geek girl blundert door #2
DESCRIPTION
De Geek is terug! Als Harriet Manners in Tokio is voor een heel speciale modellenklus, loopt alles in het honderd. Haar spectaculaire feitenkennis kan haar nu gestolen worden. Wat ze nodig heeft is een goed advies: hoe kan ze zich uit deze ellende redden? Eerder verscheen: Geek Girl #1. Chicklit.nl schreef: 'Dit boek is hysterisch grappig, we want more!!TRANSCRIPT
Voor mijn zus Tara.
Bij mooi weer en bij storm.
HOLLY SMALE
© 2013 Holly Smale
Oorspronkelijke titel: Model Misfit
Oorspronkelijke uitgever: HarperCollins Children’s Books, Londen
Voor het Nederlandse taalgebied:
© 2014 Uitgeverij J.H. Gottmer / H.J.W. Becht BV, Postbus 317,
2000 AH Haarlem (e-mail: [email protected])
Uitgeverij J.H. Gottmer / H.J.W. Becht BV maakt deel uit van de
Gottmer Uitgevers Groep BV
Vertaling: Margot Reesink
Omslagontwerp: Suzanne Nuis, Haarlem
Vormgeving binnenwerk: Rian Visser Grafisch Ontwerp, Haarlem
Druk en afwerking: Ten Brink BV, Meppel
ISBN 978 90 257 5691 8
ISBN 978 90 257 5692 5 (e-book)
NUR 284, 285
www.gottmer.nl
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij
elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op een andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
blunderen (blunderde, heeft geblunderd); onoverg. werkwoord1. Een stomme fout begaan. Of een heleboel achter elkaar.2. Zich vergalopperen, zwaar vergissen, bij-voorbeeld in andere mensen.3. Een flater slaan, vooral in de nabijheid van iemand die naar limoenzuurtjes ruikt.oorsprong: ontleend aan het Engelse to blun-der /blYndɘr/, van het Middelengelse blundren of blondern, dat oorspronkelijk de betekenis had ‘als een blinde bewegen’.
door bijwoord; in samenstellingen met een werkwoordbij voortduring, aanhoudend, maar dan bedoel ik ook echt de hele tijd.doorlopen, doorfietsen, doorblunderen
7
1
Mijn naam is Harriet Manners en ik ben model.
Ik weet zo zeker dat ik fotomodel ben, omdat:
1. Het maandagochtend is en ik een gouden tutu, een
gouden jasje, gouden ballerina’s en gouden oorbellen
draag. Mijn gezicht is goud geverfd en er zit een lang
stuk gouddraad om mijn hoofd gewikkeld. Meestal
heb ik op maandag iets anders aan.
2. Ik een bodyguard heb. De oorbellen zijn zo duur dat
ik niet naar de wc mag zonder dat een grote man na-
derhand mijn oorlellen nakijkt om te zien of ik ze niet
per ongeluk heb doorgetrokken.
3. Ik de afgelopen twee uur niet heb mogen glimlachen.
4. Iedereen om me heen hoorbaar zijn adem inhoudt
als ik een hapje van mijn donut neem omdat ik een
beetje flauw ben, alsof ik van de vloer heb gelikt.
5. Er een enorme camera op me gericht staat. De man
erachter roept de hele tijd: ‘Hé, model!’ en dan knipt
hij met zijn vingers.
Er zijn nog andere aanwijzingen: ik trek een duckface en ik maak
8
elke paar seconden piepkleine beweginkjes, alsof ik een robot
ben. Maar dat is ook weer geen doorslaggevend bewijs, want zo
danst mijn vader ook als er een autoreclame op tv is.
Maar goed, de laatste reden waarom ik weet dat ik een model
ben is:
6. Ik een toonbeeld van gratie, elegantie en stijl ben ge-
worden.
