geo info 2-2013

36
2003 2013 Vakblad van Geo-Informatie Nederland 2013 - jaargang 10 GEO- INFO 2 pagina Specificaties voor de opbouw van D IMGeo data pagina 11 Geo-informatie op Kruikius’ kaart van Delfland pagina Puntenwolken opslaan in een Oracle DBMS Geo Info 02-13.indd 1 18-02-13 09:34

Upload: jose-broekhuizen

Post on 03-Mar-2016

236 views

Category:

Documents


2 download

DESCRIPTION

Geo Info 2-2013 magazine van GIN

TRANSCRIPT

Page 1: Geo Info 2-2013

2003 2013

Vakblad van Geo-Informatie Nederland 2013 - jaargang 10

GEO-INFO 2

pagina

Specifi caties voor de opbouw van D IMGeo data

pagina 11

Geo-informatie op Kruikius’ kaart van Delfl and

pagina

Puntenwolken opslaan in een Oracle DBMS

Geo Info 02-13.indd 1 18-02-13 09:34

Page 2: Geo Info 2-2013

GeoFort is een educatief themapark op een spannendfort in de Nieuwe Hollandse Waterlinie op het gebied van cartografie en navigatie. Het forteiland is een bijzonder inspirerende omgeving, met een uitdagend contrast tussen het oude forteiland met al haar charme en de innovatieve technieken. >> www.geofort.nl/zakelijk

GeoFort Dé locatie voor grensverleggend vergaderen en teambuilden!

UW BETROUWBARE PARTNER IN GEODETISCH WERK

Meer informatie vindt u op www.geocensus.nl of volg ons op blog.geocensus.nl

GeoCensus, ook sterk in:

• Geodesie• GIS• Mutatiesignalering• Detachering

GeoCensus, dé specialist voor actuele data

Vanuit de lucht

Verrijking van data

In het water

Op de grond

��

Geo Info 02-13.indd 2 18-02-13 09:34

Page 3: Geo Info 2-2013

Specifi caties voor de opbouw van D IMGeo data

PDOK: ‘Open geodata in de toekomst’ 1

Inhoudsopgave

Puntenwolken opslaan in een Oracle DBMS

Geo-informatie op Kruikius’ kaart van Delfl and 11 11

Colofon 2Redactioneel - Het stelsel en zijn staart 3Specifi caties voor de opbouw

van 3D IMGeo data 4Column - Geodeticus in crisis 10Geo-informatie op Kruikius’ kaart

van Delfl and 1712 11Verslag - PDOK: ‘Open geodata in de toekomst’ 16Open Kaart - Stijgen de huizenprijzen, of niet? 19

BGT en BOR: tweerichtingsverkeer!

Puntenwolken opslaan in een Oracle DBMS 20Verslag - BGT Noord - “de BGT, zo gedaan?” 22In Memoriam - Prof. ir. J.C. de Munck 24Column - Silent Science 25BGT en BOR: tweerichtingsverkeer ! 26Verslag - GIN Oost Bijeenkomst

bij Geomatics Business Park 30GIN leden in de prijzen 32Informatie 32

Geo-Info 2013-2 1

Geo Info 02-13.indd 1 18-02-13 09:34

Page 4: Geo Info 2-2013

Agenda GIN

Geo WeekDatum: 22 t/m 26 april 2013

Informatie: www.geoweek.nl

GIN Congrestijdens Overheid & ICT

Datum: 24-25 april 2013

Locatie: Jaarbeurs Utrecht

Informatie: www.geo-info.nl

Informatie: www.overheid-en-ict.nl

Algemene Ledenvergadering GINtijdens Overheid & ICT

Datum: 24 april 2013

Locatie: Jaarbeurs Utrecht

Informatie: www.geo-info.nl

Partners Geo-Informatie Nederland

Foto omslag: Kaart van Delfl and in het stadhuis van Delft, Markt 1.

UitgeverGeo-Informatie Nederlandwww.geo-info.nl

RedactieadresRedactie Geo-InfoPostbus 1058, 3860 BB NijkerkTelefoon: (033) 247 3415Fax: (033) 246 0470E-mail: [email protected]

Redactie Geo-InfoHoofdredacteur: Roelof Keppel

RedacteurenAdri den BoerKlaas van der HoekBart HuijbersMilo van der Linden Edward Mac GillavryAd van der MeerFerjan OrmelingFrans Rip

BladmanagementMotivation Offi ce Support bv, Nijkerk

ColofonInzenden kopijIndienen en publiceren van artikelen en berichten in overleg met de redactie. Zie ook www.geo-info.nl onder ‘Geo-Info’.

Advertentie-exploitatieMotivation Offi ce SupportJan van de VisTelefoon: 033 – 247 34 00E-mail: [email protected] e-mail: [email protected] op aanvraag

Vormgeving en drukVdR druk & print, Nijkerkwww.vdr.nl

Abonnementen / inlichtingenPostbus 1058, 3860 BB NijkerkTelefoon: (033) 247 3415Fax: (033) 246 0470E-mail: [email protected] doorgeven van adreswijzigingen uitsluitend schriftelijk of via e-mail.

Een abonnement of lidmaatschap kan op elk gewenst moment ingaan en wordt voor een jaar aangegaan. Een abonnement of lidmaatschap

wordt automatisch verlengd, tenzij dit minimaal drie maanden voor de verlengingsdatum schriftelijk of per e-mail wordt opgezegd.

Abonnementsprijzen per jaar voor 1Persoonlijk lidmaatschap: € 59 incl. 6% btwAbonnement op Geo-Info: € 107 incl. 6% btwOrganisatielidmaatschap: € 240 incl. 6% btwLeden in het buitenland betalen extra kosten voor het toezenden van Geo-Info: binnen Europa € 33 (excl. 21% btw) en buiten Europa € 57 per jaar (excl. 21% btw). Kijk voor meer informatie op de website www.geo-info.nl Bij automatische incasso krijgt u een korting van € 2 per jaar.

© 2013. Het overnemen evenals het vermenigvuldigen uit dit tijdschrift is slechts toegestaan na schriftelijke toestemming van redactie en auteur.

ISSN 1572-5464 (print), ISSN 2211-0739 (online)

2003 2013

www.geo-info.nl [email protected]

2 Geo-Info 2013-2

Geo Info 02-13.indd 2 18-02-13 09:34

Page 5: Geo Info 2-2013

Redactioneel Ad van der Meer

Het stelsel en zijn staart

Het stelsel van basisregistraties is een prachtig grand design. Alles éénmalig en gestandaardiseerd opslaan, meervoudig gebruik alom, verplichte terugmeldingen voor afwijkingen – mooi, mooi, mooi. Effciencyvoordeel en winstpakkers vliegen je om de oren, een overheid zonder basisregistraties lijkt haast niet meer mogelijk. Laat ik vooropstellen dat ik een voorstander ben van het stelsel zoals dat is bedacht. Dat de implementatie geld kost, daar is iedereen zich wel van bewust. In de dagelijkse uitvoeringspraktijk levert het stelsel echter niet alleen winst: daar zitten nieuwe kosten. Een stelsel vereist nieuwe beheertaken en brengt nieuwe beheerissues met zich mee, die boven het beheer van de individuele registraties uitstijgen.

Een simpel voorbeeld om dit te illustreren. De gemeente Amster-dam kent twee woonplaatsen: Amsterdam en Amsterdam-Zuidoost. De gemeentelijke politiek heeft in 2012 vastgesteld dat dit er één moet worden. Het zou simpel moeten zijn: ergens een woonplaatscode wijzigen en voilà, het hele stelsel is aangeslo-ten. Maar helaas. Het model van de BAG zit zó in elkaar dat het aanvankelijk leek dat we alle 40.000 verblijfsobjecten in Zuidoost zouden moeten wijzigen. Voorts bleek dat het niet mogelijk is om een woonplaats simpelweg toe te voegen aan een andere woonplaats. In zo’n geval moeten beide woonplaatsen worden opgeheven en één nieuwe worden gevormd. Het probleem dijde dus uit naar 480.000 verblijfsobjecten in heel Amsterdam. Door de koppeling BAG-GBA zou de GBA voor 800.000 inwoners een gewijzigde adresaanduiding moeten toepassen. En de koppeling naar de landelijke voorziening van de GBA zou op zijn beurt weer tot miljoenen mutaties naar afnemers van die voor-ziening leiden. ‘Leve het stelsel! Maar dit resultaat was uiteraard niet gewenst.’

Inmiddels hebben we een workaround gevonden, maar het probleem is daarmee nog niet principieel opgelost. Het blijkt namelijk erg lastig om de precieze impact te bepalen van een mutatie in één van de basisregistraties op de andere. Datamodel-len, netwerkprotocollen, codetabellen, berichtenformaten – alles kan invloed hebben op hoe een mutatie binnen de hele informa-tieketen uitpakt.

Dat leidt tot grote onzekerheid bij de operationeel-technische medewerkers. Die zijn allemaal erg goed en erg slim, maar vooral voor hun eigen gedeelte. Zij gaan hulpeloos kijken als je ze vraagt om de impact van een wijziging op de totale informatie-keten. Hier zijn dus specialistische functionarissen nodig die de hele ketens binnen het stelsel scherp op hun netvlies hebben, de koppelvlakken uit en te na kennen, en goed op de hoogte zijn van de (eigen)aardigheden van netwerken, uitwisselformats en wat dies meer zij.

En ook nog dit. Je houdt basisregistraties bij ten behoeve van (interne) afnemers. Die gaan hun bedrijfsprocessen inrichten op de basisregistraties. In een toenemend aantal gevallen gaat dit betekenen dat een mutatie in een basisregistratie bij een afne-mer automatisch een bedrijfsproces start. Zo zal een uitschrij-ving van bewoners uit de GBA bij de Sociale Dienst automatisch leiden tot een mutatiebehandelingsverzoek aan de backoffice: immers, dit kan een wijziging in de uitkeringsrelatie betekenen. Bij het beheren van basisregistraties moet je dus erg oppassen bij het doorvoeren van wijzigingen. Je moet niet alleen goed op de hoogte zijn van je interne ketens, maar ook van de bedrijfs-processen van je afnemers. Dat houdt in dat je (deels) achter de voordeur meekijkt. Dit betekent dat je bij het implementeren van een basisregistratie nauwkeurig moet analyseren wat dat bij interne afnemers van die gegevens betekent, en dat je bij elke wijziging van een registratie moet onderzoeken óf en zo ja wát dat dan kan betekenen. Dat zijn doorgaans tijdrovende vraag-stukken.

De moraal van dit verhaal? Het grote voordeel van het stelsel is dat alles met alles is gekoppeld. Dat is tegelijkertijd ook het grote nadeel: alles in het stelsel heeft invloed op elkaar, in die zin bijt het stelsel zichzelf in de staart. Je moet dus zorgen voor grondige kennis van de informatieketens tot en met de afnemers. En onder-schat de hoeveelheid werk niet en beleg die taken structureel in de organisatie! Je afnemers zullen je dankbaar zijn.

Ad van der Meer

Foto omslag: Kaart van Delfland in het stadhuis van Delft, Markt 1.

MIJNGINVia MIJNGIN wordt de GIN-ledendatabase up-to-date gehouden. We zijn er met z’n allen in geslaagd om van onze leden betere gegevens in deze database te plaatsen. Op basis van de nu beschikbare informatie starten we in maart een lezerspanel. De bevindingen en ideeën uit deze groep zullen we onder deze rubriek opnemen en publiceren.

Meer informatie over MIJNGIN en hoe daar gegevens aan te vullen en te verbeteren vind je op www.geo-info.nl.

Geo-Info 2013-2 3

Geo Info 02-13.indd 3 18-02-13 09:34

Page 6: Geo Info 2-2013

Specificaties voor de opbouw van 3D IMGeo dataUitbreiding van de BGT naar 3D

Jantien Stoter, Kadaster & Geonovum & Technische Universiteit Delft, [email protected]

Al vaker is in Geo-Info aandacht besteed aan de link tussen IMGeo - het informatiemodel dat de BGT vastlegt -

en 3D. Doordat IMGeo is gemodelleerd als extensie van CityGML, de OGC 3D standaard, is het mogelijk

om 2D BGT uit te breiden naar de derde dimensie volgens de principes van CityGML. Maar hoe werkt deze

3D IMGeo data opbouw precies? Hoe definieert CityGML 3D data en wat betekent dat voor 3D IMGeo?

Bovendien zijn er aanvullende afspraken nodig om de generieke standaard CityGML uniform toe te passen

op 3D IMGeo. Om de opbouw van 3D IMGeo data eenduidiger en eenvoudiger te maken, heeft de 3D Pilot

eind vorig jaar technische specificaties opgeleverd als onderdeel van de 3D IMGeo toolkit. Dit eerste deel van

twee artikelen licht deze specificaties toe voor wat betreft de eisen die aan de geometrie worden gesteld.

Het tweede deel zal aandacht besteden aan de andere onderdelen van de spe-cificaties: de eisen voor textuur, de wijze waarop de kwaliteit van de 3D data kan worden gecontroleerd en de impact van het gebruikte 3D bronmateriaal (waarover organisaties vaak al beschikken) op de op te bouwen 3D IMGeo data. Ook zal het tweede artikel aandacht besteden aan de voor-beeld 3D IMGeo data die de 3D Pilot heeft opgeleverd, waarbij de specificaties nauw zijn gevolgd (figuur 0). Andere onderdelen van de 3D IMGeo toolkit van de 3D Pilot zijn in Geo-Info (2013-01) gepresenteerd en te vinden op: www.geonovum.nl/3D Het doel van de technische specificaties voor de opbouw van 3D IMGeo-CityGML data (Geonovum, 2012) is enerzijds dat de CityGML standaard, uniform wordt uitge-legd bij de implementatie van 3D IMGeo en anderzijds dat dezelfde keuzen worden gemaakt daar waar CityGML vrijheden toestaat. Overheidsorganisaties kun-nen met de technische specificaties een aanbesteding om 2D IMGeo data te laten

opbouwen naar 3D, inhoudelijk uniform in de markt zetten of op basis hiervan zelf eenduidig vorm geven aan keuzes voor 3D

data opbouw. Hierdoor hoeft de overheid het wiel niet steeds opnieuw uit te vinden, wordt 3D IMGeo uniform opgebouwd, en

Open Geospatial Consortium en de 3D IMGeo data specificatiesDe 3D IMGeo data specificaties zijn een nadere uitleg van de nationale 3D IMGeo standaard, maar ook van CityGML. Daarom kunnen de specificaties niet los worden gezien van deze standaarden. Sterker nog: het schrijven van de specificaties dwong ons er toe strikter na te denken over beide standaarden. En niet alleen ons, want door onze vragen-om-uitleg moest ook de OGC Working Group CityGML zich buigen over hoe bepaalde zaken precies waren bedoeld. Dit heeft er toe geleid dat de Engelse vertaling van onze specificaties inmiddels dient als input voor de OGC discussie over implementatie specificaties van CityGML.

Ondersteuning van 3D IMGeo door commerciële softwareIMGeo is een formele ADE (Application Domain Extension) van CityGML. Dit bete-kent dat 3D IMGeo data kan worden herkend en bewerkt door software die CityGML 2.0 ondersteund. Binnen de 3D Pilot hebben een aantal bedrijven (Safe software, Bentley, MOSS en CPA Systems) dit laten zien in de “3D IMGeo-CityGML estafette”, die door de 3D pilot werd uitgeschreven in september 2012 (zie www.geonovum.nl/sites/default/files/scenario_3d_imgeo_relay_final.pdf ). De uitkomsten van deze estafette zijn samengevat in een YouTube filmpje (zie www.youtube.com/watch?v=APFIO_czwms&feature=youtu.be).

Kader 0

4 Geo-Info 2013-2

Geo Info 02-13.indd 4 18-02-13 09:34

Page 7: Geo Info 2-2013

kan het bedrijfsleven investeren in een standaard productieproces.De specificaties gaan uit van een zo veel mogelijk automatische opbouw op basis van data die veelal voorhanden is: 2D BGT, BAG en hoge resolutie hoogtepunten (bijvoor-beeld AHN2). Verschillende ervaringen heb-ben als input gediend voor de specificaties: de experimenten binnen de 3D Pilot om 3D IMGeo data te genereren uit 2D BGT test data, BAG en AHN2; de ervaringen van gemeenten Rotterdam en Den Haag bij het opbouwen van hun 3D model in 2009 respectievelijk 2010; en de ervaringen van de Universitei-ten Twente en Delft met het automatisch genereren en valideren van 3D data. Tenslotte is de input van bedrijven die ervaringen heb-ben met de opbouw van 3D data waardevol geweest voor de uiteindelijke versie.De opbouw van 3D IMGeo-CityGML data (met of zonder textuur) begint met het maken van keuzes op basis van het gebruikte 2D en 3D bronmateriaal, het ambitieniveau, de toepassing etc. Deze keuzes zijn uiteraard afhankelijk van het uiteindelijke gebruik. Daarom is er in de technische specificaties een apart hoofdstuk gewijd aan de toepassingen.In de specificaties is een tabel opgenomen die de eisen aan de 3D data verdeelt in 4 groepen van 27 use cases, een paar voorbeelden zijn:• Bepaling bouwvergunning;• Bepalen goot- en nokhoogten t.b.v.

bestemmingsplannen;• Geluid- en milieuanalyses;• Bezonningsstudies;• Ontwerpprocessen voor stads- en

gebiedsontwikkeling; • De toetsing van stedelijke ontwerpen; • De ondersteuning van (bouw)projec-

ten; • Het ontwerp en beheer van objecten in

de buitenruimte; • Simulaties ten behoeve van openbare

orde en veiligheid; Afhankelijk van de beoogde toepassingen van de 3D data, kan een organisatie uit de opgenomen tabel afleiden waaraan de 3D data moet voldoen.

