1
DANKWOORD
Deze scriptie zou er zonder de hulp van een aantal mensen niet gekomen zijn. Daarom
wil ik allereerst mijn promotor Prof. Dr. Rik Coolsaet bedanken. In de eerste plaats
omdat hij mijn promotor wilde zijn en voor de uitstekende begeleiding die ik kreeg. Maar
ook voor zijn steun en aanmoediging op de momenten dat het allemaal niet leek te zullen
lukken, wat minstens even belangrijk was.
Ik wil ook mijn commissarissen Prof. Dr. Pieter De Meyere en Lic. Stefan Deconinck
bedanken voor het lezen en evalueren van mijn scriptie. Daarnaast wil ik Stefan
Deconinck ook nog bedanken voor en complimenteren met zijn website Waternet1, die
een heel goed beginpunt en een enorme hulp was voor het opzoekingswerk, en voor zijn
opmerkingen via e-mail die mij geholpen hebben bij de afbakening van het onderwerp.
Tijdens mijn studies heb ik fantastische mensen leren kennen en heb ik nieuwe vrienden
gemaakt. Hen wil ik bedanken voor de leuke en boeiende tijd die we samen al hebben
beleefd en hopelijk in de toekomst nog zullen beleven.
Jessica en Leen wil ik ook van harte bedanken; voor hun steun, voor hun luisterend oor
en om mij gerust te stellen als ik het even niet meer zag zitten.
Tot slot wil ik nog een speciaal woordje van dank richten tot mijn grootouders en vooral
tot mijn ouders. Zonder hun eindeloze geduld, hulp, steun en liefde zou er van deze
scriptie – laat staan van een diploma – waarschijnlijk nooit sprake geweest zijn.
Moe en va, bedankt voor alles.
1 DECONINCK, Stefan, Waternet. Water and conflict. Http://www.waternet.rug.ac.be
2
INHOUDSTAFEL
Dankwoord. – p. 1
Inleiding en probleemstelling. – p. 5
Deel 1: De problematiek van de internationale watervoorraden: conflict of
samenwerking?
Hoofdstuk 1: Internationale watervoorraden. - p. 10
1.1. Een aantal basisbegrippen.
1.1.1. De wereldwatervoorraad.
1.1.2. Waterschaarste.
1.1.3. Internationale stroomgebieden en internationale
watervoorraden.
1.1.4. Spanningen, conflict en oorlog over water.
1.2. Waterschaarste leidt tot conflict: oversimplificatie en valse
causaliteiten.
1.3. De hot-spots.
Hoofdstuk 2: De voorspellingen van toekomstige wateroorlogen: reden tot paniek
of niet? – p. 28
2.1. Theoretische achtergrond: het realisme.
2.2. De paniekzaaierij van de media, van politici en van internationale
organisaties.
2.3. De waarom-vraag naar de timing van de voorspellingen.
2.4. De realiteit: de eerste echte wateroorlog laat op zich wachten.
Hoofdstuk 3: Alternatieve benaderingen van de waterproblematiek. – p. 40
3.1. Samenwerking in plaats van conflict.
3.2. De waterproblematiek als een economisch vraagstuk.
3.3. De waterproblematiek als een juridisch vraagstuk.
3.4. De waterproblematiek als een technologisch vraagstuk.
3.5. De waterproblematiek als een ecologisch vraagstuk.
Hoofdstuk 4: Lessen voor een toekomstig waterbeleid. – p. 60
4.1. Sandra Postel: een nieuwe waterethiek.
4.2. Riccardo Petrella: het wereldwatercontract.
4.3. Joachim Blatter en Helen Ingram: postmodernisme.
3
Deel 2: Casus: het stroomgebied van het Aralmeer.
Hoofdstuk 1: Politieke en hydrografische beschrijving van de regio. – p. 70
1.1. De regio staatkundig.
1.2. Hydrografie van de regio: herkomst van het water en de natuurlijke
voorraden.
1.2.1. Amoe Darja en Syr Darja.
1.2.2. De toereikendheid van de hernieuwbare
watervoorraden.
1.2.3. Het Aralmeer.
1.2.3.1. Situering en hydrologische
beschrijving.
1.2.3.2. Gevolgen van de opdroging van
het Aralmeer op vlak van
economie, ecologie en
volksgezondheid.
1.2.3.3. Vereisten voor het herstel van het
Aralmeer.
Hoofdstuk 2: Irrigatie in het stroomgebied van het Aralmeer. – p. 94
2.1. Vóór de Sovjet-periode.
2.2. De periode van de Sovjet-Unie.
2.3. Irrigatie vandaag.
Hoofdstuk 3: De verdeling van het water in het stroomgebied van het
Aralmeer. – p. 116
3.1. Institutionele structuren.
3.1.1. Interstate Commission on Water Coordination
(ICWC).
3.1.2. Interstate Council on the Problems of the Aral Sea
Basin (ICAS).
3.1.3. Interstate Fund for the Aral Sea (IFAS).
3.2. Internationale inspanningen en hulp ter promotie van
samenwerking.
3.2.1. De projecten van de Wereldbank.
3.2.2. De projecten van de Verenigde Naties.
3.2.3. De hulp van de Verenigde Staten.
3.2.4. De hulp van de Europese Unie.
3.3. Evaluatie van de bestaande internationale structuren.
4
Hoofdstuk 4: Mogelijke bronnen van conflict in de nabije toekomst: een
overzicht. – p. 136
4.1. Het ontbreken van een coherent watermanagement.
4.2. Het niet naleven van de waterquota’s.
4.3. Het niet of laattijdig naleven van de ruilakkoorden (barter-
agreements).
4.4. Onzekerheid over toekomstige infrastructuurwerken.
Algemeen besluit. – p. 146
Bibliografie. – p. 153
5
INLEIDING, PROBLEEMSTELLING EN STRUCTUUR
Water stoort zich niet aan de door de mens gestelde politieke grenzen waardoor het
gebruik ervan hoe langer hoe meer een aangelegenheid is geworden met een
internationale dimensie. Het wordt steeds duidelijker dat de mogelijkheden tot het
gebruik van internationale watervoorraden hun begrenzing zullen vinden in het beleid dat
in andere landen met betrekking tot het gebruik van water wordt gevoerd.
Wanneer staten in hun pogingen om een oplossing te vinden voor hun binnenlandse
waterproblemen geconfronteerd worden met de belangen van hun buurlanden situeren de
mogelijkheden zich op een continuüm met als uitersten enerzijds wateroorlogen en
anderzijds samenwerking.
Sinds de jaren ’80 wordt regelmatig voorspeld dat we afstevenen op wateroorlogen op
grote schaal. Vooral in de populaire pers werd en wordt meestal nogal snel het iets te
simplistische verband gelegd dat toenemende waterschaarste automatisch zou leiden tot
oorlog. Maar ook sommige wetenschappers en hooggeplaatsten bij organisaties als de VN
en de Wereldbank durven zich wel eens wagen aan voorspellingen van ‘resource wars’ en
‘water wars’. Hierbij heeft men in eerste instantie steeds het Midden-Oosten als
strijdtoneel voor ogen, maar ook andere hotspots worden genoemd. Dit pessimistische
scenario is vooralsnog geen werkelijkheid geworden. Het heeft er integendeel alle schijn
van dat de weg van de samenwerking is gekozen, ook al is dat soms niet van harte. We
zien namelijk dat er dikwijks eerst een tijdlang – soms hoogoplopende – spanningen zijn
in een stroomgebied, maar dat men uiteindelijk toch tot een akkoord komt.
De belangrijkste vragen waar ik in deze context een antwoord op zal trachten te geven is
waar de voorspellingen van wateroorlogen vandaan komen, het waarom ervan en of ze
gegrond zijn. In de eerste plaats algemeen en theoretisch en daarna ook aan de hand van
een casus over het stroomgebied van het Aralmeer. Het stroomgebied van het Aralmeer is
immers één van de hotspots waar men een wateroorlog voorspelde. De vraag is of er een
duurzame oplossing bestaat voor het watermanagement (in de regio) waarbij iedereen
6
wint. Of is water een zero-sum game waarbij winst voor de ene altijd resulteert in verlies
voor de andere?
Voor het uiteenvallen van de Sovjet-Unie in 1991 werd het watermanagement in het
stroomgebied van het Aralmeer centraal geregeld door Moskou. Vandaag ligt het
stroomgebied voor het grootste deel in vijf landen, namelijk Oezbekistan, Kazachstan,
Kirgizië, Tadzjikistan en Turkmenistan. Van belang is ook dat Afghanistan gedeeltelijk
deel uitmaakt van het stroomgebied. De spanningen over water maken deel uit van een
explosieve cocktail van problemen in de regio: de opkomst van het
moslimfundamentalisme, de economische crisis, de afwezigheid van democratie, de
drugshandel, het vluchtelingenprobleem, ...2 De machthebbers verklaren zich meestal wel
bereid tot samenwerking over water, maar hun daden lijken hun woorden niet te volgen.3
Ondertussen lopen de spanningen tussen stroomopwaarts en stroomafwaarts gelegen
landen verder op. Ondanks grote inspanningen van de internationale gemeenschap is er
nog steeds geen algemeen waterakkoord voor de regio gesloten. Er wordt nog steeds van
jaar tot jaar onderhandeld over quota’s en betalingen. Door de droogte van de laatste
jaren liepen de spanningen nog hoger op, omdat de gemaakte afspraken niet altijd werden
of konden worden nageleefd. De vraag is of dit alles op een gegeven moment echt tot een
oorlog over water zou kunnen leiden. Daarom zal ik een analyse maken van de bestaande
situatie en van daaruit proberen aan te geven hoe een eventueel open conflict over water
kan vermeden worden.
Ik zal dit doen aan de hand van een literatuurstudie. Daarbij maak ik gebruik van boeken,
wetenschappelijke artikels, krantenartikels, rapporten van internationale organistaties en
websites. De bronnen waarop ik mij baseer zijn in de eerste plaats Engelstalig, wat voor
‘Deel 1’ geen enkel probleem is: de autoriteiten terzake publiceren in het Engels of zijn
vlot in Engelse vertaling te verkrijgen. Wat de casus betreft is het wel een beetje jammer
dat ik geen Russisch ken, maar ondanks deze beperking heb ik toch – na enig zoekwerk –
2 JONES LUONG, Pauline, WEINTHAL, Erika, New friends, new fears in Central Asia. In: Foreign
Affairs, mrt.-apr. 2002, p. 69. 3 INTERNATIONAL CRISIS GROUP, Central Asia: water and conflict. Asia report n°34. Brussels,
30/05/2002. Op: http://www.intl-crisis-group.org op 27/10/2002.
7
het nodige materiaal gevonden. Toch blijft het beperkt omdat er zo weinig boeken over
bestaan. Gelukkig kon ik deze met via het internet verkregen gegevens complementeren.
Het is een zegen geweest dat vele wetenschappelijke- en krantenartikels te vinden zijn op
het internet. Kranten als The Washington Post en The Times of Central Asia en
tijdschriften zoals Foreign Affairs en Foreign Policy hebben uitstekende websites met een
uitgebreid archief. Anderzijds is het ook uitkijken met het internet: je wordt overspoeld
met websites over het Aralmeer, maar meestal is het slechts meer van hetzelfde. Er komt
dus wel wat zoekwerk aan te pas voor wie dieper wil graven dan de simpele vaststelling
dat het Aralmeer opdroogt.
Qua structuur zijn er twee grote delen: een eerste, meer algemeen en theoretisch deel over
de problematiek van de internationale watervoorraden, en een tweede deel waarin de
casus over het stroomgebied van het Aralmeer wordt uitgewerkt.
Deel 1 bestaat uit vier hoofdstukken. Het eerste geeft een aantal definities met betrekking
tot internationale watervoorraden, bakent de problematiek af en geeft een overzicht van
de hotspots. In het tweede hoofdstuk bekijken we eerst de theoretische achtergronden bij
de voorspellingen van toekomstige wateroorlogen. Vervolgens bekijken we wie die
voorspellingen doet en wordt geprobeerd om een antwoord te formuleren op de vraag
waarom die voorspellingen gedaan worden. Verder werpen we een blik op de realiteit en
stellen we vast dat de eerste echte wateroorlog op zich laat wachten. Hoofdstuk drie gaat
over samenwerking. Achtereenvolgens komen de economische, de juridische, de
technologische en de ecologische benadering van de waterproblematiek aan bod. Het
vierde hoofdstuk tenslotte rond dit deel af en geeft een aantal lessen voor een toekomstig
beleid, opdat wateroorlogen zouden kunnen vermeden worden.
Deel 2 met de casus over het stroomgebied van het Aralmeer bestaat eveneens uit vier
hoofdstukken. Een eerste inleidend hoofdstuk bevat een zeer uitgebreide schets – zowel
staatkundig als hydrografisch – van de regio van het stroomgebied van het Aralmeer.
Deze moet de lezer voldoende basis en achtergrond bieden om de spanningen en
gevoeligheden met betrekking tot de waterproblematiek in de regio die verderop aan bod
8
komen te begrijpen. In het tweede hoofdstuk wordt dieper ingegaan op wat uit het eerste
hoofdstuk naar voor komt als de belangrijkste grond van de huidige problematiek,
namelijk de (inefficiënte) irrigatie. Hiermee wordt meteen ook een historische schets
gegeven van het ontstaan van de waterproblematiek in de regio. Deze historische
achtergronden inzake watermanagement zijn op hun beurt nodig om de huidige
spanningen en gevoeligheden te kunnen begrijpen. Hoofdstuk drie gaat over de
internationale structuren die sinds 1991 zijn opgezet voor de verdeling van het water en is
het sluitstuk van de achtergrond die nodig is om de huidige spanningen en problemen te
begrijpen. In hoofdstuk vier wordt een overzicht gegeven van mogelijke bronnen van
conflict in de nabije toekomst. In dit hoofdstuk komen elementen uit de voorgaande drie
hoofdstukken samen met de actualiteit. Een belangrijk punt hierbij is de link die via
ruilakkoorden gelegd wordt tussen water en energiebronnen zoals olie en gas. Dit
hoofdstuk geeft meteen ook een aantal aanbevelingen voor een verbetering van het
watermanagement naar de toekomst toe, zodat een open conflict over water kan
vermeden worden.
Uit deze structuur blijkt dat er weinig aandacht uitgaat naar de binnenlandse situatie van
de landen in het stroomgebied van het Aralmeer afzonderlijk. Men mag daaruit niet
besluiten dat er geen intra-statelijke spanningen of conflicten met betrekking tot water
zouden zijn. Waar deze relevant zijn voor de spanningen tussen de landen in het
stroomgebied worden zij uiteraard vermeld, maar het is niet de bedoeling om hier de
problematiek van intra-statelijke conflicten over natuurlijke bronnen te behandelen, want
dat zou ons te ver afleiden van de eerder vermelde onderzoeksvragen.
9
D E E L 1
De problematiek van de internationale
watervoorraden: conflict of
samenwerking?
10
Hoofdstuk 1: Internationale watervoorraden.
1.1. Een aantal basisbegrippen.
De waterproblematiek in internationaal perspectief is een vlag die vele ladingen kan
dekken. Zoals al aangehaald werd in de inleiding, zal het in deze scriptie voornamelijk
betrekking hebben op de vraag of internationale (zoet)watervoorraden al dan niet voor
internationale spanningen, conflicten of zelfs oorlogen zullen zorgen, zoals zo vaak
voorspeld wordt. Alleen al uit de twee voorgaande zinnen blijkt de nood aan een
duidelijke afbakening en omschrijving van een aantal begrippen die vaak gebruikt zullen
worden. Daarom eerst een aantal definities.
1.1.1. De wereldwatervoorraad.
Water lijkt overvloedig aanwezig te zijn op onze ‘blauwe planeet’. Toch maken steeds
meer mensen zich – terecht – zorgen over de beschikbaarheid en de kwaliteit ervan naar
de toekomst toe. Water is immers leven; we kunnen vooralsnog niet zonder.
Tot voor kort leek het alsof we konden beschikken over een onbeperkte voorraad zoet
water, maar niets is minder waar. Water is dan wel een een hernieuwbare natuurlijke
bron, maar toch is ze tegelijkertijd beperkt en ze is ook niet substitueerbaar4. In principe
bepaalt het klimaat grotendeels hoeveel water we ter beschikking hebben. Die
hoeveelheid zoet water is echter zeer ongelijk verdeeld over de seizoenen en over de
wereld.5 De hoeveelheid water waarover een land beschikt, bestaat uit de niet-verdampte
neerslag die op zijn territorium gevallen is. Daar bovenop kan ook nog een hoeveelheid
4 Water kan door geen enkele andere stof vervangen worden. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld olie, waar
er een aantal alternatieven voor zijn. 5 DONKERS, Henk, De witte olie. Water, vrede en duurzame ontwikkeling in het Midden-Oosten. Utrecht,
Van Arkel, 1994, p.8.
11
water het land van nature binnenkomen vanuit andere landen via aquifers6 en rivieren.
7
Als er meer water verbruikt wordt dan de hernieuwbare hoeveelheid (dit zijn de
voorraden die regelmatig worden aangevuld), dan spreken we over niet-duurzaam
watergebruik.8 Duurzaam watergebruik betekent dus dat we niet meer gebruiken dan er
gemiddeld jaarlijks bijkomt.9
Het is dan ook verrassend dat we tot de vaststelling komen dat er heel lang grote
onzekerheid geweest is over hoe veel water er precies beschikbaar is en over de
natuurlijke schommelingen in de tijd van de watervoorraden. Ondanks alle moderne
technologieën, waren de schattingen van de totale hoeveelheid water op aarde nog steeds
niet geheel betrouwbaar, laat staan de schattingen voor bepaalde regio’s.10
In het voorbije decennium zijn er dan toch een aantal grote initiatieven gelanceerd die ons
een beter beeld van de beschikbare watervoorraden zouden moeten bieden. Zo waren er
bijvoorbeeld The Comprehensive Assessment of the Freshwater Resources of the World
van de Verenigde Naties, het nieuwe AQUASTAT-programma van de FAO en de
uitbreiding van het International Hydrological Programme van de UNESCO.11
Ondanks grote technologische vooruitgang blijft het onmogelijk om bepaalde factoren die
een rol spelen exact te meten en dus moeten we het nog steeds stellen met niet geheel
betrouwbare schattingen van onder meer de hoeveelheden water die gletsjers, meren en
aquifers bevatten.12
6 Een aquifer is een waterhoudende laag in de ondergrond of, met andere woorden, een
grondwatervoorraad. 7 FALKENMARK, Malin, Regional water scarcity – a widely neglected challenge. In: People and the
Planet, 1993, Vol. 2, No. 2, p. 10. 8 GLEICK, Peter H., The world’s water 2000-2001. The biennial report on freshwater resources.
Washington DC, Island Press, 2000, p. 21. 9 DONKERS, Henk, De witte olie. Water, vrede en duurzame ontwikkeling in het Midden-Oosten. Utrecht,
Van Arkel, 1994, p. 11. 10
GLEICK, Peter H., The world’s water 2000-2001. The biennial report on freshwater resources.
Washington DC, Island Press, 2000, p. 19. 11
Ibid., p. 19. 12
Ibid., p. 21.
12
De totale waterhoeveelheid op aarde wordt geschat op 1,4 miljard km³. Daarvan is slechts
2,5 procent, of 35 miljoen km³, zoet water. Het grootste gedeelte van de
zoetwatervoorraad zit opgesloten in de ijskappen van Antarctica en Groenland en in diep
liggende aquifers en is dus niet (meteen) bruikbaar. De belangrijkste watervoorraden voor
de mens zijn meren, rivieren en niet al te diep zittend grondwater. Het gedeelte van deze
voorraden dat effectief gebruikt kan worden, wordt slechts geschat op 200.000 km³ of
minder dan 1 procent van de totale hoeveelheid zoet water op aarde en slechts 0,01
procent van al het water (zoet en zout) op aarde. Daarenboven bevindt een groot deel
ervan zich ver van waar het nodig is, ver van de mensen.13
Met zijn 200.000 km³ is Peter Gleick dan nog zeer optimistisch in vergelijking met
sommige anderen. Henk Donkers bijvoorbeeld gaat uit van een bruikbare hoeveelheid
zoet water van 93.000 km³.14
De hernieuwbare watervoorraad, die op natuurlijke wijze
jaarlijks wordt aangevuld, wordt geschat op 9.000 km³ tot 14.000 km³. Het overige
bruikbare zoet water is afkomstig van niet-hernieuwbare of zogenaamde fossiele
voorraden, die – eens aangeboord en verbruikt – niet meer opnieuw aangevuld worden.15
Tot voor kort was het veel te duur en niet echt nodig om fossiele watervoorraden aan te
boren en op te pompen. De toenemende schaarste maakt het echter stilaan meer
‘economisch verantwoord’ om deze meestal zeer diep liggende voorraden te gaan
gebruiken. Belangrijk hierbij is dat de belangrijkste ondergrondse reservoirs
grensoverschrijdend16
zijn en dus ook tot de internationale watervoorraden gerekend
moeten worden. Totnogtoe zijn er nergens afspraken gemaakt over hoe deze voorraden
verdeeld zullen worden. Rick Weiss stelt bijgevolg dat de kans op een internationaal
conflict en een ‘wedloop op de pomp’ niet denkbeeldig is.17
13
GLEICK, Peter H., The world’s water 2000-2001. The biennial report on freshwater resources.
Washington DC, Island Press, 2000, pp. 21-22. 14
DONKERS, Henk, De witte olie. Water, vrede en duurzame ontwikkeling in het Midden-Oosten.
Utrecht, Van Arkel, 1994, p. 11. 15
DECONINCK, Stefan, Olie op het vuur. Water, conflict en vrede in het Midden-Oosten. In: DOOM,
Ruddy, (red.), De structuur van de waanzin. Conflicten in de periferie. Gent, Academia Press, 2001, p. 434. 16
Een voorbeeld is het Nubische waterreservoir dat onder Libië, Tsjaad en Soedan ligt. Het volume ervan
zou 500.000 keer het jaardebiet van de Nijl bedragen. Libië pompt er al grote hoeveelheden water uit op; de
andere betrokken landen vragen zich hardop af of ze ooit hun rechtmatige deel zullen krijgen. 17
WEISS, Rick, Blauw goud. In: De Standaard, 14/03/2003.
13
1.1.2. Waterschaarste.
De zoetwatervoorraad, die in principe ruim voldoende is voor een goede levensstandaard
voor de volledige wereldbevolking, is zeer ongelijk verdeeld over de wereld. De meeste
mensen wonen ook lang niet altijd op plaatsen waar het meeste water beschikbaar is. De
beschikbare hoeveelheid water per persoon loopt bijgevolg sterk uiteen.18
Waterschaarste is een kwestie van vraag en aanbod. Als er veel water beschikbaar is en
de vraag verhoudingsgewijs gering, is er geen schaarste. Als de vraag naar water groeit
en het aanbod klein is, gelijk blijft of afneemt, zal de waterschaarste toenemen. In alle
landen op de wereld neemt de vraag naar water toe. In sommige landen kan daar
gemakkelijk aan voldaan worden, in andere steeds moeilijker.19
Benuttingspercentages geven aan welk deel van zijn voorraden een land benut en wat in
theorie de mogelijkheden voor de toekomst zijn. Een hoog benuttingspercentage geeft
aan dat een land weinig reserves heeft en dat de beschikbare voorraden efficiënter
gebruikt zullen moeten worden. Landen met een laag benuttingspercentage hebben in
principe een reserve, maar sommige landen zijn technisch en financieel niet in staat om
het percentage op te voeren. Daarenboven kan een land dat ineens meer water gaat
verbruiken in conflict komen met zijn stroomafwaarts gelegen buurlanden als zij schade
ondervinden. Daarnaast geldt ook dat hoe hoger het benuttingspercentage van een land is,
hoe minder speelruimte het heeft en hoe groter de kans op niet-duurzaam watergebruik
wordt.20
De vraag wordt gewoonlijk onderverdeeld in een huishoudelijke, industriële en
agrarische vraag naar water. Allemaal vertonen ze een stijgende trend, maar verreweg de
grootste en snelst groeiende gebruiker van water is de geïrrigeerde landbouw. Tussen
18
DONKERS, Henk, De witte olie. Water, vrede en duurzame ontwikkeling in het Midden-Oosten.
Utrecht, Van Arkel, 1994, pp. 12-13. 19
Ibid., p. 10. 20
Ibid., pp. 13-15.
14
1960 en 1990 steeg het areaal van 90 tot 234 miljoen hectare.21
Zoals ook zal blijken uit
de casus over het stroomgebied van het Aralmeer, is het niet zozeer de toename van het
huishoudelijk en industrieel gebruik van water dat in bepaalde landen de oorzaak is van
een opkomende watercrisis, maar wel het agrarisch gebruik.
De term ‘watercrisis’ wordt gebruikt om een situatie van waterschaarste aan te duiden.
Naast de toenemende consumptie per persoon is ook de bevolkingsgroei een belangrijke
rol in de toenemende druk op de hulpbron water. Een snel groeiende bevolking leidt
immers tot een snelle daling van de beschikbare hoeveelheid water per persoon. Een land
dat voldoende reserves heeft, kan dit gemakkelijk opvangen. Andere landen kunnen
hierdoor in de problemen komen.22
Dit wordt opnieuw geïllustreerd door de casus. Er is
op dit ogenblik in feite al sprake van niet-duurzaam waterverbruik in het stroomgebied
van het Aralmeer (het meer verdwijnt stilaan) en op de koop toe verwacht men voor de
regio een bevolkingstoename van 47 miljoen in 199623
tot meer dan 60 miljoen in 2025.24
De druk op de watervoorraden zal dus nog toenemen.
Professor internationale hydrologie Malin Falkenmark ontwikkelde een index voor
waterschaarste. Ze onderscheidt daarbij vijf groepen landen:
- landen met weing of geen problemen: zij hebben per persoon meer dan 10.000 m³
water per jaar beschikbaar;
- landen met incidentele of plaatselijke problemen: zij hebben 1670 tot 10.000 m³
per persoon per jaar beschikbaar;
- landen met regelmatige problemen: 1000 tot 1670 m³ per persoon per jaar;
- landen met chronische problemen: 500 tot 1000 m³ per persoon per jaar;
- landen met een absolute schaarste: minder dan 500 m³ per persoon per jaar.25
21
DONKERS, Henk, De witte olie. Water, vrede en duurzame ontwikkeling in het Midden-Oosten.
Utrecht, Van Arkel, 1994, p. 16. 22
Ibid., p. 17. 23
MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Insitute of International Affairs,
2000, p. 68. 24
(Anon.), Central Asia to face deficiency of water. In: The times of Central Asia, 08/02/2003. Op:
http://www.times.kg op 12/02/2003. 25
DONKERS, Henk, De witte olie. Water, vrede en duurzame ontwikkeling in het Midden-Oosten.
Utrecht, Van Arkel, 1994, p. 17.
15
De index geeft een goede indruk van de waterschaarste, ondanks een aantal
tekortkomingen. Zo wordt er geen rekening gehouden met de kwaliteit van het
beschikbare water, is er geen aandacht voor verschillen binnen landen en kunnen landen
met weinig water door een goed waterbeheer, dat gepaard gaat met de nodige
technologische ontwikkeling, toch een behoorlijke levensstandaard ontwikkelen. Israël
zou hier als voorbeeld kunnen dienen, ware het niet dat het zijn grondwatervoorraden
overexploiteert en het volgens de Palestijnen water van hen ‘steelt’.26
In 1990 hadden 28 landen met in totaal 335 miljoen inwoners te lijden onder
waterschaarste.27
In 2025 – zo voorspelde de Verenigde Naties in 1999 – zal tweederde
van de wereldbevolking te maken hebben met waterschaarste.28
1.1.3. Internationale stroomgebieden en internationale watervoorraden.
In zijn natuurlijke kringloop stroomt het water dat onder de vorm van neerslag valt
vervolgens via beken, rivieren en stromen bergafwaarts naar zee. Een stroomgebied of
rivierbekken is de geografische omschrijving waarin al het water in dezelfde stroom
afwatert. Alle neerslag die in een bepaald stroomgebied terecht komt, eindigt uiteindelijk
via dezelfde stroom in zee29
of in een meer.
Wanneer een stroomgebied de grenzen van landen overschrijdt, spreken we van een
internationaal stroomgebied.30
Internationale stroomgebieden worden met andere
woorden gedeeld door twee of meer landen. Uit een studie van Aaron Wolf uit 1999
blijkt dat er momenteel 261 internationale stroomgebieden zijn. Dit is een stijging in
vergelijking met de 214 uit de vorige telling die dateerde uit 1978. Deze toename van het
aantal internationale stroomgebieden is het gevolg van het hertekenen van landsgrenzen
gedurende de voorbije decennia en van betere technologische hulpmiddelen om de
26
DONKERS, Henk, De witte olie. Water, vrede en duurzame ontwikkeling in het Midden-Oosten.
Utrecht, Van Arkel, 1994, p. 18. 27
Ibid., p. 18. 28
DERKSEN, Deedee, Water is een te duur mensenrecht. In: De Volkskrant, 09/11/2002. 29
DECONINCK, Stefan, Olie op het vuur. Water, conflict en vrede in het Midden-Oosten. In: DOOM,
Ruddy, (red.), De structuur van de waanzin. Conflicten in de periferie. Gent, Academia Press, 2001, p. 438. 30
Ibid., p. 438.
16
stroomgebieden in kaart te brengen. De belangrijkste hertekening van de kaart werd
veroorzaakt door het uiteenvallen van de voormalige Sovjet-Unie.31
Hierdoor werden een
heel aantal nieuwe internationale stroomgebieden gecreëerd, waaronder dat van het
Aralmeer dat uitgebreid aan bod zal komen in de casus.
Internationale watervoorraden zijn rivieren, meren en bruikbare grondwatervoorraden die
grensoverschrijdend zijn of die zelf nationale grenzen vormen of die een directe invloed
hebben op de watervoorraden van andere landen binnen eenzelfde stroomgebied.32
1.1.4. Spanningen, conflict en oorlog over water.
Wanneer staten in hun pogingen om een oplossing te vinden voor hun binnenlandse
waterproblemen geconfronteerd worden met de belangen van hun buurlanden situeren te
mogelijkheden zich op een continuüm met als uitersten enerzijds wateroorlogen en
anderzijds samenwerking.
Green Cross International medewerkers Paul Samson en Bertrand Charrier geven een
voorbeeld van een dergelijk theoretisch continuüm. Op die manier willen ze de
verschillende gradaties van samenwerking en conflict onderscheiden en meer klaarheid
scheppen in de discussie erover. Het gebruik van een continuüm betekent evenwel niet
dat men automatisch van de ene fase naar de andere overgaat in de richting van een
wateroorlog. In de meeste gevallen komt men bij een geschil tot een akkoord en tot
samenwerking.33
31
GLEICK, Peter H., The world’s water 2000-2001. The biennial report on freshwater resources.
Washington DC, Island Press, 2000, pp. 28-29. 32
MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Institute of International Affairs,
2000, p.6. 33
SAMSON, Paul, CHARRIER, Bertrand, International Freshwater Conflict: Issues and Prevention
Strategies. Green Cross International, August 1997. Op:
http://www.gci.ch/GreenCrossPrograms/waterres/gcwater/study.html op 09/01/2003.
17
Bron: SAMSON, Paul, CHARRIER, Bertrand, International Freshwater Conflict: Issues and Prevention
Strategies. Green Cross International, August 1997.
Op het continuüm staat harmony voor de ideale situatie die zelden voorkomt. Formele
institutional mechanisms slaan op situaties waar een regeling is uitgewerkt op basis van
verdragen of akkoorden. Daarnaast zijn er nog een heleboel andere vormen van
samenwerking, gaande van traditionele regelingen tot persoonlijke contacten tussen
politici. Deze vorm van samenwerking ligt niet vast in verdragen, vandaar de
categorisatie informal mechanisms. Bij tension of spanning is er nog geen formeel
conflict, maar de stap naar diplomatic action door bijvoorbeeld formeel protest aan te
tekenen is klein. Een open dispute houdt normaal gezien ook diplomatieke handelingen
in, maar de gemoederen zijn veel meer verhit. Armed conflict wordt gedefinieerd als een
beperkte vorm (in omvang en in tijd) van gewelddadig conflict. War tenslotte is het
hoogste niveau van potentieel conflict.34
Oorlog of gewelddadig conflict betekent een
grootschalig gewapend conflict zuiver om water.
De definitie van een wateroorlog als een grootschalig gewapend conflict tussen staten
over water, sluit dus meteen een heleboel (water)conflicten uit. Daarbij denken we in de
eerste plaats aan de waterconflicten binnen landen. Zelfs als daarbij naar de wapens
34
SAMSON, Paul, CHARRIER, Bertrand, International Freshwater Conflict: Issues and Prevention
Strategies. Green Cross International, August 1997. Op:
http://www.gci.ch/GreenCrossPrograms/waterres/gcwater/study.html op 09/01/2003.
18
gegrepen wordt, worden ze hier niet beschouwd als wateroorlogen. Toch moet benadrukt
worden dat dit soort conflicten de nodige aandacht moeten krijgen, want ‘as recent events
in the Balkans and sub-Saharan Africa demonstrated, today’s civil conflicts have a nasty
habit of spilling over borders and become tomorrow’s international wars’35
. Verder sluit
de definitie ook waterconflicten tussen landen uit die niet met de wapens worden
uitgevochten, gewapende conflicten waarbij water slechts een ondergeschikte rol speelt,
conflicten waarbij water als wapen wordt gebruikt om een ander doel te bereiken en
conflicten die wel over water gaan maar betrekking hebben op grensrivieren, scheepvaart
of visserijrechten.36
Het begrip ‘samenwerking’ zal in deze scriptie gebruikt worden als containerbegrip dat
alle mogelijke samernwerkingsvormen dekt. Hetzelfde geldt voor ‘conflict’, dat slaat op
het gedeelte van het continuüm van Samson en Charrier vanaf spanning (tension) tot
oorlog (war). Waar nodig zal het type van samenwerking of conflict uiteraad
gespecifeerd worden.
Of er in een gebied conflicten over water ontstaan, hangt af van vele factoren. In elk
geval moet er een situatie zijn waarin meerdere landen aangewezen zijn op een
gemeenschappelijke waterbron.37
Dit is onder meer het geval bij grote rivieren die door
meerdere landen stromen of, anders gezegd, in internationale stroomgebieden. Conflicten
tussen de landen in het stroomgebied van één rivier kunnen ontstaan als stroomopwaarts
gelegen landen de kwantiteit en de kwaliteit van het water van de stroomafwaarts gelegen
landen beïnvloeden.38
Een derde belangrijke factor is de mate waarin landen afhankelijk
zijn van water dat ze met andere landen moeten delen. Naarmate landen afhankelijker
zijn van andere landen worden ze kwetsbaarder. De graad van kwetsbaarheid wordt
bepaald door de mate van waterschaarste. Landen met een hoge waterconsumptie per
persoon, een snelle bevolkingsgroei, een grote afhankelijkheid van buitenlands water en
35
POSTEL, Sandra L., WOLF, Aaron T., Dehydrating Conflict. In: Foreign Policy, sep.-okt. 2001, p. 61. 36
DONKERS, Henk, Natuurlijke bron van conflicten. In: NRC Handelsblad, Themabijlage water,
09/03/2000. 37
POSTEL, Sandra, Sharing the rivers. In: People and the Planet, 1996, Vol. 5, No. 3, p. 8. 38
MOYERSOEN, Boudewijn, LAMBRECHT, Stef, e.a., Slagen in het water? Schets van de
waterproblematiek in de wereldcontext. Gent, PROTOS vzw, 2000, p. 33.
19
een hoge benuttingsgraad zijn het meest kwetsbaar. Die kwetsbaarheid wordt vergroot als
de economische en politieke verhoudingen tussen oeverstaten gespannen zijn. Als er
hechte banden zijn tussen de oeverstaten, kunnen er gemakkelijker verdragen afgesloten
worden over de verdeling van het water. Naarmate de bestaande watervoorraden meer
onder druk komen te staan, neemt de kans op conflicten toe en wordt het afsluiten van
verdragen urgenter maar ook moeilijker.39
Onderzoek aan de Oregon State University naar conflict en samenwerking in
internationale stroomgebieden leidde tot de conclusie dat de kans op een conflict in
belangrijke mate toeneemt onder invloed van de volgende twee factoren:
- Een grote of snelle ingreep, zoals het bouwen van een dam, een irrigatienetwerk
of het omleiden van een rivier, die de natuurlijke setting van een stroomgebied
wijzigt. Ofwel een grote of snelle politieke verandering, voornamelijk het
uiteenvallen van landen dat resulteert in nieuwe internationale rivieren.
- De bestaande institutionele structuren zijn niet in staat om zulke veranderingen op
te vangen en adequaat te managen. Er is met andere woorden geen verdrag of
afspraak waarin de rechten en plichten van de betrokken partijen vastliggen.40
Waar dit in de praktijk kan toe leiden, zal blijken in de casus over het stroomgebied van
het Aralmeer, waar beide factoren na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie aanwezig
waren.
Volgens Thomas F. Homer-Dixon kunnen regelrechte wateroorlogen tussen
stroomopwaarts en stroomafwaarts gelegen landen enkel onstaan onder zeer specifieke
omstandigheden. Het stroomafwaarts gelegen land moet in hoge mate afhankelijk zijn
van het water voor zijn nationale welzijn, het stroomopwaarts gelegen land moet ermee
dreigen om de watertoevoer naar het stroomafwaarts gelegen land substantieel te
beperken, de landen moeten voordien al op gespannen voet met mekaar staan en – zeer
39
DONKERS, Henk, De witte olie. Water, vrede en duurzame ontwikkeling in het Midden-Oosten.
Utrecht, Van Arkel, 1994, pp. 21-22. 40
POSTEL, Sandra L., WOLF, Aaron T., Dehydrating Conflict. In: Foreign Policy, sep.-okt. 2001, p. 64.
20
belangrijk – het stroomafwaarts gelegen land moet geloven dat het militair sterker is dan
het stroomopwaarts gelegen land.41
Aan deze voorwaarden wordt in zeer weinig internationale stroomgebieden voldaan. Het
duidelijkste voorbeeld is het stroomgebied van de Nijl42
, maar ook in het stroomgebied
van het Aralmeer kan dit patroon herkend worden. Het stroomafwaarts gelegen en
militair sterkere Oezbekistan is voor zijn watertoevoer in grote mate afhankelijk van de
stroomopwaarts gelegen landen in het stroomgebied. Ook aan de andere voorwaarden
wordt voldaan, maar dit alles komt uitgebreid aan bod in de casus.
1.2. Waterschaarste leidt tot conflict: oversimplificatie en valse causaliteiten.
Als de tekorten en de afhankelijkheid van anderen toenemen wordt water een strategische
hulpbron die voor internationale spanningen en conflicten kan zorgen. Sommigen sluiten
zelfs wateroorlogen niet uit. Vooral als landen toch al op gespannen voet met elkaar
staan, kan water in hun ogen een bron worden van internationale, zelfs gewapende,
conflicten.43
Er worden ons (door realisten) dikwijls een aantal voorbeelden44
gegeven van deze
zogenaamde waterconflicten die het causaal verband zouden moeten aantonen tussen
toenemende waterschaarste en (gewapend) conflict. Maar meestal wordt daarbij niet eens
geprobeerd om wetenschappelijk bewijs voor het verband te geven. Daarenboven worden
concepten zoals waterconflict en wateroorlog zeer onnauwkeurig gebruikt in de
literatuur. Voor Mostafa Dolatyar en Tim Gray leidt het trekken van overhaaste
conclusies tot oversimplificatie en valse hypothesen. Samenwerking is in hun ogen de
41
HOMER-DIXON, Thomas F., Environment, Scarcity, and Violence. Princeton, Princeton University
Press, 1999, p. 139. 42
Ibid., p. 139. 43
DONKERS, Henk, De witte olie. Water, vrede en duurzame ontwikkeling in het Midden-Oosten.
Utrecht, Van Arkel, 1994, p. 9. 44
Zie hiervoor bijvoorbeeld de lijst van ‘waterconflicten’ die Peter Gleick bijhoudt.
GLEICK, Peter H., Water Conflict Chronology. Op: http://www.worldwater.org/conflict.htm.
21
enige optie die in het voordeel is van elk land in een bepaald stroomgebied45
(een win-
win situatie).
Waterschaarste is op zich noch een voldoende noch een noodzakelijke voorwaarde voor
gewelddadige conflicten. Geweld en oorlog kan immers voorkomen wanneer er geen
waterschaarste is en kan afwezig zijn bij waterschaarste. Sommige waterrijke landen
(bijvoorbeeld die in Indochina) worden verscheurd door conflicten terwijl sommige
waterarme landen (bijvoorbeeld Nederland) vrede kennen, hoewel ze beide in
internationale stroomgebieden liggen. Dus als waterschaarste tot conflict leidt, moeten er
nog andere factoren meespelen zoals de politieke, juridische, economische en culturele
context die niet buiten beschouwing kunnen gelaten worden.46
Thomas F. Homer-Dixon komt tot gelijkaardige conclusies. Volgens hem is schaarste op
zich niet voldoende om geweld te veroorzaken. Uit onderzoek blijkt dat wanneer
schaarste toch bijdraagt tot geweld, er altijd interactie is met andere politieke,
economische en sociale factoren. De rol van schaarste als causale factor kan dus nooit los
gezien worden van de ruimere socio-economische en politieke context, die voor elke
samenleving uniek is.47
Als toenemende waterschaarste per definitie tot gewelddadige conflicten zou leiden,
hadden er al een heleboel geweest moeten zijn in het Midden-Oosten en Noord-Afrika.
Maar totnogtoe is er geen wateroorlog geweest. Dit wijst erop dat hoewel waterschaarste
de competitie tussen landen kan doen toenemen het niet noodzakelijk leidt tot
gewelddadig conflict.48
Het resultaat van die toenemende competitie kan evengoed
onderhandelingen en samenwerking zijn.
45
DOLATYAR, Mostafa, GRAY, Tim S., Water politics in the Middle East. A context for conflict or co-
operation? London, MacMillan Press Ldt, 2000, pp. 17-18. 46
Ibid., p. 207. 47
HOMER-DIXON, Thomas F., Environment, Scarcity, and Violence. Princeton, Princeton University
Press, 1999, p. 178. 48
DOLATYAR, Mostafa, GRAY, Tim S., Water politics in the Middle East. A context for conflict or co-
operation? London, MacMillan Press Ldt, 2000, p. 211.
22
1.3. De hot-spots.
Bron: POSTEL, Sandra L., WOLF, Aaron T., Dehydrating conflict. In: Foreign Policy, sep.-okt. 2001,
p. 65.
De regio waar de kans op zogenaamde ‘wateroorlogen’ het grootst is, is volgens de
paniekzaaiers steeds het Midden-Oosten geweest. Ontdaan van alle dramatiek volgen
hierna bij wijze van voorbeeld de feiten over de problemen die zich stellen in een aantal
internationale stroomgebieden en wat er aan gedaan werd of kan worden.
Als eerste is er het stroomgebied van de Nijl.49
Egypte is voor zijn watervoorziening
volkomen afhankelijk is van de landen die stroomopwaarts aan de Nijl liggen. De
bevolking groeit snel en en velen leven van de landbouw die enkel mogelijk is dankzij
irrigatie met Nijl-water. Egypte beschouwt de afhankelijkheid als een bedreiging van zijn
nationale veiligheid en wil waterverdragen afsluiten om minder kwetsbaar te zijn. De
stroomopwaarts gelegen landen (vooral Ethiopië) staan daar erg terughoudend tegenover
49
Uitgebreidere case studies over de stroomgebieden van de Nijl, de Tigris en de Eufraat en de Jordaan zijn
te vinden in: ELHANCE, Arun P., Hydropolitics in the 3rd world. Conflict and cooperation in international
river basins. Washington D.C., United States Institute of Peace Press, 1999, 309p.