Je zou kunnen zeggen dat ik echt volwassen ben geworden sinds
de laatste keer dat je me hebt gezien. Ik ben ontwikkeld. Tot
bloei gekomen.
Nou ja, niet echt. Ik ben nog net zo lang en mager als zes
maanden geleden, of zes maanden daarvoor. De puberteit maakt
nog steeds geen aanstalten om mij, net als de aanvoerster van
het schoolkorfbalteam, iets van vrouwelijke rondingen te geven.
Nee, ik bedoel het metaforisch. Op een dag werd ik wakker
en waren de mode en ik twee handen op één buik. We werk-
ten samen, we hielpen elkaar. Net als de krokodil en de kroko-
dilwachter, dat vogeltje dat de bek van de krokodil in hipt en
stukjes vlees tussen zijn tanden weghaalt. Maar dan met meer
glamour en vooral wat minder onhygiënisch.
En laat ik maar helemaal eerlijk tegen jullie zijn: ik ben veran-
derd. De geek bestaat niet meer, in haar plaats is een meisje met
glamour gekomen. Populair. Cool.
Een gloednieuwe Harriet Manners.
9
2
Wat ik zeggen wou: het is fijn om helemaal op één lijn te zit-
ten met de modewereld, omdat shoots dan zo probleemloos en
gestructureerd verlopen.
‘Mooi,’ zegt Aiden, de fotograaf. ‘Wat willen we, model?’
(Snap je wat ik bedoel? Wat willen we. De mode en ik – twee
zielen, één gedachte.)
‘We willen mysterieus,’ zeg ik tegen hem. ‘We willen raadsel-
achtig. We willen ondoorgrondelijk.’
‘En waarom willen we dat?’
‘Omdat dat op het doosje van het parfum staat.’
‘Precies. Ik denk aan Garbo en Grable, Hepburn en Hayworth,
Bacall en Bardot. Maar jij kunt waarschijnlijk het beste aan een
roddelblaadje denken en dan precies het tegenovergestelde
doen.’
‘Ik snap het,’ zeg ik en ik ga verliggen op de vloer. Ik til mijn
voet op en kijk over mijn schouder heen elegant naar mijn voet-
zool. Mysterieus. Ik pak de onderkant van mijn jasje en til die een
beetje op, als een vlindervleugel, en ik draai mijn gezicht naar be-
neden. Raadselachtig. Ten slotte trek ik mijn rug hol en steek ik
mijn arm omhoog zodat ik naar de binnenkant van mijn elleboog
kijk. Ondoorgrondelijk.
‘Ik snap het.’ Aiden kijkt op van de camera. ‘Yuka Ito had ge-
lijk, model. Je doet rare dingen met je lichaam, maar het werkt
wel. Heel edgy. Heel high fashion.’
Ik zei het toch? De mode en ik. Ik wandel die muil in en uit
10
en de mode doet niet eens een poging meer om me op te eten.
‘Steek je elleboog nu de andere kant maar uit.’ De fotograaf
gaat op zijn hurken zitten, past de sluiter aan en kijkt dan weer
op. ‘Naar de camera toe.’
Chippies.
‘Weet je,’ zeg ik, zonder te bewegen, ‘raadselachtig, myste-
rieus en ondoorgrondelijk zijn tautologieën. Yuka had zich een
hoop ruimte op die verpakking kunnen besparen als ze het bij
één woord had gehouden.’
‘Beweeg die arm nu maar.’
‘Heeft ze al eens aan “sensationeel” gedacht? Dat komt van
het Franse “sensation”, voor een sterke indruk. Lijkt me wel pas-
send voor een parfum, of niet?’
Aiden knijpt in de brug van zijn neus. ‘Juist. Wil je me de on-
derkant van je schoen laten zien? We moeten die contrasterende
zool op de foto zien te krijgen.’
