examen vs3 gods
DESCRIPTION
samenvatting examenTRANSCRIPT
1
Godsdienst januari 2014
Deel 1
Terminologie OT en NT
Nieuw versus oud Oud: versleten, voorbijgestreefd
Nieuw: start, begin
Het NT wordt opgevat als een ‘nieuw’ begin waardoor het ‘oude’ wordt afgesloten. Maar: het nieuwe
vervangt het oude niet!
Het OT vertelt over het oudste verbond dat God met de mensen sloot en vormt zo de moederschoot
waarbinnen Jezus opgroeide.
Tussen het OT en NT is een geloofsdoorstroming: Messiasprofiel uit het OT wordt weerspiegeld in de
Jezusfiguur.
Het is aan elke ‘nieuwe’ generatie om de ‘oude’ woorden actueel te interpreteren.
Testament = geschrift afkomstig van gestorven persoon
= document dat zaken uit het voorbije leven definitief afhandelt
> Berith: verbond
> Diathèke: verbond / wilsbeschikking
De oorspronkelijke betekenis van dit woord is berith: verbond. Dit verwijst naar een wisselwerking
tussen 2 personen.
2
De wereld van het Nieuwe Testament
Periode van de 2de tempel 539 v. Chr. – 70 na Chr.
Einde van 1ste tempel en Babylonische ballingschap In 597 v. Chr. breekt Juda de vazalliteit met Nebukadnessar.
Gevolgen:
Bestorming van Juda
o Juda was centrum van nationale en spirituele leven
o Tempel van koning Salomo op Sionsberg was enorm belangrijk voor geloof
Ballingschap van priesters, houtbewerkers, …
De ballingschap leidt tot een overgang van tempelgodsdienst naar een godsdienst van het boek. Via
de tekst, en niet meer via heiligdom, wordt contact gemaakt met God.
De boekrollen die werden meegenomen uit Juda, werden in Babylon bestudeerd en mondelinge
teksten werden neergeschreven.
De Perzische overheersing 539 v. Chr. – 333 v. Chr. De perzen nemen het Babelse rijk over en voeren een tolerantiepolitiek: de overwonnen volkeren
mogen eigen tradities en godsdienst behouden.
Perzische keizer Cyrus (geliefd bij Joden!) laat de ballingen terugkeren naar Juda om de stad opnieuw
op te bouwen + tempel op te richten.
Het godsdienstig centrum verplaatst zich opnieuw naar Juda, maar onderweg vormen zich
verschillende Joodse nederzettingen.
De ballingen worden niet warm onthaald door de Israëlieten die wel mochten blijven tijdens de
ballingschap:
priesters boden geen moreel leiderschap
heel wat niet-joden gevestigd
Toch maakt de groep ballingen zich religieus en moreel opnieuw sterk: de tempelcultus wordt
verdrongen door een geestelijke discipline op basis van de Thora.
Onder Ezra, een Joodse beambte, wordt de Thora een heilige tekst, ‘de wet van Mozes’. Deze tekst is
geschreven in het Hebreeuws: een taal die, sinds de ballingschap, enkel nog cultustaal gebleven is.
De internationale taal van toen was het Aramees.
De Hellenistische overheersing 333 v. Chr. – 63 v. Chr. Judea komt in Griekse handen, maar: de instellingen van de Perzen blijven intact en de traditionele
wetten en gebruiken worden bevestigd.
3
1. Alexander de Grote
Schijnbare zelfstandigheid
Hellenisering: Griekse cultuur overal laten doordringen
bouwen van Griekse steden, theaters,…
Koiné-Grieks als taal: elke geletterde verstond deze taal en dat zorgde voor
eenheid. Het platteland behoudt eigen taal, maar wie hogerop wilde, moest
Koiné-Grieks leren.
2. Opvolgers van Alexander de Grote
Na de dood van Alexander wordt het rijk verdeeld onder generaals
Ontstaan van 2 vijandige rijken die strijden om Palestina
Seleucidische Rijk, hoofdstad Antiochië
Ptolemeïsche Rijk, hoofdstad Alexandrië
Helleniseringsproces sneller onder Seleuciden
Opeisen Griekse levenswijze
Verzet apartheidsstatuur Antiochus III
Joden eisen aanpassing aan hellenistische omgeving voor Jeruzalem:
bepaalde Bijbelse voorschriften worden niet meer opgevolgd, Griekse goden
vereerd,…
Hellenisering leidt tot conflict binnen Joodse gemeenschap
Hoogtepunt conflict onder Antiochus IV
a) Steden gesticht naar Grieks model op strategische plaatsen
b) Manifestatie van God = Zeus
c) Speciaal statuut van Jeruzalem afgeschaft
d) Cultus van Zeus ingevoerd
e) Hogepriester vermoord
f) Wie trouw is aan oude wetten wordt vervolgd
Trouwe Joden in opstand o.l.v. Mattatias
Steun van Chassideëen = Joden die herstel van godsdienstvrijheid willen
Rome biedt de Joden hulp: de Makkabeëers sluiten een verdrag met hen
162 v. Chr.: Judas de Makkabeëer verkrijgt godsdienstvrijheid. Tempel wordt
opnieuw ingewijd
1ste doel van opstand = bereikt
152 v. Chr.: Judas wordt hogepriester en ook burgerlijk en militair leider van Judea
2de doel van opstand = bereikt
142 v. Chr.: Simon krijgt vrijstelling voor belasting
De Hasmoneëen terug aan de macht
> Hasmon, voorouder van Mattatias
3. De Hasmoneëen
De Makkabeëen hebben heel wat verkregen: godsdienstvrijheid, tempel, vrijstelling
belasting, politieke onafhankelijkheid,…
Start expansiepolitiek, maar steun nodig Grieksgezinde aristocraten
4
Om deze steun te krijgen zullen ze moeten instemmen met het
helleniseringsproces, wat hun ondergang zal betekenen
Verschillende leiders:
Simon Welvaart
Hebreeuws opnieuw ingevoerd, leeft naast Koiné-
Grieks
Hebreeuwse literatuur leeft op, bv.: bibliotheek van
Qumran
Wordt vermoord, zoon volgt hem op
Johannes Hyrkanus Bloedige expansiepolitiek
Verwoest tempel van Samaritanen op Gerizzimberg
Idumeëers (leven in Zuid-Judea) gedwongen tot Joodse
godsdienst en besnijdenis
Chasideëen (wetsgetrouwe Joden) verzetten zich;
Hyrkanus kan enkel nog rekenen op Grieksgezinde
sadduceëen en hogere, Grieksgezinde aristocratische
kringen
Na 30 jaar regeren sterft hij, zoon grijpt macht
Aristobulus I Laat moeder en broers gevangen nemen
Expansiepolitiek verdergezet
De streken die hij onderwerp, waren praktisch Heidens.
Toch verplicht hij de Joodse godsdienst en de
besnijdenis
sterft
Alexandra Salomé de vrouw van Aristobulus laat de moeder en broers vrij
en huwt een broer: Alexander
ze storen zich niet aan de Joodse wet die zegt dat een
weduwe en een hogepriester niet mogen trouwen
expansiepolitiek
ontevredenheid komt tot uitbarsting o.l.v. Farizeëen
Alexander slaat terug: 800 Farizese leiders vermoord
Ontstaan van Essenen: Joden die overeenkomsten
tonen met Farizeëen; gemeenschap in woestijn
Qumran
Alexander Janneüs
5
Alexander sterft, Alexandra neemt over
Rijk kent vrede tot haar dood: haar zoon krijgt
leiderschap in handen
Hyrkanus II - Aristobulus verzet zich tegen de macht van Hyrkanus:
hij verslaat het leger van zijn broer en laat hem alle
functies overdragen
3de partij ten tonele: Antipater kiest kant van Hyrkanus
Oorlog verklaard aan Aristobulus
Aristobulus voelt naderend verlies en trekt zich terug
Pompeius in Syrië: wil rest van Seleucidenrijk inlijven
Wie in Judea macht wil, moet op goed blaadje staan bij
Romeinen
3 gezantschappen naar keizer
Aristobulus II
Antipater
Pompeius Verjaagt Nabatese koning
Aristobulus maakt van de Tempelberg een sterke
vestiging uit vrees dat Pompeius voor Hyrkanus zal
kiezen
Pompeius dringt de tempel binnen, maar laat alles heel
Hyrkanus wordt vazalvorst + hogepriester; hiermee
stijgt ook aanzien van Antipater
Aristobulus afgezet en als slaaf verkocht
4. De Romeinse overheersing pre-herodiaanse periode 63 v. Chr. – 37 v. Chr.
Judea wordt toneel van strijd om macht tussen Roma en plaatselijke
vooraanstaanden = rust en onzekerheid
Judea opgenomen in Romeinse provincie Syrië
Zekere vrijheid + bescherming door Romeinse keizer dankzij verdrag met
Makkabeëers
Jodendom wordt religio licta: toegelaten godsdienst
Hyrkanus behoudt hogepriesterschap voor zichzelf en nakomelingen
Antipater versterkt zijn greep: door Caesar tot procurator benoemd na hulp in
Egypte + zoon Herodes wordt gouverneur van Galilea
Antipater wordt vermoord
Hogepriester Antigonus probeert vergane glorie van Hasmonese dynastie te
herstellen
Herodes drukt deze herstelling de kop in en wordt benoemd tot koning der Joden
Antigonus wordt vermoord
6
Aristobulus III wordt hogepriester
Aristobulus III wordt vermoord
Herodes de Grote: 37 v. Chr. – 4 v. Chr.
Met de titel van ‘Koning der Joden’ regeert hij over een gebied zo groot als onder
Alexander Janneüs
Kan zelf geen hogepriester worden wegens Idumeese afkomst en moet familielid
bnoemen
Gevaarlijk: hogepriester had veel invloed op publieke opinie
Geeft zichzelf het recht hogepriester te worden
Huwt met zus van Aristobulus III om banden met Hasmonese dynastie aan te sterken
Laat uiteindelijk alle leden van hasmonese dynastie ombrengen, alsook zijn vrouw
Herodes als overgangsfiguur tussen priesterlijke, Hasmonese dynastie &
geseculariseerd bewind onder Romeinen
Absolute heerschappij over Palestina, gesteund door keizer Augustus
Economische heropleving van Palestina
Visindustrie
Grote bouwwerken waarmee de Grieks-Romeinse cultuur verspreid werd:
nieuwe havenstad, tempel, paleis, burcht, mausoleum
Probeert gunst van de Joden te winnen
restauratie en verbouwing van tempel
Pleidooien bij keizer ten gunste van Joden
Bouw van synagogen
Joden krijgen grote invloed
Religio licta
Ondanks de vele inspanningen wordt Herodes gehaat door de Joden: vreemdeling
met hellenistische cultuurpolitiek
Deze haat zet de Farizeëen aan om zich uit het politieke leven terug te trekken en
zich te wijden aan studie van de wet
Nakomelingen Herodes 4 v. Chr. – 66 na Chr.
Na de dood van Herodes zijn er onlusten in Palestina. De Romeinse overheid onderdrukt
deze met geweld, Sephoris wordt platgebrand; keizer Augustus stelt de 3 zonen van Herodes
aan, maar geen enkele zal de koningstitel dragen.
Archelaüs Aangesteld als etnarch over Judea, Samaria en Idumea
Gebied komt onder rechtstreeks Romeins bestuur: de
sadduceëen verdragen de vernederende positie onder de
Herodessen niet langer
Tot 66 na Chr. zal Judea bestuurd worden door Romeinse
procuratoren*
7
De procurator van Judea verblijft in havenstad Caesarea; komt
enkel naar Jeruzalem om de orde te handhaven tijdens
feesten
Herodes Antipas Heerser Galilea en Perea
Laat Johannes de Doper terechtstellen na verwijten over het
verstoten van zijn vrouw
Bouwt Tiberias op, stad die na 70 centrum zal worden van de
heilige studie
Herbouwt Sephoris
Aangeklaagd en afgezet als koning van Galilea
Was landsheer van Jezus; daarom zond Pilatus Jezus naar hem
Filippus Heerser Noord-Transjordanië (dekapolis)
Bouwt 2 steden ter ere van Romeinse keizer: Caesarea Filippi
& Betsaïda Julias
Succesvolle regering
Procuratoren
1. Wie zijn ze?
Militairen, rechtstreeks benoemd door keizer
Staan aan hoofd van gebieden die bijzondere zorg nodig hebben (strategische belang, explosief karakter,…)
Alleen verantwoording aan keizer schuldig
Wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht
Alleen hij kan doodstraf uitspreken en uitvoeren
Onder hen blijft het Sanhedrin bestaan, maar wel zonder politieke macht
2. Pontius Pilatus, landvoogd over Judea
Meest beruchte landvoogd
Bevolking komt verschillende keren in opstand onder zijn regering
Gebruikt offergeld van de tempel voor aanleg van aquaduct
Wordt uiteindelijk door Rome afgezet na bloedige neerslag van bedevaart
3. De terechtstelling van Jezus
De terechtstelling van Jezus beschrijft Josephus Flavius als een van de misdaden van Pilatus
Politiek aspect proces: latent aanwezige probleem van Hasmonese dynastie
Voor het Hasmonese vorstenhuis is Jezus een bedreiging, daarom brengen ze hem voor Pilatus
8
Agrippa I
Restauratie rijk Herodes de Grotes
Periode van 1ste christengemeenten
Kleinzoon Herodes de Grote
Wil gunst winnen van Farizeëen en nationalisten
o Naleven van wet (F)
o Vermoorden Jakobus de Meerdere, broer Johannes de Doper (N)
Sterft onverwachts
Agrippa II
Na de dood van Agrippa I komen procuratoren aan de macht
Koning van Chalkis
o Supervisie tempel
o Recht zichzelf tot hogepriester te benoemen
o Verhoort Paulus bij diens aanhouding
Kiest kant van Romeinen tijdens Joodse opstand uitbreiding van rijk
De eerste opstand tegen Rome 66 – 70
Corrupte gedrag van de procuratoren veroorzaakt Joods verzet tegen Rome
Landvoogd vergrijpt zich aan tempelschat: revolte
Priesters en Farizeëen proberen alles in goede banen te leiden
Rome stuurt legeroverste: Vespasianus
Verovert Galilea
Neemt Flavius Josephus gevangen
Johannes van Gischala, leider van opstand, vlucht en brengt verdeeldheid onder de
Zeloten
Na moor op Nero wordt Vespasianus keizer
Judea onder zijn zoon Titus
De uitgehonderde stad valt in handen van de Romeinen: tempel en stad gaan in
vlammen op
De burcht bij Masada houdt nog stand, maar na 4 jaar word collectieve zelfdoding
gepleegd
Gevolgen
Tempel, priesterschap, Sanhedrin, … verdwijnen
Jodendom heeft centrum verloren
Hergroepering van centrum rond meer van Galilea
Breuk tussen Joden en Christenen neemt scherpe vormen aan
Aanhangers van Jezus worden uit Joodse gemeenschap gesloten
door Farizeëen
Val van de tempel – nu 1. Tot aan de 2de opstand tegen Rome 70 – 135
Na de verwoesting van de tempel was de politieke rol van Jeruzalem uitgespeeld.