23
omdat ze hun eigen ontwikkeling niet bij voorbaat willen inperken ten gunste van
Egypte.50
Uit een historisch overzicht van de Nijlwaterproblematiek blijkt onder meer de invloed
van de Britten. Begin 20ste
eeuw controleerden zij bijna het hele stroomgebied van de Nijl
en ze hadden grootse plannen. Omdat het gebied nog niet opgedeeld was door nationale
belangen, konden ze geïntegreerd denken en een plan ontwikkelen voor het hele
stroomgebied om de stroom van de Nijl te beheersen. Dit is het zogenaamde Century
Water Storage Scheme. Het plan werd ontwikkeld in de koloniale tijd, maar het werd
nooit uitgevoerd omdat het stroomgebied werd verdeeld over 9 onafhankelijke staten die
allemaal eigen belangen proberen te realiseren. Egypte vond onder Nasser een alternatief
voor het plan en bouwde één grote dam (de hoge Aswaan dam) op Egyptisch
grondgebied. Deze kon echter niet alle verwachtingen inlossen en heeft onder meer ook
het nadeel dat het vruchtbare Nijlslib nu bezinkt in het Nassermeer.51
Egypte heeft enkel met Soedan een verdrag over de waterverdeling gesloten. Dat
gebeurde in 1959, na de nodige spanningen. Ethiopië en de andere landen in het
stroomgebied van de Nijl staan daar echter buiten. Vooral door de strategische ligging
van Ethiopië verkeren Egypte en in mindere mate Soedan in een kwetsbare positie door
het ontbreken van een formeel verdrag. De stroomopwaarts gelegen landen in het
stroomgebied hebben nu eenmaal weinig behoefte aan een verdrag dat vooral Egypte tot
voordeel zou strekken.52
Volgens Arun P. Elhance blijft de kans op een gewapend conflict tussen Egypte en de
andere landen in het stroomgebied in de nabije toekomst, ondanks dit alles, klein.53
Egypte is dan wel militair superieur ten opzichte van zijn onderontwikkelde en politiek
50
DONKERS, Henk, De witte olie. Water, vrede en duurzame ontwikkeling in het Midden-Oosten.
Utrecht, Van Arkel, 1994, p. 28. 51
Ibid., pp. 35-38. 52
Ibid., pp. 65-66. 53
ELHANCE, Arun P., Hydropolitics in the 3rd world. Conflict and cooperation in international river
basins. Washington D.C., United States Institute of Peace Press, 1999, p. 81.
24
instabiele mede-oeverstaten; zolang bijvoorbeeld Ethiopië niet opeens veel meer water
gaat onttrekken aan de Nijl moeten we niet meteen ernstige conflicten verwachten.
Ten tweede is er het stroomgebied van de Tigris en de Eufraat. Hiervan onthouden we dat
Syrië en Irak voor water afhankelijk zijn van Turkije. Dat land is arm aan olie, maar is als
enige in het Midden-Oosten rijk aan water. Syrië en Irak worden vooral getroffen door
het Turkse Zuidoost-Anatolië Project (GAP). Het project bestaat uit 21 dammen op de
Tigris en de Eufraat, waarvan de Atatürk-dam de belangrijkste is; en die elektriciteit en
irrigatiewater leveren. Hierdoor blijft er minder water over voor Syrië en Irak.54
Bij het
vullen van het Atatürk-meer in 1990 kwam het tot grote spanningen; een wateroorlog
dreigde.55
Syrië en Irak hebben ook al vaak aangedrongen op een waterverdrag, maar
Turkijke is niet geneigd daarop in te gaan omdat het er zelf (nog) niet genoeg voordeel bij
heeft en het zijn belangrijkste troefkaart (namelijk water) nog niet wil uitspelen.56
Een oorlog over de internationale watervoorraden in het stroomgebied van de Tigris en
de Eufraat is dus vooralsnog niet uit te sluiten, maar volgens Arun P. Elhance lijkt er toch
een stilzwijgende overeenkomst te zijn tussen de oeverstaten die inhoudt dat ze het water
onder mekaar moeten verdelen op een aanvaardbare manier.57
Tot slot is er ook nog het stroomgebied van de Jordaan. Syrië, Libanon, Jordanië en Israël
maken er deel van uit; en het zijn vooral de laatste twee die afhankelijk zijn van de
Jordaan. Water speelt een belangrijke rol in het Israëlisch-Arabisch conflict. Het
waterconflict wordt omschreven als ‘een moeilijk te nemen hindernis in het moeizame
vredesproces’, omdat het zo een diepe historische wortels heeft.58
Onbeperkte toegang tot
water werd van bij het begin gezien als een belangrijke voorwaarde voor een
54
DONKERS, Henk, De witte olie. Water, vrede en duurzame ontwikkeling in het Midden-Oosten.
Utrecht, Van Arkel, 1994, p. 58 en p. 60. 55
Ibid., p. 63. 56
Ibid., pp. 65-66. 57
ELHANCE, Arun P., Hydropolitics in the 3rd world. Conflict and cooperation in international river
basins. Washington D.C., United States Institute of Peace Press, 1999, p. 152. 58
DONKERS, Henk, De witte olie. Water, vrede en duurzame ontwikkeling in het Midden-Oosten.
Utrecht, Van Arkel, 1994, p. 68.
25
levensvatbare Joodse staat.59
Israël verwierf steeds meer controle over de watervoorraden
in de regio na de oorlogen van 1948 en 1967. Water was niet de oorzaak van de
Zesdaagse Oorlog, maar speelde wel een katalyserende rol. De conflicten over water
verhoogden de al aanwezige spanningen. In die oorlog stelde Israël zijn waterbelangen
veilig met de verovering van de Golanhoogte en de Westelijke Jordaanoever.60
Tussen
1988 en 1991 brak er een ernstige watercrisis uit, die niet alleen te wijten was aan de
droogte, maar vooral aan de overconsumptie van water. Het rapport van de State
Comptroller wees de landbouw aan als grote schuldige. Maar het ligt enorm moeilijk om
daaraan iets te veranderen, omdat de landbouw van oudsher een belangrijke plaats heeft
in de ideologie van het socialistisch zionisme61
: Israël is pas Joods als de Joden het land
met hun eigen handen bewerken.62
Henk Donkers omschrijft de problemen op de
Westelijke Jordaanoever en vooral in de Gaza-strook als ‘de absolute watercrisis’63
.
Beide gebieden werden door Israël in 1967 bezet en de Palestijnen die er wonen hebben
een veel beperktere toegang tot water dan de Joodse kolonisten en Israël. De situatie is
het ergst in de Gaza-strook. Daar moeten verhoudingsgewijs veel meer mensen het met
veel minder water doen dan op de Westelijke Jordaanoever. Dat heeft geleid tot een
enorme overexploitatie, verzilting en vervuiling van de grondwatervoorraden.64
Het Israëlisch-Arabische vredesproces bracht sinds 1991 hoop op een vreedzame
oplossing, met het Interimakkoord van 1995 als voorlopig hoogtepunt. Toch was er op
dat moment nog geen overeenkomst bereikt over de verdeling van de watervoorraden.
Het was de bedoeling dat dat in 1998 in een ultiem vredesverdrag zou geregeld worden.65
Dit is helaas niet gelukt en sinds het begin van de Tweede Intifada lijkt een oplossing
verder weg dan ooit.
59
DONKERS, Henk, De witte olie. Water, vrede en duurzame ontwikkeling in het Midden-Oosten.
Utrecht, Van Arkel, 1994, p. 71. 60
Ibid., p. 81 en p. 84. 61
Ibid., pp. 85-86. 62
Ibid., p. 74. 63
Ibid., p. 101. 64
Ibid., p. 101. 65
DECONINCK, Stefan, Olie op het vuur. Water, conflict en vrede in het Midden-Oosten. In: DOOM,
Ruddy, (red.), De structuur van de waanzin. Conflicten in de periferie. Gent, Academia Press, 2001, pp.
453-454.
26
Dit overzicht kan helaas niet beperkt blijven tot het Midden-Oosten alleen. Ook elders
bestaan of ontwikkelen zich conflicten over water. Sommige zijn of worden in de kiem
gesmoord omdat er tijdig verdragen werden afgesloten, voor andere is er nog geen
bevredigende oplossing uitgewerkt.
Een voorbeeld van een waterconflict dat in de kiem gesmoord leek, is dat tussen India en
Pakistan om het water van de Indus. In 1960 sloten deze twee aartsrivalen – onder druk
van internationale organisaties – het Indus Waterverdrag. De watervoorziening van beide
landen, die tot 1948 geïntegreerd was, kon zo gescheiden worden dat ze weinig met
elkaar te maken hebben. Het verdrag werkt totnogtoe vrij goed, maar helaas is het model
elders moeilijk toepasbaar.66
En hoewel het verdrag oorspronkelijk als een model voor
de vreedzame oplossing van internationale waterconflicten werd gezien, toch loste het
niet alles op.67
De toenemende spanningen over water binnen Pakistan68
zijn hiervan een
illustratie en kunnen in de toekomst opnieuw een internationaal karakter krijgen.
In de toekomst kunnen ook in andere internationale stroomgebieden nieuwe conflicten
ontstaan. Dit kan het gevolg zijn van geplande belangrijke ingrepen (het bouwen van een
dam bijvoorbeeld) op de loop van internationale rivieren. Hier kan het stroomgebied van
de Salween ter illustratie aangehaald worden. De Salween ontspringt in het zuiden van
China en stroomt verder naar Myanmar (Birma) en Thailand. Alle drie de landen zijn van
plan om dammen te bouwen op de rivier, maar de projecten zijn onderling onverenigbaar.
Daarenboven is China niet echt enthousiast over een verdeling van de watervoorraden en
moet er rekening gehouden worden met andere mogelijk destabiliserende factoren in het
stroomgebied, zoals de kwestie Tibet. Totnogtoe zijn er geen institutionele structuren –
zelfs geen dialoog – die als buffer zouden kunnen dienen om de schok op te vangen
wanneer met de bouw van de projecten begonnen wordt.69
66
DONKERS, Henk, De witte olie. Water, vrede en duurzame ontwikkeling in het Midden-Oosten.
Utrecht, Van Arkel, 1994, p. 23. 67
KLARE, Michael T., Resource Wars. The new landscape of global conflict. New York, Metropolitan
Books, Henry Holt and Company LLC, 2001, pp. 185-186. 68
POSTEL, Sandra L., WOLF, Aaron T., Dehydrating Conflict. In: Foreign Policy, sep.-okt. 2001, p. 61. 69
Ibid., p. 64.
27
In andere stroomgebieden is er eerder kans op conflicten door snelle politieke
veranderingen. ‘Het grootste potentieel voor nieuwe waterconflicten ligt waarschijnlijk in
de nieuwe Centraal-Aziatische republieken, die tot 1991 deel uitmaakten van de Sovjet-
Unie’, schreef Henk Donkers in 1994. Deze nieuwe republieken liggen in het
stroomgebied van rivieren die in het Aralmeer uitmonden. De enorme uitbreiding van de
irrigatie in de vijf Centraal-Aziatische republieken zorgde voor het ineenschrompelen van
dit meer. Dat leidde in de jaren ’80 tot een ecologische ramp. Meer water leek oplossing.
Dat kon er op twee manieren komen. Allereerst door veel minder irrigatiewater te
gebruiken, het areaal landbouwgrond in te krimpen en over te schakelen op efficiëntere
irrigatietechnieken. Bovendien stromen de Amoe Darja en de Syr Darja door meerdere
republieken en hebben de gebieden stroomopwaarts geen last van een slinkend Aralmeer.
Een tweede manier was het aanvoeren van water uit Siberische rivieren.70
Welk
alternatief men ook koos, als men niet samenwerkte, zou het niet lukken.
Met de hulp van de internationale gemeenschap zijn in het stroomgebied van het
Aralmeer de eerste stappen naar samenwerking gezet, maar er blijft nog veel te doen. In
de casus gaan we daar dieper op in.
Er zijn nog een heel aantal andere internationale stroomgebieden waar zich problemen
stellen of waar het in de nabije toekomst tot conflicten kan komen. Voorbeelden zijn de
stroomgebieden van de Ob, de Senegal, de Okavango, de Ganges-Brahmaputra en de La
Plata.
70
DONKERS, Henk, De witte olie. Water, vrede en duurzame ontwikkeling in het Midden-Oosten.
Utrecht, Van Arkel, 1994, pp. 23-25.
28
Hoofdstuk 2: De voorspellingen van toekomstige wateroorlogen: reden tot paniek of
niet?
2.1. Theoretische achtergrond: het realisme.
In deze benadering wordt water beschouwd als een bron van macht en is waterschaarste
een zaak van strategisch belang die een grote invloed heeft op de sociale en economische
ontwikkeling van landen en die bijgevolg hun politieke macht dreigt te ondermijnen. De
auteurs die de waterproblematiek op deze manier bekijken, voorspellen dat staten bereid
zijn om oorlog te voeren om aan hun huidige en toekomstige waterbehoeften te kunnen
voldoen.71
Als men de wereldpolitiek bekijkt vertrekkende vanuit het realisme, dan lijkt er een
positief verband te zijn tussen schaarste aan natuurlijke hulpbronnen (resources) en
conflict. In dit perspectief is de geschiedenis er één van ‘resource wars’. Als dit wordt
toegepast op water, krijg je een historisch overzicht van conflicten om water.72
De Water Conflict Chronology is zo een lijst waarin Peter Gleick een historisch overzicht
geeft van conflicten en spanningen over watervoorraden. Hij erkent wel dat water
totnogtoe zelden of nooit de enige oorzaak is geweest van gewelddadige conflicten of
oorlogen. Maar waarschuwt vervolgens dat: ‘… this fact has led some international
security "experts" to ignore or belittle the complex and real relationships between water
and security. It is easy for an academic approach to draw a narrow definition of
"security" in a way that excludes water (or other resources) from the debate over
international security, or to require that security threats be narrow, single-issue factors.
But this approach both misunderstands the connections between water and security and
misleads policymakers and the public seeking ways of reducing tensions and violence. In
71
DOLATYAR, Mostafa, GRAY, Tim S., Water politics in the Middle East. A context for conflict or co-
operation? London, MacMillan Press Ldt, 2000, p. 15. 72
Ibid., p. 18.
29
fact, there is a long and highly informative history of conflicts and tensions over water
resources, the use of water systems as weapons during war, and the targeting of water
systems during conflicts caused by other factors.’73
Ook Michael T. Klare ziet de geschiedenis als een lange opeenvolging van resource
wars.74
Volgens hem staan dit soort conflicten ook niet los van mekaar, maar maken ze
deel uit van een groter geopolitiek systeem waarin ze allen met elkaar verbonden zijn. Hij
verbindt hieraan de stelling dat de oorlogen van de toekomst meestal zullen gaan over het
bezit en de controle over vitale hulpbronnen, zoals water en olie. En hij voegt er nog aan
toe dat ‘… resource wars will become, in the years ahead, the most distinctive feature of
the global security environment’.75
In het perspectief van het realisme ziet men wel het feit over het hoofd dat vele landen
waar waterschaarste een belangrijk probleem is, toch samenwerkingsverbanden opzetten
om zo tot oplossingen te proberen komen voor hun problemen die verband houden met
internationale watervoorraden. Een voorbeeld hiervan is de samenwerking tussen Egypte
en Soedan over de Nijl. Daarenboven zijn er ook gevallen bekend waar er technische
samenwerking over water is opgezet tussen landen die anders vijandig tegenover mekaar
staan; denken we maar aan India en Pakistan.76
Niet elk geschil over water leidt dus tot een gewapend conflict. In de praktijk zien we dat
de meeste leiden tot onderhandelingen en vreedzame oplossingen. Het patroon dat men
vaststelt is dat er uiteindelijk – ook al is het pas jàren nadat een crisis is ontstaan – toch
een verdrag gesloten wordt waarin de zaak op een vreedzame manier geregeld wordt.77
‘The very importance of water makes co-operation over water more likely than conflict’
volgens Joseph Dellapenna en daarbij komt dat ‘as in ancient times, the shared need for
73
GLEICK, Peter, Water Conflict Chronology. Introduction. Version 2000. Op:
http://www.worldwater.org/conflictIntro.htm op 23/03/2001. 74
KLARE, Michael T., Resource Wars. The new landscape of global conflict. New York, Metropolitan
Books, Henry Holt and Company LLC, 2001, p. 25. 75
Ibid., p. 213. 76
DOLATYAR, Mostafa, GRAY, Tim S., Water politics in the Middle East. A context for conflict or co-
operation? London, MacMillan Press Ldt, 2000, pp. 19-20. 77
POSTEL, Sandra L., WOLF, Aaron T., Dehydrating conflict. In: Foreign Policy, sep.-okt. 2001, p. 66.
30
optimum management of this scarce resource can become a source of regional unity
rather than regional discord’.78
Er is dus niet zoiets als een wet die zegt dat
waterschaarste zowiezo leidt tot oorlog79
, hoe graag de realisten ons ook van het
tegendeel willen overtuigen.
In het perspectief van het realisme zijn de problemen die verband houden met
waterschaarste het meest accuut in de context van de relatie tussen de stroomopwaarts en
de stroomafwaarts gelegen landen. De stroomopwaarts – stroomafwaarts relatie wordt
gezien als een machtsrelatie. In deze context krijgen we volgens Geoffrey Lean het
volgende: ‘as demand for water grows, and supplies shrink, political power swims
upstream’.80
Waterveiligheid, die wordt gezien als onderdeel van de nationale veiligheid,
wordt hier dus gezocht via zero-sum denken, dat gepaard gaat met een wij versus zij
mentaliteit.81
In een zero-sum game betekent winst (meer water) voor de ene immers
automatisch verlies (minder water) voor de andere.82
Via samenwerking is het nochtans mogelijk om tot een win-win situatie komen waarbij
alle partijen voordeel hebben.83
Voorbeelden van de hoge mate van samenwerking die
hiervoor nodig is, zijn nog schaars. Maar als toenemende waterschaarste de economische
groei gaat afremmen, de voedselprijzen de hoogte injaagt en een hoge milieukost met
zich meebrengt, kan dat snel veranderen. ‘The compelling logic of cooperation may begin
to override the stubborn politics of zero-sum posturing’84
op dat moment. In veel
gevallen zijn de kiemen van samenwerking ook net te vinden in de factoren die
aanleiding zijn tot conflicten. Dezelfde conflicten die win-win situaties zo onvindbaar
doen lijken.85
78
DOLATYAR, Mostafa, GRAY, Tim S., Water politics in the Middle East. A context for conflict or co-
operation? London, MacMillan Press Ldt, 2000, p. 20. 79
Ibid., p. 20. 80
Ibid., p. 21. 81
Ibid., p. 21. 82
POSTEL, Sandra, Pillar of sand. Can the irrigation miracle last? New York, W.W. Norton & Company
Inc., 1999, p. 153. 83
Ibid., p. 153. 84
Ibid., p. 158. 85
Ibid., p. 158.
31
Volgens Arun P. Elhance kan aangetoond worden dat samenwerking in internationale
stroomgebieden tot een win-win situatie leidt op lange termijn. Korte-termijn
afwegingen, zoals degenen die tot zero-sum denken leiden, houden immers geen rekening
met de economische, politieke, sociale en milieukosten die het het gevolg zijn van een
gebrek aan samenwerking. Rekening houdend met al deze kosten, leidt een gebrek aan
samenwerking op lange termijn tot een lose-lose resultaat voor alle betrokkenen.86
Om de relatie tussen water en veiligheid uit te leggen, wordt nogal dikwijls de
vergelijking gemaakt met olie.87
Zie hiervoor onder meer de voorspellingen van Ismail
Serageldin ‘If the wars of this century were fought over oil, the wars of the next century
will be fought over water -- unless we change our approach to managing this precious
and vital resource’88
en Sandra Postel ‘Like oil, water is a strategic resource for which
nations will compete fiercely as it becomes more scarce’89
. De theorie van de realisten
wordt echter niet geheel ondersteund door deze argumentatie. De ervaring die we hebben
met olie toont immers aan dat we bij een grote crisis in staat zijn om het gebruik sterk te
beperken en alternatieven te zoeken en aan te wenden. Dit zou eveneens het geval kunnen
zijn met water. Alternatieven die nu nog te duur zijn en dus weinig of niet gebruikt
worden zoals ontzilting van zeewater, zouden bij een ernstige crisis ineens wel
interessant kunnen worden. Daarnaast kan men ook de bestaande voorraden nog
efficiënter gaan gebruiken.90
Het realisme legt, zoals we zagen, sterk de nadruk op de ‘staat’ en op ‘macht’. Staten zijn
in de eerste plaats bezig met de uitbreiding van hun macht in een anarchistisch systeem
dat gekenmerkt wordt door machtsrelaties. Zij zien staten dus als volledig op zichzelf
86
ELHANCE, Arun P., Hydropolitics in the 3rd world. Conflict and cooperation in international river
basins. Washington D.C., United States Institute of Peace Press, 1999, p. 233. 87
DOLATYAR, Mostafa, GRAY, Tim S., Water politics in the Middle East. A context for conflict or co-
operation? London, MacMillan Press Ldt, 2000, p. 22. 88
Uitspraak van Ismail Serageldin. Op: http://www.serageldin.com/water.htm op 24/03/2003. 89
POSTEL, Sandra, Last Oasis. Facing water scarcity. New York, W. W. Norton & Company, 1997, pp.
188-189. 90
DOLATYAR, Mostafa, GRAY, Tim S., Water politics in the Middle East. A context for conflict or co-
operation? London, MacMillan Press Ldt, 2000, p. 22.
32
staande entiteiten met een afgebakend territorium.91
Miriam Lowi kwam in haar
doctoraat92
tot de vaststelling dat als men het op die manier bekijkt samenwerking tussen
staten eerder uitzonderlijk is. Staten houden zich in de eerste plaats bezig met met high
politics. Dit zijn kwesties van politiek/ideologisch of strategisch belang. Bij grote
waterschaarste kan de controle over voldoende water zo een thema van high politics
worden. Wanneer dit gebeurt, zal een staat niet gauw geneigd zijn om in een
samenwerkingsverband een deel van zijn soevereiniteit af te staan. Water wordt dan
immers zo belangrijk dat staten zich daarin niet kwetsbaar willen opstellen of geen
risico’s willen nemen. Ze vertrouwen dan enkel op zichzelf om hun belangen te
beschermen.93
Het probleem met het realisme is eigenlijk dat ze de waterproblematiek, wat grotendeels
een grensoverschrijdend probleem is, blijven benaderen met concepten waarmee het
eigenlijk niet kan gevat worden. Hierbij denken we aan ‘staat’, ‘soevereiniteit’,
‘territorialiteit’, ‘nationaal belang’ en ‘machtsevenwicht’. De realisten zien niet in dat het
veelal niet mogelijk is voor staten om op hun eentje transnationale problemen op te
lossen, ook niet via militaire weg.94
2.2. De paniekzaaierij van de media, van politici en van internationale organisaties.
De media gebruiken het woord ‘wateroorlog’ al jaren. In mei 1991 zond de BBC een
reeks documentaires uit onder de titel ‘Water Wars’95
en heel wat kranten (ook
zogenaamde kwaliteitskranten) zetten het woord wateroorlog in hun koppen.
91
DOLATYAR, Mostafa, GRAY, Tim S., Water politics in the Middle East. A context for conflict or co-
operation? London, MacMillan Press Ldt, 2000, pp. 22-23. 92
LOWI, Miriam, Water and power. The politics of a scarce resource in the Jordan River basin.
Cambridge, Cambridge University Press, 1995. 93
DECONINCK, Stefan, Olie op het vuur. Water, conflict en vrede in het Midden-Oosten. In: DOOM,
Ruddy, (red.), De structuur van de waanzin. Conflicten in de periferie. Gent, Academia Press, 2001, p. 450. 94
DOLATYAR, Mostafa, GRAY, Tim S., Water politics in the Middle East. A context for conflict or co-
operation? London, MacMillan Press Ldt, 2000, pp. 22-23. 95
DONKERS, Henk, De witte olie. Water, vrede en duurzame ontwikkeling in het Midden-Oosten.
Utrecht, Van Arkel, 1994, p. 20.
33
Wetenschappers zijn meestal iets genuanceerder, maar sommigen voorspellen toch ook
wateroorlogen.
Het doemdenken wordt onder meer gevoed door de ‘berekeningen’ van de toekomstige
wereldvraag naar water. Met zulke voorspellingen moet men echter zeer voorzichtig zijn.
Het waterverbruik in de jaren ’90 was slechts ongeveer de helft van wat men dertig jaar
eerder voorspeld had. Achteraf is dus gebleken dat in vele van de vroegere
voorspellingen de vraag dikwijls in ruime mate overschat werd. Toch baseert men zich
vandaag opnieuw op zulke traditionele water-scenario’s om ernstige tekorten in de
toekomst te voorspellen. Of ze deze keer zullen kloppen, kan jammer genoeg enkel de
tijd uitwijzen.96
Ondertussen worden we bestookt met alarmerende berichten.
Leif Ohlsson ziet het artikel ‘Water wars’ van Joyce R. Starr97
als het beginpunt van de
voorspellingen van wateroorlogen.98
Toch was er in het tijdschrift Foreign Policy reeds in
1984 een artikel gepubliceerd van John K. Cooley met de titel ‘The war over water’.99
Daarenboven hadden een aantal vooraanstaande politici ook reeds uitspraken gedaan die
tot op de dag van vandaag alom geciteerd worden. ‘The only matter that could take Egypt
to war again is water,’100
verklaarde de toenmalige Egyptische president Anwar Sadat in
1979, nauwelijks enkele dagen nadat hij het historische vredesverdrag met Israël had
ondertekend. Hij dacht daarbij aan Ethiopië dat een belangrijk deel van de Nijl
controleert.101
Voormalig VN Secretaris-generaal Boutros Boutros Ghali zei in 1988 –
toen hij nog vice-minister van Buitenlandse Zaken van Egypte was – dat een toekomstige
oorlog in het Midden-Oosten niet meer over politiek zou gaan, maar over water.102
En
96
GLEICK, Peter H., The world’s water 2000-2001. The biennial report on freshwater resources.
Washington DC, Island Press, 2000, pp. 43-44. 97
STARR, Joyce R., Water Wars. In: Foreign Policy, jan. 1991, pp. 17-36. 98
OHLSSON, Leif, Water scarcity and conflict. In: SPILLMANN, Kurt R., KRAUSE, Joachim, (eds.),
International Security Challenges in a Changing World. Bern, Peter Lang Publishing, 1999, p. 211. 99
COOLEY, John K., The war over water. In: BETTS, Richard K., (ed.), Conflict after the Cold War (2nd
edition). New York, Longman, 2002, pp. 483-492. 100
STARR, Joyce R., Water Wars. In: Foreign Policy, jan. 1991, pp. 17-36. 101
Ibid., pp. 17-36. 102
DECONINCK, Stefan, Olie op het vuur. Water, conflict en vrede in het Midden-Oosten. In: DOOM,
Ruddy, (red.), De structuur van de waanzin. Conflicten in de periferie. Gent, Academia Press, 2001, p. 433.
34
Koning Hoessein van Jordanië liet zich in 1990 ontvallen dat water de enige reden was
die hij kon bedenken voor een oorlog met Israël.103
In 1995 deed toenmalig vice-voorzitter van de Wereldbank Ismail Serageldin één van de
bekendste en meest geciteerde voorspellingen over wateroorlogen. In een interview in
The Guardian104
verklaarde hij: ‘If the wars of this century were fought over oil, the wars
of the next century will be fought over water -- unless we change our approach to
managing this precious and vital resource’.105
En de titel van een in 1997 verschenen
artikel in Le Monde Diplomatique laat er ook geen twijfel over bestaan: ‘Bataille
planétaire pour l’or bleu’106
. Kenden we in de jaren ’70 oliecrisissen, dan mogen we ons
in deze eeuw verwachten aan ‘des conflits géopolitiques et commerciaux de plus grande
envergure encore’, maar deze keer over water.107
De bewering dat toenemende waterschaarste tot wateroorlogen leidt, is een standaardzin
geworden in de media.108
Als we hen mogen geloven staan ons deze eeuw wateroorlogen
te wachten. In de filosofie van ‘good news is bad news’ en gecombineerd met de
overdrijving die eigen is aan krantenkoppen om de aandacht te trekken, worden
conflicten immers al snel oorlogen. De volgende artikels uit De Morgen zijn hiervan een
illustratie: ‘Oorlog om water wordt almaar waarschijnlijker’109
en ‘Water is bron van
toekomstige oorlogen’110
.
Zoals al bleek uit het citaat van Ismail Serageldin, laten ook vertegenwoordigers van
internationale organisaties zich niet onbetuigd in deze. Voormalig UNESCO directeur-
103
POSTEL, Sandra, Last Oasis. Facing water scarcity. New York, W. W. Norton & Company, 1997, p.
76. 104
The water bomb. Interview met Ismail Serageldin. In: The Guardian, 09/04/1995. 105
Uitspraak van Ismail Serageldin. Op: http://www.serageldin.com/water.htm op 24/03/2003. 106
BOUGUERRA, Mohamed Larbi, Bataille planétaire pour l’or bleu. In: Le Monde Diplomatique, nov.
1997. 107
BOUGUERRA, Mohamed Larbi, Bataille planétaire pour l’or bleu. In: Le Monde Diplomatique, nov.
1997. 108
DONKERS, Henk, Natuurlijke bron van conflicten. In: NRC Handelsblad, Themabijlage water,
09/03/2000. 109
JPM, Oorlog om water wordt almaar waarschijnlijker. In: De Morgen, 04/04/1999. 110
SCHLÖMER, Frank, Water is bron van toekomstige oorlogen. In: De Morgen, 22/03/2001.
35
generaal Klaus Toepfer stelde in 1999 vast dat ‘it is over water that the most bitter
conflicts of the near future may be fought’.111
De Verenigde Naties, tenslotte, stelden op het derde Wereld Water Forum (16 tot 23
maart 2003) in Kyoto het rapport Water for People Water for Life112
voor. In de conclusie
wordt het woord wateroorlog nog net vermeden, maar de boodschap is zo ook wel
duidelijk. ‘Door de inertie op politiek beleidsvlak en een bevolking die de ernst van het
probleem niet genoeg beseft, dreigt er de komende twintig jaar een immense wereldwijde
watercrisis. En die zal leiden tot honger, ziekte, dood en militaire conflicten.’113
VN
secretaris-generaal Kofi Annan waarschuwde vorig jaar ook al dat conflicten over water
uit kunnen lopen op oorlogen als er niet in internationaal verband wordt samengewerkt
aan een oplossing.114
2.3. De waarom-vraag naar de timing van de voorspellingen.
Vanaf het begin van de jaren ’90 worden we om de oren geslagen met de grootste vloed
voorspellingen van wateroorlogen ooit. Dit betekent niet dat er voordien geen aandacht
was voor de waterproblematiek, maar in de periode van na de Tweede Wereldoorlog tot
eind jaren ’80 werd alles overschaduwd door het Oost-West denken van de Koude
Oorlog. Sommige grensoverschrijdende potentiële bronnen van conflict die individuele
staten niet kunnen controleren leken toen gewoon niet zo belangrijk.115
Sinds het einde van de Koude Oorlog zoeken theoretici van de internationale relaties naar
de centrale principes die de nieuwe internationale omgeving zouden kunnen definiëren.
111
KLARE, Michael T., Resource Wars. The new landscape of global conflict. New York, Metropolitan
Books, Henry Holt and Company LLC, 2001, pp. 141-142. 112
Water for People Water for Life. The United Nations World Water Development Report. Executive
Summary. Op: http://unesdoc.unesco.org/images/0012/001295/129556e.pdf op 13/03/2003. 113
(Anon.), ‘Watertekort zal tot dood en conflicten leiden.’ In: De Standaard, 06/03/2003. 114
(Anon.), Verenigde Naties waarschuwen voor drinkwatertekort. In: De Standaard, 22/03/2002. 115
BETTS, Richard K., Transnational Tensions: Migration, Resources, and Environment. In: BETTS,
Richard K., (ed.), Conflict after the Cold War (2nd
edition). New York, Longman, 2002, p. 463.
36
De bekendste resultaten hiervan zijn ongetwijfeld Samuel Huntington’s ‘clash of
civilizations’ en Francis Fukuyama’s ‘The End of History and the Last Man’.
Volgens Michael T. Klare slaagt geen enkele van deze theorieën erin de huidige situatie
in de wereld volledig te vatten.116
Hij analyseert de gebeurtenissen sinds het einde van de
Koude Oorlog in termen van ‘resource wars’ die allen met elkaar verbonden zijn in een
groter geopolitiek systeem. Waren internationale conflicten tot voor kort bepaald door
politieke en ideologische overwegingen, dan zullen de oorlogen van de toekomst het
bezit en de controle van vitale natuurlijke hulpbronnen als inzet hebben.117
‘The issue of water conflict belongs strongly to the post-cold-war era with its changing
perceptions of security’, schreef Leif Ohlsson in 1999.118
Een illustratie hiervan is de
voorspelling van Michael T. Klare dat ‘resource wars will become, in the years ahead,
the most distinctive feature of the global security environment’.119
Zo krijgen we dus te
maken met een heleboel nieuwe mogelijke conflictzones. In deze manier van denken
wordt competitie over vitale natuurlijke hulpbronnen de bepalende facor achter het
beschikken over en het gebruiken van militaire macht.120
De twee grote blokken
(bipolariteit) uit de tijd van de Koude Oorlog verdwijnen op deze manier volledig en wat
eens zones van groot belang waren (zoals de oost-west scheiding in Europa) verliezen elk
strategisch belang.121
Een belangrijk concept in heel dit verhaal is ‘environmental security’. Het werd
gecreëerd om het verband na te gaan tussen het milieu, natuurlijke hulpbronnen en
116
KLARE, Michael T., Resource Wars. The new landscape of global conflict. New York, Metropolitan
Books, Henry Holt and Company LLC, 2001, p. 13. 117
Ibid., p. 213. 118
OHLSSON, Leif, Water scarcity and conflict. In: SPILLMANN, Kurt R., KRAUSE, Joachim, (eds.),
International Security Challenges in a Changing World. Bern, Peter Lang Publishing, 1999, p. 211. 119
KLARE, Michael T., Resource Wars. The new landscape of global conflict. New York, Metropolitan
Books, Henry Holt and Company LLC, 2001, p. 213. 120
Het militaire apparaat zocht na het einde van de Koude Oorlog zelf ook naar nieuwe dreigingen als
redenen om zijn voortbestaan en financiering te legitimeren. Ook in die context werden (uit eigenbelang)
wateroorlogen voorspeld. Zie hiervoor: BLATTER, Joachim, INGRAM, Helen, (eds.), Reflections on
Water. New Approaches to Transboundary Conflicts and Cooperation. Cambridge, The MIT Press, 2001, p.
38. 121
KLARE, Michael T., Resource Wars. The new landscape of global conflict. New York, Metropolitan
Books, Henry Holt and Company LLC, 2001, p. 214.
37
gewelddadig conflict. Over het gebruik ervan, en zeker over de te grote nadruk op
conflict die er dikwijls mee gepaard gaat, bestaat heel wat discussie.122
Terwijl velen
beweren dat natuurlijke hulpbronnen en milieuproblemen tot gevaarlijke internationale
conflicten kunnen leiden, menen anderen dat het linken van de problematiek van
natuurlijke hulpbronnen en milieuproblemen aan nationale veiligheid voorbij gaat aan de
echte uitdagingen die zich in dat verband stellen.123
In het volgende hoofdstuk komt het concept ‘environmental security’ nog uitgebreid aan
bod, maar daar zal het een heel andere invulling krijgen. De problemen die anders tot
oorlog zouden kunnen leiden zullen daar integendeel gezien worden als krachtige
motieven ter promotie van vrede.
Samengevat zijn de voorspellingen van wateroorlogen dus terug te voeren op het einde
van de Koude Oorlog en het daaropvolgende zoeken naar paradigma’s om de nieuwe
internationale realiteit te vatten.
2.4. De realiteit: de eerste echte wateroorlog laat op zich wachten.
Als we even teruggrijpen naar de definitie van een wateroorlog die in het vorige
hoofdstuk werd gegeven, namelijk een grootschalig gewapend conflict tussen staten over
water, dan is er in de recente geschiedenis niet één zo een oorlog te vinden.
Aaron Wolf, die een gelijkaardige definitie hanteert, vond in de recente geschiedenis
(sinds WO I) maar zeven ‘incidentjes’ over water. Volgens hem is er geen enkele oorlog
geweest over water, dit in tegenstelling tot wat de ‘water wars’-literatuur ons wil doen
122
Voor nog meer informatie over de geschiedenis en het debat over het concept environmental security
dan hetgeen in de loop van deze scriptie aan bod komt, zie: BEACH, Heather L., HAMNER, Jesse, (e.a.),
Transboundary Freshwater Dispute Resolution. Theory, Practice, and Annotated References. Tokyo, United
Nations University Press, 2000, pp. 57-69. 123
YOFFE, Shira B., WOLF, Aaron, T., Water, Conflict and Co-operation: Geographical Perspectives. Op:
http://www.transboundarywaters.orst.edu/publications/geographical_perspectives op 04/11/2002.
38
geloven.124
De enige echte wateroorlog die er ooit geweest is, had volgens Wolf 4500 jaar
geleden plaats tussen Lagash en Umma, twee Mesopotamische stadstaten.125
De Water Conflict chronology126
, de lijst van waterconflicten die Peter Gleick bijhoudt,
kan helpen om aan te tonen waar het soms fout loopt. Het probleem ligt in de definitie
van het begrip wateroorlog. Gevallen waarin water als een doel of als wapen tijdens een
gewapend conflict dat eigenlijk over iets anders gaat127
worden bijvoorbeeld wel
opgenomen in de lijst van Gleick, terwijl ze volgens onze definitie gewoon geen
wateroorlogen zijn. Nu moet er wel voor alle duidelijkheid de nadruk op gelegd worden
dat Peter Gleick in de inleiding die de lijst vooraf gaat, specifieert welke soort van
‘incidenten’ hij opneemt, maar desalniettemin kan de lijst toch tot verkeerde conclusies
leiden.
Peter Gleick geeft eigenlijk een historisch overzicht van geweld dat op een of andere
manier verband houdt met watervoorraden. Dat er daarvan in het verleden veel
voorbeelden te vinden zijn, kan niet ontkend worden, maar nogmaals, dit zijn geen
wateroorlogen.
In de Transboundary Freshwater Dispute Database hebben onderzoekers van de Oregon
State University de teksten van 145 waterverdragen verzameld. Het gaat daarbij om
verdragen die zuiver om water gaan, want degenen die betrekking hadden op grenzen en
visserijrechten werden niet opgenomen.128
Hieruit blijkt dat de geschiedenis van
opgeloste waterconflicten en samenwerking een heel stuk indrukwekkender is dan de
geschiedenis van wateroorlogen – die er dus in feite geen is.
124
WOLF, Aaron T., Conflict and cooperation along international waterways. In: Water Policy, Vol. 1 #2,
1998, pp. 251-265. 125
POSTEL, Sandra L., WOLF, Aaron T., Dehydrating Conflict. In: Foreign Policy, sep.-okt. 2001, p. 60. 126
GLEICK, Peter, Water Conflict Chronology. Version 2000. Op: http://www.worldwater.org/conflict.htm
op 23/03/2001. 127
Recente voorbeelden hiervan zijn er geweest in de Golfoorlog van 1991, toen Irak ontziltingsinstallaties
in Koeweit bombardeerde; en in 1999 tijdens de Kosovo-oorlog, toen de NAVO de watertoevoer in
Belgrado afsloot. Zie hiervoor: GLEICK, Peter H., Making Every Drop Count. In: Scientific American,
feb. 2001, p. 33. 128
WOLF, Aaron T., Conflict and cooperation along international waterways. In: Water Policy, Vol. 1 #2,
1998, pp. 251-265.
39
Voegen we daar nog de bedenking aan toe dat het zeer onwaarschijnlijk is dat het beperkt
aantal stroomafwaarts gelegen landen dat in principe een wateroorlog kan beginnen, dat
ook werkelijk zal doen. Wat zouden ze immers moeten aanvallen? Als ze stuwdammen
zouden bombarderen, krijgen ze een vernietigende vloedgolf over zich heen. En wat na
een militaire aanval? Dat de geviseerde locatie bezet moet worden om verder in de
watervoorziening te kunnen voorzien ligt voor de hand, maar is duur, moeilijk vol te
houden en zou internationaal protest uitlokken.129
De voorspellingen van wateroorlogen zouden dus kunnen afgedaan worden als
paniekzaaierij. De geschiedenis en de logica lijken dit te bevestigen, maar het is niet
omdat er in het verleden geen wateroorlogen geweest zijn, dat er ook in de toekomst geen
zullen komen. Daarom moet de waterproblematiek verder bestudeerd worden. Vanuit
welke invalshoeken dit nog allemaal kan – naast het ontoereikende realisme – zien we in
het volgende hoofdstuk.
129
DONKERS, Henk, Natuurlijke bron van conflicten. In: NRC Handelsblad, Themabijlage water,
09/03/2000.
40
Hoofdstuk 3: Alternatieve benaderingen van de waterproblematiek.
3.1. Samenwerking in plaats van conflict.
‘Water scarcity should be seen as a platform for regional cooperation that promises
optimal development and exploitation of [a] region’s water supplies through which all
riparian nations can achieve greater gains. As a win-win strategy, the joint cooperative
development of common water resources will reinforce peace, not provoke war.’130
- Mostafa Dolatyar en Tim S. Gray
Water moet volgens Dolatyar en Gray dus beschouwd worden als een platform voor
regionale samenwerking waarbij de beschikbare watervoorraden in een stroomgebied
beheerd worden op een manier zodat alle betrokken landen optimale oplossingen voor
hun problemen kunnen bereiken. Sterker nog, deze samenwerking over water zal de
vrede versterken. De redenering achter deze hypothese is (zoals ook in het vorige
hoofdtuk al aan bod kwam) dat water te levensnoodzakelijk is om op het spel gezet te
worden in een oorlog. Daarenboven zijn landen wederzijds kwetsbaar in hun dure
infrastructuur (dammen, waterkrachtcentrales, ...) wat maakt dat er bij een eventuele
oorlog voor alle partijen veel op het spel staat.131
‘Wars fought over water do not solve anything. Gunfire will not drill wells to irrigate the
thirsty land, and after the dust of war has settled, the original problems remain.’ Als men
het op deze manier bekijkt, beperken watertekorten eerder de kans dat staten geweld gaan
gebruiken om het probleem op te lossen dan dat ze ze vergroten.132
130
DOLATYAR, Mostafa, GRAY, Tim S., Water politics in the Middle East. A context for conflict or co-
operation? London, MacMillan Press Ldt, 2000, p. 13. 131
Ibid., p. 10. 132
Ibid., p. x en xi.
41
Deze visie komt zelden aan bod in de literatuur. Gleick, Elhance, Dellapenna en Wolf
hebben expliciet de stelling in twijfel getrokken dat erge waterschaarste tot oorlogen zou
leiden.133
Miriam Lowi kwam in haar doctoraat inderdaad tot de vaststelling dat er onder theoretici
van de internationale relaties verschillen zijn in de manier waarop ze
grensoverschrijdende waterproblemen analyseren. Naast de realistische school die in het
vorige hoofdstuk werd besproken en die conflict centraal stelt, is er ook nog een andere
school, namelijk die van het functionalisme. De functionalisten beschouwen
samenwerking als de norm in interstatelijke relaties. Samenwerking over thema’s van low
politics die geen al te groot politiek of ideologisch belang hebben, eventueel onder
toezicht van een supranationaal orgaan, is volgens hen perfect mogelijk. Eens men
gewend is aan de samenwerking over een bepaalde materie, kan deze worden verruimd
naar andere thema’s. Door deze spill-over waarbij er steeds verdergaande integratie is,
zou tot een vreedzame oplossing van regionale (water)problemen kunnen gekomen
worden.134
Dolatyar en Gray onderscheiden vijf benaderingen van de waterproblematiek in de
literatuur: een veiligheids- (security), een economische (economic), een juridische (legal),
een technologische (technological) en een ecologische (environmental) benadering. Door
de eerste en de laatste benadering aan mekaar te linken, komen er twee kaders van
veiligheidsdenken naar voor: enerzijds het traditionele strategische veiligheidsdenken
(strategic security thinking) en anderzijds het nieuwe kader van ecologisch
veiligheidsdenken (environmental security thinking). Er wordt aangetoond dat het
grootste deel van de auteurs die een somber beeld schetsen van de waterproblematiek het
probleem bekijken vanuit het traditionele kader waarin water beschouwd wordt als een
belangrijk veiligheidsprobleem. Op deze manier kan echter de problematiek nooit
volledig begrepen worden, omdat normaal gezien in een stroomgebied geen enkel land zo
133
DOLATYAR, Mostafa, GRAY, Tim S., Water politics in the Middle East. A context for conflict or co-
operation? London, MacMillan Press Ldt, 2000, p. 9. 134
DECONINCK, Stefan, Olie op het vuur. Water, conflict en vrede in het Midden-Oosten. In: DOOM,
Ruddy, (red.), De structuur van de waanzin. Conflicten in de periferie. Gent, Academia Press, 2001, p. 450.