Ik schraap mijn keel en denk razendsnel na. ‘Maar eh... Saoe-
di-Arabië, China en Thailand dan? In die culturen is het onbeleefd
om je voetzolen te laten zien.’ In blinde paniek kijk ik de studio
rond. ‘En we willen ze toch niet tegen ons in het harnas jagen?’
Ik maak een breed en overtuigend armgebaar.
En dan ziet Aiden iets op mijn mouw zitten.
O, nee toch. Alsjeblieft niet.
‘Wat is dat?’ zegt hij. Hij staat op en loopt naar me toe. Ik
probeer wanhopig overeind te komen, maar mijn voeten zitten
verward in die enorme tutu. De fotograaf grijpt mijn arm en trekt
een minuscuul gouden stickertje van de binnenkant van mijn
mouw. ‘Wat is dít?’
‘Hè?’ zeg ik. Ik slik en probeer mijn ogen zo groot te maken
als fysiek mogelijk is.
11
Aiden kijkt naar het stickertje. ‘F= M x A?’ Dan haalt hij er nog
drie van de voering van het jasje. ‘V = I x R? Ek = ½ x M x V2?
W = M x G?’
Voor ik me kan bewegen pakt hij de schoen van mijn voet,
draait hem om en trekt een sticker van de hak. Dan trekt hij er
eentje van de binnenkant van mijn elleboog en vier uit de plooien
in het gaas van de tutu.
Hij knippert een paar keer met zijn ogen als hij ze ziet, terwijl
ik naar de vloer staar en mezelf zo klein mogelijk probeer te
maken. ‘Harriet,’ zegt hij langzaam en ongelovig. ‘Harriet Man-
ners, ben jij tijdens míjn fashionshoot je wiskunde aan het leren?’
Ik schud mijn hoofd en kijk naar een punt voorbij het linkeroor
van de fotograaf. Herinner je je de krokodil en het vogeltje nog?
Volgens mij wordt één van ons nu opgegeten.
‘Nee,’ zeg ik met mijn zieligste stemmetje. Want a) het is na-
tuurkunde en b) ik ben er de hele tijd al mee bezig.
12
3
Oké, misschien ben ik niet helemaal eerlijk geweest.
Of eigenlijk helemaal niet.
Ik ben niet veranderd. Ik ben zelfs een nog grotere geek dan
ik al was, omdat:
a) de grijze massa in mijn hersenen nog elke dag nieuwe
verbindingen aanmaakt;
b) ik nog meer feitjes ken dan vroeger;
c) mijn laatste schoolonderzoek voor de deur staat, wat
inhoudt dat mijn cognitieve vaardigheden voor de
korte termijn overuren maken.
Ik ben ook niet gracieus, elegant of stijlvol geworden, maar daar
was je zelf vast al achter gekomen.
‘Ongelooflijk,’ mompelt Aiden, terwijl hij door de foto’s klikt.
Intussen glip ik achter een gordijn achter in de studio om mijn
schooluniform weer aan te trekken.
‘Het spijt me heel erg, meneer Thomas,’ roep ik. ‘Ik wilde u
en de kroko… eh, de modewereld echt niet beledigen. Zijn de
foto’s goed geworden?’
‘Daar gaat het niet om. Weet je hoeveel andere modellen
deze klus hadden willen hebben?’
Volgens mij wel. Toen ik de laatste keer bij Infinity Models
was, ben ik door twee van hen in een kast opgesloten, waardoor
ik een belangrijke casting ben misgelopen. Ik heb zitten wachten
13
tot de schoonmaakster me eruit liet.
‘Sorry, maar vandaag heb ik mijn laatste schoolonderzoek,’
probeer ik uit te leggen, terwijl ik de enorme tutu uittrek en hard
met mijn elleboog tegen de muur stoot. ‘Om twee uur vanmid-
dag besluit het Britse onderwijssysteem of ik een kans maak om
ooit een prijswinnend natuurkundige te worden. Mijn hele toe-
komst hangt af van vandaag.’
