Download - Groninger Kerken janjuair 2013
1
twaalfde eeuw de baksteenbouw in zwang raakte.5 De bak
stenen toren van de kerk te Stedum is rondom gefundeerd
op twee lagen tufsteen. Drie van de vier hoeken van de fun
dering zijn van roze zandsteen, evenals tufsteen een natuur
steensoort die in de elfde en twaalfde eeuw over de Rijn werd
ingevoerd. Daarmee is niet bewezen dat deze bakstenen ker
ken tufstenen voorlopers hadden, want tufsteen van elders
werd destijds gretig hergebruikt.6
Baksteen, tufsteen, zandsteen De Bartholomeuskerk in Noordlaren is evenals die in Stedum
opgetrokken uit baksteen. In Stedum is nooit archeologisch
bodemonderzoek verricht, in Noordlaren wel.4 Behalve de
zojuist genoemde sarcofaag zijn daar sporen gevonden van
een houten voorloper van de huidige kerk. De toren van
Noordlaren bevat kraagsteentjes van tufsteen, het materiaal
waarvan stenen kerken werden gebouwd voordat in de
Stainen ien SteemRomaanse elitegrafcultuur in en om de kerk te Stedum
Wie als buitenstaander de Bartholomeuskerk in Stedum bezoekt, komt doorgaans voor het praalgraf
dat Rombout Verhulst in 1670 voor jonker Clant maakte, of voor de vijftiende-eeuwse gewelf-
schilderingen.1 De huidige kerk is in de dertiende eeuw gebouwd. De heiligennaam Bartholomeus
doet vermoeden dat hier al eerder een kerk stond. Deze heilige was omstreeks 1100 in de mode.
Ook de twaalfde-eeuwse kerk in Noordlaren is aan hem gewijd. Daar is in 1976 een romaanse stenen
doodkist (‘sarcofaag’) uit die tijd opgegraven.2 In Stedum heeft P.G. Heinsbroek onlangs tijdens
een grondige inspectie met de plaatselijke kerkgids T. Burgstra nog meer sporen van romaanse elite-
grafcultuur gevonden. Met zijn instemming vatten we deze vondsten hieronder samen.3 Ze geven
een beeld van het rijke parochieleven uit de tijd van vóór de huidige kerk.
1 J. Kroesen en R. Steensma, red., De Groninger cultuurschat. Kerken van 1000 tot 1800 (Assen 2008) 101-102, 132-133.2 K. Kuiken, ‘Middeleeuwse zandstenen grafkisten in Groningen’, Groninger Kerken 21 (2004) 13 (‘Noordlaren A’).3 P.G. Heinsbroek, Stedum. Rapport Ned. 222. Gr. 32 (uitdraai Vlaardingen 2012), aanwezig in mediatheek SOGK.4 Over de restauratiegeschiedenis van de Stedumer kerk onder meer: K. van der Ploeg, ‘Kerkrestauraties in Groningen tot ongeveer
1955’, in: R. Steensma e.a., red., Kerkrestauraties in Groningen (Zutphen z.j.) 13-15.5 H. de Olde, ‘Tufstenen kerken in Groningen’, Groninger Kerken 19 (2002) 5, 28.
1 De kerk van Stedum uit het zuiden. Foto Regnerus Steensma.
Kees Kuiken
2 3
bruikt. In de kerk te Engelbert zijn in 2004 brokstukken van
een romaanse sarcofaag teruggevonden als achterwand van
de sacramentsnis.13 De kerk in Stedum is op grond hiervan
eveneens onderzocht op hergebruikte sarcofaagbrokken.
Twee romaanse hagioscopen (‘kijknissen’) in de westmuur
van het noordertransept bevatten rode zandstenen lateien
met het soort frijnwerk (Gardinenschlag) waarmee ook de
binnenwanden van veel volmiddeleeuwse zandstenen sarco
fagen zijn versierd. Mogelijk zijn ook voor de bodemplaten
van deze kijknissen afgedankte sarcofaagbrokken gebruikt.
Deze roze zandstenen platen zijn nu echter glad afgesleten.
Als er al een versiering was, is deze verdwenen, maar het is
ook mogelijk dat de bij het onderzoek niet geïnspecteerde
onderzijde versierd was. De roze zandstenen lateien zijn on
geveer 80x30 cm groot. Een ervan zou een wandfragment
kunnen zijn van de sarcofaag Stedum A. Het frijnwerk ver
schilt van dat op het fragment Stedum B. Wij zien vooralsnog
geen aanleiding om deze vondsten een nieuw catalogus
nummer te geven.14
Slijtplekken in de bovenrand van één fragment van de
sarcofaag Stedum A zouden kunnen wijzen op hergebruik als
veedrenkbak, zoals ook elders wel gebeurde. Hiertegen lijkt
te pleiten dat de drie ‘Amsterdamse’ fragmenten van deze
De Stedumer sarcofaagfragmentenIn 1992 inventariseerde ir. S. Lammers met medewerking van
de provinciaal archeoloog drs. J.W. Boersma de nog aanwe
zige zandstenen sarcofagen in en uit de provincie Groningen.
Het Rijksmuseum te Amsterdam bleek drie brokstukken te
bezitten van een roze zandstenen sarcofaag uit Stedum. In
1970 is op de Niehof te Stedum nog een vierde sarcofaagfrag
ment uit de kerk (in 2004 gecatalogiseerd als ‘Stedum B’)
tentoongesteld.10 De fragmenten uit het Rijksmuseum ( ‘Ste
dum A’) zijn in 1999 overgedragen aan de huidige Rijksdienst
voor het Cultureel Erfgoed.11
Het begraven in zandstenen sarcofagen raakte in de loop
van de twaalfde eeuw ‘uit de mode’, zowel aan het Duitse kei
zershof als bij de hoge adel en geestelijkheid. De grafcultuur
van deze elites werd in de loop van de late Middeleeuwen
persoonlijker en uitbundiger. Een relatief anonieme bijzetting
in een in de kerkvloer of het kerkhof ingegraven sarcofaag,
gedekt met een met simpele abstracte motieven of liturgi
sche symbolen versierde grafplaat, voldeed niet langer. Elite
families investeerden nu liever in ‘bovengrondse grafcultuur’
zoals beeld en wapenzerken.12 Veel oude sarcofagen maak
ten plaats voor grafkelders en werden afgedankt (zie bijvoor
beeld de fragmenten van Stedum A en Stedum B) of herge
meer (familie)graven onderhield.7 Deze zandstenen sporen in
en uit Stedum kunnen worden geïnventariseerd als:
a zandstenen sarcofaagfragmenten, nu in depot bij de Rijks
dienst voor het Cultureel Erfgoed;
b zandstenen sarcofaagfragmenten, hergebruikt in nissen
(‘hagioscopen’) in de huidige kerk;
c fragmenten van zandstenen romaanse grafplaten, herge
bruikt als stapstenen op het kerkhof.
Van dit zelfde type roze (of ‘bonte’) zandsteen zijn in Stedum
nog enkele objecten gevonden:
d voormalige zandstenen altaarstenen (mensae), waarvan
één hergebruikt als wapenzerk;
e diverse zandstenen bouwelementen in de dertiendeeeuw
se toren en in de torentoegang.
Van een afwijkend, lichtgeel gekleurd type zandsteen zijn
drie (veel) later gedateerde objecten:
f drie grafplaten van gele zandsteen in de kerk, gedateerd
1471, 1512 en 1694.
Omdat vanaf omstreeks 1200 in Bentheim lichtgele en grijze
zandsteen is gewonnen die in grote hoeveelheden naar de
Nederlanden werd uitgevoerd, lijkt het aannemelijk dat de
grafplaten onder f. zijn gemaakt van Bentheimer zandsteen.
De roze zandsteen van de volmiddeleeuwse objecten heet in
de literatuur ook wel ‘bontzandsteen’ of ‘Bremer zandsteen’.
Deze laatste term is in 1937 geïntroduceerd door de archeo
loog Van Giffen bij de vondst van een zandstenen fragment in
de kerk van Eelde.8 Er zijn echter geen aanwijzingen voor de
invoer van sarcofagen vanuit Bremen. Bremen zou in de late
Middeleeuwen een stapelmarkt voor zandsteen zijn. Toch is
in de Dom, de voornaamste volmiddeleeuwse elitebegraaf
plaats van die stad, geen enkel sarcofaaggraf bekend.9
Maar of de voorloper van de bakstenen Bartholomeuskerk
in Stedum nu van hout of van tufsteen was, de zandstenen
sporen van een rijke elitegrafcultuur laten geen ruimte voor
twijfel. De Stedumer kerk was al in de eeuwen vóór 1200 (de
zogeheten ‘volle Middeleeuwen’) een plaats waar minstens
één en misschien wel een groep adellijke families één of
10 Kuiken, ‘Groningen’ 12-14.11 Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, depot Schaarsbergen, inv. nrs. BK NM 8644-1, 8644-2 en 8644-3.12 K. Kuiken, ‘Prominentie en paupertas. De grafcultuur van een twaalfde-eeuws adelsnetwerk’, Virtus 11 (2004) 13-17.13 K. Kuiken, ‘Middeleeuwse zandstenen grafkisten in Groningen (2)’, Groninger Kerken 22 (2005) 75-76.14 We maken van deze gelegenheid gebruik om de catalogus aan te vullen met het in april 2010 onder het Martinikerkhof Z.Z. te
Groningen (archisnr. 41117) opgegraven voeteneinde van een sarcofaag (‘Groningen F’; zie voorlopig M. Hoexum ‘Bijzondere vondsten op Martinikerkhof’, Dagblad van het Noorden (22 april 2010) 24).