Een klein aantal Joden bleef leven tussen het puin.
Met goedkeuring van de Romeinse bezetter wordt een leerhuis opgericht in Jamnia
dat de leidende rol zal overnemen van de priesters en tempel in Jeruzalem.
Synagogen winnen aan betekenis: ze worden leerscholen o.l.v. rabbijnen. Men houdt
9
zich bezig met de studie van de wetspraktijk met het oog op restauratie van de
tempel.
Keizer Hadrianus bezoekt de ruïnes van Jeruzalem en geeft opdracht er een
Romeinse stad te bouwen met een tempel ter ere van Jupiter. Dit vormt de
aanleiding tot de 2de opstand: die van Simin Bar Kochba.
Ze lijken de opstand te winnen, tot de Romeinen Jeruzalem uiteindelijk weer
innemen.
Op de plaats van de vroegere tempel komt er een voor Jupiter en geen enkele Jood
mag Jeruzalem nog betreden. Ook komt er een besnijdenisverbod.
Toch gaat het Jodendom niet ten onder: dankzij de Farizese wetgeleerden wordt de
traditie vastgelegd in verzamelingen van overleveringen en Bijbelcommentaren.
2. Palestina na de 2de opstand 2de – 4de eeuw
Judea wordt ‘Syria-Palestina’.
Het Christendom wordt vervolgd als Joodse sekte. Daarom worden Jeruzalem en
Judea, al tekenen van Joods nationalisme, van de kaart geveegd en gevangen door
‘Palestina’.
De maatregelen tegen de Joden worden ongedaan gemaakt. Overal in het Romeinse
rijk wonen Joden die nog contact hebben met de Joodse gemeenschap in Palestina.
Daarom wordt het opnieuw een religio licta en wordt de besnijdenis weer
toegelaten. Het proselitisme (= maken van bekeerlingen) wordt verboden.
De Joodse gemeenschap krijgt een zekere vorm van zelfstandigheid.
De economische crisis werkt emigratie in de hand: Palestijnse Joden trekken weg van
het Romeinse Rijk en zo verliezen de leerscholen van Palestina hun publiek. Er
worden maatregelen ondernomen, zoals huwelijkswetgeving, maar tevergeefs.
In deze tijd ontstaan belangrijke delen van de Talmoed. De mondelinge verklaringen
van rabbijnen en schriftgeleerden worden opgenomen in het boek.
3. Christelijk-Byzantijnse periode 4de – 7de eeuw
= regering van Christelijke Romeinse keizers vanaf Constantijn
In het RR is het Jodendom een van de vele godsdiensten. Zolang alles binnen de
perken blijft, is er geen probleem. Maar het statuut van het Jodendom verandert
binnen een Christelijk Imperium. In 324 verslaat Constantijn zijn Oost-Romeinse
collega en wordt zo heerser over Judea.
Jeruzalem wordt weer religieus centrum. Op de plaats van de kruisiging en verrijzing
van Jezus komt de Anastasis-kerk. Palestina wordt ene christelijk land.
10
Het Christendom is aanvankelijk een religio licta, en wordt later staatsgodsdienst: de
kerk ziet zich bevestigd in de strijd met de Joodse kerk.
Keizer Constantijn beoogt het isolement van de Joden: uitgesloten van openbare
ambten, getuigenis voor rechtbank is ongeloofwaardig, heropbouw van synagogen
verboden, …
In 614 word Palestina veroverd door de Perzische Sassaniden met behulp van het
Joodse volk. Christenen worden gedood en heiligdommen verwoest. Voor korte tijd
wordt Jeruzalem weer een Joodse stad, maar in 616 laten de Perzen het bestuur
weer over aan de Christenen.
4. Veroveringen door de Islam 638 – 20ste eeuw
638: kalief Omar verovert Jeruzalem na beleg van 1 jaar: het wordt een 2de Mekka.
Waar vroeger de Joodse tempel stond, komt nu de El-Aqsa moskee. Volgens Joodse
traditie is dit de berg ‘Moria’, plaats waar Abraham zijn zoon offerde. In de
Byzantijnse tijd lag het tempelplein verlaten: bewijs dat God zelf een einde maakte
aan het Jodendom.
Tot in 1917 behoort Palestina tot de Islamitische wereld. De ME zijn daarbinnen een
turbulente periode: Europese kruisvaarders, Mameluken, Turkse sultan, Napoleon ,
…
De veroveringen van de Islam brengen een hereniging tot stand in de Joodse
gemeenschap. Joden en Christenen genieten onder ‘het verdrag van Omar’ van
bescherming binnen de islamitische wereld. Over de gehele islamitische wereld komt
een uitgebreid Joods handelsnet tot stand.
Kalief = plaatsvervanger van Mohammed
Zionisme In de 2de helft van de 19de eeuw is er anti-semitisme en groeiend nationalisme: de Joden willen een eigen staat. Theodor Herzl werkt dit idee uit en schrijft er een boek over.
De staat moet komen in het beloofde land > Zion Joodse meerderheid moet zich in deze staat bevinden De grenzen van Palestina zijn onderwerp van discussie
Eind 19de eeuw emigreren Joden naar Amerika en Europa. Een kleine groep trekt naar Palestina en richt er kolonies op. De religieuze interpretatie van de staat krijgt de bovenhand. In de eerste helft van de 20ste eeuw is het rumoerig in het Midden-Oosten: de Ottomanen kiezen de kant van Duitsland, de Arabieren die van de geallieerden. Hen wordt beloofd dat men zal helpen een Arabisch grondgebied in het MO
11
onder Arabisch bestuur te plaatsen. Na WOI wordt de hele regio van MO opgedeeld onder verschillende koningen. Palestina komt onder Brits bestuur, maar wordt geen koninkrijk. Veel emigratie door economische recessie en opkomst van Nazisme. In ’36 organiseren de Palestijnen een staking tegen deze vorm van immigratie + tegen de Britse bezetting. Deze staking mondt uit in rellen en groeit uit tot een heuse opstand. De Britten willen een immigratiestop doorvoeren, maar dit krijgt nooit echt opvolging.
5. De staat Israël
Door de oprichting van de VN wordt recht op zelfbeschikking voor volkeren erkend.
Palestina komt onder Brits VN-mandaat, maar de situatie is explosief: de zionistische
milities bevechten Palestijnen en Britten.
In ’47 volgt een voorstel tot verdeling: Joodse staat voor 55% op Brits
mandaatgebied en 45% Arabische staat. Voor Jeruzalem en omstreken wordt een
internationaal statuut erkend onder VN-bestuur.
Probleem: VN bezit Palestina niet en kan het dus ook niet weggeven.
Ben Goerion roept in ’48 de ‘Joodse staat Israël’ uit. De Palestijnen en Arabische
gebieden zien dit als oorlogsverklaring, maar zijn niet opgewassen tegen de
zionistische milities.
Tot vandaag is het zoeken naar de officiële grenzen van Israël. Palestijnen slaan op
de vlucht en komen terecht in de buurlanden.
Israël is niet opgericht door de VN, maar via kolonisatie en oorlog tot stand gekomen.
De VN neemt Israël wel op als lidstaat.
12
Het Jodendom in Palestina
De Farizeëen
1. Oorsprong
> afgezonderden; degene die zich ver van onreinheid houdt
synoniem: schriftgeleerde
De voorlopers van de Farizeëen zijn de Chassideëen: een lekenbeweging die ontstond in de
2de eeuw v. Chr. De verschillende overheersingen in Israël worden beschouwd als bedreiging
voor de zuiverheid. Ze ijverden voor strikte trouw aan de wet. Ze waren niet gewelddadig,
maar durfden naar wapens grijpen vanuit hun ijver voor de wet.
De term wordt voor het eerst gebruikt door Flavius Josephius. Op dat moment vormen ze
een machtige groep met veel invloed op het volk. Ze steunden de Hasmonese vorsten tot de
expansiepolitiek van Janneüs hen dwingt tot een breuk
2. Waarvoor staan ze?
Concentreren zich op de wet: geschreven, mondeling & eigen uitleg
Studie van de wet en het onderhouden ervan leidt tot diep geloof
Enkel wanneer de wet wordt nageleefd, zal de Messias komen
Ze leggen de Thora uit in de synagogen (=missionaire ijver!)
Groot aanzien
Grote invloed
Oog voor wijzigende levensomstandigheden
Mondelinge traditie beschouwd als verplicht
Na de verwoesting van de tempel bieden ze het volk een alternatief aan: godsdienst
en identiteit bewaren in een nieuwe levenssituatie zonder tempel en offers. Thora
als enige houvast
3. Ongunstige naam
3 factoren spelen een belangrijke rol:
a. De Farizeëen zijn het niet eens met Jezus’ kritiek op de tradities die voor hen heilig
waren. Er ontstaat dus een botsing met Jezus’ vrije optreden tegenover wetten en
gebruiken.
b. Wanneer de evangeliën geschreven worden, gaan Joden en Christen uit elkaar. Elke
Jood die overgaat naar het Christendom wordt uitgesloten door de Farizeëen, die op
dat moment leiders van de Joden waren.
c. De eis tot wetsgetrouwheid houdt 3 risico’s in:
Hypocrisie: wie volmaaktheid predikt riskeert verwijt van
schijnheiligheid
Absolute trouw aan de wet kan leiden tot muggenzifterij
13
Gevaar van zelfgenoegzaamheid: misplaatste fierheid over eigen
religieuze prestatie kan leiden tot illusie van autonomie tegenover
God.
4. Strekkingen binnen Farizeïsme
a. School van Hillel
Hillel is een invloedrijke rabbi t.t.v. Herodes de Grote. Staat open voor vernieuwing
en wint aan populariteit. Wordt theoreticus achter Farizeïsme.
b. School van Sjammai
Sjammai was ook een invloedrijke rabbi t.t.v. Herodes de Grote. Zijn denken is
traditioneler.
c. Jamnia
Na de val van Jeruzalem wordt een nieuwe theologische school opgericht die het
centrum van het Jodendom zal zijn. In deze school worden Farizese wettradities
opgeschreven. Er worden 2 genres onderscheid: de halacha (voorschriften met
verplichtend karakter) en de hagada (opvoedende, aansporende verhalen).
De Sadduceëen
1. Oorsprong
> saddiq: recht zijn, recht doen
> Saddok: hofpriester t.t.v. David & Salomon
Deze beweging ontstaat rond 150 v. Chr. Ze vinden aansluiting bij aristocratische kringen en
zijn voorstander van de hellenisering. Dit maakt hen tot vijand van de Makkabeëen. Wanneer
een breuk komt tussen de Farizeëen en de vorst krijgen de Sadduceëen grotere politieke
invloed. Wanneer ook het Hasmonese vorstenhuis voorstander wordt van de hellenisering,
sluiten ze zich bij hen aan.
2. Sociale positie
Veel hogepriesters en priesters behoren tot deze groep
Onderdrukt door Herodes wegens aanhang Hasmonese vorstenhuis
Onder Romeinse procuratoren worden ze opnieuw de sterkste, politieke formatie:
grote invloed Sanhedrin
Weinig steun van gewone volk: te sterk gebonden aan Romeinse bezetter
Tijdens de grote opstand verdwijnen ze als eerste, samen met de tempel
3. Waarvoor staan ze ?
Behoudsgezind en conservatief
Houden zich enkel aan geschreven Thora en ontkennen gezag van mondelinge
overlevering
14
Willen orde, rust, gehoorzaamheid aan wettige gezag (= Rome).
Wat een conflict kan veroorzaken, wordt de kop ingedrukt. Daarom zal het Sanhedrin
ook beslissen dat Jezus moet sterven.
Essenen en Qumran
1. De ontdekking van Qumran
Rond 1950 worden aan de Dode Zee 11 grotten ontdekt met stenen kruiken die een grote
hoeveelheid tekstfragmenten bevatten uit de 1ste eeuwen voor en na Christus. Ze worden de
Dode Zeerollen genoemd.
Vlakbrij ligt de ruïneheuvel Qumran: ene groot gebouwencomplex waarin Joden leefden
volgens strikte regels. Deze groep wordt de gemeenschap van Qumran genoemd en de
gevonden handschriften waren hun bibliotheek.
De meeste onderzoekers aanvaarden dat de Qumran deel uitmaakten van de Essenen.
2. Oorsprong
2de eeuw v. Chr.: jodendom verkeert in grote crisis: Sadduceëen steunen hellenisering. De
sabbat wordt afgeschaft en de Hasmonese vorsten eisen het hogepriesterschap op. Er
ontstaan 2 oppositiebewegingen:
Lekenbeweging gedragen door schriftgeleerden; ontwikkelen zich tot de partij van de
schriftgeleerden en distantiëren zich van politiek om zich toe te leggen op de wet.
Priesters die trouw willen blijven aan traditionele belevingsvorm van Jodendom. In
Judea ontstaan verschillende gemeenschappen die o.l.v. een priester op een radicale
manier aan geloofsbeleving doen. Zij worden de vromen (= Chassideëen) genoemd.
‘Essenen’ zou hier vandaan komen.
De gemeenschap van Qumraan ontstaat waarschijnlijk uit deze groep.
Het Christendom ontwikkelde zich tot religieuze maatschappij waarin verschillende vormen
van Joodse godsdienstbeleving bestonden.
3. Opvatting en levenswijze
Uitverkorenen; het ware Israël
Leven in gemeenschap van goederen
Voorzien zichzelf door handenarbeid
Celibaat vanuit drang naar heiligheid
Grote zorg rituele vieringen
Apocalyptische verwachting leeft sterk
4. Qumran & het christendom
Vergelijkingen wijzen gelijkenissen aan tussen de gemeenschap van Qumran en het
Christendom. Het Christendom is ontstaan uit het Jodendom waarbinnen de Qumran-
essenen de hoofdstroom vormden. Daarom zijn de aanknopingspunten voor de hand liggend.