Ik trek mijn schooltrui aan, die meteen blijft haken aan het
gouddraad dat nog om mijn hoofd zit. Er valt een stilte, terwijl ik
de ‘kleedkamer’ in en uit hinkel met mijn trui over mijn gezicht
en met armen die door de lucht zwaaien als manische konij-
nenoren.
‘Hmm,’ zegt Aiden instemmend, terwijl hij doorklikt. ‘Jij gaat
vast en zeker nog wel eens een Nobelprijs winnen.’
‘Op je natuurkundeschoolonderzoek gaat het niet over je let-
terlijke ruimtelijke bewustzijn,’ hijg ik, terwijl ik naar mijn hoofd
grijp en tegelijkertijd met mijn knie tegen de wand stoot. ‘Het
gaat om conceptueel ruimtelijk bewustzijn. Dat zijn twee heel
verschillende dingen.’
En dat is maar goed ook, want het draad op mijn hoofd is zo
te zien aan alles blijven hangen wat zich binnen een straal van
twee meter bevindt. Ik heb mijn gedetailleerde ‘Hoe kom ik op
tijd op school’-schema in mijn tas zitten, maar daar staat niet in
‘Hoe bevrijd ik mezelf van een gordijnring’.
‘Het geeft niet, Harriet,’ zeg ik, terwijl ik hulpeloos rondjes
draai. ‘Je hebt nog een uur en elf minuten om met de trein op
school te komen. En met een taxi een uur en zestien minuten.
Zeeën van tijd.’
‘Eh... Je weet dat de klok daar aan de muur achterloopt?’
Ik sta pardoes stil.
14
O, mijn god. O, MIJN GOD. Ik wist dat er een reden was waar-
om we het met godsdienst over karma hebben gehad.
‘Nee,’ piep ik en ik ruk mezelf los uit het draad, wat me aardig
wat haar, een gordijnring en een half schooluniform kost en me
een schram op mijn wang oplevert. ‘Hoeveel loopt hij achter?’
‘Een uur,’ zegt Aiden.
En daarmee vallen mijn ‘Hoe kom ik op tijd op school’-schema
én mijn hele toekomstplanning aan duigen.
15
4
Dit is ook weer zo typisch.
Die ene keer dat mijn vader niet bij een fotoshoot is en niet
probeert ‘de boel een beetje gezellig te maken’ door een arm of
been van een paspop te grijpen en te doen of hij drie armen en
vier benen heeft, is nu net de keer dat ik hem echt nodig heb.
Maar pap heeft een sollicitatiegesprek en ik heb nu minder
dan vijftig minuten om een afstand van een uur af te leggen.
Zoals de taxichauffeur al zegt, als ik in de taxi stap en vraag of
hij wil doorrijden: ‘Ik kan niet sneller als het verkeer, Goudhaar-
tje. Ik bén het verkeer, snap je?’
Dat zou ik wel willen opvatten als een soort schrijnende, al-
gemene waarheid, als ik het niet te druk had om mezelf zo licht
mogelijk te maken zodat we sneller kunnen. En als ik zijn gram-
matica niet hoefde te corrigeren.
Verder kan ik niets meer doen. Dankzij de wetten van de na-
tuurkunde – en van de ironie – wordt de aankomsttijd bij mijn
schoolonderzoek blijkbaar niet beïnvloed als ik a) ga huilen b) ga
hyperventileren of c) ‘chippies’ blijf zeggen tot de chauffeur het
tussenraampje in de taxi dichtdoet en de schakelaar overhaalt
zodat hij me niet meer kan horen.
Dus dan kan ik de tijd net zo goed nuttig gebruiken en jullie
vertellen wat er de afgelopen zes maanden is gebeurd.
Hier is een korte samenvatting:
1. Ik ben alleen maar minder populair geworden.
16
Geek + model = een volkomen nieuwe collectie graf-
fiti op je bezittingen.
