politiek dansen

52
Politiek dansen: Hoe dans en politiek elkaar in het twintigste eeuwse Europa hebben beïnvloed Nikki Jansen Bachelor Docent Dans Dansgeschiedenis 2015-2016

Upload: codarts

Post on 25-Nov-2023

0 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Politiek dansen:Hoe dans en politiek elkaar in het

twintigste eeuwse Europa hebben

beïnvloed

Nikki Jansen

Bachelor Docent Dans

Dansgeschiedenis

2015-2016

InhoudInleiding 3

Proloog 5

Hoofdstuk 1: 1900-1925 6

Politieke ontwikkelingen 6

Ontwikkelingen in dans 10

Dans en politiek 12

Hoofdstuk 2: 1925-1950 14

Politieke ontwikkelingen 14

Ontwikkelingen in dans 15

Dans en politiek 16

Hoofdstuk 3: 1950-1975 20

Politieke ontwikkelingen 20

Ontwikkelingen in dans 24

Dans en politiek 27

Hoofdstuk 4: 1975-1999 30

Politieke ontwikkelingen 30

Ontwikkelingen in dans 33

Dans en politiek 36

Epiloog 42

Conclusie 43

Figuren 46

Afbeeldingen 47

Bronnenlijst 48

(Afbeelding omslag: Spatt, 1980)

2

InleidingAlle kunst heeft een boodschap of betekenis, die van elke aard kan zijn. Bij sommige kunst is de

boodschap of betekenis erg duidelijk, zoals bij Guernica van Picasso of De Groene Tafel van

Kurt Jooss. In deze gevallen heeft kunst een hele duidelijke politieke boodschap. De boodschap

kan echter ook juist in de afwezigheid van een boodschap zitten, zoals bij het Fauvisme onder

het motto “l’art pour l’art” (kunst voor de kunst). Veel kunst, zoals de eerdergenoemde werken, is

beïnvloed door de politiek. Dit kan op allerlei manieren. Het onderwerp of thema kan erdoor

beïnvloed zijn, maar het kan ook zijn dat de manier waarop en waar dans wordt beoefend wordt

beïnvloed door politiek. Zo werd in Nazi-Duitsland door de overheid bepaald hoe er gedanst

mocht worden, en werd dans vaak als propagandamiddel ingezet. De komst van Les Ballets

Russes in Parijs en het vertrek van veel Russische dansers uit de Sovjet-Unie tijdens de Koude

Oorlog heeft te maken met de politieke omstandigheden in die tijd in Rusland. Dan zijn er ook

nog de mensen als Mary Wigman, die beweerde een “l’art pour l’art”-achtige visie op dans te

hebben, waarin dans los staat van invloeden van buiten, het “Selbstzweck” is (Wigman, 1925).

Ten slotte zijn er ook nog de kunstenaars die via hun kunst de politiek proberen te beïnvloeden

of mensen bewust willen maken van bepaalde politieke kwesties, zoals Oostenrijkse

choreograaf Johann Kresnik (Kolb, 2011).

Filosoof Bruno Latour maakte ooit de uitspraak “We have never been modern”. Hiermee

bedoelde hij de modernen van dualismen en dingen in hokjes stoppen hielden. Zo’n dualisme is

bijvoorbeeld politiek en cultuur. Latour zegt echter dat cultuur nooit zonder politiek kan, en

politiek niet zonder cultuur. Kunst, en daarmee dans, is altijd politiek, al is het alleen om aan

geld te komen via subsidies van de overheid bijvoorbeeld. Ook aan het feit dat regeringen, zoals

het Nazi- en het Sovjet-regime bepaalde dansvormen promootten of juist onderdrukte wijst erop

dat dans van politieke waarde is. Tevens is de keuze géén politieke stukken te maken een

politieke keuze. Zelfs wanneer men niet met de politiek bezig wil zijn, l’art pour l’art wil maken,

wordt er een politieke keuze gemaakt.

Dat alle kunst op een manier politiek is, wil niet zeggen dat kunst alleen maar politiek is.

Dit is ook waar Roger Copeland voor waarschuwde in zijn artikel In Defence of Formalism:

“Indeed, to reduce works of art to their content (political or otherwise) is to lose sight of what

makes them works of art, rather than some other form of expression.” (1990, p.7)

Johann Kresnik uit in het interview met Alexandra Kolb in Dance and Politics (2011) zijn

ideeën over waarom maar weinig dansers en choreografen geïnteresseerd zijn in politiek. Hij

zegt dat het begint bij de balletscholen, waar je geen mening mag hebben, je je mond dicht moet

houden en je alleen je spieren moet bewegen. Hij zegt dat dansers er gewoon niet in

3

geïnteresseerd zijn, maar zich alleen maar bezighouden met hun lichaam, blessures, hun eigen

problemen enzovoorts. Ik ben het met hem eens dat redelijk weinig dansers politiek

geëngageerd zijn. Toch denk ik dat zelfs als dansers niet geïnteresseerd zijn in dans, ze

onbewust altijd politiek bezig zijn.

Beweging is één van de meest basale manieren waarop de mens zich uitdrukt, al voordat

we spraken gebruikten we beweging om mee te communiceren. Volgens Merlin Donald hadden

we in de evolutie van de mens al als Homo Erectus of Home Ergaster een ‘mimetic culture’, wat

inhield dat er werd gecommuniceerd via beweging (De Mul, 2015). Beweging heeft vaak een

grotere emotionele impact dan woorden, en is veel universeler dan taal. Ik zal onderzoeken op

dans ook gebruikt werd om politieke boodschappen te communiceren.

De verschillende manieren waarop dans en politiek samen komen is waar deze paper over

gaat. Ik ga onderzoeken hoe dans en politiek elkaar in de 20e eeuw in Europa, waar ik ook

Rusland bij reken, hebben beïnvloed. Ik deel hierbij de 20e eeuw op in 4 delen van 25 jaar, en

voor elk van die delen ga ik onderzoeken wat er op politiek gebied voor ontwikkelingen waren,

welke ontwikkelingen er in dans plaatsvonden en hoe dans en politiek elkaar in die 25 jaar

hebben beïnvloed. Ik zal het vooral over de grote politieke ontwikkelingen hebben, zoals de

Eerste en Tweede Wereldoorlog, de Russische Revolutie en de Koude Oorlog.

Dit onderwerp heb ik gekozen omdat ik erg geïnteresseerd ben in (dans)geschiedenis en

het waarom van dingen, zoals iets relatief kleins als de beweegredenen van een choreograaf om

een bepaald stuk te maken of iets groots als de reden waarom een oorlog of revolutie uitbreekt.

4

ProloogDans en politiek hebben al een lange geschiedenis samen. Een heel goed voorbeeld is de

Franse Koning Lodewijk XIV (1638-1715). In de tijd dat hij regeerde kwam het hofballet op in

Frankrijk. Eén van de bekendste hofballetten is Le ballet de la nuit, die in 1653 werd opgevoerd

aan het hof van Lodewijk, en waar Lodewijk zelf een aantal rollen in vertolkte. Hij was toen

veertien jaar oud. De bekendste en meest indrukwekkende rol die Lodewijk in dit ballet had, was

die van de opkomende zon. Het hele ballet was gegaan over de nacht en wat er ’s nachts

gebeurt, maar aan het eind verdrijft de zon, dus Lodewijk, de slechte nacht (DansTijd, z.j.).

De rol leverde hem de bijnaam “le roi soleil”, de Zonnekoning op. De zon die de nacht

verdrijft was een metafoor voor de koning die het land op zou laten bloeien, en voor zijn absolute

macht. De rest van zijn heerschappij zou hij dit Zonnekoning-imago in houden, en hij maakte er

veel gebruik van. Hij liet zelfs een Apollo-fontein bouwen in de tuin van zijn paleis Versailles.

Apollo was de Griekse god waar Lodewijk zich mee identificeerde (DansTijd, z.j.).

Lodewijk liet dus al heel vroeg zien dat hij een absoluut vorst was, en dat deed hij via

ballet. Zijn rol van de zon in Le ballet de la nuit werd erg belangrijk voor hem als heerser. Dans

heeft politiek dus erg beïnvloed in de tijd van Lodewijk XIV (DansTijd, z.j.).

Behalve dat Lodewijk zelf balletdanser was, richtte hij in 1661 de Academie Royale de

Danse op. Hij vond namelijk dat alleen nog maar beroepsdansers op mochten treden in

hofballetten, in plaats van hovelingen zoals het eerst ging. Hiermee werd ballet voor het eerst

een academische dans, en kon het niveau sterk verbeterd worden. De basis van ballet, zoals de

vijf voetposities, komt van deze academie (DansTijd, z.j.).

Dans heeft dus veel voor Lodewijk gedaan, hij kon laten zien wat voor heerser hij was en

hij werd de Zonnekoning, maar Lodewijk heeft ook veel voor dans gedaan, namelijk met zijn

academie ervoor zorgen dat het niveau van dans veel hoger kon worden. Dit is dus al een vroeg

voorbeeld van hoe politiek en dans elkaar kunnen beïnvloeden. In deze scriptie zal echter niet

besproken worden hoe dans en politiek elkaar beïnvloed hebben in de tijd van Lodewijk XIV,

maar hoe dat gebeurde in de 20e eeuw.

5

Hoofdstuk 1: 1900-1925Dit eerste hoofdstuk gaat over de politieke ontwikkelingen, de ontwikkelingen op het gebied van

dans en de manier waarop dans en politiek invloed op elkaar hebben gehad in de de periode

van 1900 tot 1925. Dit was voor zowel de politiek als de dans een roerige tijd. Qua politiek is het

de tijd van een wereldoorlog en revolutie, op het gebied van dans is de opkomst van moderne

dans belangrijk. Als eerste wordt in dit hoofdstuk de politiek behandeld.

Politieke ontwikkelingenDe belangrijkste gebeurtenissen in de politiek in de periode van 1900 tot 1925 zijn de Eerste

Wereldoorlog en de Russische Revolutie, waarbij Rusland communistisch werd. Op deze twee

gebeurtenissen zal in dit hoofdstuk gefocust worden.

In het begin van de 20e eeuw waren de belangrijkste landen in Europa Groot-Brittannië,

Frankrijk, Duitsland, Rusland en het Oostenrijks-Hongaarse Rijk. Groot-Brittannië was toen nog

het machtigste land van de wereld, met veel kolonies en een sterk leger. Frankrijk was één van

de belangrijkste landen in de Europese politiek, en had kolonies in Azië en Afrika. Het was erg

beschermend tegenover Duitsland, door wie het Frankrijk in 1870 al een keer was aangevallen.

Duitsland was nog een erg nieuw land, en was pas in 1871 gevormd. Het streefde ernaar de

hoofdmacht van Europa te worden en had daarom een sterk leger gevormd. Rusland werd nog

geregeerd door een tsaar, zoals het al eeuwen gebeurde. De keizerlijke familie, de Romanovs,

waren echter erg gehaat door het volk. Het volk werd sterk onderdrukt door het regime van de

tsaar, die alle oppositie tegen de autoriteit op brute wijze tegen ging. Rusland was één van de

economische grootmachten, maar alleen de hogere klassen profiteerden hiervan. De mensen

van de lagere klassen waren erg arm. Het Communisme, dat in 1848 was bedacht door Karl

Marx en draaide om gelijkheid, klonk dan ook erg aantrekkelijk voor het Russische volk. Het

Oostenrijks-Hongaarse Rijk, of Oostenrijk-Hongarije, was een groot rijk in Centraal-Europa. Het

werd gevormd door Oostenrijk en verschillende oude kleine naties. In het land kwamen dan ook

veel verschillende etnische groepen voor, waaronder de Slaven die volledige onafhankelijkheid

wilden. (Murden, 2011)

De spanning liep echter niet alleen op binnen Rusland en Oostenrijk-Hongarije. Frankrijk

was boos op Duitsland, Duitsland wilde net zo machtig worden als Groot-Brittannië en Rusland

was bang van Duitsland en boos op Oostenrijk-Hongarije omdat ze de Slaven niet vrij maakten.

Daarnaast waren er veel (geheime) verdragen tussen landen, zoals de Triple Alliantie van

Duitsland, Oostenrijk-Hongarije en Italië, de Anglo-Franse Alliantie en de Triple Entente van

6

Frankrijk, Rusland en Engeland (Murden, 2011). Deze bondgenootschappen waren één van de

oorzaken van de Eerste Wereldoorlog. Door de spanning die heerste in Europa maakten de

landen zich klaar voor oorlog en gingen ze meer wapens produceren. Het is ook de reden dat

het een wereldoorlog werd, door de bondgenootschappen waren erg veel landen betrokken bij

het conflict. Andere oorzaken van de Eerste Wereldoorlog zijn nationalisme, de race om

kolonies in Afrika, het conflict tussen Frankrijk en Duitsland in 1870 en de Industriële Revolutie.

Het nationalisme, de liefde van het volk voor het eigen land land, zorgde ervoor dat volkeren

elkaar gingen haten. De race om kolonies in Afrika zette vooral Groot-Brittannië tegen Duitsland

op, en het conflict tussen Frankrijk en Duitsland in 1870 zorgde ervoor dat Frankrijk een hekel

had aan Duitsland. Met de Industriële Revolutie kwamen ook nieuwe wapens, zoals tanks,

vliegtuigen en chemische wapens. Bij een oorlog gaat de wapenproductie vanzelfsprekend

omhoog, wat goed is voor de economie van een land. Omdat landen in Europa elkaars

economische concurrenten waren, wilden ze de wapenindustrie van hun vijanden uitschakelen.

Door elkaars fabrieken kapot te maken had het andere land minder wapens, en werd het

economisch verzwakt.

De aanleiding van de Eerste Wereldoorlog was de moordaanslag op Franz Ferdinand, de

kroonprins van Oostenrijk-Hongarije. Deze werd op 28 juni 1914 gepleegd door de Servische

nationalist Gavril Princip. Oostenrijk-Hongarije gaf Servië toen een ultimatum met onmogelijke

eisen, die Servië dan ook niet accepteerden. Op 28 juli verklaarde Oostenrijk-Hongarije daarom

de oorlog aan Servië. Rusland ging toen mobiliseren, als ze niet zouden ingrijpen, zouden ze al

hun invloed in de Balkan kwijtraken en in de ogen van Frankrijk een mindere bondgenoot

worden. Rusland mobiliseerde dus zijn troepen bij de zuidelijke grens, wat de reden was dat

Duitsland hun militaire plan, het Schlieffenplan in werking zette. Op 1 augustus 1914 verklaarde

Duitsland de oorlog aan Rusland (Rudbeck IB History Department, 2011). De Eerste

Wereldoorlog was nu echt begonnen.

De Eerste Wereldoorlog werd een totale oorlog, waarbij alles in een land werd ingezet

voor de oorlog. Dit betekende dat er dienstplicht werd ingevoerd, en omdat alle mannen naar het

front moesten, gingen de vrouwen het werk van de mannen overnemen. De fabrieken, waar nu

dus alleen maar vrouwen werkten, werden ingezet voor wapenproductie. Bijna alle voedsel en

olie ging naar het leger en de mensen werden overspoeld door propaganda. In de regeringen

van landen zaten nu generaals in plaats van echte politici. Behalve dat het een totale oorlog

was, was de Eerste Wereldoorlog een uitputtingsoorlog waarbij beide kampen door bleven

vechten tot ze niet meer konden en was er sprake van economische oorlogsvoering. Daarnaast

staat de Eerste Wereldoorlog bekend als loopgravenoorlog en tweefrontenoorlog. Enorme

7

aantallen soldaten stierven in de loopgraven, onder andere door nieuwe wapens zoals

mosterdgas.

In 1917 kwam Amerika aan de kant van de Entente, dus Frankrijk, Groot-Brittannië en

Rusland. Tegelijkertijd was Rusland grote verliezen aan het leiden in de oorlog. Toen Rusland

eigenlijk geen getrainde soldaten meer had, werden gewone boeren naar het front gestuurd om

tegen de Duitsers te vechten, maar ze maakten geen schijn van kans. Tevens werd het land erg

slecht geregeerd, de Tsaar had de regering van de staat namelijk overgedragen aan de Tsarina

en Rasputin. Zij maakten slechte keuze en gaven macht aan de verkeerde mensen, waardoor

de steden slecht bestuurd werden en het voedsel en de brandstoffen in de steden snel

opraakten. Op 23 februari 1917, Internationale Vrouwendag, bereikte de frustratie van het volk

een hoogtepunt. Het begon met de vrouwen die een protestmars door Petrograd liepen. De

vrouwen haalden de mannen in de fabrieken over mee te protesteren. In de drie dagen hierna

werden de protesten erger en eiste het volk niet alleen brood, maar ook het einde van de oorlog

en het einde van de Tsaar. Op 25 en 26 februari gingen er soldaten mee protesteren. Toen de

Tsaar dit hoorde gaf hij sommige regimenten het bevel het volk aan te vallen. Aanvankelijk

deden ze dit, maar uiteindelijk liep het leger over naar de kant van het volk (Rudbeck IB History

Department, 2011). Op 2 maart 1917 deed de Tsaar troonsafstand. Deze gebeurtenissen waren

het eerste deel van de Russische Revolutie, en heet de Februarirevolutie. Deze werd opgevolgd

door de Oktoberrevolutie in hetzelfde jaar, waarbij de Bolsjewistische Partij onder leiding van

Lenin de macht greep. Vanaf dat moment was Rusland communistisch en werd het de Sovjet-

Unie. De Sovjet-Unie sloot vrede met Duitsland, waardoor Duitsland geen tweefrontenoorlog

meer vocht. Voorheen moest Duitsland namelijk aan zowel een westelijk front met Frankrijk en

Groot-Brittannië als aan een oostelijk front met Rusland vechten. Nu dacht Duitsland de oorlog

te kunnen winnen door alle soldaten weg te halen bij het Russische front en die naar Frankrijk te

sturen. Op dat moment kwamen echter de Amerikanen mee vechten, waardoor Duitsland alsnog

zou verliezen. Daarom sloot Duitsland een wapenstilstand af. De vredesonderhandelingen

zouden nu nog een half jaar duren.

