Download - Auschwitz Bulletin, 2011, nr. 02
Jaargang 55 nr.2, mei 2011
AuschwitzHerdenking
2011
A-Bulletin2011nr2vs04:DEF 18-4-11 15:03 Pagina 1
De herinnering verankeren
Het verankeren van de herinnering ligt ten grondslag aan de oproep
waarmee dit Bulletin opent. Het is een pleidooi om aan de Ausch -
witz Herdenking een nationaal karakter te geven. Het spreekt in het
verlengde daarvan bijna vanzelf, dat een groot deel van deze af -
levering gewijd is aan de indrukwekkende herdenkingsmanifestaties
die rond de Holocaust Memorial Day van 27 januari 2011 hebben
plaatsgevonden. In Amsterdam verzorgde de ‘architect van het
gedenken’ Daniel Libeskind de achtste Nooit meer Auschwitz Lezing
en tezelfdertijd sprak in Berlijn ‘onze’ Zoni Weisz de leden van de
Duitse Bondsdag toe over de Holocaust van Sinti en Roma. Wat de
eerste betreft drukken wij, bijna zoals gewoonlijk, de huldigingrede
af die bij de verlening van de Annetje Fels-Kupferschmidt onder-
scheiding werd uitgesproken. En voor de tweede zijn wij zo gelukkig
de gehele Berlijnse rede in dit blad op te kunnen nemen.
Drie dagen later was er de Auschwitz Herdenking in Amsterdam
met de voor ons welhaast ‘vaste’ sprekers bij het monument en daar -
opvolgende lunchbijeenkomst: de burgemeester van Amster dam,
een vertegenwoordiger van de jeugd, de gastspreker bij de lunch en
de voorzitter van het comité met zijn jaarrede. De toespraken, die
daarbij gehouden zijn, vullen voor een belangrijk deel de rubriek
Herdenken in dit nummer. In de rubriek Opinie, kort deze keer,
wordt aandacht besteed aan het interessante onderwijsproject duo-
gastlessen, waarbij eigen levensverhalen van ‘goed’ en ‘fout’ in de
schoolklas naast elkaar worden gesteld. Voor veel leerlingen een
ongekende gebeurtenis.
De rubriek Cultuur bevat een aantal besprekingen van uiteenlopen-
de publicaties. Deze variëren van een stripalbum tot een DVD, of
van de voorpublicatie uit een biografie tot de signalering van een
recent verschenen autobiografisch werk.
De rubriek Actueel begint met de huldiging van Jules Schelvis, die
niet alleen feestelijk 90 jaar werd, maar ook de Annetje Fels-Kupfer -
schmidt onderscheiding van het Comité in ontvangst mocht nemen.
De actualiteit van 25 februari, Herdenking Februaristaking 1941,
had dit jaar een bijzonder aspect door de onverwachte identificatie
van een van de slachtoffers op een bekende razzia foto. En ook de
jaarlijks in belang toenemende herdenking van het Joods Verzet voor -
afgaande aan de grote Herdenking Februaristaking wordt in een
aparte bijdrage eens goed naar voren gehaald. De rubriek wordt be -
sloten met de levensberichten van twee hoogbejaarde, oude vrien-
den van het Auschwitz Comité die onlangs overleden zijn. – H.S.
Voor de inhoud van de artikelen die ondertekend zijn is alleen
de auteur verantwoordelijk. Overname van artikelen is toe -
gestaan, mits met toestemming van de auteur en de redactie.
2 Inhoud Auschwitz Bulletin 55ste jaargang, nr. 2, mei 2011. Verschijnt 4x per jaar
3
4
7
8
10
11
14
18
21
22
24
26
29
30
32
33
34
37
20
28
28
Nationale Herdenking, een oproep
Herdenken
De noodzaak van herdenken / Jacques Grishaver
Steeds weer praten over Auschwitz / Eberhard van der Laan
Raken aan de grote waaromvraag / Marjan Schwegman
De verbijstering blijft / Crista Huisman
Ziel en geschiedenis van een plek, weerspiegeld
in architectuur / Ronald Leopold
De volkenmoord op Sinti en Roma, een ‘vergeten’ Holocaust /
Zoni Weisz
Opinie
Herinneringen doorgeven in duo-gastlessen / Arthur Bánki
Nazimisdadigers in de bescherming van de Duitse geheime
dienst / Maurice Ferares
Cultureel / Boekbespreking
Eva Tas, altijd weer Auschwitz / Voorpublicatie
De Terugkeer / Max Arian
Mijn naam is Max / Bertje Leuw
Recent verschenen / Marjon de Klijn
Actueel
Annetje Fels-Kupferschmidt onderscheiding voor Jules Schelvis
Joods Verzet herdacht / Max Arian
In memoriam Mirjam Pinkhof 1916-2011 / Philip Rümke
Een naam bij een foto / Paul Arnoldussen
In memoriam Hans Beckman 1920-2011 / Awraham Meijers
Berichten
Reis-2011 naar concentratiekampen in Polen
Congres Child Survivors, Warschau
Toneelvoorstelling ‘Alles gaat aan flarden’
De activiteiten van het Nederlands Auschwitz Comité worden
mede mogelijk gemaakt door het ‘Nationaal Fonds voor Vrij -
heid en Veteranenzorg’ met middelen uit de ‘BankGiroLoterij’
en de ‘Lotto’. Uw deelname aan deze loterijen wordt daarom
van harte aanbevolen
A-Bulletin2011nr2vs04:DEF 18-4-11 15:03 Pagina 2
3
Auschwitz Bulletin 55, nr. 2, mei 2011
Tijdens de afgelopen Auschwitz Herdenking/HolocaustMemorial Day heeft de voorzitter van het NederlandsAuschwitz Comité opgeroepen om deze Herdenking een Nationale status toe te kennen. Dit heeft geleid totonderstaande verklaring.
Er zit veel meer dan een verzoek om erkenning in deze op -
roep. Het gaat vooral om aandacht voor de meest gruwelijke
misdaad tegen de menselijkheid ooit begaan en om de herinne-
ring daaraan te verankeren in de samenleving. Aandacht die niet
mag ophouden bij een volgende generatie. De overheid heeft de
mogelijkheid en de middelen om de Auschwitz Herdenking de
status van Nationale Herdenking te verlenen. Deze route is al
ingezet door de Verenigde Naties in 2005 door het opstellen van
een resolutie die door vrijwel alle leden is aanvaard.
Ex-premier Balkende werd toen in de Tweede Kamer de vraag
gesteld: ‘Op welke manier zal de Nederlandse regering uitvoe-
ring geven aan deze herdenkingsdag? Zijn antwoord luidde: ‘…
In samenwerking met verschillende organisaties worden door de
regering op dit gebied diverse activiteiten ondernomen. Het be -
langrijkste onderdeel hiervan is de herdenking die het Auschwitz
Comité jaarlijks organiseert in Amsterdam. Deze vindt elk jaar
plaats op de zondag na 27 januari om zoveel mogelijk betrokke-
nen in de gelegenheid te stellen de herdenking bij te wonen.
Namens het kabinet is de staatssecretaris van VWS hierbij aan-
wezig…’
SteunUitspraken van twee elkaar opvolgende Staatssecretarissen van
VWS, mevrouw Clémence Ross-van Dorp en mevrouw Jet Busse -
maker, onderstrepen het belang van het Nederlands Auschwitz
Comité en de Herdenking.
‘Ik kan niet genoeg benadrukken hoe belangrijk het is dat de her-
innering aan wat toen is gebeurd levend wordt gehouden. Gene -
ratie na generatie. Het Nederlands Auschwitz Comité zet zich
daarvoor in en heeft zich daarmee een niet meer weg te denken
plaats verworven in onze samenleving’, aldus mevrouw Ross-van
Dorp.
Mevrouw Bussemaker maakte dat nog duidelijker: ‘Naast de her-
denking op 4 mei is natuurlijk ook deze Auschwitz Herdenking
een belangrijk moment waarop we stilstaan bij de Holocaust.
Graag denk ik met u mee op welke wijze wij er samen voor kunnen
zorgen dat ook deze herdenking voor de toekomst kan worden
behouden en daardoor betekenis houdt voor onze samenleving.
Nooit meer Auschwitz. Achter deze drie woorden steekt het leed
van miljoenen mensen. De Tweede Wereldoorlog en de Holo -
caust zijn ijkpunten in onze geschiedenis geworden. En dat wil-
len we ook zo houden. Zodat ook voor vele generaties na ons
Nooit meer Auschwitz veel meer is dan alleen drie woorden’.
In oktober 2007 bevestigt de toenmalige directeur van de Een -
heid Oorlogsgetroffenen en Herinnering WO II, dat er voor de
overheid slechts drie officiële herdenkingen zijn, namelijk: 4 mei
de Nationale Herdenking, 15 augustus de Indië Herdenking en
op de laatste zondag van januari de Auschwitz Herdenking. Het
is pijnlijk om vast te stellen dat al deze uitspraken tot nu toe niet
tot de gewenste status hebben geleid en dat van samenwerking,
zoals de ex-premier in zijn reactie verwoordde, helaas nog geen
sprake is.
Auschwitz Herdenking Het Comité is van mening dat de slachtoffers van de Holocaust
recht hebben op een eigen herdenking. Deze gitzwarte bladzijde
uit onze geschiedenis dient blijvend onder de aandacht te wor-
den gebracht van volgende generaties.
Het Centraal Joods Overleg bracht dit krachtig onder woorden:
‘Antisemitisme is een oud, eeuwenoud, en nog immer bestaand
verschijnsel, dat in de Holocaust zijn dieptepunt in de moderne
geschiedenis vond. Op 27 januari is het wereldwijd Holocaust
Memorial Day, de door de Verenigde Naties ingestelde dag om
dit dieptepunt te gedenken’.
Dit jaar was het de vijfenvijftigste keer dat het Nederlands
Auschwitz Comité de Herdenking organiseerde. De Herdenking
is uitgegroeid tot een buitengewoon belangrijke manifestatie
waar overlevenden en hun nabestaanden ieder jaar bijeenkomen
om hun geliefden te herdenken. Inmiddels mag het Comité zich
verheugen in de aanwezigheid van een groot aantal ambassa-
deurs uit de ITF-landen, landen die zich naar aanleiding van de
resolutie van de VN binnen de ‘Task Force for International Co -
oper ation on Holocaust Education, Remembrance and Research’
hebben verenigd, met als gezamenlijk doel te voorkomen dat de
herinnering aan de Holocaust en de gevolgen daarvan vergeten
zullen worden.
Nationale HerdenkingHet Nederlands Auschwitz Comité is van mening dat het toeken-
nen van de nationale status aan de Auschwitz Herdenking op
grond van de uitspraken van overheidsfunctionarissen en politici,
van de VN resolutie, en het belang dat de ITF landen aan deze
Herdenking hechten, meer dan gerechtvaardigd is. Voor de over-
levenden en hun nabestaanden zal dit de ultieme waarborg zijn
dat de Auschwitz Herdenking blijft bestaan.
Het Bestuur van het Nederlands Auschwitz Comité
Nationale Herdenking, een oproep
A-Bulletin2011nr2vs04:DEF 18-4-11 15:03 Pagina 3
4 Herdenken
Auschwitz Bulletin 55, nr. 2, mei 2011
Blijven herdenkenVanochtend hebben velen weer de Auschwitz Herdenking in het
Wertheimpark bijgewoond. Dat is belangrijk, want blijven her-
denken houdt de herinnering levend. Het is onze taak, als Neder -
lands Auschwitz Comité, om zeker te stellen dat de verschrikkin-
gen van de Tweede Wereldoorlog nooit zullen worden vergeten.
Om steeds weer duidelijk te maken dat deze verschrikkingen een
waarschuwing vormen voor de toekomst.
Annetje Fels zei in 1994 bij haar afscheid als voorzitter van het
Nederlands Auschwitz Comité:
‘Auschwitz is uiteindelijk het symbool geworden waar rassen-
waan toe kan leiden. Die naam, dat symbool, mag nooit uit het
bewustzijn van de mens verdwijnen, want wie het verleden niet
kent, zal de gevaren voor de toekomst niet herkennen. Het
Auschwitz Comité heeft de morele autoriteit verworven om te
waarschuwen en te wijzen op ontwikkelingen die uiteindelijk tot
een ramp kunnen leiden. Als op den duur het Auschwitz Comité
die taak in onze samenleving kan blijven vervullen, dan zal het
werk van ons, overlevenden van de kampen, niet tevergeefs zijn
geweest. Onze hartenkreet ‘Nooit Meer Auschwitz’ zal moeten
blijven klinken zolang er, waar ook ter wereld, mensen vervolgd
worden om hun ras of geloof, uit naam van al die miljoenen
onschuldige mannen, vrouwen en kinderen die in Auschwitz ver-
dwenen zijn, enkel en alleen omdat ze Joden waren.’
Blijven herdenken om de herinnering levend te houden, dat is de
basis om ook op lange termijn deze belangrijke herdenking zeker
te kunnen stellen. De overheid speelt hierin een belangrijke rol.
Wij vragen de regering (zie pagina 3 in dit nummer) om ervoor te
zorgen dat de Holocaust Memorial Day – Auschwitz Herdenking
beschouwd wordt als een van de drie door de overheid erkende
herdenkingen. Zoals de Nationale Herdenking van 4 mei en de
Indië Herdenking op 15 augustus. Om de Auschwitz Herdenking
officieel de status te geven van een Nationale Herdenking. Alleen
op die manier kunnen we zeker stellen dat degenen die toen ver-
moord werden nooit en nooit vergeten worden.
Anti-discriminatieRacisme is sinds 1945 niet weggeweest uit Europa. Hoewel we
voorzichtig moeten zijn om de begrippen vreemdelingenhaat en
racisme zomaar met elkaar te verbinden, is het Nederlands
Auschwitz Comité bezorgd over steeds minder tolerantie in de
samenleving, wereldwijd.
Ook in Nederland gaat er geen dag voorbij of men wordt in de
media geconfronteerd met de problemen over vluchtelingen en
asielzoekers, over mensen die hierheen gehaald zijn om te wer-
ken en over illegalen. Het gaat over verblijfsvergunningen, over
onze beperkte ruimte en over wat het ons allemaal kost. Het gaat
niet alleen over het racisme op de voetbaltribunes en over brand-
stichtingen of vernielingen bij bedrijven van Nederlanders die
hun wortels in Suriname, Turkije of Marokko hebben. Maar het
gaat ook over beschadigingen van synagogen, moskeeën en be -
graafplaatsen. Er bestaat antisemitisme, vreemdelingenhaat en
islamofobie in velerlei gradaties. Het zijn feiten waar we niet om -
heen kunnen, incidenten die in het van oudsher tolerante Neder -
land niet thuishoren en waarvoor we ons moeten schamen.
Een van de belangrijke fundamenten van een vrije en humane
samenleving is het verwerpen van een collectief oordeel over
groepen in de samenleving, wanneer dat gebaseerd op religieu-
ze of raciale overwegingen. In een democratie heeft elke groep
en ieder individu recht op een eigen identiteit. Want, laten we
niet vergeten: een collectief oordeel over groepen heeft niet
alleen geleid tot Auschwitz, het leidde ook tot de oorlog en de
massamoorden in Bosnië-Herzegovina, in Kosovo, in Ruanda en
tot de terreuraanvallen in New York, Londen en Madrid.
Het Nederlands Auschwitz Comité heeft een taak in het signale-
ren en bestrijden van de toenemende intolerantie. Wij vinden dat
ieder mens het recht heeft beoordeeld te worden op wie hij is en
niet op wat hij is. En laten we vooral niet vergeten dat bestrijding
van racisme en vreemdelingenhaat bij je zelf begint, laat zien
waar je staat. Ieder weldenkend mens zou zich moeten keren
tegen mensen die tot iets anders oproepen. Zwijg niet, want ook
zwijgen is een mening.
In dit verband heeft het Comité vorige zomer opnieuw het initia-
tief genomen tot het versturen van anti-discriminatieposters aan
een groot aantal instellingen in het hele land. Vooral naar die
plekken waar veel jonge mensen samenkomen, zoals scholen,
universiteiten, buurthuizen, sportclubs, bibliotheken. Ook gin-
gen zij naar gemeentehuizen, alle Tweede Kamerleden, en nog
vele anderen. Daarmee is deze actie, evenals de voorgaande van
vijf jaar geleden, een groot succes geworden. Nog dagelijks ont-
vangen wij talrijke verzoeken van instanties, maar ook van parti-
culieren, voor het toezenden van de posters.
De noodzaakvan herdenkenJacques Grishaver
Holocaust Memorial DayVerkorte toespraak van Jacques Grishaver, voorzitter van het Nederlands Auschwitz Comité, tijdens de lunchbijeenkomst
na de Auschwitz Herdenking op 30 januari 2011 in Hotel CASA400 te Amsterdam.
A-Bulletin2011nr2vs04:DEF 18-4-11 15:03 Pagina 4
5
Auschwitz Bulletin 55, nr. 2, mei 2011
En in dit verband is het ook zo goed om te kunnen constateren
dat de Holocaust Memorial Week met de Auschwitz Herdenking
tot slot ieder jaar weer nieuwe organisaties aantrekt. Zo zijn er
dit jaar op grote schaal manifestaties in het hele land geweest.
Op universiteiten, hogescholen, in musea, in het Herdenkings -
centrum Kamp Westerbork en de Nationale Monumenten Amers -
foort en Vught, en ook op andere plaatsen namen ruim 15.000
jongeren deel aan diverse programma’s over de Holocaust en
andere genociden. Het gezamenlijke herdenkingsmoment was
de herdenking vanochtend in het Wertheim park.
Reis, Lezing, NamenwandDe reis, die het Nederlands Auschwitz Comité jaarlijks organi-
seert naar de concentratie- en vernietigingskampen in Polen, kan
ook voor het afgelopen jaar 2010 met 105 deelnemers uiterst
succesvol genoemd worden. Wederom waren bij de deelnemers
veel jongeren, hetgeen het belang van deze reis benadrukt. En
de reis, die oorspronkelijk speciaal georganiseerd werd voor over-
levenden en nabestaanden, staat nu ook bij anderen volop in de
belangstelling. Niet alleen individuele geïnteresseerden melden
zich, maar ook zijn er steeds meer organisaties bij die geheel of
zijdelings met de Holocaust te maken hebben. Van daaruit gaan
tegenwoordig jaarlijks geregeld medewerkers mee om ter plekke
zelf kennis te kunnen nemen van wat er zich daar afgespeeld
heeft.
De achtste Nooit meer Auschwitz-lezing, die op de 27e januari
plaatsvond, was een overdonderend succes. Spreker was Daniel
Libeskind, die ook wel als ‘de architect van het gedenken’
bekend staat. Zijn boeiende toespraak zal op DVD aan de toe-
hoorders in de geheel volle zaal èn aan de aanmelders voor wie
geen plaats meer beschikbaar was worden toegestuurd.
Ook deze keer werd de Annetje Fels Kupferschmidt-onderschei-
ding voor het zich op buitengewone wijze verdienstelijk maken
voor het realiseren van de doelstellingen van het Nederlands
Auschwitz Comité aan de spreker uitgereikt.
Zoals bekend heeft het Auschwitz Comité het initiatief genomen
om in Amsterdam een Namenwand te realiseren met daarop
110.000 namen van de slachtoffers, waarvan 102.000 Joden, die
vermoord zijn in de nazikampen, slachtoffers die geen graf heb-
ben. Het zal een monument van internationale allure moeten
worden, vergelijkbaar met monumenten als in Berlijn en in
Washington. Het moet een monument worden dat respect af -
dwingt. Een monument waar de slachtoffers recht op hebben,
dat wij hun willen geven. Een tastbaar monument in de openbare
ruimte, waar mensen ieder moment, 24 uur per dag, naar toe
kunnen gaan, om te herdenken, een naam te lezen of aan te raken,
een steentje achter te laten, bloemen te leggen, of een kaarsje
aan te steken.
