voor een sporter met een handicap, wijzigingen in de monsterafnameprocedurete vragen overeenkomstig artikel 27;

e) informatie te vragen over de mogelijke gevolgen van een verzuim van naleving van de procedures van dedopingcontrole;

5° de plichten van de sporter, waaronder de plicht om:

a) onder permanente begeleiding en rechtstreeks toezicht van de controlearts of chaperon te blijven, vanaf hetmoment van de kennisgeving dat hij een dopingcontrole moet ondergaan tot de voltooiing van de monsterneming,tenzij, de controle niet onaangekondigd is;

b) een monster met een voor analyse geschikte dichtheid te verstrekken;

c) een officieel identificatiebewijs met foto voor te leggen;

d) te voldoen aan de monsterafnameprocedures;

e) zich onmiddellijk aan te melden in het dopingcontrolestation voor een monsterneming, behalve als hij eengeldige reden tot uitstel heeft als vermeld in artikel 27;

6° de locatie van het dopingcontrolestation;

7° dat het voorafgaand consumeren van voedsel en drank op risico van de sporter is en dat buitensporigerehydratatie in elk geval vermeden moet worden;

8° dat het verboden is om te urineren voor het monster afgestaan wordt, en dat aan de controlearts en de chaperonsde eerst uitgescheiden urine moet worden verschaft sinds de oproep tot de dopingcontrole.

In het derde lid, 5°, b), wordt verstaan onder voor analyse geschikte dichtheid: de dichtheid gemeten op 1,005 ofhoger met een refractometer, of op 1,010 of hoger met teststaafjes.

Art. 26. §1. Wanneer contact is opgenomen, moet de controlearts of chaperon al de volgende handelingen stellen:

1° vanaf het ogenblik van dit contact tot het ogenblik waarop de sporter het dopingcontrolestation na zijnmonsterafnameprocedure verlaat, de sporter te allen tijde onder toezicht houden;

2° zich identificeren tegenover de sporter;

19054 MONITEUR BELGE — 26.03.2015 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 8: GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION ......g) de risico’s van het gebruik van voedingssupplementen; h) de rechten met betrekking tot de verwerking en bescherming van persoonsgegevens

3° de identiteit van de sporter bevestigen aan de hand van een officieel identificatiebewijs met foto.

§2. De controlearts of chaperon laat de sporter het oproepingsformulier ondertekenen, waarmee de sporteraantoont dat hij de kennisgeving, vermeld in artikel 25, derde lid, erkent en aanvaardt. De sporter en de kennisgevendecontrolearts of chaperon ondertekenen het oproepingsformulier. Het wordt tegen ontvangstbewijs overhandigd aan desporter.

Als de sporter weigert de oproeping te tekenen of de kennisgeving, vermeld in artikel 25, derde lid, omzeilt, moetde persoon die de sporter oproept, indien mogelijk, de sporter informeren over de gevolgen van een weigering. Decontrolearts zal de opdrachtgever daarvan op de hoogte brengen in een gedetailleerd verslag.

Art. 27. § 1. De sporter meldt zich onmiddellijk na de oproeping aan in het dopingcontrolestation.

De controlearts of chaperon kan, op verzoek van de sporter, toestaan dat de sporter zich niet onmiddellijk in hetdopingcontrolestation aanbiedt of het dopingcontrolestation tijdelijk verlaat na erkenning of aanvaarding van deoproeping, op voorwaarde dat de sporter onder permanente begeleiding en rechtstreeks toezicht blijft van decontrolearts of een chaperon en voor een van de volgende activiteiten:

1° deelname aan een uitreikingsceremonie;

2° vervullen van mediaverplichtingen;

3° deelname aan verdere wedstrijden;

4° uitvoeren van een warm-down;

5° krijgen van de nodige medische verzorging;

6° opsporen van een persoon die de minderjarige sporter of sporter met een handicap bijstaat, of van een tolk;

7° verkrijgen van een officieel identificatiebewijs met foto;

8° bij een dopingcontrole buiten wedstrijdverband, afwerken van een trainingssessie;

9° andere redelijke omstandigheden zoals bepaald door de controlearts, met inachtneming van eventueleinstructies van de opdrachtgever.

§2. De controlearts of chaperon moet alle redenen voor het uitstellen van de aanmelding bij het dopingcontrole-station en/of voor het verlaten van het dopingcontrolestation waarvoor verder onderzoek door de opdrachtgevernodig kan zijn, documenteren. Elk verzuim van de sporter om onder permanent toezicht te blijven, moet ook wordengeregistreerd.

Een controlearts of chaperon moet een verzoek tot uitstel van een sporter weigeren als de sporter tijdens dat uitstelniet onder permanent toezicht kan blijven.

Als de sporter de aanmelding bij het dopingcontrolestation om enige andere reden dan een van de redenen,vermeld in paragraaf 1, uitstelt, maar toch nog vóór het vertrek van de controlearts aankomt, is het aan de controleartsom te beslissen of hij dit al dan niet als een mogelijk verzuim van naleving behandelt. Indien enigszins mogelijk, moetde controlearts de monsterafname voortzetten en de details van het uitstel van de sporter om zich bij hetdopingcontrolestation te melden, documenteren.

Als een controlearts of chaperon ook maar iets opmerkt dat de monsterafname zou kunnen compromitteren, moetde controlearts de omstandigheden ervan melden en documenteren. Als de controlearts dit gepast acht, moet hijoverwegen of het gepast is om een bijkomend monster bij de sporter af te nemen.

Art. 28. De controlearts of een chaperon brengen de opdrachtgever met een gedetailleerd verslag op de hoogtevan ieder mogelijk verzuim van naleving die ze in het kader van de oproep van de sporter voor de monsternemingvaststellen.

Een verzuim van naleving kan bestaan uit:

1° het niet beschikken over een officieel identificatiebewijs met foto;

2° het weigeren de oproeping te tekenen of het omzeilen van de kennisgeving, vermeld in artikel 25, derde lid;

3° een uitstel van onmiddellijke aanmelding of het vroegtijdig verlaten van het dopingcontrolestation;

4° een verzuim van de sporter om onder permanente begeleiding en rechtstreeks toezicht van de controlearts ofchaperon te blijven;

5° andere omstandigheden die de monsterneming kunnen beïnvloeden.

Onderafdeling 3. — De eigenlijke monsterneming

Art. 29. De controlearts moet gebruikmaken van een dopingcontrolestation dat op zijn minst de privacy,veiligheid en hygiëne van de sporter garandeert en dat uitsluitend als dopingcontrolestation wordt gebruikt voor deduur van de monsterafnameprocedure. De controlearts moet alle belangrijke afwijkingen van deze criteria registreren.

In het dopingcontrolestation of in een afzonderlijke ruimte ernaast is een toilet aanwezig, dat uitsluitend bruikbaaris voor de monsterafname, en een wachtruimte.

Art. 30. In de nabijheid, te beoordelen door de controlearts, van de plaats waar de wedstrijd plaatsvindt, houdtde organisator een afzonderlijke ruimte ter beschikking die aan de vereisten voldoet om als dopingcontrolestation tedienen.

De organisator zorgt voor voldoende ongeopende flessen niet-alcoholische drank om de sporter de mogelijkheidte geven om te hydrateren.

Bij afwezigheid van een door de organisator ter beschikking gestelde voldoende ingerichte ruimte bepaalt decontrolearts de plaats van de monsterneming, in overeenstemming met de vereisten van privacy, hygiëne en veiligheid.

Art. 31. Zonder de identiteit, veiligheid en integriteit van het monster in het gedrang te brengen, zijn voor sportersmet een handicap de volgende wijzigingen in de monsterafnameprocedure toegelaten:

1° het gebruik van door de controlearts aanvaard aangepast materiaal en door de controlearts aanvaardeaangepaste voorzieningen voor de monsterneming;

2° na toelating van de sporter en de controlearts, bijstand bij de monsterneming door een persoon naar keuze vande sporter of door bevoegd personeel, voor de sporter met een intellectuele, fysieke of sensorische handicap;

3° alle overige wijzigingen die de situatie naar het oordeel van de controlearts vereist.

19055MONITEUR BELGE — 26.03.2015 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 9: GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION ......g) de risico’s van het gebruik van voedingssupplementen; h) de rechten met betrekking tot de verwerking en bescherming van persoonsgegevens

Sporters die een sonde of afvoersysteem gebruiken, zijn verplicht om alle resterende urine uit dergelijke systemente verwijderen vooraleer een monster te verschaffen voor analyse. Waar mogelijk, moet een ongebruikte sonde ofongebruikt afvoersysteem gebruikt worden. Het is de verantwoordelijkheid van de sporter om hierover te beschikken.

Zonder de identiteit, veiligheid en integriteit van het monster in het gedrang te brengen, is de controlearts ofchaperon verplicht de minderjarige in het bijzijn van een volwassene op te roepen voor de monsterneming en zijn voorminderjarige sporters de volgende wijzigingen in de monsterafnameprocedure toegelaten:

1° het recht op bijstand door een ouder, voogd of degene die de minderjarige onder zijn bewaring heeft,uitgezonderd tijdens het afscheiden van urine, behalve op verzoek van de minderjarige. De bedoeling is ervoor tezorgen dat de controlearts op een correcte manier toezicht houdt op het afstaan van het monster. Zelfs als deminderjarige bijstand van een vertegenwoordiger afwijst, moeten de controlearts en chaperon overwegen of een anderederde al dan niet aanwezig moet zijn tijdens de kennisgeving en monsterafname. Als de minderjarige zich niet op datrecht beroept, wordt dat in het dopingcontroleformulier opgenomen;

2° de locatie voor alle dopingcontroles buiten wedstrijdverband is bij voorkeur een locatie waar een volwassenewaarschijnlijk aanwezig zal zijn, zoals een trainingslocatie;

3° alle overige wijzigingen die de situatie naar het oordeel van de controlearts vereist.

Art. 32. De monsterafname-instantie moet criteria bepalen voor wie tijdens de monsterafnameprocedure naast decontrolearts en chaperons aanwezig mag zijn. Deze criteria moeten minstens het volgende omvatten:

1° het recht van een sporter om zich tijdens de monsterafnameprocedure te laten vergezellen door eenvertegenwoordiger en/of tolk, behalve als de sporter een urinemonster afstaat;

2° het recht van een minderjarige sporter en het recht van de controlearts of chaperon die als getuige optreedt, omeen vertegenwoordiger toezicht te laten houden op de controlearts of chaperon die als getuige optreedt wanneer deminderjarige sporter een urinemonster afstaat, maar zonder dat de vertegenwoordiger het afstaan van het monsterrechtstreeks observeert, tenzij de minderjarige sporter daarom vraagt;

3° het recht van een sporter met een handicap om vergezeld te worden van een vertegenwoordiger;

4° een waarnemer van het WADA, voor zover dat van toepassing is krachtens het adviesprogramma voorevenementen. De waarnemer van het WADA zal het afstaan van een urinemonster niet rechtstreeks observeren.

Indien de monsterafname-instantie NADO Vlaanderen is, hebben alleen de bovenstaande personen, enbijkomende personen, toegelaten door de controlearts het recht om aanwezig te zijn bij de monsterafnameprocedure.

Art. 33. De controlearts en chaperons mogen alleen gebruikmaken van monsterafnamemateriaal dat op zijn minstaan al de volgende voorwaarden voldoet:

1° het omvat een uniek nummeringssysteem voor alle flesjes, houders, buisjes of andere items die worden gebruiktom het monster te verzegelen;

2° het heeft een afsluitsysteem waarmee niet geknoeid kan worden;

3° het verzekert dat de identiteit van de sporter niet van het materiaal zelf kan worden afgeleid;

4° het verzekert dat al het materiaal proper en verzegeld is vóór het door de sporter wordt gebruikt.

Art. 34. De handelingen die vereist zijn voor de monsterneming, worden door de sporter verricht, tenzij desporter toestemming geeft aan de controlearts om die handelingen uit te voeren. Dat laatste wordt in voorkomend gevalop het dopingcontroleformulier genoteerd.

Art. 35. §1. De afname van urinemonsters verloopt volgens de volgende procedure:

1° de sporter kiest een verzegelde opvangbeker uit een groep van dergelijke bekers, opent die, vergewist zich ervandat hij leeg en proper is, en vult hem met minstens negentig milliliter urine onder het visuele toezicht van een lid vanhet dopingcontroleteam, dat van hetzelfde geslacht is;

2° de sporter kiest een analysekit uit een groep verzegelde kits, die bestaat uit twee flesjes met hetzelfdecodenummer, gevolgd door de letter ″A″ voor het eerste flesje, en de letter ″B″, voor het tweede flesje. Hij opent die enkijkt na of de flesjes leeg en proper zijn. Hij giet ten minste dertig milliliter urine in flesje B, en ten minste zestig milliliterurine in het flesje A. Hij behoudt enkele urinedruppels in de opvangbeker. Hij sluit beide flesjes hermetisch, en kijktna of er geen lekken zijn;

3° de controlearts meet de soortelijke dichtheid van de urine die in de opvangbeker overblijft. Als uit het lezenblijkt dat het monster niet de soortelijke dichtheid heeft die voor de analyse in een controlelaboratorium noodzakelijkis, moet de controlearts een nieuwe urinemonsterneming eisen. De procedure, vermeld in punt 1° en 2°, wordt gevolgdvoor de nieuwe monsterneming;

4° de controlearts kijkt na of het codenummer dat op de sluitdoppen en op flesje A en B vermeld is, hetzelfde is.Het codenummer wordt op het dopingcontroleformulier geschreven. De sporter kijkt na of het codenummer datvermeld is op de sluitdoppen en op flesje A en B, hetzelfde is als het codenummer dat op het dopingcontroleformuliervermeld is;

5° de controlearts verwijdert, voor de ogen van de sporter, de overblijvende urine die niet voor hetcontrolelaboratorium bestemd is.

§2. Als de sporter minder dan negentig milliliter urine aflevert, brengt de controlearts de sporter op de hoogte vande plicht om een bijkomend monster af te leveren tot het minimumvolume van negentig milliliter is bereikt.

De controlearts laat de sporter materiaal voor de gedeeltelijke monsterneming en een monsternemingskit kiezen.De sporter controleert of al het materiaal goed verzegeld is en niet vatbaar is voor vervalsing. Als dat niet het geval is,kiest hij ander materiaal. Na controle van alle codenummers die vermeld worden op het dopingcontroleformulier,wordt de urine in het flesje A gegoten en tijdelijk verzegeld op de wijze die de controlearts vraagt. Het flesje A wordtdoor de controlearts bewaard.

Bij een onaangekondigde dopingcontrole blijft de sporter onder permanente begeleiding en rechtstreeks toezichtvan een lid van het dopingcontroleteam terwijl hij wacht om een bijkomend monster af te staan.

Als de sporter in staat is om een bijkomend monster af te staan, wordt de procedure voor de monsterneming vanurine herhaald en beëindigd als een toereikend volume is afgestaan.

19056 MONITEUR BELGE — 26.03.2015 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 10: GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION ......g) de risico’s van het gebruik van voedingssupplementen; h) de rechten met betrekking tot de verwerking en bescherming van persoonsgegevens

Art. 36. De afname van bloedmonsters verloopt volgens de volgende procedure:

1° voor hij overgaat tot de bloedafname, zorgt de controlearts ervoor dat de sporter zich minstens tien minuten ineen comfortabele positie kan bevinden;

2° de controlearts laat de sporter de opvangbuisjes en monsternemingskits kiezen die nodig zijn voor demonsterneming. De sporter kan die kiezen uit een aantal goed verpakte opvangbuisjes en monsternemingskits die hemaangeboden worden. De sporter kijkt na of de gekozen opvangbuisjes en kits goed verpakt zijn. Als de sporter niettevreden is met het gekozen materiaal, kan hij ander materiaal uitkiezen;

3° het materiaal voor de afname van het bloedmonster bestaat uit:

a) één of meer opvangbuisjes die bestemd zijn voor de monsterneming;

b) één of meer monsternemingskits waarin elk opvangbuisje apart verzegeld kan worden;

4° de codenummers op het materiaal worden gecontroleerd en worden genoteerd op het dopingcontroleformulier.Als de nummers niet overeenstemmen, kan de sporter ander materiaal kiezen;

5° de huid wordt door de controlearts gereinigd met een steriel ontsmettingsdoekje op de plaats waar debloedafname gedaan zal worden. Voor de bloedafname wordt een plaats op het lichaam gekozen waar ze geen nadeliggevolg kan hebben voor de sporter en zijn prestatie. De controlearts moet het bloedmonster uit een oppervlakkige aderin het opvangbuisje laten lopen. Voor zover nodig zal een knelband aangelegd worden voor de bloedafname. Deknelband wordt in voorkomend geval onmiddellijk verwijderd na de aderpunctie;

6° de controlearts neemt de nodige hoeveelheid bloed van de sporter af, zorgt ervoor dat de flesjes voldoendegevuld zijn en keert, nadat de bloedtoevoer in de flesjes stopt, de buisjes zachtjes drie keer om;

7° als de hoeveelheid bloed die tijdens de eerste poging bij de sporter kan worden afgenomen, niet volstaat, moetde controlearts de procedure herhalen. Er mogen maximaal drie pogingen worden ondernomen. Als alle pogingenmislukken, moet de controlearts de bloedafnameprocedure beëindigen en de reden daarvan noteren op hetdopingcontroleformulier;

8° de controlearts brengt een pleister aan op de plaats van de punctie;

9° als het monster verdere behandeling ter plaatse vereist, zoals centrifugering, moet de sporter toezicht blijvenhouden op het monster tot het in een veilige verzegelde kit is gestoken;

10° de opvangbuisjes worden in de daarvoor bestemde monsternemingskits verzegeld.

Art. 37. §1. Bij elke monsterneming worden de bevindingen vastgelegd in een dopingcontroleformulier, volgenshet model dat wordt vastgesteld door de opdrachtgever.

In geval van twijfel over de oorsprong of de authenticiteit van het monster moet aan de sporter worden gevraagdom een bijkomend monster te verstrekken. Weigert de sporter een bijkomend monster te verstrekken, dan moet decontrolearts de omstandigheden van de weigering gedetailleerd documenteren.

De controlearts moet de sporter de mogelijkheid bieden om eventuele opmerkingen die hij heeft over het verloopvan de monsterafnameprocedure, te documenteren.

§2. Tijdens de monsterafnameprocedure moet, indien van toepassing, op zijn minst de volgende informatie wordengeregistreerd:

1° datum, tijdstip en of het een aangekondigde of onaangekondigde dopingcontrole betreft;

2° tijdstip van aankomst bij het dopingcontrolestation;

3° datum en tijdstip waarop de monsterafnameprocedure werd beëindigd;

4° de naam van de sporter;

5° de geboortedatum van de sporter;

6° het geslacht van de sporter;

7° het thuisadres, e-mailadres en telefoonnummer van de sporter;

8° de sport en sportdiscipline die de sporter beoefent;

9° de naam van de coach en de dokter van de sporter;

10° het codenummer van het monster;

11° het type monster;

12° of de test binnen of buiten wedstrijdverband plaatsvindt;

13° de naam en handtekening van de controlearts en chaperon die als getuige optreedt;

14° indien van toepassing, de naam en handtekening van de chaperon die door de monsterafname-instantiegemachtigd is om een bloedmonster af te nemen;

15° vereiste informatie voor het controlelaboratorium over het monster;

16° medicatie en voedingssupplementen die binnen een voorafgaande periode van zeven dagen werdeningenomen en, wanneer het gaat om een bloedmonster, bloedtransfusies uitgevoerd binnen een voorafgaande periodevan drie maanden, volgens de verklaringen van de sporter;

17° eventuele onregelmatigheden in de procedures;

18° opmerkingen van de sporter betreffende het verloop van de monsterafnameprocedure, zoals verklaard door desporter;

19° toestemming van de sporter om gegevens van de monsterafname te verwerken;

20° al dan niet toestemming van de sporter om het monster of de monsters te gebruiken voor onderzoeksdoel-einden;

21° indien van toepassing, de naam en handtekening van de persoon die de sporter bijstaat als voorzien inartikel 31;

22° de naam en handtekening van de sporter;

23° de naam en handtekening van de controlearts en chaperon;

19057MONITEUR BELGE — 26.03.2015 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 11: GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION ......g) de risico’s van het gebruik van voedingssupplementen; h) de rechten met betrekking tot de verwerking en bescherming van persoonsgegevens

24° de naam van de opdrachtgever;

25° de naam van de monsterafname-instantie;

26° de naam van de instantie bevoegd voor resultatenbeheer.

Bij bloedafnames voor het opstellen van een biologisch paspoort moet ook de in artikel 57 vermelde informatieworden geregistreerd.

§3. Aan het eind van de monsterafnameprocedure moeten de sporter en de controlearts de nodige documentenondertekenen om aan te geven dat ze ervan overtuigd zijn dat de documenten de gegevens over de monsterafname-procedure van de sporter accuraat weergeven, inclusief de opmerkingen die de sporter eventueel heeft geformuleerd.De eventuele vertegenwoordiger van de sporter en de sporter moeten deze documenten allebei ondertekenen als desporter minderjarig is. Andere aanwezige personen die een formele rol hebben gespeeld tijdens de monsterafname-procedure bij de sporter kunnen de documenten ondertekenen als getuigen van de procedure.

De controlearts moet de sporter een kopie bezorgen van de documenten betreffende de monsterafnameproceduredie door de sporter werden ondertekend.

§4. Elke gedrag van de sporter of van personen die met de sporter omgaan of elke onregelmatigheid die demonsterneming zou kunnen compromitteren, moet door de controlearts in detail worden beschreven in een schriftelijkrapport, en wordt aan de opdrachtgever bezorgd.

§5. De controlearts moet ervoor zorgen dat de afgenomen monsters en bijbehorende documenten zo wordenopgeslagen dat de integriteit, identiteit en veiligheid ervan verzekerd zijn voor ze het dopingcontrolestation verlaten.

Art. 38. In dit artikel wordt verstaan onder beheersketen: de opeenvolging van individuen of organisaties dieverantwoordelijk zijn voor het beheer van een monster vanaf het moment dat het monster wordt afgestaan tot hetmoment waarop het monster voor analyse bij het controlelaboratorium wordt afgeleverd.

Wanneer het monster het dopingcontrolestation verlaat, moet iedere overdracht van de bewaring van het monstertussen personen worden gedocumenteerd in een formulier vastgelegd door de opdrachtgever, tot het monster zijnvoorziene bestemming bereikt.

De monsters moeten zo worden vervoerd dat de kans op degradatie van het monster ten gevolge van vertragingenen extreme temperaturen tot een minimum beperkt wordt. Bloedmonsters moeten vervoerd worden bij eentemperatuur tussen 2° en 12° Celsius.

Documentatie die de sporter identificeert, mag niet samen met de monsters of documentatie worden verstuurdnaar het controlelaboratorium.

De monsterafname-instantie moet ervoor zorgen dat de beheersketen gedetailleerd wordt gedocumenteerd en dat,waar nodig, instructies voor het type analyse dat moet worden uitgevoerd worden verstrekt aan het daarvoor belastecontrolelaboratorium. Verder moet de opdrachtgever aan het controlelaboratorium de nodige informatie verstrekkenmet het oog op de rapportage van de resultaten en statistische doeleinden als vermeld in artikel 37, §2, 3°, 6°, 8°, 10°,11°, 12°, 15°, 16°, 24°, 25° en 26°.

De controlearts moet alle relevante documentatie betreffende de monsterafnameprocedure naar de monsterafname-instantie sturen via de vervoersmethode die door de monsterafname-instantie werd goedgekeurd, zodra datuitvoerbaar is na het doorlopen van de monsterafnameprocedure.

Als de monsters met de bijbehorende documentatie of de documentatie betreffende de monsterafnameprocedureniet op hun respectieve voorziene bestemmingen aankomen, of als de integriteit of identiteit van een monster tijdenshet vervoer gecompromitteerd is, moet de monsterafname-instantie de beheersketen controleren, en overwegen of demonsters al dan niet ongeldig moeten worden verklaard.

Documentatie betreffende een monsterafnameprocedure of een overtreding van de antidopingregels moet door demonsterafname-instantie worden bewaard gedurende de periode gespecificeerd in de bijlage die bij dit besluit isgevoegd.

Art. 39. De monsters die bij een sporter worden afgenomen, zijn de eigendom van de opdrachtgever.

De opdrachtgever kan op verzoek het eigendomsrecht van de monsters overdragen naar de instantie voorresultatenbeheer of naar een andere antidopingorganisatie.

Afdeling 2. — De analyse

Art. 40. §1. Voor de toepassing van artikel 3, eerste lid, 1°, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012 mogenmonsters uitsluitend worden geanalyseerd in controlelaboratoria. De keuze van het controlelaboratorium komt toe aande opdrachtgever.

Andere dopingpraktijken kunnen worden aangetoond met analyseresultaten van andere laboratoria.

§2. De controlelaboratoria moeten de monsters analyseren en verslag uitbrengen over de resultaten conform deInternationale Standaard voor Laboratoria. Om effectieve dopingcontroles te garanderen, moeten in het technischdocument, vermeld in artikel 15, §1, vierde lid, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, monsteranalysemenu’sworden opgenomen die gebaseerd zijn op risicobeoordelingen en die geschikt zijn voor bepaalde sporten ensportdisciplines, en moeten de controlelaboratoria de monsters analyseren in overeenstemming met die menu’s, metuitzondering van het volgende:

1° antidopingorganisaties kunnen verlangen dat controlelaboratoria hun monsters analyseren op basis vanuitgebreidere menu’s dan die welke in het technische document zijn beschreven;

2° antidopingorganisaties kunnen verlangen dat laboratoria hun monsters analyseren op basis van minderuitgebreide menu’s dan die welke in het technische document zijn beschreven, maar alleen als ze het WADA ervanhebben overtuigd dat, gezien de bijzondere omstandigheden van hun land of de sport, minder uitgebreide analysespassend zouden zijn;

3° zoals bepaald in de Internationale Standaard voor Laboratoria, kunnen controlelaboratoria op eigen initiatief enkosten monsters analyseren op verboden stoffen of verboden methoden die niet opgenomen zijn in het monsterana-lysemenu dat in het technisch document is beschreven of dat door de opdrachtgever is gespecificeerd. De resultatenvan een dergelijke analyse moeten worden gerapporteerd en hebben dezelfde geldigheid en gevolgen als elk anderanalyseresultaat.

§3. Elk monster kan worden onderworpen aan verdere analyse door de antidopingorganisatie die verantwoorde-lijk is voor het resultatenbeheer, op elk moment voordat de analyseresultaten van zowel monster A als monster B - ofhet resultaat van monster A als wordt afgezien van de analyse van monster B of als monster B niet wordt geanalyseerd

19058 MONITEUR BELGE — 26.03.2015 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 12: GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION ......g) de risico’s van het gebruik van voedingssupplementen; h) de rechten met betrekking tot de verwerking en bescherming van persoonsgegevens

- door de antidopingorganisatie aan de sporter zijn meegedeeld als de vermeende grondslag voor vervolging wegenseen dopingpraktijk als vermeld in artikel 3, eerste lid, 1°, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012.

Een monster kan uitsluitend op aanwijzing van de antidopingorganisatie die de monsterneming heeftgeorganiseerd en gecoördineerd of op verzoek van het WADA worden bewaard en op ieder moment wordenonderworpen aan verdere analyses voor de toepassing van artikel 15, §1, tweede lid, van het voormelde decreet Deverdere analyse van monsters moet gebeuren in overeenstemming met de voorschriften van de InternationaleStandaard voor Laboratoria en de Internationale Standaard voor Dopingtests en -Onderzoeken.

HOOFDSTUK 6. — Onderzoeken

Afdeling 1. — Algemeen

Art. 41. §1. NADO Vlaanderen moet de nodige beleidslijnen en procedures invoeren om te verzekeren dat deconform artikel 15, §1, zesde lid, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012 ontvangen antidopinginformatie op eenveilige en vertrouwelijke manier wordt verwerkt, dat informatiebronnen worden beschermd, dat het risico op lekkenof ongewilde bekendmaking correct wordt aangepakt en dat informatie die met hen wordt gedeeld doorordehandhavingsdiensten, andere relevante instanties en/of andere derden uitsluitend voor legitieme antidopingdoel-stellingen wordt verwerkt, gebruikt en bekendgemaakt.

NADO Vlaanderen moet ervoor zorgen dat ze alle antidopinginformatie na ontvangst kan beoordelen oprelevantie, betrouwbaarheid en accuraatheid, rekening houdend met de aard van de bron en met de omstandighedenwaarin de informatie werd ontvangen.

Alle antidopinginformatie die door NADO Vlaanderen wordt ontvangen, moet geordend en geanalyseerd wordenzodat patronen, trends en verbanden kunnen worden vastgesteld waarmee NADO Vlaanderen een doeltreffendantidopingbeleid kan opstellen en, als de informatie betrekking heeft op een specifieke zaak, kan bepalen of er al danniet een redelijk vermoeden bestaat dat de antidopingregels dermate zijn overtreden dat verder onderzoekgerechtvaardigd is.

§2. Antidopinginformatie moet worden gebruikt ter ondersteuning van de opmaak, bijwerking of herziening vanhet spreidingsplan voor dopingtests en om te bepalen wanneer doelgerichte dopingtests moeten worden georgani-seerd, en om specifieke informatiebestanden op te maken waarnaar verwezen kan worden bij onderzoeken vanmogelijke dopingpraktijken.

§3. NADO Vlaanderen moet ook beleidslijnen en procedures uitwerken en invoeren voor het delen van informatie,waar van toepassing, en in overeenstemming met de geldende wetgeving, met andere antidopingorganisaties enordehandhavingsdiensten en andere relevante regelgevende of tuchtinstanties, bijvoorbeeld als uit de informatie zoublijken dat mogelijk een misdrijf is gepleegd of dat een regelgeving of andere gedragsregel is overtreden.

Afdeling 2. — Onderzoek van atypische resultaten en afwijkende paspoortresultaten

Art. 42. NADO Vlaanderen moet ervoor zorgen dat ze atypische resultaten en afwijkende paspoortresultaten dievoortvloeien uit dopingtests die door haar werden uitgevoerd, op vertrouwelijke en doeltreffende wijze kanonderzoeken, in overeenstemming met de vereisten van artikel 7.4 en 7.5 van de Code, alsook van de InternationaleStandaard voor Laboratoria.

NADO Vlaanderen moet het WADA op verzoek de nodige informatie verstrekken over de omstandigheden vanafwijkende analyseresultaten, atypische resultaten en andere mogelijke overtredingen van de antidopingregels, zoalsonder meer:

1° het wedstrijdniveau van de sporter in kwestie;

2° welke eventuele verblijfsgegevens de sporter in kwestie heeft verstrekt, en of die informatie al dan niet werdgebruikt om hem te lokaliseren voor de monsterafname die heeft geleid tot de bewuste afwijkende analyseresultatenof atypische resultaten;

3° het tijdstip waarop het betreffende monster is afgenomen vergeleken met de trainings- en wedstrijdschema’s vande sporter; en

4° andere profielgegevens zoals bepaald door het WADA.

Afdeling 3. — Onderzoek van andere mogelijke overtredingen van antidopingregels

Art. 43. §1. NADO Vlaanderen moet ervoor zorgen dat ze op vertrouwelijke en doeltreffende wijze enige andereanalytische of niet-analytische informatie kan onderzoeken die aangeeft dat er een redelijk vermoeden bestaat dat eenantidopingregel is overtreden.

Als een poging tot monsterafname bij een sporter informatie oplevert waaruit zou blijken dat de sporter na denodige kennisgeving de monsterafname tracht te ontwijken of weigert of verzuimt een monster af te staan of dat hijmogelijk knoeit of tracht te knoeien met de dopingcontrole, dan moet dit worden onderzocht als een mogelijk verzuimvan naleving.

§2. Als een redelijk vermoeden bestaat dat een antidopingregel is overtreden, moet NADO Vlaanderen aan hetWADA melden dat ze een onderzoek start in overeenstemming met artikel 7.6 of artikel 7.7 van de Code, naargelangvan toepassing. Daarna moet NADO Vlaanderen het WADA op verzoek op de hoogte houden van de status en deresultaten van het onderzoek.

NADO Vlaanderen moet alle relevante informatie en documentatie zo snel mogelijk verzamelen en registreren,zodat die informatie en documentatie kunnen worden omgezet tot toelaatbaar en betrouwbaar bewijs voor demogelijke overtreding van de antidopingregels en/of om verdere onderzoekpistes te identificeren die kunnen leiden totdergelijk bewijs.

NADO Vlaanderen moet ervoor zorgen dat de onderzoeken te allen tijde eerlijk, objectief en onpartijdig wordengevoerd. Het verloop van de onderzoeken, de beoordeling van de informatie en bewijzen die in de loop van hetonderzoek worden geïdentificeerd en het resultaat van het onderzoek moeten volledig worden gedocumenteerd.

Onderzoeken moeten altijd onbevooroordeeld worden gevoerd en mogen niet slechts één resultaat nastreven,zoals het instellen van een procedure tegen een sporter of een andere persoon in het kader van een overtreding van eenantidopingregel.

NADO Vlaanderen moet in elk stadium van het onderzoek openstaan voor alle mogelijke resultaten en bereid zijndie te overwegen, en niet alleen op zoek gaan naar mogelijk bewijs dat wijst op een zaak, maar ook naar eventueelbewijs dat er geen zaak is.

19059MONITEUR BELGE — 26.03.2015 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 13: GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION ......g) de risico’s van het gebruik van voedingssupplementen; h) de rechten met betrekking tot de verwerking en bescherming van persoonsgegevens

§3. NADO Vlaanderen moet bij het voeren van het onderzoek gebruikmaken van alle onderzoeksmiddelen dieredelijkerwijs beschikbaar zijn. Daarbij kan ze onder andere informatie en hulp krijgen van ordehandhavingsdienstenen andere relevante instanties als vermeld in artikel 15, §1, zesde lid, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012.NADO Vlaanderen moet echter ook ten volle gebruikmaken van alle onderzoeksmiddelen waarover ze zelf beschikt,waaronder het programma rond het biologisch paspoort voor sporters, de onderzoeksvolmachten die haar zijnverleend krachtens artikel 15 van het voormelde decreet en het recht om een periode van uitsluiting die is opgelegd aaneen sporter of begeleider op te schorten in ruil voor diens substantiële hulp in overeenstemming met artikel 10.6.1 vande Code.

§4. Sporters en begeleiders zijn overeenkomstig artikel 14/1 en 14/2 van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012verplicht mee te werken aan onderzoeken die worden gevoerd door NADO Vlaanderen. Als hun gedrag ondermijnendwerkt voor de onderzoeksprocedure, zal NADO Vlaanderen een procedure tegen hen starten in het kader van eendopingpraktijk als vermeld in artikel 3, eerste lid, 5°, van het voormelde decreet.

Art. 44. NADO Vlaanderen en, in geval van elitesporters en begeleiders, de vervolgende instantie voor hettuchtorgaan voor elitesporters en begeleiders, moeten krachtdadig en onverwijld tot een beslissing komen bij de vraagof al dan niet een procedure moet worden opgestart tegen de sporter of begeleider waarvan wordt aangenomen dat hijde antidopingregels heeft overtreden.

