draaiboek workshop: ‘return to the future’...c. materiaallijst * spelbord * 2 dobbelstenen *...
TRANSCRIPT
Draaiboek workshop:
‘Return to the future’
Opbouw van de workshop Beste begeleider, in dit document vind je enkele richtlijnen en tips die je kunnen helpen bij het geven van de workshop ‘Return to the future’. Dit document sluit je eigen aanpak niet uit en we moedigen het dan
ook aan dat iedere begeleider zijn eigen inbreng doet in de workshop. Wel drukken we er een beetje op
dat je bij het voorstellen/afsluiten van de workshop vermeldt dat het een activiteit is van JCW. Dit lukt echter niet met het gewoon even te melden. Tracht hier een beetje inventief in te zijn. Ook zou het leuk
zijn als je al enkele andere activiteiten van JCW kan voorstellen en dit voor de specifieke leeftijdsgroep. In de bijlage zal je enkele technische snufjes en meer wetenschappelijke uitleg vinden. Zelf bepaal je wat
je erin naar voor laat komen, maar bereid je alvast voor op enkele prangende vragen!
A. Onze visie: open aanpak
JCW heeft de eigen methodiek van open aanpak ontworpen die terug te vinden is in de organisatie van
de vereniging zelf en in de activiteiten. Een uitgebreide tekst over open aanpak kan je opvragen op het
secretariaat. We leggen hier kort de methodiek van Open Aanpak uit en de elementen ervan die aan bod komen in de workshops van JCW.
Open aanpak is de pedagogische methode waarbij JCW streeft naar: de opbouw van een samenhangend
ervaringsaanbod waarin jongeren de kans krijgen om te werken aan de manier waarop ze deelnemen
aan allerlei activiteiten en hierdoor groeien in sociale competentie. We trachten van deze methode enkele elementen in onze workshops te steken:
* Peiling naar kennis: We starten elke workshop door eens te peilen bij de deelnemers wat ze al weten en wat ze verwachten van de workshop. Dit gebeurt op een leuke manier, aan de
hand van een spel.
* De rode draad: Elke workshop is gekaderd in een bepaald thema. Bij elke workshop stellen
we ook een bepaald doel voor ogen en worden activiteiten aangeboden aan de deelnemers om dit doel te bereiken. Al deze activiteiten sluiten aan bij het thema van de workshop.
* Toonmoment: Op het einde van de workshop kunnen de deelnemers ‘iets’ presenteren dat
een weerspiegeling is van de voorafgaande stappen die aan bod kwamen tijdens de
workshop.
B. Korte inhoud
A. Algemeen kader
Aan de hand van een spelbord reizen de deelnemers door de 20e eeuw naar 10 verschillende jaartallen waar ze iets bij over de technologie, spelletjes, actualiteit, etc. van die periode.
Wanneer ze aankomen in het jaartal wordt eerst door de begeleider het bijhorende dagboekfragment vertelt met eventueel enkele foto’s. Daarna volgt een korte interactie met de deelnemers door te
bevragen wat ze er van vinden, of ze zich zulke situaties kunnen inbeelden en of ze een idee hebben waarover de opdracht zou kunnen gaan.
De opdracht kan zowel in kleine groepjes gebeuren, als in grote groep of individueel.
Na de opdracht wordt er opnieuw teruggekoppeld naar de kinderen. Op deze manier kunnen ze wat ze hebben bijgeleerd over het verleden, verbinden met hoe het voor henzelf is in het heden.
B. Opdrachten
Er zijn 10 opdrachten voorzien die in willekeurige volgorde aan bod zullen komen. Deze opdrachten worden verder in het draaiboek uitvoerig uitgelegd. Hieronder al een kort overzichtje:
1. 1900: Ter verduidelijking van het hoge analfabetismecijfer mogen de kinderen met hun mond of de tegenovergestelde hand van waarmee ze schrijven tekenen of schrijven. Of zelf
een boodschap in pictogrammen schrijven voor mensen die niet kunnen lezen.
2. 1903: De voorganger van ‘de film’ is snel bewegende beelden achter elkaar waardoor het op
een filmpje lijkt. De kinderen ontdekken dit door een flipboekje te maken.
3. 1920: in de zomer van 1920 vonden in Antwerpen de Olympische Spelen plaats. We proberen zelf de Olympische discipline snelwandelen uit.
4. 1924: Dit is een spel voor tijdens de pauze. Hierbij kunnen de deelnemers kiezen tussen bikkelen, springtouwen of knikkeren. DIT JAARTAL DIEN NIET OP HET SPELBORD TE
LATEN PLAATSEN WANT DIT WORDT TIJDENS DE PAUZE GESPEELD!
5. 1943: Dit jaartal valt in de Tweede Wereldoorlog. Toen moesten er voedselbonnen gekocht worden om aan eten te geraken. De kinderen moeten een code van een voedselbon
ontcijferen. 6. 1962: De televisie is rond deze periode uitgevonden. Ze worden in groepen verdeeld en elk
groepje krijgt een nieuwsfeit waarrond ze een kort nieuwsberichtje moeten maken.
7. 1970: Geometrische figuren waren in de jaren 70 ontzettend trendy en overal terug te vinden. De deelnemers creëren hun eigen behangpapier door dit met behulp van een
spirograaf te versieren. 8. 1986: Muziekdragers, datagegevens, en beeld hebben een enorme evolutie doorstaan. Die
evolutie ontdekken ze wanneer ze op dit jaartal terechtkomen! 9. 1994: Het internet bestond nog niet lang. Bij deze opdracht hoort het ontspannende
spelletje ‘telefoontje’ maar dan in internetvorm.
10. 2000: Een korte quiz over de invoering van de Euro.
A. Slot
Als slot gaan we op een creatieve manier kijken welke opdrachten de kinderen het leukst
vonden en wat ze hebben bijgeleerd van de workshop.
C. Materiaallijst
* Spelbord * 2 dobbelstenen
* Gsm-onderdelen
* Dagboek van Frans – 1900 * Opdrachtenfiche 1900
* Afbeeldingen bij het dagboek * Papier voor elke deelnemer
* Schrijfgerief/kleurpotloden voor elke deelnemer
* Dagboek van Jeanne – 1903 * Opdrachtenfiche 1903
* Afbeeldingen bij het dagboek * Enveloppe met afbeeldingen (makkelijke en moeilijke versies) per deelnemer
* Nietjesmachine met (extra) nietjes
* Dagboek van Germaine – 1920 * Opdrachtenfiche 1920
* Afbeeldingen bij het dagboek * Krijt
* Stopwatch * Dagboek van Louis – 1924
* Opdrachtenfiche 1924
* Afbeeldingen bij het dagboek * Springtouwen
* Bikkels * Knikkers (min. 30)
* Krijt
* Dagboek van Jan – 1943 * Opdrachtenfiche 1943
* Afbeeldingen bij het dagboek * 5 enveloppen die verstopt zijn met de code in
* 5 teksten geschreven door het verzet * 20 voedselbonnen
* Pennen
* Papier * Dagboek van Piet – 1962
* Opdrachtenfiche 1962 * Afbeeldingen bij het dagboek
* Televisiescherm
* Enveloppen met nieuwsfeiten en foto’s (5) * Dagboek van Margaretha – 1970
* Opdrachtenfiche 1970 * Afbeeldingen bij het dagboek
* Spirograaf spelletjes
* Gekleurde pennen * Groot stuk behangpapier
* Afbeeldingen bij de opdracht * Dagboek van Tom – 1986
* Opdrachtenfiche 1986 * Afbeeldingen bij het dagboek
* LP
* Single * Cassette
* CD * MP3 speler
* 4 foto’s van muziekspelers
* Ponskaart
* Floppy
* Diskette * CD
* USB-stick * 5 foto’s van computers
* Sepia foto
* Zwart-wit foto * Polaroid foto
* Dia * Digitale kleurenfoto
* 5 foto’s van fototoestellen
* Dagboek van Jolien – 1994 * Opdrachtenfiche 1994
* Afbeeldingen bij het dagboek * Dagboek van Liesbeth – 2000
* Opdrachtfiche 2000 * Afbeeldingen bij het dagboek
* Per deelnemer 3 kaartjes met de letter a, b en c
* Zakje met Belgische franken * Zakje met euro’s
Gedetailleerd verloop van de workshop
A. Voorbereiding en inleiding
Inrichting van de ruimte
Om orde te bewaren binnen de workshop is het belangrijk om gestructureerd om te gaan met de ruimte, de materialen, de dagboekverhalen, de opdrachten, maar ook met de groep. Voorzie een
eigen tafel waar je al je materiaal op kan uitstallen. Leg zoveel mogelijk al het materiaal bij de juiste opdracht, zodat je op het moment zelf niet alles bij elkaar moet zoeken. Maak met de kinderen de
afspraak dat ze niet aan het materiaal op de tafel mogen komen.