Een dergelijke Namenwand zal een fantastische aanvulling zijn
op de namenwand in de Hollandsche Schouwburg waarop alleen
Auschwitz Herdenking 2011 in het Wertheimpark, bij de deelnemers de stadsdeelvoorzitters van Amsterdam Nieuw West, Amsterdam Oost en
Amsterdam Centrum (foto © D.P.H.Spits)
A-Bulletin2011nr2vs04:DEF 18-4-11 15:03 Pagina 5
6
Auschwitz Bulletin 55, nr. 2, mei 2011
familienamen staan. Achter iedere familienaam kunnen enkele
tot soms wel duizenden individuele doden schuilgaan. Maar onze
namenwand zal steeds de naam van een persoon weergeven. Je
kunt er je hand op leggen, de naam aanraken. Het brengt je dich-
ter bij de dierbare die je wilt herdenken. Elke naam zal in een
oogopslag zichtbaar zijn.
Heel veel mensen spreekt dit aan. Bijna 12.000 steunbetuigin-
gen zijn tot nu toe bij ons daarvoor binnengekomen. En ook vele
maatschappelijke organisaties ondersteunen het plan. Het wordt
een plek om blijvend te herdenken en om de herinnering levend
te houden. Want dat mag niet ophouden. Dat mag nooit ophou-
den! De blijvende plek die aantoont dat zij niet vergeten zijn en
nooit vergeten zullen worden.
Een vreemde keuzeHet Nederlands Auschwitz Comité wordt tegenwoordig door de
autoriteiten en de politiek steeds meer als een sterke maatschap-
pelijke beweging gezien. Onze mening wordt gevraagd en onze
aanwezigheid is gewaardeerd bij de meest uiteenlopende zaken
die onze beginselen betreffen. Daar zijn wij trots op!
Des te merkwaardiger is het dan te moeten constateren dat het
Joods Historisch Museum in hun recente tentoonstelling ‘Joods
Nederland na 1945’ – met onderdelen over de herdenking van
de shoah, acties over diverse vrijlatingen van oorlogsmisdadigers,
over de restituties en de WUV-uitkering – het met geen woord
heeft over het Nederlands Auschwitz Comité. Terwijl het Ausch -
witz Comité al vanaf 1957, toen er in de samenleving totaal geen
aandacht bestond voor wat er gebeurd was in de kampen, begon
met het herdenken van de shoah. Pas vele jaren later ontstonden
er ook andere herdenkingen. Zelfs ons initiatief ‘102.000 Namen
Noemen’ uit 2005, dat over de hele wereld gevolgd werd via
internet, ontbreekt. En dit was toch wel een herdenking.
Bij navraag was het antwoord van het Joods Historisch Museum:
‘we moesten keuzes maken’ en daarbij viel het Auschwitz Comité
buiten de boot. Een vreemde keuze, als je kijkt naar die grote en
indrukwekkende herdenking van vanochtend. Het zou een over-
zichtstentoonstelling moeten zijn, maar zij is net zo onvolledig
als een overzichtstentoonstelling over Rembrandt zou zijn zon-
der over de Nachtwacht te praten. Maar ja, over keuzes valt niet
te twisten, of wel?
Foto © Joost Guntenaar
Het brengt je dichter bij de dierbare die je wiltherdenken
Heeft u onze Namenwand-actie
al ondersteund?
Duizenden gingen u reeds voor.
www.namenwand.nl
Heeft u onze Namenwand-actie
al ondersteund?
Duizenden gingen u reeds voor.
www.namenwand.nl
A-Bulletin2011nr2vs04:DEF 18-4-11 15:03 Pagina 6
7
Auschwitz Bulletin 55, nr. 2, mei 2011
Op deze winterochtend staan we met zijn allen in het Wert -
heimpark in Amsterdam stil bij de betekenis van Ausch -
witz.
Auschwitz – tijdens de Tweede Wereldoorlog een gruwelijk con-
centratiekamp. Miljoenen mensen, uit heel Europa, werden er
naartoe gedeporteerd. De overgrote meerderheid van hen werd
er vermoord; onder wie 57.000 Nederlanders. De meesten von-
den er de dood in de gaskamers. De slachtoffers van Auschwitz
waren Joods, maar ook duizenden Sinti en Roma. Slechts 500
mensen keerden van Auschwitz naar ons land terug. Zij hadden
de hel overleefd.
Een paar weken geleden bezocht ik mevrouw Schwartz-Mathijse
die honderd jaar werd – zij is een overlevende van Auschwitz. Zij
vertelde over haar leven. Haar kwetsbaarheid en tegelijk ook
haar kracht ontroerden me. ‘Wij zijn er nog!’, was de voornaamste
boodschap.
Andere overlevenden staan vandaag tussen ons in. U draagt
Auschwitz altijd bij u. Die kwetsbaarheid en kracht zijn ongetwij-
feld ook in u aanwezig. Ik hoop dat de aanwezigheid van familie,
vrienden en andere belangstellenden u liefdevol omringt en u tot
steun is op deze moeilijke dag waarop we over Auschwitz spre-
ken en de slachtoffers daarvan herdenken.
Auschwitz – sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog sym-
bool van het ergste kwaad dat de ene mens de andere kan aan-
doen: hem vermoorden niet om wat hij deed, maar om wie hij is.
Mijn moeder zei eens tegen me: ‘Ik beklaag jullie, en de genera-
ties die nog komen. Jullie weten niet hoe veel mooier het was om
door het leven te gaan zonder het idee dat mensen hiertoe in
staat zijn.’ De naoorlogse generaties moeten daarentegen leven
in het besef dat mensen anderen dit konden aandoen. Onschuld
bestaat niet meer, voor geen mens. Het ging haar niet om het
beklag maar om de enormiteit van Auschwitz en Sobibor.
Het besef, dat dit afschuwelijke kwaad kan gebeuren, is voor
ieder mens al nauwelijks te dragen. Hoe moet het dan zijn voor
hen die behoren tot het Joodse volk? Dat volk tegen wie het
kwaad van de Holocaust was gericht? Om dan maar te zwijgen
over hen die Auschwitz hebben overleefd. Dat leed valt nauwe-
lijks of niet voor te stellen. We hebben echter wel allemaal de
plicht om ons zo goed en zo kwaad als dat gaat in dat leed te ver-
diepen en zoveel mogelijk empathie te tonen. En ons te realise-
ren: dát is de omvang van de wond die wordt opengereten door
hedendaags antisemitisme.
Daarom hebben we als hoogste plicht om over Auschwitz te
spreken – opdat ieder leert wat daar is gebeurd, en wat daar kon
gebeuren. Zo bezien is ‘Nooit meer Auschwitz’, denk ik, het
beste gediend met ‘steeds weer praten over Auschwitz’. Juist
omdat we niet vergeten wat er in Auschwitz is gebeurd, kunnen
we nu ook om ons heen kijken en met mevrouw Schwartz-
Mathijse constateren: Hitler heeft niet gewonnen. Het Joodse
volk is er nog. Hoe bitter het ook was. In uithoudingsvermogen,
creativiteit en kracht uiteindelijk vrijwel ongebroken. In onze
stad, die niet voor niets liefkozend Mokum wordt genoemd
omdat het zoveel aan haar Joden te danken heeft, is weer sprake
van een bruisend Joods bestaan.
Samen zeggen we, steeds weer, en als het nodig is heel luid:
Nooit meer Auschwitz.
Herdenken
Holocaust Memorial DayToespraak van Burgemeester Eberhard van der Laan van Amsterdam bij de Auschwitz Herdenking op zondag
30 januari 2011 bij het ‘spiegelmonument’ Nooit meer Auschwitz in het Wertheimpark te Amsterdam.
Steeds weerpraten overAuschwitzEberhard van der Laan
(foto: © D.P.H.Spits)
A-Bulletin2011nr2vs04:DEF 18-4-11 15:03 Pagina 7
8 Herdenken
Auschwitz Bulletin 55, nr. 2, mei 2011
Contact met organisatiesEen paar weken geleden, op 7 januari, vierden we op het NIOD
de negentigste verjaardag van Jules Schelvis. Dat was een heel
bijzondere bijeenkomst, allereerst natuurlijk omdat het niet dage-
lijks voorkomt dat er op het NIOD een verjaardag van een niet-
NIOD medewerker wordt gevierd. Maar Jules Schelvis is, zoals u
ongetwijfeld weet, een categorie apart. Dat bleek ook uit de
onderscheiding die hij die middag kreeg: de Annetje Fels Kupfer -
schmidt onderscheiding (zie p.30). De bij deze onderscheiding
horende door Jan Wolkers ontworpen zandloper die de tijd stil
laat staan ontving Jules Schelvis uit handen van Jacques Grishaver.
In de ontroerende speech die Jacques hield benadrukte hij dat
het Nederlands Auschwitz Comité en de Stichting Sobibor in
wezen hetzelfde doel dienen. Deze woorden brachten iets bij-
zonders teweeg en lieten niemand onberoerd. Voor mijzelf kwam
daar nog iets bij: ik realiseerde me in een flits dat het dit soort
momenten zijn, die het directoraat van het NIOD tot een baan
maken die volstrekt onvergelijkbaar is met alles wat ik heb
gedaan voordat ik directeur van het NIOD werd.
Toen mijn voorganger Hans Blom de leiding van het NIOD begin
2007 aan mij overdroeg heeft hij mij enkele wijze lessen meege-
geven. Ik zal ze niet allemaal verraden, want dan werken ze niet
meer. Eén ding wil ik echter wel kwijt: contact met al die organi-
saties die zich vanuit een directe betrokkenheid bij ‘de oorlog’
met die oorlog en zijn nasleep bezighouden, was, zo benadrukte
hij, van levensbelang voor het NIOD. Zijn aansporing lijkt voor u
misschien vanzelfsprekend, maar vanuit de optiek van de weten-
schap is dat toch niet helemaal zo. Als KNAW Instituut opereert
het NIOD in de wereld van de wetenschap. Welnu, waar weten-
schappers proberen om in hun werk afstand tot hun onderwerp
te bewaren, ligt dit voor de organisaties waar ik het zojuist over
had heel anders. Zij zijn juist bezig die afstand die door het voort-
schrijden van de tijd steeds groter wordt, te overbruggen. Zij
houden de herinnering levend door middel van herdenkingen,
getuigenissen, oprichten van monumenten, het organiseren van
reizen naar belangrijke plaatsen van herinnering. Zij vertegen-
woordigen een verleden dat doorleeft in het heden. Hoe ver-
houdt een directeur van het NIOD zich daartoe?
Levend oorlogsverledenIn de academische wereld waar ik vandaan kom blijft dat leven-
de oorlogsverleden meestal op veilige afstand. Het dringt zich
wel eens op via teksten en beelden of via vragen van studenten,
maar daar blijft het toch wel bij. Bovendien weet je meestal niet
goed wat te doen als het verleden toeslaat. In de jaren dat ik
directeur van het Nederlands Instituut te Rome was, gaf ik colle-
ges op straat, omdat het rijke Romeinse verleden zich zo het
beste laat kennen. Tot de onderwerpen die ik behandelde be -
hoorde ook het fascistisch verleden. Voor wie er oog voor heeft,
Raken aan de grote waaromvraagMarjan Schwegman
Holocaust Memorial DayToespraak van prof.dr. Marjan Schwegman, directeur van het NIOD (Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocide-
studies) op de lunchbijeenkomst na de Auschwitz Herdenking op 30 januari 2011 in Hotel Casa400 te Amsterdam
(foto: © D.P.H.Spits)
A-Bulletin2011nr2vs04:DEF 18-4-11 15:03 Pagina 8
9
Auschwitz Bulletin 55, nr. 2, mei 2011
zijn er in Rome nog erg veel zichtbare tekenen die naar die peri-
ode verwijzen. De meeste deden mij niet zoveel, op één uitzon-
dering na: de nep antieke mozaïeken op de brede toegangsweg
naar het Olympisch Stadion. Die mozaïeken verbeelden de triom-
fale opmars van fascistisch Italië in de jaren dertig. Hoogtepunt
is de verovering van Abessinië in 1936. Die verovering wordt
aanschouwelijk gemaakt via beelden van moderne tanks die
beschaving brengen door het op te nemen tegen mannen met
speren. Traditionele schilden vliegen in de lucht en gaan ten
onder. Zwarte krijgers vluchten angstig weg voor het superieure
fascistische leger. Vandaag de dag lopen er, telkens als er wed-
strijden in het Olympisch Stadion zijn, duizenden toeschouwers
over deze mozaïeken. Hun voeten raken de fascistische strijdkreten
aan zoals ‘Molti Nemici, Molto Onore’ (Veel vijanden, veel eer).
Wat doet dit met mensen? Waarom blijven deze mozaïeken
gewoon liggen, zonder dat er zelfs maar een bordje voorhanden
is dat de broodnodige historische context biedt? Waarom neemt
de Italiaanse overheid geen zichtbare afstand van dit beladen
verleden?
Dit soort vragen leent zich goed voor een vertaling in weten-
schappelijke onderzoeksvragen. Het Italiaanse overheidsbeleid
inzake herinneren en herdenken kan worden onderzocht, even-
als de ervaringen van voetbalfans die het Olympisch Stadion
bezoeken en zo letterlijk en figuurlijk in aanraking komen met
het historische fascisme. Toch zullen niet alle vragen naar het
‘waarom’ beantwoord kunnen worden, omdat die raken aan wat
voor mij de grote vraag is en blijft: waarom waren en zijn men-
sen bereid te moorden in naam van ideologieën die gebaseerd
zijn op haat, uitsluiting en discriminatie? Hoe goed historici hun
werk ook doen, ik denk dat een antwoord op die grote vraag
door hen niet te geven is. Dat bleek weer eens bij de onlangs
door Hans Blom uitgesproken Cleveringa-rede. In die rede, ge -
titeld Hoe was het mogelijk? De Holocaust in de context van de
Tweede Wereldoorlog, laat hij zien dat hoezeer onze historische
kennis over de Holocaust ook toeneemt, de vraag naar het grote
waarom toch onbeantwoord blijft.
Nieuw project Is uitbreiding van onze kennis dan zinloos? Natuurlijk niet. Onder
meer met het oog op de uitbreiding van die kennis is het NIOD
vorig jaar gefuseerd met het Centrum voor Holocaust en Geno -
cide Studies (CHGS). Het NIOD heet nu: NIOD. Instituut voor
Oorlogs- Holocaust- en Genocide Studies. Ook het vermelden
waard is de lancering van het grootschalige, door het NIOD
gecoördineerde Europese Project EHRI. Het doel van EHRI
(European Holocaust Research Infrastructure) is het tot stand
brengen van een portal die online toegang zal bieden tot Holo -
caustgerelateerde bronnen die over heel Europa en Israël ver-
spreid zijn. Op deze wijze en met behulp van een Virtuele Onder -
zoeksomgeving met nog te ontwikkelen instrumenten wil EHRI
niet alleen bronnen voor het onderzoek naar de Holocaust beter
toegankelijk maken, maar ook de internationale samenwerking
van onderzoekers stimuleren en methodologische vernieuwing
tot stand brengen. Om dit te bereiken zullen twintig organisa-
ties uit dertien landen, aangevuld met associate partners, gaan
samenwerken.
EHRI zal, zo verwachten we, tot meer en beter gedocumenteer-
de geschiedenissen van de Holocaust leiden. Toename van ken-
nis dus. Tegelijkertijd zal de grote waaromvraag zich misschien
nog scherper en pijnlijker doen voelen. Dat moet ook zo zijn, ben
ik geneigd te zeggen. Waarom vind ik dat? Daarvoor verwijs ik
naar het effect dat het lezen van het werk van de schrijver Paul
Auster op mij heeft. Zijn romans hebben vaak een detectiveach-
tige constructie, waarbij stukje bij beetje steeds meer details over
de levensgeschiedenis van het voornaamste personage worden
ingevuld. Toch is er aan het slot geen sluitend antwoord op de
vraag waardoor de hoofdpersoon werd gedreven. De raadsels
zijn alleen maar toegenomen en creëren in combinatie met de
toegenomen kennis een gevoel van gemis en verlies. Omdat de
lezer de hoofdpersoon beter heeft leren kennen is het des te pijn-
lijker dat die persoon de lezer ontglipt. Tegelijkertijd hebben
Austers reconstructies een soort innerlijk plot dat niet precies
benoembaar is, maar dat kennelijk toch zó werkt, dat ik zijn boe-
ken niet onbevredigd dichtsla. Integendeel, ik voel me verrijkt,
misschien omdat die gevoelens van gemis en verlies onverbreke-
lijk deel zijn van de vertelde geschiedenis, ja, er zelfs de oor-
sprong van vormen.
Het leren kennen van ‘oorlogsorganisaties’ als het Auschwitz
Comité heeft een soortgelijk effect op mij en heeft mij als histori-
cus veranderd. In het contact met het Nederlands Auschwitz
Comité heb ik lange tijd een soort schroom gevoeld. Auschwitz
staat voor mij symbool voor het allergrootste gemis en verlies.
Hoe zou ik daar deel aan kunnen hebben? Tijdens de viering van
de verjaardag van Jules Schelvis realiseerde ik mij dat dit gevoel
erbuiten te moeten staan verdwenen was. Dat ik hier vandaag
mocht spreken heeft dit alleen maar bevestigd. Jacques en alle
anderen van het Comité, hartelijk dank daarvoor en voor al het
andere.
Een verleden dat doorleeft in het heden
A-Bulletin2011nr2vs04:DEF 18-4-11 15:03 Pagina 9
10 Herdenken
Auschwitz Bulletin 55, nr. 2, mei 2011
Mij is gevraagd om met u iets te delen over mijn ervaringen
tijdens de reis met het Auschwitz Comité naar de concen-
tratie- en vernietigingskampen Auschwitz, Auschwitz-Birkenau,
Majdanek en Sobibor. Ik maakte deze reis voor mijn werk bij het
Nationaal Comité 4 en 5 mei, maar de reis werd voor mij al snel
veel meer dan alleen een ‘werkreis’. Ik vind het een grote eer om
hier vandaag te mogen staan, en ik vind het heel bijzonder om
mijn ervaring van deze reis met u te mogen delen. Er zijn veel
emoties, gedachten, ervaringen, verhalen en indrukken die ik
hier met u zou kunnen delen, maar tegelijkertijd lijkt het alsof er
geen woorden zijn die recht doen aan de verschrikkingen die we
vandaag herdenken. De dingen die ik gezien heb in Polen, leid-
den bij mij alleen maar tot totale verbijstering: de structuur – het
leed – het sadisme – de zakelijkheid – de haat – de grondigheid –
het systeem dat steeds verder geperfectioneerd werd.
En het verdriet dat nog zo voelbaar is. Waar was de menselijk-
heid nog geen 70 jaar geleden? Waar was het geweten?
Het zien van zoveel kwaad. Het zien van zoveel verdriet. Zowel
bij overlevenden en nabestaanden in hun verhalen en hun rouw
als bij niet-nabestaanden in hun verslagenheid en verbijstering.
Alles nog zo actueel. Het heeft diepe indruk op mij gemaakt.
Slachtoffers een naam gevenDe kampen waar systematisch getracht werd mensen van hun
menselijkheid te ontdoen, en waar anderen hun geweten en
medeleven verloren, werden voor mij tijdens deze reis tegelijker-
tijd plekken waar mijn reisgenoten zich van hun meest kwetsbare
en menselijke kant hebben laten zien.
