Inhoud
Wat is zelfmanagement bij
ouderen? 3
Theorieën die ten grondslag
liggen aan zelfmanagement bij
ouderen 3 • Zelfmanagement uitgaande van
communicatieve zelfsturing 4
• De ‘zelfmanagement van welbe-
vinden’-benadering 6
• Zelfmanagement uitgaande van de socialeleertheorie 8
Andersoortige interventies 10
Zelfmanagement in situaties
van afhankelijkheid van hulp
en zorg 14
Wat valt te leren van de inter-
venties gericht op het stimuleren
van zelfmanagement? 15
Literatuur 16
Websites 19
Zelfmanagement bij ouderen
factsheet
Via deze factsheet maakt u kennis met zelfmanagement bij ouderen.
De factsheet is vooral bedoeld voor organisaties en werkers die onder-
steuning en zorg bieden aan ouderen en hen willen ondersteunen de
regie over hun leven te behouden. Het bevorderen en stimuleren van
zelfmanagement is een methode om ouderen daarbij te helpen.
In de afgelopen halve eeuw is er een nieuwe levensfase van
ouderen bij gekomen. Na de zogenoemde derde leeftijd die
ongeveer loopt van 60 tot 75 jaar is er nu ook een vierde: veel
mensen worden een heel stuk ouder dan 75 jaar. Tussen de 60
en 75 jaar zijn de ouderen in meerderheid nog goed gezond.
Maatschappelijk gezien verkeren zij echter in een vacuüm tus-
sen arbeid en verzorging. Dat vacuüm is nog niet ingevuld met
sociale rollen, een eigen maatschappelijke verantwoordelijkheid
en een gerespecteerde plaats in die samenleving (Knipscheer
2001). Beeldvorming over ouderen speelt daarbij een rol: blijk-
baar is het nog niet breed in de samenleving doorgedrongen
dat een groot deel van de 60-plussers vitaal is en in staat een
zinvolle bijdrage te leveren aan de maatschappij. Dat leidt ertoe
dat bij een aanzienlijk deel van de ouderen zingevingsvragen
ontstaan als: Wat heb ik bereikt in mijn leven en hoe ga ik
verder? Wat heb ik betekend voor mijn omgeving en de samen-
leving en wat kan ik nog betekenen?
Zelfmanagement bij ouderen 2 kol1 1Zelfmanagement bij ouderen 2 kol1 1 24-05-2007 09:45:2624-05-2007 09:45:26
2
Ieder mens heeft tegenslagen te incasseren in het
leven en moet daarmee kunnen of leren omgaan.
Sommigen kunnen dit altijd al beter dan anderen.
Naarmate mensen ouder worden, krijgen ze te
maken met veel – vaker ook negatieve – verande-
ringen, op verschillende levensterreinen:
zij worden geconfronteerd met hun eigen pen-
sionering en/of die van hun partner, waardoor
het alledaagse leven er heel anders gaat uitzien;
pensionering kan leiden tot verlies van regelmaat,
status en inkomen;
zij krijgen door ziekten of ‘slijtage’ te maken met
beperkingen in het dagelijkse leven;
zij worden in toenemende mate geconfronteerd
met het overlijden van mensen in hun omgeving:
de partner, broers en zusters, vrienden en kennis-
sen; dit leidt tot verlies van sociale contacten;
zij worden meer diepgaand geconfronteerd met
bestaansvragen en hoe zij de laatste fase van hun
leven willen invullen.
Voor het welbevinden is het belangrijk het verle-
den op een positieve manier in het huidige leven
in te passen en van daaruit naar de toekomst
te kijken. Ouderen hebben er vaak moeite mee
om zich op de toekomst te richten en plannen te
maken. Ze vragen zich af of het nog wel de moeite
waard is. Ouderen kunnen zo in een neerwaartse
spiraal terechtkomen waarin sombere gevoelens
de overhand krijgen. Hierdoor ontbreekt het hun
aan zin om nog iets te ondernemen. Men blijft
dan thuis zitten, krijgt te weinig beweging en
afl eiding, waardoor de lichamelijke en psychische
gezondheid achteruitgaat.
De laatste jaren is bevordering van zelfmanage-
ment bij ouderen steeds meer in de belangstelling
gekomen als belangrijke factor in dit geheel en
e
e
e
e
worden er interventies ontwikkeld die ouderen
een handje kunnen helpen. Waar komt deze be-
langstelling voor zelfmanagement vandaan?
Op de eerste plaats heeft dit te maken met de
vergrijzing en het toenemende aantal ouderen.
Het bewustzijn neemt toe dat het voor de samen-
leving belangrijk is dat ook het menselijk kapitaal
van ouderen zo veel mogelijk wordt benut. Een
tweede reden is dat in de huidige samenleving
eigen verantwoordelijkheid steeds belangrijker
wordt. Zelfmanagement leidt ertoe dat ouderen
langer in staat zijn zelf de regie over hun leven te
houden (Steverink e.a. 2005). Op de derde plaats
neemt door de vergrijzing ook het aantal ouderen
toe dat hulp en zorg nodig heeft. Hierdoor zullen
de kosten van de zorg stijgen. Door ouderen een
steun in de rug te geven waardoor hun welbevin-
den toeneemt, is het mogelijk de vraag naar hulp
en zorg uit te stellen of te voorkomen.
In deze factsheet geven we eerst een defi nitie van
zelfmanagement. Daarna gaan we in op de theo-
rie achter zelfmanagement. We beschrijven drie
theorieën die in Nederland de basis vormen voor
de ontwikkeling van interventies. Ter illustratie
beschrijven we een aantal van deze interventies.
Er worden ook veel initiatieven genomen die niet
duidelijk op theorieën zijn gebaseerd maar wel
op een of andere wijze beogen bij te dragen aan
versterking van zelfmanagement. Ook daarvan
beschrijven we er enkele. Vervolgens leggen we
een link tussen zelfmanagement en de zorg- en
hulpverlening, gevolgd door suggesties en tips
voor professionals die met zelfmanagement voor
ouderen aan de slag willen. Tot slot zijn litera-
tuursuggesties en websites vermeld voor nadere
verdieping.Hoe is deze negatieve spiraal
te voorkomen of, zo nodig, te
doorbreken?
Hoe kunnen ouderen daarbij
worden geholpen?
Zelfmanagement bij ouderen 2 kol2 2Zelfmanagement bij ouderen 2 kol2 2 24-05-2007 09:45:3524-05-2007 09:45:35
3
Zelfmanagement is het vermogen en de vaardig-
heid van een persoon om ook op oudere leeftijd
een zekere mate van balans en welbevinden te
ervaren ondanks aan de leeftijd gerelateerde
verliezen, met als doel een zo optimale kwaliteit
van bestaan te behouden of te bereiken.
Zelfmanagement is specifi ek gericht op het
behouden of verhogen van de kwaliteit van leven
door:
het vinden van compensatie voor verlies op
bepaalde levensterreinen (zoals betaalde arbeid,
mobiliteit, (intieme) relaties), met in achtneming
van de relatie tussen de verschillende levens-
terreinen;
het aanboren van nieuwe hulpbronnen;
het in stand houden van het zelfsturend
vermogen.
e
e
e
Theorieën die ten grondslag liggen aan zelfmanagement bij ouderen
Wat is zelfmanagement bij ouderen?
In Nederland zijn er drie theoretische stromingen
waarop onderzoekers en ontwikkelaars zich base-
ren die zich bezighouden met interventies gericht
op zelfmanagement bij (zelfstandig levende)
ouderen:
De eerste stroming komt voort uit de ideeën
van de cultuurfi losoof Arnold Cornelis. Deze
benadrukt de waarde van de ervaringskennis die
ouderen tijdens hun leven hebben opgebouwd
om met eigen emoties, behoeften en uitdagin-
gen van de omgeving om te gaan. De cognitieve
vermogens die hiermee samenhangen, zijn in de
loop van hun leven toegenomen. Het is belangrijk
dat ouderen tot op hoge leeftijd blijven investeren
in deze vermogens om ze op die manier in stand
te houden. Cornelis noemt dit communicatieve
zelfsturing. Op basis van deze fi losofi sche, norma-
tieve theorie wordt zelfmanagement gestimu-
leerd om ouderen (individueel of in een groep)
te leren een balans te houden of te hervinden in
verliessituaties. De Vrije Levensloop Academie van
Houben, Van Gennip en Beke is de belangrijkste
vertegenwoordiger van deze stroming.
De tweede stroming komt voort uit de sociale-
productiefunctie-benadering (SPF) van succesvol
ouder worden (Steverink e.a. 1998; Steverink e.a.
2005). Op basis van de SPF-theorie is de theorie
van ‘zelfmanagement van welbevinden’ gefor-
muleerd. In deze theorie wordt succesvol ouder
e
e
worden gezien als het verwerven en behouden
van (belangrijke hulpbronnen voor) welbevinden
en het beschikken over die vaardigheden (zelf-
managementvaardigheden) die iemand in staat
stellen om zelf goed voor het eigen welbevinden
te zorgen. Binnen het GRoningen Interventie
Programma (GRIP) van de sectie geriatrie van het
Universitair Medisch Centrum Groningen zijn
o.l.v. Steverink verschillende ‘zelfmanagement
van welbevinden’-interventies ontwikkeld en ge-
evalueerd (Frieswijk e.a. 2006; Kremers e.a. 2006;
Schuurmans 2004). Al deze GRIP-interventies zijn
gericht op ouderen met verschillende gradaties
van fysieke en/of psychosociale kwetsbaarheid.