De rest van het artikel beschrijft de opzet en inhoud van de eisen.

EisenBij de hierna volgende toelichting is het belangrijk om te beseffen dat CityGML

(en daarmee 3D IMGeo) verschillende detailniveaus (Levels of Details) kent voor de verschillende thematische gebieden weergegeven in Level of Detail 0 (LOD0). Volumeobjecten, zoals gebouwen en kunstwerken, kunnen vervolgens op verschillende detailniveaus worden opgetrokken in 3D. Dat kan als een eenvoudig blokmodel (LOD1), desgewenst met dakvormen (LOD2). Het gaat verder met ramen, deuren en andere exteri-

eurkenmerken (LOD3), tot een volledig uitgewerkt interieurmodel (LOD4).Dit artikel is te beperkt om alle eisen te bespreken en daarom worden hieronder slechts een aantal van de eisen uit de specificaties toegelicht (zie kader 1).

Voor een volledig overzicht verwijzen we naar het document zelf. De eisen zijn onderverdeeld in:• Generieke eisen

Een selectie van de eisen uit de Technische Specificaties voor 3D IMGeo (Geonovum, 2012)

Eis 4. Elk vlakobject uit IMGeo wordt gerepresenteerd met een geometrie in LOD0, d.w.z. een TIN surface (Traingula-tedSurface) per object. Het LOD0 terrein wordt gevormd door een verzameling aangrenzende driehoeken (TIN), waarin de objectgrenzen herkenbaar zijn (constrained TIN). Als gevolg hiervan zijn alleen platte vlakken en rechte lijnen toegestaan en dus geen gekromde oppervlakten of cirkelbogen.

Eis 5. De LOD0 geometrieën van alle IMGeo vlakobjecten op hoogteniveau 0 tezamen vormen een topologisch consistent geheel in 2.5D (geen gaten of overlap).

Eis 13. De LOD0 footprint van een gebouw op LOD1 en LOD2 moet hori-zontaal zijn. De footprints dienen wel per pand bepaald te worden en niet per bouwblok (om ‘wegzinken’ in bijv. een helling van rijtjeshuizen te voorkomen). De footprint heeft de laagste hoogte van de terreintriangulatie op de footprint. Dit om gaten tussen terrein en gebouw te voorkomen. Indien het terrein ergens langs een muur lager wordt dan wordt de laagste hoogte op één van de hoek-punten van die betreffende muur als laagste punt genomen

Eis 16. De LOD1 gebouwhoogte is de mediaan van de hoogte van de punten die binnen de footprint vallen.

Eis 21. LOD1 Gebouwen dienen in CityGML als GML:Solid te worden gedefinieerd (gesloten volumes, ook van onderen) en niet als GML:MultiSurface.

Eis 26. Wanneer dakoverstekken expliciet gemodelleerd worden in LOD2, moeten dakvlakken worden gesplitst op de locatie van de dakoverstekken om een valide solid geometrie te krijgen. Deze dakoverstekken worden gemodelleerd als (multi)surface en de rest van het dak vormt een onderdeel van de begrenzing van de solid geometrie.

Eis 27. LOD2 dakvlakken met een minimale oppervlakte van X m2 mogen in hoogte niet meer dan Y m afwijken van de corresponderende punten uit de puntenwolk. Hiermee wordt een eis gesteld aan de minimale mate van detail, maar ook aan de precisie van de model-lering. Onder andere wordt met deze eis ondervangen dat een asymmetrisch zadeldak niet door een symmetrisch zadeldak gemodelleerd mag worden. De afwijkingen tussen de punten en het model zullen dan te groot worden. Door de minimale oppervlakte relatief klein te houden (bijv. 4 m2) wordt impliciet ook aangegeven dat dakkapellen met een groter oppervlak gemodelleerd dienen te worden.

Eis 28. LOD2 dakvlakken met een mini-male oppervlakte van X m2 mogen niet meer dan Y graden in de normaalrichting afwijken van een vlak door de corres-ponderende punten uit de puntenwolk. Hierdoor wordt dat bijv. een zeer plat zadeldak door een plat dak wordt gemo-delleerd of dat een mansardedak door een zadeldak wordt gemodelleerd.

Kader 1

Geo-Info 2013-2 5

Geo Info 02-13.indd 5 18-02-13 09:34

Page 8: Geo Info 2-2013

• Eisen ten aanzien van de LOD0 (2.5D) representatie van IMGeo vlakobjecten

• Eisen ten aanzien van volume presen-taties:- LOD0-LOD1-LOD2 Gebouwen (Pan-

den, Overig bouwwerk)- LOD1-LOD3 Bruggen, Tunnels - LOD1-LOD2 Begroeid Terreindeel- LOD2-LOD3 Bomen en Inrichtingsele-

menten• Eisen ten aanzien van textuur (worden

behandeld in het vervolgartikel).

Generieke eisenOm tot bruikbare 3D IMGeo data te komen, is het belangrijk dat aan de relevante standaarden (IMGeo 2.1 en CityGML 2.0) wordt voldaan. De meest recente versies van deze standaarden zijn beschikbaar via de websites van respectie-velijk Geonovum en het Open Geospatial Consortium. Ook het specificeren van het juiste referentiesysteem is een voorbeeld van een generieke eis.

Eisen aan de surface (LOD0) representatie van IMGeo vlakobjectenIn CityGML wordt in LOD0 een representatie in 3D weergegeven als een surface. Dit is in feite een 2.5D representatie, waar op iedere x,y coördinaat slechts één z voorkomt.Een LOD0-representatie kan, zeker als er specifieke eisen worden gesteld aan mini-maal zichtbare hoogtesprongen, een zeer nuttige aanvulling zijn op 2D topografie. Zo maken de kleine hoogtesprongen bij stoepranden in figuur 1 het mogelijk om nauwkeurig de afwatering bij hevige regenval door te rekenen, zie bijvoorbeeld de toepassing van 3D data bij stedelijk waterbeheer door Neo en Hydrologic (www.hydrocity.com).

Voor 3D IMGeo geldt dat ieder vlakobject uit 2D IMGeo zijn eigen LOD0 2.5D surface heeft, gerepresenteerd met een Triangula-tedSurface. Dit 2.5D oppervlak per object is het resultaat van een “constrained triangulation” van hoogtepuntdata, zoals AHN, waar-bij als breaklines (constraints) de 2D vlakgrenzen van IMGeo zijn gebruikt. Dit betekent dat de IMGeo-objectgrenzen als (een verzameling van) driehoekzijden terugkomen in het Triangular Irregular Network (TIN). Om voldoende hoogte weer te geven, dienen coördinaten (vertices) op de grenzen toegevoegd te worden en moet de hoogte ook binnen de vlakken worden gerepresenteerd via het TIN. Voorbeelden van eisen voor LOD0 zijn eis 4 en 5.

Eis 5 is een bekende eis uit 2D: de maai-veldrepresentatie moet vlakdekkend zijn, oftewel er mogen geen gaten of overlap-pende objecten in voorkomen. CityGML kent een dergelijke topologische eis alleen voor de klasse LandUse. IMGeo-CityGML breidt dit uit naar meer klassen, want het maaiveld kan immers gevormd worden door Wegdelen, Waterdelen, Begroeide of Onbegroeide Terreindelen, Panden, Overige bouwwerken en Kunstwerkdelen. Verder moet er nog op worden gelet dat polygonen die elkaars buur zijn in 2D niet per se aan elkaar grenzen in de ruimte. Denk bijvoorbeeld aan de hierboven genoemde stoeprand die er voor zorgt dat de weg en de stoep door een verticale sprong van elkaar gescheiden worden. Voor het vullen van deze “gaten” bevatten de specificaties richtlijnen (eis 7 en 8).Tot nu toe ging het over vlakobjecten op maaiveldniveau, maar IMGeo-CityGML

maakt het ook mogelijk om objecten op andere hoogteniveau’s vast te leggen met een TriangulatedSurface. Hiermee is het mogelijk om zoals in figuur 2a het Prins Clausplein met zijn fly-overs te modelleren

of onderdoorgan-gen zoals in figuur 2b. Met dergelijke combinaties van twee 2.5D vlakobjec-

ten is het mogelijk meerdere z-waarden op dezelfde x,y locatie te hebben, wat niet mogelijk is binnen een en hetzelfde TIN.

Eisen ten aanzien van volume presentatiesGebouwen (Panden en Overig bouwwerk in IMGeo)Gebouwen (CityGML “Buildings”) zijn de objecten waaraan het meest wordt gedacht bij 3D topografie.

LOD0-GebouwOp het laagste detailniveau (LOD0) kunnen gebouwen in CityGML worden gerepresenteerd met hun footprint (de BGT geometrie, die de gebouwomlijning op maaiveldhoogte beschrijft) of met hun roofedge (welke veelal overeenkomt met de BAG geometrie die de grootst moge-lijke omlijning beschrijft zoals die uit het bovenaanzicht blijkt). CityGML eist voor beide LOD0 representaties dat de vlakken horizontaal zijn. Dit betekent dat bij hui-zen op een helling er aanvullende vlakken nodig zijn om te zorgen dat de footprints aansluiten op het omliggende terrein. Eis 13 beschrijft hoe aan alle footprints op een uniforme wijze de juiste hoogte kan worden toegekend.

LOD1-GebouwGebouwen op LOD1 worden gerepresen-teerd als blokkendozen, waarbij aan iedere

Figuur 1 - Onderscheid in hoogte per functie wegdeel en ondersteunende wegdelen op LOD0 (bron: Universiteit Twente).

…hoogtesprongen bij stoepranden…

Figuur 2 - Ongelijkvloerse kruisingen worden in LOD0 gerepresenteerd als een verzameling 2.5D surfa-ces (a, bron: Universiteit Twente) en onderdoorgangen (b, bron: Provincie Noord-Brabant).

6 Geo-Info 2013-2

Geo Info 02-13.indd 6 18-02-13 09:34

Page 9: Geo Info 2-2013

2D gebouwgeometrie één hoogte wordt toegekend. Dat is bijvoorbeeld het gemid-delde van de hoogtepunten die binnen het vlak vallen, maar vaak beter is de mediaan om uitschieters aan de randen te voorko-men (eis 16). Door middel van extrusie kan hieruit een 3D geometrie worden afgeleid. Bij extrusie wordt de oorspronkelijke 2D gebouwgeometrie (polygoon) als grond-vlak beschouwd en wordt een duplicaat van deze polygoon op de berekende gebouwhoogte als dakvlak geplaatst. Het volume wordt gesloten door verticale vlakken te genereren die grondvlak en dakvlak met elkaar verbinden. Met eis 21, waarin we een solid als geo-metrietype eisen voor LOD1-gebouw, scherpen we de CityGML-specificaties aan. Een GML:solid dwingt expliciet af dat het volume gesloten is, dus dat de grensvlak-ken gezamenlijk een gesloten oppervlak vormen. Voor bijvoorbeeld het berekenen van een gebouwvolume is dit essentieel. Tegelijk kunnen de afzonderlijke grensvlak-ken van een GML:solid nog steeds individu-eel benaderd worden, zie figuur 3. Dit kan bijvoorbeeld handig zijn om bij visualisatie van de data het dak een andere kleur te geven dan de muren en het grondvlak. Om dezelfde reden dwingt eis 22 af dat ook de LOD2 representatie van gebouwen met een solid wordt gemodelleerd.

LOD2-GebouwEen belangrijk kenmerk van LOD2 gebou-wen zijn de dakvormen. Deze kunnen op verschillende manieren worden gemodel-leerd. Deze verschillende manieren leiden tot verschillende soorten van afwijkingen tussen de modellen en de werkelijke vorm van gebouwen. Afhankelijk van de

beoogde toepassing moet een keuze gemaakt worden voor de modellering met de minst storende afwijkingen. Een aantal van deze keuzen zijn:

Keuze 1: Hoe aan te sluiten op bestaande 2D geometrieIn de regel wordt geëist dat de locatie van de muren overeenkomt met de gebouw-geometrie uit een 2D bestand (BGT of BAG geometrie). Hierdoor zijn de 3D

modellen immers consistent met de 2D representatie. Maar kleine fouten of afwijkingen in

de 2D geometrie kunnen resulteren in storende fouten of afwijkingen in het 3D model. Wanneer bijvoorbeeld een recht-hoekig huis met een zadeldak in de 2D BGT niet exact rechthoekig is weergege-ven, zullen de dakgoten in het 3D model niet horizontaal lopen. Om de dakgoten alsnog horizontaal te maken in het model, moet worden geaccepteerd dat het vlak door de noklijn en dakgoot gekromd is of een knik bevat. Beide aanpassingen kun-nen storend zijn bij visualisaties. Kortom, een opdrachtgever moet zich realiseren dat het vasthouden aan de 2D

geometrie van de BGT of BAG (zoals zowel Rotterdam als Den Haag eisten voor hun 3D model) betekent dat de 3D modellen zullen afwijken van de werkelijkheid ten gevolge van (kleine) afwijkingen in de 2D geometrie. De afwijkingen zijn alleen te voorkomen wanneer de 2D geometrie wordt aangepast. Idealiter gebeurt dit in het bron BGT- of BAG-bestand waarmee het 3D modelleerproces een kwaliteitsver-betering geeft aan de 2D geometrie.

Keuze 2: Met dakoverstek of zonder dakoverstekAls bron voor 3D gebouw-geometrie bieden zich de BGT en de BAG aan. Wanneer de BAG- en BGT-begrenzingen niet overeenkomen, kan ervoor gekozen worden een huis met dakoverstek ook daadwerkelijk zo te modelleren op basis van beide geometrieën. Figuur 4 laat zien hoe dakoverstek gemodelleerd kan worden op basis van een combinatie van BGT- en BAG-geometrie.

De BGT kan dan ter bepaling van de voet-print van het gebouw worden gebruikt, terwijl de BAG gebruikt kan worden voor de omlijning van de dakvlakken (vierde plaatje). De CityGML specificaties onder-

Kenmerk van gebouwen: dakvorm

Figuur 3 - Links: Een LOD1 solid zonder surfaces, Rechts: LOD2 solid met bijbehorende gemodelleerde surfaces (bron: OGC Specificaties CityGML 2.0).

Figuur 4 - Van links naar rechts: huis met dakoverstek in licht grijs, huis gemodelleerd door aansluiting op BGT, huis gemodelleerd door aansluiting op BAG, huis gemodelleerd door aansluiting op BGT en BAG.

Geo-Info 2013-2 7

Geo Info 02-13.indd 7 18-02-13 09:34

Page 10: Geo Info 2-2013

steunen zowel gebouwen met als zonder dakoverstek.Eis 26 geeft meer details over het model-leren van dakoverstek.

Keuze 3: Gebruik van standaard dakvormenSommige methoden voor de reconstructie van dakvormen maken gebruik van een bibliotheek van standaard dakvormen. Deze methoden delen de 2D gebouw-geometrie op, zodat elk deel door een eenvoudige standaard dakvorm kan worden beschreven. Complexe dakvormen bestaan dan uit combinaties van meerdere eenvoudige dakvor-men. De mate van succes bij complexe (samengestelde) dakvormen is sterk afhankelijk van de mate waarin de 2D gebouwomlijning succesvol gesegmen-teerd kan worden. Deze methode heeft als voordeel dat dakvormen, ook bij relatief lage puntdichtheden, goed uit laseraltime-trische data gemodelleerd kunnen worden. Als nadeel geldt echter dat dakvormen die niet in de bibliotheek voorkomen ook niet gereconstrueerd kunnen worden.

Andere methoden, die niet uitgaan van standaard dakvormen, staan wel een zeer grote verscheidenheid van dakvormen toe. Maar deze methoden zijn vaak alleen succesvol bij zeer hoge puntdichtheden. Combinaties van meerdere methoden zijn ook mogelijk. Het verdient daarom de voorkeur niet een bepaalde methode van LOD2 gebouwenreconstructie voor te schrijven, maar alleen aan te geven waar-aan de uiteindelijke gebouwmodellen dienen te voldoen.

Hierover zijn een aantal eisen opgenomen in de specificaties, zie bijvoorbeeld de eisen 27 en 28.

LOD1-LOD3 Bruggen en tunnelsBruggen kunnen gemodelleerd worden van LOD1 tot en met LOD4, zie onder-staande figuur 6.

Voor de uitbreiding van 2D IMGeo naar 3D kunnen de verschillende onderdelen van een brug die in IMGeo zijn gemodel-leerd als Brugdeel en Overbruggingsdeel (nl: dek, landhoofd, pyloon, sloof, pijler)

samen worden gemodelleerd als één complete brug. In IMGeo hebben deze objecten in 2D

een vlakgeometrie en zijn ze op maaiveld-niveau als footprint geïntegreerd in het terrein. In CityGML zijn deze brugonder-delen gemodelleerd als BridgeConstruc-tionElements en BridgeParts.Ook de onderdelen van tunnels (in IMGeo gemodelleerd als Tunneldelen) kunnen op deze manier worden samengevoegd tot objecten die complete tunnels represen-teren in LOD1 tot en met LOD4.Wel dient opgemerkt te worden dat, in tegenstelling tot bruggen, IMGeo alleen een tunneldeel kent, zonder verdere specificaties. De tunnelopbouw uit CityGML (bestaande uit objecten zoals keer-muren, pijlers en interior walls voor de interne delen) zou echter overgenomen kunnen worden in IMGeo (zie paragraaf 10.4.1 Tunnel and tun-nel part van de CityGML specifciaties).