Het was heel bijzonder om mee te maken hoe snel vreemden je
familie kunnen worden. Door het delen van verdriet, rouw, ver-
bijstering en woede. Door het noemen van namen en het delen
van vaak heel persoonlijke verhalen.
Dit alles leidde ertoe dat we met elkaar de slachtoffers een naam
gaven en allen als mens herdachten. Elke traan, gelaten op onze
reis, was voor ieder mensenleven dat is beëindigd. Zo werden voor
mij deze plekken van onmenselijkheid ook een plek waar juist
menselijkheid en mededogen zichtbaar werden. Ik ben mijn reis-
genoten en het Auschwitz Comité hier heel dankbaar voor.
70 jaar geleden, dat leek vóór deze reis heel ver weg. Iets van het
verleden. Maar door te zien hoe actueel de gevolgen van deze
oorlog ook nu nog zijn, besef ik pas dat 70 jaar eigenlijk heel wei-
nig is. Ook nu, een paar maanden na onze reis, blijft mijn verbijs-
tering. Minder dan een mensenleven geleden nog maar, onge-
looflijk! En nog steeds doen mensen elkaar de meest gruwelijke
dingen aan om bij welke groep ze horen. Alsof er geen geschie-
denis geweest is om van te leren.
Ik hoop dat we door te herdenken, door te herinneren en door
ons bewust te zijn van de ander, we er altijd in zullen slagen om
elkaar als mens te zien. Ik hoop dat we met elkaar een verschil
zullen maken. Niet alleen in onze eigen samenleving, maar op
alle plekken ter wereld waar op dit moment menselijk lijden meer
regel dan uitzondering is.
De verbijsteringblijftCrista Huisman
Holocaust Memorial DayToespraak door Crista Huisman, vertegenwoordiger van de jonge generatie, bij de Auschwitz Herdenking op zondag
30 januari 2011 bij het ‘spiegelmonument’ Nooit meer Auschwitz in het Wertheimpark te Amsterdam
(foto: © D.P.H.Spits)
A-Bulletin2011nr2vs04:DEF 18-4-11 15:03 Pagina 10
11
Auschwitz Bulletin 55, nr. 2, mei 2011
Rubr iek
Opgegaan in 'ijle lucht'In de vroege ochtend van 11 september 2001 zat Arlene Fried
achter haar bureau op de 104e verdieping van de noordtoren
van het World Trade Center in New York. Ze werkte daar als
juriste voor de beleggingsfirma Cantor Fitzgerald. Ze was die dag
vroeg op kantoor. De reis van Roslyn Heights in Long Island naar
Manhattan door de drukke ochtendspits van New York was die
dag soepeler verlopen dan gewoonlijk. Ze had amper tijd gehad
om haar make-up aan te brengen in de auto. Dat was haar och-
tendritueel onderweg naar het werk. Arlene was pas rechten
gaan studeren nadat haar drie dochters, Dayna, Allison en Emily,
oud en zelfstandig genoeg waren om voor zichzelf te zorgen. Dat
had ze zo afgesproken met Ken, haar man en jeugdliefde. Ze was
een toegewijde moeder voor wie het opvoeden van drie kinde-
ren belangrijker was dan haar eigen carrière. In 1993, toen ze 41
was, voltooide Arlene haar studie aan Columbia University en
ging ze voor Cantor Fitzgerald werken.
Het beloofde een prachtige nazomerdag te worden in New York
op 11 september 2001. De skyline van Manhattan fonkelde in
het felle zonlicht en ondanks het vroege uur begon het al warm
te worden. Om 8:44 uur ’s ochtends liet Arlene Fried een bericht
achter op het antwoordapparaat van een kennis die haar om
advies had gevraagd bij het zoeken van een nieuwe baan: 'Hoi,
met Arlene Fried. Ik bel je terug. Bel me maar terug wanneer het
uitkomt. 212 938 4858.' Dat waren haar laatste woorden voor
zover bekend. Twee minuten later, om 8:46 uur ’s ochtends, boor-
de American Airlines vlucht 11 gekaapt door Mohammed Atta
en vier kameraden zich in de noordtoren van het World Trade
Center. Tussen de 94e en de 98e verdieping.
Na dagen van geleidelijk afnemende hoop werd duidelijk dat nie-
mand op de bovenste verdiepingen de aanval kon hebben over-
leefd. Ken Fried en z'n drie dochters besloten heel bewust om
geen DNA af te geven voor de identificatie van Arlene's lichaam.
Herdenken
Ziel engeschiedenisvan een plek,weerspiegeldin architectuurRonald Leopold
Holocaust Memorial DayLaudatio bij de uitreiking van de Annetje Fels-Kupferschmidt onderscheiding aan architect Daniel Libeskind, die op
27 januari 2011 in Amsterdam de achtste Nooit meer Auschwitz Lezing hield; de tekst is van Ronald Leopold, algemeendirecteur van de Anne Frank Stichting
Het plan voor Ground Zero geplaatst in de skyline van Manhattan, New York
(foto’s: © D.P.H.Spits)
A-Bulletin2011nr2vs04:DEF 18-4-11 15:03 Pagina 11
12
Auschwitz Bulletin 55, nr. 2, mei 2011
Stoffelijke resten terugkrijgen die niet meer herkenbaar waren
zou te pijnlijk zijn. Op 30 september 2001 werd er een dienst
gehouden voor Arlene in Temple Beth Sholom in haar woon-
plaats Roslyn in New York. Later regelde het gezin een plek op
de begraafplaats die in april 2002 werd onthuld op Arlene's 50e
verjaardag.
De ouders van Arlene, Nicholas en Ronni Joseph, hadden de
Holocaust overleefd. Nicholas was in 1921 in Roemenië gebo-
ren. Hij had twee en een half jaar overleefd in werkkampen in
bezet Rusland. Hij werkte daar voor de Duitsers onder Hongaars
toezicht. Hij verloor z'n ouders en broer en was de enige over -
levende van het gezin. De moeder van Arlene, Ronni, overleefde
Auschwitz-Birkenau. Ze kwamen in 1948 in de Verenigde Staten
aan om in veiligheid een gezin te stichten. Tijdens een radio-
interview in 2002 zei Nicholas dat het verlies van z’n dochter de
grootste klap in zijn leven was. Arlene was het levende bewijs dat
ze de verschrikkingen van de Holocaust hadden overwonnen.
Maar in zijn woorden klinkt ook de wanhopige kracht van een
overlever: 'Tegenslagen overwinnen, maakte deel uit van m'n
opvoeding. Hoe overleef ik onder alle mogelijke omstandig -
heden? We mogen emoties niet ons leven laten beheersen. Ze
zal altijd bij ons zijn. Ze ging gewoon in 'ijle lucht' op, denk ik dan
maar. En daarom is ze altijd om ons heen.'
Wederopbouw van Ground ZeroIn 1960, 12 jaar na de aankomst van Nicholas en Ronni Joseph,
bracht een schip een andere immigrant naar New York. Daniel
Libeskind zal nooit de eerste keer vergeten dat hij het Vrij heids -
beeld zag en de machtige skyline van Manhattan. Iedereen die
New York heeft bezocht en naar Manhattan ging met de pont
vanaf Staten Island of van een bezoekje aan Liberty Island kan
zich voorstellen hoe deze 14-jarige jongen zich voelde. Maar
voor de jonge Daniel ging het niet alleen om die concrete aan-
blik. Hij zag daar een nieuwe wereld. Een wereld die vrijheid en
hoop vertegenwoordigde. Een wereld van schijnbaar onbegrens-
de mogelijkheden. Een wereld die alleen vooruit keek zonder het
loden gewicht van de geschiedenis mee te torsen. Een wereld
waarin ouders hun kinderen veilig konden laten opgroeien.
Deze eerste ontmoeting met New York werd in z'n geheugen
gegrift en zou later van invloed zijn op Memory Foundations: zijn
meesterplan voor de wederopbouw van Ground Zero. Ruim 40
jaar nadat hij als tiener was overweldigd door de skyline van
Manhattan leverde Daniel zijn bijdrage aan het genezingsproces
van die skyline en alles waarvoor het staat. Memory Foundations
is genoemd naar een muur die deel uitmaakt van de fundering
van het WTC. Hij is gebouwd op vast gesteente en ontworpen
om de rivier te trotseren. De fundering heeft de onvoorstelbare
klap van de vernietiging weerstaan. En in de woorden van Daniel
Libeskind: '...staat hij daar zo welsprekend als de grondwet zelf.'
Het weerspiegelt de duurzaamheid van democratie en de waar-
de van individuele levens.
Het ontwerp verbindt de verschrikkingen van 11 september met
het optimisme van de stad, met verder gaan en het leven dat
over wint. Het biedt mensen de gelegenheid om samen te her-
denken en te bezinnen in een monument. Tegelijkertijd heeft het
leven er alle ruimte om te stromen in winkels, kantoren, een trein-
station, hotels, een centrum voor podiumkunsten, restaurants en
cafés. Een wolkenkrabber van 541 meter hoog zal uitrijzen boven
z'n voorganger. Een gebouw dat vitaliteit uitdrukt bij dreigend
gevaar en optimisme in de nasleep van een tragedie.
De ontwerpen vertellen een verhaalHet Memory Foundations Project voor de wederopbouw van
Ground Zero is kenmerkend voor de werkwijze van Daniel
Daniel Libeskind tijdens
de lezing
A-Bulletin2011nr2vs04:DEF 18-4-11 15:03 Pagina 12
13
Auschwitz Bulletin 55, nr. 2, mei 2011
Libeskind. Zijn ontwerpen vertellen een verhaal. Ze dienen als
metafoor voor een specifieke plek. Ze weerspiegelen de ziel en
geschiedenis van de locatie en daarmee ook onze eigen ziel en
geschiedenis. Zijn architectuur laat ons zien wie we zijn waar we
vandaan komen en waar we mogelijk heen gaan. Hij dwingt ons
om na te denken over de diepte waarin we ons zo vaak werpen
maar toont ook een visie op een leven dat ten volste kan worden
geleefd en dat zoveel heeft te bieden. Zijn ontwerpen zetten
mensen aan het denken over wat er is gebeurd en nodigen hen
uit om zich de toekomst voor te stellen. In zijn eigen woorden:
'De geschiedenis eindigt niet, maar opent zich voor de toekomst.
De geschiedenis is dynamisch gebied.'
De verhalen van Libeskind weerklinken luid en duidelijk in zijn
beste ontwerpen. Het Joods Museum in Berlijn, bijvoorbeeld. Dat
voert ons zigzaggend, als een gebroken davidster langs de ver-
halen van deze fascinerende stad. Het verhaal van ballingschap,
over hen die de stad moesten verlaten. Het verhaal over de let-
terlijk doodlopende straat, de Shoah die in deze stad werd
bedacht en gestuurd. En het verhaal van de toekomst van de
stad, het leven dat altijd doorgaat. Maar tussen al die verschil-
lende verhaallijnen valt de leegte van de rechte lijn nog het meest
op van allemaal. De lijn die recht door de zigzag snijdt. Deze
leegte geeft structuur aan het gebouw en aan de herinnering aan
de Joodse geschiedenis van deze stad.
Hoe anders is het verhaal van het Joods Museum in Kopenhagen.
Hier koos Libeskind het Hebreeuwse woord 'mitzvah' als uit-
gangspunt voor het project. Het verwijst naar de hulp van de
Deense bevolking bij het redden van vrijwel de hele Joodse
gemeenschap. Hoewel het, evenals het museum in Berlijn, is
gegrondvest in de Holocaust brengt het zijn geschiedenis op veel
optimistischer wijze over. En z'n ontwerp voor het Hedendaags
Joods Museum in San Francisco. Het Hedendaags Joods Museum,
wat een triomfantelijke naam. Geen wonder dat Libeskind dit
project opdroeg aan het leven zelf: Lechaim. Zijn werk aan de
elektriciteitscentrale waarin het museum is ondergebracht is ge -
baseerd op de twee Hebreeuwse letters die het woord 'lechaim'
vormen. De 'get' en de 'joed'. Het is de architectonische en pro-
grammatische vertaling van wat het museum, en de stad waarin
het zich bevindt, vertegenwoordigen. Als je dus naar San Fran -
cisco gaat, draag dan zeker bloemen in je haar en bezoek het
Hedendaags Joods Museum.
Verhaal over de ShoahDaniel Libeskind vertelt verhalen over hoe het is om mens te zijn.
Hij voert ons mee op een reis die ons dwingt te ervaren en na te
denken. Met een vocabulaire van materialen en ruimte verhaalt
hij niet alleen over de gebeurtenissen op een plek maar nodigt
hij ons ook uit om na te denken over het mogelijke belang ervan
voor ons als bezoekers. En dit verhaal gaat vaak, misschien wel
altijd, over de Shoah.
Er wordt wel gezegd dat de vorm steeds verandert maar dat
grote schrijvers steeds hetzelfde boek schrijven. Zeggen dat
Libeskind steeds hetzelfde maakt, maar dan in een andere vorm,
zou geen recht doen aan de rijkdom en variatie van zijn ontwer-
pen noch aan de subtiliteit van de zintuiglijke ervaring van een
plek. Maar het verhaal van het kind dat opgroeide in de schaduw
van de Holocaust maar tegelijkertijd had geleerd om van het
leven te houden kan worden teruggevonden in al zijn ontwer-
pen. Als je goed kijkt en luistert naar zijn Joods Museum in Berlijn
en zijn plannen voor Ground Zero, dan kun je dit verhaal horen en
zien. Al zijn de historische gebeurtenissen waarnaar ze verwijzen
onvergelijkbaar. Zijn gebouwen en ontwerpen zijn diep gewor-
teld in de menselijke ervaring. Ze worden omgeven door de 'ijle
lucht' waarin de zielen zetelen van Arlene Fried haar tantes, haar
ooms en haar grootouders. Ze herdenken de slachtoffers die niet
zullen worden vergeten. En tegelijkertijd zijn ze een eerbetoon
aan het leven. Ze laten zien waartoe de mensheid in staat is,
wanneer gif zich verspreidt. En waartoe de mensheid in staat is,
wanneer het leven overwint. Ze laten de boodschap zien: nooit
meer Auschwitz.
De geheel gevulde zaal van het Koninklijk Instituut voor de Tropen
A-Bulletin2011nr2vs04:DEF 18-4-11 15:03 Pagina 13
14 Herdenken
Auschwitz Bulletin 55, nr. 2, mei 2011
De door de Verenigde Naties uitgeroepen Holocaust Memorial
Day wordt in Duitsland jaarlijks herdacht met een plechtige
rede op 27 januari in het parlement, de Bundestag. Dit jaar was
voor het eerst de Holocaust van Sinti en Roma het onderwerp.
Als spreker was Zoni Weisz uitgenodigd, die sprak over de ver-
volging van Sinti en Roma in de naziperiode, over zijn persoon-
lijke geschiedenis, en over de huidige slechte situatie waarin
Sinti en Roma in tal van Europese landen verkeren. Zijn rede
heeft geleid tot een parlementair voorstel in de Bondsdag om
ter verbetering van het laatste politieke maatregelen te nemen.
Maatregelen om zowel in Duitsland zelf als in breder Europees
verband aan de vaak mensonterende toestanden een einde
te maken. De rede achten wij zo belangrijk dat wij haar graag,
nu in het Nederlands, in dit Auschwitz Bulletin opnemen.*
Herdenken Dat ik vandaag, op de Tag des Gedenkens an die Opfer des
Nationalsozialismus, hier in de Bundestag mag spreken is een
bijzonder voorrecht en een grote eer voor mij. Om samen de ver-
schrikkingen uit de naziperiode op deze plaats te herdenken is
een bijzondere ervaring voor mij persoonlijk, maar ook voor de
gehele Sinti en Roma gemeenschap. Vandaag hier te mogen staan
voel ik als een erkenning van het ons aangedane leed tijdens de
naziperiode.
Vandaag herdenken wij de nationaalsocialistische genocide op
500.000 Sinti en Roma. We herdenken de Shoah, de moord op
zes miljoen Joden, en we herdenken al die andere slachtoffers
van het naziregime. Een zinloze, industriële moord was het, op
weerloze, onschuldige mensen, bedacht door fanatieke nazi’s,
misdadigers, die hiervoor een legitimatie vonden in hun rassen-
wetten.
Sinti en Roma werden na de invoering van de Neurenbergse ras-
senwetten in 1935, net als de Joden, op raciale gronden vervolgd.
Joden en ‘zigeuners’ werden als ‘fremdrassig’ gedefinieerd en
van al hun rechten beroofd. Ze werden uitgesloten van het open-
bare leven. Hieraan lag een bijzondere strategie ten grond slag.
Een strategie die ik zou willen definiëren als ‘salami tactiek’. Steeds
een stap verder, uiteindelijk resulterend in een serie van maat -
regelen: identificeren, registreren, isoleren, beroven, exploiteren,
deporteren, en uiteindelijk vermoorden.
Al direct na de machtsovername door Hitler in 1933 werd de
democratische rechtsstaat in snel tempo afgebroken. Politieke
tegenstanders werden opgesloten, en ook Sinti en Roma werden
toen al naar de eerste concentratiekampen weggevoerd. Het
antisemitisme en het antiziganisme kunnen in nazi-Duitsland
toch niemand zijn ontgaan, evenmin als de politiek om dit in con-
crete anti-Joodse en antizigeuner maatregelen en vervolging te
realiseren. De nazi’s waren duidelijk: weg met ‘zigeuners’, weg
met Joden, die zij beiden als een gevaar beschouwden. Dat het
slecht met de Sinti, de Roma en de Joden zou aflopen was dui-
delijk.
Van Marzahn tot ZigeunerlagerVoor de Olympische Spelen van 1936 moest Berlijn ‘zigeunervrij’
worden gemaakt. Sinti en Roma werden opgepakt en naar een
interneringskamp hier in de Berlijnse voorstad Marzahn wegge-
voerd, waar ze onder mensonterende omstandigheden moesten
leven. In de daaropvolgende jaren werden er steeds meer Sinti
en Roma families geïnterneerd, tot in de loop van het jaar 1943,
op bevel van Himmler, bijna alle gevangenen naar Auschwitz-
Birkenau werden gedeporteerd.
In 1936 werd, hier in Berlijn, de Rassenhygienische Forschungs -
stelle, onder leiding van Dr. Robert Ritter in het leven geroepen.
Mensen werden hier gefotografeerd, hun gezichten en schedels
opgemeten en allerlei ‘bijzonderheden’ vastgelegd. Reichsführer-
SS Heinrich Himmler droeg in 1938 de Forschungsstelle op om
alle in het Duitse Rijk verblijvende Sinti en Roma te registreren.
24.000 rasattesten zijn door Dr. Ritter en zijn medewerkers opge-
steld, dit alles ter voorbereiding van de volkenmoord op Sinti en
Roma.
In het tijdschrift van het Nationaalsocialistische Artsenverbond
De volken-moord op Sintien Roma, een‘vergeten’HolocaustZoni Weisz
Holocaust Memorial DayRede in de Duitse Bondsdag
A-Bulletin2011nr2vs04:DEF 18-4-11 15:03 Pagina 14
15
Auschwitz Bulletin 55, nr. 2, mei 2011
schrijft Dr. Kurt Hannemann in 1939: ‘Ratten, luizen en vliegen
zijn ook natuurverschijnselen, net als Joden en zigeuners. Al het
leven is strijd, daarom moeten we al dit ongedierte geleidelijk uit-
roeien’. Dit behoeft naar mijn mening geen nadere toelichting.