Bij aankomst krijgt elk kindje een matje om op te zitten. Laat de kinderen gedurende de workshop in een kring op de grond zitten.
Denk eraan om de codes van de opdracht 1943 op voorhand te verstoppen!!
Inleiding en rode draad
TIP
Het inleidende verhaal op een boeiende manier brengen is belangrijk voor het verdere verloop van de workshop: de kinderen moeten helemaal mee zijn in het verhaal van tijdreizen en snappen hoe het
spelbord werkt. Je kan je bijvoorbeeld verkleden in een tijdreiziger, tijdreis survival tips verzinnen,…
“Wij gaan vandaag terugreizen naar de tijd toen onze ouders, grootouders en zelfs overgrootouders jong waren. Wie is voor jullie de oudste persoon die jullie kennen? Welke verhalen heb je al gehoord van deze persoon? Vertellen zij wel eens hoe anders het vroeger was?
Ga zeker in op verhalen van de deelnemers, dat brengt hen in de vertelstemming.
“Tijdens onze tijdsreis zullen we verschillende personen uit het verleden tegenkomen die ons vertellen hoe het was om in die tijd op te groeien. Zij geven ons telkens een opdracht mee. Wanneer we deze opdracht tot en goed einde brengen, krijgen we een stukje van de gsm die ons terug zal flitsen naar het heden. Zijn jullie er klaar voor?”
“Voordat we kunnen vertrekken, moeten we eerst onze tijdsreismachine instellen. We kleven deze 9 jaartallen willekeurig op het bord. De dobbelstenen brengen ons telkens naar een bepaald jaartal.”
Geef enkele kinderen een jaartal en laat hen kiezen waar ze dit kleven. Het jaartal 1924 houden we voor tijdens de pauze dus dit hoeft niet op het bord geplakt te worden. Daarna beginnen we met de tijdsreis.
Twee andere kinderen mogen elk met een dobbelsteen gooien. Dan moeten ze de lijn van het aantal ogen dat ze gegooid hebben volgen op het magneetbord. Waar hun lijn samenkomt,
begint de reis. Als ze meteen landen op een jaartal is dat het jaar waar we naartoe reizen. Landen ze gewoon op de zwarte lijn, dan mogen ze kiezen naar welke
kant ze deze volgen (links, rechts, boven of onder). Het eerste jaartal dat ze dan
tegenkomen op de zwarte lijn is het jaartal waar we naartoe gaan.
Hierna volgt een opdracht of spelletje aan de hand van het dagboekfragment van dat jaar dat door de begeleider eerst wordt voorgelezen en waarna een korte interactie volgt door de kinderen naar hun
mening te vragen bijvoorbeeld. Wanneer deze volbracht is, krijgen ze één stuk van de gsm. Verder moet
ook het huidige jaartal van het bord verwijderd worden om te voorkomen dat we daar opnieuw naartoe reizen. Daarna mogen de volgende twee kinderen met de dobbelstenen gooien.
B. De opdrachten
TIPS Als begeleider is het interessant om over opdrachten waarmee je niet erg bekend bent extra
opzoekwerk te doen, hoewel de belangrijkste achtergrond wel te vinden is in dit draaiboek. Met
de achtergrondinformatie die niet bij de opdrachten staat (achteraan dit draaiboek dus) kan je
vragen beantwoorden, leuke tips geven, enzovoort.
Probeer zoveel mogelijk persoonlijke anekdotes te vertellen, dit moedigt kinderen aan om ook
iets van zichzelf te vertellen. Lees de dagboekverhalen niet letterlijk voor, haal er een aantal elementen uit die jij leuk vindt en
vertel ze op jouw manier.
Gooi tijdens het dagboekverhaal enkele vragen over het verhaal in de groep om reacties uit te
lokken.
1. Opdracht 1: 1900
Benodigdheden:
* Dagboek van Frans – 1900
* Opdrachtenfiche 1900 * Afbeeldingen bij het dagboek
* Papier voor elke deelnemer * Schrijfgerief/kleurpotloden voor elke deelnemer
Dagboekverhaal van Frans: Vorige week heeft mijn twaalfjarige neef Emiel zijn plechtige communie gedaan. Op school heeft hij
geleerd wat daarvan de betekenis is. Hij is nu, net als iedereen die zijn heilige communie heeft gedaan, opgenomen in de gemeenschap van Christus. Hij heeft samen met de andere kinderen en met de pastoor
talloze keren geoefend. Mijn tante heeft speciaal nieuwe kleren gemaakt voor zijn grote dag: een korte broek en een jasje. Hij kreeg ook een bijbel om vast te houden op zijn communiefoto. Zijn nieuwe kleren
mocht hij even tonen aan de buren. Emiel was zo trots! De buren hebben hem wat snoep en een centje
gegeven. Ik herinner me nog mijn eigen communie. Wij moesten toen drie keer naar de kerk: eerst naar de
vroegmis, dan de hoogmis en na de middag naar het lof. Tijdens de hoogmis van onze communie is mijn buurjongen Alfred flauwgevallen! We hadden allemaal nog niets gegeten, het kwam misschien daardoor.
Iedereen die zijn communie doet, moet nuchter zijn om het sacrament te ontvangen. Ik moet bekennen
dat mijn maag ook heel erg protesteerde. Op mijn communiekaartje stond de kelk met hosties afgebeeld. Op je communie mag je voor de eerste keer de hostie gaan halen.
Je merkt wel tijdens zo’n mis dat er veel kinderen niet naar school gaan, omdat zij dus ook niet op school hebben kunnen oefenen en soms niet goed weten wat ze moeten doen tijdens de communie. Zij kunnen
geen teksten voorlezen want zij hebben nog niet leren lezen, en ook de liederen die we tijdens het lof
moeten zingen kennen ze nauwelijks. School is voor veel mensen nog te duur, maar je merkt wel dat er al een grote vooruitgang is en ondertussen een groot deel van de kinderen zich het kunnen permitteren
om naar school te gaan.
Opdracht: In 1900 waren er een heleboel kinderen die niet konden lezen en schrijven. Naar school gaan kostte toen
heel veel geld en niet iedereen kon dat betalen. We proberen dit de kinderen beter te laten voorstellen
door hen met de tegenovergestelde hand van hun schrijfhand (of voor diegenen die nog niet kunnen schrijven met hun mond) een tekening te laten maken en of hun naam te laten schrijven.
