-
DE MOORD OP …
LOS DE MOORD OP VOOR ER NOG MEER SLACHTOFFERS
VALLEN!
-
HELP ! ! !
Ik probeerde Gert al de hele ochtend te
bereiken. Hij had al lang op de boot
moeten zijn. Normaal neemt hij zijn
smartphone altijd op. Hij zou nooit
vertrekken zonder smartphone. Ik maakte
me echt ongerust. Na enkele uren kwam
de politie me het nieuws brengen dat Gert
dood is. Mijn wereld stortte in!
De politie heeft voorlopig geen enkel spoor. Ze konden enkel
zeggen dat hij niet op de plaats vermoord is waar hij is gevonden.
Ik moet en zal de dader vinden! Willen jullie me helpen? Ik heb
jullie hulp heel hard nodig.
Op de volgende bladzijden zie je de 6 verdachten, de 6 wapens
en de 6 plaatsen. Je zal 15 opdrachten moeten oplossen. Als de
opdracht klaar is, geef ik je een tip. Met die tip kom je elke keer
uit op 1 getal. De persoon, het wapen of de plaats bij dit getal
hoort niet bij deze moord.
Veel succes!
-
VERDACHTEN
-
MOORDWAPENS
-
PLAATSEN
-
OPDRACHT 1
Los de woordzoeker op. Er zitten 16 woorden in verstopt.
Zoek verticaal of horizontaal.
M K C B I E R D R E
A A K A P I T E I N
T J F N G H R I N B
R U J A K M E O G A
O I H A V E N V A K
O T C N D H K L W B
S L A N G P R T A O
V A R E N U A U T O
U N B O O T X Z E R
S T U U R B O O R D
Hoeveel woorden hebben iets met boten
te maken? 9
-
OPDRACHT 2
Los de oefeningen cijferend op.
79 – 18 = 33 – 29 = 41 – 36 =
81 – 26 = 452 - 91 = 189 - 173 =
7 9 1 8
6 1
3 3 2 9 4
4 1 3 6 5
8 1 2 6
4 5
4 5 2 9 1 3 6 1
1 8 9 1 7 3 1 6
Tel alle cijfers uit de laatste vakjes van
je uitkomsten op : 22
-
OPDRACHT 3
Schrijf de woorden in het meervoud.
1. Haven : havens
2. Kanaal : kanalen
3. Kajuit : kajuiten
4. Zeeschip : zeeschepen
5. Kapitein : kapiteins
6. Stuur : sturen
7. Reddingsboei : reddingsboeien
8. Havenmeester : havenmeesters
Hoeveel woorden eindigen niet op
een S achteraan ? 5
-
OPDRACHT 4
Ken jij de maaltafels nog? Los de oefeningen uit je hoofd op.
6 x 4 = 24
3 x 6 = 18
9 x 10 = 90
3 x 9 = 27
9 x 2 = 18
5 x 5 = 25
2 x 3 = 6
8 x 8 = 64
10 x 4 = 40
6 x 2 = 12
4 x 7 = 28
10 x 1 = 10
6 x 5 = 30
4 x 8 = 32
6 x 9 = 54
3 x 6 = 18
8 x 6 = 48
12 x 4 = 48
9 x 2 = 18
5 x 4 = 20
6 x 3 = 18
12 x 6 = 72
4 x 4 = 15
11 x 3 = 33
Welke uitkomst komt 5 keer voor ?
18
-
OPDRACHT 5
Vervoeg de werkwoorden in de verleden tijd.
1. Gert verscheen (verschijnen) niet aan het ontbijt.
2. James maakte (maken) zich erg ongerust.
3. Het ontbijt werd (worden) gemaakt door Annie.
4. De boot schommelde (schommelen) erg deze nacht.
5. De mannen gingen (gaan) gisteren iets drinken in de bar.
6. Morgen stond (staan) er een optreden op de planning.
7. De politie trok (trekken) meteen op onderzoek uit.
8. Men vreesde (vrezen) vrij snel het ergste.
Hoeveel keer komt er een D in de
vervoegingen voor ? 4
-
OPDRACHT 6
Los de sudoku op.
8 9 5 6 7 4 1 3 2
6 4 1 3 2 5 7 8 9
7 2 3 9 8 1 6 4 5
1 3 4 7 9 6 5 2 8
2 5 7 8 1 3 9 6 4
9 6 8 5 4 2 3 7 1
3 1 6 4 5 8 2 9 7
5 8 9 2 6 7 4 1 3
4 7 2 1 3 9 8 5 6
Welk getal staat er in het gekleurde
vakje ? 7
-
OPDRACHT 7
Splits de woorden in lettergrepen.