Als NADO Vlaanderen of de vervolgende instantie, vermeld in het eerste lid, op basis van de resultaten van hetonderzoek van NADO Vlaanderen concludeert dat er geen procedure moet worden gestart tegen de sporter ofbegeleider waarvan wordt aangenomen dat hij de antidopingregels heeft overtreden:

1° moet ze het WADA alsook de internationale federatie en NADO van de sporter of begeleider schriftelijk op dehoogte brengen van die beslissing, met de nodige motivering;

2° moet ze alle andere informatie over het onderzoek verstrekken die redelijkerwijs kan worden vereist door hetWADA en/of de internationale federatie en/of NADO om te bepalen of zij al dan niet in beroep gaan tegen diebeslissing;

3° moet NADO Vlaanderen in ieder geval overwegen of de informatie die werd verkregen en de lessen die zijngeleerd tijdens het onderzoek moeten worden gebruikt voor de opmaak van haar spreidingsplan voor dopingtests ende planning van doelgerichte dopingtests, en of die moeten worden gedeeld met andere instanties conform artikel 41,§3, van dit besluit.

HOOFDSTUK 7. — Opvolging van dopingcontroles en onderzoeken door NADO Vlaanderen

Afdeling 1. — Opvolging van een mogelijke dopingpraktijkals vermeld in artikel 3, eerste lid, 1°, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012

Art. 45. §1. Als de analyse van een in opdracht van NADO Vlaanderen verzameld A-monster leidt tot eenafwijkend analyseresultaat, beoordeelt NADO Vlaanderen of

1° een toepasselijke TTN is of zal worden verleend zoals bepaald in de Internationale Standaard voorToestemmingen wegens Therapeutische Noodzaak, of

2° er sprake is van een kennelijke afwijking van de Internationale Standaard voor Dopingtests en -Onderzoekenof de Internationale Standaard voor Laboratoria die de oorzaak is van het afwijkende analyseresultaat.

Als de beoordeling niet uitwijst dat er sprake is van een TTN of een recht daarop, of van een afwijking die hetafwijkende analyseresultaat heeft veroorzaakt, brengt NADO Vlaanderen de betrokken sporter aan de hand van degegevens die hij heeft opgegeven in het dopingcontroleformulier, met een aangetekende brief op de hoogte van:

1° het afwijkende analyseresultaat;

2° de overtreden antidopingregel;

3° het recht van de sporter om binnen vier dagen na de ontvangst van de kennisgeving op zijn kosten de analysevan het B-monster te vragen, en van het feit dat de sporter geacht wordt af te zien van de analyse van het B-monsterals dat verzoek uitblijft;

4° de vastgestelde datum, het tijdstip en de plaats van de analyse van het B-monster als de sporter of NADOVlaanderen beslist om die analyse aan te vragen;

5° de mogelijkheid van de sporter of de persoon die de sporter bijstaat, om aanwezig te zijn bij de opening van hetB-monster en de analyse ervan als die analyse binnen de vastgelegde termijn is aangevraagd;

6° het recht van de sporter om, op zijn kosten, kopieën te vragen van het laboratoriumdocumentatiepakket overhet A- en B-monster;

7° indien toepasselijk, de mogelijkheid dat hem een voorlopige schorsing zal worden opgelegd, de mogelijkheidtot het aanvragen van een voorlopige hoorzitting alvorens hem eventueel deze schorsing wordt opgelegd en, als geenvoorlopige schorsing wordt opgelegd, de mogelijkheid om een voorlopige schorsing te aanvaarden in afwachting vande beslechting van zijn zaak ten gronde.

In het geval, vermeld in het tweede lid, brengt NADO Vlaanderen, naast de sporter, ook de federatie, de NADOvan de woonplaats en de NADO van de plaats waar de sporter zijn licentie verkregen heeft, de internationalesportfederatie, en het WADA schriftelijk op de hoogte van de naam van de sporter, het land, de sport en de disciplinebinnen de sport, het competitieniveau van de sporter, of, in voorkomend geval, de dopingtest binnen of buitencompetitie werd uitgevoerd, de datum van de monsterneming, het analyseresultaat, de geschonden rechtsregel enandere nuttige informatie over de mogelijke dopingpraktijk.

Als NADO Vlaanderen beslist om het afwijkende analyseresultaat niet als een dopingpraktijk te beschouwen,brengt ze de sporter, de NADO van de woonplaats en licentie van de sporter, de internationale sportfederatie, het IOCof IPC als de beslissing een effect kan hebben op de volgende Olympische of Paralympische Spelen en het WADA opde hoogte van die beslissing. Al deze partijen kunnen tegen de beslissing, of het gebrek aan een beslissing binnen eenredelijke termijn, beroep aantekenen bij het TAS.

Als NADO Vlaanderen beslist om een afwijkend analyseresultaat als een dopingpraktijk te beschouwen, moetende organisaties, vermeld in het vierde lid, regelmatig op de hoogte gehouden worden van het verdere verloop van deprocedure.

Alvorens een sporter in kennis te stellen van een vermeende dopingovertreding, moet NADO Vlaanderen ADAMSraadplegen en contact opnemen met het WADA en andere relevante ADO’s om te bepalen of die sporter in het verledenal een dopingovertreding heeft begaan.

19060 MONITEUR BELGE — 26.03.2015 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 14: GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION ......g) de risico’s van het gebruik van voedingssupplementen; h) de rechten met betrekking tot de verwerking en bescherming van persoonsgegevens

§2. Als de analyse van een in opdracht van NADO Vlaanderen verzameld A-monster leidt tot een atypischanalyseresultaat, beoordeelt NADO Vlaanderen of:

1° een toepasselijke TTN is of zal worden verleend zoals bepaald in de Internationale Standaard voorToestemmingen wegens Therapeutische Noodzaak, of

2° er sprake is van een kennelijke afwijking van de Internationale Standaard voor Dopingtests en -Onderzoekenof de Internationale Standaard voor Laboratoria die de oorzaak is van het afwijkend analyseresultaat.

Als die beoordeling niet uitwijst dat er sprake is van een toepasselijke TTN of een afwijking die het atypischeanalyseresultaat heeft veroorzaakt, moet NADO Vlaanderen het vereiste onderzoek verrichten. Het vereiste onderzoekis afhankelijk van de situatie. Als in het verleden is vastgesteld dat een sporter van nature een verhoogdetestosteron/epitestosteron-verhouding heeft, volstaat het om te onderzoeken of het atypische resultaat consistent is metdie vroegere verhouding. In andere gevallen kan NADO Vlaanderen het controlelaboratorium de opdracht geven omde oorsprong van de verboden stof te bepalen. Nadat het onderzoek is afgerond, moeten de sporter en de organisaties,vermeld in paragraaf 1, ervan in kennis worden gesteld of het atypische analyseresultaat al dan niet als een afwijkendanalyseresultaat zal worden beschouwd. Als NADO Vlaanderen van oordeel is dat er sprake is van een afwijkendanalyseresultaat, is wat de opvolging betreft paragraaf 1 van toepassing.

NADO Vlaanderen zal het atypische analyseresultaat niet bekendmaken zolang ze haar onderzoek niet heeftafgerond en beslist heeft of ze het atypische analyseresultaat als een afwijkend analyseresultaat zal beschouwen, tenzijin een van de volgende gevallen:

1° als NADO Vlaanderen beslist dat monster B moet worden geanalyseerd vóór de afronding van haar onderzoekvan het atypische analyseresultaat, kan NADO Vlaanderen de analyse van monster B uitvoeren na de sporter daarvanin kennis te hebben gesteld, waarbij die kennisgeving een beschrijving van het atypische analyseresultaat en deinformatie, vermeld in artikel 45, §1, tweede lid, 4° tot en met 6°, moet bevatten;

2° als NADO Vlaanderen het verzoek krijgt, hetzij van de organisator van een belangrijk evenement kort vóór eenvan haar internationale evenementen, hetzij van een sportvereniging die verantwoordelijk is voor het halen van eennakende deadline voor de selectie van teamleden voor een internationaal evenement, om bekend te maken of eensporter die op een lijst van de organisator van het belangrijke evenement of een lijst van de sportorganisatie staat eenatypisch resultaat heeft, moet NADO Vlaanderen elke dergelijke sporter bekendmaken, nadat ze eerst de sporter zelfin kennis heeft gesteld van het atypische analyseresultaat.

Art. 46. §1. Als de sporter wil gebruikmaken van zijn recht tot analyse van het B-monster, verwittigt de sporterNADO Vlaanderen daarvan schriftelijk of elektronisch binnen vier dagen na de ontvangst van de kennisgeving,vermeld in artikel 45, §1. In die kennisgeving deelt de sporter ook mee of hij zich door een door hem gekozen advocaat,arts of deskundige wil laten bijstaan. Die advocaat, arts of deskundige, alsook de sporter zelf en een afgevaardigde vanNADO Vlaanderen, het BOIC, de federatie en internationale sportfederatie van de sporter en een vertaler hebben hetrecht om de analyse van het B-monster bij te wonen.

De analyse van het B-monster vindt ook plaats als de sporter of eventueel zijn advocaat, arts of een persoon diehij gekozen heeft om hem als deskundige bij te staan, niet zijn komen opdagen op het tijdstip dat vastgesteld is voorde analyse of niet beschikbaar zijn op de door het controlelaboratorium in alle redelijkheid voorgestelde alternatievedata. In dit laatste geval zal een door het controlelaboratorium aangestelde onafhankelijke getuige controleren of nietgefraudeerd werd met het B-monster en of de identificatienummers overeenkomen met de documenten.

§2. NADO Vlaanderen brengt, zo snel mogelijk na de ontvangst van de beslissing van de betrokken sporter, hetcontrolelaboratorium op de hoogte van de aanvraag om tot de analyse van het B-monster over te gaan.

De kosten van de analyse van het B-monster op verzoek van de sporter zijn volledig voor hem. Als de analysenegatief is, zijn de kosten voor NADO Vlaanderen.

Op verzoek van de betrokken sporter of de opdrachtgever wordt het laboratoriumdocumentatiepakket aan deverzoeker bezorgd. De kosten daarvoor worden gedragen door de verzoeker.

De sporter of eventueel zijn advocaat, zijn arts of iemand die hij gekozen heeft om hem als deskundige bij te staan,zal, als hij aanwezig is bij de analyse van het B-monster, het codenummer verifiëren en een attest ondertekenen dat hetcodenummer van het monster en de beschrijving van de verpakking bevat.

Afdeling 2. — Opvolging van een mogelijke andere dopingpraktijk dan de dopingpraktijken, vermeld in artikel 3, eerstelid, 1°, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012

Art. 47. NADO Vlaanderen staat in voor het eventuele verdere onderzoek naar een mogelijke anderedopingpraktijk dan de dopingpraktijken, vermeld in artikel 3, eerste lid, 1°, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012.

Als NADO Vlaanderen vaststelt dat er een mogelijk verzuim van naleving is geweest, moet ze de sporter of anderepartij onmiddellijk met een aangetekende brief op de hoogte brengen van de mogelijke gevolgen en van het feit dat hetmogelijke verzuim van naleving zal worden onderzocht.

Zodra NADO Vlaanderen ervan overtuigd is dat een dopingovertreding is begaan, moet ze de sporter ofbegeleider onverwijld met een aangetekende brief in kennis stellen van de overtreden antidopingregel, de grondslagvan de overtreding en, als dit voorzien is in de toepasselijke regelgeving, de mogelijkheid dat hem een voorlopigeschorsing zal worden opgelegd, de mogelijkheid tot het aanvragen van een voorlopige hoorzitting voor hem eventueeldeze schorsing wordt opgelegd en, als geen voorlopige schorsing wordt opgelegd of is voorzien, de mogelijkheid omeen voorlopige schorsing te aanvaarden in afwachting van de beslechting van zijn zaak ten gronde.

Alvorens een sporter of begeleider in kennis te stellen van een vermeende dopingovertreding, moet NADOVlaanderen ADAMS raadplegen en contact opnemen met het WADA en andere relevante ADO’s om te bepalen of diesporter of begeleider in het verleden al een dopingovertreding heeft begaan.

Naast de sporter of begeleider stelt NADO Vlaanderen tegelijk ook de federatie, de NADO van de woonplaats ende NADO van de plaats waar de betrokkene zijn licentie heeft verkregen, de internationale sportfederatie en het WADAop de hoogte van de naam van de sporter of begeleider, de overtreden antidopingregel en de grondslag van deovertreding.

De organisaties, vermeld in het vijfde lid, moeten door NADO Vlaanderen regelmatig op de hoogte gehoudenworden van het verdere verloop van de procedure.

19061MONITEUR BELGE — 26.03.2015 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 15: GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION ......g) de risico’s van het gebruik van voedingssupplementen; h) de rechten met betrekking tot de verwerking en bescherming van persoonsgegevens

Als NADO Vlaanderen beslist om het onderzoek af te sluiten zonder een dopingovertreding te weerhouden,brengt ze de sporter, de NADO van de woonplaats en licentie van de sporter, de internationale sportfederatie, het IOCof IPC als de beslissing een effect kan hebben op de volgende Olympische of Paralympische Spelen en het WADA opde hoogte van die beslissing. Al deze partijen kunnen tegen de beslissing, of het gebrek aan een beslissing binnen eenredelijke termijn, beroep aantekenen bij het TAS.

HOOFDSTUK 8. — Biologisch paspoort

Afdeling 1. — Algemeen

Art. 48. De bloedmodule van het biologisch paspoort kan door NADO Vlaanderen worden opgesteld voor dieelitesporters die een sportdiscipline beoefenen waarvoor de bevoegde internationale sportfederatie het biologischpaspoort hanteert.

De steroïdenmodule van het biologisch paspoort wordt opgesteld voor elke sporter die verplicht wordt eenurinemonster af te staan.

Het biologisch paspoort kan voor de onderworpen elitesporters gebruikt worden om

1° doelgerichte dopingcontroles uit te voeren;

2° een dopingpraktijk als vermeld in artikel 3, eerste lid, 2°, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, vast testellen.

Inzake breedtesporters kan de steroïdenmodule enkel gebruikt worden om te oordelen of er al dan niet eenbijkomende analyse moet uitgevoerd worden op het urinemonster en of de breedtesporter aan bijkomendemonsternames moet onderworpen worden.

Art. 49. Er wordt een atleet paspoort managementeenheid, afgekort APME, aangeduid door NADO Vlaanderen.

De verwerking van de persoonsgegevens door de APME gebeurt onder het toezicht van een arts.

Art. 50. De APME geeft aan de hand van het adaptief model na elke monsterneming een score aan het profiel vande sporter. Het profiel van een sporter is atypisch als het adaptieve model een score van 99 of hoger aangeeft.

In geval van een atypisch steroïden- of bloedprofiel deelt de APME dat mee aan NADO Vlaanderen, die, ingevalhet een elitesporter betreft, een expert aanwijst die voor de module relevant is, om het desbetreffende geanonimiseerdebiologisch paspoort te onderzoeken en te beoordelen.

Als het bloedprofiel gebaseerd is op een unieke bloedwaarde, en deze bloedwaarde als atypisch wordt beschouwddoor het adaptief model, kan NADO Vlaanderen bijkomende monsternemingen doen voor ze het atypische profieldoorstuurt naar de expert, vermeld in het tweede lid. De APME zal het meest geschikte tijdstip voor de bijkomendemonsterneming suggereren.

Als het steroïdenprofiel gebaseerd is op een unieke steroïdenwaarde, en deze steroïdenwaarde als atypisch wordtbeschouwd door het adaptieve model kan een bijkomende analyse uitgevoerd worden op het monster. Als debijkomende analyse negatief is, kan NADO Vlaanderen, ingeval het om een elitesporter gaat, bijkomendemonsternemingen doen voor ze het atypische profiel doorstuurt naar een expert voor de steroïdenmodule. De APMEzal het meest geschikte tijdstip voor de bijkomende monsterneming suggereren. Als de bijkomende analyse negatief is,kan NADO Vlaanderen, ingeval het om een breedtesporter gaat, bijkomende monsternemingen doen, maar kan ze hetatypische profiel niet bezorgen aan een expert.

Als de betrokken expert van oordeel is dat het profiel normaal is, wordt geen verder gevolg gegeven aan hetatypische profiel.

Als de betrokken expert van oordeel is dat het profiel verdacht is, deelt de expert dat mee aan de APME die NADOVlaanderen gericht testen zal aanbevelen of andere aanbevelingen zal doen.

Als de betrokken expert van oordeel is dat het profiel op een pathologische toestand wijst, brengt de expert NADOVlaanderen daarvan op de hoogte via de APME en brengt NADO Vlaanderen vervolgens de elitesporter daarvan opde hoogte.

Als de betrokken expert van oordeel is dat het zeer onwaarschijnlijk is dat het profiel het resultaat is van eennormale fysiologische of pathologische toestand, en waarschijnlijk het resultaat is van het gebruik van een verbodenstof of methode, wordt het biologisch paspoort door de APME bezorgd aan twee bijkomende experten die relevant zijnvoor de module, die de APME aanwijst en die samen met de eerste expert de commissie van experten vormen.

De commissie van experten werkt in onderling overleg. Ze werkt samen met de APME en kan via de APME aanNADO Vlaanderen bijkomende gegevens vragen, zoals aanvullende medische gegevens, gegevens over sportpraktij-ken of trainingsgegevens van de elitesporter. Ze kan ook deskundigen raadplegen en bijkomende informatie opvragenbij ADO of bij laboratoria over elk monster in het profiel.

De identiteit van de elitesporter is in deze stand van de procedure niet bekend bij de commissie van experten.

Als de commissie van experten unaniem van oordeel is dat er sprake kan zijn van een afwijkend paspoortresultaat,worden de bepalingen, vermeld in artikel 51 tot en met 54, toegepast. In de overige gevallen kan de commissie vanexperten aan de APME bijkomende informatie of expertise vragen of aan NADO Vlaanderen aanvullendedopingcontroles aanbevelen.

Art. 51. §1. Als de commissie van experten unaniem van oordeel is dat er sprake kan zijn van een afwijkendpaspoortresultaat, stelt de APME, in voorkomend geval in overleg met de commissie van experten, het ABPDP samendat minstens de volgende gegevens bevat:

1° het geslacht en de leeftijd van de elitesporter, de sport en de discipline;

2° de biologische data en het verkregen resultaat op basis van het adaptieve model;

19062 MONITEUR BELGE — 26.03.2015 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 16: GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION ......g) de risico’s van het gebruik van voedingssupplementen; h) de rechten met betrekking tot de verwerking en bescherming van persoonsgegevens

3° de aard van de monsterneming, het nummer van het monster en het interne laboratoriumnummer;

4° eventuele wedstrijdinformatie;

5° de documenten die melding maken van de personen die verantwoordelijk zijn voor de relevante monsters vanafhet moment van de monsterneming tot het moment waarop het monster ter analyse wordt ontvangen;

6° informatie van de dopingcontroleformulieren voor elk monster dat afgenomen is gedurende de periode,bepaald door de APME en de experten.

§2. Voor de bloedmodule is de volgende bijkomende informatie vereist:

1° informatie over eventuele hoogteverblijven van de elitesporter binnen de periode, bepaald door het commissievan experten;

2° de temperatuuromstandigheden bij het transport van de monsters in kwestie;

3° de relevante laboratoriumdocumentatie, met inbegrip van de bloedresultaten, de grafieken van het adaptievemodel en de interne en externe kwaliteitscontroles;

4° informatie over eventuele bloedtransfusies of significant bloedverlies van de elitesporter in de voorafgaandedrie maanden;

5° scatter grams;

6° interne en externe kwaliteitscontroles.

§3. Voor de steroïdenmodule is de volgende bijkomende informatie vereist:

1° de pH;

2° de soortelijke dichtheid;

3° de laboratoriumdocumentatie, met inbegrip van de screening en van bevestigde waarden van steroïdencon-centraties en ratio’s, als dat van toepassing is;

4° de IRMS-resultaten, als dat van toepassing is;

5° de indicaties van ethanolgebruik: concentraties van ethanol en ethanolmetabolieten in de urine;

6° de indicaties van bacteriële activiteiten;

7° de indicaties van genomen medicatie, verklaard of gedetecteerd, die het steroïdenprofiel kan beïnvloeden.

Art. 52. §1. De commissie van experten ontvangt het ABPDP en stelt in onderling overleg een nieuwe beoordelingop.

§2. Als de commissie van experten op basis van het ABPDP unaniem van oordeel blijft dat er sprake kan zijn vaneen afwijkend paspoortresultaat, wordt dat op gemotiveerde wijze ter kennis gebracht aan NADO Vlaanderen.

NADO Vlaanderen brengt de elitesporter en het WADA vervolgens met een aangetekende brief op de hoogte van:

1° het gemotiveerde oordeel van de betrokken commissie van experten dat er sprake kan zijn van een afwijkendpaspoortresultaat;

2° het ABPDP;

3° de mogelijkheid voor de elitesporter om binnen de door NADO Vlaanderen bepaalde termijn een verklaring afte leggen over de resultaten van het biologisch paspoort en, in voorkomend geval, bijkomende informatie teverschaffen.

Art. 53. De commissie van experten beoordeelt, in overleg met NADO Vlaanderen en de APME, de verklaring eninformatie die ze in voorkomend geval heeft ontvangen van de elitesporter, en stelt een definitieve gemotiveerdebeoordeling op. Het onderzoek blijft anoniem, hoewel de opgevraagde specifieke informatie mogelijks kan leiden totde identificatie van de sporter. Dit zal de geldigheid van de procedure niet beïnvloeden.

Als de commissie van experten unaniem van oordeel blijft, op basis van dezelfde gegevens in het biologischpaspoort, dat ze tot dezelfde conclusie komt als de eerste expert, namelijk dat het zeer onwaarschijnlijk is dat het profielhet resultaat is van een normale fysiologische of pathologische toestand, en waarschijnlijk het resultaat is van hetgebruik van een verboden stof of methode, brengt de APME NADO Vlaanderen ervan op de hoogte dat er sprake isvan een afwijkend paspoortresultaat. NADO Vlaanderen brengt vervolgens de elitesporter, de betrokken antidoping-organisaties en de bevoegde disciplinaire organen op de hoogte van de definitieve gemotiveerde beslissing.

Als de commissie van experten niet tot een unaniem oordeel kan komen op basis van de beschikbare informatie,kan ze bijkomend onderzoek of controles aanbevelen.

Art. 54. Als aan de elitesporter een uitsluiting wordt opgelegd op grond van de beoordeling van het biologischpaspoort, wordt na afloop van de uitsluiting het biologisch paspoort opnieuw ingesteld om de anonimiteit tegaranderen van potentiële toekomstige paspoortprocedures. In de overige gevallen blijft het biologisch paspoortdoorlopen, behalve als de elitesporter uitgesloten is door het gebruik van verboden stoffen of methoden die zijnbiologisch paspoort beïnvloedden. Het biologisch paspoort wordt dan opnieuw ingesteld vanaf het tijdstip waarop dedisciplinaire maatregel aanvangt.

Afdeling 2. — Bloedmodule van het biologisch paspoort

Art. 55. De bloedmodule van het biologisch paspoort kan door NADO Vlaanderen worden opgesteld voor deelitesporters die een sportdiscipline beoefenen waarvoor de bevoegde internationale federatie de bloedmodule van hetbiologisch paspoort hanteert.

Zonder afbreuk te doen aan deze afdeling wordt de monsterneming voor de bloedmodule van het biologischpaspoort conform artikel 36 en 37 uitgevoerd.

De monsterneming voor de bloedmodule van het biologisch paspoort wordt minstens twee uur na het beëindigenvan de training of wedstrijd uitgevoerd en nadat de elitesporter minstens tien minuten zittend in rust heeft kunnendoorbrengen na de oproep voor de monsterneming.

Art. 56. De volgende markers moeten minstens in de bloedmodule van het biologisch paspoort wordenopgenomen:

1° hematocriet;

19063MONITEUR BELGE — 26.03.2015 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 17: GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION ......g) de risico’s van het gebruik van voedingssupplementen; h) de rechten met betrekking tot de verwerking en bescherming van persoonsgegevens

2° hemoglobine;

3° aantal rode bloedcellen;

4° aantal en percentage reticulocyten;

5° gemiddeld volume rode bloedcellen;

6° gemiddelde hemoglobinemassa per rode bloedcel;

7° hemoglobine, gedeeld door hematocriet.

Art. 57. Het dopingcontroleformulier bevat bij een monsterneming voor de bloedmodule van het biologischpaspoort ook de volgende elementen:

1° de bevestiging dat de monsterneming niet binnen twee uur na een training of wedstrijd plaatsvond;

2° de informatie of de sporter al dan niet bloedverlies of bloedtransfusies heeft ondergaan, en het geschatte volumeervan, in een periode van drie maanden voorafgaand aan de monsterneming;

3° de informatie of de sporter enige vorm van hoogtesimulatie heeft gebruikt in de twee weken voorafgaand aande monsterneming en zo ja, zo veel mogelijk informatie over het type toestel en de manier waarop het werd gebruikt;

4° de informatie of de sporter op een hoogte van meer dan 1500 meter is verbleven in de twee weken voorafgaandaan de monsterneming en zo ja, of bij twijfel, de naam en de locatie van de verblijfplaats en de duur van het verblijf,alsook de geschatte hoogte;

5° of het monster onmiddellijk na ten minste drie opeenvolgende dagen van een intensieve uithoudingswedstrijdis afgenomen

6° eventuele extreme milieu-omstandigheden waaraan de sporter blootgesteld werd gedurende laatste twee urenvoor de monsterneming, inclusief sessies in een kunstmatige warmte, zoals een sauna.

Art. 58. Het bloedmonster wordt na de monsterneming koel maar niet diepgevroren getransporteerd naar hetcontrolelaboratorium waarbij een temperatuurlogger de temperaturen tijdens het transport registreert.

Het bloedmonster wordt geanalyseerd in het controlelaboratorium binnen 48 uur na de monsterneming.

De resultaten van het bloedmonster worden via ADAMS gerapporteerd aan NADO Vlaanderen, de betrokkeninternationale federatie, het WADA en de APME.

Afdeling 3. — Steroïdenmodule van het biologisch paspoort

Art. 59. De monsterneming voor de steroïdenmodule van het biologisch paspoort wordt conform artikel 35 en 37uitgevoerd.

HOOFDSTUK 9. — Verblijfsgegevensverplichtingen

Afdeling 1. — Categorieën van sportdisciplines

Art. 60. De sportdisciplines A, B en C, vermeld in artikel 20, §1, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, zijnde volgende:

1° lijst A:

a) atletiek – alle langeafstandslopen (3 000 m en meer);

b) triatlon;

c) duatlon;

d) veldrijden;

e) wielrennen (alle olympische disciplines);

f) biatlon;

g) skiën – langlaufen en noordse combinatie;

2° lijst B:

a) atletiek – alles behalve langeafstandslopen (3000 m en meer);

b) badminton;

c) boksen;

d) gewichtheffen;

e) gymnastiek;

f) judo;

g) kano;

h) moderne vijfkamp;

i) roeien;

j) schermen;

k) taekwondo;

l) tafeltennis;

m) tennis;

n) beachvolley;

o) zwemmen, behalve synchroonzwemmen en schoonspringen;

p) worstelen;

q) zeilen;

r) alpineskiën, freestyleskiën en snowboarden;

s) bobslee;

19064 MONITEUR BELGE — 26.03.2015 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 18: GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION ......g) de risico’s van het gebruik van voedingssupplementen; h) de rechten met betrekking tot de verwerking en bescherming van persoonsgegevens

t) skeleton;

u) rodelen;

v) schaatsen;

3° lijst C:

a) basketbal;

b) handbal;

c) hockey;

d) voetbal;

e) volleybal;

f) waterpolo;

g) ijshockey;

h) rugby.

Afdeling 2. — Ontstaan en einde van de verblijfsgegevensverplichtingen

Art. 61. NADO Vlaanderen die een sporter aan verblijfsgegevensverplichtingen wil onderwerpen, zal die sporter,met kopie aan de betrokken sportverenigingen, met een aangetekende brief op zijn woonplaats informeren over hetvolgende:

1° dat hij is opgenomen in de nationale doelgroep en in welke categorie;

2° dat hij tegen de door NADO Vlaanderen opgegeven datum moet voldoen aan de verblijfsgegevensverplich-tingen die op hem van toepassing zijn;

3° de omvang van de verblijfsgegevensverplichtingen;

4° de mogelijke gevolgen van een verblijfsgegevensinbreuk.

Art. 62. §1. De sporter kan zijn onderworpenheid aan verblijfsgegevensverplichtingen betwisten door binnenveertien dagen na de kennisgeving ervan met een aangetekende brief een verzoek tot heroverweging te richten aanNADO Vlaanderen, waarin hij de redenen uiteenzet op grond waarvan hij de onderworpenheid aan verblijfsgege-vensverplichtingen betwist. NADO Vlaanderen neemt deze argumenten mee in zijn beslissing over het verzoek totheroverweging.

Na verloop van die termijn kan de sporter zijn onderworpenheid aan verblijfsgegevensverplichtingen alleenbetwisten als er nieuwe elementen zijn met betrekking tot zijn statuut van elitesporter of elitesporter metverblijfsgegevensverplichtingen.

§2. De verblijfsgegevensverplichtingen eindigen vanaf de datum, opgegeven in de aangetekende brief, waarbijNADO Vlaanderen het einde van de verblijfsgegevensverplichtingen meedeelt aan de sporter of de dag dat NADOVlaanderen van de sporter een schriftelijk bericht ontvangt dat hij stopt met competitiesport.

§3. Als een elitesporter is opgenomen in een geregistreerde doelgroep van NADO Vlaanderen en een internationalefederatie, of in de nationale doelgroep van NADO Vlaanderen en de doelgroep van een andere NADO, moet NADOVlaanderen met de andere partij overeenkomen wie van hen de verblijfsgegevens zal beheren en de andere toegang zalgeven tot de verblijfsgegevens. Elke partij moet de sporter op de hoogte brengen dat hij deel uitmaakt van hundoelgroep. Alvorens daartoe over te gaan, moeten ze echter onderling afspreken bij welke organisatie de sporter zijnverblijfsgegevens moet indienen. Verder moet iedere kennisgeving die naar de sporter wordt verzonden, vermelden dathij zijn verblijfsgegevens alleen moet indienen bij die desbetreffende antidopingorganisatie, die de bewuste informatiedan zal delen met de andere, en met alle andere antidopingorganisaties die bevoegd zijn om dopingtests af te nemenbij de sporter. Aan een sporter mag niet worden gevraagd om zijn verblijfsgegevens bij meer dan één antidopingor-ganisatie in te dienen.

§4. NADO Vlaanderen moet ervoor zorgen dat de ingediende verblijfsgegevens alleen toegankelijk zijn voor:

1° gemachtigde personen die uitsluitend handelen in opdracht van hun internationale federatie of NADO op eenneed-to-know-basis;

2° het WADA;

3° andere ADO’s die bevoegd zijn om dopingtests uit te voeren bij de sporter.

Afdeling 3. — Omvang van de verblijfsgegevensverplichtingen

Art. 63. §1. Een sporter die is opgenomen in de nationale doelgroep, moet aan al de volgende voorwaardenvoldoen:

1° een volledig postadres verschaffen waar correspondentie voor de sporter naartoe kan gestuurd worden om hemformeel in kennis te stellen;

2° conform zijn categorie, de verblijfsgegevens, vermeld in artikel 22 van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012,verstrekken;

3° zich conform artikel 22 van het voormelde decreet, beschikbaar houden voor een of meer dopingtests.

§2. Het is de verantwoordelijkheid van de sporter om te verzekeren dat hij alle vereiste informatie correct envoldoende gedetailleerd vermeldt in zijn verblijfsgegevens, zodat iedere antidopingorganisatie de sporter indiengewenst op elke dag tijdens het kwartaal kan lokaliseren met het oog op dopingtests, en dat op de tijdstippen enlocaties die door de sporter zijn opgegeven in zijn verblijfsgegevens voor die dag.

Art. 64. §1. De verblijfsgegevens moeten door de onderworpen sporters voor de eerste dag van elk kwartaal,respectievelijk 1 januari, 1 april, 1 juli, 1 oktober, ingediend zijn.

Als de betrokken sporter nog niet exact weet waar hij zal verblijven in het eerstvolgende kwartaal, moet hij de bestmogelijke informatie indienen over waar hij zich op de betrokken tijdstippen denkt te zullen bevinden, en moet hij dieinformatie actualiseren zodra hij over meer gegevens beschikt. Als door omstandigheden zijn opgegeven verblijfsge-gevens niet langer correct zijn, moet hij die zo snel mogelijk actualiseren, zodat de controlearts hem kan vinden.

19065MONITEUR BELGE — 26.03.2015 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 19: GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION ......g) de risico’s van het gebruik van voedingssupplementen; h) de rechten met betrekking tot de verwerking en bescherming van persoonsgegevens

§2. Een sporter die is opgenomen in de nationale doelgroep, is verplicht er zorg voor te dragen en is ervoorverantwoordelijk dat zijn verblijfsgegevens altijd nauwkeurig, correct, volledig en actueel zijn, zodat een controleartsonaangekondigd:

1° de locatie waar de sporter zich bevindt, kan vinden;

2° zich toegang kan verschaffen tot die locatie;

3° de sporter op die locatie kan vinden.

§3. Gedurende het tijdslot moet de elitesporter van categorie A onmiddellijk beschikbaar zijn voor een dopingtest.Als de betrokken sporter gedurende het opgegeven tijdslot niet te vinden of beschikbaar is voor een onaangekondigdedopingtest, kan dat aanleiding geven tot de vaststelling van een gemiste dopingtest. Als de betrokken sporter tijdenshet opgegeven tijdslot wordt getest, moet hij bij de controlearts blijven tot de monsterneming is voltooid, zelfs als hetvermelde tijdsbestek van 60 minuten daarbij wordt overschreden.

Als de betrokken sporter gedurende het opgegeven tijdslot niet onmiddellijk te vinden of niet onmiddellijkbeschikbaar is voor een onaangekondigde dopingtest, kan dat aanleiding geven tot het onderzoeken of er sprake is vaneen dopingpraktijk als vermeld in artikel 3, eerste lid, 3° of 5°, van het voormelde decreet.

Als de betrokken sporter vijf minuten voor het verstrijken van het opgegeven tijdslot niet gevonden is, mag decontrolearts de sporter bellen. Als de sporter antwoordt en ter plaatse of in de onmiddellijke nabijheid is, kan hij eengemiste test nog vermijden door zich nog voor het verstrijken van het tijdslot beschikbaar te stellen voor eendopingtest. Dergelijke gevallen moeten echter altijd gerapporteerd worden en de controlearts moet nota maken vanelke feit dat erop kan wijzen dat er manipulatie van het bloed of urine kan gebeurd zijn tussen het telefoontje en demonsterneming.

Als de sporter de oproep beantwoordt en zich niet op de gespecifieerde locatie of in de buurt ervan bevindt, enbijgevolg niet beschikbaar is voor de dopingtest binnen het tijdslot, moet de controlearts een rapport van misluktepoging opstellen.

Het niet telefoneren van de sporter kan geen reden zijn om de gemiste test niet te registreren.

§4. De elitesporter van categorie A kan in beginsel op elk moment voor het tijdslot aanvangt, het tijdslot aanpassen.

Afdeling 4. — Niet-nakoming van de verblijfsgegevensverplichtingen door een elitesporter van categorie A

Onderafdeling 1. — Algemeen

Art. 65. §1. Ten laste van een elitesporter van categorie A die zijn verblijfsgegevensverplichtingen niet nakomt,kan een aangifteverzuim of gemiste dopingtest als vermeld in artikel 21, §1, tweede lid, van het Antidopingdecreet van25 mei 2012, worden geregistreerd.

§2. Conform artikel 3, eerste lid, 4°, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012 en artikel 75 van dit besluit kunnenaangifteverzuimen en gemiste dopingtests aanleiding geven tot de vaststelling van een dopingpraktijk als vermeld inartikel 3, eerste lid, 4°, van het voormelde decreet.