15
Overeenkomsten
a) Besef dat men het Ware Israël is b) Eschatologie: geloof dat men leeft in het einde van de tijd c) Messiaanse verwachting d) Actuele lezing en interpretatie van Schrift e) Doopsel als toetredingsritus f) Heilige maaltijdvieringen
Verschillen
Essenen Christenen
a) Gesloten, sektarische groep b) Verwachten vooral een priesterlijke
Messias c) Strikte beleving en studie van de
wet d) Onderstreept prioriteit van het
priesterlijke
a) Universeel en open voor iedereen b) Geloven dat Messias met Jezus is
gekomen c) Relativeert + beklemtoont Gods
genade d) NT stelt verschillende thema’s
centraal: parabel, wonderden, …
We mogen de Essenen niet zien als voorloper van het Christendom!
De Zeloten
1. Oorsprong
> ijveraars
Hebben naam te danken aan Flavius. De Zeloten zijn namelijk een opstandige Joodse
beweging die wapens opneemt tegen Romeinse bestuur. Het zijn fanatieke vrijheidsstrijders
die enkel Gods gezag erkennen. Ze liggen aan de basis van de grote Joodse oorlogen.
2. Gevolgen voor studie van Jezus’ openbaar leven
Omdat er geen revolutionaire beweging bestond tijdens Jezus’ openbaar leven, kunnen we
zijn optreden niet als politiek-revolutionair beschouwen. Het revolutionaire van Jezus’
optreden moet niet gezocht worden in een context van gewapend / politiek verzet.
De doopbewegingen
Hechten veel belang aan doop door onderdompeling als noodzakelijke ritus om bij de uitverkorenen
te horen.
16
Het gewone volk
De grote meerderheid van de bevolking behoorde tot het gewone volk ‘het volk van het land’. Het
was een misprijzende benaming die door de Farizeëen werd gebruikt om het volk mee aan te duiden
dat niet tot hun kringen behoorde.
1. Armoede
Het gewone volk was arm. Het leefde van landbouw en visvangst, handwerk en kleinhandel.
Door de grote bouwwerken van Herodes vinden veel boeren ook werk in de bouwsector.
Sociale voorzieningen bestaan nog niet en velen wijken uit naar het buitenland.
2. Woning
De meesten woonden in ene klein huisje: woonkamer die tegelijkertijd ook slaapkamer is,
geen venster, voorraadkamper en dakterras.
3. Man-vrouw relatie
De vader is het hoofd: verantwoordelijk voor onderricht van zonen + meer rechten dan een
vrouw. Verloving werd gesloten tussen bruidegom en de vader van de bruid; de bruidegom
had het recht zijn vrouw te verstoten.
In het openbare leven speelt de vrouw geen rol en in de synagoge is er zelfs een aparte
plaats voor haar. Ze moest alle verboden, maar slechts sommige geboden in acht nemen.
Eredienst
a) De tempel
Herodes de Grote maakte van de tempel in Jeruzalem een groot monument en brengt ook
een tempelplein tot stand: plein voor heidenen waartoe iedereen toegang heeft en dat
afgesloten is met een zuilengang. Op het plein stonden verkopers van offerdieren en
geldwisselaars. Verder was er nog een apart plein voor vrouwen, en het eigenlijke
tempelplein: enkel voor mannen.
Het tempelgebouw bestond uit 3 vertrekken: voorhal, het heilige en het heilige der heiligen.
Het laatste werd slechts 1 keer / jaar betreden door de hogepriester op Jom Kippoer. Men
zegt dat de ark van het verbond hier ooit gestaan zou hebben.
In de tijd van het NT is dit dé bedevaartsplaats voor Joden rond Palestina. Voor 3 grote
feesten komt veel volk naar de stad: Pesach, Sjavoeot en Soekkhot.
Kanaänitische boeren Israëlieten
Pesach / Pasen Begin van lente met de eerste groenten
Uittocht Egypte
Sjavoeot / Pinksteren Zomerfeest rond graanoogst
Verbondssluiting Sinaï en afkondiging van de wet
Soekkhot / Loofhuttenfeest Herfstfeest rond druif en olijf
Veertigjarige verblijf in de woestijn
17
b) Synagogen
Elk dorp had een synagoge: plaats om samen de wet te bestuderen en kinderen te
onderrichten. Er werden ook problemen rond de wet opgelost.
Een synagoge is georiënteerd op Jeruzalem en de rollen van de wet worden er in een nis
bewaard. Een dienst bestaat uit en gebeds- en woordendienst en wordt afgesloten met een
preek.
Apocalyptische verwachting = religieuze stroming die ontstaat in een tijd van ramp en oorlog
= 200 v. Chr. – 150 na Chr.
De gelovige Jood krijgt het moeilijk om te blijven geloven in God. Daarom stellen de profeten een tijd
van heil in het vooruitzicht en leren ze uit te kijken naar de eindtijd. Men gelooft dat er een nieuwe
wereld is die nog verborgen is bij God.
Het einde van de wereld zal gepaard gaan met kosmische verschijnselen, daarna zullen de doden
verrijzen en zal God oordelen over goed en kwaad.
In het vroege Christendom speelt deze verwachting een belangrijke rol: Jezus wijst op speculatie
rond dag en uur en leert dat men op elk ogenblik bereid moet zijn om voor God te verschijnen.
Alle Joden hoopten op de komst van een Messias die God zou helpen het volk te bevrijden. Jezus
verkondigde dat de bevrijding in onszelf ligt.
18
Het Jodendom in de diaspora
Joodse vluchtelingen, proselieten en godvrezenden Rond het begin van onze jaartelling wonen de Joden in de diaspora rond de Middellandse zee en in
Mesopotamië. Het ontstaan van de diaspora is militair en politiek.
Vele Joden proberen te vluchten van de ondergang en vestigen zich in vreemde steden: ze groeperen
zich in zelfgekozen getto’s. Op deze manier behouden ze hun eigenheid ten midden van een andere
cultuur. De wetgevers erkennen de Joodse minderheden.
Ondanks de grote inspanningen om de eigenheid veilig te stellen, ontstaan er grote verschillen
tussen Joden uit de diaspora en die uit Palestina:
a) Proselitisme is het opvallendste kenmerk; het Jodendom wordt missionair. Intellectuelen
worden benaderd met propagandaschriften
b) Gewone volk komt tot geloof door deel te nemen aan synagogediensten
c) Bekeerlingen die de Joodse godsdienst aanvaarden, zijn ‘proselieten’. Ze laten zich besnijden
en dopen. Het zijn als het ware polytheïsten die toetreden tot het Jodendom.
d) De meeste bekeerlingen aanvaarden het monotheïsme, zweren afgodendienst af, gaan naar
de synagoge, maar laten zich niet besnijden. Dit zijn de ‘godvrezenden’
Joden in Alexandrië Alexandrië is het belangrijkste centrum van het Jodendom in de diaspora. In deze wereldstad is een
bloeiende universiteit waar filosofen en letterkundigen te vinden waren. Het Jodendom wordt er
geconfronteerd met de hellenistische cultuur: openbaringsgeloof versus wijsbegeerte. Uit deze
confrontatie komt het hellenistische Jodendom voort. Er ontstaat o.a. de nood om het OT naar het
Grieks te vertalen (= septuagint).
De belangrijke vertegenwoordiger is Philo van Alexandrië: auteur van Bijbelcommentaren waarin hij
het Jodendom en de wijsbegeerte in harmonie probeert te brengen.
Het hellenistische Jodendom dringt overal door, ook onder Jezus’ leerlingen: Stefanus, Paulus, …
Deze groep geeft een krachtige impuls om de heidenen te missioneren.
Joden in Rome Augustus stond de gebedsdiensten van de Joden toe, maar onder Tiberius ging de relatie erop
achteruit. Joden werden behandeld als stereotiepen. Wat de Romeinen vooral dwars zat, was dat de
Joden niet deelnamen aan religieuze feesten en de keizercultus; ze leverden geen bijdrage aan het
welzijn van het rijk en erkenden de keizer niet in zijn bindende factor.
19
De Grieks-Romeinse wereld
Helleniseringsproces
De Grieken onderwerpen hun volkeren aan hun gezag, maar dat brengt nog geen eenheid van
denken en doen met zich mee: elke natie blijft haar eigenheid behouden. Door politieke eenwording
en handel ontstaat wel een cultuuruitwisseling.
Voor de verovering onder ADG heeft elke stad zijn beschermheilige. Erna is er weinig plaats voor een
persoonlijke godsrelatie: God zorgt enkel voor welzijn van de groep. Toch voelt het individu zich
opgenomen en beschermd.
Door de veroveringen begint men van de ene stad naar de andere te verhuizen:
Er worden internationale contacten gelegd
Groepsbewustzijn doorbroken
Lokale goden verliezen aanzien.
Men heeft nood aan een persoonlijke God die het individu beschermt die meegaat wanneer ze zich
ergens anders vestigen. Zo groeien religies die niet langer plaatsgebonden zijn, traditionele
godsdiensten verliezen hun vanzelfsprekendheid.
Er ontstaat syncretisme = wederzijdse religieuze beïnvloeding die leidt tot een mengelmoes waarbij verschillende godsdiensten van elkaar overnemen.
Traditionele Grieks-Romeinse godsdiensten t.t.v. het NT wordt de godencultus sterk beleefd. Augustus bevordert de heropleving van de
traditionele godsdienst om innerlijk verval van Rome tegen te gaan.
Keizercultus In de veroverde gebieden wordt de cultus van de godin Roma ingevoerd: een creatie om de
veroverde volken tot religieuze afhankelijkheid van Rome te brengen. In het Oosten wordt deze
cultus gevolgd door de keizerscultus.
Paulus wordt dagelijks met de keizerscultus geconfronteerd; hij neemt er dan ook vaak woorden uit
op in zijn verkondiging. De woorden krijgen bij hem wel een andere betekenis.
Mysteriegodsdiensten Bij deze godsdiensten nemen ingewijden deel een geheime riten. Zo nemen ze deel aan het leven
van de God en krijgen ze toegang tot onsterfelijkheid. Deze godsdienst is gericht op transformatie:
zoeken naar een omkeer in zichzelf die hen de echte werkelijkheid laat beseffen.
20
Mysteriegodsdiensten gaan vaak gepaard met de zoektocht naar gnosis / kennis: sterven naar inzicht
in het diepere mysterie van leven en dood. De invloed van de gnosis vinden we terug bij Paulus: “Het
geheim is Christus in mij.”.
De gnostische kringen oefenen grote invloed uit op mensen die op spirituele zoektocht waren.
Enkele voorbeelden:
a) Griekse God Bacchus / Dionysos
God van wijn, drinken én initiatie; verlosser die vereerd wordt met brood en wijn; offerdood;
verrijst
b) Egyptische Isis & Osiris
Isis is zus en echtgenote van Osiris. Wanneer O vermoord wordt, wekt I haar weer tot leven
met toverkunsten. De cultus staat in verband met de jaarlijkse Nijloverstromingen.
c) Osiris
God die op aarde verschijnt als mens en de goden beschaving bijbrengt. Sterft en verrijst.
d) Indische / Perzische Mithras
God van licht; aanhang bij Romeinse legioensoldaten
Genezingen Het geloof in wonderbare genezingen kent groot succes. De belangrijkste genezer is Asclepios,
Griekse god van de geneeskunde. Deze halfgod maakte het geheim van de geneeskunde bekend aan
de mens. Daarom wordt hij gestraft door Zeus met een verblijf in de onderwereld.
Een andere belangrijke genezer was Apollonius van Tanya. De Griekse schrijver Philostratus maakte
ene biografie over hem.
Polytheïsme: documentaire Osiris in Egypte
Leven dat uit de dood voortkomt = belangrijk
Bij het laatste oordeel verschijnt de overledene op een weegschaal Dionysus in Griekenland
Was niet alleen de God van eten en drinken, ook van initiatie
Transformeerde naar zoon van God en werd verlosser
Vertoont grote gelijkenissen met Jezus: sterft offerdood, vereerd door brood en wijn, … Mithras
Vereerd in tempel waar nu het Vaticaan staat
geboren op 25 december uit een maagd
steeg op ten hemel en beloofde terug te komen
Wordt vereerd met brood en wijn
een heilige verlosser, een zoon van God die wijsheid meebrengt en wonderen verricht Om deze gelijkenissen te verklaren, gaan mensen met een strikte geloofsopvatting verwijzen naar duivelse anticipatie: de duivel wist dat het zo zou gaan en probeerde verwarring te zaaien met verzonnen mythen. Als het daarna met Jezus zou gebeuren, zou niemand hem geloven.
21
Heiden is een scheldwoord van de christenen en betekent ‘landbouwer’: bouwers van piramiden e.d. werden beschouwd als mensen met een primitieve visie. De christelijke boodschap lijkt revolutionair (bv.: ‘Bemin je vijand’) maar we vinden dezelfde gedachten terug bij de heidenen. In het polytheïsme staat een eenheid centraal: er is 1 god die de idee van God overstijgt. Het geheim van het leven volgens Plato: allegorie van de grot. Bij mysteriegodsdiensten gaat het om uiterlijke (voor iedereen bereikbaar) en innerlijke mysteries (een diepe mystieke werkelijkheid). Het ging net enkel over God, maar ook over zichzelf. Jezus is een figuur in een allegorie die helpt om te transformeren via initiatie bereiken van gnosis. Het is bijna zeker dat er een sekteleider bestond die Jezus heette en die gekruisigd werd door Joden en Romeinen. De enige vermelding uit deze tijd vinden we bij Josephus Flavius. Geloven dat ook Jezus’ lichaam verrezen is, komt niet van de eerste Christenen; pas sinds eind 2de eeuw. Evangelies vertellen ons niets over de historische Jezus: ze zijn geschreven om aan te tonen dat Hij de Messias is. Ze werden ook geschreven voor het elitaire volk en niet voor de gewone mens. Het Christendom lijkt nu heel divers (orthodoxen, calvinisten, …) maar vroeger was de verscheidenheid veel groter: er was nog geen canon of gestructureerd geloof. De geschriften van Nag Hammadi geven enkel de woorden van Jezus als verpersoonlijking van een goddelijke wijsheid = gnostische evangelie geschreven door Thomas, broer van Jezus. Geen kruis, geen verrijzenis, … Jezus als verlichte verlichter die de mens de weg naar het goddelijke wees. De eerste sporen van Kerstmis vinden we in de 4de eeuw: geboortedag van Mithras + winterzonnewende. Pas in de 17de eeuw wordt het thema van de wonderbaarlijke verwekking van Jezus centraal. Eerste Christenen waren het er niet over eens wanneer Jezus nu juist goddelijk werd. In Jeruzalem is een Armeense kerk gewijd aan de broer van Jezus: Jakobus. Hij leidde Jezus’ beweging tot 61 en werd vermoord door een Sadduceëer. De Farizeëers daarentegen staan aan Jezus’ kant, ze zijn niet de vijand zoals de evangeliën beschrijven. Door de vernieling van de tempel in 70 verliest de Joodse Jezusbeweging haar kracht; ervoor waren bijna alle Christenen Jood. Voor de meesten is het vanzelfsprekend dat Jezus zoon van God is, maar dat lezen we niet bij de synoptici. Voor hen is Jezus de Messias die zijn volk verlost en de rechtvaardige weg aanwijst. Johannes beweert dat Jezus de enige zoon van God is en verandert daarmee de christelijke boodschap ingrijpend.