LOD1-LOD2 Begroeid Terreindeel en BomenVan het objecttype Begroeid Terreindeel kan een volumerepresentatie zinvol zijn. Voor de LOD1 representatie in Figuur 7a is per 2D Begroeid Terreindeel surface de gemiddelde hoogte bepaald en vervol-gens - zoals beschreven bij LOD1 gebou-wen - met extrusie de polygoon omgezet in een volume.De specificaties beschrijven verder hoe een LOD2 representatie van een Begroeid Terreindeel gegenereerd kan worden. Deze beperkt zich niet tot één hoogte per object, maar staat variatie toe in de hoogte. In de praktijk worden ook bomen steeds meer in hoogte gemodelleerd omdat deze markant aanwezig zijn en ze van groot belang zijn bij stedelijke inrichtingspro-cessen.LOD2 bomen kunnen gegenereerd worden op basis van berekening van kroongeometrie en hoogte (figuur 7b). Een andere methode is met behulp van 3D bibliotheken.

Inrichtingselementen in LOD2 en LOD3Veel inrichtingselementen zijn vaak vastgelegd in beheersystemen. Doordat de 2D Geometrie gekoppeld is aan het technisch type uit een beheerpakket, kan een 3D symbool geplaatst worden. Denk hierbij aan inrichtingselementen zoals straatmeubilair, masten, palen, bakken,

etc. Het CityGML concept “implicit geometry” onder-steunt het correct plaatsen en schalen

van deze 3D symbolen in het 3D model op basis van een aantal parameters. Deze methode, welke ook op bomen en andere

Figuur 5 - Standaarddakvormen (bron: http://www.nachi.org/forum/f11/mitigation-roof-shape-41293/).

Figuur 6 - Voorbeelden van CityGML brug modellen: LOD1 (linksboven), LOD2 (rechtsbo-ven), LOD3 (linksonder) en LOD4 (rechtsonder) (bron: OGC Specificaties CityGML 2.0).

CityGML: met en zonder dakoverstekken

De kracht van de standaard

8 Geo-Info 2013-2

Geo Info 02-13.indd 8 18-02-13 09:34

Page 11: Geo Info 2-2013

vegetatie kan worden toegepast, is in de 3D pilot niet uitgetest, maar biedt de komende jaren naar verwachting veel potentie. We verwachten namelijk dat er steeds meer 3D bibliotheken beschikbaar zullen komen.

ConclusieDit artikel is helaas te beperkt om de volle-dige set overwegingen, eisen en aanbeve-lingen voor 3D IMGeo data te behandelen die de 3D Pilot in de technische specifi-caties heeft vastgelegd. Daarom hebben we volstaan met een selectie waarmee we beogen duidelijk te maken dat elke potentiële opdracht-gever of data producent voor een 3D IMGeo dataset een aantal keuzes moet maken. Er is dus niet één standaard 3D model dat je wel of niet wilt gaan gebruiken. Tegelijkertijd worden de verschillende 3D varianten wel in detail beschreven en geïntegreerd ondersteund door de 3D IMGeo standaard. Dit is dan ook de kracht van de standaard waardoor 3D haalbaar wordt: 3D IMGeo-CityGML maakt het mogelijk om - afhankelijk van

de wensen - een op de lokale situatie toe-gesneden 3D model, met meer of minder detail, te produceren. Lokaal belangrijke objecten worden gedetailleerd gemodel-leerd (bijvoorbeeld in LOD2), terwijl minder belangrijke objecten in LOD0 of LOD1 gemodelleerd kunnen worden, allen volgens dezelfde standaard. In de ene toe-passing zullen gedetailleerde 3D bomen heel nuttig zijn, in de andere toepassing zijn tunnels en viaducten weer onmisbaar. En in weer andere zijn blokmodellen van gebouwen meer dan voldoende.Zoals eerder aangegeven kunnen over-

heidsorganisaties met deze technische specificaties een aanbesteding om 2D

IMGeo data naar 3D te laten opbouwen inhoudelijk uniform in de markt zetten, kunnen zij zelf eenduidig vorm geven aan keuzes voor 3D opbouw en kunnen bedrijven investeren in een standaard productieproces.Met de ervaringen die zullen worden opgedaan met 3D IMGeo, zullen de specificaties daar waar nodig worden verbeterd. Het verbeteren en voor heel

Nederland beschikbaar maken van het verbeterde document zal één van de activiteiten zijn van de 3D Special Interest Group (de opvolger van de 3D Pilot). 3D data opbouw heeft hiermee een belang-rijke stap gemaakt van onderzoek, van prototypes, van ad hoc en van project-gebaseerd, richting een landsdekkende implementatie.

ReferentiesGeonovum, 2012, Technische specificaties voor

de opbouw van 3D IMGeo-CityGML, auteurs:

Jan Blaauboer, Joris Goos, Hugo Ledoux, Friso

Penninga, Marcel Reuvers, Jantien Stoter, George

Vosselman. www.geonovum.nl/sites/default/

files/3D/toolkit/3DIMGeoBestekteksten.pdf

Stoter J., Vosselman G., Goos J., Zlatanova

S., Verbree E., Klooster R., Reuvers M. (2011).

Towards a National 3D Spatial Data Infrastruc-

ture: Case of The Netherlands. PFG Photogram-

metrie, Fernerkundung, Geoinformation,

2011(6): 405-420.

L. van den Brink, J.E. Stoter and S. Zlatanova (2012a).

Establishing a national standard for 3D topographic

data compliant to CityGML, in: International Jour-

nal of Geographical Information Science, in press.

URL: http://www.tandfonline.com/doi/abs/

10.1080/13658816.2012.667105

Van den Brink L., J.E. Stoter, S. Zlatanova (2013)

UML-based approach to develop a CityGML

application domain extension, Transactions in

GIS, in press.

Geo-Info, 2013-01 (p.14-18), Jantien Stoter,

Levendige slotdag 3D Pilot NL: Aan de slag met

de derde dimensie van de BGT.

Implicit geometry

Figuur 7 - a: LOD1 van Begroeid Terreindeel, samen met LOD1 gebouwen (bron: iDelft); b: Bomen in LOD2 op basis van kroonbreedte en hoogte (bron: Alterra).

Droomeiland

SYDNEY - Een eiland in het zuiden van de Grote Oceaan dat op Google Earth en Google World Maps staat aangege-ven, blijkt volgens Australische weten-schappers niet te bestaan. Ze gingen op zoek naar de mysterieuze landmassa tijdens een speciale expeditie.

Het onzichtbare eiland in de Koraalzee staat op de wereldkaarten van Google

aangegeven als Sandy Island. Het moet tussen Australië en Nieuw-Caledonië liggen. Het stuk land staat ook aange-geven op The Times Atlas of the World, maar dan met de naam Sable Island, en is bekend bij een Australisch maritiem onderzoeksschip.

“Omdat het eiland op verschillende kaarten is aangegeven, gingen we het

bekijken, maar er was helemaal geen eiland”, vertelde Dr. Maria Seton van de expeditie. “Het is een raadsel en heel bizar. We hebben geen idee hoe het eiland op wereldkaarten terecht is gekomen, maar dat gaan we zeker uitzoeken.”

Bron: Telegraaf 22 november 2012

Geo-Info 2013-2 9

Geo Info 02-13.indd 9 18-02-13 09:34

Page 12: Geo Info 2-2013

Geodeticus in crisis

Goed, we zijn met dit blad toch onder elkaar, dus ik wil best even met u delen dat ik momenteel een identiteitscrisis heb. Vorige week was ik samen met alle andere geo’s op het PDOK congres. Viel u iets bijzonders op aan de vorige zin? Ja, u mag even teruglezen.

Het gaat om de term “geo’s”, waarmee wij allen onder elkaar, als lezers van dit blad, wel weten wie er worden bedoeld: sociaal geografen die het nooit gemaakt hebben als sociaal geograaf en nu werken als GIS consultant, fysisch geografen die het nooit gemaakt hebben als fysisch geograaf en nu werken aan geo-databases, geodeten die het nooit gemaakt hebben als geodeet en nu werken aan de geo-informatie-infrastructuur, geo-informatiekundigen die het nooit gemaakt hebben als geo-informatiekundige en nu werkzaam zijn binnen de geo-ict. Enfin, de geo’s dus. En de geo’s doen iets wat lijkt op kaarten maken, Google Maps en TomTom, dus de geo’s zijn gaaf!

Maar het blijft allemaal moeilijk uit te leggen aan de rest van de wereld. Het zou handig zijn om een omschrijving te hebben die werkt op verjaardagsfeestjes, op visitekaartjes, onder e-mails en op een LinkedIn profiel. Een wervende titel voor onderwijsdoel-einden zou ook wel handig zijn. Om met dat laatste te beginnen: het grote voordeel van oudere of meer generieke studierichtin-gen is dat ze leiden tot een herkenbaar beroep. Als je rechten studeert dan word je jurist of criminoloog, als je geneeskunde studeert dan word je arts, als je sociale geografie studeert dan word je sociaal geograaf, als je geschiedenis studeert dan word je historicus en als je geomatics studeert dan wordt je een ge-o-in-for-ma-tie-kun-di-ge. Dat laatste bekt niet zo lekker, en nie-mand weet wat het is. Je kunt ook zeggen dat je een geo-ict’er bent, maar dat werkt ook niet, want je moet er voor je eigen ego meteen bij uitleggen dat je weliswaar een soort ict’er bent, maar geen computernerd, omdat je immers veel gaver bent vanwege de kaartenmakerij, Google Maps en TomTom, nou ja, in elk geval iets dat zijdelings te maken heeft met kaarten maken, Google Maps en TomTom, maar dan professioneel, met ArcGIS, PDOK en het NWB, en dat je de business met de ict verbindt, of zoiets. Begrijpt u mijn identiteitscrisis inmiddels een beetje?

Er is een betere term nodig voor “de geo” als aanduiding van een beroep. Een aansprekende generieke functietitel die herkenbaar is buiten onze eigen sector, die tot enthousiasme leidt bij aan-komende studenten en liefst ook een fors statuur heeft, zodat aanzien en een goed salaris voor de toekomst gegarandeerd zijn. Ik heb een paar varianten bedacht.

Waarom niet gewoon de term “geograaf” wat breder gehan-teerd? De functietitel is relatief kort geleden gekaapt door

sociaal, fysisch en historisch geografen, maar je zou met recht kunnen beweren dat personen die zich bezig houden met geo-data en bijbehorende ict-systemen, kortom de geo’s, zichzelf ook in meer algemene zin geografen zouden kunnen noemen. Ten-slotte betekent geografie niet meer dan aarde (geo-) beschrijven (-grafie). De term is naar verluid bedacht door Eratosthenes van Cyrene, die bekend is geworden door zijn schatting van de omtrek van de aarde en het systeem van lengte en breedte. Geograaf is dus een prima beroepstitel.

Of wat te denken van “geodeet”? Er is vanuit het verleden een zekere mate van exclusiviteit ontstaan dat met name mensen die ooit in Delft geodesie hebben gestudeerd zich geodeet noemen, maar ook hier is geen dwingende reden toe. De Delftse studie geodesie bestaat niet eens meer onder die naam, die heet nu geomatics. De enige geodesie studie in Nederland is de bachelor Geodesie bij de Hogeschool Utrecht, en deze opleiding heeft als aandachtsgebieden landmeetkunde & GPS, geografische informatiesystemen, geometrische datakwaliteit, management & geo-ict, kartografie & visualisatie, precies wat een “geo” vandaag de dag bezig houdt; ook een prima titel dus.

Of waarom geen wederopstanding van de “kartograaf”? Volgens de kartografen zelf gaat het binnen de kartografie om “het toegankelijk en hanteerbaar maken, en overdragen van ruim-telijke informatie, met nadruk op de visualisatie en interactie, afgestemd op het oplossen van ruimtelijke problemen” (bron: Wikipedia). Voor de meeste geo’s voldoet dit ruimschoots. PDOK maakt immers ook ruimtelijke informatie toegankelijk en hanteerbaar? Goed, er is nogal veel focus op het aspect van de visualisatie, maar met teveel nuance komen we ook nergens en juist de visualisatie leidt tot de meest aansprekende producten.

Er zijn ook geo’s die zich beter neograaf, geofiel, geonoom of geosoof zouden kunnen noemen. Zelf overweg ik om de titel “geodeticus” te gaan hanteren. Dit is een archaïsche variant van de geodeet, maar het zou ook prima voor de combinatie tussen geodeet en informaticus kunnen doorgaan. De term is vrijwel ongebruikt. Wonderlijk genoeg bestaat er wel een Esperanto vertaling van: de geodeziisto. Maar dat zegt natuurlijk niemand iets.

ir. Arie J. Duindam, geodeticus

Column ir. Arie J. Duindam

10 Geo-Info 2013-2

Geo Info 02-13.indd 10 18-02-13 09:34

Page 13: Geo Info 2-2013

Geo-informatie op Kruikius’ kaart van Delfland 1712 Cor Nonhof, [email protected]

Het Hoogheemraadschap van Delfland heeft in 1701 aan de broers Jacob en Nikolaes Kruikius opdracht

gegeven een gedetailleerde kaart te maken van het grondgebied van het Hoogheemraadschap van Delfland.

In 1712 zijn de kopergravures gereed gekomen en in 1713 is hij in druk verschenen.

Jacob Kruikius heeft daarbij de kaart niet mogen afmaken; hij is overleden toen die voor ongeveer driekwart klaar was. Het kaartbeeld beslaat 22 bij 22 km en is getekend op een schaal 1:10.000. In de stad-huizen van Delft en Vlaardingen en in het kantoorgebouw van het Hoogheemraad-schap van Delfland aan de Phoenixstraat in Delft hangen compleet samengestelde exemplaren (figuur 1). Het hele kaartbeeld is, afgezien van de eveneens gedrukte omlijsting, 220 cm hoog en 220 breed. Het kaartbeeld is opgebouwd uit 25 kaartdelen in een 5 x 5 raster en nog extra stroken voor de topversiering. De originele kopergra-vures en de opbergkist zijn nog bij het Hoogheemraadschap in bezit.

De kaart was bedoeld om de hoogheem-raden de waterstaatkundige toestand van Delfland te tonen met de verantwoorde-lijken voor het onderhoud. Zo staan bij de sluizen de gemeenten genoemd. Ook op de dijken staan tussen de grenspalen de onderhoudsplichtigen genoemd (figuur 2 en 3). Ook de kleine waterstaatkundige zaken worden niet vergeten. Zoals de gebroeders Kruikius het zelf zeggen op de kaart: “ ’t Hooge Heemraedschap van Delflant met alle de steden, dorpen, ambachten, litmaten, polders, blocken, gehughten, buerten, hofsteden, wonin-gen, boomgaerden, tuynen, velden, sluy-zen, vaerten, vlieten, stranden, duynen, dycken, wegen, kaden, molens, bruggen, meeren, dobbens, wateringen etc. daer in gelegen op voetmaet”. Het is voor het eerst in de geschiedenis dat een kaart 1:10.000 is gemaakt.

Dit is niet de eerste keer dat een onder-zoek naar de nauwkeurigheid van een Figuur 1 - Kaart van Delfland in het stadhuis van Delft, Markt 1.

Geo-Info 2013-2 11

Geo Info 02-13.indd 11 18-02-13 09:34

Page 14: Geo Info 2-2013

landmeting uit de gouden eeuw wordt gedaan. N.D. Haasbroek heeft de graad-meting van Snellius uit 1615, beschreven in Erasthenes Batavus, gecontroleerd. Van Snellius is in detail bekend hoe hij zijn meetnet van Alkmaar naar Bergen op Zoom heeft opgemeten. Snellius heeft in zijn eigen exemplaar van zijn boek uit 1617 nog correcties aangebracht.

Ook heeft hij in 1622 de lengte van zijn basisnet nog eens nauwkeuriger bepaald. Deze beschrijvingen werpen licht op de werkwijze van landmeters uit die tijd; iets wat alleen indirect uit de kaart van Delfland van de gebroeders Kruikius is te destilleren.Haasbroek is blij met het feit dat de kerk-torens die Snellius gebruikt, kort daarvoor zijn opgemeten in de rijksdriehoek-meting. Hij weet dus de positie daarvan met grote precisie. Ook is hij blij met de mogelijkheden logaritme- en goniotafels te

gebruiken. Snellius moest de rekenpartijen handmatig uitvoeren. Evenzo ben ik blij met de huidige mogelijkheden om met GIS-paketten elke willekeurige locatie in het Hoogheemraadschap van Delfland met grote precisie te bepalen, ook als het geen rijksdriehoekpunt is. Verder maakt een spreadsheetprogramma het rekenwerk heel veel eenvoudiger. Tot slot kan met een photoshop-programma de vervorming van de kaartbeelden worden gecorrigeerd. Ook kunnen kaartbeelden op alle mogelijke manieren worden geschaald en gedraaid en over elkaar worden gelegd.