Elke verblijfsgegevensinbreuk die overeenkomstig de voorschriften die op de elitesporter van toepassing zijn, dooreen bevoegde ADO vastgesteld wordt, wordt daarbij in aanmerking genomen om te bepalen of er drieverblijfsgegevensinbreuken zijn in een aaneengesloten periode van twaalf maanden.

§3. De mogelijke aangifteverzuimen en gemiste dopingtests die ten laste van elitesporters categorie A door NADOVlaanderen worden vastgesteld of aan NADO Vlaanderen worden meegedeeld, worden conform onderafdeling 4 en 5geregistreerd, tenzij een andere ADO zijn verblijfsgegevens beheert. In dit laatste geval wordt het rapport van demislukte poging door NADO Vlaanderen voor afhandeling bezorgd aan de ADO die de verblijfsgegevens van desporter beheert.

Onderafdeling 2. — Mogelijk aangifteverzuim

Art. 66. Er is sprake van een mogelijk aangifteverzuim als voor een elitesporter van categorie A:

1° geen verblijfsgegevens zijn ingediend;

2° de verblijfsgegevens niet tijdig zijn ingediend;

3° de ingediende verblijfsgegevens niet correct zijn, volledig of voldoende nauwkeurig om de sporter te kunnenvinden voor een onaangekondigde dopingtest.

Om een mogelijk aangifteverzuim te kunnen vaststellen, moet aan de volgende voorwaarden voldaan zijn:

1° de sporter is tijdig voorafgaand aan het mogelijke aangifteverzuim op de hoogte gebracht conform artikel 61;

2° er is een rapport van een mislukte poging opgesteld als vermeld in het derde lid;

3° in geval van een tweede of een derde mogelijk aangifteverzuim gedurende hetzelfde kwartaal moet de sportervooraf op de hoogte gebracht zijn van het vorige mogelijke aangifteverzuim en heeft hij het niet gecorrigeerd binnende opgegeven termijn. Die termijn bedraagt niet minder dan 24 uur na de eerste kennisgeving, vermeld in artikel 68,van het vorige mogelijke aangifteverzuim, en eindigt niet later dan het einde van de maand waarin de sporter de eerstekennisgeving, vermeld in artikel 68, heeft ontvangen;

4° er is op zijn minst sprake van nalatigheid. Nalatigheid wordt vermoed als is voldaan aan de bepalingen,vermeld in het eerste lid, en een mogelijk aangifteverzuim is vastgesteld. Dat vermoeden kan worden weerlegd als desporter aantoont dat van zijn kant geen sprake is geweest van nalatigheid die heeft bijgedragen aan hetaangifteverzuim of die het aangifteverzuim heeft veroorzaakt.

Van elk mogelijk aangifteverzuim wordt door de controlearts een rapport van een mislukte poging opgesteld. Eenmogelijk aangifteverzuim kan vastgesteld worden op basis van de ingediende verblijfsgegevens, inclusief deze metbetrekking tot het tijdslot, of door een poging tot onaangekondigde dopingtest buiten het tijdslot.

Onderafdeling 3. — Mogelijk gemiste dopingtest

Art. 67. §1. Er is sprake van een mogelijk gemiste dopingtest als de controlearts tijdens het tijdslot bij deelitesporter van categorie A een onaangekondigde dopingtest wil uitvoeren, en die sporter tijdens het tijdslot niet tevinden of niet beschikbaar is op de door hem aangegeven locatie.

§2. Om een mogelijk gemiste dopingtest bij een sporter te kunnen vaststellen, moet aan de volgende voorwaardenvoldaan zijn:

1° de sporter is tijdig voorafgaand aan de mogelijk gemiste dopingtest geïnformeerd conform artikel 61;

19066 MONITEUR BELGE — 26.03.2015 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 20: GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION ......g) de risico’s van het gebruik van voedingssupplementen; h) de rechten met betrekking tot de verwerking en bescherming van persoonsgegevens

2° een controlearts heeft conform paragraaf 3 een rapport opgemaakt van een mislukte poging;

3° de controlearts is gedurende het opgegeven tijdslot op de opgegeven locatie gebleven. Gedurende die tijd deedhij wat in de gegeven omstandigheden redelijk is om de sporter te vinden, waarbij in acht moet worden genomen datde dopingtest zonder enige vorm van vooraankondiging moet plaatsvinden;

4° in geval van een mogelijk tweede of derde gemiste dopingtest gedurende hetzelfde kwartaal moet de sporterconform artikel 71 de eerste kennisgeving over zijn voorgaande mogelijk gemiste dopingtest ontvangen hebben;

5° bij het niet te vinden of beschikbaar zijn van de sporter in het tijdslot is op zijn minst sprake van nalatigheid.Nalatigheid wordt vermoed als is voldaan aan de voorwaarden, vermeld in punt 1° tot en met 4°. Dat vermoeden kanalleen worden weerlegd als de sporter aantoont dat van zijn kant geen sprake is geweest van nalatigheid die heeftbijgedragen aan dan wel de oorzaak is geweest van:

a) de omstandigheid dat hij niet vindbaar of beschikbaar was voor een dopingtest in het tijdslot;

b) het niet-tijdig, onvolledig en incorrect actualiseren van de verblijfsgegevens met betrekking tot het tijdslot.

§3. Van elke mogelijk gemiste dopingtest wordt door de controlearts een rapport van een mislukte pogingopgesteld.

Als een sporter bij aankomst van de controlearts op de opgegeven locatie tijdens het tijdslot niet onmiddellijk tevinden of beschikbaar is, maar wel later tijdens het tijdslot, voert de controlearts de dopingtest uit en stelt hij geenrapport van een mogelijk gemiste dopingtest op. Hij rapporteert de gebeurtenissen wel aan NADO Vlaanderen in hetlicht van een mogelijk onderzoek of er met betrekking tot de sporter sprake is van een dopingpraktijk als vermeld inartikel 3, eerste lid, 3° of 5°, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012.

De omstandigheid dat een sporter die niet te vinden of beschikbaar is geweest voor een dopingtest gedurende hettijdslot, eerder of later op dezelfde dag wel een dopingtest heeft ondergaan, heeft geen gevolg voor de rapportage vaneen mogelijk gemiste dopingtest tijdens het tijdslot.

§4. Als de sporter gedurende het tijdslot een dopingtest ondergaat, moet hij op de betreffende locatie blijven tot dedopingtest helemaal is afgerond, ook als de dopingtest voortduurt na afloop van het tijdslot.

§5. De controlearts moet bij het uitvoeren van een dopingtest tijdens het tijdslot altijd uitgaan van de meeste actueleinformatie over het tijdslot. Als de sporter niet te vinden is voor een dopingtest tijdens het tijdslot, maar de sportertijdig zijn informatie over het tijdslot heeft aangepast, is er geen sprake van een mogelijk gemiste dopingtest.

Onderafdeling 4. — Registratie van een aangifteverzuim

Art. 68. Als een controlearts een rapport van een mislukte poging heeft opgesteld en NADO Vlaanderen vanoordeel is dat de voorwaarden, vermeld in artikel 66, vervuld zijn, brengt NADO Vlaanderen de sporter binnenveertien dagen na de dag waarop de vaststelling heeft plaatsgevonden, met een aangetekende brief op de hoogte vanhet volgende:

1° er werd een mogelijk aangifteverzuim vastgesteld;

2° het mogelijke aangifteverzuim wordt geregistreerd, tenzij de sporter NADO Vlaanderen ervan overtuigt dat ergeen sprake is van een mogelijk aangifteverzuim;

3° de termijn waarin de sporter het mogelijke aangifteverzuim kan betwisten, is veertien dagen na de ontvangstvan de aangetekende kennisgeving van het mogelijke aangifteverzuim;

4° de gevolgen voor de sporter van de registratie van een aangifteverzuim;

5° mogelijk eerder geregistreerde verblijfsgegevensinbreuken van de sporter in de aaneengesloten periode vantwaalf maanden, als die bekend zijn bij NADO Vlaanderen.

Art. 69. §1. De sporter kan het mogelijke aangifteverzuim betwisten door binnen veertien dagen na de ontvangstvan de kennisgeving, vermeld in artikel 68, schriftelijk of elektronisch bezwaar aan te tekenen bij NADO Vlaanderen.

§2. Als de sporter het mogelijke aangifteverzuim tijdig betwist, controleert NADO Vlaanderen of aan allevoorwaarden, vermeld in artikel 66, is voldaan.

Als NADO Vlaanderen vervolgens oordeelt dat er geen mogelijk aangifteverzuim is begaan, deelt NADOVlaanderen dat binnen veertien dagen na de ontvangst van de kennisgeving, vermeld in paragraaf 1, mee aan desporter en aan de partijen die conform artikel 76 het recht hebben beroep in te stellen tegen die beslissing.

§3. Als de sporter het mogelijke aangifteverzuim niet of niet tijdig betwist, of als NADO Vlaanderen ondanks debetwisting van de sporter oordeelt dat er sprake is van een mogelijk aangifteverzuim, bevestigt NADO Vlaanderen desporter dat een aangifteverzuim zal worden geregistreerd.

NADO Vlaanderen brengt de sporter met een aangetekende brief op de hoogte van die bevestiging, hetzij binnenveertien dagen nadat de termijn, vermeld in paragraaf 1, is verlopen, hetzij binnen veertien dagen vanaf de dag datNADO Vlaanderen heeft geoordeeld dat er inderdaad sprake is van een mogelijk aangifteverzuim. Als de sporter hetmogelijk aangifteverzuim tijdig betwistte, licht dezelfde brief de sporter ook in over zijn recht om binnen veertiendagen na de ontvangst van de kennisgeving schriftelijk of elektronisch een administratieve herziening van diebevestiging aan te vragen bij NADO Vlaanderen.

Art. 70. §1. Als de sporter in het geval, vermeld in artikel 69, §3, tijdig een verzoek indient om een administratieveherziening, zal die herziening worden uitgevoerd door een of meer door NADO Vlaanderen aangewezen personen, dieniet betrokken waren bij de eerdere besluitvorming over het mogelijke aangifteverzuim.

§2. De administratieve herziening:

1° vindt plaats op basis van schriftelijke stukken, zonder dat een hoorzitting wordt gehouden;

2° bestaat uit de beoordeling of is voldaan aan de voorwaarden, vermeld in artikel 66;

3° leidt uiterlijk binnen veertien dagen na de ontvangst van het verzoek van de sporter tot een besluit dat hetmogelijke aangifteverzuim vervalt of gehandhaafd blijft.

§3. Als de administratieve herziening leidt tot het besluit dat het mogelijke aangifteverzuim vervalt, brengt NADOVlaanderen de sporter daarvan schriftelijk op de hoogte binnen zeven dagen nadat de beslissing is genomen. NADOVlaanderen stuurt die kennisgeving ook naar de partijen die conform artikel 76 het recht hebben beroep aan te tekenentegen de beslissing.

19067MONITEUR BELGE — 26.03.2015 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 21: GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION ......g) de risico’s van het gebruik van voedingssupplementen; h) de rechten met betrekking tot de verwerking en bescherming van persoonsgegevens

§4. Als de sporter de administratieve herziening niet of niet tijdig aanvraagt, dan wel de administratieveherziening bevestigt dat er sprake is van een mogelijk aangifteverzuim, ontvangt de sporter van NADO Vlaanderen debevestiging dat een aangifteverzuim is geregistreerd.

NADO Vlaanderen zal vervolgens het WADA, alsook de internationale federatie en de ADO die hetaangifteverzuim heeft onthuld, inlichten over het geregistreerde aangifteverzuim en de datum waarop het isvastgesteld. Die kennisgeving bevat ook informatie over andere verblijfsgegevensinbreuken die de sporter begaan heeftin de aaneengesloten periode van twaalf maanden, vermeld in artikel 65, §2, tweede lid, als die bekend zijn bij NADOVlaanderen.

Onderafdeling 5. — Registratie van een gemiste dopingtest

Art. 71. Als een controlearts een rapport van een mislukte poging heeft opgemaakt en NADO Vlaanderen vanoordeel is dat de voorwaarden, vermeld in artikel 67, vervuld zijn, brengt NADO Vlaanderen de betrokken elitesporterdaarvan op de hoogte met een aangetekende brief binnen veertien dagen na de dag waarop de vaststelling heeftplaatsgevonden. De schriftelijke kennisgeving vermeldt het volgende:

1° er werd een mogelijk gemiste dopingtest vastgesteld;

2° de mogelijk gemiste dopingtest wordt geregistreerd, tenzij de sporter NADO Vlaanderen ervan overtuigt dat ergeen sprake is van een mogelijk gemiste dopingtest;

3° de termijn waarin de sporter de mogelijk gemiste dopingtest kan betwisten, namelijk veertien dagen na deontvangst van de aangetekende kennisgeving van de mogelijk gemiste dopingtest;

4° de gevolgen voor de sporter van de registratie van een gemiste dopingtest;

5° mogelijk eerder geregistreerde verblijfsgegevensinbreuken van de sporter in de aaneengesloten periode vantwaalf maanden, als die bekend zijn bij NADO Vlaanderen.

Art. 72. §1. De sporter kan de mogelijk gemiste dopingtest betwisten door binnen veertien dagen na de ontvangstvan de kennisgeving, vermeld in artikel 71 schriftelijk of elektronisch bezwaar aan te tekenen bij NADO Vlaanderen.

§2. Als de sporter de mogelijk gemiste dopingtest tijdig betwist, controleert NADO Vlaanderen of aan allevoorwaarden, vermeld in artikel 67, is voldaan.

Als NADO Vlaanderen vervolgens oordeelt dat er geen sprake is van een mogelijk gemiste dopingtest, deeltNADO Vlaanderen dat binnen veertien dagen na de ontvangst van de kennisgeving, vermeld in paragraaf 1, mee aande sporter en aan de partijen die conform artikel 76 het recht hebben beroep aan te tekenen tegen die beslissing.

§3. Als de sporter de mogelijk gemiste dopingtest niet of niet tijdig betwist, of als NADO Vlaanderen ondanks debetwisting van de sporter oordeelt dat er sprake is van een mogelijk gemiste dopingtest, bevestigt NADO Vlaanderenaan de sporter dat een gemiste dopingtest zal worden geregistreerd.

NADO Vlaanderen brengt de sporter met een aangetekende brief op de hoogte van die bevestiging, hetzij binnenveertien dagen nadat de termijn, vermeld in paragraaf 1, is verlopen, hetzij binnen veertien dagen vanaf de dag datNADO Vlaanderen heeft geoordeeld dat er inderdaad sprake is van een mogelijk gemiste dopingtest. Als de sporter demogelijk gemiste dopingtest tijdig betwistte, licht dezelfde brief de sporter ook in over zijn recht om binnen veertiendagen na de ontvangst van de kennisgeving een administratieve herziening van de bevestiging aan te vragen bij NADOVlaanderen.

Art. 73. §1. Als de sporter in het geval, vermeld in artikel 72, §3, tijdig een verzoek tot administratieve herzieningindient, zal die herziening worden uitgevoerd door een of meer door NADO Vlaanderen aangewezen personen, dieniet betrokken waren bij de eerdere besluitvorming over de mogelijk gemiste dopingtest.

§2. De administratieve herziening:

1° vindt plaats op basis van schriftelijke stukken waarover de betrokkenen overleg hebben gepleegd, zonder dateen hoorzitting wordt gehouden;

2° bestaat uit de beoordeling of is voldaan aan de voorwaarden, vermeld in artikel 67;

3° leidt uiterlijk binnen veertien dagen na de ontvangst van het verzoek van de sporter tot een besluit dat demogelijk gemiste dopingtest vervalt of gehandhaafd blijft.

§3. Als de administratieve herziening leidt tot het besluit dat de mogelijk gemiste dopingtest vervalt, brengt NADOVlaanderen de sporter daarvan schriftelijk op de hoogte binnen zeven dagen nadat de beslissing is genomen. NADOVlaanderen stuurt die kennisgeving ook naar de partijen die conform artikel 76 het recht hebben beroep aan te tekenentegen de beslissing.

§4. Als de sporter de administratieve herziening niet of niet tijdig aanvraagt, dan wel de administratieveherziening bevestigt dat er sprake is van een mogelijk gemiste dopingtest, ontvangt de sporter van de ADO debevestiging dat een gemiste dopingtest is geregistreerd.

NADO Vlaanderen zal vervolgens het WADA, de internationale federatie en de ADO die de gemiste dopingtestheeft onthuld, inlichten over de geregistreerde gemiste dopingtest en de datum waarop die is vastgesteld. Diekennisgeving bevat ook informatie over andere verblijfsgegevensinbreuken die de sporter begaan heeft in deaaneengesloten periode van twaalf maanden, vermeld in artikel 65, §2, tweede lid, als die bekend zijn bij NADOVlaanderen.

Onderafdeling 6. — Gevolgen van geregistreerde verblijfsgegevensinbreuken

Art. 74. §1. De drie verblijfsgegevensinbreuken vermeld in artikel 3, eerste lid, 4° van het Antidopingdecreet van25 mei 2012 kunnen bestaan uit drie aangifteverzuimen, drie gemiste dopingtests of een combinatie van de twee, zolangin totaal sprake is van drie verblijfsgegevensinbreuken.

De dopingpraktijk wordt geacht te hebben plaatsgevonden op de dag waarop de derde geregistreerdeverblijfsgegevensinbreuk wordt geacht te hebben plaatsgevonden.

§2. Het vaststellen van verblijfsgegevensinbreuken is niet gebonden aan een bepaalde ADO. Elke verblijfsgege-vensinbreuk die vastgesteld wordt door een bevoegde ADO, wordt in aanmerking genomen om te bepalen of er drieverblijfsgegevensinbreuken zijn in een aaneengesloten periode van twaalf maanden.

§3. De aaneengesloten periode van twaalf maanden vangt aan op de datum waarop met betrekking tot een sporterde eerste verblijfsgegevensinbreuk geacht wordt te hebben plaatsgevonden.

19068 MONITEUR BELGE — 26.03.2015 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 22: GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION ......g) de risico’s van het gebruik van voedingssupplementen; h) de rechten met betrekking tot de verwerking en bescherming van persoonsgegevens

Als een aangifteverzuim wordt geregistreerd, wordt dat geacht te hebben plaatsgevonden op de eerste dag van hetkwartaal waarvoor de verblijfsgegevensverplichtingen waren bedoeld. Bij een volgend aangifteverzuim in hetzelfdekwartaal wordt het aangifteverzuim geacht te hebben plaatsgevonden op het moment dat de termijn om het vorigeaangifteverzuim te corrigeren, vermeld in artikel 66, tweede lid, 3°, verstrijkt.

Als een gemiste dopingtest wordt geregistreerd, wordt die geacht te hebben plaatsgevonden op de dag waarop deonsuccesvolle poging tot dopingtest gedurende het tijdslot heeft plaatsgevonden.

§4. Als een sporter binnen de aaneengesloten periode van twaalf maanden slechts één geregistreerdeverblijfsgegevensinbreuk heeft begaan, vervalt die na het verstrijken van die periode.

Als een sporter binnen de aaneengesloten periode van twaalf maanden twee geregistreerde verblijfsgegevensin-breuken begaat, vervalt na het verstrijken van de periode van twaalf maanden de minst recent geregistreerdeverblijfsgegevensinbreuk. De meest recent geregistreerde verblijfsgegevensinbreuk blijft van kracht. De datum waaropdie wordt geacht te hebben plaatsgevonden, is de aanvangsdatum van de volgende aaneengesloten periode van twaalfmaanden.

§5. De periodes waarin een sporter niet als elitesporter van categorie A onderworpen is aan verblijfsgegevensver-plichtingen, worden niet meegenomen in de berekening van de aaneengesloten periode van twaalf maanden. Indergelijke gevallen worden geregistreerde verblijfsgegevensinbreuken die zijn vastgesteld voorafgaand aan het nietlanger van toepassing zijn van de verblijfsgegevensverplichting, gecombineerd met geregistreerde verblijfsgegevens-inbreuken die zijn vastgesteld nadat de verblijfsgegevensverplichting weer van toepassing is geworden.

§6. Noch de aaneengesloten periode van twaalf maanden, noch een verblijfsgegevensinbreuk die in die periodeheeft plaatsgevonden, wordt beïnvloed door een of meer dopingtests die op latere momenten gedurende deaaneengesloten periode van twaalf maanden succesvol uitgevoerd zijn bij de betreffende sporters.

Onderafdeling 7. — Disciplinaire behandeling van geregistreerde verblijfsgegevensinbreuken

Art. 75. Zodra ten aanzien van een sporter sprake is van drie geregistreerde verblijfsgegevensinbreuken in eenaaneengesloten periode van twaalf maanden, maakt de ADO die de verblijfsgegevens beheert op het moment van dederde inbreuk, bij de bevoegde disciplinaire organen melding van een mogelijke dopingpraktijk als vermeld in artikel3, eerste lid, 4°, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, met het verzoek voor de disciplinaire afhandeling ervante zorgen. Tegelijk brengt de ADO de sporter, de internationale sportfederatie en het WADA op de hoogte van haargemotiveerde beslissing, de vermoedelijke dopingpraktijk, de geschonden rechtsregel, de naam van de sporter, hetland, de sport, de discipline binnen de sport en het competitieniveau van de sporter.

Onderafdeling 8. — Beroep

Art. 76. Overeenkomstig artikel 13.2 van de Code hebben de volgende partijen het recht bij het TAS beroep in testellen tegen de besluiten dat er geen sprake is van een mogelijk aangifteverzuim of mogelijk gemiste dopingtest,vermeld in artikel 69, §2, tweede lid, artikel 70, §3, artikel 72, §2, tweede lid, en artikel 73, §3:

1° de bevoegde internationale sportfederatie;

2° het WADA

3° de ADO die de verblijfsgegevensinbreuk heeft vastgesteld.

De termijn voor het instellen van beroep komt overeen met de termijn die is opgenomen in het tuchtreglement vande sportvereniging. Hetzelfde geldt voor het moment van de aanvang van de beroepstermijn.

Afdeling 5. — Niet-nakoming van de verblijfsgegevensverplichtingen door een elitesporter van categorie B

Art. 77. Er is sprake van een mogelijke niet-nakoming van de verblijfsgegevensverplichtingen door eenelitesporter categorie B als een controlearts een van de volgende gevallen vaststelt:

1° er zijn geen verblijfsgegevens ingediend;

2° de verblijfsgegevens zijn niet tijdig ingediend;

3° de ingediende verblijfsgegevens zijn niet correct, volledig of voldoende nauwkeurig om de sporter te kunnenvinden voor een onaangekondigde dopingtest.

Om een niet-nakoming als vermeld in artikel 21, §2, tweede lid, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, tekunnen vaststellen, moet aan de volgende voorwaarden voldaan zijn:

1° er is conform het derde lid een rapport opgesteld van een mislukte poging;

2° de sporter is tijdig en voorafgaand aan de mislukte poging conform artikel 61 van dit besluit geïnformeerd;

3° er is op zijn minst sprake van nalatigheid. Nalatigheid wordt vermoed als is voldaan aan de bepalingen,vermeld in artikel 61 van dit besluit, en een mogelijke niet-nakoming is vastgesteld. Dat vermoeden kan wordenweerlegd als de sporter aantoont dat van zijn kant geen sprake is geweest van nalatigheid die heeft bijgedragen aande mislukte poging of die de mislukte poging heeft veroorzaakt.

Van elke mogelijke niet-nakoming van verblijfsgegevensverplichtingen door een elitesporter van categorie B wordtdoor de controlearts een rapport van een mislukte poging opgesteld. Een mogelijke niet-nakoming kan vastgesteldworden op basis van de opgegeven verblijfsgegevens of op basis van een poging tot onaangekondigde dopingtest.

Art. 78. §1. Als een controlearts een rapport van een mislukte poging heeft opgesteld, en NADO Vlaanderen vanoordeel is dat de voorwaarden, vermeld in artikel 77, tweede lid, vervuld zijn, informeert NADO Vlaanderen de sporterdaarover met een aangetekende brief binnen veertien dagen na de dag waarop de vaststelling heeft plaatsgevonden.

§2. De schriftelijke kennisgeving vermeldt het volgende:

1° er werd een mogelijke niet-nakoming van verblijfsgegevensverplichtingen vastgesteld;

2° de termijn waarin de sporter dat kan betwisten, namelijk veertien dagen na de ontvangst van de schriftelijkekennisgeving;

3° de bepalingen, vermeld in artikel 21, §2, tweede lid, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012.

§3. De sporter kan de vaststelling, vermeld in paragraaf 1, betwisten door binnen veertien dagen na de ontvangstvan de kennisgeving, vermeld in paragraaf 1, schriftelijk of elektronisch bezwaar aan te tekenen bij NADO Vlaanderen.

19069MONITEUR BELGE — 26.03.2015 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 23: GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION ......g) de risico’s van het gebruik van voedingssupplementen; h) de rechten met betrekking tot de verwerking en bescherming van persoonsgegevens

§4. Als de sporter de vaststelling, vermeld in paragraaf 1, tijdig betwist, controleert NADO Vlaanderen of aan allevoorwaarden, vermeld in artikel 77, voldaan is. Aan de sporter wordt binnen veertien dagen na de ontvangst van hetbezwaar, vermeld in paragraaf 3, schriftelijk meegedeeld of NADO Vlaanderen van oordeel is dat hij inderdaad zijnverblijfsgegevensverplichtingen niet is nagekomen.

§5. Als de sporter de vaststelling, vermeld in paragraaf 1, niet of niet tijdig betwist, of als NADO Vlaanderen inantwoord op de betwisting door de sporter oordeelt dat de sporter zijn verblijfsgegevensverplichtingen niet isnagekomen, zal NADO Vlaanderen de sporter een aangetekende waarschuwing bezorgen, waarbij hem wordtmeegedeeld dat hij bij een tweede niet-nakoming van zijn verblijfsgegevensverplichtingen binnen twaalf maandenverplicht zal worden om dezelfde verblijfsgegevensverplichtingen na te komen als een elitesporter van categorie A.

§6. Als de elitesporter van de categorie B zijn verblijfsgegevensverplichtingen een tweede keer binnen twaalfmaanden niet nakomt, deelt NADO Vlaanderen hem met een aangetekende brief mee dat hij gedurende een termijnvan zes maanden dezelfde verblijfsgegevensverplichtingen in acht moet nemen als een elitesporter van categorie A.

De termijn van zes maanden kan door NADO Vlaanderen worden verlengd met telkens zes maanden, voor iederegemiste dopingtest of aangifteverzuim dat voor de betrokken sporter wordt geregistreerd tijdens de eerste periode vanzes maanden.

De periode van twaalf maanden vangt aan op de datum waarop voor de betrokken sporter de eersteniet-nakoming van de verblijfsgegevensverplichtingen werd vastgesteld.

Afdeling 6. — Niet-nakoming van de verblijfsgegevensverplichtingen door een elitesporter van categorie C

Art. 79. Er is sprake van een mogelijke niet-nakoming van de verblijfsgegevensverplichtingen door eenelitesporter categorie C als een controlearts vaststelt dat:

1° er geen verblijfsgegevens werden ingediend;

2° de verblijfsgegevens niet tijdig werden ingediend;

3° de ingediende verblijfsgegevens niet correct, volledig of voldoende nauwkeurig zijn om de sporter te kunnenvinden voor een onaangekondigde dopingtest.

Om een niet-nakoming als vermeld in artikel 21, §3, tweede lid, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, tekunnen vaststellen, moet aan de volgende voorwaarden voldaan zijn:

1° er is conform het derde lid een rapport opgesteld van een mislukte poging;

2° de sporter is tijdig en voorafgaand aan de mislukte poging conofrm artikel 61 van dit besluit geïnformeerd;

3° er is op zijn minst sprake van nalatigheid. Nalatigheid wordt vermoed als is voldaan aan de bepalingen,vermeld in artikel 61 van dit besluit, en een mislukte poging is vastgesteld. Dat vermoeden kan worden weerlegd alsde sporter of ploegverantwoordelijke aantoont dat geen sprake is geweest van nalatigheid die heeft bijgedragen aan demislukte poging of die de mislukte poging heeft veroorzaakt.

Van elke mogelijke niet-nakoming van verblijfsgegevensverplichtingen door een elitesporter van categorie C wordtdoor de controlearts een rapport van een mislukte poging opgesteld. Een mogelijke niet-nakoming kan vastgesteldworden op basis van de ingediende verblijfsgegevens of op basis van een poging tot onaangekondigde dopingtest.

Als een ploegverantwoordelijke is aangesteld, bezorgt NADO Vlaanderen hem een kopie van elk schrijven datonder deze afdeling aan de sporter is gericht.

Art. 80. §1. Als een controlearts een rapport van mislukte poging heeft opgesteld als vermeld in artikel 79, enNADO Vlaanderen van oordeel is dat de voorwaarden, vermeld in artikel 79, tweede lid, vervuld zijn, brengt NADOVlaanderen de sporter daarvan met een aangetekende brief op de hoogte binnen veertien dagen na de dag waarop devaststelling heeft plaatsgevonden.

§2. De schriftelijke kennisgeving vermeldt het volgende:

1° er werd een mogelijke niet-nakoming van verblijfsgegevensverplichtingen vastgesteld;

2° de termijn waarin de sporter de niet-nakoming kan betwisten, namelijk veertien dagen na de ontvangst van deschriftelijke kennisgeving;

3° de bepalingen, vermeld in artikel 21, §3, tweede lid, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012.

§3. De sporter kan de vaststelling, vermeld in paragraaf 1, betwisten door binnen veertien dagen na de ontvangstvan de kennisgeving, vermeld in paragraaf 2, met een aangetekende brief bezwaar aan te tekenen bij NADOVlaanderen.

§4. Als de sporter de vaststelling, vermeld in paragraaf 1, tijdig betwist, moet NADO Vlaanderen controleren ofaan alle voorwaarden, vermeld in artikel 79, tweede lid, voldaan is. Aan de sporter wordt binnen veertien dagen na deontvangst van het schriftelijke bezwaar, vermeld in paragraaf 3, schriftelijk meegedeeld of NADO Vlaanderen vanoordeel is dat de sporter inderdaad zijn verblijfsgegevensverplichtingen niet is nagekomen.

§5. Als de sporter de vaststelling, vermeld in paragraaf 1, niet of niet tijdig betwist, of als NADO Vlaanderen inantwoord op de betwisting oordeelt dat de verblijfsgegevensverplichtingen niet zijn nagekomen, zal NADOVlaanderen de sporter een aangetekende waarschuwing bezorgen, waarbij hem wordt meegedeeld dat hij bij eentweede niet-nakoming van zijn verblijfsgegevensverplichtingen binnen twaalf maanden verplicht zal worden omdezelfde verblijfsgegevensverplichtingen na te komen als een elitesporter van categorie A of B.

§6. Als verblijfsgegevensverplichtingen van een elitesporter van categorie C een tweede keer binnen twaalfmaanden niet correct zijn nagekomen, deelt NADO Vlaanderen de elitesporter categorie C met een aangetekende briefmee dat hij gedurende een verlengbare periode van zes maanden dezelfde verblijfsgegevensverplichtingen in acht moetnemen als een elitesporter van categorie A. In afwijking daarvan kan NADO Vlaanderen op basis van specifiekeomstandigheden aangereikt door de betrokken sporter, beslissen dat de betrokken sporter niet dezelfde verblijfsgege-vensverplichtingen in acht moet nemen als een elitesporter van categorie A maar wel die van een elitesporter vancategorie B.

De periode van twaalf maanden vangt aan op de datum waarop voor de betrokken sporter de eersteniet-nakoming van de verblijfsgegevensverplichtingen werd vastgesteld.

19070 MONITEUR BELGE — 26.03.2015 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 24: GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION ......g) de risico’s van het gebruik van voedingssupplementen; h) de rechten met betrekking tot de verwerking en bescherming van persoonsgegevens

HOOFDSTUK 10. — Disciplinaire maatregelen

Afdeling 1. — Opstart van de disciplinaire procedure

Art. 81. NADO Vlaanderen opent een disciplinair dossier zodra ze het bestaan vermoedt van een mogelijkedopingpraktijk van een sporter of begeleider met woonplaats in het Nederlands taalgebied of aangesloten bij eensportvereniging gevestigd in het Nederlands taalgebied of gepleegd in het Nederlands taalgebied.

Elk dossier wordt opgevolgd door NADO Vlaanderen.

Elk dossier bevat, zo mogelijk en in voorkomend geval:

1° een omschrijving van de reden die aanleiding heeft gegeven tot het openen van het dossier;

2° de vermelding van de datum van de opening van het dossier;

3° een inventaris van de stukken, met vermelding van de datum van opname in het dossier;

4° de identiteit van de vermoedelijke overtreder;

5° een afschrift van alle andere stukken die nuttig kunnen zijn voor de behandeling van het dossier.

In geval van een vermoedelijke dopingpraktijk als vermeld in artikel 3, eerste lid, 1°, van het Antidopingdecreetvan 25 mei 2012, vastgesteld na een controle in opdracht van NADO Vlaanderen, bevat elk dossier, zo mogelijk en invoorkomend geval, de volgende gegevens:

1° geboortedatum en adres van de sporter;

2° voornaam, achternaam en adres van de wettelijke vertegenwoordigers van de minderjarige sporter;

3° voornaam en achternaam van degene die de sporter vergezeld heeft tijdens de dopingtest;

4° naam en adres van de sportvereniging waarbij de sporter is aangesloten of van de organisator van desportactiviteit waaraan hij deelnam;

5° aard, datum en plaats van de controle;

6° voornaam, achternaam en adres van de advocaat of arts van de sporter;

7° de controleopdracht waarbij de controlearts belast werd met de uitvoering van een dopingtest;

8° het aanplakbiljet bij de sportactiviteit waarbij de oproep voor dopingtest wordt gedaan met een aanplakbiljet;

9° het dopingcontroleformulier;

10° de analysecertificaten en laboratoriumdocumentatiepakketten van de controlelaboratoria;

11° een afschrift van alle andere stukken die nuttig kunnen zijn voor de behandeling van het dossier.

Art. 82. Zodra NADO Vlaanderen het dossier als volledig beschouwt, wordt het verstuurd naar het bevoegdedisciplinaire orgaan.

Art. 83. Als een sporter of begeleider zich uit de sport terugtrekt, behoudt het bevoegde disciplinaire orgaan debevoegdheid om op basis van een overtreding vastgesteld op een tijdstip dat de sporter of begeleider zich nog niet uitde sport teruggetrokken had, de disciplinaire procedure op te starten, te voeren en af te ronden.

Afdeling 2. — Disciplinaire organen voor niet-elitesporters

Art. 84. De volgende personen komen niet in aanmerking om de functie van voorzitter of lid van de disciplinairecommissie of van de disciplinaire raad uit te oefenen:

1° de controleartsen, de chaperons en de experts;

2° de personen die werken voor een controlelaboratorium, en de personeelsleden van NADO Vlaanderen;

3° de parketmagistraten;

4° de leden van de gemeenschaps- of gewestparlementen of van de federale wetgevende macht;

5° de leden van de TTN-commissie.

Art. 85. Leden of plaatsvervangende leden van de disciplinaire commissie en van de disciplinaire raad moetendeskundig, onafhankelijk en onpartijdig zijn.

Jaarlijks bezorgen ze aan NADO Vlaanderen een geschreven verklaring waarin ze hun professionele enpersoonlijke banden met sporters, sportverenigingen en wedstrijdorganisatoren meedelen.

Bij een mogelijk belangenconflict moeten ze zich laten vervangen.

Het secretariaat van de disciplinaire commissie en de disciplinaire raad wordt waargenomen door NADOVlaanderen.

Art. 86. Voor de toepassing van artikel 28 en 29 van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012 wordt een master inde Geneeskunde gelijkgesteld met een arts.