Alternatieve opdracht voor oudere kinderen:
Pictogrammen: Laat hen zelf een boodschap schrijven die ook kinderen begrijpen die niet kunnen
lezen. Bv: symbolen/pictogrammen gebruiken, tekeningen/illustraties,… Ze kunnen per groepje doen en hun boodschap doorgeven aan een ander groepje. Kan het andere groepje de
boodschap ontcijferen? Of je kan alle groepjes dezelfde zin laten omzetten en zien hoe verschillend het resultaat van elk groepje is.
De STROOP-Taak: eens je kan lezen is het een automatisch proces geworden dat je niet meer
kan stopzetten. Dit wil zeggen dat van zodra je een woord geschreven ziet staan, je het automatisch gelezen hebt. Bij de stroop-taak moeten kinderen de kleur benoemen waarin
woorden gedrukt staan. Ze moeten hierbij de automatische respons van het lezen van een woord
onderdrukken. Eens kijken hoe goed ze dit kunnen! Je kan bijvoorbeeld iedereen zijn tijd opnemen.
2. Opdracht 2: 1903
Benodigdheden:
* Dagboek van Jeanne – 1903 * Opdrachtenfiche 1903
* Afbeeldingen bij het dagboek
* Enveloppe met flipboekje en afbeeldingen per deelnemer * Nietjesmachine met (extra) nietjes
Dagboekverhaal van Jeanne:
Volgende week is het weer feest! Dan ga ik met papa naar de kermis. We doen altijd onze zondagse kleren aan voor die speciale gebeurtenis. De lichtjes van de draaimolen, de trucs van de goochelaar, e
vrouw met de baard, spannende verhalen van en waarzegster, de supporters die hun vriend
aanmoedigen tijdens de volksspelen en de mooie paarden in de paardenmolen. Elk jaar opnieuw kijk ik daar naar uit. Dit jaar mag ik met mijn papa voor het eerst bewegende beelden gaan bekijken. Ik ben zo
benieuwd! Mijn papa heeft me vertel over de bioscoop ‘The Imperial Bio’. Dat is een luxueus aangeklede ‘tent’ waar
je bewegende beelden kan zien. Die rondreizende bioscooptenten worden van kermis naar kermis
gebracht door de kermisexploitanten. Papa vertelde dat die kermisexploitanten er korte filmpjes vertonen die ze zelf gemaakt hebben. Zijn eerste filmpje toonde een trein die kwam aangereden. Papa zei dat hij
erg geschrokken was van die beelden. Het leek wel écht! Een man vertelde toen het verhaal bij de beelden en werd daarbij begeleid door een pianist. Ik krijg telkens vijf cent om te spenderen op de
kermis. Maar misschien geef ik dit jaar één cent aan mijn kleine broer, Marcel.
Opdracht:
In 1903 werd er ontdekt dat als je foto’s snel achter elkaar afspeelt, je een bewegend beeld krijgt. Een film is dus eigenlijk een verzameling van beelden. Deze beelden verschillen telkens een heel klein beetje
van het vorige. Daardoor lijkt het wanneer je afbeeldingen in de juiste volgorde aan elkaar niet en deze dan snel met je duim laat ‘flippen’ je een bewegend beeld hebt.
Dit kunnen ze nu zelf testen. Iedereen krijgt een enveloppe met daarin afbeeldingen die ze in de juiste volgorde moeten leggen, de nummers staan erop vermeld. Daarna kleven ze hun afbeeldingen op de
blaadjes van de voorgemaakte boekjes. Nu kunnen ze testen of hun filmpje werkt en mogen ze dit mee naar huis nemen.
3. Opdracht 3: 1920
Benodigdheden:
* Dagboek van Germaine – 1920 * Opdrachtenfiche 1920
* Afbeeldingen bij het dagboek
* Krijt * Stopwatch
Dagboekverhaal van Germaine:
Mijn zus Annie is sinds kort ‘gaan dienen’ bij een kasteelheer in het verre Brussel. Af en toe schrijft ze ons een brief over haar werk en belevenissen. Zo schreef ze ons dat ze daar heel hard moet werken, vaak
zelfs 14 uren per dag. Ze slaapt op een zolderkamertje en wast zich met een kan en een teil. Haar bazin
had de kan en teil gekocht voor het personeel in een gespecialiseerde winkel om de hoek. Haar bazin is ontzettend streng. Ze strijkt haar vinger over alle kastjes en tafels om na te kijken of alles wel goed
afgestoft is. Van meneer heeft ze gelukkig minder last. Hij is vaak weg van huis. Hij is volgens tante Annie met enkele rijke heren naar de Olympische Spelen in Antwerpen geweest.
Papa vertelde me dat België de Olympische Spelen verkregen heeft als beloning voor de moedige
weerstand tijdens de Eerste Wereldoorlog. De Olympische spelen gingen door in Antwerpen. De kathedraal van Antwerpen stond op de affiche afgebeeld. Er deden 29 landen mee en 2692 atleten,
onder hen 74 vrouwen. Maar de Spelen waren geen succes. De toegangsprijs was veel te hoog, een ticket kostte drie frank! En de gewone mensen gaan toch liever naar voetbal en bokswedstrijden kijken.
De andere sporten zijn voor de betere klasse weggelegd. Voor die meneer waar mijn zus bij werkt
bijvoorbeeld. Die meneer is naar de Olympische Zomerspelen gaan kijken speciaal voor de atletiekwedstrijden. Maar
met dat slechte weer viel dat een beetje tegen. Het stadion was bijna leeg! De Finnen waren de grote overwinnaars. Ze sleepten maar liefst negen titels in de wacht! De Belgen beleefden hun grootste triomf
met de voetbalploeg. Ze wonnen de finale van de Tsjechen met 2-0. Op de Spelen van Antwerpen werd voor het eerst de Olympische vlag gehesen en de Olympische eed
afgelegd. Maar: er werd wel voor de laatste keer aan touwtrekken gedaan, vanaf dan was touwtrekken
geen Olympische discipline meer.
Opdracht: We gaan de mini Olympische Spelen houden en één discipline beoefenen: Snelwandelen!
Baken een afstand van ongeveer 8 meter af (je mag deze afstand gerust korter of langer maken). Deze
afstand moeten ze (samen of om beurten (met stopwatch meten), afhankelijk van de tijd die je hebt en de ruimte) snelwandelen. Je kan eerst ieder zijn persoonlijke tijd opmeten en vervolgens een wedstrijd
doen met iedereen samen.
4. Opdracht 4: 1924
! Deze opdracht staat niet op het spelbord maar wordt tijdens de pauze gespeeld !
Benodigdheden:
* Dagboek van Louis – 1924 * Opdrachtenfiche 1924
* Afbeeldingen bij het dagboek * Springtouwen
* Bikkels * Knikkers (min. 30)
* Krijt
Dagboekverhaal van Louis:
Nonkel Joris is vorige maand getrouwd met zijn verloofde, Imelda. Haar ouders hebben het huwelijk betaald, zoals het hoort. Nonkel Joris droeg een mooi pak en tante Imelda had een prachtige lange
zwarte jurk aan. Nonkel Joris had een trouwring voor Imelda gekocht en had zelfs aan kastanjes in zijn
jaszak gedacht. Die brengen geluk. Na de mis heeft het kersverse koppel bij Imelda thuis koffie gedronken en peperkoek gegeten. Mijn grootouders en de kinderen die nog thuis wonen, waren er ook
bij. Mama zegt dat zij na haar eigen trouw onmiddellijk terug moest gaan werken.