15 Aantekening op inventariskaart Rijksmuseum nr. 8644, d.d. 10 april 1880.
6 De Olde, ‘Tufstenen kerken’ 25-26.7 Over deze adel recent R.H. Alma, ‘De Ommelander hoofdeling: edelman of boer?’ Stad en lande 21/3 (2012) 11-15.8 K. Kuiken, ‘Zandstenen grafkisten in middeleeuws Drenthe’, Nieuwe Drentse Volksalmanak (2006) 154-156.9 Kuiken, ‘Groningen’ 6; K.H. Brandt, ‘Ausgrabungen im Bremer Dom 1973-1976’, in: idem, Der Bremer Dom (Bremen 1979) 56-85. Dat
Bremen een (laatmiddeleeuwse?) stapelmarkt voor zandsteen was, zoals J. Benders, Een economische geschiedenis van Groningen Stad en Lande 1200-1575 (Assen 2011) stelt, blijkt niet uit Benders’ annotatie.
2 Plattegrond van de kerk van Stedum (voor restauratie) waarin
aangegeven de zandstenen sporen: 1 Praalgraf van Adriaan Clant,
1669-1672 / 2 Grafplaat van gele zandsteen, met in opschrift ‘1471’
/ 3 Grafplaat van gele zandsteen met ornament van Johan Clant,
1694 / 4 Altaarsteen / 5 Altaarsteen / 6/7 Hagioscopen in nissen /
8 Tegels / 9 Tegels voor zuidelijke toegangsdeur toren / 10
Verticaal geplaatste altaarsteen / 11 Latei boven mansgat / 12
Afwijkende hoeksteen toren / 13 Hoekstenen toren van rode (bont)
zandsteen / 14 Stapstenenpad over kerkhof.
3 De romaanse nissen in de westmuur van het noordertransept.
Op de bodem platen van rode (bont)zandsteen. Dit materiaal is
ook gebruikt als latei van de eigenlijke kijkvensters (hagioscopen).
Foto P.G. Heinsbroek.
4 Het stapstenen pad gezien naar het noordoosten. Om de omtrek en de eventuele decoratie te kunnen zien is het over de rand groeiende
gras omgeslagen.
1
4
5
6 7
8 8
91011
12
1313
13
14
2 3
4 5
gezien de ingrepen van Cuypers in 18771878 niet zeker of dit
nog middeleeuwse spolia zijn of elementen die bij de negen
tiendeeeuwse restauratie zijn ingevoegd. We kunnen inmid
dels wel een beeld geven van de volmiddeleeuwse elitegraf
cultuur in de kerk: minstens twee sarcofagen en vijf romaan
se grafplaten. Tellen we alleen de sarcofagen, dan is Stedum
gedeelde zesde op de ranglijst van volmiddeleeuwse elitebe
graafplaatsen in Groningen.22
Van sarcofagen tot praalgrafMogelijk was in de volle Middeleeuwen de abdij Werden aan
de Roer eigenaar van de Stedumer kerk. In Stedum en het na
bije Steerwolde bezat deze instelling toen land. Omstreeks
1240 schonk het bisdom Munster, dat veel voormalige Wer
dense goederen had verworven, de kerk te Stedum aan de
abdij van Aduard, die hier nog tot 1594 de pastoors heeft mo
gen benoemen.23 In 1471 hadden de borgheren van Nitter
sum te Stedum een grafkelder in het koor van de kerk. Daar
voor zijn misschien één of twee volmiddeleeuwse sarcofagen
geruimd. Van deze grafkelder is nog de deksteen van gele
zandsteen te zien. Het is een beeldzerk met de heer van Nit
tersum in harnas: een fraai voorbeeld van vroegmoderne ‘bo
vengrondse’ elitegrafcultuur. In het noordertransept onder
de banken ligt een priesterzerk uit 1512 van dezelfde gele
(mogelijk Bentheimer) steen.24
Na 1594 was Nittersum (en de kerk) in handen van de Clan
ten, een van oorsprong stadse familie die volgens de overle
vering op gespannen voet stond met de Ewsums uit Midwol
de. Het zal wel geen toeval zijn dat zowel de Ewsums als de
Clanten de beroemde beeldhouwer Verhulst een praalgraf in
hun kerk lieten maken: de Ewsums in 1664, de Stedumer
Clanten in 1670.25 Dat in Stedum is het letterlijke en figuur
lijke (bovengrondse) hoogtepunt van een lokale elitegrafcul
tuur die al in de elfde of twaalfde eeuw bloeide. Heel toepas
selijk liet jonker Clant van Stedum in 1670 het beeld van zijn
overleden vader rusten op een klassiek symbool: een marme
ren sarcofaag.
Sinoloog en godsdiensthistoricus dr. Kees Kuiken (www.
prosopo.nl) werkt als zelfstandig onderzoeker. Zijn eerdere
Groninger publicaties gaan over middeleeuwse sarcofagen,
over middeleeuws Haren, over de eerste Chinezen in Gronin
gen en over wemen (middeleeuwse pastorieën).
kruisje een deel van een oude katholieke altaarsteen, vormt
een aanwijzing dat het Stedumer pad vermoedelijk is aange
legd na de Hervorming (1594).18
De versieringen op de in onze tabel vet genummerde stap
stenen lijken sterk op de gangbare versieringen op romaanse
zandstenen grafplaten in het RijnMainMoezelgebied en het
Waddengebied.19 Met enig gepuzzel zijn deze zeven Stedu
mer stenen herleidbaar tot minstens vijf grafplaten. Omdat
uit Stedum ook twee sarcofaagvondsten bekend zijn, is aan
nemelijk dat een of meer van deze romaanse grafplaten als
deksel voor een Stedumer sarcofaag heeft gediend. Omdat
ze voor zover bekend niet bovenop een sarcofaag zijn aange
troffen, staat dit echter niet vast.20
Andere Stedumer spoliaDe jonkers Clant, die vanaf 1495 in de Stedumer klauwboeken
voorkomen, waren hervormingsgezind en maakten na 1594
de dienst uit in de kerk.21 Onder hun bewind zijn dus de ka
tholieke hoofd en zijaltaren opgeruimd die de kerk in de ka
tholieke tijd bevatte. Van de altaarstenen kwam zoals gezegd
één brokstuk op het kerkhof terecht. Twee andere zijn her
gebruikt in de vloer van het noordertransept, waarvan één
als grafzerk met een (later weer weggebeiteld) familiewapen.
In het portaal tussen schip en toren staat nog een vierde
exemplaar. Deze vier voormalige mensae, waarvan de graf
schriften zijn verdwenen – zo die er ooit zijn geweest – zijn
van roze zandsteen. Ze geven een indruk van de eredienst
vóór 1594: naast het hoofdaltaar minstens drie zijaltaren.
Er zijn in deze kerk nog meer elementen van roze zand
steen zichtbaar, waaronder een latei in de toren. Het lijkt ons
De Stedumer stapstenenTot dusver ontbrak ieder spoor van de deksels van de sarco
fagen Stedum A en Stedum B. Op zeven brokken roze zand
steen bij de kerk zijn echter romaanse versieringen gevon
den. Deze maken deel uit van een 16 meter lang stapstenen
pad op het kerkhof tussen de noordwesthoek van het schip,
bij het tussenportaal naar de toren, en de noordwesthoek van
het noordertransept. In de tabel hierna, zijn de 19 stapstenen
op dit pad genummerd in de zojuist genoemde richting:
nr vorm maten (cm) bijzonderheden
1 langwerpig 176 x 40 (max.) glad met afgeronde
hoeken, geen versiering
2 driehoekig 70 x 74 x 73 uitstekende rand, ondiepe
groeve langs de omtrek
3 trapezoïde 65 x 65 (max.) kruisvormige (romaanse)
versiering in kader
4 vijfhoekig 78 x 92 (max.) (romaanse) kruisstaf
met flankerende staven
5 vijfhoekig 58 x 68 (max.) (romaanse) geometrische
versiering
6 vijfhoekig 84 x 82 (max.) (romaanse) geometrische
versiering
7 zeshoekig 90 x 58 (max.) (romaanse) geometrische
versiering
8 langwerpig 95 x 45 (romaanse) geometrische
versiering in kader
9 langwerpig 72 x 38 oppervlak glad met
(romaans) wijdingskruisje
10 vijfhoekig 60 x 35 oppervlak gewelfd,
deels bezaaid met putjes
11 langwerpig 75 x 34 glad, geen versiering
12 vierhoekig 70 x 53 glad, geen versiering
13 vierhoekig 48 x 33 (max.) versiering: voet van (ro
maanse) kruis of kromstaf
14 ovaal 80 x 30 oppervlak gewelfd,
bezaaid met putjes
15 rechthoekig 64 x 58 oppervlak glad met enige
(erosie)putjes
16 rechthoekig 64 x 60 oppervlak glad met enige
(erosie)putjes
17 vierhoekig 57 x 55 (max.) oppervlak glad met twee
boogvormige ribbels
18 rechthoekig 64 x 60 oppervlak nagenoeg glad
19 vierhoekig 70 x 50 (max.) oppervlak zeer glad
Al deze stapstenen zijn te beschouwen als secundair ver
werkte fragmenten (spolia). Een vergelijkbaar hergebruik van
zandstenen spolia is gevonden op het kerkhof van het Friese
dorp Jorwert.17 De vondst van steen 9, blijkens het wijdings
kist in 1880 in de kerk zijn opgegraven.15 Vermoedelijk was
dat bij de funderingswerkzaamheden voor een nieuwe glazen
scheidingswand tussen het koor en het schip. Twee jaar eer
der had de rijksarchitect P.J.H. Cuypers de kerk al grondig
gerestaureerd, waarbij op verschillende plaatsen nieuwe
zandstenen bouwelementen zijn toegevoegd. De vloer van
het interieur werd bovendien opgehoogd.16 Heeft Cuypers
toen soms ook stukken van een oude zandstenen ‘drenkbak’
uit de buurt hergebruikt bij de restauratie (of het ‘terug
restaureren’) van de kijknissen en de restanten in de opge
hoogde vloer laten bedelven?
16 Van der Ploeg, t.a.p.17 K. Kuiken, ‘Middeleeuwse zandstenen grafkisten uit Westerlauwers Friesland’, De Vrije Fries 84 (2004) 13, 23.