Art. 87. Voor de benoeming van de leden en de plaatsvervangende leden van de disciplinaire commissie en vande disciplinaire raad, die magistraat zijn, kan het advies van het Ministerie van Justitie worden ingewonnen.

Art. 88. De minister legt de vergoedingen voor de voorzitter, de leden, de plaatsvervangende voorzitter en deplaatsvervangende leden van de disciplinaire commissie en de disciplinaire raad vast.

Afdeling 3. — Disciplinaire sancties voor niet-elitesporters

Art. 89. In het geval, vermeld in artikel 42, §6, 1°, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, kan NADOVlaanderen, voorafgaand aan een beslissing in laatste instantie of voor het verstrijken van de periode waarin beroepkan worden aangetekend, een deel van de uitsluitingsperiode opschorten in individuele gevallen waarin de sporterNADO Vlaanderen, een gerechtelijke instantie of een professioneel tuchtorgaan substantiële hulp heeft geboden dieertoe leidt dat NADO Vlaanderen een dopingovertreding door een andere persoon ontdekt of vaststelt, of waardooreen gerechtelijk orgaan of tuchtorgaan een strafbaar feit of een dopingpraktijk van een andere sporter of begeleiderontdekt of vervolgt. Na een beslissing in laatste instantie of het verstrijken van de periode waarin beroep kan wordenaangetekend, kan NADO Vlaanderen alleen een deel van de anderszins toepasselijke uitsluitingsperiode opschortenmet de goedkeuring van het WADA en de toepasselijke internationale federatie. In hoeverre de anderszins toepasselijke

19071MONITEUR BELGE — 26.03.2015 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 25: GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION ......g) de risico’s van het gebruik van voedingssupplementen; h) de rechten met betrekking tot de verwerking en bescherming van persoonsgegevens

uitsluitingsperiode kan worden opgeschort, hangt af van de ernst van de dopingovertreding die de sporter heeftbegaan, en van het belang van de substantiële hulp die de sporter heeft geboden in de strijd tegen doping in de sport.Niet meer dan driekwart van de anderszins toepasselijke uitsluitingsperiode kan worden opgeschort. Als de anderszinstoepasselijke uitsluitingsperiode levenslang is, mag de volgens dit artikel niet-opgeschorte periode nooit minder danacht jaar bedragen. Als de sporter in gebreke blijft om mee te werken en volledige en geloofwaardige substantiële hulpte bieden op basis waarvan NADO Vlaanderen een periode van uitsluiting heeft opgeschort, zal NADO Vlaanderen deoorspronkelijke periode van uitsluiting opnieuw van toepassing verklaren. Tegen elke beslissing van NADOVlaanderen om de opgeschorte uitsluitingsperiode al dan niet opnieuw in te voeren, kan de sporter, de sportvereniging,de NADO van de woonplaats van de sporter, de internationale sportfederatie, het IOC of IPC als de beslissing een effectkan hebben met betrekking tot de volgende Olympische of Paralympische Spelen, en WADA in beroep gaan bij het TAS.

WADA kan, op vraag van de sporter of NADO Vlaanderen, na een beslissing in laatste aanleg of het verstrijkenvan de beroepstermijn, een passende opschorting bevelen van de opgelegde periode van uitsluiting of geldboete omsubstantiële hulp aan een ADO te bevorderen. Als de sporter in gebreke blijft om de substantiële hulp te bieden op basiswaarvan WADA een periode van uitsluiting heeft opgeschort, zal WADA de oorspronkelijke periode van uitsluitingopnieuw van toepassing verklaren. Tegen elke beslissing van WADA om een opschorting te bevelen of de opgeschorteuitsluitingsperiode al dan niet opnieuw in te voeren, kan de sporter, de sportvereniging, de NADO van de woonplaatsvan de sporter, de internationale sportfederatie en het IOC of IPC als de beslissing een effect kan hebben met betrekkingtot de volgende Olympische of Paralympische Spelen, in beroep gaan bij het TAS.

Als NADO Vlaanderen eender welk deel van de normaal toepasselijke uitsluitingsperiode opschort, moet het eenschriftelijke rechtvaardiging voor haar beslissing bezorgen aan iedere ADO die het recht heeft om tegen de beslissingberoep aan te tekenen, zoals hierboven bepaald.

In uitzonderlijke gevallen kan WADA in het belang van de dopingbestrijding NADO Vlaanderen de toestemminggeven om de aard van de substantiële hulp geheim te houden.

Art. 90. §1. Behalve in de gevallen, vermeld in paragraaf 2 en 3, gaat de uitsluitingsperiode, vermeld in artikel 41,§1, van het decreet, in op de dag van de definitieve tuchtrechtelijke uitspraak die een uitsluiting oplegt of, als afstandis gedaan van een hoorzitting of als er geen hoorzitting is, op de dag waarop de uitsluiting wordt aanvaard ofanderszins wordt opgelegd.

§2. Als de hoorzittingsprocedure of andere aspecten van de dopingcontrole aanzienlijke vertraging hebbenopgelopen die niet aan de sporter te wijten is, kan het orgaan dat de sanctie oplegt de uitsluitingsperiode op eenvroegere datum laten ingaan en wel ten vroegste op de datum van de monsterneming of de laatste datum waarop eenandere dopingovertreding plaatsvond. Alle tijdens de uitsluitingsperiode behaalde wedstrijdresultaten, inclusief diewelke zijn behaald tijdens de periode van uitsluiting met terugwerkende kracht, worden gediskwalificeerd.

§3. Als de sporter de dopingovertreding onmiddellijk, namelijk in ieder geval voordat hij weer aan een wedstrijddeelneemt, bekent nadat NADO Vlaanderen hem of haar met de dopingovertreding heeft geconfronteerd, kan deuitsluitingsperiode ten vroegste aanvangen op de datum van de monsterneming of de laatste datum waarop een anderedopingovertreding plaatsvond. In elk geval moet, als dit artikel wordt toegepast, de sporter minstens de helft van deuitsluitingsperiode uitzitten, beginnend vanaf de datum waarop hij de oplegging van een sanctie aanvaardt, de datumvan de tuchtrechtelijke uitspraak die een sanctie oplegt of de datum waarop de sanctie anderszins wordt opgelegd. Ditartikel geldt niet als de uitsluitingsperiode al is verkort met toepassing van artikel 42, §6, 3°, van het Antidopingdecreetvan 25 mei 2012.

§4. Als een voorlopige schorsing wordt opgelegd en door de sporter wordt nageleefd, wordt de periode vanvoorlopige schorsing afgetrokken van een eventuele uitsluitingsperiode die uiteindelijk aan de sporter kan wordenopgelegd. Als een uitsluitingsperiode wordt uitgezeten overeenkomstig een beslissing waartegen later beroep wordtaangetekend, wordt die uitsluitingsperiode afgetrokken van een eventuele uitsluitingsperiode die uiteindelijk in beroepaan de sporter kan worden opgelegd.

Als een sporter vrijwillig en schriftelijk een voorlopige schorsing aanvaardt na de mededeling van NADOVlaanderen dat hij daarvoor de mogelijkheid heeft en als hij daarna afziet van wedstrijddeelname, wordt die periodevan vrijwillige voorlopige schorsing afgetrokken van een eventuele uitsluitingsperiode die uiteindelijk aan de sporterkan worden opgelegd. Een kopie van de vrijwillige aanvaarding van een voorlopige schorsing door de sporter moetonmiddellijk worden bezorgd aan alle partijen die het recht hebben om in kennis te worden gesteld van een vermeendedopingovertreding.

De periode vóór de ingangsdatum van een voorlopige schorsing of een vrijwillige voorlopige schorsing wordtnooit afgetrokken van een uitsluitingsperiode, ongeacht of de sporter ervoor heeft geopteerd om niet deel te nemen aanwedstrijden of door zijn team werd geschorst.

HOOFDSTUK 11. — Handhaving

Art. 91. §1. NADO Vlaanderen wijst de personeelsleden aan die moeten toezien op de naleving van de opgelegdedisciplinaire maatregelen.

§2. Conform artikel 44, §2, eerste zin van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012 nemen de personeelsleden,vermeld in paragraaf 1, hun bevindingen op in een verslag. Een afschrift van het verslag wordt bezorgd aan desportvereniging en eventueel aan de betrokken sporter.

Als het betrokken personeelslid vaststelt dat een sporter of begeleider het opgelegde verbod niet naleeft, bezorgthet personeelslid een afschrift van het verslag aan het bevoegde disciplinaire orgaan.

HOOFDSTUK 12. — Bewaartermijnen van persoonsgegevens

Art. 92. De persoonsgegevens, vermeld in artikel 48, §2, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, wordenbewaard met toepassing van de bewaartermijnen uit de tabel, die is opgenomen in de bijlage die bij dit besluit isgevoegd.

De persoonsgegevens, vermeld in het eerste lid, worden uiterlijk verwijderd op het einde van het trimester datvolgt op het einde van de aangegeven bewaartermijn, namelijk op 31 maart, 30 juni, 30 september of 31 december.

Tijdens de duur van een disciplinaire procedure worden de bewaartermijnen verlengd voor de persoonsgegevensdie betrokken zijn in die procedure.

19072 MONITEUR BELGE — 26.03.2015 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 26: GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION ......g) de risico’s van het gebruik van voedingssupplementen; h) de rechten met betrekking tot de verwerking en bescherming van persoonsgegevens

HOOFDSTUK 13. — Budgettaire bepalingen

Art. 93. Binnen de begrotingskredieten kan de minister, overeenkomstig artikel 49 van het Antidopingdecreet van25 mei 2012 maatregelen nemen om:

1° in fondsen te voorzien om een testprogramma voor alle sporten te ondersteunen of sportverenigingen enantidopingorganisaties bij te staan om dopingtests te financieren, door directe subsidies of beurzen, of door deerkenning van de kosten van dergelijke controles bij het vaststellen van de algemene subsidies of beurzen dietoegekend zullen worden aan die organisaties;

2° in fondsen te voorzien ter financiering of ondersteuning van het WADA en ter financiering van het ″Fonds voorde Uitbanning van het Dopinggebruik in de Sport″ als vermeld in artikel 17 van de internationale conventie tegen hetdopinggebruik in de sport, opgemaakt in Parijs op 19 oktober 2005 in het kader van de UNESCO;

3° in fondsen te voorzien ter ondersteuning of financiering van het wetenschappelijk onderzoek overdopinggebruik en de effecten ervan;

4° stappen te zetten om sportgerelateerde financiële steun aan individuele sporters of begeleiders die geschorst ofuitgesloten zijn als gevolg van een overtreding van een antidopingregel, te onthouden tijdens de duur van hunschorsing of uitsluiting;

5° iedere sportvereniging of antidopingorganisatie die niet in overeenstemming is met de Code en deInternationale Standaarden of met een of meer bepalingen van dit voormelde Antidopingdecreet van 25 mei 2012 ofmet een of meer van de maatregelen die genomen zijn op grond van dit Antidopingdecreet van 25 mei 2012, teonthouden van bepaalde of alle financiële of andere sportgerelateerde steun.

De ondersteuning of financiering, vermeld in het eerste lid, 3°, kan worden verleend als daarvoor bij NADOVlaanderen een aanvraag met een onderzoeksvoorstel wordt ingediend, en NADO Vlaanderen de minister advies heeftverleend.

De minister kan de nodige maatregelen treffen ter uitvoering van deze bepaling.

Art. 94. De bedragen, vermeld in het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, volgen de ontwikkeling van hetgezondheidsindexcijfer zoals bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering vande wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van ‘ s lands concurrentievermogen. De bedragen worden jaarlijks aangepastvolgens de volgende formule:

gezondheidsindex x (op 1 januari)/gezondheidsindex x-1 (op 1 januari).

HOOFDSTUK 14. — Slotbepalingen

Art. 95. Het besluit van de Vlaamse Regering van 19 oktober 2012 houdende uitvoering van het decreet van25 mei 2012 betreffende de preventie en bestrijding van doping in de sport, gewijzigd bij het besluit van de VlaamseRegering van 20 juni 2014, wordt opgeheven.

Art. 96. §1. De besluiten, genomen ter uitvoering van het besluit van 19 oktober 2012 houdende uitvoering vanhet decreet van 25 mei 2012 betreffende de preventie en bestrijding van doping in de sport, blijven van kracht totdathun geldigheidsduur verstreken is of totdat ze opgeheven worden.

De erkenningen van controleartsen genomen ter uitvoering van het besluit van 19 oktober 2012 houdendeuitvoering van het decreet van 25 mei 2012 betreffende de preventie en bestrijding van doping in de sport, blijven vankracht totdat hun huidig lopende geldigheidsduur verstreken is of totdat ze ingetrokken worden.

Sporters die door NADO Vlaanderen onder toepassing van het besluit van 19 oktober 2012 houdende uitvoeringvan het decreet van 25 mei 2012 betreffende de preventie en bestrijding van doping in de sport verplicht werdenverblijfsgegevens in te dienen, blijven verplicht de verblijfsgegevens behorend tot hun categorie in te dienen, tottegenbericht van NADO Vlaanderen.

§2. De disciplinaire afhandeling van feiten die aanleiding geven tot de vaststelling van dopingpraktijken diegepleegd of vastgesteld zijn voor de inwerkingtreding van dit besluit, blijft onderworpen aan de disciplinairebepalingen die van toepassing waren voor de inwerkingtreding van dit besluit.

De periode gedurende welke voorgaande dopingpraktijken in rekening kunnen worden gebracht als meervoudigeovertredingen, is tien jaar, tenzij ze al verjaard zijn op de datum van inwerkingtreding van dit besluit.

Om de uitsluitingsperiode te bepalen van een tweede dopingpraktijk, waarbij de sanctie voor de eerstedopingpraktijk gebaseerd was op de disciplinaire sanctieregeling die van toepassing was voor de inwerkingtreding vandit besluit, moet uitgegaan worden van de uitsluitingsperiode die opgelegd zou zijn voor de eerste dopingpraktijkonder de disciplinaire sanctieregeling die in werking treedt bij dit besluit.

Elk geregistreerd aangifteverzuim dat of elke geregistreerde gemiste test die plaatsvond voor de inwerkingtredingvan dit besluit, vervalt na twaalf maanden.

Art. 97. In dit besluit wordt verstaan onder dagen: kalenderdagen.

Als een termijn in beginsel verstrijkt op een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag, wordt die termijn verlengd enverstrijkt hij pas op de eerstvolgende werkdag.

De zaterdagen, zondagen en wettelijke feestdagen worden niet als werkdag beschouwd.

Art. 98. De volgende regelgevende teksten treden in werking op 31 maart 2015:

1° het decreet van 19 december 2014 houdende aanpassing van het antidopingdecreet van 25 mei 2012 aan deCode 2015;

2° dit besluit.

Art. 99. De Vlaamse minister, bevoegd voor de medisch verantwoorde sportbeoefening, is belast met deuitvoering van dit besluit.

Brussel, 13 februari 2015.

De minister-president van de Vlaamse Regering,Geert BOURGEOIS

De Vlaamse minister voor Werk, Economie, Innovatie en Sport,Philippe MUYTERS

19073MONITEUR BELGE — 26.03.2015 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 27: GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION ......g) de risico’s van het gebruik van voedingssupplementen; h) de rechten met betrekking tot de verwerking en bescherming van persoonsgegevens

Bijlage. — Bewaartermijnen als vermeld in artikel 92

module gegevens bewaartermijnen

* 1 - Elitesporter De hierna vermelde bewaartermijnen begin-nen te lopen vanaf het ogenblik dat de spor-ter niet langer deel uitmaakt van de groep dieis onderworpen aan de dopingtests van deADO:

voor- en achternaamgeboortedatumsport/disciplinegeslacht

onbeperktonbeperktonbeperktonbeperkt

telefoon- of gsm-nummerelektronisch adresdomicilieadres

10 jaar10 jaar10 jaar

* 2 - Verblijfsgegevens(behalve voor het pro-grammavan het biologisch paspoortvan de sporter)

De hierna vermelde bewaartermijnen begin-nen te lopen vanaf de datum waarop de gege-vens betrekking hebben.

verblijfsgegevensaangifteverzuimgemiste dopingtest

18 maanden18 maanden18 maanden

* 3 - TTN

formulier van toekenningvan TTN

10 jaar vanaf de datum van de goedkeuringvan de TTN

medische informatie die alsbewijs dient voor de TTN

informatie van de TTN dieniet werd vermeld :(i) op het formulier vantoekenning/weigering;of(ii) in de medische informatiedie als bewijs dient voor deTTN

18 maanden vanaf het einde van de geldig-heid van de TTN

18 maanden vanaf het einde van de geldig-heid van de TTN

* 4 - Dopingtests De hierna vermelde bewaartermijnen begin-nen te lopen vanaf de datum waarop hetdocument is gecreëerd / vanaf de eerste indi-catie van een afwijkend analyseresultaat, aty-pisch analyseresultaat, dopingpraktijk of mon-sterneming. 18 maanden als er geen indicatieis van een dopingpraktijk / 10 jaar als er eenindicatie is van een mogelijke dopingpraktijkof als het monster wordt opgeslagen voormogelijke bijkomende controle of in het kadervan een paspoortprogramma.

informatie met betrekking totde controleopdracht

18 maanden/10 jaar

dopingcontroleformulierbeheersketenformulier

18 maanden/10 jaar18 maanden/10 jaar

* 5 - Monsters Onbeperkt als de monsters anoniem zijn enbewaard worden voor wetenschappelijkedoeleinden. In geval van een afwijkend analy-seresultaat, of als het monster niet meer ano-niem is, is de maximumbewaartermijn tienjaar.

A-monster onbeperkt/10 jaar

B-monster onbeperkt/10 jaar

* 6 - Controleresultaten/Beheer van de analyseresulta-ten (formulieren/ documen-tatie)

De hierna vermelde bewaartermijnen begin-nen te lopen vanaf het opstellen van de docu-menten die als bewijs dienen.

negatieve analyseresultaten 10 jaar

afwijkend analyseresultaat 10 jaar

19074 MONITEUR BELGE — 26.03.2015 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 28: GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION ......g) de risico’s van het gebruik van voedingssupplementen; h) de rechten met betrekking tot de verwerking en bescherming van persoonsgegevens

module gegevens bewaartermijnen

atypisch analyseresultaat 10 jaar

* 7 - Disciplinaire beslissin-gen

disciplinaire beslissingen voorlopige schorsingen endisciplinaire sancties

onbeperkt

relevantedocumenten/dossiers die alsbewijs dienen

onbeperkt

* 8 - Biologisch paspoortvan de sporter

analyseresultaten analyseresultaten 10 jaar vanaf de datum van het verkrijgen vande analyseresultaten

verblijfsgegevens verblijfsgegevens 10 jaar vanaf de datum waarop de verblijfsge-gevens betrekking hebben

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 februari 2015 houdende uitvoeringvan het Antidopingdecreet van 25 mei 2012.

Brussel, 13 februari 2015.De minister-president van de Vlaamse Regering,

Geert BOURGEOIS

De Vlaamse minister voor Werk, Economie, Innovatie en Sport,Philippe MUYTERS

TRADUCTION

AUTORITE FLAMANDE

[C − 2015/35376]13 FEVRIER 2015. — Arrêté du Gouvernement flamand portant exécution du décret antidopage du 25 mai 2012

LE GOUVERNEMENT FLAMAND,

Vu la loi spéciale du 8 août 1980 de réformes institutionnelles, notamment l’article 20, modifié par la loi spécialedu 16 juillet 1993 ;

Vu le décret antidopage du 25 mai 2012, modifié par le décret du 19 décembre 2014 ;Vu l’arrêté du Gouvernement flamand du 19 octobre 2012 portant exécution du décret du 25 mai 2012 relatif à la

prévention et la lutte contre le dopage dans le sport ;Vu l’avis du Conseil de la Culture, de la Jeunesse, des Sports et des Médias, donné le 19 décembre 2014 ;Vu l’avis de l’Inspection des Finances, donné le 26 novembre 2014 ;Vu l’avis n° 56.941/3 du Conseil d’Etat, donné le 21 janvier 2015 ;Sur la proposition du Ministre flamand de l’Emploi, de l’Économie, de l’Innovation et des Sports ;Après délibération,

Arrête :CHAPITRE 1er. — Définitions

Article 1er. Dans le présent arrêté, on entend par :

1° modèle adaptatif : un modèle mathématique qui a été développé afin de repérer des résultats longitudinauxinhabituels de sportifs d’élite. Le modèle calcule la probabilité que certaines valeurs de marqueurs dans le profil d’unsportif dévient d’une condition physiologique normale ;

2° unité de gestion du passeport biologique de l’athlète, UGPBA en abrégé : une unité comprenant une personneou des personnes, désignée(s) par NADO Vlaanderen, et chargée(s) de la gestion administrative des passeportsbiologiques, assistant NADO Vlaanderen dans l’intention de rendre les contrôles de dopage plus intelligents et ciblés.En outre, l’UGPBA est en contact avec l’expert, visé à l’article 50, et la commission d’experts, elle compose un dossierde documentation relative au passeport biologique de l’athlète, l’approuve et établit un rapport sur les résultats depasseport anormaux ;

3° dossier de documentation relative au passeport biologique de l’athlète, DDPBA en abrégé : le matériel fourni parle laboratoire de contrôle et l’UGPBA afin de motiver un résultat de passeport anormal, tel que, mais nonexclusivement, des données d’analyse, des remarques de la commission d’experts, des preuves de facteurs imprécis,ainsi que d’autres informations d’appui pouvant être pertinentes ;

4° chaperon : un officiel qui a reçu une formation et est autorisé par une instance de prélèvement d’échantillon àexécuter des tâches spécifiques, dont une ou plusieurs des tâches suivantes :

a) mettre au courant le sportif de sa sélection pour un prélèvement d’échantillon ;

b) accompagner et observer le sportif jusqu’à ce qu’il arrive au poste de contrôle de dopage ;

c) accompagner et/ou observer le sportif dans le poste de contrôle de dopage ;

d) être témoin du prélèvement d’échantillon et le vérifier, pour autant qu’il ait reçu une formation à cet effet ;

5° commission d’experts : les experts désignés par NADO Vlaanderen qui doivent évaluer le passeport biologiqueensemble ;

19075MONITEUR BELGE — 26.03.2015 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 29: GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION ......g) de risico’s van het gebruik van voedingssupplementen; h) de rechten met betrekking tot de verwerking en bescherming van persoonsgegevens

6° médecin de contrôle : un officiel qui a reçu une formation et est autorisé par une instance de prélèvementd’échantillon à assumer les responsabilités qui sont confiées aux médecins de contrôle ;

7° laboratoire de contrôle : un laboratoire accrédité ou approuvé par l’AMA pour la détection de substances ou deméthodes interdites ou de marqueurs de la liste des interdictions et, pour autant que cela s’applique, pour laquantification d’une valeur limite dans des échantillons d’urine et d’autres matrices biologiques dans le cadre de lalutte contre le dopage ;

8° mission de contrôle : la mission confiée au médecin de contrôle pour exécuter un test de dopage ;

9° poste de contrôle de dopage : le site où a lieu la procédure de prélèvement d’échantillon ;

10° équipe de contrôle de dopage : un terme collectif pour les officiels qualifiés qui sont autorisés par le donneurd’ordre à exécuter ou à aider à exécuter les tâches nécessaires lors de la procédure de prélèvement d’échantillon ;

11° expert : une personne désignée par NADO Vlaanderen qui dispose de l’expertise nécessaire pour évaluer unpasseport biologique ;

12° Ministre : le Ministre flamand chargé de la pratique du sport dans le respect des impératifs de santé ;

13° prélèvement d’échantillon : le prélèvement de l’échantillon ;

14° instance de prélèvement d’échantillon : l’organisation qui est responsable pour le prélèvement des échantillons,à savoir le donneur d’ordre lui-même, soit une autre organisation à laquelle le donneur d’ordre a délégué ou confié cetteresponsabilité, à condition que le donneur d’ordre reste le responsable final du respect des exigences applicables ;

15° procédure de prélèvement d’échantillon : toutes les activités successives dans lesquelles le sportif est impliquédirectement à partir du moment où il a été mis au courant de son obligation de remettre un échantillon jusqu’aumoment où il quitte le poste de contrôle de dopage après avoir remis son échantillon ;

16° test de dopage inopiné : un test de dopage qui a lieu sans avertissement préalable au sportif et durant lequelle sportif est sous la surveillance visuelle permanente d’une personne de l’équipe de contrôle de dopage à partir dumoment de la notification jusqu’au moment et y compris le moment où il remet l’échantillon ;

17° donneur d’ordre : l’organisation qui a donné l’ordre de procéder à un certain prélèvement d’échantillon, soita) une organisation antidopage ou b) une autre organisation qui exécute des tests de dopage en vertu de la compétenceet conformément aux règles de l’organisation antidopage, par exemple une fédération qui est affiliée à une fédérationinternationale ;

18° rapport d’une tentative infructueuse : un rapport détaillé d’une tentative infructueuse de prélever unéchantillon d’un sportif qui fait partie du groupe-cible national, mentionnant la date de la tentative, le site visité, lesmoments exacts d’arrivée au site et de départ du site, les mesures qui ont été prises sur place afin de trouver le sportify compris les données de chaque contact avec des tiers qui a eu lieu, et toutes les autres données pertinentes relativesà la tentative ;

19° intervalle de 60 minutes : la période continue quotidienne de soixante minutes, visée à l’article 21, § 1er, alinéapremier, 9°, du décret antidopage du 25 mai 2012 ;

20° infraction en matière de données de localisation : un manquement à l’obligation de déclaration enregistré ouun test de dopage manqué enregistré ;

21° obligations en matière de données de localisation : les obligations en matière de données de localisationauxquelles doit répondre un sportif d’élite en application du décret antidopage du 25 mai 2012 et du présent arrêté ;

22° non-respect des procédures : une pratique de dopage telle que visée à l’article 3, alinéa premier, 3° ou 5°, dudécret antidopage du 25 mai 2012.

Les définitions du Code qui ne sont pas reprises littéralement dans le présent arrêté ou le décret antidopage du25 mai 2012 s’appliquent également.

CHAPITRE 2. — Prévention de pratiques de dopage

Art. 2. NADO Vlaanderen et les fédérations doivent :

1° pour les sportifs et les accompagnateurs, développer des activités d’information et de formation qui visent à leurfournir des informations actuelles et exactes concernant :

a) les substances et méthodes interdites ;

b) les pratiques de dopage ;

c) les procédures de test de dopage ;

d) les droits et responsabilités des sportifs et des accompagnateurs à l’égard de la lutte contre le dopage, visés àl’article 14/1 et 14/2 du décret antidopage du 25 mai 2012 ;

e) les conséquences médicales, éthiques, disciplinaires et sociales de pratiques de dopage ;

f) les AUT ;

g) les risques de l’usage de compléments alimentaires ;

h) les droits relatifs au traitement et à la protection de données personnelles dans le cadre de la lutte contre ledopage et les modalités d’exercice de ces droits.

2° pour les sportifs d’élite, en complément des activités visées au point 1°, développer des activités d’informationet de formation concernant les obligations applicables relatives aux données de localisation ;

3° développer et introduire des codes de conduite, des bonnes pratiques et des normes éthiques pour la lutte contrele dopage dans le sport conformément au décret antidopage du 25 mai 2012 et au présent arrêté ;

4° coopérer mutuellement afin d’échanger des informations, de l’expertise et des expériences relatives à laréalisation d’études en matière de lutte contre le dopage et de programmes efficaces visant à lutter contre le dopage.En vue de cette coopération, la fédération désigne une personne responsable comme point de contact pour NADOVlaanderen.

Les fédérations qui ont des sportifs d’élite qui doivent introduire les données de localisation doivent aider NADOVlaanderen à collecter les données de localisation de ces sportifs d’élite, y compris la prévision d’une dispositionparticulière à cet effet dans leurs règles.

19076 MONITEUR BELGE — 26.03.2015 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 30: GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION ......g) de risico’s van het gebruik van voedingssupplementen; h) de rechten met betrekking tot de verwerking en bescherming van persoonsgegevens

Art. 3. La fédération informe NADO Vlaanderen de toutes les dispositions statutaires, réglementaires etcontractuelles, visées aux articles 5 et 11, 23/2, 24 et 25, du décret antidopage du 25 mai 2012, de même que desinitiatives prises par les associations sportives en exécution de l’article 2 du présent arrêté. En outre, chaquemodification ou complément aux dispositions précitées est immédiatement communiqué(e) à NADO Vlaanderen.

Le Ministre peut fixer des dispositions complémentaires concernant l’établissement de rapports, visés aux articles5 et 11 du décret antidopage du 25 mai 2012.

Art. 4. Conformément à l’article 12, 3°, du décret antidopage du 25 mai 2012, l’association sportive doit enregistrerles données suivantes de tous les sportifs qui participent aux compétitions qu’elle organise :

1° le prénom et le nom ;

2° la date de naissance et le sexe ;

3° les données de contact du sportif, y compris, le cas échéant, son numéro de GSM et son adresse e-mail, ainsi quetoute modification de ces données ;

4° l’association sportive à laquelle le sportif est affilié ;

Le ministre peut fixer des dispositions complémentaires en la matière.

Art. 5. En vue de l’exécution des tâches imposées par le décret antidopage du 25 mai 2012 et par le présent arrêtéà NADO Vlaanderen et au Gouvernement flamand, les fédérations sont obligées, dès qu’elles en sont au courant, decommuniquer à NADO Vlaanderen chaque modification des données suivantes concernant les sportifs d’élite affiliésà ces fédérations :

1° le prénom et le nom ;

2° la date de naissance et le sexe ;

3° les données de contact du sportif d’élite, y compris, le cas échéant, son numéro de GSM et son adresse e-mail,ainsi que toute modification de ces données ;

4° l’association sportive à laquelle le sportif d’élite est affilié ;

5° la discipline sportive.

Le ministre peut fixer des dispositions complémentaires en la matière.

Art. 6. L’association sportive surveille le respect de toute exclusion ou de toute suspension provisoire de sportifsou d’accompagnateurs dont elle est mise au courant ou dont elle est au courant.

CHAPITRE 3. — Liste des interdictions et AUT

Section 1re. — Liste des interdictions

Art. 7. Le ministre établit la liste des interdictions.

Section 2. — Création, mission, composition et rémunération de la commission AUT

Art. 8. § 1er. Il est créé une commission AUT qui comprend au moins six membres. Conformément à l’article 10,§ 6, alinéa premier, du décret antidopage du 25 mai 2012, cette commission est chargée du traitement des demandesd’AUT et de la reconnaissance d’AUT octroyées par une OAD autre que NADO Vlaanderen.

La commission AUT décide par voie électronique, à la majorité des voix des membres. Le secrétariat de lacommission AUT est établi à l’adresse de NADO Vlaanderen.

§ 2. NADO Vlaanderen désigne les membres de la commission AUT en fonction des besoins et nomme unprésident parmi eux et un ou plusieurs présidents suppléants.

A la demande d’un membre, NADO Vlaanderen peut mettre fin à son mandat ou destituer un membre de samission en raison de fautes ou en raison de d’infractions à la dignité de la fonction.

§ 3. Afin de pouvoir être désignée comme membre de la commission AUT, la personne concernée doit remplir unedes conditions cumulatives suivantes :

1° être médecin ou master en médecine ;

2° être titulaire d’un des diplômes suivants :

a) licence en éducation physique ;

b) master en éducation physique et en sciences du mouvement ;

c) licence spéciale en éducation physique et en médecine du sport ;

d) licence en médecine du sport ;

e) certificat d’enseignement complémentaire en médecine du sport ;

f) master en médecine du sport ;

3° signer une déclaration et la transmettre à NADO Vlaanderen, dans laquelle la personne concernée s’engage :

a) à transmettre à NADO Vlaanderen une déclaration écrite dans laquelle elle communique ses liens personnels etprofessionnels avec des sportifs, des associations sportives et des organisateurs de compétitions ;

b) à signaler immédiatement tout conflit d’intérêts à NADO Vlaanderen ;

4° à l’exception du cas où la destitution a eu lieu à sa propre demande, ne pas avoir fait l’objet d’une destitutionde sa mission dans les cinq années qui précèdent l’année à laquelle la demande de désignation a trait.

§ 4. La commission AUT peut, le cas échéant, demander l’avis de spécialistes externes, entre autres de spécialistesparticuliers dans le domaine des soins et du traitement de sportifs handicapés.

Pour le traitement d’une demande d’AUT introduite par un sportif handicapé, au moins un membre de lacommission dispose d’une expérience particulière dans le domaine des soins aux sportifs handicapés.

§ 5. Tous les membres de la commission AUT, ainsi que le secrétariat et les spécialistes externes, traitent lesinformations obtenues dans le cadre d’une demande d’AUT en respectant le secret professionnel et le caractèreconfidentiel de ces informations.

19077MONITEUR BELGE — 26.03.2015 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 31: GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION ......g) de risico’s van het gebruik van voedingssupplementen; h) de rechten met betrekking tot de verwerking en bescherming van persoonsgegevens

§ 6. Lorsqu’un conflit d’intérêts auprès d’un membre de la commission, qui résulte de ses activités ou de safonction, rend un jugement impartial impossible, le membre concerné ne peut pas prendre part à la prise de décisiondans le dossier. Le membre informe le président de la commission ou, s’il est lui-même le président, le présidentsuppléant ou les présidents suppléants, du conflit d’intérêts et de l’abstention de participation à la prise de décision.

§ 7. La majorité des membres de la commission AUT ne peuvent pas être des médecins de contrôle ou assumer uneresponsabilité opérationnelle au sein de NADO Vlaanderen.

§ 8. Le ministre fixe les rémunérations pour les membres de la commission AUT et pour les spécialistes externes.

Section 3. — Demande, octroi et reconnaissance d’une AUT

Art. 9. § 1er. Un sportif tel que visé à l’article 10, § 3, du décret antidopage du 25 mai 2012 qui, conformément àl’article 10, § 1er, du décret précité, a besoin d’une AUT et relève de la compétence de NADO Vlaanderen, doit en fairela demande le plus rapidement possible et en tout cas au moins trente jours avant d’en avoir besoin, à moins qu’il soitquestion d’une situation exceptionnelle ou urgente.

Toute demande d’AUT doit être signée par le sportif et transmise au secrétariat de la commission AUT via NADOVlaanderen par télécopie, par courrier ou par voie électronique, au moyen d’un formulaire tel que visé à l’article 10,§ 6, alinéa trois, du décret précité, qui est établi par le Ministre et mis à disposition.

Le formulaire, visé à l’alinéa deux, doit s’accompagner des deux éléments suivants :

1° une déclaration d’un médecin compétent et qualifié, dont il ressort que le sportif doit utiliser la substanceinterdite ou méthode interdite en question pour des raisons thérapeutiques ;

2° un historique médical étendu, y compris - si possible - la documentation du médecin qui a établi le diagnosticoriginal et les résultats de tous les examens, tests en laboratoire et études visant à créer une image qui sont pertinentspour la demande.

Le sportif doit tenir une copie complète du formulaire de demande d’AUT signé et de tous les documentsintroduits et données introduites à l’appui de la demande.

Une demande d’AUT ne sera examinée par la commission AUT qu’après la réception d’un formulaire de demanderempli correctement, accompagné de tous les documents pertinents. Les demandes incomplètes seront renvoyées ausportif en vue de complément et de réintroduction.

La commission AUT peut demander au sportif ou à son médecin des informations, des examens ou des étudesvisant à créer une image supplémentaires, ou d’autres informations qu’elle estime nécessaire, afin de pouvoir évaluerla demande du sportif. La commission AUT peut également faire appel à d’autres experts médicaux ou scientifiquesdans la mesure où elle estime que c’est indiqué.

