evaluatie coffeeshopbeleid waalwijkwaalwijk.gemeentedocumenten.nl/docs/regelgeving... · moest...
TRANSCRIPT
Evaluatie Coffeeshopbeleid
Waalwijk
December 2004
2
Inhoudsopgave
pagina
Hoofdstuk 1 Inleiding 3 1.1 Aanleiding 3
1.2 Inhoud van de evaluatie 3
Hoofdstuk 2 Vigerend coffeeshopbeleid Waalwijk 4
2.1 Inleiding 4
2.2 Gedoogbeleid 4
2.3 Maximumstelsel 4
2.4 AHOJ-G criteria 4
2.5 Geen verkoop alcohol in coffeeshop 4
2.6 Vestigingscriteria 4
2.7 Strafblad / crimineel verleden 5
2.8 Sluitingstijden 5
Hoofdstuk 3 Landelijke richtlijnen, uitgangspunten, beleidsvoornemens,
adviezen en ontwikkelingen 6
3.1 Inleiding 6
3.2 Landelijke analyse cannabisgebruik 6
3.3 Gedoogbeleid 7
3.4 Maximumstelsel 8
3.5 Vestigingscriteria 8
3.6 Criminele inmenging 8
3.7 Handhaving 9
3.8 Geïntegreerde benadering 9
3.9 Ontmoedigingsbeleid 9
3.10 Coffeeshoptoerisme 9
3.11 Recente aanvullingen op juridisch instrumentarium 9
3.12 Overige wetgeving 11
Hoofdstuk 4 Omgaan met drugs in de regio 12
4.1 Inleiding 12
4.2 Maximumstelsel 12
4.3 AHOJ-G criteria 12
4.4 Vestigingscriteria 12
4.5 Criminele inmenging 12
4.6 Handhaving 13
4.7 Sluitingstijden 13
4.8 Drugstoerisme 13
Hoofdstuk 5 Lokale ontwikkelingen 14
5.1 Inleiding 14
5.2 Lokale analyse cannabisgebruik 14
5.3 Politiecijfers (drugs)overlast 14
5.4 Leefbaarheids- en veiligheidsonderzoek 14
5.5 Algemene Plaatselijke Verordening 14
5.6 Monopoliepositie 15
5.7 Ontmoedigingsbeleid 15
5.8 De Wet BIBOB 15
5.9 Horecabeleid (terrassen) 15
5.10 Speelautomatenverordening 15
Hoofdstuk 6 Conclusie / aanbevelingen 16
6.1 Inleiding 16
6.2 Conclusies / aanbevelingen 16
Bijlagen
3
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Het oorspronkelijke coffeeshopbeleid van de gemeente Waalwijk is vastgesteld op 23 april
1992. Na de herindeling van 1 januari 1997 zijn de Algemene Plaatselijke Verordeningen
geharmoniseerd en is tegelijkertijd het coffeeshopbeleid aangepast en vastgesteld voor de
gehele gemeente Waalwijk (coffeeshopbeleid 1992 en 1997 bijgevoegd). Bij de vaststelling van dat beleid,
op 18 maart 1997, is besloten de lokale discussie over de drugsproblematiek opnieuw te
voeren zodra de uitkomsten van de discussie met betrekking tot het regionale
afstemmingsbeleid bekend zouden zijn. Gezien het regionale afstemmingsbeleid al geruime
tijd geleden is opgesteld en tot op heden niet is geëvalueerd, is in het veiligheidsactieplan
2004 als concreet actiepunt opgenomen dat een evaluatie van het coffeeshopbeleid plaats
moest vinden en op basis daarvan mogelijk het lokale coffeeshopbeleid aangepast /
geactualiseerd zou worden.
Daarnaast geven landelijke beleidsvoornemens, gewijzigde wet- en regelgeving op landelijke
en lokaal niveau en jurisprudentie inzake coffeeshopbeleid tevens een aanleiding tot een
evaluatie van het vigerende coffeeshopbeleid.
1.2 Inhoud van de evaluatie
In de evaluatie die voor u ligt worden in hoofdstuk 2 de belangrijkste componenten uit het
vigerende coffeeshopbeleid puntsgewijs behandeld. Hiermee ontstaat een helder beeld van
zaken die reeds geregeld zijn. Daarna worden in de hoofdstukken 3, 4 en 5 de resp. landelijke,
regionale en lokale ontwikkelingen / adviezen / beleidsvoornemens beschreven. In het
volgende hoofdstuk wordt een conclusie gegeven op welke punten het vigerende beleid
overeen komt, dan wel afwijkt van de landelijk, regionale of lokale ontwikkelingen / adviezen
/ beleidsvoornemens. Op basis van de puntsgewijze conclusies worden aanbevelingen
gegeven.
4
Hoofdstuk 2 Vigerend coffeeshopbeleid Waalwijk
2.1 Inleiding
In dit hoofdstuk worden de belangrijkste componenten van het vigerende coffeeshopbeleid
puntsgewijs behandeld. Op deze wijze ontstaat een helder beeld van zaken die reeds geregeld
zijn in het bestaand beleid. (coffeeshopbeleid 1992 en 1997 bijgevoegd)
2.2 Gedoogbeleid
In de Nederlandse wet is het opportuniteitsbeginsel opgenomen, dit houdt in dat het openbaar
ministerie kan afzien van vervolging van strafbare feiten als hiermee een maatschappelijk
belang gediend is. Het openbaar ministerie heeft richtlijnen opgesteld met prioriteiten voor
vervolging bij overtreding van de Opiumwet. Het bezit van een kleine hoeveelheid cannabis
wordt hierin gedoogd. De verkoop van kleine hoeveelheden cannabis is gedoogd onder strikte
voorwaarden en met toestemming van gemeente, politie en openbaar ministerie. De gemeente
Waalwijk heeft met de vaststelling van het coffeeshopbeleid in 1992 en later in 1997
aangegeven onder bepaalde voorwaarden de verkoop van kleine hoeveelheden cannabis toe te
staan.
2.3 Maximumstelsel
In de gemeente Waalwijk geldt een gemotiveerd maximumstelsel van twee coffeeshops, met
dien verstande dat deze gelegen zijn in de kern Waalwijk.
2.4 AHOJ-G-criteria
De gedoog- en exploitaitievoorwaarden voor verkoop van soft-drugs in het Waalwijks
coffeeshopbeleid zijn de zogenaamde AHOJ-G-criteria, welke inhouden:
- A geen affichering:
- H geen harddrugs:
- O geen overlast:
- J geen verkoop aan jeugdigen beneden de 16 jaar:
- G geen verkoop van meer dan 5 gram softdrugs per persoon per etmaal en in de coffeeshop
een handelsvoorraad aan softdrugs van maximaal 500 gram.