In 1919 werd de Vrede van Versailles gesloten. De hoofdrolspelers bij deze

vredesonderhandelingen waren George Clemenceau, de premier van Frankrijk, Woodrow

Wilson, de president van de VS en David Lloyd George, de premier van Groot-Brittannië. Deze

konden het niet met elkaar eens worden. Clemenceau wilde Duitsland helemaal kapot maken,

terwijl Lloyd George waarschuwde voor de wraak van Duitsland. Wilson dacht na over een

manier om nog zo’n oorlog te voorkomen. Zijn oplossing was het zelfbeschikkingsrecht van

naties, waarbij elk volk een eigen land zou krijgen en elk land democratisch zou worden

8

geregeerd. Dit resulteerde in de oprichting van de Volkenbond. Alle landen behalve Duitsland en

de Sovjet-Unie mochten hierbij komen. De VS, van wie de president de Volkenbond bedacht

had, kwam ook niet bij de Volkenbond. Het volk wilde zich niet meer mengen in de Europese

politiek. Duitsland kreeg de schuld van de oorlog. Er werd besloten dat het Duitse leger niet

groter mocht worden dan 100.000 man, en het Rijnland, het grensgebied van Duitsland en

Frankrijk, werd gedemilitariseerd. Verder leed Duitsland beperkt gebiedsverlies en moest het

herstelbetalingen doen. Dit bleek later een grote fout, het was een onmogelijk bedrag waardoor

Duitsland later in een crisis raakte.

Zoals op fig.1 (Rudbeck IB History Department, 2011) te zien is, was de staatkundige kaart

van Europa drastische veranderd na de Eerste Wereldoorlog. Het Oostenrijks-Hongaarse Rijk

werd opgebroken in allemaal kleinere landen, Duitsland werd een stuk kleiner, Polen was

ontstaan en Rusland was voortaan de Sovjet-Unie. Op bestuurlijk gebied veranderde er ook veel

in Europa. Rusland was sinds 1917 een communistisch land onder leiding van Lenin, tot Lenin

op 24 januari 1924 stierf en er een machtsstrijd kwam in de Sovjet-Unie. Duitsland was geen

keizerrijk meer, maar werd een democratie die de Republiek van Weimar heette. Er ontstonden

verschillende politieke partijen. Er was de KPD, die extreem links en communistisch was, en de

arbeiders door een revolutie aan de macht wilde laten komen. De iets minder linkse partij was

de SPD, de sociaal-democratische partij. In het midden zat Zentrum, dit was de partij voor de

katholieken. Voor de rijkere mensen waren verschillende kleine liberale partijen. Extreemrechts

zat de partij van Adolf Hilter, de NSDAP. Dit was een fascistische partij, die beweerde op te

komen voor de Duitse arbeider.

In 1923 stopte de Duitse regering met het betalen van de herstelbetalingen, ze zeiden dat

ze geen geld meer hadden. De Fransen bezetten toen het Ruhrgebied, het industriegebied waar

het meeste geld verdiend werd in Duitsland. De Duitse arbeiders weigerden echter voor de

Fransen te werken en gingen staken. Om de stakende arbeiders te betalen ging de Duitse

regering toen geld drukken. Dit zorgde ervoor dat de waarde van het geld sterk omlaag ging,

waardoor er hyperinflatie ontstond. Alles werd erg duur, en het spaargeld van mensen werd snel

niets meer waard. Dit laatste was vooral het geval voor de mensen van de middenklasse. Deze

mensen voelden zich gedupeerd door de overheid en gingen meer op de NSDAP stemmen,

waardoor een paar jaar later Hitler aan de macht kon komen.

In de periode van 1900 tot 1925 was er door de Eerste Wereldoorlog en revoluties dus een

grote omslag in de politiek in Europa. Grote rijken werden afgebroken en nieuwe ideologieën

zoals het communisme verschenen op het politieke podium. De nieuwe regeringen bepaalden

de verdere loop van de 20e eeuw, zoals de Tweede Wereldoorlog en de Koude Oorlog. De rest

9

van de 20e eeuw zou een strijd van ideologieën die de nieuwe regeringen hadden aangenomen

worden.

Ontwikkelingen in dansDe dans in de periode van 1900 tot 1925 staat in het teken van de ontwikkeling van moderne

dans en de verandering van de rol van ballet in Rusland.

Rond 1900 raakte ballet in Parijs in verval. Danseressen werden animatiemeisjes en dans

was niet meer de hoge kunstvorm die het ooit was. Hier kwam verandering in toen Les Ballets

Russes onder leiding van Serge Diaghilev naar Parijs kwam. In 1909 bracht hij een programma

naar Parijs, waarin grote talenten als Vaslav Nijinsky, Anna Pavlova en Tamara Karsavina in

stukken van Mikhail Fokine dansten. Op het programma stonden onder andere een dansakte uit

de opera Prins Igor en Les Sylphides (niet te verwarren met La Sylphide). Vooral dit laatste

verbaasde het Parijse publiek. Het leek op het oudere stuk La Sylphide, maar het was gemaakt

op “echte muziek” van Chopin in plaats van inferieure balletmuziek en er zat een man in één van

de hoofdrollen. Door de programma’s die Les Ballets Russes daarna presenteerde werd het

publiek overrompeld door de kleurrijke kostuums en decors van kunstenaars Léon Bakst en

Alexandre Benois en door de exotische thema’s van de stukken. Daarnaast had Les Ballets

Russes veel stukken met een Russisch folkloristisch thema, zoals De Vuurvogel, Petrouschka

en Le Sacre du Printemps, die respectievelijk op 25 juni 1910, 13 juni 1911 en 29 mei 1913 in

première gingen. Een aantal van de stukken van Les Ballets Russes werd ontvangen als

schandalen, zoals Le Sacre du Printemps en L’Après-Midi d’un Faune, beide gechoreografeerd

door Vaslav Nijinsky. L’Après-Midi d’un Faune was een stuk op muziek van Claude Debussy en

met kostuums en decor van Léon Bakst, die op afbeelding 1 te zien zijn (Hawksworth, 2011).

Het ging op 29 mei 1912 in première. Bij dit stuk verliet Nijinksy de klassieke ballettechniek van

zijn tijd, zoals Walter Terry omschrijft:

“The classical turnout of the limbs, and curved port de bras were replaced by sharp two-

dimensional designs inspired, presumably, by the figures on an antique Greek vase or frieze.

The actions, slow and, of course, highly stylized, were paired with many poses, movements of

arrested action which were not so much pauses as they were preparations for motion to come.”

(1976, p. 30)

10

Niet alleen de nieuwigheid van de choreografie zorgde voor ophef, ook het slot van het stuk,

waarin het lijkt of de faun de liefde bedrijft met de sjaal van een nimf was het onderwerp van

veel discussie. Bij Le Sacre du Printemps was er bij de première, die precies een jaar na de

première van L’Après-Midi d’un Faune plaatsvond, een echte rel uitgebroken. Niet alleen de

muziek van Igor Stravinsky was revolutionair, maar ook het thema van het stuk, een primitieve

samenleving die een maagd offert, en de choreografie was iets totaal nieuws. Nijinsky was

volledig van de klassieke ballettechniek afgestapt, en gebruikte in plaats daarvan hoekige en

ingedraaide poses en bewegingen (Terry, 1976).

Nijinsky was niet de enige of eerste danser en choreograaf in Europa die beïnvloed werd

door de klassieke oudheid, zoals bij L’Après-Midi d’un Faune. De Amerikaanse danseres

Isadora Duncan kwam aan het begin van de vorige eeuw naar Europa toe. Zij ontwikkelde een

vorm van natuurlijke dans en beweging, gebaseerd op de dans van de oude Grieken. Zij stapte

af van de ballettechniek en wees spitzen, de strakke, beperkende kostuums en de onnatuurlijke

bewegingen van het klassieke ballet af. Duncan liet zich in haar dans meevoeren door

natuurlijke ritmes, zoals de hartslag, adem of de zee. In de muziek waar ze op danste, stukken

van Haydn, Beethoven, Schubert, Wagner en Tsjaikovski, volgde ze dan ook niet precies de

maat of het metrum, maar ze volgde het gevoel van de muziek en liet zich door de muziek

meevoeren (DansTijd, z.j.).

In een iets latere fase van de Ballets Russes slaat Diaghilev een modernistischere weg in,

met balletten als Parade van Léonide Massine. Dit stuk is een echt “gesamtkunstwerk”, met

muziek van Erik Satie en kostuums van Pablo Picasso. Deze waren erg bijzonder voor die tijd.

Satie gebruikte in de muziek voor dit stuk niet alleen gebruikelijke muziekinstrumenten, maar

ook voorwerpen als ratels, typemachines en pistolen. De kostuums van Picasso waren erg

beperkend voor de dansers. In veel kostuums waren hun gezichten niet te zien en konden ze

niet vrij bewegen.

In Rusland zijn twee ontwikkelingen te zien op het gebied van dans na de Russische

Revolutie. Aan de ene kant ziet men het behoud van de ballettraditie, hoewel deze aangepast

werd. Aan de andere kant is een modernere stroming te zien. Het ballet in Rusland bleef vrijwel

ongeroerd door het Ballet Russes, hoewel men dit niet zou denken als men naar de naam van

dit gezelschap kijkt. Terwijl Diaghilev het één-acte ballet introduceerde, bleven de meeste

balletten in Rusland meerdere actes hebben. In de balletten werd gebruik gemaakt van sterke

verhaallijnen, volksdans als tegenhanger van het klassieke ballet en een natuurlijke stijl van

acteren. Dit was niet zoals de mime in de balletten van bijvoorbeeld Marius Petipa, maar

beïnvloed door de Russische acteur, regisseur en theatertheoreticus Konstantin Stanislavsky

11

(Kant, 2015). In het modernisme waren figuren als Kasyan Goleizovsky en Nikolay Foregger

belangrijk. Goleizovsky was een leerling van Fokine en danste van 1909 tot 1918 bij het Bolshoi

en richtte in 1916 zijn eigen studio op. Daar maakte hij verschillende kleine producties. Zijn

experimentele houding was een inspiratie voor mensen zoals Balanchine (Oxford Reference,

z.j.). Nikolai Foregger was bezig met de zogeheten machine dansen, waarin de dansers de

mechanische bewegingen van machines nabootsten, het lichaam werd gezien als machine

(“Constructivisme”, auteur onbekend, 2011).

Ten slotte was er in deze tijd de opkomst van dansers en choreografen als Rudolf Laban

en Mary Wigman. Deze zullen in het volgende hoofdstuk erg belangrijk worden. Het is echter al

in 1914 dat Mary Wigman haar beroemde Hexentanz laat zien. Mary Wigman was het toonbeeld

van de “Audruckstanz”, het moderne dansexpressionisme. Aan de basis van deze stroming

staat de theorie van Émile Jaques-Dalcroze en Rudolf Laban. De eerste werkte met spanning en

ontspanning en associeerde net als Delsarte fysieke houdingen met bepaalde mentale

toestanden. Met deze concepten ging hij op zoek naar een niet-academische, eigentijdse

dansstijl in zijn school in Hellerau. Eén van de leerlingen op deze school was Mary Wigman. Die

vond de beweging op deze school echter niet dansant genoeg en te veel op gymnastiek lijken.

Ze werd toen leerling van Rudolf Laban, die dans zag als een expressievorm van het innerlijk,

gevoelens, wensen en gedachten. Laban had architectuur gestudeerd en was geïnteresseerd in

geometrie, ruimte en een theoretische benadering van het bewegen van het menselijk lichaam.

Laban ging vooral theoretisch te werk, en Mary Wigman wordt gezien als de vertaler van deze

theorieën naar theaterdans. Met haar eigen techiek en stijl trad ze aanvankelijk solistisch op,

maar later trad ze ook met een groep op (DansTijd, z.j.).

Natuurlijk waren er meer ontwikkelingen op het gebied van dans in deze periode, maar

deze zijn het relevantst voor dit onderzoek.

Dans en politiekDe invloed van de Eerste Wereldoorlog is vooral te zien in de geografie van dans in het eerste

deel van de 20ste eeuw. Les Ballets Russes konden niet meer goed in Frankrijk werken, dus

verbleef het gezelschap vooral in Spanje. Daar werden ze geholpen door de Spaanse koning.

Ook toerde het gezelschap door de Verenigde Staten in die tijd. De invloed van het verblijf in

Spanje is te zien in de samenwerking met kunstenaars als Picasso, die de kostuums maakte

voor het stuk Parade.

In de vroege jaren van de Sovjet-Unie, vanaf 1917 tot in de jaren ’20, werd er redelijk veel

hervormd op het gebied van kunst. Kunst werd fel ingezet als propagandamiddel. Het was de tijd

12

van het constructivisme, een industriële en typisch communistische kunststroming. Sally Banes

schrijft in de inleiding van Soviet Choreographers in the 1920s (1990) het volgende: “The Marxist

theory, which many construed to view art as an activity central, not marginal, to human society

as a necessity, not a luxury thus dovetailed with an indigenous Russian view that cut across

classes.” (p. 3) Kunst was dus erg belangrijk in de beginperiode van de Sovjet-Unie, en er werd

actief geëxperimenteerd met kunst. Dit is in dans te zien bij bijvoorbeeld Kasyan Goleizovsky. In

de vroege Sovjet-Unie werden de industrie en de fabrieksarbeiders vereerd, wat terug te zien is

in de kunst uit die tijd. Denk hierbij aan Foregger en zijn machine dansen. In de Sovjet-Unie was

het een deugd een zo goed mogelijk arbeider te zijn. Dit ben je door een soort machine te zijn.

Door dansers op een mechanische manier te laten bewegen en de stukken waar dit in gebeurt

te gebruiken als propaganda, leerde het volk hoe het zo goed mogelijk bij kon dragen aan hun

maatschappij, namelijk door zo efficiënt mogelijk te bewegen tijdens het werk. Men zou hier

echter ook een andere boodschap in kunnen lezen. Machines denken zelf eigenlijk niet na, ze

worden bestuurd door de mens. Door de mens als machine af te schilderen, krijgt het volk de

boodschap dat ze zelf niet na hoeven te denken, dat doen hun leiders voor ze. Het volk dient het

land zoals de machine de fabriek dient. In deze analogie is de regering voor het volk wat de

mens voor de machines is. De mens bestuurt de machines, zoals de regering het volk bestuurt

en hen oplegt wat te doen. Het volk hoeft niet na te denken, het hoeft enkel de instructies van de

regering op te volgen.

Het is opmerkelijk dat de ballettraditie in Rusland niet verdween na de Russische

Revolutie. Naar het ballet gaan was lang een favoriete bezigheid van de hogere klasse in

Rusland. Men zou daarom kunnen denken dat het ballet onder het communisme afgeschaft zou

worden. Dit gebeurde echter niet. Er werd gediscussieerd over de toekomst van ballet, maar

door dans als propagandamiddel in te zetten kon ballet overleven. Zo bleven het Bolshoi en het

Mariinsky, wat omgedoopt werd tot het Kirov, bestaan. Het klassieke ballet zou later in de

Sovjet-Unie een nog grotere rol spelen in het propageren van de communistische idealen.

Een verassend figuur in de dansgeschiedenis van Rusland is Isadora Duncan. Duncan

was onder de indruk van de revolutie die leidde tot de Sovjet-Unie. Gelovend bij te kunnen

dragen aan een vrije en heroïsche samenleving vertrok ze in 1921 naar Moskou om met de

nieuwe regering te overleggen over het oprichten van een nieuwe dansschool. Haar tijd in de

Sovjet-Unie is volgens de Isadora Duncan Dance Foundation (2012) “one of her most artistically

prolific and critically succesful periods”. Duncan was sterk overtuigd van het goede van het

socialisme, en liet dat sterk naar voren komen in haar stukken en optredens, zelfs in het

anticommunistische Amerika.

13

Hoofdstuk 2: 1925-1950Net als de periode hiervoor, staat de tijd van 1925 tot 1950 in het teken van oorlog. Vanaf de

jaren 1930 kwam Adolf Hitler aan de macht in Duitsland, waardoor Europa in een wereldoorlog

verstrikt zou komen te raken. Op het gebied van dans is het de tijd van mensen als Mary

Wigman en Rudolf von Laban, die erg invloedrijk zijn geweest in de danswereld, maar ook veel

bezig waren met politiek. Een ander voorbeeld van een politiek geëngageerd choreograaf die

besproken zal worden is Kurt Jooss.

Politieke ontwikkelingenEerst kijken we naar de politieke ontwikkelingen in Duitsland, die het meest ingrijpend zijn

geweest voor de loop van de geschiedenis in deze periode.

Al in 1925 wordt het nu verboden boek Mein Kampf van Adolf Hitler uitgegeven. Hierin

waren al veel ideeën van Hitler over Duitsland, ras en politiek te lezen. Twee jaar eerder, toen

Duitsland in een enorme economische crisis zat, had Hitler met de NSDAP een staatsgreep

geprobeerd te doen. Nadat Hitler, die hiervoor de gevangenis in moest, vrij kwam, bleef het

aantal aanhangers van zijn partij stijgen. In 1929 kwam er wederom politieke instabiliteit door de

depressie, en mede door de propaganda van Hitler werd de NSDAP, oftewel de Nazi’s, de

tweede grootste partij. In 1932 nam Hitler het tegen rijkspresident Hindenburg op in de

presidentiele verkiezingen, en in 1933 maakte Hindenburg Hitler kanselier van Duitsland. Op dat

moment zaten er echter nog weinig Nazi’s in het kabinet, waardoor Hitler nog niet veel macht

had. Dit veranderde na de Rijksdagsbrand, die vermoedelijk door de Nederlandse communist

Marinus van der Lubbe is gesticht. Deze brand gaf Hitler een reden om een noodwetgeving aan

te stellen, waarmee hij zelf heel veel meer macht kreeg. Hiermee begon de dictatuur van Hitler

in Duitsland.

Belangrijk in deze dictatuur was propaganda zoals de films van Leni Riefenstahl.

Voorbeelden hiervan zijn Sieg des Glaubens uit 1933 en de beroemde Triumph des Willens uit

1935. In deze propagandafilms valt de synchroniciteit van de massa op. De manier waarop

groepen in deze films bewegen lijken bijna gechoreografeerd.