Analyse relatieve nauwkeurigheidHet fijne minutenraster op de kaart brengt de vervorming door het drukproces en veroudering nauwkeurig in kaart. Door kerken relatief ten opzichte van dit fijne raster in te meten, valt de originele kaart op de kopergravure met voldoende nauwkeurigheid te reconstrueren. In figuur 4 zijn de verschillen in locatie van kerktoren op de topografische kaart en de kaart van Delfland ingetekend.

De lijn Delft (Nieuwe Kerk) naar Den Haag (Sint-Jacobskerk) was naar verwachting een basislijn bij het inmeten van de torens in het gebied. Deze torens zijn op de juiste plaats

Figuur 2 - De Vijf Sluyzen in de Maasdijk aan het einde van de Poldervaart met de vijf onderhoudsplich-tigen. Bron: Hoogheemraadschap van Delfland, Delft.

Figuur 4 - Vergelijking tussen kaart van Kruikius en topografische kaart. Delft en Den Haag zijn op de juiste plek gepositioneerd. De pijltjes geven aan in welke richting en hoe ver de overige kerktorens moeten worden verschoven om ze ook goed op de topografische kaart te leggen.

Figuur 3 - Deel van de Landscheiding tussen Delf-land en Schieland met genummerde grenspalen en onderhoudsplichtigen. Bron: Hoogheemraad-schap van Delfland, Delft.

12 Geo-Info 2013-2

Geo Info 02-13.indd 12 18-02-13 09:34

Page 15: Geo Info 2-2013

op de topografische kaart gelegd. Er zijn drie groepen kerken te onderscheiden: Delft, Den Haag, Scheveningen en De Lier, overige kerken in het bovenste 2/3 deel en de kerken in het onderste 1/3 deel. Dit is een indicatie dat de kaart in drie delen is gemaakt. Bij de samenstelling zijn twee fouten van ongeveer een centimeter gemaakt, wat overeen komt met 100 m in het veld. De groep kerken rond Schiedam kan niet vanuit de basislijn Delft - Den Haag worden opgemeten of weergege-ven (figuur 5 en 6); de fouten worden te groot. Er moet daarom gezocht worden naar een basislijn vanuit Delft loodrecht op de lijn Delft - Den Haag. Er is een voorkeur om Delft - De Lier aan te wijzen als tweede basislijn.

Ook omdat De Lier een mooi meetplatform biedt. Vanuit de basislijn Delft - De Lier kan ook het probleemgeval Scheveningen worden ingemeten.

Het is mogelijk de systematische fouten bij het samenstellen van de kaart rekenkundig op te heffen. Dat maakt het mogelijk een betere kijk op de landmeetkundige praktijk te krijgen. Zonder systematische fouten had de gemiddelde fout in de afstand tussen de kerken op de koperplaat 25 m bedragen met een standaarddeviatie van 18 m. Ter verge-lijking: dat is nu 38 ± 29 m. Voor de goede orde: er is hier gerekend met de absolute waarde van de fout. De kwaliteit van de detaillering is te zien in figuur 7.

Analyse schaal 1:10.000De nauwkeurigheidsbepaling tot nu toe laat alleen een bepaling van de hoeknauw-keurigheid toe. Voor de bepaling van de maatvastheid is een extra gegeven nodig. Die is op de deelkaarten 1 tot en met 20 en op 24 onderaan te vinden. Daar staan steeds 1000 roeden afgepast. Met deze maatbalkjes

Figuur 6 - De kruizen geven het foutenveld voor intekenen van kerken vanuit de basis Delft - Den Haag als de fout in de hoekmeting 2 minuten bedraagt. Voor Overschie is de fout te groot om in te tekenen.

Figuur 7 - Gebied rond ´t Woudt volgens de topografische kaart en volgens Kruikius. Bron: Dienst voor het kadaster en de openbare registers, Apeldoorn; Bron: Hoogheemraadschap van Delfland, Delft.

Figuur 5 - Een onnauwkeurigheid in de aflezing van een hoek op de Hollandse Cirkel leidt tot een fout in de plaats op de kaart. De grootte van de fout is afhankelijk van de locatie van de op te meten kerk ten opzichte van de basislijn.

Geo-Info 2013-2 13

Geo Info 02-13.indd 13 18-02-13 09:34

Page 16: Geo Info 2-2013

Figuur 8 - Het bordes boven Hugo de Groot op de eerste verdieping van de Nieuwe Kerk in Delft geeft uitzicht op de kerken van Den Haag via het westen tot Overschie.

14 Geo-Info 2013-2

Geo Info 02-13.indd 14 18-02-13 09:34

Page 17: Geo Info 2-2013

en de omrekenfactor van de lengten op de kaart van Delfland naar de topografische kaart is het mogelijk de Rijnlandse roede te berekenen als 3,77 ± 0,01 meter. Dat is mid-den op de officiële waarde van 3,767 m die in 1808 is vastgelegd.

Analyse minutenrasterDe kaart van Delfland is opgemeten in Rijnlandse roeden, maar kent ook een raster van parallellen en meridianen. De verbin-ding wordt rechtsonder op de kaart gelegd: Een Duytsche myl [maatbalk van -100 tot 0 tot 1800] roeden. De Rijnlandse roede is 3,77 meter volgens de kaart en de Duitse mijl is 4 minuten, ofwel er gaan 15 mijlen op de graad. Terugrekenend uit het raster valt een waarde van 1789 ± 7 Rijnlandse roeden per Duitse mijl te berekenen. Er zijn twee bronnen waaruit de gebroeders Kruikius hadden kunnen putten. Snellius heeft als eerste in 1615 via een driehoeks-meting de Duitse mijl op 1900 Rijnlandse roeden bepaald. Dit is gepubliceerd in zijn boek Eratosthenes Batavus van 1617. De Fransman Jean Picard vindt, ook via een driehoeksmeting, een waarde van 1968 Rijnlandse roeden per Duitse mijl. Hij publi-ceert dat in zijn boek Mesure de la Terre uit 1671. De moderne waarde op basis van de zeemijl geeft 1966,2 roeden per Duitse mijl.Door de foutieve berekening van het minu-tenraster verloopt de miswijzing op het kaartbeeld van de breedte van een halve minuut in het zuiden tot anderhalve minuut in het noorden. Op de breedte van Delft bedraagt de fout ongeveer een minuut.Nicolaes Kruikus heeft op latere kaarten het aantal Rijnlandse roeden per Duitse mijl steeds verhoogd. Op de kaart 1:10.000 van de Merwede bij Gorinchem uit 1730 valt uit de breedteminuut een waarde van 1934 ± 2 roeden per mijl te berekenen. Van Musschenbroek publiceert in De Mag-nitudine Terrae uit 1729 een lengte van 1967,6 roeden per mijl. Kruikius maakte nog een kaart van de Merwede, maar dan op een schaal 1:50.000, en daar staat in de tekst een waarde van 1970 roeden per mijl.Op de kaart van Delfland geven de gebroe-ders Kruikius de meridianen aan met de letters A tot en met Z. Het minutenraster en het raster van de 25 deelkaarten hebben in principe geen enkele relatie tot elkaar. Het valt daarom op dat bij de 15 centrale grote kaartdelen een meridiaan zo mooi een diagonaal vormt van linksonder naar rechts-

boven. Er gaan drie (schuine) meridianen op het onderste kniplijntje en aan de rechterkant ook drie naar boven. De parallellen gaan in zeldzame gevallen ook door hoekpunten linksonder en rechtsboven (kaarten 4, 8 en 12). Hier gaan er vier parallellen op een diagonaal.De geometrie van de kaarten 4, 8 of 12 maakt het mogelijk de lengteminuut L te bereke-nen uit de breedteminuut B met de formuleL = (4/3)Bcosαsinαwaarbij α de hoek is tussen het kaartnoor-den en het noorden volgens de lengtemi-nuut (50,7 graden). De landmeetkundige lengteminuut moet worden berekend met de formule L = Bcosβwaarbij β de geografische breedte is van de kaart (rond de 52 graden). De lengte-minuut op de kaart van Delfland is dus gebaseerd op een schoonheidsideaal.Op de kaart van Delfland geven de gebroeders Kruikius de lengte nog aan in hele minuten en met de letters A tot en met Z. Op de kaart van de Merwede 1:10.000 geeft Nikolaes een onderverde-ling van de minuten in 10 seconden aan. De kerk van Gorinchem ligt volgens hem op 21 graden 2 minuten en 40 secon-den oosterlengte. Hij houdt daarbij de nulmeridiaan van het Canarische eiland El Hierro aan (vaak de meridiaan van Tenerife genoemd). Die ligt 18 graden westerlengte ten opzichte van de nulmeridiaan van Greenwich. Gorinchem ligt 5 graden oosterlengte, wat het totaal ten opzichte van El Hierro op 23 graden brengt.Het is onduidelijk wat Nikolaes ertoe bewogen heeft om een nauwkeurigheid van 10 seconden te claimen. Chronome-ters en de methode om met de maan de lengte te bepalen worden pas aan het einde van de 18e eeuw gemeengoed. Maar ook dan wordt nog geen nauwkeurigheid van 10 seconden bereikt.

TerugblikHet blijkt dat de plaats waar de gebroeders Kruikius hebben gestaan op de Nieuwe Kerk is terug te vinden. Het bordes op de eerste omloop dat uitkijkt op het stand-beeld van Hugo de Groot (figuur 8), geeft zicht op het grootste deel van de kerken van Delfland, van Den Haag via het westen tot Overschie. Het overeenkomstige bordes aan de achterkant van de toren geeft uitzicht van Den Haag via het oosten tot Berkel. Ook is er ruimte om met een Hollandse Cirkel uit de voeten te kunnen.

(In de voetstappen van de gebroeders Kruikius staan gaf mij een warm gevoel!)

Literatuur• Kruikius, J. en Kruikius, N. (1712), Kaart van Delf-

land. Delft: Hoogheemraadschap van Delfland.

• Kruikius Kaart op de website van de

TU-Delft: http://www.tudelft.nl/live/

pagina.jsp?id=a6eb38b1-52fd-497e-a79e-

c498a16fd650&lang=en; 10 oktober 2012.

• Postma, C. (1988), Inleiding Nicolaes Kruikius

en zijn werk, opgenomen in Kruikius Kaart van

Delfland 1712.Alphen a/d Rijn: Canaletto, 2e

druk met index op de kaart.

• Nonhof, C.J., Nauwkeurigheid Kaart Delfland

gebr. Kruikius 1712, bijlage bij facsimile-uitgave

onder de titel Delfland Toen en Nu, Schrijvers

Collectief Westland, 2012.

• Krogt, P.C.J. van der (1995), Het verhoudings-

getal als schaal en de eerste kaart 1:10000, in:

Geodesia, 01/01/1995, p. 3.

• Haasbroek, N.D., Willebrord Snel van Royen; zijn

leven en zijn werken, in: Lustrumboek “Snellius”

1960.

• Haasbroek, N.D., Bij de onthulling van een

gedenkplaat, (Rede, uitgesproken ter gelegen-

heid van de onthulling van een gedenkplaat

ter ere van Willebrord Snellius, te Leiden op 2

december 1960).

• Haasbroek, N.D., Bij de herdenking van de

meting van het eerste snelliuspunt in 1615, in:

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde

1965; met rectificatie 1966 p. 48.

• Haasbroek, N.D., Een analyse van Snellius’

basesnetten in de omgeving van Leiden uit de

jaren 1615 en 1622, in: Tijdschrift voor Kadaster

en Landmeetkunde 1966.

• Haasbroek, N.D., Een analyse van het driehoeks-

net van Snellius tussen Alkmaar en Bergen-

op-Zoom, in: Tijdschrift voor Kadaster en

Landmeetkunde 1967.

In het bestek van deze bijdrage is het

niet mogelijk het complete onderzoek te

presenteren. De volledige versie is bij de

auteur op te vragen.

DankwoordEen woord van dank ben ik verschul-digd aan het Hoogheemraadschap van Delfland voor het opmeten van de kerktorens in hun GIS-pakket en het mogen onderzoeken van de originele koperplaten.

Geo-Info 2013-2 15

Geo Info 02-13.indd 15 18-02-13 09:34

Page 18: Geo Info 2-2013

PDOK: ‘Open geodata in de toekomst’

Woensdagmiddag 16 januari 2013 was er in Orpheus in Apeldoorn een goed bezocht PDOK-congres (gratis

toegankelijk). Publieke Dienstverlening Op de Kaart (PDOK dus) is een samenwerking tussen de ministeries

van I en M en EZ, Rijkswaterstaat, Kadaster en Geonovum. Zij realiseerden een centrale voorziening voor de

uitwisseling van digitale geogegevens van de overheid. Op 31 december was het programma beëindigd en

PDOK in de beheer- en exploitatiefase gekomen, dat was een feestcongres waard!

Na de lunch, maar voorafgaand aan het congres in de Rabobankzaal, werd in de Bijvoet en Holtfoyer een nieuwe samen-werkingsovereenkomst PDOK getekend. Dit gebeurde zonder enige mondelinge toelichting, maar de verantwoordelijken deden het graag, zo te zien! Overigens was in die ruimte ook een ‘expomarkt’ met vijftien deelnemers. Overheidsdiensten en bedrijven demonstreerden daar toepas-singen met of voor de PDOK-producten. (Een nieuw fenomeen was ook dat alle Orpheustafels in de foyer met een folie van de huurder waren beplakt, in dit geval met teksten over ‘PDOK...van 2007 tot 2022 door de ogen van het team’.)

Toekomst begon met historieMiddagvoorzitter was prof.dr. Henk Scholten (VU/Geodan). Het stellen van vragen was bij voorbaat uitgesloten en vooral de ambtelijke sprekers benutten de

beamer helaas slechts voor een sheet met hun titel en pasfoto. Scholten zelf memo-reerde al in zijn openingswoord meer aan de afronding van het PDOK-programma 2007-2012. Hij herinnerde ook aan eindige voorgangers als Idefix en het Natio-naal Clearinghouse Geo-Informatie (NCGI). In tegenstel-ling daarmee zijn beheer en exploitatie nu voor langer geregeld en wel bij Kadaster en Geonovum. ‘Samenwerking betekent dat niemand de baas is, maar dat er wel een stip op de horizon staat’, zo leerde ook hij eens van een Amerikaanse NSDI-goeroe

Nancy Tosta (circa 1993). Op de gereser-veerde plaatsen zaten vele oude bekenden van Scholten. Met ‘de oudste ambtenaar van Nederland’ introduceerde hij prof.mr. Roel Bekker (LEI), de voormalige secretaris-

generaal voor het programma Vernieuwing Rijksdienst. Deze speelde in

2007-2008 een sleutelrol bij de start van het programma PDOK. Bekker zelf memo-reerde in 1970 bij VROM te zijn begonnen op hetzelfde kamertje als mr. Jaap Bese-mer (ook present die middag). Ze hielden zich bezig met de onteigening van wat

PDOK voor Erica Slump (DLG) ‘vatbaar’ op Orpheustafel?

‘Consumenten worden prosumenten’

Verslag

Wat biedt PDOK?PDOK biedt een ruime keuze aan digitale geo-informatie van de over-heid. Deze informatie kan men via het centrale PDOK-loket opvragen als dataservices en -bestanden. Dit garandeert actuele, betrouwbare en altijd beschikbare digitale geo-informatie. De meeste PDOK-services zijn open en voor iedereen - ook bedrijven en particulieren - kosteloos te gebruiken. De overheid wil met open data de innovatie en het gebruik van geo-informatie stimuleren.Statistieken: 4.000.000 kaart-opvra-gingen per maand, 262 gebruikers PDOK Basis en 41 datasets.(www.pdok.nl)

16 Geo-Info 2013-2

Geo Info 02-13.indd 16 18-02-13 09:34

Page 19: Geo Info 2-2013

toen onroerend goed heette en nu vaak ‘vast-niet-goed’ is, gezien strafprocessen ter zake. Bekker omschreef uit de tijd van het geloof in de maakbare samenleving, de culturen bij de Rijks Planologische Dienst (RPD) en rond de overgang van het Kadaster van het departement van Financiën naar dat van VROM. (‘Het Kadas-ter was een stoomboot die langzaam bewoog.’) De buitengewoon hoogleraar: ‘Verkokering werd toen niet gezien als probleem, maar als kracht.’ Uiteraard pas-seerden later in zijn geschiedverhaal ook TomTom, Google Maps en ‘de Applekaar-ten waardoor mensen verdwaald zijn die

nooit zijn teruggevonden’. De status quo bij geo-informatie van 2013 leek Bekker een gigantische markt en een regel- en toezichtreflex van de overheid. Te snel toe-geven daaraan zou volgens hem tot schijn-oplossingen leiden. Betere accenten leken hem het sturen door de overheid door de eigen omvang ‘mits men samen optrekt’ en PDOK was daarvan een fantastisch voorbeeld. Met vrije data zou de overheid verder de markt moeten opzoeken voor de nodige innovatie. Zijn uitsmijter was dat risico’s bij geo-informatiesystemen horen: ‘Als Columbus gewacht had op een goede kaart had hij Amerika nooit ontdekt’. Schol-ten dankte de spreker met een ‘Ik hoop je nog vaak tegen te komen’. De permanente sheet van Bekker bevatte trouwens ook de fraaie titel ‘De overheid op de kaart of van de kaart’.

Godfried Barnasconi bindt Kadaster weer voor jaren aan PDOK.

Samen trots op samenwerkingsovereenkomst.

Expomarkt was toekomstgericht. Besloten geogroepje?