42
maar zijn waterproblemen zelf, alleen en onafhankelijk van de andere landen in het
stroomgebied kan oplossen.135
Daarom is het onvermijdelijk dat water, als het gezien
wordt als een kwestie van nationale veiligheid, eventuele bestaande kleine spanningen of
conflicten alleen maar erger maakt.136
In het paradigma van het environmental security denken wordt het probleem dat anders
tot oorlog zou kunnen leiden integendeel gezien als een krachtig motief ter promotie van
vrede. Waterveiligheid wordt niet gezien als een kwestie van nationale veiligheid (staat
versus staat), maar als een kwestie van mondiale veiligheid (mensheid en natuur). Het
gevolg daarvan is dat militaire oplossingen afgewezen worden omdat oorlog het
mondiale veiligheidsprobleem nog verergert. De enige duurzame oplossing voor
waterschaarste is samenwerking via regionale en internationale akkoorden. Dolatyar en
Gray willen aan de pessimisten, die zich ‘realisten’ noemen, aantonen dat dit geen utopie
is.137
Naast de realistische veiligheidsbenadering, zijn er dus – zoals ook Dolatyar en Gray ze
onderscheiden – nog vier andere benaderingen van de problematiek mogelijk. Deze zijn
eerder gericht op samenwerking, maar de meesten kennen dan weer andere problemen.
We zien achtereenvolgens hoe de waterproblematiek kan benaderd worden als een
economisch vraagstuk, als een juridisch vraagstuk, als een technologisch vraagstuk en als
een ecologisch vraagstuk.
3.2. De waterproblematiek als een economisch vraagstuk.
De aanhangers van deze benadering zien een prijszetting op water als dé oplossing voor
de waterproblematiek. Water als een economisch goed beschouwen, zou de basis vormen
135
Zie hiervoor ook in het vorige hoofdstuk de bespreking van het realisme als theoretische achtergrond bij
de voorspellingen van wateroorlogen. 136
DOLATYAR, Mostafa, GRAY, Tim S., Water politics in the Middle East. A context for conflict or co-
operation? London, MacMillan Press Ldt, 2000, p. 12. 137
DOLATYAR, Mostafa, GRAY, Tim S., Water politics in the Middle East. A context for conflict or co-
operation? London, MacMillan Press Ldt, 2000, p. 12.
43
voor vreedzaam regionaal watermanagement. Door water als een economisch goed te
beschouwen zou de ‘water stress’ afnemen en zouden bijgevolg ook eventuele conflicten
verlicht worden tussen gebruikers op lokaal, nationaal en internationaal vlak.138
Als water niets of maar heel weinig kost, werkt dat volgens de economische benadering
verspilling in de hand. De gebruikers behandelen water niet als een (schaarse) grondstof
omdat het goedkoop en gemakkelijk te krijgen is. James Winpenny beweert dat de vrije
markt, waar de echte kostprijs van het water (of toch een betere benadering ervan) zou
aangerekend worden, kan gebruikt worden als oplossing voor de waterschaarste.139
Als de vraag naar water toeneemt, zou de prijs ervan moeten stijgen, wat het gebruik
beperkt. Water kan ook ingevoerd worden. Dat kan in zijn originele vorm zijn, maar er is
ook zoiets als ‘virtueel water’. Dat is water dat vervat zit in landbouwproducten die te
verkrijgen zijn op de internationale markt. Volgens de NGO PROTOS ligt dit voor
landen moeilijk. Welk land wil er immers voor zijn voedselvoorziening en
voedselveiligheid volledig afhankelijk zijn van de internationale markt?140
Vooral in de landbouw worden enorme hoeveelheden water gebruikt en ook verspild. De
efficiëntie van de irrigatie is over het algemeen vrij laag. Dit is ook een van de grote
boosdoeners in het stroomgebied van het Aralmeer, waar in de casus uitgebreid zal op
ingegaan worden. De ‘economisten’ denken dat het waterverbruik zal dalen en de
efficiëntie zal verhogen als de landbouwers zouden moeten betalen voor het
irrigatiewater.141
De ‘economisten’ willen op deze manier eigenlijk een verandering in het
consumptiepatroon van water teweegbrengen. In plaats van de waterschaarste proberen
op te lossen langs aanbodzijde (meer water), proberen zij het langs vraagzijde (vraag
138
DOLATYAR, Mostafa, GRAY, Tim S., Water politics in the Middle East. A context for conflict or co-
operation? London, MacMillan Press Ldt, 2000, p. 23. 139
Ibid., p. 26. 140
MOYERSOEN, Boudewijn, LAMBRECHT, Stef, e.a., Slagen in het water? Schets van de
waterproblematiek in de wereldcontext. Gent, PROTOS vzw, 2000, p. 35. 141
DOLATYAR, Mostafa, GRAY, Tim S., Water politics in the Middle East. A context for conflict or co-
operation? London, MacMillan Press Ldt, 2000, p. 29.
44
beperken, efficiëntie verhogen) en dit door de consumenten iets te laten voelen van de
echte kostprijs van water.142
Deze benadering kwam ook naar voor op de UN Conference
on Environment and Development in Rio in 1992, zoals blijkt uit de paragrafen 15 tot en
met 17 van Hoofdstuk 18 van het actieplan Agenda 21:
‘Pursuant to the recognition of water as a social and economic good, the various
available options for charging water users (including domestic, urban, industrial and
agricultural water-user groups) have to be further evaluated …. A prerequisite for the
sustainable management of water as a scarce vulnerable resource is the obligation to
acknowledge in all planning and development its full costs. Planning considerations
should reflect benefits investment, environmental protection and operation costs, as well
as the opportunity costs reflecting the most valuable alternative use of water. Actual
charging need not necessarily burden all beneficiaries with the consequences of those
considerations. Charging mechanisms should, however, reflect as far as possible both the
true cost of water when used as an economic good and the ability of the communities to
pay. The role of water as a social, economic and life-sustaining good should be reflected
in demand management mechanisms and implemented through water conservation and
reuse, resource assessment and financial instruments.’143
Economisten beweren dat de echte kostprijs aanrekenen een meer billijke verdeling van
de watervoorraden tot gevolg zou hebben, maar dat valt te betwijfelen. Het is redelijk
onwaarschijnlijk dat een vrije markt systeem voor waterdistributie billijk zou zijn. Een
dergelijk systeem, zonder enige correcties, zou wellicht wel enkele problemen van
waterschaarste kunnen oplossen, maar er worden er andere mee gecreëerd. Het kan er
namelijk toe leiden dat de rijken water gaan monopoliseren en dat de armen in de kou
blijven staan. Een oplossing hiervoor zou een systeem van progressieve prijszetting
142
DOLATYAR, Mostafa, GRAY, Tim S., Water politics in the Middle East. A context for conflict or co-
operation? London, MacMillan Press Ldt, 2000, p. 30. 143
UN, Agenda 21. Op: http://www.un.org/esa/sustdev/agenda21chapter18.htm op 31/01/2003.
45
kunnen zijn. Dit betekent dat de prijs van het water stijgt naarmate men meer gaat
consumeren.144
Iemand die fel gekant is tegen tegen het feit dat (drink)water als een economisch goed
wordt beschouwd en tegen de privatisering, is Riccardo Petrella. Water als een
economisch goed beschouwen, zou volgens hem niet leiden tot universele toegang tot
water voor iedereen, maar wel tot ‘een economisch rationeel en optimaal beheer van een
beperkte grondstof waarvan de toegankelijkheid bepaald wordt door de
kredietwaardigheid van gebruikers die met elkaar wedijveren voor concurrerend en/of
alternatief gebruik’.145
Hij pleit en ijvert ervoor dat water erkend zou worden als
levensnoodzakelijk, algemeen werelderfgoed.146
In de slotverklaring van het Wereld water Forum in Den Haag in 2000 werd ingeschreven
dat een prijszetting de conflicten over water zou beperken. Men dacht daarbij zowel aan
conflicten binnen landen als aan conflicten tussen landen. De vrije markt zou dus niets
dan voordelen met zich meebrengen.147
Dat dit niet altijd het geval is tonen bijvoorbeeld de gebeurtenissen in de Boliviaanse stad
Cochabamba aan. De privatisering van de watervoorziening leidde er tot enorme
prijsstijgingen, wat op zijn beurt leidde tot onlusten die hun hoogtepunt bereikten in april
2000 toen het leger de stad in werd gestuurd om een einde te maken aan het protest. De
gevolgen waren dubbel: één dode en meer dan honderd gewonden, maar de privatisering
werd wel afgeblazen.148
De Wereldbank stimuleert nochtans de privatisering van de watervoorziening in
ontwikkelingslanden. Dit past in haar ‘ideologie’ van het terugdringen van
bureaucratische en inefficiënte overheidssectoren. Als een westers bedrijf met de steun
van de Wereldbank in de watervoorziening wil investeren, kunnen politici in
144
DOLATYAR, Mostafa, GRAY, Tim S., Water politics in the Middle East. A context for conflict or co-
operation? London, MacMillan Press Ldt, 2000, p. 31. 145
PETRELLA, Riccardo, Water als bron van macht. Een manifest. Leuven, Van Halewyck, 1999, p. 75. 146
Ibid., p. 116. 147
PETRELLA, Riccardo, La nouvelle ‘conquête de l’eau’. In: Le Monde Diplomatique, mrt. 2000. 148
POSTEL, Sandra L., WOLF, Aaron T., Dehydrating Conflict. In: Foreign Policy, sep.-okt. 2001, pp. 62-
63.
46
ontwikkelingslanden weinig anders doen dan met zo een bedrijf een contract afsluiten.
Het geld is immers meer dan welkom.149
Jammer genoeg doen privé-waterbedrijven niet
aan liefdadigheid én het argument dat ze efficiënter en goedkoper zijn gaat dus ook niet
altijd op.
3.3. De waterproblematiek als een juridisch vraagstuk.
Het probleem met internationale watervoorraden draait meestal rond de vraag wie er
recht heeft op welke hoeveelheid van het water. Het is hierover dat conflicten meestal
gaan en dit tot zolang er geen juridische basis is voor de verdeling van het water in een
internationaal stroomgebied. Er is dus nood aan regels van internationaal recht om tot een
vreedzame regeling van de problemen te komen en aldus de escalatie van conflicten te
voorkomen.150
Artikel 38 van de Statuten van het Internationaal Gerechtshof, dat bevoegd is om
uitspraken te doen in geschillen tussen staten, vermeldt de volgende rechtsbronnen:
- internationale verdragen;
- internationaal gewoonterecht;
- de algemene rechtsbeginselen;
- rechterlijke uitspraken en de geschriften van de meest bevoegde auteurs van de
verschillende naties als hulpmiddelen voor het bepalen van rechtsregels.151
Er is reeds een lange en vrij uitgebreide geschiedenis van internationale akkoorden en
verdragen over internationale watervoorraden, maar er is nog een lange weg te gaan.
Verschillende factoren spelen immers een belangrijke rol bij onderhandelingen over
internationale watervoorraden. Eerst en vooral is dat de stroomopwaartse of
149
VAN SCHAREN, Hans, Een druppel water is een druppel bloed. In: Knack, 22-28 mrt. 2000, p. 89. 150
DOLATYAR, Mostafa, GRAY, Tim S., Water politics in the Middle East. A context for conflict or co-
operation? London, MacMillan Press Ldt, 2000, p. 34-35. 151
CAPONERA, Dante A., Les eaux partagées et le droit international. Op:
http://funredes.org/agua/files/droit/CAPONERA.rtf op 15/01/2003.
Zie hiervoor ook: COGEN, Marc, Handboek Internationaal Recht. Gent, Mys & Breesch, 1998, p. 2.
47
stroomafwaartse ligging van de landen.152
De nationale waterpolitiek van een land wordt
dikwijls nog steeds meer beïnvloed door een land zijn stroomopwaartse of
stroomfawaartse ligging in een stroomgebied dan door internationaal recht. De enige rem
of beperking is de angst om een ongunstig precedent te scheppen met het oog op de
toekomstige betrekkingen met buurlanden en op de afkeuring van de internationale
gemeenschap.153
Ten tweede speelt ook de relatieve militaire en economische sterkte van
de landen mee en tenslotte het feit of ze nog andere watervoorraden ter beschikking
hebben. Het resultaat is dat er vijf verschillende juridische kaders ontwikkeld werden om
de rechten op water van de landen in een stroomgebied te bepalen.154
Traditioneel stelt men dat er in het internationaal waterrecht vijf juridische principes zijn
met betrekking tot het gebruik en de verdeling van internationale watervoorraden:
- absolute territoriale soevereiniteit (de Harmon doctrine), die aan stroomopwaarts
gelegen staten absolute soevereiniteit geeft over rivieren die door hun
grondgebied stromen;
- absolute territoriale integriteit, wat aan de stroomafwaarts gelegen staten het
gebruik van rivieren in een ongewijzigde staat garandeerd;
- beperkte territoriale soevereiniteit of equitable utilization theory, die het gebruik
van rivieren toelaat in zoverre er geen schade wordt berokkend aan andere staten
in het stroomgebied;
- beperkte territoriale integriteit, die het bestaan van een gemeenschap van
belangen erkend onder de staten dat aanleiding geeft tot een aantal wederzijdse
rechten en plichten;
- drainage basin development of the comunity of interests theory, die het belang
beklemtoond van een gezamenlijke ontwikkeling van rivieren door alle
oeverstaten.155
152
DOLATYAR, Mostafa, GRAY, Tim S., Water politics in the Middle East. A context for conflict or co-
operation? London, MacMillan Press Ldt, 2000, p. 35. 153
FARUQUI, Naser I., BISWAS, Asit K., BINO, Murad J., (eds.), Water Management in Islam. Tokyo,
United Nations University Press, 2001, p. 129. 154
DOLATYAR, Mostafa, GRAY, Tim S., Water politics in the Middle East. A context for conflict or co-
operation? London, MacMillan Press Ldt, 2000, p. 35. 155
FARUQUI, Naser I., BISWAS, Asit K., BINO, Murad J., (eds.), Water Management in Islam. Tokyo,
United Nations University Press, 2001, p. 129.
48
De laatste theorie wordt het meest verdedigd (wat niet wil zeggen dat hij het meest
gebruikt wordt) door de internationale juridische gemeenschap. Hij erkend dat zowel
stroomopwaarts als stroomafwaarts gelegen staten een legitiem belang hebben in
aanwezige watervoorraden en probeert ze te gebruiken in ieders voordeel.156
Logischerwijze staan stroomopwaarts gelegen staten afwijzend tegenover absolute
territoriale integriteit en stroomafwaarts gelegen staten tegenover absolute territoriale
soevereiniteit. De oplossing wordt meestal gevonden in het concept van beperkte
territoriale soevereiniteit of equitable utilization.157
Zo komt het dat er toch een heleboel
verdragen zijn die aan stroomopwaarts gelegen landen beperkingen opleggen. Zulke
verdragen zijn dus noodzakelijk om de algemene rechtsregels te kunnen toepassen in de
praktijk. Het kan dan gaan om verdragen die de situatie regelen in een bepaald
stroomgebied, maar er is bijvoorbeeld ook de universele Convention on the Law of the
Non-Navigational Uses of International Watercourses (UN, 1997).158
Een verdrag voor een welbepaald stroomgebied zet meestal een kader op waarbinnen de
belanghebbende landen een aantal instrumenten kunnen uitwerken die geschillen over de
gemeenschappelijke watervoorraden moeten voorkomen en indien nodig oplossen. In
dergelijke verdragen wordt meestal ook meteen voorzien in de oprichting van organen die
minstens een adviserende, maar best een beslissingsbevoegdheid hebben om de gemaakte
afspraken uit te voeren en te controleren.159
De landen in het stroomgebied van het
Aralmeer bijvoorbeeld, zijn meteen na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie begonnen met
het opzetten van institutionele structuren. De details komen aan bod in de casus.
Tot dusver zijn er twee algemene (dus niet gebonden aan een bepaald stroombebied)
‘wetteksten’ opgesteld met betrekking tot internationale (zoet)watervoorraden. Zij zijn
het resultaat van een lange voorgeschiedenis.
156
FARUQUI, Naser I., BISWAS, Asit K., BINO, Murad J., (eds.), Water Management in Islam. Tokyo,
United Nations University Press, 2001, p. 129. 157
DELLAPENNA, Joseph W., The customary international law of transboundary fresh waters. In:
International Journal of Global Environmental Issues, 2001, Vol. 1, Nos. 3/4, pp. 269-270. 158
DOLATYAR, Mostafa, GRAY, Tim S., Water politics in the Middle East. A context for conflict or co-
operation? London, MacMillan Press Ldt, 2000, p. 37. 159
Ibid., p. 37.
49
Asit K. Biswas citeert het werk van H.A. Smith. Diens boek The economic uses of
international rivers uit 1931 ‘was the first comprehensive study devoted to the legal and
conflicting aspects of managing river water resources’. Hoewel Smith geen
aanbevelingen deed voor universele richtlijnen, erkende hij toch de rechten op het
rivierwater van de stroomafwaarts gelegen staten in een stroomgebied. Hij stelde ook het
concept van equitable sharing of resources voor. Zijn aanbevelingen gingen vooraf aan
de activiteiten van de International Law Association. De ILA werkte de zogenaamde
Helsinki Rules (1967) uit die het concept van equitable sharing (billijke verdeling) verder
vorm gaven.160
De ILA probeerde uiteindelijk tot een codificatie te komen van het
internationale waterrecht. Tijdens het werk doken heel wat meningsverschillen op, onder
meer over de termen ‘international watercourse’, ‘reasonable’ en ‘equitable’. De
controverse heeft verhinderd dat de Helsinki Rules unaniem aanvaard werden als
juridische basis inzake de problematiek van de internationale waterlopen.161
Het concept van equitable utilization werd ook aangenomen door de International Law
Commission (ILC) van de VN in de Draft Articles on the Law of the Non-Navigational
Uses of International Watercourses. Andere belangrijke principes zijn de verplichting om
andere oeverstaten geen schade te berokkenen en de verplichting om relevante informatie
uit te wisselen op een regelmatige basis. De opdracht die de ILC van de VN in 1970
kreeg was het codificeren van het internationaal waterrecht. In 1991 was de voorlopige
versie klaar. Een definitieve versie van de tekst – de Convention on the Law of the Non-
Navigational Uses of International Watercourses162
– werd uiteindelijk op 21 mei 1997
door de Algemene Vergadering van de VN goedgekeurd. Om rechtsgeldig te zijn moet
deze conventie echter nog door de verschillende staten geratificeerd worden. De
conventie is een veelbelovende juridische basis met betrekking tot de oplossing van
conflicten over internationale watervoorraden. Het is vooral belangrijk dat de conventie
160
CHATTERJI, Manas, ARLOSOROFF, Saul, GUHA, Gauri, (eds.), Conflict management of water
resources. Aldershot, Ashgate Publishing Limited, 2002, p. 4. 161
DOLATYAR, Mostafa, GRAY, Tim S., Water politics in the Middle East. A context for conflict or co-
operation? London, MacMillan Press Ldt, 2000, p. 38. 162
UN, Convention on the Law of the Non-Navigational Uses of International Watercourses. Op:
http://www.thewaterpage.com/UN_Convention_9/.html op 06/12/2001.
50
in plaats van te focussen op machtsconflicten, integendeel de nadruk legt op wederzijdse
rechten en plichten. Elk land heeft de verantwoordelijkheid om de beschikbare
watervoorraden efficiënt te gebruiken en te vermijden dat de andere oeverstaten door zijn
gedrag geschaad worden.163
Het zoeken naar rechtsregels om de verdeling van de watervoorraden te regelen in
internationale stroomgebieden is dus niet nieuw. Vanuit het juridische perspectief kan
enkel via internationale akkoorden (bilateraal, multilateraal of universeel) een afdoend
kader van juridische instrumenten tot stand gebracht worden dat conflicten over
gemeenschappelijke watervoorraden voorkomt en oplost. Het recht wordt met andere
woorden beschouwd als de belangrijkste factor bij het vinden en in stand houden van
legitieme en duurzame oplossingen.164
Een probleem hierbij is volgens Dante Caponera wel dat ‘lawyers, in general, lack in
their legal training the knowledge of basic hydrological, technical and economic data
which are indispensable for dealing with water law, and therefore are generally not
equipped to provide those legal and instituional solutions sought by technicians and
economists’.165
Joseph Dellapenna wijst er op dat de bedenking moet gemaakt worden dat internationaal
recht op zich niet voldoende is om de internationale waterproblematiek op te lossen. De
rechtsregels moeten immers ook nog vertaald worden in werkbare internationale
managementstructuren voor de watervoorraden en dit hangt af van de politieke wil. Enkel
als politici de voordelen van afdwingbare akkoorden inzien en bereid zijn om korte
termijn winst op te geven voor duurzame lange termijn oplossingen kan het internationale
163
DOLATYAR, Mostafa, GRAY, Tim S., Water politics in the Middle East. A context for conflict or co-
operation? London, MacMillan Press Ldt, 2000, p. 39. 164
Ibid., p. 39. 165
CAPONERA, Dante A., The importance of water law and institutions for sustainable development.
Working paper. Op: http://www.oieau.fr/ciedd/contributions/atriob/contribution/caponera.htm op
15/01/2003.
51
waterrecht beslist een belangrijke rol spelen in het verminderen van het risico op
waterconflicten.166
Darnaast is er ook nog een ander probleem. Als het recht met betrekking tot de verdeling
van internationale watervoorraden op een positieve manier wil bijdragen tot het oplossen
van de waterproblematiek in de 21ste
eeuw in plaats van een onaangepast artefact uit het
verleden te zijn, dan zijn aanpassingen broodnodig. De International Law Association is
ondertussen begonnen aan een herziening van de Helsinki Rules. Er zijn immers een
aantal nieuwe concepten gaan meespelen in het internationaal recht die in 1967 nog
onbekend waren of weinig belang hadden, zoals milieuoverwegingen, geïntegreerd
management en duurzame ontwikkeling.167
En deze werden ook in de UN Convention on
the Law of the Non-Navigational Uses of International Watercourses uit 1997
onvoldoende ingepast.168
Naast de zuivere rechtsregels die te vinden zijn in de hoger opgesomde rechtsbronnen,
krijgen ook de rechtsakten van internationale organisaties en de resoluties van
internationale conferenties een steeds belangrijkere rol bij de totstandkoming van nieuwe
internationale rechtsregels. De codificatie van bepaalde gedeelten van dit recht werd
opgedragen aan de Verenigde Naties.169
Een voorbeeld van een dergelijke codificatie is
de UN Convention on the Law of the Non-Navigational Uses of International
Watercourses uit 1997.
De internationale instellingen zijn zich reeds lang bewust van het dringend en dwingend
karakter van de watervraagstukken. Ze nemen alle gelegenheden te baat om de
internationale gemeenschap hier gevoelig voor te maken en aan te sporen tot een
166
DOLATYAR, Mostafa, GRAY, Tim S., Water politics in the Middle East. A context for conflict or co-
operation? London, MacMillan Press Ldt, 2000, pp. 39-40. 167
DELLAPENNA, Joseph W., The customary international law of transboundary fresh waters. In:
International Journal of Global Environmental Issues, 2001, Vol. 1, Nos. 3/4, pp. 287-288. 168
Ibid., p. 264. 169
COGEN, Marc, Handboek Internationaal Recht. Gent, Mys & Breesch, 1998, pp. 2-3.
52
duurzaam beheer.170
Verscheidene belangrijke internationale conferenties werden hier al
aan gewijd171
:
- De eerste was de United Nations Water Conference in Mar del Plata in 1977. De
belangrijkste doelstelling was dat de wereld zich moest voorbereiden om een
wereldwijde water-crisis te kunnen vermijden;
- The Global Consultation on Safe Water and Sanitation in New Delhi in 1990;
- The International Conference on water and Environment in Dublin in 1992. Hier
werd een voorlopig actieplan opgesteld voor de watersector dat werd voorgelegd
aan de Conferentie in Rio; 172
- United Nations Conference on Environment and Development in Rio de Janeiro
in 1992. Dit was een heel belangrijke Conferentie, maar met betrekking tot water
is vooral Hoofdstuk 18 van het actieplan Agenda 21 van belang. In paragraaf 2
lezen we: ‘ The general objective is to make certain that adequate supplies of
water of good quality are maintained for the entire population of this planet,
while preserving the hydrological, biological and chemical functions of
ecosystems …’.173
In het kader van deze scriptie is zeker paragraaf 4 belangrijk:
‘Transboundary water resources and their use are of great importance to
riparian States. In this connection, cooperation among those States may be
desirable in conformity with existing agreements and/or other relevant
arrangements, taking into account the interests of all riparian States
concerned.’174
;
- Interministerial Conference on Drinking Water Supply and Environmental
Sanitation in 1994;
- Het eerste Wereld Water Forum in Marrakesh in 1997;
170
MOYERSOEN, Boudewijn, LAMBRECHT, Stef, e.a., Slagen in het water? Schets van de
waterproblematiek in de wereldcontext. Gent, PROTOS vzw, 2000, p. 36. 171
Enkel de belangrijkste conferenties worden opgesomd. 172
MOYERSOEN, Boudewijn, LAMBRECHT, Stef, e.a., Slagen in het water? Schets van de
waterproblematiek in de wereldcontext. Gent, PROTOS vzw, 2000, p. 36. 173
UN, Agenda 21. Op: http://www.un.org/esa/sustdev/agenda21chapter18.htm op 31/01/2003. 174
UN, Agenda 21. Op: http://www.un.org/esa/sustdev/agenda21chapter18.htm op 31/01/2003.
53
- La Conférence Internationale sur L’Eau et le Développement Durable in Parijs in
1998;175
- Het tweede Wereld Water Forum in Den Haag in 2000.
- Het derde Wereld Water Forum in Kyoto in 2003.
De conferentie van Dublin (1992) formuleerde een aantal beleidsprincipes. De Dublin
Water Principles werden in hoofdstuk 18 van de Agenda 21 opgenomen. Agenda 21 is
het belangrijke document dat in Rio goedgekeurd werd en dat handelt over duurzame
ontwikkeling. De principes worden vandaag ruim aanvaard (maar daarom worden ze nog
niet op het terrein in de praktijk gezet) en luiden als volgt:176
- Principe 1: Zoet water is een beperkt en kwetsbaar goed, essentieel voor alle
leven, ontwikkeling en natuur;
- Principe 2: waterbeheer en –ontwikkeling moet gesteund zijn op een
participatieve aanpak, waarbij gebruikers, planners en politieke
verantwoordelijken op alle niveau’s worden betrokken;
- Principe 3: Vrouwen spelen een centrale rol in de bevoorrading, het beheer en het
veiligstellen van het water;
- Principe 4: Water heeft een economische waarde bij de verschillende gebruiken
en moet dan ook als een economisch goed worden erkend.
Zoals we eerder al zagen is het vierde principe controversieel. Daarnaast zien we hier ook
het steeds toenemende belang weerspiegeld van concepten zoals duurzame ontwikkeling
en natuurbehoud, waarvan we er eerder op wezen dat ze (nog) niet zijn opgenomen in het
internationaal waterrecht. Het eerste principe pleit voor een globale aanpak en planning,
gericht op een duurzaamheid waarbij men rekening houdt met de noden van de
verschillende tegenwoordige en toekomstige gebruikers, met inbegrip van het (aardse)
ecosysteem. Plannen voor waterbeheer moeten aandacht geven zowel aan kwantitatieve
als kwalitatieve aspecten, aan de stroomopwaartse en stroomafwaartse gevolgen van de
voorgestelde acties, met de regionale en de sectorale impact en met het sociale
175
MOYERSOEN, Boudewijn, LAMBRECHT, Stef, e.a., Slagen in het water? Schets van de
waterproblematiek in de wereldcontext. Gent, PROTOS vzw, 2000, p. 36. 176
Ibid., p. 36.
54
rechtvaardigheidsprincipe. Deze wijze van aanpak is absoluut noodzakelijk omwille van
de schaarste van het beschikbare water, de grote kwetsbaarheid van de watersystemen, de
hoge graad van interactie tussen de elementen die het systeem beïnvloeden en het feit dat
de waterbekkens een geheel vormen en niet door grenzen gehinderd worden. De globale
aanpak staat haaks op de gebruikelijke wijze van beleidsvoering, waar de bevoegdheden
versnipperd zijn over verschillende ministeriële departementen en allerlei instanties,
meestal zonder enige coördinatie. Deze versnippering van bevoegdheden is ook vandaag
nog een belangrijke hindernis voor een globaal beleid.177
Met de internationale conferenties en de UN Convention on the Law of the Non-
Navigational Uses of International Watercourses zien we nu wel héél geleidelijk
aanzetten naar global governance mechanismen ontstaan met betrekking tot de
(zoet)waterproblematiek. Zo evolueren we misschien naar een situatie waarin water
formeel erkend en behandeld zou worden als een global public good.
Global public goods dienen volgens het internationaal recht in hun oorspronkelijke staat
behouden te worden en in zekere mate bestuurd te worden door de internationale
gemeenschap, ook in het belang van de toekomstige generaties. Voorbeelden van global
public goods waarvoor reeds een internationaalrechtelijke regeling werd uitgewerkt zijn
de oceanen en de ruimte. Het zijn dus rechtsgebieden waar geen enkele staat alleen
besluiten over kan nemen en die van groot belang zijn voor de menselijke omgeving.
Global public goods kunnen gemakkelijk worden beschadigd indien de vrijheid van
gebruik of exploitatie niet wordt geregeld en eventueel gesanctioneerd.178
De afwezigheid van een goed uitgebouwde internationale overheid, naar het voorbeeld
van de moderne westerse staat, is echter een obstakel bij het doen respecteren van
internationale regelingen én het behoud van de global public goods.179
In het geheel van
de internationale juridische documenten zijn er slechts twee die betrekking hebben op een
177
MOYERSOEN, Boudewijn, LAMBRECHT, Stef, e.a., Slagen in het water? Schets van de
waterproblematiek in de wereldcontext. Gent, PROTOS vzw, 2000, p. 36. 178
COGEN, Marc, Handboek Internationaal Recht. Gent, Mys & Breesch, 1998, p. 123. 179
Ibid., p. 124.
55
waaier van global public goods.180
Voor de rest zijn er slechts partiële en onderling niet
met elkaar verbonden aanzetten tot global governance. De trend naar mondiaal beheer
wordt dus blijkbaar nog steeds niet of nauwelijks door de VN-lidstaten gedragen.181
We zagen reeds dat nationale staten verschillende mogelijkheden (mondiaal en regionaal)
hebben om grensoverschrijdende problemen (zoals de problematiek van de internationale
watervoorraden) aan te pakken. Zo raken nationale staten in de praktijk verwikkeld in een
kluwen van allerlei internationale samenwerkingsverbanden met mekaar, met NGO’s en
met internationale organisaties. In het stroomgebied van het Aralmeer bijvoorbeeld leidde
dit tot onduidelijkheden over de bevoegdheden en overlappingen in de besluitvorming.
Staten doen vooralsnog het meest beroep op regionale samenwerking. Hoewel een aantal
principes die opgenomen zijn in de UN Convention on the Law of the Non-Navigational
Uses of International Watercourses, zoals billijkheid, vrijwel algemeen aanvaard worden,
is er op dit ogenblik nog altijd geen mondiaal beheersinstrument voor internationale
watervoorraden dat afdwingbaar is. De Convention is immers nog altijd niet rechtsgeldig
en verder zijn er enkel verklaringen die in principe ook niet bindend zijn en waarbij het
volledig van de goodwill van de staten afhangt om de daarin afgekondigde principes ook
toe te passen.182
3.4. De waterproblematiek als een technologisch vraagstuk.
De auteurs die de waterproblematiek als een technologisch vraagstuk beschouwen,
geloven erin dat de mens wel in staat zal zijn om aan te groeiende vraag naar water te
voldoen met behulp van wetenschap en technologie. Volgens hen toont de geschiedenis
180
Het zijn de ‘Verklaring van Stockholm’ van de VN Conferentie over de menselijke omgeving (1972) en
de ‘Rio Verklaring’ met de daarbij horende ‘Agenda 21’ (1992). 181
COOLSAET, Rik, De Verenigde Naties tussen irrelevantie en ‘global governance’. In: Demokritos.
Mededelingen van de vakgroep politieke wetenschappen, 1998, 1, p. 23. 182
Deze paragraaf en de vorige zijn gedeeltelijk gebaseerd op: KLEIJSEN, Jeroen, De wereld, ons dorp?
De transnationale samenleving. In: COOLSAET, Rik, Actuele vraagstukken van de internationale politiek.
Onuitgegeven cursus. Universiteit Gent, Vakgroep Politieke Wetenschappen, academiejaar 2001-2002, pp.
72-73.
56
aan dat wanneer de vraag naar een bepaald goed toeneemt (door bijvoorbeeld
bevolkingsgroei), de mens er steeds in slaagt om op een of andere manier toch een
vaardigheid of techniek te ontwikkelen die het tekort wegwerkt. Er is dus genoeg water
aanwezig, het enige dat men moet doen is voldoende investeren om de nodige kennis te
vergaren om het aanwezige water te bereiken en efficiënter te gebruiken.183
De technologische optimisten argumenteren dat men er dankzij de technologische
vooruitgang zelfs in geslaagd is ‘to [make] the deserts bloom’.184
Centraal-Azië is
hiervan een voorbeeld volgens hen. Door middel van irrigatie is men erin geslaagd om op
woestijngrond enorme hoeveelheden katoen te verbouwen. Het Karakum-kanaal moet
hierbij een staaltje van de zo geprezen technologische vooruitgang voorstellen, een
‘hydrological miracle’.185
Dat het niet al goud is dat blinkt, zal blijken in de casus. Toch
kan hier al vermeld worden dat zulke grootschalige projecten de verdeling van de
watervoorraden in een stroomgebied grondig kunnen wijzigen. Dit kan leiden tot
waterschaarste en conflicten, om nog maar te zwijgen over de gevolgen voor het milieu.
Er kan natuurlijk niet ontkend worden dat technologische ontwikkelingen ook heel
positief kunnen zijn. Nieuwe irrigatietechnieken bijvoorbeeld, kunnen de efficiëntie van
het watergebruik in de landbouw aanzienlijk verhogen. Daarnaast gebeurt er ook heel wat
positiefs op het vlak van zuivering en hergebruik van afvalwater. Op deze manier kan er
een grote hoeveelheid water vrijkomen voor gebruik elders, waardoor de schaarste en
bijgevolg ook de kans op conflicten afneemt. Voorwaarde hiervoor is wel dat ook het
watermanagement efficiënt gebeurt. Inefficiënt management van watervoorwaarden is
immers ook verantwoordelijk voor een enorme verspilling van water.186
Hervormingen van watermanagement technieken gaan meestal niet zo snel als de
technologische ontwikkeling. Het is niet zo eenvoudig om vastgeroeste gewoonten,
tradities, regels en instituties te wijzigen. Meestal staat men vrij terughoudend tegenover
183
DOLATYAR, Mostafa, GRAY, Tim S., Water politics in the Middle East. A context for conflict or co-
operation? London, MacMillan Press Ldt, 2000, p. 40. 184
Ibid., p. 41. 185
Ibid., p. 41. 186
Ibid., pp. 42-43.
57
veranderingen en duurt het een tijdje eer men overtuigd is van de voordelen ervan.187
Was er als reactie op waterschaarste traditioneel een focus op de aanbodzijde (hoe het
aanbod verhogen), dan gaat de aandacht nu eerder uit naar de vraagzijde (vraag-
management).188
Deze verschuiving is ook af te leiden uit het beleid van de Wereldbank. Vroeger, toen
men waterschaarste als een probleem langs aanbodzijde beschouwde, stelde de bank geld
en expertise ter beschikking voor de bouw van megadammen, kanalen, pijpleidingen en
andere projecten die erop gericht waren om het aanbod te verhogen. Later moedigde de
bank inversteringen langs vraagzijde aan door leningen te verstrekken voor projecten
zoals druppelirrigatie en zuivering van afvalwater. Bijkomend voordeel hiervan was dat
het een pak goedkoper is en veel efficiënter als het er op ankomt voor samenlevingen om
conflicten te vermijden in geval van waterschaarste.189
Maar naast een beter waterbeheer
is er volgens de Wereldbank nu opnieuw nood aan nieuwe infrastructuur in arme landen,
waar vele mensen nog geen of onvoldoende toegang hebben tot veilig drinkwater. Dat zal
waarschijnlijk toch opnieuw de bouw van stuwdammen inhouden, ook al wordt dat niet
expliciet vermeld in de recent goedgekeurde waterstrategie.190
Nieuwe technologieën en verbeterde managementtechnieken kunnen veel bijdragen in het
streven naar het bereiken van waterveiligheid, maar de technologische benadering heeft
toch een aantal zwakten. Ten eerste kunnen we er niet zo maar van uitgaan dat we met
wetenschap en techniek alleen altijd in staat zullen zijn om oplossingen te vinden voor
waterschaarste en conflicten zullen kunnen vermijden.191
Ten tweede vraagt het tijd om
wetenschappelijke en technische kennis te ontwikkelen en nog meer om ze toe te passen
in de praktijk. Mogelijke oplossingen kunnen dus te laat komen om rampen te
voorkomen. En ten derde toont de ervaring aan dat hoewel technologische ingrepen
kunnen helpen op korte termijn, ze dikwijls negatieve gevolgen hebben op lange
187
GLEICK, Peter H., Making Every Drop Count. In: Scientific American, feb. 2001, p. 33. 188
Ibid., p. 30. 189
DOLATYAR, Mostafa, GRAY, Tim S., Water politics in the Middle East. A context for conflict or co-
operation? London, MacMillan Press Ldt, 2000, pp. 45-46. 190
(jb), Wereldbank zal weer stuwdammen financieren. In: De Standaard, 03/03/2003. 191
POSTEL, Sandra, Last Oasis. Facing water scarcity. New York, W. W. Norton & Company, 1997, pp.
23-24.
58
termijn.192
Sandra Postel zegt hierover het volgende: ‘We build ever more and larger
projects to meet spiraling demands wherever they arise, but pay little mind to the
ecological services of rivers, lakes, and wetlands that are lost in the process.’193
Opnieuw
kan ter illustratie hiervan verwezen worden naar de casus over Centraal-Azië.
3.5. De waterproblematiek als een ecologisch vraagstuk.
In deze benadering wordt de waterproblematiek benaderd in de context van de relatie
tussen mensen en de omgeving waarin ze leven. Men gaat uit van een totaalbeeld in
plaats van het te beschouwen als een louter militair, economisch, juridisch of technisch
probleem. Dit betekent dat de waterproblematiek aangepakt moet worden in de context
van environmental security (ecologische veiligheid), wat iets heel anders is dan het kader
van nationale veiligheid dat gebruikt wordt in het perspectief van het realisme met zijn
machtspolitiek.194
Zoals eerder al werd aangehaald, kan environmental security op twee manieren
geïnterpreteerd worden. De interpretatie die in deze benadering gebruikt wordt, gaat veel
verder dan de andere, die te veel blijft steken in de beperkingen van het denken in termen
van nationale veiligheid. Gebruik van concepten zoals territorialiteit, soevereiniteit en
nationaal belang maken het immers onmogelijk om tot een andere oplossing te komen
voor transnationale problemen dan een militaire. In de manier waarop environmental
security hier gebruikt wordt, bestaan er geen militaire oplossingen voor. Een eventuele
oorlog zou de problemen alleen maar erger maken en de environmental security van alle
betrokken partijen op het spel zetten.195
192
DOLATYAR, Mostafa, GRAY, Tim S., Water politics in the Middle East. A context for conflict or co-
operation? London, MacMillan Press Ldt, 2000, p. 46. 193
POSTEL, Sandra, Last Oasis. Facing water scarcity. New York, W. W. Norton & Company, 1997, p.
18. 194
DOLATYAR, Mostafa, GRAY, Tim S., Water politics in the Middle East. A context for conflict or co-
operation? London, MacMillan Press Ldt, 2000, p. 56. 195
Ibid., pp. 55-56.
59
In deze laatste interpretatie ziet het concept environmental security waterschaarste niet
als een kwestie van nationale veiligheid, maar als een kwestie van mondiale veiligheid.196
En enkel een holistische benadering van de waterproblematiek kan tot een oplossing
ervan leiden.197
Een mentaliteitswijziging is het hardst nodig. In de groene ideologie, die traditioneel het
meest begaan was met de limieten aan de economische groei, focust men nu meer op het
wijzigen van het menselijk gedrag om tot een duurzame ontwikkeling te komen.198
Ingaan op de algemene concepten, limieten aan de groei en duurzame ontwikkeling zou
ons te ver leiden, maar met het oog op de waterproblematiek kan de omschrijving van
duurzaam watergebruik die in hoofdstuk 1 reeds werd gegeven nog eens in herinnering
gebracht worden. Duurzaam watergebruik betekent dat we niet meer gebruiken dan er
gemiddeld jaarlijks bijkomt.199
Om dit in de praktijk om te zetten, is er nood aan een
nieuwe ‘waterethiek’, maar daarover meer in het volgende hoofdstuk.
De benadering die de waterproblematiek analyseert in termen van een ecologisch
vraagstuk, bekijkt de problemen dus vanuit een holistisch perspectief. Dit betekent dat
rekening wordt gehouden met de veiligheidsdimensie, de economische dimensie, de
juridische dimensie en de technologische dimensie van de waterproblematiek, maar wel
in combinatie met een sterke nadruk op de interrelaties en interdependenties die aanwezig
zijn tussen de verschillende delen van het aardse ecosysteem.200
196
DOLATYAR, Mostafa, GRAY, Tim S., Water politics in the Middle East. A context for conflict or co-
operation? London, MacMillan Press Ldt, 2000, p. 56. 197
Ibid., p. 57. 198
Ibid., p. 52. 199
DONKERS, Henk, De witte olie. Water, vrede en duurzame ontwikkeling in het Midden-Oosten.
Utrecht, Van Arkel, 1994, p. 11. 200
DOLATYAR, Mostafa, GRAY, Tim S., Water politics in the Middle East. A context for conflict or co-
operation? London, MacMillan Press Ldt, 2000, p. 47.
60
Hoofdstuk 4: Lessen voor een toekomstig waterbeleid.
Uit het vorige hoofdstuk kunnen we besluiten dat – hoewel de verschillende
benaderingen elk hun kwaliteiten hebben – geen enkele benadering op zich dé oplossing
voor de waterproblematiek kan aanreiken. We vinden deze visie ook terug bij Aaron
Wolf : ‘It is clear that no single discipline – neither law, nor economics, nor engineering
– will provide all of the answers for resolving water disputes. Rather, policy makers and
their institutions will have to foster an active dialog between all approaches to this
critical resource.’201
We zagen ook dat een oplossing kan gevonden worden aan de hand
van een interdisciplinaire en holistische benadering. Dat die benadering aangeduid wordt
met termen als ‘de ecologische benadering’ of ‘de benadering die de waterproblematiek
als een ecologisch vraagstuk beschouwt’, betekent niet dat het hier om een pleidooi gaat
vanuit ‘donkergroene’ hoek. Vandaag de dag zijn het immers lang niet meer enkel
radicalen die opkomen voor het milieu, maar zien we dat onder meer politieke partijen,
de industrie, de wetenschap en het recht een zeker milieubewustzijn ontwikkelen.
Een toekomstig beleid moet er op gericht zijn om de houding van de mens ten opzichte
van water drastisch te wijzigen. In de eerste plaats moet dan natuurlijk de houding van de
politici wijzigen. Hoewel we eerder zagen dat er in het verleden geen wateroorlogen
geweest zijn én dat het onwaarschijnlijk is dat ze er in de toekomst zullen komen,
betekent dit niet dat er geen verdere actie moet ondernomen worden om de voltallige
wereldbevolking blijvend van veilig drinkwater te voorzien.202
In die zin hebben de
alarmerende voorspellingen van wateroorlogen waarschijnlijk hun enige nut in het feit
dat ze ervoor zorgen dat de problematiek onder de aandacht komt én dat er iets wordt aan
gedaan zodanig dat de voorspellingen achteraf fout zullen blijken te zijn.203
201
WOLF, Aaron T., Conflict and cooperation along international waterways. In: Water Policy, Vol. 1 #2,
1998, pp. 251-265. 202
Ibid., pp. 251-265. 203
POSTEL, Sandra, Pillar of sand. Can the irrigation miracle last? New York, W.W. Norton & Company
Inc., 1999, p. 134.