De belangrijkste gebeurtenis in deze periode is natuurlijk de Tweede Wereldoorlog tussen

1939 en 1945. De hoofdrolspelers in deze oorlog waren aan de ene kant de Asmogendheden,

die bestond uit Duitsland onder Hitler, Italië onder Mussolini en Japan, en de Geallieerden, die

bestond uit Groot-Brittannië onder Churchill vanaf 1940, Frankrijk, de Sovjet-Unie onder Stalin

en de Verenigde Staten onder Roosevelt. In deze landen, en andere landen zoal Nederland die

14

bezet werden door Duitsland, zijn er allemaal veel slachtoffers gevallen, zowel militaire- als

burgerslachtoffers. Daarnaast zijn er veel mensen omgekomen in de Holocaust. Hitlers

antisemitisme was al gepresenteerd in Mein Kampf, maar in de Tweede Wereldoorlog kon hij

zijn plannen voor het uitroeien van de Joden echt uitvoeren.

Interessanter voor de politiek in Europa is eigenlijk wat er gebeurde ná de Tweede

Wereldoorlog. Na de overgave van Duitsland in mei 1945, moest er besloten worden wat er met

Duitsland ging gebeuren. Er werd besloten dat Duitsland opgedeeld zou worden en onder de

Geallieerden verdeeld zou worden. Zo ontstond er een West-Duitsland, wat bestond uit de

Franse, Britse en Amerikaanse delen, en Oost-Duitsland, wat bij de Sovjet-Unie hoorde. Berlijn,

wat eigenlijk in Oost-Duitsland lag, werd ook op deze manier verdeeld. West-Duitsland werd de

Bondsrepubliek Duitsland (BRD) en Oost-Duitsland werd de Duitse Democratische Republiek

(DDR). Deze twee staten hadden hingen zeer verschillende ideologieën aan. Aan de ene kant

was er de kapitalistische BRD, en aan de andere kant hing de DDR het communisme aan.

Europa was nu dus sterk verdeeld in het communistische Oosten en het kapitalistische Westen.

In de Tweede Wereldoorlog was het Sovjetregime wat minder streng dan daarvoor, maar

dit sloeg na de oorlog weer om. Veel mensen werden vervolgd om hun afwijkende denkbeelden

of “individualisme” (Conquest, z.j.). Er kwam dus ook minder ruimte voor kunstenaars. Terwijl

onder Lenin nog in de stijl van het Constructivisme kunst werd gemaakt, had Stalin het

Socialistisch Realisme de officiële kunststroming van de Sovjet-Unie gemaakt.

In deze periode ontstond ook blokvorming in de wereld. Op 4 april 1949 werd de NAVO

opgericht, met als voornaamste doel “het garanderen van veiligheid en vrijheid van de

bondgenoten met behulp van politieke en militaire middelen” (Koninkrijk der Nederlanden, z.j.).

De landen die toen bij deze verdragsorganisatie zaten waren België, Canada, Frankrijk,

Luxemburg, Nederland, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten van Amerika,

Denemarken, IJsland, Italië, Noorwegen en Portugal. Deze vormden het eerste blok. Het andere

blok werd gevormd door de Sovjet-Unie met het Warschau-pact. Op figuur 2 (“NATO v. Warsaw

Pact”, auteur onbekend, z.j.) is te zien hoe de wereld verdeeld was vanaf dat moment.

Ontwikkelingen in dansEen vroege ontwikkeling in de dans in deze tijd is het einde van de Ballets Russes door de dood

van Diaghilev. Na zijn dood op 19 augustus 1929 viel het gezelschap uit elkaar. Twee nieuwe

gezelschappen rezen op uit de as van de Ballets Russes; het Ballet Russe de Monte Carlo en

The Original Ballet Russe. Hierdoor werd het concept van de Ballets Russes verder verspreid,

deze gezelschappen toerden namelijk over de hele wereld.

15

Daarnaast was in Duitsland een sterke opkomst van moderne dans te zien, met figuren als

Mary Wigman, Kurt Jooss, Gret Palucca en Rudolf Laban. Mary Wigman en Rudolf Laban

hadden in de vorige periode al de Ausdruckstanz geïntroduceerd, maar gingen daar in deze

periode mee verder. Kurt Jooss had Laban in 1920 ontmoet en werd zijn leerling, danser en later

assistent. Zeven jaar later werd hij directeur van de dansafdeling van de Folkwangschule in

Essen, waar hij mede-oprichter van was. Hij richtte ook een dansgezelschap op dat in 1928 het

huisgezelschap werd van de Opera van Essen. Vier jaar daarna won hij een internationaal

choreografenconcours met zijn choreografie Der Grüne Tisch. Dit stuk, met als ondertitel Ein

Totentanz in acht Bildern, was een zeer politiek stuk, en zal verder in dit hoofdstuk dan ook

uitvoerig besproken worden (DansTijd, z.j.). Anderson (1993) schrijft over Gret Palucca dat ze

enige balletervaring had, maar het niet vrij genoeg vond. In 1920 schreef ze zich in op de school

van Mary Wigman. Vijf jaar later opende Palucca haar eigen school in Dresden. Net als Wigman

staat Palucca vooral bekend om haar solo’s, maar de solo’s van Wigman en Palucca zijn

compleet verschillend.

In Rusland was er eigenlijk geen aandacht meer voor moderne dans, maar werd er

teruggekeerd naar het klassieke ballet. Een bekend voorbeeld van een Sovjet-ballet is The Red

Poppy uit 1927, een echt propagandastuk wat later verder behandeld zal worden in dit

hoofdstuk. Een ander beroemd Sovjet-ballet is Romeo en Julia op muziek van Sergey Prokofiev.

Dit stuk, met als plot het beroemde verhaal van Shakespeare, wordt nog steeds vaak opgevoerd

en is een echte klassieker geworden (Kant, 2015).

Politiek en dansOp 14 juni 1927 ging Krasnj Mak, beter bekend als The Red Poppy, in première in het Bolshoi

Theater. Dit is het eerste Sovjet-ballet met een modern revolutionair thema. Het gaat over

Russische zeemannen in een haven in China (Naxos, z.j.). Dit stuk is een goed voorbeeld van

ballet als propaganda in de Sovjet-Unie. Het klassieke ballet past goed bij het Socialistisch

Realisme van Stalin, in tegenstelling tot de abstracte machinedansen van Foregger wordt heel

duidelijk een verhaal verteld wat iedereen begrijpt. Het is daarom goed om als propaganda te

gebruiken. Mensen kijken er graag naar en krijgen via dans de Sovjet-idealen te zien.

Een ander zeer politiek stuk uit deze periode is Der Grüne Tisch van Kurt Jooss. Dit

prijzen winnende stuk is gemaakt aan de vooravond van de dictatuur van Hitler. Het stuk kijkt

terug naar de Eerste Wereldoorlog en geeft er kritiek op. Het stuk begint en eindigt met een

groep diplomaten, de Heren in Zwart, die overleggen aan een groene tafel. Op een satirische

16

wijze worden de welgemanierde maar hypocriete onderhandelingen tussen staten verbeeldt, die

doet denken aan de schilderijen van Georg Grosz, zoals afbeelding 2 (Pastnow, 2014). Tussen

de scenes met de Heren in Zwart zitten zes andere scenes die de verschillende aspecten van

oorlog schetsen. In het boek Kurt Jooss: The Green Table van Anna Markard (2003) wordt het

stuk omschreven. De eerste scene is De Heren in het Zwart, gevolgd door De dans van de

Dood en Afscheid, Het Gevecht, De Vluchtelingen, De Partizaan, Het Bordeel en Het Vervolg,

om vervolgens terug te komen bij De Heren in het Zwart. Door het stuk heen loopt de Dood als

rode draad, en neemt in elke scene iemand tot zich. In het slot aan de groene tafel zijn de

diplomaten op dezelfde manier bezig als op het begin, wat laat zien dat ze niets geleerd hebben.

Het is een echt anti-oorlog stuk, wat nog steeds opgevoerd wordt en waarvan de universele

boodschap ook nu nog begrepen wordt (Danstijd, z.j.). Een ander politiek stuk van Jooss is

Pandora uit 1944, waarvan gezegd wordt dat deze de atoombommen op Japan een jaar later

voorspelde.

In Duitsland had Hitler grote veranderingen gemaakt in de kunst. Veel van deze

veranderingen hadden te maken met wie kunst mocht maken, zo werd het bijvoorbeeld op 5

maart 1934 verboden voor niet-Arische acteurs om op het Duitse toneel te verschijnen (Karina &

Kant, 2003). Hij bepaalde echter ook wat voor kunst er werd gemaakt. Zo schrijven Karina en

Kant in hun boek Hitler's dancers: German modern dance and the Third Reich (2003) dat het op

5 december 1941 werd verboden om balletten of dansen te maken op muziek gecomponeerd

door componisten uit vijandelijke staten, voornamelijk Russische of Sovjet. Hitler was eigenlijk

tegen alle moderne kunst, maar moderne dans stond hij wel toe. Sterker nog, dit werd

aangemoedigd door hem. Volgens Kant past de Ausdruckstanz van bijvoorbeeld Mary Wigman

goed bij de Nazi-ideologie “because it emerged from the same reactionary, cultish, racist,

mystical circles that spawned many Nazi’s and Nazi ideas” (2003, p. xi). Kant zegt ook dat Hitler

op 25 maart 1942 het volgende zei: “Dance, together with music is the primary expression of a

Volk.” Hij zei ook dat het via dans en muziek is en niet “through the stammering jokes of clowns

and fools” hoe het “Volk” hun gevoelens, verlangens, hoop en angsten uiten. De Nazi’s namen

dans dus erg serieus. Het werd volledig geïntegreerd in het regime, en Hitler vertrouwde

Goebbels dans toe. Beide geloofden dat de kunst van het bewegen bijdroeg aan het

implementeren van sociale en morele deugden in het individu, het was een middel om

ideologische concepten aan het Volk te brengen (Kant, 2003). De relatie tussen de

Nationaalsocialistische ideologie en dans werd aan de hand van een aantal principes

geïllustreerd, die werden gepubliceerd in het blad Der Tanz onder de titel Die geistigen

Grundlagen für Körperbildung und Tanz im Nationalsozialistische Staat (De Mentale Principes

17

voor Fysieke Educatie en Dans in de Nationaalsocialistische Staat). Deze worden goed

geformuleerd in het artikel Dramaturgy and Form of the “German Ballet”: Examination of a

National Socialist Genre van Gunhild Oberzaucher-Schüller (2011, p.150):

“1. Dance is to be viewed as an expression of the health and strength of the people.

2.Two expressions of the health and strength of the people – the ‘eruptive’ and the ‘gently

binding’ – lend dance its characteristics.

3. The cohesion of separate beings can express itself only through collective motion. The people

come together in dance, in the circulating, pleasure-oriented movement of the whole, but without

abandoning the existence of the individual – as all dance is grounded in Eros, meaning the

power of the capacity to experience the innermost expression of one’s fellow human beings.

4. All dance is very closely connected with music. It is impossible to want to create a dance

culture where music is debased as mere ‘accompaniment’, rather than forming, in polar tension,

a unity with movement which originates from the human soul.

5. All art dance [Kunsttanz] must have its origin and echo in the joy of movement and the

language of movement of the people.

6. All teachers of the art of dance must fulfil the same requirements as any other person who

works as an educator towards the reconstruction of the folk.

7. The training for stage dance is to be structured in such a manner that the severe demands of

the stage accord with the requirement of the most direct impact possible on the spectators. Any

relapse into old ballet techniques is to be combated in the same way as any falling victim to the

feeble, insipid surrender of the self which has – in ignorance of the elemental principles of dance

– unfortunately been passed off as art dance in the last decade.”

Dans was dus vooral om te laten zien hoe goed het lichamelijk gesteld stond met het Duitse

volk, wat een vitale mensen het waren. Het moest om het collectief, de groep, gaan. Hierbij zijn

overeenkomsten met één van de beroemdste kenmerken van de Nazi’s, de Hitlergroet.

Wanneer een mensenmassa samen dezelfde beweging of hetzelfde gebaar maakt, zoals

gebeurde bij bijvoorbeeld toespraken van Hitler, komt dat heel sterk over. Mensen krijgen er een

gevoel van samen zijn door, het gevoel een eenheid te vormen. Dit was precies wat de Nazi’s

wilden, en dus ook in dans. Wat verder opvalt is punt 7, waarin staat dat dans een zo direct

mogelijke impact op de toeschouwer moet hebben. De boodschap moet dus duidelijk zijn, het

publiek hoeft niet na te moeten denken over de betekenis van de dans. Er zijn zo eigenlijk bijna

geen individuele interpretaties van de dans meer mogelijk, mensen krijgen allemaal dezelfde

ideeën “gevoerd” via de dans. Dans mocht absoluut niet intellectueel zijn. Ten slotte staat er in

het zevende punt dat men niet moet terugvallen op de oude ballettechniek, die hier niet als kunst

18

wordt beschouwd. Dans moet teruggaan naar de elementaire principes van dans.

Dit betekent dat de stijl van Kurt Jooss, die een combinatie van moderne dans en klassiek

ballet maakte, niet als goede Duitse dans gezien zou worden. Jooss was dan ook al snel

vertrokken uit Duitsland. In tegenstelling tot andere choreografen zoals Mary Wigman, wilde hij

namelijk niet meewerken met het Nazi-regime. Twee van zijn belangrijkste artistieke

medewerkers waren Joods, en hoewel hem werd opgedragen hen te ontslaan, weigerde hij dit

te doen. Hij vluchtte daarom met zijn gezelschap eerst naar Nederland, om daarna naar

Engeland te vertrekken.

Mary Wigman werkte dus wel mee met de Nazi’s, tot een bepaald moment. Wigman was

al niet het toonbeeld van de ideale vrouw in de ogen van de Nazi’s, maar omdat Ausdruckstanz

zo werd gewaardeerd, werd Wigman toch gerespecteerd. Dit veranderde bij de Olympische

Spelen van 1936 in Berlijn. Deze Spelen zijn beroemd om de overwinningen van de Afro-

Amerikaanse atleet Jesse Owens die 4 medailles won. Voor dit onderzoek zijn echter niet de

sportprestaties, maar de verschillende choreografieën voor de Spelen interessant. Omdat dans

zo’n belangrijk medium was in Nazi-Duitsland, waren verschillende Duitse choreografen

uitgenodigd stukken te maken voor het Olympische Programma. De bedoeling was om via dans

de prestaties van Hitler aan de rest van de wereld te laten zien. Mary Wigman was ook

gevraagd een stuk te maken, en het moest over Hitler gaan. Ze bleef het maken van het stuk

echter steeds uitstellen en kwam uiteindelijk niet met een stuk over Hitler, maar een stuk over de

dood, een belangrijk thema voor Wigman. Dit werd uiteraard niet gewaardeerd door de Nazi’s.

Uiteindelijk werd Mary Wigman bestempeld als Entartete Kunst (Ontaarde Kunst). Wigman bleef

in haar stukken bewust niet politiek, ze streefde naar pure kunst. Juist in het afwijzen van politiek

in kunst, is Wigman politiek bezig.

Ook Laban werd gevraagd voor de Olympische Spelen te choreograferen. Voor de

opening van de Spelen maakte hij het stuk Vom Tauwind und der Neuen Freude (Van de

Warme Wind en de Nieuwe Vreugde), zijn laatste koorwerk (Karina, 2003). Het zou een enorme

productie worden, met duizend dansers verdeeld in tweeëntwintig groepen. Bij de laatste

kostuumrepetitie op 20 juni werd het stuk echter verboden door Dr. Joseph Goebbels, de

Minister voor Propaganda. Hij vond het stuk slecht gechoreografeerd en intellectueel, het had

niets met Duitsers te maken (Hanley, z.j.). Zoals in Die geistigen Grundlagen für Körperbildung

und Tanz im Nationalsozialistische Staat te lezen was, moest dans makkelijk te begrijpen zijn.

Kunst mocht niet intellectueel zijn, dans dus ook niet. Ondanks de teleurstelling bij de

Olympische Spelen bleef Laban vervend aanhanger van het Nationaalsocialisme en was hij tot

1937 werknemer bij het Ministerie voor Propaganda (Karina, 2003).

19

Hoofdstuk 3: 1950-1975Na de Tweede Wereldoorlog is de wereld in tweeën gesplitst. Er overheersen in deze tijd twee

compleet tegenovergestelde ideologieën, met aan de ene kant het kapitalistische Westen, en

aan de andere kant het communistische Oosten. Het is de tijd van de Koude Oorlog, waarin de

wereld in een constante staat angst voor een kernoorlog verkeerde. Het Westen en Oosten

probeerden elkaar continu te overtreffen, zowel op het gebied van wapens, duikboten en

ruimtevaart als op het gebied van dans. Deze concurrentie was vooral tussen de Sovjet-Unie en

de VS. Hoewel de VS natuurlijk niet bij Europa hoort, heeft de VS wel steeds meer invloed op

Europa gekregen sinds de Tweede Wereldoorlog. De VS speelt daarom in dit hoofdstuk ook een

rol, net als andere landen buiten Europa. Ook was het een tijd van protest, vooral de jongere

generatie kwam in opstand tegen de gevestigde orde. Door de toenemende massamedia zoals

tv weten landen beter wat er in de rest van de wereld aan de gang is, waar choreografen op

gaan reageren. Toch wordt er in deze periode minder politiek gechoreografeerd en zijn

choreografen minder politiek uitgesproken, wat anders was in de vorige hoofdstukken. Na deze

periode worden er weer wel veel politieke stukken gemaakt, waarvan veel ook terugkijken naar

gebeurtenissen in de tijd ervoor.

Politieke ontwikkelingenZoals eerder gezegd werd Duitsland na de Tweede Wereldoorlog verdeeld onder de

Geallieerden. Daaruit ontstonden de BRD en de DDR. In 1952 sloot de DDR hun grenzen met

de BRD, omdat het land leeg dreigde te stromen. Veel mensen wilden vluchten van het

communisme wat hun opgelegd was, alleen omdat ze in het Oosten van Duitsland woonden. Ze

wilden naar de vrijheid en welvaart van het Westen toe. Vanaf 1952 was dat dus niet meer

mogelijk, behalve via Berlijn, waarin men nog wel vrij kon bewegen tussen de Westerse delen

en de Sovjet delen van de stad. Terwijl West-Duitsland economisch erg goed herstelde, bleef

het Oosten achter. Op 17 juni 1953 gingen arbeiders in Oost-Berlijn in staking, uit protest tegen

de productiequota. Toen de overheid niet reageerden, gingen de arbeiders de straten op en

eisten veranderingen in de regering. Het protest verspreidde zich snel door Oost-Duitsland, en

moest met Sovjet-troepen neergehaald worden, waarbij ten minste 21 mensen omkwamen en

honderden gewonden vielen. Ook werden zo’n 1300 mensen veroordeeld tot gevangenisstraf

(Britannica, z.j.).