De derde stroming komt voort uit de socialeleer-
theorie. In deze stroming gaat de aandacht vooral
uit naar zelfmanagement voor ouderen met een
of meer fysieke handicaps of chronische ziekten.
Zelfmanagement wordt opgevat als vorm van
patiënteneducatie die mensen kan helpen om op
goede wijze met hun beperkingen of ziekte om
te gaan (therapietrouw, oefeningen etc.) en die
(emotioneel en sociaal) een plek te geven in hun
leven, zodat de kwaliteit van bestaan zo optimaal
mogelijk blijft of wordt (Zijlstra e.a. 2005; Smeul-
ders e.a. 2006; Zijlstra e.a. 2006). Inspiratiebron
is de vorm van patiënteneducatie zoals ontwik-
keld door Lorig e.a. in Amerika. Daarbij staat de
patiënt als ervaringsdeskundige centraal (Lorig en
e
Zelfmanagement bij ouderen 2 kol3 3Zelfmanagement bij ouderen 2 kol3 3 24-05-2007 09:45:3624-05-2007 09:45:36
4
Holman 2000; Lorig 2001). In Nederland hebben
Elzen en Steverink (Universiteit Groningen) en
Smeulders en Kempen (Universiteit van Maas-
tricht) zich gericht op deze invalshoek voor zelf-
management bij ouderen en zij zijn ook als master
trainers voor deze interventie opgeleid door de
groep van Lorig in de VS.
Zelfmanagement uitgaande van communicatieve zelfsturing
Zoals hiervoor is vermeld, vormt bij deze stroming
de mens als ervaringsdeskundige over zijn/haar
eigen leven het uitgangspunt. Deze zelfsturing
vindt gedurende de hele levensloop plaats en
komt vooral naar voren in beroepsvaardigheden,
kennis over het eigen zelf en de eigen invulling
aan de kwaliteit van leven (welke dingen zijn be-
langrijk in het leven). Rond de middelbare leeftijd
verschuift de aandacht van het lichamelijke en
het leven in de wereld naar het psychische en het
innerlijke leven. Als minder maatschappelijk op-
gelegd gedrag is vereist op het gebied van betaald
werk, huishouding en opvoeding ontstaat er meer
ruimte voor deze innerlijke persoonlijke groei.
Bij de mens nemen op de neurofysieke ontwik-
kelingen gebaseerde vaardigheden voor taken
(de hardware) langzaam af na het 29ste jaar. De
vaardigheden gebaseerd op persoonlijke
ontwikkeling en cultuur (de software)
nemen echter toe tot rond de 60 jaar en
daarna nemen ze langzaam af. Deze af-
name is echter te vertragen door blijvende
oefening van die vaardigheden. Deze
vaardigheden compenseren het verlies van
fysieke mogelijkheden. Het is van belang
op oudere leeftijd juist aan deze vaardig-
heden aandacht te besteden om ze zo lang
mogelijk te behouden.
Zelfsturing betekent dat ieder mens een
innerlijke logica van streven en ambities
heeft om datgene te herkennen en te
bereiken wat voor hem/haar belangrijk is.
Van daaruit willen mensen keuzen maken
en hun leven inrichten. Communicatie
staat voor dialoog met de omgeving als een le-
rend proces van uitvinden en creëren. In gesprek
met de omgeving wordt gezocht naar oplossingen
en nieuwe vormen van leven en handelen. In
navolging van Petzold (Houben, 2002b) worden
vijf levensdomeinen genoemd die van belang
zijn voor de manier waarop mensen vorm geven
aan hun leven en zij de kwaliteit van hun leven
beoordelen: lichaam en geest, sociale relaties, ma-
teriële situatie, arbeid en presteren en ten slotte
waarden, inspiratie en zingeving. Deze vormen de
pijlers van de eigen identiteit. Als er verandering
plaatsvindt op het ene domein zal binnen andere
domeinen compensatie moeten plaatsvinden om
een evenwicht te behouden. Voor ouderen zijn de
domeinen sociale relaties en zingeving belangrijk
om in te investeren (Van Gennip 2004).
Houben (2002a) maakt onderscheid tussen de
interne locus of control (zelf greep houden op het
leven) en de externe locus of control (omgeving
stuurt zijn/haar situatie aan). Risicofactoren voor
het verliezen van de interne locus of control zijn:
1 persoons- en persoonlijkheidskenmerken: kwets-
baarheid door het niet verwerken van insnijdende
levenservaringen;
2 gebrek aan hulpbronnen: lage sociaal-economi-
sche status;
Zelfmanagement bij ouderen 2 kol4 4Zelfmanagement bij ouderen 2 kol4 4 24-05-2007 09:45:3724-05-2007 09:45:37
5
3 ongezonde leefstijl;
4 gezondheidsproblemen, vooral twee of meer
chronische aandoeningen en vooral een combina-
tie van lichamelijke en psychische aandoeningen.
Verlies van de interne locus of control is te voor-
komen door op drie fronten acties te onderne-
men. In navolging van Freund en Baltes (1998)
worden ouderen gestimuleerd om te selecteren:
maak gegeven het verlies aan vaardigheden
nieuwe keuzen en formuleer nieuwe doelen.
Verder krijgen zij het advies om doelen te kiezen
die goed zijn afgestemd op het verminderd
niveau van vaardigheden in relatie tot de omge-
ving (optimaliseren). Ten slotte worden de moge-
lijkheden van compensatie benadrukt. Dat bete-
kent: zet andere vaardigheden en middelen in om
toch de oorspronkelijke of bijgestelde doelen te
kunnen bereiken.
Houben e.a. (2005) benadrukken het belang
van interventies in de gehele tweede levenshelft
van mensen. Zij kiezen voor primaire preventie.
Onder primaire preventie vallen activiteiten die
voorkómen dat een bepaald gezondheidspro-
bleem, ziekte of ongeval ontstaat. De doelgroep
bij primaire preventie zijn gezonde ouderen en is
gericht op iedereen die risico loopt.
De Vrije Levensloop Academie bouwt voort op de
inzichten van Houben en hanteert de volgende
uitgangspunten bij interventies (Van Gennip
2004):
Het belang van zelfsturing in dialoog met de
omgeving neemt toe met het vorderen der jaren;
dit heeft te maken met de zoektocht naar wie je
bent/was. Dit worden de trage bestaansvragen
genoemd.
Kern is zelfsturing in dialoog met de omgeving als
een gezamenlijke ontwerpactiviteit.
De interne (ervarings)kennis van de oudere zelf
levert de bouwstenen voor het leerproces; dat
wat iemand ervaren heeft als goed voor hem/
haar.
Om interne ervaringskennis te herkennen, te
kunnen benutten, zijn een bepaalde sociale
ruimte en lerende relatie nodig (de nesteling van
emotie).
e
e
e
e
Het persoonsgerichte tweegesprekDe Vrije Levensloop Academie heeft de interventie Het persoonsgerichte tweegesprek ontwikkeld
(Van Gennip en Houben 2005). Dit is een activerende methodiek die ouderen door gesprekken
aanzet hun eigen krachtbronnen te benutten. In de gesprekken worden geen concrete oplossin-
gen aangedragen. De interventie omvat vijf fasen: contact en contract, probleem en perspectief,
visie op een betere toekomst, concrete aanpak en, tot slot, de inbedding. In de publicatie over de
methodiek wordt in elke fase het doel beschreven, welke hulpmiddelen nodig zijn/beschikbaar
zijn, de vaardigheden die de hulpverlener moet hebben, welk resultaat bereikt moet worden,
hoe monitoring van de voortgang in dialoog met de cliënt vorm kan krijgen en evaluatie. De
interventie is in individuele gesprekken bijvoorbeeld door ouderenadviseurs te gebruiken. De
hulpverlener en de oudere gaan samen op zoek naar wat de stuurkracht van de oudere kan
versterken (wat zijn de rode draden in het levensverhaal, wat zijn de levensthema’s binnen de
verschillende domeinen, wat zijn de sterke en zwakke eigenschappen, wat bevat het levensver-
haal aan positieve voorwaarden voor verdere groei, waar legt de oudere zijn locus of control,
zijn er blokkades als gevolg van emoties en verlies te doorbreken zodat ze het gesprek niet do-
mineren?). Ook gaat er uitdrukkelijk aandacht uit naar de verhouding tussen een persoon en de
sociale omgeving (beleving van het alledaagse, sociale weerbaarheid). In samenwerking met de
Hogeschool Rotterdam geeft de Vrije Levensloop Academie trainingen aan welzijnswerkers in de
vorm van een leergang om zich een andere wijze van kijken naar ouderen en een andere wijze
van handelen als professional eigen te maken.