61
Ter afsluiting van dit eerste deel komen nog een aantal auteurs aan bod die – elk op hun
manier – pleiten voor een nieuwe houding ten opzichte van water en voor een holistische
en interdisciplinaire benadering bij het zoeken naar een oplossing voor de
waterproblematiek.
4.1. Sandra Postel: een nieuwe waterethiek.
Sandra Postel pleitte in 1991 in de eerste editie van haar boek ‘Last Oasis. Facing water
scarcity’ al voor een nieuwe waterethiek. Volgens haar ligt de kern van het probleem in
het feit dat de (westerse) mens water als iets vanzelfsprekend beschouwt en waarvoor hij
niet genoeg respect meer heeft.204
De mens en de natuur zijn met elkaar verbonden en daar moeten we rekening mee
houden bij het watermanagement. De verschillende groepen watergebruikers zijn immers
geen concurrenten van mekaar, maar maken deel uit van een gemeenschap die vervat zit
en ondersteund wordt door de ecosystemen rondom hen.205
Een prijszetting op water kan een gedeeltelijke oplossing zijn die de verspilling beperkt,
maar daarnaast moet op een of andere manier ook de roofbouw die we plegen op de
natuur gestopt worden. Daarvoor is er nood aan een waterethiek die ons moet leiden in
het nemen van de juiste beslissingen over natuurlijke systemen die we zelfs niet volledig
kunnen begrijpen. In essentie moet een dergelijke ethiek de bescherming van de
waterecosystemen tot het centrale doel maken in alles wat we doen.206
204
POSTEL, Sandra, Last Oasis. Facing water scarcity. New York, W. W. Norton & Company, 1997, p.
184. 205
Ibid., p. 184. 206
Ibid., pp. 184-185.
62
‘Adopting such an ethic would represent a historic philosophical shift away from the
strictly utilitarian, divide-and-conquer approach to water management and toward an
integrated, holistic approach that views people and water as related parts of a greater
whole.’207
- Sandra Postel
In de praktijk zou dit moeten betekenen dat we wanneer mogelijk minder water
gebruiken en dat we delen wat we hebben. Het gaat erom dat we goede buren zijn, wat
geldt voor individuen, bedrijven, gemeenschappen, naties en staten. In het internationaal
waterrecht zien we reeds een ethiek van billijkheid onder staten die watervoorraden
delen, maar er is nog een lange weg te gaan. Intussen kunnen staten bilaterale of
multilaterale verdragen afsluiten over de watervoorraden die ze delen. Op die manier kan
datgene dat dikwijls gezien wordt als een zero-sum game in de praktijk omgezet worden
in een win-win situatie.208
In het stroomgebied van het Aralmeer kunnen de eerste hoopgevende tekenen van een
nieuwe waterethiek gezien worden in de pogingen tot herstel van van de ecosystemen
rond het Aralmeer. Jammer genoeg is er geen garantie op succes en kunnen we enkel
hopen dat een ethiek er in de toekomst voor zal zorgen dat er andere keuzes worden
gemaakt en dat dergelijke schade aan het milieu niet meer wordt toegebracht.209
De ‘last oasis’ die we in de vorm van verhoogde efficiëntie, recyclage en hergebruik nog
ter beschikking hebben, moet ons volgens Postel de nodige tijd geven om te leren hoe we
in harmonie met water kunnen leven. Deze overgang moet er komen om erge schade aan
het milieu, economische crisissen, voedseltekorten en internationale conflicten te
voorkomen.210
207
POSTEL, Sandra, Last Oasis. Facing water scarcity. New York, W. W. Norton & Company, 1997, p.
185. 208
Ibid., p. 185 en p. 189. 209
Ibid., p. 186. 210
Ibid., p. 191.
63
4.2. Riccardo Petrella: het wereldwatercontract.
Op initiatief van de groep van Lissabon is er een beweging op gang gekomen om een
aantal prioritaire grondprincipes te promoten die onvoldoende of in het geheel niet door
de internationale instanties onderstreept worden.211
In zijn boek ‘Water als bron van
macht, een manifest’ stelt Riccardo Petrella voor dat deze principes in een soort
wereldcontract worden vastgelegd, zodat ze een juridische waarde krijgen en als
toetssteen dienen voor het te volgen waterbeleid in de wereld.212
Dit idee wordt
gepromoot door le Comité promoteur mondial pour le contrat de l’eau (de leden zijn
vooraanstaande personaliteiten uit alle continenten) en door landencomités waaronder de
Belgische Vereniging voor het Wereldwatercontract.213
Het Wereldwatercontract gaat uit van de erkenning dat het water vitaal is voor alle
levende wezens en voor het hele ecosysteem en als dusdanig onvervreemdbaar deel
uitmaakt van het wereldpatrimonium. De rechten op water en dus ook de plichten
tegenover het water zijn gemeenschappelijke rechten en plichten. Het beheer en het
toezicht op het bevoorrecht gebruik van het water is de taak van de lokale
gemeenschappen (zij kennen hun land immers het best), en dit onder toezicht en met
begeleiding van de internationale gemeenschap.214
De plichten in verband met het water bestaan hoofdzakelijk in de verplichting het
waterbestand gaaf te houden onder meer in het belang van de toekomstige generaties en
zijn gebruik af te stemmen op zijn natuurlijk vermogen zich te hernieuwen. Elk menselijk
wezen en elke menselijke gemeenschap heeft een fundamenteel recht op water en dit ten
behoeve van de levensnoodzakelijke noden en van de lokale sociale en economische
ontwikkeling.215
211
MOYERSOEN, Boudewijn, LAMBRECHT, Stef, e.a., Slagen in het water? Schets van de
waterproblematiek in de wereldcontext. Gent, PROTOS vzw, 2000, p. 38. 212
PETRELLA, Riccardo, Water als bron van macht. Een manifest. Leuven, Van Halewyck, 1999, 158p. 213
MOYERSOEN, Boudewijn, LAMBRECHT, Stef, e.a., Slagen in het water? Schets van de
waterproblematiek in de wereldcontext. Gent, PROTOS vzw, 2000, p. 38. 214
PETRELLA, Riccardo, Water als bron van macht. Een manifest. Leuven, Van Halewyck, 1999, p. 117. 215
MOYERSOEN, Boudewijn, LAMBRECHT, Stef, e.a., Slagen in het water? Schets van de
waterproblematiek in de wereldcontext. Gent, PROTOS vzw, 2000, p. 38.
64
Het waterbeleid dient gestuurd te worden door het solidariteitsprincipe en de regels van
duurzame ontwikkeling. Dit slaat op de solidariteit met de andere gemeenschappen die
rond hetzelfde waterbekken gevestigd zijn of die geconfronteerd worden met een tekort
aan water, solidariteit met de toekomstige generaties en solidariteit met het gehele
ecosysteem.216
Het Manifest haalt vier doelstellingen aan die prioritair moeten aangepakt worden
overeenkomstig de beginselen van het Wereldwatercontract. De eerste doelstelling is dat
alles in het werk moet gesteld worden om te voorkomen dat het aantal mensen dat geen
toegang tot schoon water heeft tegen het jaar 2025 toeneemt van 1.4 miljard tot 4 miljard.
Integendeel, men moet er naar streven om het huidig aantal terug te dringen tot een lager
niveau.217
Het is een uiterst ambitieus programma dat niet enkel uit humaan standpunt,
maar ook vanuit een sociale en economische invalshoek verdedigd moet worden.
Internationale solidariteit is dringend noodzakelijk en de landen van het rijke westen
moeten hun inspanningen gevoelig opdrijven om de landen van de derde wereld
financieel en technisch te ondersteunen zodat ze de enorme achterstand in investeringen
kunnen inlopen. In verschillende landen van Noord-Amerika, Europa en Oceanië worden
daarom reeds samenwerkingsverbanden opgezet tussen ontwikkelingsorganisaties en
waterbedrijven.218
Met de tweede doelstelling beoogt men het voorkomen van waterconflicten. Op dit
moment is de publieke opinie onvoldoende gesensibiliseerd en gemobiliseerd.219
De
waterschaarste is vaak de aanleiding van betwistingen. Maar ook andere factoren kunnen
bepalend zijn, zoals etnische rivaliteit, racisme, nationalisme of de strijd voor regionale
hegemonie. Water wordt inderdaad al te dikwijls als een machtsmiddel gebruikt, of beter
gesteld, misbruikt. Gelukkig bestaan er heel wat voorbeelden van interregionale of
216
PETRELLA, Riccardo, Water als bron van macht. Een manifest. Leuven, Van Halewyck, 1999, pp. 123-
124. 217
Ibid., p. 125. 218
MOYERSOEN, Boudewijn, LAMBRECHT, Stef, e.a., Slagen in het water? Schets van de
waterproblematiek in de wereldcontext. Gent, PROTOS vzw, 2000, p. 38. 219
PETRELLA, Riccardo, Water als bron van macht. Een manifest. Leuven, Van Halewyck, 1999, p. 126.
65
interlanden afspraken, zoals de rivierovereenkomsten, waarin principes van het
gemeenschappelijk belang en van rechtvaardig en redelijk gebruik door de betrokken
gemeenschappen erkend worden. Door de VN gemandateerde organisaties moeten,
gesteund door een internationaal afdwingbare regelgeving, bemiddelen bij het tot stand
komen van duurzame en eerlijke afspraken tussen landen en volkeren die uit hetzelfde
waterbekken putten.220
Het derde objectief houdt verband met de dringende afbouw van de verspilling van water
die op grote schaal door de mens wordt verricht. De landbouw en meer in het bijzonder
de onefficiënte irrigatie, en de bouw van de grote waterdammen worden hier in het
bijzonder geviseerd. In de landbouw kunnen door aanwending van betere technieken
(sproeien eerder dan bevloeiing, een druppelsgewijze aanvoer van water eerder dan
sproeien, het gebruik van plantenrassen die met minder bevochtiging kunnen gedijen)
zeer belangrijke hoeveelheden gespaard worden en met minder negatieve milieu-effecten.
In de industrie en de huishoudens is recyclage van het gebruikte water een dringende
noodzaak.221
Met de laatste doelstelling wordt een bijzondere aandacht gevraagd voor de groeiende
dramatische problemen in de waterbevoorrading en de sanitatie in de grootsteden en de
verpaupering die hiermee gepaard gaat. Tegen 2025 zullen Zuid-Amerika, Afrika, Azië
en de voormalige Sovjet-Unie 600 steden tellen met meer dan 1 miljoen inwoners. Deze
steden beschikken noch over voldoende financiële middelen, noch over voldoende kennis
om de gepaste oplossingen tijdig te voorzien.222
Het Wereldwatercontract of Wereldwijd Waterverdrag heeft dus als doel een proces op
gang te brengen dat het in de loop van de komende 15 à 20 jaar mogelijk moet maken om
op coöperatieve en solidaire basis de oorzaken weg te nemen van de mondiale
waterproblematiek. Dit ‘verdrag’ is geen ondertekende akte die onveranderbaar is, maar
220
MOYERSOEN, Boudewijn, LAMBRECHT, Stef, e.a., Slagen in het water? Schets van de
waterproblematiek in de wereldcontext. Gent, PROTOS vzw, 2000, p. 39. 221
PETRELLA, Riccardo, Water als bron van macht. Een manifest. Leuven, Van Halewyck, 1999, p. 127. 222
Ibid., pp. 127-128.
66
wel een dynamisch instrument dat met de tijd mee-evolueert.223
De principes die naar
voor geschoven worden in het wereldwatercontract staan een rechtvaardige verdeling van
het water over alle gebruikers voor. Ze waarborgen ook de duurzaamheid van het
waterbestand over de generaties heen en willen een basis vormen om dreigende
conflicten te voorkomen.
4.3. Joachim Blatter en Helen Ingram: postmodernisme.
In het boek ‘Reflections on water’ zetten Joachim Blatter en Helen Ingram een
ingewikkeld theoretisch kader op met als doel grondig na te denken over ‘the ontological
and epistemological bases of our approaches to govern, to manage, and to study all
critical issues, most especially water’.224
Om tot een beter begrip te kunnen komen van het beleid dat gevoerd wordt inzake water
is het nodig om de beperkingen van de moderne benaderingen (economisch, juridisch en
technologisch) van de waterproblematiek te erkennen en te overwinnen.225
Moderne
conceptualisaties van water als een economisch product of als een grondstof moeten
daarom aangevuld worden met andere betekenissen van water zoals een ‘gift of nature’ of
‘focal point for community building’ die water verbinden met de culturele en natuurlijke
omgeving.226
Waar de moderne benaderingen trachten om onzekerheden en dubbelzinnigheden weg te
werken, willen Blatter en Ingram net integendeel tegenstrijdigheden en paradoxen
blootleggen. Ze willen de verschillende betekenissen van water en hun veranderingen
doorheen de geschiedenis nagaan, wat iets heel anders is dan ‘the methodological
223
PETRELLA, Riccardo, Water als bron van macht. Een manifest. Leuven, Van Halewyck, 1999, pp. 114-
115. 224
BLATTER, Joachim, INGRAM, Helen, (eds.), Reflections on Water. New Approaches to
Transboundary Conflicts and Cooperation. Cambridge, The MIT Press, 2001, p. 26. 225
Ibid., p. 334. 226
Ibid., p. 20.
67
reductionism characteristic’ van de moderne metatheorieën.227
Het modernisme met zijn
zoeken naar algemeen geldende regels en menselijke controle heeft geleid tot onderzoek
waarin voorspelbaarheid en oversimplificatie een al te grote rol speelden. Daarenboven
was er een gebrek aan interdisciplinariteit en was het onderzoeksveld dikwijls te
beperkt.228
Er is dus nood aan nieuwe theoretische kaders en methodologieën, want de
economische, juridische en technologische benaderingen zijn blijkbaar niet in staat om
symbolische en waarden-afhankelijke betekenissen van water in overweging te nemen.229
Een van de complexiteiten die in het boek is opgenomen, is het gelijktijdig voorkomen
van premoderne, moderne en postmoderne betekenissen van water. Postmoderne
concepten complementeren dus vroegere betekenissen, maar vervangen ze niet. Uit de
case-studies in het boek blijkt dat moderne betekenissen van water in grote delen van de
wereld nog een grote weerklank hebben en tot internationale akkoorden leiden.230
Het is weinig waarschijnlijk dat het beleid inzake internationale watervoorraden minder
complex zal worden of zelfs met minder conflicten gepaard zal gaan. Het boek wil geen
institutionele formule of technisch ontwerp geven voor de verdeling van watervoorraden
over de grenzen heen, maar wil de aandacht vestigen op beleidsopties die verder gaan dan
degenen die traditioneel worden voorgesteld.231
Als het denken in termen van natie-staten niet meer allesbepalend is en de betrokken
partijen een groter aantal betekenissen aan het water kunnen geven, ontstaan er meer
mogelijkheden voor samenwerking. Dit kan enkel op voorwaarde dat er institutionele
structuren bestaan die programma’s kunnen implementeren die gebaseerd zijn op
duurzame ontwikkeling of ecosysteemmanagement. Toch zal een gedeeld geloof in
postmoderne betekenissen van water niet altijd tot samenwerking leiden. Wanneer deze
betekenissen te ver uit mekaar liggen, zal het moeilijk zijn om een oplossing voor een
227
BLATTER, Joachim, INGRAM, Helen, (eds.), Reflections on Water. New Approaches to
Transboundary Conflicts and Cooperation. Cambridge, The MIT Press, 2001, p. 336. 228
Ibid., p. 15. 229
Ibid., p. 20. 230
Ibid., p. 336. 231
Ibid., p. 337.
68
conflict te vinden. Het resultaat kan op die manier nog slechter zijn dan wanneer natie-
staten via de moderne benaderingen van de waterproblematiek tot een oplossing zouden
proberen te komen.232
Uiteindelijk zien Blatter en Ingram heil in een situatie waar ‘a broad variety of modes of
governance would coexist’. Dit wil zeggen dat in verschillende regio’s naargelang de
mogelijkheden ofwel een moderne ofwel een postmoderne beleidsoptie kan gekozen
worden waarin water alle mogelijke betekenissen kan hebben.233
Als het beleid van internationale watervoorraden naar de toekomst toe moet verbeterd
worden, is er meer openheid nodig en moet participatie bij het ontstaan van nieuwe
institutionele structuren centraal staan. Beslissingen over internationale watervoorraden
kunnen immers niet langer gedomineerd worden door een kleine groep mensen met
politieke macht en technische expertise. Denken over water moet ontdaan worden van de
beperkingen uit het verleden en moet nieuw leven ingeblazen worden door het te
beschouwen als deel van een meer omvattende natuurlijke en menselijke omgeving.234
232
BLATTER, Joachim, INGRAM, Helen, (eds.), Reflections on Water. New Approaches to
Transboundary Conflicts and Cooperation. Cambridge, The MIT Press, 2001, pp. 337-338. 233
Ibid., p. 338. 234
Ibid., p. 338.
69
D E E L 2
Casus: het stroomgebied van het
Aralmeer
70
Hoofdstuk 1: Politieke en hydrografische beschrijving van de regio.235
1.1. De regio staatkundig.
The Aral Sea basin of Central Asia
Bron: MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Insitute of International
Affairs, 2000, p. 2.
Als gevolg van het uiteenvallen van de Sovjet-Unie eind 1991 ontstonden een aantal
nieuwe internationale stroomgebieden. Eén daarvan is het stroomgebied van het
Aralmeer. Gelegen in het hart van Centraal-Azië strekt het zich uit over territorium van
zeven landen (zie kaart). Het zijn de vijf voormalige Sovjet republieken Kazachstan,
235
Waar er een standaard Nederlandse schrijfwijze van plaatsnamen, persoonsnamen en dergelijke
beschikbaar is, wordt deze gebruikt. In de andere gevallen wordt de meest courante schrijfwijze gebruikt of
wordt de Engelse spelling behouden. Deze opmerking geldt voor het volledige ‘Deel 2’ van deze scriptie.
71
Kirgizië, Oezbekistan, Tadzjikistan en Turkmenistan plus Afghanistan en Iran. Hiermee
volg ik onder andere Prof. P. Micklin en Prof. V. Dukhovny, directeur van het Scientific-
Information Center van de Interstate Commission on Water Coordination (ICWC).236
Volgens Peter Gleick zijn het echter Kazachstan, Kirgizië, Oezbekistan, Tadzjikistan,
Turkmenistan en China die het stroomgebied delen237
, maar zoals verderop nog duidelijk
zal worden, kan Afghanistan echt niet buiten beschouwing gelaten worden.
Het Aralmeer stroomgebied omvat de Kzyl-Orda en Chimkent ‘oblasts’238
in het zuiden
van Kazachstan, het grootste gedeelte van Kirgizië met uitzondering van het noorden en
het noordoosten van het land, bijna volledig Oezbekistan op een deel van het Ust-Urt
Plateau in het uiterste noordoosten na, geheel Tadzjikistan, het noorden van Afghanistan,
een klein stukje van het uiterste noordoosten van Iran en geheel Turkmenistan op een
vijfde deel na in het westen.239
Vroeger viel het stroomgebied dus bijna geheel onder de Sovjet-Unie en Moskou regelde
dan ook de geschillen tussen zijn deelrepublieken over de verdeling van het water. Men
trok zich weinig aan van de Afghaanse en de Iraanse waterbelangen en visies op
watermanagement. Moskou beschouwde het watermanagement van het stroomgebied als
een zuiver interne aangelegenheid. Eind 1991 kwam daar plots een eind aan en in plaats
van gecontroleerd en gemanaged te worden door één grootmacht, werd het stroomgebied
van de ene dag op de andere gedeeld door zeven staten. Geen enkele van die zeven is
echter geografisch, politiek, economisch of militair in staat gebleken om zijn eigen
managementpolitiek voor het hele gebied op te leggen aan de anderen. Dit
236
MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Insitute of International Affairs,
2000, p. 1.
DUKHOVNY, Victor A., SOKOLOV, Vadim I., Integrated water resources management in the Aral Sea
basin. Scientific-Information Center of the ICWC. Op: http://www.grida.no/aral/wb/water.pdf op
13/11/2002. 237
GLEICK, Peter H., The world’s water 2000-2001. The biennial report on freshwater resources.
Washington DC, Island Press, 2000, p. 220. 238
Het Russische Rijk en de republieken van de USSR waren onderverdeeld in kleinere politieke entiteiten
(een soort provincies) die aangeduid worden met de term oblast. Op: http://www.yourdictionary.com op
11/01/2002. 239
MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Insitute of International Affairs,
2000, p. 1.
72
niettegenstaande het feit dat bepaalde landen geografisch en demografisch gezien veel
meer belang hebben in kwesties van watermanagement voor het gebied dan andere.240
Het cijfermateriaal in de volgende paragrafen is afkomstig van Prof. P. Micklin. De FAO
hanteert vergelijkbare, maar toch enigszins afwijkende cijfers.241
Wat nu precies de juiste
cijfers zijn is bijna onmogelijk te achterhalen. Het belangrijkste is dat we een vrij goede
indruk krijgen van de kwantitatieve verdeling van mensen en land over het stroomgebied.
Bron: MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Insitute of International
Affairs, 2000, p. 4.
Uit de tabel blijkt dat Tadzjikistan en zijn gehele bevolking binnen het stroomgebied ligt,
net als 99 procent van Oezbekistan en zijn bevolking. Het stroomgebied omvat bijna 80
procent van Turkmenistan en herbergt bijna de volledige bevolking van dat land. Kirgizië
ligt voor meer dan 70 procent in het stroomgebied net als meer dan de helft van de
bevolking. In termen van geografie en demografie hebben deze vier landen duidelijk de
240
MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Insitute of International Affairs,
2000, p. 3. 241
AQUASTAT Regional overviews. General summary for the countries of the former Soviet Union. The
Aral Sea basin. Op: http://www.fao.org/ag/agl/aglw/aquastat/regions/fussr/index8.stm op 8/11/2002.
73
grootste belangen in kwesties van watermanagement voor het hele stroomgebied.
Kazachstan heeft 13 procent van zijn territorium en 15 procent van zijn bevolking in het
stroomgebied en Afghanistan 40 procent van zijn territorium en 33 procent van zijn
bevolking. Deze landen hebben dus ook vrij grote belangen in het stroomgebied. Slechts
2 procent van het Iraanse grondgebied ligt in het stroomgebied en slechts een fractie van
de bevolking. Bijgevolg heeft Iran niet zo veel belangen in het watermanagement van het
stroomgebied.242
We krijgen een iets ander beeld als we kijken naar welk aandeel elk van de landen heeft
in de totale oppervlakte van 1,8 miljoen km² en in de totale bevolking van ongeveer 45,2
miljoen (in 1996) van het stroomgebied. Hier is Oezbekistan duidelijk dominant met 25
procent van de oppervlakte en 50 procent van de bevolking. Meer nog, Oezbekistan ligt
in het hartje van het stroomgebied en van Centraal-Azië en is het enige land dat grenst
aan vijf van de zes andere landen van het stroomgebied (het grenst niet aan Iran).
Daarenboven ligt het in en heeft het bevolking wonen in allebei de deelstroomgebieden
(Amoe Darja en Syr Darja) van het Aralmeer stroomgebied. Turkmenistan en Kazachstan
hebben elk 21 procent van de oppervlakte en respectievelijk 9 procent en 5 procent van
de bevolking. Afghanistan heeft 15 procent van de oppervlakte en 17 procent van de
bevolking. Tadzjikistan en Kirgizië hebben elk 8 procent van de oppervlakte en
respectievelijk 13 en 5 procent van de bevolking. Iran blijft ver achter de rest met slechts
2 procent van de oppervlakte en waarschijnlijk een nog kleiner aandeel van de
bevolking.243
Natuurlijk spelen ook andere factoren een rol bij het bepalen van de invloed die landen
binnen het stroomgebied hebben, maar geografie en demografie vormen de sleutel om te
begrijpen waarom Oezbekistan zo een dominante rol speelt wat betreft het
watermanagement in het stroomgebied.244
242
MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Insitute of International Affairs,
2000, p. 3. 243
Ibid., p. 3. 244
DE CORDIER, Bruno, Stuwdammen in Centraal-Azië zijn doelwit guerilla-acties. In: De Standaard,
23/10/2001.
74
Het stroomgebied van het Aralmeer heeft een groot strategisch belang. Gelegen in het
hart van Centraal-Azië grenst het aan relatieve grootmachten zoals Rusland en China. En
politiek eerder instabiele landen zoals Afghanistan en Iran maken er deel van uit. Drie
van de landen die deel uitmaken van het stroomgebied zijn rijk aan fossiele brandstoffen.
Kazachstan heeft aardolie en Turkmenistan en Oezbekistan hebben aardgas. Oezbekistan
is ’s werelds derde grootste producent van katoen, dat bijna allemaal geëxporteerd wordt,
en het heeft grote reserves goud en uranium. Sinds de onafhankelijkheid trekken deze
voorraden de aandacht en de investeringen van het westen.245
Ahmed Rashid relativeert
dit en stelt dat het schitterende arsenaal aan bodemschatten waarover de landen
beschikken slechts op beperkte schaal internationale investeerders heeft getrokken.
‘Zolang de Centraal-Aziatische regimes hun economie en de politieke situatie in eigen
huis niet op orde hebben, zullen investeerders blijven zoeken naar veiligere gebieden, ook
al valt daar minder te halen.’246
Politiek gezien hebben landen zoals Oezbekistan en Turkmenistan zich in het voorbije
decennium ‘internationaal gemarginaliseerd met hun vreemde, postcommunistische
dictaturen, nu worden ze langs alle kanten het hof gemaakt’, schrijft Jorn De Cock in De
Standaard.247
De aanslagen van 11 september 2001 in de Verenigde Staten en de
daaropvolgende oorlog tegen het terrorisme hebben het strategisch belang van de vijf
voormalige Sovjet-republieken in Centraal-Azië nog doen toenemen. De vijf steunen de
door de VS geleide oorlog tegen het terrorisme en de VS en Groot-Brittannië gebruiken
zelfs militaire infrastructuur in Oezbekistan.248
Ahmed Rashid ziet hierin een
mogelijkheid voor hen om tot verandering, economische ontwikkeling en democratie te
komen. Ze zouden een beroep kunnen doen op de dankbaarheid van het Westen, Rusland
en China bij toekomstige onderhandelingen over de exploitatie van natuurlijke
245
WEINTHAL, Erika, Central Asia: Aral Sea Problem. Op: http://www.foreignpolicy-
infocus.org/briefs/vol5/v5n06aral_body.html op 15/11/2001. 246
RASHID, Ahmed, Jihad. De opkomst van het moslimfundamentalisme in Centraal-Azië. New
Haven/Londen, Yale University, 2002, p. 67. 247
DE COCK, Jorn, ‘We kunnen de bombardementen nu niet stoppen.’ In: De Standaard, 2/11/2001. 248
DE CORDIER, Bruno, Centraal-Azië hervalt in autoritaire Sovjet-gewoonten. In: De Standaard,
7/12/2001.
75
hulpbronnen, voor hulp bij de oprichting van nieuwe politieke instellingen en om hun
mensen een beter leven te bieden.249
Pauline Jones Luong en Erika Weinthal waarschuwen er wel voor dat de Verenigde
Staten zeer voorzichtig moeten zijn. De nieuwe VS-politiek houdt immers in dat het naar
voor schuiven van Oezbekistan als een regionale grootmacht de stabiliteit in de regio zou
ten goede komen. Het gevaar bestaat dat president Karimov zich daardoor gesterkt voelt
en zijn repressieve politiek verderzet, mogelijk zelfs tot buiten zijn landsgrenzen. Als
Oezbekistan’s buurlanden zich dan ook nog eens aan de kant geschoven voelen, kan deze
politiek de nu al gespannen relaties tussen de Centraal-Aziatische staten alleen maar
verder destabiliseren.250
Het bezoek van minister Louis Michel eind oktober 2001 aan Oezbekistan, Turkmenistan
en Tadzjikistan toont aan dat ook de Europese Unie zich bewust is van het belang van
deze regio. ‘We moeten naar een re-evaluatie van onze betrekkingen met Centraal-Azië’,
verklaarde Louis Michel als dienstdoend voorzitter van de Europese Unie. Om een
oplossing te vinden voor Afghanistan is de medewerking van de buurlanden nodig. Die
buurlanden vinden in de onrust in Afghanistan een voorwendsel om niet te hervormen.
De democratisering zal dus niet voor meteen zijn en daar zal minister Michel misschien
zelf spijt van gehad hebben toen hij in Turkmenistan een rondleiding kreeg langs talloze
monumenten, standbeelden en paleizen voor president Niyazov die omringd worden door
fonteinen die overvloedig water spuiten. En dat ‘in een land met een structureel
watertekort’. 251
Water is van cruciaal belang in deze grotendeels droge regio. ‘Due to their reliance on
agriculture, Uzbekistan and Turkmenistan view irrigation as a key security issue.’252
Landbouw blijft er de belangrijkste economische activiteit en die is zeer afhankelijk van
249
RASHID, Ahmed, Jihad. De opkomst van het moslimfundamentalisme in Centraal-Azië. New
Haven/Londen, Yale University, 2002, p. 21. 250
JONES LUONG, Pauline, WEINTHAL, Erika, New friends, new fears in Central Asia. In: Foreign
Affairs, mrt.-apr. 2002, pp. 61-70. 251
DE COCK, Jorn, ‘We kunnen de bombardementen nu niet stoppen.’ In: De Standaard, 2/11/2001. 252
INTERNATIONAL CRISIS GROUP, Central Asia: water and conflict. Asia report n°34. Brussels,
30/05/2002, p. 2. Op: http://www.intl-crisis-group.org op 27/10/2002.
76
overvloedige irrigatie, wat natuurlijk het gebruik van enorme hoeveelheden water vereist.
Irrigatie heeft de watervoorraden in het stroomgebied tot hun limieten gedwongen, wat
leidt tot disputen over een billijke waterverdeling tussen de staten.253
De regionale
spanningen over water zijn een politiek probleem geworden dat enkel via een
internationale benadering kan opgelost worden. Totnogtoe staat het concept van
‘sovereignty over resources’ echter nog altijd in de grondwetten van de vijf Centraal-
Aziatische republieken.254
De irrigatie leidt ook tot het opdrogen van het Aralmeer, ooit
één van ’s werelds meest belangrijke meren, wat een enorme schade aan het milieu heeft
veroorzaakt. Het management van de zeer belangrijke natuurlijke bron water is van zeer
groot belang voor de economische, politieke en ecologische toekomst van de regio.
1.2. Hydrografie van de regio: herkomst van het water en de natuurlijke voorraden.
De verdeling van land en water in het stroomgebied van het Aralmeer is de sleutel om te
begrijpen welke landen het meest begaan zijn met kwesties van watermanagement in de
regio en wie van hen daarop de meeste invloed heeft. Kennis van de grootte, de verdeling
en het gebruik van de watervoorraden is essentieel om de problemen die er zijn te kunnen
begrijpen.
De watervoorraden van het Aralmeer stroomgebied kunnen opgedeeld worden in
nationale watervoorraden en internationale of interstatelijke watervoorraden. Nationale
watervoorraden zijn rivieren, meren en bruikbare grondwatervoorraden die zich volledig
binnen de grenzen van één land bevinden en die geen directe invloed hebben op andere
landen. Internationale watervoorraden zijn rivieren, meren en bruikbare
grondwatervoorraden die grensoverschrijdend zijn of die zelf nationale grenzen vormen
of die een directe invloed hebben op de watervoorraden van andere landen binnen het
253
DE CORDIER, Bruno, Stuwdammen in Centraal-Azië zijn doelwit guerilla-acties. In: De Standaard,
23/10/2001. 254
GULOMOVA, Lola, Water: the future apple of discord in Central Asia. In: The Times of Central Asia,
26/04/2001. Op: http://www.times.kg op 06/11/2002.
77
stroomgebied.255
In het stroomgebied van het Aralmeer zijn de internationale
watervoorraden veel groter en veel belangrijker dan de nationale watervoorraden. De
belangrijkste watervoorraden van het stroomgebied zijn de twee grote rivieren Amoe
Darja en Syr Darja en het Aralmeer waarin de twee rivieren uitmonden.
Het cijfermateriaal over de watervoorraden is opnieuw afkomstig van Prof. P. Micklin.
Enerzijds omwille van de samenhang bij de uitwerking van de beschikbare
watervoorraden om het allemaal niet nodeloos ingewikkeld en verwarrend te maken, en
anderzijds omdat er grotendeels vergelijkbare cijfers gehanteerd worden door de FAO en
door Prof. V. Dukhovny.256
Daarenboven maakt de International Crisis Group in haar
rapport over water en conflict in Centraal-Azië melding van het feit dat er een gebrek is
aan betrouwbaar cijfermateriaal over de hoeveelheden water die jaarlijks door de Amoe
Darya en de Syr Darja stromen.257
1.2.1. Amoe Darja en Syr Darja.
De belangrijkste rivier in het stroomgebied van het Aralmeer is de Amoe Darja. Ze
ontspringt tussen de gletsjers en de sneeuwvlakten van het Pamir gebergte van
Tadzjikistan, Kirgizië en Afghanistan. Daarna vloeit ze zowat 2400 km van in de bergen
doorheen de Kara-Kum woestijn tot in het Aralmeer. Tijdens deze reis vloeit de rivier of
haar belangrijkste zijrivieren langsheen en over de grenzen van vier staten, met name
Tadzjikistan, Afghanistan, Turkmenistan en Oezbekistan, waarbij ze de twee
laatstgenoemde verschillende keren binnenkomt en weer verlaat en weer binnenkomt.
Het gemiddeld jaarlijks debiet van het stroomgebied van de Amoe Darja alleen is zowat
79 km³. Daarin zit niet enkel de stroom van de Amoe Darja zelf en haar zijrivieren, maar
ook die van verschillende zogenaamd terminale rivieren (Zeravshan, Murgab, Tedjen) die
255
MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Insitute of International Affairs,
2000, p. 6. 256
AQUASTAT Regional overviews. General summary for the countries of the former Soviet Union. The
Aral Sea basin. Op: http://www.fao.org/ag/agl/aglw/aquastat/regions/fussr/index8.stm op 8/11/2002.
DUKHOVNY, Victor A., SOKOLOV, Vadim I., Integrated water resources management in the Aral Sea
basin. Scientific-Information Center of the ICWC. Op: http://www.grida.no/aral/wb/water.pdf op
13/11/2002. 257
INTERNATIONAL CRISIS GROUP, Central Asia: water and conflict. Asia report n°34. Brussels,
30/05/2002, p. 8. Op: http://www.intl-crisis-group.org op 27/10/2002.
78
door verdamping ‘verdwijnen’ in de woestijn. De Amoe Darja is een exotische rivier. In
de hydrologische betekenis wil dit zeggen dat ze volledig ontspringt in het waterrijke
Pamir gebergte, maar dat de stroom substantieel afneemt door onder meer verdamping en
bodeminfiltratie tijdens haar trip doorheen de Kara-Kum woestijn naar het Aralmeer.
Door haar exotische natuur nam, zelfs voor het tijdperk van de moderne grootschalige
irrigatie, de gemiddelde jaarlijkse instroom van de rivier in het Aralmeer af tot zowat 40
km³. Tadzjikistan draagt voor 80 procent bij aan de waterstroom die voortgebracht wordt
in het Amoe Darja stroomgebied, gevolgd door Afghanistan (8 procent), Oezbekistan (6
procent), Kirgizië (3 procent) en Turkmenistan en Iran (samen ongeveer 3 procent).258
De Syr Darja ontspringt in het Tyan’ Shan gebergte dat ten noorden van het Pamir
gebergte ligt. Net als de Amoe Darja wordt ook de Syr Darja voornamelijk gevoed door
smeltende sneeuw en gletsjers. Met een totale lengte van 2500 km is de Syr Darja net iets
langer dan de Amoe Darja. De rivier (of haar belangrijkste zijrivieren de Naryn en de
Karadar’ya) stroomt vanuit Kirgizië naar Oezbekistan, daarna doorheen een smalle strook
van Tadzjikistan en tenslotte via Kazachstan in het Aralmeer. Het gemiddelde jaarlijkse
debiet van de Syr Darja van 37 km³ is aanzienlijk kleiner dan dat van de Amoe Darja.
Kirgizië draagt voor 74 procent bij aan de rivierstroom, Oezbekistan voor 11 procent,
Kazachstan voor 12 procent en Tadzjikistan voor 3 procent. De Syr Darja is een
exotische rivier259
, net als de Amoe Darja. Voor het irrigatietijdperk nam de stroom
substantieel af tijdens haar lange reis doorheen de Kyzyl-Kum woestijn. Slechts minder
dan de helft (gemiddeld ongeveer 15 km³ per jaar) van het water dat uit de bergen komt
bereikte effectief het Aralmeer.260
Geschat wordt dat de Amoe Darja en de Syr Darja (plus de terminale rivieren in het
stroomgebied van de Amoe Darja) op jaarbasis gemiddeld 116 km³ water leveren.
Grondwater draagt een bijkomende hoeveelheid water bij aan de rivierstroom. Volgens
258
MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Insitute of International Affairs,
2000, pp. 6-7. 259
Dit betekent dat de stroom van de Syr Darja substantieel afneemt door onder meer verdamping en
bodeminfiltratie tijdens haar trip door de woestijn. 260
MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Insitute of International Affairs,
2000, p. 7.
79
recente schattingen kunnen de totale hernieuwbare grondwatervoorraden in het
stroomgebied van het Aralmeer 44 km³ per jaar bedragen, waarvan misschien 16 km³ per
jaar effectief gebruikt kan worden. De reden hiervoor is dat niet al het grondwater
bruikbaar is, ofwel omdat het te zout is ofwel omdat het te diep onder de grond zit
waardoor het niet tegen een redelijke kostprijs kan aangewend worden als drinkwater of
voor economische doeleinden. Ongeveer 30 procent van het grondwater zou van
internationale oorsprong zijn. Dit betekent dat de betrokken aquifers nationale grenzen
overschrijden of dat ze verbonden zijn met aquifers in andere landen. Grondwater vormt
een belangrijk aandeel van de bovenloop (de bronnen) van de Amoe Darja en de Syr
Darja. In de woestijngebieden langs de midden- en benedenlopen zijn de rivieren netto
leveranciers van grondwater. Bijgevolg is het moeilijk om de netto bijdrage die het
grondwater – los van de rivierstroom – levert aan de beschikbare watervoorraad met
zekerheid te bepalen.261
Ten tijde van de Sovjet-Unie schatten Centraal-Aziatische waterexperts de hoeveelheid
bruikbaar grondwater in het stroomgebied van het Aralmeer die niet verbonden was met
de rivierstromen op 17 km³ per jaar. Daarmee komt de totale – in principe bruikbare –
watervoorraad van het stroomgebied op gemiddeld ongeveer 133 km³. Daarin zit dus de
116 km³ van de rivierstromen plus de 17 km³ grondwater dat niet verbonden is met de
rivierstromen. Als we er dan, zoals eerder gezegd, van uit gaan dat 30 procent van het
grondwater internationale voorraden zijn, betekent dat een hoeveelheid van 5 km³ per
jaar. Als we dat dan optellen bij de 116 km³ van de rivierstromen, dan krijgen we een
gemiddelde jaarlijkse internationale watervoorraad van 121 km³ of 91 procent van de
totale bruikbare watervoorraden van het stroomgebied.262
Het stroomgebied van het Aralmeer kan met zijn gemiddelde van 133 km³ per jaar als een
aanzienlijke watervoorraad worden beschouwd. Uitgaande van een bevolking in het
stroomgebied van bijna 47 miljoen in 1998 betekent dit 2830 m³ per persoon. En
uitgaande van een oppervlakte van het stroomgebied van 1,8 miljoen km² betekent het
261
MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Insitute of International Affairs,
2000, pp. 7-8. 262
Ibid., p. 8.
80
74000 m³ per km². Niet dat deze cijfers veel belang hebben, want ze houden geen
rekening met de grote discrepanties in de regio tussen waar de stromen zich vormen en
waar de mensen wonen en er dus het meest intensieve gebruik van water is. Op basis
hiervan kunnen we het stroomgebied opdelen in twee zones. De eerste omvat de
dunbevolkte bergen aan de bovenloop waar de stroom gevormd wordt en waar het
watergebruik veel lager ligt dan de beschikbare voorraad. Deze zone beslaat slechts 20
procent van het stroomgebied, maar levert 90 procent van de rivierstroom voor de Amoe
Darja en de Syr Darja. De tweede zone bestaat uit de aan de benedenstroom gelegen
droge vlakten (beslaat 80 procent van het stroomgebied) waar het grootste deel van de
bevolking woont, waar het meeste water verbruikt wordt en waar de beschikbare
watervoorraden veel kleiner zijn dan het verbruik. Het tekort in de vlakten wordt
natuurlijk gedekt door hetgeen stroomafwaarts vloeit vanuit de waterrijke bergen.263
De kern van de bergenzone van het stroomgebied ligt in Tadzjikistan en Kirgizië, welke
bijgevolg waterrijke landen zijn. Van de gemiddelde jaarlijkse rivierstroom van 116 km³
levert Tadzjikistan 55 procent en Kirgizië 25 procent, samen dus 80 procent.
Daartegenover staat dat de hoeveelheid water die beide landen samen onttrokken in 1995
slechts 16 procent van het totaal uitmaakte. Deze landen zijn bijgevolg netto donoren ten
aanzien van de watervoorraden van het stroomgebied. Afghanistan levert ongeveer 4
procent, maar onttrekt heel wat minder (minder dan 1 procent van het totaal in 1995).
Daarmee komt ook Afghanistan in de categorie van netto donoren aan de bovenlopen van
de rivieren.264
Precies het omgekeerde geldt voor de stroomafwaarts gelegen staten Oezbekistan,
Kazachstan en Turkmenistan. Zij zijn netto verbruikers van de watervoorraden van het
stroomgebied. Ze liggen grotendeels in de droge vlakten van de Centraal-Aziatische
woestijnen en dragen samen slechts 14 procent bij aan de rivierstroom in het Aralmeer
stroomgebied. Met hun groot aantal geïrrigeerde gebieden waren deze staten in 1995
goed voor 83 procent van de totale onttrokken hoeveelheid water. Oezbekistan levert 8
263
MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Insitute of International Affairs,
2000, p. 8. 264
Ibid., pp. 8-9.
81
procent, maar onttrok in 1995 52 procent van het totaal. Turkmenistan draagt in wezen
niets bij aan de stroom, maar is wel een belangrijke verbruiker met 20 procent van het
totaal in 1995. Kazachstan draagt 4 procent bij en onttrok in 1995 10 procent van het
totaal. En Iran tenslotte levert 3 procent en verbruikt hoogstens 1 procent.265
1.2.2. De toereikendheid van de hernieuwbare watervoorraden.
Eén van de belangrijkste vragen die zich stellen rond het management van de
watervoorraden in het stroomgebied van het Aralmeer is of de voorraden toereikend zijn
om te voldoen aan de vraag. Geschat wordt dat er een gemiddelde jaarlijks hernieuwbare
watervoorraad (nationaal plus internationaal) is in het stroomgebied van ongeveer 133
km³, namelijk 116 km³ van de rivieren en 17 km³ grondwater dat niet verbonden is met
de rivierstroom. In de periode 1990-1995 schommelde de hoeveelheid onttrokken water
tussen 126 km³ in 1990 en 111 km³ in 1995. Volgens Philip Micklin zijn deze cijfers
slechts ruwe schattingen, maar dat neemt niet weg dat ze ons toch een idee geven van de
onttrokken hoeveelheid gedurende de eerste helft van de jaren ’90.266
Een deel van de onttrokken hoeveelheid water (geschat op bijna 24 km³ per jaar voor
1990-1994) vloeit terug naar de waterlopen en is, ondanks de afgenomen kwaliteit,
beschikbaar voor gebruik verder stroomafwaarts. Een groot deel van de onttrokken
hoeveelheid (zowat 16 km³ per jaar voor 1990-1994) komt terecht in afgesloten bekkens
in de woestijn waar het verdampt. In principe kan dit water ook gebruikt worden voor
irrigatie, maar enkel als het zoutgehalte ervan niet te hoog is. De hoeveelheid water die
gemiddeld jaarlijks terugvloeit is dus bijna 40 km³. Men neemt aan dat 36 à 38 km³ of 90
à 95 procent daarvan in aanmerking komt voor hergebruik. Rekening houdend met deze
voorraad, is er in het stroomgebied van het Aralmeer dus een bruikbare watervoorraad
van bijna 170 km³ per jaar. Dit is beduidend meer water dan er op dit moment wordt
265
MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Insitute of International Affairs,
2000, p. 9. 266
Ibid., p. 10.