De BRD trad in 1955 toe tot de NAVO. Nikita Chroetsjov, die na Stalins dood in 1953

20

leider van de Sovjet-Unie werd, besloot dat Oost-Europa ook een soortgelijk bondgenootschap

moest oprichten. Zo ontstond het Warschaupact, met Albanië, Bulgarije, Hongarije, de DDR,

Polen, Roemenië, Tsjecho-Slowakije en de Sovjet-Unie. De SED, de regerende communistische

partij toentertijd, voerde in iets mindere mate ideologische controles uit op artistiek en

intellectueel gebied. De productie van consumptiegoederen ging iets omhoog en er werd minder

druk op boeren gezet om zich bij collectieve boerderijen te voegen. De laatste

voedselrantsoenen werden opgeheven in 1958. Het leek dus beter te gaan met de DDR, maar

binnen een paar jaar hervatte de overheid zijn onderdrukkende maatregelen en richtte het de

focus weer op het collectief maken van de landbouw en het investeren in zware industrie, ten

koste van de productie van consumptiegoederen. Mensen bleven daarom de DDR ontvluchten

via Berlijn, waaronder veel hoger opgeleiden (Britannica, z.j.).

In 1961 nam de stroom vluchtelingen uit de DDR zo sterk toe, dat de overheid met een

drastische maatregel kwam. Op 13 augustus 1961 werd de wereld verrast door het prikkeldraad

waarmee de DDR-regering West-Berlijn isoleerde. Niet veel later werd het prikkeldraad

vervangen door een betonnen muur dwars door Berlijn, de Berlijnse Muur. De regering nam als

het ware hun eigen bevolking gevangen. Zelden werd er toestemming gegeven van Oost-Berlijn

naar West-Berlijn te reizen, en wie probeerde te ontsnappen door over de muur te klimmen liep

het risico doodgeschoten te worden. Hiermee werd de economie in de DDR gestabiliseerd, en

hoewel Oost-Duitsland het welvarendste deel van het Oostblok werd, bleef het achterlopen op

West-Duitsland in zowel de kwaliteit als de kwantiteit van zijn consumptiegoederen.

Na de Tweede Wereldoorlog ging het in veel landen economisch vrij goed, mede door de

Marshallhulp van Amerika. Veel jongeren kregen een inkomen waar ze zelf over konden

beslissen. Zo ontstonden er jongerenculturen, zoals de rockers en de mods in Engeland. Deze

jongen kregen echter niet alleen hun eigen cultuur, maar ze gingen zich met deze cultuur

afzetten tegen de oudere generaties. In veel landen kwamen er studentenrellen, zoals die in

1968 in Parijs. Studenten waren het niet eens met het ouderwetse universiteit systeem en het

gebrek aan banen na hun opleiding. In mei 1968 liep de spanning hoog op, en raakten veel

studenten gewond bij conflicten met de politie (History.com Staff, 2010). Volgens Jenkins (2015)

kwam uit de studentenprotesten in Duitsland kwam de radicaal-linkse Rote Armee Fraktion

(RAF) of Baader-Meinhof Gruppe, genoemd naar de twee prominentste leden Andreas Baader

en Ulrike Meinhof, voort. Deze zagen de VS als een imperialistische macht en schreven de

regering van de BRD af als fascistische overblijfselen van het Nazi-regime. De RAF was

verantwoordelijk voor verschillende bankovervallen, bomaanslagen en brandstichtingen, met

name gericht op West-Duitse bedrijven en overheidsinstellingen. Ook hebben ze een aantal

21

politici en zakenmensen ontvoerd en vermoord. Ze wilden hiermee een agressieve reactie van

de overheid uitlokken en die volgens de leden een grotere revolutie zou ontketenen.

In Spanje kwam de separatistische groep Eta op, die streed voor de onafhankelijkheid van

het Baskenland. Onder Franco, de dictator van Spanje, werd de Baskische taal en cultuur

verboden. Een groep studenten kwam met hun groep Eta daartegen in opstand (BBC, 2011). In

1968 voerden ze hun eerste geplande aanval uit, waarbij de politiechef van San Sebastian werd

omgebracht (The Telegraph, 2011).

Niet alleen op het vaste land was er veel binnen landen, ook in het Verenigd Koninkrijk en

Ierland kwamen mensen in opstand. Zo waren in 1958 de Notting Hill Race Riots. Na de

Tweede Wereldoorlog waren veel Caribische mensen naar Londen verhuisd. Tegen 1961

woonden er zo’n 100.000 mensen uit het Caribische gebied in Londen. Veel van deze mensen

woonden in de slechtere wijken van de stad. Hoewel het nu bruist van jonge, artistieke mensen,

hoorde Notting Hill in North Kensington daar toen ook bij. Armoede, geweld en misdaad was de

dagelijkse orde in North Kensington. Arme blanke gezinnen en arme Caribische mensen

stonden tegenover elkaar in de strijd om huisvesting. Vanaf de jaren ’50 gingen blanke jongens

uit de middenklasse, “Teddy Boys”, zich vijandig gedragen tegen de zwarte bevolking. Deze

situatie werd uitgebuit door rechtse en fascistische groepen. In de zomer van 1958 ontstond er

een golf van agressie van de Teddy Boys jegens de zwarte bevolking. Caribische cafés werden

vernield en individuen werden aangevallen. Op 30 augustus explodeerde de situatie en

begonnen de rellen. Massa’s blanke jongeren joegen de zwarte bevolking na en er werden

brandbommen naar huizen gegooid. De rellen duurden een week, en verspreidden zich ook

naar andere delen van Londen. De politie liet op 5 september de rust weer terugkeren, en

uiteindelijk werden zo’n 140 mensen gearresteerd. Het incident was de aanleiding voor veel

discussies over raciale vooroordelen, harmonie in gemeenschappen en de schaal van

immigratie uit het gemenebest naar de binnensteden (Exploring 20th century London Project,

z.j.).

Nadat Ierland uit het gemenebest stapte in 1949, zette de groepering IRA (Irish

Republican Army) zich in voor het samenbrengen van de voornamelijk Katholieke Ierse

Republiek en het voornamelijk Protestantse Noord-Ierland, wat bij het Verenigd Koninkrijk was

blijven horen. In de jaren ’50 en begin jaren ’60 waren er wat sporadische acties van de IRA,

maar deze hadden niet veel invloed door onvoldoende steun van Katholieken in Noord-Ierland.

Dit veranderde echter later in de jaren ’60. Katholieken in Noord-Ierland begonnen een

burgerrechtencampagne tegen discriminatie in stemmen, huisvesting en het krijgen van werk

tegen de Katholieken door de voornamelijk Protestantse overheid en bevolking. Tegen het

22

geweld van extremisten jegens de demonstranten werd door de overheersend Protestantse

politie niets gedaan. Dit veroorzaakte een aantal aanvallen van beide kanten (Meyers, z.j.). Op

30 januari 1972, de dag die bekend staat als Bloody Sunday en waar de Ierse band U2 een

bekend liedje over heeft geschreven, liep de situatie compleet uit de hand. Britse soldaten

schoten veertien demonstranten in Derry dood en dertien anderen raakten gewond (De Vries,

2006). Het begon met een illegale, maar vredige, demonstratie zo’n 10000 mensen

georganiseerd door de Northern Ireland Civil Rights Association. Er werd geprotesteerd tegen

het beleid van de Britse overheid om vermoedelijke leden van de IRA te interneren zonder

rechtszaak. De demonstranten werden opgewacht door soldaten, en sommige demonstranten

begonnen hen met stenen en andere voorwerpen te bekogelen. De Britse troepen reageerden

met een waterkanon en rubberen kogels. De soldaten waren opgedragen zoveel mogelijk

demonstranten op te pakken, de troepen bleven de demonstranten confronteren en het geweld

brak uit. Lang was men er niet over uit wie het eerste schot loste, maar het is wel altijd duidelijk

geweest dat binnen een half uur de eerste dertien dodelijke slachtoffers vielen. De veertiende

overleed later aan zijn verwondingen. Het Saville-rapport uit 2010 wees uit dat het eerst schot

van de militairen kwam (The Editors of Encyclopædia Britannica, z.j.).

Terwijl in veel landen de bevolking tegen elkaar of tegen de regering vocht, was Rusland

verwikkeld in de Koude Oorlog met Amerika. De twee concurreerden op allerlei gebieden met

elkaar; kernwapens, ruimtevaart en ook dans. Beide supermachten ontwikkelden

intercontinentale raketten, en in 1962 begon de Sovjet-Unie met het plaatsen van deze raketten

op Cuba. Dit veroorzaakte de Cuba-crisis, waarbij de VS en de SU heel dicht bij echte oorlog

kwamen. Hoewel dit niet echt Europese politiek is, had Europa hier wel de desastreuze

gevolgen ondervinden, Europa ligt er immers pal tussen. De Cuba-crisis liet echter zien dat

zowel de VS als de SU niet bereid was om een kernoorlog te ontketenen, en in 1963 sloten ze

de Nuclear Test-Ban Treaty af, die hen verbood kernwapen boven de grond te testen. Een

ander gevolg was dat de Sovjet-Unie besloot nooit meer zo vernederd te willen worden op

militair gebied, en was vastberaden zich hard te blijven ontwikkelen op dit gebied (The Editors of

Encyclopædia Britannica, z.j.).

Naast deze wapenconcurrentie was er sprake van een zogenaamde “Space Race”,

waarbij de VS en de SU tegen elkaar streden op het gebied van ruimtevaart. Op 4 oktober 1957

lanceerde de Sovjet-Unie de Sputnik. Dit was de eerste kunstmatige satelliet en het eerste door

de mens gemaakte object die in de baan van de aarde werd geplaatst. De lancering ervan kwam

als een verrassing voor de Amerikanen, en niet als een prettige verrassing. De Amerikanen

zagen de ruimte als een nieuwe “frontier”, die goed paste bij de Amerikaanse traditie van

23

ontdekken. Ze wilden op dit gebied daarom niet achterlopen op de Russen. In 1958 lanceerden

de Amerikanen hun eigen satelliet, Explorer I, en later dat jaar werd de NASA opgericht. De

volgende twee overwinningen in de Space Race waren echter ook voor de Sovjet-Unie. In 1959

werd Luna 2 gelanceerd, de eerste ruimtevoertuig dat de aarde raakte. In april 1961 was

kosmonaut Yuri Gagarin de eerste mens die rond de aarde cirkelde, in het ruimtevoertuig Vostok

I. De Amerikanen stuurden op 5 mei hun eerste man, Alan Shepard, de ruimte in, maar deze

heeft niet om de aarde gecirkeld. Later die maand maakte President Kennedy de belofte dat

Amerika voor het eind van het decennium een mens op aarde zou zetten, een belofte die

waargemaakt werd, hoewel hij het niet mee heeft kunnen maken. Op 16 juli 1969 begonnen de

astronauten Neil Armstrong, Edwin “Buzz” Aldrin en Michael Collins hun maanmissie in de

Apollo 11. Op 20 juli landde het voertuig op de maan, en Neil Armstrong werd niet alleen de

eerste Amerikaan, maar ook de eerste mens die op de maan liep, in zijn woorden “one small

step for man, one giant leap for mankind”. Hiermee “won” Amerika de Space Race (History.com

Staff, 2010). De concurrentie op het gebied van dans en de dansers die de Sovjet-Unie

ontvluchten zullen later in dit hoofdstuk behandeld worden.

De Rotterdamse filosoof Henk Oosterling had het in zijn colleges (2015) over het boek

Silent Spring van Rachel Carson. Toen dit boek over de gevaren van de pesticide DDT in 1962

uitkwam, werd de wereld bewust gemaakt van het feit dat menselijke ingrepen in de natuur

grotere gevolgen hebben dan we aanvankelijk voor mogelijk hielden. Er kwam meer aandacht

voor het milieu en klimaatverandering. Elf jaar later werd de Westerse wereld geconfronteerd

met de eerste oliecrisis, waarbij de eindigheid van onze natuurlijke hulpbronnen en onze

afhankelijkheid ervan opeens zeer duidelijk werd. Zoals we nu weten was dit het begin van één

van de belangrijkste discussies die nu gevoerd wordt. Het klimaat is een erg actueel thema, en

was dat ook in de periode die in het volgende hoofdstuk besproken zal worden.

Ontwikkelingen in dansIn de voorgaande hoofdstukken is de dans in Engeland bijna niet besproken. In dit hoofdstuk

wordt dans in Engeland echter belangrijker. In 1956 werd Ninette de Valois’ gezelschap Sadler’s

Wells Ballet beloond met een royal charter, en vanaf dat moment heet het gezelschap Royal

Ballet. Belangrijk bij dit gezelschap was Sir Kenneth MacMillan. Van 1955 tot 1966 was hij

choreograaf van de Royal Ballet, en vanaf 1962 was hij de huischoreograaf van het gezelschap.

Na drie jaar directeur van het Ballett der Deutsche Oper in West-Berlijn te zijn geweest, kwam hij

in 1970 weer terug bij de Royal Ballet, waar hij tot 1977 zou blijven als directeur en choreograaf.

Hij was belangrijk voor de terugkeer van avondvullende balletten. Hoewel hij een klassieke

24

choreograaf was, waren zijn thema’s veelal anders dan andere. Op 2 januari 1958 ging het stuk

The Burrow in première. Over dit stuk zal later in dit hoofdstuk meer verteld worden. Op 9

februari 1965 ging MacMillans legendarische versie van Romeo and Juliet, zijn eerste drieacte

ballet, in première. Deze versie dat het beroemde beroemde danspaar Margot Fonteyn en

Rudolph Nureyev in de hoofdrollen. Opmerkelijk hierbij is dat Margot Fonteyn toen 46 jaar oud

was, terwijl ze de rol van de 13-jarige Julia danste. Ook het feit dat het überhaubt door de

Russische Nureyev werd gedanst is bijzonder, maar hierover later meer. Het stuk Anastasia van

Kenneth MacMillan, dat op 25 juni 1967 met het Ballett der Deutsche Oper in première ging, zal

dan ook besproken worden (The MacMillan Estate, z.j.). The Burrow en Anastasia zijn namelijk

politiek getinte stukken, en het verhaal van Nureyev en andere Russische dansers is ook

belangrijk voor de relatie tussen politiek en dans.

Niet alleen in Engeland was ballet belangrijk, ook in de Sovjet-Unie was ballet erg geliefd.

De twee belangrijke gezelschappen waren het Bolshoi Ballet in Moskou en het Kirov Ballet, wat

nu het Mariinsky Ballet heet, in Leningrad (Sint-Petersburg). Een belangrijk Russisch stuk is

Spartacus, wat eerst in 1956 met het Kirov in première ging, en op 9 april 1968 bij het Bolshoi in

première ging. Het stuk gaat over een Romeinse slavenopstand geleid door Spartacus

(Schwarm, 2015). Het stuk kan op meerdere manieren geïnterpreteerd worden binnen het

Sovjet-regime, en zal hierom later in het hoofdstuk nogmaals besproken worden.

In zowel Oost- als West-Duitsland werd ballet weer belangrijk. In steden als Stuttgart,

Düsseldorf, Leipzig, Dresden, Oost- en West-Berlijn en Hamburg bloeiden balletgezelschappen

op. Ballet ging moderne choreografen zoals Gret Palucca, Mary Wigman en Kurt Jooss

overschaduwen. Palucca had na de Tweede Wereldoorlog haar school in Dresden heropend, en

bleef belangrijker als lerares dan als choreografe. Wigman was in 1949 naar West-Berlijn

vertrokken en zette daar een school op met studenten van over de hele wereld. In 1957 maakte

ze haar laatste grote dansstuk, haar versie van Le Sacre du Printemps. Terwijl Wigman voor de

oorlog een centraal figuur in dans was, werd ze na de oorlog een marginaal figuur in dans. Ze

werd nog wel gerespecteerd, maar was niet meer zo belangrijk als ze ooit was. Wigman stierf in

1973 in Berlijn. Jooss kwam in 1954 terug naar Duitsland als hoofd van de dansafdeling van de

Folkwang School in Essen, een positie die hij tot 1969 zou bekleden. Daarna werkte hij als

freelancechoreograaf tot zijn dood in 1979 (Anderson, 1997).

Reynolds en McCormick (2003) schrijven dat aan de Folkwang School een klein

gezelschap verbonden zat, Folkwang-Tanzbühne, die werken van Jooss opvoerde. Hier

kwamen choreografen vandaan die moderne dans weer belangrijk hebben gemaakt in

Duitsland, zoals Pina Bausch, Reinhild Hoffmann en Susanne Linke. Hoe veel hun nieuwe

25

format, Tanztheater, te danken had aan Ausdruckstanz is discutabel, maar het is wel zeker dat

het verder bouwde op een culturele lijn waarin expressionisme belangrijk was. Bausch had zich

in 1955 ingeschreven op de Folkwang School op vijftienjarige leeftijd. Ze werd snel lid van

Jooss’ gezelschap en vertrok vier jaar later naar New York, waar ze met verschillende stijlen in

aanraking kwam. Nadat ze terug was gegaan naar Essen, werd ze in 1972 gevraagd het

dansgezelschap in Wuppertal te reorganiseren. Met dansers van de Folkwang School zette ze

het Tanztheater Wupperthal op en werd bijna meteen erkend als vernieuwer in Duitsland.