Geo-Info 2013-2 17

Geo Info 02-13.indd 17 18-02-13 09:34

Page 20: Geo Info 2-2013

Ambitie departement van I en MWaarnemend directeur-generaal Ruimte en Water, Henk Ovink, sprak over ‘Ambitie I en M op het gebied van open geo-informatie’. Voorzitter Scholten begon zelf met GIS bij de intussen verdwenen RPD, maar introdu-ceerde de jongere spreker toch fraai met ‘De RPD is er ook nu nog, maar we noemen hem alleen anders.’ Ovink zelf memoreerde dat sinds hij bij de overheid werkt alles minder en slimmer moet en er nu een minister Blok is met ‘Excelsheets met smileys, alleen, die mondjes staan de verkeerde kant op’. Het PDOK-resultaat vond hij al mooi, maar maximaal uitnutten is nog een opdracht. Trots was de waarne-mer ook op het Nationaal GeoRegister met vooral publieke domeinlicenties. Ovink beloofde ook: ‘Er komt dit jaar een nieuwe Gideonnota. Dat zei ik vorig jaar ook, maar nu gaan we het echt doen!’ Bij de open data miste hij bijvoorbeeld nog die van het Kadaster. Ovink besloot met de oproep aan alle in de zaal presente overheidsorganisa-ties om zich bij PDOK aan te sluiten.

Visies van buitenDrs. Tom Kronenburg (PBLQ Zenc), één van de curatoren van het ePSIplatform (open dataplatform van de EC), was de volgende spreker. Zijn titel was ‘Open (geo)data op de kaart. De relatie tussen burger en overheid.’ Hij zag betrokkenen de komende jaren nog druk bezig met de uitruil tussen transparan-tie en privacy, al had ‘geo’ daar minder last van dan andere sectoren. Over ‘persoonlijke open data’ vond hij dat Qiy (‘je digitale ik’) nog niet rond is. ‘Wie gaat er nog voor open data betalen?’ was een aardige open vraag van hem, al stimuleert die open data de economie dus zo enorm.... Bedrijfsdirecteur Lex Slaghuis (wiki/wise), mede-oprichter van ‘Hack de Overheid!’, sprak over ‘Onderne-

merschap en innovatie met open geodata’. De community van 1500 open datafans loopt als een trein en er waren in vier jaar al meer dan 200 Apps. Ook hij vroeg zich toch af hoe ondernemers de vruchten gaan plukken van de 140 miljard euro aan economische meer-waarde van open data, want het lukte hem nog niet erg. Toch moet dé manier om geld te verdienen met open data zijn, door een waardevol bedrijf te ontwikkelen. Hij toonde een ‘the art of the start’ van een student die

(ook weer eens) verkeersongevallen in kaart bracht en merkte dat gewone it-ers zo’n gebrek aan kennis van geo-

it hebben (‘Wat is RD?’). De oplossing lag dus in meer samenwerken en echt open geodata leek hem dan in 2022 geen droom dankzij ‘nieuwe verdienmodellen en partnerships’.

‘Open Data met Open Armen’Ing. Ron Rozema (Fugro GeoServices) had voor zijn lezing de fraaie titel ‘Open Data met Open Armen’ en vatte de missie van zijn bedrijf samen met ‘eigenlijk digitaliseren wij de aarde’. Daarbij werd men door zaken als ‘wegwerpfotogrammetrie’ met drones (geen Fugro-eigendom) geconfronteerd met de ‘democratisering van de data’. Open data zag hij als dé kans voor de overheid om oplos-singen voor haar problemen aangereikt te krijgen door de innovatiekracht van het bedrijfsleven. Ook hij zat echter nog met het probleem ‘open data zou een goudmijn zijn, maar nu moet het nog gebeuren’. Rozema zag als toekomstige baten meer samenwerken in ketens, toetreding van nieuwe partijen van buiten het geoveld, gebruik van mobiele sensornetwerken voor updates en meer inzicht dankzij Big Data en Linked Open Data. Op uitvoerend niveau zag hij een trend van lijnenkaarten naar 3D-puntenwolken.‘Van Consument naar Prosument’ was de titel van de lezing van prof.dr.ir. Jan Rotmans (EUR). De pro-actieve consument wordt volgens deze hoogleraar een ‘prosument’ in het tijdperk van de ‘glocalisering’ oftewel het verlangen naar de eigen wortels. Hij behandelde de kantelperiodes met hard-nekkig verzet van de bestaande ordes en paradigma’s. Het in dat verband door hem gesignaleerde vervagen van de grens tussen producent en consument binnen de geo-informatie, ‘g.i. à la wikipedia’, leek mij toch

een al bekende cultuuromslag met de reeds wat vertrouwde crowdsourcing. Er zou ook binnen deze sector toch behoefte zijn aan ‘friskijkers en dwarsdenkers’ om een echte transitie te bereiken, maar de prof betwij-felde of die lui wel in de zaal vol insiders zaten.... ‘Eén doorbraakproject kan genoeg zijn, waarschijnlijk is daar inbreng vanaf de rand of van buitenaf voor nodig. De vraag aan u is wie?’, aldus de spreker. Voorzitter Scholten stelde de andere prof een locatie-vraag: ‘Waar zitten de prosumenten?’ Die bleken vooral in de stadsboerderijen in de grote steden van de randstad te zitten. Dat vond men allebei intrigerend en wie niet?

SlotHad niemand minder dan de ingehuurde goochelaar Hans Kazan de zaal voor de pauze al vermaakt, hij mocht tot slot ook de middag samenvatten, al stonden daarbij meer ándere speelkaarten centraal. De ook oude bekende van Scholten, Rob van de Velde (Geonovum) mocht daarvóór even buiten het programma optreden. Hij haalde de opvolgende programmamanagers Ries Bode (Kadaster) en Pieter Meijer (Rijkswater-staat) naar het podium. Zij kregen waarde-rende geschenkjes, maar de dank was via hen voor alle medewerkers. De wekelijkse blog van Meijer zou hij gaan missen en uit een gevraagd handopsteken bleek dat ook voor velen uit de zaal te gelden...

Adri den Boer (ook een oude bekende)

LiteratuurAdri den Boer, Oogstjaar voor Publieke Dienstverle-

ning Op de Kaart (PDOK), in: Geo-Info 2012-1, p. 20-22

Hans Kazan goochelde met ándere kaarten

Neography: toch PDOK-data uit méér blikken?

Marcel Steenis en Dzenita Murguzovic (Grontmij): ‘Geoweb en Observ ontsluiten ook.’

18 Geo-Info 2013-2

Geo Info 02-13.indd 18 18-02-13 09:34

Page 21: Geo Info 2-2013

Open Kaart

Stijgen de huizenprijzen, of niet?Wie wil het niet weten: stijgen de huizen-prijzen nu eindelijk weer? Staan huizen weer korter te koop? Zelfs voor huurders is dat interessante informatie, want volgens deskundigen trekt de economie pas weer aan als ook de woningmarkt herstelt. RTL gaat op haar website (http://bit.ly/10hcjuH) een stap verder en wil antwoord geven op de vraag: “hoeveel daalde de huizenprijs in jouw regio?” Een bijzondere kaart die verdacht veel lijkt op de applicatie van de NVM (http://bit.ly/N1SvEA).

Maarten Boddaert (cartograaf en ontwikkelaar geografische, educatieve producten): Aan deze interactieve kaart mankeert wel erg veel. Laat ik eens niet beginnen met de kaart maar met de verkeersborden rechtsboven. Normaal gesproken duiden deze op een bebouwde kom, maar deze keer wordt er een regio mee bedoeld. Het ziet er leuk uit, maar het werkt alleen maar verwarrend. Dan de kaart: normaal gesproken dient een kaart om regionale trends te kunnen laten zien. In deze kaart is bijvoorbeeld interessant, dat de prijzen in Zuidwest-Nederland minder zijn gedaald dan de rest van het land. Dit is helaas niet zichtbaar gemaakt. Heel sto-rend zijn de grenzen van de regio’s en de provincies. De regio’s zijn slordig gedigitaliseerd. Ze sluiten niet aan op de provinciegrenzen en er vallen gaten, zoals het zuidwesten van de provincie Utrecht. De provinciekaart is van voor 1989. Woer-den was toen al verhuisd naar de provin-cie Utrecht. Later is de grens bij Loos-drecht en Vianen aangepast. Merkwaardig dat deze kaart 24 jaar later nog steeds als basiskaart wordt gebruikt bij RTL!

Edward Mac Gillavry (adviseur carto-grafie en geo-ICT):“Beter goed gejat, dan slecht bedacht” heeft de RTL-redactie gedacht toen zij deze interactieve infographic plaatsten. Als inspiratie diende de infographic op de NVM-website. Het lijkt met onze hang naar geometrische nauwkeurigheid op het eerste gezicht een verbetering, maar voor de effectiviteit van de informatie-overdracht zijn de infographics inwissel-baar en is de vormgeving slechts een dun vernislaagje onder het mom van huisstijl. Hoe had de infographic er dan uit moeten zien? Een – misschien saaie – choropleet met de negatieve en positieve ontwik-kelingen in twee verschillende kleurtinten had volstaan. Hiermee was het ruimtelijke patroon direct inzichtelijk geworden. De interactiviteit had beperkt kunnen worden tot het tonen van de regionaam en exacte waarde in een kleine tooltip nabij het pijltje van de muis. Dan was het ook niet nodig geweest om dit in Flash uit te voeren, waardoor het ook op een iPad bruikbaar was geweest!

Tjeerd Nijeholt (adviseur geo-informatie en auteur ‘Handboek Geo-visualisatie’):De behoefte van kranten en websites om hun verhalen met statische of dyna-mische, getalsmatige informatiedragers te larderen, groeit. Tot zo ver het goede

nieuws bij dit voorbeeld. Veel ruimte voor afleidende opsmuk, zoals letterlijk de zee van ‘te koop’ borden en het reliëf in Duits-land. Zuid-Holland is voorzien van meren en plassen, maar de overige provincies niet. Essentieel is de tekortkoming, dat de nog lege kaart met een zin ‘beweeg de muis over de kaart’, moet uitnodigen tot interactie. Pas dan komt er (zeer beperkt) informatie in beeld. Een (dynamische) kaart moet in mijn ogen al op zichzelf uit-nodigend zijn, of op zijn minst al interes-sante informatie bevatten. Het resultaat is ook bedroevend. Ik zie slechts één ‘chunk’ informatie per keer. Ligging en getal moet ik dan onthouden. Vervolgens ‘mag’ ik als gebruiker naar een ander gebied. Bij het derde gebied ben ik het eerste gebied ver-geten. Als geografie er niet toe doet, zie ik liever een tabel. Op volgorde. Dan zie ik meteen of mijn gebied een middenmoter is, of niet. Zonde. De interactie heeft geen informatie toegevoegd, maar weggestopt.

Frédérik Ruys (information designer en organisator jaarlijks Infographics Congres): De cruciale fout in deze infographic is de provinciekaart als referentie. De NVM gebruikt immers een eigen regio-indeling (http://bit.ly/XZQevw) met provincie-overschrijdende gebieden als ‘t Gooi (Hilversum inclusief Baarn) en Ede (waartoe gemakshalve ook Veenendaal behoort). Een overlappende provincie-kaart zal dus nooit passen en wekt verwar-ring. Gezien de overeenkomstige fout ver-moed ik, dat de NVM haar applicatie aan RTL Nieuws ter beschikking heeft gesteld, op voorwaarde dat het ontwerp overeen zou komen. De kleurkeuze is immers een mooi voorbeeld van het ‘downplayen’ van de crisis in de woningmarkt: een choropleet, waarbij de grijswaarden corresponderen met de geclassificeerde percentages zou een dramatisch, donker gekleurd beeld geven. Een dramatisch beeld waaraan de NVM schijnbaar nog niet wil toegeven.

Figuur 2 - De originele interactieve kaart op de website van de NVM.

Figuur 1 - De interactieve kaart op de website van RTL.

Geo-Info 2013-2 19

Geo Info 02-13.indd 19 18-02-13 09:34

Page 22: Geo Info 2-2013

Puntenwolken opslaan in een Oracle DBMS

Ir. Martine Wijga-Hoefsloot, werkzaam bij Fugro GeoServices B.V., [email protected]

Met laserscanning (inclusief laseraltimetrie en multi-beam echosounding) worden grote hoeveelheden

datapunten gemeten. Deze datapunten worden puntenwolken genoemd. De interesse in en het gebruik

van puntenwolken groeit.

Afhankelijk van de laserscanner en de meetopzet kan de ingewonnen dataset variëren van enkele honderden tot miljar-den punten. Eén project kan zondermeer, meer dan een GB of zelfs TB aan data bevatten. Het lijkt een probleem om deze grote datasets te verwerken. Eén manier is om de dataset op te splitsen in blokken en deze in een tekst- of binair formaat op te slaan. Een andere manier is om de punten op te slaan in een database. Ieder punt in een record, gebaseerd op standaard data types. Punten opgeslagen in een database zijn eenvoudig te analyseren en te bevragen en alleen de geselecteerde punten worden naar de gebruiker gestuurd. Als de punten met een ruimtelijk datatype zijn opgesla-gen, hebben ze een locatie. Ruimtelijk opge-slagen punten kunnen worden geclusterd en geïndexeerd met een ruimtelijke index om het ruimtelijk zoeken te versnellen.

Het opslaan en bevragen van grote hoeveelheden datapunten (met één punt per record) resulteert in het opslaan en ontvangen van grote hoeveelheden records. En ook al is de data geïndexeerd, het ontvangen van een antwoord kost tijd, enerzijds omdat per record ook veel over-head wordt opgeslagen, anderzijds omdat er heel veel records worden geselecteerd.

Omdat Oracle marktleider is, is dit onderzoek alleen gericht op Oracle. Gedurende het onderzoek is geprobeerd een antwoord te geven op de volgende onderzoeksvraag: Wat is het beste ontwerp van een datamodel om grote hoeveelheden puntenwolkdata in een Oracle database op te slaan, waarbij het mogelijk moet zijn dat de opgesla-gen datapunten eenduidig gelezen kunnen worden door bestaande softwarepakketten, dat alle attributen beschikbaar blijven en dat de performance optimaal is?

Het onderzoek is uitgevoerd met een test-dataset van AHN2 (Middelburg, 17.478.245 punten, x,y,z,i,r,g,b). Zie bijgaande figuur 1 met drie afbeeldingen: Luchtfoto Middel-burg (links) – Hoogte Model Middelburg (midden) – Geclusterde data (gemiddeld 1000 punten per cluster, rechts).

AnalyseBinnen Oracle kunnen punten op 3 ver-schillende manieren worden opgeslagen:1. met één punt per record, met data type

SDO_GEOMETRY (GTYPE 3001, SDO_POINT).2. met meerdere punten per record, met

data type SDO_GEOMETRY (GTYPE 3005, POINTCLUSTER).

3. met meerdere punten per record, met data type SDO_PC.

Voor dit onderzoek is voor het groeperen van punten in clusters met de 2e oplossing, de Region Quadtree toegepast. Met deze

methode wordt de ruimte steeds in vier kwadranten (clusters) opgedeeld totdat ieder cluster

minder dan het gewenste aantal punten bevat. Deze werkwijze heeft tot doel dat de minimum boundingboxen van de clusters zo klein en optimaal mogelijk worden gehouden. Om te bewerkstelligen dat de clusters die dicht bij elkaar liggen ook dicht bij elkaar in de database liggen, is een space-filling curve geïntroduceerd om de clusters te ordenen. Morton en Hilbert hebben space-filling curves ontwikkeld die een 2D (maar ook 3D) ruimte kunnen vullen met een lijn (zie figuur 2: Morton (boven) en Hilbert (onder) space-fil-ling curves [based on Wang and Shan, 2005]). In dit onderzoek is de Morton space-filling curve toegepast, hoewel de Hilbert space-fil-ling curve nog betere resultaten zal opleveren.Omdat punten zijn gegroepeerd in clusters, dienen ook de bijbehorende attributen op een andere wijze te worden opgeslagen, dit is opgelost door attributen op te slaan in arrays (VARRAY).

Figuur 1 - Middelburg: luchtfoto, hoogtemodel en geclusterde data. Figuur 2 - Morton en Hilbert space-filling curves.

Afstudeeronderzoek TU Delft

20 Geo-Info 2013-2

Geo Info 02-13.indd 20 18-02-13 09:34

Page 23: Geo Info 2-2013

Bij de implementatie van het data type SDO_PC (3e oplossing), is ook een methode geïmplementeerd om bij elkaar liggende punten in clusters te groeperen en om attributen op te slaan. Ook zijn queries geïmplementeerd om de clusters te bevragen (clippen). Om echter een leesbaar resultaat te krijgen, moet de selectie geconverteerd worden naar SDO_GEOMETRY data type en alleen numerieke attributen kunnen worden opgeslagen.

ResultatenOmdat het opslaan van losse punten in een database nadelen heeft, zijn in dit onder-zoek de oplossingen met meerdere punten per record met elkaar vergeleken. Hierbij is gekeken naar de invloed van de (gemid-delde) grootte van de clusters op de per-formance van de database. Hierbij is echter maar één ruimtelijke query getest en query’s op attributen zijn niet getest. Bijgevoegde grafieken tonen aan dat wat betreft de benodigde opslagcapaciteit in de database, puntwolken bij voorkeur in clusters groter dan 5000 punten per cluster met data type SDO_GEOMETRY kunnen worden opgesla-gen. Voor wat de benodigde tijd betreft om een query uit te voeren, geldt hetzelfde.