2.5 Geen verkoop alcohol in coffeeshops
Door de gemeente Waalwijk is, conform landelijke afspraken, besloten dat geen combinatie
van verkoop van alcoholhoudende dranken en verkoop van softdrugs in gedoogde coffeeshop
mag plaatshebben.
2.6 Vestigingscriteria
In verband met de waarborging van het woon- en leefklimaat voor de omgeving en in verband
met aspecten van openbare orde en volksgezondheid wordt in Waalwijk overgegaan tot
sluiting indien een coffeeshop gevestigd is (zie beleid 1992):
- in de onmiddellijke nabijheid van een onderwijsinstelling of een jeugdcentrum van andere
aard, indien en voor zover blijkt, dat door vermenging van de doelgroepen van
onderwijsinstelling / jeugdcentrum enerzijds en coffeeshop anderzijds gevaar bestaat voor de
volksgezondheid, dan wel aantasting of dreigende aantasting van de openbare orde en / of het
woon- en / of leefklimaat;
- in de onmiddellijke nabijheid andere horecabedrijven of winkels, als door vermenging van
de doelgroepen van die horecabedrijven / de winkels enerzijds en de coffeeshop anderzijds het
gevaar bestaat voor aantasting of dreigende aantasting van de openbare orde en / of het woon-
en / of leefklimaat.
5
2.7 Strafblad / Crimineel verleden
De gemeente Waalwijk heeft bepaald dat een exploitant of beheerder van een coffeeshop geen
strafblad als gevolg van een crimineel verleden mag hebben.
2.8 Sluitingstijden
De sluitingstijden van de beide coffeeshops in Waalwijk zijn vastgelegd in de verleende
exploitatievergunningen. Voor de coffeeshop in de Stationsstraat geldt een sluitingstijd van
23.00 uur tot 11.00 uur. De coffeeshop aan het Bloemenoordplein heeft sluitingstijden die per
dag variëren.
6
Hoofdstuk 3 Landelijke richtlijnen, uitgangspunten,
beleidsvoornemens, adviezen en ontwikkelingen
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt een uiteenzetting gegeven van de landelijke richtlijnen, de hoofdpunten
uit de cannabisbrief die van belang zijn voor Waalwijk en een toelichting op de uitbreiding
van het juridisch instrumentarium van de laatste jaren. In paragraaf 3.2 worden echter eerst
landelijke cijfers van een onderzoek naar cannabisgebruik gepresenteerd.
Eind april 2004 is een interdepartementale beleidsbrief cannabis aan de Tweede Kamer
gestuurd. Deze cannabisbrief is opgesteld door de ministeries van Justitie, Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties en Volksgezondheid Welzijn en Sport. In de brief wordt een
overzicht gegeven van uitgangspunten, beleidsvoornemens en maatregelen die het Kabinet
voorstaat. Deze voorstellen hebben betrekking op vier onderdelen, te weten: ontmoediging
cannabisgebruik, aanscherping handhaving cannabisbeleid, coffeeshoptoerisme en teelt van
cannabis. (cannabisbrief bijgevoegd)
3.2 Landelijke analyse cannabisgebruik
Van alle drugs wordt cannabis het meest gebruikt. In 1997 en 2001 vonden peilingen plaats
van het Nationaal Prevalentie Onderzoek (NPO), uitgevoerd door het Amsterdamse instituut
CEDRO. Van 1997 tot 2001 nam het gebruik van cannabis in Nederland licht toe. Kerncijfers
zijn: * In 2001 had 1 op de 6 ondervraagden van 12 jaar en ouder ooit cannabis
gebruikt (zie onderstaande tabel).
* 1 op de 33 had dit nog gedaan in de maand voor het interview (actueel
gebruik).
* In absolute getallen nam het aantal actuele gebruikers van cannabis in die 4 jaar
toe van 326.000 naar 408.000, een stijging van 25%.
* Consumptie van cannabis komt vooral voor onder jongeren en jonge
volwassenen (zie onderstaande figuur).
- De stijging in zowel ooitgebruik als actueel gebruik was het grootst in de
leeftijdsgroep 20 tot en met 24 jaar.
- Onder jongeren van 12 tot en met 15 jaar nam het ooitgebruik licht af
* Meer mannen dan vrouwen gebruiken cannabis (zie onderstaande tabel).
Tabel: Gebruik van cannabis in Nederland onder mensen van 12 jaar en ouder. Peiljaren 1997 en 2001
1997 2001
Heeft ooit gebruikt · Mannen · Vrouwen
15,6% 20,6% 10,8%
17,0% 21,3% 12,8%
Heeft pas nog gebruiktI
· Mannen · Vrouwen
2,5% 3,5% 1,4%
3,0% 4,3% 1,8%
Heeft voor het eerst in het afgelopen jaar gebruikt 1,3% 1,0%
Gemiddelde leeftijd van de actuele gebruikers 28 jaar 28 jaar
I. In de laatste maand. Bron: NPO, CEDRO.
7
Figuur: Cannabisgebruikers in Nederland per leeftijdsgroep. Peiljaren 1997 en 2001
Percentage gebruikers ooit in het leven en actueel (laatste maand) per leeftijdsgroep. Bron: NPO, CEDRO.
3.3 Gedoogbeleid
In de Opiumwet zijn de regels vastgelegd voor het bezit, de productie en distributie van
'bewustzijnsbeïnvloedende' middelen. Sinds 1976 wordt in de Opiumwet onderscheid
gemaakt tussen drugs met een onaanvaardbaar risico (harddrugs als heroïne, cocaïne en XTC)
en middelen die minder risico opleveren (waaronder de zogenoemde softdrugs).
Op 1-1-1996 zijn de richtlijnen van het openbaar ministerie van kracht geworden inzake het
opsporings- en strafvorderingsbeleid van strafbare feiten van de Opiumwet. Dit landelijk
justitieel beleid over de opsporing en vervolging van de delicten, genoemd in de Opiumwet,
kent een stringente scheiding tussen hard- en softdrugs en tussen handelaren en gebruikers.
Met dit onderscheid wordt beoogd de markten van softdrugs en harddrugs te scheiden. Dit
scheidingsbeleid heeft tot doel te voorkomen dat mensen die softdrugs kopen direct in
aanraking komen met drugs met een onaanvaardbaar gezondheidsrisico (hard drugs).
Het openbaar ministerie is belast met de handhaving van de verbodsbepalingen in de
Opiumwet. In het Nederlands strafrecht is het opportuniteitsbeginsel opgenomen. Dit houdt in
dat het openbaar ministerie de bevoegdheid heeft om af te zien van vervolging van strafbare
feiten als hiermee het algemeen maatschappelijk belang gediend is.