18 Over het hergebruik van altaarstenen in West-Europa onder meer Kuiken, ‘Drenthe’ 160-161.19 Afbeeldingen onder meer in H. Martin, Vroeg-Middeleeuwse zandstenen sarcophagen in Friesland en elders in Nederland (Drachten 1957)
25-27 en nrs. 15, 20, 29-30, 39, 48-52, 60-77, 84, 93, 100, 104-105, 111, 117, 119, 124, 131-132, 138, 144, en in H. Haiduck, Kirchenarchäologie (Aurich 1992) 88-98 (niet in de tweede druk uit 2009, onder een andere titel).
20 Kuiken, ‘Drenthe’ 161.21 W.J. Formsma e.a., De Ommelander borgen en steenhuizen (Assen 1987) 381.22 Kuiken, ‘Groningen’ (1) 9.23 R.E. Künzel, Lexicon van Nederlandse toponiemen tot 1200 (Amsterdam 1989) 331-332; cartago.nl/oorkonde/ogd0104; cartago.nl/oorkon-
de/ogd0125. Of de abt van Aduard ook bouwheer van de huidige Stedumer kerk was, is onbekend.24 A. Pathuis, Groninger gedenkwaardigheden (Assen 1977) nrs. 456-457; T. Burgstra, Beschrijving van de Bartholomeüskerk te Stedum (2011)
19. De onder f. als derde genoemde grafplaat is Pathuis, Gedenkwaardigheden nr. 3526 (en plaat XXIX).25 Kroesen en Steensma, red., Groninger cultuurschat 126.
6 Gedecoreerde stapstenen in het pad op het kerkhof. De stenen 7 en 8 zijn waar-
schijnlijk delen van één oorspronkelijke grafplaat. Tekeningen P.G. Heinsbroek.
7 Stapsteen 9: een fragment van een altaarsteen met wijdingskruis-
je. Foto P.G. Heinsbroek.
3
5
7
8
4
6
9
13
6 7
tot me als een spannend verhaal en ging er van uit dat de
toenmalige werkelijkheid toch niet meer te achter halen zou
zijn.
Op een tentoonstelling ingericht vlak na de restauratie van
de kerk (19992004) werd ook een verband gelegd tussen
Spanjaarden en de mysterieuze tekens:
‘Uniek voor deze kerk is de graffiti van ongeveer 1580 op
de westmuur. [...] De tekeningen verbeelden waarschijnlijk
de Spaanse tijd met een aantal molens, pistolen, soldaten
en gevechtstorens die werden gebruikt bij het innemen van
stadsmuren. Niet leesbaar is er ook een tekst aangebracht.
Hebben hier Spanjolen gevangen gezeten?’
Het boekje dat naar aanleiding van de restauratie verscheen,
laat de betekenis van de tekeningen in het midden. Het maakt
melding van ‘...primitief met bergkrijt getekende figuren on
der de westzijde van de kerk. Het is niet geheel duidelijk wat
de bedoeling is geweest van deze afbeeldingen. [...] deze af
beeldingen [kunnen] niet worden afgedaan als plaatselijke
versierkunst...’ 2
De opmerking over gevangen Spanjolen, ligt in het ver
lengde van Bootsmans verhaal. De overige beweringen getui
gen niet van diepgravend onderzoek of van grote kennis van
oorlogvoering in de zestiende eeuw. Gevechtstorens? Daar
van kan in de zestiende eeuw in Groningen, met lage aarden
verdedigingswerken, geen sprake zijn geweest.
Pas veel later kwam het in me op dat er misschien toch
concrete verbanden zijn aan te wijzen tussen de tekeningen
en gebeurtenissen uit de tweede helft van de zestiende
eeuw. Er zitten genoeg potentiële aanwijzingen op de muur.
Bovendien is er veel bekend over het oorlogsgeweld in Gro
ningen in de late zestiende eeuw.
De graffiti ontrafeldDat de graffiti uit de tweede helft van de zestiende eeuw da
teert, is zeer aannemelijk op grond van een schriftfragment
dat er deel van uitmaakt. De tekeningen zijn rudimentair
neergezet, in een roodachtig soort krijt. Onmiskenbaar ver
beelden ze oorlogsgeweld. Te zien zijn een soldaat (te
paard?), torens waaruit kanonslopen lijken te steken, een
molen (?), enkele symbolen, een pistool en de al genoemde
twee regeltjes moeilijk leesbare tekst.
Een van de afgebeelde torens lijkt op die van een kerk.
Vanuit de vensters van de torens steken duidelijk wapen
lopen. De verhoudingen kloppen niet, dus het is moeilijk te
zeggen of het kanonnen of musketten betreft. Maar er wordt
geschoten: de tekenaar heeft dat duidelijk met streepjes
weergegeven.
In 1994 bezocht ik de kerk voor het eerst. Ik herinner me hoe
Marten Bootsman, de toenmalige sleutelbeheerder, kleurrijk
vertelde over Spaanse ruiters die tijdens de Tachtigjarige
Oorlog in Tinallinge gevangen hadden gezeten. De Spanjaar
den verveelden zich en kladden wat op de muur. Ik nam het
Spannende verhalenIn het kerkje van Tinallinge bevindt zich in de consistorie een
wand vol mysterieuze ‘graffiti’, tegenwoordig verborgen ach
ter kastdeuren. De muur lijkt ooit achteloos te zijn volgekrijt
om vervolgens vele eeuwen met rust te zijn gelaten.
Guus Frumau
Zestiende-eeuwse graffiti in Tinallinge
Sporen van een bloedige periode uit de geschiedenis van de OmmelandenIn de kerk van Tinallinge bevindt zich een aantal raadselachtige tekeningen. Wat de voorstellingen
precies betekenen en in welke context ze zijn gemaakt, is nooit opgehelderd. In deze bijdrage wordt
een verband gelegd tussen deze ‘graffiti’ en een zeer bloedige periode uit de geschiedenis van de
Groninger Ommelanden. 1
1 Met dank aan drs. Jacques Tersteeg van de Historische Vereniging in Winsum en voormalig stadsarchivaris van Groningen dr. Jan van den Broek voor hun bereidwillige hulp en inhoudelijke suggesties.
1 De Onze Lieve Vrouwe-kerk van Tinallinge uit het zuidoosten. Foto Regnerus Steensma.
2 en 3 De graffiti in roodbruin krijt achter de kastenwand in de consistorie.
Foto’s Regnerus Steensma.
4 Verduidelijking van de voorstellingen op het rechter muurvlak. Foto Brigitte
van den Boogert, bewerking Jacques Tersteeg.
2 R. Kouwen, De Nederlands Hervormde kerk te Tinallinge: bouwge-schiedenis en Restauratie (Tolbert 2004) 14.
9
derweg was, was er haast geboden. Op 4 juli 1581 vielen een
paar stadse vendels Winsum en Obergum binnen en brand
den er de hele boel plat. Aan alle ‘stedelijke’ allure en preten
ties van Winsum kwam hiermee definitief een einde.6
Pas na de verovering van de stad in 1594 door de stad
houders Maurits en Willem Lodewijk verdwenen de Spaans
gezinde troepen uit het noorden en keerde de rust terug. Stad
en Lande werden gezamenlijk een gewest binnen de Repu
bliek en het protestantisme werd de heersende godsdiensti
ge gezindte. De stad Groningen behield het stapelrecht.
De inname van WinsumAls er een periode in de geschiedenis van de Nederlandse
Opstand is aan te wijzen waarin Tinallinge toneel was van
strijdgewoel, dan zijn dat wel de jaren 15801581, toen het
naburige Winsum werd belegerd. Mogelijk kwamen de schet
sen in de Tinallinger kerk in deze tijd tot stand.
Verdedigers verschansten zich wel vaker in kerken en kerk
torens, zoals bijvoorbeeld (ook) in 1581. Toen Spaansgezinde
troepen onder bevel van Verdugo vanuit Groningen probeer
den de Ommelanden onder de duim te krijgen, richtten de
staatsgezinde strijders de kerktoren van Slochteren ter ver
dediging in.7 De verdedigers van Winsum hadden haast, dus
ook zij zullen dankbaar gebruik hebben gemaakt van de eni
ge stenen gebouwen in Winsum en Obergum: het klooster, de
borggebouwen en de kerken. Het is bekend dat de Torenkerk
inderdaad beschadigd is geraakt bij gevechten in 1581. Maar
of de rudimentaire schetsen in Tinallinge daadwerkelijk de
Torenkerk van Winsum verbeelden valt niet zonder meer vast
te stellen.
heerst. Het zogeheten stapelrecht verplichtte de Ommelan
den hun producten in de stad op de markt te brengen. Omme
landers, ontevreden met de bestaande situatie, kozen de
kant van de Opstand, de geuzen en de prins van Oranje. Hier
mee werden de Ommelanden zoals dat heet ‘staatsgezind’. In
maart 1580 (door het zogeheten Verraad van Rennenberg)
koos de stad uiteindelijk voor de Spaanse koning. Dit leek
namelijk de beste garantie tot behoud van het stapelrecht te
bieden. Stad en Ommeland werden het toneel van een uiterst
bloedige burgeroorlog.
Met steun van Spaansgezinde huurlingen ondernam de
stad vanaf 1580 nieuwe pogingen de opstandige Omme
landen onder de duim te krijgen. Hoewel in het nauw ge
dreven, bleven de Ommelanders zoeken naar manieren om
de stad dwars te zitten. In december 1580, begon Wigbold
van Ewsum, van de borg Nienoord, het dorp Winsum te ver
schansen.
In januari 1581 trok Van Ewsum met zes vendels helemaal
naar Steenwijk, dat door de Spaansgezinde stadhouder Ren
nenberg belegerd werd. Winsum was nu nog maar zwak ver
dedigd. Dit gaf de Spaansgezinden gelegenheid het dorp in
de tang te nemen. In het voorjaar van 1581 werden eerst de
schansen bij Schaphalsterzijl en Winsumerzijl ingenomen.
Uiteindelijk op 8 juni 1581 werd Winsum door een vrij grote
troepenmacht omsingeld. De stad drong aan om Winsum van
de kaart te vegen, maar Rennenberg beperkte zich tot het
slechten van de schansen.