Thuis moeten wij mama ook vaak helpen omdat zij het al zo druk heeft. Maar als we niet hoeven te
helpen en ook niet naar school moeten, speel ik graag met de knikkers. Samen met mijn vrienden trek ik
een cirkel in het zand. Daar leggen we elk een aantal knikkers in. Om beurten proberen we dan zoveel mogelijk knikkers uit de kring te knikkeren. Alle knikkers die je uit de kring stoot, win je. Dat kan ik
redelijk goed. Bikkelen doe ik ook graag. Uit de achterpoot van het schaap maken we bikkels en daar spelen we allerlei spelletjes mee, elk met hun eigen regels.
Opdracht: Om de kinderen even te laten ontladen nadat ze hun koekje of drankje hebben genuttigd kan je ze laten
kennismaken met enkele spelletjes waar kinderen in de jaren ’20 mee speelden. Leg hen kort de 3 spelletjes uit waaruit ze tijdens de pauze mogen kiezen:
* Springtouwen: hier mogen ze gewoon vrij springtouwen.
* Bikkelen: je neemt 5 bikkels in je handpalm. Je gooit ze omhoog en probeert er zo veel mogelijk op te vangen op de rug van je hand. De bikkels die dan op de rug van je hand liggen, gooi je
terug omhoog en die moet je allemaal vangen. Van de bikkels die je effectief hebt kunnen opvangen hou je er 1 bij en de anderen leg je aan de kant. Dit doe je allemaal met één hand!
De bikkels die gevallen waren probeer je nu alsnog op te rapen via volgende manier:
Je gooit die ene bikkel die in je handpalm ligt op. Terwijl de bikkel in de lucht is raap je één van de bikkels die je had laten vallen op, maar je moet de bikkel die in de lucht is op tijd terug
opvangen! Dit doe je tot je alle bikkels hebt kunnen oprapen. Als je een fout maakt, mag je nog 2 keer proberen, maar dan is het aan de volgende.
Deze opdracht kan je best even voordoen, anders gaat het mogelijks niet duidelijk zijn.
* Knikkeren: met krijt teken je een cirkel van ongeveer 30cm doorsnede. Op ongeveer 1,5m
hiervan teken je een tweede cirkel. In de eerste cirkel legt elke speler 3 knikkers. De tweede cirkel geldt als lijn: vanaf daar mogen de spelers om beurten schieten en proberen om knikkers
van anderen uit de binnenste cirkel te knikkeren en er zo om ter meeste te winnen!
5. Opdracht 5: 1943
Benodigdheden: * Dagboek van Jan – 1943
* Opdrachtenfiche 1943 * Afbeeldingen bij het dagboek
* 5 enveloppen die verstopt zijn met de code in * 5 teksten geschreven door het verzet
* 20 voedselbonnen
* Pennen * Papier
Dagboekverhaal van Jan:
Voor de oorlog speelde ik graag buiten met mijn vrienden, maar nu voel ik me niet meer zo veilig op
straat. Nu marcheren de Duitsers door de straten. Soms sluiten ze zomaar ‘de boel’ af om iedereen te controleren. Ze schreeuwen en lachen de mensen uit. Soms pikken ze er mensen uit die ze meenemen
voor ondervraging. Meestal zien we die niet meer terug. De enige plaats waar ik me wel veilig voel, is de atletiekclub. De Duitsers moedigen sporten aan. Op de atletiekclub laten ze ons meestal met rust.
Sinds het begin van de oorlog heeft iedereen voedselbonnen gekregen. Men gebruikt ze om het weinige voedsel dat er is eerlijk te verdelen. Als je iets wil kopen, heb je zowel bonnen als geld nodig. Heb je geld
maar geen bonnen, dan kan je niets kopen. Ik heb nu een kaart om aardappelen te kopen. De zegels
met de dikke blauwe rand zijn goed voor 2,5 kilo aardappelen. De andere slechts voor 250 gram. Kantoren waar de bonnen worden bewaard, worden soms overvallen door het verzet. Het verzet neemt
de bonnen mee en verdeelt ze onder de mensen die ondergedoken zijn. Tijdens de oorlog is het moeilijk om precies te weten wat het nieuws is. De enige Vlaamse krant die je
nog kan kopen is Het Laatste Nieuws. Alles wat erin staat, wordt door de Duitsers gecontroleerd. Daarom
drukt het verzet zelf kranten. Die zijn natuurlijk verboden, want daarin staat het echte nieuws over de oorlog. Dat nieuws kan je ook beluisteren op de Engelse radio. Mijn vader luistert er elke avond naar. Dat
mag natuurlijk niet van de Duitsers. Daarom doet hij altijd alle deuren op slot voor hij de radio heel
zachtjes aanzet.
Opdracht:
De kinderen kunnen in deze opdracht net zoals tijdens de oorlog voedselbonnen verdienen. Toets ook af of ze alles uit de tekst begrijpen!
Verdeel ze in (ongeveer) 5 groepen. Elke groep krijgt een tekstje dat geschreven is door het verzet. Eerst
moeten ze een enveloppe met daarin een code om de tekst te ontcijferen zoeken ergens in het lokaal. Daarna ontcijferen ze de tekst aan de hand van die code. Wanneer je ook heel jonge kindjes in je groep
hebt die nog niet kunnen schrijven, kan je voorstellen om de jongste de code te laten zoeken en de oudste ze te laten ontcijferen.
Wanneer ze het juist hebben, krijgt iedereen een voedselbon die mee naar huis mag genomen worden.
Extra opdracht voor de snelle werkers: Ze kunnen in de geheime code een briefje schrijven naar het verzet en een naam voor hun
verzetsgroep verzinnen met geheime codenamen, etc. Oplossing:
DE KUST IS VEILIG. STOP. WE HEBBEN NIEUWE VOEDSELBONNEN. STOP.
6. Opdracht 6: 1962
Benodigdheden:
* Dagboek van Piet – 1962 * Opdrachtenfiche 1962
* Afbeeldingen bij het dagboek * Televisiescherm
* Enveloppen met nieuwsfeiten en foto’s (5)
Dagboekverhaal van Piet:
Mijn buurjongen Jef verzamelt prentjes die gratis bij de repen van superchocolade Jacques zitten. Op die prentjes staan allerlei leerrijke afbeeldingen. Het zijn series over bepaalde onderwerpen: auto’s,
vliegtuigen, mensenrassen,… die prentjes kleeft hij zorgvuldig in een verzamelalbum. De grote prentjes
heeft hij niet, want hij krijgt enkel kleine chocoladerepen van zijn ouders. Als hij of ik dubbele prentjes hebben, dan kijken we of we kunnen ruilen.
De plaatjes van Wereldtentoonstelling “Expo 58” verzamel ik nu ook. Het symbool van “Expo 58” is een vijfpuntige ster. Ik herinner me nog onze uitstap naar “Expo 58” een paar jaar geleden, samen met
mama, papa en mijn zus Katrien. De zon brandde toen echt, maar dat kon mijn pret niet bederven! Ik heb fantastische dingen gezien: futuristische auto’s, kleurentelevisie, elektrische apparaten en het
Atomium. Mijn mama zei dat het Atomium een uitvergrote afbeelding is van een ijzerkristal. Die negen
gigantische bollen zijn maar liefst 165 miljard keer uitvergroot! Deze enorme constructie van 102 meter hoog staat in het midden van de tentoonstelling. De negen bollen stellen onze negen provincies voor.
Mijn rijke tante Louisa is de enige die ik ken die de Wereldtentoonstelling “Expo 58” op televisie heeft gezien. De grote tv staat in het midden van haar living op een mooi tafeltje. Op zaterdag mogen de met
de hele familie bij haar televisie gaan kijken. Ik kijk heel graag naar het kinderprogramma “Klein, klein
kleutertje” op de nationale omroep BRT. Elke dag presenteert Tante Terry het kinderprogramma met haar vriend, het eekhoorntje Kraakje. Ze vertellen samen allerlei verhaaltjes. Na “Klein, klein kleutertje”
moeten mijn kleine neefjes gaan slapen. Bij ons laatste bezoek mochten ze echter wat langer opblijven. Ze hebben samen nog een gezelschapspel gespeeld.