ConclusieDe methode die gebruik maakt van SDO_GEOMETRY (GTYPE 3005, POINT-CLUSTER) heeft een optimale performance voor het opslaan van grote hoeveelheden punten en de datapunten kunnen worden gelezen door bestaande softwarepak-ketten. De methode die gebruik maakt van het datatype SDO_PC voldoet niet aan de gestelde eisen, omdat het nieuwe SDO_PC datatype, niet algemeen leesbaar is in bestaande softwarepakketten, (nog) niet volledig wordt ondersteund door leveranciers van gespecialiseerde software pakketten en de benodigde opslagruimte een dubbele hoeveelheid is.

Toekomstig onderzoekDit onderzoek toont aan dat het data type SDO_GEOMETRY prima toegepast kan worden ten behoeve van het opslaan van puntenwolken in een Oracle database, echter het bevragen van attributen is tijdens dit onderzoek niet aan de orde gekomen en zal nog nader onderzocht moeten worden. Verder ontbreekt een methode die geselecteerde puntenwolken kan uitpakken, nieuwe puntenwolken kan toevoegen aan de database en opnieuw

de puntenwolken groepeert. De dataset die is gebruikt voor het testen, bestond uit AHN2 data, deze data kan worden beschouwd als 2,5D (niet meerdere punten boven elkaar), de methode voor het vormen en ordenen van de punten-wolken in 3D dient nog nader uitgewerkt te worden (bijvoorbeeld voor laserscans van het interieur van een fabriek).

Hoewel dit onderzoek zich heeft gericht op Oracle, is ook PostgreSQL (PostGIS) als OpenSource database bekeken, mogelijk zijn met enkele aanpassingen de gevon-den resultaten ook bruikbaar in deze database.  

Literatuur• Hilbert D. (1891) Über die stetige Abbildung

einer Linie auf ein Flächenstück, Mathemati-

sche Annalen 38, pages 459-460.

• Morton G. M. (1966) A computer Oriented

Geodetic Data Base; and a New Technique in

File Sequencing, Technical Report, Ottawa,

Canada: IBM Ltd.

• Wang, J., and Shan J. (2005) Lidar Data

Management with 3-D Hilbert Space-

filling Curves, ASPRS Annual Conference,

Baltimore, USA.

Grafiek 1a – opslagcapaciteit: horizontaal: gemiddeld aantal punten per cluster; verticaal: benodigde opslagcapaciteit in MB’s.

Grafiek 1b – opslagcapaciteit: - horizontaal: gemiddeld aantal punten per cluster; - verticaal: benodigde opslagcapaciteit in MB’s.

Grafiek 2a – selectie query: horizontaal: gemid-deld aantal punten per cluster; verticaal: benodigde tijd in (h:mm:ss).

Grafiek 2b – selectie query (deel 1): - horizontaal: gemiddeld aantal punten per cluster; - verticaal: benodigde tijd in (h:mm:ss).

Grafiek 2c – selectie query (deel 2): - horizontaal: gemiddeld aantal punten per cluster; - verticaal: benodigde tijd in (h:mm:ss).

SDO_GEOMETRY

SDO_PC

Geo-Info 2013-2 21

Geo Info 02-13.indd 21 18-02-13 09:34

Page 24: Geo Info 2-2013

BGT Noord - “de BGT, zo gedaan?”Zo her en der in Nederland worden bijeenkomsten gehouden over de BGT. Zo ook op 31 oktober in de

“Zernikeborg” van de Rijksuniversiteit Groningen met als thema “de BGT, zo gedaan?”

Kort daarvoor werd ook het regeerak-koord gepresenteerd, dat VVD en PVDA hadden gesloten. De overheid gaat het begrotingstekort aanpakken - veel bezuinigen dus. Dat zal ook ons vakge-bied raken. Gelukkig is er nog de transitie van GBKN naar BGT waarin we in het begin van het proces zitten. John May-nard Keynes zou tevreden zijn met deze wetgeving, het zal “ons” nog een redelijke hoeveelheid werk opleveren.

En “ons” zijn o.a. de initiatiefnemers van dit symposium: MUG Ingenieursbureau, Esri Nederland, Imagem, Leica, Horus View en Explore, Gemeente Groningen, het Centrum voor Ruimtelijke Informatie Groningen (CRIG) van de RUG en het Kadaster. Allen met hun specifieke kennis, ervaring, producten en visie in meer of mindere mate betrokken bij de BGT. Genoeg redenen om namens Geo-Info die dag te gaan meemaken.

Doel van de organisatie was om aan de hand van praktijkvoorbeelden (van bronhouders én organisatoren) ervarin-gen te delen. Tijdens de opening door dagvoorzitter Sieb Dijkstra (Kadaster, Landelijk Samenwerkings Verband) werd al duidelijk dat in veel organisaties de BGT als “een ding van de Geo-afdeling” wordt gezien, terwijl de BGT toch één van de belangrijkste van de 13 basisregistraties is.

In de morgen werden vier presentaties gegeven. Hans Hainje (afdelingshoofd Geo-ICT & Geo-Info van MUG Ingenieurs-

bureau) beet het spits af: “De GBKN is een kaart, de BGT is een objectregistratie waarvan de kaart een afgeleide is. De BGT biedt veel kansen; benut ze!” Hans geeft de aanwezigen nog mee: “Gebruik NEN3610 en IMGEO, centraliseer en beheer de opslag van de geometrie.”

De volgende spreker was Barend Snel-ler (GIS-adviseur Esri Nederland). Hij vertelde hoe verschillend geo-, groen- en grijsregistraties binnen een gemeente kunnen zijn: overlappingen, dubbellingen en gaten. De mooiste volgens Barend: “Grijs heeft al een rotonde in hun beheer-kaart terwijl groen nog de kruising kent.”

Zijn belangrijkste advies: “Wordt zelfmu-terend.”

Patrick de Groot (salesmanager Imagem) gaf een mooie presentatie over het gebruik van fotogrammetrie bij bv. muta-tiesignalering: “Samen met de gebieds-kennis van de bronhouder een logische combinatie. Niet alleen de mutatiesigna-lering maar ook het vervolg, daadwerke-lijk karteren is veel eenvoudiger, sneller en goedkoper dan menigeen denkt”.

Als laatste in de morgensessie gaf Jelte Duister (afdelingshoofd Geo van Gemeente Groningen) zijn visie. Liever

Verslag

22 Geo-Info 2013-2

Geo Info 02-13.indd 22 18-02-13 09:34

Page 25: Geo Info 2-2013

gebruikt Jelte de term IMGEO in plaats van BGT: “IMGEO gaat heel veel beteke-nen, maar ook bieden. Het is anders dan de GBKN, weet wat de rest van de organi-satie wil en wat leveranciers kunnen.” Niet de techniek stond centraal in zijn betoog maar samenwerken en vertrouwen kwe-ken tussen alle betrokkenen bij de BGT. Denk aan de eigen organisatie, maar ook aan organisaties in de eigen regio.

Terug naar het thema van het symposium: “de BGT, zo gedaan?”. Is dat zo? Volgens mij wel. Mits vooraf de BGT bestuurlijk goed ingebed is in de bronhouders organisatie en er voldoende wil is om te blijven leren van elkaar, bronhouders en marktpartijen. Over de techniek hoeven we ons geen zorgen te maken. Tijdens de middagsessie lieten de organisatoren zien dat er veel mogelijk is.

Tijdens de lunch en bij het afsluitende drankje/hapje aan het eind van de dag werd er goed bijgepraat. Meerdere deelnemers zouden graag vaker zulke bijeenkomsten meemaken om ervarin-gen uit te wisselen en kennis te maken met marktpartijen. Die mening deel ik graag, hopelijk worden die net zo goed georganiseerd als deze, in een net zo aansprekende en gastvrije locatie als de “Zernikeborg”.  

Jeen Akkerman, geodeticus

http://www.mug.nl/projecten/projecten_geo_ict/

bgt_symposium_noord_nederland.html

Geo-Info 2013-2 23

Geo Info 02-13.indd 23 18-02-13 09:35

Page 26: Geo Info 2-2013

In Memoriam

Prof. ir. J.C. de Munck(1924-2012)

De juiste man op de juiste tijd op de juiste plaats.

Kort voor de kerstdagen van 2012 overleed professor Jan de Munck, natuurkundig ingenieur, op 88-jarige leeftijd. In mijn her-innering was hij een originele, maatschap-pelijk bevlogen man met veel gevoel voor humor. Hij kwam in 1951 bij de Onderafde-ling Geodesie. Eén van zijn eerste taken bij de leerstoel Fotogrammetrie was onder-zoek te doen (in een witte jas) naar camera-sluiters met een oscillograaf. Er is nauwe-lijks een fysisch-technisch onderwerp in de geodesie te noemen waar Jan de Munck zich niet mee bezig heeft gehouden. In verband met het Internationaal Geofy-sisch Jaar in 1957 was de Delftse inbreng het geodetisch-astronomisch station op Curaçao, waarbij Jan heeft meegewerkt aan de instrumentele opbouw. Met astrono-mische metingen hoopte men, overigens zonder veel resultaat, het uiteendrijven van de continenten te kunnen meten. Met de introductie van de kunstmanen was er meer succes. Samen met zijn geodetische collega Aardoom bouwde hij aan het eerste satellietwaarnemingsstation in de Wippolder. Daarbij werd gebruik gemaakt van een spiegelcamera die ontworpen was bij “De Oude Delft”.

Ook bij andere technische nieuwigheden kwam de kennis van Jan de Munck goed van pas. Met ir. Husti bouwde hij aan een kunstster voor het simuleren van astro-nomische plaatsbepaling. Ik herinner mij colleges van hem over de principes van de nieuwe elektronische afstandsmeters, zoals de tellurometer en de geodimeter.Bij mijn eigen promotieonderzoek naar de ontwikkeling van een rangefi nder met een automatisch registratiesysteem heb ik veel aan Jan te danken gehad. Het instrument

had een optische, een fi jnmechanische en een digitaal-elektronische component. Op al deze terreinen was hij de ideale vraagbaak.Vóór 1980 bestond aan de toenmalige TH de mogelijkheid om briljante medewer-kers te benoemen tot persoonlijk lector. Deze eer viel hem in 1969 te beurt. Zijn openbare les in dat jaar was getiteld: “Tijd en afstand in de landmeetkunde”. In deze les laat hij het verband zien tussen deze twee grootheden. Onder meer geeft hij de stand van zaken met betrekking tot de elektronische afstandsmeting. Bijvoor-beeld dat het mogelijk is om een afstand van tientallen kilometers in een kwartier te meten met een nauwkeurigheid van enkele centimeters. Het instrument weegt 25 kg en is volgens de leverancier draag-baar, daarmee is Jan het eens, maar alleen als een ander het voor je draagt. Hij voor-spelt in zijn les de komst van de elektroni-sche tachymeters, een voorspelling die al heel gauw gaat uitkomen. Zijn vakgebied breidt zich steeds verder uit, bijvoorbeeld de barometrische hoogtemeting en metingen van de ruwheid van scheeps-huiden. Al dat meten is hem nog niet genoeg, zo vertelt hij dat hij regelmatig met een peilstok de stand van de benzine in zijn oude 2CV opnam.

In 1980 worden de lectoraten afgeschaft en omgezet in leerstoelen. Zo wordt Jan de Munck hoogleraar in de Elektroni-sche Afstandsmeting en Plaatsbepaling. Zijn staf bestaat uit enkele medewerkers en hij continueert het beheer over het elektronisch laboratorium van de Faculteit Geodesie. Hij is nu niet meer in eerste instantie de adviseur van andere leerstoelen, maar ontwikkelt een eigen

wetenschapsgebied waarin tijd en vooral refractie zwaartepunten zijn. Refractie is de begrenzing van de meeste geodetische metingen. In zijn hele loopbaan hield hij zich met dit fenomeen bezig, zoals bij astronomische metingen, satellietgeode-sie, elektronische afstandsmeting, ijkbasis Loenermark, basismeting Afsluitdijk, enz.Bij herhaling pleit hij voor een hoofdrichting Zeegeodesie, maar daarvoor is het studen-tenaantal in de Geodesie toch te klein.In 1989 houdt hij zijn uittreerede met als titel ”Het is tijd om afscheid te nemen van de landmeetkunde”. Hij behandelt zijn ervaringen van boven naar beneden. Hij begint bij de astronomische metingen en via de satellietgeodesie komt hij bij de luchtfotogrammetrie. Daarna zakt hij af naar de metingen op het aardoppervlak en uiteindelijk komt hij onder de zeespiegel terecht bij de scheepshuiden. Zijn loopbaan viel ongeveer samen met de analoog-digi-taal omzetting van het geodetisch vakge-bied. De nieuwe technieken betekenden een hausse in de instrumentele geodesie. Zonder Jan was dit zeker ook gebeurd, maar zou dan in Delft wel met veel meer moeite en tijdverlies gepaard zijn gegaan.

Jan de Munck was geliefd bij de studen-ten, die hem in 1986 het erelidmaatschap van de studentenvereniging Snellius ver-leenden. De subtitel van zijn uittreerede is “Een vreemde eend in de geobijt”. Dit is natuurlijk onzin, Jan de Munck was één van onze beste geodeten!Ik wens zijn vrouw Renée en zijn kinderen veel sterkte bij dit verlies. Prof.dr.ir. M.J.M. Bogaerts/oud-decaan Faculteit Geodesie – TU Delft.

24 Geo-Info 2013-2

Geo Info 02-13.indd 24 18-02-13 09:35

Page 27: Geo Info 2-2013

Silent Science

Net voor de jaarwisseling nam ik deel aan een bijeenkomst in het kader van de ontwikkeling van de tweede versie van de nota GIDEON. Voor niet geheel ingewijden: GIDEON is de beleids-nota van de overheid voor de geo-informatie sector. Die nota heeft jarenlang als een prima kompas gefunctioneerd voor de geo-informatie huishouding van Nederland. De houdbaarheids-datum van de nota is inmiddels verstreken en er wordt hard gewerkt aan een opvolger. De aanpak van de nieuwe nota wordt ingevuld via een intensieve samenwerking tussen de zoge-naamde “gouden driehoek partners”: overheid, bedrijfsleven en wetenschap.

Op de eerder genoemde bijeenkomst lagen een paar korte verslagen, met meningen van overheidspartijen op een eerste concept. Mijn aandacht werd getrokken door de volgende zin in één van de verslagen: “de wetenschap is wat stilletjes”. We spraken wat lacherig over deze zin en al snel werd een link gelegd met boek “Silent Spring”, dat in die periode net zijn 50 jarige jubileum vierde. “De wetenschap is wat stilletjes” werd omgedoopt tot de veel mooier klinkende alliteratie “silent science”.

Die twee woorden - silent science - hebben zich in mijn geheu-gen genesteld en zo af toe kwamen ze weer te voorschijn. Intuï-tief reageerde ik, als wetenschapper, afwijzend. De wetenschap is helemaal niet stil en juist zeer prominent in de maatschappij aanwezig, hield ik mezelf voor. Maar gaandeweg moest ik beken-nen dat de geo-informatie wetenschap inderdaad wat stilletjes is geworden de afgelopen jaren. En met stil bedoel ik dan vooral stil in Nederland. Een paar trends ter onderbouwing. Het eerste wat mij opvalt is de samenstelling van het GIN-bestuur. In het verleden was de wetenschap goed vertegenwoor-dig in het bestuur van GIN en vooral ook in dat van haar voor-gangers. In de laatste jaren is dat veel minder het geval. Ook heb ik sterk de indruk dat door de wetenschap veel minder artikelen ter publicatie worden aangeboden aan Nederlandstalige tijd-schriften zoals Geo-Info en GIS magazine. En ook op gebied van het organiseren van studiedagen loopt de wetenschap zeker niet meer voorop. Kortom, een terechte constatering van het veld dat de geo-informatie wetenschap wat stilletjes is geworden.

Deze ontwikkeling heeft, naar mijn mening, een aantal oorzaken. Ten eerste is er de afgelopen jaren sprake van een afname van het aantal geo-informatie onderzoekers. In 2008 waren er volgens de marktmonitor van GeoBusiness Nederland nog onge-veer 450 personen actief als onderzoeker bij een onderzoeks- of kennisinstellingen. Dit aantal halen we nu zeker niet meer. En minder personen betekent ook minder geluid. Een tweede, en mogelijk veel belangrijkere oorzaak, is het afge-lopen decennium ingevoerde beoordelingssysteem voor per-

soneel aan veel universiteiten. Universiteiten hanteren strakke kwantitatieve criteria waaraan hun wetenschappelijk personeel moet voldoen. Er zijn stevige eisen op het gebied van onderwijs, onderzoek en acquisitie. De criteria bij onderzoek zijn geformu-leerd in aantallen te publiceren artikelen in wetenschappelijke tijdschriften. En dan vooral in artikelen die gepubliceerd worden in tijdschriften met een hoge “impactfactor”. Wereldwijd is het vakgebied geo-informatiekunde geen groot wetenschapsdo-mein, met als gevolg dat het aantal wetenschappelijke tijdschrif-ten beperkt is en hun “impactfactor” is relatief laag. Het gevolg van deze ontwikkeling is dat geo-informatiekunde onderzoek in impactlijstjes altijd een beetje in de “staart” zit. Daar kunnen de onderzoekers niet zoveel aan doen, omdat dat nu eenmaal te maken heeft met de omvang en aard van hun vakgebied. Maar “in de staart zitten” voelt niet goed en veel onderzoekers probe-ren dit te compenseren door zich nog meer op het publiceren in internationale wetenschappelijke tijdschriften te richten. Voor het organiseren van een nationale studiedag, het schrijven van een artikel voor Geo-Info of, zelfs maar, het deelnemen aan een nationaal congres is dan geen tijd meer. Voor Nederland is de geo-informatie wetenschap inderdaad stiller geworden.