De stad nam hier geen genoegen mee en drong er op aan
‘die hatelijke plaats Winsum’ van de kaart te vegen. Zeker
toen berichten de ronde deden dat een groot staatsgezind
leger van Engelse en Schotse huurlingen vanuit Friesland on
Elders op de muur bevinden zich meer tekeningen die naar
ruiterij lijken te verwijzen. Het pistool was in de zestiende
eeuw bij uitstek de bewapening voor cavaleristen. Meer spe
culatief is de duiding van de kruisvorm achter de mansfiguur.
Is dit een ‘Friese ruiter’ (ook wel aangeduid als cheval Frise of
Spaanse ruiter), een obstakel tegen cavalerie?
De meer abstracte symbolen zorgen voor hoofdbrekens.
Enkele tekens zouden huismerken kunnen zijn, de puntige fi
guur rechts naast het kruis met enige fantasie een voetangel,
een ander soort obstakel tegen bereden troepen.
Op een rond, mogelijk vijftiendeeeuws, wijdingskruis is
een vreemd lijnenpatroon getekend. De makers van de ten
toonstelling in 2004 hadden er een soort standerdmolen in
gezien. De molenkast, het grootste deel van de vorm, is ech
ter niet afgebeeld. Bestudering van zestiende en zeventien
deeeuwse prenten leverde een opvallende gelijkenis op met
een rad, een martel en executieapparaat. De identificatie is
onzeker, maar verschillende afbeeldingen van strijdtaferelen
uit het laatste kwart van de zestiende eeuw laten zien dat
galg en rad onderdeel uitmaakten van de omgeving van een
legerkamp. Moeten de verdedigers worden geradbraakt of
krijgen ze een vrije aftocht? Die vraag kwam bij belegeringen
in de zestiende eeuw niet zelden aan de orde.
Tot slot het tekstfragment. Meerdere kenners van oude
handschriften hebben zich er aan gewaagd, maar niemand
heeft het helemaal weten te ontcijferen. Staat er werkelijk
‘vlegen’ en daaropvolgend mogelijk ‘ulen’ (wat in modern
Nederlands ‘vliegen uilen’ oplevert)? Er zijn een paar spreek
woorden met vliegende uilen, zoals ‘Uilen vliegen met uilen’,
ofwel ‘Soort zoekt soort’.4 Een interessant idee, maar deze
interpretatie is niet onbetwist. Sommige kenners durven
zelfs de taal waarin de spreuk geschreven is niet zonder meer
vast te stellen. Een ding lijkt zeker: de scribent is een geoe
fende, misschien zelfs professionele schrijver.
AchtergrondenDe tekeningen kwamen tot stand in de zestiende eeuw, een
woelige tijd. In 1566 kondigde de Beeldenstorm een periode
van verandering aan. Vanaf 1568 woedde een gewapende
strijd tussen opstandelingen en de Spaanse (Habsburgse)
landsheer.5
In Groningen was de vanouds gespannen verhouding tus
sen Stad en Ommelanden een factor van betekenis. Vanaf de
vijftiende eeuw had de stad Groningen de Ommelanden over
De mansfiguur draagt een hoofddeksel en iets wat op een
vuurwapen lijkt. Zijn houding is opvallend: berijdt hij een
paard? Uit vergelijking met contemporaine afbeeldingen van
soldaten, volgt dat een nadere identificatie als bereden haak
schutter niet onplausibel lijkt.3 Bereden haakschutten zijn
lichte cavalerie, dus vaak zonder bepantsering of helm. Dit
soort ruiters droeg geen kuras of andere bepantsering, hoog
uit wat stroken leer. Zijn dat de kruiselingse banden die we
op de tekening zien? Of zijn het misschien draagriemen waar
aan de busjes met kruit hingen?
5, 6 Soldaat met haakbus (1587) en ruiter met pistool (1599). Gravures
door – atelier van – Jacob de Geyn (1565-1629). De haakbus (‘harquebus’)
is een voorloper van de musket. Het wapen ontleent zijn naam aan de
vorm van de kolf. Collectie Rijksmuseum, Amsterdam.
7 Afbeelding van een rad op een gravure uit 1623 van Claes Jansz. Visscher (1586-1652). Collectie Rijksmuseum, Amsterdam.
3 Bekeken zijn onder andere enkele prentenseries van Hendrick Goltzius en Jacob de Gheyn uit het laatste kwart van de zestien-de eeuw - begin zeventiende eeuw, raadpleegbaar op www.rijksmuseum.nl. Gravures van gevechtshandelingen in Groningen van 1568-1594 opgenomen in: P. Brood (red.), Van Beeldenstorm tot Reductie van Groningen (Groningen 1994).
4 Met dank aan drs. R.H. Alma, Warffum.5 F. Postma, ‘Vreemde heren. Opstand en Reductie, 1536-1594’,
in: P.Th.F.M. Boekholt e.a. (red.), Rondom de Reductie. Vier-honderd jaar provincie Groningen 1594-1994 (Assen 1994) 64-83.
6 W.J. Formsma e.a., Winsum Gedenkboek 1982, (Groningen 1982) 45-47.7 Jan van den Broek, Voor God en mijn koning. Het verslag van kolonel Francisco Verdugo over zijn jaren als legerleider en gouverneur namens
Filips II in Stad en Lande van Groningen, Drenthe, Friesland, Overijssel en Lingen (1581-1595) (Assen 2009) 251.
10 11
daarop een kruis. Starmans was intussen kennelijk van ge
dachten veranderd, want hij spoorde Van Dongen aan een
nieuw ontwerp te maken, daarbij gebruik te maken van de
zogenoemde Zweedse spanten, en: ‘Teken daarbij een losse
toren, welke eventueel later gebouwd kan worden’. Helaas
moest de nieuwbouw even in de wacht worden gezet, vanwe
ge beperkende bepalingen en controle van de regering.
Na de brandbrief van de pastoor aan mgr. Alfrink kon Jan
van Dongen begin januari 1953 een nieuw ontwerp presente
ren, met Zweedse spanten en een toren. Van Dongen schreef
dat hij maar de vrijheid had genomen ‘een bescheiden toren
tje’ voor de kerk te zetten. ‘Dat schijnt tegenwoordig weer te
gaan. We zullen het maar proberen’, meende de architect.
Pastoor Jansens bezwaar dat de brede toren de kerk te zeer
overheerste, wuifde hij weg, op de tekening leek het alle
maal anders, want ‘als men de werkelijkheid ziet, dus beter
Nog geen week later kwam het antwoord uit Utrecht. Alfrink
had architect J.G.A. (Jan) van Dongen uit Apeldoorn opgedra
gen met de meeste spoed zijn al eerder gepresenteerde idee
en verder uit te werken. Want de kerkarchitect, die diverse
kerken in het toenmalige bisdom Utrecht had gebouwd, was
in 1949 al uitverkoren om een ontwerp te maken voor een
nieuwe kerk. Maar er dook een probleem op: bouwkundig in
specteur J. Starmans van het bisdom kwam met de onheils
boodschap dat er voor een toren en een vergaderlokaal geen
geld was. De oorlog was net voorbij, heel veel kerken moes
ten worden herbouwd of gerestaureerd. Daarom moest het
aartsbisdom zuinig zijn met bouwvolume en geld.
Pastoor Jansen was des duivels. Een kerk zonder toren, dat
was onmogelijk! Jan van Dongen hield zich aan zijn opdracht.
In zijn schetsontwerp had hij geen toren op de kerk gezet.
Hij had een eenvoudig front ontworpen met een puntdak en
ten elders hadden moeten onderbrengen’. In dat zelfde jaar
1581 –vlak voor de slag bij Noordhorn – hebben Engelse troe
pen van John Norris Tinallinge geplunderd.8
Ook in het rekest van Ranum is sprake van plundering en
brandstichting door afwisselend Staats en Spaansgezinde
troepen. Daarnaast is er sprake van 26 ruiters die Ranum
samen met de inwoners van Tinallinge ‘gedurende 16 etma
len’ heeft moeten onderhouden. ‘De kosten bedroegen drie
jaartaxen’. De Ranumers besluiten als volgt: ‘Ons verzoek is
daarom ons een tijdlang vrijstelling of verlichting van deze
zware schattingen te verlenen. Onze schade is zo groot dat
geen mens het kan vertellen of met een pen beschrijven.’ 9
Hoewel de rekesten een schat aan informatie leveren, is
het niet mogelijk gebleken een verband te leggen tussen de
tekeningen en de verschillende legers die alleen al in de jaren
15801583 in Tinallinge zijn geweest. Toch lijkt me de kans
aanzienlijk dat de makers van de tekeningen ook in de rekes
ten worden genoemd.
BesluitHet is onmogelijk de precieze achtergrond van de tekeningen
te achterhalen. Maar gezien het karakter ervan is een situe
ring rond de vroege jaren van de Opstand erg waarschijn
lijk. De torens met kanonslopen doen zelfs sterk vermoeden
dat de tekeningen verband houden met de gevechten rond
Winsum in juni 1581.
Wie de tekenaars waren, en met welk doel zij de teke
ningen maakten, blijft even duister. Waren de krijters mis
schien Spaansgezinde ruiters die rond het beleg van Winsum
in Ranum en Tinallinge ingekwartierd hebben gezeten? Be
kend is dat Winsum vanuit het noordoosten werd aangevallen
door een regiment van Friese huurlingen onder leiding van de
Spaanse edelman Juan Batista van Taxis.10 Wellicht maakte
de schrijver van de moeilijk leesbare spreuk deel uit van dit
Friese regiment?
Zeker is dat in de kerk van Tinallinge naast het torenuur
werk uit 1545, een deel van de orgelombouw uit 1547 (met
opschrift uit 1557) nog een zeer bijzonder monument uit de
zestiende eeuw bewaard is gebleven. Want wat de precieze
achtergonden van de tekeningen ook mogen zijn, de teke
ningen bieden een verrassende inkijk in een bijna vergeten
burgeroorlog.