Opdracht:
In de jaren ’60 heeft de televisie zijn opkomst gemaakt, in zwart wit weliswaar. De deelnemers maken
kennis met nieuwsfeiten die in die periode op de televisie werden uitgezonden. Verdeel ze in (ongeveer) 5 groepjes. Elk groepje krijgt een nieuwsfeit met bijbehorende afbeeldingen
waarmee ze even de tijd krijgen om een nieuwsbericht te maken. Elk groepje mag zijn nieuwsbericht in de tv komen presenteren.
TIPS
Stel de kinderen tussen de verschillende ‘toneeltjes’ ook vragen en speel in op de
nieuwsberichten. “Hadden jullie hier al eens van gehoord?”, “Wat denken jullie hiervan?”, “Zou je
het spannend hebben gevonden om dit op tv te zien?”, …
Maak van de toneeltjes een echt toonmoment waarop de kinderen trots kunnen zijn. Geef de
kinderen een klein applausje na elk nieuwsbericht.
7. Opdracht 7: 1970
Benodigdheden:
* Dagboek van Margaretha – 1970 * Opdrachtenfiche 1970
* Afbeeldingen bij het dagboek * Spirograaf spelletjes
* Gekleurde pennen
* Groot stuk behangpapier * Afbeeldingen bij de opdracht
Dagboekverhaal van Margaretha:
Mijn moeder gebruikt heel veel schmink om haar op te maken. Ze zegt dat het de mode is. Mijn grote zus mag soms de nagels van mijn moeder lakken. ’s Morgens staat mama uren in de badkamer. Als ze
opgemaakt is, toupeert ze haar haren zodat ze boller staan en dan spuit ze er bijna een hele bus lak over. Het is wel mooi, maar moeder heeft er elke dag veel werk aan. Pas als ze er piekfijn uitziet, brengt
mama me naar school. Ik heb vorig jaar van de Sint een barbiepop gekregen, benieuwd wat ik dit jaar krijg! Ik speel soms ook
met Lego van mijn broer Carl. Hij heeft een hele doos vol van die plastic blokjes. De Legoblokken hebben
ronde noppen aan de bovenkant en buisjes aan de onderkant. Zo kan je ze makkelijk aan elkaar verbinden. Ik maak graag Legohuizen voor mijn barbiepop. Mijn broer bouwt er liever machines en
stoere dingen mee. Mijn grote zus Katrien houdt zich niet meer bezig met speelgoed. Ze is achttien en gaat liever uit met
haar vriend. Vrijdag is er een T-dansant waar ze heen gaat. Een T-dansant is een feest waar scholieren
dansen. Daar gaan heel wat voorbereidingen aan vooraf. De ene week gaan de jongens naar de meisjesschool om danslessen te volgen. De andere week gaan de meisjes naar de jongensschool. Ze
leren onder andere rock ’n roll dansen. Moeder heeft een mini-jurk gekocht voor de eerste T-dansant van mijn zus. De jurken die nu in de mode zijn komen allemaal hel kort. Binnen enkele jaren zal ik misschien
ook zo’n jurk krijgen, zegt mijn moeder. Zo heeft iedereen buiten korte jurkjes ook ongeveer hetzelfde
behangpapier, allemaal met geografische vormen of bloemen op. Je vindt ze overal terug!
Opdracht: De deelnemers gaan het behangpapier dat in de jaren ’70 zo populair was namaken. Leg hen uit dat er
op verschillende manieren gebruik werd gemaakt van geometrische figuren en dat het heel trendy was in die tijd. Laat hen de afbeeldingen zien van het geld, de jurk en het behang om dit aan te tonen.
Elk kind krijgt een deel op het behangpapier dat hij/zij mag versieren met de spirografen en de gekleurde
pennen. Het is altijd handig om op voorhand het behang in vlakken te verdelen zodat ieder zijn stuk heeft.
TIP Kinderen hebben vaak inspiratie nodig, breng hen op ideeën, werk rond een thema (vb: dieren) en toon
hen de prenten met voorbeelden van tekeningen en andere toepassingen van de spirograaf.
8. Opdracht 8: 1986
Benodigdheden: * Dagboek van Tom – 1986
* Opdrachtenfiche 1986 * Afbeeldingen bij het dagboek
Evolutie van muziekdragers:
* LP * Single
* Cassette * CD
* MP3 speler * 4 foto’s van muziekspelers
Evolutie van datagegevens:
* Ponskaart
* Floppy
* CD * Diskette
* USB-stick * 5 foto’s van computers
Evolutie van beeld
* Sepia foto * Zwart-wit foto
* Polaroid foto * Dia
* Digitale kleurenfoto
* 5 foto’s van fototoestellen
Dagboekverhaal van Tom: Vanavond ga ik samen met mama en papa naar een film kijken. Het is de eerste keer dat we onze
nieuwe videorecorder gebruikt hebben. Papa heeft een film van televisie opgenomen. Wat ze toch allemaal uitvinden de laatste tijd. Papa heeft de mond vol over de personal computer die ze nu op het
werk gebruiken, en dan slaat hij al zijn documenten op op zo een diskette. Dat betekent dat je niet meer
op papier schrijft, je ziet alles op een computerscherm. Volgens papa heeft iedereen binnenkort zo’n pc in zijn living staan. Voor mij is dat allemaal niet nodig. Als ik maar buiten kan spelen.
Papa is wel helemaal weg van nieuwe snufjes. Als er iets nieuws op de markt komt, wil hij het dadelijk uitproberen. Hij heeft pas weer iets in huis gehaald: een compactdiscspeler. Niemand in de klas heeft
zoiets thuis! Het geluid is volgens papa veel beter dan dat van een elpee. Een elpee is veel groter dan
een cd en er staat muziek aan beide kanten. In een lp zitten groeven. Als je de naald van de platendraaier op de plaat legt, krijg je muziek. Bij een cd moet je gewoon op een knopje drukken.
Bovendien komen er volgens papa ook minder snel krassen op een cd. Papa vindt dus dat hij een superkoop gedaan heeft. En ik eigenlijk ook. We luisteren vaak samen naar muziek.
Nu zondag gaan we op familiebezoek bij de zussen van papa. Omdat het een lange rit met de auto is, probeer ik me bezig te houden. Vaak luister ik op mijn walkman naar een casette met goede muziek.
Soms schrijf ik ook alle vreemde nummerplaten op die ik onderweg opmerk of tel ik het aantal
verlichtingspalen op de autosnelweg. Bij mijn tantes is het altijd leuk. Ik ga altijd met mijn nichtje Tine rolschaatsen, of we spelen samen met onze gloednieuwe ‘rubik’s cube’. Dat is een kubus met
verschillende kleurtjes, een soort puzzel. Maar dan wel een heel moeilijke, je moet blijven draaien tot alle vakjes van eenzelfde vlak dezelfde kleur hebben.
Opdracht: In 1986 is de CD uitgevonden. Er waren nog heel wat voorgangers die bijgedragen hebben tot de
evolutie van de muziekdragers. Maar niet alleen bij muziek, ook bij beeld en datagegevens. De deelnemers ontdekken deze evolutie aan de hand van deze opdracht.