Zelfmanagement bij ouderen 2 kol5 5Zelfmanagement bij ouderen 2 kol5 5 24-05-2007 09:45:3924-05-2007 09:45:39
6
De ‘zelfmanagement van welbevinden’-benadering
Het GRoningen Interventie Programma (GRIP)
is vooral gericht op ouderen met verschillende
gradaties van fysieke en/of psychosociale kwets-
baarheid. Zelfmanagement in het kader van (suc-
cesvol) ouder worden wordt hier gezien als het
kunnen verwerven en behouden van hulpbron-
nen voor het eigen welbevinden, én de vaardig-
heden om goed met deze hulpbronnen om te
gaan (de zelfmanagementvaardigheden).
Zelfmanagement wordt expliciet in het kader
van het ‘managen’ van het eigen welbevinden
geplaatst: in het zelf verhogen van de kwaliteit
van leven (Steverink e.a. 2005). Zoals hiervoor is
vermeld, is het uitgangspunt van het GRIP-pro-
gramma de socialeproductiefunctie-benadering
(SPF) van succesvol ouder worden (zie Steverink
e.a. 1998). Deze benadering is uitgewerkt tot een
theorie over ‘zelfmanagement van welbevinden’
(Steverink e.a. 2005).
In de theorie van ‘zelfmanagement van welbe-
vinden’ worden vijf basale domeinen van wel-
bevinden onderscheiden, waarop zes kernzelf-
managementvaardigheden worden toegepast.
Dit resulteert in de zogenoemde matrix van
zelfmanagementvaardigheden en domeinen van
welbevinden.
De vijf domeinen van welbevinden dienen als
leidraad om de belangrijke hulpbronnen voor
welbevinden te identifi ceren. De vijf domeinen
zijn:
comfort en stimulatie (twee domeinen van fysiek
welbevinden);
affectie, gedragsbevestiging en status (drie do-
meinen van sociaal welbevinden).
De zes kernzelfmanagementvaardigheden die
mensen nodig hebben om goed met hun hulp-
bronnen voor fysiek, sociaal en psychologisch
welbevinden om te gaan zijn:
initiatief nemen t.a.v. de belangrijke fysieke en
psychosociale hulpbronnen voor welbevinden;
zelf goed kunnen omgaan met de belangrijke
hulpbronnen voor welbevinden;
e
e
e
e
investeren in de belangrijke hulpbronnen voor
welbevinden;
een positief perspectief t.o.v. de toekomst hebben
over de belangrijke hulpbronnen voor welbevin-
den;
zorgen voor multifunctionaliteit t.a.v. de belang-
rijke hulpbronnen voor welbevinden (d.w.z. zor-
gen voor hulpbronnen die tegelijk nuttig zijn voor
fysieke en sociale domeinen van welbevinden);
zorgen voor variëteit in belangrijke hulpbronnen
voor welbevinden (d.w.z. zorgen voor meer dan
een hulpbron voor hetzelfde domein van welbe-
vinden).
Kwetsbaarheid ontstaat bij het verlies van belang-
rijke hulpbronnen voor welbevinden. Kwetsbaar-
heid ondermijnt echter ook de zes kernzelfma-
nagementvaardigheden (zie Schuurmans e.a.
2004). Hierdoor kan een neerwaartse spiraal
ontstaan van toenemende kwetsbaarheid en
toenemend verlies van de grip op de belangrijke
hulpbronnen voor welbevinden. Dit bij elkaar
leidt tot een afnemende reservecapaciteit. Het
wordt dan moeilijker om met nieuwe verliezen
om te gaan. Dat draagt weer bij aan een vermin-
derd niveau van welbevinden en daardoor tot
minder succesvol ouder worden.
De GRIP-interventies zijn gericht op secundaire
preventie, waarbij het gaat om vroegtijdige
onderkenning, opsporing en ondersteuning van
specifi eke kwetsbare risicogroepen. Ook het
opsporen van risicofactoren behoort tot de secun-
daire preventie.
Ontwikkelde interventies
De GRIP-interventies zijn gericht op het verster-
ken van de zelfmanagementvaardigheden en
daardoor op het verbeteren of in stand houden
van het eigen welbevinden en succesvol ou-
der worden. Hoewel de GRIP-interventies alle
dezelfde theoretische basis hebben, verschillen ze
in doelgroep (verschillende groepen kwetsbare
ouderen) en in vorm (individuele huisbezoeken,
groepscursus, en zelfhelpboek (bibliotherapie)).
De domeinen van welbevinden worden in de
GRIP-interventies aangeboden met behulp van
de zogenoemde GLANS schijf van vijf, waarbij
e
e
e
e
Zelfmanagement bij ouderen 2 kol6 6Zelfmanagement bij ouderen 2 kol6 6 24-05-2007 09:45:4024-05-2007 09:45:40
7
het woord GLANS als acronym
wordt gebruikt voor de vijf domei-
nen van welbevinden: G=Gemak
en Gezondheid (=comfort),
L=Lichamelijke en Leuke bezig-
heden (=stimulatie), A=Affectie
(=affectie), N=netwerk (=gedrags-
bevestiging) en S=Sterke punten
(=status).
De GLANS schijf van vijf werkt zoals
de voedingsschijf (van vijf), maar is
gericht op het gehele welbevinden
en niet alleen op fysieke gezond-
heid. Het idee is dat men elke dag
van alle vijf aspecten iets nodig
heeft om gelukkig en tevreden te
zijn (zich wel te bevinden). Deelne-
mers aan de GRIP-interventies vul-
len zelf hun specifi eke aanwezige
en gewenste hulpbronnen in voor
de vijf aspecten. Een belangrijke
hulpbron voor comfort is bijvoor-
beeld een bepaalde aanpassing in
huis of een prettige woning; een
belangrijke hulpbron voor affectie
is bijvoorbeeld een vriend(in), een
kleinkind of een huisdier.
De GRIP-interventies worden hier
kort beschreven.
GRIP op het leven: een serie huisbezoeken voor kwetsbare oudere mensenDeze interventie bestaat uit een serie van zes huisbezoeken door
een speciaal getrainde verpleegkundige of coach. In de interven-
tie worden aan de hand van een gestructureerd protocol alle vijf
aspecten van het welbevinden en de zes zelfmanagementvaar-
digheden aan de orde gesteld. Er worden ook oefeningen gedaan
en de deelnemers krijgen ‘huiswerk’. Deze interventie heeft als
doel de zelfmanagementvaardigheden en het welbevinden van
matig tot ernstig kwetsbare ouderen van 65 jaar en ouder te
vergroten. De interventie is geëvalueerd in een studie met een
zogenoemd gerandomiseerd controlegroep-design en heeft posi-
tieve resultaten laten zien (zie Schuurmans 2004).
Geef uw leven een beetje meer GLANS Dit is een groepscursus voor (alleenstaande) 55+-vrouwen en deze wordt in groepen van acht tot
tien vrouwen gegeven (door twee speciaal getrainde groepsleidsters). De cursus is bedoeld voor
55+-vrouwen met sociale kwetsbaarheid (eenzaamheid) die naar hun gevoel weinig grip hebben
op het eigen welbevinden. Ook in deze cursus komen alle aspecten van het welbevinden (aan de
hand van de GLANS schijf van vijf) en de zelfmanagementvaardigheden aan de orde. De groeps-
leidsters werken met een gestructureerde handleiding en de deelneemsters krijgen een werkmap,
waarin ook huiswerkopdrachten zijn opgenomen. Ook deze interventie heeft als doel de zelf-
managementvaardigheden en het welbevinden te vergroten, maar is specifi ek gericht op sociaal
kwetsbare vrouwen van 55 jaar en ouder. Ook deze interventie is geëvalueerd in een studie met
een gerandomiseerd controlegroep-design en heeft positieve resultaten laten zien (Kremers e.a.
2006; Kremers e.a. [in druk]).
GRIP op het leven: genieten van het ouder wordenDit is een schriftelijke cursus, een zogenoemde bibliotherapie.
Het materiaal is te koop in de boekhandel en mensen kunnen
er zelf thuis mee werken (Frieswijk e.a. 2004). Ook bij deze
interventie worden alle aspecten van het welbevinden en de
zelfmanagementvaardigheden aan de orde gesteld. Er worden
allerlei rolmodellen en oefeningen aangeboden. Ook deze GRIP-
interventie heeft als doel de zelfmanagementvaardigheden en
het welbevinden van ouderen te vergroten, in dit geval van licht
kwetsbare ouderen. Ook deze interventie is geëvalueerd in een
studie met een gerandomiseerd controlegroep-design en heeft
positieve resultaten laten zien (zie Frieswijk e.a. 2006).
Zelfmanagement bij ouderen 2 kol7 7Zelfmanagement bij ouderen 2 kol7 7 24-05-2007 09:45:4024-05-2007 09:45:40
8
1 De ICF (Nederlandse vertaling van de ‘International Classifi cation of Functioning, Disability and Health) is een classifi catie voor het
beschrijven van het functioneren van mensen inclusief factoren die van invloed zijn op dat functioneren.