Guus Frumau ([email protected]) voltooide de stu
die geschiedenis en de eerstegraads lerarenopleiding aan de
RuG. Hij is als docent geschiedenis verbonden aan scholen
gemeenschap Winkler Prins te Veendam en is ondermeer lid
van de beheercommissie van de Obergummer Kerk.
Rond 1583 brak voor Winsum en omgeving een periode van
relatieve rust aan. Inwoners die in de zomer van 1580 waren
gevlucht, keerden langzaam, vaak berooid en beroofd, weer
terug naar de dorpen en boerderijen, waar men met geleend
geld weer wat koeien kon kopen. Toen de stad Groningen op
nieuw om financiële bijdragen vroeg, dienden verschillende
dorpen zogeheten ‘rekesten’ in bij het gerechtshof in Gro
ningen: een soort verzoekschriften om vrijstelling van beta
ling op basis van geleden oorlogschade.
De Groninger Archieven beschikken over een aantal van
de ze rekesten. Eén ervan heeft betrekking op Tinallinge en
in een rekest uit Ranum wordt Tinallinge zijdelings genoemd.
Ze werpen enig licht op de strijd in de jaren tevoren.
Uit het Tinalliger rekest blijkt onder meer dat Tinallinge
vanuit het verschanste Winsum in wintervoorjaar 1580/1581
werd geplunderd door Staatse troepen onder leiding van
Wigbolt van Ewsum. Toen Winsum in voorjaar en zomer 1581
belegerd werd door de koninklijke soldaten, werden de Tinal
lingers nog eens twee jaartaxen per week opgelegd, ‘of
schoon ze hun landerijen niet konden gebruiken en hun bees
8 RF 1583.89-90 = HJK 657 ged. = ChvdH v 433-434; kopiedeel xvi (huidige signatuur: Groninger Archieven T136-657.1): Rekesten van het kerspel Tinallinge om remis van schatting wegens geleden oorlogsschade. Vertaling en samenvatting met dank aan Jan van den Broek.
9 Groninger Archieven, Arch. Hoge Justitiekamer, inv.nr. 657. Rekest van het kerspel Ranum om remis van schatting wegens geleden oor-logsschade.
10 Jan van den Broeck: Lezing: Ubbega in de ‘Spaanse Tijd’, november 2009.
Wim H. Nijhof
Het verhaal van de toren van de kerk in StadskanaalIn de vroege herfst van 1952 was pastoor Nic. G. Jansen van de parochie Maria ten Hemelopneming in
Stadskanaal het meer dan beu. Hij schreef aartsbisschop-coadjutor Bernardus Alfrink een brandbrief:
de bouw van de kerk en de pastorie konden niet langer worden uitgesteld.
1 De in 1848 gebouwde katholieke kerk van Stadskanaal, verscholen achter de pastorie. Collectie parochie Stadskanaal.
8 Een van de afgebeelde (kerk)torens van waaruit wordt
geschoten. Foto Brigitte van den Boogert.
12 21
Stadskanaal telde 263 katholieken, de koning vond de af
standen naar de kerken in de omgeving, in Veendam en Oude
Pekela, tien kilometer verderop, te groot. De kerk moest wor
den gebouwd onder toezicht van de ambtenaar van de provin
ciale Waterstaat W.L. Hasselbach, die ook de katholieke kerk
in Veendam had ontworpen. Wie een foto van de kerk bekijkt,
zal snel de vergelijking trekken met de schuilkerken van na
de Reformatie, toen de katholieken heimelijk hun geloof
mochten belijden, als het gebouwtje maar niet op een kerk
leek. De katholieke kerk in Stadskanaal lag als het ware
verstopt achter de pastorie, zoals pastoor De Boer had
geschreven.
In 1870 moest de nieuwe pastoor H. Krabben vaststellen
dat het waterstaatskerkje van zo’n kwart eeuw geleden te
klein was geworden, maar het duurde twaalf jaar eer hij kon
beginnen met een ingrijpende verbouwing. De kerk onder
ging ‘een gedaantewisseling’, zoals Martha VosSchoonbeek
schreef in haar boek over anderhalve eeuw katholiek samen
leven in Stadskanaal, want: ‘Aan het einde wordt een neo
hoog en ruimte bood voor drie klokken en een uurwerk, maar
voorlopig zou er slechts één luidklok worden geplaatst. In de
kerk was plaats voor vierhonderd mensen. Het kerkplein be
sloeg een oppervlak van 28 bij 28 meter. Aan de zuidwest
kant van het plein zou de pastorie worden gebouwd. Maar er
moest nog wel geld in de buidel komen: ‘Binnenkort zal de
Eerwaarde heer pastoor trachten de financiële basis voor het
gebouw stevig en sterk te maken door bezoeken aan de paro
chianen.’ Pastoor Jansens devies was: ‘Lukt het vandaag niet,
dan lukt ’t morrege.’ De geschiedenis gaf hem gelijk. En de
parochianen hoefden niet in de kou te zitten, ook de centrale
verwarming kwam er.
‘Prutserig klokketorentje’Het verhaal van de toren van de katholieke kerk in Stads
kanaal, dat in de zomer van 1953 was afgelopen, was in 1931
al begonnen, toen pastoor J.R. de Boer in een bedelbrief
schreef over ‘het prutserige klokketorentje’:
Wie de uitgestrekte veenkoloniën van Groningen en
Drenthe doorkruist, moet wel bewonderen de vele waar
dige Parochiekerken, die binnen een tijdsbestek van en
kele tientallen jaren door katholieke offervaardigheid ver
rezen. Maar in het zoo welvarend uitziend Stadskanaal
zal menigeen geen katholieke kerk ontdekken. Toch is er
een, maar ze durft in haar schamelijk uiterlijk zich niet te
vertoonen aan den openbaren weg. Achter de oude, verval
len pastorie staat weggedoken de Katholieke kerk in zeer
desolaten toestand. Nog even komt het prutserige klokke
torentje heel schuchter bovenuit gluren. Ziedaar de Katho
lieke Kerk van Stadskanaal. Een Godshuis van binnen en
van buiten in verval! Weggestopt!
Met toestemming van de aartsbisschop – mgr J.G.H. Jansen in
die jaren – deed de pastoor een dringend beroep op de mild
dadigheid van zijn relaties in het hele land en hij rekende op
een bijdrage voor de nieuwe kerk. Zijn parochianen hadden al
ruimhartig geofferd. Hoewel zijn actie weinig opleverde en er
geen geld voldoende was voor de nieuwe kerk, liet pastoor
De Boer diverse architecten een ontwerp maken, zo ontdekte
pastoor Jansen later in het parochiale archief. ‘Op 16 mei
1949 heb ik ze alle laten vernietigen’, legde hij vast voor het
nageslacht. Alleen een enveloppe met brieven waarin de ar
chitecten zich aanprezen, herinnert aan de plannen van de
jaren dertig.
‘Gedaantewisseling’‘Het prutserige klokketorentje’ stond op de eerste katholieke
kerk in Stadskanaal uit de jaren veertig van de negentiende
eeuw, toen er in Nederland veel zogenoemde waterstaatsker
ken werden gebouwd. Bij Koninklink Besluit van 9 oktober
1847 verleende koning Willem II goedkeuring voor het bou
wen van een kerk met pastorie nabij de Drouwenermond.
Op 18 april 1953 werd de laatste H. Mis opgedragen en in de
middaguren werd een loods aan de Drouwenerstraat, achter
Huize Avondzon ingewijd als noodkerk.
Maar hoe zat het met de toren? De Provinciale Groningse
schoonheidscommissie liet de gemeente Stadskanaal op 20
juni 1953 weten, dat in het plan nog enkele wijzigingen moes
ten worden aangebracht, maar dat het was te hopen, ‘dat de
toren spoedig zou kunnen volgen’. In de laatste twee weken
van juli viel de beslissing en op 2 augustus 1953 kon de pas
toor zijn parochianen de blijde mededeling doen: ‘Gistermor
gen hebben wij toestemming gekregen voor de definitieve
uitvoering van onze nieuwe kerk en hierbij zal de toren ge
heel worden afgebouwd.’ De provinciale Schoonheidscom
missie was ook verheugd en schreef in haar brief van 16 okto
ber: ‘Het is zeer toe te juichen, dat het plan tot het bouwen
van de toren zo snel op dat van de kerk kan volgen’.
Ons Noorden liet haar lezers weten dat de nieuwe kerk ‘een
flink gebouw’ werd, met een toren van bijna twintig meter
drie dimensionaal kan kijken, valt het bezwaar weg’, aldus
Van Dongen. Maar Starmans deed moeilijk, er moest op het
bouw volume worden bezuinigd. De oplossing zou kunnen
zijn ‘de toren voorlopig te herbouwen, tot maximaal de kap
hoogte van het middenschip’.
Toren of verwarming?De bouwgeschiedenis van de kerk werd het verhaal van de
toren. Pastoor Jansen wilde koste wat het kost de toren van
Van Dongen, ook al moesten er dan offers worden gebracht.
Op 5 februari 1953 schreef hij: ‘Toren afbouwen lijkt mij voor
namer dan centrale verwarming; voor dit laatste zal meer in
teresse zijn bij de parochianen.’ Van Dongen zag een bezuini
ging van 180 kubieke meter bouwvolume, ‘wanneer het bo
vendeel van de toren tot aan het hoofddak wordt weggela
ten.’ Op 20 maart 1953 kwam de vergunning binnen voor de
afbraak van de oude kerk en een dag later de langverwachte
toestemming van ‘Utrecht’ voor de bouw van de nieuwe kerk.
2 Gedenksteen uit de kerk van 1848, tegenwoordig aangebracht in
de sacristie van de nieuwe kerk. Foto Omke Oudeman.
4 Gedenksteen ter herinnering aan de eerste steenlegging op 22
november 1953 door vicaris-generaal D. Huurdeman. Foto Omke Oudeman.
5 Het interieur – met ‘Zweedse spanten’ – gezien richting altaar.
Een deel van de banken links is tegenwoordig verwijderd om ruimte
te bieden aan het zangkoor. Foto Omke Oudeman.