Eerst proberen ze (met heel de groep, als dit niet lukt kun je ze ook in 3 verdelen en laten doorschuiven) de muziekdragers in de juiste volgorde te leggen. Wanneer dit gelukt is mogen ze de juiste machine bij
de muziekdrager die nodig is om de muziek af te spelen leggen.
Dit doen ze eveneens voor de datagegevens en de evolutie van beeld.
Oplossing:
Muziekdragers: 1. LP en single + platenspeler
2. Cassette + walkman 3. CD + discman en computer
4. MP3 + computer
Datagegevens:
1. Ponskaart + ponskaartlezer 2. Floppy + oude Apple II plus
3. Diskette + oude computer 4. CD en USB-stick + laptop
Beeld:
1. Sepia foto + Balgcamera 2. Zwart-wit foto + analoge, oude camera
3. Polaroid + polaroid toestel 4. Dia + diaprojector
5. Foto + digitaal fototoestel
Geef bij elk element ook een zo goed mogelijke uitleg en sta open voor vragen van de
kinderen! Achtergrondinfo vind je achteraan het draaiboek (p22).
9. Opdracht 9: 1994
Benodigdheden:
* Dagboek van Jolien – 1994 * Opdrachtenfiche 1994
* Afbeeldingen bij het dagboek
Dagboekverhaal van Jolien: Mama en papa werken allebei. Mama brengt ons ’s morgens naar school en papa komt ons ’s avonds
ophalen in de naschoolse opvang. Hij maakt ook het eten klaar, zodat we aan tafel kunnen als mama
thuiskomt. Meestal eten we biologisch en heel gezond. Na die dioxinecrisis rond dat kippenvlees en de gekkekoeienziekte wil mama alleen nog maar gezonde dingen eten. Daarom gaat ze elk vrijdag na haar
werk naar de bioboer. Dat is een boer dit geen chemische mest- en verdelgingsstoffen gebruikt, en e dieren de vrije loop laat in plaats van ze in kleine hokjes te steken.
Mijn mama heeft alles graag zoals het vroeger was. Zo vindt ze me ook nog te jong voor een gsm. Maar
mijn nonkel Wim heeft me er één gegeven voor mijn verjaardag. Ik wil graag een sms’je sturen naar mijn vrienden, maar die hebben zelf nog geen gsm. Ik heb dan maar een berichtje gestuurd naar mijn nonkel
om hem te bedanken voor dit fantastische cadeau. Ik ben nogal dol op elektronische speeltjes. Sinds het internet bestaat speel ik ook al eens geregeld spelletjes op de computer. Op het internet zijn
heel veel verschillende spelletjes, veel meer dan dat ik er thuis heb dus dat is wel leuk!
Ik herinner me nog goed mijn eerste tamagotchi die ik gekregen heb van mijn papa. Dat is en klein eitje met een computerschermpje en daarop zie je je tamagotchi, je eigen virtueel knuffeldier. Je moet hem
voeden en aandacht geven, want anders gaat hij dood. Ik vond et altijd jammer als hij stierf omdat ik vergeten was om naar mijn schermpje te kijken. Daarom speel ik veel liever met mijn nieuwe Furby. Die
is net echt, maar hij moet ook geaaid worden en de nodige verzorging krijgen, maar hij gaat nooit dood. Nog belangrijker: hij kan ook spreken. Het is fantastisch om hem Furbish te horen spreken!
Opdracht: In de jaren ’90 is het internet uitgevonden, iets waar de meeste kinderen ondertussen bijna dagelijks
gebruik van maken en wat onmisbaar is geworden. Bij deze opdracht hoort een leuk, kort spelletje dat volgens het principe van het welgekende ‘telefoontje’ gaat.
Ga met alle deelnemers in een kring zitten en houd elkaars handen vast. Eén iemand staat in het midden. Iedereen in de kring is een computer met internet die verbonden is aan de andere computers. Iemand uit
de kring zegt “ik stuur een e-mail naar (naam van iemand uit de groep)”. Deze verbinding wordt gemaakt door zachte knepen te geven in elkaars handen. De e-mail kan ofwel naar links of naar rechts verzonden,
dat mag de verzender zelf kiezen. Als de persoon die de e-mail moest ontvangen een kneep gevoeld heeft, en de e-mail dus is aangekomen, zegt hij/zij “e-mail ontvangen!”. De persoon in het midden moet
proberen de e-mail te onderscheppen. Hij/zij moet goed kijken waar er geknepen wordt. Je mag dus
enkel knijpen als je een knijp ontving, en dit mag enkel in 1 richting. In de cirkel zit één persoon met gekruiste handen die fungeert als virusscanner. Wanneer het kneepje de virusscanner bereikt, zegt deze
‘biepbiep’. Als degene in het midden raad waar de internetverbinding zit, moet de persoon die de laatste kneep gaf in het midden gaan zitten.
10. Opdracht 10: 2002
Benodigdheden:
* Dagboek van Liesbeth – 2000
* Opdrachtfiche 2000
* Afbeeldingen bij het dagboek * Per deelnemer 3 kaartjes met de letter a, b en c
* Zakje met Belgische franken * Zakje met euro’s
Dagboekverhaal van Liesbeth: We zijn deze zomer op reis geweest naar Costa Del Sol in Spanje. Het was een heel leuke vakantie. We
hebben veel in het zwembad en aan het strand gespeeld. Ik was ontzettend bruin toen we terugkwamen. Iedereen was jaloers op mijn mooie kleurtje. Papa en mama zijn als kind nooit op reis geweest, behalve
eens naar de zee. Toen was dat allemaal nog niet zo vanzelfsprekend. Papa vond het vooral fantastisch
dat hij eens niet moest werken. Wat ook heel handig is, is dat we vanaf nu ons geld niet meer moeten omwisselen als we op vakantie
gaan. Vanaf dit jaar bestaat de Belgische frank niet meer, en betalen ze in vele Europese landen allemaal met dezelfde munt, namelijk de euro. Het is wel een hele aanpassing om niet meer in Belgische frank te
rekenen, maar ik denk dat we dat wel snel onder de knie krijgen. Ik ga vanavond vroeg slapen, want morgen is het Pasen. De paasklokken luiden dan en verstoppen
chocolade eieren in de tuin van oma Linda. Die eieren zitten soms op de gekste plaatsen verstopt en
meestal zijn we een hele middag zoet. Vooral mijn neefje Roel vindt het een hele belevenis, hij hoopt elk jaar opnieuw dat hij de klokken met hun vleugeltjes door de lucht ziet vliegen.
Opdracht:
De invoering van de Euro vond plaats in januari 2002 en staat centraal in deze opdracht. Stel de
Belgische franken en de euro’s tentoon op de tafel. Hieronder volgen enkele quizvragen waarbij ze telkens het kaartje waarvan ze denken dat het juiste
antwoord is (a, b of c) in de lucht moeten steken. Laat de deelnemers ook discussiëren bij elke vraag en leg telkens uit. Het vetgedrukte antwoord is steeds het juiste.
1. Waar wordt de euro gebruikt?
a. In heel de wereld
b. In sommige Europese landen, maar ook in landen die geen lid zijn van de Europese Unie
c. In heel Europa
2. De Belgische frank bestond uit
a. Enkel munten b. Enkel briefjes
c. Munten en briefjes
3. Met de Belgische frank kon je
a. Alleen in België betalen b. In België en Luxemburg betalen
c. In België en Nederland betalen
4. Het briefje met de hoogste waarde in Euro is er eentje van a. 500 euro
b. 800 euro
c. 1000 euro
5. Een briefje van 200 euro is a. Geel
b. Roze
c. Groen
Laat de kinderen nu kennis maken met de Belgische franken en de euro’s door ze aan de tafel te laten kijken.