Binnen het GRIP-programma is ook een schaal
ontwikkeld en getest waarmee het mogelijk is
het niveau van zelfmanagementvaardigheden
(zoals geconceptualiseerd binnen de theorie van
‘zelfmanagement van welbevinden’) te meten (zie
Schuurmans e.a. 2005). Deze Self-Management
Ability Scale (SMAS-30) is een zelfrapportage-
schaal en meet de zes zelfmanagementvaardig-
heden zowel afzonderlijk als met een totaalscore.
De schaal omvat dertig items en is opvraagbaar
bij het GRoningen Interventie Programma (GRIP).
Zelfmanagement uitgaande van de socialeleertheorie
De socialeleertheorie wordt toegepast binnen
patiënteneducatie. De basis wordt gevormd door
Lorig (2001) die in Amerika programma’s ont-
wikkelde voor chronisch zieken om beter om te
gaan met hun ziekte. Deze programma’s trachten
het vertrouwen en de motivatie van patiënten te
ontwikkelen om hun eigen vaardigheden, infor-
matie en zorg en hulp te gebruiken zodat zij zelf
controle krijgen over hun leven met een chroni-
sche ziekte. Uitgangspunten zijn: de patiënt is de
deskundige op het terrein van zijn/haar eigen
ziekte, patiënten leren het meeste van andere
patiënten met dezelfde (of een andere) ziekte
(modelling en gedragsbeïnvloeding = sociaal
leren) en alle levensterreinen (niet alleen de
ziekte of gezondheidsproblemen) zijn van belang.
Lorig acht het essentieel dat lotgenoten de pro-
gramma’s verzorgen.
In Nederland wordt deze stroming voor ouderen
vooral verder ontwikkeld door de universiteiten
van Groningen en Maastricht. De aanpak sluit aan
op de aanpak van Lorig waar het gaat om chro-
nisch ziek zijn, maar de uitgangspunten worden
ook toegepast op andere terreinen. De aanleiding
tot interventies zijn ziekten en aandoeningen,
zoals valproblematiek bij ouderen en hartproble-
men.
Volgens het conceptueel model van disablement
(volgens het ICF-model1) leidt ziekte tot stoornis-
sen die leiden tot beperkingen, die op hun beurt
gevolgen hebben voor de taken en rollen die
iemand vervult in het leven. Dit proces verloopt
niet voor iedereen hetzelfde. Het is afhankelijk
van risicofactoren (sociaal-economische facto-
ren, leefstijl) en van intra-individuele en extra-
individuele factoren. Intra-individuele factoren
betreffen gedragsveranderingen als gevolg van de
ziekte en de psychische en sociale aspecten hoe
iemand omgaat met zijn/haar ziekte. Bij extra-in-
dividuele factoren gaat het om medische behan-
deling en revalidatie, zorgvoorzieningen en de
fysieke en sociale leefomgeving van een persoon.
Zelfmanagement kan positieve invloed uitoefenen
en de invloed van beperkingen voorkomen of
verminderen. Hierbij gaat het niet alleen om het
hanteren van symptomen en gedrag die te maken
hebben met de ziekte, maar ook om het opnieuw
leren omgaan met dagelijkse activiteiten, sociale
rollen en emotionele veranderingen. Kempen
(2006) beschrijft zelfmanagement bij ouderen als
volgt: ‘de persoon stuurt de zorg voor gezondheid
in alle facetten zelf aan. Dit proces wordt breed
opgevat: het hanteren van de ziekte en van wat
daarmee samenhangt, maar ook het uitvoeren
van dagelijkse activiteiten en sociale rollen en het
leren hanteren van emotionele veranderingen.’
Zelfmanagement bij ouderen 2 kol8 8Zelfmanagement bij ouderen 2 kol8 8 24-05-2007 09:45:4124-05-2007 09:45:41
9
Zelfmanagement vraagt om het aanleren of han-
teren van vaardigheden van ouderen teneinde tot
gedragsverandering te leiden op het terrein van
(Kempen 2005):
medisch/verpleegkundig management (op tijd
medicijnen innemen, goede voeding, weten wan-
neer je naar een arts moet etc.);
emotioneel management (hoe ga ik om met mijn
ziekte, hoe ga ik om met teleurstelling als ik
bepaalde leuke dingen niet meer kan doen etc.);
rol-/sociaal management (hoe zorg ik ervoor dat
mijn ziekte niet het leven van de andere leden van
mijn gezin beheerst, hoe versterk ik mijn positie
als patiënt tegenover zorgverleners etc.).
e
e
e
Cruciaal voor het toepassen van zelfmanagement
zijn competentie en gevoel van controle: in welke
mate de oudere van mening is dat hij/zij zelf in
staat is het gewenste gedrag te realiseren en de
situatie kan sturen waarin dat gedrag plaatsvindt.
Ontwikkelde interventies en programma’s
Interventies vanuit deze invalshoek zijn gericht op
ouderen met een bepaald risico of een bepaalde
aandoening en hebben betrekking op alle facet-
ten van het leven. De interventies worden in
groepsverband aangeboden. Kempen e.a. hebben
interventies ontwikkeld voor valpreventie bij ou-
deren (Zijlstra e.a. 2005 en 2006) en voor oude-
ren met chronische aandoeningen zoals chronisch
hartfalen (Smeulders e.a. 2006; Elzen 2006).
Beter in balansBeter in balans richt zich op zelfstandig wonende ouderen boven de 70 jaar die angst hebben om te
vallen. De interventie is in Amerika ontwikkeld door Tennstedt en in het Nederlands vertaald en aan-
gepast. Door de angst om te vallen, voelen ouderen zich beperkt in hun dagelijkse activiteiten. Doel
van de interventie is om irreële valangst te verminderen en gevoelens van competentie en controle
te vergroten door lichamelijke oefeningen, andere lichamelijke activiteiten te stimuleren, assertiviteit
te vergroten en risicovolle gewoontes en risico’s in de woonomgeving te verminderen. Gebruikte
werkvormen zijn: groepsdiscussies, huiswerkopdrachten, voorlichting, rollenspelen, lichamelijke
oefeningen en videopresentaties. De interventie bestaat uit acht bijeenkomsten van twee uur en een
terugkombijeenkomst na een half jaar (Zijlstra e.a. 2005; Zijlstra e.a. 2006).
Zelfmanagement bij ouderen met chronisch hartfalen. Deze interventie is een voor de Nederlandse situatie aangepaste versie van de Chronic disease self-ma-
nagement programme (CDSMP) zoals ontwikkeld door Lorig e.a. in Amerika. Het programma bestaat
uit zes bijeenkomsten en wordt begeleid door iemand met een chronische ziekte (als rolmodel) en
een verpleegkundige. Doel is competentie en controle, een goede leefstijl en het dagelijkse functi-
oneren te bevorderen. In het programma wordt gewerkt aan zaken als het hanteren van vermoeid-
heid, aanleren van ademhalingstechnieken, communicatievaardigheden, hanteren van emoties en
het uitvoeren van lichamelijke en sociale activiteiten (Smeulders e.a. 2006).
Zelfmanagement bij ouderen 2 kol9 9Zelfmanagement bij ouderen 2 kol9 9 24-05-2007 09:45:4624-05-2007 09:45:46
10
De hiervoor genoemde interventies zijn uitdruk-
kelijk gebaseerd op een theorie, waarbij specifi ek
zelfmanagement of communicatieve zelfsturing
bij ouderen als invalshoek fungeert. De achterlig-
gende visie lijkt vooral gebaseerd te zijn op een
liberale opvatting over de mens die tot op hoge
leeftijd autonoom is. Daarnaast zijn er ook inter-
venties die op een andere mensvisie gebaseerd
lijken te zijn, waarbij autonomie altijd in relatie
tot onderlinge afhankelijkheid wordt gezien en
onderlinge steun een belangrijk aandachtspunt is.
Ook in deze benaderingen komen elementen van
zelfmanagement aan de orde Bij deze interventies
gaat het om het vergroten van empowerment van
ouderen. Ook interventies met als doel eenzaam-
heid of somberheid bij ouderen te voorkomen of
te verminderen, kunnen elementen van zelf-
management bevatten.
Veel van dit type interventies vallen onder de
noemer tertiaire preventie. Dit soort preventie
richt zich op mensen bij wie al sprake is van
problemen. De curatieve hulp, begeleiding en an-
dere maatregelen zijn bedoeld om de bestaande
problemen op te lossen, terwijl de preventieve
activiteiten in dat geval in feite nazorg zijn. Hier
komt ook het cyclische karakter van integrale
hulpverlening naar voren. Goede curatieve hulp
en nazorg hebben als zodanig weer een preven-
tieve werking. Tertiaire preventie is bedoeld om
terugval, recidive of het chronisch worden van de
klachten te voorkomen.
We noemen hier enkele interventies.
Cursus ‘Verlies… en dan verder’
Omdat het opnieuw inrichten van het leven na
het overlijden van de partner pas echt begint als
de weduwen door de eerste fasen van de rouw
heen zijn, is deze cursus bedoeld voor vrouwen
die al wat langer weduwe zijn (minstens één
jaar). De cursus omvat tien wekelijkse bijeenkom-
sten en een follow-upbijeenkomst na ongeveer
twee maanden. Gestreefd wordt naar zes tot tien
deelneemsters per cursus. Alle bijeenkomsten
verlopen volgens eenzelfde stramien; er is een
voorgestructureerd programma. Zo start elke
bijeenkomst met een rondje ‘goed en nieuw’.