Tous les frais qui sont faits par le sportif afin d’établir et de compléter sa demande d’AUT tel que requis par lacommission AUT sont à charge du sportif.

§ 2. Une demande qui est estimée complète est transmise par le secrétariat de la commission AUT, par voieélectronique, à deux membres et au président ou au président suppléant de la commission AUT.

Le plus rapidement possible et, à moins que des circonstances exceptionnelles s’appliquent, au maximum dans les21 jours après la réception d’une demande complète, la commission AUT doit décider si elle octroie la demande ou non.Lorsqu’une demande d’AUT a été introduite dans un délai raisonnable précédant un événement, la commission AUTdoit faire tous les efforts nécessaires afin de communiquer sa décision avant le début de l’événement.

La décision de la commission AUT doit être communiquée au sportif par écrit au moyen du formulaire, visé àl’article 10, § 6, alinéa trois, du décret antidopage du 25 mai 2012, qui est établi par NADO Vlaanderen.

La décision d’octroyer une AUT doit mentionner la dose, la fréquence, la méthode et la durée de l’administrationde la substance interdite ou de la méthode interdite en question pour laquelle la commission AUT octroie l’autorisation,avec mention des circonstances cliniques ainsi que des conditions éventuelles qui sont imposées au titulaire de l’AUT.

Une AUT devra être retirée préalablement à la date d’échéance par NADO Vlaanderen lorsque le sportif ne remplitpas immédiatement les exigences ou conditions éventuelles imposées par la commission AUT. D’autre part, une AUTpeut également être révoquée après la révision par l’AMA ou après une procédure de recours.

Lorsqu’une AUT est octroyée, NADO Vlaanderen avertit le sportif qu’elle est uniquement valable au niveaunational et ne sera pas valable lorsque le sportif devient un sportif d’élite au niveau international ou participe à desévénements internationaux, à moins que l’AUT soit reconnue par la fédération internationale ou l’organisateur dugrand événement.

§ 3. La commission AUT peut publier une notification qu’elle reconnaît automatiquement des AUT octroyées envertu de l’article 4.4 du Code par certaines OAD spécifiées, communiquées conformément à l’article 5.4 du Standardinternational pour l’AUT et dès lors disponibles à être revues par l’AMA.

A défaut d’une reconnaissance automatique telle que visée à l’alinéa premier, le sportif qui souhaite utiliser uneAUT octroyée par une OAD autre que NADO Vlaanderen doit introduire une demande de reconnaissance auprès dela commission AUT. La commission AUT reconnaît les AUT octroyées conformément aux articles 12 et 13 du présentarrêté par une OAD autre que NADO Vlaanderen. La demande de reconnaissance se déroule selon la procédure, viséeaux paragraphes 1er et 2.

Section 4. — Possibilités de recours

Art. 10. Lorsque le sportif, visé à l’article 9, § 1er ou § 3, alinéa deux, conteste le refus, visé à l’article 9, § 2, ou lerefus de reconnaissance d’une AUT octroyée par une autre OAD, visée à l’article 9, § 3, il peut, conformément à l’article10, § 6, alinéa premier, du décret antidopage du 25 mai 2012, demander de manière motivée une reconsidération à lacommission AUT, dans les quatorze jours après la réception de la notification, qui en décide dans une compositioncomplètement différente.

Lorsque la commission AUT revoit la décision concernant un sportif d’élite au niveau national et octroie une AUTà un sportif d’élite au niveau national, cette décision peut être contestée par l’AMA auprès du TAS.

A défaut d’une décision de la commission AUT telle que visée à l’article 9, § 2, dans le délai de trente jours, lesportif concerné peut, conformément à l’article 10, § 6, alinéa premier, du décret antidopage du 25 mai 2012, dans lesquatorze jours suivant le dernier jour du terme précité, demander une reconsidération à la commission AUT, qui endécide dans une composition complètement différente.

La procédure, visée à l’article 9, s’applique par analogie à la demande de reconsidération.

19078 MONITEUR BELGE — 26.03.2015 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 32: GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION ......g) de risico’s van het gebruik van voedingssupplementen; h) de rechten met betrekking tot de verwerking en bescherming van persoonsgegevens

Art. 11. Après l’exercice de son droit de demander une reconsidération, le sportif d’élite au niveau national peut,conformément à l’article 4.4 du Code, former un recours par écrit auprès de l’AMA contre :

1° le refus, visé à l’article 9, § 2 ;

2° le défaut d’une décision de la commission AUT dans les trente jours après la réception de la demande estiméecomplète, visée à l’article 9.

L’AMA peut revoir l’octroi ou le refus de l’AUT ou le défaut d’une décision. Lorsque l’AMA revoit l’octroi ou lerefus d’une AUT, le sportif concerné ou NADO Vlaanderen peut former un recours auprès du TAS, conformément auxrègles de procédure applicables au TAS. Lorsque l’AMA ne revoit pas la décision de refus d’une AUT, le sportifconcerné peut former un recours auprès du TAS conformément aux règles de procédure applicables au TAS.

Section 5. — Évaluation de l’usage à des fins thérapeutiques

Art. 12. Une AUT pour l’usage d’une substance ou méthode interdite est uniquement octroyée pour une duréespécifique et si tous les critères suivants sont remplis :

1° le sportif subit un préjudice de santé significatif lorsque l’usage de la substance interdite ou méthode interditeest refusée lors du traitement d’une affection médicale aiguë ou chronique ;

2° l’usage thérapeutique de la substance interdite ou méthode interdite ne produit selon toute probabilité aucuneamélioration complémentaire des performances autre que celle attribuable au retour à l’état de santé normal enconséquence du traitement de l’affectation médicale aiguë ou chronique ;

3° il n’existe aucune alternative thérapeutique raisonnable pour l’usage de la substance interdite ou méthodeinterdite ;

4° la nécessité de l’usage de la substance interdite ou méthode interdite ne résulte ni totalement, ni partiellement,d’un usage antérieur, sans AUT, d’une substance ou d’une méthode qui était interdite au moment de l’usage.

Art. 13. Une AUT ne peut pas être octroyée à effet rétroactif, sauf dans un des cas suivants :

1° urgence médicale ou traitement de situations médicales aiguës ;

2° circonstances exceptionnelles, résultant en insuffisamment de temps ou de possibilités pour introduire unedemande d’AUT ou pour attendre le résultat de la demande d’AUT préalablement au test de dopage ;

3° lorsqu’un sportif de masse, au moment du prélèvement d’échantillon, signale l’usage de la substance interditeou méthode interdite concernée au médecin de contrôle qui en prend note sur le formulaire de contrôle de dopage ;

4° lorsque l’AMA et la commission AUT estiment que l’octroi d’une AUT rétroactive est indiqué.

CHAPITRE 4. — Médecins de contrôle, chaperons, laboratoires de contrôle et experts

Art. 14. Toute personne qui veut être désignée comme médecin de contrôle, expert ou chaperon adresse à cet effetune demande motivée à l’instance de prélèvement d’échantillon.

L’instance de prélèvement d’échantillon assure le développement des qualifications nécessaires et la dispensationde la formation de médecins de contrôle et de chaperons qui sont désignés par elle conformément à l’annexe H duStandard international pour les Contrôles et les Enquêtes.

Afin de pouvoir être désignée comme médecin de contrôle par NADO Vlaanderen, la personne concernée doit êtreagréée conformément à l’article 15 du présent arrêté ou être agréée par l’ONAD de la Communauté française,Communauté germanophone ou Commission communautaire commune.

Afin de pouvoir être désignée comme chaperon par NADO Vlaanderen, la personne concernée doit remplir lesconditions de l’article 16 du présent arrêté ou être agréée par l’ONAD de la Communauté française, Communautégermanophone ou Commission communautaire commune.

La preuve de légitimation, visée à l’article 19, § 4, du décret antidopage du 25 mai 2012, est délivrée par NADOVlaanderen aux médecins de contrôle et chaperons désignés par elle.

Toute personne qui veut être agréée comme médecin de contrôle adresse à cet effet une demande motivée à NADOVlaanderen. Les documents justificatifs nécessaires sont joints à cette demande afin de démontrer que les conditionsd’agrément, visées au présent chapitre, sont remplies.

Le Ministre octroie l’agrément comme médecin de contrôle en fonction des besoins. L’agrément est valable pourdeux ans, à moins qu’il soit retiré avant la date d’échéance.

Les médecins de contrôle désignés par des instances de prélèvement d’échantillon autres que NADO Vlaanderensont censés être agréés.

Chaque laboratoire accrédité par l’AMA et approuvé par l’AMA peut être désigné comme laboratoire de contrôle.

Art. 15. § 1er. Afin de pouvoir être agréé comme médecin de contrôle par le Ministre, la personne concernée doit :

1° remplir les deux conditions cumulatives suivantes :

a) être médecin ou master en Médecine ou disposer d’un diplôme équivalent ;

b) être titulaire d’un des diplômes suivants ou de diplômes équivalents :

1) licence en éducation physique ;

2) master en éducation physique et en sciences du mouvement ;

3) licence spéciale en éducation physique et en médecine du sport ;

4) licence en médecine du sport ;

5) certificat d’enseignement complémentaire en médecine du sport ;

6) master en médecine du sport ;

2° suivre une formation théorique et pratique organisée ou reconnue comme équivalente par NADO Vlaanderenqui aborde les procédures complètes de tous les types d’activités de contrôle pour lesquelles vaudra l’agrément et enpasser une ou plusieurs épreuves théoriques ou pratiques de façon au moins satisfaisante ;

3° avoir assisté au moins une fois à un test de dopage comme observateur et ensuite avoir exécuté un test dedopage de façon au moins satisfaisante sous la surveillance et la responsabilité directes d’un médecin de contrôledésigné par une OAD. La surveillance lors du prélèvement d’échantillon n’en fait pas partie ;

19079MONITEUR BELGE — 26.03.2015 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 33: GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION ......g) de risico’s van het gebruik van voedingssupplementen; h) de rechten met betrekking tot de verwerking en bescherming van persoonsgegevens

4° signer une déclaration et la transmettre à NADO Vlaanderen, dans laquelle elle s’engage :

a) à toujours communiquer par écrit ou par voie électronique tous ses liens personnels et professionnels avec dessportifs, des associations sportives et des organisateurs de compétitions à NADO Vlaanderen ;

b) à immédiatement mettre au courant NADO Vlaanderen de tout conflit d’intérêts et à s’abstenir d’accepter desmissions de contrôle lorsqu’il s’agit de sportifs avec lesquels elle est liée personnellement et à s’abstenir de missions decontrôle lorsqu’il s’agit d’associations sportives avec lesquelles elle est liée professionnellement ;

c) à se comporter de manière appropriée lors de l’exercice de sa tâche comme médecin de contrôle ;

d) à traiter de manière strictement confidentielle toutes les données qu’elle reçoit dans le cadre de sa tâche commemédecin de contrôle ;

5° sauf dans le cas où le retrait de son agrément a eu lieu à sa propre demande, ne pas avoir fait l’objet d’un retraitde son agrément comme médecin de contrôle dans les cinq années qui précèdent l’année à laquelle a trait la demanded’agrément.

§ 2. Pour pouvoir conserver ou renouveler l’agrément comme médecin de contrôle, la personne concernée doit :

1° participer chaque année à au moins une activité de formation qui est organisée par ou à l’initiative de NADOVlaanderen ou qui est reconnue comme équivalente et réussir une ou plusieurs épreuves théoriques ou pratiques ;

2° communiquer par écrit toute modification des liens, visés au paragraphe 1er, 4°, a), dans les trente jours aprèsla modification à NADO Vlaanderen ;

3° respecter la déclaration, visée au paragraphe 1er, 4° ;

4° respecter les conditions d’agrément, les instructions de NADO Vlaanderen et toutes les dispositions du décretantidopage du 25 mai 2012 et du présent arrêté.

Art. 16. Afin de pouvoir être désignée comme chaperon par NADO Vlaanderen, la personne concernée doit êtreagréée par l’ONAD de la Communauté française, Communauté germanophone ou Commission communautairecommune ou remplir les conditions suivantes :

Pour la désignation comme chaperon :

1° être majeure ;

2° suivre une formation théorique et pratique organisée ou reconnue comme équivalente par NADO Vlaanderenqui aborde les procédures complètes de tous les types d’activités de contrôle pour lesquelles vaudra l’accréditation eten passer une ou plusieurs épreuves théoriques ou pratiques de façon au moins satisfaisante ;

3° signer une déclaration et la transmettre à NADO Vlaanderen, dans laquelle elle s’engage :

a) à toujours communiquer par écrit ou par voie électronique tous ses liens personnels et professionnels avec dessportifs, des associations sportives et des organisateurs de compétitions à NADO Vlaanderen ;

b) à immédiatement mettre au courant NADO Vlaanderen de tout conflit d’intérêts et à s’abstenir d’accepter desmissions de servir comme chaperon lorsqu’il s’agit de sportifs avec lesquels elle est liée personnellement et à s’abstenirde missions lorsqu’il s’agit d’associations sportives avec lesquelles elle est liée professionnellement ;

c) à se comporter de manière appropriée lors de l’exercice de sa tâche comme chaperon ;

d) à traiter de manière strictement confidentielle toutes les données qu’elle reçoit dans le cadre de sa tâche commechaperon ;

4° à l’exception du cas où le retrait a eu lieu à sa propre demande, ne pas avoir fait l’objet d’un retrait de sonaccréditation dans les cinq années qui précèdent l’année à laquelle la demande d’accréditation a trait.

Après la désignation comme chaperon, la personne concernée doit :

1° participer chaque année à au moins une activité de formation qui est organisée par ou à l’initiative de NADOVlaanderen ou est reconnue comme équivalente et réussir une ou plusieurs épreuves théoriques ou pratiques ;

2° communiquer par écrit ou par voie électronique toute modification des liens, visés au paragraphe 1er, 3°, a), dansles trente jours à NADO Vlaanderen ;

3° respecter la déclaration, visée au paragraphe 1er, 3° ;

4° respecter les conditions du présent article, les instructions du médecin de contrôle et toutes les autresdispositions applicables du décret antidopage du 25 mai 2012 et du présent arrêté.

Art. 17. Par dérogation aux articles 15 et 16, les membres du personnel de NADO Vlaanderen qui assument uneresponsabilité directe sur le plan de la prévention et de la lutte contre le dopage dans le sport et qui remplissent lesconditions, visées aux articles 15 et 16, à l’exception des épreuves, visées aux articles 15 et 16, peuvent être agrééscomme médecin de contrôle et obtenir une preuve de légitimation comme médecin de contrôle ou chaperon.

Art. 18. Afin de pouvoir être désignée comme expert, la personne concernée doit :

1° remplir les conditions suivantes :

a) pour la désignation comme expert en ce qui concerne le module sanguin : avoir des connaissances surl’hématologie clinique, la médecine du sport ou la physiologie de l’effort ;

b) pour la désignation comme expert en ce qui concerne le module stéroïdien : avoir des connaissances sur l’analyseen laboratoire, le dopage aux stéroïdes ou l’endocrinologie ;

2° s’engager :

a) à toujours communiquer par écrit ou par voie électronique tous ses liens personnels et professionnels avec dessportifs, des associations sportives et des organisateurs de compétitions à NADO Vlaanderen ;

b) à signaler immédiatement tout conflit d’intérêts à NADO Vlaanderen ;

c) à se comporter de manière appropriée dans l’exercice de sa tâche comme expert ;

d) à traiter de manière strictement confidentielle toutes les données qu’elle reçoit dans le cadre de sa tâche commeexpert.

19080 MONITEUR BELGE — 26.03.2015 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 34: GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION ......g) de risico’s van het gebruik van voedingssupplementen; h) de rechten met betrekking tot de verwerking en bescherming van persoonsgegevens

Art. 19. Les arrêtés concernant l’agrément de médecins de contrôle sont publiés par extrait au Moniteur belge.

Art. 20. Le Ministre fixe les rémunérations pour les prestations et frais des médecins de contrôle, des laboratoiresde contrôle, des chaperons et des experts.

CHAPITRE 5. — Contrôles de dopage

Section 1re. — Le prélèvement d’échantillon

Sous-section 1re. — Préparation du prélèvement d’échantillon

Art. 21. Dans le présent article, il faut entendre par mission d’analyse : la mission qui est confiée au laboratoirede contrôle d’analyser des échantillons prélevés lors d’un test de dopage.

Le donneur d’ordre qui souhaite effectuer un contrôle de dopage, formule à cet effet une mission de contrôle aumédecin de contrôle ou, lorsque le donneur d’ordre n’est pas l’instance de prélèvement d’échantillon, à l’instance deprélèvement d’échantillon. La mission d’analyse, qui est destinée au laboratoire de contrôle, est jointe en annexe à lamission de contrôle.

Dans la mesure de ce qui est raisonnablement possible, les contrôles de dopage doivent être coordonnées viaADAMS ou un autre système approuvé par l’AMA afin d’optimiser l’efficacité des contrôles de dopage conjoints etd’éviter la répétition inutile de contrôles de dopage.

Le donneur d’ordre détermine les données que doivent comprendre la mission de contrôle et la mission d’analyse.

Le médecin de contrôle ou le chaperon ne peut pas intervenir lors d’une mission de contrôle où la mission decontrôle pourrait être influencée par une implication personnelle ou par des liens avec le sportif, l’association sportiveou l’activité sportive en question.

Art. 22. § 1er. Le médecin de contrôle désigné organise et surveille le bon déroulement du contrôle de dopage etdu prélèvement d’échantillon.

L’instance de prélèvement d’échantillon désigne, en fonction des besoins, les chaperons qui assisteront le médecinde contrôle lors du contrôle de dopage et du prélèvement d’échantillon.

§ 2. Le cas échéant, le médecin de contrôle ou le chaperon qui effectue le contrôle de dopage décline son identitéà l’aide de sa preuve de légitimation, qui est délivrée à cet effet par l’instance de prélèvement d’échantillon.

Le médecin de contrôle doit disposer des documents officiels qui lui ont été transmis par le donneur d’ordre et dontil ressort que lui et ses chaperons ont la compétence de prélever des échantillons des sportifs. Le médecin de contrôledoit également pouvoir présenter une preuve d’identification avec son nom et une photo ainsi que la date d’échéancede la preuve d’identification.

§ 3. Le médecin de contrôle peut déléguer une tâche ou plusieurs tâches à un chaperon désigné, à l’exception del’organisation et la surveillance du bon déroulement du contrôle de dopage et du prélèvement d’échantillon.

Art. 23. Pour un prélèvement d’échantillon en compétition, le médecin de contrôle doit tenir compte dudéroulement normal de la compétition.

Pour un prélèvement d’échantillon hors compétition, le médecin de contrôle peut décider, lorsque le sportif refusede laisser effectuer le prélèvement d’échantillon dans l’habitation du sportif, de désigner un autre site approprié pourle contrôle, à proximité raisonnable, où le sportif concerné doit se rendre, sous escorte permanente et surveillancedirecte du médecin de contrôle ou du chaperon qui l’assiste.

Sous-section 2. — Désignation et convocation des sportifs pour le prélèvement d’échantillon

Art. 24. Sans préjudice de la possibilité pour le médecin de contrôle de délibérer au préalable avec le délégué del’association sportive ou avec l’organisateur de la compétition en question, le médecin de contrôle désigne, en fonctionde sa mission de contrôle, les sportifs qui doivent se présenter pour un prélèvement d’échantillon.

En cas de présomption de pratiques de dopage, le médecin de contrôle peut, de sa propre initiative, désigner unou plusieurs sportifs complémentaires pour un prélèvement d’échantillon.

Art. 25. Le sportif doit être mis au courant en premier du fait qu’il a été sélectionné pour un prélèvementd’échantillon, à moins qu’un contact préalable avec un tiers est requis parce qu’il s’agit d’un sportif mineur ou d’unsportif handicapé et l’assistance de ce tiers est nécessaire afin d’aider à identifier le sportif ou à informer le sportif dufait qu’il doit remettre un échantillon.

Le donneur d’ordre ou dans le cas de NADO Vlaanderen le Ministre peut, en raison du caractère spécifique decertaines compétitions, fixer d’autres méthodes de convocation.

Lorsque le premier contact a été établi, la personne qui convoque le sportif doit lui communiquer les informationssuivantes :

1° l’obligation de remettre un échantillon ;

2° la compétence sous laquelle le contrôle de dopage a lieu ;

3° le type de prélèvement d’échantillon et les conditions qui doivent être remplies lors du prélèvementd’échantillon ;

4° les droits du sportif, y compris le droit :

a) de se faire assister par une personne de son choix et un interprète, lorsque cela est nécessaire et possible ;

b) de demander des informations complémentaires concernant la procédure du contrôle de dopage ;

c) de demander pour les raisons, visées à l’article 27, un report pour se présenter au poste de contrôle dedopage ;

d) de demander, pour un sportif mineur ou pour un sportif handicapé, des modifications de la procédure deprélèvement d’échantillon conformément à l’article 27 ;

19081MONITEUR BELGE — 26.03.2015 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 35: GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION ......g) de risico’s van het gebruik van voedingssupplementen; h) de rechten met betrekking tot de verwerking en bescherming van persoonsgegevens

e) de demander des informations concernant les conséquences possibles d’un non-respect des procédures ducontrôle de dopage ;

5° les obligations du sportif, dont l’obligation :

a) de rester sous l’escorte permanente et la surveillance directe du médecin de contrôle ou du chaperon, à partirdu moment de la notification qu’il doit subir un contrôle de dopage jusqu’à l’achèvement du prélèvement d’échantillon,à moins que le contrôle ne soit pas inopiné ;

b) de fournir un échantillon d’une densité appropriée pour analyse ;

c) de présenter une preuve d’identification officielle avec photo ;

d) de remplir les procédures de prélèvement d’échantillon ;

e) de se présenter immédiatement au poste de contrôle de dopage pour un prélèvement d’échantillon, à moins qu’ilait une raison valable de report telle que visée à l’article 27 ;

6° le site du poste de contrôle de dopage ;

7° que la consommation préalable d’aliments et de boissons se fait aux risques du sportif et que toute réhydratationexagérée doit en tout cas être évitée ;

8° qu’il est interdit d’uriner avant que l’échantillon soit prélevé et que la première émission d’urine depuis laconvocation au contrôle de dopage doit être fournie au médecin de contrôle et aux chaperons.

Dans l’alinéa trois, 5°, b), il faut entendre par « d’une densité appropriée pour analyse » : la densité mesurée à 1,005ou plus à l’aide d’un réfractomètre, ou à 1,010 ou plus à l’aide de bâtonnets indicateurs.

Art. 26. § 1er. Lorsque le contact est établi, le médecin de contrôle ou chaperon doit déjà effectuer les actessuivants :

1° à partir du moment de ce contact jusqu’au moment où le sportif quitte le poste de contrôle de dopage après saprocédure de prélèvement d’échantillon, surveiller le sportif à tout moment ;

2° s’identifier au sportif ;

3° confirmer l’identité du sportif à l’aide d’une preuve d’identification officielle avec photo.

§ 2. Le médecin de contrôle ou le chaperon fait signer le formulaire de convocation par le sportif, qui démontreainsi qu’il reconnaît et accepte la notification, visée à l’article 25, alinéa trois. Le sportif et le médecin de contrôle ouchaperon notifiant signent le formulaire de convocation. Il est remis au sportif contre récépissé.

Lorsque le sportif refuse de signer la convocation ou contourne la notification, visée à l’article 25, alinéa trois, lapersonne qui convoque le sportif doit, dans la mesure du possible, informer le sportif des conséquences d’un refus. Lemédecin de contrôle en informera le donneur d’ordre dans un rapport détaillé.

Art. 27. Le sportif se présente au poste de contrôle de dopage immédiatement après la convocation.

Le médecin de contrôle ou le chaperon peut, à la demande du sportif, autoriser que le sportif ne se présente pasimmédiatement au poste de contrôle de dopage ou quitte temporairement le poste de contrôle de dopage après avoirreconnu ou accepté la convocation, à condition que le sportif reste sous l’escorte permanente et la surveillance directedu médecin de contrôle ou d’un chaperon et pour une des activités suivantes :

1° participation à une cérémonie de remise des prix ;

2° respect des obligations médiatiques ;

3° participation à d’autres compétitions ;

4° exécution d’un retour au calme ;

5° réception des soins médicaux nécessaires ;

6° recherche d’une personne qui assiste le sportif mineur ou le sportif handicapé, ou d’un interprète ;

7° obtention d’une preuve d’identification officielle avec photo ;

8° lors d’un contrôle de dopage hors compétition, achèvement d’une séance d’entraînement ;

9° dans d’autres circonstances raisonnables telles que fixées par le médecin de contrôle, en considération desinstructions éventuelles du donneur d’ordre.

§ 2. Le médecin de contrôle ou chaperon doit documenter toutes les raisons du report de la présentation au postede contrôle de dopage et/ou de quitter le poste de contrôle de dopage pouvant donner lieu à un examen ultérieur parle donneur d’ordre. Tout manquement du sportif de rester sous la surveillance permanente doit également êtreenregistré.

Un médecin de contrôle ou chaperon doit refuser une demande de report d’un sportif lorsque le sportif ne peutpas rester sous la surveillance permanente lors de ce report.

Lorsque le sportif reporte la présentation au poste de contrôle de dopage pour n’importe quelle raison autre qu’unedes raisons, visées au paragraphe 1er, mais se présente cependant avant le départ du médecin de contrôle, le médecinde contrôle décide s’il traite cela comme un non-respect des procédures possible ou non. Dans la mesure du possible,le médecin de contrôle doit continuer le prélèvement d’échantillon et documenter les détails du report du sportif de seprésenter au poste de contrôle de dopage.

Lorsqu’un médecin de contrôle ou chaperon remarque n’importe quoi qui pourrait compromettre le prélèvementd’échantillon, le médecin de contrôle doit en communiquer et documenter les circonstances. Lorsque le médecin decontrôle estime que cela est approprié, il doit considérer s’il est approprié de prélever un échantillon complémentairedu sportif.

Art. 28. Le médecin de contrôle ou un chaperon informe le donneur d’ordre, à l’aide d’un rapport détaillé, de toutnon-respect des procédures qu’ils constatent dans le cadre de la convocation du sportif au prélèvement d’échantillon.

Un non-respect des procédures peut comprendre :

1° le fait de ne pas disposer d’une preuve d’identification officielle avec photo;

2° le refus de signer la convocation ou contourner la notification, visée à l’article 25, alinéa trois ;

3° un report de se présenter immédiatement ou le fait de quitter prématurément le poste de contrôle de dopage ;

19082 MONITEUR BELGE — 26.03.2015 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 36: GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION ......g) de risico’s van het gebruik van voedingssupplementen; h) de rechten met betrekking tot de verwerking en bescherming van persoonsgegevens

4° un manquement du sportif de rester sous l’escorte permanente et la surveillance directe du médecin de contrôleou du chaperon ;

5° d’autres circonstances susceptibles d’influencer le prélèvement d’échantillon.

Sous-section 3. — Le prélèvement d’échantillon effectif

Art. 29. Le médecin de contrôle doit utiliser un poste de contrôle de dopage qui garantit au moins la vie privéeet l’hygiène du sportif et qui est utilisé exclusivement comme poste de contrôle de dopage pour la durée duprélèvement d’échantillon. Le médecin de contrôle doit enregistrer toutes les dérogations importantes à ces critères.

Dans le poste de contrôle de dopage ou dans un local séparé à côté, il se trouve également une toilette, qui peutuniquement être utilisée pour le prélèvement d’échantillon, et une salle d’attente.

Art. 30. A proximité du site où a lieu la compétition, à déterminer par le médecin de contrôle, l’organisateur tientà disposition un local séparé qui répond aux exigences pour pouvoir servir comme poste de contrôle de dopage.

L’organisateur prévoit suffisamment de boissons non alcooliques fermées qui permettent au sportif de s’hydrater.

A défaut d’un local suffisamment équipé qui est mis à disposition par l’organisateur, le médecin de contrôledétermine le lieu du prélèvement d’échantillon, conformément aux exigences en matière de vie privée, d’hygiène et desécurité.

Art. 31. Sans compromettre l’identité, la sécurité et l’intégrité de l’échantillon, les modifications suivantes sontautorisées pour le prélèvement d’échantillon de sportifs handicapés :

1° l’usage de matériel adapté accepté par le médecin de contrôle et de dispositifs adaptés acceptés par le médecinde contrôle pour le prélèvement d’échantillon ;

2° après l’autorisation du sportif et du médecin de contrôle, l’assistance lors du prélèvement d’échantillon d’unepersonne choisie par le sportif ou par le personnel compétent, pour le sportif atteint d’un handicap intellectuel,physique ou sensoriel ;

3° toutes les autres modifications que requiert la situation selon le jugement du médecin de contrôle.

Les sportifs qui utilisent une sonde ou un système d’évacuation sont obligés d’enlever tous les restes d’urine detels systèmes avant de fournir un échantillon pour analyse. Dans la mesure du possible, il faut utiliser une sondeinutilisée ou un système d’évacuation inutilisé. Il appartient à la responsabilité du sportif d’en disposer.

Sans compromettre l’identité, la sécurité et l’intégrité de l’échantillon, le médecin de contrôle ou chaperon estobligé de convoquer le mineur en présence d’un adulte au prélèvement d’échantillon et les modifications suivantesdans la procédure de prélèvement d’échantillon sont autorisées pour les sportifs mineurs :

1° le droit à l’assistance par un parent, tuteur ou la personne qui a la garde du mineur, excepté lors de l’émissiond’urine, sauf à la demande du mineur. L’intention est d’assurer que le médecin de contrôle surveille de manière correctela fourniture de l’échantillon. Même lorsque le mineur refuse l’assistance d’un représentant, le médecin de contrôle etle chaperon doivent considérer la nécessité de la présence d’un autre tiers ou non lors de la notification et leprélèvement d’échantillon. Lorsque le mineur ne réclame pas ce droit, cela est repris dans le formulaire de contrôle dedopage ;

2° le site de tous les contrôles de dopage hors compétition est de préférence un site où un adulte sera probablementprésent, comme un site d’entraînement ;

3° toutes les autres modifications que requiert la situation selon le jugement du médecin de contrôle.

Art. 32. L’instance de prélèvement d’échantillon doit fixer des critères pour les personnes, outre le médecin decontrôle et les chaperons, qui peuvent être présentes lors de la procédure de prélèvement d’échantillon. Ces critèresdoivent comprendre au moins ce qui suit :

1° le droit d’un sportif de se faire accompagner lors de la procédure de prélèvement d’échantillon par unreprésentant et/ou interprète, sauf lorsque le sportif fournit un échantillon d’urine ;

2° le droit d’un sportif mineur et le droit du médecin de contrôle ou chaperon qui sert de témoin de permettre àun représentant de surveiller le médecin de contrôle ou chaperon qui sert de témoin lorsque le sportif mineur fournitun échantillon d’urine, mais sans que le représentant observe directement la fourniture de l’échantillon, à moins quele sportif mineur en fasse la demande ;

3° le droit d’un sportif handicapé de se faire accompagner par un représentant ;

4° un observateur de l’AMA, dans la mesure où cela s’applique en vertu du programme conseillé pour lesévénements. L’observateur de l’AMA n’observera pas directement la fourniture d’un échantillon d’urine.

Lorsque l’instance de prélèvement d’échantillon est NADO Vlaanderen, seulement les personnes ci-dessus, et lespersonnes complémentaires autorisées par le médecin de contrôle, ont le droit d’être présentes lors de la procédure deprélèvement d’échantillon.

Art. 33. Le médecin de contrôle et les chaperons peuvent uniquement utiliser du matériel de prélèvementd’échantillon qui remplit au moins déjà les conditions suivantes :

1° il comprend un système de numérotation unique pour tous les flacons, supports, tubes ou autres objets utiliséspour cacheter l’échantillon ;

2° il dispose d’un système de fermeture qui ne peut pas être manipulé ;

3° il garantit que l’identité du sportif ne peut pas être déduit du matériel même ;

4° il garantit que tout le matériel est propre et cacheté avant qu’il soit utilisé par le sportif.

Art. 34. Les actes requis pour le prélèvement d’échantillon sont effectués par le sportif, à moins que le sportifautorise le médecin de contrôle à effectuer ces actes. Cette dernière situation est, le cas échéant, notée sur le formulairede contrôle de dopage.

Art. 35. § 1er. Le prélèvement d’échantillons d’urine a lieu selon la procédure suivante :

1° le sportif choisit un récipient cacheté parmi un lot de tels récipients, l’ouvre, vérifie qu’il est vide et propre, etle remplit d’au moins quatre-vingt-dix millilitres d’urine sous la surveillance visuelle d’un membre de l’équipe decontrôle de dopage, qui est du même sexe ;

19083MONITEUR BELGE — 26.03.2015 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 37: GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION ......g) de risico’s van het gebruik van voedingssupplementen; h) de rechten met betrekking tot de verwerking en bescherming van persoonsgegevens

2° le sportif choisit un kit d’analyse parmi un lot de kits cachetés, qui comprennent deux flacons portant le mêmenuméro de code, suivi de la lettre « A » pour le premier flacon, et de la lettre « B » pour le deuxième flacon. Il l’ouvreet vérifie que les flacons sont vides et propres. Il verse au moins trente millilitres d’urine dans le flacon B et au moinssoixante millilitres d’urine dans le flacon A. Il conserve quelques gouttes d’urine dans le récipient. Il ferme les deuxflacons hermétiquement, et vérifie qu’il n’y a pas de fuites ;

3° le médecin de contrôle mesure la densité spécifique de l’urine restante dans le récipient. S’il ressort de la lectureque l’échantillon n’a pas la densité spécifique qui est nécessaire pour l’analyse dans un laboratoire de contrôle, lemédecin de contrôle doit exiger un nouveau prélèvement d’échantillon d’urine. La procédure, visée aux points 1° et 2°,est suivie pour le nouveau prélèvement d’échantillon ;

4° le médecin de contrôle vérifie que le numéro de code mentionné sur les bouchons et sur les flacons A et B estidentique. Le numéro de code est écrit sur le formulaire de contrôle de dopage. Le sportif vérifie que le numéro de codementionné sur les bouchons et sur les flacons A et B est identique au numéro de code mentionné sur le formulaire decontrôle de dopage ;

5° le médecin de contrôle enlève, devant les yeux du sportif, l’urine restante qui n’est pas destinée au laboratoirede contrôle.

§ 2. Lorsque le sportif fournit moins de quatre-vingt-dix millilitres d’urine, le médecin de contrôle informe lesportif de l’obligation de fournir un échantillon complémentaire jusqu’à ce que le volume minimum de quatre-vingt-dixmillilitres soit atteint.

Le médecin de contrôle laisse le sportif choisir le matériel pour le prélèvement d’échantillon partiel et un kit deprélèvement d’échantillon. Le sportif contrôle si tout le matériel est bien cacheté et ne risque pas d’être falsifié. Si teln’est pas le cas, il choisit un autre matériel. Après le contrôle de tous les numéros de code mentionnés sur le formulairede contrôle de dopage, l’urine est versée dans le flacon A et cacheté temporairement de la façon demandée par lemédecin de contrôle. Le flacon A est conservé par le médecin de contrôle.

Lors d’un contrôle de dopage inopiné, le sportif reste sous l’escorte permanente et la surveillance directe d’unmembre de l’équipe de contrôle de dopage lorsqu’il attend pour fournir un échantillon complémentaire.

Lorsque le sportif est en mesure de fournir un échantillon complémentaire, la procédure pour le prélèvementd’échantillon d’urine est répétée et terminée lorsqu’un volume suffisant a été fourni.