1. Bakboord : bak-boord
2. Havenmeester : ha-ven-mees-ter
3. Matroos : ma-troos
4. Zeil : zeil
5. Stuurboord : stuur-boord
6. Kapitein :ka-pi-tein
7. Kanaal : ka-naal
8. Loopbrug : loop-brug
9. Kade : ka-de
Hoeveel woorden bevatten 2
lettergrepen? 6
-
OPDRACHT 8
Kleur de breuken correct in.
1 / 3 3 / 5 3 / 4
2 / 6 3 / 12 4 / 7
Tel het aantal gekleurde vakjes op.
Trek nu 5 van je getal af. Hoeveel
heb je over? 16
-
OPDRACHT 9
Maak verkleinwoorden van de woorden.
1. matroos = matroosje
2. boot = bootje
3. kapitein = kapiteintje
4. haven = haventje
5. schip = scheepje
6. zee = zeetje
7. kanaal = kanaaltje
Hoeveel woorden eindigen op –JE ? 3
-
OPDRACHT 10
Los het raadseltje op.
In een dorpje is er 1 grote straat. In deze straat zijn 30 huizen
en in elk huis zijn 4 kamers. In elke kamer zijn 3 meisjes. Bij elk
meisje zitten 2 jongens. Hoeveel jongens zijn er in deze straat?
Hoeveel kamers zijn er ? : 120
Hoeveel meisjes zijn er ? : 360
Hoeveel jongens zijn er ? : 720
Van de jongens hebben er 605 bruin haar. De anderen hebben
blond haar.
Hoeveel jongens hebben er blond haar ? 115
Trek van je laatste uitkomst 105 af.
Hoeveel heb je over ? 10
-
OPDRACHT 11
Los de oefeningen op.
2
4 van 16 = 8
3
4 van 16 =12
2
4 van 8 = 4
2
7 van 35 =10
1
8 van 24 = 3
3
9 van 81 = 27
1
4 van 40 = 10
1
4 van 160= 40
3
4 van 20 = 15
5
5 van 15 = 15
5
4 van 44 = 55
3
9 van 36 =12
2
8 van 48 = 12
10
4 van 16 = 40
1
5 van 35= 7
7
9 van 72 = 56
2
3 van 60 = 40
1
12 van 60 = 5
Tel de uitkomsten van de oefeningen
met de sterretjes voor op. 26
-
OPDRACHT 12
Los de rebus op.
Nummer 12 heeft het niet gedaan.
Welk getal kan je schrappen ? 12
-
OPDRACHT 13
Los de vraagstukjes op.
1. Bij een spaaractie in de supermarkt verzamelde Jeroen al
45 kaarten. Tim verzamelde 23 kaarten meer dan Jeroen.
Hoeveel kaarten heeft Tim?
68
2. Bij de wafelverkoop op school werden 650 wafels geleverd.
268 wafels werden al opgehaald. Hoeveel wafels moeten
nog opgehaald worden?
382
3. Leon, Marie en Dorien hebben een kraampje op de
rommelmarkt. Ze hebben elk €23 verdiend. Hoeveel geld
hebben ze in totaal verdiend?
69
Tel de uitkomst van de eerste en de laatste
oefening met elkaar op. Trek er 100 vanaf.
Hoeveel heb je over? 37
-
OPDRACHT 14
Zet de letters in de juiste volgorde
1. truubroods = stuurboord
2. aaeibrd = aardbei
3. kptieian = kapitein
4. bbrdkooa = bakboord
5. mostroa= matroos
6. aoutsatrde = autostrade
7. vneah = haven
Hoeveel woorden hebben niets met boten te maken? 2
-
OPDRACHT 15
Los de oefeningen op met behulp van je rekenmachine. Schrijf
de tussenstappen op.
1. 30% van €120 = 36
2. 45% van €61 = 27.45
3. 23% van €34 = 7.82
4. 20% van €25 = 5
5. 33% van €186= 61.38
6. 25% van €20 = 5
7. 5% van €54 = 2.7
Doe de uitkomst van de voorlaatste
oefening maal 3 en tel er de uitkomst van
oefening 4 bij. 20