In Nederland was in deze tijd de zogenaamde “balletoorlog” gaande, waar later meer over

wordt verteld. Voor nu is het belangrijk te weten dat de twee grote gezelschappen in Nederland

het Nationale Ballet en het Nederlands Dans Theater waren. De belangrijke figuren in de

Nederlandse danswereld waren de “drie Vans”: Rudi van Dantzig, Hans van Manen en Toer van

Schaijk. Rudi van Dantzig was vanaf 1965 artistiek leider van het Nationale Ballet, en Hans van

Manen leidde van 1961 tot 1971 het Nederlands Dans Theater. In 1971 maakte Hans van

Manen als freelance choreograaf zijn eerste stuk voor het Nationale Ballet; Twilight, gedanst

door het beroemde danspaar Alexandra Radius en Han Ebbelaar (Het Nationale Ballet, z.j.).

In Zweden was Birgit Cullberg erg belangrijk. Tussen 1952 en 1957 en tussen 1963 en

1966 was ze huischoreograaf bij het Royal Swedish Ballet. In 1967 gingen de stad Stockholm en

de Zweedse overheid er akkoord mee een nieuw gezelschap van Cullberg te sponsoren. Ze was

toen al bijna zestig jaar oud. Toch heeft ze een prestigieus gezelschap, het Cullberg Ballet,

opgezet. Later zou ze het artistiek leiderschap delen met haar zoon Mats Ek (Reynolds &

McCormick, 2003). Ek heeft meerdere stukken met een politiek thema gemaakt, en zijn co-

leiderschap en politieke stukken zullen dan ook in het volgende hoofdstuk besproken worden.

Na de Tweede Wereldoorlog werd de invloed van Amerika op Europa steeds groter. Er

was sprake van “Amerikanisering”. Ook in dans kwamen er veel invloeden uit Amerika. Dit kwam

bijvoorbeeld door tours van grote dansfiguren zoals Martha Graham en gezelschappen zoals het

New York City Ballet. Het NYCB kwam in 1950 naar Engeland. Graham bezocht in 1950

Frankrijk en had in 1954 haar Europese tour, waarbij ze in landen als Nederland, Engeland en

Zweden optrad, en kwam tien jaar later naar Edinburgh. Dat jaar, 1964, bezochten ook Merce

Cunningham, Paul Taylor en Alvin Ailey het Verenigd Koninkrijk. In Zweden was het NYCB in

1956 gekomen en Merce Cunningham in1958 (Grau & Jordan, 2000). Dansgrootheden uit

Amerika kwamen dus naar Europa, waar ze choreografen inspireerden.

26

Politiek en dansNa de Tweede Wereldoorlog werd moderne dans in Duitsland door velen nog geassocieerd met

het Nazi-regime. Daarom was het ballet dat in het naoorlogse Duitsland bloeide, en niet

moderne dans. In het Communistische Oost-Duitsland waren er uiteraard veel invloeden uit

Soviet ballet. In West-Duitsland werd ballet als “artistically liberating” (Anderson, 1997, p. 231)

gezien. De Nazi’s hadden wel geprobeerd meer ballet aan de curricula van dansscholen toe te

voegen, maar ballet werd toch gezien als grenzeloze kunst. Door hun balletgezelschappen aan

te moedigen, kregen Duitsers het gevoel weer deel te worden van de internationale artistieke

gemeenschap (Anderson, 1997). Reynolds en McCormick schrijven in hun boek No Fixed

Points: Dance in the Twentieth Century (2003) dat hoewel de meeste grote operahuizen in

Duitsland waren gebombardeerd tijdens de Tweede Wereldoorlog, operahuizen ook bij de

eerste publieke gebouwen die herbouwd werden hoorden. Het publiek had een grote honger

naar de geruststellende beelden van orde en transcendentie van ballet. Het was apolitiek en

hield zich aan tijdloze conventies, wat mensen liever hadden dan de confronterende

Ausdruckstanz. De Duitsers wilden niet alleen hun land opnieuw opbouwen, maar ook hun

danstraditie.

Het stuk Spartacus van Yuri Grigorovich uit 1968 is al even genoemd in dit hoofdstuk. De

reden dat nou juist dit stuk wordt genoemd, is dat het best bijzonder is dat dit stuk werd

toegestaan door het Sovjet-regime. Het ballet is namelijk op twee manieren te interpreteren. De

slavenopstand, die het thema van het ballet is, kan als een allegorie voor de volksopstand

waardoor het Sovjet-regime aan de macht kwam gezien worden, maar ook als een soort oproep

aan de burgers om in opstand te komen. De overheid had het stuk dus ook kunnen verbieden,

maar klaarblijkelijk zag het deze laatste uitleg niet in het ballet.

Hoewel ballet erg werd gerespecteerd in de Sovjet-Unie, waren de condities voor de

dansers niet goed. Dat blijkt wel uit de “leaps of freedom” (Reynolds & McCormick, 2003, p. 264)

van de beroemde dansers Rudolf Nureyev, Natalia Marakova en Mikhail Baryshnikov. Net als

aan het begin van het Sovjet-tijdperk, raakte de Sovjet-Unie grote kunstenaars kwijt door het

verstikkende regime. De 23-jarige Nureyev ontsnapte in 1961 aan de greep van de Sovjet-Unie

op het vliegveld van Parijs, tijdens een tour van het Kirov Ballet. Minder dan een jaar later werd

het door Ninette de Valois gekoppeld aan de beroemde ballerina Margot Fonteyn, die bijna

twintig jaar ouder was dan Nureyev. De twee vormden het beroemdste danspaar ter wereld en

Nureyev wakkerde aandacht voor klassiek ballet aan in het Westen. Nureyev voerde de

klassiekers zoals Het Zwanenmeer, Giselle en Sleeping Beauty op, die hij aanpaste om meer

nadruk op de mannelijke dansers te leggen. Daarnaast voerde hij stukken uit het Russische

27

repertoire op die nog nauwelijks waren gezien in het Westen, waardoor een hele nieuwe

belangstelling voor ballet kwam in het Westen. Negen jaar na Nureyevs ontsnapping uit de

Sovjet-Unie, haalde de 30-jarige Kirov ballerina Natalia Marakova een soortgelijke actie uit in

Londen. Marakova ging dansen bij het American Ballet Theatre, en verscheen vijf jaar later

regelmatig op het toneel met het Royal Ballet, vaak als partner van Anthony Dowell. Mikhail

Baryshnikov ontsnapte in Toronto tijdens een Bolshoitour in 1974. Hij werd net als Nureyev en

Marakova een grote ster, en hielp ook mee met het populariseren van ballet. Hij werd een

inspiratie voor choreografen zoals Jerome Robbins, Twyla Tharp, Frederick Ashton en Alvin

Ailey. Hij bewees niet alleen een fantastische danser, maar ook een hele goede acteur te zijn,

en hij speelde daarom ook in verschillende films (Reynolds & McCormick, 2003). De barre

omstandigheden in de Sovjet-Unie waren voor ballet dus een geluk bij een ongeluk, als deze

drie dansers niet de noodzaak hadden gezien te vluchten, was ballet misschien niet meer zo

populair geworden.

Voor het stuk Anastasia was Kenneth MacMillan geïnspireerd door het verhaal van Anna

Anderson, een psychiatrische patiënt in Berlijn die in de jaren ’20 zelfmoord had geprobeerd te

plegen. Ze beweerde Anastasia, de dochter van de laatste Tsaar van Rusland, te zijn. Hierom

werd ze opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis (The MacMillan Estate, z.j.). In het stuk is

een ziekenhuisbed te zien, waar Anna op het begin op zit. Er komen vrouwen langs om te kijken

of ze Anastasia is, maar ze lachen haar uit. Anna ziet hoe haar familie wordt vermoord, en krijgt

filmbeelden te zien van haar familie. Deze beelden zijn niet in chronologische volgorde, alles

loopt door elkaar. Wanneer ze Anastasia als kind ziet leeft ze op. Anna ziet steeds vlagen van

haar oude leven, waaronder haar familie, de geheimzinnige Rasputin en een Sovjet-leger. Ze

probeert anderen van haar identiteit te overtuigen, maar niemand gelooft haar. Het stuk is heel

duister, en de bewegingen zijn erg expressief. In dat opzicht doet het soms denken aan Martha

Graham, met dramatische contractions, expressieve handen en verwrongen lichamen (Hazell,

2014). Het onderwerp van het stuk is dus erg politiek, hoewel het onderliggende thema waanzin

en geheugenverlies is, is het verhaal politiek geïnspireerd. Het gaat over de Russische Revolutie

en hoe het met de Romanovs is vergaan tijdens die revolutie. De bewegingen in het stuk lijken

geïnspireerd door Graham, wat een gevolg van Amerikanisering van Europa zou zijn.

Een ander politiek stuk van MacMillan is het wat oudere ballet The Burrow. Toen het stuk

in 1957 in première ging, was de Tweede Wereldoorlog nog vers in het geheugen van het

publiek gegrift. Het psychologische drama hard aan bij het publiek, het stuk deed namelijk sterk

denken aan het verhaal van Anne Frank. In het programmaboekje schreef Arnold Haskell het

volgende:

28

“There are many today who live in hiding, sealed off in some small room. Such a room is a small

world in which life burns more intensely; the flickering of a light bulb may bring despair. The

ballet introduces us to such a world; there is the woman who is close to breaking point; the man

who is an outcast – even the victims of intolerance are intolerant – the over-cheerful man, whose

humour is a bludgeon; the child unconscious of fear but quick to seize the mood; and the lover

who can never be alone. A knock on the door and their world is shattered.” (The MacMillan

Estate, z.j.)

Dit opgesloten zijn met veel mensen in een kleine kamer is waardoor het zo doet denken aan

Anne Frank, die ook zo moest leven. Het twintigtal dansers in het stuk is constant op het toneel,

met het claustrofobische decor van Nicholas Georgiadis.

Met deze twee stukken, The Burrow en Anastasia, reageerde MacMillan dus niet op de

toenmalige politiek, maar wel op politieke gebeurtenissen in de geschiedenis van Europa. In het

volgende hoofdstuk zal te zien zijn dat hij dit vaker deed, zoals in Mayerling en Gloria.

Een politiek stuk van een andere Engelse choreograaf is Echoing of Trumpets van Antony

Tudor, die hij in 1963 voor het Royal Swedish Ballet maakte. Jack Anderson schreef in The New

York Times over het stuk dat het een “searing denunciation of war” is (1994). Het stuk gaat ober

de slachting in het dorp Lidice in Tsjechië in 1942 door de Nazi’s. Dit gebeurde uit wraak na de

moord op een Duitse officier, en werd een symbool van de wreedheid van de Nazi’s. Hoewel het

stuk meer dan twintig jaar na het bloedbad in Lidice in première ging, was geweld helaas geen

geschiedenis voor het publiek in die tijd. Het was de tijd van de Koude Oorlog, waarin de hele

wereld vreesde voor nucleaire vernietiging. Toen het stuk in 1967 in het Metropolitan Theatre

werd opgevoerd was de Vietnamoorlog in volle gang, en toen het in 1994 nogmaals werd

opgevoerd kon men denken aan de gebeurtenissen in Bosnië (Anderson, 1994). Het is te zien

dat een stuk met een historisch politiek thema altijd actueel kan zijn, ook al gaat het om

historische gebeurtenissen.

In de periode van 1950 tot 1975 werd er dus vooral veel teruggekeken op de

gebeurtenissen in de Tweede Wereldoorlog, of er werd geprobeerd deze juist te vergeten door

om te slaan van Ausdruckstanz naar ballet, zoals in Duitsland. De vlucht van Sovjet-dansers

heeft ook bijgedragen aan het opbloeien van ballet in Europa. In de Sovjet-Unie moesten

balletten bijdragen aan het versterken van de moraal van het volk, maar soms konden er

opstandige of dubbelzinnige boodschappen door de propagandacommissie heen glippen, zoals

bij Spartacus.

29

Hoofdstuk 4: 1975-1999In de laatste periode van de twintigste eeuw veranderde er veel in Europa. Het IJzeren Gordijn

viel, de Europese Unie werd opgericht en er ontstond een groot conflict in de Balkan. Op het

gebied van dans gebeurde er ook veel. Zo werd Jiří Kylián in 1975 artistiek leider van Het

Nederlands Dans Theater, en werden er veel politiek getinte stukken gemaakt, zoals Gloria van

Kenneth MacMillan en Ghost Dances van Christopher Bruce. Ook begonnen de beroemde

Sylvie Guillem en wat later Darcy Bussell in deze periode hun carrières.

Politieke ontwikkelingenIn het vorige hoofdstuk was de Rote Armee Faktion al genoemd. Ook in deze periode is de

aanwezigheid van deze groep sterk in West-Duitsland. In het voorjaar van 1977 werd procureur-

generaal Siegfried Bubach doodgeschoten door linkse extremisten. Een paar maanden later

werd bankier Jürgen Ponto vermoord. Op 5 september 1977 werd de voorzitter van de West-

Duitse werkgevers, Hanns Martin Schleyer, door de ‘tweede generatie’ RAF-anarchisten. Hierbij

werden drie beveiligingsbeambten en de chauffeur van Schleyer doodgeschoten. De terroristen

wilden hiermee bereiken dat de ‘eerste generatie’ RAF-leden werd vrijgelaten. Deze waren

namelijk begin 1977 tot levenslang veroordeeld. De mensen die ze vrij wilden hebben waren

Andreas Baader, Gudrun Ensslin, Jan-Carl Raspe en Irmgard Möller, zij waren veroordeeld voor

hun terreurdaden tussen 1970 en 1972. Het ideologische brein van de groep, Ulrike Meinhof, zat

aanvankelijk ook met hen vast, maar zij pleegde in mei 1976 zelfmoord in haar cel (Luijten,

1997). Ulrike Meinhof wordt verder in dit hoofdstuk nog belangrijk, omdat Johann Kresnik een

stuk over haar heeft gemaakt.

Ook in Groot-Britannië kwam in deze periode het volk weer in opstand tegen de overheid.

Young (2015) schrijft dat in 1979 Margaret Thatcher “Prime Minister” werd. Zij was de eerste

vrouw die deze positie bekleedde in Europa, en stond ook wel bekend als “The Iron Lady”. Aan

het begin van haar eerste termijn, ze zou uiteindelijk nog twee keer herkozen worden en Prime

Minister blijven tot 1990, beloofde ze de macht van de vakbonden in te perken. De vakbonden

hadden in de winter van 1978-1979 namelijk laten zien dat ze het land zes weken lang stil

konden leggen. De overheid nam toen een aantal maatregelen die het vermogen van de

vakbonden om stakingen te organiseren inperkten. Toch organiseerde de National Union of

Mineworkers een nationale staking om de sluiting van 20 onproductief verklaarde mijnen te

voorkomen. De mijnwerkers konden deze staking ongeveer een jaar volhouden, maar

uiteindelijk won Thatcher de strijd.

30

In Ierland werd de IRA in de jaren ’80 weer actief. Er ontstond rivaliteit tussen de politieke

en de militaire tak. Sinn Féin, de politieke kant, wilde dat het geweld stopte en wilde ervoor

zorgen dat er meer republikeinen in de politiek kwamen. In 1994 verklaarde de IRA met de Good

Friday Agreement dat het zou stoppen met militaire acties. In april 1998 werd door alle partijen,

ook de IRA, afgesproken dat de organisatie zijn ideaal van een democratisch stelsel zou

nastreven. Noord-Ierland bleef bij Groot-Britannië horen, tot de bevolking anders zou willen

(Beusekom, 2015).

Heel belangrijk in deze tijd is de val van het communisme in Europa. Het was al een tijd

slecht gegaan in de DDR. De burgers waren teleurgesteld, omdat de welvaart die hen was

beloofd maar niet kwam. Ook had de DDR steun van de Sovjet-Unie verloren. Op 9 november

1989 viel de Berlijnse Muur. Die dag beantwoorde SED-woordvoerder Günther Schabowski de

vraag van een journalist wanneer de regeling waarmee de DDR de grens voor zijn eigen burgers

openzette namelijk met “Sofort, unverzüglich” (onmiddellijk). Toen hem werd gevraagd of dat

ook voor Berlijn gold, beaamde hij dat. Schabowski had daarmee per ongeluk het startsein

gegeven voor het ontmantelen van de Berlijnse Muur en de DDR. Mensen uit Oost- en West-

Berlijn trokken massaal naar de Muur, en trokken zich er niets meer van aan. De Muur had sinds

1961 van Oost- en West-Berlijn de stad in twee totaal verschillende werelden verdeeld, en voor

het eerst sinds die tijd werd de Muur genegeerd. Binnen een jaar werd de DDR opgeheven, op 3

oktober 1990 was de Duitse eenwording een feit (Smeets, 2003).

De val van de Sovjet-Unie kwam nog een jaar later. Op 7 en 8 december 1991 kwamen de

drie Sovjet-leiders; Boris Jeltsin van Rusland, Leonid Kravtsjoek van Oekraine en Stanislav

Sjoesjkevitsj van Wit-Rusland, bij elkaar in een jachtverblijf in Brest in Wit-Rusland. Na daar

overlegd te hebben, tekenden ze in Minsk op 8 december de overeenkomst die de basis werd

voor het Gemenebest van de Onafhankelijke Staten (GOS). Dit werd het einde van de Sovjet-

Unie. Het uiteenvallen van de Sovjet-Unie was geen verassing, in augustus dat jaar was

namelijk al een coup gepleegd tegen president Gorbatsjov. Deze coup had als doel het

bijeenhouden van de Sovjet-Unie, maar had alleen een averechts effect. De ontbinding werd er

juist door versneld. Allerlei Sovjetrepublieken verklaarden zich namelijk onafhankelijk na het

mislukken van deze coup (NPO Geschiedenis, 2001).

Een gebied dat tot nu toe nog niet is besproken, is de Balkan. Voor deze periode was dit

gebied politiek ook nog niet zo opvallend, maar begin jaren ’90 veranderde dat. In dat gebied

brak namelijk de Joegoslavische Burgeroorlog uit, waar naar schatting ruim 140.000 dodelijke

slachtoffers zijn gevallen. Het wordt beschouwd als het bloedigste conflict sinds de Tweede

Wereldoorlog. De landen van de Balkan waren in 1943 verenigd onder één staat, de

31

Socialistische Federale Republiek Joegoslavië, die onder leiding van Josip Broz Tito kwam te

staan. Hij probeerde alle vormen van nationalisme te voorkomen in zijn land met geweld en

onderdrukkingen. Zo zorgde hij lang dat het rustig bleef in de regio, maar na zijn dood in 1980

werden nationalistische en etnische verschillen heel zichtbaar. Zo ontstond er een groot conflict,

waarbij verschillende volkeren tegen elkaar vochten. De Joegoslavische Burgeroorlog bestond

uit de Tiendaagse Oorlog in Slovenië, de Kroatische Onafhankelijkheidsoorlog, de Bosnische

Oorlog en de Kosovo Oorlog. Bij de laatste twee greep de NAVO in met onder andere

bombardementen. Het was een conflict van massamoorden en etnische zuiveringen, waar erg

veel slachtoffers bij zijn gevallen (Sprangers, 2012).