2. Ik probeer er niet meer zo veel om te huilen. Ieder
mens huilt gemiddeld 121 liter tranen in zijn leven en
ik kan het me niet veroorloven om op te drogen voor-
dat ik in mijn eindexamenjaar zit.
3. Mijn vader heeft nog steeds geen werk en Annabel
werkt nog steeds als advocaat. Dat verdient vermel-
ding, want mijn stiefmoeder is nu zeven maanden
zwanger en mijn vader is dat beslist niet.
4. Een mens eet blijkbaar gemiddeld duizend kilo voed-
sel per jaar: het gewicht van een volwassen olifant.
Annabel doet in haar eentje een poging om dat cijfer
op te krikken. Ze is reusachtig.
5. Mijn beste vriendin Nat is zestien geworden, maar ik
nog niet. Dat betekent dat Nat nu legaal in Georgia
(VS) na elf uur ’s avonds mag flipperen en in Groot-
Brittannië solo een vliegtuig mag besturen – en ik
niet.
6. Ik heb twee keer als model gewerkt voor Baylee, een
paar go-sees gedaan (tenzij ik me probeerde nuttig te
maken in een kast) en dat was alles.
7. Ik ben eindelijk tot de pijnlijke conclusie gekomen dat
mijn haar niet rossig is.
17
8. Het is rood.
En dat was het. Voor de rest is alles hetzelfde gebleven.
Mijn stalker, Toby, hangt nog steeds om me heen als een soort
maan met een snotneus en mijn aartsvijandin, Alexa, haat me
om onbegrijpelijke redenen nog steeds.
Mijn agent, Wilbur, verzint nog steeds woorden als hij daar
zin in heeft en mijn modeontwerpster, Yuka Ito, is nog steeds
verschrikkelijk eng.
Mijn hond, Hugo, proeft nog steeds van alle plakkerige dingen
die hij op de stoep ziet liggen en ik heb mijn schoolboeken nog
steeds op alfabet, op kleur en op vak in de kast staan.
Want zo gaat het in het leven: mensen en situaties en honden
veranderen niet zo vaak, zelfs al heb je heel zorgvuldig plannen
opgesteld om ze wel te veranderen.
En als ik het hierbij kon laten, zou ik dat graag doen. Want het
is best een leuk lijstje, vind je niet? Een leuk, positief lijstje, waarin
ik uitkijk naar een hele zomer met Nat, een splinternieuwe en
graffiti-loze tas voor volgend schooljaar en binnenkort de moge-
lijkheid om legaal een vliegtuig te besturen als ik daar zin in heb.
Maar daar kan ik het niet bij laten, want er is nog iets gebeurd. En
daardoor leken alle andere dingen – voor een tijdje, tenminste –
minder belangrijk:
9. De jonge leeuw heeft het uitgemaakt.
18
5
Redenen om niet aan Nick te denken1. Hij zei dat ik het niet moest doen.
Maak je geen zorgen, het is niet zo erg als het klinkt.
Nou ja, ergens is het natuurlijk precies zo erg als het klinkt. Vier
maanden na onze eerste zoen zei Nick tegen me dat we elkaar
maar niet meer moesten zien en toen verdween hij abrupt uit
mijn leven. Ik heb sindsdien niets meer van hem gehoord of ge-
zien. Geen sms’je. Geen belletje of voicemail. Geen e-mail. Geen
tweet of Facebook-berichtje. Geen fax (hoewel ik me afvraag wie
er tegenwoordig nog faxt, maar de optie is er nog wel, of niet?).
Maar het geeft niets. Als je, zoals ik, bijna zestien jaar lang
romans over de liefde leest, gedichten over de liefde scandeert,
naar liedjes over de liefde luistert en films over de liefde ziet, dan
krijg je best een aardig idee hoe een liefdesverhaal in het alge-
meen gaat.