Art. 36. Le prélèvement d’échantillons de sang a lieu selon la procédure suivante :

1° avant de procéder à la prise de sang, le médecin de contrôle veille à ce que le sportif puisse se trouver dans uneposition confortable pendant au moins dix minutes ;

2° le médecin de contrôle laisse le sportif choisir les éprouvettes et les kits de prélèvement qui sont nécessaires pourle prélèvement d’échantillon. Le sportif peut les choisir parmi un nombre d’éprouvettes et de kits de prélèvementd’échantillon bien emballés qui lui sont présentés. Le sportif vérifie que les éprouvettes et kits choisis sont bienemballés. Lorsque le sportif n’est pas satisfait du matériel choisi, il peut choisir un autre matériel ;

3° le matériel pour le prélèvement de l’échantillon de sang comprend :

a) une ou plusieurs éprouvettes destinées au prélèvement d’échantillon ;

b) un ou de plusieurs kits de prélèvement d’échantillon dans lesquels chaque éprouvette peut être cachetéeséparément ;

4° les numéros de code sur le matériel sont contrôlés et sont notés sur le formulaire de contrôle de dopage. Lorsqueles numéros ne correspondent pas, le sportif peut choisir un autre matériel ;

5° le médecin de contrôle nettoie la peau à l’aide d’un coton désinfectant stérile à l’endroit où sera effectuée la prisede sang. Pour la prise de sang, il choisit un endroit du corps non susceptible de nuire au sportif ou à ses performancessportives. Le médecin de contrôle doit recueillir l’échantillon de sang dans l’éprouvette à partir d’une veinesuperficielle. En cas de besoin, un garrot sera appliqué pour la prise de sang. Le cas échéant, le garrot sera retiréimmédiatement après la ponction veineuse ;

6° le médecin de contrôle prélève la quantité de sang nécessaire du sportif, veille à ce que les flacons soientsuffisamment remplis et, après le prélèvement de sang, retourne doucement les tubes trois fois ;

7° lorsque la quantité de sang pouvant être prélevée durant la première tentative du sportif n’est pas suffisante, lemédecin de contrôle doit répéter la procédure. Trois tentatives au maximum peuvent être entreprises. Lorsque toutesles tentatives échouent, le médecin de contrôle doit terminer la procédure de prise de sang et en noter la raison sur leformulaire de contrôle de dopage ;

8° le médecin de contrôle applique un pansement à l’endroit de la ponction ;

9° lorsque l’échantillon requiert un traitement ultérieur sur place, par exemple une centrifugation, le sportif doitcontinuer à surveiller l’échantillon jusqu’à ce qu’il soit mis dans un kit cacheté ;

10° les éprouvettes sont cachetées dans les kits de prélèvement d’échantillon destinés à cet effet.

Art. 37. § 1er. Lors de chaque prélèvement d’échantillon, les constations sont repris dans un formulaire de contrôlede dopage, selon le modèle établi par le donneur d’ordre.

En cas de doute sur l’origine ou l’authenticité de l’échantillon, il faut demander au sportif de fournir un échantilloncomplémentaire. Lorsque le sportif refuse de fournir un échantillon complémentaire, le médecin de contrôle doitdocumenter les circonstances du refus de manière détaillée.

Le médecin de contrôle doit donner la possibilité au sportif de documenter les remarques éventuelles de sa partsur le déroulement de la procédure de prélèvement d’échantillon.

§ 2. Le cas échéant, au moins les informations suivantes doivent être enregistrées lors de la procédure deprélèvement d’échantillon :

1° la date, l’heure et s’il s’agit d’un contrôle de dopage annoncé ou inopiné ;

2° l’heure d’arrivée au poste de contrôle de dopage ;

3° la date et l’heure à laquelle la procédure de prélèvement d’échantillon a été terminée ;

4° le nom du sportif ;

5° la date de naissance du sportif ;

6° le sexe du sportif ;

19084 MONITEUR BELGE — 26.03.2015 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 38: GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION ......g) de risico’s van het gebruik van voedingssupplementen; h) de rechten met betrekking tot de verwerking en bescherming van persoonsgegevens

7° l’adresse personnelle, l’adresse e-mail et le numéro de téléphone du sportif ;

8° le sport et la discipline sportive que pratique le sportif ;

9° le nom du coach et du médecin du sportif ;

10° le numéro de code de l’échantillon ;

11° le type d’échantillon ;

12° si le test a lieu en ou hors compétition ;

13° le nom et la signature du médecin de contrôle et du chaperon qui agit comme témoin ;

14° le cas échéant, le nom et la signature du chaperon qui est autorisé par l’instance de prélèvement d’échantillonà prélever un échantillon de sang ;

15° les informations requises pour le laboratoire de contrôle concernant l’échantillon ;

16° la médication et les compléments alimentaires pris pendant une période préalable de sept jours et, lorsqu’ils’agit d’un échantillon de sang, les transfusions de sang effectuées dans une période préalable de trois mois, selon lesdéclarations du sportif ;

17° les irrégularités éventuelles au cours des procédures ;

18° les remarques du sportif concernant le déroulement de la procédure de prélèvement d’échantillon, telles quedéclarées par le sportif ;

19° l’autorisation du sportif à traiter les données du prélèvement d’échantillon ;

20° l’autorisation ou non du sportif à utiliser l’échantillon ou les échantillons pour des objectifs de recherche ;

21° le cas échéant, le nom et la signature de la personne qui assiste le sportif, telle que visée à l’article 31 ;

22° le nom et la signature du sportif ;

23° le nom et la signature du médecin de contrôle et du chaperon ;

24° le nom du donneur d’ordre ;

25° le nom de l’instance de prélèvement d’échantillon ;

26° le nom de l’instance chargée de la gestion des résultats.

En cas de prises de sang pour l’établissement d’un passeport biologique, les informations visées à l’article 57doivent également être enregistrées.

§ 3. A la fin de la procédure de prélèvement d’échantillon, le sportif et le médecin de contrôle doivent signer lesdocuments nécessaires pour indiquer qu’ils sont convaincus que les documents représentent avec précision les donnéesconcernant la procédure de prélèvement d’échantillon du sportif, y compris les remarques éventuellement formuléespar le sportif. Le représentant éventuel du sportif et le sportif doivent tous les deux signer ces documents lorsque lesportif est mineur. D’autres personnes présentes qui ont joué un rôle formel lors de la procédure de prélèvementd’échantillon du sportif peuvent signer les documents comme témoins de la procédure.

Le médecin de contrôle doit transmettre au sportif une copie des documents concernant la procédure deprélèvement d’échantillon qui ont été signés par le sportif.

§ 4. Tout comportement du sportif ou de personnes qui entretiennent des rapports avec le sportif ou touteirrégularité qui pourrait compromettre le prélèvement d’échantillon doit être décrit(e) en détail par le médecin decontrôle dans un rapport écrit, qui est transmis au donneur d’ordre.

§ 5. Le médecin de contrôle doit veiller à ce que les échantillons prélevés et les documents y afférents sont conservésd’une telle manière que leur intégrité, identité et sécurité soient garanties avant de quitter le poste de contrôle dedopage.

Art. 38. Dans le présent article, il faut entendre par chaîne de gestion : la succession d’individus oud’organisations responsables de la gestion d’un échantillon à partir du moment où l’échantillon est prélevé jusqu’aumoment où l’échantillon est délivré au laboratoire de contrôle pour analyse.

Lorsque l’échantillon quitte le poste de contrôle de dopage, chaque transfert de conservation de l’échantillon entrepersonnes doit être documenté dans un formulaire établi par le donneur d’ordre, jusqu’à ce que l’échantillon atteignesa destination prévue.

Les échantillons doivent être transportés d’une telle manière que les chances de dégradation de l’échantillon enraison de délais et de températures extrêmes soient limitées à un minimum. Les échantillons de sang doivent êtretransportés à une température entre 2° et 12° Celsius ;

La documentation qui identifie le sportif ne peut pas être envoyée au laboratoire de contrôle avec les échantillonsou la documentation.

L’instance de prélèvement d’échantillon doit assurer que la chaîne de gestion est documentée en détail et, le caséchéant, que des instructions sont fournies relatives au type d’analyse qui doit être effectué au laboratoire de contrôlequi est chargé à cet effet. En outre, le donneur d’ordre doit fournir les informations nécessaires au laboratoire decontrôle en vue du rapportage des résultats et des objectifs statistiques tels que visés à l’article 37, § 2, 3°, 6°, 8°, 10°,11°, 12°, 15°, 16°, 24°, 25° et 26°.

Le médecin de contrôle doit envoyer toutes la documentation pertinente concernant la procédure de prélèvementd’échantillon à l’instance de prélèvement d’échantillon via la méthode de transport qui a été approuvée par l’instancede prélèvement d’échantillon, dès que ce soit possible après avoir parcouru la procédure de prélèvement d’échantillon.

Lorsque les échantillons et la documentation y afférente ou la documentation concernant la procédure deprélèvement d’échantillon n’arrivent pas à leurs destinations respectives prévues, ou lorsque l’intégrité ou l’identitéd’un échantillon a été compromise lors du transport, l’instance de prélèvement d’échantillon doit contrôler la chaînede gestion, et considérer l’annulation ou non des échantillons.

La documentation concernant une procédure de prélèvement d’échantillon ou une infraction des règles antidopagedoit être conservée par l’instance de prélèvement d’échantillon pendant la période spécifiée dans l’annexe qui est jointeau présent arrêté.

19085MONITEUR BELGE — 26.03.2015 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 39: GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION ......g) de risico’s van het gebruik van voedingssupplementen; h) de rechten met betrekking tot de verwerking en bescherming van persoonsgegevens

Art. 39. Les échantillons prélevés d’un sportif sont la propriété du donneur d’ordre.

Le donneur d’ordre peut, d’après une demande, transférer le droit de propriété des échantillons à l’instance degestion des résultats ou à une autre organisation antidopage.

Section 2. — L’analyse

Art. 40. § 1er. Pour l’application de l’article 3, alinéa premier, 1°, du décret antidopage du 25 mai 2012, leséchantillons peuvent uniquement être analysés dans des laboratoires de contrôle. Le choix du laboratoire de contrôlerevient au donneur d’ordre.

D’autres pratiques de dopage peuvent être démontrées à l’aide de résultats d’analyse d’autres laboratoires.

§ 2. Les laboratoires de contrôle doivent analyser les échantillons et établir un rapport sur les résultatsconformément au Standard international pour les Laboratoires. Afin de garantir des contrôles de dopage effectifs, ledocument technique, visé à l’article 15, § 1er, alinéa quatre, du décret antidopage du 25 mai 2012, doit reprendre desmenus d’analyse d’échantillons qui sont basés sur des évaluations des risques et qui sont appropriés à certains sportset certaines disciplines sportives, et les laboratoires de contrôle doivent analyser les échantillons conformément à cesmenus, à l’exception de ce qui suit :

1° les organisations antidopage peuvent demander que les laboratoires de contrôle analysent leurs échantillons surla base de menus plus étendus que ceux décrits dans le document technique ;

2° les organisations antidopage peuvent demander que les laboratoires analysent leurs échantillons sur la base demenus moins étendus que ceux décrits dans le document technique, mais uniquement lorsqu’elles ont convaincul’AMA que, vu les circonstances particulières de leur pays ou sport, des analyses moins étendues seraient plusappropriées ;

3° tel qu’établi dans le Standard international pour les Laboratoires, les laboratoires de contrôle peuvent analyserdes échantillons de leur propre initiative et à leurs propres frais en vue de trouver des substances interdites ouméthodes interdites qui ne sont pas reprises dans le menu d’analyse d’échantillon qui est décrit dans le documenttechnique ou qui a été spécifié par le donneur d’ordre. Les résultats d’une telle analyse doivent être rapportés et ontla même validité et les mêmes conséquences que tout autre résultat d’analyse.

§ 3. Tout échantillon peut être soumis à une analyse ultérieure par l’organisation antidopage qui est responsablede la gestion des résultats, à tout moment avant que les résultats d’analyse tant de l’échantillon A que de l’échantillonB - ou le résultat de l’échantillon A lorsqu’il est renoncé à l’analyse de l’échantillon B ou lorsque l’échantillon B n’estpas analysé - ont été communiqués par l’organisation antidopage au sportif comme base prétendue de poursuite enraison d’une pratique de dopage telle que visée à l’article 3, alinéa premier, 1°, du décret antidopage du 25 mai 2012.

Un échantillon peut uniquement être conservé sur les indications de l’organisation antidopage qui a organisé etcoordonné le prélèvement d’échantillon ou à la demande de l’AMA, et être soumis à tout moment à des analysesultérieures pour l’application de l’article 15, § 1er, alinéa deux, du décret précité. L’analyse ultérieure d’échantillons doitêtre effectuée conformément aux prescriptions du Standard international pour les Laboratoires et du Standardinternational pour les Contrôles et les Enquêtes.

CHAPITRE 6. — Enquêtes

Section 1re. — Généralités

Art. 41. § 1er. NADO Vlaanderen doit introduire les lignes politiques et procédures nécessaires afin de garantirque les informations antidopage reçues conformément à l’article 15, § 1er, alinéa six, du décret antidopage du25 mai 2012 soient traitées d’une manière sûre et confidentielle, que les sources d’informations soient protégées, que lerisque de fuites ou de publication involontaire soit géré de manière correcte et que les informations qui leur sontfournies par les services de maintien de l’ordre, par d’autres instances pertinentes et/ou par des tiers soientuniquement traitées, utilisées et publiées en vue d’objectifs légitimes d’antidopage.

NADO Vlaanderen doit assurer qu’elle peut évaluer toutes les informations antidopage après réception en matièrede pertinence, fiabilité et précision, compte tenu de la nature de la source et des circonstances dans lesquelles lesinformations ont été reçues.

Toutes les informations antidopage reçues par NADO Vlaanderen doivent être classées et analysées de sorte quedes modèles, des tendances et des connexions puissent être constatés permettant à NADO Vlaanderen d’établir unepolitique antidopage efficace et, lorsque les informations ont trait à une affaire spécifique, d’établir s’il existe ou non uneprésomption raisonnable que les règles antidopage ont été violées d’une telle manière qu’une enquête ultérieure estjustifiée.

§ 2. Les informations antidopage doivent être utilisées à l’appui de l’établissement, de l’adaptation ou de la révisiondu plan de répartition des tests de dopage et pour déterminer quand des tests de dopage ciblés doivent être organisés,et pour établir des fichiers d’informations spécifiques auxquels il peut être fait référence lors d’enquêtes de pratiquesde dopage possibles.

§ 3. NADO Vlaanderen doit également développer et introduire des lignes politiques et des procédures pour lepartage d’informations, le cas échéant, et conformément à la législation en vigueur, avec d’autres organisationsantidopage et services de maintien de l’ordre et d’autres instances réglementaires pertinentes ou instancesdisciplinaires, par exemple lorsqu’il ressortirait des informations qu’un crime possible a été commis ou qu’uneréglementation ou autre règle de conduite a été violée.

Section 2. — Examen de résultats atypiques et de résultats de passeport anormaux

Art. 42. NADO Vlaanderen doit assurer qu’elle peut examiner des résultats atypiques et des résultats depasseport anormaux qui découlent de tests de dopage effectués par elle de manière confidentielle et efficace,conformément aux exigences des articles 7.4 et 7.5 du Code, ainsi qu’au Standard international pour les Laboratoires.

A sa demande, NADO Vlaanderen doit fournir à l’AMA les informations nécessaires concernant les circonstancesde résultats d’analyse anormaux, de résultats atypiques et d’autres violations possibles des règles antidopage, tellesqu’entre autres :

1° le niveau de compétition du sportif en question ;

2° quelles données de localisation éventuelles le sportif en question a fourni, et si ces informations ont été utiliséesou non afin de le localiser pour le prélèvement d’échantillon qui a conduit aux résultats d’analyse anormaux ourésultats atypiques en question ;

19086 MONITEUR BELGE — 26.03.2015 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 40: GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION ......g) de risico’s van het gebruik van voedingssupplementen; h) de rechten met betrekking tot de verwerking en bescherming van persoonsgegevens

3° le moment auquel l’échantillon en question a été prélevé par rapport aux schémas d’entraînement et decompétition du sportif ; et

4° d’autres données de profil telles qu’établies par l’AMA.

Section 3. — Examen d’autres violations possibles des règles antidopage

Art. 43. § 1er. NADO Vlaanderen doit assurer qu’elle peut examiner de manière confidentielle et efficace toutesautres informations analytiques ou non-analytiques indiquant qu’il existe une présomption raisonnable qu’une règleantidopage a été violée.

Lorsqu’une tentative de prélèvement d’échantillon d’un sportif résulte en des informations dont il ressortirait quele sportif essaie, après la notification nécessaire, de se dérober au prélèvement d’échantillon ou qu’il refuse ou négligede fournir un échantillon ou qu’il manipule ou essaie de manipuler possiblement le contrôle de dopage, alors cela doitêtre examiné comme un non-respect des procédures possible.

§ 2. Lorsqu’il existe une présomption raisonnable qu’une règle antidopage a été violée, NADO Vlaanderen doitcommuniquer à l’AMA qu’elle lance une enquête conformément à l’article 7.6 ou à l’article 7.7 du Code, selonl’application. Ensuite, NADO Vlaanderen doit tenir l’AMA au courant, à sa demande, de l’état et des résultats del’enquête.

NADO Vlaanderen doit collecter et enregistrer toutes les informations et documentations pertinentes le plusrapidement possible, de sorte que ces informations et documentations puissent être transformées en preuvesadmissibles et fiables de la violation possible des règles antidopage et/ou pour pouvoir identifier des pistes d’enquêteultérieures pouvant aboutir à de telles preuves.

NADO Vlaanderen doit assurer que les enquêtes sont à tout moment menées de manière honnête, objective etimpartiale. Le déroulement des enquêtes, l’évaluation des informations et des preuves qui sont identifiées au cours del’enquête et le résultat de l’enquête doivent être documentés complètement.

Les enquêtes doivent toujours être menées sans préjugés et ne peuvent pas viser un seul résultat, tel quel’institution d’une procédure contre un sportif ou une autre personne dans le cadre d’une violation d’une règleantidopage.

A chaque stade de l’enquête, NADO Vlaanderen doit être ouverte à tous les résultats possibles et être prête à lesconsidérer, et ne pas uniquement chercher des preuves possibles indiquant une affaire, mais également des preuveséventuelles qu’il n’y a pas d’affaire.

§ 3. Lorsqu’elle mène l’enquête, NADO Vlaanderen doit utiliser tous les moyens d’enquête qui sontraisonnablement disponibles. Dans ce contexte, elle peut recevoir entre autres des informations et de l’aide des servicesde maintien de l’ordre et d’autres instances pertinentes telles que visées à l’article 15, § 1er, alinéa six, du décretantidopage du 25 mai 2012. NADO Vlaanderen doit cependant également utiliser pleinement tous les moyensd’enquête dont elle dispose elle-même, dont le programme concernant le passeport biologique pour les sportifs, lesmandats d’enquête qui lui sont octroyés en vertu de l’article 15 du décret précité et le droit de suspendre une périoded’exclusion qui est imposée à un sportif ou à un accompagnateur en échange de son aide substantielle conformémentà l’article 10.6.1 du Code.

§ 4. Conformément aux articles 14/1 et 14/2 du décret antidopage du 25 mai 2012, les sportifs et lesaccompagnateurs sont obligés d’apporter leur collaboration aux enquêtes menées par NADO Vlaanderen. Lorsque leurcomportement sape la procédure d’enquête, NADO Vlaanderen instituera une procédure contre eux dans le cadred’une pratique de dopage telle que visée à l’article 3, alinéa premier, 5°, du décret précité.

Art. 44. NADO Vlaanderen et, en cas de sportifs d’élite et d’accompagnateurs, l’instance de poursuite de l’organedisciplinaire pour les sportifs d’élite et les accompagnateurs, doivent efficacement et immédiatement parvenir à unedécision lorsque se pose la question de savoir si une procédure doit être lancée ou non contre le sportif ouaccompagnateur qui est présumé avoir violé les règles antidopage.

Lorsque NADO Vlaanderen ou l’instance de poursuite, visée à l’alinéa premier, conclut sur la base des résultats del’enquête de NADO Vlaanderen qu’aucune procédure ne doit être lancée contre le sportif ou accompagnateur qui estprésumé avoir violé les règles antidopage :

1° elle doit informer l’AMA ainsi que la fédération internationale et l’ONAD du sportif par écrit de cette décision,avec la motivation nécessaire ;

2° elle doit fournir toutes autres informations concernant l’enquête qui peuvent raisonnablement être exigées parl’AMA et/ou la fédération internationale et/ou l’ONAD afin de déterminer s’ils forment un recours ou non contre cettedécision ;

3° NADO Vlaanderen doit en tout cas considérer si les informations obtenues et les leçons tirées de l’enquêtedoivent être utilisées pour établir son plan de répartition des tests de dopage et le planning des tests de dopage ciblés,et s’il faut les partager avec d’autres instances conformément à l’article 41, § 3, du présent arrêté.

CHAPITRE 7. — Suivi de contrôles de dopage et d’enquêtes par NADO Vlaanderen

Section 1re. — Suivi d’une pratique de dopage possible telleque visée à l’article 3, alinéa premier, 1°, du décret antidopage du 25 mai 2012

Art. 45. § 1er. Lorsque l’analyse d’un échantillon A prélevé sur l’ordre de NADO Vlaanderen aboutit à un résultatd’analyse anormal, NADO Vlaanderen évalue si :

1° une AUT est applicable ou sera octroyée telle que fixée dans le Standard international pour les Autorisationsd’Usage à des Fins thérapeutiques, ou

2° il est question d’une déviation manifeste du Standard International pour les Tests antidopage et Enquêtes ou duStandard international pour les Laboratoires, qui est la cause du résultat d’analyse anormal.

Lorsque l’évaluation ne démontre pas qu’il est question d’une AUT ou d’un droit à une AUT, ou d’une anomaliequi a provoqué le résultat d’analyse anormal, NADO Vlaanderen met au courant le sportif concerné à l’aide desdonnées qu’il a indiquées dans le formulaire de contrôle de dopage, par lettre recommandée :

1° du résultat d’analyse anormal ;

2° de la règle antidopage violée ;

19087MONITEUR BELGE — 26.03.2015 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 41: GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION ......g) de risico’s van het gebruik van voedingssupplementen; h) de rechten met betrekking tot de verwerking en bescherming van persoonsgegevens

3° du droit du sportif de demander à ses propres frais l’analyse de l’échantillon B dans les quatre jours après laréception de la notification, et du fait que le sportif est censé renoncer à l’analyse de l’échantillon B s’il n’en émet pasla demande ;

4° de la date, de l’heure et du lieu fixés pour l’analyse de l’échantillon B lorsque le sportif ou NADO Vlaanderendécide de demander cette analyse ;

5° de la possibilité pour le sportif ou la personne qui assiste le sportif d’être présent lors de l’ouverture del’échantillon B et de son analyse lorsque cette analyse a été demandée dans le délai fixé ;

6° du droit du sportif de demander, à ses frais, des copies du dossier de documentation du laboratoire concernantles échantillons A et B ;

7° le cas échéant, de la possibilité qu’une suspension provisoire lui sera imposée, de la possibilité de demander uneaudition préliminaire avant que cette suspension lui soit éventuellement imposée et, lorsqu’aucune suspensionprovisoire n’est imposée, de la possibilité d’accepter une suspension provisoire dans l’attente de l’arbitrage de sonaffaire au fond.

Dans le cas, visé à l’alinéa deux, NADO Vlaanderen met au courant, outre le sportif, également la fédération,l’ONAD du domicile du sportif et l’ONAD du lieu où le sportif a obtenu sa licence, la fédération sportive internationaleet l’AMA, par écrit, du nom du sportif, du pays, du sport et de la discipline au sein du sport, du niveau de compétitiondu sportif, si, le cas échéant, le test de dopage a été effectué en ou hors compétition, la date du prélèvementd’échantillon, le résultat d’analyse, la règle de droit violée et toutes autres informations concernant la pratique dedopage possible.

Lorsque NADO Vlaanderen décide de ne pas considérer le résultat d’analyse anormal comme une pratique dedopage, elle met au courant le sportif, l’ONAD du domicile et de la licence du sportif, la fédération sportiveinternationale, le CIO ou CIP lorsque la décision peut avoir un effet sur les prochains Jeux olympiques ouparalympiques, et l’AMA de cette décision. Toutes ces parties peuvent former un recours contre la décision, ou le défautd’une décision dans un délai raisonnable, auprès du TAS.

Lorsque NADO Vlaanderen décide de considérer un résultat d’analyse anormal comme une pratique de dopage,les organisations, visées à l’alinéa quatre, doivent être tenues au courant régulièrement du déroulement ultérieur de laprocédure.

Avant de mettre au courant un sportif d’un prétendu délit de dopage, NADO Vlaanderen doit consulter ADAMSet prendre contact avec l’AMA et d’autres OAD pertinentes afin de déterminer si ce sportif a déjà commis un délit dedopage au passé.

§ 2. Lorsque l’analyse d’un échantillon A prélevé sur l’ordre de NADO Vlaanderen aboutit à un résultat d’analyseatypique, NADO Vlaanderen évalue si :

1° une AUT est applicable ou sera octroyée telle que fixée dans le Standard international pour les Autorisationsd’Usage à des Fins thérapeutiques, ou

2° il est question d’une déviation manifeste du Standard international pour les Tests antidopage et Enquêtes ou duStandard international pour les Laboratoires, qui est la cause du résultat d’analyse anormal.

Lorsque cette évaluation ne démontre pas qu’il est question d’une AUT applicable ou d’une déviation qui est lacause du résultat d’analyse atypique, NADO Vlaanderen doit effectuer l’enquête exigée. L’enquête exigée dépend dela situation. Lorsqu’il a été constaté au passé qu’un sportif a, par nature, un rapport testostérone/épitestostéroneaugmenté, il suffit d’examiner si le résultat atypique est cohérent selon ce rapport antérieur. Dans d’autres cas, NADOVlaanderen peut donner l’ordre au laboratoire de contrôle de déterminer l’origine de la substance interdite. Après laconclusion de l’enquête, le sportif et les organisations, visées au paragraphe 1er, doivent être mis au courant du fait quele résultat d’analyse atypique sera considéré ou non comme un résultat d’analyse anormal. Lorsque NADO Vlaanderenestime qu’il est question d’un résultat d’analyse anormal, le paragraphe 1er s’applique en ce qui concerne le suivi.

NADO Vlaanderen ne communiquera pas le résultat d’analyse atypique tant qu’elle n’a pas conclu son enquête eta décidé si elle considérera le résultat d’analyse atypique comme un résultat d’analyse anormal, sauf dans un des cassuivants :

1° lorsque NADO Vlaanderen décide que l’échantillon B doit être analysé avant la conclusion de son examen durésultat d’analyse atypique, NADO Vlaanderen peut effectuer l’analyse de l’échantillon B après en avoir mis au courantle sportif, où cette notification doit comprendre une description du résultat d’analyse atypique et les informations,visées à l’article 45, § 1er, alinéa deux, 4° à 6° inclus;

2° lorsque NADO Vlaanderen reçoit la demande, soit de l’organisateur d’un événement important peu de tempsavant un de ses événements internationaux, soit d’une association sportive qui est responsable d’atteindre une datelimite imminente pour sélectionner les membres de son équipe pour un événement international, de communiquer siun sportif qui est sur une liste de l’organisateur de l’événement important ou une liste de l’organisation sportive aobtenu un résultat atypique, NADO Vlaanderen doit communiquer le nom de chaque sportif dans une telle situation,après d’abord avoir mis au courant elle-même le sportif du résultat d’analyse atypique.

Art. 46. § 1er. Lorsque le sportif veut exercer son droit de faire analyser l’échantillon B, le sportif en avertit NADOVlaanderen par écrit ou par voie électronique dans les quatre jours après la réception de la notification, visée à l’article45, § 1er. Dans cette notification, le sportif communique également s’il veut se faire assister par un avocat, médecin ouexpert qu’il a choisi. Cet avocat, ce médecin ou cet expert, de même que le sportif lui-même et un délégué de NADOVlaanderen, du COIB, de la fédération et de la fédération sportive internationale du sportif, et un traducteur, ont le droitd’assister à l’analyse de l’échantillon B.

L’analyse de l’échantillon B a également lieu lorsque le sportif ou éventuellement son avocat, son médecin ouquelqu’un qu’il a choisi pour l’assister en tant qu’expert, ne s’est pas présenté au moment qui avait été fixé pourl’analyse ou n’est pas disponible aux dates alternatives proposées en toute raisonnabilité par le laboratoire de contrôle.Dans ce dernier cas, un témoin indépendant désigné par le laboratoire de contrôle contrôlera si l’échantillon B n’a pasété manipulé et si les numéros d’identification correspondent aux documents.

§ 2. Le plus rapidement possible après la réception de la décision du sportif concerné, NADO Vlaanderen informele laboratoire de contrôle de la demande de procéder à l’analyse de l’échantillon B.

Les frais de l’analyse de l’échantillon B à la demande du sportif sont entièrement à sa charge. Lorsque l’analyse estnégative, les frais sont à la charge de NADO Vlaanderen.

A la demande du sportif concerné ou du donneur d’ordre, le dossier de documentation du laboratoire est transmisau demandeur. Les frais en sont supportés par le demandeur.

19088 MONITEUR BELGE — 26.03.2015 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 42: GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION ......g) de risico’s van het gebruik van voedingssupplementen; h) de rechten met betrekking tot de verwerking en bescherming van persoonsgegevens

Le sportif ou éventuellement son avocat, son médecin ou quelqu’un qu’il a choisi pour l’assister en tant qu’expertvérifiera, s’il est présent lors de l’analyse de l’échantillon B, le numéro de code et signera une attestation qui comprendle numéro de code de l’échantillon et la description de l’emballage.

Section 2. — Suivi d’une pratique de dopage possible autre que les pratiques de dopage,visées à l’article 3, alinéa premier, 1°, du décret antidopage du 25 mai 2012

Art. 47. NADO Vlaanderen assure l’enquête ultérieure éventuelle d’une pratique de dopage possible autre que lespratiques de dopage, visées à l’article 3, alinéa premier, 1°, du décret antidopage du 25 mai 2012.

Lorsque NADO Vlaanderen constate qu’un non-respect des procédures a possiblement eu lieu, elle doitimmédiatement informer le sportif ou une autre partie, par lettre recommandée, des conséquences possibles et du faitque le non-respect des procédures possible sera examiné.

Dès que NADO Vlaanderen est convaincue qu’un délit de dopage a été commis, elle doit immédiatement mettreau courant le sportif ou l’accompagnateur, par lettre recommandée, de la règle antidopage violée, de la base de laviolation et, lorsque tel est prévu dans la réglementation applicable, de la possibilité qu’une suspension provisoire luisera imposée, de la possibilité de demander une audition préliminaire avant que cette suspension lui estéventuellement imposée et, lorsqu’aucune suspension provisoire n’est imposée ou n’est prévue, de la possibilitéd’accepter une suspension provisoire dans l’attente de l’arbitrage de son affaire au fond.

Avant de mettre au courant un sportif ou accompagnateur d’un prétendu délit de dopage, NADO Vlaanderen doitconsulter ADAMS et prendre contact avec l’AMA et d’autres OAD pertinentes afin de déterminer si ce sportif ouaccompagnateur a déjà commis un délit de dopage au passé.

Outre le sportif ou l’accompagnateur, NADO Vlaanderen met également au courant la fédération, l’ONAD dudomicile et l’ONAD du lieu où la personne concernée a obtenu sa licence, la fédération sportive internationale et l’AMAdu nom du sportif ou de l’accompagnateur, de la règle antidopage violée et de la base de la violation.

Les organisations, visées à l’alinéa cinq, doivent être tenues au courant régulièrement par NADO Vlaanderen dudéroulement ultérieur de la procédure.

Lorsque NADO Vlaanderen décide de conclure l’enquête sans retenir un délit de dopage, elle met au courant lesportif, l’ONAD du domicile et de la licence du sportif, la fédération sportive internationale, le CIO ou CIP lorsque ladécision peut avoir un effet sur les prochains Jeux olympiques ou paralympiques et l’AMA de cette décision. Toutes cesparties peuvent former un recours contre la décision, ou le défaut d’une décision dans un délai raisonnable, auprès duTAS.

CHAPITRE 8. — Passeport biologique

Section 1re. — Généralités

Art. 48. Le module sanguin du passeport biologique peut être établi par NADO Vlaanderen pour ces sportifsd’élite qui pratiquent une discipline sportive pour laquelle la fédération sportive internationale compétente utilise lepasseport biologique.

Le module stéroïdien du passeport biologique est établi pour chaque sportif qui est obligé de fournir un échantillond’urine.

En ce qui concerne les sportifs d’élite qui y sont soumis, le passeport biologique peut être utilisé pour :

1° effectuer des contrôles de dopage ciblés ;

2° constater une pratique de dopage telle que visée à l’article 3, alinéa premier, 2°, du décret antidopage du25 mai 2012.

En ce qui concerne les sportifs de masse, le module stéroïdien peut uniquement être utilisé pour juger si uneanalyse complémentaire de l’échantillon d’urine doit être effectuée ou non et si le sportif de masse doit être soumis àdes prélèvements d’échantillon complémentaires.

Art. 49. Une unité de gestion du passeport biologique de l’athlète, UGPBA en abrégé, est désignée par NADOVlaanderen.

Le traitement des données personnelles par l’UGPBA a lieu sous la surveillance d’un médecin.

Art. 50. L’UGPBA accorde, sur la base du modèle adaptatif, un score au profil du sportif après chaqueprélèvement d’échantillon. Le profil d’un sportif est atypique lorsque le modèle adaptatif indique un score de 99 ousupérieur.

En cas d’un profil stéroïdien ou sanguin atypique, l’UGPBA le signale à NADO Vlaanderen qui, lorsqu’il s’agitd’un sportif d’élite, désigne un expert pertinent pour le module afin d’examiner et d’évaluer le passeport biologiqueanonymisé concerné.

Lorsque le profil sanguin est basé sur une valeur sanguine unique, et cette valeur sanguine est considérée commeatypique par le modèle adaptatif, NADO Vlaanderen peut effectuer des prélèvements d’échantillons complémentairesavant de transmettre le profil atypique à l’expert, visé à l’alinéa deux. L’UGPBA suggérera le moment le plus appropriépour le prélèvement d’échantillon complémentaire.

Lorsque le profil stéroïdien est basé sur une valeur de stéroïdes unique, et cette valeur de stéroïdes est considéréecomme atypique par le modèle adaptatif, une analyse complémentaire de l’échantillon peut être effectuée. Lorsquel’analyse complémentaire est négative, NADO Vlaanderen peut, lorsqu’il s’agit d’un sportif d’élite, effectuer desprélèvements d’échantillon complémentaires avant de transmettre le profil atypique à un expert du module stéroïdien.L’UGPBA suggérera le moment le plus approprié pour le prélèvement d’échantillon complémentaire. Lorsque l’analysecomplémentaire est négative, NADO Vlaanderen peut, lorsqu’il s’agit d’un sportif de masse, effectuer des prélèvementsd’échantillon complémentaires, mais elle ne peut pas transmettre le profil atypique à un expert.

Lorsque l’expert concerné est d’avis que le profil est normal, aucune suite n’est donnée au profil atypique.

Lorsque l’expert concerné est d’avis que le profil est suspect, l’expert le communique à l’UGPBA quirecommandera à NADO Vlaanderen de tester de manière ciblée ou fera d’autres recommandations.

Lorsque l’expert concerné est d’avis que le profil indique un état pathologique, l’expert en informe NADOVlaanderen via l’UGPBA et NADO Vlaanderen en informe ensuite le sportif d’élite.