3 De Maria ten Hemelopneming-kerk aan de Poststraat, met rechts de pastorie, gefotografeerd vanuit het oosten. Foto Omke Oudeman.
22 23
De schilderingen en de prenten Bij vergelijkingen tussen de prenten van Dürer en de gewelf
schilderingen moeten we erop bedacht zijn dat veel schilder
fragmenten sterk zijn gerestaureerd, of reeds verloren. Om
die reden zijn de overeenkomsten tussen de prenten en de
schilderingen in sommige gevallen minder treffend dan ze
oorspronkelijk zijn geweest.
Laatste oordeelHet laatste oordeel in Middelstum bevat duidelijke overeen
komsten met de prent van Dürer (afb. 3). De wijze waarop
Christus is weergegeven is zeer gelijkend aan de houtsnede.
Zittend op de wereldbol houdt hij zijn rechterhand omhoog in
een zegenend gebaar. De plooival van de mantel en de man
De gewelfvlakken van de Hippolytuskerk dragen voorstellin
gen uit de heilsgeschiedenis, oftewel de bijzondere daden
die God verricht. De centrale voorstelling verbeeldt het laat
ste oordeel (afb. 2). Christus berecht de levenden en doden
in het einde der tijden voor hun daden op aarde. Naast het
laatste oordeel zijn de hemel (afb. 6) en de hel (afb. 9) ge
schilderd, waar de gelukzaligen en verdoemden na hun be
rechting eeuwig zullen verblijven. In de eerste travee voor de
kruising van de kerk is de zondeval afgebeeld (afb. 4). De
zondeval markeert het begin van de heilsgeschiedenis. Adam
en Eva eten van de boom van kennis van goed en kwaad en
belasten hierdoor de mensheid met de erfzonde. De laatste
schildering verbeeldt Pinksteren (afb. 11), het moment dat de
heilige geest tot de mensen komt.
gotisch priesterkoor gebouwd met een gemetseld gewelf en
gebrandschilderde ramen.’
Jarenlang gebeurde er niets. Er was in de jaren dertig geen
geld en in de oorlogsjaren hadden andere zaken voorrang.
Pas in de jaren vijftig van de vorige eeuw kreeg pastoor
Jansen het voor elkaar. Bernardus kardinaal Alfrink kwam op
17 augustus 1954 de nieuwe kerk inwijden. Met de klokken
voor de torens ging die dag alles mis. De klok die na gewijd te
zijn, in de toren zou worden gehesen, kwam te laat aan en de
kardinaal en alle aanwezigen moesten op het plein wachten
op de auto die niet op tijd uit Heiligerlee was vertrokken. Tot
overmaat van ramp ontbrak de inscriptie op de klok. Enkele
maanden later hingen in de kerktoren twee gewijde klokken,
elk met hun eigen klokkenstoel en tekst. Zo eindigde het ver
haal van de toren toch nog goed.
Dr. Wim H. Nijhof is historicus en publicist. In 2005 verscheen
zijn biografie van zijn plaatsgenoot Jan van Dongen, onder de
titel Een toren zo hoog als de hemel. Jan van Dongen (1896-
1973), een bouwer van kerken, kloosters en kapellen.
Bronnen
Martha BosSchoonbeek, .... voor kerkenbouw en caritas...... 150
jaar katholiek samenleven in Stadskanaal (Stadskanaal 1998).
Hans van Heijningen, ‘Een vernieuwer getemd’, Katholiek Nieuws-
blad, 9 augustus 1996.
Wim H. Nijhof, Een toren zo hoog als de hemel. Jan van Dongen
(1896-1973), een bouwer van kerken, kloosters en kapellen (Apel
doorn 2005).
De auteur putte voorts uit eigen onderzoek in de Groninger
Archieven, waar het parochiearchief is ondergebracht.
6 De kerk vanuit het zuidwesten. Rechts het kerkhof. Foto Omke Oudeman.
Jan van Dongen op zoek naar nieuwe vormentaal
J.G.A. (Jan) van Dongen (Breda, 1896Apeldoorn,1973)
was een nationaal bekende kerkarchitect. Hij past in het
rijtje namen van Joseph Cuypers, Jan Stuyt, Cor Krophol
ler, Hendrik Valk, Granpré Molière, Alfred Boosten, Han
Groenewegen en Jan van Hardeveld, architecten die op
zoek gingen naar een nieuwe vormentaal in de Roomse
kerkarchitectuur en in de eerste helft van de twintigste
eeuw het beeld van de katholieke kerkenbouw bepaal
den. Van Dongen vestigde in de jaren twintig zijn naam
met zijn revolutionaire ontwerpen voor kerken in Apel
doorn en zijn geboortestad Breda, die de conservatieve
bouwheren van het aartsbisdom Utrecht en van het bis
dom Breda schokten. Want hun ideeën reikten nog niet
verder dan de neogotiek van Cuypers en zijn navolgers.
Critici vinden Van Dongens kerken van vóór de Tweede
Wereldoorlog het meest interessant, de kerken die hij na
de oorlog bouwde, in onder meer Stadskanaal en Emmen,
zijn veel conventioneler voor hun tijd, ‘goed ontworpen
kerken, passend in hun omgeving’, aldus architectuur
criticus Hans van Heijningen.
Bij veel kerken ontmoette Van Dongen problemen met
de toren. Met de eerste kerk die hij midden jaren twintig
bouwde in Apeldoorn, de Fabianus & Sebastinanus, ves
tigde hij zijn naam, want het was de eerste kerk in ons
land zonder pilaren, een liturgische ‘volkskerk’, waar de
gelovigen zo dicht mogelijk bij het altaar konden zitten.
Ook de kerk in Stadskanaal heeft geen pilaren, die im
mers kerkgangers het zicht op het altaar ontnemen. Van
Dongen wilde de Apeldoornse kerk voorzien van een klok
kentoren die uitsluitend bestond uit pannendaken. Maar
dat ging ‘Utrecht’ te ver, het was ‘te ongewoon’, en zo
kreeg de kerk een ‘fijn klokkentorentje’, dat sommigen
prezen en anderen afkeurden. In Breda, waar hij het
spraakmakende ontwerp maakte voor de Sacraments
kerk, was er geen geld voor een toren, een lot dat ook de
kerk in Stadskanaal dreigde te treffen. Van Dongen bouw
de ook kerken in onder meer Steenwijksmoer, Assen,
Emmen, Veenendaal, Bentelo, Nunspeet en Odijk.
8 Jan van Dongen in zijn werkkamer, 1959. Collectie auteur.
Annabel Dijkema
De Kleine Passie van MiddelstumGewelfschilderingen in de Hippolytuskerk naar het voorbeeld van Albrecht Dürer
1 Plattegrond van de besproken gewelfschilderingen:
1. Laatste oordeel, 2. Hemel 3. Hel 4. Pinksteren 5. Zondeval.
2 en 3 Laatste oordeel, schildering en houtsnede van Albrecht Dürer uit de Kleine Passie (1509-1511). Foto Regnerus Steensma /
Prent collectie Rijksmuseum, Amsterdam RP-P-OB-1356.
De faam van de beroemde schilder Albrecht Dürer (Neurenberg 1471 - aldaar 1528) reikt tot ver buiten de Duitse
landsgrenzen. Zelfs in het hoge noorden van Nederland leeft hij voort. In Middelstum zijn ontwerpen van zijn
hand gebruikt om de gewelven van de kerk te voorzien van beschildering. De voorstellingen in de kruising van de
kerk zijn geschilderd naar het voorbeeld van een reeks houtsneden van Dürer, beter bekend als de Kleine Passie.
24 25
Deze is afgelopen eeuw verloren gegaan. Petrus is gepara
fraseerd uit de Kleine Passie-prent van Veronica (afb. 8). Op
de tekening van Peters kunnen we zien dat de figuur tijdens
de ontdekking al gedeeltelijk is beschadigd. Hierdoor is de
vergelijking tussen de prent en de schildering moeizaam. Wel
kunnen we zien dat de kunstenaar hier een eigen interpre
tatie aan de figuur heeft gegeven. De sleutel met het hart
vormig uiteinde is qua vorm wel vergelijkbaar, alleen is op de
schildering hoger geplaatst.
Uit de prent met het laatste oordeel is het onderste motief
met de zaligen en verdoemden die naar hun laatste rust
plaats worden geleid overgenomen op het gewelf. De prent
beeld. Die motieven zijn samengevoegd in de twee uitbeel
dingen van het hiernamaals.
Het motief van de opvallend groot geschilderde duivel en
de vorm van de linkerkant van het helgebouw zijn bijvoor
beeld afkomstig uit de prent met Christus in Limbo, oftewel
de afdaling in het voorgeborchte (afb. 10). De duivel staat met
zijn grote snavel, hangende borsten en gestrekte armen drei
gend op het helgebouw.
Een pentekening van rijksbouwmeester C.H. Peters, ge
maakt ten tijde van de ontdekking van de schilderingen in
1879, laat Petrus zien bij de hemelpoort (afb. 7). De schilde
ring verbeeldt in huidige toestand echter geen Petrusfiguur.
van de houding van zijn benen is de geschilderde Adam be
hoorlijk veranderd ten opzichte van de Adam op de prent. Of
dit een bewuste keuze is geweest valt te betwijfelen. Blijk
baar is de schildering in 1917 bijzonder ingrijpend gerestau
reerd.1
PinksterenNet als op de Pinksterprent zit Maria met een boek op schoot,
omringd door de apostelen. De pinksterschildering is in te
genstelling tot de zondeval niet veel gewijzigd ten opzichte
van de prent (afb. 12). De houdingen en kleding van de fi
guren zijn onmiskenbaar naar het voorbeeld van Dürer. De
meest opmerkelijke verandering is echter dat de voorstelling
veel breder is geschilderd, zodat de compositie meer ge
schikt is om een gewelfvlak te sieren. Ook de apostel die
vooraan staat op de prent, is in de schildering meer naar
rechts geplaatst. De geschilderde duif heeft de tand des tijd
helaas niet overleefd. De oorspronkelijke pleisterlaag boven
de groep apostelen, waar de duif ooit was afgebeeld, is na
melijk verloren gegaan.