Hoogste prioriteit heeft de in- en uitvoer van harddrugs. Daarna volgen strafbare feiten met
betrekking tot de teelt van en de handel in softdrugs. Opsporing en vervolging van het bezit
van harddrugs of softdrugs voor eigen gebruik hebben een lage prioriteit. Het aanwezig
hebben van een gebruikershoeveelheid cannabis is weliswaar strafbaar volgens de Opiumwet,
maar het openbaar ministerie kent aan dit feit een lage opsporingsprioriteit toe en in geval van
constatering zal geen strafrechtelijke actie worden ondernomen. Het openbaar ministerie kent
tevens een lage prioriteit toe aan de handel in softdrugs, mits dit geschiedt onder strikte
8
voorwaarden. Met andere woorden, de verkoop van softdrugs vanuit coffeeshops wordt
gedoogd, mits voldaan wordt aan strikte voorwaarden. Deze voorwaarden worden ook wel de
AHOJ-G-criteria genoemd, welke inhouden:
A geen affichering: betekent geen reclame anders dan een summiere aanduiding op de
betreffende lokaliteit. Het adverteren in de media door affiches, advertenties of
stickers is niet overeenstemming met dit criterium;
H geen harddrugs: dit betekent dat geen harddrugs voorhanden mogen zijn en/of
verkocht worden in de coffeeshop. Dit criterium vloeit rechtstreeks voort uit de
beoogde scheiding van harddrugs en softdrugs;
O geen overlast: onder overlast kan worden verstaan parkeeroverlast rond de
coffeeshops, geluidshinder, vervuiling en/of voor of nabij de coffeeshop rondhangende
klanten;
J geen verkoop aan jeugdigen en geen toegang aan jeugdigen tot een coffeeshop: gelet
op de toename van het cannabisgebruik onder jongeren is gekozen voor een strikte
handhaving van de leeftijdsgrens van 18 jaar;
G geen verkoop van grote hoeveelheden per transactie: dat wil zeggen hoeveelheden
groter dan geschikt voor eigen gebruik (= 5 gram); onder "transactie" wordt begrepen
alle koop en verkoop in één coffeeshop op een zelfde dag met betrekking tot een
zelfde koper.
Verder hanteert het openbaar ministerie een aantal aanvullende voorwaarden bij de handel
van softdrugs vanuit coffeeshops:
- Coffeeshops zijn alcoholvrije horecagelegenheden waar onder strikte voorwaarden
handel in en gebruik van softdrugs plaatsvindt. De handel van softdrugs in natte horeca,
horeca-inrichtingen waar alcohol geschonken wordt, valt buiten het justitieel
gedoogbeleid. Met andere woorden, het gedoogbeleid beoogt een scheiding van de
verkoop van softdrugs en de verkoop van alcohol.
- De gedoogde handelsvoorraad in gedoogde coffeeshops is maximaal 500 gram.
3.4 Maximumstelsel
Een maximumstelsel houdt in dat in een gemeente een vastgesteld maximum aantal
coffeeshops wordt toegelaten. Het voeren van een maximumbeleid is toelaatbaar indien aan
het beleid woon- en leefklimaat motieven ten grondslag liggen. Op grond hiervan moet de
gemeente aangeven hoeveel coffeeshops in (een deel van) de gemeente getolereerd kunnen
worden. Het aangeven van een maximum is toelaatbaar als dreigende overlast van te veel
coffeeshops wordt aangetoond. Het is voldoende als daarbij zorgvuldig wordt aangegeven
waar de overlast voor het woon- en leefklimaat uit kan bestaan.
3.5 Vestigingscriteria
Het Kabinet geeft in de cannabisbrief aan dat zij wil komen tot een verdere terugdringing van
coffeeshops in de buurt van scholen en zal met gemeenten overleggen over het hanteren van
een afstandscriterium van coffeeshops tot scholen.
3.6 Criminele inmenging
Criminele betrokkenheid bij coffeeshops moet zoveel mogelijk bestreden worden. Volgens
het Kabinet is dit niet alleen een taak van het openbaar ministerie en justitie, maar ook van het
lokale bestuur. Het Kabinet probeert gemeenten te bewegen gebruik te maken van het
BIBOB-instrumentarium bij de vergunningverlening aan coffeeshops. Hierbij wordt het
9
verleden van de vergunninghouder of vergunningaanvrager doorgelicht (nadere toelichting zie
paragraaf 3.12).
3.7 Handhaving
Het Kabinet geeft aan dat beleid ondersteund moet worden door een strikte handhaving om
overlast en ander negatieve verschijnselen tegen te gaan. Zij vraagt gemeenten daarom mee te
werken aan een aanscherping van het cannabisbeleid. Het Kabinet is van mening dat
bestuurlijke kaders, zoals gemeentelijke beleidsplannen, handhavingarrangementen en
samenwerkingsovereenkomsten met partners belangrijke elementen zijn voor de effectieve
handhaving. Voorts dienen bestaande instrumenten voor het toepassen van bestuursdwang op
onder meer coffeeshops en niet-gedoogde verkooppunten effectief te worden toegepast. Over
het beleid en de bestuurlijke handhaving van de regelgeving is het gemeentebestuur
verantwoording schuldig aan de gemeenteraad.
3.8 Geïntegreerde benadering
Naast de aanbevelingen van het Kabinet over de samenwerking bij handhaving, doet zij ook
aanbevelingen over samenwerking met andere actoren die een rol spelen bij de
totstandkoming van coffeeshopbeleid. Met de andere actoren worden verslavingszorg, GGZ,
GGD, scholen, ouders, jeugdhulpverlening, woningbouwcorporaties en de coffeeshopbranche
bedoeld en gaat de samenwerking vooral over preventie. De gemeente moet, volgens het
Kabinet, in deze samenwerking een rol als regisseur op zich nemen.
3.9 Ontmoedigingsbeleid
Het Kabinet geeft aan dat het gebruik van cannabis zeker niet zonder risico’s is. Het gebruik
van cannabis brengt gezondheidsrisico’s met zich mee. Cannabis wordt overwegend gerookt,
daarom schept het alleen al het gevaar van schade aan de luchtwegen. Problematisch gebruik
en afhankelijkheid lijken eveneens reële risico’s. Recente informatie over de relatie tussen
cannabisgebruik en psychische stoornissen maakt nader onderzoek noodzakelijk. Het THC-
gehalte1 van cannabis is de afgelopen jaren strek gestegen. Het Kabinet heeft derhalve een
actieplan ontwikkeld ter voorkoming van vooral problematisch gebruik van cannabis.