Persoonlijk ervaar ik deze ontwikkeling als ongewenst. Het geo-informatie onderzoek heeft zich altijd zeer open naar de samenleving opgesteld. Eigenlijk functioneerden we al als een “soort gouden driehoek” voordat dit concept door het ministerie van Economische Zaken voor de topsectoren als “het samenwer-kingsmodel” werd voorgeschreven. Binnen het in 2009 afge-sloten innovatieprogramma “Ruimte voor geo-informatie (RGI)” was samenwerking tussen wetenschap, bedrijf en gebruikers de norm. Het zou heel jammer zijn als door een te ver doorge-schoten internationale oriëntatie, omwille van de publicaties, de nationale participatie van de geo-informatie wetenschap terug loopt.

Maar er gloort hoop. Voor de komende visitaties bij de universi-teiten zal sterker op de maatschappelijke impact worden gelet. Hoe die moet worden gemeten, staat nog niet vast. Goede suggesties zijn welkom. Ik stel alvast voor om als geo-informatie onderzoeker actief te participeren in nationale geo-informatie activiteiten, zodat we over een paar jaar niet meer zullen spreken van “silent science” maar van “inspiring science”.

Arnold Bregt,Hoogleraar Geo-informatiekunde,Wageningen Universiteit (Centrum Geo-informatie).([email protected])

Column Arnold Bregt

Geo-Info 2013-2 25

Geo Info 02-13.indd 25 18-02-13 09:35

Page 28: Geo Info 2-2013

BGT en BOR: tweerichtingsverkeer !

Wouter Botman & Marlies Stoter-de Gunst NedGraphics B.V.e-mail: [email protected], [email protected]

Bronhouders kiezen bij de opbouw van de BGT massaal voor integratie van objecten Beheer Openbare Ruimte

(BOR) binnen IMGeo-bestanden. Daarmee wordt een sterke koppeling tussen Geo- en BOR-applicaties essentieel.

Leveranciers hebben gezamenlijk afspraken gemaakt over de gestandaardiseerde uitwisseling van informatie,

gebaseerd op de landelijke berichtenstandaard “StUF-Geo IMGeo”. In dit artikel worden een aantal inhoudelijke

uitgangspunten toegelicht, op basis waarvan dit berichtenverkeer gaat functioneren. In een nawoord geeft

Marcel Reuvers van Geonovum een doorkijkje naar toekomstige ontwikkelingen rondom deze standaard en de

rol van KING en Geonovum hierbij. In een vervolgartikel worden een aantal praktijkgevallen uitgewerkt.

Beheer Openbare Ruimte (BOR) is een belangrijk taakveld van gemeenten en provincies. Om het beheer van de open-bare ruimte optimaal te kunnen uitvoeren zijn applicaties in gebruik. Enerzijds BOR-applicaties waarin o.a. kenmerken van de objecten, onderhoudstoestand en te nemen beheermaatregelen zijn opgeno-men. Anderzijds Geo-applicaties, waarin op een centrale plek al het kaartmateriaal wordt beheerd. Dit kaartmateriaal bevat geometrische informatie die ook in de BOR-applicaties wordt gebruikt. De leveranciers van Geo-applicaties en de BOR-applicaties zijn over het algemeen niet dezelfde.

Met de komst van de Basis Registratie Grootschalige Topografie (BGT) was het voor beide type leveranciers al snel dui-delijk dat er één landelijke berichtenstan-daard ontwikkeld moest worden. Deze levert de volgende voordelen op:

• Leveranciersonafhankelijkheid voor gebruikers, omdat alle Geo- en BOR-leveranciers op dezelfde manier met elkaar informatie uitwisselen.

• Efficiëntere werkprocessen door een duidelijke scheiding van verantwoorde-lijkheden tussen Geo en BOR.

• Een actueler en vollediger IMGeo-bestand door tweerichtingsverkeer tussen Geo en BOR.

• Geen veelheid aan dialecten, die lastig te beheren zijn, tussen de Geo- en BOR-leveranciers.

• De standaard komt bij Geonovum/KING in beheer .

• Per leverancier vindt een kwaliteitscon-trole van het koppelvlak plaats, middels gestandaardiseerde compliancy-testen, waarvan het resultaat door Geonovum/KING wordt gepubliceerd.

In augustus 2011 hebben verkennende gesprekken tussen een drietal leveran-ciers plaatsgevonden. In april 2012 is een landelijke werkgroep gevormd met vijf leveranciers (Arcadis, Grontmij, NedGraphics, Oranjewoud en Vicrea) en een afvaardiging van Geonovum. Onder voorzitterschap van NedGraphics is het ontwerp opgesteld. In november 2012 is bij Geonovum het definitieve ontwerp door zeventien Geo- en BOR-leveranciers geformaliseerd met de ondertekening van een Convenant (figuur 1).

Figuur 1 - NedGraphics ondertekent convenant.

StUF is een universele berichtenstandaard voor het elektronisch uitwisselen van gege-vens op objectniveau tussen applicaties. StUF is beschreven in XML en gebaseerd op geaccepteerde internetstandaarden. Geo-gegevens zijn beschreven in GML (Geography Markup Language). In GML zijn bijvoorbeeld geometrie typen zoals punten, lijnen en vlakken opgenomen. GML wordt vooral gebruikt voor bestandsuitwisseling. StUF en GML worden door meerdere wettelijk vastgestelde basisregistraties gebruikt. StUF-Geo IMGeo is de standaard voor uitwisseling van IMGeo-gegevens. StUF voegt aan IMGeo-objecten in GML stuurgegevens toe zoals verzender, soort mutatie, datum bericht, etc. In feite is StUF een verpakking of envelop om IMGeo-data heen, zodat het proces van afhandeling van meldingen georganiseerd kan worden.

26 Geo-Info 2013-2

Geo Info 02-13.indd 26 18-02-13 09:35

Page 29: Geo Info 2-2013

De gebruikte standaardVoor het berichtenverkeer wordt gebruik gemaakt van de landelijke “StUF-Geo IMGeo” standaard. Deze voorziet het berichtenverkeer tussen Geo en BOR en het berichtenverkeer in de keten Geo / SVB-BGT / LV-BGT van de benodigde berichtsoorten. Hiermee kan dan niet alleen objectinformatie, maar ook proces-informatie over bijvoorbeeld de afhande-ling van meldingen worden uitgewisseld.

Rolverdeling Geo en BORDe (beheerder van de) Geo-applicatie is bronhouder van IMGeo-objecten en als zodanig verantwoordelijk voor bijhou-ding van de geometrie en attributen van IMGeo-objecten en levering van IMGeo-gegevens aan afnemers, waaronder het SVB-BGT en BOR. De (beheerder van de) BOR-applicatie is afnemer van IMGeo-objecten en als zodanig verplicht tot het overnemen van IMGeo-objecten en het doen van terug-meldingen bij twijfel over juistheid van objecten en/of attribuutwaarden. Geo- en BOR-beheerder kunnen beiden het

initiatief nemen tot het melden van een objectverandering.

Vanuit deze rolverdeling volgt het onderscheid tussen mutatieberichten en -verzoeken in het berichtenverkeer (figuur 2). Voor een mutatiebericht verstuurd door de Geo-applicatie geldt dat gegevens verplicht moeten worden overgenomen. De gegevens in een mutatieverzoek verstuurd door de BOR-applicatie zijn informatief. Met het duidelijk vaststel-len van verantwoordelijkheden wordt “gepingpong” met objecten bij onduide-lijkheden voorkomen.

UitgangssituatieDe BGT gegevenscatalogus versie 1.1 biedt de mogelijkheid om aan elkaar grenzende objecten met gelijke attribuutwaarden op te nemen. Daarmee is de verwachting dat veel bronhouders de geometrie van de beheerobjecten gaan integreren in de IMGeo-bestanden. Na de opbouwfase van de BGT wordt de bestaande set van BOR-objecten vervangen door IMGeo-objecten. Aan de BOR-zijde wordt de

benodigde detaillering van objecteigen-schappen en beheerinformatie, zoals afmetingen van de tegels, materiaalsoort, maaifrequentie, etc., gekoppeld aan de van Geo overgenomen IMGeo-objecten.

Beide zijden bevatten nu dezelfde objecten. Door een gebeurtenis in de Geo- of de BOR-omgeving kunnen nieuwe IMGeo-objecten ontstaan en bestaande objecten muteren of afgevoerd worden (figuur 3). Via het berichtenverkeer worden deze objectmutaties automatisch uitge-wisseld. Als resultaat wordt de IMGeo-objectenverzameling in beide applicaties gelijk gehouden.

Afbakening koppelvlakHoewel het berichtenverkeer tussen de applicaties gebaseerd is op een landelijke standaard, dient iedere leverancier “achter de voordeur” van het koppelvlak het hele proces van ontvangen, uitpakken, bevestigen en verwerken van berichten op zijn eigen spe-cifieke manier uit te werken. Het standpunt van de leveranciers is dat hierover landelijk niets hoeft te worden vastgelegd.

Werking berichtenverkeerHet berichtenverkeer verloopt via een internet/intranet (HTTP) verbinding. StUF berichtenverkeer is heel goed te gebrui-ken in een ESB (Enterprise Service Bus) omgeving. Aanwezigheid van een ESB is niet vereist. De gegevensuitwisseling vanuit beide omgevingen is gebaseerd op een push mechanisme. Het initiatief ligt dus bij degene bij wie de mutatie heeft plaatsgevonden. Omdat de ontvangende partij altijd een ontvangstbevestiging verstuurd, kan de versturende partij het Figuur 2 - Mutatieberichten versus mutatieverzoeken.

Figuur 3 - Objectmutatie: aanleg van een plantvak.

Geo-Info 2013-2 27

Geo Info 02-13.indd 27 18-02-13 09:35

Page 30: Geo Info 2-2013

volgende bericht versturen in de weten-schap dat er geen gaten in de informa-tieoverdracht optreden. De ontvangende partij is na het versturen van de ont-vangstbevestiging verantwoordelijk voor de verdere verwerking van het bericht.

Inhoud berichtenEen mutatiebericht en -verzoek begint altijd met een aantal stuurgegevens. Naast de standaard stuurgegevens zoals tijdstip bericht, zender en ontvanger, zijn aanvul-lend per bericht de velden “document verwijzing” en “vrij tekstveld” toegevoegd. Hiermee kan de Geo/BOR-beheerder een toelichting opnemen of verwijzen naar een document of (CAD-)bestand met aanvul-lende gegevens, die voor de ontvanger nodig zijn bij afhandeling van het bericht.

Binnen een bericht kunnen de gegevens van één of meerdere (gebundelde) nieuwe of gewijzigde objecten worden opgenomen. Bij mutatieberichten en -verzoeken wordt per object de gehele was/wordt situatie, voor zover beschik-baar, ingevuld meegestuurd. Bij nieuwe BOR-objecten hoeven niet alle verplichte gegevens, zoals identificatie en begintijd, te worden ingevuld. Deze zijn namelijk nog niet bekend en worden door de Geo-applicatie vastgesteld. De BOR-identifica-tie wordt in dit geval wel meegestuurd en weer teruggestuurd in het mutatiebericht van de Geo-applicatie. Zo kan BOR al aan de slag met voorlopige objecten en hoeft niet te wachten op authentieke IMGeo-objecten vanuit Geo.

Soorten berichtenEén van de uitgangspunten is dat alle soorten berichten - behalve ontvangst-bevestigingen - altijd geometrie moeten bevatten. Daarmee kunnen de meldingen grafisch worden afgebeeld en wordt het

afhandelingproces inzichtelijker. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de volgende soorten berichten:

Mutatieberichten (figuur 4) bevatten authentieke IMGeo-objecten die - indien relevant voor de betreffende afnemer - verplicht moeten worden overgenomen. Vervolgens heeft BOR twee soorten manieren om een (terug)melding naar Geo te doen. Met een mutatieverzoek of een redlineverzoek.

Kenmerken redlineverzoek (figuur 5):• Een indicatie voor inwinning of aan-

passing van één of meerdere objecten binnen een aangegeven gebied, gemarkeerd middels punt-, lijn- of vlakgeometrie.

Figuur 4 - Mutatiebericht. Meerdere samenhangende objectmutaties in één bericht.

Figuur 5 - Redlineverzoek. Vrije tekst met toelichting en polygoon ter indicatie van de locatie.

  Verzender Ontvanger

Mutatieverzoek BOR GEO

Redlineverzoek BOR GEO

Mutatiebericht GEO BOR

Redline-afhandelingsbericht GEO BOR

Weigerbericht GEO BOR

Ontvangstbevestiging GEO BOR

Ontvangstbevestiging BOR GEO

28 Geo-Info 2013-2

Geo Info 02-13.indd 28 18-02-13 09:35

Page 31: Geo Info 2-2013

• Er wordt niet specifiek vermeld welke IMGeo-objecten het betreft.

• Een snelle en makkelijke manier voor BOR om bij Geo een actie uit te zetten.

• In een vrij tekstveld kan aangeven wor-den welke actie van Geo verlangd wordt (inwinnen, splitsen, verwijderen, etc.)

Kenmerken mutatieverzoek (figuur 6):• Mutatieverzoeken gaan over één of

meerdere specifieke IMGeo-objecten. • IMGeo-objecttype en attribuut infor-

matie kan vanuit BOR in het verzoek meegestuurd worden zodat Geo dit bij afhandeling overgenomen.

Indien een mutatieverzoek niet door Geo wordt doorgevoerd, dient als reactie altijd een weigerbericht aan BOR te worden ver-stuurd. Bij dit weigerbericht kan door de Geo-beheerder de reden worden vermeld waarom het verzoek niet is doorgevoerd.

Met een redline-afhandelingsbericht wordt door Geo aangegeven dat alle mutatiebe-richten naar aanleiding van een redline-verzoek zijn verstuurd. Dit is nodig omdat door middel van een redlineverzoek voor meerdere objecten tegelijkertijd een actie kan worden gevraagd, waarvan het resultaat gespreid in de tijd kan worden aangeleverd.

Verschil met berichtenverkeer naar het SVB-BGTIn het ontwerp is er van uitgegaan dat de objecttypen en attributen, beschreven in

de BGT- en IMGeo-gegevenscatalogus, voldoende zijn om de in de BOR-applicaties aanwezige objecttypen uit te wisselen. Alleen de objecttypen ’leiding’ en ‘leidingelement’ zijn toegevoegd. Een ander verschil met het berichten-verkeer naar het SVB-BGT is dat tussen Geo en BOR geen plaatsbepalingspunten worden uitgewisseld.

Als uitgangspunt is vastgesteld dat vanuit Geo alle mutaties naar alle afnemers worden gestuurd en dat de afnemers zelf bepalen wat ze hiervan gebruiken. Eén van de functiona-liteiten die door een Geo- of BOR-leverancier “achter de voordeur” ingebouwd kan worden, is een berichtenfilter die hiermee het berichtenverkeer voor afnemers wat meer op maat maakt. Daartoe is een optioneel attribuut ‘Beheerder’ toegevoegd waarmee het BOR-organisatieonderdeel kan worden geregistreerd dat het object in beheer heeft.

PraktijkvoorbeeldenVoor die aspecten, die niet in dit artikel aan bod zijn gekomen, maar die wel voor het begrip van dit berichtenverkeer en de bijbehorende werkprocessen van belang zijn, wordt voor iedere belanghebbende het functioneel ontwerp rond maart 2013 door Geonovum beschikbaar gesteld. In de bijlagen hiervan zijn een tiental praktijk-scenario’s op detailniveau uitgewerkt. In een vervolgartikel komen een aantal van deze scenario’s aan de orde. Ter afronding van dit artikel kan opgemerkt worden dat met het opleveren van deze standaard een belangrijke randvoorwaarde is ingevuld voor een optimaal gebruik van de BGT in het werkveld Beheer Openbare Ruimte.  

Figuur 6 - Mutatieverzoek. Nieuw wegdeel zonder samenhang met verdwenen groenstrook.

Naschrift

Afspraken vastgelegd in een convenantDe leveranciers willen het koppelvlak Geo-BOR graag standaardiseren. Belang-rijke drivers hierbij zijn StUF-Geo IMGeo als BGT-standaard voor de uitwisseling tussen bronhouders - SVB-BGT en LV-BGT in de BGT-keten, en het vervangen van de diverse applicatiekoppelingen tussen Geo-BOR applicaties door één standaard.Belangrijk is dat de verschillende leveranciers min of meer tegelijk overgaan naar StUF-Geo IMGeo voor het Geo-BOR koppelvlak. Een koppeling tussen verschil-lende applicaties werkt alleen als aan beide kanten hetzelfde koppelvlak is geïmplementeerd. Met de leveranciers is afgesproken om dit vast te leggen in een addendum op het huidige KING convenant. In dit convenant, dat 17 leveranciers hebben getekend (zie: http://www.geonovum.nl/nieuws/geo-standaarden/ convenant-berichtenstandaard-stuf-geo-IMGeo-voor-beheer-openbare-ruimte-onder ), is afgesproken dat de leveranciers in de eerstvolgende release, 9 maanden nadat de berichtstandaard gereed is (naar verwachting 1 maart 2013), het kop-pelvlak hebben geïmplementeerd in de betreffende software. Geonovum zal de koppelvlak standaard beheren en biedt ondersteuning in de vorm van onder andere een helpdesk, documentatie en het organiseren van beheerbijeenkom-sten. KING heeft een monitorende rol en neemt de leveranciers op in de GEMMA Softwarecatalogus (www.gemmasoftwarecatalogus.nl). Daarin is zichtbaar vanaf welke datum de leveranciers de standaard ondersteunen.