22
De Palestijnse en Hellenistische Joodse traditie
Uit de Joodse traditie van het Middellandse Zeegebied zullen 3 tradities voortkomen:
1. Palestijns joods-christelijke traditie
Centrum Jeruzalem
Na de val van de tempel in 70 ontstaat afstand tussen de Joden die Jezus als Messias
aanvaarden en degenen die hem niet aanvaarden
Ontstaan van Logienquelle: bron van Matteüs en Lucas
Bv.: Jezus en zijn leerlingen
2. Hellenistisch joods-christelijke traditie
Centrum Antiochië
Septuagint werd gelezen
Sterk missionair ingesteld
Bv.: Paulus
3. Heiden-christelijke traditie
Paulus maakte deze brug: wie Jezus als Messias zag, hoefde niet te leven volgens de
Joodse wet
Besnijdenis was niet nodig
Bv.: wij
23
Jezus treedt openbaar op
de gemeenten prediken,
vieren, onderwijzen
Paulus predikt en schrijft
brieven
schrijven van de 4 evangeliën
Deel 2
De geschriften van het Nieuwe Testament
De 4 evangelisten
Marcus Matteüs
Leeuw
70, Rome
Heidenchristen
Aanschouwelijk en volks verteld
Geen interesse voor geboorte en
kinderjaren
Messiasgeheim en wonderen
Mens
80/85, Antiochië
Hellenistische jodenchristen
Biografisch en veel Hebreeuwse
woorden die niet vertaald woorden
Aandacht voor geboorte en kinderjaren
Catechetisch
Lucas Johannes
Stier
80/85, Antiochië
Heidenchristen
Geschiedwerk, verzorg literair Grieks
Aandacht voor geboorte en kinderjaren
Uitgestotenen en soberheid
Adelaar
90/100, Efeze
Christen
Diepzinnige beschouwing, beperkte
woordenschat
Geen interesse voor geboorte en
kinderjaren
Liefde als belangrijkste gebod
24
Deel 3
Inter-testamentaire periode: Paulus
Inleiding
Paulus’ brieven zijn de oudste teksten uit het NT. Ze werden geschreven tussen 50 en 60. Het
oudste christelijke document is de brief aan de Tessalonicenzen.
Paulus heeft Jezus niet gekend, was geen ooggetuige en schrift zelfs niet over hem in zijn
brieven. Toch was hij een tijdsgenoot: we vinden directe info over onze roots.
Schreef zijn brieven in de inter-testamentaire periode: het NT bestond nog niet, nog geen
scheiding tussen Joden en Christenen.
Paulus hybride figuur: Christen, Jood (farizeëer) die onderricht volgde aan de school van
Hillel, Grieks, Romeins, … Hij past zich aan het publiek aan dat hij voor zich heeft.
Trekt doorheen RR, van synagoge naar synagoge en richt zich vooral tot heidenen.
De 13de apostel, apostel der heidenen. Man van het 5de evangelie en het 11de gebod ‘sola
fide’ (= alleen door geloof komt de mens tot heil).
2 bronnen: brieven en handelingen Paulus is de enige auteur uit NT waarover we iets weten.
Brieven Handelingen
Vertelt over zichzelf, zijn roeping,
plannen, vrienden, vijanden, …
Er zijn 7 authentieke brieven:
1) 1ste brief aan Tessalonicenzen
2) Brief aan Galaten
3) 2 brieven aan Korinthiërs
4) Brief aan Romeinen
5) Brief aan Filippenzen
6) Brief aan Filemon
De andere brieven zijn later geschreven
door navolgers van Paulus. We noemen
het de deutero-paulinische brieven.
Gelegenheidschriften (n.a.v.
gebeurtenis). Richt ze aan lokale
gemeenschappen en schrijft vanuit
Geschreven door traditie Lucas
Vertelt over Paulus vanaf optreden als
kerkvolger tot gevangenschap in Rome
3 missionaire reizen verhaald
De auteur wil heilsgeschiedenis
schrijven: gesteund op historische
feiten, maar ook theologisch verhaal
met theologische visie.
80 -90
Kritische analyse nodig: 20 jaar na
Paulus’ dood geschreven
Bronnenmateriaal weergeeft objectieve
herinneringen
Verschillen en overeenkomsten met
persoon uit de brieven
25
persoonlijke relatie. Persoonlijk &
belerend schrijven.
Men wil zijn gezag onderuit halen:
‘tweederangs apostel’, Paulus moet zich
vaak verdedigen
Meest betrouwbare bron voor
biografische gegevens, maar niet
volledig
Er zijn nog enkele bronnen over en van Paulus, maar die zijn onbruikbaar voor historische
reconstructie.
Wie is Paulus?
Geboren in Tarsus (Turkije), hoofdstad van Romeinse provincie Cilicia. Het was een
welvarende havenstad omdat het op een belangrijke handelsweg lag. De hellenistische stad
had een grote filosofenschool.
Paulus was tentenmaker: financiële zelfstandigheid
Geboren tussen 10 v. Chr. en 10 na Chr.
Joodse ouders noemen hem Sjaoel > Saulus. Zijn 2de naam was Paulus: deze naam werd
gegeven voor contact met niet-Joodse burgers.
Jood uit diaspora
Saulus ontmoet proconsul Sergius Paulus en achtte zich geroepen als apostel van de
heidenen. Toen veranderde hij zijn naam in Paulus
Hoge scholingsgraad
Opleiding in Jeruzalem: centrum van Jodendom, tweetalig
Romeins burger door geboorte
In Rome gestorven tussen 63 en 68
Damascuservaring Paulus was op weg naar Damascus om er ‘leerlingen van de Heer’ aan te houden. Dit waren Joden,
van Christenen was nog geen sprake. “Toen besloot God zijn Zoon in mij te openbaren, opdat ik hem
aan de heidenen zou verkondigen.”.
Lucas creëert een scenario van goddelijke roeping en inspireert zich op de Bijbelse roepingsverhalen
van Jesaja en Jeremia.
De Damascuservaring van Paulus en Lucas bezit 3 gelijkenissen:
1. Onverwacht ingrijpen van God
2. Uitverkiezing: Christus’ ware wezen wordt aan Paulus geopenbaard
3. Roeping houdt een opdracht in: getuigen over Hem bij de Joden
In Antiochië worden de leerlingen voor het eerst ‘Christenen’ genoemd.
26
Paulus in de iconografie Paulus wordt vaak voorgesteld als een man die van zijn paard valt op weg naar Damascus. Toch lezen
we nergens dat hij zich te paard verplaatste. Het paard is dan ook eerder symbolisch: Paulus bekeert
zich na een periode van hoogmoed.
Paulus vat prediking aan via 2 factoren:
1. In bijna alle steden waren synagogen (door verspreiding van Joden over RR). Daar kon hij als
Jood probleemloos naartoe. Hij bereikte er Joden & geïnteresseerde heidenen
‘godvrezenden’. De godvrezenden waren vertrouwd met de Griekse vertaling van de Bijbel
en dat bood Paulus voordeel: ze kenden al vele teksten en de Griekse taal was hen niet
vreemd. Bij deze heidenen had hij het meeste succes.
2. Het was niet ongebruikelijk dat een spreker op een publieke plaats het woord voerde. Paulus
deed dit met veel overgave, maar ook met wisselend succes.
De reizen Paulus Paulus hoorde thuis in 3 werelden (Grieks, Romeins, Joods) en had veel meer educatie dan de eerste
leerlingen van Jezus.
1. Reis 1
In gezelschap van Barnabas en Johannes Marcus
Van Antiochië naar:
Salamis
Zuidkust Turkije
Terug naar Antiochië
Te voet en per boot
Tijd speelt geen rol: reis gaat traag
2. Reis 2
50 – 53
In gezelschap van Silas en Timotheüs
Naar Syrië, Cilicië, streken van Klein-Azië, Efeze, Caesarea
Sticht 1ste christelijk gemeenschap op Griekse bodem: Filippi
Schrijft eerste brief aan Tessalonicenzen
3. Reis 3
53 – 58
Bezoekt reeds bestaande gemeenschappen
Verblijft lang in Efeze
Brieven aan Galaten, Filipenzen en 1ste brief aan Korinthiërs
Terug naar Jeruzalem waar hij in moeilijkheden geraakt
Bij de terugkeer van zijn 1ste reis naar het hoofdkwartier in Antiochië, stijgt de spanning rond het probleem van de heidenmissie. De vraag is vooral of de heidenen besneden moeten worden. Paulus en Barnabas vinden dat de besnijdenis niet noodzakelijk is, maar de andere Joden vinden van wel. Paulus en Barnabas gaan naar Jeruzalem: apostelconcilie. Op dit concilie wordt de wereld verdeeld: Petrus en Jakobus zouden Judea nemen, Paulus zou naar de rest van het RR gaan. Judas en Silas reizen met Paulus mee.
27
De eerste christelijke theoloog
Paulus’ brieven bevatten de vroegst bewaarde poging om het Christusgeloof systematisch uit te
drukken. Zijn inbreng blijft belangrijk: hij bracht de heilboodschap buiten de Joodse gemeenschap,
maar dit werd door vele Joden niet aanvaard. Deze inbreng leidde mee tot de breuk tussen
Christenen en Joden.
Paulus’ brieven zijn eigenlijke brieven , gericht aan een gemeenschap en ze zijn steeds geënt op een
concrete situatie. De brieven hebben een vast stramien:
a) Opschrift: naam van afzender, bestemmeling, groetformule, …
b) Eigenlijke tekst: inleiding, voorbede goden, …
c) Slotformule: goede wensen, doxologie (zegenformules die uitmonden in lofprijzing), …
d) Geen datum
Galaten: over de besnijdenis
1. De Galaten
De Galaten waren een Keltenvolk dat zich vestigde in het midden van Turkije. Het was een
hellenistisch gebied. Er wordt nog Keltisch gesproken, maar Paulus richt zich tot de
geletterde en griekssprekende bevolking.
2. Aanleiding van de brief
Paulus is kwaad: de gemeenschap is afgeweken van het evangelie.
Paulus’ tegenstanders zijn de joodschristelijke missionarissen met een Farizese instelling. Ze
hebben heel wat kritiek op Paulus:
Laat verplichting tot besnijdenis vallen
Ze vallen zijn apostolisch gezag aan
Verwijten hem een gemakkelijke leer te verkondigen waarbij de Wet niet nageleefd
moet worden
3. Hoe wordt het heil bereikt?
Paulus stelt duidelijk dat de mens niet gerechtvaardigd wordt door de wet maar door het
geloof. Dit is een verrassend standpunt voor een overtuigde Jood voor wie de Thora heilig is.
De teksten over het heil zijn de moeilijkste die Paulus schreef:
Vreemde terminologie
Uitspraken klinken paradoxaal bv.: enerzijds spreekt hij over de Wet der Gerechtigheid en anderzijds is hij negatief over deze wet, want heil kan niet bereikt worden door het vervullen van wetswerken.
Het ging voor Joden niet enkel om individueel heil, ook over heil van het Joodse volk in het algemeen
Paulus blijft een Jood, maar ziet Christus als het einde van de wet.
28
Wie meent te leven volgens de wet, kan van zichzelf vinden dat hij een goed mens is in de
ogen van God. Wie de wet overtreedt, wordt in de hoek van het kwaad geplaatst. Dit is de
kern van Paulus’ boodschap: het vertrouwen op de eigen verdienste is zonde. De mens denkt
heil te vinden door een bepaald systeem.
Paulus’ pleidooi tegen de besnijdenis is merkwaardig: de besnijdenis is het teken van het
behoren tot het Godsvolk. Alleen het geloof brengt heil en gerechtigheid, besnijdenis is hier
niet noodzakelijk.
Paulus is niet tegen de besnijdenis: hij is zelf een besneden Jood die leeft volgens de wet.
Met Christus komt voor Paulus iets nieuws dat veel belangrijker is dan de besnijdenis volgens
de wet.
Paulus vat de hele wet samen in 1 begrip: liefde
Meest radicale pleidooi voor christelijke vrijheid: als de Wet alles kan rechtvaardigen, is Jezus
voor niets gestorven
Eschatologie a.d.h.v. 1 Kor.
1. Situering
Geschreven in Efeze, tijdens 3de reis.
Korinthe was een kosmopolis: havenstad in Griekenland met 2 havens en centrum van
handel en vermaak. Er leefde en grote gemeenschap Joden.
2. De apocalyptische verwachting
Het tijdsbeeld is lineair: de geschiedenis begint bij de schepping en eindigt met het
laatste oordeel
Er ontstond een beweging onder de Joden die begon te leven naar de dag waarop
God zou ingrijpen en zijn Rijk zou vestigen = apocalyptische beweging
> apokaluptein: openbaar maken van verborgen geheimen door God aan de profeet
Poëtisch en metaforisch
Probleem: wat met de mensen die al overleden waren?
Volgens Paulus is de eindtijd al begonnen: met de verrijzenis van Jezus is het onheil
overwonnen. God regeert nu al over alles. Paulus is overtuigd van deze visie door zijn
roeping: daar ontmoette hij de heer
Paulus treedt zelf op als apocalypticus
3. Leven en dood: opvattingen in Paulus’ tijd
Bij de Hellenisten is de onsterfelijkheid van de ziel heel belangrijk, het stoffelijke lichaam is
sterfelijk (soma sèma: het lichaam is de kerker van de ziel).