Dit is de waanzin ten top. Dit soort uitlatingen creëerde mede de
sfeer en verschafte de nazi’s de legitimatie waardoor het mo gelijk
was om deze, naar hun mening zogenoemde ‘Unter menschen’,
uiteindelijk op grote schaal te vermoorden.
Xenofobie, angst voor het vreemde en vreemdelingen, is van alle
tijden. Voor Sinti en Roma was vervolging en uitsluiting niets
nieuws. Reeds eeuwen werden wij vervolgd en buitengesloten.
Pogroms kwamen regelmatig voor. Hierdoor werd ons vaak de
kans ontnomen om een normaal leven op te bouwen, om onder-
wijs te genieten en een normale baan te krijgen. Velen van ons
werden hierdoor naar de periferie van de maatschappij ver -
wezen.
In tegenstelling tot de Joden, die vaak direct na aankomst en
selectie werden vergast, werden Sinti en Roma in Auschwitz-
Birkenau in familieverband in het zogenoemde Zigeunerlager
geïnterneerd. Na de opstand van mei 1944 in het Zigeunerlager
werden bijna alle mannen daaruit verwijderd en naar andere con-
centratiekampen weggevoerd. Mijn vader, mijn oom en andere
familieleden zijn naar Mittelbau-Dora weggevoerd, waar ze in
de ondergrondse wapenindustrie onder erbarmelijke omstandig-
heden moesten werken. Ze zijn daar overleden, ‘Vernichtung
durch Arbeit’
De omstandigheden in het Zigeunerlager waren onvoorstelbaar.
Honger, koude, en besmettelijke ziektes eisten iedere dag hun
tol. Ik moet vaak denken aan al die moeders, ook mijn moeder,
die de zorg hadden voor hun kinderen, eten uit hun eigen mond
spaarden om hun kinderen in leven te houden. Ze moesten soms
ondergaan dat er de meest verschrikkelijke medische experimen-
ten op hun kinderen werden uitgevoerd. We kunnen ons van-
daag moeilijk een voorstelling maken van het onvoorstelbare
lijden dat deze mensen hebben doorgemaakt.
In de nacht van 2 op 3 augustus werden de resterende 2900
vrouwen kinderen en ouderen uit het Zigeunerlager vergast,
waaronder ook mijn moeder, mijn zusjes en mijn broertje.
‘Vergeten Holocaust’De volkenmoord op Sinti en Roma is nog steeds een, wat ik
noem, ’vergeten Holocaust’. ‘Vergeten’, omdat er in de media
nog altijd zo weinig aandacht aan wordt besteed. Ik vraag me af
waarom dat zo is. Zijn aantallen slachtoffers bepalend om aan-
dacht te krijgen, of is het leed van één enkel mens belangrijk
genoeg? Ik heb in de afgelopen jaren tientallen herdenkingstoe-
spraken gehoord waarbij op geen enkele manier door de spre-
kers aan het lot van Sinti en Roma werd gememoreerd.
Een half miljoen Sinti en Roma, mannen, vrouwen en kinderen,
zijn tijdens de Holocaust vermoord. Niets, bijna niets, heeft de
maatschappij hiervan geleerd, anders zou men op een meer ver-
antwoorde manier met ons omgaan. Daarom ook moeten wij
verder gaan en over de Holocaust blijven spreken. Ik adviseer de
Nederlandse Sinti en Roma organisatie en ben bestuurslid van
het Nederlandse en het Internationale Auschwitz Comité. Ik
houd spreekbeurten op scholen en voel het als mijn plicht tegen-
over mijn vermoorde familie ervoor te zorgen dat het nooit ver-
geten wordt.
Sinti en Roma waren na de oorlog niet georganiseerd en hadden
dus ook geen stem. We werden daarom ook niet gehoord. Het
duurde tot de jaren zeventig voor er zelforganisaties ontstonden
en we onze stem lieten horen. Een grote uitzondering hierop was
het protest tijdens de Paasdagen van 1980. In het voormalige
concentratiekamp Dachau werd toen door een groep Sinti een
Zoni Weisz begroet door
Bondskanselier
Dr. Angela Merkel
A-Bulletin2011nr2vs04:DEF 18-4-11 15:03 Pagina 15
16
Auschwitz Bulletin 55, nr. 2, mei 2011
hongerstaking gehouden als protest tegen de racistische registra-
tiemethoden van Sinti en Roma door justitie en politie. Het is
ongelofelijk, maar deze registratie was gebaseerd op dossiers uit
het nazitijdperk en werd gedeeltelijk zelfs uitgevoerd door voor-
malig SS-personeel. Deze hongerstaking heeft destijds, zeker in
Duitsland, maar ook daarbuiten, veel aandacht in de media ge -
kregen en bijgedragen aan meer begrip voor de verschrikkingen
die ons volk tijdens het nazibewind zijn aangedaan.
17 maart 1982 is een historische dag voor de Sinti en Roma
gemeenschap geworden. Op die datum ontving de toenmalige
Bondskanselier Helmut Schmidt een delegatie van de Zentralrat
Deutscher Sinti und Roma onder leiding van de voorzitter Romani
Rose. Bij die gelegenheid zette de Bondskanselier volkenrechte-
lijk een zeer belangrijke stap door het erkennen van de tegen de
Sinti en Roma begane nationaalsocialistische misdaad als een vol-
kenmoord op basis van ‘ras’. Deze uitspraak werd door zijn
opvolger Helmut Kohl in november 1985 nogmaals bevestigd.
En bij de opening in 1997 van de permanente tentoonstelling
over de Holocaust van Sinti en Roma in Heidelberg door de toen-
malige bondspresident Roman Herzog verklaarde ook hij, dat de
genocide op Sinti en Roma vanuit dezelfde raciale motieven werd
uitgevoerd als de genocide op de Joden.
Met ongeveer 12 miljoen mensen zijn Sinti en Roma waarschijn-
lijk de grootste minderheid in Europa. Onze wortels liggen ver
terug in het oude India. Onze taal, het Romanes, is verwant aan
het oude Sanskriet. Reeds in het begin van de 15e eeuw werden
Sinti en Roma waargenomen in grote delen van Europa. Velen
van ons maakten deel uit van de maatschappij van het land
waarin zij verbleven en droegen op een positieve manier bij aan
de maatschappij en de cultuur van het betreffende land.
Een zwarte geschiedenisEr is mij gevraagd mijn persoonlijk verhaal, en daarmee dus ook
het verhaal van al die andere door het naziregime vervolgde en
vermoorde Sinti en Roma, hier te vertellen.
Ik kom uit een gelukkig gezin. Mijn vader was musicus en repa-
reerde en handelde in muziekinstrumenten. We woonden in een
woonwagen en daar waar het familieorkest een engagement had
reisden we naar toe.
In 1943, toen de nazi’s al op grote schaal vanuit Nederland Joden
naar Auschwitz en de andere kampen hadden gedeporteerd,
besloot mijn vader dat het veiliger was om in een huis te wonen
en hij huurde een winkelpand in de stad Zutphen, waar hij
muziekinstrumenten repareerde en verkocht. We waren een
gewaardeerde en gerespecteerde familie.
Tijdens de bezetting van Nederland voerden de nazi’s allerlei
maatregelen in om, zoals ook in de andere bezette Europese lan-
den, de beroepsmogelijkheden van Sinti en Roma te beperken.
Deze beperkende maatregelen waren het begin van de vervol-
ging en deportatie van Sinti en Roma in Nederland. In Duitsland
en in vele door de nazi’s bezette gebieden waren deportaties van
Sinti en Roma toen al in volle gang.
16 mei 1944 is de zwartste dag uit de geschiedenis van Sinti en
Roma in Nederland. De nazi’s hadden bevolen dat in één grote
razzia in heel Nederland alle ‘zigeuners’ moesten worden ge -
arresteerd en naar het Durchgangslager Westerbork moesten
worden afgevoerd, dit in afwachting van hun deportatie naar
Auschwitz. De nazi’s werden daarbij geassisteerd door de Neder -
landse politie. Na aankomst in Westerbork werden zij meteen in
de strafbarak geïnterneerd en kaalgeschoren.
Op de ochtend van de razzia was ik niet thuis. Ik logeerde bij mijn
tante die zich met haar gezin in een klein dorpje had verscholen.
Het gevoel dat door je heen gaat, wanneer je hoort dat je vader,
moeder, je zusjes en broertje door de nazi’s zijn opgepakt, is
onbeschrijfelijk. Angst, wanhoop, paniek maakt zich van je mees-
ter. We moesten zo snel als mogelijk was onderduiken.
We verzamelden wat kleding en het beetje voedsel dat we nog
hadden en doken onder in de bossen en hielden ons schuil bij
boeren. Een groepje van negen mensen. Onbeschrijfelijk was
onze angst en onzekerheid. Na drie bange dagen en nachten
werden ook wij gearresteerd en gingen op transport naar Durch -
gangslager Westerbork, waar we bij onze familie gevoegd zou-
den worden.
De 19e mei was de dag van het zogenaamde ‘zigeunertransport’
vanuit Westerbork. Nu wil het toeval dat dit het enige transport
uit Westerbork is waar filmbeelden van zijn gemaakt. Het beeld
van het meisje tussen de wagondeuren uit die film is algemeen
bekend. Het meisje droeg een hoofddoekje, waarschijnlijk omdat
ze zich schaamde voor haar kaalgeschoren hoofd. Dit beeld is
vele jaren het beeld van de Jodenvervolging geweest, tot een
Nederlandse journalist, Ad Wagenaar, ontdekte dat het meisje
niet Joods was maar een Sintezza, een Sinti meisje, Settela
Steinbach.
Het ‘zigeunertransport’ was inmiddels vertrokken uit Wester -
bork. Het was onmogelijk ons nog op tijd op dit transport te krij-
gen. Men bracht ons naar een station dertig kilometer verderop,
om ons daar bij het transport te voegen en ons zo samen met de
andere Sinti, Roma en Joden te deporteren naar Auschwitz.
Van dat station kan ik me nog ieder detail herinneren. We ston-
den te wachten op dat perron, daar kwam de trein. Soldaten en
politie liepen rond, stampten en schreeuwden: ‘Schnell, schnell.
Einsteigen!’ Ik zag onmiddellijk waar ons gezin was. Mijn vader
had het blauwe jasje van mijn zusje voor de tralies van de vee-
wagon gehangen, ik herkende het onmiddellijk. Het was een
jasje van zachte blauwe stof. Als ik mijn ogen sluit kan ik nu nog
voelen hoe heerlijk zacht mijn zusjes jasje aanvoelde. Ook wij
moesten bij dat transport naar Auschwitz gevoegd worden.
De werkelijkheid is soms meer bijzonder dan fictie. Met behulp
van een ‘goede’ politieagent, waarschijnlijk lid van de onder-
grondse, wisten we te ontsnappen aan deportatie. Die politie-
agent had ons verteld: ‘Ik geef jullie een teken en dan moeten
jullie rennen voor je leven.’ Daar stond de trein naar Auschwitz.
De beestenwagons, met mijn hele familie er in. Aan de andere
A-Bulletin2011nr2vs04:DEF 18-4-11 15:03 Pagina 16
17
Auschwitz Bulletin 55, nr. 2, mei 2011
kant van het perron stond een gewone personentrein. Toen de
politieagent als teken zijn pet afnam, zijn we gaan rennen en in
de al rijdende personentrein gesprongen. Op dat moment zag ik
de trein naar Auschwitz vertrekken. Mijn vader schreeuwde wan-
hopig vanuit de beestenwagon naar mijn tante: ‘Moezla zorg
goed voor mijn jongen’. Dat is het laatste wat ik van mijn gelief-
den zag. Dit beeld zal voor altijd op mijn netvlies gebrand staan.
Ik was alleen. Als kind van zeven jaar oud ben je dan alles kwijt
en val je in een onpeilbaar diep gat.
Na deze wonderbaarlijke ontsnapping volgde een tijd van ont-
beringen en angst in de onderduik. Iedere dag bang om opgepakt
te worden. Verstopt in bossen, bij boeren, in oude fabrieken en
uiteindelijk bij mijn grootouders, tot het moment van de bevrij-
ding door de geallieerden, voorjaar 1945.
Na de bevrijding kwam de onzekerheid. Misschien was dat nog
erger dan de angst in de oorlog. Leefde mijn familie nog? Zouden
ze terugkomen? Ze zijn allemaal in naziconcentratiekampen ver-
moord. Mijn vader, moeder, mijn zusjes en broertje en 21 familie-
leden.
Eigen ontwikkelingNa de bevrijding waren er geen instanties die zich het lot van de
Sinti en Roma aantrokken of hulp boden. Overheden deden
niets. Zoals de Nederlandse regering het later omschreef, en ik
citeer: ‘De opvang, zo die er al was, was kil en afstandelijk’. De
ge volgen van de Tweede Wereldoorlog zijn binnen onze gemeen -
schap nog duidelijk aanwezig. Onze tweede en zelfs derde gene-
ratie is nog belast met dit verleden.
Wij werden aan ons lot overgelaten. De geschiedenis van eeu-
wen van stigmatisering, afwijzing en uitsluiting herhaalde zich.
Na de oorlog moesten Sinti en Roma proberen hun leven weer
op te bouwen. Velen waren beroofd van al hun bezittingen. Hulp
was er sporadisch. Diegenen die de nazikampen hadden over-
leefd werden binnen hun eigen gemeenschap opgevangen.
Langzamerhand kwam het leven weer op gang. Konden er
muziekinstrumenten worden gekocht en kon er handel gedreven
worden.
Al heel jong begreep ik dat alleen onderwijs en ontwikkeling de
weg naar een betere toekomst is. Na de lagere school studeerde
ik tuinbouw, bloemsierkunst, tuin en landschapsarchitectuur en
kunstgeschiedenis. Alles via avondscholen en speciale cursus-
sen. In 1962 startte ik mijn eigen bloemenzaak in Amsterdam en
kort daarna begon ik een tentoonstelling- en evenementenbe-
drijf. Alles met de grote steun van mijn vrouw, die me ook nog
twee prachtige kinderen schonk.
Voor vier generaties van ons koningshuis heb ik mogen werken.
Ondermeer bij de inhuldiging van koningin Beatrix en het huwe-
lijk van onze kroonprins Willem-Alexander heb ik de bloem -
versieringen gemaakt. In de loop der jaren heb ik veel grote
tentoonstellingen ontworpen en uitgevoerd, en heb ik in de Ver -
enigde Staten, Canada en de meeste Europese landen Neder -
landse bloemen en planten gepromoot.
Als erkenning en waardering voor mijn werk voor de Neder -
landse bloemenindustrie en mijn inzet voor de Sinti en Roma in
Nederland en daarbuiten heeft koningin Beatrix mij in 2002 ver-
eerd met een hoge Koninklijke Onderscheiding: Officier in de
Orde van Oranje-Nassau.
In EuropaVandaag herdenken we de verschrikkingen van het nazitijdperk,
maar sta mij toe ook te spreken over de positie van Sinti en
Roma, mijn volk, in het Europa van nu. In veel landen zijn wij de
oudste minderheidsgroep. Het is toch mensonterend hoe Sinti en
Roma, met name in vele Oost-Europese landen zoals Roemenië
en Bulgarije, behandeld worden. Het overgrote deel is kansloos,
heeft geen werk, geen scholing, en is verstoken van fatsoenlijke
medische hulp. Hun levensverwachting is aanmerkelijk lager dan
van de ‘gewone’ burger aldaar. Discriminatie, stigmatisering en
uitsluiting zijn aan de orde van de dag. In Hongarije lopen rechts
extremisten weer in zwarte pakken en treiteren en molesteren
Joden, Sinti en Roma. Er zijn Roma door neonazi’s vermoord,
waaronder een 5-jarig jongetje. Er zijn weer cafés en restaurants
met borden ‘Verboden voor zigeuners’. De geschiedenis herhaalt
zich. Deze landen, die kortelings toegetreden zijn tot de Europese
gemeenschap, noemen zichzelf beschaafd.
Het is dan ook geen wonder dat sinds enige jaren, met name
Roma, naar West-Europa komen op zoek naar een beter leven,
een toekomst voor hun kinderen. In sommige landen zoals Italië
en Frankrijk wordt men dan weer gediscrimineerd, uitgesloten
en leeft men in getto’s onder mensonterende omstandigheden.
Men wordt weer uitgezet naar het land van herkomst. Deze
mensen zijn echter inwoners van landen die tot de Europese
gemeenschap behoren.
De Europese Commissie heeft, bij monde van commissaris
Viviane Reding, krachtig stelling genomen tegen deze niet te
tolereren situatie. Ik hoop dat men de desbetreffende regeringen
hierop blijft aanspreken. Wij zijn toch Europeanen en behoren
dezelfde rechten te hebben als iedere andere inwoner, met gelij-
ke kansen, zoals die voor iedere Europeaan gelden. Het kan en
mag niet zo zijn dat een volk dat eeuwenlang gediscrimineerd en
vervolgd is, nu, in de 21e eeuw, nog steeds wordt uitgesloten en
beroofd van een eerlijke kans op een betere toekomst.
Ik eindig met de hoop uit te spreken dat onze geliefden ondanks
hun gruwelijk lot toch niet voor niets gestorven zijn. We moeten
hen blijven herdenken, we moeten de boodschap van verdraag-
zaamheid blijven uitdragen en we moeten blijven bouwen aan
een betere wereld, zodat onze kinderen in vrede en veiligheid
kunnen leven.
*Delen van deze rede zijn ook verschenen in Aanspraak van maart 2011,
p. 12-14.
A-Bulletin2011nr2vs04:DEF 18-4-11 15:03 Pagina 17
18 Opinie
Auschwitz Bulletin 55, nr. 2, mei 2011
Het Landelijk Steunpunt Gastsprekers van Herinneringscentrum
Kamp Westerbork biedt sinds december 2008 de mogelijkheid
aan scholen voor duo-gastlessen door twee gastsprekers.
Het bijzondere van een duo-gastles is dat het verhaal van de
Tweede Wereldoorlog van twee kanten wordt belicht. Door
mensen die de oorlog als Joods kind hebben meegemaakt, of
als kind van politiek foute ouders.
Vijf duo’s actiefAcht duo’s hebben tot nu toe zo’n twintig gastlessen gegeven op
scholen in het basis- en voortgezet onderwijs, en in het Hoger
Beroeps Onderwijs. De duo’s worden bij elkaar gebracht en
begeleid door het Steunpunt Gastsprekers en krijgen ondersteu-
ning bij het samenstellen van de les, volgens een model dat struc-
tuur en zekerheid geeft. De gastsprekers leren hoe zij van twee
heel verschillende verhalen toch één geheel kunnen maken. Ze
verwijzen in hun verhaal vaak naar elkaar om een beter begrip te
geven van de overeenkomsten en de verschillen. Bij ieder duo dat
voor het eerst een duo-gastles geeft, is een projectmedewerker
aanwezig om feedback te geven. Wanneer meer dan één duo
een gastles hebben gegeven, worden onderling ervaringen uit-
gewisseld.
De gastsprekers hebben aangegeven graag door te willen gaan
met de duo-gastlessen als aanvulling op hun gewone gastlessen.
Ze vinden echter, dat duo-gastlessen hun speciale karakter moe-
ten blijven behouden. Deze lessen worden slechts enkele malen
per jaar aangeboden, bijvoorbeeld voor een speciaal project rond
het thema ‘Goed of Fout’ of ‘Schuld of Verzoening’. Op dit
moment zijn vijf duo’s actief die samen gastlessen geven. Een
daarvan is het duo Fanny Heymann en Karin Bruggeman.