C. Afsluiten en evaluatie
Een leuke manier om te evalueren is werken met het materiaal dat aan bod kwam tijdens de workshop.
‘Voor we terug gaan naar het heden gaan we eens terugkijken naar alle dingen die we vandaag hebben ontdekt. Zijn er zaken die je zo leuk vond dat je ze zou willen meenemen naar vandaag?’ Laat iedereen om de beurt een voorwerp kiezen en meenemen naar hun plaats. Kinderen die hetzelfde
voorwerp kiezen gaan samen zitten. Laat vervolgens iedereen kort even hun keuze uitleggen aan de groep.
‘Zijn er zaken die jullie graag zouden achterlaten in het verleden?’ Ga ook hier kort even op in.
Voor het weggaan kan elke deelnemer zijn voedselbon inwisselen voor een snoepje.
Wij stellen het enorm op prijs als jullie als begeleider zelf ook jullie mening over het verloop en de inhoud van het atelier neerschrijven. Hiervoor kan je ook formulieren verkrijgen die het je iets makkelijker
maken bij deze evaluatie.
ACHTERGRONDINFORMATIE
* 1900 Analfabetisme is het niet kunnen lezen, spellen of schrijven. Het analfabetisme is België was in 1900 erg
groot. Vandaag de dag is analfabetisme in België sterk teruggedrongen maar het bestaat nog wel. Vertel dus eventueel aan de kinderen dat er ook vandaag nog mensen zijn die niet kunnen schrijven en/of lezen.
* 1903 Een flipboekje (ook wel filmboekje of duimbioscoop genoemd) is een boekje met een per
pagina geleidelijk opeenvolgende reeks van illustraties, zodat, als de pagina's in snel tempo worden omgeslagen, de afbeeldingen een vloeiende beweging lijken te vormen.
* 1920 De moderne Olympische spelen zoals we die nu kennen werden voor het eerst georganiseerd in 1896 in
Athene. In 1920 werden de spelen voor de eerste en voorlopig enige keer in België georganiseerd, namelijk in Antwerpen. Dit was een erkenning voor het leed dat de Belgen hebben ondervonden tijdens
WOI. Op deze Olympische spelen werden een aantal tradities voor het eerst ingezet: Olympische vlag met de 5 ringen als symbool van universaliteit werd gehesen
Olympische eed werd afgelegd door 1 atleet, die in naam van alle atleten sprak
Duiven werden losgelaten als symbool van de vrede
Op de poster zie je:
De vlaggen van alle deelnemende landen
Het wapenschild van de stad Antwerpen
Een discuswerper die verwijst naar de Spelen van het Antieke Griekenland
Op de achtergrond de stad Antwerpen met de toren van de Onze-Lieve-Vrouw kathedraal
De Antieke Olympische Spelen werden voor het eerst georganiseerd in 776 voor Christus in het oude
Griekenland. Ze werden opgedragen aan de Olympische goden en kenden een traditie van 12 eeuwen. In 393 na Christus schafte keizer Theodosius of vanwege hun "heidense cultus”.
Snelwandelen is een Olympische sport en onderdeel van de atletiek. De afstanden die Olympisch worden gewandeld zijn de 20 km voor zowel de mannen als de vrouwen, en de 50 km voor de mannen. De
bedoeling is zo snel mogelijk te wandelen, maar niet te rennen, waarbij (in tegenstelling tot hardlopen)
het contact van minimaal één voet met de grond dient te worden gehouden. Daarnaast geldt de regel dat de knie van het standbeen vanaf het moment dat de voet de grond raakt, totdat deze recht onder het
lichaam is, gestrekt moet zijn. Pas als het been recht onder het lichaam is mag de knie gebogen worden.
Meer weten? www.olympic.org
* 1924 Vroeger werden spelletjes gemaakt uit wat voorhanden was. Bikkelen was erg populair.
Bikkels werden vroeger gemaakt uit de achterpoot van een schaap. Elke streek kende zijn eigen regels
voor bikkelen. Bikkelen kende een grote populariteit tot het einde van de jaren ’70 om daarna een beetje in de
vergetelheid te raken. Het bikkelspel is een spel dat gespeeld wordt met kleine klompjes hard materiaal (meestal bot of metaal). De klompjes worden bikkels genoemd. Van oorsprong werden hiervoor het
sprongbeen (kootje) van een schaap gebruikt.
Ook knikkeren en springtouwen zijn spelletjes die al in het begin van de 20 eeuw ontstonden en waarvan de populariteit zo groot bleef dat kinderen vandaag de dag ook nog deze spelletjes spelen. Ook voor
knikkeren en springtouwen kende/kent elke streek zijn eigen regels.
* 1943
Het Belgisch verzet in de Tweede Wereldoorlog is de verzamelnaam voor alle personen en groepen die
tijdens de Tweede Wereldoorlog weerstand boden aan de Duitse bezetting van België.
Wist je dat…?
Een andere naam voor het verzet, de weerstand is? De leden van het verzet heetten de
weerstanders.
Andere acties van het verzet waren een clandestiene pers opstarten, Britse neergestorte piloten
helpen vluchten, inlichtingen geven aan Groot-Brittannië,…
Geheime namen van verzetsgroepen in ons land de Witte Brigade, de Zwarte Hand, het Rode
Orkest en het Geheim Leger waren?
De verzetsstrijders ook ‘de witten’ werden genoemd? De collaborateurs (Dit waren mensen die meewerkten met de Duisters en hen hielpen) heetten ‘de zwarten’.
Voedselbonnen werden ingevoerd tijdens WOII omdat er een tekort was aan voedsel voor iedereen. Om het eten toch eerlijk te verdelen en hamsteren tegen te gaan, kon men enkel met bonnen voedsel
verkrijgen.
Verzetsstrijders gingen tijdens de bezetting van de Duitsers de kantoren overvallen waar de voedselbonnen werden bewaard. De gestolen bonnen werden gegeven aan de families die mensen
hadden ondergedoken.
* 1962
Vóór de jaren ’60 was de televisie nog niet wijd verspreid. In de jaren ’60 begon hier verandering in te
komen en wanneer in ’71 de kleurentelevisie naar België wordt gebracht wordt de televisie meer en meer populair. Verder waren de schermpjes heel klein en waren er nog niet zo veel zenders als nu. Dat betekent
ook dat er nog niet zo veel kindertelevisie was (geen Ketnet etc.). Televisie kijken nam dus nog niet zo veel tijd in beslag in het dagelijks leven van kinderen.
Woodstock: wist je dat…?
Ze eerst helemaal niet verwacht hadden dat er veel mensen zouden komen? Toch kwam er 400
000 man!
Drie mensen stierven en twee kindjes geboren werden?
Het plaatsvond op een wei waar normaal gezien koeien stonden?
The Beatles: wist je dat…?
Jullie (waarschijnlijk) allemaal, net als The Beatles, te lang haar hebben voor de strenge maatstaf
van die tijd? The Beatles uit de Engelse stad Liverpool kwamen?
Twee leden van The Beatles nog leven en muziek maken? Dat zijn Paul en Ringo.
Expo 58: wist je dat… ?
Je een kaartje moest kopen om de roltrap te gebruiken?
Eerste man op de maan: wist je dat…?
Neil Armstrong in augustus 2012 is gestorven op 84-jarige leeftijd?
Michael Collins ook in de Apollo 11 zat, maar niet mocht uitstappen omdat hij het ruimteschip
moest besturen? Er nog geen Belg op de maan is geweest?
Kleurentelevisie: wist je dat…? Je voor kleurenuitzendingen een nieuwe televisie moest kopen omdat zwart- wittelevisies
geen kleur konden uitzenden? Je kon wel kleurenuitzendingen in zwart-wit bekijken of zwart-
wituitzendingen zonder kleur bekijken op kleurentelevisies.