Daarnaast adviseert zij gemeenten preventie-activiteiten in dit kader te intensiveren.
3.10 Coffeeshoptoerisme
Het Nederlands cannabisbeleid leidt tot een toeloop van buitenlanders, wat weer leidt tot
internationale kritiek op het Nederlandse beleid en schadelijk is voor de buitenlandse
betrekkingen. Het Kabinet wil in overleg met de betrokken gemeenten passende maatregelen
treffen om het cannabistoerisme in te dammen. Zo onderzoekt het Kabinet op welke wijze de
verkoop aan niet-ingezetenen tot een minimum kan worden teruggebracht. Om te voorkomen
dat coffeeshoptoeristen zich vervolgens zullen wenden tot illegale verkooppunten zal het
kabinet er zorg voor dragen dat nadrukkelijk op de illegale verkooppunten gehandhaafd
wordt. Om het coffeeshoptoerisme effectief te kunnen bestrijden is het nodig om de
grensoverschrijdende politiesamenwerking verder tot stand te brengen.
3.11 Recente aanvulling op juridisch instrumentarium
In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven op enkele juridische instrumenten die na de
vaststelling van het coffeeshopbeleid in 1997 zijn doorgevoerd en direct verband houden met
cannabisbeleid.
1 Het THC-gehalte is het werkzame bestanddeel van cannabis en bepaalt de invloed van de psychoactieve
effecten op de gebruiker.
10
De Wet “Damocles” (artikel 13b van de Opiumwet)
Uit de wetshistorie blijkt dat de Opiumwet een uitputtende regeling is en dat het motief van
die wet de bescherming van de volksgezondheid is. De ruimte die de gemeente heeft om
invulling te geven aan lokaal coffeeshopbeleid worden gevormd door internationale
verdragen, de Opiumwet en het nationale drugbeleid. Het gedoogbeleid is een uitwerking van
het nationale beleid. De Opiumwet heeft in 1999 een belangrijke wijziging ondergaan, waar
het gaat om het lokale coffeeshopbeleid. Per 21 april 1999 is de zogenaamde Wet “Damocles”
in werking getreden. Het gaat hier om een toevoeging van artikel 13b van de Opiumwet,
waarin de burgemeester de bevoegdheid krijgt om bestuursdwang uit te oefenen tegen voor
het publiek toegankelijke lokalen, zoals coffeeshops, theehuizen, café’s, restaurants en de
daarbij behorende erven, indien hard- of softdrugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt,
dan wel daartoe aanwezig zijn.
Tot die tijd konden gemeenten alleen maar via het openbare-orde-instrumentarium of met een
beroep op allerhande indirecte instrumenten tegen coffeeshops optreden. Anders dan
voorheen, hoeft dus niet meer worden aangetoond dat sprake is van overlast.
Met de invoering van de Wet “Damocles” is er dus nog slechts één juridische grondslag voor
sluiting: artikel 13b van de Opiumwet. Deze bestuursdwangbevoegdheid is een zogenaamde
“discretionaire” (vrije) bevoegdheid van de burgemeester. Daarom worden in de
jurisprudentie hoge eisen gesteld aan de bestuursdwangaanschrijving. Niet alleen moet komen
vast te staan dat sprake is van overtreding van een wettelijk voorschrift, maar ook het belang
van daadwerkelijk optreden op de door de burgemeester aangegeven wijze moet goed
gemotiveerd zijn. Dit maakt het noodzakelijk om handhavingsbeleid te formuleren waarin
wordt aangegeven onder welke omstandigheden en op welke wijze gebruik zal worden
gemaakt van de bestuursdwangbevoegdheid.
De Wet “Victoria” (artikel 174a van de Gemeentewet)
Sinds maart 1997 kan de burgemeester een drugspand sluiten op grond van artikel 174a van
de Gemeentewet als er sprake is van een ernstige verstoring van de openbare orde in de
omgeving van het pand. Het 1e lid van dit artikel luidt: “De burgemeester kan besluiten een
woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal
behorend erf te sluiten, indien door gedragingen in de woning of het lokaal of op het erf de
openbare orde rond de woning, het lokaal of het erf wordt verstoord.”
Deze bepaling wordt aangemerkt als de Wet “Victoria”. Sluiting van een woning is een
ingrijpend middel. De overheid maakt hiermee inbreuk op het recht van de persoonlijke
levenssfeer (artikel 10 van de Grondwet). Voor de toepassing van dit artikel gelden daarom
een aantal uitgangspunten:
* Het huisrecht en het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer zijn in het
geding. Hierdoor moet de sluiting noodzakelijk zijn: dus moet de sluiting voldoen aan de
eisen van subsidiariteit (is er een ander, meer probaat middel voorhanden dat niet of in
mindere mate ingrijpt in de privacy van de bewoners) en proportionaliteit (staat de
maatregel in verhouding tot de overlast).
* Het sluitingsbevel moet slechts als ultimum remedium worden ingezet.
* Er moet sprake zijn van ernstige verstoring van de openbare orde, die de veiligheid en
gezondheid van mensen in de omgeving van de betrokken woning in ernstige mate aantast
(bijvoorbeeld drugsoverlast, handel in wapens en prostitutie).
* Het bevel tot sluiting is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht en moet
voldoen aan de bepalingen die in deze wet zijn opgenomen.
11
De Wet “Victor”
De wet Victor is in werking getreden op 13 juli 2002. De wet Victor regelt het natraject van
een sluiting op grond van Opiumwet artikel 13b of Gemeentewet artikel 174a. Als uiterste
mogelijkheid om overlast te bestrijden bevat de wet het instrument van de onteigening.
3.12 Overige wetgeving
Deze paragraaf geeft een beschrijving van recente wetgeving die indirect verband houdt met
cannabisbeleid.
De Wet BIBOB
Op 1 juni 2003 is de wet BIBOB in werking getreden. BIBOB staat voor “Wet bevordering
integriteitbevoordelingen door het openbaar bestuur”. Deze wet biedt het openbaar bestuur de
mogelijkheid om zich te beschermen tegen het risico dat criminele activiteiten worden
gefaciliteerd bij het verlenen van subsidies en vergunningen. De weigering of intrekking van
de vergunning kan gebeuren op basis van een ‘ernstige mate van gevaar’ dat de gebruikte
vergunning mede gebruikt wordt om strafbare feiten mee te plegen of om uit strafbare feiten
verkregen geld wit te wassen.
Het BIBOB-instrumentarium is van toepassing op de horeca-exploitatievergunning en niet op
de gedoogbeschikking. Gemeenten die geen systeem van horeca-exploitatievergunningen
kennen en slechts werken met gedoogverklaringen kunnen de wet BIBOB dus niet gebruiken
voor coffeeshops of andere ‘droge’ horecagelegenheden.