82
onttrokken wat op het eerste zicht de indruk kan wekken dat er meer dan genoeg water is
voor alle betrokken landen en gebruikers, nu en in de nabije toekomst.267
Jammer genoeg is de situatie veel ingewikkelder en minder rooskleurig. Eerst en vooral
gaan er grote hoeveelheden water verloren waar eigenlijk niets aan te doen is en die
moeilijk of slechts tegen een zeer hoge kostprijs kunnen omlaag gebracht worden. Het
gaat hier onder meer over water dat in de bodem sijpelt, verdamping van reservoirs en
water dat de planten langs de oevers opnemen. De verliezen op deze manier kunnen in
een normaal jaar oplopen tot 16 km³. Ten tweede schommelt de hoeveelheid rivierwater
van seizoen tot seizoen en van jaar tot jaar. Er zijn seizoenen en jaren waarin de
hoeveelheid water veel hoger is dan het verbruik en seizoenen en jaren waarin ze veel
lager is. Om de beschikbaarheid van water te maximaliseren bouwen de regeringen grote
dammen en leggen ze grote reservoirs aan om water te kunnen opslaan in perioden van
overvloed (lente en vroege zomer) en in natte jaren om het dan te kunnen gebruiken
tijdens drogere perioden, in de zomer, wanneer de vraag hoog is en in minder natte
jaren.268
Toch is het noch economisch haalbaar noch goed voor het milieu om rivieren volledig te
reguleren, zeker niet als ze zo groot zijn als de Amoe Darja en de Syr Darja. Totale
regulering (dus ieder jaar al het overtollige water uit natte perioden opslaan om het later
vrij te laten) zou een bijkomende opbouw vragen van dure opslagcapaciteit die slechts
gevuld zou worden gedurende zeer korte perioden. Deze aanpak zou ook betekenen dat
de rivierbeddingen stroomafwaarts van de dammen, tijdens natte perioden over lange
afstanden (tot aan de volgende dam of het volgende reservoir), zo goed als droog zouden
komen te liggen, wat ernstige gevolgen voor het milieu en de volksgezondheid zou
hebben. Niet al het overtollige water van tijdens natte perioden kan dus opgeslagen
worden voor gebruik in drogere perioden met een hogere vraag.269
267
MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Insitute of International Affairs,
2000, p. 10. 268
Ibid., pp. 10-11. 269
Ibid., p. 11.
83
Zowel op de Amoe Darja en de Syr Darja, als op hun zijrivieren, zijn dammen gebouwd
om de beschikbare watervoorraad tijdens drogere perioden te verhogen. De totale
bruikbare opslagcapaciteit in het stroomgebied van het Aralmeer zou ongeveer 44 km³
bedragen. De grootste opslagfaciliteiten zijn de Toktogul op de Syr Darja met een
bruikbare capaciteit van 14 km³ en de Nurek, op de Vaksh (de belangrijkste zijrivier van
de Amoe Darja) met een bruikbare capaciteit van 4,5 km³. De opslag van water laat de
verhoging toe van de hoeveelheid water die effectief kan gebruikt worden. In feite is de
hoeveelheid water die beschikbaar is in de drogere jaren het meest cruciaal met
betrekking tot het watermanagement. Het is een betere indicator voor de toestand van de
watervoorraden in droge streken zoals het Aralmeer stroomgebied, dan de gemiddelde
jaarlijkse hoeveelheden van natte jaren die vertekend worden door de hoeveelheden water
die toch niet volledig gebruikt of opgeslagen kunnen worden.270
Als we kijken naar de beschikbaarheid van water in de drogere jaren, dan ziet de situatie
er niet bepaald rooskleurig uit. Tijdens die drogere jaren wordt de hoeveelheid water die
de stroomafwaarts gelegen netto verbruikers Oezbekistan, Kazachstan en Turkmenistan
onttrekken uit noodzaak substantieel gereduceerd. Meer nog, het zijn deze jaren die
hoogoplopende spanningen veroorzaken tussen de landen van het stroomgebied, omdat
de stroomafwaarts gelegen landen hun deel van het water – dat van de stroomopwaarts
gelegen landen Tadzjikistan en Kirgizië komt – trachten te maximaliseren. Oezbekistan,
Kazachstan en Turkmenistan oefenen echter tevergeefs druk uit op Tadzjikistan en
Kirgizië om hen ertoe aan te zetten om de hoeveelheid water die ze stroomafwaarts laten
vloeien te verhogen. Daartoe zouden Tadzjikistan en Kirgizië hun verbruik moeten
beperken en meer water moeten laten doorstromen uit de reservoirs op hun
grondgebied.271
Sinds 2000 wordt de regio opnieuw getroffen door een opeenvolging van
droge jaren en bijgevolg een watertekort.272
Wat dit concreet betekent voor de
verhouding tussen de landen in het stroomgebied komt verderop aan bod.
270
MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Insitute of International Affairs,
2000, pp. 11-12. 271
Ibid., p. 12. 272
DUBROVSKAYA, Elena, Agricultural crisis prompts Uzbek officials to revive interest in plan to divert
Siberian rivers. Op: http://www.eurasianet.org/departments/environment/articles/eav053002.shtml op
12/11/2002.
84
En alsof de beschikbaarheid van water alleen nog niet genoeg problemen veroorzaakt,
zorgt de sterk verminderde watertoevoer naar het Aralmeer voor nog meer serieuze
moeilijkheden.
1.2.3. Het Aralmeer.
1.2.3.1. Situering en hydrologische beschrijving.
Het Aralmeer ligt te midden van de grote Centraal-Aziatische Kara-Kum, Kyzyl-Kum en
Betpakdala woestijnen. Het is een terminaal meer, waarmee bedoeld wordt dat het een
eindpunt is en er dus geen rivieren meer vanuit het meer vertrekken. Het waterpeil wordt
grotendeels bepaald door de balans tussen de instroom van de Amoe Darja en de Syr
Darja en de netto hoeveelheid water die verdampt (verdamping aan het wateroppervlak
min de neerslag die er op valt). De netto grondwateruitwisseling is moeilijk te meten,
maar zou een onbelangrijke rol spelen in de waterbalans van het Aralmeer. De instroom
en de netto verdamping bedroegen beide gemiddeld 56 km³ in de periode van 1911 tot
1960. De waterbalans was gedurende deze periode langdurig in evenwicht, met een
maximale schommeling in het waterpeil van minder dan één meter.273
Slechts twee van
de zeven landen in het stroomgebied van het Aralmeer zijn gelegen aan de oevers van het
Aralmeer zelf, namelijk Kazachstan en Oezbekistan. Beide hebben ongeveer een even
lange ‘kustlijn’. In Oezbekistan ligt de volledige kustlijn met het Aralmeer binnen de
deelrepubliek Karakalpakstan.
273
MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Insitute of International Affairs,
2000, p. 13.
85
Bron: MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Insitute of International
Affairs, 2000, p. 14.
In 1960 was het Aralmeer met een oppervlakte van bijna 67.000 km² het vierde grootste
binnenmeer ter wereld. Het was een brak meer met een zoutgehalte van minder dan 10
gram per liter (dat is minder dan een derde van dat van de oceaan) en daardoor
hoofdzakelijk ‘bewoond’ door zoetwaterdieren. Er draaide een belangrijke visindustrie
rond het meer en het was een heel belangrijke regionale transportroute. De uitgestrekte
delta’s van de Amoe Darja en de Syr Darja lieten een grote diversiteit aan fauna en flora
toe. Ze droegen ook bij aan de geïrrigeerde landbouw, de veeteelt, de jacht en de visserij.
Gedurende de voorbije vier decennia is het Aralmeer gestaag gekrompen en verzilt. De
voornaamste oorzaak hiervan is de toename van de irrigatie die de instroom in het meer
van de Amoe Darja en de Syr Darja verminderde. In 1987 viel het Aralmeer uiteen in
twee delen; een klein Aralmeer in het noorden en een groot Aralmeer in het zuiden. De
Syr Darja mondt uit in het eerste, de Amoe Darja in het tweede. Beide meren werden met
tussenpozen met mekaar verbonden door een kanaal. Tussen 1960 en 1998 is het
waterpeil van de Kleine Aral met 13 meter gezakt en dat van de Grote Aral met 18 meter.
De oppervlakte van beide meren samen is met 50 procent verminderd en het volume met
86
80 procent. In de Kleine Aral nam de verzilting toe met een factor van ongeveer drie en
in de Grote Aral met een factor van bijna vierenhalf.274
Ondertussen is het waterpeil
blijven zakken, zodat er nu al drie stukken Aralmeer zijn.275
De VN voorspellen dat het
meer tegen 2020 volledig verdwenen zal zijn.276
1.2.3.2. Gevolgen van de opdroging van het Aralmeer op vlak van economie, ecologie en
volksgezondheid.
De door de mens veroorzaakte opdroging van het Aralmeer277
heeft een zeer negatieve
impact, hoewel niet alle landen van het stroomgebied even erg getroffen worden.
Kazachstan en Oezbekistan worden als oeverstaten het meest getroffen. Turkmenistan is,
hoewel het niet aan het Aralmeer grenst, voor een deel gelegen in de Amoe Darja delta en
heeft daar reeds grote schade opgelopen. Toch is het maar een klein deel van het
grondgebied en van de bevolking van elk van deze drie landen die in belangrijke mate
schade lijden. Het getroffen gebied beslaat voor de drie landen samen hoogstens 400.000
km², dat is 11 procent van het grondgebied dat ze samen innemen. Van de 44 miljoen
inwoners van de drie landen samen, wonen er drie à vier miljoen; dat is minder dan 10
procent.278
Sterker nog, de meest getroffen administratieve regio’s - de deelrepubliek Karakalpakstan
in Oezbekistan, de Kzyl-Orda oblast in Kazachstan en de Dashauz oblast in
Turkmenistan - zijn politiek impotent en hebben geen invloed op nationaal niveau. En
dus bewijst men in Astana, de nieuwe hoofdstad van Kazachstan, en in Tashkent, de
274
BORTNIK, Vitalyi N., Alteration of water level and salinity of the Aral Sea. In: GLANTZ, Michael H.,
(ed.), Creeping Environmental Problems and Sustainable Development in the Aral Sea Basin. Cambridge,
Cambridge University Press, 1999, pp. 47-65. 275
AQUASTAT Regional overviews. General summary for the countries of the former Soviet Union. The
Aral Sea basin. Op: http://www.fao.org/ag/agl/aglw/aquastat/regions/fussr/index8.stm op 8/11/2002. 276
(Anon.), With Aral Sea facing extinction, Central Asian leaders fall back on words rather than action.
Op: http://www.eurasianet.org/departments/environment/articles/eav101002.shtml op 13/11/2002. 277
De opdroging van het Aralmeer was voorzien en werd geaccepteerd door de Sovjet-planners. Kritiek op
de plannen werd niet getolereerd. Zie hiervoor: WINES, Michael, Grand Soviet scheme for sharing water
in Central Asia is foundering. In: The Washington Post, 09/12/2002. Op: http://www.washingtonpost.com
op 24/12/2002. 278
MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Insitute of International Affairs,
2000, p. 14.
87
hoofdstad van Oezbekistan, voornamelijk lippendienst aan het standpunt dat de
opdroging van het Aralmeer en de gevolgen ervan een regionale of zelfs een mondiale
catastrofe zijn. Deze ‘winning strategy’ blijft veel internationale hulp aantrekken. Maar
de inspanningen van de landen zelf komen dus niet echt overeen met hun retoriek net
omdat de crisiszone beperkt en dun bevolkt is en geen druk kan uitoefenen op de
nationale politiek.279
De andere staten in het Aralmeer stroomgebied (Kirgizië, Tadzjikistan, Afghanistan en
Iran) zijn zo ver van de zone waar de gevolgen zichtbaar zijn gelegen, dat zij geen
aantoonbare schade hebben geleden van het opdrogen van het Aralmeer. Deze
geografische beschouwingen helpen ons te begrijpen waarom Kazachstan en Oezbekistan
de drijvende krachten zijn om de anderen in het stroomgebied aan te zetten om toch iets
te doen aan de ergste problemen, daar waar Turkmenistan, Kirgizië en Tadzjikistan veel
minder interesse tonen. Afghanistan en Iran zijn totnogtoe niet formeel betrokken
geweest bij beslissingen over het Aralmeer.280
Geografie is één ding, maar in het verleden speelde voornamelijk een ander mechanisme
een belangrijke rol. De milieu- en gezondheidsproblemen in de regio doken niet van de
ene dag op de andere in alle hevigheid op. Het is daarentegen de jarenlange accumulatie
van kleine – eerst bijna onzichtbare – veranderingen in het milieu die de regio vandaag
met een ramp confronteert. Michael Glantz omschrijft een dergelijk fenomeen als een
‘creeping environmental problem’. Politieke leiders nemen lange tijd geen actie omdat er
in hun perceptie geen onmiddelijke en dringende reden voor is. Tot ze dus uiteindelijk
geconfronteerd worden met een grootschalige ramp.281
In 1982 kwam er een eind aan de – door Kazachstan en Oezbekistan in de eerste helft van
de twintigste eeuw ontwikkelde – visindustrie. Reden hiervoor is het verdwijnen van het
279
MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Insitute of International Affairs,
2000, pp. 15-16. 280
Ibid., p. 16. 281
GLANTZ, Michael H., Sustainable development and creeping environmental problems in the Aral Sea
region. In: GLANTZ, Michael H., (ed.), Creeping Environmental Problems and Sustainable Development
in the Aral Sea Basin. Cambridge, Cambridge University Press, 1999, pp. 3-4.
88
visbestand van het Aralmeer door de toegenomen verzilting en het verlies van
voortplantings- en voedselgebieden. Als gevolg van de teloorgang van de visserij zijn
tienduizenden mensen werkloos geworden. De scheepvaart op het Aralmeer is ook
stilgevallen doordat men het opgegeven heeft om de steeds langer wordende kanalen naar
de belangrijkste havens – Aralsk in het noorden in Kazachstan en Muynak in het zuiden
in Oezbekistan (Karakalpakstan) – open te houden.282
Het meest beschadigde gebied beperkt zich niet tot het Aralmeer zelf en de oevers ervan.
De gevolgen zijn zichtbaar in een gebied van zowat 400.000 km² rondom het meer. Het
omvat de deelrepubliek Karakalpakstan en Khorezm oblast in Oezbekistan, Dashauz
oblast in Turkmenistan, het westelijk deel van Kzyl-Orda en het zuidoostelijk deel van
Akhtyubinsk oblast in Kazachstan met een totale bevolking van bijna 4 miljoen mensen.
Deze regio wordt algemeen geschouwd als een ‘ecologisch rampgebied’ (ecological
disaster zone/ zona ekologicheskogo bedstviya).283
De rijke ecosystemen van de uitgestrekte delta van de Amoe Darja, die grotendeels
gelegen is in de Oezbeekse deelrepubliek Karakalpakstan en gedeeltelijk in de
Turkmeense Dashauz oblast, hebben bijzonder veel schade geleden. De delta van de Syr
Darja, die in de Kzyl-Orda oblast in Kazachstan ligt, kreeg het eveneens zwaar te
verduren. Door de sterk gekrompen rivierstromen die nog door de delta’s vloeien, het niet
meer voorkomen van springtij in de delta’s (onder meer als gevolg van de constructie van
stroomopwaarts gelegen wateropslagreservoirs) en een daling van het grondwaterpeil
(veroorzaakt door het dalende waterpeil van het Aralmeer) neemt de verwoestijning hand
over hand toe.284
Het opdrogen van de delta’s gaat samen met een toenemende vervuiling
van de nog resterende wateren. De vervuiling wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door
water dat na gebruik voor irrigatie terugvloeit en grote hoeveelheden zouten, pesticiden,
herbiciden, meststoffen en ontbladeringsmiddelen voor katoen bevat. Als gevolg van dit
282
AQUASTAT Regional overviews. General summary for the countries of the former Soviet Union. The
Aral Sea basin. Op: http://www.fao.org/ag/agl/aglw/aquastat/regions/fussr/index8.stm op 8/11/2002. 283
MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Insitute of International Affairs,
2000, p. 17. 284
RAFIKOV, Asomitdin A., Desertification in the Aral Sea Region. In: GLANTZ, Michael H., (ed.),
Creeping Environmental Problems and Sustainable Development in the Aral Sea Basin. Cambridge,
Cambridge University Press, 1999, pp. 66-85.
89
alles verdwijnt de rijke vegetatie en worden de populaties van bepaalde diersoorten in het
gebied gedecimeerd.285
De geïrrigeerde landbouw in de delta’s van de Amoe Darja en de Syr Darja lijdt onder
een gebrek aan water. De reden hiervoor is dat de instroom van water in de delta’s sterk
afgenomen is doordat er stroomopwaarts reeds zeer veel van het water verbruikt wordt
voor irrigatie. Daarbovenop komt dat het water dat de delta’s toch nog bereikt een
verhoogd zoutgehalte heeft, veroorzaakt door het reeds herhaaldelijk gebruik in
stroomopwaarts gelegen gebieden. Met soms een zoutgehalte van meer dan twee gram
per liter ligt dit water aan de basis van afnemende oogsten. En samen met de slechte
afwatering van geïrrigeerde velden heeft het de secundaire bodemverzilting versneld.
Ook de veeteelt deelt in de klappen doordat er steeds minder gebied is waar de dieren
kunnen grazen.286
De veel voorkomende sterke wind blaast zand, zout en stof van de drooggevallen bodem
van het Aralmeer naar de omliggende gebieden. Die vormen nu grotendeels een dorre,
met zout bedekte woestijn van meer dan 36.000 km². Het grootste probleem vormt het
stof en het zout, dat over grote afstanden verspreid wordt. Sinds het midden van de jaren
‘70 zijn er op satellietbeelden enorme pluimen van meer dan 200 en zelfs meer dan 400
km te zien. Zo belandt het stof en het zout in een aanzienlijk gebied rondom het Aralmeer
in Oezbekistan, Kazachstan en in mindere mate in Turkmenistan.287
Het grootste gedeelte van de stormen gaat gepaard met wind uit het noorden en het
noordoosten. Zij dragen het stof en het zout over het Ust-Urt Plateau naar het westen van
het meer en naar het zuiden van de delta van de Amoe Darja. De delta is de dichtst
bevolkte en economisch en ecologisch gezien de belangrijkste regio rond het meer. De
schattingen over de hoeveelheden stof en zout die door de wind verplaatst worden lopen
285
ZHOLDASOVA, Iliya, Fish population as an ecosystem component and economic object in the Aral
Sea Basin. In: GLANTZ, Michael H., (ed.), Creeping Environmental Problems and Sustainable
Development in the Aral Sea Basin. Cambridge, Cambridge University Press, 1999, pp. 204-207. 286
WERELDBANK, Aral Sea Basin Program. Water and Environmental Management Project. Project
Document. Mei 1998. Op: http://www-wds.worldbank.org op 11/02/2002. 287
MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Insitute of International Affairs,
2000, p. 18.
90
nogal uiteen, maar feit is dat het in de miljoenen ton per jaar loopt voor zout alleen al.
Veel van het zout nestelt zich op planten en gewassen, wat de groei beperkt en waardoor
dus ook de oogsten aanzienlijk kleiner worden. Het zout en het stof zijn ook schadelijk
voor de dieren, zowel direct als indirect door de afname van hun voedsel. Plaatselijke
gezondheidsexperts beschouwen het zout en het stof in de lucht ook als een factor die in
belangrijke mate bijdraagt tot het zoveel voorkomen in de regio van aandoeningen aan de
luchtwegen, oogziekten en zelfs keel - en slokdarmkanker.288
De inkrimping van het Aralmeer heeft ook een klimaatsverandering veroorzaakt in een
strook van wel 100 km breed langsheen de vroegere kustlijn in Oezbekistan en
Kazachstan. Het maritieme klimaat is vervangen door een meer continentaal en zelfs
woestijnklimaat. De zomers zijn warmer geworden en de winters kouder (de vorst treedt
vroeger in en houdt langer aan), de vochtigheidsgraad is lager en het groeiseizoen korter.
Het groeiseizoen is gemiddeld een tiental dagen korter geworden in het noordelijk deel
van de Amoe Darja delta en is daarmee te kort geworden voor katoenteelt waardoor men
er gaan overschakelen is op rijst.289
De bevolking die in het ecologische rampgebied woont heeft te kampen met acute
gezondheidsproblemen. Sommige daarvan zijn, zoals eerder gezegd, het directe gevolg
van de terugtrekking van het Aralmeer. Het gaat dan om aandoeningen en mogelijk
kanker aan de luchtwegen en het spijsverteringsstelsel door het opnemen (via inademing
of voedsel) van zout en stof en door een armer eetpatroon als gevolg van het verdwijnen
van de vis uit het Aralmeer als belangrijke voedselbron. Andere ernstige
gezondheidsproblemen zijn het gevolg van de met het intensief gebruik van toxische
chemicaliën in de geïrrigeerde landbouw gerelateerde milieuvervuiling. Maar er moet
gezegd worden dat de meest ernstige problemen inzake gezondheidszorg verband houden
met derde wereldachtige toestanden en praktijken inzake geneeskunde, voeding en
hygiëne. De bacteriële besmetting van het drinkwater is de oorzaak van een hoog aantal
gevallen van tyfus, paratyfus, virale hepatitis en dysenterie. Er heerst ook tuberculose en
288
POSTEL, Sandra, Pillar of sand. Can the irrigation miracle last? New York, W.W. Norton & Company
Inc., 1999, p. 94. 289
HINRICHSEN, Don, Requiem for a dying sea. In: People and the Planet, 1995, Vol. 4, No. 2, p. 11.
91
bloedarmoede, vooral bij zwangere vrouwen, en lever en nieraandoeningen zijn
wijdverspreid. De geneeskunde stelt niet veel voor, het voedselpatroon is te eenzijdig en
goede rioleringssystemen zijn schaars. Het sterftecijfer en de kindersterfte zijn de hoogste
van alle voormalige Sovjetstaten.290
In de Oezbeekse deelrepubliek Karakalpakstan is de toestand het ergste van het hele
stroomgebied van het Aralmeer. Uit onderzoek van eind de jaren ’80 blijkt dat de
kindersterfte er gemiddeld meer dan 70 op 1000 bedraagt. Dit cijfer ligt drie tot vier keer
hoger dan het nationale niveau in de voormalige USSR en zeven tot tien keer hoger dan
dat van de Verenigde Staten.291
1.2.3.3. Vereisten voor het herstel van het Aralmeer.
Hoewel de gevolgen van het opdrogen van het Aralmeer slechts te voelen zijn in een
relatief beperkt gedeelte van het stroomgebied (ongeveer 400.000 km² van de 1,8 miljoen
km² of 22 procent), vereist een oplossing van het probleem een totaalaanpak van het
watermanagement in het volledige stroomgebied van het Aralmeer. Daarbij zijn vooral
die regio’s in Turkmenistan, Kazachstan en Oezbekistan van belang waar de grootste
hoeveelheden water verbruikt worden voor irrigatie. De grote hoeveelheden die daar
onttrokken worden hebben geleid tot de grote terugval in de hoeveelheid water die het
Aralmeer nog bereikt.292
De gemiddelde hoeveelheid water van de Amoe Darja en de Syr Darja die effectief het
Aralmeer bereikt bedroeg tussen 1911 en 1960 jaarlijks 56 km³, maar in de jaren ‘80
zakte het naar 6 km³. In de jaren ‘90 was er meer water. De totale hoeveelheid water die
uit de bergen komt was in de periode 1990-1998 voor de twee rivieren samen gemiddeld
290
ELPINER, Leonid I., Public health in the Aral Sea coastal region and the dynamics of changes in the
ecological situation. In: GLANTZ, Michael H., (ed.), Creeping Environmental Problems and Sustainable
Development in the Aral Sea Basin. Cambridge, Cambridge University Press, 1999, pp. 128-156. Zie ook:
ARTSEN ZONDER GRENZEN, Aral Sea Area Programme. Worrying humanitarian consequences. Op:
http://www.msf.org/aralsea/asa_dis.htm op 28/02/2002. 291
MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Insitute of International Affairs,
2000, p. 20. 292
Ibid., p. 20.
92
104 km³, tegenover 94 km³ per jaar in de periode 1959-1998. Tussen 1990 en 1998
bereikte jaarlijks gemiddeld 14 à 15 km³ het Aralmeer. In de toekomst zal de hoeveelheid
water die vanuit de bergen komt op lange termijn waarschijnlijk aanzienlijk kleiner zijn
dan in de jaren ‘90 toen de hoeveelheid de hoogste was sinds de jaren 1950, maar ze zal
waarschijnlijk wel hoger blijven dan in de jaren ’80 (gemiddeld 87 km³). Als we ervan
uitgaan dat de onttrokken hoeveelheid water in het stroomgebied op het niveau van de
jaren ’90 blijft – wat al veel lager is dan in de jaren ‘80 – en er verder normale
omstandigheden gelden, dan kan de hoeveelheid water die gemiddeld jaarlijks het
Aralmeer zal bereiken voorzichtig geschat worden op 10 km³.293
Er zou 45 km³ water per jaar het Aralmeer moeten bereiken om het terug te brengen tot
wat het drie decennia geleden was. Daarvoor zou er stroomopwaarts een grotere daling
moeten zijn van de onttrokken hoeveelheid water dan nu het geval is. Het is echter weinig
waarschijnlijk dat dit in de nabije toekomst zal kunnen gebeuren zonder een economische
en sociale catastrofe te veroorzaken in die landen van het stroomgebied die de grootste
verbruikers van water voor irrigatie zijn. Alleen al om het verder inkrimpen van het
Aralmeer te stoppen zou er een instroom in het meer nodig zijn van 25 km³ (zowat
tweeëneenhalf keer de geschatte hoeveelheid op lange termijn) en is een daling van de
hoeveelheid water die stroomopwaarts onttrokken wordt vereist van 15 km³.294
VN-experts pleiten ervoor dat men beter stopt met geld te steken in het herstel van het
Aralmeer.295
Langs de andere kant kan er geheel terecht ook voor gepleit worden dat een
eventueel bijkomende hoeveelheid water van de Syr Darja zou moeten gebruikt worden
om het waterpeil mee te verhogen van het nu afgescheiden kleine noordelijke Aralmeer.
Dit doel zou bereikt kunnen worden met een relatief beperkte stijging van de
waterhoeveelheid. De redenering achter beide benaderingen steunt op een aantal
overwegingen. Om het peil van het grote Aralmeer enkel nog maar te stabiliseren zou een
toename in de waterstroom van de Amoe Darja vereist zijn die op korte en zelfs op
293
MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Insitute of International Affairs,
2000, p. 21. 294
Ibid., p. 21. 295
(Anon.), With Aral Sea facing extinction, Central Asian leaders fall back on words rather than action.
Op: http://www.eurasianet.org/departments/environment/articles/eav101002.shtml op 13/11/2002.
93
langere termijn onbereikbaar is. En zelfs als het grote Aralmeer gestabiliseerd kan
worden op het huidige niveau, dan blijft er nog het zoutgehalte dat zo hoog is dat het
meer geen enkele ecologische of economische betekenis heeft.296
Als we de kritieke situatie van het Aralmeer in overweging nemen en de hoeveelheid
water die nodig is om slechts een begin van verbetering te weeg te brengen toevoegen
aan het reeds bestaande waterverbruik dat eerder besproken werd, dan blijkt duidelijk dat
de watervoorraden in het stroomgebied van het Aralmeer hun limieten bereikt hebben en
dat die limieten zelfs overschreden worden. Zelfs tijdens de nattere periode van begin
jaren ‘90 bleef er onvoldoende water over om de inkrimping van het Aralmeer te stoppen.
In de jaren ‘80 ging de inkrimping alarmerend snel, wat te wijten was aan het feit dat in
die drogere jaren er praktisch geen water het Aralmeer bereikte.297
Uit dit alles kunnen we besluiten dat het enkel mogelijk is om de waterproblemen in de
regio te verlichten door iets te doen aan de grootste ‘waterverbruiker’ in het
stroomgebied, namelijk de irrigatie. Grote hoeveelheden water zouden kunnen
vrijgemaakt worden door de geïrrigeerde oppervlakte aanzienlijk te verkleinen, de
efficiëntie van de irrigatietechniek serieus te verbeteren of door een combinatie van
beide.298
296
MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Insitute of International Affairs,
2000, pp. 21-22. 297
Ibid., p. 23. 298
WERELDBANK, Aral Sea Basin Program. Water and Environmental Management Project. Project
Document. Mei 1998. Op: http://www-wds.worldbank.org op 11/02/2002.
94
Hoofdstuk 2: Irrigatie in het stroomgebied van het Aralmeer.
Door de beperkte beschikbaarheid van cijfermateriaal ben ik in dit hoofdstuk eens te
meer grotendeels aangewezen op cijfers die afkomstig zijn van Prof. P. Micklin. Hij heeft
de cijfers overgenomen uit of berekend aan de hand van bronnenmateriaal dat
overwegend in het Russisch is opgesteld.299
2.1. Vóór de Sovjet-periode.
De regio rond het Aralmeer was in een ver verleden door zijn geografische ligging een
oase op een kruispunt van belangrijke historische wegen. Hiva, Samarkand en de
Ferganavallei maakten deel uit van de Zijderoute, die Europa en Azië met elkaar
verbond.300
Over de exacte begindatum bestaat discussie, maar het is zeker dat tegen het Bronzen
Tijdperk (het tweede millennium vóór Christus) boeren in het stroomgebied van het
Aralmeer de irrigatietechniek toepasten. In de loop der tijden kende de irrigatie perioden
van groei en verval. Telkens werd de irrigatie heropgebouwd en weer tot bloei gebracht
zowel na de sociale en economische crisis rond de 5de
eeuw na Christus als na de
Arabische invasie van 712. In 1220 leidde de invasie van de Mongolen bijna tot de
volledige vernietiging van de irrigatiesystemen langsheen de Amoe Darja en de Syr Darja
en veroorzaakte ook een verschuiving van de loop van de Amoe Darja. Maar ook dan
werd alles weer traag heropgebouwd en de Amoe Darja werd teruggebracht naar haar
299
De referenties zijn te vinden in: MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal
Institute of International Affairs, 2000, 72 p. 300
INTERNATIONAL ARAL SEA REHABILITATION FUND, BRANCH IN THE REPUBLIC OF
KAZAKHSTAN, Survey. Op: http://www.ifas-almaty.kz/ENG/Survey.html op 15/11/2001.
95
vroegere loop. Tegen het begin van de 19de
eeuw was de geïrrigeerde oppervlakte
ongeveer twee miljoen hectare.301
Gedreven door de aanwezigheid van potentiële rijkdommen – bodemschatten en katoen –
veroverde het Russische Rijk tussen 1860 en 1900 Centraal-Azië en dus ook het
stroomgebied van het Aralmeer en bracht het onder zijn controle. De verovering was
mede een logisch gevolg van het feit dat door de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865)
de toevoer van katoen naar de Russische textielfabrieken stil was komen te liggen.302
De
regio was toen bekend als Russisch Turkestan of kortweg Turkestan. Rond 1900 begon
een grote uitbreiding van de irrigatie die gericht was op de bouw van nieuwe
irrigatiesystemen binnen de grenzen van de reeds geïrrigeerde gebieden en op de
uitbreiding naar woestijngebieden die nog nooit geïrrigeerd geweest waren.303
Tegen 1913 was de geïrrigeerde oppervlakte 3,2 miljoen hectare. De nieuwe geïrrigeerde
gebieden lieten een uitbreiding toe van de katoenteelt tot 556.000 hectare of 17 procent
van de totale geïrrigeerde oppervlakte. De hoofdreden hiervoor was de verhoogde
behoefte aan katoen vanwege de groeiende Russische textielindustrie. Ook in delen van
de reeds bestaande geïrrigeerde gebieden werden de traditionele voedselgewassen
vervangen door katoenteelt. In het begin ging alles goed, maar na 10 tot 15 jaar kwamen
de eerste tekenen van secundaire bodemverzilting, veroorzaakt door teveel irrigatie, een
gebrek aan goede afwatering en irrigatie van van nature zoute grond. Uiteindelijk ging op
deze manier 60 procent van de nieuwe geïrrigeerde zones verloren.304
301
MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Institute of International Affairs,
2000, pp. 24-25 en p. 27. 302
RASHID, Ahmed, Jihad. De opkomst van het moslimfundamentalisme in Centraal-Azië. New
Haven/Londen, Yale University, 2002, p. 33. 303
MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Institute of International Affairs,
2000, p. 27. 304
Ibid., pp. 27-29.
96
2.2. De periode van de Sovjet-Unie.
Tijdens de burgeroorlog van 1915 tot 1924, die volgde op de Bolsjewistische
machtsgreep, werden de irrigatiesystemen vernietigd of verwaarloosd. De geïrrigeerde
oppervlakte daalde van 3,2 miljoen hectare in 1913 tot 1,7 miljoen hectare in 1922. De
oppervlakte waar aan katoenteelt werd gedaan zakte naar iets meer dan 100.000 hectare.
Na de consolidatie van de Sovjetmacht in Centraal-Azië beval Moskou het herstel van de
irrigatiesystemen, dat voltooid werd tussen 1925 en 1928. Op dat ogenblik werd in het
stroomgebied van het Aralmeer 30 à 40 procent van de totale oppervlakte gebruikt voor
de teelt van granen, 30 procent voor grassen, 5 à 25 procent voor rijst en niet meer dan 20
à 25 procent voor katoen.305
Het traditionele systeem van geïrrigeerde landbouw in het stroomgebied van het
Aralmeer bleef de norm tot het midden van de jaren ’20. Dit systeem had zich dus
ontwikkeld over een periode van duizenden jaren en had oorlogen, economische
crisissen, natuurrampen en de Tsaristische verovering van de regio overleefd. Het had
zowel een component over het gebruik van de grond als een administratieve component.
Wat het gebruik van de grond betreft bestond ongeveer 90 procent van het geïrrigeerde
gebied uit kleine individueel geleide landbouwbedrijven met een oppervlakte van twee
tot drie hectare. Deze bedrijven werden meestal geleid door families. Sommigen van hen
waren eigenaar van de grond, anderen waren pachters of werkten in dienst van
grootgrondbezitters in ruil voor een deel van de oogst. Het was een kleinschalig en
primitief systeem van irrigatie op basis van handenarbeid met de hulp van lastdieren. De
uitwerpselen van de dieren werden gebruikt als meststof.306
Op het eerste zicht zou men verwachten dat zulke systemen niet duurzaam zijn als gevolg
van het gebrek aan afwatering, bodemverzilting en dalende oogsten. Maar dat waren ze
duidelijk niet. De basisprincipes van de geïrrigeerde landbouw die door de eeuwen heen
305
MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Institute of International Affairs,
2000, p. 29. 306
Ibid., p. 29.
97
ontwikkeld zijn met ‘trial and error’ waren gezond.307
Zo droegen onder meer de kleine
oppervlakte van de geïrrigeerde velden en de bomen die erlangs geplant werden bij tot
een efficiënt gebruik van water.308
Het administratieve beheersysteem van de irrigatie kon zich eveneens over een lange
periode ontwikkelen. Het basisprincipe ervan was dat het watermanagement door de
centrale overheid gecontroleerd werd, maar de verantwoordelijkheid voor de werking en
het onderhoud van het systeem van watermanagement lag op het lokale vlak. Volgens de
Islamitische wet, de sharia, is water ‘a gift from God’309
dat toebehoort aan de
gemeenschap en dus is privé-bezit ervan niet toegestaan. De lokale autoriteiten kenden
aan de landbouwers rechten toe voor het gebruik van het water en verzekerden hen het
onderhoud van de irrigatienetwerken waarlangs het water bezorgd werd. Hogere
overheden stonden ervoor in dat de lokale ambtenaren hun verantwoordelijkheden
nakwamen en regelden ook geschillen tussen de verschillende regio’s of geschillen die
niet door de lokale leiders konden opgelost worden.310
Water was immers toen al zo
belangrijk voor de samenleving dat er conflicten over ontstonden.311
De overheid vroeg van de watergebruikers om het irrigatiesysteem mee te bouwen en te
onderhouden. Dit werd georganiseerd via een ingewikkeld systeem waarbij iedereen
jaarlijks verplicht was mee te werken bij het schoonmaken van kanalen, het herstellen
van dammen, enzovoort. De overheid inde ook belastingen op water dat gebruikt werd
voor irrigatie en boetes van degenen die hun jaarlijkse verplichtingen niet nakwamen. Het
geld dat op die manier ingezameld werd, werd gebruikt voor de financiering van de bouw
en het onderhoud van de irrigatiesystemen.312
307
INTERNATIONAL ARAL SEA REHABILITATION FUND, BRANCH IN THE REPUBLIC OF
KAZAKHSTAN, Economics. Op: http://www.ifas-almaty.kz/ENG/Economics.html op 15/11/2001. 308
MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Institute of International Affairs,
2000, p. 30. 309
O’HARA, Sarah L., Water and conflict in Central Asia. University of Nottingham, Environmental
politics in Central Asia. Op: http://www.psa.ac.uk/cps/1998/ohara.pdf op 15/11/2002. 310
MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Institute of International Affairs,
2000, p. 30. 311
O’HARA, Sarah L., Water and conflict in Central Asia. University of Nottingham, Environmental
politics in Central Asia. Op: http://www.psa.ac.uk/cps/1998/ohara.pdf op 15/11/2002. 312
MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Institute of International Affairs,
2000, p. 30.
98
Het watermanagement voor de irrigatie gebeurde door een hïerarchische structuur van
technici en bureaucraten. De hoofden van de deelstaten stonden ook aan het hoofd van de
irrigatie. Daaronder stond de mirab of de manager van het hoofdkanaal, daaronder de
mirabs van de belangrijkste zijkanalen en daaronder de mirabs van de kanalen die het
water naar de afzonderlijk velden brachten. Elk van hen was verantwoordelijk voor de
verdeling van het water op zijn kanaal en voor het onderhoud ervan.313
Er waren ook
controleurs die erop toezagen dat de richtlijnen van de hogere overheden nageleefd
werden. Dit systeem moest het mogelijk maken om te bepalen wie verantwoordelijk was
voor eventuele problemen in het systeem en om de schuldigen (soms erg zwaar) te
straffen.314
Het traditionele systeem van geïrrigeerde landbouw was aangepast aan de
omstandigheden van het droge milieu en motiveerde de landbouwersfamilies om samen
te werken voor het onderhoud van de irrigatiesystemen en om de grond en het water met
voorzichtigheid te gebruiken.315
De Sovjetautoriteiten hadden de beste aspecten van dit
systeem kunnen bewaren en daarnaast, waar het gepast was, voorzichtig en doordacht
meer moderne westerse technologie kunnen introduceren, gecombineerd met het
nastreven van een landhervorming en herverdeling van de grond. In plaats daarvan
hebben ze er echter voor gekozen om in het stroomgebied van het Aralmeer nooit eerder
geziene veranderingen door te voeren in de geïrrigeerde landbouw. Deze wijzigingen
brachten een permanente verandering teweeg in de landbouw en in het leven van de
landbouwers.316
Deze keuze werd ingegeven door twee hoofdmotieven. In de eerste plaats was er de diepe
overtuiging bij de Bolsjewistische leiders en intelligentsia dat het traditionele en in hun
313
O’HARA, Sarah L., Water and conflict in Central Asia. University of Nottingham, Environmental
politics in Central Asia. Op: http://www.psa.ac.uk/cps/1998/ohara.pdf op 15/11/2002. 314
MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Institute of International Affairs,
2000, pp. 30-31. 315
ZONN, Igor S., The impact of political ideology on creeping environmental changes in the Aral Sea
basin. In: GLANTZ, Michael H., (ed.), Creeping Evironmental Problems and Sustainable Development in
the Aral Sea Basin. Cambridge, Cambridge University Press, 1999, p. 157. 316
MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Institute of International Affairs,
2000, p. 31.
99
ogen feodale systeem van geïrrigeerde landbouw in Centraal-Azië primitief, achterlijk en
inefficiënt was. Daarenboven bracht het volgens hen ook uitbuiting en onderdrukking van
de landbouwers met zich mee. Ten tweede was er de noodzaak om de staatscontrole op
de irrigatie en de landbouw te institutionaliseren. Dit moest gebeuren met het oog op een
enorme toename van de katoenproductie. In de ogen van de Bolsjewieken moest het
bestaande corrupte en waardeloze systeem volledig vervangen worden door een centraal
gecontroleerde, moderne, grootschalige, meer industriële vorm van irrigatie onder strenge
overheidscontrole. De landbouwers zouden in dit nieuwe systeem slechts arbeiders zijn
die de economische plannen van de staat uitvoeren.317
Van bij het begin was het beleid van de Sovjet-Unie er op gericht om zelfvoorzienend te
worden wat katoen betreft. Het werd reeds onder Lenin beschouwd als een strategisch
probleem dat de hoogste prioriteit moest krijgen.318
Later zou het hele verhaal nog een
extra dimensie krijgen door de Koude Oorlog. Eind jaren ’50 en begin jaren ’60 was
katoen uit Centraal-Azië niet alleen relatief goedkoop, men wilde onder Chroestsjov
vooral de Amerikanen voorbijsteken inzake katoenproductie. De Communistische Partij
was er zich heel erg van bewust dat het niet voldoende was om in katoen te voorzien voor
de textielbedrijven in de Sovjet-Unie zelf. Er moest ook katoen kunnen geleverd worden
aan andere communistische landen. Daarenboven deed de toenemende militarisering in
de Sovjet-Unie zelf de vraag naar katoen stijgen.319
De eerste stap werd gezet in 1925. Alle grond werd genationaliseerd en men begon met
een herverdeling ervan. Toch bleef het grootste gedeelte van de geïrrigeerde oppervlakte
dan nog onder privé-management. In de daaropvolgende jaren voerde de Sovjetregering
nog meer grote veranderingen door. Individuele boerderijen werden samengevoegd tot
grotere, zogenaamd efficiëntere, eenheden. Dit ging ook gepaard met een toename van de
oppervlakte van de geïrrigeerde velden van 0,3 à 0,8 hectare naar gemiddeld 3,5 hectare.
317
MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Institute of International Affairs,
2000, p. 31. 318
ZONN, Igor S., The impact of political ideology on creeping environmental changes in the Aral Sea
basin. In: GLANTZ, Michael H., (ed.), Creeping Evironmental Problems and Sustainable Development in
the Aral Sea Basin. Cambridge, Cambridge University Press, 1999, p. 158. 319
Ibid., p. 161.
100
De bomen tussen de velden moesten eveneens plaats ruimen. De beschikbare oppervlakte
voor de katoenteelt nam snel toe, maar de oogsten lagen ver beneden het niveau van voor
de revolutie. Er werd steeds meer water gebruikt voor de irrigatie en de verspilling nam
sterk toe.320
Het proces van massale collectivisering van de landbouw begon in Centraal-Azië, net als
in andere delen van de Sovjet-Unie, in 1929 onder Stalin.321
Hij hertekende de kaart van
Centraal-Azië zo dat er tussen de vijf republieken altijd strijd zou zijn om water.322
De
waterpolitiek stond centraal in Moskou’s verdeel en heers-politiek ten aanzien van de
regio. Conflicten over water zouden een rem zetten op regionale samenwerking die
anders een bedreiging zou kunnen vormen voor de positie van Moskou in de regio.
Daarenboven zorgden de spanningen tussen de republieken ervoor dat Moskou een
bemiddelende rol moest spelen, wat het maar al te graag deed.323
Individuele landbouwbedrijven werden ertoe gedwongen zich te verenigen in kolchozen
of gemeenschapsboerderijen en op voor het eerst geïrrigeerde gronden werden sovchozen
of staatsboerderijen opgezet. Het was voor de landbouwers verboden om voor zichzelf
een apart gedeelte van de grond te gebruiken. Ze werden verplicht zich te verenigen in
teams die samen het land bewerkten. De belangrijkste doelstelling was om
katoenonafhankelijkheid te bereiken tegen het einde van het eerste vijfjarenplan in 1933.