Iedere deelneemster vertelt in een paar zinnen
een gebeurtenis in de afgelopen week die ze goed
of nieuw vond. Daarna volgen een theoretische
inleiding en een groepsgesprek. In elke bijeen-
komst staat een bepaald thema centraal. De the-
ma’s hebben te maken met het reorganiseren van
het leven, bijvoorbeeld met contacten leggen. In
de eerste zeven bijeenkomsten liggen de thema’s
GRIP op lijf en levenGRIP op lijf en leven is de vertaling van de Amerikaanse zelfmanagement-interventie voor chro-
nisch zieken (CDSMP) van Lorig e.a. zoals deze in het GRIP-programma is geëvalueerd (zie Elzen
2006). Deze interventie is gericht op ouderen met een of meer chronische aandoeningen. Ou-
deren hebben vaak te kampen met meer dan een ziekte of aandoening en veel problemen die
mensen met chronische aandoeningen ervaren, hebben zij gemeenschappelijk. Het programma
bestaat uit zes bijeenkomsten van tweeënhalf uur voor groepen van tien tot vijftien deelnemers.
Ook hier wordt gewerkt met een rolmodel en een verpleegkundige. Het is een cognitief-ge-
dragsmatige interventie waarvan het doel is mensen beter te leren omgaan met hun ziekte.
Mensen leren op een andere manier naar hun problemen te kijken en hun ziekte een plaats te
geven in het leven. Zij leren ook een gezonde leefstijl te combineren met een sociaal leven (Elzen
2006).
Andersoortige interventies
Zelfmanagement bij ouderen 2 kol10 10Zelfmanagement bij ouderen 2 kol10 10 24-05-2007 09:45:4624-05-2007 09:45:46
11
vast, bij de laatste drie bijeenkomsten worden de
thema’s bepaald in overleg met de deelneemsters.
Er wordt ook gewerkt met huiswerk; hierbij gaat
het om suggesties om wat besproken is thuis te
oefenen. Tot slot is er een cursusmap met artike-
len, gedichten en ervaringsverhalen.
De werving van deelneemsters vindt plaats via de
pers en via intermediairs, zoals pastores, het alge-
meen maatschappelijk werk en het ouderenwerk
(Benthum 1994; Van Lammeren en Geelen 1995).
In gesprek
Deze interventie is te gebruiken in contact met
ouderen en is gericht op mensen die hun partner
hebben verloren. Het model bestaat uit een ken-
nismakingsgesprek, vijf opeenvolgende gesprek-
ken over verschillende levensgebieden en een
afronding. De afronding is een schriftelijke
samenvatting van de bevindingen en conclu-
sies. Dit wordt opgestuurd naar de betreffende
weduwe of weduwnaar. Meestal voeren oude-
renadviseurs de gesprekken. Uit de gesprekken
kan de wens voortvloeien dieper op een specifi ek
onderwerp in te gaan. Meestal gaat het hierbij
om sociale steun / sociale contacten. De oude-
renadviseurs kunnen in voorkomende gevallen
een gericht vervolgaanbod doen (Lucassen e.a.
2001).
Op zoek naar zin
Deze interventie is gericht op ouderen met lichte
of matige depressieve klachten (Bohlmeijer e.a.
2003). De cursus bestaat uit twaalf bijeenkom-
sten van twee uur in groepen van ongeveer tien
personen. De cursus is voor mannen en vrouwen
van 55 jaar en ouder en wordt gegeven in samen-
werking met ggz-instellingen en het Trimbos-in-
stituut. De cursus helpt opnieuw de zin in het le-
ven te ontdekken door bezig te zijn met het eigen
levensverhaal. De zin van het leven ligt verborgen
in het persoonlijke verhaal: in het leven dat achter
iemand ligt, in het leven van dit moment en in
het leven in de toekomst. De deelnemer aan de
cursus staat actief stil bij de alledaagse en bijzon-
dere ervaringen in de levensloop. Deelnemers
keren in gedachten terug naar de lagere school,
naar de huizen waarin ze hebben gewoond en
staan bijvoorbeeld stil bij de vraag wat ze hebben
meegemaakt in hun leven. Dit terugkijken op het
leven wordt gekoppeld aan creatieve opdrachten.
Zo worden alle zintuigen en de creatieve verbeel-
ding geprikkeld. De doelen van de cursus zijn:
bewustwording van de eigen overlevingskunst
en overlevingskracht, een positiever beeld van de
toekomst krijgen, de kwaliteit van het leven ver-
hogen en vermindering van depressieve klachten
om te voorkomen dat deze klachten uitgroeien
tot een depressie.
Vriendschapscursus voor oudere vrouwen
Deze cursus is gebaseerd op een zelfhulpmethode
(herwaarderingscounseling) en de principes van
vrouwenhulpverlening. Er wordt sterk de nadruk
gelegd op zelfwaardering als de basis voor vriend-
schap. De cursus bestaat uit twaalf wekelijkse
bijeenkomsten, welke verschillende thema’s ken-
nen op het gebied van vriendschap, bijvoorbeeld
verwachtingen van vriendschap, vriendschap in
de jeugd, zelfbeeld als vriendin, nieuwe contacten
maken, bestaande contacten verdiepen, doelen
in vriendschap. Een bijeenkomst bestaat zowel
uit theorie als uit oefeningen gericht op relevante
vaardigheden (luisteren, zelfonthulling, empathie
tonen, contact maken), op sociale situaties die
men moeilijk vindt (bijvoorbeeld een receptie
bijwonen) of op bewustwording van een aspect
van vriendschap dat problematisch kan zijn (het
aangeven van eigen grenzen). Tijdens de bijeen-
komst is er ook gelegenheid de ervaringen van de
deelneemsters met betrekking tot het onderwerp
of het huiswerk te bespreken (Stevens en Albrecht
1995, Stevens e.a., 2006, Martina en Stevens,
2006).
Activerend huisbezoek
Dit is een methode die met succes in te zetten is
om mensen die daar behoefte aan hebben tijde-
lijk zo te ondersteunen dat ze de regie over hun
eigen leven kunnen blijven voeren. Activerend
huisbezoek maakt gebruik van getrainde vrijwil-
ligers. Deze zijn bereid om gedurende een vooraf
vastgestelde periode (meestal een jaar) iemand
eenmaal in de week of om de veertien dagen te
bezoeken. Het doel is om samen een plan uit te
Zelfmanagement bij ouderen 2 kol11 11Zelfmanagement bij ouderen 2 kol11 11 24-05-2007 09:45:4724-05-2007 09:45:47
12
stippelen en uit te voeren waardoor de aanvrager
zich beter in het leven weet te redden. De situatie
van de aanvrager wordt samen verkend (wat wil
de oudere graag verbeterd of veranderd zien?).
Samen stellen vrijwilliger en oudere een stappen-
plan op dat zij trachten te realiseren. Het contact
wordt afgebouwd wanneer het vastgestelde doel
is bereikt. Een project Activerend huisbezoek is
meestal een welkome aanvulling op andere hulp-
verleningsvormen en kan voorkomen dat mensen
in een isolement raken en de greep op hun leven
verliezen. Bovendien voorkomt het dat men
onnodig met professionele hulpverleners te
maken krijgt (Huizing 2001; Ter Steege en
Penninx 2000).
Zó wil ik oud worden
Deze methode bestaat uit een oriëntatie-
(groeps)cursus en een individueel coachings-
gesprek. In elke levensfase zijn er elementen
die om extra aandacht vragen. Na het vijftigste
levensjaar betreft dit onderwerpen als sociaal
bewegen, geestelijk bewegen, lichamelijk bewe-
gen en je bewust zijn hoe je in het leven staat.
De interventie is gebaseerd op de levensloop-
theorie van Houben (2002b). Ouderen kunnen
op basis van de in de loop van het leven geleerde
kracht zelfstandig sturing geven aan hun leven,
in dialoog met anderen. De cursus bestaat uit
acht bijeenkomsten waarin thema’s aan de orde
komen als gezondheid, wonen, sociale contacten,
intimiteit, vrije tijd en ontspanning. Deelnemers
leren van elkaars ervaringen en bieden elkaar
onderlinge steun bij het verkennen van hun mo-
gelijkheden (Cosbo Amsterdam 2006; Berkouwer
en Hesselink 2006).
Cosbo Amsterdam heeft ook een spel laten
ontwikkelen: Levenskunst, een gezelschapsspel
om met een groep senioren kansen en mogelijk-
heden bij het ouder worden te verkennen (Eijck,
Broekema e.a. 2006). Dit spel is te gebruiken als
instrument om ouderen zelf verantwoordelijk-
heid te laten nemen voor hun toekomst. Ouderen
leren met anderen in gesprek te gaan over hoe
ze als (aankomend) senior hun leven voor zich
zien. Regelmatig worden gespreksgroepen voor
50-, 55-, 60-, 65- en 70-plussers opgezet door het
ouderenwerk en andere instellingen.