Fanny en Karin hebben elkaar in 2009 ontmoet via het Steun -
punt Gastsprekers. Op een maandag in februari van dit jaar rei-
zen ze samen met de trein naar Leeuwarden voor een duo-gast-
les aan tweede- en derdejaars studenten van de Lerarenopleiding
Geschiedenis aan de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, die
ook een bezoek zullen brengen aan het Herinneringscentrum
Kamp Westerbork en een oorlogsslachtoffer interviewen.
Fanny is in 1942 in Amsterdam geboren; haar ouders waren
Duitse Joden. Karin, geboren in 1936, komt uit Voorschoten.
Haar vader was in 1935 lid van de NSB geworden. Fanny vertelt
dat zij en Karin heel goed naar elkaars verhaal kunnen luisteren.
Ter introductie zegt zij: ‘Geen volwassene heeft ooit gevraagd
wat er met ons is gebeurd.’ Dan vertellen zij eerst allebei over het
vooroorlogse gezin waar ze uit zijn gekomen, daarna wat ze heb-
ben meegemaakt in de oorlog, en tot slot over de bevrijding en
de periode daarna. Bij hun verhaal gebruiken ze dia’s met foto’s
en tekeningen.
Families en verblijfplaatsen tussen 1933 en 1945Fanny´s ouders, Meta en Jozef Heymann, waren in 1933 , in Frank -
furt am Main, Duitsland, getrouwd. Haar vader werkte bij het
ministerie van Economische Zaken, maar werd vanwege de
Ariërwetten ontslagen. Opa had een zaak in goud en zilver en
daar kon vader weer aan de slag. Nadat twee kinderen geboren
waren, besloot Jozef eind 1937 met de familie naar Nederland te
gaan. Samen met opa begon hij een juwelierszaak in Amsterdam.
In Nederland werden nog twee kinderen geboren, een in 1939
en Fanny, als laatste, in 1943. Opa en oma waren toen gestor-
ven, en de zaak was als Joods bezit in 1941 onteigend. Jozef had
oorspronkelijk wel kaartjes gekocht voor de boot naar Amerika
…., maar door de oorlog was die weg natuurlijk afgesloten.
Karin woonde met haar ouders, twee oudere broers en een
oudere zus in Voorschoten. Haar vader was leraar biologie op
een middelbare school in Den Haag. Hij was van oorsprong soci-
alist, maar door de heersende werkloosheid en het idee dat een
sterke man die problemen op kon lossen, sloot hij zich in 1935
aan bij de NSB. Leraren die lid waren van de NSB werden in 1936
vanwege het ambtenarenverbod ontslagen. Omdat hij les gaf op
een privéschool, kon hij daar echter voorlopig blijven werken.
Het gezin verhuisde in de oorlog naar Velp waar het ging wonen
in een huis dat van Joden was geweest. Karins oudere broers en
zus gingen bij de Hitlerjugend en de Jeugdstorm. Nadat haar
oudste broer als 19-jarige was afgekeurd voor de SS, meldde hij
zich aan bij de Wehrmacht. Hij vocht aan het Oostfront en zijn
laatste brief was van januari 1945. Daarna is niets meer van hem
vernomen en gold hij als vermist.
Midden in de oorlog is het gezin naar Duitsland vertrokken. Haar
vader werkte daar al op een middelbare technische school in
Hannover, omdat leraar zijn in Nederland als NSB’er niet meer
mogelijk was. Daar werden nog twee broertjes geboren. In 1944
Herinneringendoorgeven induo-gastlessen
Arthur Bánki
De zo verschillende verhalen van
Fanny en Karin
A-Bulletin2011nr2vs04:DEF 18-4-11 15:03 Pagina 18
19
Auschwitz Bulletin 55, nr. 2, mei 2011
werd Hannover hevig gebombardeerd, waarna de kinderen niet
meer naar school konden. Kort daarop trokken Engelsen de stad
binnen en Karins vader werd als nazi verdachte gearresteerd.
Fanny en haar familie in Amsterdam werden in 1943 van huis
weggehaald en naar de Hollandsche Schouwburg gebracht.
Vandaar gingen zij met de tram naar het Centraal Station en ver-
der per trein naar Westerbork. Vanuit Westerbork is het gezin
vervolgens op transport gesteld naar Bergen-Belsen, het concen-
tratiekamp dat overigens niet zo ver van Hannover lag. Fanny’s
vader Jozef is daar op 9 februari 1945 overleden. Op 7 april
1945, vlak voor het einde, werden drie treinen met elk 2000
gevangenen, waaronder Fanny en haar familie, weggestuurd uit
Bergen-Belsen. Onder de treinen zat munitie, met de bedoeling
ze op te blazen. In Farsleben – nabij Maagdenburg – is de machi-
nist, die daar vandaan kwam, echter weggelopen en heeft de
trein achtergelaten. Fanny met haar familie en de andere gevan-
genen in de trein werden daar zes dagen later bevrijd door de
Amerikanen. Haar moeder was toen te ziek om op te staan en is
naar het Rode Kruis-ziekenhuis in het dichtbije Hillersleben
gebracht. Daar is zij drie dagen later overleden. De vier kinderen
kwamen er doorheen en waren wees geworden. Na hun repa-
triëring werden zij bij pleeggezinnen ondergebracht, Fanny met
haar zus Bertie samen op één plek.
Het slachtofferschap na 1945 te boven gekomenVanuit Hannover zijn Karin en haar familie te voet richting
Nederland gegaan. Dan zijn ze in een vluchtelingenkamp opge-
vangen. Met de trein gingen ze door het Ruhrgebied en in het
bevrijde Maastricht kwamen ze Nederland binnen. Daar werd
haar moeder, na te zijn ondervraagd, in een NSB-kamp geïnter-
neerd. De kinderen gingen bij een tante wonen. Na negen maan-
den kwam haar moeder vrij uit het kamp.
Heel lang heeft Karin niet geweten van de Jodenvervolging, er
werd niet over gepraat. Ook bij haar opleiding tot onderwijzeres
op de Kweekschool kreeg zij niets over de oorlog te horen. Haar
vader en oudste broer waren dan wel niet uit Duitsland terugge-
komen, maar over het verleden werd gezwegen. Later kregen ze
bericht dat vader was omgekomen in een gevangenenkamp. Na
1961 heeft ze in de boeken van Lou de Jong en Jacques Presser
over de Jodenvernietiging gelezen. Karin besefte, dat haar
ouders met hun politieke keuze daaraan ook hadden bijgedra-
gen. Zij ging toen deelnemen aan een gespreksgroep voor NSB-
kinderen en deed later mee met een andere praatgroep, voor alle
soorten oorlogskinderen. Het bleek dat oorlogskinderen veel
gemeenschappelijke problemen hebben: een ontheemde en ont-
wortelde jeugd, en een gebrek aan veiligheid en geborgenheid.
Ze vond het indrukwekkend: openstaan voor andere verhalen en
omgaan met vooroordelen. En niet alleen bezig zijn met slacht-
offerschap.
Eind jaren ´50 is Karin naar de begraafplaats van haar vader in
Duitsland gegaan. Ze heeft zand van zijn graf meegenomen voor
haar eigen tuin. In 1959 kwam het bericht dat haar broer destijds
nog door iemand was gezien in een strafbataljon dat was vernie-
tigd, in de buurt van Kaliningrad. Ze kregen ook nog een brief uit
zijn begintijd aan het Oostfront; deze was vlak na D-day (6 juni
1944) verstuurd. Karin vindt dat haar broer eigenlijk misleid is en
zij neemt hem niets kwalijk. Wel is zij boos op haar ouders, die
steeds hun ogen hebben gesloten en niet uit de NSB zijn gestapt.
En ook na de oorlog zweeg haar moeder. Zij heeft nooit spijt
betoond.
Pas rond haar 45e heeft Fanny, die psychologe is geworden, een
inhaalslag gemaakt met lezen over de oorlog. Het verwerkings-
proces duurde lang, vindt zij. Fanny en haar broer en zussen heb-
ben een steen laten plaatsen voor hun vader in Bergen-Belsen en
een voor hun moeder in Hillersleben.
Fanny wilde over de oorlog heen kijken naar meer informatie
over de familie en ze heeft veel teruggevonden. Nu zegt zij: ‘Wij
zijn een gewone familie. De oorlog was alleen een verschrikkelij-
ke onderbreking. Ik ben geen slachtoffer meer.’ Zij vindt het bij-
zonder om terug te komen in Bergen-Belsen. In het herinnerings-
centrum werken bewogen en betrokken mensen. Een van hen
heeft de geschiedenis van de trein uitgezocht. Eén keer per jaar
bezoekt zij het graf van haar vader. Fanny: ‘Dat kamp is van een
griezelige plek, een plek van herinnering en doorgeven gewor-
den. Dat is ook het doel van het project gastsprekers en duo-
gastlessen: herinneringen doorgeven. Niet focussen op slachtof-
ferschap, maar daar boven uitkomen.’
Beeld van een duo-gastles met andere inleiders, in dit geval
de heer Mouw en mevrouw Diele-Staal
(foto Herinneringscentrum Kamp Westerbork)
A-Bulletin2011nr2vs04:DEF 18-4-11 15:03 Pagina 19
20
Auschwitz Bulletin 55, nr. 2, mei 2011
Meningen van studentenDoor de duo-gastles zijn de studenten zeer geraakt, zo blijkt na
afloop. ‘Indrukwekkend’ en ‘aangrijpend’ zijn de reacties. Ook is
er wel verbazing: ‘Ik had eerlijk gezegd nog nooit wat gehoord
van de “fout”-kant.’ Overheersend is er waardering:
‘Indrukwek kend, dat beide vrouwen hun verhaal durven te ver-
tellen. Geeft ook zo’n goed beeld van wat er na de oorlog
gebeurd is.’ ‘Ik vond het een zeer indrukwekkende les die ik niet
snel zal vergeten.’
Uit het commentaar blijkt ook dat het specifieke duo-karakter,
de tweeledigheid die aan de beide verhalen zo’n verschillende
kleur geeft, goed naar voren komt. Een zegt: ‘Bijzonder om te
zien dat keuzes van ouders zo bepalend zijn voor de kinderen.
Dat het gevoel zo diep door het hele gezin heen zit.’ Een ander
maakt duidelijk hoe dat in het kindergevoel van toen tot uiting
kon komen: ‘… zoals bijvoorbeeld het dubbelgevoel van veilig-
heid in de armen van hun vader of moeder maar tegelijk de drei-
ging van buitenaf die zij beiden deelden. Karin, toen ze bij haar
vader op schoot zat in een schuilkelder in Hannover terwijl
ondertussen deze stad gebombardeerd werd. En Fanny, die in
een concentratiekamp als peuter veilig in de armen van haar
moeder lag terwijl er om haar heen vreselijke dingen gebeurden,
waarvan zij zich gelukkig op dat moment niet bewust was.’
De duo-gastles blijkt van belang te zijn voor het beeld van de
Tweede Wereldoorlog dat de studenten later kunnen gebruiken
bij het geschiedenisonderwijs dat zij gaan geven. In de woorden
van een van de deelnemers: ‘De persoonlijke verhalen van Karin
Bruggeman en Fanny Heymann gaven dit onderwerp [= de
Tweede Wereldoorlog] een extra dimensie en maakten mij eigen-
lijk pas echt duidelijk hoe grijs het verleden werkelijk is, wanneer
het om de Tweede Wereldoorlog gaat.’
Voor verdere informatie over de duo-gastlessen en de mogelijkheid om
sprekers uit te nodigen, zie de website: www.steunpuntgastsprekers.nl.
Ter voorbereiding op de scholen is educatief materiaal ontwikkeld onder
de titel ‘Beladen Verleden’, daarvoor website www.beladenverleden.nl.
Reis-2011 naarconcentratie -kampen in Polen
De reis die het Nederlands Auschwitz Comité jaarlijks organi-
seert naar de voormalige concentratiekampen Auschwitz,
Birkenau, Majdanek en Sobibor zal dit jaar plaatsvinden
van maandag 31 oktober t/m zaterdag 5 november 2011.
De reissom bedraagt € 895,- per persoon op basis van een twee-
persoonskamer. Een éénpersoons kamer is beperkt mogelijk met
bijbetaling van € 175,-.
De prijs is inclusief vliegreis Amsterdam-Warschau v.v., luchtha-
venbelasting, vervoer per luxe touringcar (waarin roken NIET is
toegestaan), verblijf in uitstekende hotels in Warschau, Krakow
en Lublin, alle maaltijden gedurende de reis en toegangsprijzen
van musea.
N.B.: Deze prijsopgave is onder voorbehoud van gelijkblijvende
hotel- en vliegtarieven.
Belangstellenden kunnen zich schriftelijk opgeven bij:
Nederlands Auschwitz Comité
t.a.v. De heer J. Grishaver
Postbus 74131
1070 BC Amsterdam
fax: 020-6003455
e-mail: [email protected]
Er is slechts een beperkt aantal plaatsen beschikbaar.
Aanmelding betekent derhalve niet automatisch dat u deel kunt
nemen aan de reis.
Voor eventuele nadere informatie kunt u contact opnemen met
Jacques Grishaver, telefoon 06 54 606 290.
Een gastspreker, de heer Valk, aan het werk in de klas
(foto Herinneringscentrum Kamp Westerbork)
A-Bulletin2011nr2vs04:DEF 18-4-11 15:03 Pagina 20
21
Auschwitz Bulletin 55, nr. 2, mei 2011
Nazi ’s beschermddoor de Duitse geheimedienst Maurice Ferares
In het Duitse blad Der Spiegel van 17 januari 2011 wordt ont-
huld dat Klaus Barbie tot 1966 voor de Duitse geheime dienst
(Bundes Nachrichten Dienst [BND]) heeft gewerkt. Barbie, ook
wel genoemd ‘de slager van Lyon’, werd in 1987 in Frankrijk tot
levenslange gevangenisstraf veroordeeld. In de Tweede Wereld -
oorlog speelde hij de hoofdrol bij de deportatie van de Joden uit
Frankrijk, en het martelen (o.a. Jean Moulin) en vermoorden van
verzetsmensen. Na de oorlog vluchtte hij naar Bolivia (naar men
zegt via de vluchtroute Odyssee die het Vaticaan vanuit Rome
voor hoge nazimisdadigers organiseerde).
In Bolivia leefde Barbie onder de naam Klaus Altmannn en werd
hij door de BND beschouwd als ‘iemand met een echte Duitse
mentaliteit en een fervent anticommunist’. Enkele weken na zijn
aankomst in Bolivia werd Altmann gerekruteerd door de BND.
Hij schreef voor de BND 35 rapporten. De inhoud daarvan is niet
bekend, wel is vastgesteld welke honoraria hij daarvoor kreeg.
Altmann werd tevens benoemd tot directeur van een Duitse
onderneming in Bolivia die de overtollige wapens van het Duitse
leger in Zuid-Amerika verkocht. In de winter 1966/1967 heeft
de BND een einde gemaakt aan de samenwerking uit angst dat
Altmann door zijn verleden ontdekt zou worden. In 1983 werd
Altmann/Barbie door Bolivia aan Frankrijk uitgeleverd en in 1987
werd hij tot levenslange gevangenisstraf veroordeeld voor het
begaan van misdaden tegen de mensheid.
Op 8 januari 2011 berichtte het Duitse blad Bild dat de BND al
in 1952 wist dat Adolf Eichmann, de organisator van de Holo -
caust, zich in Argentinië bevond. In het rapport daarover staat:
‘Eichmann is niet in Egypte, maar hij leeft onder de valse naam
Clement in Argentinië’. Na de oorlog leefde Eichmann tot 1950
ondergedoken in Duitsland. Daarna vluchtte hij naar Argentinië
waar hij tien jaar later door de Israëlische geheime dienst
(Mossad) werd ontdekt en ontvoerd. In 1961 werd hij ter dood
veroordeeld.
Uit sinds 2006 gedeclassificeerde documenten van de Ameri -
kaanse geheime dienst (CIA) blijkt dat Duitsland de Amerikanen
pas in 1958 op de hoogte hebben gesteld van de verblijfplaats
van Eichmann. Door de Duitse regering is voordien niets gedaan
om Eichmann te arresteren. Organisaties die in die jaren bij de
Duitse regeringen om informatie over de verblijfplaats van Eich -
mann hadden gevraagd, werden afgescheept met de medede-
ling dat die informatie slecht was voor de Duitse buitenlandse
politiek.
Opinie
Het werk van het Nederlands Auschwitz Comité
is van groot belang nu en in de toekomst
en wordt door ons van harte ondersteund.
A-Bulletin2011nr2vs04:DEF 18-4-11 15:03 Pagina 21
22 Cultureel Boekbespreking
Auschwitz Bulletin 55, nr. 2, mei 2011
Tientallen jaren was Eva Tas hoofdredacteur van het Auschwitz
Bulletin. Zij heeft het Bulletin in die periode tot een gezag -
hebbende stem weten te maken in de Nederlandse samenleving.
Dat ging niet vanzelf, zeker niet in de beginjaren toen het
Nederlands Auschwitz Comité nog op weinig erkenning kon
rekenen. Eva Tas was strijdvaardig en had een scherp inzicht in
tal van ontwikkelingen die gingen komen. Die trekken komen
duidelijk tot uiting in de biografie van deze bijzondere vrouw
die nu verschijnt. Ter illustratie volgt hier, in voorpublicatie, de
paragraaf getiteld Verjaring. De bespreking van het gehele boek
hopen wij in een van de volgende nummers van het Auschwitz
Bulletin op te nemen. De uitgave, die op initiatief van de Eva
Tas Foundation tot stand is gekomen, zal op 7 mei 2011 in de
Openbare Bibliotheek aan het Roelof Hartplein in Amsterdam
gepresenteerd worden.
VerjaringOp 8 mei 1965, twee decennia na de Duitse capitulatie, zou de
mogelijkheid om vervolging in te stellen tegen oorlogsmisdadi-
gers in West-Duitsland vervallen. Al in maart 1964 heeft het
Internationale Auschwitz Comité de Bondsregering opgeroepen
de verjaringstermijn van twintig jaar af te schaffen. Ook het
Joods Wereldcongres en andere organisaties oefenen druk uit op
de West-Duitse regering. Die verklaart eind 1964 echter geen
enkele actie tegen de naderende verjaring te zullen ondernemen.
De afwijzende houding van de Bondsregering wekt beroering,
ook buiten kringen van slachtoffers.
Talrijke persoonlijkheden, organisaties en nationale parlementen,
waaronder die van Israël en de Verenigde Staten, vinden dat ver-
lenging van de verjaringstermijn alsnog mogelijk moet worden
gemaakt. Ook in de West-Duitse Bondsdag groeit de kritiek op
de aanstaande verjaring.
Het herdenkingsnummer 1965 van het Bulletin, met een oplage
van 20.000 exemplaren, opent met een kwatrijn van A. Roland
Holst: Na twintig jaren / Geen hemel, maar de hel als oord van
leven / is wat de mensch zijn medemensch kan geven / In
Auschwitz deed hij het. – Wie, daar geweest, kan, wat hij nooit
vergeten kan, vergeven?
In haar bijdrage Twintig jaar bevrijd schrijft Eva: ‘Als er iets voor
zichzelf spreekt is het dit herdenkingsnummer. Toelichting is
eigenlijk overbodig, of het moest zijn, dat dit vijfvoudige blad
ook tien- of honderdvoudig had kunnen zijn, evenals de reeks van
hen, die in geschrift, woord of daad met ons instemmen of mee-
werken. Deze uitgave is in zijn soort een nationale manifestatie
geworden, zoals ook, naar het zich laat aanzien, de Auschwitz-
herdenkingen. Ook daarin schatten wij het hoogst het harmo-
nisch samenspel van het eigene in vele schakeringen met dat van
verre en nabije herkomst.