19089MONITEUR BELGE — 26.03.2015 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 43: GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION ......g) de risico’s van het gebruik van voedingssupplementen; h) de rechten met betrekking tot de verwerking en bescherming van persoonsgegevens

Lorsque l’expert concerné est d’avis qu’il est très improbable que le profil soit le résultat d’un état physiologiqueou pathologique normal, et est probablement le résultat de l’usage d’une substance ou méthode interdite, le passeportbiologique est transmis par l’UGPBA à deux experts supplémentaires pertinents pour le module, qui sont désignés parl’UGPBA et qui constituent avec le premier expert la commission d’experts.

La commission d’experts travaille d’un commun accord. Elle coopère avec l’UGPBA et peut, via l’UGPBA,demander des informations supplémentaires à NADO Vlaanderen, telles que des données médicales complémentaires,des données concernant des pratiques sportives ou des données d’entraînement du sportif d’élite. Elle peut égalementconsulter des experts et demander des informations complémentaires auprès de l’OAD ou auprès de laboratoiresconcernant chaque échantillon dans le profil.

A ce stade de la procédure, la commission d’experts ne connaît pas l’identité du sportif d’élite.

Lorsque la commission d’experts est unanimement d’avis qu’il peut être question d’un résultat de passeportanormal, les dispositions, visées aux articles 51 à 54 inclus, sont appliquées. Dans les autres cas, la commission d’expertspeut demander des informations complémentaires ou une expertise à l’UGPBA ou recommander des contrôlesantidopage supplémentaires à NADO Vlaanderen.

Art. 51. § 1er. Lorsque la commission d’experts est unanimement d’avis qu’il peut être question d’un résultat depasseport anormal, l’UGPBA constitue, le cas échéant en concertation avec la commission d’experts, le DDPBA (dossierde documentation relative au passeport biologique de l’athlète) qui comprend au moins les données suivantes :

1° le sexe et l’âge du sportif d’élite, le sport et la discipline ;

2° les données biologiques et le résultat obtenu sur la base du modèle adaptatif ;

3° la nature du prélèvement d’échantillon, le numéro de l’échantillon et le numéro de laboratoire interne ;

4° des informations éventuelles sur la compétition ;

5° les documents qui font mention des personnes qui sont responsables des échantillons pertinents à partir dumoment du prélèvement d’échantillon jusqu’au moment où l’échantillon est reçu pour analyse ;

6° des informations des formulaires de contrôle de dopage pour chaque échantillon qui est prélevé pendant lapériode, fixée par l’UGPBA et les experts.

§ 2. Pour le module sanguin, les informations complémentaires suivantes sont requises :

1° des informations concernant d’éventuels séjours en altitude du sportif d’élite pendant la période, fixée par lacommission d’experts ;

2° les conditions de température lors du transport des échantillons en question ;

3° la documentation de laboratoire pertinente, y compris les résultats sanguins, les graphiques du modèle adaptatifet les contrôles de qualité internes et externes ;

4° des informations concernant d’éventuelles transfusions de sang ou des pertes de sang significatives du sportifd’élite au cours des trois mois précédents ;

5° des nuages de points ;

6° des contrôles de qualité internes et externes.

§ 3. Pour le module stéroïdien, les informations complémentaires suivantes sont requises :

1° le pH ;

2° la densité spécifique ;

3° la documentation de laboratoire, y compris le screening et les valeurs confirmées de concentrations de stéroïdeset de ratios, le cas échéant ;

4° les résultats de l’analyse par SMRI, le cas échéant ;

5° les indications d’usage d’éthanol : des concentrations d’éthanol et de métabolites d’éthanol dans l’urine ;

6° les indications d’activités bactériennes ;

7° les indications de médicaments pris, déclarés ou détectés, qui peuvent influencer le profil stéroïdien.

Art. 52. § 1er. La commission d’experts reçoit le DDPBA et établit d’un commun accord une nouvelle évaluation.

§ 2. Lorsque, sur la base du DDPBA, la commission d’experts reste unanimement d’avis qu’il peut être questiond’un résultat de passeport anormal, cela est porté à la connaissance de NADO Vlaanderen de manière motivée.

Ensuite, NADO Vlaanderen met au courant le sportif d’élite et l’AMA, par lettre recommandée :

1° de l’avis motivé de la commission d’experts concernée qu’il peut être question d’un résultat de passeportanormal ;

2° du DDPBA ;

3° de la possibilité pour le sportif d’élite de déposer, dans le délai fixé par NADO Vlaanderen, une déclarationconcernant les résultats du passeport biologique et, le cas échéant, de fournir des informations complémentaires.

Art. 53. La commission d’experts évalue, en concertation avec NADO Vlaanderen et l’UGPBA, la déclaration etles informations qu’elle a reçues, le cas échéant, du sportif d’élite et rédige une évaluation motivée définitive. L’examenreste anonyme, quoique les informations spécifiques demandées puissent éventuellement mener à l’identification dusportif. Cela n’influencera pas la validité de la procédure.

Lorsque la commission d’experts reste unanimement d’avis, sur la base des mêmes données dans le passeportbiologique, qu’elle parvient à la même conclusion que le premier expert, c’est-à-dire qu’il est très improbable que leprofil soit le résultat d’un état physiologique ou pathologique normal, et est probablement le résultat de l’usage d’unesubstance ou méthode interdite, l’UGPBA informe NADO Vlaanderen qu’il est question d’un résultat de passeportanormal. Ensuite, NADO Vlaanderen informe le sportif d’élite, les organisations antidopage concernées et les organesdisciplinaires compétents de la décision motivée définitive.

Lorsque la commission d’experts ne parvient pas à un avis unanime sur la base des informations disponibles, ellepeut recommander des examens ou contrôles complémentaires.

19090 MONITEUR BELGE — 26.03.2015 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 44: GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION ......g) de risico’s van het gebruik van voedingssupplementen; h) de rechten met betrekking tot de verwerking en bescherming van persoonsgegevens

Art. 54. Lorsqu’une exclusion est imposée au sportif d’élite sur la base de l’évaluation du passeport biologique,le passeport biologique est de nouveau institué à l’issue de l’exclusion afin de garantir l’anonymat de procédures depasseport potentielles à l’avenir. Dans les autres cas, le passeport biologique reste valable, sauf lorsque le sportif d’élitea été exclu en raison de l’usage de substances ou de méthodes interdites qui ont influencé son passeport biologique.Dans ce cas, le passeport biologique est de nouveau institué à partir du moment où la mesure disciplinaire prend cours.

Section 2. — Module sanguin du passeport biologique

Art. 55. Le module sanguin du passeport biologique peut être établi par NADO Vlaanderen pour les sportifsd’élite qui pratiquent une discipline sportive pour laquelle la fédération internationale compétente utilise le modulesanguin du passeport biologique.

Sans préjudice de la présente section, le prélèvement d’échantillon pour le module sanguin du passeportbiologique est effectué conformément aux articles 36 et 37.

Le prélèvement d’échantillon pour le module sanguin du passeport biologique est effectué au moins deux heuresaprès la fin de l’entraînement ou de la compétition et après que le sportif d’élite a pu passer au moins dix minutes assiset au repos après la convocation au prélèvement d’échantillon.

Art. 56. Au moins les marqueurs suivants doivent être repris dans le module sanguin du passeport biologique :

1° l’hématocrite ;

2° l’hémoglobine ;

3° le nombre de globules rouges ;

4° le nombre et le pourcentage de réticulocytes ;

5° le volume moyen de globules rouges ;

6° la masse moyenne d’hémoglobine par globule rouge ;

7° l’hémoglobine, divisée par l’hématocrite.

Art. 57. Lors d’un prélèvement d’échantillon pour le module sanguin du passeport biologique, le formulaire decontrôle de dopage comprend également les éléments suivants :

1° la confirmation que le prélèvement d’échantillon n’a pas eu lieu dans les deux heures après un entraînement ouune compétition ;

2° l’information si le sportif a subi des pertes de sang ou des transfusions de sang ou non, et leur volume estimé,dans une période de trois mois précédant le prélèvement d’échantillon ;

3° l’information si le sportif a fait usage de quelque forme de simulation en altitude dans les deux semainesprécédant le prélèvement d’échantillon et, si oui, autant d’informations que possible concernant le type d’appareil etla manière dont il a été utilisé ;

4° l’information si le sportif a séjourné à une altitude de plus de 1500 mètres dans les deux semaines précédant leprélèvement d’échantillon et, si oui, ou en cas de doute, le nom et le site du lieu de séjour et la durée du séjour, ainsique l’altitude estimée ;

5° si l’échantillon a été prélevé immédiatement après au moins trois jours consécutifs d’une compétition intensived’endurance ;

6° les circonstances environnementales éventuellement extrêmes auxquelles le sportif a été exposé pendant lesdeux dernières heures avant le prélèvement d’échantillon, y compris des sessions dans une chaleur artificielle, commeun sauna.

Art. 58. Après le prélèvement d’échantillon, l’échantillon de sang est transporté au froid, mais non pas congelé,au laboratoire de contrôle alors qu’un enregistreur des températures enregistre les températures durant le transport.

L’échantillon de sang est analysé dans le laboratoire de contrôle dans les 48 heures après le prélèvementd’échantillon.

Les résultats de l’échantillon de sang sont rapportés via ADAMS à NADO Vlaanderen, à la fédérationinternationale concernée, à l’AMA et à l’UGPBA.

Section 3. — Module stéroïdien du passeport biologique

Art. 59. Le prélèvement d’échantillon pour le module stéroïdien du passeport biologique est effectué conformé-ment aux articles 35 et 37.

CHAPITRE 9. — Obligations en matière de données de localisation

Section 1re. — Catégories de disciplines sportives

Art. 60. Les disciplines sportives A, B et C, visées à l’article 20, § 1er, du décret antidopage du 25 mai 2012, sontles suivantes :

1° liste A :

a) l’athlétisme – toutes les courses de fond (3.000 m et plus) ;

b) le triathlon ;

c) le duathlon ;

d) le cyclo-cross ;

e) le cyclisme (toutes les disciplines olympiques) ;

f) le biathlon ;

g) le ski – le ski de fond et le combiné nordique ;

2° liste B :

a) l’athlétisme – tout, sauf les courses de fond (3.000 m et plus) ;

b) le badminton ;

c) la boxe ;

19091MONITEUR BELGE — 26.03.2015 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 45: GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION ......g) de risico’s van het gebruik van voedingssupplementen; h) de rechten met betrekking tot de verwerking en bescherming van persoonsgegevens

d) l’haltérophilie ;

e) la gymnastique ;

f) le judo ;

g) le canoë ;

h) le pentathlon moderne ;

i) l’aviron ;

j) l’escrime ;

k) le taekwondo ;

l) le tennis de table ;

m) le tennis ;

n) le beach-volley ;

o) la natation, sauf la natation synchronisée et le plongeon acrobatique ;

p) la lutte ;

q) la voile ;

r) le ski alpin, le ski freestyle et le snowboard ;

s) le bobsleigh ;

t) le skeleton ;

u) la luge de course ;

v) le patinage ;

3° liste C :

a) le basket-ball ;

b) le handball ;

c) le hockey ;

d) le football ;

e) le volley-ball ;

f) le water-polo ;

g) le hockey sur glace ;

h) le rugby.

Section 2. — Début et fin des obligations en matière de données de localisation

Art. 61. NADO Vlaanderen qui souhaite soumettre un sportif aux obligations en matière de données delocalisation informera ce sportif, avec copie aux associations sportives concernées, par lettre recommandée adressée àson domicile, de ce qui suit :

1° qu’il a été repris dans le groupe-cible national et dans quelle catégorie ;

2° que, pour la date indiquée par NADO Vlaanderen, il doit remplir les obligations en matière de données delocalisation qui s’appliquent à lui ;

3° l’ampleur des obligations en matière de données de localisation ;

4° les conséquences possibles d’une infraction en matière de données de localisation.

Art. 62. § 1er. Le sportif peut contester sa soumission aux obligations en matière de données de localisation enadressant, dans les quatorze jours après la notification de ces obligations, par lettre recommandée, une demande dereconsidération à NADO Vlaanderen dans laquelle il expose les raisons sur la base desquelles il conteste la soumissionaux obligations en matière de données de localisation. NADO Vlaanderen considère ces arguments dans sa décisionconcernant la demande de reconsidération.

A l’issue de ce délai, le sportif peut uniquement contester sa soumission aux obligations en matière de données delocalisation s’il existe de nouveaux éléments concernant son statut de sportif d’élite ou de sportif d’élite avec desobligations en matière de données de localisation.

§ 2. Les obligations en matière de données de localisation prennent fin à partir de la date, indiquée dans la lettrerecommandée, où NADO Vlaanderen communique la fin des obligations en matière de données de localisation ausportif ou le jour que NADO Vlaanderen reçoit du sportif un message écrit dans lequel il déclare qu’il arrête le sportde compétition.

§ 3. Lorsqu’un sportif d’élite est repris dans un groupe-cible enregistré de NADO Vlaanderen et d’une fédérationinternationale, ou dans le groupe-cible national de NADO Vlaanderen et le groupe-cible d’une autre ONAD, NADOVlaanderen doit se mettre d’accord avec l’autre partie sur le fait qui d’entre eux gérera les données de localisation etdonnera accès aux données de localisation à l’autre partie. Chaque partie doit informer le sportif qu’il fait partie de leurgroupe-cible. Avant d’y procéder, elles doivent cependant d’abord se mettre d’accord sur le fait auprès de quelleorganisation le sportif devra introduire ses données de localisation. En outre, toute notification qui est envoyée ausportif doit mentionner qu’il doit uniquement introduire ses données de localisation auprès de cette organisationantidopage concernée, qui partagera alors les informations en question avec l’autre partie, et avec toutes les autresorganisations antidopage qui sont compétentes à prélever des tests de dopage du sportif. Il ne peut pas être demandéau sportif d’introduire ses données de localisation auprès de plusieurs organisations antidopage.

§ 4. NADO Vlaanderen doit assurer que les données de localisation introduites sont uniquement accessibles :

1° aux personnes autorisées qui agissent uniquement sur l’ordre de leur fédération internationale ou ONAD selonle principe du besoin d’en connaître ;

2° à l’AMA ;

3° à d’autres OAD qui sont compétentes à effectuer des tests de dopage auprès du sportif.

19092 MONITEUR BELGE — 26.03.2015 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 46: GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION ......g) de risico’s van het gebruik van voedingssupplementen; h) de rechten met betrekking tot de verwerking en bescherming van persoonsgegevens

Section 3. — Ampleur des obligations en matière de données de localisation

Art. 63. § 1er. Un sportif qui est repris dans le groupe-cible national doit remplir toutes les conditions suivantes :

1° fournir une adresse postale complète où peut être envoyée la correspondance adressée au sportif afin del’informer formellement ;

2° conformément à sa catégorie, fournir les données de localisation, visées à l’article 22 du décret antidopage du25 mai 2012 ;

3° conformément à l’article 22 du décret précité, se tenir à disposition pour un test de dopage ou plusieurs testsde dopage.

§ 2. Il relève de la responsabilité du sportif d’assurer qu’il mentionne toutes les informations requises de manièrecorrecte et suffisamment détaillée dans ses données de localisation, de sorte que chaque organisation antidopage puisselocaliser le sportif, le cas échéant, à chaque jour du trimestre en vue de tests de dopage, et ce aux heures et localisationsindiquées par le sportif dans ses données de localisation pour ce jour.

Art. 64. § 1er. Les données de localisation doivent être introduites par les sportifs soumis avant le premier jour dechaque trimestre, respectivement le 1er janvier, le 1er avril, le 1er juillet et le 1er octobre.

Lorsque le sportif concerné ne sait pas encore exactement où il séjournera lors du prochain trimestre, il doitintroduire les meilleures informations possibles concernant l’endroit où il pense qu’il se trouvera aux momentsconcernés, et il doit mettre à jour ces informations dès qu’il dispose de plus de données. Lorsqu’en raison decirconstances, ses données de localisation fournies ne sont plus correctes, il doit les mettre à jour le plus rapidementpossible, de sorte que le médecin de contrôle puisse le trouver.

§ 2. Un sportif qui est repris dans le groupe-cible national est obligé d’assurer et est responsable du fait que sesdonnées de localisation soient toujours précises, correctes, complètes et actuelles, de sorte qu’un médecin de contrôlepuisse, de manière inopinée :

1° trouver le site où se trouve le sportif ;

2° avoir accès à ce site ;

3° trouver le sportif à ce site.

§ 3. Durant l’intervalle de 60 minutes, le sportif d’élite de la catégorie A doit être immédiatement disponible pourun contrôle de dopage. Lorsque le sportif concerné ne peut pas être trouvé ou n’est pas disponible pour un test dedopage inopiné lors de l’intervalle de 60 minutes, cela peut donner lieu à la constatation d’un test de dopage manqué.Lorsque le sportif concerné est testé lors de l’intervalle de 60 minutes, il doit rester auprès du médecin de contrôlejusqu’à ce que le prélèvement d’échantillon soit terminé, même si l’intervalle de 60 minutes visée est dépassée.

Lorsque le sportif concerné ne peut pas être trouvé immédiatement ou n’est pas immédiatement disponible pourun test de dopage inopiné pendant l’intervalle de 60 minutes indiquée, cela peut donner lieu à une enquête pourdéterminer s’il est question d’une pratique de dopage telle que visée à l’article 3, alinéa premier, 3° ou 5°, du décretprécité.

Lorsque le sportif concerné n’a pas été trouvé cinq minutes avant l’échéance de l’intervalle de 60 minutes indiquée,le médecin de contrôle peut appeler le sportif. Lorsque le sportif répond et est sur place ou à proximité, il peut éviterun test manqué lorsqu’il se met à disposition d’un test de dopage avant l’échéance de l’intervalle de 60 minutes.Cependant, de tels cas doivent toujours être rapportés et le médecin de contrôle doit noter chaque fait qui peut indiquerla manipulation du sang ou de l’urine entre le coup de téléphone et le prélèvement d’échantillon.

Lorsque le sportif répond l’appel et ne se trouve pas au site spécifié ou à proximité et, dès lors, n’est pas disponiblepour le test de dopage dans l’intervalle de 60 minutes, le médecin de contrôle doit établir un rapport de tentativeinfructueuse.

Ne pas téléphoner le sportif ne peut pas constituer une raison pour ne pas enregistrer le test manqué.

§ 4. Le sportif d’élite de la catégorie A peut, en principe, adapter l’intervalle de 60 minutes à tout moment avantque l’intervalle de 60 minutes ne commence.

Section 4. — Non-respect des obligations en matière de données de localisation par un sportif d’élite de la catégorie A

Sous-section 1re. — Généralités

Art. 65. § 1er. A la charge d’un sportif d’élite de la catégorie A qui ne respecte pas ses obligations en matière dedonnées de localisation, il peut être enregistré un manquement à l’obligation de déclaration ou un test de dopagemanqué, tel que visé à l’article 21, § 1er, du décret antidopage du 25 mai 2012.

§ 2. Conformément à l’article 3, alinéa premier, 4°, du décret antidopage du 25 mai 2012 et à l’article 75 du présentarrêté, les manquements à l’obligation de déclaration et les tests de dopage manqués peuvent donner lieu à laconstatation d’une pratique de dopage telle que visée à l’article 3, alinéa premier, 4°, du décret précité.

Toute infraction aux données en matière de localisation qui est constatée, conformément aux prescriptions quis’appliquent au sportif d’élite, par une OAD compétente, sera dans ce contexte prise en considération pour déterminersi trois infractions aux données en matière de localisation ont eu lieu pendant une période ininterrompue de douzemois.

§ 3. Les manquements à l’obligation de déclaration et tests de dopage manqués possibles qui seront constatés à lacharge de sportifs d’élite de la catégorie A par NADO Vlaanderen ou seront communiqués à NADO Vlaanderen, sontenregistrés conformément aux sous-sections 4 et 5, à moins qu’une autre OAD gère ses données de localisation. Dansce dernier cas, le rapport de la tentative infructueuse est transmis par NADO Vlaanderen à l’OAD qui gère les donnéesde localisation du sportif pour traitement.

Sous-section 2. — Manquement à l’obligation de déclaration possible

Art. 66. Il est question d’un manquement à l’obligation de déclaration possible lorsque, pour un sportif d’élite dela catégorie A :

1° les données de localisation n’ont pas été introduites ;

2° les données de localisation n’ont pas été introduites à temps ;

3° les données de localisation introduites ne sont pas correctes, ne sont pas complètes ou sont insuffisammentprécises pour pouvoir trouver le sportif en vue d’un test de dopage inopiné.

19093MONITEUR BELGE — 26.03.2015 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 47: GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION ......g) de risico’s van het gebruik van voedingssupplementen; h) de rechten met betrekking tot de verwerking en bescherming van persoonsgegevens

Afin de pouvoir constater un manquement à l’obligation de déclaration, les conditions suivantes doivent êtreremplies :

1° le sportif a été informé à temps, préalablement au manquement à l’obligation de déclaration possible,conformément à l’article 61 ;

2° un rapport d’une tentative infructueuse a été établi, tel que visé à l’alinéa trois ;

3° en cas d’un deuxième ou d’un troisième manquement à l’obligation de déclaration possible pendant le mêmetrimestre, le sportif doit avoir été mis au courant au préalable du manquement à l’obligation de déclaration possibleprécédent et il ne l’a pas corrigé pendant le délai indiqué. Ce délai ne s’élèvera pas à moins de 24 heures après lapremière notification, visée à l’article 68, du manquement à l’obligation de déclaration possible précédent et ne prendrapas fin plus tard que la fin du mois dans lequel le sportif a reçu la première notification, visée à l’article 68 ;

4° il est au moins question de négligence. La négligence est présumée lorsque les dispositions, visées à l’alinéapremier, sont remplies et un manquement à l’obligation de déclaration possible est constaté. Cette présomption peutêtre réfutée lorsque le sportif démontre que, de son côté, il n’est pas question de négligence qui a contribué aumanquement à l’obligation de déclaration ou qui a provoqué le manquement à l’obligation de déclaration.

Le médecin de contrôle établit un rapport de tentative infructueuse pour tout manquement à l’obligation dedéclaration possible. Un manquement à l’obligation de déclaration possible peut être constaté sur la base des donnéesde localisation introduites, y compris celles relatives à l’intervalle de 60 minutes, ou moyennant une tentative de testde dopage inopiné hors l’intervalle de 60 minutes.

Sous-section 3. — Test de dopage manqué possible

Art. 67. § 1er. Il est question d’un test de dopage manqué possible lorsque le médecin de contrôle veut effectuerun test de dopage inopiné auprès du sportif d’élite de la catégorie A pendant l’intervalle de 60 minutes et que ce sportifne peut pas être trouvé ou n’est pas disponible au site indiqué par lui pendant l’intervalle de 60 minutes.

§ 2. Afin de pouvoir constater un test de dopage manqué possible concernant un sportif, les conditions suivantesdoivent être remplies :

1° le sportif a été informé à temps, préalablement au test de dopage manqué possible, conformément àl’article 61 ;

2° un médecin de contrôle a établi un rapport de tentative infructueuse, conformément au paragraphe 3 ;

3° le médecin de contrôle est resté au site indiqué pendant l’intervalle de 60 minutes indiquée. Pendant ce temps,il a fait ce qui est raisonnable dans les circonstances données afin de trouver le sportif, compte tenu du fait que le testde dopage doit avoir lieu sans quelque forme que ce soit d’avertissement ;

4° en cas d’un deuxième ou d’un troisième test de dopage manqué possible pendant le même trimestre, le sportifdoit avoir reçu une notification concernant son test de dopage manqué possible précédent, conformément àl’article 71 ;

5° lorsque le sportif ne peut pas être trouvé ou n’est pas disponible pendant l’intervalle de 60 minutes, il est aumoins question de négligence. La négligence est présumée lorsque les conditions, visées aux points 1° à 4° inclus, sontremplies. Cette présomption peut uniquement être réfutée lorsque le sportif démontre que, de son côté, il n’est pasquestion de négligence qui a contribué à ou qui a été la cause de :

a) la circonstance qu’il ne pouvait être trouvé ou n’était pas disponible pour un test de dopage dans l’intervalle de60 minutes ;

b) mettre à jour tardivement, incomplètement ou incorrectement les données de localisation relatives à l’intervallede 60 minutes.

§ 3. Le médecin de contrôle établit un rapport de tentative infructueuse pour tout test de dopage manqué possible.

Lorsqu’un sportif ne peut pas être trouvé ou n’est pas disponible immédiatement à l’arrivée du médecin decontrôle au site indiqué lors de l’intervalle de 60 minutes, mais qu’il l’est plus tard pendant l’intervalle de 60 minutes,le médecin de contrôle effectue le test de dopage et il n’établit pas de rapport d’un test de dopage manqué possible.Cependant, il rapporte les événements à NADO Vlaanderen en vue d’une enquête possible pour déterminer si, en cequi concerne le sportif, il est question d’une pratique de dopage telle que visée à l’article 3, alinéa premier, 3° ou 5°, dudécret antidopage du 25 mai 2012.

La circonstance qu’un sportif qui ne pouvait être trouvé ou n’était pas disponible pour un test de dopage durantl’intervalle de 60 minutes a subi un test de dopage plus tôt ou plus tard le même jour n’a aucune conséquence pourle rapport d’un test de dopage manqué possible pendant l’intervalle de 60 minutes.

§ 4. Lorsque le sportif subit un test de dopage pendant l’intervalle de 60 minutes, il doit rester au site concernéjusqu’à ce que le test de dopage soit entièrement terminé, également lorsque le test de dopage continue après l’échéancede l’intervalle de 60 minutes.

§ 5. Lors de l’exécution d’un test de dopage pendant l’intervalle de 60 minutes le médecin de contrôle doit toujoursse baser sur les informations les plus actuelles concernant l’intervalle de 60 minutes. Lorsque le sportif ne peut pas êtretrouvé pour un test de dopage pendant l’intervalle de 60 minutes, mais le sportif a adapté ses informations concernantl’intervalle de 60 minutes à temps, il n’est pas question d’un test de dopage manqué possible.

Sous-section 4. — Enregistrement d’un manquement à l’obligation de déclaration

Art. 68. Lorsqu’un médecin de contrôle a établi un rapport de tentative infructueuse et NADO Vlaanderen estd’avis que les conditions, visées à l’article 66, sont remplies, NADO Vlaanderen informe le sportif, dans les quatorzejours après le jour auquel la constatation a eu lieu, par lettre recommandée, de ce qui suit :

1° un manquement à l’obligation de déclaration possible a été constaté ;

2° le manquement à l’obligation de déclaration possible est enregistré, à moins que le sportif ne convainque NADOVlaanderen qu’il n’est pas question d’un manquement à l’obligation de déclaration possible ;

3° le délai dans lequel le sportif peut contester le manquement à l’obligation de déclaration possible est de quatorzejours après la réception de la notification recommandée du manquement à l’obligation de déclaration possible ;

4° les conséquences pour le sportif de l’enregistrement d’un manquement à l’obligation de déclaration ;

5° d’autres infractions en matière de données de localisation possibles du sportif, enregistrées au préalable dansla période ininterrompue de douze mois, si celles-ci sont connues de NADO Vlaanderen.

19094 MONITEUR BELGE — 26.03.2015 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 48: GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION ......g) de risico’s van het gebruik van voedingssupplementen; h) de rechten met betrekking tot de verwerking en bescherming van persoonsgegevens

Art. 69. § 1er. Le sportif peut contester le manquement à l’obligation de déclaration possible en introduisant dansles quatorze jours après la réception de la notification, visée à l’article 68, par écrit ou par voie électronique, uneréclamation auprès de NADO Vlaanderen.

§ 2. Lorsque le sportif conteste le manquement à l’obligation de déclaration possible à temps, NADO Vlaanderencontrôle si toutes les conditions, visées à l’article 66, sont remplies.

Lorsque NADO Vlaanderen estime ensuite qu’un manquement à l’obligation de déclaration possible n’a pas étécommis, NADO Vlaanderen en informe dans les quatorze jours après la réception de la notification, visée auparagraphe 1er, le sportif et les parties qui, conformément à l’article 76, ont le droit de former un recours contre cettedécision.

§ 3. Lorsque le sportif ne conteste pas le manquement à l’obligation de déclaration possible ou ne le fait pas àtemps, ou lorsque NADO Vlaanderen juge en dépit de la contestation du sportif qu’il est question d’un manquementà l’obligation de déclaration possible, NADO Vlaanderen confirme au sportif qu’un manquement à l’obligation dedéclaration sera enregistré.

NADO Vlaanderen informe le sportif de cette confirmation par lettre recommandée, soit dans les quatorze joursaprès l’échéance du délai, visé au paragraphe 1er, soit dans les quatorze jours à partir du jour où NADO Vlaanderena jugé qu’il est en effet question d’un manquement à l’obligation de déclaration possible. Lorsque le sportif a contestéle manquement à l’obligation de déclaration possible à temps, la même lettre informe également le sportif de son droitde demander, dans les quatorze jours après la réception de la notification, par écrit ou par voie électronique, unerévision administrative de cette confirmation auprès de NADO Vlaanderen.

Art. 70. § 1er. Lorsque dans le cas, visé à l’article 69, § 3, le sportif introduit une demande de révisionadministrative à temps, cette révision sera exécutée par une ou plusieurs personnes désignées par NADO Vlaanderenqui n’étaient pas concernées par l’élaboration de la décision précédente concernant le manquement à l’obligation dedéclaration possible.

§ 2. La révision administrative :

1° a lieu sur la base de documents écrits, sans qu’une audience ne soit tenue ;

2° consiste à évaluer si les conditions, visées à l’article 66, sont remplies ;

3° aboutit, au plus tard dans les quatorze jours après la réception de la demande du sportif, à une décision que lemanquement à l’obligation de déclaration possible tombe ou est maintenu.

§ 3. Lorsque la révision administrative aboutit à la décision que le manquement à l’obligation de déclarationpossible tombe, NADO Vlaanderen en informe le sportif par écrit dans les sept jours après avoir pris la décision. NADOVlaanderen envoie cette notification également aux parties qui, conformément à l’article 76, ont le droit de former unrecours contre la décision.

§ 4. Lorsque le sportif ne demande pas la révision administrative ou ne la demande pas à temps, ou lorsque larévision administrative confirme qu’il est question d’un manquement à l’obligation de déclaration possible, le sportifreçoit de NADO Vlaanderen la confirmation qu’un manquement à l’obligation de déclaration a été enregistré.

NADO Vlaanderen informera ensuite l’AMA, ainsi que la fédération internationale et l’OAD qui a découvert lemanquement à l’obligation de déclaration, du manquement à l’obligation de déclaration enregistré et de la date àlaquelle il a été constaté. Cette notification comprend également des informations concernant d’autres infractions enmatière de données de localisation commises par le sportif pendant la période ininterrompue de douze mois, visée àl’article 65, § 2, alinéa deux, si celles-ci sont connues de NADO Vlaanderen.

Sous-section 5. — Enregistrement d’un test de dopage manqué

Art. 71. Lorsqu’un médecin de contrôle a établi un rapport de tentative infructueuse et NADO Vlaanderen jugeque les conditions, visées à l’article 67, sont remplies, NADO Vlaanderen en informe le sportif d’élite concerné par lettrerecommandée dans les quatorze jours après le jour auquel la constatation a eu lieu. La notification écrite mentionne cequi suit :

1° un test de dopage manqué possible a été constaté ;

2° le test de dopage manqué possible est enregistré, à moins que le sportif ne convainque NADO Vlaanderen qu’iln’est pas question d’un test de dopage manqué possible ;

3° le délai dans lequel le sportif peut contester le test de dopage manqué possible, à savoir quatorze jours aprèsla réception de la notification recommandée du test de dopage manqué possible ;

4° les conséquences pour le sportif de l’enregistrement d’un test de dopage manqué ;

5° d’autres infractions en matière de données de localisation possibles du sportif, enregistrées au préalable dansla période ininterrompue de douze mois, si celles-ci sont connues de NADO Vlaanderen.

Art. 72. § 1er. Le sportif peut contester le test de dopage manqué possible en introduisant dans les quatorze joursaprès la réception de la notification, visée à l’article 71, par écrit ou par voie électronique, une réclamation auprès deNADO Vlaanderen.

§ 2. Lorsque le sportif conteste le test de dopage manqué possible à temps, NADO Vlaanderen contrôle si toutesles conditions, visées à l’article 67, sont remplies.

Lorsque NADO Vlaanderen estime ensuite qu’il n’est pas question d’un test de dopage manqué possible, NADOVlaanderen en informe dans les quatorze jours après la réception de la notification, visée au paragraphe 1er, le sportifet les parties qui, conformément à l’article 76, ont le droit de former un recours contre cette décision.

§ 3. Lorsque le sportif ne conteste pas le test de dopage manqué possible ou ne le fait pas à temps, ou lorsqueNADO Vlaanderen juge en dépit de la contestation du sportif qu’il est question d’un test de dopage manqué possible,NADO Vlaanderen confirme au sportif qu’un test de dopage manqué sera enregistré.

NADO Vlaanderen informe le sportif de cette confirmation par lettre recommandée, soit dans les quatorze joursaprès l’échéance du délai, visé au paragraphe 1er, soit dans les quatorze jours à partir du jour où NADO Vlaanderena jugé qu’il est en effet question d’un test de dopage manqué possible. Lorsque le sportif a contesté le test de dopagemanqué possible à temps, la même lettre informe également le sportif de son droit de demander, dans les quatorze joursaprès la réception de la notification, une révision administrative de la confirmation auprès de NADO Vlaanderen.

Art. 73. § 1er. Lorsque dans le cas, visé à l’article 72, § 3, le sportif introduit une demande de révisionadministrative à temps, cette révision sera exécutée par une ou plusieurs personnes désignées par NADO Vlaanderenqui n’étaient pas concernées par l’élaboration de la décision précédente concernant le test de dopage manqué possible.

19095MONITEUR BELGE — 26.03.2015 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 49: GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION ......g) de risico’s van het gebruik van voedingssupplementen; h) de rechten met betrekking tot de verwerking en bescherming van persoonsgegevens

§ 2. La révision administrative :

1° a lieu sur la base de documents écrits au sujet desquels les personnes concernées se sont concertées, sans qu’uneaudience ne soit tenue ;

2° consiste à évaluer si les conditions, visées à l’article 67, sont remplies ;

3° aboutit, au plus tard dans les quatorze jours après la réception de la demande du sportif, à une décision que letest de dopage manqué possible tombe ou est maintenu.

§ 3. Lorsque la révision administrative aboutit à la décision que le test de dopage manqué possible tombe, NADOVlaanderen en informe le sportif par écrit dans les sept jours après avoir pris la décision. NADO Vlaanderen envoiecette notification également aux parties qui, conformément à l’article 76, ont le droit de former un recours contre ladécision.

§ 4. Lorsque le sportif ne demande pas la révision administrative ou ne la demande pas à temps, ou lorsque larévision administrative confirme qu’il est question d’un test de dopage manqué possible, le sportif reçoit de l’OAD laconfirmation qu’un test de dopage manqué a été enregistré.

NADO Vlaanderen informera ensuite l’AMA, la fédération internationale et l’OAD qui a découvert le test dedopage manqué, du test de dopage manqué enregistré et de la date à laquelle il a été constaté. Cette notificationcomprend également des informations concernant d’autres infractions en matière de données de localisation commisespar le sportif pendant la période ininterrompue de douze mois, visée à l’article 65, § 2, alinéa deux, si celles-ci sontconnues de NADO Vlaanderen.