Voor de Joden is de mens ondeelbaar: een leven na de dood is onmogelijk zonder lichaam.
Het idee van de verrijzenis leeft bij de Farizeëen, niet bij de Sadduceëen.
Paulus bedenkt een nieuwe naam voor het verrezen lichaam: soma pnematikon / geestelijk
lichaam.
29
4. Verrijzenis van Cristus
Paulus heeft Jezus gezien = bewijs verrijzenis. Hij draagt geen bewijzen aan: het is zo.
Hij redeneert als volgt: wie aanvaardt dat Christus verrezen is, zal zelf ook verrijzen. Het rijk
gods begint waar het leven eindigt.
Over de liefde, 1 Kor.
Geschreven in Efeze.
1. Exegetische analyse
Liefde is SUPERbelangrijk
Kennis zonder liefde leidt nergens naar; ook geestelijke gaven zijn niets waard zonder
liefde
Delen van bezit, jezelf prijsgeven, …: liefdeswerken
Jezelf prijsgeven = jezelf opofferen in dienst van het evangelie
Het motief achter zelfopoffering mag geen eigen verdienste zijn
“De liefde is geduldig, niet afgunstig, praalt niet, verbeeldt zich niets.”
“De liefde gedraagt zich niet onfatsoenlijk.” Verwijst naar gedrag van sommige
gelovigen
Bij geloof gaat het niet om het verwerven van kennis. Het gaat om de relatie waarbij
de mens van God afhankelijk is
Handelingen van de apostelen
Jezus opgenomen in de hemel
Aanspreking van Theofilus, ‘zoon van God’. Ook het Lc.-evangelie begint met deze
aanspreking Leerlingen vragen wanneer het koningschap Israël hersteld zal worden (eschatologie) Jezus wordt opgenomen op een wolk andere betekenisdimensie
Komst van de heilige geest
De Heilige Geest daalt neer en verkondigt de blijde boodschap in verschillende talen Glossolalie: speaking in tongues
Gevangenneming van de apostelen
Het Sanhedrin ondervraagt de apostelen Gamaliël komt tussen: “Laat hen gaan. als het het werk van God is, moet het zo zijn.” Wie Jezus volgt als Messias, verricht Gods werk
Conflict binnen gemeenten
30
Griekssprekenden >< Arameessprekenden Instelling diakonie: taak van verdeling van goederen uit handen geven om zich terug te
wijden aan het woord
Aanklacht tegen Stefanus
Stefanus verkondigt Jezus als Messias en wordt gestraft: steniging Saulus aanwezig bij steniging. Hij keurt die goed als Farizeëer
Saulus geroepen
= Damascuservaring
Saulus hoort Jezus’ stem
Wordt blind voor 3 dagen
Ananias moet blindheid genezen
Saulus laat zich dopen en verkondigt het geloof
Joden willen Saulus vermoorden voor verkondiging, maar hij is zelf een Jood
De 1ste reis
Saulus wordt Paulus
Paulus en Barnabas zaaien tweedracht
“Maak van ons geen goden; we zijn geen reïncarnatie van de goden.”
Paulus moet zich voortdurend verdedigen eenzaam
Bijeenkomst van de apostelen
Moet een Christen zich laten besnijden?
Petrus >< Paulus & Barnabas
De 2de reis
Wegen van Paulus en Barnabas scheiden
Veranderd perspectief: van 3de enk. naar 1ste mv.
Paulus wordt gevangengenomen
1ste brief aan Tessalonicenzen
Tessalonica was een stad in Macedonië. De christelijke gemeente bestond er vooral uit niet-Joden.
De stichting van de gemeente en het schrijven van de brief volgen elkaar snel op. Het belangrijkste
thema is de eindtijd. Gods oordeel zou snel komen, maar Paulus had de gemeenteleden er niet op
voorbereid dat in de tijd tussen de bekering en het Laatste Oordeel mensen zouden sterven. Dit blijkt
gebeurd te zijn en de mensen zijn bang dat de overledenen geen deel hebben aan het komende rijk.
Paulus legt hen uit dat zij zullen opstaan als Jezus komt. Paulus waarschuwt om waakzaam te zijn: Hij
kan elk moment komen.
31
De verleider = de duivel
‘Jezus en de zijnen’ = Jezus en zijn engelen
Brief aan Galaten
Deze brief wordt erkend als een echte brief van Paulus. Paulus schrijft deze brief omdat hij gehoord
heeft dat Joodse christenen verkondigen dat ze zich moeten laten besnijden en de Joodse
voorschriften moeten naleven. Anders zal God hen niets al rechtvaardige leden van het uitverkoren
volk beschouwen. Paulus wil voorkomen dat iedereen dit doet omdat zo aan de kern van het
evangelie voorbij wordt gegaan
Paulus noemt zichzelf een apostel gezonden door God
Besnijdenis is een detail. Geloof, hoop en liefde zijn de essentie.
2 brieven aan Korinthiërs In Korinthe ontmoette Paulus Prisca en Aquila. Er was een bloeiende christengemeente met vooral
heidenen uit de lagere sociale klasse.
De Korinthiërs stelden veel vragen over seksualiteit, offervlees, de gaven van de geest, … en Paulus
beantwoordde deze vragen.
Er zou in Korinthe ook verdeeldheid geweest zijn tussen christenen en aanhangers van Paulus. Paulus
zorgt ervoor dat men zich opnieuw tot Christus richt.
Woorden zijn hol als je niet spreekt vanuit de liefde
Profeten zijn mensen met en visie die afstand kunnen nemen. Ze geven hun visie door en
houden spiegels voor
Na het einde der tijden zal er alleen maar liefde zijn
Paulus voelt zich gekend door God en Jezus
Paulus vindt zichzelf de minste apostel
Het belangrijkste is dat de dood overwonnen wordt, niet hoe we terugkomen
Brief aan Romeinen Geschreven in Korinthe, gericht aan een gemeente die niet door Paulus opgericht is en ook nog niet
door hem bezocht is. Hij hoopt dat de gemeente van de Romeinen hem zal helpen het evangelie in
Spanje te kunnen verkondigen.
‘Hij heeft me de genade geschonken apostel te zijn’
De schepper is zichtbaar in de werken van de schepping. De mens kan God dus goed kennen
door naar de wereld te kijken
Over ontucht: Grieken en Romeinen waren seksueel veel losbandiger; Paulus spreekt hier
dus vanuit zijn Joodse achtergrond
Voor Paulus is de wet van Mozes een concrete belichaming van de wet van God
Paulus benadrukt dat God Abraham rechtvaardig vond al van voor hij besneden werd:
besnijdenis doet er dus niet toe. De ware besnijdenis = innerlijke besnijdenis
Doop = eenwording met Jezus Christus
32
De Wet is geldig tot de dood intreedt
‘abba’ = vader
Paulus noemt zichzelf Israëliet en niet Jood; daardoor verwijst hij naar het verbond
“Wie de ander liefheeft, heeft de gehele wet vervuld”
Brief aan Filippenzen Filippi was een Romeinse kolonie en belangrijke havenstad. De christelijke gemeente hier bestond
vooral uit niet-Joden. Deze brief wordt geschreven tijdens een gevangenschap in Rome. Het is
waarschijnlijk een samenvoeging van verschillende brieven.
Hij roept de Filippenzen op vriendelijk en voorbeeldig te leven. Zijn belangrijkste punt: deze
gemeenschap verkondigt dat niet niet-Joden die in Christus geloven, zich moeten laten besnijden en
de Wet van Mozes moeten naleven. Dit gaat in tegen de eenheid van Joden en Grieken.
‘De dag van de heer’ = dag des oordeels
Zijn leven is zozeer vervuld van Christus dat hij niet meer zelf leeft
Scheldwoord ‘hond’
Paulus spreekt iemand persoonlijk aan, maar we weten niet zeker wie
Brief aan Filemon Deze brief is ongewoon kort: het is persoonlijk met een openbaar karakter. Paulus schreef de brief in
de gevangenis.
Hij werd geschreven naar aanleiding van een concrete kwestie: Paulus treedt op als bemiddelaar
tussen Filemon en zijn slaaf Onesimus. Paulus maakt Filemon duidelijk dat Onesimus niet langer als
slaaf maar als broer behandeld moet worden (de slaaf heeft zich namelijk bekeerd tot het
Christendom). Paulus gaat uit van een gelijkheid tussen meesters en slaven, maar zegt ook niet dat
de slaaf bevrijd moet worden
‘Onesimus die mijn kind is geworden’ = beeldspraak voor feit dat O door toedoen van P
christen geworden is
33
De actualiteit van Paulus
De dialoog tussen Joden en Christenen verloopt moeizaam vanaf wanneer het christendom tot
staatsgodsdienst uitgeroepen wordt. Daarom is de studie van de inter-testamentaire periode zo
belangrijk.
We zien dat de Joden vervolgd worden door Christenen, velen beweren dan ook dat de
Jodenvervolging de schuld van de Kerk is. Het anti-semitisme komt van het anti-Judaïsme. De Joden
leverden Jezus uit en lieten hem kruisigen. Zij zijn dus verantwoordelijk voor zijn dood.
Tijdens de inter-testementaire periode waren de wegen van Joden en Christenen nog niet
gescheiden.
Paulus en de Joden (Anselm Grün)
Veel Joden denken dat Paulus ervoor zorgde dat de christenen zich afscheurden van de
Joden
Paulus is en blijft Jood. Zelfs in zijn brieven haalt hij argumenten uit het OT aan
Hij vindt het belangrijk om het nieuwe van de christelijke boodschap uit te werken. In Jezus
ziet hij een nieuwe schepping, het gaat om de Geest die Jezus ons geschonken heeft
Joden van nu hebben een nieuwe kijk op Paulus, maar storen zich wel aan uitspraken in zijn
brieven waarin een karikatuur gemaakt wordt van het Jodendom
Paulus blijft bij zijn Joodse wortels. Hij plaatst Jezus’ visie buiten het Jodendom en creëert zo
een nieuwe godsdienst. Paulus is dus de échte grondlegger van het Christendom
Paulus wijst ons op de schat van de Joodse religie; we kunnen namelijk geen christen zijn
zonder deel te nemen van deze schat
Paulus en de interreligieuze dialoog (Anselm Grün)
“Voor de Joden ben ik als een Jood geworden om hen te winnen… En voor hen die niet onder de Joodse wet staan,
ben ik als iemand geworden die de wet niet heeft, om hen te winnen. Dit betekent niet dat ik de wet van God heb
losgelaten, maar dat ik mij heb onderworpen aan de wet van Christus.” 1 Kor.
Paulus past zich aan de situatie aan die zich voordoet: de boodschap wordt verkondigd in de
taal die de toehoorders begrijpen. Hij is een kameleon die verandert, maar zijn Joodse
karakter blijft behouden
Citeerde Griekse filosofen om te laten zien dat Jezus ook het verlangen van de Griekse
wijsheid vervult
Paulus gaat ervanuit dat alle mensen God zoeken; er zijn geen goddelozen die worden
toegesproken
Probeert datgene wat religies gemeenschappelijk hebben, uit te werken
We moeten andere religies met eerbied tegemoet treden en moeite doen om hen in hun
geloof te begrijpen en serieus te nemen
We moeten onze eigen weg kritisch bekijken
34
Deel 4
Jezus
Op zoek gaan naar historische gegevens over Jezus is moeilijk en ook de evangelisten bieden geen
uitkomst. De evangeliën zijn namelijk geen geschiedkundige werken, maar bedoeld om de betekenis
van de Messias uit te leggen. Elke evangelist legt zijn eigen accenten.
Er zijn enkele niet-christelijke bronnen die aantonen dat de evangeliën niet uit de lucht gegrepen zijn.
We kunnen er ook enkele biografische gegevens uithalen.
Wat we weten op basis van de evangeliën
Enkel Mt. en Lc. bieden info over de geboorte van Jezus, maar deze verhalen zijn slechts
literaire toevoegingen
o Mt.: Jezus wordt geboren tegen het einde van de regering van Herodes de Grote; 6
voor Chr.
o Lc.: geboren onder keizer Augustus; 6 na Chr.
De plaats van geboorte, Betlehem, is enkel toegevoegd om te tonen dat Jezus ook op grond
van de plaats waar hij geboren is, Messias is
Het openbare leven van Jezus zou maar 1 jaar geduurd hebben, er is maar sprake van 1
paasfeest (volgens syn. evangeliën). Volgens Johannes duurt het 3 tot 4 jaar, omdat hij 3 / 4
paasfeesten bijwoont in Jeruzalem
Wat we weten op basis van de niet-christelijke bronnen:
Josephus Flavius Joodse geschiedschrijver
Schrijft 2 passages over Jezus
“In die tijd leefde Jezus, een wijs mens,…”
Tacitus Romeinse geschiedschrijver
55 na Chr.
Vermeldt de brand van Rome in zijn ‘Annales’ en geeft keizer
Nero de schuld
80 jaar na Jezus’ dood geschreven
“De benaming is ontleend aan een zekere Christus die tijdens de regering van
keizer Tiberius door Pontius Pilatus met de dood werd gestraft.”
Suetonius Romeins geschiedschrijver
70 na Chr.
“Omdat de Joden voortdurende onrust veroorzaakten, op aanstoken van een
zekere Chrestus, verjoeg hij ze uit Rome.”
35
Jezusbeelden
Bij de evangelisten
a) Jezus als rabbi
Het optreden van Jezus wordt vaak vergeleken met dat van een Farizese wetgeleerde die in
de synagoge de wet verklaart een mensen oproept tot een religieus leven. Deze
schriftgeleerden noemt men ‘rabbi’ en zo wordt Jezus ook genoemd door Marcus.
b) Jezus als profeet
Door zijn verkondiging en handelswijze wordt hij voorgesteld in de lijn van de
oudtestamentische profeten. Zijn vermaningen, heilsoproepen, … behoren ook tot dit genre.