Een gebeurtenis die niet alleen met Europese politiek te maken heeft is de arrestatie van

de Chileense dictator Augosto Pinochet. Hij was van 1973 tot 1990 aan de macht in Chili, en liet

daar tienduizend tegenstanders arresteren, martelen en “verdwijnen”. De Spaanse rechter

Baltasar Garzón liet Pinochet op 17 oktober 1998 arresteren in Londen door de Britse

autoriteiten. Spanje vond namelijk dat Pinochet medeverantwoordelijk was voor het martelen

van Spaanse burgers in Chili. Dit was de eerste keer dat iemand door het juridisch apparaat van

een ander land werd berecht (Amnesty International, 1998).

Toch was het niet alleen een tijd van conflicten, maar ook juist van vereniging. Natuurlijk

was Duitsland al herenigd, maar ook in heel Europa werden landen verenigd in de Europese

Unie. Al lange tijd waren er samenwerkingen tussen Europese landen, zoals de Europese

Economische Gemeenschap (EEG) uit 1957. In 1986 werd de Europese Acte ondertekend, wat

de grondslag voor de vorming van een ‘interne markt’ tussen Europese landen vormde. Na de

val van het communisme werden zoals de EU zegt “alle Europeanen dichter bij elkaar

getrokken”. Daarom werd er in 1993 aan de interne markt vrijheid van goederen, diensten,

personen en geld toegevoegd. Dat jaar werd ook het Verdrag van Maastricht getekend,

waarmee de Europese Unie werd opgericht, en in 1999 werd het Verdrag van Amsterdam

getekend. Door de Schengen-akkoorden kunnen mensen binnen de EU reizen zonder

paspoortcontrole bij de grens, en met EU-steun kunnen miljoenen jongeren in het buitenland

studeren. Communicatie binnen de EU is steeds makkelijker geworden door bijvoorbeeld het

internet (Europese Unie, 2015). In de jaren ’90 werd Europa dus echt een geheel, er was geen

scheiding meer tussen Oost- en West, en uitwisseling van mensen, goederen, diensten, geld en

kennis tussen de landen werd steeds makkelijker.

32

Ontwikkelingen in dansNederlands Dans Theater was al in 1959 door Benjamin Harkarvy, Aart Verstegen en Carel

Birnie in samenwerking met achttien dansers van Het Nationale Ballet opgericht. Het gezelschap

wilde een eigen weg in de moderne dans banen, en alleen stukken van levende choreografen

opvoeren. Zo bleef het werk relevant, nieuw en fris. In 1975 werd de Tsjechische danser en

choreograaf Jiří Kylián artistiek leider van NDT. Onder hem bloeide het gezelschap op. Zijn

choreografieën waren nieuw, vaak komisch en geïnspireerd door bijvoorbeeld de cultuur van de

Australische aboriginals zoals zijn stuk Stamping Ground. Ook richtte Kylián samen met Birnie

NDT II op, waarin jong talent zich kan ontwikkelen om uiteindelijk bij NDT I te komen (Kylián

Productions B.V., 2012).

Het artistieke beleid van NDT had toen drie hoofdthema’s:

1. Het uitnodigen van het beste jonge choreografische talent van over de hele wereld: William

Forsythe, Mats Ek, Christopher Bruce, Ohad Naharin en vele anderen.

2. De inclusie van nieuwe creatie’s van internationaal gewaardeerde choreografen zoals Hans

van Manen en Glen Tetley.

Het aanmoedigen van creativiteit binnen het gezelschap. Choreografische workshops werden de

broedplaats van vele toekomstige choreografen zoals Paul Lightfoot & Sol León, Alexander

Ekman en Jérôme Meyer & Isabelle Chaffaud en voor artistiek leiders van andere

gezelschappen, zoals Nacho Duato en Ed Wubbe. (Kylián Productions B.V., 2012)

In zijn lange tijd als artistiek leider zag Kylián veel goede dansers het gezelschap verlaten.

Zij konden het repertoire fysiek niet meer aan, maar hadden wel een unieke persoonlijkheid,

podiumpresentatie en charisma, en hadden de gave om op de meest basaal menselijke manier

met het publiek te communiceren. Hierom besloot hij in 1990 NDT III op te richten, voor dansers

tussen ‘forty and dead’. De première van het ‘Senioren Gezelschap’ bestond uit stukken van

Hans van Manen, Mats Ek, William Forsythe en Jiří Kylián. De originele dansers waren Kyliáns

muze Sabine Kupferberg, Alida Chase, Gérard Lemaitre en Mats Eks broer Niklas Ek (Kylián

Productions B.V., 2012).

Kylián heeft dus veel teweeggebracht in zijn tijd van artistiek leiderschap bij NDT. Hij heeft

voor de drie gezelschappen binnen het gezelschap gezorgd, waarvan er één inmiddels is

opgeheven, en hij heeft met zijn choreografieën de Nederlandse en internationale danswereld

veranderd. In 1999 nam hij afstand van zijn positie als artistiek leider, maar hij bleef nog tot 2009

verbonden aan NDT als choreograaf (Kylián Productions B.V., 2012).

In Engeland was Kenneth MacMillan nog steeds een belangrijke choreograaf. Hij was ook

al in het vorige hoofdstuk besproken, maar ook in deze periode heeft hij heel veel stukken

33

gemaakt. Bekende stukken zijn Requiem uit 1976, voor zijn overleden vriend en choreograaf

John Cranko, Gloriana (Choral Dances) uit 1977 voor het Zilveren Jubileum van Koningin

Elizabeth II, Mayerling uit 1978, Gloria uit 1980 en Valley of Shadows uit 1983. De laatste drie

stukken zullen in het volgende stuk verder behandeld worden. Behalve Requiem waren al deze

stukken voor The Royal Ballet gemaakt. Requiem ging in première bij Stuttgard Ballet, waar

Cranko van 1961 tot zijn dood in 1973 artistiek leider was geweest (The MacMillan Estate, z.j.).

Andere belangrijke Engelse choreografen zijn Christopher Bruce, Matthew Bourne en

David Bintley. Christopher Bruce heeft veel politiek werk gemaakt. Zijn stijl is een combinatie

van klassiek ballet en moderne dans. Hij gebruikt hierbij vaak populaire muziek van bijvoorbeeld

Bob Dylan en de Rolling Stones (Scottish Ballet, 2013). Zijn stuk Rooster uit 1991 is bijvoorbeeld

helemaal op muziek van de Rolling Stones gemaakt, de naam van het stuk is afgeleid van hun

nummer Little Red Rooster (Ballet Rambert Ltd., 2014). Een voorbeeld van een politiek stuk is

Ghost Dances uit 1981, hierover wordt later meer verteld.

Volgens Whitney (2015) is Matthew Bourne vooral bekend om zijn reinterpretaties van

traditioneel ballet repertoire. In 1992 heeft hij bijvoorbeeld een versie van De Notenkraker

gemaakt die zich afspeelde in Dickens-achtig, Victoriaans weeshuis. Highland Fling uit 1994

was zijn versie van Filippo Taglioni’s La Sylphide, en speelde zich af in een sociale-

woningbouwwijk in het moderne Glasgow. Het beroemdst is zijn versie van Het Zwanenmeer uit

1995. Terwijl in de oorspronkelijke versie de zwanen werden gedanst door jonge, lichte

ballerina’s, zag Bourne zwanen als krachtig, groot en agressief. Hij liet de zwanen daarom

dansen door mannen, die alleen een knielange broek van gescheurd zijde droegen, waardoor

het lijkt of de broek van veren is gemaakt. De prins plaatste hij in een dysfunctionele familie, en

in plaats van de liefde tussen de door Rothbard vervloekte vrouw en de prins werd het nu een

homoseksuele liefde. Mede hierom is het een controversieel stuk.

David Bintley was opgeleid aan de Royal Ballet School en kwam in 1976 bij Sadler’s Well

Royal Ballet, zoals het toen nog heette. Zijn eerste professionele stuk, The Outsider, maakte hij

op twintigjarige leeftijd in 1978, en deed in stijl en onderwerp aan het werk van MacMillan

denken. Hij werkte in de Engelse narratieve traditie, en een groot deel van zijn oeuvre heeft een

specifiek plot of onderwerp. Voorbeelden van zulke stukken zijn Young Apollo over het

volwassen worden van Apollo, The Sons of Horus, geïnspireerd door een oud-Egyptisch ritueel

rondom inwendige organen en The Dance House, over het overlijden van een vriend aan aids,

met een virtuoze rol voor het virus (Reynolds & McCormick, 2003). “Still Life” at the Penguin

Café is het bekendste werk van Bintley, en zal om het thema later besproken worden.

Net als in de vorige periode kwamen er in deze tijd ballet ‘supersterren’ op. Dit keer niet uit

34

Rusland, maar uit Frankrijk en Engeland. De eerste is Sylvie Guillem uit Frankrijk. Zij werd op

haar negentiende al ‘étoile’ bij het Parijse Opera Ballet. Op haar vierentwintigste schokte ze het

gezelschap en de danswereld echter door het Parijse Opera Ballet te verlaten, ze vond dat ze

daar niet genoeg vrijheid had om elders te dansen. Bij het Royal Ballet kreeg ze deze vrijheid

wel. Ze mocht haar rooster en rollen uitkiezen, en kreeg flinke acteerrollen in stukken van

Frederick Ashton en Kenneth MacMillan. Ze bleef dan ook negentien jaar, tot 2007 bij het Royal

Ballet (Sulcas, 2015).

De andere ‘superster’ is de Engelse Darcey Bussell. Zij danste de hoofdrol, Princess

Rose, in MacMillans laatste drie-acten ballet, Prince of the Pagoda’s uit 1989. (Reynolds &

McCormick, 2003). De dag na de première van Prince of the Pagoda’s werd ze benoemd tot

soliste. Ze was zowel in klassiek werk als Romeo en Julia en Giselle als in modernere werken

zoals van George Balanchine erg goed, maar werkte ook buiten de danswereld als model. Ze

heeft elke grote rol in het repertoire van het Royal Ballet gedanst en trad vaak als gast op bij

andere gezelschappen zoals het New York City Ballet, het Parijse Opera Ballet en het Frankfurt

Ballet (Whitney, 2015).

Anderson (1997) schrijft dat in Duitsland Tanztheater, de nieuwe vorm van dans die

Duitsland weer op de kaart zette als dansland, erg belangrijk was. Tanztheater is erg

dramatisch, maar als het een verhaal vertelt gebeurt dat meestal niet op een eenvoudige of

chronologische manier. Het zijn vaak collages van gebeurtenissen die met een overkoepelend

thema te maken hebben. De choreografie zelf kan een collage zijn van conventionele

dansbewegingen of alledaagse bewegingen. Ook kan er naast de muziek gesproken worden.

De decors zijn vaak uitgebreid, maar somber en grillig. In Tanztheater worden vaak conflicten en

machtsstrijden uitgebeeld, zowel tussen individuelen als tussen sociale klassen. De producties

hebben vaak een zware, donkere sfeer, maar deze kan verlicht worden door spottende humor.

Tanztheater is zoals veel artistieke stromingen niet de creatie van één persoon, maar was het

resultaat van gelijkgestemde kunstenaars in verschillende Duitse steden. Pina Bausch was erg

belangrijk, maar de Oostenrijkse Johann Kresnik claimt het Tanztheater te hebben uitgevonden.

Hij was klassiek getraind, maar besloot eind jaren ’60 dat hij nooit meer een traditionele

balletpas wilde zetten. Zo begon hij zelf ook te choreograferen. Hij was geïnteresseerd in het

effect van sociale conditionering op individuelen en dacht na over Duitse geschiedenis, hoe er in

een land van componisten, dichters, en denkers twee wereldoorlogen zijn ontstaan. Dit heeft

veel van zijn werken geïnspireerd, zijn werken waren vaak grotesk, gewelddadig en vaak met

onplezierige grafische details, waardoor de stukken niet fijn waren om naar te kijken. Zijn stuk

Sylvia Plath uit 1985 gaat over het leven van de Amerikaanse schrijfster Sylvia Plath, bekend

35

van het boek The Bell Jar, die in 1963 zelfmoord pleegde. Hij schilderde haar af als het

slachtoffer van een verrotte maatschappij. Kresnik was erg politiek geëngageerd, wat in het

volgende stuk besproken zal worden, voornamelijk aan de hand van zijn stuk Ulrike Meinhof uit

1990 (Kolb, 2011).

Politiek en dansIn 1982 trad Nederlands Dans Theater op bij het ‘Prague Spring Festival’ in het vaderland van

Jiří Kylián, het communistische Tsjecho-Slowakije. Dit was in politieke zin een grote doorbraak.

Het was een enorm succes, en met de lange staande ovatie van het publiek werd de boodschap

aan de autoriteiten gegeven dat iedereen de vrijheid zou moeten hebben om in het buitenland

carrière te maken, terug te keren en zijn of haar werk te laten zien zonder beperkingen (Kylián

Productions B.V., 2012). Het was niet alleen bijzonder dat Kylián met zijn NDT naar Tsjecho-

Slowakije kon gaan, maar de reactie van het publiek was dus ook van politiek belang. Het hun

reactie maakte het publiek een echt statement, een soort vreedzaam protest tegen de restricties

in kunst en op het oversteken van de grens.

Hier was dus vooral de plaats waar dans werd opgevoerd en de reactie van het publiek

interessant voor de relatie tussen dans en politiek, maar niet zo zeer de dans zelf. Bij veel

choreografen in Engeland zat dat anders. In Engeland werden erg veel stukken met een politiek

thema of een politieke boodschap gemaakt, bijvoorbeeld door Kenneth MacMillan, Christopher

Bruce, Matthew Bourne en David Bintley. Eerst zullen drie stukken van MacMillan besproken

worden, daarna zullen Ghost Dances van Christopher Bruce, Swan Lake van Matthew Bourne

en “Still Life” at the Penguin Café van David Bintley behandeld worden.

Het stuk Mayerling van MacMillan gaat niet zozeer over politiek in de 20e eeuw, maar wel

over de neergang van de aristocratie in Europa, wat erg te maken heeft met het communisme

en het nationaalsocialisme uit de 20e eeuw. Mayerling ging op 14 februari 1978 in Covent

Garden in Londen in première, en werd opgevoerd door het Royal Ballet. Het stuk gaat over

Kroonprins Rudolf van Oostenrijk-Hongarije, de zoon van de beroemde keizerin Sisi en keizer

Franz Joseph, en zijn jonge minnares Mary Vetsera, die een bizar zelfmoordpact hadden

afgesloten. Over het Mayerling-incident waren al veel film gemaakt, maar MacMillan wilde de

sociale, politieke en persoonlijke druk die de geliefden tot deze daad dreef laten zien. De muziek

is van Liszt, en werd gearrangeerd door John Lanchbery, die zo’n dertig stukken van Liszt

arrangeerde en orkestreerde voor Mayerling. De muziek brengt de juiste dramatische sfeer,

zoals delen uit de Faust Symfonie die als motief dienen voor Rudolfs obsessie met de dood en

vuurwapens, maar daarbij komt dat Liszt ook een aantal stukken voor keizerin Elizabeth (Sisi)

36

had geschreven om te spelen (The MacMillan Estate, z.j.). Met het stuk liet MacMillan net als in

Anastasia de val van de negentiende-eeuwse maatschappij zien, maar nu niet met de Romanov

familie, maar die van de Habsburgers (Reynolds & McCormick, 2003). Na de dood van Rudolf

werd de neef van Rudolfs vader, Franz Ferdinand, de troonopvolger. Zoals in hoofdstuk 1 is

omschreven, was de moord op Franz Ferdinand de aanleiding voor de Eerste Wereldoorlog.

Gloria van MacMillan is een stuk uit 1980 over de Eerste Wereldoorlog. Fantoomvrouwen

in grijs en zilver, spoken van dood en verval, dansen op muziek van Poulenc met gehelmde

mannen gekleed in kleding met roodbruine vlekken van bloed, aarde en verroeste vuurwapens

zoals te zien is op de foto van het voorblad van deze scriptie (Reynolds & McCormick, 2003;

Spatt, 1980). MacMillan was voor dit stuk geïnspireerd door Vera Brittains autobiografische boek

Testament of Youth. Een gedicht hieruit The War Generation: Ave wordt altijd geciteerd in het

programmaboekje als Gloria wordt opgevoerd. Het stuk kan gezien worden als eerbetoon aan

MacMillans Schotse vader, die in de Eerste Wereldoorlog in een gas-aanval kwam te zitten en

daar de rest van zijn leven last van had. Hij sprak nooit over zijn ervaringen in de loopgraven, en

stierf aan een longontsteking toen MacMillan zeventien jaar oud was. Francis Poulencs Gloria in

G is eigenlijk een lof voor God, maar in tegenstelling tot bij MacMillans stukken Song of the

Earth uit 1965 en Requiem uit 1976 had het bestuur van de Royal Opera House nu geen

bezwaar tegen het gebruik van geestelijke, vocale muziek. Net als die twee stukken gaat Gloria

over de dood, het is een klaagzang voor de slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog. De twee

vrouwelijke hoofdrollen vertolken aspecten van Vera Brittain en alle vrouwen die hebben

geleden onder het verlies van de mensen die ze liefhadden. De ene is het onverschrokken

meisje, de ander de vrouw in rouw. De mannelijke hoofdrollen zijn ‘brothers-in-arms’, onbekende

soldaten. In de laatste solo van één van de mannen wijst de man naar het publiek en

beschuldigd passieve toeschouwers ervan in te stemmen met dood en vernietiging. Het stuk

gaat eigenlijk over de nutteloosheid van alle oorlog, niet alleen van de Eerste Wereldoorlog (The

MacMillan Estate, z.j.).