Plezierig oud worden met levenservaring als
krachtbron
Dit is een gids voor ouderen die willen leren van
elkaar door levenservaringen met elkaar te delen.
Deze aanpak is ook gebaseerd op de inzichten
van Houben (2002b), op Dohmen (2000) en op
de inzichten van de Groningse onderzoekers op
het gebied van zelfmanagement (Stevenink e.a.,
2005). Ouderen organiseren zelf een groep en bij-
eenkomsten om met elkaar levenservaringen te
delen aan de hand van een werkboek. Het idee is
dat er van deze groepen een olievlekwerking uit-
gaat. Deelnemers starten zelf weer nieuwe groe-
pen en bouwen zo aan netwerken. Het werkboek
en de ideeën voor de bijeenkomsten bevatten
uitwerkingen voor vijf thema’s die samenhangen
met de levensdomeinen van Petzold: lichaam en
geest, sociale relaties, materiële situatie, arbeid en
presteren en waarden en inspiratie (KITTZ 2006).
Cursus ‘Verhaal van je leven’
De Unie KBO vindt het van belang dat senioren
zichzelf kunnen zijn en hun leven kunnen blijven
vormgeven ondanks lichamelijke en geestelijke
achteruitgang en verlies van naasten. Door mid-
del van deze cursus worden ouderen geholpen
om hun veerkracht te behouden of te hervinden
door na te denken en te praten over hun bezie-
ling. Waardering en zelfrespect vormen de spil
van een positieve benadering van de ouderdom
en zijn de motor van de levenskunst van het ou-
der worden (Broers 2005).
De kracht van oudere vluchtelingen,
programma’s voor levensverhalen en expressie
Dit is een aanpak ontwikkeld door Stichting
Bevordering Maatschappelijke Participatie (BMP)
in Amsterdam in samenwerking met onder an-
dere Pharos. Vluchtelingen van 45 jaar en ouder
worden met behulp van verschillende expres-
sietechnieken uitgedaagd om hun levensverhalen
te vertellen, het samen met anderen in beeld te
brengen en daarna te presenteren. De deelne-
Zelfmanagement bij ouderen 2 kol12 12Zelfmanagement bij ouderen 2 kol12 12 24-05-2007 09:45:4824-05-2007 09:45:48
13
mers leren met andere ogen naar hun levens-
loop te kijken, ontdekken dat samenwerken met
anderen tot nieuwe inzichten en gevoelens van
waardering kan leiden en dat ze meer kwaliteiten
in huis hebben dan ze zelf dachten. De doelstel-
ling is oudere vluchtelingen de kracht te geven
om hun sociaal isolement te doorbreken, in de
hoop dat zij zich daardoor minder eenzaam voe-
len (Moerbeek 2005).
Aandacht voor uw persoonlijk kompas
Deze cursus is bedoeld voor mensen die bewust
willen leven, voor mensen die ervoor kiezen
om na te denken over levensvraagstukken, die
daarover willen praten met gelijkgestemden en
die actief richting willen geven aan hun leven en
dit graag doen in een natuurlijke en inspirerende
omgeving. Het doel is: stilstaan en de balans op-
maken van wat iemand als mens tot nu toe heeft
‘geoogst’, zich te realiseren welke veranderingen
er op de verschillende levensgebieden (kun-
nen) plaatsvinden, te verhelderen wat iemands
behoeften, wensen en doelen zijn voor de tijd die
komen gaat, sterke en zwakke punten helder krij-
gen, eigen wijsheid gebruiken om verschillende
mogelijkheden te overdenken en van daaruit te
kiezen (www.odyssee-groep.nl).
Zin in gezond leven
Lichamelijke en geestelijke veranderingen en ook
sociale omstandigheden kunnen voor ouderen
aanleiding zijn om meer stil te staan bij het leven
en juist ook bij ‘gezond leven’. TransAct heeft
de koffer ‘Zin in gezond leven’ ontwikkeld, met
daarin materialen en een handreiking. Ouderen
worden gestimuleerd om hun vermogen tot
gezond leven aan te spreken en te versterken. Er
worden (groeps)bijeenkomsten georganiseerd
waarin – met behulp van de koffer – gesprek-
ken met ouderen worden gevoerd over gezond
leven. Ouderen krijgen een stimulans zich bewust
te worden van vanzelfsprekendheden en samen
zoekt men naar alternatieve mogelijkheden. De
interventie staat onder leiding van professionals
en intermediairs die met ouderen werken zoals
preventiewerkers, seniorenvoorlichters, ouderen-
werkers (www.transact.nl).
De kracht van je leven
Een cursus van acht bijeenkomsten rond het
levensverhaal voor Turkse en Marokkaanse ou-
deren met depressieve klachten. Het doel van de
cursus is de kwaliteit van leven te verhogen en te
voorkomen dat depressieve klachten resulteren
in een chronische stoornis. Er wordt een remi-
niscentie- en narratieve benadering toegepast
waarmee cursisten worden gestimuleerd een
positief verhaal over hun leven te maken. In dit
verhaal vinden zij weer aanknopingspunten voor
de toekomst (De Vries en Smits 2006; Smits e.a.
2006).
Lichte dagen, donkere dagen
Deze cursus is bedoeld voor Turkse ouderen
(mannen- en vrouwengroepen apart) die last
hebben van sombere gevoelens, geen plezier
meer hebben in het leven en wellicht aan een de-
pressie lijden. Het betreft een cursus van dertien
bijeenkomsten van tweeënhalf uur ieder met een
nazorgbijeenkomst. Ouderen leren wat ze kunnen
doen om hun klachten te verminderen of er beter
mee om te gaan (Can en Verdouw 2003).
Zelfmanagement bij ouderen 2 kol13 13Zelfmanagement bij ouderen 2 kol13 13 24-05-2007 09:45:4924-05-2007 09:45:49
14
Zelfmanagement in situaties van afhankelijkheid van hulp en zorg
De nadruk op zelfmanagement bij ouderen als
positieve impuls voor het welbevinden van oude-
ren en de kwaliteit van leven heeft ook gevolgen
voor de inrichting van de zorg aan ouderen. Eigen
regie houden over het leven betekent dat de
geboden zorg moet aansluiten bij de wensen en
behoeften van ouderen. Belangrijk is dat ouderen
niet worden gezien als object van de zorg, maar
als partner die zelf meedenkt en meepraat over
hoe de zorg zich het best laat bieden. Het motto
is: neem geen zaken uit handen van ouderen die
zij zelf nog kunnen en willen uitvoeren. Te veel
overnemen leidt tot een externe locus of control,
wat op zichzelf al een bron van problemen vormt
(Houben 2002b; Hunink e.a. 2003). Dit sluit aan
bij het begrip van vraaggestuurde zorg: zorg die
leven mogelijk moet maken en niet het leven
moet sturen; de zorg of hulp moet de gebruiker
in staat stellen invulling te geven aan zijn/haar
bestaanswijze. Dit vraagt een andere attitude
van werkers in de curesector (huisartsen, me-
disch specialisten, ziekenhuizen) en de caresector
(thuiszorg, verzorgings- en verpleeghuizen).
Vormen van vraaggerichte en vraaggestuurde
zorg zoals belevingsgerichte zorg (Pool e.a. 2003;
Pool 2003) en werken met een leefplan (Verbeek
2006) sluiten aan bij het streven naar het ver-
sterken van zelfmanagement bij ouderen. Bij
deze vormen van hulp- en zorgverlening blijft het
zelfbeschikkingsrecht van ouderen centraal staan.
Ouderen die verhuizen naar een intramurale in-
stelling worden aangesproken op wat ze nog wél
kunnen. Zicht krijgen op de waarde die mensen
zelf hechten aan bepaalde levensaspecten is een
belangrijke opdracht voor de zorgverleners. Dit
geldt ook voor het inzicht krijgen in wensen en
motieven, in vaardigheden, in levenssfeer en leef-
stijl, in persoonlijkheid en in een context waarin
sociale achtergrond en netwerken bevredigend
zijn. Zorgverleners helpen de oudere zoeken naar
een samenhang en vertrouwdheid in de huiselijke
omgeving die zij opnieuw moeten vormgeven.
Mantelzorgers worden betrokken bij de invulling
van het leven van de oudere op de punten die het
familiesysteem en de oudere zelf aankunnen.
De Vrije Levensloop Academie heeft de Reisgids
levenskunst ontwikkeld voor instellingen en cli-
entenraden om de kwaliteit van de zorgverlening
te verhogen op grond van de uitgangspunten van
communicatieve zelfsturing. In de ‘reisgids’ staan
aanwijzingen om vier ‘trektochten’ te onderne-
men op zoek naar betere mogelijkheden voor
de invulling van het dagelijkse leven (Beke e.a.
2005):
1 Eigen leefstijl, op zoek naar een zinvolle dagbeste-
ding.
2 Succesvol zelfstandig wonen, individueel sociaal
netwerken en eigen regie.
3 Inspraak en persoonlijke betrokkenheid, welke
mogelijkheden zijn er en hoe kunnen ouderen
worden uitgedaagd een volwaardige invulling te
geven aan het dagelijkse leven?