De hel en de hemelVan een voorstelling van het hemel en helgebouw is in de
Kleine Passie geen losse prent voorhanden. Hierdoor is de
kunstenaar gedwongen andere motieven te zoeken om de
twee schilderingen vorm te geven. Dit heeft hij gedaan door
scènes uit verschillende prenten te gebruiken, waarop de he
mel of hel als onderdeel van een andere voorstelling is afge
telsluiting zijn identiek, net als de lelietak en het zwaard
naast zijn hoofd. Ook zijn ontblote bovenlijf, haar en stralen
krans zijn overeenkomstig aan die op de prent. Johannes en
Maria aan Christus’ weerszijden kijken naar hem op. Ook
deze figuren zijn overduidelijk gebaseerd op het voorbeeld
uit de Kleine Passie. De overeenkomst tussen de kleding
is treffend, evenals de devote houding die gericht is op
Christus. Een aantal details is echter afwijkend. Vermoedelijk
ontdekken we hier de hand van de meester. Hij heeft de voor
stelling op de prent omgevormd om deze geschikt te maken
voor op een gewelf. Een gewelf is immers vele malen breder
dan een prent en ook met perspectief moet rekening worden
gehouden. Zo heeft de kunstenaar de regenboog verlengd
en de doden die opstaan uit hun graven relatief vele malen
groter geschilderd in de gewelfaanzetten.
ZondevalAdam en Eva’s gekruiste benen, Eva’s opvallende rondingen
en de manier waarop haar haar valt is duidelijk naar het voor
beeld van de prent. Ook de boom en de slang die daarom
heen kruipt zijn gelijkend aan die op de houtsnede. Ondanks
deze onmiskenbare overeenkomsten, lijkt de voorstelling op
het eerste gezicht echter afwijkend (afb. 5). De zondevalvoor
stelling verraadt wederom dat we met een creatief kunste
naar van doen hebben. Opmerkelijk is dat Adam en Eva niet
rechts van de boom staan, maar aan weerszijden zijn ge
plaatst. Waarschijnlijk heeft de kunstenaar deze compositie
meer geschikt bevonden om het gewelf te sieren. Afgezien
1 A.D. Wumkes, De Sint Hippolytuskerk te Middelstum 1445 – 1945 (Middelstum 1946) 36.
4 en 5 Zondeval, schildering en houtsnede van Albrecht Dürer uit de Kleine Passie (1509 – 1511). Foto Regnerus Steensma /
Prent collectie Rijksmuseum, Amsterdam, RP-P-OB-1321.
6 (boven) Hemelvoorstelling. Foto Regnerus Steensma.
7 (linksonder) Pentekening van de hemelvoorstelling door Rijksbouwmeester C.H. Peters, gemaakt ten tijde van de ontdekking van
de schilderingen in 1879. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, BT-026699.
8 (rechtsonder) Albrecht Dürer, Prent met Veronica die de zweetdoek toont aan Petrus (links) en Paulus (rechts) uit de Kleine Passie
(1509-1511). Collectie Rijksmuseum, Amsterdam RP-P-OB-1342.
26 27
sneden en tussen de 20.000 en 50.000 gravures van Dürer in
omloop moeten zijn geweest.6 Het betreffen met name pren
ten van zijn Grote Passie, Kleine Passie, scènes uit het leven van
Maria en de prent met Hieronymus in zijn cel.
PrentgebruikDürers prentreeksen vormen een gewild object voor kunste
naars, omdat ze zijn gevuld met goed geproportioneerde
menselijke figuren, dieren, creatieve motieven en intrige
rende onderwerpen. Die motieven en gestalten bieden een
enorm canon die kunstenaars op grote schaal als inspiratie
bron voor eigen werk gebruiken. Motieven uit de prenten wor
den veelvuldig gekopieerd. De invloed die Dürer heeft op zijn
tijdgenoten is enorm. Ook tallozen na hem maken decennia
lang dankbaar gebruik van zijn nalatenschap. Uit Dürers
prentenoeuvre is het de Kleine Passiereeks die de grootste
verspreiding over Europa kent.7 Er zijn talloze kunstwerken
vervaardigd naar voorbeelden uit deze serie houtsneden.
Het is om die reden geen unicum dat de schilderingen in
Middelstum naar het voorbeeld van Dürers Kleine Passie zijn
geschilderd. Toch betreffen het uitzonderlijke schilderingen,
die het onvergankelijke aan Albrecht Dürer nogmaals onder
strepen.
De inhoud van dit artikel betreft een aspect van een onder
zoek naar de gewelfschilderingen in de Hippolytuskerk te
Middelstum. Met dit onderzoek studeerde Annabel Dijkema
([email protected]) cum laude af aan de Universi
teit van Amsterdam, waar zij de Master Kunstgeschiedenis
heeft gevolgd.
herinnert hen aan de veroordeling van die zondigheid. De he
mel en de hel aan weerszijden van het laatste oordeel wijzen
de gelovigen op het gevolg van hun doen en laten tijdens het
wereldlijk bestaan.
De Pinkstervoorstelling is daarentegen alleen te zien van
uit het koor, de plaats waar de mis wordt opgedragen. Deze
schildering is bedoeld voor de geestelijken. Pinksteren houdt
het moment in dat de Heilige Geest tot de apostelen komt en
ze wordt opgedragen de blijde boodschap van Jezus te ver
kondigen. De Pinkstervoorstelling herinnert de geestelijken
(de verkondigers van het woord) aan hun taak op aarde: zij
moeten, als opvolgers van de apostelen, het apostolisch
werk voortzetten en de boodschap van God verkondigen aan
de mensen.
PrenthandelHet devotionele karakter van de Kleine Passie-prenten blijkt
een gat in de markt. De prentreeks vormt een goed, en bo
venal betaalbaar alternatief op de geliefde getijdenboeken,
die eenzelfde devotionele functie dienen. De handel in deze
passieprenten vindt al op aanzienlijke schaal plaats vanuit
Dürers werkplaats in Neurenberg en tijdens zijn reizen naar
Italië tussen 1494 en 1507.4 Toch krijgt de prentverspreiding
pas echt vorm na Dürers bezoek aan Antwerpen in het jaar
1520. Antwerpen is in die periode in veel opzichten de cul
turele hoofdstad van Europa en kent een levendige kunst
markt.5 Tijdens zijn verblijf aldaar doet Dürer bijzonder goe
de zaken. Veel kunsthandelaren, verzamelaars en kunste
naars raken in het bezit van prenten van zijn hand. Volgens
berekeningen zouden er tussen de 70.00 en 175.000 hout
beoogde devotionele functie. Dürer publiceert de prenten in
boekvorm en voorzien van tekst. De gelovige leest de tekst
en mediteert bij de afbeeldingen. Tegelijkertijd herinneren de
teksten en de afbeeldingen hen aan de kruisdood die Chris
tus voor de zonden is gestorven. De tekst en de prenten lijken
te hebben gediend als ideale handleiding bij het uitoefenen
van het geloof en in het leven van alledag.
Vermanende boodschap Religieuze schilderingen in Groninger kerken bieden door
gaans ook een dergelijke levenshandleiding. Met hun verma
nende boodschap moeten ze de leken en geestelijken her
inneren aan hun zondigheid en ze aansporen tot een beter
leven. Opmerkelijk in Middelstum is echter de opvallende po
sitionering van de schilderingen. Het laatste oordeel, hemel,
hel en zondeval zijn enkel vanuit het schip zichtbaar, terwijl
de voorstelling van Pinksteren alleen vanuit het koor is te
zien. Elders in Groningen is dit nergens het geval. De kunste
naar heeft de schilderingen zo geplaatst, dat de afzonderlijke
voorstellingen enkel zichtbaar zijn voor de groep voor wie ze
zijn bedoeld. Of deze opvallende plaatsing van de scènes
bewust is gebeurd, lijkt aannemelijk.
De zondeval is in het gewelf voor de kruising geschilderd,
zodat de leken die voorstelling vanuit de kerkbanken aan
schouwen. De schildering herinnert de gewone gelovigen aan
hun zondigheid, die immers door het eten van de verboden
vrucht in de wereld is gekomen. Achter de voorstelling van de
zondeval zien de leken het laatste oordeel. Deze schildering
verbeeldt de hemel als een licht met stralen, en de hel als
hellemuil. Echter voldoet deze uitbeelding niet aan de plan
nen van de kunstenaar en hij heeft deze daarom naar eigen
voorkeur vormgegeven. Opvallend is dat zowel de hemel als
de hel zijn afgebeeld in de vorm van een gebouw, geen ge
bruikelijke verbeelding van het hiernamaals.2
Opmerkelijk is dat in de voorstelling van de hemel en de
hel verschillende elementen zijn geschilderd die niet voorko
men in de Kleine Passie. Of we hebben te maken met een kun
stenaar die zelf allerlei motieven heeft bedacht, of de schil
der heeft zich gebaseerd op – tot dusver – onbekende andere
voorbeelden.
Dürers PassieprentenGedurende zijn carrière verbeeldt Albrecht Dürer meermaals
de heilsgeschiedenis in een prentreeks. Zes cycli kennen
wij van zijn hand. Een belangrijk onderdeel van deze heils
geschiedenis is de passie oftewel het lijden van Christus.
Hierdoor worden deze series ook wel passieseries genoemd.
In 1509 begint hij met het ontwerpen van de houtsneden voor
zijn Kleine Passie, die na voltooiing in 1511 uit 37 prenten
bestaat. De prenten worden twee jaar later, vergezeld door
verhalende verzen, in boekvorm uitgegeven. De naam Kleine
Passie is ontleend aan het formaat van de prenten.