MacMillan heeft ook een stuk over de Tweede Wereldoorlog gemaakt, Valley of Shadows.

Dit stuk ging op 3 maart 1983 in première in Covent Garden in Londen met de Royal Ballet. In

dit stuk liet hij het lot van een Italiaanse Joodse familie onder fascisme, de Nazi’s en

vernietigingskampen zien. Ook voor dit stuk was MacMillan geïnspireerd door een boek, dit keer

de roman The Garden of the Finzi-Continis van Georgio Bassani en de gelijknamige film van

Vittorio de Sica. Terwijl er in deze film alleen maar toegespeeld werd op het lot van de familie,

maakte MacMillan het expliciet in zijn stuk. Hierom werd het een controversieel stuk. Er werd

getwist over de geschiktheid van ballet om een onderwerp als de Holocaust te behandelen, en

37

er werd zelfs betwijfeld of het wel mogelijk was. In het ballet wisselen scenes in de tuin van de

Finzi-Contini familie en scenes in het concentratiekamp, waar veel familieleden overlijden, elkaar

af. Volgens Robert Penman van Dancing Times was het na de première even stil in het theater,

maar het moment van stilte werd gevolgd door een lang, daverend applaus (The MacMillan

Estate, z.j.).

MacMillan maakte dus historische, politieke balletten, die niet zo zeer reageerde op de

gebeurtenissen van die tijd als wel terugkeken op de geschiedenis en mensen de impact van

oorlog lieten zien. Oorlog was in de tijd dat de stukken werden gemaakt echter niet ver weg. De

Vietnam Oorlog was net geweest, mensen leefden in continue angst voor atoomaanvallen in de

Koude Oorlog, in Ierland en Duitsland waren mensen bang voor de terreur van de IRA en de

RAF en niet erg lang na deze stukken brak oorlog in Joegoslavië uit. Hoewel het historische

thema’s zijn, bleven de onderwerpen eigenlijk actueel. Daarbij komt dat het eigenlijk altijd goed

is om mensen te herinneren aan de twee wereldoorlogen die woedden in Europa, vooral

mensen die het niet hebben meegemaakt, om ze erover na te laten denken en te laten zien dat

zoiets niet meer mag gebeuren.

Ghost Dances is één van de populairste balletten van Christopher Bruce. Het stuk uit 1981

gaat over het totalitaire regime van Augusto Pinochet en de politieke onderdrukkingen in Zuid-

Amerika, en is geïnspireerd door Zuid-Amerikaanse muziek en de Zuid-Amerikaanse feest- en

herdenkingsdag Día de Muertos (Tangient LLC, 2015). In eerste instantie is het heftige thema

niet echt zichtbaar, de muziek die voor het stuk wordt gebruikt bestaat uit vaak lichthartige Zuid-

Amerikaanse folk deuntjes, uitgevoerd door een groep Inti-Illimani op banjo, panfluit,

windgongen en andere delicate folk instrumenten. Het donkere in het stuk komt van de ‘ghosts’,

skeletachtige figuren die doen denken aan de Dood in Der Grüne Tisch van Kurt Jooss, zijn

losjes gebaseerd op Indiaanse geesten die werden geëerd in een ritueel waarbij soep met

gemalen botten van de overledene werd gedronken, om de overledene zo onderdeel van het

levende te maken en waardoor de overledene een soort van onsterfelijk wordt. Deze figuren

maken op het einde van het stuk wel hun slachtoffer, maar het grootste deel van het stuk

bestaat uit op volksdans geïnspireerde dansen, die de emoties van het volk laten zien (Reynolds

& McCormick, 2003). Het is dus niet meteen duidelijk dat het stuk over het leven in Chili onder

Pinochet gaat. Toch gaat het over de mensen die ‘verdwenen’ onder zijn bewind. Het stuk

ontstond nadat Bruce een brief van Joan Jara, de weduwe van een vermoorde Chileense

folkzanger en componist Victor Jara, kreeg waarin hem werd gevraagd een stuk voor het

Chileense Mensenrechten Comité te maken. Bij de brief werd veel Zuid-Amerikaanse muziek

gegeven, waar Bruce meteen dol op werd. Zo kreeg hij sympathie voor het doel van Comité, dat

38

tegen de onnodige moorden in hun land was (Tangient LLC, 2015). Hoewel het eigenlijk geen

Europese politiek is, werd het na de arrestatie van Pinochet in Londen eigenlijk wel onderdeel

van de Europese politieke geschiedenis. Ten tijde van de première van het stuk was dat dus nog

niet zo, maar dat het stuk werd gemaakt laat wel zien dat de wereld eigenlijk steeds kleiner

werd. Mensen wisten beter wat er in andere landen gebeurde, er was wereldwijd meer

communicatie en mensen keken niet meer alleen naar de problemen dichtbij huis.

Swan Lake van Matthew Bourne is op een hele andere manier politiek. Door de

oorspronkelijk vrouwelijke zwanen door mannen te laten dansen stelt hij gender-kwesties aan de

kaak, en door de prins een homoseksuele relatie met de zwaan aan te laten gaan maakt hij

homoseksualiteit zichtbaar. De originele versie van het Zwanenmeer draait om de onmogelijke

liefde tussen de prins en de Odette. Het past perfect in het plaatje van de man-vrouw relatie in

het romantische ballet. Zij is mysterieus, magisch, ongrijpbaar en ultra-vrouwelijk, hij is heel

mannelijk en heeft geen geluk in de liefde. Ook de rest van de zwanen zijn heel vrouwelijk in de

originele versie van het ballet. De zwanen van Bourne zijn juist erg mannelijk en krachtig, en zijn

stuk gaat niet over de relatie van de prins en de ‘hoofdzwaan’ zoals het normaal gesproken is in

romantische balletten, maar om de worsteling van de prins met zijn homoseksualiteit. Dit stuk

gaat dus meer over gender-politiek en de manier waarop de samenleving omgaat met

homoseksualiteit.

“Still Life” at the Penguin Café van David Bintley stipt weer een andere kant van de politiek

aan. Zoals in het vorige hoofdstuk kort werd besproken, werden milieukwesties steeds

zichtbaarder. Dit is dan ook waar “Still Life” at the Penguin Café over gaat. Bintley was voor dit

stuk geïnspireerd door de muziek van Simon Jeffes’ Penguin Café Orchestra en de

albumhoesillustraties van Emily Young, met naakte figuren, half mens, half pinguïn, in een

surrealistische café-setting. Dit, en de constante beat in één van de stukken van Jeffes, die

Bintley deed denken aan regen, leverde Bintley een beeld van de Ark van Noach op. Dit

bepaalde samen met het Doomsday Book of Animals van David Day het thema van het stuk,

namelijk uitsterving en de verantwoordelijkheid die de mens heeft om globale diversiteit te

beschermen en behouden. Het gaat hierbij niet alleen om biodiversiteit, maar ook om het

behoud van verschillende culturen en leefstijlen (BGFL, z.j.). Dit doet sterk denken aan een

uitspraak van de Amerikaanse wetenschapper Stephen Jay Gould, geciteerd in de colleges van

filosoof Jos de Mul:

39

“We have become, by the power of a glorious evolutionary accident called intelligence, the

stewards of life’s continuity on earth. We did not ask for this role, but we cannot abjure it. We

may not be suited for it, but here we are.”

Het stuk waarschuwt dus voor het uitsterven van diersoorten en culturen door menselijke

oorzaken. We moeten de wereld beschermen, en haar niet exploiteren. We moeten de rol van

‘steward’ zoals Gould het noemt op ons nemen, doen we dat niet raken we zo veel kwijt. Hierin

is dus te zien dat er veel meer aandacht kwam voor het milieu en milieubescherming.

Het is eigenlijk bijzonder dat er nog zo veel stukken werden gemaakt in Engeland.

Margaret Thatcher zag kunst niet als prioriteit en sneed aanzienlijk in de subsidies voor

gezelschappen. Gezelschappen zoals de Royal Ballet werden dus veel afhankelijker van

donaties van bedrijven, waardoor het gezelschap vast zat aan veel ‘veiligere’ stukken zoals het

Zwanenmeer en Cinderella, waarvan ze zeker wisten dat het publiek het mooi zou vinden.

Hierdoor kwamen er dus minder nieuwe, experimentele stukken.

In Duitsland was de eerdergenoemde Johann Kresnik bezig met heel politiek

Tanztheater. Hij zat zoals hij aan Alexandra Kolb in een interview in het boek Dance and Politics

(2011) vertelt als vijfentwintige al in de Marxistische Beweging en lid van de KPÖ, de

Oostenrijkse Communistische Partij. Ook was hij een kennis van de Duitse marxistische filosoof

Ernst Bloch. Zelf bleef hij uit de buurt van de RAF, hij vond dat je geen politieke situatie kon

veranderen door onschuldige mensen te vermoorden. Toch heeft hij er wel een stuk over

gemaakt, Ulrike Meinhof uit 1990. Terwijl Ulrike Meinhof meestal negatief wordt neergezet, zet

Kresnik haar in een positiever licht. Hij zegt dat ze nooit iemand heeft vermoord en één van de

beste journalisten van de jaren ’60 was. Twee dagen voor de première van het stuk kwamen

dan ook dreigingen van bomaanslagen, en Kresniks kinderen werden beschermd door de politie

naar de kleuterschool gebracht (Kresnik, 2011).

Het stuk gaat over de beroemde medeoprichtster van de RAF, de sociaal bewuste,

intellectuele journaliste en moeder van twee kinderen Ulrike Meinhof. In het stuk wordt ze door

drie dansers vertolkt, die ieder een ander aspect van haar uitbeelden. De eerste Meinhof die

verschijnt is de vrouw die postuum naar het herenigde Duitsland terugkeert in 1990, maar de

Duitse samenleving fundamenteel onveranderd aantreft. Het wordt gekarakteriseerd door

gulzigheid, een consumptiecultuur en oppervlakkig vermaak. De tweede Meinhof is de linkse

journaliste, echtgenote en moeder, de derde Meinhof beeldt de terroriste uit die zich tijdens haar

gevangenschap ophangt in haar cel. Ook andere bekende RAF-figuren komen in het stuk voor,

zoals Meinhofs man Klaus Roehl en medeterroristen Gudrun Ensslin en Andreas Baader.

40

Kresnik laat Meinhof zien als het slachtoffer van een inhumane samenleving. Hij sympathiseert

met haar doel om het regime van kapitalistische economische exploitatie omver te gooien, wat in

het stuk wordt geportretteerd met verschillende drastische beelden. In de openingsscene moet

Meinhof bijvoorbeeld over het afval van fast-food maaltijden stappen en wordt ze

gedwangvoederd, terwijl Duitse burgers de overblijfselen van junk-food oprapen en uitkotsen. In

andere secties zijn Duitse burgers te zien die in de kerk zitten met bontjassen aan, wat

ongepaste luxe laat zien, en in andere delen valt Kresnik de massacultuur aan door populaire

Duitse Schlagerzangers uit de jaren ’70 en ’80 te laten vertolken (Kolb, 2011). Massacultuur

wordt door de Duitse filosofen Adorno en Horkheimer, bekend van de Frankfurt School, gezien

als een middel om de massa af te leiden van hun dagelijkse leven waarin ze leiden onder het

kapitalistische systeem. Het moet hiervoor laagdrempelig zijn, zodat je geen moeite hoeft te

doen voor je vermaak en het mag niet het intellect van de massa’s voeren. De politieke fantasie

van mensen wordt erdoor belemmerd en mensen krijgen een aversie tegen verandering (Storey,

1999).

In Ulrike Meinhof uit Kresnik dus zijn sympathie voor Meinhof, en stelt hij een aantal

politieke en maatschappelijke problemen aan de kaak, zoals de consumptiemaatschappij, het

kapitalistische economische systeem en de cultuurindustrie met de massacultuur. Toen het stuk

in première ging was de RAF nog actief, maar toen het in 2006 weer opgevoerd werd was het

vooral bedoeld om het publiek, en dan vooral het jongere publiek, bewust te maken van het

historische belang van de RAF in het naoorlogse Duitsland (Kolb, 2011).

We hebben nu dus gezien dat er in de laatste vijfentwintig jaar op uiteenlopende

manieren een connectie was tussen dans en politiek. Er werden verscheidene stukken met een

politiek thema gemaakt, die veel verschillende aspecten van politiek aanstipten. Er werden

stukken gemaakt over de wereldoorlogen, over het behoud van biodiversiteit en verschillende

culturen en er werden stukken gemaakt over historische, politieke figuren. Ook werd de plaats

waar werd gedanst weer van politiek belang, zoals bij het optreden van Nederlands Dans

Theater in het toen nog communistische Tsjecho-Slowakije.

41

EpiloogIn het vorige hoofdstuk werd verteld over de mijnstakingen in Engeland. De film Billy Elliot uit

2000 speelt zich af tijdens deze staking. De elfjarige Billy komt uit een mijnwerkersgezin, zijn

broer en vader zijn allebei aan het staken. Billy blijkt talent voor ballet te hebben, maar in Noord-

Engeland werd het als mijnwerkerszoon niet geaccepteerd om aan ballet te doen. Ballet is voor

meisjes, jongens moeten een sport als boksen, worstelen of voetbal doen.

In de film zijn verschillende conflicten en strijden te zien. De belangrijkste is natuurlijk de

strijd van Billy om te mogen dansen, maar ook het conflict tussen stakers en mijnwerkers die

doorwerken is erg belangrijk. Het verschil tussen klassen is in de film heel zichtbaar. In

Engeland was toen, en is nu nog steeds wel, een echt klassensysteem. De arbeiders en de

middenklasse waren aparte werelden, wat goed te zien is tussen de danslerares Mrs. Wilkinson

en het milieu waar Billy uit komt. Ballet werd altijd gezien als iets voor de elite. Niet alleen ging

vooral de elite naar het ballet, maar de balletten gingen vaak ook over de elite. In bijvoorbeeld

het Zwanenmeer en Doornroosje zijn de protagonisten van adel, en worden mensen die de

hiërarchie bedreigen, zoals Rothbard en Carabosse, zijn de schurken van de verhalen. In Billy

Elliot is het klassenverschil het meest zichtbaar wanneer Billy met zijn vader naar de Royal

Ballet School gaat om auditie te doen. Billy krijgt een aanvaring met een jongetje uit een hogere

klasse in de kleedkamer, en wanneer de commissie aan Billy’s vader vraagt of hij een

dansliefhebber is geweest kan hij alleen maar antwoorden dat hij geen fan is. Hij is nog nooit

buiten zijn county geweest, laat staan naar een balletvoorstelling. Er wordt over ballet vaak

verondersteld dat er een soort basiskennis nodig is om het te begrijpen, die mensen uit de

lagere klasse niet hebben. Zij zouden het daarom ook niet kunnen waarderen. Billy laat zien dat

dit niet zo is, dat dansen om gevoel gaat en dat iedereen het dus kan begrijpen (Purshouse,

2011).

Door te laten zien hoe zwaar mijnwerkers het in de mijnstaking hadden, wordt Billy Elliot

niet alleen een dansfilm, maar ook een hele politieke film. Je ziet de gevolgen van Thatchers

plan om de mijnen te sluiten. Omdat de vader van mijn moeder mijnwerker in Limburg was, weet

ik wat voor kameraadschap er heerste onder mijnwerkers, hoe het leven van mijnwerkers

compleet om de mijnen draaide en wat voor impact het sluiten van mijnen heeft. Door de staking

werd de gemeenschap verscheurd, de mijnwerkers die niet mee deden aan de staking lagen

buiten de gemeenschap. De hele wereld van de mijnwerkers stortte in elkaar, en de emoties die

hierbij komen worden goed laten zien in Billy Elliot.

42

ConclusieIn de inleiding gebruikte in een citaat van Roger Copeland, waarin hij zegt dat we kunst niet

mogen reduceren tot hun “content”. Hier ben ik het absoluut mee eens, hoewel ik me in deze

scriptie hier af en toe zelf schuldig aan heb gemaakt. Wanneer ik het over dansstukken had, heb

ik vooral de nadruk gelegd op de onderwerpen van de dans met een politiek karakter, en heb ik

minder gekeken naar de choreografie zelf. Toch was dit naar mijn idee de manier om in deze

scriptie te werk te gaan.

Ook schreef ik in de inleiding over Johann Kresniks mening over de desinteresse van

dansers in politiek. Na deze scriptie te schrijven ben ik erachter gekomen dat politiek op veel

verschillende manieren is verweven in dans. Dat is op microniveau, in de totalitaire balletscholen

zoals Kresnik ze afschildert moet je je op een bepaalde manier gedragen binnen het systeem.

Wanneer je met een choreograaf werkt kan het zijn dat hij of zij wil dat de dansers meedenken

in het creatieve proces, waardoor een soort democratie ontstaat. En wanneer je als NDT-danser

in het communistische Tsjecho-Slowakije optreedt ben je al helemaal politiek bezig, ook al is het

stuk dat je danst niet politiek. Dansers zijn dus in ieder geval onbewust altijd politiek bezig, en

worden door veel choreografen ook bewust gemaakt van politieke problemen, die ze vervolgens

moeten dansen.

In dit onderzoek heb ik gezien dat de invloed van politiek veel groter is dan de invloed van

dans op politiek. Toch denk ik dat dans via het publiek de politiek wel kan beïnvloeden. In een

democratie kunnen mensen van mening veranderen en gaan hun stemgedrag misschien

aanpassen, en in communistische en fascistische regimes werd dans gebruikt als propaganda

middel, dus om het volk te manipuleren. Dans kan in zo’n regime ook andersom gebruikt

worden, zoals te zien was bij het optreden van Nederlands Dans Theater in Tsjecho-Slowakije.

Het publiek gaf met zijn reactie een soort vreedzaam protest tegen het regime, en de

beperkingen van het regime op kunst. Dans zou dus ook een revolutie kunnen veroorzaken, als

het idee van een stuk maar overtuigend genoeg wordt overgedragen en genoeg mensen het

zien, zou een stuk grote gevolgen kunnen hebben.