Iedereen weet dat het in de dramatische hoogte- en diepte-
punten zit of iets een echt liefdesverhaal is – zo’n verhaal waar
mensen een film van maken – of een saai verhaal waar niemand
over wil schrijven of zingen.
Zou Pride and Prejudice zo populair zijn als Darcy en Lizzie op
het eerste bal al iets kregen?
Zou Wuthering Heights een klassieker zijn als Cathy voor
Heathcliff koos?
Zou Romeo en Julia op scholen worden gelezen als ze na een
19
relatie van een paar jaar waren getrouwd en naar een buitenwijk
van Mantua waren verhuisd?
Precies.
Dus zelfs als jouw liefdesverhaal erop neerkomt dat iemand
je dumpt en dan terugverhuist naar Australië, moet je gewoon
niet toegeven dat er een belemmering is en dan komt diegene
vanzelf terug. Dat weet iedereen.
Oké, het heeft al meer dan twee maanden geduurd, dus Nick
doet er wel een beetje langer over dan de bedoeling was, maar
hij is vast al onderweg.
Ik hoef alleen maar te wachten.
In de tussentijd probeer ik niet aan hem te denken. Ik denk
niet aan zijn koffiekleurige huid, of zijn grote zwarte leeuwen-
krullen, of zijn groene geur, of zijn ogen die een beetje schuin
staan. Ik denk niet meer aan zijn wipneus of aan zijn brede glim-
lach of hoe hij met zijn duim over mijn knokkel wreef als hij mijn
hand vasthield, of dat hij me op het puntje van mijn neus tikte
als ik had geniest (dat was heel onhygiënisch maar om een of
andere vieze en zeer verontrustende reden vond ik het wel leuk).
Ik denk er niet meer aan dat hij me het gevoel gaf dat ik een
vuurvliegje was: alsof een deel van me vol vuur zat en het andere
deel kon vliegen.
Ik denk er niet aan dat ik de hele tijd bij hem zou zijn, voor
zover dat kon.
En ik denk er helemaal nooit aan dat ik dit deel van mijn lief-
desverhaal eigenlijk helemaal niet leuk vind. Ik had liever zo’n
saai verhaal gehad, waarin Nick er nog was en alles bij het oude
was gebleven.
Zelfs al waren alle regels van de romantiek daarmee verbro-
ken.
20
De chauffeur schraapt zijn keel.
‘Verliefd, Goudhaartje?’ knipoogt hij naar me in het achteruit-
kijkspiegeltje, terwijl hij naar me zwaait. ‘Dan snap ik het.’
Ik kijk verrast naar het anatomisch correcte hart dat ik op het
raam heb zitten tekenen, en dan bloos ik en veeg ik het weg.
Subtiel, Harriet.
‘Nee hoor,’ zeg ik zo nonchalant mogelijk. ‘Ik eh... ben mijn
biologie voor volgend jaar aan het voorbereiden.’
‘Vast wel.’ De chauffeur grijnst. ‘Maarre, had je geen haast?
Je moest toch schoolonderzoek doen?’ Hij knikt. ‘Je hebt nog
vier minuten.’
Ik knipper een paar keer met mijn ogen. De auto staat stil,
vlak voor mijn school. Ik had niet eens gemerkt dat we waren
gestopt.
‘Maar...’ zeg ik en ik graai in mijn schooltas naar mijn porte-
monnee, ‘hoe heeft u dat gered?’
De chauffeur haalt zijn schouders op. ‘Ik kan toveren,’ zegt hij
nuchter. ‘Net als die grote dikke uit Harry Potter.’
Ik kijk op. Hij ziet er inderdaad uit of hij uit een andere wereld
komt. Als een sprookjeswezen met nogal veel lichaamshaar.
‘En ik heb te snel gereden,’ voegt hij er opgewekt aan toe.
‘Dat is dan tachtig pond, schat. Toverkunst is ook duurder ge-
worden. Nou, opschieten. Je hebt nog drie minuten.’