Angela Hass maakt aannemelijk dat Dürer zijn Kleine Pas
sie zou hebben vervaardigd voor verspreiding op de devotio
nele markt.3 Het veelvuldig afbeelden van de maagd Maria en
de nadruk die ligt op het lijden van Christus wijzen op een
4 Giulia Bartrum (red.), Albrecht Dürer and his Legacy (Londen 2003, herdruk van 2002) 105-106, 135-136.5 Jan Piet Filedt-Kok, ‘Leiden en Antwerpen omstreeks 1520, de ontmoeting met Albrecht Dürer en de introductie van het landschap’, in:
Vogelaar, Filedt-Kok en Veldman (red.), Lucas van Leyden en de Renaissance (Leiden 2011) 103.6 W. Schmid, ‘Dürer’s ‘Enterprise: Market Area, Market Potential, Product Range’, in: Economic History and the Arts (Keulen 1996) 37.7 Bartrum, Albrecht Dürer and his Legacy, 239.
2 Zie hiervoor het rijkgeillustreerde overzicht van westerse laatste oordeelvoorstellingen: Craig Harbison, The last judgment in sixteenth century northern Europe: A study of the relation between art and the Reformation (New York 1976).
3 Angela Hass, ‘Two Devotional Manuals by Albrecht Dürer: The “Small Passion” and the “Engraved Passion.” Iconography, Context and Spirituality’, Zeitschrift für Kunstgeschichte 63, 2 (2000) 169-230.
9 en 10 Helvoorstelling. Het duiveltje en de vorm van het gebouw zijn geschilderd naar het voorbeeld van Albrecht Dürers Christus in
Limbo, of de afdaling in het voorgeborchte uit de Kleine Passie (1509-1511). Foto Regnerus Steensma / Prent collectie Rijksmuseum
Amsterdam RP-P-OB-1345.
11 en 12 Pinksteren, schildering en houtsnede uit de Kleine Passie (1509-1511). Foto Regnerus Steensma / Prent collectie Rijksmuseum,
Amsterdam RP-P-OB-1355.
28
een klein dorp te midden van een onafzienbaar weids en vlak
landschap. Intuïtief voelen we aan dat deze plek vanouds be
schutting biedt voor de gemeenschap die er woont en waar
hij het middelpunt van vormt.
De tekst op het bordje voert onze gedachten naar de doden
die ooit begraven zijn op dit kerkhof, naar de levenden die er
vlak langs aan voorbij gaan en naar alle mensen van alle tij
den. Hij doet dat door concrete feiten te memoreren, namelijk
de totale afstand van het onbekende maar voorgoed beëin-
digde aantal stappen die deze doden door de tijd en de ruim
te gezet hebben en in vergelijking daarmee het totaal van het
ontelbare en nog altijd groeiende aantal stappen van alle
mensen.
Met de verwijzing naar deze concrete, hoewel onkenbare,
gegevens wordt tevens een abstract idee onder de aandacht
gebracht: het idee dat wij door tijd en ruimte onderscheiden
en tevens verbonden zijn met de anderen en met onszelf op
andere momenten en plaatsen. In tijd en ruimte ordenen wij
onze ervaringen en gedachten om ons er een voorstelling van
te kunnen maken en ze in onze herinnering te kunnen bewa
ren. Zoals de besloten ruimte van het dorp onderscheiden en
tevens verbonden is met het oneindige open land, zo is het
eindige individuele leven onderscheiden en tevens verbonden
met de eeuwigheid van alle generaties. Het idee van tijd
schept de mogelijkheid om aan anderen te denken die vóór
ons geleefd hebben, om eraan te denken hoelang ze geleefd
hebben en hoe lang geleden. Het idee van ruimte maakt het
mogelijk om aan anderen te denken die elders in de ruimte
zijn, en om te bedenken op welke afstand van ons en van
elkaar ze zich bevinden. Tijd en ruimte samen maken het
mogelijk om ook onszelf op een ander moment en op een an
dere plaats te denken, ver weg of dichtbij, terwijl wij in feite
nu hier zijn, tussen de oude grafstenen op het kerkhof van
Zuurdijk.
Een hedendaagse pelgrimage langs oude Groningse kerken
voert ons naar het oude kerkhof in Zuurdijk. Aan de kerkmuur
is er een klein onopvallend tekstbordje aangebracht. Het
bordje markeert de plek: een eeuwenoude kerk met een kerk
hof, op een kleine verhoging midden in het dorp, vlak naast
de doorgaande weg op een oude dijk. Het oude kerkhof is
vervallen en niet meer in gebruik, maar achter de kerk ligt
een nieuwe begraafplaats. Het bordje vestigt de aandacht op
de plek, maar verraadt nog niet wat daar in het bijzonder de
reden voor is geweest. Daar krijgt men pas een vermoeden
van als men de tekst leest. De plek, het bordje, de tekst en
het bezoek van de pelgrim, dit geheel van vormen en hande
lingen vormt samen een monument, een teken dat een idee in
herinnering brengt.
Voordat we de tekst lezen, ervaren we al de ruimte: een af
gebakend erf aan de doorgaande weg midden in het dorp,
schuin tegenover de dorpskroeg en een besloten dorp te mid
den van een open landschap. We zien de vormen van de om
heining van het kerkhof, de oude zerken, de bomen, het sim
pele kerkje dat maar weinig uitsteekt boven de lage huizen,
de vlakke landerijen. We krijgen ook een idee van grootte:
Orgel te Tolbert. Gerestaureerd in 2001
MENSE RUITER orgelmakers b.v.Oosterseweg 139785 AD Zuidwolde (Gron.)Tel. 050-3010550 - Fax 050-3010560E-mail: [email protected]
Het Lohman-orgel in de Middeleeuwse kerk te Zuidwolde
Op Hoogte Gedacht
Bij het kunstwerk van Stanley Brouwn in Zuurdijk
Govert Grosfeld
Stanley Brouwn, conceptueel kunstenaar, Paramaribo
1935, woont in Amsterdam
Haven Zuidzijde 7
9679 TD Scheemda
Tel. 0597-55 19 09
Fax: 0597-55 29 98
E-mail: [email protected]
www.boerbouw.nl
Nieuwbouw Verbouw Renovatie Restauratie
Foto John Stoel
ONTWERPEN & ADVIEZEN
IN RESTAURATIES EN
VERBOUW & NIEUWBOUW
ADRES
HOGE DER A 34
9712 AE GRONINGENOostzijde kerk te Dorkwerd
CONTACT
TEL (050) 313 61 15
FAX (050) 313 96 57
De Schilder, de beste vriend
van je huis
Schildersbedrijf W. DijkemaNoorderstraat 5
9989 AA Warffum
telefoon (0595) 42 22 67
Ook leveren wij professionele verven, dubbele beglazing, voorzetramen en alle bijkomende schildersmaterialen
UUUWWW BBBOUWPARTNEROUWPARTNEROUWPARTNER VOORVOORVOOR::: NNNIEUWBOUWIEUWBOUWIEUWBOUW RRRENOVATIEENOVATIEENOVATIE / / / RESTAURATIERESTAURATIERESTAURATIE OOONDERHOUDNDERHOUDNDERHOUD VANVANVAN::: --- BEDRIJFSPANDENBEDRIJFSPANDENBEDRIJFSPANDEN --- WOONCOMPLEXENWOONCOMPLEXENWOONCOMPLEXEN --- WONINGENWONINGENWONINGEN AAAANANAN ENENEN VERBOUWVERBOUWVERBOUW VANVANVAN UWUWUW WONINGWONINGWONING
G R O N I N G E NG R O N I N G E NG R O N I N G E N
K K K III EEE LLL EEE RRR B B B OOO CCC HHH TTT 3 33 33 3 0 5 0 0 5 0 0 5 0 --- 5 7 5 7 8 0 05 7 5 7 8 0 05 7 5 7 8 0 0
E M M E NE M M E NE M M E N N N N AAA UUU TTT III LLL UUU SSS SSS TTT RRR AAA AAA TTT 7 7 7 0 5 9 1 0 5 9 1 0 5 9 1 --- 6 5 7 9 0 6 5 7 9 0 6 5 7 9 0
W W W . B R A N D S B O U W . N L W W W . B R A N D S B O U W . N L W W W . B R A N D S B O U W . N L
Het succes van automatiseringHet klinkt misschien wat vreemd, maar… Het succes van automatiseren begint met koffi e drinken bij de klant. Vanaf de start hanteert Arrix Automatisering deze aanpak. Je moet immers eerst een goed beeld vormen van de klantsituatie, voordat er gedacht kan worden aan automatiseren. Naast het persoonlijk contact is klare taal een onmisbaar gegeven. Onze medewerk(st)ers gebruiken geen ingewikkelde ICT-termen, maar communiceren in begrijpelijk Nederlands. De klant staat bij Arrix centraal en wij verplaatsen ons graag in zijn situatie (“Voelen hoe het voelt”). Daarmee creëren wij altijd een win-win-situatie.
Meer weten? Kijk op onze website naar onze relatiegedreven aanpak of bel geheel vrijblijvend voor een persoonlijk gesprek. Het succes van automatiseren begint met koffi edrinken…
Heideanjer 2, Drachten, T. 0512 - 543 221, Meer weten? www.arrix.nl
VeDA
rbindingsweg 139781 Bedum
lfatex
050 301 12 00050 301 17 00
Vestigingen in: Alphen aan den Rijn | Liempde | EchtHeerhugowaard | Assen | Mechelen (B)
Houtinsectenbestrijding | Zwamsanering Houtrestauratie met epoxytechniek | Isochips®-kruipruimteisolatie
Vochtwering | Kruipruimterenovatie | Constructiedroging Heteluchtmethode | Zuurstofarmeluchtmethode | Microgolvenmethode
Onderzoek met de videoscope | Inspectieabonnementen
Een gezonde kijk op onroerend goed
www.vanlierop.nl
Van Lierop
Van Lierop
Van Lierop
Van Lierop
Van Lierop
Van Lierop Conserveert & Herstelt Hout | Verdrijft Vocht
ISO 9001gecertifi ceerd
Kleioskoop, het historisch onderzoeksbureau van Bernardine Beenackers, realiseert grote en kleine cultuurhistorische projecten in opdracht van erfgoedinstellingen, overheden, scholen en particulieren.
www.kleioskoop.nl