De Wet op de kansspelen
De wijzigingen van de Wet op de kansspelen zijn op 1 juni 2000 in werking getreden. Hierbij
is het onderscheid tussen hoog- en laagdrempelig in stand gehouden. Volgens vaste
jurisprudentie is een coffeeshop laagdrempelig.
12
Hoofdstuk 4 Omgaan met drugs in de regio
4.1 Inleiding In 1997 is in de politieregio Midden en West Brabant een regionale nota “Omgaan met drugs
in de regio” (hierna regionale drugsnota) opgesteld ten behoeve van de harmonisering en
afstemming van het drugsbeleid op regionaal niveau. De regionale drugsnota geeft adviezen,
aandachtspunten, kaders en handreikingen voor het lokale drugsbeleid in brede zin. In dit
hoofdstuk worden alleen de punten uit de regionale drugsnota behandeld die betrekking
hebben op coffeeshops, daar het in deze evaluatie handelt om coffeeshopbeleid en niet om
cannabisbeleid in brede zin.
4.2 Maximumstelsel
In de regionale drugnota worden adviezen gegeven over het aantal coffeeshops in een
gemeente. Deze adviezen zijn gebaseerd op landelijk aanvaarde normen.
Als leidraad voor alle gemeenten met minder als 40.000 inwoners wordt geadviseerd een nul-
optie te hanteren. Voor gemeenten met meer dan 40.000 inwoners wordt geadviseerd om per
15.000 of 20.000 inwoners één coffeeshop toe te staan. Deze norm is berekend door rekening
te houden met o.a. behoefte aan softdrugs en de impact van een coffeeshop.
4.3 AHOJ-G criteria
In de regionale drugsnota wordt geadviseerd de AHOJ-G criteria zoals beschreven in
paragraaf 3.2, de scheiding van verstrekking van alcohol en verkoop van soft-drugs in
gedoogde coffeeshops en de maximale handelsvoorraad van 500 gram strikt te handhaven.
4.4 Vestigingscriteria
De regionale drugsnota adviseert om voor de vestiging van coffeeshops verschillende
voorwaarden in het beleid op te nemen om ongewenste vestiging te kunnen voorkomen.
Hieronder de geadviseerde vestigingcriteria:
- bepaal een gebied binnen de gemeente alwaar de vestiging van een coffeeshop al dan niet
gewenst is;
- geen coffeeshop binnen een, afhankelijk van de lokale situatie te bepalen, (loop)afstand van
een terrein waarop een school, jongerencentrum, buurthuis of een instelling voor opvang of
behandeling van drugsverslaafden en niet aan een scholenroute;
- geen concentratie van coffeeshops, al dan niet gecombineerd met andersoortige
horecabedrijven in een bepaald gebied, dat redelijkerwijs verwacht mag worden dat als gevolg
van deze concentratie het woon- en leefklimaat in het betroken gebied in ontoelaatbare mate
wordt belast.
- geen coffeeshop in de directe omgeving van bebouwing die (nagenoeg) uitsluitend of in
overwegende mate is bestemd of wordt gebruikt voor bewoning;
- geen coffeeshop in de onmiddellijke nabijheid van andersoortig horecabedrijf/winkel met
dusdanig andere bezoekersgroep, dat ten gevolge van de vestiging van een coffeeshop de
ontmoeting van de betrokken bezoekersgroepen openbare ordeproblemen tot gevolg heeft of
tot gevolg dreigt te hebben.
4.5 Criminele inmenging
Criminele inmenging in coffeeshops wordt door de regio als zeer ongewenst gezien. Zij raadt
dan ook aan om in het beleid bepalingen op te nemen om dit te voorkomen.
13
4.6 Handhaving
Met het oog op effectieve handhaving van de AHOJ-G criteria wordt in de regionale
drugsnota voorgesteld een prioriteitsvolgorde van de te controleren criteria te hanteren.
(Voor gemeenten met aanvullende te controleren criteria dienen die criteria in de
prioriteitsstelling tevens te worden ingepast).
Daarnaast wordt voorgesteld het lokaal bestuurlijk sanctiebeleid regionaal op elkaar af te
stemmen en het sanctiebeleid te differentiëren. Met de differentiatie wordt uitdrukking
gegeven aan de verschillen in de mate waarop het overtreden van een criterium de openbare
orde en veiligheid negatief beïnvloed.
Om de bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving op elkaar af te stemmen, wordt door
de regio voorts geadviseerd om een zogenaamd handhavingsarrangement op te stellen. Dit
kan gebeuren aan de hand van door de regio opgestelde sanctiematrix.
4.7 Sluitingstijden
De drugsnota adviseert om de sluitingstijden van coffeeshops binnen een gemeente, gelijk te
houden aan de sluitingstijden van de coffeeshops uit de omliggende gemeente.
4.8 Drugstoerisme
De regionale nota geeft aan dat met name grensgemeente met coffeeshops overlast
ondervinden van drugstoeristen. Dit draagt bij tot toenemende onveiligheidsgevoelens bij
omwonenden van coffeeshops.
14
Hoofdstuk 5 Lokale ontwikkelingen
5.1 Inleiding
Dit hoofdstuk staat in het teken van lokale ontwikkelingen in relatie tot coffeeshops.
5.2 Lokale analyse cannabisgebruik
Vanaf de jaren ‘70 zijn er reeds coffeeshops aanwezig in de gemeente Waalwijk. Dit wijst
erop dat er in Waalwijk en omgeving al geruime tijd een markt is voor softdrugs.
Volgens een onderzoek van de GGD in 2001 onder Waalwijkse jongeren (13-22 jaar) heeft 29
% ooit en 9% recent hasj/wiet gebruikt (regio Midden Brabant resp. 32% en 10%). Het
ooitgebruik van hasj/wiet is in Waalwijk en Midden Brabant iets hoger dan landelijk, het
recent gebruik van hasj/wiet is vergelijkbaar.
5.3 Politiecijfers (drugs)overlast
Uit politiecijfers vanaf 1998 blijkt niet dat er in de directe omgeving van de huidige
coffeeshops sprake is drugsoverlast of overlast veroorzaakt door rondhangende jeugd. Het
aantal bij de politie geregistreerde meldingen ten aanzien van (drugs)overlast is zeer beperkt.