4 Voorkomen van eenzaamheid.
Zelfmanagement bij ouderen 2 kol14 14Zelfmanagement bij ouderen 2 kol14 14 24-05-2007 09:45:5124-05-2007 09:45:51
15
Wat valt te leren van de interventies gericht op het stimuleren van zelfmanagement?
Blijkbaar is er sinds enige jaren zowel op universi-
tair niveau als in de praktijk toenemende belang-
stelling voor methoden om succesvol oud worden
te stimuleren. Enerzijds is dit ingegeven door
de opvatting dat ouderen tot op hoge leeftijd
een zinvolle maatschappelijke bijdrage kunnen
leveren, anderzijds door zorg over de mogelijke
stijging van zorgbehoeftigheid en zorgkosten, wat
leidt tot meer aandacht voor preventie.
Evaluaties van cursussen en andere activiteiten
zijn vaak procesevaluaties uitgevoerd door de
betrokken cursusleiders. Wetenschappelijke
evaluaties van de hier beschreven interventies
zijn in beperkte mate gerealiseerd. De evaluaties
maken duidelijk dat de deelnemende ouderen
vrijwel altijd tevreden zijn, zij geven aan dat zij
een prettige tijd hebben gehad. Vaak melden zij
dat het wel zinvol is geweest: de activiteit leidde
tot ontspanning, ze hebben nieuwe mensen leren
kennen, nieuwe ideeën opgedaan. Wanneer na
verloop van enige maanden wordt nagegaan of
de activiteit nog enige invloed heeft, of er effec-
ten zijn, wordt er weinig invloed meer gemeten.
Het is echter goed mogelijk dat dit samenhangt
met de gebruikte onderzoeksmethoden: het
is moeilijk om de juiste meetinstrumenten te
ontwikkelen en zeker te weten dat je weet wat
je meet in onderzoek naar intra-individuele en
sociale aspecten.
In het algemeen blijkt het zinvol om de volgende
leerpunten ter harte te nemen:
Kwetsbaarheid is geen kwestie van leeftijd,
hiervan kan ook sprake zijn bij ‘jongere’ ouderen.
Het is daarom zinvol om de werving voor activi-
teiten in het algemeen op ouderen te richten en
bijvoorbeeld niet alleen op ouderen boven de 80
jaar (Schuurmans e.a. 2004).
Met een open werving is de juiste doelgroep te
bereiken, maar het is de vraag of zeer kwetsbare
ouderen zo goed worden bereikt. Vaak lijkt een
e
e
persoonlijke benadering functioneler te zijn, dit is
evenwel een tijdrovende zaak.
Ouderen met een of meer chronische ziekten,
met fysieke problemen, beperkte mobiliteit en
een netwerk waarover zij tevreden zijn, zullen niet
snel deelnemen aan cursussen zelfmanagement
(Elzen 2006).
Groepsinterventies zijn succesvoller dan individu-
ele interventies.
De groepen moeten vrij klein blijven; dit varieert
van zes tot vijftien deelnemers.
Deelnemers moeten veiligheid en vertrouwen er-
varen in de groep, wat bewuste aandacht vraagt
van de groepsleiding.
Deelnemers moeten uit zichzelf gemotiveerd (ge-
raakt) zijn. Als ze min of meer worden ‘gestuurd’
omdat een ander meent dat het goed voor hen
is zonder dat ze dat zelf zo voelen, zijn er vrijwel
geen effecten te verwachten.
Effectonderzoeken die in Nederland op kleine
schaal zijn uitgevoerd, laten wisselende uitkom-
sten zien, zowel ten aanzien van de toegenomen
zelfmanagementvaardigheden als het welbe-
vinden en de kwaliteit van leven bij ouderen.
Bij de GRIP-groepscursus Geef uw leven een beetje
meer GLANS voor alleenstaande 55+-vrouwen
bijvoorbeeld, bleken de deelneemsters – na een
open werving – niet veel lager te scoren op zelf-
managementvaardigheden dan alleenstaande
vrouwen in de algemene populatie. Wel bleken ze
zeer eenzaam te zijn, een hoger opleidings niveau
te hebben en veel vaker gescheiden te zijn
(Kremers e.a. [in druk]).
In Amerika en Engeland is wel vrij veel onderzoek
gedaan naar de effecten van Chronic disease self-
management programs. De uitkomsten van deze
studies zijn over het algemeen positief, maar deze
methodieken zijn niet alleen op ouderen gericht.
Patiënten kunnen beter met hun ziekte omgaan,
zij gaan minder naar de dokter, maken effectiever
e
e
e
e
e
Zelfmanagement bij ouderen 2 kol15 15Zelfmanagement bij ouderen 2 kol15 15 24-05-2007 09:45:5224-05-2007 09:45:52
16
gebruik van welzijns- en (gezondsheids)zorgvoor-
zieningen, zij vertonen meer zelfmanagement-
gedragingen en hebben meer zelfvertrouwen, de
communicatie met artsen verbetert, zij hebben
meer informatie over hun ziekten en de kwaliteit
van leven is gestegen (Department of Health
2001; Barlow e.a. 2002).
Literatuur
Barlow, J., C. Wright e.a.
Self-management approaches for people with
chronic conditions: a review. Patient education and
couseling, jrg. 48, nr. 2, p. 177-178, 2002
Beke, G., F. Teerink en T. van Gennip
Reisgids levenskunst. Een handreiking rond zingeving
van VDZ Nederland voor management en cliënten-
raden van zorginstellingen. Utrecht: VDZ, 2005
Benthum, G.J.
Cursuspakket ‘Verlies… en dan verder’. Utrecht:
Landelijk Centrum GVO, 1994
Berkouwer, L en A.E. Hesselink
‘Zó wil ik oud worden!’ Evaluatie van een pilot, deel-
programma van het project Systematische Preventie.
Amsterdam: GGD Amsterdam, Epidemiologie,
Documentatie & Gezondheidsbevordering, 2006
Bohlmeijer, E., M. Valenkamp en F. Smit
Ontwikkeling en evaluatie van een cursus rond het
eigen levensverhaal voor ouderen met depressieve
klachten. Utrecht: Trimbos-instituut, 2003
Broers, A.
Het verhaal van je leven. Den Bosch: Unie KBO,
2005
Can, M. en I. Verdouw
Cursus ‘Lichte dagen, donkere dagen’ voor Turken en
Marokkanen met depressieve klachten. Handreiking
voor coördinatoren en begeleiders. Utrecht: Trimbos-
instituut, 2003
Cosbo Amsterdam
De kracht van ouderen. Project Systematische Preven-
tie 2002-2006. Amsterdam: Cosbo Amsterdam,
2006
Department of Health
The expert patient. A new approach tot chronic
disease management for the 21ste century. London:
Department of Health, 2001
Dohmen, J.
De terugkeer van de levenskunst. Tijdschrijft voor
Humanistiek, 2000, nr. 2, p. 2-78.
Eijck, Ria, Tootje Broekema e.a.
Levenskunst. Spel. Amsterdam: Cosbo Amsterdam,
2006
Elzen, H.A.
Self-management for chronically ill older people.
Proefschrift Rijksuniversiteit Groningen. [S.l]:
[s.n.], 2006 (//irs.ub.rug.nl/ppn/297661620)
Elzen, H., J.P.J. Slaets e.a.
The effect of self-management intervention on
health care utilization in a sample of chronically ill
older persons in the Netherlands. Journal of
evaluation in clinical practice, 2007 [in druk]
Freund, A.M. en P.B. Baltes
Selection, optimization, and compensation as
strategies of life management: correlations with
subjective indicators of successful aging.
Psychology and aging, jrg. 13, nr. 4, p. 531-543,
1998
Zelfmanagement bij ouderen 2 kol16 16Zelfmanagement bij ouderen 2 kol16 16 24-05-2007 09:45:5224-05-2007 09:45:52
17
Frieswijk, N., P. Dijkstra e.a.
Grip op het leven. Genieten van het ouder worden.
Utrecht: Het Spectrum, 2004
Frieswijk, N., N. Steverink e.a.
The effectiveness of a bibliotherapy in increasing
the self-management ability of slightly to
moderately frail older people. Patient education
and counseling, jrg. 61, nr. 2, p. 219-227, 2006
Gennip, T. van
Eenzaamheidspreventie bij ouderen en de invalshoek
vanuit communicatie en zelfsturing. Inleiding
tijdens de bijeenkomst Netwerk GGD en steun-
functies op 19 februari 2004 te Utrecht
Gennip, T. van, en P. Houben
Werken aan welbevinden. Het persoonsgerichte
tweegesprek stap voor stap. Werkcahier. Rotterdam:
Rotterdams Forum Communicatie en
Zelfsturing / IOG Netwerk, 2005
Houben, P.J.J.
Vraagsturing als beleidsstreven en stuurcompe-
tentie in de tweede levenshelft. Tijdschrijft voor
arbeid en participatie, jrg. 24, nr. 1, p. 19-32, 2002a
Houben, P.J.J.