Zijn handelingen profetisch en provoverend en hij verricht wonderen, net zoals de profeten
in het OT.
c) In de lijn van de apocalyptiek
De nabijheid van God rijk kleurt zijn optreden. Jezus roept de mensen op om zich te bekeren
en klaar te staan voor de onverwachtse komt van het einde.
d) In conflict met de Farizeëen en de politieke machthebbers
Door zijn kritiek op de vele wetten en zijn mildheid tegenover zondaars wordt hij de vijand
van de Farizeëen. Door zijn afwijzende houding tegen de tempel, komt hij in conflict met de
Sadduceëen. Hij heeft wel veel succes bij de gewone mensen, en dat stemt de politieke
machthebbers niet blij. Zijn optreden verstoort het evenwicht.
Doorheen de tijd
a) Oudheid
Jezus als Goede Herder: glad geschoren, jong, mannelijk.
Jezus als leraar: een boekrol in de hand en te midden van de leerlingen
b) 4de eeuw
Jezus als overwinnaar en majesteit; portrettering lijkt op die van een Byzantijnse keizer
c) Middeleeuwen
Jezus als milde en lijdende mens.
d) Renaissance
Jezus als volmaakte mens.
e) Contrareformatie
Devotionele Jezus: kunst als didactisch middel om ‘ware Jezus’ te tonen.
f) 19de eeuw
Christus Koning: lief gelaat, melancholieke blik
g) 20ste eeuw
Revolutionaire Jezus, bv.: als hippie.
Wie zeg jij dat ik ben?
De vraag wie Jezus is, kan veel betekenen: wie is hij volgens exegeten? Volgens de mensen? Volgens
de theologen? Niemand kan ons het antwoord geven in onze plaats.
36
Ontmoetingen met Jezus
Wonderverhalen Vertonen steeds hetzelfde patroon:
a) Presentatie van het ‘geval’
b) Verzoek om tussenkomst
c) Tussenkomst
d) Resultaat van tussenkomst
e) Reactie op resultaat
Kunnen ingedeeld worden in 3 soorten:
a) Genezingsverhaal en duivelsbezwering
De evangelisten gebruiken deze verhalen om andere kenmerken van Jezus op een
symbolische manier te tonen.
b) Natuurwonder
Altijd symbolisch bedoeld. De waarheid bestaat erin dat ze op een symbolische manier
werkelijkheid uitdrukken.
c) Dodenopwekking
Altijd symbolisch bedoeld. De waarheid bestaat erin dat ze op een symbolische manier
werkelijkheid uitdrukken.
Wonderverhalen zijn geen reportage van feiten. De klemtoon ligt op Jezus die het goddelijke doorbreekt. Deze wonderen zijn ook het teken van het doorbreken van het Rijk Gods. De aanwezigheid van de wonderen lijkt vreemd voor ons, maar was heel vanzelfsprekend in Jezus’ tijd. Aan elke betekenisvolle figuur werd een wonderverhaal toegeschreven.
In de Bijbel wordt verteld dat God geneest met zijn liefde, dat hij wonderen verricht. Om dit toe te
lichten, hebben de mensen beelden nodig. De wonderverhalen drukken dus dit centrale Bijbelse idee
uit.
Niemand ontkent dat Jezus velen genezen heeft en tot rust gebracht. Genezingsverhalen zijn dus
gebaseerd op ‘feiten’.
Historiciteit van de wonderverhalen De moderne mens gelooft pas iets wanneer het fenomeen ook verklaard kan worden. Daarom staan
wij onwennig tegenover de wonderen. Voor ons is een wonder ‘iets dat niet wetenschappelijk te
verklaren is’. De betekenis van vroeger was anders: ‘ongewone ervaringen waarin de gelovige een
teken ziet van Gods liefde’.
Om de wonderverhalen te verstaan, moeten we oog hebben voor verhouding tussen feit en
interpretatie.
37
De betekenis van de wonderen = tekenen van het doorbreken van het Rijk Gods
= machtsdaden
≠ verricht door Jezus om zijn macht te tonen, maar om op te treden vanuit Gods menslievendheid
bv.: ziekte beteken dat men in de macht van het boze is
a) Wonderverhalen doen geen uitspraken over wetenschappelijke echtheid, maar wel over de vraag ‘Met wiens kracht doet hij dat?’
b) Belangrijkste vraag bij wonder: ‘Wat betekent het?’ c) Jezus doet geen wonderen om te bewijzen dat hij boodschapper van God is. d) Wonderen zeggen wie Jezus is en niet wat hij kan e) De grondvoorwaarde om betekenis te zien in wonderen is geloof
38
Ontmoetingen die genezen: een aantal verhalen
Het dochtertje van Jaïrus en de bloedvloeiende vrouw Jaïrus, overste van synagoge, vraagt Jezus mee te komen en werpt zich aan zijn voeten: ‘Je moet mijn
dochter redden’. Jezus gaat mee naar zijn huis. Onderweg naar zijn huis wordt Jezus aangeraakt door
iemand: een vrouw die al 12 jaar een bloedvloeiingen lijdt. Ze raakt Jezus aan opdat ze wil genezen
en ze vindt genezing. Ondertussen komt iemand zeggen dat het dochtertje gestorven is, maar Jezus
zegt dat de slaapt. Hij zegt ‘Sta op.’ en ze ontwaakt.
Over volwassen vrouw en een meisje op de rand van volwassenheid
Vrouwen gaan gebukt onder machteloosheid
De bloedvloeiende vrouw heeft over Jezus gehoord: ze weet dat er een kracht van hem
uitgaat en dat zijn God een is waar je je niet voor hoeft te schamen
De bloedvloeiende vrouw doorbreekt een taboe met het aanraken van Jezus’ kleed: als
onreine vrouw durft zij iemand aan te raken. Dit doorbreken betekent haar genezing
Het dochtertje van Jaïrus krijgt geen eigen naam, is 12 en leeft op de drempel van de dood.
Vader neemt moederrol op zich: misschien heeft de bezorgdheid van de vader zijn kind ziek
gemaakt? Misschien is het tijd om haar los te laten?
De vader is bang zijn dochter te verliezen, maar hij zal haar pas kunnen vasthouden als hij
haar loslaat
Oponthoud door bloedvloeiende vrouw: Jaïrus moet stoppen met vader te zijn
De dochter ontwaakt en zet zo de eerste stappen in het leven
De genezing van de lamme Jezus is teruggekeerd en het nieuws verspreidt zich over de stad. Hij is thuis en zijn dak wordt
opengebroken: 4 mannen brengen hun verlamde vriend naar binnen. Hij zegt: “Kind, uw zonden zijn
u vergeven.”. De schriftgeleerden zijn kwaad: hoe kan Jezus zomaar iemands zonden vergeven? Jezus
antwoordt: “Wat is makkelijker: zeggen stap en wandel? Of: je zonden worden je vergeven?”
Noemt God ‘Abba’: vader
Jezus weet dat de bron van het kwaad bij deze man vanbinnen zit. Daarom zegt hij ‘Uw
zonden zijn vergeven.’
De man is verlamd door zonde, hij is het spoor bijster maar is niet noodzakelijk een slecht
mens
De vergeving van de zonden geeft de man kracht om op te staan
Openbreken van dak= geeft de komst van Gods Rijk symbolische weer; de geest daalt neer
Lammen staan op Een man is al 38 jaar ziek en kan niet bewegen; hij ligt aan het ritueel bad aan de Schaapspoort en
spreekt Jezus aan: ‘Niemand wil me helpen met het baden.’ Daarop vraagt Jezus of de man wel
gezond wil worden. De man antwoordt: ‘Ik wil wel, maar het lukt niet. Niemand wil me helpen.’.
Jezus geneest de lamme.
39
Jezus ziet de man liggen: een zien waardoor hij weet; inzicht
Jezus vraagt naar de wil ‘Wil je wel gezond worden?’. Dit element komt in vele
wonderverhalen voor. Een mens kan zich installeren in zijn ziekte: ze durven zelf geen stap
meer zetten en spreken niemand meer aan om hen te helpen.
Het verhaal gaat over een man die zijn eigen wensen niet meer te kennen geeft; over
isolement en eenzaamheid
Jezus beveelt hem niet meer te wachten; niet meer afhankelijk te zijn van anderen
Jezus spreekt de kracht van de man aan: je kan meer dan hier alleen maar liggen!
Jezus wordt zelf genezen De dochter van een Kanaänitische vrouw is bezeten door de duivel, ze vraagt Jezus om hulp. Maar
Jezus keurt haar geen woord waardig en de leerlingen willen dat hij de vrouw wegstuurt. Jezus zegt
uiteindelijk toch iets: ‘Ik ben er enkel voor de verloren schapen van Israël. Het brood is voor de
kinderen, niet voor de honden.’ De vrouw antwoordt: ‘Honden eten de kruimels op.’. Jezus geneest
de dochter.
Vrouw erkent Jezus in lijn van grote koningen: ‘Heb medelijden met mij’
Hij vergelijkt de vrouw met een hond = heidenen; kinderen = Israël
Jezus is degene die de transformatie ondergaat: hij geneest nu ook de heidenen en niet enkel
het volk van Israël.
De vrouw weet Jezus te raken i.p.v. omgekeerd
De genezingsverhalen samengevat
Genezingsverhalen zijn ontmoetingsverhalen: Jezus raakt mensen aan en bevrijdt ze van fysieke en mentale pijn
Jezus ‘ziet’ telkens de mens die hulp nodig heeft (zien = weten). Hij raakt de mensen ook aan (letterlijke en figuurlijk).
Hij spreekt de zieke aan; hierdoor wordt de zieke weer mens Jezus vergeeft en ziet de ziekte niet meer als gevolg van een eigen fout Mensen die bezeten zijn, brengt hij tot rust De motivatie om te genezen ligt bij de zieke zelf
40
Ontmoetingen die veranderen
Jezus’ houding tegenover armen en uitgestotenen is opmerkelijk. Vrouwen, Samaritanen, zieken,
melaatsen, tollenaars, herders, … worden door hem aangesproken en aangeraakt.
De zalving van Jezus te Betanië Jezus is in Betanië, in het huis van Simon de melaatse. Een vrouw met een albasten vaasje nadert
hem. Ze verbrijzelt het vaasje en gooit de mirre over Jezus’ hoofd. De omstaanders vinden het
verspilling: met het geld van de mirre kon ze heel wat armen helpen. Jezus reageert: “De armen
zullen altijd bij jullie zijn, maar ik niet.”.
Boodschap bij 3 evangelisten: haar liefde is groot; toch zien we enkele verschillen in hun
verhalen
o Matteüs vertoont grote gelijkenissen met Marcus
o In Lucas wordt nog een extra raamvertelling verteld over 2 mannen met schulden
o Lucas benadrukt de tekenen van liefde: wenen, wassen, drogen, kussen en zalven
van de voeten
Verhaal bevat paradox: Jezus verzekert dat iedereen de naam van deze vrouw zal kennen
o.w.v. haar daad, maar in de overlevering krijgt ze zelfs geen naam
Ze gaat verloren in een mannenwereld
Gaat over inbreuk tegen herkomst , zeden en taboe
Ze handelt en doorbreekt zo, zonder woorden, een taboe
Ze geeft alles weg wat ze heeft
Verklaring van extreme gedrag:
o Twistpunt rond armenzorg en luxe
o Verwijzing naar profeten
Ze viert het leven van Jezus in aanzien van de dood
Reden van haar daad ‘sunder warumbe ‘ = ‘zonder waarom’
Een acte gratuit
Johannes’ verhaal omtrent de zalving
In Betanië wordt een feestmaal gehouden ter ere van Jezus. Marta is de gastvrouw. Maria, haar zus
en tevens de zus van Lazarus, smeert Jezus’ voeten met balsem in en droogt ze met haar haren. De
leerlingen vinden dat ze de balsem beter zou verkopen en het geld aan de armen schenken.
Maria Magdalena
1. In collectieve beeldvorming
vroeger
Prostituee
Aanwezig bij lege graf
Lange haren
Schedel en albasten vaasje in de hand
Negatief beeld
41
nu
Geliefde leerling
Gehuwd met Jezus
Eigen evangelie
2. In iconografie
Lange haren
Skelet en albasten kruikje in de hand
Boek: verwijzing naar leraarsfunctie
3. Volgens Lucas
Vrouw uit wie demonen gedreven zijn
Vermogend
4. Volgens Marcus
Getuige van Jezus’ dood
Ziet Jezus als 1ste na zijn verrijzenis
5. Volgens Johannes
Getuige van kruisiging
Noli me tangere: gesprek tussen Jezus en Maria Magdalena na de verrijzenis
Maria Magdalena is, buiten de moeder van Jezus, de enige vrouwelijke heilige met een credo in de mis. Haar missie op paasmorgen had dan ook een apostolisch kader. Ze wordt beschouwd als apostola apostolorum = apostel der apostelen.
Dorothee Sölle over Maria Magdalena
Speelde een leidende rol
Welgestelde vrouw die zich in Galilea bij Jezus voegt. Ze trekt met hem mee en is getuige van
zijn dood en verrijzenis
Petrus en MM zijn de leidinggeven personen geweest van de Jezusbeweging: leiden,
prediken en missioneringswerk
Conflicten man >< vrouw
Aanwezig zijn bij de kruisiging was gevaarlijk: ook vrouwen konden gekruisigd worden
MM wil bewust getuigen, maar is zich bewust van de risico’s
MM belichaamt de angst van de 1ste christengemeente; haar tranen zijn de uitdrukking van
haar diepste zelf
Ze is moediger dan alle apostelen: ze komt uit voor haar liefde en geloof t.o.v. Jezus. ze geeft
hen de opdracht te vertellen wat zij gezien heeft
MM overtuigt de apostelen weer naar buiten te komen
Een door mannen gedomineerde kerk had een ‘grote zondares’ nodig. Zo kon de eigen
verdringing tegenover de vrouwen gelegitimeerd worden
Verrijzenis = bevrijding van alle mensen uit angst voor en onderwerping aan de machten van
de dood
42
De woorden van Jezus
Gelijkenis bij Joodse Rabbi’s = hulmiddel
Gelijkenis bij Jezus = verkondiging zelf
Jezus gebruikt beelden die voor iedereen vertrouwd en dus begrijpelijk zijn: elke dag vangen
vissers goede en slechte vissen, elk jaar gaat de zaaier over de akker, …
Hij vertrekt vanuit het dagelijkse leven van de mens en veronderstelt hierbij geen
spectaculaire kennis.
Het innerlijk van de mens wordt vergeleken met het dagelijkse leven.
Jezus werkt origineel: hij brengt de mensen terug naar hun oorsprong.