Voorts zijn uit de gehouden controles door de politie bij coffeeshops sinds 1997 tot op heden
geen onregelmatigheden gebleken. (politiecijfers bijgevoegd)
5.4 Leefbaarheids- en veiligheidsonderzoek
Uit het in 2003 gehouden Leefbaarheids- en veiligheidsonderzoek in Waalwijk blijkt dat
leefbaarheid en veiligheid in de buurt rondom de coffeeshop op het Bloemenoordplein door
de geënquêteerden beiden iets lager worden beoordeeld dan het gemiddelde in Waalwijk.
Opvallend hierbij is dat het percentage dat ontevreden is over overlast als gevolg van “gedrag
van jongeren en softdrugsgebruik of -handel” hoger ligt dan het gemiddelde in Waalwijk.
Rondom de coffeeshop in het centrum scoort de leefbaarheid en veiligheid soms iets hoger en
soms iets lager dan het gemiddelde in Waalwijk. Het percentage dat ontevreden is over
overlast als gevolg van “gedrag van jongeren en softdrugsgebruik of -handel” is wisselend.
5.5 Algemene Plaatselijke Verordening
In artikel 2.3.1.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening is bepaald dat coffeeshops onder
het begrip horecabedrijf vallen. Artikel 2.3.1.2, lid 1 van de Algemene Plaatselijke
Verordening schrijft voor dat het verboden is een horecabedrijf te exploiteren zonder
vergunning van de burgemeester. In dit artikel zijn tevens diverse weigeringsgronden
opgenomen zoals; strijd met het geldend bestemmingsplan, de woon en leefsituatie in de
omgeving van het horecabedrijf en/of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt
beïnvloed, geen verklaring omtrent gedrag.
Artikel 2.7.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening bepaalt dat onverminderd het
bepaalde in de Opiumwet het verboden is op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en
weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen
en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in de artikelen 2
en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan
te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
15
5.6 Monopoliepositie
In 1999 is er, naar aanleiding van verkoop van een coffeeshop in Waalwijk, een aanvraag tot
exploitatie ingediend bij de gemeente Waalwijk door de exploitant van de andere coffeeshop.
De lokale driehoek heeft destijds, op advies van de werkgroep Verslavingszorg, het volgende
geadviseerd: “Indien er meerdere coffeeshops in Waalwijk geëxploiteerd worden dient dit te
gebeuren door verschillende exploitanten”. De inkoop van de softdrugs is nog altijd illegaal
en gebeurt via een illegaal circuit. Indien een exploitant twee coffeeshops beheert, zullen de
inkoopstromen groter worden en waarschijnlijk in toenemende mate criminaliseren.
Bovendien zal het in de handhaving problemen opleveren: wat te doen als bij één van de
shops overtreding van voorwaarden wordt geconstateerd, of als een exploitant besluit om een
coffeeshop te sluiten of hele beperkte openingstijden te hanteren. Feitelijk kan dan een situatie
ontstaan waarbij sprake is van één coffeeshop, terwijl bewust gekozen wordt voor twee
coffeeshops. De coffeeshops dienen dan ook door verschillende personen geëxploiteerd te
worden. Door het college is het standpunt over de monopoliepositie overgenomen.
5.7 Ontmoedigingsbeleid
Aanvullend op het coffeeshopbeleid wordt in Waalwijk ook nadrukkelijk aandacht besteed
aan ontmoediging van cannabisgebruik in het kader van gezondheidszorg- en
verslavingszorgbeleid. In beide beleidsterreinen wordt zowel in preventieve als repressieve
zin ingespeeld op het gebruik van cannabisproducten. In 2004 zijn door de werkgroep
Verslavingszorg voorbereidingen getroffen voor het opstellen van een concreet werkplan
waarin nadrukkelijk aandacht wordt besteed aan het gebruik van cannabisproducten.
5.8 De Wet BIBOB
Door college van Waalwijk is in 2004 de beleidsregel “toepassing wet BIBOB in de horeca-
en prostitutiebranche” vastgesteld en per 1 april 2004 in werking getreden. In deze regel is
onder meer opgenomen dat alle aanvragen voor vestiging van een coffeeshop onderworpen
moeten worden aan een intern BIBOB-onderzoek.
5.9 Horecabeleid (terrassen)
In het Horecabeleid 2005 is opgenomen dat bij een coffeeshop geen terras wordt toegestaan.
5.10 Speelautomatenverordening
De wijzigingen van de Wet op de kansspelen zijn op 1 juni 2000 in werking getreden. Hierbij
is het onderscheid tussen hoog- en laagdrempelig in stand gehouden. Volgens vaste
jurisprudentie is een coffeeshop laagdrempelig. In de Speelautomatenverordening Waalwijk is
bepaald dat voor laagdrempelige inrichtingen onder meer het voorschrift is verbonden dat per
inrichting maximaal 1 behendigheidsautomaat is toegestaan. Voor hoogdrempelige
inrichtingen wordt onder meer het voorschrift verbonden dat per inrichting maximaal 2
speelautomaten zijn toegestaan. Hieruit vloeit dus ook voort dat geen kansspelautomaten
toegestaan zijn in coffeeshops.
16
Hoofdstuk 6 Conclusies / aanbevelingen
6.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt puntsgewijs geconcludeerd of het vigerende beleid overeen komt, dan
wel afwijkt van de landelijk, regionale of lokale ontwikkelingen / adviezen /
beleidsvoornemens. Op basis van de puntsgewijze conclusies worden aanbevelingen gegeven.
6.2 Conclusies / aanbevelingen
Gedoogbeleid
De gemeente Waalwijk heeft met de vaststelling van het coffeeshopbeleid in 1992 en later in
1997 aangegeven de verkoop van kleine hoeveelheden cannabis toe te staan. De landelijke
wetgever staat dit onder bepaalde voorwaarden toe.
Maximumstelsel
Het voeren van een maximumbeleid is toelaatbaar indien aan het beleid woon- en leefklimaat
motieven ten grondslag liggen. In de regionale drugsnota worden gemeenten met meer dan
40.000 inwoners geadviseerd om per 15.000 of 20.000 inwoners één coffeeshop toe te staan.
In de gemeente Waalwijk geldt een gemotiveerd maximumstelsel van twee coffeeshops, met
dien verstande dat deze gelegen zijn in de kern Waalwijk. Daarnaast past het aantal toegestane
coffeeshops in Waalwijk binnen het advies uit de regionale drugsnota.
Aanbeveling: Maximumstelsel van twee coffeeshops in Waalwijk, gelegen in de kern
Waalwijk, in stand houden.