Sous-section 6. — Conséquences d’infractions en matière de données de localisation enregistrées

Art. 74. § 1er. Les trois infractions en matière de données de localisation, visées à l’article 3, alinéa premier, 4°, dudécret antidopage du 25 mai 2012, peuvent comprendre trois manquements à l’obligation de déclaration, trois tests dedopage manqués ou une combinaison des deux, tant qu’il soit question au total de trois infractions en matière dedonnées de localisation.

La pratique de dopage est censée avoir eu lieu le jour où la troisième infraction en matière de données delocalisation enregistrée est censée avoir eu lieu.

§ 2. La constatation d’infractions en matière de données de localisation n’est pas liée à une AOD déterminée. Touteinfraction en matière de données de localisation qui est constatée par une ADO compétente est prise en considérationpour déterminer si trois infractions en matière de données de localisation ont eu lieu pendant une périodeininterrompue de douze mois.

§ 3. La période ininterrompue de douze mois prend cours à la date à laquelle la première infraction en matière dedonnées de localisation concernant un sportif est censée avoir eu lieu.

Lorsqu’un manquement à l’obligation de déclaration est enregistré, il est censé avoir eu lieu le premier jour dutrimestre auquel avaient trait les obligations en matière de données de localisation. En cas d’un manquement àl’obligation de déclaration suivant dans le même trimestre, le manquement à l’obligation de déclaration est censé avoireu lieu au moment où échoit le délai pour corriger le manquement à l’obligation de déclaration précédent, visé àl’article 66, alinéa deux, 3°.

Lorsqu’un test de dopage manqué est enregistré, il est censé avoir eu lieu le jour où la tentative infructueuse detest de dopage a eu lieu pendant l’intervalle de 60 minutes.

§ 4. Lorsqu’un sportif n’a commis qu’une seule infraction en matière de données de localisation enregistréependant la période ininterrompue de douze mois, celle-ci tombe après l’échéance de cette période.

Lorsqu’un sportif commet deux infractions en matière de données de localisation enregistrées pendant la périodeininterrompue de douze mois, l’infraction en matière de données de localisation enregistrée le moins récemment tombeaprès l’échéance de la période de douze mois. L’infraction en matière de données de localisation enregistrée le plusrécemment reste en vigueur. La date à laquelle elle est censée avoir eu lieu est la date de début de la périodeininterrompue suivante de douze mois.

§ 5. Les périodes pendant lesquelles un sportif n’est pas soumis comme sportif d’élite de la catégorie A auxobligations en matière de données de localisation ne sont pas reprises dans le calcul de la période ininterrompue dedouze mois. Dans de tels cas, les infractions en matière de données de localisation enregistrées qui ont été constatéespréalablement au fait que l’obligation en matière de données de localisation ne s’applique plus sont combinées avec lesinfractions en matière de données de localisation enregistrées qui ont été constatées après que l’obligation en matièrede données de localisation est de nouveau devenue d’application.

§ 6. Ni la période ininterrompue de douze mois, ni une infraction en matière de données de localisation qui a eulieu dans cette période ne sont influencées par un ou plusieurs tests de dopage qui ont été exécutés avec succès auprèsdes sportifs concernés à des moments ultérieurs pendant la période ininterrompue de douze mois.

Sous-section 7. — Traitement disciplinaire d’infractions en matière de données de localisation enregistrées

Art. 75. Dès qu’à l’égard d’un sportif, il est question de trois infractions en matière de données de localisationenregistrées dans une période ininterrompue de douze mois, l’OAD qui gère les données de localisation au momentde la troisième infraction signale aux organes disciplinaires compétents une pratique de dopage possible telle que viséeà l’article 3, alinéa premier, 4°, du décret antidopage du 25 mai 2012, et demande d’en assurer le traitement disciplinaire.En même temps, l’OAD informe le sportif, la fédération sportive internationale et l’AMA de sa décision motivée, de lapratique de dopage présumée, de la règle de droit violée, du nom du sportif, du pays, du sport, de la discipline au seindu sport et du niveau de compétition du sportif.

Sous-section 8. — Recours

Art. 76. Conformément à l’article 13.2 du Code, les parties suivantes ont le droit de former un recours auprès duTAS contre les décisions qu’il n’est pas question d’un manquement à l’obligation de déclaration possible ou d’un testde dopage manqué possible, visé à l’article 69, § 2, alinéa deux, à l’article 70, § 3, à l’article 72, § 2, alinéa deux, et àl’article 73, § 3 :

1° la fédération sportive internationale compétente ;

2° l’AMA ;

3° l’OAD qui a constaté l’infraction en matière de données de localisation.

Le délai pour former le recours correspond au délai qui est repris dans le règlement disciplinaire de l’associationsportive. Cette règle s’applique par analogie au moment du début du délai de recours.

19096 MONITEUR BELGE — 26.03.2015 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 50: GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION ......g) de risico’s van het gebruik van voedingssupplementen; h) de rechten met betrekking tot de verwerking en bescherming van persoonsgegevens

Section 5. — Non-respect des obligations en matière de données de localisation par un sportif d’élite de la catégorie B

Art. 77. Il est question d’un non-respect des obligations en matière de données de localisation possible par unsportif d’élite de la catégorie B lorsqu’un médecin de contrôle constate un des cas suivants :

1° les données de localisation n’ont pas été introduites ;

2° les données de localisation n’ont pas été introduites à temps ;

3° les données de localisation introduites ne sont pas correctes, ne sont pas complètes ou sont insuffisammentprécises pour pouvoir trouver le sportif en vue d’un test de dopage inopiné.

Pour pouvoir constater un non-respect tel que visé à l’article 21, § 2, alinéa deux, du décret antidopage du25 mai 2012, les conditions suivantes doivent être remplies :

1° conformément à l’alinéa trois, un rapport d’une tentative infructueuse a été établi ;

2° le sportif a été informé à temps et préalablement à la tentative infructueuse, conformément à l’article 61 duprésent arrêté ;

3° il est au moins question de négligence. La négligence est présumée lorsque les dispositions, visées à l’article 61du présent arrêté, sont remplies et un non-respect possible a été constaté. Cette présomption peut être réfutée lorsquele sportif démontre que, de son côté, il n’est pas question de négligence qui a contribué à la tentative infructueuse ouqui a provoqué la tentative infructueuse.

Le médecin de contrôle établit un rapport de tentative infructueuse pour tout non-respect des obligations enmatière de données de localisation possible par un sportif d’élite de la catégorie B. Un non-respect possible peut êtreconstaté sur la base des données de localisation indiquées ou sur la base d’une tentative de test de dopage inopiné.

Art. 78. § 1er. Lorsqu’un médecin de contrôle a établi un rapport de tentative infructueuse et NADO Vlaanderenjuge que les conditions, visées à l’article 77, alinéa deux, sont remplies, NADO Vlaanderen en informe le sportif parlettre recommandée dans les quatorze jours après le jour auquel la constatation a eu lieu.

§ 2. La notification écrite mentionne ce qui suit :

1° un non-respect des obligations en matière de données de localisation possible a été constaté ;

2° le délai dans lequel le sportif peut le contester, à savoir dans les quatorze jours après la réception de lanotification écrite ;

3° les dispositions, visées à l’article 21, § 2, alinéa deux, du décret antidopage du 25 mai 2012.

§ 3. Le sportif peut contester la constatation, visée au paragraphe 1er, en introduisant une réclamation auprès deNADO Vlaanderen, par écrit ou par voie électronique, dans les quatorze jours après la réception de la notification, viséeau paragraphe 1er.

§ 4. Lorsque le sportif conteste la constatation, visée au paragraphe 1er, à temps, NADO Vlaanderen contrôle sitoutes les conditions, visées à l’article 77, sont remplies. Le sportif est informé par écrit, dans les quatorze jours aprèsla réception de la réclamation, visée au paragraphe 3, si NADO Vlaanderen est d’avis qu’il n’a, en effet, pas respectéses obligations en matière de données de localisation.

§ 5. Lorsque le sportif ne conteste pas la constatation, visée au paragraphe 1er, ou ne la conteste pas à temps, oulorsque NADO Vlaanderen, en réponse à la contestation par le sportif, juge que le sportif n’a pas respecté sesobligations en matière de données de localisation, NADO Vlaanderen transmettra au sportif un avertissement parrecommandé, dans lequel il lui est communiqué qu’en cas d’un deuxième non-respect de ses obligations en matière dedonnées de localisation dans les douze mois, il sera obligé de respecter les mêmes obligations en matière de donnéesde localisation qu’un sportif d’élite de la catégorie A.

§ 6. Lorsque le sportif d’élite de la catégorie B ne respecte pas ses obligations en matière de données de localisationune deuxième fois dans les douze mois, NADO Vlaanderen lui communique, par lettre recommandée, que pendant undélai de six mois, il doit respecter les mêmes obligations en matière de données de localisation qu’un sportif d’élite dela catégorie A.

Le délai de six mois peut être prolongé par NADO Vlaanderen de chaque fois six mois, pour chaque test de dopagemanqué ou manquement à l’obligation de déclaration qui est enregistré pour le sportif concerné pendant la premièrepériode de six mois.

La période de douze mois prend cours à la date à laquelle le premier non-respect des obligations en matière dedonnées de localisation a été constaté pour le sportif concerné.

Section 6. — Non-respect des obligations en matière de données de localisation par un sportif d’élite de la catégorie C

Art. 79. Il est question d’un non-respect des obligations en matière de données de localisation possible par unsportif d’élite de la catégorie C lorsqu’un médecin de contrôle constate :

1° que les données de localisation n’ont pas été introduites ;

2° que les données de localisation n’ont pas été introduites à temps ;

3° que les données de localisation introduites ne sont pas correctes, ne sont pas complètes ou sont insuffisammentprécises pour pouvoir trouver le sportif en vue d’un test de dopage inopiné.

Pour pouvoir constater un non-respect tel que visé à l’article 21, § 3, alinéa deux, du décret antidopage du25 mai 2012, les conditions suivantes doivent être remplies :

1° conformément à l’alinéa trois, un rapport d’une tentative infructueuse a été établi ;

2° le sportif a été informé à temps et préalablement à la tentative infructueuse, conformément à l’article 61 duprésent arrêté ;

3° il est au moins question de négligence. La négligence est présumée lorsque les dispositions, visées à l’article 61du présent arrêté, sont remplies et une tentative infructueuse a été constatée. Cette présomption peut être réfutéelorsque le sportif ou responsable d’équipe démontre qu’il n’est pas question de négligence qui a contribué à la tentativeinfructueuse ou qui a provoqué la tentative infructueuse.

Le médecin de contrôle établit un rapport de tentative infructueuse pour tout non-respect des obligations enmatière de données de localisation possible par un sportif d’élite de la catégorie C. Un non-respect possible peut êtreconstaté sur la base des données de localisation introduites ou sur la base d’une tentative de test de dopage inopiné.

19097MONITEUR BELGE — 26.03.2015 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 51: GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION ......g) de risico’s van het gebruik van voedingssupplementen; h) de rechten met betrekking tot de verwerking en bescherming van persoonsgegevens

Lorsqu’un responsable d’équipe a été désigné, NADO Vlaanderen lui transmet une copie de chaque message quiest adressé au sportif sous la présente section.

Art. 80. § 1er. Lorsqu’un médecin de contrôle a établi un rapport de tentative infructueuse tel que visé à l’article79 et NADO Vlaanderen juge que les conditions, visées à l’article 79, alinéa deux, sont remplies, NADO Vlaanderen eninforme le sportif par lettre recommandée dans les quatorze jours après le jour auquel la constatation a eu lieu.

§ 2. La notification écrite mentionne ce qui suit :

1° un non-respect des obligations en matière de données de localisation possible a été constaté ;

2° le délai dans lequel le sportif peut contester le non-respect, à savoir dans les quatorze jours après la réceptionde la notification écrite ;

3° les dispositions, visées à l’article 21, § 3, alinéa deux, du décret antidopage du 25 mai 2012.

§ 3. Le sportif peut contester la constatation, visée au paragraphe 1er, en introduisant une réclamation auprès deNADO Vlaanderen, par lettre recommandée, dans les quatorze jours après la réception de la notification, visée auparagraphe 2.

§ 4. Lorsque le sportif conteste la constatation, visée au paragraphe 1er, à temps, NADO Vlaanderen doit contrôlersi toutes les conditions, visées à l’article 79, alinéa deux, sont remplies. Le sportif est informé par écrit, dans les quatorzejours après la réception de la réclamation écrite, visée au paragraphe 3, si NADO Vlaanderen est d’avis que le sportifn’a, en effet, pas respecté ses obligations en matière de données de localisation.

§ 5. Lorsque le sportif ne conteste pas la constatation, visée au paragraphe 1er, ou ne la conteste pas à temps, oulorsque NADO Vlaanderen, en réponse à la contestation, juge que les obligations en matière de données de localisationn’ont pas été respectées, NADO Vlaanderen transmettra au sportif un avertissement par recommandé, dans lequel illui est communiqué qu’en cas d’un deuxième non-respect de ses obligations en matière de données de localisation dansles douze mois, il sera obligé de respecter les mêmes obligations en matière de données de localisation qu’un sportifd’élite de la catégorie A ou B.

§ 6. Lorsque les obligations en matière de données de localisation d’un sportif d’élite de la catégorie C ne sont pasrespectées correctement une deuxième fois dans les douze mois, NADO Vlaanderen communique au sportif d’élite dela catégorie C, par lettre recommandée, que pendant une période de six mois qui peut être prolongée, il doit respecterles mêmes obligations en matière de données de localisation qu’un sportif d’élite de la catégorie A. Par dérogation àcette disposition, NADO Vlaanderen peut, sur la base de circonstances spécifiques invoquées par le sportif concerné,décider que le sportif concerné ne doit pas respecter les mêmes obligations en matière de données de localisation qu’unsportif d’élite de la catégorie A mais bien celles d’un sportif d’élite de la catégorie B.

La période de douze mois prend cours à la date à laquelle le premier non-respect des obligations en matière dedonnées de localisation a été constaté pour le sportif concerné.

CHAPITRE 10. — Mesures disciplinaires

Section 1re. — Lancement de la procédure disciplinaire

Art. 81. NADO Vlaanderen ouvre un dossier disciplinaire dès qu’elle présume l’existence d’une pratique dedopage possible d’un sportif ou accompagnateur dont le domicile se situe dans la zone linguistique de languenéerlandaise ou qui est affilié à une association sportive établie dans la zone linguistique de langue néerlandaise oucommise dans la zone linguistique de langue néerlandaise.

Chaque dossier fait l’objet d’un suivi par NADO Vlaanderen.

Chaque dossier comprend, dans la mesure du possible et le cas échéant :

1° une description de la raison qui a donné lieu à l’ouverture du dossier ;

2° la mention de la date de l’ouverture du dossier ;

3° un inventaire des documents, avec mention de la date de reprise dans le dossier ;

4° l’identité du contrevenant présumé ;

5° une copie de tous les autres documents susceptibles d’être utiles au traitement du dossier.

Dans le cas d’une pratique de dopage présumée telle que visée à l’article 3, alinéa premier, 1°, du décret antidopagedu 25 mai 2012, constatée après un contrôle sur l’ordre de NADO Vlaanderen, chaque dossier comprend, dans lamesure du possible et le cas échéant, les données suivantes :

1° la date de naissance et l’adresse du sportif ;

2° le prénom, le nom et l’adresse des représentants légaux du sportif mineur ;

3° le prénom et le nom de la personne qui a accompagné le sportif pendant le test de dopage ;

4° le nom et l’adresse de l’association sportive à laquelle le sportif est affilié ou de l’organisateur de l’activitésportive à laquelle il a participé ;

5° la nature, la date et le lieu du contrôle ;

6° le prénom, le nom et l’adresse de l’avocat ou du médecin du sportif ;

7° la mission de contrôle où le médecin de contrôle a été chargé de l’exécution d’un test de dopage ;

8° l’affiche de l’activité sportive où la convocation au test de dopage est faite par une affiche ;

9° le formulaire de contrôle de dopage ;

10° les certificats d’analyse et les dossiers de documentation du laboratoire des laboratoires de contrôle ;

11° une copie de tous les autres documents susceptibles d’être utiles au traitement du dossier.

Art. 82. Dès que NADO Vlaanderen considère que le dossier est complet, il est envoyé à l’organe disciplinairecompétent.

Art. 83. Lorsqu’un sportif ou accompagnateur se retire du sport, l’organe disciplinaire compétent conserve lacompétence de lancer, de mener et de conclure la procédure disciplinaire, sur la base d’une violation constatée à unmoment où le sportif ou l’accompagnateur ne s’était pas encore retiré du sport.

19098 MONITEUR BELGE — 26.03.2015 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 52: GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION ......g) de risico’s van het gebruik van voedingssupplementen; h) de rechten met betrekking tot de verwerking en bescherming van persoonsgegevens

Section 2. — Organes disciplinaires pour les sportifs qui ne sont pas des sportifs d’élite

Art. 84. Les personnes suivantes ne sont pas éligibles à exercer la fonction de président ou de membre de lacommission disciplinaire ou du conseil disciplinaire :

1° les médecins de contrôle, les chaperons et les experts ;

2° les personnes qui travaillent pour un laboratoire de contrôle et les membres du personnel de NADOVlaanderen ;

3° les magistrats du parquet ;

4° les membres des parlements des communautés ou des régions ou du pouvoir législatif fédéral ;

5° les membres de la commission AUT.

Art. 85. Les membres ou membres suppléants de la commission disciplinaire et du conseil disciplinaire doiventêtre experts, indépendants et impartiaux.

Ils transmettent chaque année à NADO Vlaanderen une déclaration écrite dans laquelle ils communiquent leursliens professionnels et personnels avec des sportifs, des associations sportives et des organisateurs de compétitions.

En cas d’un conflit d’intérêts possible, ils doivent se faire remplacer.

Le secrétariat de la commission disciplinaire et du conseil disciplinaire est assuré par NADO Vlaanderen.

Art. 86. Pour l’application des articles 28 et 29 du décret antidopage du 25 mai 2012, un master en médecine estassimilé à un médecin.

Art. 87. Pour la désignation des membres et des membres suppléants de la commission disciplinaire et du conseildisciplinaire, qui sont magistrats, l’avis du Ministère de la Justice peut être demandé.

Art. 88. Le ministre fixe les rémunérations pour le président, les membres, le président suppléant et les membressuppléants de la commission disciplinaire et du conseil disciplinaire.

Section 3. — Sanctions disciplinaires pour les sportifs qui ne sont pas des sportifs d’élite

Art. 89. Dans le cas, visé à l’article 42, § 6, 1°, du décret antidopage du 25 mai 2012, NADO Vlaanderen peut,préalablement à une décision en dernière instance ou avant l’échéance de la période dans laquelle un recours peut êtreintroduit, suspendre une partie de la période d’exclusion dans des cas individuels dans lesquels le sportif a apporté uneaide substantielle à NADO Vlaanderen, à une instance judiciaire ou à un organe disciplinaire professionnel qui a permisà NADO Vlaanderen de découvrir ou de constater un délit de dopage commis par une autre personne ou à un organejudiciaire ou disciplinaire de découvrir ou de poursuivre un fait punissable ou une pratique de dopage d’un autresportif ou accompagnateur. Après une décision en dernière instance ou l’échéance de la période dans laquelle unrecours peut être introduit, NADO Vlaanderen peut uniquement suspendre une partie de la période d’exclusionnormalement applicable moyennant l’approbation de l’AMA et de la fédération internationale applicable. La mesuredans laquelle la période d’exclusion normalement applicable peut être suspendue dépend de la gravité du délit dedopage commis par le sportif et de l’importance de l’aide substantielle que le sportif a apportée dans la lutte contre ledopage dans le sport. La période d’exclusion normalement applicable peut être suspendue aux trois quarts aumaximum. Lorsque la période d’exclusion normalement applicable est à vie, la période non suspendue ne peut en vertudu présent article jamais être inférieure à huit ans. Lorsque le sportif omet d’apporter sa coopération et une aidesubstantielle complète et crédible sur la base de laquelle NADO Vlaanderen a suspendu une période d’exclusion,NADO Vlaanderen déclarera de nouveau applicable la période d’exclusion initiale. Contre toute décision de NADOVlaanderen de réintroduire la période d’exclusion ou non, le sportif, l’association sportive, l’ONAD du domicile dusportif, la fédération sportive internationale, le CIO ou CIP lorsque la décision peut avoir un effet sur les prochains Jeuxolympiques ou paralympiques, et l’AMA peuvent introduire un recours auprès du TAS.

L’AMA peut, à la demande du sportif ou de NADO Vlaanderen, après une décision en dernière instance oul’échéance du délai de recours, ordonner une suspension appropriée de la période imposée d’exclusion ou une amendeafin de promouvoir l’aide substantielle à une OAD. Lorsque le sportif omet d’apporter l’aide substantielle sur la basede laquelle l’AMA a suspendu une période d’exclusion, l’AMA déclarera de nouveau applicable la période d’exclusioninitiale. Contre toute décision de l’AMA d’ordonner une suspension ou de réintroduire la période d’exclusionsuspendue ou non, le sportif, l’association sportive, l’ONAD du domicile du sportif, la fédération sportiveinternationale et le CIO ou CIP lorsque la décision peut avoir un effet sur les prochains Jeux olympiques ouparalympiques peuvent introduire un recours auprès du TAS.

Lorsque NADO Vlaanderen suspend n’importe quelle partie de la période d’exclusion normalement applicable,elle doit transmettre une justification écrite de sa décision à chaque OAD qui a le droit de former un recours contre ladécision, telle que fixée ci-dessus.

Dans des cas exceptionnels l’AMA peut, dans l’intérêt de la lutte contre le dopage, autoriser NADO Vlaanderenà garder le secret sur la nature de l’aide substantielle.

Art. 90. § 1er. Sauf dans les cas, visés aux paragraphes 2 et 3, la période d’exclusion, visée à l’article 41, § 1er, dudécret, prend cours le jour du jugement disciplinaire définitif imposant une exclusion ou, lorsqu’il a été renoncé à uneaudition ou lorsqu’il n’y a pas d’audition, le jour où l’exclusion est acceptée ou imposée d’une autre manière.

§ 2. Lorsque la procédure d’audition ou d’autres aspects du contrôle de dopage ont pris du retard considérable quine peut être attribué au sportif, l’organe qui impose la sanction peut faire commencer la période d’exclusion à une dateantérieure et au plus tôt à la date du prélèvement de l’échantillon ou à la dernière date à laquelle un autre délit dedopage a eu lieu. Tous les résultats de compétition obtenus lors de la période d’exclusion, y compris ceux qui ont étéobtenus lors de la période d’exclusion à effet rétroactif, sont disqualifiés.

§ 3. Lorsque le sportif avoue le délit de dopage immédiatement, à savoir en tout cas avant qu’il ne participe denouveau à une compétition, après que NADO Vlaanderen l’a confronté au délit de dopage, la période d’exclusion nepeut prendre cours au plus tôt qu’à la date du prélèvement d’échantillon ou à la dernière date à laquelle un autre délitde dopage a eu lieu. Lorsque le présent article est appliqué, le sportif doit en tout cas purger au moins la moitié de lapériode d’exclusion, à compter de la date à laquelle il accepte l’imposition d’une sanction, de la date du jugementdisciplinaire imposant une sanction ou de la date à laquelle la sanction est imposée d’une autre manière. Le présentarticle ne s’applique pas lorsque la période d’exclusion est déjà réduite en application de l’article 42, § 6, 3°, du décretantidopage du 25 mai 2012.

19099MONITEUR BELGE — 26.03.2015 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 53: GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION ......g) de risico’s van het gebruik van voedingssupplementen; h) de rechten met betrekking tot de verwerking en bescherming van persoonsgegevens

§ 4. Lorsqu’une suspension provisoire est imposée et respectée par le sportif, la période de suspension provisoireest déduite d’une période d’exclusion éventuelle qui peut finalement être imposée au sportif. Lorsqu’une périoded’exclusion est purgée conformément à une décision contre laquelle un recours est formé ultérieurement, cette périoded’exclusion est déduite d’une période d’exclusion éventuelle qui peut finalement être imposée au sportif après lerecours.

Lorsqu’un sportif accepte volontairement et par écrit une suspension provisoire après la communication parNADO Vlaanderen qu’il a cette possibilité, et lorsqu’il renonce ensuite à participer à des compétitions, cette période desuspension provisoire volontaire est déduite d’une période d’exclusion éventuelle qui peut finalement être imposée ausportif. Une copie de l’acceptation volontaire d’une suspension provisoire par le sportif doit être transmiseimmédiatement à toutes les parties qui ont le droit d’être informées d’un prétendu délit de dopage.

La période avant la date d’entrée en vigueur d’une suspension provisoire ou d’une suspension provisoirevolontaire n’est jamais déduite d’une période d’exclusion, en dépit du fait que le sportif avait décidé de ne pasparticiper à des compétitions ou avait été suspendu par son équipe.

CHAPITRE 11. — Maintien

Art. 91. § 1er. NADO Vlaanderen désigne les membres du personnel qui doivent surveiller le respect des mesuresdisciplinaires imposées.

§ 2. Conformément à l’article 44, § 2, phrase première, du décret antidopage du 25 mai 2012, les membres dupersonnel, visés au paragraphe 1er, recueillent leurs constatations dans un rapport. Une copie du rapport est transmiseà l’association sportive et éventuellement au sportif concerné.

Lorsque le membre du personnel concerné constate qu’un sportif ou accompagnateur ne respecte pas l’interdictionimposée, le membre du personnel transmet une copie du rapport à l’organe disciplinaire compétent.

CHAPITRE 12. — Délais de conservation de données personnelles

Art. 92. Les données personnelles, visées à l’article 48, § 2, du décret antidopage du 25 mai 2012, sont conservéesen application des délais de conservation du tableau qui est repris dans l’annexe qui est jointe au présent arrêté.

Les données personnelles, visées à l’alinéa premier, sont supprimées au plus tard à la fin du trimestre qui suit lafin du délai de conservation indiqué, à savoir le 31 mars, le 30 juin, le 30 septembre ou le 31 décembre.

Pendant la durée d’une procédure disciplinaire, les délais de conservation sont prolongés pour les donnéespersonnelles qui sont impliquées dans cette procédure.

CHAPITRE 13. — Dispositions budgétaires

Art. 93. Au sein des crédits budgétaires le Ministre peut, conformément à l’article 49 du décret antidopage du25 mai 2012, prendre des mesures afin de :

1° prévoir des fonds pour soutenir un programme de tests pour tous les sports ou pour aider des associationssportives et des organisations antidopage à financer des tests de dopage, soit par subventionnement direct ou desbourses, soit par l’agrément des frais de tels contrôles lors de la fixation des subventions générales ou des bourses quiseront octroyées à ces organisations ;

2° prévoir des fonds pour financer ou soutenir l’AMA et pour financer le Fonds pour l’Elimination du Dopage dansle Sport tel que visé à l’article 17 de la Convention internationale contre le dopage dans le sport, faite à Paris le19 octobre 2005 dans le cadre de l’UNESCO ;

3° prévoir des fonds pour soutenir ou financer la recherche scientifique en matière de pratiques de dopage et leurseffets ;

4° entreprendre des démarches pour priver les sportifs individuels ou accompagnateurs qui sont suspendus ouexclus à la suite d’une violation d’une règle antidopage de toute aide financière liée au sport pendant la durée de leursuspension ou exclusion ;

5° priver toute association sportive ou organisation antidopage non conforme au Code et aux Standardsinternationaux ou à une ou plusieurs dispositions de ce décret antidopage précité du 25 mai 2012 ou à une ou plusieursdes mesures prises sur la base de ce décret antidopage du 25 mai 2012 d’une certaine ou de toute aide financière ouautre liée au sport.

Le soutien ou financement, visé à l’alinéa premier, 3°, peut être octroyé lorsqu’une demande est introduite à ceteffet auprès de NADO Vlaanderen, avec une proposition d’enquête, et NADO Vlaanderen a donné un avis au Ministre.

Le Ministre peut prendre les mesures nécessaires en exécution de cette disposition.

Art. 94. Les montants, visés au décret antidopage du 25 mai 2012 suivent l’évolution de l’indice-santé tel que viséà l’article 2 de l’arrêté royal du 24 décembre 1993 portant exécution de la loi du 6 janvier 1989 de sauvegarde de lacompétitivité du pays. Les montants sont adaptés chaque année selon la formule suivante :

indice-santé x (le 1er janvier)/indice-santé x-1 (le 1er janvier).

CHAPITRE 14. — Dispositions finales

Art. 95. L’arrêté du Gouvernement flamand du 19 octobre 2012 portant exécution du décret du 25 mai 2012 relatifà la prévention et la lutte contre le dopage dans le sport, modifié par l’arrêté du Gouvernement flamand du 20 juin 2014,est abrogé.

Art. 96. § 1er. Les décisions, prises en exécution de l’arrêté du 19 octobre 2012 portant exécution du décret du25 mai 2012 relatif à la prévention et la lutte contre le dopage dans le sport, restent en vigueur jusqu’à l’échéance deleur durée de validité ou jusqu’à leur abrogation.

19100 MONITEUR BELGE — 26.03.2015 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 54: GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION ......g) de risico’s van het gebruik van voedingssupplementen; h) de rechten met betrekking tot de verwerking en bescherming van persoonsgegevens

Les agréments de médecins de contrôle, octroyés en exécution de l’arrêté du 19 octobre 2012 portant exécution dudécret du 25 mai 2012 relatif à la prévention et la lutte contre le dopage dans le sport, restent en vigueur jusqu’àl’échéance de leur durée de validité en cours actuellement ou jusqu’à leur retrait.

Les sportifs qui ont été obligés par NADO Vlaanderen, en application de l’arrêté du 19 octobre 2012 portantexécution du décret du 25 mai 2012 relatif à la prévention et la lutte contre le dopage dans le sport, d’introduire leursdonnées de localisation restent obligés d’introduire les données de localisation appartenant à leur catégorie jusqu’à aviscontraire de NADO Vlaanderen.

§ 2. Le traitement disciplinaire de faits qui donnent lieu à la constatation de pratiques de dopage qui ont étécommises ou constatées avant l’entrée en vigueur du présent arrêté reste soumis aux dispositions disciplinaires quis’appliquaient avant l’entrée en vigueur du présent arrêté.

La période pendant laquelle des pratiques de dopage antérieures peuvent être portées en compte commeinfractions multiples est de dix ans, à moins qu’elles soient déjà couvertes par la prescription à la date d’entrée envigueur du présent arrêté.

Afin de déterminer la période d’exclusion d’une deuxième pratique de dopage, où la sanction de la premièrepratique de dopage se basait sur le règlement de sanction disciplinaire qui s’appliquait avant l’entrée en vigueur duprésent arrêté, il faut se baser sur la période d’exclusion qui serait imposée pour la première pratique de dopage sousle règlement de sanction disciplinaire qui entre en vigueur par le présent arrêté.

Chaque manquement à l’obligation de déclaration enregistré ou chaque test manqué enregistré qui a eu lieu avantl’entrée en vigueur du présent arrêté, échoit après douze mois.

Art. 97. Dans le présent arrêté, on entend par jours : des jours calendaires.

Lorsqu’un délai expire, en principe, un samedi, un dimanche ou un jour férié légal, ce délai est prolongé et n’expireque le jour ouvrable suivant.

Les samedis, les dimanches et les jours fériés légaux ne sont pas considérés comme des jours ouvrables.

Art. 98. Les textes réglementaires suivants entrent en vigueur le 31 mars 2015 :

1° le décret du 19 décembre 2014 portant adaptation du décret antidopage du 25 mai 2012 au Code 2015 ;

2° le présent arrêté.

Art. 99. Le Ministre flamand ayant la pratique du sport dans le respect des impératifs de santé dans sesattributions, est chargé de l’exécution du présent arrêté.

Bruxelles, le 13 février 2015.

Le Ministre-Président du Gouvernement flamand,Geert BOURGEOIS

Le Ministre flamand de l’Emploi, de l’Economie, de l’Innovation et des Sports,Philippe MUYTERS

Annexe. — Délais de conservation tels que visés à l’article 92

module données délais de conservation

* 1 – Sportif d’élite Les délais de conservation mentionnésci-après prennent cours à partir du momentoù le sportif ne fait plus partie du groupe quiest soumis aux tests de dopage de l’OAD :

prénom et nomdate de naissancesport/disciplinesexe

sans restrictionsans restrictionsans restrictionsans restriction

numéro de téléphone ou deGSMadresse électroniqueadresse de domicile

10 ans10 ans10 ans

* 2 - Données de localisation(excepté pour le programmedu passeport biologique dusportif)

Les délais de conservation mentionnésci-après prennent cours à partir de la date àlaquelle les informations ont trait.

données de localisationmanquement à l’obligationde déclarationtest de dopage manqué

18 mois18 mois18 mois

* 3 - AUT

formulaire d’octroi d’uneAUT

10 ans à partir de la date de l’approbation del’AUT

19101MONITEUR BELGE — 26.03.2015 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 55: GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION ......g) de risico’s van het gebruik van voedingssupplementen; h) de rechten met betrekking tot de verwerking en bescherming van persoonsgegevens

module données délais de conservation

informations médicales ser-vant de preuve pour l’AUT

informations de l’AUT quin’ont pas été mentionnées :(i) sur le formulaired’octroi/de refus ;ou(ii) dans les informationsmédicales servant de preuvepour l’AUT

18 mois à partir de la fin de la validité del’AUT

18 mois à partir de la fin de la validité del’AUT

* 4 - Test de dopage Les délais de conservation mentionnésci-dessous prennent cours à partir de la date àlaquelle le document a été créé / à partir dela première indication d’un résultat d’analyseanormal, d’un résultat d’analyse atypique,d’une pratique de dopage ou d’un prélève-ment d’échantillon. 18 mois lorsqu’il n’y aaucune indication d’une pratique de dopage /10 ans lorsqu’il y a une indication d’une pra-tique de dopage possible ou lorsque l’échan-tillon est conservé pour un contrôle complé-mentaire possible ou dans le cadre d’unprogramme de passeport.

informations relatives à lamission de contrôle

18 mois/10 ans

formulaire de contrôle dedopageformulaire de chaîne de ges-tion

18 mois/10 mois18 mois/10 mois

* 5 – Échantillons Sans restriction lorsque les échantillons sontanonymes et sont conservés pour des objectifsscientifiques. En cas d’un résultat d’analyseanormal, ou lorsque l’échantillon n’est plusanonyme, le délai de conservation est de dixans au maximum.

échantillon A sans restriction/10 ans

échantillon B sans restriction/10 ans

* 6 – Résultats de contrôle /Gestion des résultats d’ana-lyse (formulaires / documen-tation)

Les délais de conservation mentionnésci-après prennent cours à partir de l’établisse-ment des documents servant de preuve.

résultats d’analyse négatifs 10 ans

résultat d’analyse anormal 10 ans

résultat d’analyse atypique 10 ans

* 7 - Décisions disciplinaires

décisions disciplinaires suspensions provisoires etsanctions disciplinaires

sans restriction

documents pertinents / dos-siers servant de preuve

sans restriction

* 8 - Passeport biologique dusportif

résultats d’analyse résultats d’analyse 10 ans à partir de la date de l’obtention desrésultats d’analyse

données de localisation données de localisation 10 ans à partir de la date à laquelle les don-nées de localisation ont trait

Vu pour être joint à l’arrêté du Gouvernement flamand du 13 février 2015 portant exécution du décret antidopagedu 25 mai 2012.

Bruxelles, le 13 février 2015.Le Ministre-Président du Gouvernement flamand,

Geert BOURGEOIS

Le Ministre flamand de l’Emploi, de l’Economie, de l’Innovation et des Sports,Philippe MUYTERS

19102 MONITEUR BELGE — 26.03.2015 — BELGISCH STAATSBLAD