De katoenteelt nam toe tot meer dan de helft van de totale bezaaide oppervlakte en de
nationale katoenproductie steeg van 59 naar 97 procent van de totale behoefte. Toch bleef
de oogst per hectare eerder beperkt, terwijl het waterverbruik voor irrigatie bleef
toenemen.324
320
MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Institute of International Affairs,
2000, p. 32. 321
Ibid., p. 32. 322
Deze hertekening zorgde er ook voor dat etnische groepen over verschillende republieken verdeeld
zaten, zodat de republieken zelfs geen etnische basis hadden en wat later ook de nodige conflictstof
opleverde. Zie hiervoor: RASHID, Ahmed, Jihad. De opkomst van het moslimfundamentalisme in
Centraal-Azië. New Haven/Londen, Yale University, 2002, p. 97. 323
O’HARA, Sarah L., Water and conflict in Central Asia. University of Nottingham, Environmental
politics in Central Asia. Op: http://www.psa.ac.uk/cps/1998/ohara.pdf op 15/11/2002. 324
MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Institute of International Affairs,
2000, p. 32.
101
De toestand verbeterde enigszins toen de autoriteiten het collectiviseringsproces iets
verzachtten en vertraagden. De renovatie van de irrigatiesystemen en de mechanisering
van de landbouw brachten een lichte daling van het waterverbruik met zich mee. Tegen
1940 was de geïrrigeerde oppervlakte toegenomen tot 3,8 miljoen hectare, maar het
aandeel van katoen daarin zakte naar 36 procent. De gemiddelde katoenoogst in het
stroomgebied van het Aralmeer was bijna verdrievoudigd.325
Rond die tijd was de collectivisering ongeveer voltooid. Deze sociale en economische
transformatie betekende het einde van de traditionele irrigatie in het stroomgebied van het
Aralmeer. De geïrrigeerde landbouw was omgevormd naar een volledig staatsgeleide
onderneming en vormde de basis voor verdere ontwikkelingen inzake irrigatie voor de
rest van de Sovjet-periode.326
Hoewel Centraal-Azië niet werd binnengevallen tijdens de Tweede Wereldoorlog zien we
in die periode toch een terugval in de geïrrigeerde landbouw. De geïrrigeerde oppervlakte
verminderde, er werd 20 procent minder katoen geplant en ook de oogst per hectare
daalde omdat er veel minder water werd gebruikt. Tegen 1950 zat de irrigatie weer op het
vooroorlogse niveau en was de oppervlakte voor katoenteelt gestegen tot 1,6 miljoen
hectare of 42 procent van de totale geïrrigeerde oppervlakte. Daarenboven was ook de
oogst per hectare verdubbeld, terwijl het waterverbruik toch verder daalde.327
325
MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Institute of International Affairs,
2000, p. 32. 326
Ibid., p. 32. 327
Ibid., p. 32.
102
Bron: MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Insitute of International
Affairs, 2000, p. 26.
Vanaf 1950 breidde de irrigatie in het stroomgebied van het Aralmeer nog verder uit. In
1965 ging het al om een oppervlakte van bijna 5 miljoen hectare. De Sovjetregering legde
zowel de nadruk op de uitbreiding van de irrigatie in de oude geïrrigeerde gebieden als op
de uitbreiding in de recenter geïrrigeerde gebieden. In 1954 werd ook begonnen met de
bouw van het Kara-Kum kanaal; het langste en het kanaal met de grootste capaciteit van
de voormalige Sovjet-Unie. De irrigatie breidde in deze periode ook uit naar lager
gelegen delen van de vlakten die een slechte afwatering hebben en die natuurlijke
opslagplaatsen zijn van zout dat in het grondwater zit dat van hoger gelegen gebieden
103
komt. Dit verergerde nog de reeds zware problemen van oververzadiging en verzilting
van de bodem.328
Het werd een prangende vraag wat men moest aanvangen met de steeds toenemende
hoeveelheid zout water dat van de geïrrigeerde velden terugvloeide. Een groot deel ervan
werd gewoon geloosd in de rivieren, waardoor hun waterkwaliteit verslechterde. Een
ander deel van het water begon naar woestijnbekkens te stromen, waar zich blijvende
meren vormden. Vandaag zijn de grootste van deze meren Sarykamysh in Turkmenistan
en Arnasay in Oezbekistan. Beide hebben een oppervlakte van verschillende duizenden
vierkante kilometer. Tussen 1950 en 1965 nam de hoeveelheid water die onttrokken werd
voor irrigatie in Oezbekistan toe met een factor 1,25 terwijl de hoeveelheid afwatering
meer dan verdrievoudigde.329
Rond die tijd werd ook begonnen met de bouw van zeer grote irrigatienetwerken over
honderdduizenden hectare die zich tot ver in de woestijnen uitstrekten. Deze netwerken
werden gebouwd op een industriële basis en omvatten zelfs sociale voorzieningen en
infrastructuur (huizen, winkels en faciliteiten voor recreatie en ontspanning) en
communicatienetwerken (wegen, telefoonlijnen). Om het gebruik van onder meer grotere
tractoren mogelijk te maken werd de oppervlakte van de velden vergroot tot wel 100
hectare. Deze nieuwe systemen moesten de irrigatie verbeteren en tot betere resultaten
leiden. Maar ze deden precies het tegenovergestelde. De enorme velden konden
onmogelijk gelijkmatig geïrrigeerd worden en dus waren er buitensporige hoeveelheden
water nodig. Dit leidde op zijn beurt tot bodemrerosie, een stijgend grondwaterpeil en
bodemverzadiging, secundaire bodemverzilting, toenemend waterverbruik en kleinere
oogsten. Daarenboven hadden sommige velden van nature een zoute bodem waardoor
men voor het begin van het irrigatieseizoen telkens eerst het zout moest wegspoelen. Een
ander groot probleem was dat de drang om de geïrrigeerde oppervlakte uit te breiden de
bovenhand kreeg over de degelijke constructie van de irrigatiesystemen. De bouwers
328
MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Institute of International Affairs,
2000, p. 33. 329
Ibid., p. 33.
104
legden vaak de vereiste om afwateringkanalen aan te leggen naast zich neer in hun drift
om de nieuwe geïrrigeerde oppervlakte te maximaliseren.330
Tegen 1965 was de oppervlakte bestemd voor de katoenteelt gestegen tot 2,3 miljoen
hectare of 48 procent van de totale geïrrigeerde oppervlakte. Ook de oogst per hectare
nam lichtjes toe. In deze periode nam ook het gebruik van meststoffen in de katoenteelt
snel toe. Het waterverbruik per hectare was hoger dan ooit tevoren.331
Tijdens de volgende twintig jaar, van 1965 tot 1985, nam de ontwikkeling van de irrigatie
in het stroomgebied van het Aralmeer zeer snel toe. Naar het einde van de periode toe
bedroeg de geïrrigeerde oppervlakte bijna 7 miljoen hectare. De nadruk lag op de
uitbreiding van de irrigatie naar nieuwe zones en ook de verlenging van het Kara-Kum
kanaal ging door.332
Kevin Klose beschreef de situatie in 1978 in een artikel in de
Washington Post als volgt: ‘Across Central Asia, the Soviet government is pushing back
the desert on waves of water brought hundreds of miles from the mountains that lie along
the Chinese and Afghan borders in the southeast.’333
Dit was het tijdperk waarin grote dammen en reservoirs gebouwd werden, zowel op de
Amoe Darja en de Syr Darja als op hun zijrivieren. Dit gebeurde met de bedoeling om de
rivierstromen zo te reguleren dat er meer water beschikbaar zou zijn voor irrigatie.
Daartoe werd in de lente water opgeslagen voor gebruik tijdens de zomermaanden. Ze
zouden ook waterkracht leveren, waarvan het grootste deel zou aangewend worden voor
de aandrijving van pompen die gebruikt worden bij de irrigatie. Tegen het begin van de
330
ZONN, Igor S., The impact of political ideology on creeping environmental changes in the Aral Sea
basin. In: GLANTZ, Michael H., (ed.), Creeping Evironmental Problems and Sustainable Development in
the Aral Sea Basin. Cambridge, Cambridge University Press, 1999, p. 160. 331
MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Institute of International Affairs,
2000, pp. 33-34. 332
Ibid., p. 34. 333
KLOSE, Kevin, The greening of Soviet Asia: water is king. In: The Washington Post, 21/12/1978. Op:
http://www.washingtonpost.com op 13/11/2002.
105
jaren ’80 was de loop van de Amoe Darja grotendeels en die van de Syr Darja bijna
volledig gecontroleerd.334
De Sovjetregering besteedde nu ook veel aandacht aan het installeren van netwerken van
collectoren voor de afwatering van de velden in een poging om zo iets te doen aan de
steeds erger wordende problemen met een stijgend grondwaterpeil, oververzadiging van
de bodem en secundaire bodemverzilting. Deze toenemende hoeveelheid water die
terugvloeit na irrigatie kwam echter terecht in de rivieren en veroorzaakte een
verslechtering van de waterkwaliteit. Een andere prioriteit was het verhogen van de
efficiëntie van de irrigatiesystemen. Tot 1980 steeg de onttrokken hoeveelheid water per
hectare, maar tegen 1985 had zich al een daling ingezet. Ook de hoeveelheid water die
verspild werd bij de irrigatie begon af te nemen. In een poging om de katoenoogst op peil
te houden nam het gebruik van meststoffen en pesticiden enorm toe. Daardoor raakten de
rivieren nog meer vervuild. Het aandeel van katoen in de totale geïrrigeerde oppervlakte
zakte lichtjes naar 44 procent in 1985. De oogst per hectare bereikte zijn piek in 1980,
maar was tegen 1985 opnieuw gezakt. Toch moet er voorzichtig omgesprongen worden
met de cijfers. Het was immers de tijd van de katoenschandalen waarbij de gegevens over
de oogsten met opzet overdreven werden. Zo kunnen de officiële gegevens over 1980
ongeveer 20 procent hoger liggen dan de werkelijkheid.335
Door de snelle toename van de ontrokken hoeveelheid water voor irrigatie kwamen de
watervoorraden van de Amoe Darja en de Syr Darja de uitputting nabij. Het waterpeil
van het Aralmeer zakte. ‘Water is king. And the kingdom created out of irrigation canals,
pumps and pipes grows yearly. Yet, there is deep trouble coming and the Soviets know it.
What they haven’t decided is how to preserve the kingdom.’336
334
ZONN, Igor S., The impact of political ideology on creeping environmental changes in the Aral Sea
basin. In: GLANTZ, Michael H., (ed.), Creeping Evironmental Problems and Sustainable Development in
the Aral Sea Basin. Cambridge, Cambridge University Press, 1999, p. 166. 335
MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Institute of International Affairs,
2000, pp. 34-35. 336
KLOSE, Kevin, The greening of Soviet Asia: water is king. In: The Washington Post, 21/12/1978. Op:
http://www.washingtonpost.com op 13/11/2002.
106
Centraal-Aziatische politieke leiders en nationale en regionale watermanagers begonnen
tegen het einde van de jaren ’60 grote druk uit te oefenen opdat de grootse plannen om
enorme hoeveelheden water naar Centraal-Azië om te leiden vanuit de Siberische rivieren
de Ob en de Irtysh uitgevoerd zouden worden. Het hoofddoel hiervan was niet om het
opdrogende Aralmeer bij te vullen, maar wel om water te leveren voor de zich steeds
uitbreidende irrigatie. Het ontwerp van dit project werd door de experten tegen het einde
van de jaren ’70 afgerond. Ondanks de oppositie van Russische nationalistische
schrijvers, groenen en wetenschappers leek het er op dat het project begin jaren ’80 op
het punt stond om uitgevoerd te worden. Maar nadat in 1985 Michael Gorbatsjov aan de
macht kwam werden de plannen hevig gecontesteerd omdat ze economisch
onverantwoord waren en een bedreiging voor het milieu vormden. Het project werd
schijnbaar definitief in de kast gestopt in 1986. Moskou zei tegen de Centraal-Aziaten dat
ze het wel zouden kunnen en zouden moeten klaren met het water dat in de regio zelf
aanwezig was.337
Centraal-Aziatische politieke leiders en watermanagers zijn nog steeds
bitter over de afgelasting van het Siberisch project omdat zij geloofden dat het hen door
Moskou beloofd was in ruil voor de steeds verdere uitbreiding van de katoenteelt.338
Recent is het plan weer op tafel gekomen, maar daarover later meer.
Tijdens de laatste jaren van het Sovjetregime (1985-1991) vertraagde de uitbreiding van
de irrigatie in het stroomgebied van het Aralmeer aanzienlijk. Het eens zo machtige
Ministerie van Watermanagement in Moskou had decennia lang met succes gelobbied
voor meer irrigatie, maar verloor nu zijn invloed.339
Het Ministerie werd, met de
openlijke goedkeuring van het nieuwe regime van Gorbatsjov, publiekelijk aangevallen
voor de verspilling van overheidsgeld aan economisch en ecologisch twijfelachtige
projecten en voor het vernietigen van het Aralmeer door de enorme uitbreiding van de
337
ZONN, Igor S., The impact of political ideology on creeping environmental changes in the Aral Sea
basin. In: GLANTZ, Michael H., (ed.), Creeping Evironmental Problems and Sustainable Development in
the Aral Sea Basin. Cambridge, Cambridge University Press, 1999, p. 169 en p. 174. 338
GLANTZ, Michael H., KOBORI, Iwao, (eds.), Central Eurasian Water Crisis. Caspian, Aral and Dead
Seas. Tokyo, United Nations University, 1998, p. 40. 339
MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Institute of International Affairs,
2000, p. 35.
107
irrigatie in Centraal-Azië.340
De watervoorraden van de regio raakten door de irrigatie
uitgeput en er zou geen redding komen vanuit de Siberische rivieren. Het werd tijd om te
stoppen met het opzetten van nieuwe grote projecten en te concentreren op het verhogen
van de efficëntie van de irrigatie en iets te doen aan de zware problemen van
bodemverzilting en oververzadiging in de reeds geïrrigeerde gebieden. Een ander doel
van de overheid was ervoor zorgen dat er meer water naar het Aralmeer zou gaan.341
De nieuwe nadruk die gelegd werd op het verbeteren van de irrigatietechniek kende toch
enig succes. Tegen 1990 was het aandeel van katoen in de totale bezaaide oppervlakte
gedaald tot 40 procent en de oogst per hectare nam lichtjes toe. Sinds het begin van de
jaren ’80 was de hoeveelheid water die per hectare onttrokken werd gestaag gedaald.
Hierin speelde de renovatie en de verbetering van de irrigatiesystemen wel een rol, maar
de belangrijkste oorzaak ervan waren de opeenvolgende droge jaren in de jaren ’80 die
strenge beperkingen oplegden aan het waterverbruik. Negatief was dan weer dat het
grondwaterpeil bleef stijgen waardoor de problemen van overzadiging en verzilting van
de bodem verergerden. De hoeveelheid water die na irrigatie terugvloeide nam nog steeds
hand over hand toe tot meer dan 40 procent van het water dat voor irrigatie onttrokken
werd. Een deel van dat water kwam terug in de rivieren terecht en veroorzaakte een
stijging van het zoutgehalte in de benedenlopen van de Amoe Darja en de Syr Darja tot 2
à 3 gram per liter in 1990.342
2.3. Irrigatie vandaag.
De nieuwe Centraal-Aziatische staten, die opgericht werden na het ineenstorten van de
Sovjet-Unie eind 1991, erfden een irrigatiesysteem dat zich gedurende een periode van
65 jaar had ontwikkeld. Het systeem was gegroeid onder de principes van staatseigendom
en strenge controle, gecentraliseerd top-down management dat weinig initiatief liet aan
340
NASAR, Rusi, How the Soviets murdered a sea. In: The Washington Post, 04/06/1989. Op:
http://www.washingtonpost.com op 13/11/2002. 341
MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Institute of International Affairs,
2000, p. 35. 342
Ibid., p. 36.
108
het lokale niveau, een focus op de productie van katoen en de nood aan grootschalige
voorzieningen. In de voorbije 10 jaar zijn de nieuwe staten elk op hun eigen manier met
deze erfenis omgegaan: ‘each country has selected his own course for survival’.343
Door
hun gemeenschappelijke geschiedenis en het geïntegreerde irrigatienetwerk worden ze
allen echter geconfronteerd met gelijkaardige problemen.344
Bij het verbeteren van het management van de watervoorraden in het stroomgebied van
het Aralmeer speelt de geïrrigeerde landbouw een cruciale rol. Volgens een rapport van
de Wereldbank uit 1998 bedroeg de geïrrigeerde oppervlakte in het stroomgebied van het
Aralmeer (exclusief Afghanistan en Iran) in 1995 bijna 8 miljoen hectare. Het grootste
deel daarvan ligt in Oezbekistan, dat op een afstand gevolgd wordt door Turkmenistan.
Voor irrigatie wordt met ruime voorsprong de grootste hoeveelheid water onttrokken,
namelijk 92 procent van het totaal in 1995. Opnieuw staat Oezbekistan op kop wat dit
betreft, gevolgd door Turkmenistan. Voor de irrigatie wordt zeer veel water verbruikt en
veel van het water dat onttrokken wordt, komt niet opnieuw in de rivieren of in de
aquifers terecht. Het verdampt daarentegen van op de velden, doorheen de gewassen of
vanuit meertjes in de woestijn. Hieruit blijkt dus dat de hoeveelheid water die voor
irrigatie gebruikt wordt een nog grotere hap uit de watervoorraden van het stroomgebied
haalt dan men op het eerste gezicht zou denken.345
Er zou heel wat op het waterverbruik bespaard kunnen worden door een inkrimping van
de geïrrigeerde oppervlakte, een verhoging van de efficiëntie en een overschakeling op de
teelt van gewassen die minder water nodig hebben. In 1990 bedroeg de geïrrigeerde
oppervlakte in het stroomgebied van het Aralmeer 7,25 miljoen hectare. Tegen 1995 was
er een stijging van 9,5 procent tot 7,94 miljoen hectare. Alle landen in het stroomgebied
343
DUKHOVNY, Victor A., SOKOLOV, Vadim I., Integrated water resources management in the Aral
Sea basin. Scientific-Information Center of the ICWC. Op: http://www.grida.no/aral/wb/water.pdf op
13/11/2002. 344
WERELDBANK, Aral Sea Basin Program. Water and Environmental Management Project. Project
Document. Mei 1998. Op: http://www-wds.worldbank.org op 11/02/2002. 345
WERELDBANK, Aral Sea Basin Program. Water and Environmental Management Project. Project
Document. Mei 1998. Op: http://www-wds.worldbank.org op 11/02/2002.
109
behalve Kazakstan planden ook nog een verhoging van de geïrrigeerde oppervlakte.346
En
effectief, tussen 1995 en 2000 was er een toename van 7 procent.347
En nog hebben de
landen plannen voor een verdere uitbreiding. Tegen 2005 wil bijvoorbeeld Turkmenistan
een uitbreiding van de geïrrigeerde oppervlakte met 450.000 hectare, Kirgizië met
230.000 hectare en Tadzjikistan met 500.000 hectare.348
Een veelgebruikt argument om
deze plannen te rechtvaardigen is dat men meer voedsel moet produceren om de
groeiende bevolking te kunnen voeden. Het is dus weinig waarschijnlijk dat er in de
nabije toekomst water zal kunnen bespaard worden door een inkrimping van de
geïrrigeerde oppervlakte.349
Bijgevolg zal het waterverbruik voor irrigatie moeten beperkt worden door de efficiëntie
te verhogen en door over te schakelen op de teelt van gewassen die minder water
vereisen. Het verschil tussen de minimale hoeveelheid water die nodig is in een bepaald
gebied voor een optimale groei van een bepaalde gewassencombinatie en de werkelijk
onttrokken hoeveelheid water geeft ons de bruto hoeveelheid water die zou kunnen
bespaard worden. De netto hoeveelheid die bespaard kan worden zal echter lager liggen
omdat er ook rekening moet gehouden worden met het feit dat als er minder gebruikt
wordt, er ook minder water terugvloeit naar de rivieren. Het is niet eenvoudig om de
minimale hoeveelheid die nodig is te berekenen. Veel hangt af van of er gedetailleerde en
accurate gegevens beschikbaar zijn op een voldoende grote schaal over het klimaat, de
bodemgesteldheid en de gewassen zodat de regionale verschillen in het stroomgebied
ingecalculeerd kunnen worden. Ook de berekening van de minimale hoeveelheid water
die verloren gaat in de irrigatiekanalen speelt een belangrijke rol.350
346
WERELDBANK, Aral Sea Basin Program. Water and Environmental Management Project. Project
Document. Mei 1998. Op: http://www-wds.worldbank.org op 11/02/2002. 347
ABDULLAYEV, Iksandar, Water management and prospects of water-division in Central Asia. In: The
Times of Central Asia, 02/11/2000. Op: http://www.times.kg op 06/11/2002. 348
INTERNATIONAL CRISIS GROUP, Central Asia: water and conflict. Asia report n°34. Brussels,
30/05/2002, p.3. Op: http://www.intl-crisis-group.org op 27/10/2002. 349
WERELDBANK, Aral Sea Basin Program. Water and Environmental Management Project. Project
Document. Mei 1998. Op: http://www-wds.worldbank.org op 11/02/2002. 350
MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Institute of International Affairs,
2000, p. 38.
110
Door gebruik te maken van moderne technologie zou er bij de irrigatie reeds heel wat
minder water verspild worden. Zo zou men de irrigatiekanalen kunnen afdichten en de
velden aanpassen zodat ze gelijkmatiger bevloeid kunnen worden. Er zouden nog grotere
successen geboekt kunnen worden als deze technieken gecombineerd zouden worden met
andere maatregelen zoals bijvoorbeeld de informatisering van de irrigatie. Dan zouden de
gewassen van nabij gevolgd kunnen worden waardoor men exact kan bepalen wanneer ze
water nodig hebben en hoeveel precies. Een andere maatregel zou kunnen zijn dat men de
gewassen genetisch modifieerd zodat ze minder water nodig hebben.351
De hoeveelheid water die bespaard kan worden door een verbetering van de efficiëntie
inzake irrigatie zou wel eens veel groter kunnen zijn dan we denken. Alles wijst er op dat
in de officiële cijfers van de landen in het stroomgebied van het Aralmeer de
hoeveelheden water die onttrokken worden voor irrigatie onderschat worden. De meting
van de geleverde hoeveelheden water aan de coöperatieven (de vroegere sovchozen en
kolchozen) gebeurde al niet adequaat in de tijd van de Sovjet-Unie en is nu nog slechter
geworden. Het cijfer dat opgegeven wordt als verbruik door de boerderijen is dikwijls
niet gebaseerd op metingen, maar eerder op een schatting. De reden hiervoor is dat er
ofwel geen meetapparatuur is of dat ze niet werkt. De schatting geeft niet weer wat er
werkelijk verbruikt wordt, maar wel wat er zou moeten geleverd worden uitgaande van
de gewassen die er geteeld worden en de hoeveelheid water dat daar volgens de normen
minimum voor nodig is.352
Het waterverbruik van de verschillende soorten privé-boerderijen die zich in het
stroomgebied van het Aralmeer ontwikkeld hebben sinds het uiteenvallen van de Sovjet-
Unie is een nog groter mysterie. In de meerderheid van de gevallen bestaat er geen
systeem om hun verbruik te meten. Meer dan waarschijnlijk wordt ook de geïrrigeerde
oppervlakte overschat. De cijfers geven de oppervlakte weer waar voorzieningen zijn
voor irrigatie, maar houden dikwijls geen rekening met systemen die defect zijn, die
hersteld worden en die niet meer gebruikt worden. Er is dus een tendens aanwezig bij de
351
MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Institute of International Affairs,
2000, pp. 38-39. 352
Ibid., p. 39.
111
landbouwers en de watermanagers om de geïrrigeerde oppervlakte te overschatten en de
hoeveelheden water die onttrokken worden te onderschatten. Zo lijkt de efficiëntie, in
termen van het waterverbruik per hectare, groter.353
De uitvoering van een grootschalig programma om de technische aspecten van de
irrigatie in het stroomgebied van het Aralmeer te verbeteren zou een gigantische opgave
zijn en het zou veel tijd vragen. In 1994 waren er over het hele stroomgebied ongeveer
48.000 km hoofdkanalen voor irrigatie. Slechts 28 procent ervan is voorzien van een
afdichting om de lekken te verminderen. Met de 268.000 km kanalen op de boerderijen
zelf is het nog erger gesteld.354
De helft van de geïrrigeerde gronden in het stroomgebied hebben te lijden van de
verzilting. Dit is waarschijnlijk het grootste probleem waar de geïrrigeerde landbouw in
dit gebied mee te kampen heeft. Een ander groot probleem is het hoge grondwaterpeil.
Dit is het gevolg van een gebrek aan of slecht werkende afwateringssytemen. Goed
werkende afwateringssystemen zijn nochtans enorm belangrijk bij irrigatie in droge
gebieden met zout grondwater zoals het geval is in het stroomgebied van het Aralmeer.
Uit experimenten blijkt dat er veel minder water nodig is om katoen te telen en
secundaire bodemverzilting te voorkomen bij een lager grondwaterpeil. Als het
grondwaterpeil te hoog is, moet een groot deel van het water immers gebruikt worden om
eerst het zout uit de bovenste bodemlagen weg te spoelen.355
Voor het herstel en het verbeteren van de irrigatiesystemen in het stroomgebied zijn
miljarden dollars nodig. Oezbekistan en Turkmenistan hebben het grootste aantal
geïrrigeerde gebieden en zouden dus het grootste deel van de rekening betalen. Het is
zeer twijfelachtig of de landen in het stroomgebied het nodige geld hebben of het op
korte termijn bij elkaar kunnen krijgen om zo een duur project te financieren.
Daarenboven zijn de irrigatiesystemen in het stroomgebied sinds de onafhankelijkheid in
353
MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Institute of International Affairs,
2000, p. 39. 354
Ibid., pp. 39-40. 355
POSTEL, Sandra, Pillar of sand. Can the irrigation miracle last? New York, W.W. Norton & Company
Inc., 1999, pp. 93-95.
112
steeds slechtere staat gekomen. De oorzaken hiervan zijn dat er steeds minder geld
beschikbaar gesteld werd voor onderhoud en herstel, dat er eigenlijk niemand
verantwoordelijk was voor de materie en dat er geen onderdelen en uitrusting meer
geleverd werden vanuit andere voormalige Sovjetrepublieken zoals vroeger gebeurde.
Naarmate de tijd vordert, gaan de herstellingskosten steeds verder de hoogte in.356
Het is een verontrustende evolutie dat de oogsten in de meeste belangrijke geïrrigeerde
gebieden, voornamelijk in Kazakstan en Tadzjikistan gestaag afnemen. Dit is in de eerste
plaats het gevolg van het feit dat de geïrrigeerde gebieden in het stroomgebied van het
Aralmeer in steeds slechtere staat komen, maar het is ook het gevolg van andere factoren
zoals de slechte kwaliteit van het zaaigoed, een scherpe daling in het gebruik van
meststoffen en pesticiden, het bewerken van het land op de verkeerde tijdstippen en het
eenzijdig gebruik van de grond. Tussen 1990 en 1994 daalde de graanoogst met 19
procent in Oezbekistan, met 37 procent in Kazakstan, met 23 procent in Turkmenistan,
met 50 procent in Kirgizië en met 59 procent in Tadzjikistan. De katoenoogst daalde met
7 procent in Oezbekistan, met 31 procent in Kazakstan, met 2 procent in Turkmenistan,
met 24 procent in Kirgizië en met 31 procent in Tadzjikistan. De oogst van groenten nam
met 23 procent toe in Turkmenistan, bleef constant in Oezbekistan en daalde met tussen
de 33 en de 68 procent in de andere landen.357
Een omschakeling van de teelt van gewassen die veel water nodig hebben (zoals rijst en
katoen) naar het telen van gewassen die minder afhankelijk zijn van water (zoals granen,
groenten, fruit en sojabonen) kan een relatief goedkope manier zijn om het waterverbruik
te verminderen in vergelijking met een grootschalig technisch herstelproject. Het zijn in
hoofdzaak zulke omschakelingen die verantwoordelijk zijn voor de aanzienlijke daling
tussen 1990 en 1995 van de hoeveelheid water die per hectare onttrokken werd voor
irrigatie. Er werd voornamelijk overgeschakeld van katoen naar granen, hoofdzakelijk
wintertarwe. Tussen 1990 en 1994 steeg de met granen bezaaide oppervlakte in totaal van
356
WERELDBANK, Aral Sea Basin Program. Water and Environmental Management Project. Project
Document. Mei 1998. Op: http://www-wds.worldbank.org op 11/02/2002. 357
MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Institute of International Affairs,
2000, p. 41.
113
12 naar 26 procent en katoen zakte in dezelfde periode van 40 naar 34 procent. Het doel
van deze omschakeling was echter niet in de eerste plaats water besparen, maar wel om
meer zelfvoorzienend te worden wat voedsel betreft. Oezbekistan maakte in absolute
cijfers de grootste omschakeling van katoen naar granen en Turkmenistan in
percentages.358
Het is weinig waarschijnljk dat deze twee landen in de nabije toekomst
nog veel meer katoenteelt zullen vervangen door andere gewassen. Dit omwille van het
feit dat katoen voor beide landen een belangrijk exportproduct is dat buitenlandse
deviezen binnenbrengt.359
Volgens Prof. P. Micklin, die onder een project van USAID adviseur was in Oezbekistan,
en volgens het rapport van de International Crisis Group over water en conflict in
Centraal-Azië zou een regeringspolitiek van prijszetting op water voor irrigatie,
privatisering van de gronden en het geven van zelfbestuur en verantwoordelijkheid voor
de irrigatiesystemen aan de mensen ter plaatse een aanmoediging zijn om zuiniger om te
springen met het water in het stroomgebied van het Aralmeer, zonder dat het de overheid
veel geld kost. Kazakstan, Tadzjikistan en vooral Kirgizië hebben reeds een aantal grote
stappen in deze richting gezet. In Oezbekistan is er wel veel over gepraat, maar met de
implementering van belangrijke beleidsmaatregelen wordt er geaarzeld. Turkmenistan
heeft totnogtoe bijna niets gedaan. Er zijn natuurlijk heel wat obstakels om op deze weg
verder te gaan. De belangrijkste zijn de terughoudendheid vanwege de overheid uit angst
de sociale en economische controle te verliezen, de tegenstand van de coöperatieve
landbouwbedrijven en de lokale ambtenaren, de vrees voor speculatie op grond en voor
stijgende werkloosheid, een gebrek aan apparatuur om het waterverbruik te meten en de
slechte economische toestand waarin de landbouw zich bevindt. Vooral Oezbekistan en
Turkmenistan zouden dus de greep die de staat heeft op de bevolking moeten lossen en
een eind maken aan het systeem van patronage en corruptie dat gefinancierd wordt met
358
MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Institute of International Affairs,
2000, p. 41. 359
INTERNATIONAL CRISIS GROUP, Central Asia: water and conflict. Asia report n°34. Brussels,
30/05/2002, p.4. Op: http://www.intl-crisis-group.org op 27/10/2002.
114
exportinkomsten uit katoen.360
Zoals we in deel 1 al zagen, moet men met pivatisering
heel erg voorzichtig zijn, zodat het niet tot nieuwe spanningen leidt zoals elders al het
geval is geweest.361
De grootste last om het waterverbruik voor irrigatie te beperken rust op Oezbekistan, dat
het leeuwenaandeel van de geïrrigeerde oppervlakte in het stroomgebied heeft en dat ook
het meeste water onttrekt. Turkmenistan, ook goed voor een groot deel van de
geïrrigeerde oppervlakte en van de onttrokken hoeveelheid water, zou eveneens
aanzienlijk op zijn waterverbruik kunnen besparen. Tadzjikistan, Kirgizië en Kazakstan
irrigeren veel kleinere gedeelten van het stroomgebied en onttrekken minder water. Hun
bijdrage aan de hoeveelheid water die mogelijk kan bespaard worden zal dus veel kleiner
zijn, maar zeker niet onbeduidend.362
Tadzjikistan en Kazakstan irrigeren dan wel geen grote oppervlakten, ze gebruiken er wel
meer water voor dan andere landen. In principe zouden ze dus disproportioneel meer
kunnen bijdragen aan de bespaarde hoeveelheid water. In de eerste plaats door technische
verbeteringen en in de tweede plaats door minder rijst te produceren, omdat daar veel
water voor verbruikt wordt in de benedenloop en in de delta van de Syr Darja.
Afghanistan en Iran onttrekken zeer weinig water uit het stroomgebied van het Aralmeer.
Hun mogelijke bijdrage tot het besparen van water is praktisch nihil. Voor Afghanistan
zou dit in de toekomst echter kunnen veranderen, indien het meer water zou gaan
onttrekken van de Amoe Darja.363
En dat zou wel eens snel kunnen gaan gebeuren, want
‘Any plan to rebuild Afghanistan must include agricultural development, which in turn
will require increased water usage.’364
Ik kom hierop later nog terug.
360
MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Institute of International Affairs,
2000, pp. 41-42. Zie hiervoor ook: INTERNATIONAL CRISIS GROUP, Central Asia: water and conflict.
Asia report n°34. Brussels, 30/05/2002, p.2. Op: http://www.intl-crisis-group.org op 27/10/2002. 361
POSTEL, Sandra L., WOLF, Aaron T., Dehydrating conflict. In: Foreign Policy, sep.-okt. 2001, pp. 62-
63. 362
MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Institute of International Affairs,
2000, p. 42. 363
Ibid., p. 42. 364
JONES LUONG, Pauline, WEINTHAL, Erika, New friends, new fears in Central Asia. In: Foreign
Affairs, mrt.-apr. 2002, p. 68.
115
Dat er verbeteringen moeten aangebracht worden inzake irrigatie om de watervoorraden
in het stroomgebied efficiënter te kunnen gebruiken is niet het enige grote probleem
waarmee de Centraal-Aziatische staten geconfronteerd worden. Het is gelinkt aan andere
– minstens even belangrijke – kwesties, zoals een billijke verdeling van het water tussen
de staten aan de bovenloop (Kirgizië, Tadzjikistan en Afghanistan) en de staten aan de
benedenloop (Kazakstan, Oezbekistan en Turkmenistan), de discussie over met welk doel
de belangrijkste dammen op de Amoe Darja en de Syr Darja moeten gebruikt worden
(voor productie van waterkracht of voor irrigatie) en de gezamelijke aanpak van de
Aralmeer crisis. Maar meer hierover in het volgende hoofdstuk.
116
Hoofdstuk 3: De verdeling van het water in het stroomgebied van het Aralmeer.
Er werd reeds eerder op gewezen dat het leeuwendeel van de watervoorraden in het
stroomgebied van het Aralmeer van internationale aard zijn. Deze voorraden bestaan uit
rivieren, meren, bruikbaar grondwater en water dat na gebruik (voornamelijk voor
irrigatie) terugvloeit en die nationale grenzen overschrijden of zelf vormen of die een
directe invloed hebben op watervoorraden in andere landen van het stroomgebied.365
De
belangrijkste voorraden zijn de Amoe Darja en de Syr Darja, hun belangrijkste
zijrivieren en het Aralmeer. Hoe deze voorraden gedeeld, verdeeld en gemanaged worden
speelt nu reeds een cruciale rol in de politieke, economische en ecologische toekomst van
de individuele staten en van de regio in zijn totaliteit. En dat zal niet snel veranderen.
3.1. Institutionele stucturen op regionaal vlak.
3.1.1. Interstate Commission on Water Coordination (ICWC).
Naarmate de onafhankelijkheid naderbij kwam eind 1991, realiseerden de leiders van de
vijf voormalige Sovjetrepublieken in het stroomgebied van het Aralmeer zich dat ze
institutionele mechanismen moesten opzetten om de samenwerking inzake het
management van de internationale watervoorraden te bevorderen. De eerste grote stap
was de ondertekening van een akkoord over het gezamenlijke management en de
bescherming van de internationale watervoorraden in februari 1992. Met het akkoord
werd een Interstate Commission on Water Coordination (ICWC) in het leven geroepen
die toezicht moest houden op de regulering, het efficiënt gebruik en de bescherming van
365
MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Institute of International Affairs,
2000, p. 6.
117
de internationale watervoorraden.366
De ICWC nam in grote lijnen de functies over van
het voormalige Ministerie van Watermanagement van de ter ziele gegane Sovjet-Unie.367
De commissie bestaat uit de hoofden van de belangrijkste watermanagement organisaties
van elke republiek of hun vertegenwoordigers. Voor Kazachstan is dat het Water
Resources Committee, voor Kirgizië en Oezbekistan het Ministry of Agriculture and
Water Management en voor Turkmenistan en Tadzjikistan het Ministry of Water
Resources. De commissie komt verschillende keren per jaar samen om over kwesties van
watermanagement te debateren en te beslissen. Ze regelt ook de verdeling van het water
tussen de republieken en het Aralmeer en zijn delta’s gedurende het hydrologisch jaar dat
loopt van oktober tot oktober. Dit gebeurt op basis van de voorspellingen over de
beschikbaarheid van water die de hydrologische en meteorologische agentschappen in elk
land maken. Tijdens het jaar kan de commissie, indien nodig haar eerdere beslissingen
nog bijsturen en aanpassen aan de werkelijke situatie. Het verdelingsmechanisme is
eigenlijk een voortzetting van het systeem dat tussen 1984 en 1987 door het Ministerie
van Watermanagement van de voormalige Sovjet-Unie opgesteld werd. De ICWC kreeg
ook de verantwoordelijkheid om het exploitatieregime voor de reservoirs langsheen de
internationale waterlopen te bepalen. Eventuele geschillen tussen de republieken over het
watermanagement moeten ook door de commissie opgelost worden, indien nodig met de
hulp van een neutrale bemiddelaar.368
De ICWC bestaat uit een secretariaat (in Khodjent,
Tadzjikistan), een Scientific-Information Center (in Tashkent, Oezbekistan) en de basin
water management authorities of BVO’s voor de Syr Darja (in Tashkent) en voor de
Amoe-Darja (in Urgench, Oezbekistan). 369
366
WERELDBANK, Aral Sea Basin Program. Water and Environmental Management Project. Project
Document. Mei 1998. Op: http://www-wds.worldbank.org op 11/02/2002. 367
DUKHOVNY, Victor A., SOKOLOV, Vadim I., Integrated water resources management in the Aral
Sea basin. Scientific-Information Center of the ICWC. Op: http://www.grida.no/aral/wb/water.pdf op
13/11/2002. 368
MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Institute of International Affairs,
2000, p. 43. 369
DUKHOVNY, Victor A., SOKOLOV, Vadim I., Integrated water resources management in the Aral
Sea basin. Scientific-Information Center of the ICWC. Op: http://www.grida.no/aral/wb/water.pdf op
13/11/2002.
118
De BVO’s werden opgericht in 1986 door de Sovjet-Unie. Men besefte toen al dat er een
geïntegreerd watermanagement voor het hele stroomgebied noodzakelijk was. Voordien
bepaalde Minvodgoz (het Ministerie van Watermanagement van de Sovjet-Unie) centraal,
maar wel na overleg met de overheden van de vijf republieken, de hoeveelheden water
die toegewezen werden. Maar de slechte ervaringen met watertekorten in 1974-1976 en
vooral in 1982 toonden aan dat het systeem onbetrouwbaar was. Er werd dan een
regionale organisatie uitgetekend door SANIIRI, wat toen een regionaal wetenschappelijk
centrum inzake watermanagement en –gebruik was.370
Uiteindelijk werden de twee
BVO’s opgericht. Sinds de onafhankelijkheid zijn ze belast met het management en de
controle van de hoeveelheden water die de ICWC toewijst aan de lidstaten.371
De ICWC wijst jaarlijks een hoeveelheid water toe die elke lidstaat mag onttrekken.
Hiervoor baseert ze zich op schattingen van de hoeveelheid water die zou beschikbaar
zijn in het volgende hydrologisch jaar. Tijdens de regelmatige vergaderingen (elk
kwartaal) of op een speciaal bijeengeroepen zitting, kunnen altijd nog correcties
aangebracht worden. Net zoals het geval was ten tijde van de Sovjet-Unie, is de manier
waarop het water verdeeld wordt erg gericht op de irrigatie en op de belangen van de
stroomafwaarts gelegen staten. In het hydrologische jaar 1996-1997 kregen Oezbekistan
en Turkmenistan, de koplopers inzake irrigatie, respectievelijk 38 en 26 procent van het
totaal toegewezen. Ze kregen elk 36 procent van de stroom van de Amoe Darja en
Oezbekistan kreeg daarbovenop nog eens 42 procent van de Syr Darja stroom.
Kazachstan mocht 30 procent van de Syr Darja stroom onttrekken.372
De stroomopwaarts gelegen landen , waar de stromen gevormd worden, kregen de rest
toegewezen. Voor Tadzjikistan betekende dit 11 procent: 7 procent van de onttrokken
hoeveelheid van de Syr Darja en 13 procent van de Amoe Darja. Kirgizië kreeg slechts
0,4 procent, wat minder is dan 1 procent van de onttrokken hoeveelheid van de Syr Darja
370
SANIIRI was het voormalige Central Asian Research and Education Institute for Water Economy . Een
deel ervan is omgevormd tot het Scientific-Information Center of de ‘denktank’ van het ICWC. 371
DUKHOVNY, Victor A., SOKOLOV, Vadim I., Integrated water resources management in the Aral
Sea basin. Scientific-Information Center of the ICWC. Op: http://www.grida.no/aral/wb/water.pdf op
13/11/2002. 372
MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Institute of International Affairs,
2000, p. 44.
119
en 0,2 procent van de Amoe Darja. De ICWC wees ook 16 procent van de stroom van de
Syr Darja en de Amoe Darja toe aan de directe omgeving van het Aralmeer. Dit in
tegenstelling tot de Sovjet-periode, toen de regio van het Aralmeer geen specifieke
hoeveelheid toegewezen kreeg. Het toegewezen water is bedoeld voor de beide delta’s en
voor het Aralmeer. Maar in feite bereikt er veel minder water dan mogelijk zou zijn het
Aralmeer zelf, wat te wijten is aan grote omleidingen van de stroom in de delta’s omwille
van ecologische redenen, (drink-)watervoorziening en zelfs irrigatie.373
Bij de gegevens van de ICWC over de toegewezen hoeveelheden water moeten twee
bedenkingen gemaakt worden. Ten eerste toont de analyse die door het WARMAP-
project van de Europese Unie gemaakt werd voor de periode 1994/5-1996/7 aan dat er
gegevens ontbreken en dat er inconsistenties zijn ten opzichte van twee andere
vergelijkbare overzichten. Namelijk die ontwikkeld door de BVO’s en de onafhankelijk
ontwikkelde database van het Water Resources Management Information System Project
(WARMIS) van de EU. Een deel van de inconsistenties kunnen het gevolg zijn van
wijzigingen van jaar tot jaar in de manier van rapporteren van de ICWC. Ten tweede
kunnen de werkelijk onttrokken totale waterhoeveelheden en die per staat wel wat
afwijken van de toegewezen hoeveelheden in een bepaald jaar. De jaren 1995-1996 en
1996-1997 waren droog en de hoeveelheid water die het Aralmeer bereikte lag veel lager
dan de toegewezen hoeveelheid. De reden hiervoor is dat de stroomopwaarts gelegen
staten meer water onttrokken voor irrigatie dan hetgeen hen was toegewezen.374
Zoals kan verwacht worden, klagen de stroomopwaarts gelegen staten, en dan vooral
Kirgizië, over de manier waarop het water verdeeld wordt. Hun bergachtige streken
leveren 80 procent van de waterstroom in het stroomgebied van het Aralmeer en toch zijn
de hun toegewezen onttrokken hoeveelheden klein in vergelijking met die van
Oezbekistan, Kazachstan en Turkmenistan. Meer nog, ten dienste van de irrigatie moeten
ze het grootste deel van de stroom verzamelen in reservoirs op hun grondgebied en die
geleidelijk vrijlaten tijdens het groeiseizoen. Hierdoor worden Kirgizië en Tadzjikistan in
373
MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Institute of International Affairs,
2000, p. 45. 374
Ibid., p. 45.
120
hun mogelijkheden beperkt om tijdens de winter elektriciteit te genereren uit waterkracht.