Deze bladzijden herdenken wat gebeurd is, maar zij zijn ook een
gebeurtenis vandaag, een die zich afspeelt in een wereld, waar,
om met opperrabbijn Pereira te spreken, “zulk gevaar voor de
gemeenschap blijft voortbestaan”. Gevaar van de misdadigers,
die nooit vervolgd of weer losgelaten zijn of spoedig onachter-
haalbaar dreigen te worden.
Het nog onheilspellender gevaar ook, dat generaals, bescherm-
heren, geestverwanten en opvolgers van de SS-chefs het wapen-
tuig bemachtigen, dat hun in staat stelt niet meer miljoenen,
maar honderden miljoenen slachtoffers te maken, tot ongebore-
nen toe. (…) Zo zien wij in dit blad niet alleen om, maar ook om
ons heen. Want niet slechts wie in Auschwitz was, maar niemand
van de thans levenden mag “wat hij niet vergeten kan, verge-
ten”. Daarvoor spant het Nederlands Auschwitz Comité zich, nu
wij twintig jaar zijn bevrijd, meer dan ooit in en het vraagt voor
zijn vele taken niet minder grootscheepse medewerking dan voor
dit twintigste herdenkingsnummer.’
Medewerkers zijn onder anderen prof. mr. L.H.C. HuIsman met
een uitgebreide beschouwing over: De verjaring in het strafrecht,
kol. A.F. van Velsen: Het Auschwitz-proces en de getuigenis, dr.
P.F.M. Fontaine: “Auschwitz” en het Nederlandse geschiedenis-
onderwijs en prof. mr. B.Y.A. Röling: Auschwitz en de oorlog.
De dreigende verjaring in West-Duitsland wordt nauwlettend
gevolgd. In het nummer van februari 1965 stipuleert Eva: ‘Wij
zouden het “Nooit meer Auschwitz!” ontrouw zijn, als wij niet
elk jaar de februari-staking zouden eren en het spreekt vanzelf
dat wij tientallen malen de menigte die op 26 januari het
Concertgebouw vulde, bij de Dokwerker hopen te zien. En zul-
len zien, daarvan zijn wij overtuigd.
Maar zelfs dat is dit jaar niet genoeg. Zomin als bij de muziek in
de zaal mogen wij het bij bloemen op het plein laten. Als wij die
neerleggen voor de stakers, voor de slachtoffers, zouden de
moordenaars, de zwaarste mensenjagers, amper tien weken
“vergetelheid” resten. Zou de hun toelonkende verjaring intre-
den, dan stappen zij precies een kwart eeuw na de overval op ons
land weer vrij als vogeltjes onder hun eigen, diep vervloekte,
maar dan onbedreigde naam door hun Bundesrepublik.
Eva Tas, altijdweer AuschwitzEen voorpublicatie
A-Bulletin2011nr2vs04:DEF 18-4-11 15:03 Pagina 22
23
Auschwitz Bulletin 55, nr. 2, mei 2011
Dan zijn zij strafbaar, die hen moordenaars noemen. Dan kunnen
de bedrijvers van de gasmoord van gisteren vrijelijk (en gretig)
hun broeders gaan helpen bij het voorbereiden van de atoom-
moord van morgen. Daarom kunnen wij niet tevreden zijn met
een nog zo grootse, ontroerende herdenking. Daarom vinden wij
de machtigste demonstratie langs de Dokwerker nog ontoerei-
kend. Zolang schuilgaande misdadigers, de tijdig ondergedoken
massamoordenaars een voet in de stijgbeugel hebben – twijfel er
niet aan: niet-vervolgbaar wil dan zeggen: hoog te paard – zo -
lang schieten wij tekort.
Nog tijdens de herdenkingsdagen hebben wij in telegrammen
(door alle nieuws bureaus verbreid) aan bondskanselier Erhard
en ministerpresident Marijnen plechtig verklaard wat onze plicht
is tegenover allen, die voor altijd zwijgen: Deze misdaden tegen
de mensheid kunnen nooit verjaren! Er mag geen verjaring
komen voor de beulen van Auschwitz en huns gelijken! De 8ste
mei, de twintigste verjaardag van de bevrijding van Europa mag
niet de straffeloosheid van de grote moordenaars inluiden.’ Op
26 januari heeft Eva die telegrammen namens het Auschwitz
Comité in een stampvol Concertgebouw, waar 2.200 mensen de
herdenking bijwonen, voorgelezen.
De West-Duitse Bondsdag besluit uiteindelijk het moment van
verjaring te verschuiven naar 31 december 1969, twintig jaar na
de geboorte van de Bondsrepubliek. In het bulletin van mei 1965
stelt Eva vast dat het besluit om de verjaringstermijn vier en een
halfjaar op te schuiven ongetwijfeld een resultaat is ‘van het
grote volksprotest in alle landen, door eensgezind stelling nemen
van joden in de gehele wereld’ .
Maar het besluit betekent volgens haar in werkelijkheid ‘bevesti-
ging van de verjaring, die alleen voor een korte spanne tijds is
uitgesteld en ten doel heeft de publieke opinie in de wereld te
demobiliseren en de groeiende volksverontwaardiging van de
beschermers der Hitler-moordenaars af te wenden om op die
manier een algemene en definitieve amnestie te bewerkstelligen
voor hen, die schuldig zijn aan de smart en het lijden van ons volk
en alle volken van de bezette gebieden’.
In het bulletin van november 1965 bespreekt Eva het dan net uit-
gekomen boek Het Auschwitz-proces van Hans Jacobs en Bert
Stoop. Zij haalt de Süddeutsche Zeitung aan: ‘Bijna even erg als
de misdaden in Auschwitz komt ons het pseudo-burgerlijke res-
pect voor, dat de nazi-oorlogsmisdadigers in brede kringen van
de bevolking deelachtig worden.’ Die kringen waren volgens Eva
niet alleen breed, maar ook hoog. ‘Geen post in de
Bondsrepubliek is ontoegankelijk voor wie hoe zwaar ook met
het nazidom is belast en gecompromitteerd. Ook voor wie toen
niet de kans had, maar deze nu in dezelfde geest wil grijpen. Dat
is de werkelijke hoofdaanklacht in het Auschwitz-proces 1965.
Van Hitler zelf rest slechts de schim, maar zijn Hintermänner, zijn
machtige begunstigers zitten nog waar zij zaten. Er wordt weer
om revanche, om nieuwe en wel atoommacht geroepen aan de
Rijn. Men leze dit boek over het Auschwitz-proces en men zij op
zijn hoede. ‘
Onder de kop Beulen van Sobibor berecht besteedt ze in het
laatste nummer van 1965 uitgebreid aandacht aan het in het
West-Duitse Hagen lopende proces tegen ‘de beulen van
Sobibor’. ‘Bijna vier maanden al duurt het grote proces van
Sobibor en het zal nog eens zo lang voortgaan. Het is in de hoog-
ste mate onze zaak, want Nederlands Auschwitz Comité wil voor
een belangrijk deel zeggen nabestaanden van de doden van
Sobibor. Het is bedroevend dat er niet doorlopend mensen uit
Nederland ter zitting aanwezig zijn.
De misdaad die hier wordt berecht is niet te schatten zo groot.
Maar onomstotelijk staat vast dat ruim 34.000 Nederlandse bur-
gers hierheen zijn vervoerd. “De dag van aankomst is als sterf-
dag van al deze mensen te beschouwen”, verklaarde het Rode
Kruis al in 1964. In Hagen voltrekt zich deze winter een naspel
van de grote tragedie. Hier staat het nazidom in zijn volle afzich-
telijkheid aan de kaak. Het is hoog nodig, al is het niet genoeg.
Wie en waar is b.v. Allers, die zich in politie-uniform liet fotogra-
feren, die Bauer zijn vergassers baan bezorgde en zich blijkbaar
in een “grote praktijk” verheugt? En wie “praktizeren” er nog
meer in Westfalen en daaromtrent, die de gruwelijkste praktijk
aller tijden een dozijn jaren, die er duizend leken, op gang hiel-
den?
Zolang zoveel ijverige uitvoerders van de Endlösung der Juden -
frage nog actief en gerust kunnen zijn, zolang is de Endlösung
van het werkelijke vraagstuk, van het fascisme, niet bereikt. ‘
Bovenstaande tekst staat op de pagina’s 96-98 in: J.J. Amesz en
J.A. Honout, Altijd weer Auschwitz; een biografische schets van Eva Tas;
1915-2007, Uitgever Azulpress, Maastricht 2011, 175 blz.,
ISBN 978-94-90687-10-6, € 12,50
A-Bulletin2011nr2vs04:DEF 18-4-11 15:03 Pagina 23
24 Cultureel Boekbespreking
Auschwitz Bulletin 55, nr. 2, mei 2011
Het zijn drie prachtige stripboeken. Geschreven door Ruud van
der Rol en getekend door Eric Heuvel. Die kan in zijn tekeningen
met een droge, klare lijn heel veel historische informatie over-
brengen en op een zeer aansprekende manier persoonlijk maken.
Eerst was er De Ontdekking over goed, fout en vermeend fout
in de Tweede Wereldoorlog. Toen De Zoektocht waarin een
Joodse vrouw die de oorlog overleefde vanuit het buitenland
terugkeert naar de plekken van haar verleden en daar toch nog
iets waardevols terugvindt. Beide boeken zijn geproduceerd door
de Anne Frank Stichting.
Joost van Bodegom, voorzitter van de Stichting Herdenking 15
augustus 1945, heeft zelf als kind in een Indisch kamp gezeten
en vond dat er een vervolg moest komen over het Nederlandse
oorlogsverleden in Indonesië. De Anne Frank Stichting deed niet
mee, maar het stripboek is er toch gekomen: De Terugkeer. Het
is net zo indrukwekkend, informatief en ontroerend geworden
als de twee eerdere delen en er is misschien nog wel meer
behoefte aan dit boek.
Overlevenden van de Indische kampen zijn heel lang nog zwijg-
zamer geweest over hun oorlogservaringen dan andere oorlogs-
slachtoffers. Velen van hen willen of kunnen ook nu, zeventig
jaar later, nog niet praten over wat hen toen is overkomen.
Misschien kan dit stripboek ze helpen als ze er toch met hun kin-
deren, hun kleinkinderen of anderen over willen communiceren.
Want ook de hoofdpersoon in de strip, de 81-jarige Bas, was zo’n
binnenvetter. Pas als zijn vrouw op hoge leeftijd is gestorven
onderneemt hij de reis naar het Indonesië waar hij is opgegroeid.
Hij maakt die reis samen met een nichtje, aan wie hij nu ook
beetje bij beetje z’n geschiedenis vertelt. Zijn vrolijke en zorgelo-
ze jeugd in het koloniale Nederlandsch-Indië. De komst van de
Japanners die dat mooie leventje omver wierpen. Daarna de
zware tijd in de Jappenkampen. Maar ook de spannende naoor-
logse periode wanneer hij als Nederlands soldaat tijdens de zoge-
naamde Politionele Acties tegenover de vriendjes uit zijn jeugd
komt te staan, die Indonesische vrijheidsstrijders zijn geworden.
Dat alles wordt genuanceerd verteld en gedetailleerd getoond,
naar mijn idee – maar ik heb geen directe kennis van die tijd – met
veel gevoel voor sfeer.
Ondanks de grote hoeveelheid informatie wordt het aan het
einde een aangrijpend verhaal, wanneer Bas in Indonesië na zes-
tig jaar weliswaar zijn vroegere geliefde niet terug vindt, maar
wel een hele hem onbekende familie ontdekt.
Het spijt mij erg dat de Anne Frank Stichting dit verhaal te ver
van hun bed heeft gevonden om het mee uit te geven. In Indië
hebben ook jonge meisjes – en jongetjes – ondergedoken geze-
ten, ze werden gevangen gezet, ze verloren soms hun ouders en
konden sterven aan honger of ziekte. Gelukkig dat het boek toch is
gemaakt en zelfs vorig jaar als nationaal geschenk in een oplage
van 215.000 exemplaren is verspreid onder de derdeklassers van
het voortgezet onderwijs. Er is voor docenten ook een uitgebreid
lespakket. Hopelijk wordt het nu wel verkocht in het Anne Frank
Huis. In het Verzetsmuseum Amsterdam in elk geval wel.
Eric Heuvel en Ruud van der Rol, De Terugkeer, uitgave: Indisch
Herinneringscentrum Bronbeek / EduProducties, Castricum 2010,
ISBN 978-94-90992-01-9, 64 blz., € 17,95
De Terugkeer
Max Arian
Fraai stripboek over de Indische
kampen
A-Bulletin2011nr2vs04:DEF 18-4-11 15:03 Pagina 24
25
Auschwitz Bulletin 55, nr. 2, mei 2011
A-Bulletin2011nr2vs04:DEF 18-4-11 15:03 Pagina 25
26 Cultureel DVDbespreking
Auschwitz Bulletin 55, nr. 2, mei 2011
In het gezin van de Limburgse Bets verscheen plotseling een
Joods kind uit Amsterdam. Hetzelfde gebeurde bij acht dorps-
genoten van destijds. Samen vertellen ze hun oorlogsverhaal,
meer dan zestig jaar na dato. Over hoe hun ouders, vrome rooms-
katholieken, soms tegen het advies van de pastoor in, betrokken
raakten bij het redden van Joodse kinderen uit Amsterdam. Marijn
Poels maakte er een belangwekkende documentaire over.
Het is wel even wennen. De ‘oorlogskinderen’ in deze documen-
taire zijn niet de Joodse kinderen waar in de Tweede Wereld -
oorlog op gejaagd werd, maar de Limburgse broers en zussen uit
de gezinnen waar zij mochten schuilen. En waarom ook niet.
Deze keer zijn zíj de hoofdpersonen in het drama dat diep in -
greep in hun leven. Ze vertellen hoe hun ouders ertoe kwamen
om, met gevaar voor het hele gezin, zo’n Joods kind op te nemen.
Wat dat voor hén, de eigen kinderen, betekende. Wat ze ervan
snapten, toen. Hoe ze mee moesten doen met het geheimhou-
den en de leugens omtrent de herkomst van de kinderen.
‘Ineens zat er een vreemde jongen op hetmuurtje voor ons huis.’ Hij is een neefje uit Badhoevedorp, had de moeder van Bets ver-
teld. Daar in het westen was weinig te eten en daarom kwam hij
bij hen logeren. Toen Bets vond dat hij wel erg lang bleef, zei haar
moeder dat zijn ouders dood waren. ‘Dus hij blijft voorlopig bij
ons’, zei ze. Bets kijkt vrolijk in de camera. ‘Het was een knappe
jongen’, zegt ze.
‘Hoe ik dat ervaren heb? Niet prettig!’ In de blik van de inmid-
dels bejaarde Maria zie je het verongelijkte meisje van toen door-
schemeren. Maria vertelt over het Joodse kind Floortje uit Amster -
dam dat er ineens was. Zij, Maria, moest thuis alles doen. Door
Floortje kreeg ze er alleen maar meer werk bij. Het kind wist van
niks, vertelt Maria, dus spijkert ze Floortjes kennis over Jezus bij.
Dat hij aan het kruis was genageld en dat die rotJoden dat had-
den gedaan. Floortje had uit wraak over de was gelopen die op
het grasveld te bleken was gelegd. Dat snapte Maria toch ook
wel weer.
‘Vader en Moeder zeggen, dat deed ik niet.’Behalve de negen ‘oorlogskinderen’ is ook Max Schrijver in
beeld, als enig Joods oorlogspleegkind. Hij spreekt Nederlands
met een Limburgs accent. Salomon Schrijver heette hij in zijn eer-
ste levensjaren. Met nog een paar andere kinderen werd hij
gered uit kamp Westerbork en ondergebracht in Noord Limburg.
‘Volgens ons zijn we uit Westerbork weg gesmokkeld’, vertelt
Max. ‘We zijn aan de hand meegelopen. De man of vrouw, dat
weet ik niet meer, was helemaal in het zwart. Het was heel ver
lopen. We mochten niet praten onderweg.’ Ze waren, denkt Max
achteraf, naar het stationnetje in Beilen gelopen en met de trein
naar Limburg gereisd, naar Venray. In de trein kreeg Salomon
Schrijver een kaartje omgehangen met zijn nieuwe naam: Max
de Groot. Hij kreeg ingeprent dat hij een evacué uit het gebom-
bardeerde Rotterdam was. Een wees. Toen hij in het gezin De
Swart werd opgenomen, werd zijn achternaam aangepast. Wan -
delend door het dorp Blitterswijck, laat hij zijn onderduikadres
zien, de bakkerij, het café, en vertelt hij hoe hij alles gewoon mee
deed met het gezin; mee naar school, mee naar de kerk. Het
enige dat hij niet deed was Vader en Moeder zeggen. Hij noemde
Mijn naam is Max
Bertje Leuw
Limburgse oorlogskinderen vertellen
A-Bulletin2011nr2vs04:DEF 18-4-11 15:03 Pagina 26
27
Auschwitz Bulletin 55, nr. 2, mei 2011
zijn pleegouders Oom en Tante. Ik was een beetje dwars, bekent
hij. Twintig jaar is hij er gebleven; ‘een heel leven eigenlijk’, zegt
hij bedachtzaam. Waarom dat zo is wordt in de documentaire
niet duidelijk. Aan het slot zien we hem over een kerkhof wan-
delen. We horen zijn stem. ‘…wil ik namens alle Joodse kinderen
dank uitspreken voor de tijd dat zij in de oorlogsjaren hier onder-
gedoken hebben gezeten.’
‘Ze hadden zwarte haren zoals wij allemaal’Na een een superkorte geschiedenisles over de nazi’s en hun
Jodenhaat, uitmondend in de deportaties, wordt de kijker weer
teruggeleid naar de Limburgse broers en zussen en hun relaas.
Sjaak en Lien Bartels, broer en zus, openen de reeks verhalen die
alleen al ontroeren door de wijze waarop ze verteld worden, in
het Limburgs. De verhalen zijn ondertiteld. Over Hanna van de
Voort, vertellen ze, de kraamverzorgster uit Tienray die aan hun
ouders komt vragen of ze een meisje konden opnemen. Hun
moeder had gezegd: bij ons komt er geen in, vooral geen Jood.
Maar toen kwam Hanna toch aanlopen met dat ‘prummelke’,
vertelt Sjaak – hij wijst met zijn hand boven de tafel het formaat
van een peuter aan – ‘En toen zei ‘ons Moeder’: kom maar gauw
binnen.’ De herinnering ontroert hem zichtbaar. Elly, heette ze.
‘En het leek ook veel op ons’, zegt zijn zus Lien. ‘Ze had zwarte
haren zoals wij allemaal hadden en ze leerde van ons direct in
dialect praten.’
Annet vertelt over de tiener Lohre die bij hen in huis kwam
omdat de groenteman uit het buurdorp Blerick waar ze onderge-
doken zat, een weduwnaar, een oogje op haar had. Een jaloerse
medewerkster uit de winkel had haar verraden. Maar ze werd
gered, net op tijd, door Hanna van de Voort.
‘Mijn vader heeft toen niet naar de pastoorgeluisterd’Bijna alle broers en zussen praten over hun geheime missie inder-
tijd, alsof het de gewoonste zaak van de wereld was. Volstrekt
vanzelfsprekend namen ze het bij hen ingekwartierde kind mee
in hun spel en zwegen ze als het graf over wat ze wisten of ver-
moedden. Trots zijn ze pas als ze over hun ouders vertellen. Over
de vader die niet naar de pastoor luisterde toen deze zei: zet dat
kind op straat; véél te gevaarlijk! Of de vader die zei: wij gaan
dat kind niet katholiek maken, dat moet ze na de oorlog zelf maar
beslissen – toen een vriendin van moeder een communiejurkje
voor het pleegkind wilde maken. ‘Dat deed ons Pap niet!’