Levensloopbeleid. Interactief levensloopbeleid ont-
werpen in de tweede levenshelft. Maarssen: Elsevier,
2002b
Houben, P.J.J., T. van Gennip, H. Schreutelkamp
en M. Koopman
Levensloopbeleid in Gesprek: Gereedschap voor de be-
nutting van persoonlijke software gericht op persoon-
lijke ontwikkeling’, Werkcahier, Rotterdam: Vrije
Levensloop Academie, 2005
Huizing, A.
Ervaring leert. Drie jaar activerend huisbezoek bij
ouderen. Utrecht: Nederlands Instituut voor Zorg
en Welzijn / NIZW, 2001
Hunink, G.H., A.H. Huijer en G.I.J.M. Kempen
Verpleegkundige zorg bij patiënten met chronische
ziekten / zelfmanagement. Maastricht: Universiteit
van Maastricht, 2003
Kempen, G.I.J.M.
Preventie en ouder worden: de mogelijkheden
voor zelfmanagement. Epidemiologisch bulletin,
jrg. 41, nr. 2/3, p. 27-32, 2006
Kempen, G.I.J.M.
Dagelijks functioneren en gevoelens van compe-
tentie en controle. Observaties en mogelijkheden
voor zelfmanagementinterventies. Inleiding bij de
Invitational conference NIZW, 30 november 2005.
Maastricht: Universiteit van Maastricht, 2005
Kempen, G.I.J.M.
Zelfmanagement: een gezondere ouderdom.
Ouderenzorg, nr. 3, p. 21, 2004
Kempen, G.I.J.M.
Een beetje mens vergrijst niet. Maastricht: Universi-
teit van Maastricht, 2003
KITTZ
Plezierig oud worden met levenservaring als kracht-
bron. Gids voor ouderen die willen leren van elkaar.
Groningen: KITTZ, 2006
Knipscheer, K.
Werk en vrijwilligerswerk voor senioren: een
maatschappelijke uitdaging. Geron, jrg. 3, nr. 2,
p. 5-14, 2001
Kremers, I.P., N. Steverink e.a.
Improved self-management ability and well-
being in older women after a short group inter-
vention. Aging and mental health, jrg. 10, nr. 5,
p. 476-484, 2006
Kremers, I.P., N. Steverink e.a.
Single older women who applied for the
‘Giving life more LUSTRE’ course: Are they the
target group that was aimed for? Educational
gerontology, [in druk]
Zelfmanagement bij ouderen 2 kol17 17Zelfmanagement bij ouderen 2 kol17 17 24-05-2007 09:45:5324-05-2007 09:45:53
18
Lammeren, P. van, en K. Geelen
Verbitteren of verbeteren. Evaluatie van een program-
ma ter voorkoming van eenzaamheid en depressie bij
ouderen vrouwen. Utrecht: NCGv, 1995
Lorig, K.
Patient education. A practical approach. Thousand
Oaks: Sage Publications, 2001
Lorig, K. en H. Holman
Selfmanagement education: context, defi nition, and
outcomes and mechanisms. Paper presented at the
fi rst Chronic Disease Self-Management
Conference, Sydney, August 2000. Palo Alto:
Stanford Patient Education Research Center,
2000 (\\patienteducation.stanford.edu\)
Lucassen, K., M. van Manen en A. Wolvekamp
Evaluatieverslag ‘In gesprek’. Vijf gesprekkenmodel in
contact met ouderen. Eindhoven: GGzE, 2001
Martina, C. M. S. en N.L. Stevens
Breaking the cycle of loneliness? Psychological
effects of a friendship enrichment program for
older women. Aging and Mental Health, vol. 10,
nr. 5, p. 467 -475, 2006
Moerbeek, S. (red.)
Ongekend bijzonder. Oudere vluchtelingen in beeld.
Amsterdam: Stichting BMP, 2005
Pool, A.
Zorg met een gezicht. Belevingsgerichte zorg in de
praktijk. Serie Inzicht in verzorging, verzorging in
zicht. Utrecht: NIZW, 2003
Pool, A., J. Kuijt en M. Walters
Zorgen heb je samen. Belevingsgerichte zorg in de
praktijk. Utrecht: NIZW, 2003
Reijneveld, S.A. e.a.
Gezond en vitaal. Sportstimulering voor mensen met
een beperking of een chronische aandoening. Leiden:
TNO Preventie en gezondheid, 1998
Schuurmans, H.
Promoting well-being in frail elderly people. Theory
and intervention. Proefschrift Rijksuniversiteit
Groningen. Groningen: Rijksuniversiteit Gronin-
gen, 2004 (//irs.ub.rug.nl/ppn/264412974)
Schuurmans, H., N. Steverink e.a.
How to measure self-management abilities in
older people by self-report. The development of
the SMAS-30. Quality of life research, vol. 14,
nr. 10, p. 2215-2228, 2005
Schuurmans, H., N. Steverink e.a.
Old or frail: what tells us more? Journals of geron-
tology – Medical sciences, jrg. 59, nr. 9, p. 962-965,
2004
Smeulders, E.S.T.F., J.C.M. van Haastregt e.a.
Evaluation of a self-management programme
for congestive heart failure patients: design of a
randomised controlled trial. BMC health services
research, vol. 6, p. 91, 2006
Smits, C., G. Boland e.a.
De kracht van je leven. Een cursus rond het levensver-
haal voor oudere Turken en Marokkanen met depres-
sieve klachten. Handleiding en draaiboek. Utrecht:
Trimbos-instituut, 2006
Steege G. ter, en K. Penninx
’t Heft in handen. Praktijkboek activerend huisbezoek
bij ouderen. Utrecht: Nederlands Instituut voor
Zorg en Welzijn / NIZW, 2000
Stevens, N. en H. Albrecht
De vriendschapscursus voor oudere vrouwen. Een
handleiding. Nijmegen: Katholieke Universiteit
Nijmegen, 1995
Stevens, N. L., C. M. S. Martina en G. J. Westerhof
Meeting the need to belong: predicting effects
of a friendship enrichment program for older
women. The Gerontologist, vol. 46, nr 4,
p. 495 -502, 2006
Zelfmanagement bij ouderen 2 kol18 18Zelfmanagement bij ouderen 2 kol18 18 24-05-2007 09:45:5424-05-2007 09:45:54
19
Steverink, N., S. Lindenberg en J. Ormel
Towards understanding successful ageing:
patterned change in resources and goals.
Ageing & society, vol. 18, nr. 4, p. 441-467, 1998
Steverink, N., S. Lindenberg en J.P.J. Slaets
How to understand and improve older people’s
self-management of wellbeing. European journal
of ageing, 2, p. 235-244, 2005
Verbeek, G.
Zorgplan voor het leefplan. Maarssen: Business
Reed Information, 2006
Vries, W. de, en C. Smits
De kracht van je leven. Een cursus rond het levensver-
haal voor oudere Turken en Marokkanen met depres-
sieve klachten. Procesevaluatie. Utrecht: Trimbos-
instituut, 2006
Zijlstra, G.A.R., J.C.M. van Haastregt e.a.
Evaluating an intervention to reduce fear of
falling and associated activity restriction in
elderly persons: design of a randomised
controlled trial. BMC public health, vol. 5,
p. 26, 2005
Zijlstra, G.A.R., S.L. Tennstedt e.a.
Reducing fear of falling and avoidance of activity
in elderly persons. The development of a Dutch
version of an American intervention. Patient
education and counseling, jgr 61, nr. 2, p. 220-227,
2006
Zó wil ik oud worden: oriëntatie(groeps)cursus en
individueel coachingsgesprek. Amsterdam: Cosbo
Amsterdam, 2006
www.vilans.nl
www.kenniscentrum-ouderen.nl
www.zelfmanagement.com
www.vrijelevensloopacademie.nl
www.odyssee-groep.nl
www.transact.nl
www.cosbo-amsterdam.nl
www.astmafonds.nl/content.jsp?objectid=5277
www.dissertations.ub.rug.nl/FILES/faculties/
medicine/2006/h.a.elzen/dankw.pdf
Websites
Zelfmanagement bij ouderen 2 kol19 19Zelfmanagement bij ouderen 2 kol19 19 24-05-2007 09:45:5524-05-2007 09:45:55
© 2007 Vilans
Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd
en/of openbaar gemaakt door middel van druk,
fotokopie, microfi lm of op enige andere wijze
zonder voorafgaande schriftelijke toestemming.
Auteurs: Ank Loog en Riki van Overbeek
Met dank aan N. Severink, G. Kempen,
T. van Gennip, N. Stevens en H. Elzen voor het
kritisch doorlezen van de tekst en voor hun
commentaar en suggesties.
Foto’s: Katrien Mulder, Amsterdam
Vilans
Catharijnesingel 47
Postbus 8228
3503 RE Utrecht
Telefoon (030) 789 23 00
Fax (030) 789 25 99
E-mail [email protected]
Website www.vilans.nl
Te bestellen via:
Adrepak
Postbus 45666
2504 BB Den Haag
Telefoon (070) 359 07 20
Fax (070) 359 07 01
E-mail [email protected]
Zelfmanagement bij ouderen 2 kol20 20Zelfmanagement bij ouderen 2 kol20 20 24-05-2007 09:45:5624-05-2007 09:45:56