Vooral voor Kirgizië is dit een serieus probleem, omdat het in de jaren ’90 in de winter
steeds een chronisch gebrek aan energie heeft gehad doordat de leveringen van steenkool
uit Kazachstan en gas uit Oezbekistan nogal – om het met een eufemisme te zeggen –
onregelmatig waren. In de tijd van de Sovjet-Unie waren deze leveringen gegarandeerd
om de opportuniteitskosten van Kirgizië te dekken die voortvloeiden uit het opgeven van
het genereren van elektriciteit uit waterkracht in de winter ten voordele van de irrigatie in
de stroomafwaarts gelegen republieken.375
Het akkoord uit 1992 zorgt nu voor spanningen en twisten tussen de vijf voormalige
Sovjet republieken. Turkmenistan, Kazachstan en vooral Oezbekistan willen het
bestaande systeem graag behouden. Kirgizië en Tadzjikistan willen dat hen een groter
deel van de stroom wordt toegewezen, zodat ze de irrigatie kunnen uitbreiden, en ze
willen ook meer vrijheid om in de winter elektriciteit te genereren uit waterkracht. De
laatste jaren heeft Kirgizië herhaaldelijk de normen overschreden die door de ICWC
gesteld worden. Kirgizië liet dan in de winter meer water wegstromen uit het Toktogul
reservoir op de Naryn, de belangrijkste zijrivier van de Syr Darja, dan toegelaten.
Daardoor was er in de daaropvolgende zomers stroomafwaarts minder water beschikbaar
voor irrigatie. Het veroorzaakte in die winters ook overstromingen in Oezbekistan en
Kazachstan, waardoor de stroom noodgedwongen moest omgeleid worden van het
Aralmeer naar het Arnasaymeer in de woestijn. Er werden dan ook klachten en
beschuldigingen geuit aan het adres van Kirgizië omdat het niet de juiste hoeveelheden
water voor irrigatie uit Toktogul zou laten stromen in de zomer.376
Er zijn ook conflicten tussen de stroomafwaarts gelegen staten. Het meest betwiste is dat
tussen Oezbekistan en Turkmenistan, die het niet eens zijn over het Kara-Kum kanaal.
Het bijna 1400 km lange kanaal, waaraan gebouwd wordt sinds de jaren ’50, krijgt
jaarlijks 13 km³ van de Amoe Darja toegewezen. Hiermee wordt bijna 1 miljoen hectare
landbouwgrond geïrrigeerd in Turkmenistan en het levert ook drinkwater voor de
375
MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Institute of International Affairs,
2000, pp. 45-46. 376
Ibid., p. 46.
121
hoofdstad Ashgabat. In de ogen van de Turkmeense regering is het kanaal een zaak van
nationaal belang, waar het overleven van de staat van afhangt en ze is van plan om het
nog te verlengen zodat een nog grotere oppervlakte kan geïrrigeerd worden. De
Oezbeekse overheid daarentegen beschouwt het Kara-Kum kanaal als een door de mens
gemaakte rivier die door de woestijn stroomt waarbij enorme hoeveelheden water
verloren gaan door insijpeling in de bodem. Ze ziet het kanaal ook als een van de
belangrijkste oorzaken van het opdrogen van het Aralmeer. De Oezbeken zijn radicaal
tegen een verdere verlenging van het kanaal en een verhoogde watertoevoer er naartoe.
Door een gebrek aan onderhoud raakt het kanaal steeds sneller in verval wat de
hoeveelheid water die verloren gaat nog verder verhoogt.377
3.1.2. Interstate Council on the Problems of the Aral Sea Basin (ICAS).
Op 26 maart 1993 ondertekenden de presidenten van de vijf republieken een akkoord om
de samenwerking te bevorderen bij het oplossen van de grootste problemen in verband
met het Aralmeer en de regio errond. Bij deze werd de Interstate Council on the
Problems of the Aral Sea Basin (ICAS) opgericht.378
Een belangrijk doel van de nieuwe
organisatie was het mogelijk maken om steun te ontvangen van de Wereldbank en andere
internationale donoren. De ICAS bestond uit 25 leden, vijf uit elk land, en nam het
management op zich van verschillende hulpprogramma’s in het stroomgebied van het
Aralmeer. De vergaderingen vonden plaats op onregelmatige tijdstippen, maar de
dagdagelijkse activiteiten werden geregeld door een uitvoerend orgaan in Tashkent. De
reeds bestaande ICWC werd een component van de ICAS en in januari 1994 werd ook
nog een commissie voor duurzame ontwikkeling (SDC) toegevoegd aan de
administratieve structuur van de organisatie. De presidenten richtten ook een
International Fund for the Aral Sea (IFAS) op. Het bestond uit tien leden, voor elke staat
twee, en verzamelde de fondsen die de staten vrijmaakten om de projecten te bekostigen.
377
MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Institute of International Affairs,
2000, p. 46. 378
WERELDBANK, Aral Sea Basin Program. Water and Environmental Management Project. Project
Document. Mei 1998. Op: http://www-wds.worldbank.org op 11/02/2002.
122
De aanbevolen bijdrage was 1 procent van het nationaal inkomen.379
Het hoofdkwartier
van het Fonds was gevestigd in Almaty in Kazachstan en president Nazarbayev van
Kazachstan werd verkozen tot eerste hoofd van het fonds.380
3.1.3. International Fund for the Aral Sea (IFAS).
In februari 1997 werden de ICAS en het IFAS door de presidenten grondig gewijzigd. De
belangrijkste hervorming was de afschaffing van de ICAS en een fusie van de functies
van beide organisaties in een geherstructureerd IFAS.381
De doestellingen van deze
operatie waren het verlichten van de overlappende inspanningen, het vereenvoudigen van
de administratieve structuur, de bureaucratische inertie overwinnen en de inspanningen
voor verbeteringen in het stroomgebied van het Aralmeer nieuw leven inblazen.382
De
nieuwe structuur van de internationale organisaties die zich bezighouden met de
Aralmeer crisis wordt voorgesteld in het organigram op de volgende pagina. Het
voorzitterschap van het IFAS is een roterend voorzitterschap, waarbij om de twee jaar
een van de Centraal-Aziatische staatshoofden het leiderschap op zich neemt. De eerste
voorzitter was Islam Karimov, de president van Oezbekistan. De jaarlijkse financiële
bijdragen aan het fonds werden neerwaarts bijgesteld tot 0,3 procent voor het rijkere
stroomafwaarts gelegen Oezbekistan, Kazachstan en Turkmenistan en tot 0,1 procent
voor het armere stroomopwaarts gelegen Kirgizië en Tadzjikistan.383
379
MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Institute of International Affairs,
2000, p. 48. 380
IFAS, History of regional organisations. Op: http://www.aral-sea.org/ifas/aral/history_regional.html op
15/11/2001. 381
IFAS, Institutional structure. Op: http://www.aral.uz/aral/aral/struct_org.html op 15/11/2001. 382
WERELDBANK, Aral Sea Basin Program. Water and Environmental Management Project. Project
Document. Mei 1998. Op: http://www-wds.worldbank.org op 11/02/2002. 383
IFAS, Institutional structure. Op: http://www.aral.uz/aral/aral/struct_org.html op 15/11/2001.
123
Bron: MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Insitute of International
Affairs, 2000, p. 47.
3.2. Internationale inspanningen en hulp ter promotie van samenwerking.
Het hierna volgende overzicht is niet volledig, enkel de inspanningen van de Wereldbank,
de Verenigde Naties, de Verenigde Staten en de Europese Unie komen aan bod.
Daarnaast doneren nog heel wat andere landen geld en zijn er nog tal van andere
organisaties actief in de regio. Allen willen ze met de beste bedoelingen helpen. Enkel de
grootste spelers uit het kluwen van weldoeners lichten, zal het toch enigszins
overzichtelijk maken en zal ook reeds een duidelijke impressie geven van de complexe
structuren die zijn opgezet.
124
3.2.1. De projecten van de Wereldbank.
Sinds de onafhankelijkheid heeft internationale hulp een belangrijke rol gespeeld in het
bevorderen van samenwerking bij het management van de internationale watervoorraden
in het stroomgebied van het Aralmeer. De Wereldbank was de eerste grote speler op het
toneel. In 1992-1993 stelde de Bank een Aral Sea Basin Program (ASBP) voor dat moest
uitgevoerd worden in drie fasen over een periode van 15 à 20 jaar en waarvan verwacht
werd dat het ongeveer 250 miljoen dollar zou kosten. Tegen 1996 waren de geschatte
kosten echter al opgelopen tot 470 miljoen dollar.384
De doelstellingen van het
programma zijn:
(1) het rampgebied rondom het Aralmeer herstellen en tot ontwikkeling brengen;
(2) de watervoorraden van de Amoe Darja en de Syr Darja als geheel managen en
strategisch plannen;
(3) institutionele structuren opzetten voor de planning en uitvoering van het
programma.
De Wereldbank moedigde de staten in het stroomgebied van het Aralmeer aan om de
ICAS en het IFAS op te richten. Via en samen met deze organisaties tracht de Bank het
ASBP te realiseren. Afghanistan werd uitgenodigd om mee te doen met het ASBP, maar
reageerde niet.385
Het was de bedoeling dat het voorbereidende gedeelte van de eerste fase 18 maanden zou
in beslag nemen en afgelopen zou zijn tegen eind 1995. De Wereldbank verklaarde het
echter pas midden 1997 als beëindigd. En hoewel sommige delen van de planning nog
verder uitgewerkt moesten worden, zat men op die manier al meer dan een jaar achter op
het schema. De redenen voor de vertraging zijn, wat de Wereldbank betreft, enerzijds het
gebrek aan ervaring om te werken in de nieuwe sociale, politieke en economische
omgeving van Centraal-Azië en anderzijds de traag op gang komende financiering.
384
MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Institute of International Affairs,
2000, p. 49. 385
WERELDBANK, Aral Sea Basin Program. Water and Environmental Management Project. Project
Document. Mei 1998. Op: http://www-wds.worldbank.org op 11/02/2002.
125
Midden 1997 was er nog maar 15,4 miljoen dollar aan financiële middelen voor het
project beschikbaar.386
In juli 1997 ging de Wereldbank over tot een doorlichting van het ASBP, waarbij zowel
de donor als regionale vertegenwoordigers betrokken waren. Hoewel de
verwezenlijkingen en de reeds gemaakte vooruitgang erkend werden, stelde de audit toch
een aantal belangrijke wijzigingen voor. De staten in het stoomgebied kregen het advies
om de positie van de regionale institutionele structuren te versterken en minder te
rekenen op de invloed van de donor, om hun politieke en financiële engagementen
tegenover de regionale lichamen te verhogen, om de prioriteitenverdeling tussen
nationale en regionale taken te verhelderen, om meer aandacht te schenken aan
activiteiten die snel gerealiseerd kunnen worden en om de positie en de rol van de
verschillende regionale lichamen (ICAS, IFAS, ICWC, SDC en BVO’s) duidelijker te
maken. De staten van het stroomgebied deden de aanbeveling dat de Wereldbank zich
meer zou moeten toespitsen op de financiering van projecten onder het ASBP, dat ze
geleidelijk aan haar rol van technische bijstand zou moeten verminderen en dat ze het
vervolgproject op de eerste fase van het ASBP snel zou moeten voorbereiden.387
De volgende fase in het Aral Sea Basin Program van de Wereldbank is het Water and
Environmental Management Project.388
Het werd opgestart in augustus 1998 en zou vier
jaar moeten lopen tegen een kostprijs van 21,2 miljoen dollar. In overeenstemming met
de nieuwe nadruk op regionale verantwoordelijkheid voor het ASBP, wordt het
programma gemanaged door het uitvoerend orgaan van het IFAS en speelt de
Wereldbank de rol van medewerker/adviseur. De meeste componenten van dit plan zijn
er direct op gericht om het management van de internationale watervoorraden te
386
MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Institute of International Affairs,
2000, p. 49. 387
WERELDBANK, Aral Sea Basin Program. Water and Environmental Management Project. Project
Document. Mei 1998. Op: http://www-wds.worldbank.org op 11/02/2002. 388
Om volledig correct te zijn, moet hierbij vermeld worden dat dit eigenlijk een GEF-project is. De Global
Environment Facility (GEF) helpt wereldwijd bij de financiering van milieuprojecten, maar in
werkelijkheid komt het meeste geld voor het Water and Environmental Management Project van de
Wereldbank. Zie hiervoor: INTERNATIONAL CRISIS GROUP, Central Asia: water and conflict. Asia
report n°34. Brussels, 30/05/2002. Op: http://www.intl-crisis-group.org op 27/10/2002.
126
verbeteren.389
De eerste en belangrijkste component hiervan is het opstellen van nationale
en regionale managementstrategieën en akkoorden voor water en zout, en het
ontwikkelen van goedkope, lokale maatregelen voor de opslag van water op de
boerderijen zelf. Het doel hiervan is om het water efficiënter te gebruiken, om iets te
doen aan het steeds erger wordend probleem van bodemverzilting door slechte
irrigatiemethodes en om de hoeveelheid water te reduceren die na irrigatie terugvloeit in
de rivieren.390
Een tweede component is gericht op het versterken van de bestaande internationale
akkoorden over de waterverdeling in het stroomgebied. Een derde component gaat over
het opzetten van een campagne om de bevolking, waterleveranciers en watergebruikers te
sensibiliseren en hen kennis te laten maken met de strategieën van het ASBP om water te
besparen opdat ze hun gedrag zouden wijzigen. Het management van de dammen en de
wateropslagreservoirs komt aan bod in een vierde deel van het project. Het moet de
duurzaamheid en de veiligheid van de infrastructuur op de internationale rivieren
verzekeren. In een vijfde deel wordt de grensoverschrijdende controle van de
waterkwaliteit en de waterhoeveelheid aangepakt, want dat is een belangrijke voorwaarde
om tot meer effectieve en aanvaarde akkoorden over de verdeling en het management van
het water te komen tussen de landen in het stroomgebied. Dit is erg belangrijk omdat de
infrastructuur die hiervoor ten tijde van de Sovjet-Unie werd opgezet in snel tempo aan
het aftakelen is.391
Op 6 oktober 2002 ontmoetten de staatshoofden van de Centraal-Aziatische republieken
elkaar om de problemen in het stroomgebied van het Aralmeer nog eens te bespreken. De
presidenten legden aan het IFAS en de ICWC onder meer op om er alles voor te doen
opdat het werk dat begonnen is onder het Water and Environmental Management Project
389
WERELDBANK, Aral Sea Basin Program. Water and Environmental Management Project. Project
Document. Mei 1998. Op: http://www-wds.worldbank.org op 11/02/2002. 390
IFAS, Water and Environmental Management Project. Op: http://www.aral.uz/aral/aral/djef.html op
15/11/2001. 391
IFAS, Water and Environmental Management Project. Op: http://www.aral.uz/aral/aral/djef.html op
15/11/2001.
127
voortgezet wordt. Daarnaast moeten ze ook blijven zoeken naar mogelijke geldschieters
om dit en volgende projecten te kunnen blijven financieren.392
3.2.2. De projecten van de Verenigde Naties.
Naast die van de Wereldbank, zijn er nog verschillende andere internationale
inspanningen om het management van de internationale watervoorraden in het
stroomgebied van het Aralmeer te verbeteren. Zo hebben de Verenigde Naties sinds 1990
op verschillende manieren bijstand geleverd in het stroomgebied. De meest ambitieuze
inspanningen van de VN in de laatste jaren worden uitgevoerd onder leiding van het
ontwikkelingsprogramma van de VN (UNDP). Een van de grootste inspanningen van het
UNDP is gericht op het versterken van de regionale organisaties die opgericht werden om
de Aralcrisis aan te pakken. Concreet gaat het dan over de vroegere versies van ICAS en
IFAS en nu over het hervormde IFAS.393
De VN zijn echter zo alomtegenwoordig in de regio, dat het ons te ver zou leiden om een
overzicht te geven van alle programma’s en projecten. Ondanks de grote inspanningen
zijn jammer genoeg niet alle projecten even succesvol. In 1994 startte het UNDP
bijvoorbeeld met een project om 426 van de ergst getroffen dorpen van veilig drinkwater
te voorzien. Na afloop in 1998 bleek dat er ernstige tekortkomingen waren. Vele pompen
waren van slechte kwaliteit of waren verkeerd geplaatst met als gevolg dat meer dan 75
procent ervan al na een jaar besmet was.394
3.2.3. De hulp van de Verenigde Staten.
In hun buitenlands beleid ten aanzien van Centraal-Azië lieten de Verenigde Staten zich
meteen na de ineenstorting van de Sovjet-Unie leiden door geopolitieke motieven.
Buitenlandse hulp werd beschouwd als een middel dat ertoe zou bijdragen om de net
392
ICWC, Press Release, #5, October 2002. Op: http://www.icwc-aral.uz/press_rel/eng/pr_e_05.htm op
06/04/2003. 393
MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Institute of International Affairs,
2000, pp. 50-51. 394
OWEN, Jerry, Aral Sea. Op: http://www.thewaterpage.com/aral.htm op 6/12/2001.
128
onafhankelijk geworden Centraal-Aziatische staten los te weken uit de Russische
invloedssfeer. De vijf voormalige Sovjet-republieken zijn immers van strategisch belang
omdat ze grenzen aan Rusland, China, Iran en Afghanistan. Bovendien zijn er ook
belangrijke olie- en gasreserves in de regio. Het onderliggende doel van de VS was het
proberen creëren van een stabiel politiek en economisch klimaat dat op termijn ten goede
zou komen aan de Amerikaanse zakenbelangen, voornamelijk in de energiesector.395
Voor 11 september 2001 gebeurde dit via het aanmoedigen van regionale samenwerking,
waarbij gesteund werd op multilaterale instituties zoals het Partnership for Peace van de
NAVO en de Central Asian Economic Community (CAEC). Nadien onderging de VS-
politiek ten aanzien van Centraal-Azië, zoals eerder vermeld, een grondige wijziging en
nu is er ‘a realpolitik-based approach to stability that would promote Uzbekistan as a
regional hegemon’.396
Begin jaren ’90 zocht en vond de Amerikaanse regering in de problemen rond het
Aralmeer een relatief veilige aanleiding om een voet aan de grond te krijgen in de regio.
Door zich te richten op het begeleiden van regionale samenwerking over de
watervoorraden in het stroomgebied van het Aralmeer probeerde men vrede en stabiliteit
te realiseren. Volgens het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken is de hele
strategie inzake het Aralmeer gericht op het ondersteunen van het belangrijkste doel,
namelijk het aanmoedigen van regionale samenwerking. En dus, ‘by encouraging
regional cooperation regarding an evironmental issue, Washington hoped to lay the
groundwork for facilitating the creation of a new legal regime to demarcate the Caspian
Sea, which would expedite oil and gas exploration offshore’.397
De Verenigde Staten financierden, via het United States Agency for International
Development (USAID), het Environmental Policy and Technology Project (EPT). Dat
project liep van 1993 tot 1998 en steunde de regionale inspanningen om een akkoord te
395
WEINTHAL, Erika, Central Asia: Aral Sea Problem. Op: http://www.foreignpolicy-
infocus.org/briefs/vol5/v5n06aral_body.html op 15/11/2001. 396
JONES LUONG, Pauline, WEINTHAL, Erika, New friends, new fears in Central Asia. In: Foreign
Affairs, mrt.-apr. 2002, p. 61. 397
WEINTHAL, Erika, Central Asia: Aral Sea Problem. Op: http://www.foreignpolicy-
infocus.org/briefs/vol5/v5n06aral_body.html op 15/11/2001.
129
bereiken over de werking van de Toktogul dam. Het enorme Toktogul reservoir ligt in
Kirgizië en regelt het waterverbruik voor het stroomafwaarts gelegen Oezbekistan en
Kazachstan. De onenigheid over het exploitatieregime tussen het stroomopwaarts gelegen
Kirgizië en het stroomafwaarts gelegen Oezbekistan en Kazachstan had het crisispunt
bereikt. Men raakte er niet uit. Wat moest primeren: waterkracht of irrigatie of iets er
tussenin? In samenwerking met de Interstate Council for Kazakstan, Kyrgyzstan and
Uzbekistan (ICKKU) hielp het EPT project de drie landen om een kaderakkoord te
bereiken. Het akkoord werd getekend in 1998. Nadien werd er een door USAID
gesponsord vervolgproject opgezet om het ICKKU te helpen met de uitvoering van het
akkoord.398
De VS kunnen dan wel met de beste bedoelingen helpen, toch komen hun inspanningen
nogal eens in conflict met de programma’s van de andere donoren. De Wereldbank, de
Verenigde Naties en de Europese Unie werken binnen de IFAS-structuur, de Verenigde
Staten doen dit niet.399
Op die manier werden de Centraal-Aziaten na verloop van tijd
heen en weer geslingerd tussen de verschillende hulpprogramma’s en onderhandelingen.
Dit leidde uiteindelijk tot verwarring over wie nu eigenlijk verantwoordelijk was voor
beslissingen inzake de verdeling en toewijzing van de watervoorraden en over wie
precies de programma’s moest opzetten om de crisis rond het Aralmeer aan te pakken.400
3.2.4. De hulp van de Europese Unie.
Sinds 1992 heeft de Euopese Commisie TACIS-geld401
toegewezen aan de ICWC. Ze
steunt eveneens het Aral Sea Basin Program (ASBP) dat van start ging in 1994. In 1995
zette de Europese Unie het WARMAP-project op, een groot hulpprogramma voor de
staten in het stroomgebied van het Aralmeer dat ontworpen werd om de implementering
398
MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Institute of International Affairs,
2000, p. 50. 399
WEINTHAL, Erika, Central Asia: Aral Sea Problem. Op: http://www.foreignpolicy-
infocus.org/briefs/vol5/v5n06aral_body.html op 15/11/2001. 400
OWEN, Jerry, Aral Sea. Op: http://www.thewaterpage.com/aral.htm op 6/12/2001. 401
Het TACIS-programma van de EU is gericht op de landen van de voormalige Sovjet-Unie. Via het
programma geeft de Unie deze landen financiële steun bij de overgang naar markteconomie en
democratisering.
130
van het ASPB te ondersteunen. WARMAP staat voor Water Resources Management and
Agricultural Productionin the Central Asian Republics en de EU financierde het project
via het TACIS-programma.402
De doelstellingen van het project waren enerzijds om een
administratief en technisch kader te leveren waarbinnen de vijf republieken een beleid,
strategieën en ontwikkelingsprogramma’s kunnen ontwikkelen voor het gebruik, de
verdeling en het management van de watervoorraden in het stroomgebied. Anderzijds
was het ook de bedoeling om op regionaal niveau te helpen bij de oprichting van de
institutionele structuren die nodig zijn om het beleid en de strategieën voor te bereiden en
uit te voeren om een zinnige invulling te geven aan het kaderakkoord over de verdeling
en het management van het water. Dit eerste WARMAP-project was voltooid in 1997.403
In de periode 1995-1997 werden een aantal activiteiten uitgevoerd die nauw verbonden
zijn met het management van internationale watervoorraden. Zo was er de ontwikkeling
van het Water Resources Management Information System (WARMIS). Dat is een
geografisch informatiesysteem voor het stroomgebied dat de Wereldbank en IFAS hielp
bij hun inspanningen om het akkoord uit 1992 over de waterverdeling te codificeren.
Verder waren er ook de financiering en sponsoring van seminaries en workshops en een
poging om gedetaileerde gegevens te verzamelen over het waterverbruik voor irrigatie op
het niveau van de boerderijen. Begin 1998 kreeg het WARMAP-project een opvolger.
WARMAP-2 liep tot midden 2000 en in die tijd werden de componenten van het vorige
project verder uitgebouwd.404
Uit een evaluatierapport blijkt dat de WARMAP-projecten geen onverdeeld succes zijn.
Op technisch vlak zijn de reslultaten van WARMAP-1 en -2 heel goed. De databanken
die ontwikkeld werden zijn zeer nuttig met het oog op toekomstige
remediëringsprogramma’s voor het watermanagement in het stroomgebied van het
Aralmeer. De institutionele en ecologische aspecten van de projecten zijn echter zwak.
Zo is het weinig waarschijnlijk dat ze tot de vereiste internationale akkoorden zullen
402
EUROPEAN COMMISSION, Evaluation of the TACIS Interstate Programme in Environment. Final
Report, 30/09/2000, pp. 35-36. Op:
http://europa.eu.int/comm/europeaid/evaluation/reports/tacis/951553.pdf op 24/11/2002. 403
Ibid., pp. 35-36. 404
Ibid., p. 36.
131
geleid hebben en zijn er problemen om uit te maken wiens bezit de met TACIS
gefinancierde databanken in de toekomst zullen zijn en wie ze mag gebruiken.405
Toch blijft de verderzetting van de TACIS-steun aanbevolen. Hieraan worden wel een
aantal voorwaarden verbonden. In de eerste plaats zal de EU een meer actieve rol moeten
gaan spelen opdat de doelstellingen van het Aral Sea Basin Program zouden bijgesteld
worden. Het ASBP focust volgens het rapport te eenzijdig op water quantity
management, maar zou zich veel meer moeten toeleggen op de milieu-problematiek, op
het versterken van de institutionele structuren en op het onderhandelen van internationale
akkoorden inzake watermanagement.406
Normaal gezien was er ook nog een WARMAP-3 project voorzien, maar voor zover ik
het heb kunnen nagaan is men daarmee nog niet begonnen.
Net als in de Verenigde Staten heeft 11 september 2001 ook in de EU geleid tot een re-
evaluatie van de politiek ten aanzien van Centraal-Azië. Het resultaat is te vinden in de
Strategy Paper 2002-2006 & TACIS Indicative Programme 2002-2004 for Central Asia.
Het is de bedoeling dat er verdere steun wordt gegeven aan het WARMAP-project,
voornamelijk om door te gaan met het verzamelen van betrouwbaar cijfermateriaal. Ook
steun aan het IFAS en steun bij de ontwikkeling van projecten die gebaseerd zijn op
Integrated Water Resources Management (IWRM) behoren tot de mogelijkheden. IWRM
is een multi-sector benadering (energie, landbouw/irrigatie) inzake watermanagement dat
alle belanghebbenden bij het besluitvormingsproces en het management betrekt. Het EU
Water Initiative dat gelanceerd werd op de top van Johannesburg over duurzame
ontwikkeling wordt gezien als een mogelijk kader waarbinnen de activiteiten in dit
domein kunnen ontplooid worden.407
405
EUROPEAN COMMISSION, Evaluation of the TACIS Interstate Programme in Environment. Final
Report, 30/09/2000, p. 37. Op: http://europa.eu.int/comm/europeaid/evaluation/reports/tacis/951553.pdf op
24/11/2002. 406
Ibid., pp. 37-38. 407
EUROPEAN COMMISSION, Strategy Paper 2002-2006 & Indicative Programme 2002-2004 for
Central Asia, 30/10/2002, p. 22. Op: http://europa.eu.int/comm/external_relations/ceeca/rsp2/02_06_en.pdf
op 23/11/2002.
132
3.3. Evaluatie van de bestaande internationale structuren.
Het is een grote verdienste van de vijf voormalige Sovjet republieken in het stroomgebied
van het Aralmeer dat ze regionale institutionele structuren (IFAS, ICWC en ICKKU)
hebben opgezet om de grensoverschrijdende problemen in het stroomgebied aan te
pakken. Voorbeelden van grensoverschrijdende problemen zijn de verdeling van het
water van de internationale rivieren en de humanitaire- en milieuproblemen die gepaard
gaan met het opdrogen van het Aralmeer. Hoewel men er, ondanks de nieuwe instituties,
totnogtoe niet in geslaagd is om een bevredigende oplossing te vinden voor de meest
kritieke conflicten inzake watermanagement tussen de staten in het stroomgebied, toch
zijn ze een forum waar over deze moeilijke materies op een redelijke manier kan
gediscussieerd worden. Ze vormen een veiligheidsbuffer waar de spanningen over
waterkwesties door opgevangen worden. ‘Most importantly, peace over water was
maintained.’408
De internationale gemeenschap is zich, sinds het uiteenvallen van de Sovjet-Unie, heel
erg gaan inzetten om de landen in het stroomgebied van het Aralmeer te helpen bij hun
inspanningen om samen te werken voor de verdeling van het water en om de ergste
problemen rond het Aralmeer te overwinnen. De belangrijkste doelstellingen van de
internationale hulp zijn de volgende:
(1) het verbeteren van de leefomstandigheden en van het milieu in het gebied rond
het Aralmeer dat het ergst getroffen is;
(2) de efficiëntie van het watergebruik voor irrigatie verhogen in het stroomgebied;
(3) het versterken en uitbouwen van de regionale institutionele structuren die
opgericht werden om de problemen in het stroomgebied aan te pakken, zodat ze
hun taken effectiever en efficiënter kunnen uitvoeren;
408
WERELDBANK, Aral Sea Basin Program. Water and Environmental Management Project. Project
Document. Mei 1998. Op: http://www-wds.worldbank.org op 11/02/2002.
133
(4) helpen bij de ontwikkeling van akkoorden over de verdeling van het water van de
internationale rivieren en over de werking van het Toktogul reservoir die in
overeenstemming zijn met de internationale rechtsnormen.409
Ondanks de eerder opgesomde successen, wachten nog heel wat netelige kwesties op een
oplossing. Zo moeten de rollen van de regionale organisaties (IFAS, ICWC en ICKKU)
duidelijker afgelijnd worden. De verantwoordelijkheden en de bevoegdheden van de drie
organisaties overlappen mekaar op belangrijke domeinen van management en uitvoering
van de programma’s. Dit leidt tot verwarring, meningsverschillen en een dure
verdubbeling van de inspanningen wat de invoering van de maatregelen vertraagd.410
Er
zou ook best een inspanning gedaan worden om Afghanistan te betrekken bij de
onderhandelingen over de verdeling van het water van de Amoe Darja. Afghanistan
draagt tenslotte voor 8 procent bij aan de Amoe Darja stroom411
en er werd reeds op
gewezen dat het in de toekomst waarschijnlijk meer water zal gaan onttrekken dan nu het
geval is.
Het IFAS zou ook meer steun moeten krijgen van de lidstaten. Er zou meer geld moeten
voor vrijgemaakt worden, de status van internationale organisatie zou beter erkend
moeten worden en er zou ook meer goed gekwalificeerd personeel moeten komen. Het
gebrek aan voldoende financiële middelen is een grote hinderpaal voor de goede werking
van de organisatie. Anderzijds hebben de landen in het stroomgebied van het Aralmeer
ook op nationaal vlak geïnvesteerd in watermanagement en inspanningen geleverd ter
verbetering van de probleemzone rond het Aralmeer. Volgens het uitvoerend orgaan van
het IFAS besteden Oezbekistan, Kazachstan en Turkmenistan samen jaarlijks ongeveer
650 miljoen dollar aan socio-economische en milieuprojecten in het rampgebied rond het
Aralmeer. Dit is een aanzienlijk bedrag, hoewel het waarschijnlijk overdreven wordt,
409
MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Institute of International Affairs,
2000, p. 52. 410
WEINTHAL, Erika, Central Asia: Aral Sea Problem. Op: http://www.foreignpolicy-
infocus.org/briefs/vol5/v5n06aral_body.html op 15/11/2001. 411
MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Institute of International Affairs,
2000, p. 52.
134
vooral doordat Oezbekistan een kunstmatig hoge wisselkoers gebruikt tussen de
nationale munt en de dollar.412
De internationale donoren hebben een aantal wijzigingen aangebracht in hun aanpak, die
uitgevoerd moeten worden. De belangrijkste ervan is het verbeteren van de
samenwerking tussen de belangrijkste spelers zoals de Wereldbank, de Verenigde Naties,
de Verenigde Staten en de Europese Unie. Er wordt vooral gepraat over samenwerken
met het oog op enerzijds het minimaliseren van overlappingen in de programma’s en van
de kosten en anderzijds het maximaliseren van de resultaten. Philip Micklin, die eind
jaren ’90 in de regio werkte, zegt dat het zijn ervaring is dat ‘such rhetoric signifies good
intentions more than reality’. Rekening houdende met het grote aantal donoren en de
gecompliceerdheid van de programma’s die opgezet worden in het stroomgebied van het
Aralmeer en met de onvermijdelijke overlappingen en conflicten die ontstaan, zou het
aangewezen zijn om een soort van raad op te richten waar de donoren op regelmatige
basis hun activiteiten met elkaar kunnen bespreken. Op die manier zou het mogelijk
moeten worden om in de praktijk op het terrein samen te werken en de inspanningen te
coördineren.413
In de Dushanbe Declaration van 6 oktober 2002 dringen de staatshoofden
van de Centraal-Aziatische republieken aan op de oprichting van een speciale VN-
commissie. Die commissie zou verantwoordelijk moeten zijn voor de coördinatie van de
activiteiten die onder meer internationale organisaties in de regio ontplooien.414
Er moet ook stilgestaan worden bij het trage tempo waarmee de programma’s van de
donoren uitgevoerd worden. Dure studies over de planning en de uitvoering slepen aan
en, in de ogen van vele Centraal-Aziaten, zijn er geen tastbare resultaten. Dit is natuurlijk
mede het gevolg van de hindernissen waarmee de donoren geconfronteerd worden bij het
werken in samenlevingen die een grote economische, sociale en politieke transitie
doormaken. Maar er is een echte inspanning nodig om sneller over te stappen van de
412
WERELDBANK, Aral Sea Basin Program. Water and Environmental Management Project. Project
Document. Mei 1998. Op: http://www-wds.worldbank.org op 11/02/2002. 413
MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Institute of International Affairs,
2000, pp. 52-53. 414
ICWC, Press Release, #5, October 2002. Op: http://www.icwc-aral.uz/press_rel/eng/pr_e_05.htm op
06/04/2003.
135
aanslepende studie- en ontwerpfase naar de voltooiing van projecten die een verschil
maken in het leven van de mensen in de regio. In 1996 reeds werd dit probeem door de
Werelbank erkend. Sindsdien probeert zij een en ander bij te sturen in haar nieuwe
inspanningen in het kader van het Aral Sea Basin Program.415
Een ander probleem is dat de donoren onvermijdelijk een foute mentaliteit zouden
creëren bij degenen die de hulp ontvangen in het stroomgebied van het Aralmeer. Het
gebeurt dikwijls dat regionale, nationale en lokale instanties uit Centraal-Azië
internationale donoren benaderen op zoek naar financiering voor projecten die echt de
moeite waard zijn, maar die eigenlijk zouden moeten gefinancierd worden binnen de
regio zelf. Meestal gebeurt dit niet uit geldgebrek, maar is het een zaak van welke
prioriteiten de overheden zichzelf stellen. Zo kan het zijn dat ze kiezen om geld te steken
in prestigeprojecten en monumenten in de hoofdsteden in plaats van in ziekenhuizen en
drinkwatervoorziening in het rampgebied rond het Aralmeer. Dit wordt nog versterkt
door de overtuiging dat de situatie van het Aralmeer een mondiaal probleem is en dat het
de morele plicht is van de internationale gemeenschap op dat probleem te helpen
oplossen.416
Hoewel men in Centraal-Azië dikwijls klaagt dat de internationale gemeenschap niet
genoeg doet, hebben de verschillende donoren reeds een aanzienlijke hoeveelheid hulp en
bijstand gegeven. Het is moeilijk om een schatting te maken van de totale bijdrage
wegens een gebrek aan uitgebreid cijfermateriaal en overlappingen in de tellingen. Maar
bovenop de andere inspanningen heeft de Wereldbank in haar eentje, tot het jaar 2000, 16
leningen toegestaan aan de Centraal-Aziatische staten voor een bedrag van 605 miljoen
dollar om verbeteringen aan te brengen in het watermanagement. Andere donoren zijn
van plan om daar nog honderden miljoenen bovenop te doen of hebben dat reeds
gedaan.417
415
WERELDBANK, Aral Sea Basin Program. Water and Environmental Management Project. Project
Document. Mei 1998. Op: http://www-wds.worldbank.org op 11/02/2002. 416
MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Institute of International Affairs,
2000, p. 53. 417
WERELDBANK, Aral Sea Basin Program. Water and Environmental Management Project. Project
Document. Mei 1998. Op: http://www-wds.worldbank.org op 11/02/2002.
136
Hoofdstuk 4: Mogelijke bronnen van conflict in de nabije toekomst: een overzicht.
4.1. Het ontbreken van een coherent watermanagement.
De titel die hierboven staat is eigenlijk een conclusie die we kunnen trekken uit een
aantal elementen die in de voorgaande hoofdstukken aan bod zijn gekomen. Het feit dat
de vijf Centraal-Aziatische republieken meteen na hun onafhankelijkheid begonnen zijn
met het opzetten van internationale structuren inzake watermanagement is een grote
verdienste. Maar in feite werd gewoon het systeem uit de tijd van de Sovjet-Unie verder
gezet. Dat men begin jaren ’90 geen verdere stappen ondernam, valt zeer goed te
begrijpen. De zaak was voorlopig geregeld, ieders (water)belangen waren veilig gesteld
en dat was het belangrijkste.
In de jaren sinds de onafhankelijkheid zijn de omstandigheden echter grondig gewijzigd.
De republieken maken een moeilijke transitieperiode door in hun omschakeling naar een
vrije markteconomie, die er op haar beurt voor zorgt dat de landen elk hun eigen weg
gaan.
Het watermanagement in de regio en de internationale structuren die ervoor opgezet zijn,
hinken achterop in de evolutie. De stroomopwaarts gelegen landen in het stroomgebied
van het Aralmeer aanvaarden niet langer zomaar meer het feit dat de geïrrigeerde
landbouw in de stroomafwaarts gelegen landen prioriteit krijgt wanneer het gaat over het
management van de watervoorraden in de regio.418
We zagen in het vorige hoofdstuk ook dat de institutionele structuren die zijn opgezet
mekaar overlappen, weinig transparant zijn en erg te lijden hebben onder een gebrek aan
politiek en financieel engagement vanwege de lidstaten. De politici hechten nog steeds te
418
DUKHOVNY, Victor A., SOKOLOV, Vadim I., Integrated water resources management in the Aral
Sea basin. Scientific-Information Center of the ICWC. Op: http://www.grida.no/aral/wb/water.pdf op
13/11/2002.
137
veel belang aan hun nationale soevereiniteit419
en zijn weinig bereid om delen van hun
soevereiniteit af te staan aan internationale organisaties. Men bekijkt de zaak dikwijls nog
te veel in termen van zero-sum denken420
waarbij winst voor het ene land automatisch
verlies betekent voor het andere. Verregaande regionale samenwerking zou nochtans tot
regionale stabiliteit en een bevredigende oplossing – of met andere woorden winst – voor
allen kunnen leiden.
Er zijn momenteel geen echte global governance mechanismen die hierbij zouden kunnen
helpen. En er is in het stroomgebied van het Aralmeer ook nog steeds geen regionaal
kaderakkoord inzake het management van de internationale watervoorraden met
afspraken die afdwingbaar zijn.421
De vele akkoorden, verklaringen en verdragen zijn
meestal niet of nog niet afdoend geïmplementeerd.422
Maar ondanks hun problemen om
tot werkbare internationale akkoorden te komen, is er in de republieken toch het besef dat
het alleen maar in hun eigen belang is om toch tot één of andere vorm van samenwerking
te komen over de internationale watervoorraden. Daartoe probeert men tot een verdeling
van de watervoorraden te komen via een reeks bilaterale en multilaterale akkoorden
waarover jaarlijks onderhandeld moet worden. Zulke akkoorden ‘lack political weight
and cannot resolve what is a regional problem’.423
Tot die conclusie komt de
International Crisis Group in haar rapport Central Asia: water and conflict.
Het watermanagement moet dus grondig hervormd worden. Er moet meer transparantie
komen, er moet gestreefd worden naar duurzaam watergebruik en het is vooral belangrijk
dat er regionale afspraken gemaakt worden die afdwingbaar zijn met de mogelijkheid tot
419
DUKHOVNY, Victor A., SOKOLOV, Vadim I., Integrated water resources management in the Aral
Sea basin. Scientific-Information Center of the ICWC. Op: http://www.grida.no/aral/wb/water.pdf op
13/11/2002. 420
INTERNATIONAL CRISIS GROUP, Central Asia: water and conflict. Asia report n°34. Brussels,
30/05/2002. Op: http://www.intl-crisis-group.org op 27/10/2002. 421
GULOMOVA, Lola, Water: the future apple of discord in Central Asia. In: The Times of Central Asia,
26/04/2001. Op: http://www.times.kg op 06/11/2002. 422
DUBROVSKAYA, Elena, Agricultural crisis prompts Uzbek officials to revive interest in plan to divert
Siberian rivers. Op: http://www.eurasianet.org/departments/environment/articles/eav053002.shtml op
12/11/2002. 423
INTERNATIONAL CRISIS GROUP, Central Asia: water and conflict. Asia report n°34. Brussels,
30/05/2002. Op: http://www.intl-crisis-group.org op 27/10/2002.
138
het opleggen van sancties bij de niet naleving ervan.424
Men moet ook meer
inspanningen doen in de regio om zelf een aantal principes toe te passen die opgenomen
zijn in de UN Convention on the Law of the Non-Navigational Uses of International
Watercourses. Het belangrijkste principe is equitable and reasonable utilization dat
geografische, hydrologische, ecologische en klimatologische factoren in overweging
neemt. Naast deze natuurlijke factoren wordt ook rekening gehouden met de sociale en
economische noden van de betrokken staten, de bevolking die afhankelijk is van de
watervoorraden, de effecten van het watergebruik op de andere staten, het bestaande en
het mogelijke toekomstige gebruik, het behoud en de bescherming van de watervoorraden
en de beschikbaarheid van alternatieven voor de huidige verdeling en het huidige
gebruik. Andere principes uit de VN-conventie die van belang zijn voor het stroomgebied
van het Aralmeer zijn de verplichting om geen grote schade te berokkenen aan de andere
landen in het stroomgebied, de algemene verplichting tot samenwerking, de uitwisseling
van informatie op een regelmatige basis en het tijdig verwittigen van de andere landen
wanneer men maatregelen plant die een negatief effect kunnen hebben op de andere
landen in het stroomgebied (bijvoorbeeld infrastructuurwerken).425
Volgens Lasse Jalling zal de milieu- en waterproblematiek in Centraal-Azië misschien
uiteindelijk een voldoende motief worden om bijvoorbeeld het IFAS zodanig te
hervormen dat het een volwaardige internationale organisatie wordt. Ecologische
veiligheid was in 1997 al officieel een kwestie van nationaal belang in de Centraal-
Aziatische republieken. Het werd toen zelfs als dusdanig ingeschreven in de Almaty
Declaration die volgde op de fusie van het IFAS en de ICAS. De competitie om water en
de milieuproblematiek zijn sindsdien alleen maar erger geworden en worden ook steeds
meer een heet politiek hangijzer. ‘It is therefore [Lasse Jalling’s] conviction that it is not
a question of whether environmental security will become a motive force for action in
Central Asia, but a question of when.’ Omdat kwesties van ecologische veiligheid in
424
INTERNATIONAL CRISIS GROUP, Central Asia: water and conflict. Asia report n°34. Brussels,
30/05/2002. Op: http://www.intl-crisis-group.org op 27/10/2002. 425
VINOGRADOV, Sergei, LANGFORD, Vance P. E., Managing transboundary water resources in the
Aral Sea basin: in search of solutions. In: International Journal of Global Environmental Issues, 2001, pp.
345-362.
139
Centraal-Azië een grensoverschrijdend karakter hebben, zullen ook de maatregelen die
genomen worden een regionaal karakter moeten hebben.426
De competitie over de watervoorraden in het stroomgebied van het Aralmeer zal naar alle
waarschijnlijkheid alleen nog maar toenemen als gevolg van de bevolkingsgroei en de
uitbreiding van het landbouwareaal. Dit zal echter niet automatisch tot gewelddadige
conflicten leiden, zoals nogal eens voorspeld wordt. Volgens sommigen zijn de landen
indien nodig bereid om hun waterbelangen veilig te stellen via militaire weg. Hierbij
wordt dan bijvoorbeeld gewezen op de oefeningen die Oezbekistan heeft gehouden en die
verdacht veel lijken op een generale repititie om het Toktogul-reservoir te bezetten.427
De enige manier om tot een bevredigende oplossing te komen voor ale landen is een
regionale aanpak van de problematiek die alle aspecten (energie, landbouw,
huishoudens,...) van het watergebruik omvat. Bijkomend probleem is ook dat de
waterproblematiek in de regio nog steeds bijna louter gezien wordt als een technologisch
probleem in plaats van als een veelzijdige politieke, sociale, economische en ecologische
kwestie.428
Dit wordt dan ook nog steeds weerspiegeld in de zoektocht naar een oplossing
van de problematiek. De projecten die opgezet en gefinancierd werden en worden door
internationale donoren focussen veelal hoofdzakelijk op het uitwerken van
technologische oplossingen. Men is in de regio ook nog steeds niet verlost van het
denken in termen van supply-management. Dit betekent dat er naar een oplossing voor de
waterproblematiek wordt gezocht via het verhogen van het aanbod. Zoals we verderop
nog zullen zien wil men nog steeds meer water naar Centraal-Azië halen vanuit de
Siberische rivieren. Een project dat reeds in de jaren ’80 al een keer van tafel werd
geveegd wegens ecologisch onverantwoord.