Het verraadIn de nacht van 4 juli 1944 wordt bij Sjaak en Lien Bartels op het
raam geklopt en geschreeuwd: vlug, Elly weg, want ze zijn een
razzia aan het houden. Sjaak: ‘mijn oudste broer Piet greep haar
vast en rende op blote voeten met haar het roggeveld in. En Elly
werd onder een roggeschoof verstopt!’
Alle gezinnen uit de documentaire werden verrast door overval-
wagens. De eigen kinderen herinneren zich nog ieder detail van
de gebeurtenis. Maria, die eerder had verteld helemaal niet zo
blij te zijn met het Joodse meisje dat zo maar op haar dak kwam
vallen, beschrijft nu hoe zij Floortje moest aankleden terwijl haar
vader door een SS-er onder schot werd gehouden. ‘Maria’, had
Floortje gezegd, ‘ik kom niet meer terug.’ Jawel hoor, probeerde
Maria nog, maar Floortje had haar hoofd geschud. ‘En toen zei
zo’n SS-er tegen mij: doe haar ook maar een shawl om. Ik zeg:
daar kun jij haar mee ophangen!’ Maria straalt de woede van
toen uit, terwijl haar ogen zich met tranen vullen.
Harry Dietz, oorlogskind toen Max Schrijver, onderduikkind toen (stills uit de film)
A-Bulletin2011nr2vs04:DEF 18-4-11 15:03 Pagina 27
28
Auschwitz Bulletin 55, nr. 2, mei 2011
Ze zeggen het allemaal, in verschillende varianten: dat oppak-
ken, dat was het ergste… Geen van de acht kinderen die die nacht
zijn opgehaald heeft het overleefd, vertellen ze. Alleen de kleine
Elly, omdat ze net op tijd door haar grote pleegbroer in het rogge -
veld was verstopt.
De ouders, die gelijk met de Joodse kinderen gevangen werden
genomen, waren na een paar dagen weer thuis. De instructie had
gewerkt: ze wisten niet anders dan dat ze evacueetjes uit Rotter -
dam in huis hadden genomen. Ook Hanna van de Voort en de
Nijmeegse student Nico Dohmen, die samen meer dan honderd
Joodse kinderen in Noord Limburg onderbrachten, hebben het
overleefd.
In 1999 verscheen bij mijn weten het eerste boek over de gevoe-
lens van eigen kinderen in pleeggezinnen. De documentaire van
Marijn Poels is een prachtige aanvulling daarop. Doordat je de
mensen zíet vertellen, word je bijna fysiek gewaar hoe beteke-
nisvol die oorlogservaringen waren, met hun dappere ouders en
met Joodse kinderen met wie ze anders nooit in aanraking zou-
den zijn gekomen.
Marijn Poels, Mijn naam is Max. Hoe Noord-Limburgse kinderen tijdens
de Tweede Wereldoorlog plotseling een joods ‘broertje’ of ‘zusje’
kregen en hun ouders ervoor zorgden, ondanks bedreiging en verraad.
De documentaire is een vervolg op het Oral History programma Erfgoed
van de Oorlog van het ministerie van VWS. De DVD is te bestellen via
[email protected]; prijs € 10,- (excl. verzendkosten).
Wie meer wil weten over de onderduik van kinderen in Noord Limburg,
leze het boek van Bert Jan Flim, Omdat hun hart sprak uit 1996
(besproken in Auschwitz Bulletin 1997, nr. 1, p. 27-29) en over het
onderzoek naar eigen kinderen in pleeggezinnen het boek van Bloeme
Evers-Emden, Je ouders delen uit 1999 (besproken in Auschwitz Bulletin
2000, nr. 4, p. 4-5).
Congres Child Survivors, Warschau
Het 23ste congres van de World Federation of Jewish Child Survivors of the Holocaust zal worden gehouden van
vrijdag 19 augustus t/m maandag 22 augustus 2011 in Warschau, Polen.
Locatie: Marrriott Hotel, Warschau, City Centre. Het hotel hanteert speciale gereduceerde kamerprijzen voor congresdeelnemers.
Deze kamerprijzen zijn eveneens van toepassing drie dagen voor en drie dagen na afloop van het congres.
Het programma bestaat uit diverse workshops, panels en lezingen over een breed scala van onderwerpen.
Toegangsprijs: 1000 Złoty (ca. € 225/250), dat is inclusief maaltijden en congresactiviteiten en tevens sightseeing excursie Joods
Warschau op maandagmiddag 22 augustus 2011.
Mogelijkheden tot overige excursies na afloop van het congres.Voor meer info zie website www.wfjcsh.org
Toneelvoorstelling ‘Alles gaat aan flarden’
Plaats: Herinneringscentrum Nationaal Monument Kamp Vught.
Data: 15 en 16 april, 6 en 7 mei, 10 juni, steeds om 20.00 uur.
De voorstelling wordt gespeeld in de gereconstrueerde barak van het herinneringscentrum.
De voorstelling is gebaseerd op het oorlogsdagboek van Klaartje de Zwarte, dat in 2009 onder
dezelfde titel uitkwam bij Uitgeverij Balans (zie Auschwitz Bulletin 2010, nr. 1, p. 39).
Dit dagboek is nu in samenwerking met Stichting Droomproducties en het herinneringscentrum
bewerkt tot een theatermonoloog.
Reserveren via www.nmkampvught.nl (zie ‘agenda’) en (073) 656 67 64. Entree € 10 / studenten
met CJP € 7,50. Reserveren wordt aangeraden, want het aantal plaatsen in de barak is beperkt.
A-Bulletin2011nr2vs04:DEF 18-4-11 15:04 Pagina 28
29
Auschwitz Bulletin 55, nr. 2, mei 2011
Recent verschenenMarjon de Klijn
‘De jonge Jules’ In zijn recent verschenen boekje vertelt Jules Schelvis over zijn
jeugd in Amsterdam. Hij wil in dit boek de gebeurtenissen en
omstandigheden beschrijven voor zijn kinderen en kleinkinderen.
Hij vertelt over attributen, die voor de huidige generatie ondenk-
baar zijn. Zoals bijvoorbeeld de zinken tobbe waar zijn moeder
het wasgoed met een borstel bewerkte op een geribbeld was-
boord. De wekelijkse werktijd bedroeg 48 uur, soms langer.
Vakantie was een ongekende luxe en het verkeer beperkte zich
voornamelijk tot handkarren en paard-en-wagens. Ook Jules’
beroep ‘de grafische industrie’, waar het handmatig zetten van
loden letters met de hand gebeurde, behoort tot de verleden tijd.
Jules groeide op in een ‘klokvrij’ Joods gezin. Volkomen ongods-
dienstig en zelfs op Grote Verzoendag gingen ze niet naar de
synagoge. De enige verbintenis met het Joodse volk bestond uit
het feit dat hij besneden was. Maar op vrijdagavond hadden ze
toch een soort ritueel met kippensoep en een wit kleed op de
tafel. Zijn ouders voedde hem op volgens het humanisme, waar-
in de mens centraal wordt gesteld. Zijn vader, Jacob, trouwde in
1917 met Esther Papegaai en het stel ging op Rapenburg wonen.
De Rapenburg was armoedig en bevatte sterk vervallen en uit-
gewoonde krotten. Onnoemelijk veel mensen woonden in steegjes
van nauwelijks twee meter breed, in diepe ellende. In de meeste
woningen huisden meer dan een gezin. Met de hygiëne werd het
niet zo nauw genomen en er ontstonden vaak ziekten.
Vader Jacob was diamantslijper. Uitgebreid verhaalt Jules hoe het
toeging op de slijperij. Hoe de diamantindustrie verschillende
specialisaties kende, zoals de zagers, de klovers, de slijpers en de
verstelsters. Ook dit kunnen we alleen nog maar tijdens een
rondleiding door een van de slijperijen, en dan nog alleen via een
film, aanschouwen. Omstreeks 1926 braken er goede tijden aan
voor het gezin en het gaat verhuizen naar de Waverstraat. Vader
Schelvis was een vooruitstrevende man, die zijn eigen radio
bouwde en een fotocamera bezat. Na de Waverstraat volgt de
Retiefstraat, waar Jules vlakbij naar school ging. Hij bleek één van
de beste leerlingen van zijn klas te zijn, voor zijn proefwerken
haalde hij meestal een 10. Een vervolgopleiding blijft niet uit en
hij gaat naar de driejarige HBS.
Op straat speelde Jules vaak voetbal en slagbal met rondjes en
uiteraard werd er geknikkerd. Zoals een belangrijk deel van de
bewoners van de Retiefstraat en omgeving was Jules’ vader lid
van de SDAP, deze socialistische partij had ook een jongeren -
beweging, de AJC, en bij Jules thuis werd het dagblad voor de
Arbeiderspartij Het Volk gelezen. Ook moest de vader mee -
maken dat hij werkloos werd, eenvoudigweg omdat er geen werk
meer was op de slijperij. Na een lange tijd werd vader naar het
werkverschaffingsproject ‘Het Boschplan’ gezonden. Jules zelf
wordt, nadat hij in de Bijenkorf als materialenbezorger werkte,
leerling drukker bij drukkerij Lindenbaum.
We leren de jonge Jules kennen als een muziekliefhebber en een
sportieve jongeman, die op 18 december 1941 trouwt met
Rachel. Helaas is zij in Sobibor vermoord. Jules besluit zijn boek
in 1942.
Jules Schelvis, Een jeugd in Amsterdam, Herinneringen van een over -
levende van Sobibor, Uitgeverij De Bataafsche Leeuw, Amsterdam 2011,
(126 blz.) ISBN 9 789067076548, € 15,00
Cultureel Boekbespreking
Rachel en Jules, 18 december 1941
A-Bulletin2011nr2vs04:DEF 18-4-11 15:04 Pagina 29
30 Actueel
Auschwitz Bulletin 55, nr. 2, mei 2011
Op 7 januari 2011 vond op het NIOD (Instituut voor Oorlogs-,
Holocaust- en Genocidestudies) een bijzondere bijeen-
komst plaats. Daar werd de 90e verjaardag van Jules Schelvis
gevierd. Er was een klein symposium met een wetenschappelijke
voordracht en er werden feestredes te zijner ere gehouden. En
Jules kreeg bij die gelegenheid de bijzondere onderscheiding die
zo nauw met het Nederlands Auschwitz Comité verbonden is: de
Annetje Fels Kupferschmidt onderscheiding.
Jules werd die middag feestelijk toegesproken door Jacques
Grishaver, voorzitter van het Nederlands Auschwitz Comité die
de onderscheiding uitreikte, en drie bestuursleden van de Stich -
ting Sobibor: Jetje Manheim, Mirjam Hüffener en Rozette Kats.
Delen uit hun toespraken volgen hierna.
OnderscheidingJacques Grishaver: ‘Vandaag ben je 90 jaar geworden, mazzeltov!
Het bereiken van deze leeftijd is voor ieder mens natuurlijk al iets
bijzonders – het is maar voor weinigen weggelegd. Maar voor jou,
met alles wat jij hebt meegemaakt, is dit wel een heel fantastische
gebeurtenis. Jij die ternauwernood de oorlog hebt overleefd…
Waar ik het nu eerst over wil hebben is wat jouw bijdrage is
geweest aan het vastleggen van een belangrijk gedeelte van de
geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog. Jij bent degene
geweest die heel, heel veel voor het nageslacht heeft vastgelegd
van wat zich in het gruwelijke vernietigingskamp Sobibor heeft
afgespeeld. Die de geschiedenis daarvan heeft opgeschreven en
die hier boeken over heeft uitgebracht. Een grootse prestatie!
Maar jouw drive ging verder. Toen jij in 1999 de Stichting Sobibor
oprichtte, met het doel Sobibor meer bekendheid te geven, zat
je in het bestuur van het Nederlands Auschwitz Comité. En ik
denk dan aan die woorden uit een indrukwekkend liedje: “Ze zijn
er nog, ze leven nog, ze zijn er in mijn hoofd.” Dat heeft ook
altijd voor jou, Jules, gegolden. Dat weet ik. Nooit zijn ze uit je
hoofd of uit je leven verdwenen. En nooit zullen ze vergeten
mogen worden! Dat is, zoals je weet, één van de belangrijke
doelstellingen van het Auschwitz Comité.
Omdat jij altijd op buitengewone wijze die doelstellingen hebt
uitgedragen, heeft het Nederlands Auschwitz Comité besloten
jou de Annetje Fels Kupferschmidt onderscheiding toe te kennen.
Deze onderscheiding wordt gegeven aan een persoon of organisa-
tie die zich op buitengewone wijze verdienstelijk heeft gemaakt
voor het realiseren van de doelstellingen van het Nederlands
Auschwitz Comité. Deze door Jan Wolkers ontworpen onder-
scheiding stelt een zandloper voor waarbij het zand niet door-
loopt omdat de tijd toen stil stond. Ik heb de eer deze onder-
scheiding nu aan jou te mogen overhandigen.’
Stichting SobiborJetje Manheim: ‘Nadat je de Stichting Sobibor in 1999 had op -
gericht, zag je je missie om een gedenkteken te realiseren voor
de slachtoffers van Sobibor twee jaar later, met De Tekens in
Westerbork, geslaagd.
Er is in de loop van de tijd heel wat werk verzet. Inmiddels realise-
ren we jaarlijks een Herdenkingsreis en een Studiereis, die tegen-
woordig een samenwerkingsverband is van Polen, Duitsers en
Nederlanders, een avond in het Verzetsmuseum, een brochure
met een verhaal dat Sobibor steeds vanuit een ander perspectief
belicht en we reiken jaarlijks de Rachel Borzykowskipenning uit.
Dit activiteiten overzicht is bedoeld om uit te komen bij jouw per-
soon, want jij bent het die de stichting Sobibor heeft opgericht
en jij hebt ons allemaal de kans gegeven aan deze resultaten een
bijdrage te leveren. Want toen ons bestuur zich uitbreidde met
steeds jongere mensen omdat het werk toenam, heb jij zelf voor-
gesteld niet langer actief bestuurslid te zijn, maar adviseur. Vanuit
die positie heb jij langzamerhand de touwtjes steeds iets meer
laten vieren. Dat kon je doen, want je had de basis gelegd, maar
je was dus ook in staat dat te zíen en ernaar te handelen, al zal
dat vast wel eens lastig voor je geweest zijn.
En nu je de leeftijd van 90 jaar bereikt hebt, sta je aan de voor-
avond van nog een nieuwe zware opdracht: het als mede-aan-
klager houden van het ultieme requisitoir in de rechtszaak tegen
Iwan Demjanjuk. Wij allen weten dat je er al lang aan gewerkt
hebt en dat je er klaar voor bent. Met jou hopen wij dat de dag
waarop je je requisitoir kunt uitspreken niet lang meer op zich zal
laten wachten. Wij zullen die dag met trots en respect aan je zijde
staan.’
Annetje FelsKupferschmidtonderscheidingvoor Jules Schelvis
A-Bulletin2011nr2vs04:DEF 18-4-11 15:04 Pagina 30
31
Auschwitz Bulletin 55, nr. 2, mei 2011
PenningMirjam Hüffener over een vergelijkbare samenwerking: ‘Janneke
de Moei schreef in 1999 een boek over de kindertransporten uit
Vught. Ik deed de vormgeving. We bedachten vervolgens dat
hiermee iets moois en educatiefs gedaan moest worden. Een
waanzinnig plan bleek later; gelukkig hadden we daar toen nog
geen weet van.
Een van de lastigste obstakels was een stichting die ons onder
haar hoede wilde nemen. En daar kwam Jules in beeld. Janneke
kende hem in het echt en vroeg belet aan in Trigt. En we konden
aan de gang. Man, wat kan jij hard werken. Inhoudelijke brain-
storms, concepten voor subsidieverzoeken gingen dagen, avon-
den, weekenden heen en weer over de mail. Waarbij je onzinni-
ge woorden als ‘content’ (hoezo tevreden, ik ben niet tevreden)
met een grote grijns naar begrijpelijk (of: down to earth) abn wist
om te zetten.
In die periode reikte je de eerste Rachel Borzykovskipenning uit,
zeer terecht aan Janneke. En op 7 februari 2007 konden we jou
als eerste een prachtige documentaire en lesdoos overhandigen.
Dat deden we op een dag die we vermomden als presentatie,
zodat jij niet doorhad dat alle pers, de staatssecretaris en de bur-
gemeester van Amstelveen daar waren om jou te ridderen. Dat
lukte want je vond het ondertussen gewoon dat persfotografen
opspringen als jij gaat praten.
GastsprekersRozette Kats: ‘Onze samenwerking begon min of meer noodge-
dwongen: je leeftijd en je gezondheid lieten niet toe dat je nog
alleen verre reizen maakte teneinde te kunnen voldoen aan de
almaar binnenkomende verzoeken uit binnen- en buitenland om
je verhaal – het verhaal van Sobibor – te vertellen. Bij het toe -
nemen van de werkzaamheden binnen de Stichting nam ik de
specifieke taak om je te vergezellen op me. Het was min of meer
een natuurlijk proces waarin mij die rol werd gegund: ook ik ben
immers gastspreker WOII - in relatie tot heden.
Ik ging graag en inmiddels vaak met je mee en kreeg zodoende
de gelegenheid je beter te leren kennen. En al had ik je boeken
natuurlijk gelezen, het is toch heel anders om de geleefde
geschiedenis als oral history een-op-een overgedragen te krijgen;
als in een ideaal soort ouder-kindrelatie, waarbij, anders dan
meestal in het echte leven, de vader, daarnaar gevraagd, vertelt
en het kind aan zijn lippen hangt. Maar jij stelde ook belang in
mij, vroeg naar mijn leven en geschiedenis en ik vertelde je die
open en zonder terughouding, zoals dat hoort in een vriend-
schappelijke relatie.
Zo togen we naar menige school, hogeschool, groep, publiek,
conferentie, discussiepanel in binnen- en buitenland; ook naar
plaatsen waar je niet direct aan zou denken: huis van bewaring,
scholen voor speciaal onderwijs, geschiedeniswerkgroepen. Altijd
sprak jij daar op jouw gedegen manier over Sobibor.
Op zeker moment begon je mij voor te stellen als iemand die zelf
ook een verhaal te vertellen had. Zo kreeg die begeleiding steeds
meer betekenis en veranderde hij in concrete samenwerking. Als
laatste voorbeeld daarvan gingen wij afgelopen augustus samen
voor de tweede keer naar de International Summerschool in
Neustrelitz voor Duitse gymnasiasten en studenten uit verschil-
lende Europese landen, waar jij je lezing hield in het plenaire och-
tendprogramma en ik in het keuzeprogram een seminar invulde.
Ik ervaar jouw voorbeeld in mijn directe omgeving als een groot
geschenk; een voorbeeld van zelfdiscipline en doelgerichtheid,
initiatief nemen, vasthouden aan eigen mening, rechtop blijven,
spreken en zwijgen als het moet. Of, om het te zeggen in de
woorden die jij in het voorjaar van 2010 grijnzend uitsprak over
jezelf: het voorbeeld van de non-conformist Jules Schelvis.’