Marcel Reuvers, Geonovum, e-mail: [email protected]

Geo-Info 2013-2 29

Geo Info 02-13.indd 29 18-02-13 09:35

Page 32: Geo Info 2-2013

Verslag

GIN Oost Bijeenkomst bij Geomatics Business Park

Een paar graden onder nul. Het landschap bedekt met een laagje sneeuw. De hemel zonder wolken.

En dan rijdend in de weidsheid van de Noordoostpolder op weg naar een GIN Oost Bijeenkomst in

Marknesse. Dat beloofde veel goeds voor de bijeenkomst.

Op donderdag 17 januari ontving het Geomatics Business Park (GBP) een kleine 40 geïnteresseerden in het voormalig Nationaal Lucht- en Ruimtevaart Labora-torium. Het GBP is een business en science park voor bedrijven en kennisinstituten, die omgevingsinformatie produceren over onze leefomgeving. De basis hiervoor is kennis van processen die zich afspelen op het aardoppervlak. Het gebruik van geowetenschappen, aardobservatie en informatietechnologie levert een unieke combinatie op deze snel groeiende markt.

In de inleiding vertelde Gert van der Burg, directeur van het GBP, over de twee gescheiden werelden van de aardobserva-tie en de geo-informatie. Aardobservatie aangestuurd vanuit de Ruimtevaart en het ministerie van Economische Zaken en geo-informatie aangestuurd vanuit

het ministerie Infrastructuur en Milieu. Gert ziet beide werelden – ondanks verschillende ontstaanswijze – op zowel beleidsmatige als inhoudelijke kant naar elkaar toe groeien. Na de pauze krijgt zijn presentatie een vervolg.

De volgende spreker, Niek Schaap van Geoserve, trok direct de aandacht van

het publiek met het aankondigen van een prijsvraag. ‘Zo houd ik het

publiek scherp’, was zijn onderbouwing. Welke vraag tot een mooie prijs zou leiden, vertelde hij uiteraard niet.

Sinds 1997 is Geoserve distributeur van satellietbeelden. Ondanks dat luchtfoto’s nauwkeuriger zijn, meer detail bevatten en goedkoper zijn, worden satellietbeel-den veel gebruikt. Het doel is vaak moni-toring van gegevens. Enkele voorbeelden van projecten welke Geoserve uitvoert, zijn het detecteren van olieverspilling, visualiseren van de groei/krimp van de ijskappen, controleren van aangiften van boeren en Ice Mapping. Dat laatste heeft betrekking op het nog wel of niet kunnen bereiken van in aanbouw zijnde boorplat-forms in de Kaspische Zee. Met behulp van steeds nieuwe satellietbeelden is de actuele situatie inzichtelijk. Aan het einde van zijn presentatie stelde Niek de prijsvraag. ‘Uit hoeveel satellieten bestaat de satellietconstellatie van Geoserve’? Antwoorden kunnen gestuurd worden naar [email protected].

Hein Zelle, werkzaam bij BMT ARGOSS, was de tweede spreker. BMT ARGOSS is een adviesbedrijf dat innovatieve diensten ontwikkelt, gebaseerd op meteorologische en oceanische gegevens. Zij ondersteunt systemen voor omgevingsinformatie door het verwerken en toepassen van radar-,

optische en akoestische metingen in spe-cialistische modellen. Hein begint zijn pre-sentatie met de stelling: zonder informatie over weer en golven, is werken op zee onmogelijk. Gedetailleerde golfmodellen hebben een voorspellende functie voor de golven van over 5 dagen. Hiermee kunnen werkzaamheden op zee worden gepland. Ook het toevoegen van meteorologische gegevens aan modellen heeft – volgens Hein – veel waarde. De rookontwikkeling en de verspreiding bij bijvoorbeeld de brand in Moerdijk (2012) kon goed gevolgd en voorspeld worden (ook in verticale zin) door bekendheid met de weersomstandig-heden van dat moment. Door koppeling van data ontstaat de mogelijkheid voor het nemen van slimmere conclusies en acties in rampsituaties.

Door drukke werkzaamheden van de eerste twee sprekers is het programma iets veranderd en hebben zij eerst hun presentatie gehouden. Nu gevolgd door de eigenlijk als eerst geplande, inleidende presentatie van Gert van der Burg. Zijn pre-sentatie begint met een satellietbeeld van de aarde bij nacht. De steden duidelijk herkenbaar. Zo ook de Nijldelta in Egypte. En de politieke verschillen in Noord- en Zuid Korea zijn onmiskenbaar (zie kader). ‘Waar licht is, zijn menselijke ingrepen op de leefomgeving’, vervolgt Gert. Nu terug naar waar wij vandaag op bezoek zijn.

De volgende link geeft u een prach-tige video van de aarde bij nacht.http://www.quest.nl/video/de-aarde-bij-nacht

Geomatics Business Park is een kennisdo-mein van 120 mensen met een jaaromzet van ca. 15 miljoen euro. Binnen het GBP delen de koplopers van de geomaticasec-

Join. Share. Discover.

Gert van der Burg, directeur GBP.

2003 2013

30 Geo-Info 2013-2

Geo Info 02-13.indd 30 18-02-13 09:35

Page 33: Geo Info 2-2013

tor hun schat aan kennis, innovatievermo-gen en inzicht in (internationale) markt-segmenten. De toekomst ligt volgens Gert op het gebied van onbemande vliegtui-gen en de sensortechnologie. De uitda-ging hierbij is het bij elkaar brengen van de data en het juist toepassen.

Na deze interessante lezingen was het tijd voor een broodje, een kopje soep en

een ontmoeting met andere bezoekers. Alles voortreffelijk verzorgd door GBP.

Na de pauze sprak Hans van Leeuwen, directeur Geocycli, over CIWK: Convenant Informatieketen Water en Klimaat. Het CIWK heeft als doel verschillende partijen in de informatieketen beter te laten samenwerken bij het vertalen van high-tech gegevens (zoals ruwe satellietdata) naar ruimtelijk informatie. De focus ligt op bescherming tegen overstromen (te veel water) en voedselzekerheid (te weinig water). Het gaat daarbij om informatie die nodig is voor praktische oplossingen, zoals bijvoorbeeld irrigatieadvies voor de boer en waarschuwen tegen hoog water.Inmiddels zijn de betrokken partijen al op diverse fronten actief. Nieuwe technische mogelijkheden in de ruimtevaart en geomatica worden in snel tempo omgezet naar praktische toepassingen.

De laatste spreker, Hein Noorbergen, nam ons mee terug naar de tijd van bestellen per brief en het enkele dagen later ont-vangen van de gevraagde satellietbeel-den. Hein is werkzaam bij NLR en heeft de ontwikkeling meegemaakt van het eerder beschreven proces naar het online bestel-

len van beelden. Hij laat enkele satelliet-beelden zien, waarvan één van woensdag 16 januari jl. Op dit beeld zijn in Nederland de meren zonder sneeuw heel goed zichtbaar (zwart). Aan de hand van dit beeld kunnen schaatsliefhebbers de beste locatie selecteren. ‘Jullie zijn zeker ook betrokken bij het wel of niet doorgaan van de Elfstedentocht’, zegt iemand uit het publiek. Hein geeft ons vervolgens een kijkje in de wereld van de UAV’s, Unman-ned Aerial Vehicle. De activiteiten van de NLR op dit gebied liggen in het onderzoe-ken van het nut en de noodzaak van de eindgebruiker, het contact houden met de Nederlandse industrie en het ondersteu-nen van de overheid op het gebied van de regelgeving. Dat laatste ligt overigens erg ingewikkeld. Als toepassingsgebieden van de UAV’s noemt Hein o.a. het – bij calamiteiten – snel in beeld brengen van de locatie, monitoren van overstromingen, magazijnbeheer en gerichte en efficiënte bemesting in de landbouw. Tenslotte worden de toehoorders gewezen op de gevoeligheid van de UAV’s voor obstakels, de veiligheid en de regelgeving.  

Commissie GIN OostKatinka RoebertHans van Leeuwen.

Een kijkje in de zaal.

Geo-Info 2013-2 31

Geo Info 02-13.indd 31 18-02-13 09:35

Page 34: Geo Info 2-2013

Informatie

De Hollandse Cirkel 2013-1

Uitgave 2013-1 van het tijdschrift De Hol-landse Cirkel (DHC) bevat onder andere de volgende artikelen:• Kustnavigatie met plaatspasser, door

Otto van Poelje;• 200 jaar landelijke vastgoedregistratie

(deel 1: 1811-1850), door Zacharias Klaasse;

• Geodesie in de filatelie, door Wim Meens.

Meer informatie: www.hollandsecirkel.nl.

GIN-leden in de prijzenGIN-leden Martien Molenaar en George Vosselman in de prijzen bij het ISPRS congres in Melbourne

Van 25 augustus tot 1 september vond in Melbourne het 22ste congres van de International Society of

Photogrammetry and Remote Sensing (ISPRS) plaats. Op voordracht van Geo-Informatie Nederland (GIN)

werd Martien Molenaar, hoogleraar bij het ITC/Universiteit Twente, benoemd tot Fellow van de ISPRS. Deze

prestigieuze onderscheiding wordt toegekend aan personen die zich over een langere periode uitzonderlijk

verdienstelijk hebben gemaakt voor de ISPRS.

Martien Molenaar is sinds 1976 actief in de ISPRS en heeft de afgelopen 36 jaar veel en di ver se functies binnen de ISPRS vervuld. Zo was hij onder andere verantwoordelijk voor het weten-schappelijke programma van het ISPRS congres dat in 2000 in Amsterdam is gehouden en was hij de laatste 4 jaar president van de technische commissie Eduation and Outreach.

George Vosselman, eveneens hoogleraar bij het ITC/Universiteit Twente, ontving de

ISPRS Schwidefsky Medal voor zijn werk als hoofdredacteur van de ISPRS Journal of Photogrammetry and Remote Sensing in de afgelopen 8 jaar. In deze periode heeft hij dit tijdschrift sterk ontwikkeld. Zo is de omvang verviervoudigd en is de impact factor (de meest gebruikte maat voor de kwaliteit van een tijdschrift) meer dan verdubbeld. Samen met Hans-Gerd Maas, hoogleraar aan de TU Dresden, ontving George Vosselman ook de Karl Kraus

Medal voor hun, in 2010, verschenen boek Airborne and Terrestrial Laser Scanning. Deze onderscheiding wordt toegekend aan auteurs van excellente leerboeken op het vakgebied van de ISPRS.Het GIN-bestuur feliciteert, mede namens alle leden, Martien Molenaar en George Vosselman van harte met de verkregen onderscheidingen!  

Hendrik Westerbeek

George Vosselman (midden) en Hans-Gerd Maas met de door Orhan Altan uitgereikte Karl Kraus medailles

Martien Molenaar wordt gefeliciteerd met zijn fellowship door ISPRS President Orhan Altan.

Plaatspasser van Hr Ms Soemba (1926-1985).

Rapport ‘Aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt in geo-informatie’

Arbeidsmarkt Geo heeft het rapport ‘Aanslui-ting onderwijs en arbeidsmarkt in geo-informa-tie’ uitgebracht. De kwalitatieve marktverken-ning is tot stand gekomen in samenwerking met de NCG, ITC University of Twente en GeoBusiness Nederland. (Pag. 10: ‘Ontwikkelin-gen in het vak gaan snel, werk van cartograaf houdt op, inhoud van het vak topograaf verandert, evenals het werk van de landmeter.’) Het rapport is vanaf NCG-site te downloaden.

www.ncg.knaw.nl/Publicaties

32 Geo-Info 2013-2

Geo Info 02-13.indd 32 18-02-13 09:35

Page 35: Geo Info 2-2013

Caert-Thresoor 2012-4

Uitgave 2012-4 van het tijdschrift Caert-Thresoor bevat onder meer de volgende bijdragen:• De meetkundige grondslag van de Kaart van Delfl and van 1712

door de gebroeders Kruikius, door Cor Nonhof;• De ‘ganz revidierte Druck’ van Ferrari’s wandkaart van Suriname,

door Lowie Brink;• De Atlas der Nederlandsche Overzeesche Bezittingen in de

kaartenverzameling van het Koninklijk Instituut voor de Tropen, door Piet Broeders;

• De eerste legpuzzel voor een puzzelraam, door Geert Bekkering.

Verder wordt de rubriek Kaartencollecties in Nederland voortge-zet met die van het hoogheemraadschap van Delfl and te Delft. Algemene informatie: www.caert-thresoor.nl

Delfl a ndse kaart van het Robbeneiland (Zuid-Afrika) tegen 1700.

Hoger beroep tegen vernietiging hulpkaarten

Ir. René van der Schans te Bennekom is mede namens de leden van de werkgroep DWEC uit Ede al op 24 oktober 2012 bij de Raad van State in hoger beroep gegaan tegen het vonnis van de Rechtbank te Utrecht in de zaak tussen hen en de Raad van Bestuur van het Kadaster. Het betreft de vervanging en vernietiging van kadastrale archiefbescheiden, in het bijzonder de hulpkaarten. De gronden van het beroep betreff en de onderbouwing van het vonnis, onder meer: weglating van stukken, onvoldoende verwijzing naar de wettelijke bepalingen en verwijzing naar argumenten die eisers stellen beslist niét te hebben aangevoerd. ‘Anders dan de Rechtbank schijnt te menen, gaat het ons niet om de toegankelijkheid van de originele kadastrale archiefbescheiden, maar om de waarborging van de cultuurhistorische waarden van die stukken. Door dit vonnis blijkt het redelijkerwijs onmogelijk om op archiefrechtelijke gronden (met name art. 6 van het Archiefbesluit) bezwaar te maken tegen vernieti-ging van cultuurhistorisch erfgoed na digitale reproductie. Om deze reden vragen wij om vernietiging van het vonnis, ontvankelijkheid-verklaring, en inhoudelijke behandeling van de in deze kwestie aangevoerde archiefrechtelijke bezwaren’, aldus hun brief. Bij het ter perse gaan van dit nummer 2013-2 was de datum van behandeling door de Afdeling Bestuursrechtspraak nó g niet bekend.Adri den Boer, redacteur

Samenwerking Geometius en SenseFly

Geometius breidt haar activiteiten en leveringsprogramma uit op het gebied van luchtfotogrammetrie. Geometius heeft begin 2013 een intentieverklaring ondertekend met SenseFly, een vooraanstaand fabrikant van UAV’s. Met deze nieuwe samen-werking vergroot Geometius haar specialisme in de verschil-lende marktsegmenten.

Vooraankondiging GIN 10 jaar jong

14 februari 2003 is de vereniging Geo-informatie Nederland offi cieel opgericht.Het bestuur wil dit feit met de leden en de GI community gaan vieren in het najaar van 2013.

De ideeën gaan in de richting van een bijeenkomst, waarin we een beetje terugkijken, maar vooral vooruit kijken naar de toekomst! Met een feestelijke afsluiting van ‘GIN 10 jaar jong’ willen we proosten op de komende jaren.

Wil je mee organiseren? Graag dan een e-mail voor 15 maart naar [email protected]

informatie Nederland offi cieel opgericht.

2003 2013

GIS beperkt houdbaar?

“Vanuit de eisen van de dagelijkse bedrijfsvoering wordt door veel organisaties beperkt rekening gehouden met digitale duurzaamheid. Andere belangen, zoals verantwoording en cultuurhistorisch belang blijven echter op de achtergrond. Er zijn nauwelijks organisaties die een afgewogen bewaarbeleid heb-ben dat van toepassing is op alle digitale informatie. Dit uit zich onder andere in het gegeven dat bij de aanschaf en inrichting van systemen als bedrijfapplicaties, CAD- en GIS-systemen over het algemeen geen rekening wordt gehouden met de eisen voor duurzame toegankelijkheid.”

Uit: ‘Beperkt houdbaar? Duurzame toegankelijkheid in een digitale omgeving bij de rijksoverheid’, Inspectierapport | 20-12-2012

www.erfgoedinspectie.nl

Geo-Info 2013-2 33

Geo Info 02-13.indd 33 18-02-13 09:35

Page 36: Geo Info 2-2013

Betrouwbare GNSS correcties voor landmeten, GIS, machinebesturing, etc.

• Meest fi jnmazige RTK netwerk

• Merkonafhankelijk

• Multi-baseline oplossing

• GPS / Glonass / Galileo

Vraag vandaag nog eenproefabonnement aan!

www.lnrnet.nl Provided by LNR GlobalcomT +31 (70) 4134000E [email protected]

Vraag vandaag nog een

Probeernu

gratis!

LNR-Ad-GNSS Correcties.indd 1 12-02-13 14:09Geo Info 02-13.indd 34 18-02-13 09:35