426
JALLING, Lasse, Water Management in Central Asia. The institutional factor. In: Nordic Newsletter of
Asian Studies, 1998, no. 3. Op: http://eurasia.nias.ku.dk/articles/issues/1998/3/Water_Management op
20/11/2002. 427
INTERNATIONAL CRISIS GROUP, Central Asia: water and conflict. Asia report n°34. Brussels,
30/05/2002. Op: http://www.intl-crisis-group.org op 27/10/2002. 428
INTERNATIONAL CRISIS GROUP, Central Asia: water and conflict. Asia report n°34. Brussels,
30/05/2002. Op: http://www.intl-crisis-group.org op 27/10/2002.
140
4.2. Het niet naleven van de waterquota’s.
In het vorige hoofdstuk werden reeds de oprichting en de bevoegdheden van de Interstate
Commission on Water Coordination (ICWC) onder de loupe genomen. We zagen toen
ook dat de ICWC sinds 1992 bepaalde hoe de watervoorraden in het stroomgebied van
het Aralmeer verdeeld werden. De quota’s leken sterk op de verdeling die van toepassing
was ten tijde van de Sovjet-Unie.
De regeling zorgde bijna meteen voor spanningen. Stroomopwaarts gelegen Kirgizië en
Tadzjikistan wilden zelf graag hun landbouwareaal uitbreiden, maar werden bij voorbaat
reeds beperkt door een gebrek aan water daarvoor. Het grootste deel van het water bleef
immers bestemd voor Oezbekistan, Kazachstan en Turkmenistan.429
De quota’s worden vaak overschreden omdat er niet adequaat gecontroleerd kan worden.
Dit leidt vaak tot watertekorten aan de benedenloop van de Syr Darja en de Amoe Darja
en zorgt voor spanningen tussen de stroomopwaarts en de stroomafwaarts gelegen
landen.430
Het weer en het energieverbruik hebben een invloed op de hoeveelheid water die
beschikbaar is en die verdeeld en gebruikt kan worden. Recent was er een opeenvolging
van erg droge jaren, waardoor er veel minder water beschikbaar was. En Kirgizië is meer
elektriciteit gaan produceren op de Syr Darja, wat leidde tot overstromingen in
Oezbekistan in de winter en minder irrigatiewater in de zomer. De waterquota’s werden
echter niet voldoende aangepast aan deze veranderingen.431
Pogingen om waterquota’s vast te leggen waarmee alle landen in de regio akkoord gaan,
zijn totnogtoe altijd mislukt. De stroomafwaarts gelegen en machtigere landen hebben
429
INTERNATIONAL CRISIS GROUP, Central Asia: water and conflict. Asia report n°34. Brussels,
30/05/2002. Op: http://www.intl-crisis-group.org op 27/10/2002. 430
INTERNATIONAL CRISIS GROUP, Central Asia: water and conflict. Asia report n°34. Brussels,
30/05/2002. Op: http://www.intl-crisis-group.org op 27/10/2002. 431
INTERNATIONAL CRISIS GROUP, Central Asia: water and conflict. Asia report n°34. Brussels,
30/05/2002. Op: http://www.intl-crisis-group.org op 27/10/2002.
141
weinig begrip voor de vraag naar meer water van de stroomopwaarts gelegen landen en
dus blijven de verhoudingen gespannen.432
4.3. Het niet of laattijdig naleven van de ruilakkoorden (barter-agreements).
Water en energie zijn in de Centraal-Aziatische republieken met mekaar verweven via
een reeks ruilakkoorden en betalingsprocedures. De bedoeling daarvan is om de
stroomopwaarts gelegen landen te voorzien van energie en de stroomafwaarts gelegen
landen van water. Het systeem dateert net zoals de quota’s uit de tijd van de Sovjet-Unie
en zorgt nu voor problemen.433
Elektriciteit, aardgas, steenkool en olie zijn relatief eenvoudig te ruilen omdat de wereld
marktprijs als leidraad kan gebruikt worden om de waarde te bepalen. Voor water ligt dit
een heel stuk moeilijker. Een aantal Kirgizische parlementsleden hebben er daarom voor
gepleit dat er op water een prijs moet gezet worden die de waarde ervan weerspiegeld.
President Nazarbayev van Kazachstan vond het onaanvaardbaar dat Kazachstan en
Oezbekistan zouden moeten betalen voor water. Dit illustreert dat de landen die rijk zijn
aan energiebronnen juridisch gezien nog steeds in een sterkere positie staan dan de
landen die rijk zijn aan water. Of zoals een deskundige uit Centraal-Azië het uitdrukt:
‘When oil and water mix, oil is likely to come out on top’.434
Meteen na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie gingen Oezbekistan en Kazachstan de
wereldprijzen voor gas, steenkool en stookolie hanteren. Kirgizië kon dit niet betalen en
verhoogde daarom in de winter de productie van elektriciteit bij het Toktogul reservoir.
Zoals eerder al vermeld werd, zorgde dit in de winter in Oezbekistan voor
overstromingen en was er ook minder irrigatiewater beschikbaar in de zomer. Dit leidde
432
INTERNATIONAL CRISIS GROUP, Central Asia: water and conflict. Asia report n°34. Brussels,
30/05/2002. Op: http://www.intl-crisis-group.org op 27/10/2002. 433
INTERNATIONAL CRISIS GROUP, Central Asia: water and conflict. Asia report n°34. Brussels,
30/05/2002. Op: http://www.intl-crisis-group.org op 27/10/2002. 434
GLEASON, Gregory, Mixing oil and water: Central Asia’s emerging energy market. In: The Times of
Central Asia, 28/08/2001. Op: http://www.times.kg op 06/11/2002.
142
tot grote spanningen in 1997, toen de droogte de beschikbare watervoorraden nog verder
beperkte.435
In 1998 werd er over deze kwestie onderhandeld en kwam men tot een akkoord. Over de
details van de ruilakkoorden moeten wel elk jaar opnieuw afspraken gemaakt worden,
maar meestal komt men pas in de lente tot een akkoord wanneer de Oezbeekse en
Kazachse velden al snakken naar water. Daarenboven worden de gemaakte afspraken ook
niet altijd nageleefd en zijn er geen controle- of sanctiemechanismen.436
Op de top437
in Dushanbe in oktober 2002 leken de staatshoofden van de Centraal-
Aziatische republieken eens te meer enkel begaan met het veilig stellen van hun eigen
geopolitieke belangen in plaats van samen te werken aan een regionale oplossing. Toch
werd er op de top een beslissing genomen die naar de toekomst toe wel eens belangrijk
zou kunnen worden. De presidenten engageerden zich om een water en energie
consortium uit te bouwen voor de transfers van natuurlijke hulpbronnen tussen de landen.
Als dit consortium er komt, zou dat een grote stap vooruit betekenen inzake regionale
samenwerking. Het is echter wel onduidelijk hoe of wanneer men ermee van start zou
gaan.438
4.4. Onzekerheid over toekomstige infrastructuurwerken.
De landen in het stroomgebied van het Aralmeer plannen unilateraal een aantal grote
projecten om zo hun waterbelangen veilig te stellen. Echte regionale samenwerking zal
waarschijnlijk nog niet voor morgen zijn en de geplande infrastructuurwerken verhogen
435
INTERNATIONAL CRISIS GROUP, Central Asia: water and conflict. Asia report n°34. Brussels,
30/05/2002. Op: http://www.intl-crisis-group.org op 27/10/2002. 436
INTERNATIONAL CRISIS GROUP, Central Asia: water and conflict. Asia report n°34. Brussels,
30/05/2002. Op: http://www.intl-crisis-group.org op 27/10/2002. 437
Het was een top van zowel de Central Asian Cooperation Organisation als van het IFAS. 438
(Anon.), With Aral Sea facing extinction, Central Asian leaders fall back on words rather than action.
Op: http://www.eurasianet.org/departments/environment/articles/eav101002.shtml op 13/11/2002.
143
de spanningen in de regio, omdat er onrust is over de impact die een project van het ene
land zal hebben op de watervoorraden van de anderen.
Tadzjikistan plant twee waterkrachtcentrales, waarmee het bijna volledig de controle zou
hebben over de Amoe Darja. Aan het eerste project, dat luistert naar de naam Rogun,
werd al eens begonnen in de jaren ’80, maar door het ineenstorten van de Sovjet-Unie en
de burgeroorlog in Tadzjikistan raakte het niet af. De tweede waterkrachtcentrale is
bekend onder de naam Sangtuda. Oezbekistan is wel te vinden voor Sangtuda, maar is
sterk gekant tegen Rogun omdat het dan voor water veel te afhankelijk zou worden van
Tadzjikistan. Tadzjikistan is in 2001 toch opnieuw beginnen werken aan Rogun. Hoewel
er veel geld voor nodig is en donoren vandaag de dag niet meer staan te springen om
dammen te financieren, zou het project toch op drie of vier jaar klaar moeten zijn volgens
het Tadzjiekse Ministry of Economy and Trade. Volgens de International Crisis Group is
dit echter weinig waarschijnlijk. Tadzjikistan mag dan wel beweren dat Rogun ten goede
zou komen aan de hele regio, maar zonder voorafgaande toestemming van Oezbekistan
zal de internationale gemeenschap niet geneigd zijn om in het project te investeren.439
In oktober 2000 begon Turkmenistan met de aanleg van een enorm kunstmatig meer in de
Kara-Kum woestijn. Het project kreeg de naam Golden Century Lake. Turkmenistan
beweert dat het meer er enkel komt om het water op te vangen dat van de geïrrigeerde
velden terugvloeit en dat er geen water van de Amoe Darja zal nodig zijn om het
waterpeil voldoende hoog te houden. Het water dat terug vloeit van de velden vormt nu
moerasland dat niet kan gebruikt worden voor landbouw. Oezbekistan is bang dat er toch
water van de Amoe Darja zal moeten gebruikt worden om het peil van het meer
voldoende hoog te houden zodat het niet geleidelijk aan opdroogt en verzilt en tot een
tweede Aralmeer verwordt. De meeste internationale experten treden Oezbekistan hierin
bij. Het meer dreigt dus een bron van conflict te worden tussen Oezbekistan en
Turkmenistan, zeker ook omdat er een etnische dimensie aan het project verbonden is.
Men schat dat ongeveer één miljoen etnische Oezbeken die in Turkmenistan wonen
439
INTERNATIONAL CRISIS GROUP, Central Asia: water and conflict. Asia report n°34. Brussels,
30/05/2002. Op: http://www.intl-crisis-group.org op 27/10/2002.
144
zullen moeten verhuizen naar de Kara-Kum woestijn eens het meer gerealiseerd wordt. In
een voorgaand hoofdstuk zagen we al dat Turkmenistan daarenboven nog een
aanzienlijke uitbreiding van de geïrrigeerde landbouw plant. Ook dit zorgt voor onrust in
Oezbekistan, dat zelf ook wil uitbreiden.440
We zagen al dat er ten tijde van de Sovjet-Unie een plan bestond om vanuit de Siberische
rivieren de Ob en de Irtysh water naar Centraal-Azië te leiden. In de jaren ’80 werd het
plan schijnbaar definitief in de kast gestopt, maar in 2002 stond het opeens weer op de
agenda.441
Oezbekistan zoekt zo naar wat een gemakkelijke oplossing lijkt voor de
waterproblematiek en Rusland zoekt volgens sommigen naar hefbomen om opnieuw
meer politieke invloed uit te oefenen in Centraal-Azië. Een kanaal van Siberië naar
Oezbekistan zou echter zeer waarschijnlijk een ecologische ramp betekenen, een
negatieve impact hebben op de geopolitieke situatie en veel meer kosten dan het ooit zou
opbrengen. Volgens de International Crisis Group zou Oezbekistan daarom veel beter de
moeilijke maar noodzakelijke onderhandelingen met zijn buurlanden aangaan om een
oplossing te vinden voor de watercrisis.
In 1946 sloten de Sovjet-Unie en Afghanistan een akkoord over de Amoe Darja waarin
werd bepaald dat Afghanistan recht had op 9 km³ water. In 2002 gebruikte het slechts 2
km³. Afghanistan kan echter na de heropbouw meer water gaan onttrekken van de Amoe
Darja als het zijn landbouwsector wil herstellen en uitbreiden. De directeur van de BVO
Syr Darja waarschuwt dat dit de situatie in Karakalpakstan nog zal verergeren.
Afghanistan moet dus samen met de internationale gemeenschap zoeken naar oplossingen
die de efficiëntie maximaliseren en minimaal beroep doen op bijkomende hoeveelheden
Amoe Darja water. Dit moet ervoor zorgen dat de negatieve impact van de heropbouw
van Afghanistan op de stroomafwaarts gelegen landen beperkt blijft. Op die manier
zouden spanningen tussen de Centraal-Aziatische republieken en Afghanistan vermeden
440
INTERNATIONAL CRISIS GROUP, Central Asia: water and conflict. Asia report n°34. Brussels,
30/05/2002. Op: http://www.intl-crisis-group.org op 27/10/2002. 441
Burgemeester van Moskou Yury Luzhkov stelde het nieuwe plan voor, maar eigenlijk is het afkomtig
van het Russische Natural Resources Ministry. Zie hiervoor: NICHOLSON, Alex, Luzhkov wants to
reverse a river. In: The Times of Central Asia, 10/12/2002. Op: http://www.times.kg op 30/12/2002.
145
kunnen worden. Het kan echter niet genoeg benadrukt worden dat een regionale aanpak
van de waterproblematiek ook hier weer heel erg zijn nut zou bewijzen. 442
442
INTERNATIONAL CRISIS GROUP, Central Asia: water and conflict. Asia report n°34. Brussels,
30/05/2002. Op: http://www.intl-crisis-group.org op 27/10/2002.
146
ALGEMEEN BESLUIT
Wanneer staten in hun pogingen om een oplossing te vinden voor hun binnenlandse
waterproblemen geconfronteerd worden met de belangen van hun buurlanden situeren de
mogelijkheden zich op een continuüm met als uitersten enerzijds wateroorlogen en
anderzijds samenwerking. We definieerden een wateroorlog als een grootschalig
gewapend conflict tussen staten over water en stelden vast dat uit onderzoek blijkt dat de
kans erop erg klein is.
Toch zien we dat er wateroorlogen voorspeld worden. Men denkt daarbij in de eerste
plaats aan het Midden-Oosten, maar ook het stroomgebied van het Aralmeer wordt
genoemd. De voorspellingen zijn veelal gebaseerd op de valse causaliteit dat toenemende
waterschaarste automatisch tot internationale – zelfs gewapende – conflicten zal leiden.
Maar waterschaarste is op zich noch een voldoende, noch een noodzakelijke voorwaarde
voor gewelddadige conflicten. De enige juiste conclusie is dat waterschaarste wel de
competitie tussen landen kan doen toenemen, maar dat het niet noodzakelijk tot
gewelddadig conflicten leidt.
Niet elk geschil over water leidt dus tot een gewapend conflict. In de praktijk zien we dat
de meeste leiden tot onderhandelingen en vreedzame oplossingen. Toch moet hierbij de
bedenking gemaakt worden dat ‘the prevailing ad hoc pattern – implementing
agreements, sometimes decades after a crisis emerges – is not only risky and inefficient,
but in many cases preventable. The key is establishing a process of cooperation early in
the trajectory before serious hostilities erupt that make it difficult for nations to sit
around a negotiating table together.’ Stevige institutionele structuren kunnen het verschil
maken. Verdragen die voorzien in een efficiënte controle en afdwingbaar zijn, kunnen
meestal opmerkelijk goed tegen een stootje en houden zelfs stand wanneer de partijen
vijandig tegenover mekaar staan in andere dan waterkwesties.443
Daarenboven kan
aangetoond worden dat samenwerking inzake watermanagement in bijna alle
443
POSTEL, Sandra L., WOLF, Aaron T., Dehydrating conflict. In: Foreign Policy, sep.-okt. 2001, p. 66.
147
internationale stroomgebieden op lange termijn tot een win-win situatie leidt voor alle
oeverstaten.444
Degenen die de problematiek benaderen met het realisme als theoretische achtergrond
zien niet in dat het veelal niet mogelijk is voor staten om op hun eentje transnationale
problemen op te lossen. Hun denken in termen van staten, soevereiniteit, territorialiteit,
nationaal belang en machtsevenwicht leidt tot de voorspelling dat staten bereid zijn om
oorlog te voeren om hun waterbelangen veilig te stellen.
De bewering dat toenemende waterschaarste tot wateroorlogen leidt, is ondertussen een
standaardzin geworden in de media. Ook politici (voornamelijk uit het Midden-Oosten)
en vertegenwoordigers van internationale organisaties lieten zich al in die zin uit. Het is
vooral sinds het begin van de jaren ’90 dat er zo veel voorspellingen van wateroorlogen
gedaan worden. Dit hangt samen met het einde van de Koude Oorlog en de daarmee
gepaard gaande verandering van percepties inzake veiligheid.
Tonogtoe is er geen enkele wateroorlog geweest, ook al wil de ‘water wars’-literatur ons
van het tegendeel overtuigen. De realiteit is wel dat er een hele reeks waterverdragen zijn
gesloten en dat er dus een veel belangrijkere geschiedenis is inzake samenwerking dan
inzake oorlog. We zouden de voorspellingen bijgevolg kunnen afdoen als paniekzaaierij.
De geschiedenis en de logica lijken dit zoals we zagen te bevestigen, maar het is niet
omdat er in het verleden geen wateroorlogen geweest zijn, dat er in de toekomst geen
kunnen komen. Daarom moet de waterproblematiek verder bestudeerd worden en moet er
blijvend naar oplossingen gezocht worden.
We zagen dat de waterproblematiek kan benaderd en bestudeerd worden als een
economisch, als een juridisch en als een technologisch vraagstuk. Volgens degenen die de
waterproblematiek als een economisch vraagstuk beschouwen, ligt de oplossing in een
prijszetting op water. Dit kan de efficiëntie verhogen en op die manier het
444
ELHANCE, Arun P., Hydropolitics in the 3rd world. Conflict and cooperation in international river
basins. Washington D.C., United States Institute of Peace Press, 1999, p. 233.
148
schaarsteprobleem verlichten, maar de vrije markt en privatisering van de watersector is
ook niet ideaal, want het leidt niet noodzakelijk tot een billijke verdeling en het kan
leiden tot nieuwe conflicten.
Het juridische kader met betrekking tot de internationale watervoorraden is nog volop in
ontwikkeling. Staten doen vooralsnog het meest beroep op regionale samenwerking.
Hoewel een aantal principes die opgenomen zijn in de UN Convention on the Law of the
Non-Navigational Uses of International Watercourses, zoals billijkheid, vrijwel
algemeen aanvaard worden, is er op dit ogenblik nog altijd geen mondiaal
beheersinstrument voor internationale watervoorraden dat afdwingbaar is. De Convention
is immers nog altijd niet rechtsgeldig en verder zijn er enkel verklaringen die in principe
ook niet bindend zijn en waarbij het volledig van de goodwill van de staten afhangt om
de daarin afgekondigde principes ook toe te passen. Een probleem bij de hudige vormen
van samenwerking is dat landen op die manier soms verweven geraken in een bijna
ondoorzichtbaar en complex web van samenwerkingsverbanden.
Zowel de economische, de juridische als de technologische benaderingen hebben hun
sterke kanten. Ze zijn allen gericht op samenwerking, maar elk op zich volstaan ze niet
om een oplossing te bieden voor de waterproblematiek. Hiervoor biedt de ecologische
benadering een oplossing.
In de benadering die de waterproblematiek als een ecologisch vraagstuk bekijkt, staat het
concept ecologische veiligheid centraal. Het concept houdt in dat waterschaarste geen
kwestie is van nationale veiligheid, maar wel van mondiale veiligheid. Bijgevolg kan
enkel een holistische en interdisciplinaire benadering van de waterproblematiek tot een
oplossing leiden. Dit betekent dat men het totaalbeeld van de waterproblematiek moet
bekijken en het niet zien als een louter militair, economisch, juridisch of technologisch
probleem. Men dus rekening houden met alle aspecten van de waterproblematiek en
daarenboven moet dit gebeuren in combinatie met een sterke nadruk op de interrelaties en
interdependenties die aanwezig zijn tussen de verschillende delen van het aardse
ecosysteem.
149
Een toekomstig beleid moet er op gericht zijn om de houding van de mens ten opzichte
van water drastisch te wijzigen. In de eerste plaats moet dan natuurlijk de houding van de
politici wijzigen. Hoewel er in het verleden geen wateroorlogen geweest zijn én het
onwaarschijnlijk is dat ze er in de toekomst zullen komen, betekent dit niet dat er geen
verdere actie moet ondernomen worden om de voltallige wereldbevolking van veilig
drinkwater te voorzien. In die zin hebben de alarmerende voorspellingen van
wateroorlogen waarschijnlijk hun enige nut in het feit dat ze ervoor zorgen dat de
problematiek onder de andacht komt én dat er iets wordt aan gedaan zodanig dat de
voorspellingen achteraf fout zullen blijken te zijn.
De waterproblematiek zal dus ook in Centraal-Azië waarschijnlijk niet meteen tot oorlog
leiden, maar het wordt wel een steeds belangrijkere factor in de relaties tussen de landen
in het stroomgebied van het Aralmeer. Het is dus niet omdat toenemende druk op de
watervoorraden niet noodzakelijk tot een wateroorlog leidt, dat er geen actie moet
ondernomen worden. Viktor Dukhovny stelt het als volgt: ‘We have enough water for the
survival of all five states, even plus Afghanistan, if we will work together. Of course, not
forever. Only up to 2025.’445
Regionale samenwerking om tot een oplossing te komen op
lange termijn is dus essentieel.
We zagen dat de landen in het stroomgebied van het Aralmeer een grote watervoorraad
ter beschikking hebben. Het probleem is dat het grootse deel ervan internationale
watervoorraden zijn én dat ze inefficiënt gebruikt worden, vooral in de geïrrigeerde
landbouw. Door de grote hoeveelheden water die gebruikt worden voor irrigatie, is er in
het stroomgebied van het Aralmeer nu al sprake van niet-duurzaam watergebruik. Dat er
meer water verbruikt wordt dan er jaarlijks bijkomt wordt op schrijnende wijze
geïllustreerd door het opdrogen van het Aralmeer. Deze ecologische ramp heeft ook
zware negatieve gevolgen op vlak van werkgelegenheid, volksgezondheid en
klimaatverandering.
445
WINES, Michael, Grand Soviet scheme for sharing water in Central Asia is foundering. In: The
Washington Post, 09/12/2002. Op: http://www.washingtonpost.com op 24/12/2002.
150
De competitie over de watervoorraden zal naar de toekomst toe waarschijnlijk alleen
maar toenemen, want men wil de geïrrigeerde landbouw nog uitbreiden en er wordt een
bevolkingstoename voorspeld van 47 miljoen in 1996 tot 60 miljoen in 2020. Voor
Oezbekistan en Turkmenistan is irrigatie een belangrijke veiligheidskwestie, want ze zijn
economisch bijna volledig afhankelijk van de geïrrigeerde landbouw (katoen). De
watervoorziening is bijgevolg een kwestie van nationaal belang.
De landen in het stroomgebied zijn in hoge mate afhankelijk van de internationale
watervoorraden en bijgevolg ook van mekaar. Dit betekent ook dat de landen veel te
verliezen hebben bij een eventuele wateroorlog. ‘Water is a trigger for conflict, but a
reason to make peace’.446
Leif Ohlsson stelt dat hierover meer en meer consensus bestaat.
In het stroomgebied van het Aralmeer is men meteen na het uiteenvallen van de Sovjet-
Unie begonnen met het opzetten van internationale structuren inzake watermanagement.
Ze werden hierbij gesteund en geholpen door de internationale gemeenschap. De hulp
van de Wereldbank, de Verenigde Naties, de Verenigde Staten, de Europese Unie en tal
van andere donoren bestaat vooral uit financiële en technische bijstand. Hoewel er reeds
heel wat positieve bijdragen geleverd zijn tot het oplossen van de waterproblematiek,
zouden de inspanningen beter gecoördineerd moeten worden.
Ondertussen blijft de erfenis van de Sovjet-Unie zwaar. Het is een grote verdienste van
de Centraal-Aziatische republieken dat ze internationale structuren opgezet hebben, maar
in wezen werd er in eerste instantie gewoon de regeling uit de tijd van de Sovjet-Unie
door verder gezet. Tot op de dag van vandaag is er geen regionaal kaderakkoord voor het
management van de internationale watervoorraden in het stroomgebied van het Aralmeer.
De politieke leiders staan nochtans achter het idee van regionale samenwerking. Jammer
genoeg is dat nog steeds meer met woorden dan met daden. Ondertussen blijven er
spanningen bestaan tussen de landen in het stroomgebied.
446
OHLSSON, Leif, Water scarcity and conflict. In: SPILLMANN, Kurt R., KRAUSE, Joachim, (eds.),
International Security Challenges in a Changing World. Bern, Peter Lang Publishing, 1999, pp. 211-234.
151
Momenteel zitten de landen in het stroomgebied van het Aralmeer in een tussenfase naar
regionale samenwerking.447
Het management en de verdeling van de internationale
watervoorraden wordt voorlopig geregeld via een hele reeks ruilakkoorden en bilaterale
en multilaterale verdragen. Op die manier zijn tot op heden echt grote crisissen en
conflicten vermeden. De bestaande verdragen en internationale structuren hebben dus
blijkbaar toch al effect gehad als een buffer die de spanningen opvangt en vermijdt dat ze
escaleren. Toch is het probleem op lange termijn nog niet opgelost. Indien er geen
regionaal akkoord komt over een systeem van watermanagement dat afdwingbaar is,
zullen de politieke, economische en ecologische omstandigheden in de regio blijven
verslechteren.
Bij het opstellen van een regionaal akkoord zouden een aantal principes moeten gebruikt
worden die ook terug te vinden zijn in de UN Convention on the Law of the Non-
Navigational Uses of International Watercourses. Voorbeelden hiervan zijn een billijke
verdeling van de internationale watervoorraden, geen grote schade toebrengen aan de
andere landen in het stroomgebied, het beschermen van de ecosystemen en zich
onderwerpen aan geschillenregelingsmechanismen. Zonder een flexibel, open, regionaal
managementsysteem zal het bijna onmogelijk zijn om tot een voldoende mate van
vertrouwen en samenwerking te komen die nodig is om het waterbeheer in Centraal-Azië
opnieuw te integreren.
Een efficiënt en duurzaam regime moet tegemoet komen aan de economische en sociale
noden van al de oeverstaten (iedereen moet er voordeel bij hebben) in het stroomgebied
door middel van strategieën die gebaseerd zijn op meer holistische benadering van de
problematiek van de natuurlijke hulpbronnen. Het moet samenwerking toelaten om het
milieu te beschermen terwijl het voorziet in de verdeling van de watervoorraden in
overeenstemming met het internationaal recht en rekening houdend met de historische,
geopolitieke en natuurlijke eigenschapppen van de regio. De institutionele structuur moet
447
VINOGRADOV, Sergei, LANGFORD, Vance P. E., Managing transboundary water resources in the
Aral Sea basin: in search of solutions. In: International Journal of Global Environmental Issues, 2001, pp.
345-362.
152
vastgelegd worden in een verdrag, moet transparant zijn en duidelijk omschreven
doelstellingen hebben en moet ondersteund worden door een efficiënt
geschillenregelings- en sanctiemechanisme, zodat de bij verdrag vastgelegde regelingen
afdwingbaar zijn.
153
BIBLIOGRAFIE
1. Boeken.
BEACH, Heather L., HAMNER, Jesse, (e.a.), Transboundary Freshwater Dispute
Resolution. Theory, Practice, and Annotated References. Tokyo, United Nations
University Press, 2000, 324 p.
BETTS, Richard K., Transnational Tensions: Migration, Resources, and Environment. In:
BETTS, Richard K., (ed.), Conflict after the Cold War (2nd
edition). New York,
Longman, 2002, pp. 463-465.
BLATTER, Joachim, INGRAM, Helen, (eds.), Reflections on Water. New Approaches to
Transboundary Conflicts and Cooperation. Cambridge, The MIT Press, 2001, 358 p.
BORTNIK, Vitalyi N., Alteration of water level and salinity of the Aral Sea. In:
GLANTZ, Michael H., (ed.), Creeping Environmental Problems and Sustainable
Development in the Aral Sea Basin. Cambridge, Cambridge University Press, 1999, pp.
47-65.
CHATTERJI, Manas, ARLOSOROFF, Saul, GUHA, Gauri, (eds.), Conflict management
of water resources. Aldershot, Ashgate Publishing Limited, 2002, 369 p.
COGEN, Marc, Handboek Internationaal Recht. Gent, Mys & Breesch, 1998, 464 p.
COOLEY, John K., The war over water. In: BETTS, Richard K., (ed.), Conflict after the
Cold War (2nd
edition). New York, Longman, 2002, pp. 483-492.
DECONINCK, Stefan, Olie op het vuur. Water, conflict en vrede in het Midden-Oosten.
In: DOOM, Ruddy, (red.), De structuur van de waanzin. Conflicten in de periferie. Gent,
Academia Press, 2001, pp. 432-458.
DOLATYAR, Mostafa, GRAY, Tim S., Water politics in the Middle East. A context for
conflict or co-operation? London, MacMillan Press Ldt, 2000, 255 p.
154
DONKERS, Henk, De witte olie. Water, vrede en duurzame ontwikkeling in het Midden-
Oosten. Utrecht, Van Arkel, 1994, 175 p.
ELHANCE, Arun P., Hydropolitics in the 3rd world. Conflict and cooperation in
international river basins. Washington D.C., United States Institute of Peace Press, 1999,
309 p.
ELPINER, Leonid I., Public health in the Aral Sea coastal region and the dynamics of
changes in the ecological situation. In: GLANTZ, Michael H., (ed.), Creeping
Environmental Problems and Sustainable Development in the Aral Sea Basin.
Cambridge, Cambridge University Press, 1999, pp. 128-156.
FARUQUI, Naser I., BISWAS, Asit K., BINO, Murad J., (eds.), Water Management in
Islam. Tokyo, United Nations University Press, 2001, 149 p.
GLANTZ, Michael H., Sustainable development and creeping environmental problems in
the Aral Sea region. In: GLANTZ, Michael H., (ed.), Creeping Environmental Problems
and Sustainable Development in the Aral Sea Basin. Cambridge, Cambridge University
Press, 1999, pp. 1-25.
GLANTZ, Michael H., KOBORI, Iwao, (eds.), Central Eurasian Water Crisis. Caspian,
Aral and Dead Seas. Tokyo, United Nations University, 1998, 203 p.
GLEICK, Peter H., The world’s water 2000-2001. The biennial report on freshwater
resources. Washington DC, Island Press, 2000, 315 p.
HOMER-DIXON, Thomas F., Environment, Scarcity, and Violence. Princeton, Princeton
University Press, 1999, 253 p.
KLARE, Michael T., Resource Wars. The new landscape of global conflict. New York,
Metropolitan Books, Henry Holt and Company LLC, 2001, 289 p.
MICKLIN, Philip P., Managing water in Central Asia. London, Royal Insitute of
International Affairs, 2000, 72 p.
155
MOYERSOEN, Boudewijn, LAMBRECHT, Stef, e.a., Slagen in het water? Schets van
de waterproblematiek in de wereldcontext. Gent, PROTOS vzw, 2000, 60 p.
OHLSSON, Leif, Water scarcity and conflict. In: SPILLMANN, Kurt R., KRAUSE,
Joachim, (eds.), International Security Challenges in a Changing World. Bern, Peter Lang
Publishing, 1999, pp. 211-234.
PETRELLA, Riccardo, Water als bron van macht. Een manifest. Leuven, Van Halewyck,
1999, 158 p.
POSTEL, Sandra, Last Oasis. Facing water scarcity. New York, W. W. Norton &
Company, 1997, 239 p.
POSTEL, Sandra, Pillar of sand. Can the irrigation miracle last? New York, W.W.
Norton & Company Inc., 1999, 313 p.
RAFIKOV, Asomitdin A., Desertification in the Aral Sea Region. In: GLANTZ, Michael
H., (ed.), Creeping Environmental Problems and Sustainable Development in the Aral
Sea Basin. Cambridge, Cambridge University Press, 1999, pp. 66-85.
RASHID, Ahmed, Jihad. De opkomst van het moslimfundamentalisme in Centraal-Azië.
New Haven/Londen, Yale University, 2002, 280 p.
ZHOLDASOVA, Iliya, Fish population as an ecosystem component and economic object
in the Aral Sea Basin. In: GLANTZ, Michael H., (ed.), Creeping Environmental
Problems and Sustainable Development in the Aral Sea Basin. Cambridge, Cambridge
University Press, 1999, pp. 204-224.
ZONN, Igor S., The impact of political ideology on creeping environmental changes in
the Aral Sea basin. In: GLANTZ, Michael H., (ed.), Creeping Evironmental Problems
and Sustainable Development in the Aral Sea Basin. Cambridge, Cambridge University
Press, 1999, pp. 157-190.
156
2. Onuitgegeven cursus.
KLEIJSEN, Jeroen, De wereld, ons dorp? De transnationale samenleving. In:
COOLSAET, Rik, Actuele vraagstukken van de internationale politiek. Onuitgegeven
cursus. Universiteit Gent, Vakgroep Politieke Wetenschappen, academiejaar 2001-2002,
pp. 62-83.
3. Artikels.
(Anon.), Verenigde Naties waarschuwen voor drinkwatertekort. In: De Standaard,
22/03/2002.
(Anon.), ‘Watertekort zal tot dood en conflicten leiden.’ In: De Standaard, 06/03/2003.
BOUGUERRA, Mohamed Larbi, Bataille planétaire pour l’or bleu. In: Le Monde
Diplomatique, nov. 1997.
COOLSAET, Rik, De Verenigde Naties tussen irrelevantie en ‘global governance’. In:
Demokritos. Mededelingen van de vakgroep politieke wetenschappen, 1998, 1, 32 p.
DE COCK, Jorn, ‘We kunnen de bombardementen nu niet stoppen.’ In: De Standaard,
2/11/2001.
DE CORDIER, Bruno, Centraal-Azië hervalt in autoritaire Sovjet-gewoonten. In: De
Standaard, 7/12/2001.
DE CORDIER, Bruno, Stuwdammen in Centraal-Azië zijn doelwit guerilla-acties. In: De
Standaard, 23/10/2001.
DELLAPENNA, Joseph W., The customary international law of transboundary fresh
waters. In: International Journal of Global Environmental Issues, 2001, Vol. 1, Nos. 3/4,
pp. 264-305.
DERKSEN, Deedee, Water is een te duur mensenrecht. In: De Volkskrant, 09/11/2002.
157
DONKERS, Henk, Natuurlijke bron van conflicten. In: NRC Handelsblad, Themabijlage
water, 09/03/2000.
FALKENMARK, Malin, Regional water scarcity – a widely neglected challenge. In:
People and the Planet, 1993, Vol. 2, No. 2, pp. 10-11.
GLEICK, Peter H., Making Every Drop Count. In: Scientific American, feb. 2001, pp.
28-33.
HINRICHSEN, Don, Requiem for a dying sea. In: People and the Planet, 1995, Vol. 4,
No. 2, pp. 10-13.
(jb), Wereldbank zal weer stuwdammen financieren. In: De Standaard, 03/03/2003.
JONES LUONG, Pauline, WEINTHAL, Erika, New friends, new fears in Central Asia.
In: Foreign Affairs, mrt.-apr. 2002, pp. 61-70.
JPM, Oorlog om water wordt almaar waarschijnlijker. In: De Morgen, 04/04/1999.
PETRELLA, Riccardo, La nouvelle ‘conquête de l’eau’. In: Le Monde Diplomatique,
mrt. 2000.
POSTEL, Sandra, Sharing the rivers. In: People and the Planet, 1996, Vol. 5, No. 3, pp.
6-9.
POSTEL, Sandra L., WOLF, Aaron T., Dehydrating conflict. In: Foreign Policy, sep.-
okt. 2001, pp. 60-67.
SCHLÖMER, Frank, Water is bron van toekomstige oorlogen. In: De Morgen,
22/03/2001.
STARR, Joyce R., Water Wars. In: Foreign Policy, jan. 1991, pp. 17-36.
158
VAN SCHAREN, Hans, Een druppel water is een druppel bloed. In: Knack, 22-28 mrt.
2000, pp. 86-91.
VINOGRADOV, Sergei, LANGFORD, Vance P. E., Managing transboundary water
resources in the Aral Sea basin: in search of solutions. In: International Journal of Global
Environmental Issues, 2001, pp. 345-362.
WEISS, Rick, Blauw goud. In: De Standaard, 14/03/2003.
WOLF, Aaron T., Conflict and cooperation along international waterways. In: Water
Policy, Vol. 1 #2, 1998, pp. 251-265.
4. Bronnen verkregen via het internet.
* Artikels uit The Times of Central Asia
(Anon.), Central Asia to face deficiency of water. In: The times of Central Asia,
08/02/2003. Op: http://www.times.kg op 12/02/2003.
ABDULLAYEV, Iksandar, Water management and prospects of water-division in
Central Asia. In: The Times of Central Asia, 02/11/2000. Op: http://www.times.kg op
06/11/2002
GLEASON, Gregory, Mixing oil and water: Central Asia’s emerging energy market. In:
The Times of Central Asia, 28/08/2001. Op: http://www.times.kg op 06/11/2002.
GULOMOVA, Lola, Water: the future apple of discord in Central Asia. In: The Times of
Central Asia, 26/04/2001. Op: http://www.times.kg op 06/11/2002.
NICHOLSON, Alex, Luzhkov wants to reverse a river. In: The Times of Central Asia,
10/12/2002. Op: http://www.times.kg op 30/12/2002.
159
* Artikels uit The Washington Post
KLOSE, Kevin, The greening of Soviet Asia: water is king. In: The Washington Post,
21/12/1978. Op: http://www.washingtonpost.com op 13/11/2002
NASAR, Rusi, How the Soviets murdered a sea. In: The Washington Post, 04/06/1989.
Op: http://www.washingtonpost.com op 13/11/2002.
WINES, Michael, Grand Soviet scheme for sharing water in Central Asia is foundering.
In: The Washington Post, 09/12/2002. Op: http://www.washingtonpost.com op
24/12/2002.
* Artikels afkomtig van http://www.eurasianet.org
(Anon.), With Aral Sea facing extinction, Central Asian leaders fall back on words rather
than action. Op:
http://www.eurasianet.org/departments/environment/articles/eav101002.shtml op
13/11/2002.
DUBROVSKAYA, Elena, Agricultural crisis prompts Uzbek officials to revive interest
in plan to divert Siberian rivers. Op:
http://www.eurasianet.org/departments/environment/articles/eav053002.shtml op
12/11/2002.
* Bronnen afkomstig van websites van internationale organisaties
ARTSEN ZONDER GRENZEN, Aral Sea Area Programme. Worrying humanitarian
consequences. Op: http://www.msf.org/aralsea/asa_dis.htm op 28/02/2002.
AQUASTAT Regional overviews. General summary for the countries of the former
Soviet Union. The Aral Sea basin. Op:
http://www.fao.org/ag/agl/aglw/aquastat/regions/fussr/index8.stm op 8/11/2002.
160
EUROPEAN COMMISSION, Evaluation of the TACIS Interstate Programme in
Environment. Final Report, 30/09/2000, p. 37. Op:
http://europa.eu.int/comm/europeaid/evaluation/reports/tacis/951553.pdf op 24/11/2002.
EUROPEAN COMMISSION, Strategy Paper 2002-2006 & Indicative Programme 2002-
2004 for Central Asia, 30/10/2002, p. 22. Op:
http://europa.eu.int/comm/external_relations/ceeca/rsp2/02_06_en.pdf op 23/11/2002.
ICWC, Press Release, #5, October 2002. Op: http://www.icwc-
aral.uz/press_rel/eng/pr_e_05.htm op 06/04/2003.
IFAS, History of regional organisations. Op: http://www.aral-
sea.org/ifas/aral/history_regional.html op 15/11/2001.
IFAS, Institutional structure. Op: http://www.aral.uz/aral/aral/struct_org.html op
15/11/2001.
IFAS, Water and Environmental Management Project. Op:
http://www.aral.uz/aral/aral/djef.html op 15/11/2001.
INTERNATIONAL ARAL SEA REHABILITAION FUND, BRANCH IN THE
REPUBLIC OF KAZAKHSTAN, Consequences of the Aral Crisis. Op: http://www.ifas-
almaty.kz/ENG/Consequences.html op 15/11/2001.
INTERNATIONAL ARAL SEA REHABILITATION FUND, BRANCH IN THE
REPUBLIC OF KAZAKHSTAN, Economics. Op: http://www.ifas-
almaty.kz/ENG/Economics.html op 15/11/2001.
INTERNATIONAL ARAL SEA REHABILITATION FUND, BRANCH IN THE
REPUBLIC OF KAZAKHSTAN, Survey. Op: http://www.ifas-
almaty.kz/ENG/Survey.html op 15/11/2001.
INTERNATIONAL CRISIS GROUP, Central Asia: water and conflict. Asia report n°34.
Brussels, 30/05/2002, 39 p. Op: http://www.intl-crisis-group.org op 27/10/2002.
161
UN, Agenda 21. Op: http://www.un.org/esa/sustdev/agenda21chapter18.htm op
31/01/2003.
UN, Convention on the Law of the Non-Navigational Uses of International Watercourses.
Op: http://www.thewaterpage.com/UN_Convention_9/.html op 06/12/2001.
Water for People Water for Life. The United Nations World Water Development Report.
Executive Summary. Op: http://unesdoc.unesco.org/images/0012/001295/129556e.pdf op
13/03/2003.
WERELDBANK, Aral Sea Basin Program. Water and Environmental Management
Project. Project Document. Mei 1998. Op: http://www-wds.worldbank.org op
11/02/2002.
* Bronnen afkomstig van het internet met vermelding van auteur
CAPONERA, Dante A., Les eaux partagées et le droit international. Op:
http://funredes.org/agua/files/droit/CAPONERA.rtf op 15/01/2003.
CAPONERA, Dante A., The importance of water law and institutions for sustainable
development. Working paper. Op:
http://www.oieau.fr/ciedd/contributions/atriob/contribution/caponera.htm op 15/01/2003.
DUKHOVNY, Victor A., SOKOLOV, Vadim I., Integrated water resources management
in the Aral Sea basin. Scientific-Information Center of the ICWC. Op:
http://www.grida.no/aral/wb/water.pdf op 13/11/2002.
GLEICK, Peter, Water Conflict Chronology. Version 2000. Op:
http://www.worldwater.org/conflict.htm op 23/03/2001.
GLEICK, Peter, Water Conflict Chronology. Introduction. Version 2000. Op:
http://www.worldwater.org/conflictIntro.htm op 23/03/2001
JALLING, Lasse, Water Management in Central Asia. The institutional factor. In: Nordic
Newsletter of Asian Studies, 1998, no. 3. Op:
http://eurasia.nias.ku.dk/articles/issues/1998/3/Water_Management op 20/11/2002.
162
O’HARA, Sarah L., Water and conflict in Central Asia. University of Nottingham,
Environmental politics in Central Asia. Op: http://www.psa.ac.uk/cps/1998/ohara.pdf op
15/11/2002.
OWEN, Jerry, Aral Sea. Op: http://www.thewaterpage.com/aral.htm op 6/12/2001.
SAMSON, Paul, CHARRIER, Bertrand, International Freshwater Conflict: Issues and
Prevention Strategies. Green Cross International, August 1997. Op:
http://www.gci.ch/GreenCrossPrograms/waterres/gcwater/study.html op 09/01/2003.
WEINTHAL, Erika, Central Asia: Aral Sea Problem. Op: http://www.foreignpolicy-
infocus.org/briefs/vol5/v5n06aral_body.html op 15/11/2001.
YOFFE, Shira B., WOLF, Aaron, T., Water, Conflict and Co-operation: Geographical
Perspectives. Op:
http://www.transboundarywaters.orst.edu/publications/geographical_perspectives op
04/11/2002.
* Andere
Uitspraak van Ismail Serageldin. Op: http://www.serageldin.com/water.htm op
24/03/2003.
163