Hij vraagt wat de mensen zelf denken en doet beroep op hun inzicht.
Uitnodigend gezag i.p.v. dwingend gezag
De gelijkenis
Een parabel brengt een gedachte of een idee op een plastische manier zodat het aanschouwelijker wordt.
1. De gelijkenis
Er wordt een vergelijking gemaakt tussen iets uit het dagelijkse leven en iets dat moeilijk te
verwoorden valt.
Er is een beeld- en een zaakhelft: de zaakhelft gaat meestal over het Rijk Gods, de beeldhelft
over een regelmatig terugkerend tafereel uit het dagelijkse leven.
2. De parabel in strikte zin
Het is een verhaal dat zowel waargebeurd als verzonnen kan zijn.
Het is ook beknopt: 1 verhaallijn, beperkt aantal personages, geen uitdieping van de
karakters, …
Er komen meestal paradoxale gebeurtenissen in voor die een schokeffect veroorzaken bij de
lezer / luisteraar.
Het verhaal wordt in functie van het slot geschreven.
3. De allegorie
Alle details in het verhaal krijgen betekenis (= groot verschil met parabel).
Er is geen enkelvoudige pointe meer.
Vooral populair in hellenistische milieu
4. Het voorbeeldverhaal
Nadruk op morele aspect: de personages worden een voorbeeld voor de lezer / luisteraar.
Er wordt soms gezegd dat de parabels niet begrepen werden. De mensen van het platteland, aan wie Jezus de parabel vertelde, zullen de pointe onmiddellijk begrepen hebben. Maar diegenen uit een hellenistisch milieu zullen hier veel meer moeite mee gehad hebben.
43
Dimensies van de parabel Er worden soms rare dingen verteld en dat moet ook Jezus’ toehoorders zijn opgevallen. Daarom
moeten we bij de parabel 3 eigenschappen voor ogen houden:
a) Een parabel situeert zich in de concrete realiteit, het is geen filosofische extract. Jezus
vertelde geen parabels omdat hij dacht dat zijn toehoorders te dom waren voor filosofische
boodschappen, maar omdat hij het geloof rechtstreeks in het dagelijkse leven wilde plaatsen. bv.: het Rijk Gods is geen abstract gegeven, het krijgt gestalte op aarde.
Bij de overgang naar de Griekse wereld komt er een overgang tussen materie en geest. Door
deze scheiding verloor de dagelijkse realiteit haar verwijzing naar het Rijk Gods.
b) De parabel peilt naar de diepere dimensie van de alledaagse werkelijkheid. Het religieuze
laat zich enkel omschrijven met beelden, niet met analytische taal.
c) Parabels worden niet verteld om mensen bezig te houden, maar om ze tot actie aan te
zetten. Ze moeten hun leven gestalte geven zodat het Rijk Gods zichtbaar wordt.
Hoe werkt een parabel Een parabel werkt in 3 stappen, net zoals het schema van Cardijn: zien, oordelen en handelen.
a) Distantiëren
Dagelijkse sleur verblindt ons voor de kritische kijk op het leven. Daarom is het nodig om uit
deze routine te stappen en het leven vanop een afstand te bekijken. Door afstand te nemen,
krijgen we een betere kijk op het geheel.
Je ziet opnieuw dingen waar je dagelijks aan voorbij loopt.
Door complexe verhalen boven principiële standpunten te plaatsen kan Jezus meer
complexiteit in het leven brengen: sommige zaken zijn heel duidelijk, maar worden moeilijk
als ze in praktijk omgezet moeten worden.
b) Provoceren
Het distantiëren heeft als nadeel dat het gebeuren ons niet meer raakt. Bij het provoceren
worden emoties opgewekt die de afstand teniet doen: enkel door erkenning kunnen we ons
leven een nieuwe wending geven.
De parabel spreekt ons als mens aan met verstand en gevoelens.
Onder de maatschappijkritische vragen van de parabel ligt een diepere vraag: vraag naar
relatie tot God.
Eerst moet de mens alles waar hij zijn leven op bouwt in vraag stellen, nadien ervaart hij dat
hij nooit antwoord zal vinden op deze vragen. De antwoorden zullen telkens weer voorlopig
zijn. Je blijft groeien zonder een eindpunt te bereiken.
c) Appelleren
Er moet een evenwicht komen: jezelf zijn & aandacht hebben voor de situatie van de andere.
Wie niet in leegte terecht wil komen, moet ingaan op het appel waarbij God ons aanspreekt.
Voor dat appel deinzen velen terug: hun gedrag is erop gericht hun soort in leven te houden
en deze levensdrang heeft een existentiële dimensie gekregen. De mens zoekt veiligheid
langs alle kanten, maar dit kan een grotere bron van angst worden: je moet het leven ooit uit
handen geven.
44
De parabels nodigen uit om je nu al even weg te trekken van het leven en jezelf op het spel
te zetten.
Jezus is de parabel Heel Jezus’ leven is een parabel: hij vertelt uitdagende verhalen en treedt ook uitdagend op. Hij zet
de conventionele maatschappelijk verhoudingen opzij en gaat gemoedelijk om met zondaars,
tollenaars, vrouwen, …
Hij plaatst daarenboven ook vraagtekens achter populaire opvattingen: ziekte en ongeluk zijn volgens
hem geen straf van God.
De parabels hebben ook een missionair doel: Jezus wil tijdsgenoten winnen voor zijn levensvisie en –
stijl. Om deze reden werd de ‘ dwarsligger’ uit de weg geruimd: hij werd als bedreigend ervaren en
werd daarom gekruisigd.
Jezus staat beeld voor verandering en verandert d.m.v. de 3 bovengenoemde dimensies.
De kern van zijn boodschap is de komst van het Rijk Gods. Dit gebeurt in apocalyptische termen. De apocalyptiek probeert mensen aan te sporen trouw te blijven aan hun geloof, ook al zien ze geen resultaat. Ze moeten erop vertrouwen dat God op een zekere dag zal komen om het Laatste Oordeel te vellen en iedereen te vergelden naar zijn / haar daden. Wie ingaat op het appel van de parabels, realiseert het Rijk Gods.
Het verhaal van de Barmhartige Samaritaan Een wetgeleerde vraagt Jezus wat hij moet doen om het eeuwige leven te verkrijgen. Jezus
antwoordt: “Wat zegt de Wet? Doe wat de wet zegt en je zal leven.”. dan komt de parabel van de
Barmhartige Samaritaan: een man wordt overvallen. Een priester en een leviet gaan hem voorbij,
maar helpen hem niet. Een Samaritaan wel: hij brengt hem naar een herberg en betaalt het verblijf.
Na het vertellen van de parabel vraagt Jezus: “Wie is de naaste van deze man geworden? Doe
voortaan net zoals hij.”. Na de parabel volgt een uitspraakverhaal (= verhaal dat in contrast staan
met de parabel) : Marta & Maria.
De vraag van de wetgeleerde is er een van alle tijden en plaatsen. Hij impliceert hiermee dat
niet iedereen je naaste is. Hij stelt de vraag naar de grens van zijn naastenliefde. Voor deze
afbakening vertrekt hij vanuit zijn eigen persoon.
Kracht = wil = thora
Parabel
o Man reist van Jeruzalem naar Jericho verkeerde richting
De richting waarin de man reist is tegengesteld aan die van Jezus: het moet dus wel
verkeerd aflopen
o Priester en leviet helpen niet: ook zij gaan de verkeerde richting uit. Voor hen is de
man aan de kant dood: ze hoeven de wet dus niet na te leven
o Een Samaritaan is een half-jood die de Wet niet volledig opvolgt. Toch is het net hij
die de gewonde man helpt, hij heeft er ook de middelen voor: geld, een ezel.
45
o De gewonde wordt benoemd als ‘iemand’: het kan dus over iedereen gaan.
o Olie en wijn op de wonde: verzachten en ontsmetten
Einde = moment om terug te komen op de beginvraag
Jezus vraagt wie nu de naaste geworden is de hulp van de Samaritaan was onverwacht.
Jezus maakt duidelijk dat naastenliefde niet enkel over volksgenoten gaat
o ‘geworden’ gebruikt voor het komen van het Rijk Gods; wie tot zijn naaste komt,
komt ook tot het Rijk Gods
Je wordt iemands naaste door je handelingen. Niet ik bepaal wie mijn naaste is: de gewonde
aan de kant appelleert om hem in het centrum van de aandacht te stellen.
De wet helpt je juist te handelen, maar jij bent het die tot actie moet overgaan.
Balans tussen woord en daad nodig
Omkering van beginvraag: de handelswijze en niet de vraag is belangrijk
o Kan je je eigen perspectief verlaten en je inleven in de andere?
Een Samaritaan is de benaming voor de gemengde bevolking die na de verovering van Samaria een groot deel van het Joodse rijk heeft bewoond. Na de terugkeer uit de Babylonische ballingschap werd de kloof tussen de Samaritanen en de inwoners van Jeruzalem steeds groter. Daarom stichten ze hun eigen centrum van eredienst op de berg Gerizzim. Joden en Samaritanen leefden dezelfde Thora na, maar zagen elkaar niet als naasten
Marta en Maria In de parabel van de Barmhartige Samaritaan werd duidelijk dat we de liefde tot God niet kunnen
realiseren buiten de liefde tot de medemens om. Maar: we kunnen onze liefde voor God niet
herleiden tot naastenliefde. Om deze misvatting te voorkomen, wordt na de 1ste parabel een
uitspraakverhaal ingelast; Jezus’ bezoek aan Marta en Maria.
1. Verhaal
Jezus wordt ontvangen door Marta: de ideale gastvrouw die in beslag genomen wordt door
het vele bedieningswerk. Haar zus Maria knielt aan Jezus’ voeten en luistert naar hem
2. Analyse
Diaconie: Marta wil de voorafgaande parabel in praktijk omzetten en haar liefde voor
God tonen door te handelen en te dienen
‘ze werd in beslag genomen door’: ze gaat zichzelf voorbij en daardoor ook Jezus.
dienstbaarheid is belangrijk, maar er moet ook spiritualiteit achter schuilen.
Niet de inzet van Marta, maar het feit dat ze er niet bij stil staat is een probleem.
Er staat Heer ≠ Jezus: je moet je niet uitsloven voor de heer, maar tijd nemen om je
te laten inspireren door zijn woord
Het is niet omdat onze bedoeling goed zijn, dat we ook goed werk afleveren
Jezus vergelijkt het werk van de zussen niet. Hij zegt alleen dat het goed is wat Maria
doet
Naar gelang de situatie moet je prioriteit geven aan inzet / contemplatie.
Contemplatie zonder inzet is leeg.
46
3. Interpretatie van Dorothee Sölle
De westerse traditie heeft de 2 vrouwen als het contemplatieve (= beschouwen,
nadenken over) en het actieve leven beschouwd. Deze begrijpen kregen een
bepaalde rangorde: het contemplatieve is meerderwaardig dan het ondergeschikte
actieve leven.
Marta wordt beschouwd als nuttig, maar ook beperkt en eng
Intellectueel werk >< handarbeid
We moeten Marta niet alleen begrijpen, we moeten haar ook leren waarderen; haar
sterkte zien
Marta is degene met het hart op de tong
We hoeven niet te kiezen tussen contemplatie en actie, we hebben beide nodig. We
moeten Marta én Maria zijn
“Marta en Maria moeten samen zijn om de Heer te kunnen herbergen.”
47
De verrijzenis
Spreken over de verrijzenis is geen evidentie meer. Ook de taal waarmee over de verrijzenis
gesproken wordt, zegt ons niets meer. Velen zwijgen liever dan te moeten praten over iets wat hen
niets meer zegt.
Toch is het belangrijk jongeren iets mee te geven over dit onderwerp. Eerst moeten we inzien dat het
geen schande is om iets niet / niet helemaal te verstaan, maar dit is heel moeilijk voor de moderne
mens. We richten onze aandacht op het begrijpen van de zaken waarmee we geconfronteerd
worden, maar moeten opnieuw leren leven met geheimen.
Oorsprong van de verrijzenistaal > Perzen
Wanneer Israëlieten deze taal beginnen te spreken, moeten ze ook onderhevig geweest zijn aan deze
cultuur. Je kan maar spreken over wat je ervaart.
1. Apocalyptiek
De apocalyptici zagen de toekomst somber in. De crisis die het volk Israël meemaakt in de
Griekse periode moet zo ingrijpend geweest zijn dat men somber begon te denken. Binnen
dit pessimisme krijgt de verrijzenis een plaats: als God ooit uit niets alles heeft kunnen
schapen, zo zal hij ook op het einde der tijden de wereld kunnen redden. De verrijzenis wordt
dus aanzien als een nieuwe schepping: een voorzichtige vorm van optimisme
2. Bloedgetuigen t.t.v. Antiochus IV
De bloedgetuigen stierven een vreselijke dood in de strijd, maar bleven trouw aan God. De
gebeurtenis verplichtte hen na te denken over het leven na de dood. Het inzicht breekt door
dat God in staat is over leven en dood te beschikken.
De latere Joodse traditie De ideeën rond de verrijzenis zullen verder ontwikkelen in de latere Joodse traditie, maar wel met
enige reserve:
a) De christelijke sekte ontstaat en verspreidt zich: de verrijzenis van 1 persoon wordt zo
centraal gesteld dat de taal erdoor belast werd
b) Veel Joden hebben hun leven op het spel gezet vanuit de apocalyptische idee. 2 catastrofes
brachten veel bloed met zich mee. De gebeurtenissen doen de mensen met argwaan kijken
naar de apocalyptische ideeën en de eraan gekoppelde verrijzenis. De verrijzenis wordt nog
behandeld, maar eerder als open vraag
De verrijzenistaal heeft grotendeels ontwikkeld zonder verwijzing naar de verrijzenis van Jezus.
Jezus geloofde in de verrijzenis
1. Het ‘hoe’
Jezus stelt dat er een discontinuïteit is tussen het leven op aarde en het leven als verrezene.
48
Die discontinuïteit wordt veroorzaakt door de macht van God: wanneer God een dode
opwekt is er geen sprake meer van huwen.
Jezus stelt zich voor dat de verrezen mensen leven als een engel in de hemel. Maar: de
moderne mens beschouwt een engel vaak als iets minderwaardigs. Jezus probeert dus te
breken met de te menselijke voorstelling van het leven na de dood. zie ook: soma pneumatica
2. Het feit ‘dat’
Jezus zet zijn idee dat mensen verrijzen kracht bij door te verwijzen naar een passage waarin
God zich bekendmaakt aan Mozes en zichzelf aanduidt met de namen van zijn voorouders.