Vestigingscriteria
Het Kabinet adviseert verdere terugdringing van coffeeshops in de buurt van scholen. De
regionale drugsnota beveelt, naast het afstandstandscriterium ten opzichte van scholen, aan
meer vestigingscriteria, zoals criteria over concentratie van coffeeshops en coffeeshops in de
directe omgeving van bebouwing die in overwegende mate is bestemd voor bewoning, op te
nemen in coffeeshopbeleid. De gemeente Waalwijk kent vestigingscriteria ten aanzien van de
nabijheid van onderwijsinstellingen, jeugdcentra, horecabedrijven of winkels (zonder concrete
afstandscriterium). Met de aanvulling van de criteria uit de regionale drugsnota zoals
hierboven genoemd wordt ook ongewenste vestiging in woonwijken en concentratie van
coffeeshops voorkomen. Met deze aanvullingen kunnen de twee coffeeshops op de huidige
plaats gevestigd blijven.
Aanbeveling: De vestigingscriteria uit het vigerende beleid in stand houden (zie § 2.6) en aan te
vullen met de vestigingscriteria betreffende de concentratie van coffeeshops
(minimale afstand tussen twee coffeeshops dient 200 meter te zijn) en
coffeeshops niet in de directe omgeving van bebouwing die in overwegende
mate is bestemd voor bewoning.
AHOJ-G criteria
In het coffeeshopbeleid van Waalwijk zijn als gedoog- en exploitatievoorwaarden de AHOJ-G
criteria, een maximale handelsvoorraad en verbod van verkoop van alcohol in coffeeshops
opgenomen. In de regionale drugsnota wordt hantering van deze gedoog- en
exploitatievoorwaarden onderschreven en wordt voorgesteld hierin een prioriteitsvolgorde aan
te brengen. Na vaststelling van het coffeeshopbeleid in Waalwijk zijn deze criteria door het
openbaar ministerie verder aangescherpt en redactioneel aangepast.
Aanbeveling: De AHOJ-G criteria, de maximale handelsvoorraad en het verbod op verkoop
van alcohol in coffeeshops, zoals beschreven in hoofdstuk 3, over nemen.
17
Strafblad / criminele inmenging
Criminele betrokkenheid bij coffeeshops moet zoveel mogelijk bestreden worden. Volgens
het Kabinet is dit niet alleen een taak van het openbaar ministerie en justitie, maar ook van het
lokale bestuur. Het Kabinet probeert gemeenten te bewegen gebruik te maken van het
BIBOB-instrumentarium bij de vergunningverlening aan coffeeshops.
Criminele inmenging in coffeeshops wordt uiteraard ook door de regio als zeer ongewenst
gezien. Zij raadt dan ook aan om in het beleid bepalingen op te nemen om dit te voorkomen.
Door college van Waalwijk is in 2004 de beleidsregel “toepassing wet BIBOB in de horeca-
en prostitutiebranche” vastgesteld en per 1 april 2004 in werking getreden. In deze regel is
onder meer opgenomen dat alle aanvragen voor vestiging van een coffeeshop onderworpen
moeten worden aan een intern BIBOB-onderzoek.
Daarnaast heeft de gemeente Waalwijk in haar Algemene Plaatselijke Verordening vastgelegd
dat het verboden is een horecabedrijf te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.
Eén van de weigeringsgronden is onder andere het ontbreken van een verklaring omtrent
gedrag.
Tot slot is reeds in het beleid uit 1992 als aanvullende voorwaarde aangegeven dat de
exploitant van een coffeeshop niet over een strafblad als gevolg van een crimineel verleden
mag beschikken. In verband met het belang van deze voorwaarde en om uniformiteit te
bewerkstelligen wordt geadviseerd te doen aansluiten bij de eisen van artikel 8 van de Drank-
en Horecawet en de daaruit voortvloeiende eisen uit het Besluit eisen zedelijk gedrag Drank-
en Horecawet 1999 voor exploitanten van een coffeeshop.
Aanbeveling: Strikt toepassen van de Algemene Plaatselijke Verordening en de Wet BIBOB
en de exploitant van een coffeeshop opleggen dat hij moet voldoen aan de
eisen van artikel 8 van de Drank- en Horecawet en de daaruit voortvloeiende
eisen uit het Besluit eisen zedelijk gedrag Drank- en Horecawet 1999.
Handhaving
Het Kabinet geeft aan dat beleid ondersteund moet worden door een strikte handhaving om
overlast en ander negatieve verschijnselen tegen te gaan. Het Kabinet is van mening dat
bestuurlijke kaders, zoals gemeentelijke beleidsplannen, handhavingarrangementen en
samenwerkingsovereenkomsten met partners belangrijke elementen zijn voor de effectieve
handhaving. Voorts dienen bestaande instrumenten voor het toepassen van bestuursdwang op
onder meer coffeeshops en niet-gedoogde verkooppunten effectief te worden toegepast.
Met het oog op effectieve handhaving wordt in de regionale drugsnota voorgesteld een
prioriteitsvolgorde van de te controleren criteria te hanteren. Daarnaast wordt voorgesteld het
lokaal bestuurlijk sanctiebeleid regionaal op elkaar af te stemmen en het sanctiebeleid te
differentiëren. Om de bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving op elkaar af te
stemmen, wordt door de regio voorts geadviseerd om een zogenaamd
handhavingsarrangement op te stellen.
Handhaving en toezicht op de Waalwijkse coffeeshops is de afgelopen jaren uitgevoerd door
de politie Waalwijk. De resultaten van de controles zijn in de lokale driehoek als vast
agendapunt behandeld.
Aanbeveling: De gemeente Waalwijk dient in samenwerking met het openbaar ministerie en
de politie een handhavingsarrangement op te stellen, waarbij integrale
handhaving het uitgangspunt is en een differentiatie in het sanctiebeleid wordt
aangebracht.
18
Bestaande instrumenten voor het toepassen van bestuursdwang, zoals
bijvoorbeeld beschreven in hoofdstuk 3, op coffeeshops en niet-gedoogde
verkooppunten effectief toepassen, indien nodig.
Geïntegreerde benadering / ontmoedigingsbeleid
Het Kabinet geeft aan dat het gebruik van cannabis zeker niet zonder risico’s is.
Uit landelijke cijfers naar het gebruik van cannabis blijkt dat er een toename is onder actuele
gebruikers van cannabis en dat cannabisproducten met name worden gebruikt door jongeren
en jong volwassenen. Zij beveelt aan, naast de samenwerking bij handhaving, ook in
samenwerking met andere actoren binnen gemeenten permanent gerichte preventie-
activiteiten op het gebied van cannabisgebruik te blijven ontwikkelen.
Volgens een onderzoek van de GGD in 2001 onder Waalwijkse jongeren (13-22 jaar) heeft 29
% ooit en 9% recent hasj/wiet gebruikt (regio Midden Brabant resp. 32% en 10%). Het
ooitgebruik van hasj/wiet is in Waalwijk en Midden Brabant iets hoger dan landelijk, het
recent gebruik van hasj/wiet is vergelijkbaar.