Bewogen neemt Jules Schelvis (l)
de Annetje Fels Kupferschmidt
onderscheiding uit handen van
Jacques Grishaver in ontvangst
(foto Carlo Hüffener)
A-Bulletin2011nr2vs04:DEF 18-4-11 15:04 Pagina 31
32 Actueel
Auschwitz Bulletin 55, nr. 2, mei 2011
Steeds meer mensen weten de jaarlijkse herdenking van het
Joods Verzet te vinden. En die herdenking vindt steeds meer
een eigen vorm, met Kaddisj en Jizkor, met partizanenliederen,
een persoonlijke toespraak en enige minuten stilte. Een sobere,
ontroerende plechtigheid in Amsterdam, in het hart van de voor-
malige Joodse buurt. Bij het monument voor het Joods verzet op
de hoek van de Amstel en de Zwanenburgwal, op 25 februari,
voorafgaand aan de herdenking van de Februaristaking 1941 op
het Jonas Daniel Meijerplein daar vlak bij.
Een aparte herdenking voor het Joodse verzet, is dat wel nodig?
Initiatiefneemster Mirjam Ohringer, secretaris van de Stichting
Vriendenkring Mauthausen, legt het op die plek nog eens uit.
Vaak wordt vergeten of genegeerd dat veel Joden tijdens de
Tweede Wereldoorlog verzet hebben gepleegd, naar verhouding
meer dan de andere Nederlanders. ‘Zelfs met een ster op hebben
Joden verzet gepleegd,’ vertelt zij, en zij kan het weten, uit eigen
ervaring. De verbinding met het straf- en vernietigingskamp
Mauthausen is indirect, maar toch heel helder. Eerst was er in
februari 1941 het Joodse verzet, op het Amsterdamse Water loo -
plein (mijn vader, Arnold Arian was daar bij) tegen de oprukkende
zwarthemden van de nationaalsocialistische WA en bij IJs salon
Koco in de Van Woustraat. Daarop volgden de, waarschijnlijk al
vantevoren door de Duitse bezetter geplande, razzia’s waarbij
honderden jonge Joodse mannen werden opgepakt en via
Schoorl en Buchenwald naar Mauthausen gestuurd, waar ze de
volgende maanden crepeerden. De reactie op deze razzia’s was
de Februaristaking, die elk jaar op 25 februari wordt herdacht.
Daarom is het goed dat de Stichting Mauthausen in de vroege
middag voor de Februaristakingherdenking deze herdenking van
het Joods verzet organiseert. Behalve Mirjam Ohringer sprak
daar dit jaar Rozette Kats, die zelf de oorlog als onderduikkind
heeft overleefd en die een ontroerend verhaal vertelde over haar
oom, die in verzet kwam, twee keer gepakt werd en ontsnapte,
maar ten slotte in Gleiwitz is omgekomen.
Awraham Rosenberg, zelf ook een onderduikkind, sprak op zijn
gevoelige wijze het Jizkor en Kaddisj uit. Daarvoor en daarna
zong het Jiddisj Koor Hejmisj Zain Joodse partizanenliederen.
Leerlingen van het Maimonides Lyceum, de school die het
monument heeft geadopteerd, waren de eersten die bloemen
legden. Het was een goed, sober, menselijk samenzijn, dat veel
te denken geeft over hoe je je nu zou kunnen verzetten tegen
onrecht en onderdrukking.
De deelnemers aan de herdenking van het Joods Verzet worden
toegesproken door Mirjam Ohringer; rechts vooraan Awraham
Rosenberg, links voor het monument het Jiddisj Koor Hejmisj Zain
(foto © Michael Jacobs)
Joods Verzetherdacht
Max Arian
Met Kaddisj en partizanenliederen
A-Bulletin2011nr2vs04:DEF 18-4-11 15:04 Pagina 32
33
Auschwitz Bulletin 55, nr. 2, mei 2011
In memoriamMirjam Pinkhof1916 – 2011Philip Rümke*
De Joodse verzetsvrouw Mirjam Pinkhof overleed op 16 febru -
ari in Haifa, 94 jaar oud. Zij behoorde tot een verzetsgroep
onder leiding van Joop Westerweel. Na de dood van haar man
Menachem Pinkhof in 1969 werd zij de oprichtster van de
Nederlandse afdeling van het Ghetto Fighters’ House in Noord-
Israël.**
Palestina PioniersMirjam Waterman groeide op in Loosdrecht in een well-to-do
humanistisch-socialistisch, antimilitaristisch, geassimileerd Joods
gezin. Omstreeks 1938 werd zij als onderwijzeres aangesteld op
de Werkplaats Kindergemeenschap van Kees Boeke in Bilthoven.
Daar leerde zij de charismatische leraar Joop Westerweel kennen
met wie zij een sterke band ontwikkelde. Na een conflict direct
vóór de inval van de Duitsers, vertrokken zowel Joop Westerweel
als Mirjam.
Al vroeg in de oorlogsjaren werd Mirjam Zioniste. Daardoor
kreeg zij een intensief contact met het Jeugd Alyah Huis in
Loosdrecht. Haar eerste belangrijke verzetsdaad was het laten
onderduiken van de vijftig Duits-Joodse Palestina Pioniers van
dit huis samen met Joop Westerweel en anderen – Joden en niet-
Joden. Op een avond, kort voor het bevel dat zij zich moesten
melden voor transport naar Westerbork, zijn allen in augustus
1942, op onderduikadressen ondergebracht. Weinig meer dan
de helft van hen heeft de oorlog overleefd en Israël kunnen
bereiken.
Mirjam en allen die in de groep werkten, hebben een unieke actie
ondernomen door juist deze volstrekt geïsoleerde, vrijwel geen
Nederlands sprekende Pioniers te helpen. Deze jongeren, die bij
boeren in de omgeving een agrarisch vak leerden, konden lokaal
geen hulp verwachten. Lang na de oorlog heeft Mirjam er nog voor
gezorgd dat ook degenen van deze allochtone ‘Loos drech ters’
die de oorlog niet overleefd hadden, alsnog een gedenksteen
kregen naast het al bestaande monument voor de autochtone
Loosdrechters.
Bij deze verzetsdaad is het niet gebleven. Mirjam nu zelf ook
ondergedoken, is actief gebleven in de groep van Westerweel en
heeft daardoor vele anderen kunnen laten onderduiken. Tot zij
en Menachem als gevolg van verraad zelf in 1944 naar Bergen-
Belsen gedeporteerd werden. Na hun bevrijding emigreerden zij
in 1946, nog vóór de onafhankelijkheidsoorlog, naar Israël en
gingen in Haifa wonen.
Het Ghetto Fighters’ HouseNa de dood van Menachem in 1969 heeft Mirjam zich bijzonder
ingespannen om een Nederlandse afdeling in het Ghetto
Fighters’ House in te richten om in een permanente tentoonstel-
ling het jonge Israëlische publiek op educatieve manier te laten
zien hoe het Nederlandse Joden in de bezettingstijd vergaan is.
Mirjam heeft in Nederland veel hulp gehad van haar vriendin, de
verzetsstrijdster Hetty Voûte, en anderen om haar project te ver-
wezenlijken. De afdeling is onderdeel van een museum dat in
1949 door de overlevenden uit het getto van Warschau is
gesticht, aanvankelijk om de verschrikkingen in Oost-Europa in
beeld te brengen. In oktober 1996 kon de Nederlandse afdeling
onder veel belangstelling geopend worden. Na verbouwingen
werd de permanente tentoonstelling opnieuw, in aanwezigheid
van Mirjam en haar kinderen, in 2008 heropend.
Mirjam was een gedreven, stimulerende, altijd actieve persoon-
lijkheid. Haar levensdrang en dus ook overlevingsdrang, kwamen
al tot uiting in de markante mededeling dat haar oudste zoon,
nog in Nederland geboren, al onderweg van Bergen-Belsen naar
Nederland verwekt was. Annemiek Gringold-Martinot, hoofd
Hollandsche Schouwburg, die zes jaar intensief met Mirjam in het
Ghetto Fighters’ House heeft samengewerkt, liet mij weten: ‘Zij
vierde haar 80ste verjaardag in Haifa en vertelde aan familie en
vrienden dat ze allang dood had moeten zijn, maar steeds op -
nieuw werd geboren. Ze had al drie geboortes geteld: die vanuit
haar moeder, de wedergeboorte na haar terugkeer uit het kamp
en haar overwinning op de maag- en alvleesklierkanker. Ze ging
voor de 120!’
* De auteur werkte samen met Joop Westerweel.
** Het museum is gevestigd in de Kibbutz Beit Lohamei Hagethaot.
Actueel
Mirjam Waterman en Menachem Pinkhof in 1943, vóór hun huwelijk
(foto Yad Vashem Photo Archives)
A-Bulletin2011nr2vs04:DEF 18-4-11 15:04 Pagina 33
34 Actueel
Auschwitz Bulletin 55, nr. 2, mei 2011
17september stierf hij in Mauthausen. Meier Vieijra was
zijn naam. Hij was kleermaker en zijn vrouw was in ver-
wachting. Hij is één van de zes miljoen vermoorde Joden en vrij-
wel iedereen kent hem van de foto. En nu pas weten we wie hij
is. Helemaal zeker? Vrijwel zeker.
De foto werd zaterdagmiddag 22 of zondagochtend 23 februari
1941 genomen, door wie is onbekend. Beide dagen waren er
razzia’s in de Jodenbuurt, één van de aanleidingen tot de
Februaristaking. Meier Vieijra is de tweede van rechts.
De foto werd een icoon van de Jodenvervolging. Met vrijwel alle
andere opgepakten – bijna vierhonderd – werd Meier via Schoorl
en Buchenwald naar concentratiekamp Mauthausen vervoerd.
Daar moesten ze onder onmenselijke omstandigheden werken,
meestal in een steengroeve. Meier bezweek er, zoals vrijwel alle
anderen. Hij stierf 17 september 1941, 22 jaar oud. Een maand
later werd zijn dochter Rachel geboren.
Zij vond de brieven en foto’s rond haar vader pas in 2003, na de
dood van haar moeder Blanche. Die had met haar als onderdui-
ker de oorlog overleefd in Oldebroek, op de Veluwe. Rachel nu:
‘Ik wist vrijwel niets van mijn vader. Over de oorlog werd niet
gepraat. Wel heeft mijn moeder kort voor haar dood op een
fotootje van het gezin waar mijn vader uit voortkwam, de namen
van die mensen gezet. Maar dat de broer van mijn vader tegelijk
is opgepakt en ook in Mauthausen is gestorven, had ze bijvoor-
beeld niet verteld.’
De brieven en foto’s zijn lang onaangeroerd gebleven. Kopieën
zijn wel gegaan naar Jeruzalem, omdat de mensen bij wie moe-
der en dochter waren ondergedoken, de familie Flier, in aanmer-
Een naam bijeen foto,Februari 1941Paul Arnoldussen
Razzia op het Jonas Daniël Meijerplein
in Amsterdam op 22 of 23 februari 1941.
Tweede van rechts is Meier Vieijra.
A-Bulletin2011nr2vs04:DEF 18-4-11 15:04 Pagina 34
35
Auschwitz Bulletin 55, nr. 2, mei 2011
king kwamen voor een Yad Vashemonderscheiding. Die hebben
ze ook gekregen.
Pas de laatste maanden heeft Rachel alles echt doorgenomen,
door de foto’s en brieven leerde ze haar vader een beetje ken-
nen, een zorgzame man die ook in het kamp belangstelling hield
voor zijn vrouw. Ze las wat hij in het kamp aan zijn vrouw
schreef: ‘Als je een zoon krijgt, noem hem dan Jacob ben Meier.
Is het een dochter noem haar dan Rachel.’ En ze zag een brief
van haar moeder, gedateerd 15 september. Daarin schreef ze dat
de bevalling over een maand werd verwacht. Die brief heeft hem
nooit bereikt; hij kwam terug met stempels: ‘Geöffnet’, een
hakenkruis, ‘An Absender zurück’ en, geschreven, ‘Unbekannt’.
Onlangs schonk ze het materiaal aan het Joods Historisch
Museum, dat de foto’s, brieven en kaarten – zes uit Buchenwald,
twee uit Mauthausen – vanaf maandag tijdelijk exposeert in de
Hollandsche Schouwburg. Daarbij ook de brief die Rachel aan
haar vader schreef en waarin ze concludeerde: ‘Je bent niet
alleen een figuur op de bewuste foto, maar een heel bijzondere,
grappige, meelevende en zorgzame man.’
En de andere man wiens gezicht op de foto zo duidelijk is? Eshter
Göbel, onderzoekster bij de Hollandsche Schouwburg, heeft
gehoord dat die man geïdentificeerd is, maar weet niet wie hij is.
En inmiddels hebben zich twee mensen gemeld die menen dat
de man, die nu als Meier Vieijra te boek staat, iemand anders is,
een familielid van hen.
Eshter Göbel: ‘We hebben alles nauwkeurig bestudeerd en voor
ons staat vrijwel vast dat het Meier is. Maar we nemen andere
meldingen wel serieus. Veel mensen hopen op foto’s hun overle-
den familieleden te zien. Dat is heel begrijpelijk.’
Dit artikel is eerder verschenen in Het Parool van zaterdag 19 februari
2011.
Het Joods Historisch Museum deelt mee dat het onderzoek wordt
voortgezet. Het verhaal, de brieven en familiefoto’s uit bovenstaand
verhaal zijn, na tijdelijke expositie in de Hollandsche Schouwburg, ook
permanent te vinden op het Digitaal Monument:
www.communityjoodsmonument.nl
Brief van Blanche aan haar man Meier,
geretourneerd uit Mauthausen
Trouwfoto van Meier Vieijra en Blanche
Nabarro, 1939
A-Bulletin2011nr2vs04:DEF 18-4-11 15:04 Pagina 35
WIE WAS ANNE FRANK?Haar leven, het Achterhuis en haar dood
AS A
NN
EFRA
NK?
Postbus 575 | 1250 AN Laren | Tel.: +31 (0)35 52 32 998 | [email protected] | www.verbum.nl
Also published in English
Haar leven, het Achterhuis en haar dood
Koop dit boek
r leveaaH
en, het Achte
erhuis en ha
aar dood
21|575subtsoP
Also published in
3+:.leTTe|neraLNA052
n English
i|899232553)0(13 ww|ln.mubrev@ofn ln.mubrev.ww
A-Bulletin2011nr2vs04:DEF 18-4-11 15:04 Pagina 36
Colofon 2011-2
Nederlands Auschwitz Comité
Voorzitter
Vice-voorzitter
Secretaris
Penningmeester
Secretariaat
Financiële administratie
Bank
Auschwitz Bulletin
Redactiesecretariaat
Eindredactie
Redactie
Redactieadres:
Abonnementenadministratie:
Database beheer
Concept en vormgeving
Zetwerk en opmaak
Druk
Jacques Grishaver
Elly Touwen-Bouwsma
Naomi Koster
Ronald van den Berg
Postbus 74131
1070 BC Amsterdam
tel/fax 020 672 33 88
www.auschwitz.nl
Bob Hilderink
ABN/AMRO 414.646.282
IBAN: NL53ABNA0414646282
BIC: ABNANL2A
ING Bank 29.30.87
Marjon de Klijn
Herbert Sarfatij
Max Arian
Naomi Koster
Emilie Kuijt
Bertje Leuw
Theo van Praag
Zoni Weisz
Dirk Spits (beeldredactie)
Postbus 74131
1070 BC Amsterdam
Postbus 74131
1070 BC Amsterdam
Tel/fax 020 600 34 55
Akrav-automatisering & consultancy
©Fred Cohen / CCC
Willem Morelis, Amsterdam
Drukkerij Peters Amsterdam bv
In blijvende herinnering aan de overlevenden van Auschwitz,
die het Nederlands Auschwitz Comité hebben opgericht.
Afbeelding rechts: Op het ‘spiegelmonument’ Nooit meer
Auschwitz in het Wertheimpark te Amsterdam, zondag 30 januari
2011 na de herdenking (foto © D.P.H.Spits)
Actueel
In memoriamHans Beckman1920-2011Awraham Meijers
‘Wij hebben weliswaar Auschwitz verlaten, maar Auschwitz
heeft ons niet verlaten’. Deze bittere conclusie slaat wat mij
betreft ook en vooral op ex-gevangene Hans Beckman; dat ver-
vloekte Auschwitz heeft hem nooit met rust willen laten, hield
hem tot zijn laatste ademsnik in de wurggreep. Dat Auschwitz
hem nooit had losgelaten was niet zozeer vanwege persoonlijke
herinneringen aan vernedering, pijn en ontmenselijking. Maar
dat men, verblind door rassenwaan, bereid is onrecht, vernede-
ring en ontmenselijking te begaan en zelfs de medemens zonder
enige reden te doden, heeft hij nimmer begrepen.
Hans Beckman, een man bij wie rechtvaardigheid en mededogen
als het ware genetisch zijn bepaald, richtte na de Duitse inval met
enkele vrienden een verzetsgroep op: Oranjewacht. Ook zijn
vader (gepensioneerd KNIL-majoor) was als medeoprichter nauw
betrokken bij Oranjewacht. De activiteiten beperkten zich aan-
vankelijk tot het leggen van contacten met collega-verzetsgroe-
pen, verspreiden van foto’s van leden van de koninklijke familie
en proberen wapens te bemachtigen. In hun poging het netwerk
uit te breiden, spraken zij vrijuit over hun anti-Duitse gevoelens.
Hans en zijn broer Rob: ‘Wij dachten dat we voorzichtig waren,
maar we waren eigenlijk echte amateurs.’
Deze naïviteit leidde tot verraad. De top van de organisatie werd
opgepakt. Hans en Rob vluchtten in oktober 1941 naar Frankrijk
met de bedoeling om van daar naar Engeland te gaan, waar zij
zich wilden aansluiten bij de Nederlandse Strijdkrachten. Bij de
Zwitserse grens werden ze op verdenking van geldsmokkel gear-
resteerd en, ondanks vrijspraak, als ‘Nacht und Nebel Häftlingen’
naar kamp Frontstalag 122 afgevoerd, om in juli 1942 met
hoofdzakelijk politieke gevangenen naar Auschwitz te worden
getransporteerd.
Omdat de broers Beckman de Duitse taal beheersten en niet
Joods waren, werden ze geprivilegieerd. Hans bracht bouwteke-
ningen rond voor het Auschwitz-bouwbureau en kwam bijge-
volg in alle uithoeken van het kamp. Op missie in Lager Rasjko
ontmoette hij een vrouwelijke politieke gevangene: Noëmie
Trpin, rechtenstudente uit Ljubljana. Hij werd op slag verliefd.
Liefde onder de walmende rook en stank van de Endlösung. Via
een truc kon Hans nogmaals naar Rasjko (Pools voor: paradijs)
en beloofde na de oorlog met haar te trouwen.
Na de bevrijding van Auschwitz wisten ze niet of de ander nog
in leven was. Uiteindelijk is via briefwisselingen contact ontstaan.
Hans, inmiddels beroepsofficier, kon niet naar het communisti-
sche Joegoslavië om Noëmie te ontmoeten. Toch wisten ze het
voor elkaar te krijgen om te trouwen. Het huwelijk ‘met de hand-
schoen’ vond plaats in 1947. Enige tijd later ontmoetten ze
elkaar écht en woonden enige jaren in Doesburg. Daar werden
wij buren toen ik vijftien jaar was. Hans heeft mij normen bijge-
bracht, heeft mij en talloze andere schoolkinderen verteld over
de gevaren van fascisme en racisme. Het heeft mede mijn levens-
houding bepaald.
Mijn vriend Hans Beckman is op 13 februari gestorven. Hij is een-
ennegentig geworden, deze Officier in de Orde van Oranje-
Nassau, drager van onder meer het Kruis van Verdienste, het
Verzetsherdenkingskruis, het Ereteken voor Orde en Vrede en de
Yad Vashem Onderscheiding.
(foto © Pieter Boersma)
37
ABulletin11_02_omslag:DEF 18-4-11 15:07 Pagina 2