God kan zich niet benoemen met de naam van wie volledig dood is: hij is dus een God van de
levenden. De bloedband loopt door: onze voorouders leven verder in ons en in onze traditie.
Jezus maakt hiermee ook duidelijk dat het graf het verbond tussen God en de mens niet
doorbroken heeft.
Jezus’ opstanding uit de dood en het eerste geloof van de leerlingen
1. Jezus’ kruisdood veroorzaakte een crisis
Na de dood van Jezus valt de kerngroep uiteen. De schok moet enorm geweest zijn en
gepaard gedaan zijn met vele vragen: Wie is de God die dit heeft laten gebeuren?
Een aantal leerlingen zitten in zak en as, maar dat geldt niet voor iedereen. Zo beschouwt
Johannes bijvoorbeeld de dood als vervulling van Jezus’ bestaan.
2. Het nieuwe optreden van de leerlingen
Na verloop van tijd treedt de groep weer openbaar op: ze leggen getuigenis af en staan
onbevreesd voor grote groepen. Deze ommekeer in denken en doen wordt beschreven in
een drietal getuigenissen:
a. In de korte belijdenissen: ‘God heeft hem uit de doden opgewekt’, ‘Christus is
verrezen’
b. In uitgewerkte verschijningsverhalen: er wordt verteld over ontmoetingen met Jezus
na diens dood. Bv.: de Emmaüsgangers
c. In verhalen over ervaringen van de Heilige Geest waarin het pinksterverhaal model
staat
Geen enkele van deze getuigenissen is zuiver. De 3 typen werden geschreven met een bepaald doel waardoor elk resultaat hypothetisch zal blijven. Het zou zinvoller zijn onderzoek te verrichten naar de taal en wat die wil uitdrukken.
49
Leven met een spiritualiteit van de verrijzenis Geloven in de verrijzenis betekent ook geloven in God. De kern van het verrijzenisgeloof is dus dat
we iets vernemen over God: hoe hij handelt, hoe hij is.
1. God in de natuur
Verrijzenistaal grijpt vaak terug naar beelden uit de natuur. De verrijzenis is als het ware een
nieuwe schepping.
2. God in de mensenwereld
Ook de mens is een stuk natuur: hij groeit, bloeit, verwelkt. Verrijzenis heeft alles te maken
met het inkijken van de afgrond van het kwaad: de diepte hiervan zullen we nooit kunnen
peilen, maar het geloof in de verrijzenis versterkt het bewustzijn dat het Goede sterker is dan
het Kwade. Dat mensen kunnen geloven dat het Goede sterker is, is voor de meesten ene
groot raadsel. We zullen het geloof in de verrijzenis pas verstaan als we het extreem zinloze
met liefde omhelzen.
De Emmaüsgangers: een verschijningsverhaal De vrouwen komen aan bij het lege graf en worden opgewacht door mannen in stralende gewaden:
“Waarom zoekt u de levende bij de doden?”. Ze zien in dat Jezus verrezen is en verkondigen deze
boodschap. Hierna volgt het verhaal van de Emmaüsgangers: 2 leerlingen zijn verward na de dood en
scheiden zich af van de groep. Ze gaan weg van Jeruzalem en er voegt zich een man (= Jezus) bij hen.
De vreemde man verlaat zijn eigen weg en gaat met de leerlingen mee, naar Jeruzalem. De vreemde
man luistert en laat hen niet in de wanhoop.
In het derde verhaal verschijnt Jezus aan al zijn leerlingen.
Slot van het Lc.-evangelie, tussen 2 verrijzenisverhalen door
Jezus brengt de geschriften ter herinnering
3 verhalen gaan over moeizame wijze waarop Jezus’ leerlingen na zijn dood inzien dat hij nog
leeft
Pas bij het breken en het geven van het brood wordt Jezus herkend
Het is net de twijfel die geloof versterkt
Het is de dood die de verrijzenis in het leven roept; het verlorene maakt wat teruggevonden
wordt groot de weg naar Emmaüs maakt de weg naar Jeruzalem duidelijk
Ze stappen weg van Jeruzalem, de verkeerde kant uit
Jezus verlaat zijn eigen pad en gaat mee in de ontreddering
Jezus opent de ogen van zijn leerlingen door te verwijzen naar het woord
Terug naar Jeruzalem: terug het goede pad op
50
Modus Operandi
= documentaire over Jodenvervolging in België tijdens WOII
= rol van Belgische overheid in overlevering; vnl. in Antwerpen en Brussel
= 3 soorten Christenen: joodsgezind, anti-Joods en onverschillig
In mei 1940 valt Duitsland België binnen: de regering vlucht en de secretarissen-generaal moeten
alles overnemen. De rust wordt hersteld en de economie blijft draaien.
1. Demoniseren – afwijzen
De openbare opinie t.o.v. Joden wordt bewerkt via kranten, bioscopen, overheidsfuncties.
Joden mogen bv. geen openbare ambten meer uitvoeren en kinderen moeten naar een
andere school.
In oktober ’40 komt een definitie voor het woord ‘Jood’
2. Registreren – uitsluiten
De Duitsers stellen een Jodenregister op en de Belgische administratie stemt hiermee in.
Omdat alles volgens het gemeentebestuur gaat, hebben de Joden vertrouwen.
Maar de discriminatie gaat verder: Joden moeten een kenteken dragen en mogen hun
beroep niet meer uitoefenen, ongeacht hun functie. De Joden leggen zich hier zomaar bij
neer.
3. Plunderen – vernederen
Joodse handelszaken worden geplunderd (de diamantsector niet), doel: economie
ontjoodsen. In ’41 wordt de synagoge zelfs vernield en gebeurt een 2de telling. Het kenteken
van Jood wordt aangebracht op identiteitskaart.
Verenigen van Joden in België wordt opgericht doorgeefluik van nazibevelen aan Joden.
In ’42 moeten alle Joden een ster dragen als kenteken definitieve isolatie
4. Opjagen – deporteren
in ’42 stuurt VJB oproepbrieven naar Joden. Het 1ste konvooi vertrekt naar Auschwitz,
kinderen worden naar Mechelen gebracht.
10 000 Joden worden opgeroepen, maar er komen slechts 3000 nazi’s organiseren
razzia’s. Uiteindelijk helpt de politie met het oppakken.
5. Vluchten – zich verzetten
De Joden staan voor een keuze: vluchten of zich verzetten?
Pas in ’43 gaat er verzet van start: Joden van het 20ste konvooi ontsnapt. Enkele maanden
later vertrekt een konvooi met Belgische Joden.
In september ’44 wordt Brussel bevrijd: van de 24 000 Joden hebben er 1200 het overleefd.
Slecht 12 van de overlevenden zijn jonger dan 15.
51
Het kind van Noach (lectuur)
Inhoud Het is 1942. Joseph is zeven jaar. Als hij van zijn vader en moeder gescheiden raakt, wordt hij
opgevangen door vader Puym, een eenvoudig en rechtvaardig man die niet alleen levens wil redden.
Maar wat probeert hij dan voor de toekomst veilig te stellen, net als Noach, in een wereld die door
een zondvloed van geweld wordt bedreigt?
Verklaring titel
a) Vader Puym verzamelt inheemse, Joodse objecten en ziet zichzelf hierdoor als ‘Noach’. De
holocaust wordt gezien als de zonvloed en i.p.v. dieren verzamelt hij Joodse voorwerpen
opdat het Jodendom niet zou verdwijnen.
De band tussen Joseph en vader Puym is ontzettend sterk: ze leven samen tijdens de oorlog
en staan doodsangsten uit. Joseph begint vader Puym als echte vader te beschouwen.
b) Vader Puym heeft honderden kinderen gered en daarmee ook hun (toekomstige) kinderen
en kleinkinderen. Hij heeft m.a.w. de mensheid gered. Dit maakt hem tot Noach-figuur.
Fragment 1: ‘In een flits begreep ik alles… Ik begreep er niets van.’
Joseph betreedt voor het eerst een kerk
“Welkom in het huis van God!”
- “Waar is God dan?
In een flits begreep ik alles: Joseph hoort het orgel en krijgt hier een speciaal gevoel bij. Hij
voelt Gods aanwezigheid doorheen de muziek
Ik begreep er niets van: Joseph begrijpt niets van de liturgie. Begrippen zoals ‘Vader’ en
‘zoon’ zijn hem vreemd in deze context. De drievuldigheid kan hij maar niet vatten: hoe kan 1
persoon ineens 3 personen worden?
Fragment 2: ‘Wie heeft er gelijk: de Joden of de Christenen?’
“In de Bijbel wordt gezegd dat God 6 dagen werkte en 1 dag rustte. De Joden beschouwen
zaterdag als rustdag, de Christenen zondag.”
- “Wie heeft er dan gelijk?”
Het doet er niet toe wie er gelijk heeft. Wat er wel toe doet is wat de mensen van God
denken, niet wat God van de mensen denkt.
Mijn waarheid ≠ jouw waarheid
Waarheid verandert naargelang de tijd
Godsdienst is een manier van kijken en van leven die te maken heeft met normen waarden,
rituelen, … Er moet een kader aangeboden worden.
Joseph probeert de verschillende tussen de godsdiensten klein te maken en ze tot 1 geloof te
brengen
52
Fragment 3: ‘Zijn Christenen dan geen sentimentele Joden?’
“Joden en Christenen geloven in dezelfde God, maar de Joden erkennen niet dat Jezus hun
Messias is en de Christenen wel. De joden wachten nog steeds op de komst van hun
Messias.”
“Joden leggen de nadruk op eerbied, Christenen op liefde. Maar is eerbied niet makkelijker in
praktijk te brengen dan liefde? Kan jij je wang toekeren aan Hitler?”
o Liefde = onforceerbaar, emotioneel, vaag
o Eerbied = makkelijker toonbaar, een houding, rationeel
Liefde gaat samen met respect, maar respect brengt niet automatisch eerbied met zich mee
53
Woordenlijst
Catechismus Opsomming van leer van bepaald kerkgenootschap waarin alle
dogma’s vermeld staan
Chanoeka > Inwijding
Joods feest gevierd ter herinnering aan de her-inwijding van de
tempel in Jeruzalem. Men vond een kruikje waar genoeg olie in
zat om een lamp ene hele dag te laten branden maar: de lamp
bleef 8 dagen lang branden.
Crypte Ondergrondse ruimte onder kerk, meest gebruikt als
begraafplaats of bewaring van relikwieën
David Ben Gurion 1ste premier van Israël; leidde Israël tijdens
onafhankelijkheidsoorlog
DossinKazerne Kazerne in Mechelen van waaruit Joden en zigeuners
rechtstreeks naar Auschwitz gedeporteerd worden. Nu is het een
documentatiecentrum en museum
Fort van Breendonk Belgisch fort dat door de Nazi’s gebruikt werd als werk- en
doorgangskamp. Het is het enige West-Europese kamp dat nog
intact gebleven is
Gestapo Geheime politie van Nazi-Duitsland
Gnosis Kennis, inzicht
Jiddisch Joods dat in Europa gesproken werd; mengeling van Duits, Frans,
Hebreeuws en Aramees
Katharsis Emotionele zuivering
Koptisch Egyptische taal
Kristalnacht ’38: actie georganiseerd door Nazi’s waarbij Joden werden
aangevallen, Joodse ziekenhuizen en synagogen vernield,… aan
de brandweer werd verboden te blussen. 400 Joden werden
vermoord / pleegden zelfmoord
Linke Jan Jood die zijn eigen mensen verraadde tijdens WOII
Mansardekamer Zolderkamer
54
Pogrom Gewelddadige aanval op bepaalde etnische groep; vaak
vergezeld met fysiek geweld en moord. Doel: groep intimideren
en doen verdwijnen.
Seminarist Leerling van het opleidingsinstituut voor rooms-katholieke
priesters
Slamassel Pechvogel
Souterrain woning Woning die deels boven en deels onder de grond ligt; soort
kelder
Theodor Herzl Oostenrijks-Joods ideoloog die beschouwd wordt als de vader
van het moderne zionisme
Zwartrokken Bijnaam voor katholieke geestelijken zoals de priester
55
Kaartstudie
Kunnen aanduiden
1. Het Romeinse Rijk
2. Middellandse zee
3. Zwarte zee
4. Iturea
5. Galilea
6. Gerizzimberg
7. Samaria
8. Juda / Judea
9. Idumea
10. Nabatea
11. Moab
12. Perea
13. Gilead
14. Het Hasmoneïsche
koninkrijk
15. Korinthe
16. Sparta
17. Efeze
18. Kreta
19. Cyprus
20. Tarsus
21. Antiochië
22. Tyrus
23. Damascus
24. Samaria
25. Gaza
26. Antiochië
27. Jeruzalem
28. Petra
29. Alexandrië
30. Egypte
31. Eufraat
32. Tigris
33. Babel
34. Babylonië
35. Qumran
36. Gaza-strook
37. Joods staat ‘47
38. Arabische stat ‘47
39. Westbank
40. Tiberias
41. Jericho
42. Perzische rijk
43. Byzantium
44. Libië
45. Arabië
46. Damascus
47. Perzische golf
48. Tyrus
49. Sidon
50. Cilicië
51. Damascus
52. Perzië
53. Kaspische zee
54. Pompei
55. Syracuse
56. Tessalonica
57. Filippi
58. Chalkis
59. Korinthe
60. Efeze
61. Ankara
62. Antiochië
63. Tarsus
64. Ikonium
65. Salamis
66. Pafos
67. Tyrus
68. Tripolis
69. Samaria
70. Emmaüs
71. Babel
72. Mesopotamië
73. Palestina in de tijd
van Jezus
74. Idumea
75. Jamnia
76. Betlehem
77. Juda
78. Sionsberg
79. Alexandrium
80. Perea
81. Sephoris
82. Dekapolis
83. Tiberias
84. Fenicië
85. Caesarea Filippi
86. Iturea
87. Betsaïda Julias
88. Alexandrijns rijk
89. Macedonië
90. Persepolis
91. 1ste zendingsreis van
Paulus
92. 2de zendingsreis van
Paulus
93. 3de zendingsreis van
Paulus
94. Paulus naar Rome
+ BELANGRIJKE
KAARTEN IN
STUDIEBIJBEL
56
57