Cowboy en indianen series zoals het legendarische Bonanza heel populair waren in die tijd?
* 1970
De wiskundige Bruno Abakanowicz vond de spirograaf uit tusen 1881 en 1900. Op dat moment werd de
spirograaf gebruikt voor wiskundige berekeningen van curven. De spirograaf als speelgoed en tekenmateriaal voor kinderen werd ontwikkeld door Denys Fisher. Dit speelgoed werd eind jaren 60 en in
de jaren 70 enorm populair. Daarnaast werden er verschillende software pakketten ontwikkeld voor de spirograaf en werden patronen
van de spirograaf onder andere gebruikt voor speciale symbolen op biljetten.
* 1986
Datadragers:
Ponskaart: Een ponskaart was een kaart, op papier,
die maakte met een ponskaartmachine. Je drukte gaatjes in het papier en zo kon je datagegevens
ingeven en programma’s schrijven in programmeertaal. Dit waren grote pakketten papier
die je dan moest ingeven in de ponskaartlezer. Na een hele nacht draaien, had de computer het resultaat dan
uitgeprint. Meer kon een computer toen niet en deze
computer zag er ook helemaal anders uit. De computer van toen had geen scherm, geen muis
en geen toetsenbord. Ponskaarten worden ook gebruikt bij draaiorgels: de gaatjes in het papier
worden gelezen door het draaiorgel en omgezet in
muziek.
Floppy: De floppy disk werd gebruikt om data en vaak vooral spelletjes af te spelen op een computer. Komt
van het Engels ‘to floppy’ omdat deze zo plooibaar zijn. De floppy werd vooral gebruikt om data op te
slaan en van de ene computer naar de andere over te
brengen.
Diskette: De diskette was de opvolger van de floppy. De diskette was kleiner en minder
kwetsbaar in vergelijking met de floppy. Hoewel de
diskette kleiner was, kon er meer informatie op worden geslagen dan op een floppy.
(Noot: indien je als begeleider het verschil niet ziet tussen de Apple II plus computer en
de computer die bij de diskettes: bij de Apple staat
een floppy lezer bij op de foto en bij de andere liggen er wat diskettes bij. Zo is het voor de
kinderen (en misschien ook voor de begeleider) wat duidelijker.
Beeld:
Balgcamera: Dit was (zo goed als) de eerste fotocamera. Je moest als fotograaf onder een doek
moest kruipen om zo te kunnen kijken door de lens. Het beeld werd gevormd door het gaatje in de lens en
werd op de glasplaat geprojecteerd. Het beeld op de
glasplaat was er zwak en werd nog zwakker door licht. Daarom moest de fotograaf dus onder een doek staan.
Alleen professionele fotografen hadden een fototoestel. Als je dus foto’s wou, moest je hiervoor
naar een fotograaf gaan.
Analoog fototoestel: Dit fototoestel was een pak compacter dan de balgcamera maar werkte volgens
hetzelfde principe (zonder de doek weliswaar) Doordat dit een pak kleiner
was dan de balgcamera werd een fototoestel toegankelijker voor ‘de gewone man’. Je kon het overal meenemen. In het fototoestel moest je een filmrolletje insteken. Met één filmrolletje kon je tussen de 12
en de 36 foto’s trekken. Dit filmrolletje moest je dan door de fotograaf laten ontwikkelen. Dit deed de fotograaf in zijn donkere kamer. Op het filmrolletje stonden de negatieven. Negatief wil zeggen dat de
kleuren op je negatieven de omgekeerde kleuren waren van de werkelijke kleuren. Je moest enkele dagen
wachten vooraleer je je foto’s kon gaan halen. Je zag je foto’s dus pas wanneer ze al ontwikkeld waren. Als je dus mislukte foto’s had getrokken, kon je er niets meer aan veranderen.
Polaroid: De polaroid was het eerste toestel dat je foto’s onmiddellijk uitprintte wanneer
je ze getrokken had. De polaroid werd genoemd naar firma die met dit toestel, het
polaroidtoestel, op de markt kwam. Het basisprincipe is als volgt: de camera bevat een negatieve film die belicht wordt, speciaal fotopapier voor de positieve afdruk en chemicaliën die het ontwikkelingsproces in
gang zetten en regelen.
Diaprojector: Een dia is ook een negatief maar anders dan het negatief van een
gewone, analoog getrokken foto. Je kon in je camera ook een filmrolletje steken om dia’s
te trekken. Deze werden vaak dia-positieven genoemd omdat, in tegenstelling tot een negatief, de kleuren op een dia ook de echte kleuren waren. Als je een dia naar het licht
houdt, zie je de echte kleuren. Bij een negatief (zie boven) zou je dan de omgekeerde kleuren zien. Deze dia’s werden dan geprojecteerd met een diaprojector. De diaprojector scheen licht door de dia waardoor je
de dia geprojecteerd zag op de muur. De diaprojector werd vooral gebruikt voor presentaties in scholen en
bedrijven. (Je zou de diaprojector kunnen vergelijken met de beamer)
LP en single: De afkorting LP staat voor Long Play microgroove record (in het Nederlands wordt dit een langspeelplaat genoemd). Elke plaat heeft per zijde één doorlopende groef bestaande uit de inloop,
daarna de opname en aan het eind de uitloop. Een single is in wezen hetzelfde als een LP maar kleiner. Op de single stonden dus maar 2 nummers (op elke kant één). Het zijn beiden grammofoonplaten. Ze
draaien op verschillende snelheden en worden afgespeeld door een platenspeler.
Cassette: De cassette was de voorloper van de CD. In de cassette zat magneetband
waarop muziek stond.
* 1994
Kenmerkend aan de internetverbinding in de jaren ’90 was dat dit via een telefoonlijn ging. Via de inbelmodem (met zijn uniek geluidje) belde de pc naar de Internet Service
Provider. Dat waren de bedrijven, zoals Scarlet, die internet verschaffen. Het internet was bovendien redelijk traag.
* 2000 Probeer er op te letten om de interactie met de kinderen niet te verliezen. Stel na elke
vraag misschien nog enkele vragen aan kinderen individueel: ‘Hoe komt het dat je die hebt gekozen?, Had je gedacht dat het bv antwoord A was?, amai dat had je goed gedacht!,…’ Zodat het niet gewoon blijft bij
een kaartje opsteken. (kinderen doen elkaar vaak na dus als iemand A zegt kiezen zij ook voor A, dat gevaar moet je een beetje bewaken)
EVALUATIE “RETURN TO THE FUTURE” VOOR BEGELEIDERS
1. Hoe vond je over het algemeen het atelier?
2. Hoe verliep de voorbereiding? Contact met het secretariaat, afspraken voor het materiaal e.d.
3. Ben je goed onthaald door de aanvragers van het atelier (Jeugddienst, school,...)?
4. Hoe verliep het contact met de begeleiders van de vragende partij? Was er een goede samenwerking of verliep deze eerder stroef?
5. Waren de deelnemers enthousiast en gemotiveerd in het begin?
6. Deden er zich problemen voor met enkele deelnemers?
7. Is het atelier vlot verlopen?
8. Was er voldoende materiaal voor handen? Was het materiaal in orde of heb je hier klachten of
opmerkingen over?
9. Hebben de deelnemers goed meegewerkt?
10. Wat vond je van de locatie? Had je voldoende plaats?
11. Hoe zouden de deelnemers het atelier gevonden hebben?
12. Heb je nog opmerkingen bij dit atelier? Kunnen er nog dingen aangepast worden?
12. Zijn er zaken die je naar voor wil brengen op een vorming?