In Waalwijk wordt aanvullend op het coffeeshopbeleid nadrukkelijk aandacht besteed aan
ontmoediging van cannabisgebruik in het kader van gezondheidszorg- en
verslavingszorgbeleid. In beide beleidsterreinen wordt zowel in preventieve als repressieve
zin ingespeeld op het gebruik van cannabisproducten.
Aanbeveling: In gezondheidszorg- en / of verslavingszorgbeleid in samenwerking met andere
actoren blijvend gericht ontmoedigingdbeleid op het gebruik van
cannabisproducten voeren.
Sluitingstijden
De regionale drugsnota adviseert om de sluitingstijden van coffeeshops binnen een gemeente,
gelijk te houden aan de sluitingstijden van de coffeeshops uit de omliggende gemeente.
In de omliggende gemeenten van Waalwijk zijn geen coffeeshops gevestigd en derhalve geldt
het regionale advies niet voor Waalwijk.
De beide coffeeshops in Waalwijk hebben afwijkende sluitingstijden. Uit het oogpunt van
handhaving is een zelfde sluitingstijd wenselijk.
Aanbeveling: In overleg met coffeeshopexploitanten de sluitingstijden van de beide
coffeeshops harmoniseren. Uitgangspunt is een sluitingstijd vanaf ongeveer
23.00 uur tot 11.00 uur.
Horecabeleid (terrassen)
In het Horecabeleid 2005 is opgenomen dat bij een coffeeshop geen terras wordt toegestaan.
Aanbeveling: Handhaven horecabeleid ten aanzien van het niet toestaan van terrassen bij
coffeeshops.
Speelautomatenverordening
De wijzigingen van de Wet op de kansspelen zijn op 1 juni 2000 in werking getreden. Hierbij
is het onderscheid tussen hoog- en laagdrempelig in stand gehouden. Volgens vaste
jurisprudentie is een coffeeshop laagdrempelig. In de Speelautomatenverordening Waalwijk is
bepaald dat voor laagdrempelige inrichtingen onder meer het voorschrift is verbonden dat per
inrichting maximaal 1 behendigheidsautomaat is toegestaan. Voor hoogdrempelige
inrichtingen wordt onder meer het voorschrift verbonden dat per inrichting maximaal 2
speelautomaten zijn toegestaan. Hieruit vloeit dus ook voort dat geen kansspelautomaten
toegestaan zijn in coffeeshops.
Aanbeveling: Handhaven speelautomatenverordening.
19
Monopoliepositie
Door het college is, op advies van de lokale driehoek en de werkgroep Verslavingszorg van
de gemeente Waalwijk, besloten dat coffeeshops in Waalwijk vanwege diverse redenen
geëxploiteerd dienen te worden door verschillende personen.
Aanbeveling: Handhaven standpunt college dat coffeeshops geëxploiteerd dienen te worden
door verschillende exploitanten
Drugstoerisme
Het Kabinet wil in overleg met de betrokken gemeenten passende maatregelen treffen om het
cannabistoerisme in te dammen. Zo onderzoekt het Kabinet op welke wijze de verkoop aan
niet-ingezetenen van Nederland tot een minimum kan worden teruggebracht. Om te
voorkomen dat coffeeshoptoeristen zich vervolgens zullen wenden tot illegale verkooppunten
zal het kabinet er zorg voor dragen dat nadrukkelijk op de illegale verkooppunten
gehandhaafd wordt.
De regionale nota geeft aan dat met name grensgemeenten met coffeeshops overlast
ondervinden van drugstoeristen. Dit draagt bij tot toenemende onveiligheidsgevoelens bij
omwonenden van coffeeshops.
In Waalwijk zijn geen aanwijzingen dat er sprake is van coffeeshop- of drugstoerisme vanuit
het buitenland. De Waalwijkse coffeeshops vervullen in zekere mate wel een regionale rol,
maar deze leidt niet tot een onacceptabele overlast op het gebied van openbare orde en
leefbaarheid in de omgeving van de coffeeshops.
Aanbeveling: Omdat in Waalwijk geen aanwijzingen zijn dat er sprake is van coffeeshop- of
drugstoerisme vanuit het buitenland en het Kabinet nog onderzoekt op welke
wijze de verkoop van niet-ingezetenen tot een minimum kan worden
teruggebracht is er vooralsnog geen aanleiding tot het ontwikkelen van
expliciet beleid op het gebied van coffeeshop- of drugstoerisme.
20
Bijlagen
21
Politiecijfers
Incidenten omgeving Bloemenoordplein en Stationsstraat.
Weergegeven worden per jaar de incidenten in de gehele gemeente Waalwijk en in de
omgeving van de desbetreffende locaties.
Het betreffen het Bloemenoordplein – Andoornstraat en Venkelstraat alsmede de gehele
Stationsstraat – Irenestraat en Anna van Burenstraat.
1998
Waalwijk Bloemenoordplein e.o. Stationsstraat e.o.
Softdrugs 15 0 0
Controle drugs 13 ? ?
Overlast van/door drugs 25 2 3
Overlast van/door jeugd 272 2 9
1999
Waalwijk Bloemenoordplein e.o. Stationsstraat e.o.
Softdrugs 17 0 0
Controle drugs 8 ? ?
Overlast van/door drugs 30 0 1
Overlast van/door jeugd 210 0 9
2000
Waalwijk Bloemenoordplein e.o. Stationsstraat e.o.
Softdrugs 20 0 0
Controle drugs 8 ? ?
Overlast van/door drugs 46 0 0
Overlast van/door jeugd 257 3 1
2001
Waalwijk Bloemenoordplein e.o. Stationsstraat e.o.
Softdrugs 29 0 0
Controle drugs 9 ? ?
Overlast van/door drugs 44 0 1
Overlast van/door jeugd 237 2 1
2002
Waalwijk Bloemenoordplein e.o. Stationsstraat e.o.
Softdrugs 39 1 0
Controle drugs 15 0 0
Overlast van/door drugs 50 1 2
Overlast van/door jeugd 354 7 9
22
2003
Waalwijk Bloemenoordplein e.o. Stationsstraat e.o.
Softdrugs 39 0 0
Controle drugs 13 1 0
Overlast van/door drugs 37 0 1
Overlast van/door jeugd 456 2 15
2004 t/m/ maand 6
Waalwijk Bloemenoordplein e.o. Stationsstraat e.o.
Softdrugs 25 0 1
Controle drugs 4 0 0
Overlast van/door drugs 12 1 1
Overlast van/door jeugd 312 1 16