Wat ik ook heb gezien, is dat als dans een politiek onderwerp heeft, dat het onderwerp dan

vaak met oorlog te maken heeft. De Eerste en Tweede Wereldoorlog zijn goed te gebruiken als

thema voor een ballet, door de grote emotionele lading van oorlog, waar soms eigenlijk geen

woorden voor zijn, is het goed te vangen in dans. Daarom is naar mijn mening dans een goede

manier om politieke en maatschappelijke problemen aan de kaak te stellen. Dit soort problemen

spelen zich soms af binnen een land, maar vaak ook tussen landen, zoals oorlog. Door dit

probleem te behandelen door middel van beweging in plaats van taal wordt de kloof tussen

43

landen overbrugt en is het voor meer mensen begrijpelijk. Dit hoort bij het in de inleiding

besproken idee van Merlin Donald dat beweging een soort “oercommunicatie” voor de mens is.

Het is heel basaal voor de mens, en ik denk dat dans daarom een goed medium is om zowel

geografische als sociale grenzen te overschrijden en meer mensen bewust te maken van

bepaalde problemen.

Ik weet dat dit ook een enigszins idealistisch beeld van de werkelijkheid is, omdat veel

mensen die naar dans in het theater gaan zich al bewuster zijn van politieke of maatschappelijke

problemen. Het zijn vaak hoger opgeleiden, en om echt iedereen te bereiken via dans moet

dans veel laagdrempeliger worden. Hier hebben overheden naar mijn idee een grote taak bij.

Door dans te subsidiëren wordt dans betaalbaarder en gaan misschien meer mensen die

normaal niet naar dans zouden komen naar het theater. Ook het onderwijs heeft hier een grote

rol in, door kinderen kennis te laten maken met dans en de vooroordelen over dans, bijvoorbeeld

dat het alleen voor meisjes of tuttig is, weg te halen bij kinderen. Waar vind ik wel voor gewaakt

moet worden bij het laagdrempeliger maken van dans, is het zakken van het artistiek niveau.

Dans en politiek horen voor mij echt bij elkaar, ondanks dat de danswereld een wereld op

zichzelf is, heeft politiek er altijd invloed op, en zal dans er dus op reageren. In de vorige eeuw

werd soms geprotesteerd tegen de politieke toestand, zoals Kurt Jooss deed met zijn stuk Der

Grüne Tisch, andere choreografen woeien mee met de politieke wind, zoals Laban en Wigman.

Ik hoop dat er in deze eeuw weer choreografen en dansers zijn die op zullen staan voor wat ze

geloven en met dans de problemen die ze om zich heen zien aan de kaak zullen stellen. Ik denk

dat we nu in een redelijk apathische samenleving leven, waar mensen wel veel schreeuwen op

het internet, maar die geen echte acties ondernemen. Ik hoop dat mensen in de danswereld

daar tegenin gaan, met de Rotterdamse mentaliteit van geen woorden maar daden. Als we

kijken naar de vorige eeuw is te zien dat politiek een heel goed onderwerp voor dans kan zijn,

en hoewel we hoopten na de Eerste en Tweede Wereldoorlog geen ellende meer mee te

hoeven maken, blijkt dat dit niet het geval is. Er is daarom denk ik nog steeds behoefte aan

stukken met zulke onderwerpen, ook om jongere generaties te laten leren van onze

geschiedenis.

Wie meer wil weten over dans en politiek, raad ik aan het boek Dance and Politics te

lezen. Dit is een verzameling van teksten die voor dit boek zijn uitgekozen door Alexandra Kolb.

Er staan hele interessante stukken in, variërend van Johan Kresnik tot Mary Wigman, van dans

in Amerika in de Tweede Wereldoorlog tot Billy Elliot. Door dit boek en het onderzoek dat ik voor

deze scriptie heb gedaan ben ik ook steeds nieuwsgieriger naar dans in Amerika geworden, dus

daar zou ik nu meer over willen weten nu ik weet hoe het er in Europa aan toe ging.

44

Achteraf gezien heb ik me in deze scriptie erg beperkt door te besluiten het alleen over

Europa het hebben, omdat er ook veel uitwisseling tussen Europa en Amerika was. Ik heb

mezelf misschien juist te veel ruimte gegeven door in deze scriptie heel de 20e eeuw te laten

onderzoeken. Voor een volgend onderzoek zou ik geografisch dus breder willen kijken, maar wel

kijken naar een kortere periode.

Toch ben ik door dit onderzoek tot veel nieuwe inzichten gekomen en heb ik goed na

kunnen denken over de rol die dans kan spelen in de maatschappij. Hoewel mijn vader eens

heeft gezegd dat hij naar dans kijkt om te genieten en betoverd te worden door beweging, denk

ik dat het belangrijk is dat dans verder gaat dan alleen mooie beweging. De mooie bewegingen

(of lelijke bewegingen, afhankelijk van wat de choreograaf passend vindt) moeten voor mij ook

wat te zeggen hebben, en ik denk dat het van belang is dat dansers en choreografen, maar

eigenlijk natuurlijk alle kunstenaars, zich inzetten voor een betere, mooiere wereld, wat betekent

dat er politieke stukken gemaakt moeten worden om de samenleving verder te helpen.

45

Figuren

Fig.1: Europa voor en en WOI

Fig. 2: De wereld verdeeld in 2 blokken

46

Afbeeldingen

Afb. 1: Kostuums en decor van Léon Bakst voor L’Après Midi d’un Faune

Afb. 2: The Eclipse of the Sun van Georg Grosz uit 1926

47

BronnenlijstAmnesty International. (1998, 17 oktober). Arrestatie Pinochet. Geraadpleegd van

http://50jaar.amnesty.nl/mijn_amnesty_momenten/arrestatie-pinochet

Anderson, J. (1993, 15 augustus). Who Was Gret Palucca? A Legend in Her Time.

Geraadpleegd van http://http://www.nytimes.com/1993/08/15/arts/dance-view-who-

was-gret-palucca-a-legend-in-her-time.html/the-foundation/about-isadora-duncan

Anderson, J. (1997). Art without Boundaries. London, Verenigd Koninkrijk: Dance Books.

Anderson, J. (1994, 22 mei). 'Echoing of Trumpets' Can Still Be Heard. The New York Times.

Geraadpleegd van http://www.nytimes.com/1994/05/22/arts/dance-echoing-of-trumpets-

can-still-be-heard.html

Ballet Rambert Ltd.. (2014). Rooster. Geraadpleegd van

http://www.rambert.org.uk/performances/rooster/

BBC. (2011, 20 oktober). What is Eta? Geraadpleegd op 15 november, 2015, van

http://www.bbc.com/news/world-europe-11183574

Beusekom, T. van. (2015, 20 mei). Ontstaan en ontwikkeling van de IRA. Geraadpleegd van

http://www.isgeschiedenis.nl/nieuws/ontstaan-en-ontwikkeling-van-de-ira/

BGFL. (z.j.). David Bintley’s Inspiration for ‘Still Life’ at the Penguin Café. Geraadpleegd van

http://www.bgfl.org/bgfl/custom/resources_ftp/client_ftp/teacher/music/brb/pdf/inspiration.

pdf

Britannica. (z.j.). Germany. Geraadpleegd op 15 november, 2015, van

http://www.britannica.com/place/Germany/History#toc58213

Constructivisme. (2011). Geraadpleegd van

http://www.lambo.nl/sites/lambo.nl/files/art_source_files/constructivisme_0.pdf

DansTijd. (z.j.). Moderne dans. Geraadpleegd van

http://danstijd.slo.nl/geschiedenis/modernedans/

DansTijd. (z.j.). Hofballet. Geraadpleegd van

http://danstijd.slo.nl/geschiedenis/hofballet/Hofballet.pdf/

De Mul, J. (2015). The Quest for Man [College slides]. Geraadpleegd van https://bb-

app02.ict.eur.nl/bbcswebdav/pid-68017-dt-content-rid-152869_1/courses/FW-FMC1004-

15/2015-2016%20The%20Quest%20for%20Man%20%28complete%29.pdf

De Vries, B.(2006, januari). Wat gebeurde er op Bloody Sunday? Geraadpleegd op 15

november, 2015, van http://www.historischnieuwsblad.nl/nl/artikel/6746/wat-gebeurde-er-

op-bloody-sunday.html

Europese Unie. (2015, 19 oktober). De geschiedenis van de Europese Unie. Geraadpleegd van

48

http://europa.eu/about-eu/eu-history/index_nl.htm

Exploring 20th century London Project. (z.j.). Notting Hill Riots 1958. Geraadpleegd op 15

november, 2015, van http://www.20thcenturylondon.org.uk/notting-hill-riots-1958

Grau, A., & Jordan, S. (Red.). (2000). Europe Dancing. New York en Londen, Verenigde Staten

en Verenigd Koninkrijk: Routledge.

Hawksworth, H. (2011, 31 januari). Designing for Downton Abbey [Illustratie]. Geraadpleegd van

http://www.ideastap.com/IdeasMag/the-knowledge/Downton-Abbey

Hazell, C. (2014, 12 mei). Anastasia (Sir Kenneth MacMillan) [Video]. Geraadpleegd van

https://www.youtube.com/watch?v=PvqB1iUVkYk

Het Nationale Ballet. (z.j.). Een Rijke Geschiedenis. Geraadpleegd op 15 november, 2015, van

http://www.operaballet.nl/nl/history/ballet

History.com Staff. (2010). The Space Race. Geraadpleegd op 15 november, 2015, van

http://www.history.com/topics/space-race

History.com Staff (2010). Protest mount in France. Geraadpleegd van

http://www.history.com/this- day-in-history/protests-mount-in-france

Hanley, E. A. (z.j.). The Role of Dance in the 1936 Berlin Olympic Games (Seventh International

Symposium For Olympic Research). Geraadpleegd van

http://library.la84.org/SportsLibrary/ISOR/ISOR2004m.pdf

Isadora Duncan Dance Foundation. (2012). Who Was Isadora Duncan? Geraadpleegd

van http://www.isadoraduncan.org/the-foundation/about-isadora-duncan

Jenkins, J. P. (2015, 06 september). Red Army Faction (RAF). Geraadpleegd op 15 november,

2015, van http://www.britannica.com/topic/Red-Army-Faction

Kant, M. (2015, 22 januari). Ballet. Geraadpleegd van

http://www.britannica.com/art/ballet#toc281382

Karina, L., & Kant, M. (2003). Hitler's dancers: German modern dance and the Third Reich. New

York, NY: Berghahn Books.

Kolb, A. (2011). Choreographing the Red Army Faction and Weather Underground. In A. Kolb

(Red.), Dance and Politics (pp. 89-115). Bern, Zwitserland: Peter Lang AG, International

Academic Publishers.

Koninkrijk der Nederlanden. (z.j.). Over de NAVO. Geraadpleegd op 18 oktober, 2015, van

http://navo.nlvertegenwoordiging.org/navo

Kresnik, J. (2011). 'Theatre has to become political again...' Interview by Alexandra Kolb. In A.

Kolb (Red.), Dance and Politics (pp. 67-87). Bern, Zwitserland: Peter Lang.

Kylián Productions B.V.. (2012, mei). Jiří Kylián - Existence. Geraadpleegd van

49

http://www.jirikylian.com/existence/

Luijten, J. (1997, 13 oktober). Een Duitse herfst vol spookbeelden. Geraadpleegd van

http://www.volkskrant.nl/politiek/een-duitse-herfst-vol-spookbeelden~a501928/

Markard, A. (2003). Kurt Jooss: The Green Table. New York, Verenigde Staten:

Routledge.

Meyers, K. C. (z.j.). Irish Republican Army (IRA). Geraadpleegd op 15 november, 2015, van

http://www.britannica.com/topic/Irish-Republican-Army

Murden, J. (2011, 19 juni). Western History: 1900-1920 [Prezi]. Geraadpleegd van

https://prezi.com/v9c0oumyrjt9/western-history-1900-1920/

NATO v. Warsaw Pact. (z.j.). Geraadpleegd van

https://mrkscoldwarb.wikispaces.com/NATO+v.+Warsaw+Pact

Naxos. (z.j.). Reinhold Gliere (1875 - 1956) The Red Poppy. Geraadpleegd van

http://www.naxos.com/mainsite/blurbs_reviews.asp?item_code=8.553496-

97&catNum=553496&filetype=About+this+Recording&language=English

Oberzaucher-Schüller, G. (2011). Dramaturgy and Form of the 'German Ballet': Examination of a

National Socialist Genre. In A. Kolb (Red.), Dance and Politics (pp. 145-165). Bern,

Zwitserland: Peter Lang AG, International Academic Publishers.

Oosterling, H.A.F. (2015, 8 oktober). A short genealogy of ecology [College slides].

Geraadpleegd van https://bb-app02.ict.eur.nl/webapps/blackboard/

content/listContent.jsp?course_id=_1377_1&content_id=_8014_1&mode=reset

Oxford Reference. (z.j.). Kasyan Goleizovsky. Geraadpleegd van

http://wwwhttp://www.oxfordreference.com/view/10.1093/oi/authority.20110803095

858747britannica.com/art/ballet#toc281382

Pipes, R. E, & Conquest, R. (z.j.). Union of Soviet Socialist Republics. Geraadpleegd op

18 oktober, 2015, van http://www.britannica.com/place/Soviet-Union/The-USSR- from-the-

death-of-Lenin-to-the-death-of-Stalin#toc42060

Purshouse, L. (2011). Class and Thatcherism in Billy Elliot. In A. Kolb (Red.), Dance and Politics

(pp. 307-327). Bern, Zwitserland: Peter Lang.

Reynolds, N., & McCormick, M. (2003). No Fixed Points: Dance in the Twentieth Century. New

Haven en Londen, Verenigde Staten en Verenigd Koninkrijk: Yale University Press.

Rudbeck IB History Department. (2011, mei). Results of WWI. Geraadpleegd van

https://rudbeck-ib-history-revision.wikispaces.com/2.4+Results+of+WW1

Rudbeck IB History Department. (2011, mei). Causes of the First World War. Geraadpleegd van

https://rudbeck-ib-history-revision.wikispaces.com/2.1+Causes+of+the+First+World+War

50

Schwarm, B. (2015). Spartacus. Geraadpleegd van http://www.britannica.com/topic/Spartacus-

ballet-by-Khachaturian

Scottish Ballet. (2013). Christopher Bruce. Geraadpleegd van

http://www.scottishballet.co.uk/artistic-biogs/christopher-bruce.html

Smeets, J. (2003, 8 november). Val van de Muur in Berlijn. Geraadpleegd van

http://www.npogeschiedenis.nl/nieuws/2004/november/Val-van-de-Muur-in-Berlijn.html

Souritz, E. (1990). Soviet Choreographers in the 1920s. Londen, Verenigd Koninkrijk: Dance

Books Ltd..

Spatt, L. E. (1980). Gloria [Foto]. Geraadpleegd van

http://www.kennethmacmillan.com/ballets/all-works/1977-1992/gloria.html

Sprangers, R. (2012, 30 augustus). Overzicht van de Joegoslavische Burgeroorlog.

Geraadpleegd van http://www.isgeschiedenis.nl/nieuws/overzicht_van_de_

joegoslavische_burgeroorlog_balkanoorlogen/

Storey, J. (1999). Cultural consumption and everyday life. Verenigde Koninkrijk: Arnold

Publishers,

Sulcas, R. (2015, 4 november). Sylvie Guillem Prepares to End Her Ballet Career.

Geraadpleegd van http://www.nytimes.com/2015/11/08/arts/dance/sylvie-guillem-prepares-

to-end-her-ballet-career.html?_r=0

Tangient LLC. (2015). Ghost Dances - Background Information. Geraadpleegd van http://ghost-

dances.wikispaces.com/Background+Information

Terry, W. (1976). Ballet Guide (2e ed.). New York, Verenigde Staten: Dodd, Mead &

Company.

The Editors of Encyclopædia Britannica. (z.j.). Bloody Sunday. Geraadpleegd op 15 november,

2015, van http://www.britannica.com/event/Bloody-Sunday-Northern-Ireland-1972

The Editors of Encyclopædia Britannica. (z.j.). Cold War. Geraadpleegd op 15 november, 2015,

van http://www.britannica.com/event/Cold-War.

The MacMillan Estate. (z.j.). The Burrow. Geraadpleegd van

http://www.kennethmacmillan.com/ballets/all-works/1953-1960/the-burrow.html

The MacMillan Estate. (z.j.). Romeo and Juliet. Geraadpleegd van

http://www.kennethmacmillan.com/ballets/all-works/1960-1966/romeo-and-juliet.html

The MacMillan Estate. (z.j.). Anastasia. Geraadpleegd van

http://www.kennethmacmillan.com/ballets/all-works/1966-1970/anastasia.html

The MacMillan Estate. (z.j.). Biography. Geraadpleegd van

http://www.kennethmacmillan.com/kenneth-macmillan/biography.html

51

The MacMillan Estate. (z.j.). Requiem. Geraadpleegd van

http://www.kennethmacmillan.com/ballets/all-works/1970-1977/requiem.html

The MacMillan Estate. (z.j.). Gloriana (Choral Dances). Geraadpleegd van

http://www.kennethmacmillan.com/ballets/all-works/1970-1977/gloriana-choral-

dances.html

The MacMillan Estate. (z.j.). Mayerling. Geraadpleegd van

http://www.kennethmacmillan.com/ballets/all-works/1977-1992/mayerling.html

The MacMillan Estate. (z.j.). Gloria. Geraadpleegd van

http://www.kennethmacmillan.com/ballets/all-works/1977-1992/gloria.html

The MacMillan Estate. (z.j.). Valley of Shadows. Geraadpleegd van

http://www.kennethmacmillan.com/ballets/all-works/1977-1992/valley-of-shadows.html

The Telegraph. (2011, 7 juni). ETA timeline: list of attacks by Basque separatist group.

Geraadpleegd op 15 november, 2015, van http://www.telegraph.co.uk/news/worldnews/

europe/spain/8622688/ETA-timeline-list-of-attacks-by-Basque-separatist-group.html

NATO v. Warsaw Pact. (z.j.). Geraadpleegd van

https://mrkscoldwarb.wikispaces.com/NATO+v.+Warsaw+Pact

NPO Geschiedenis. (2001, 13 december). Het einde van de Sovjet-Unie in 1991. Geraadpleegd

van http://www.npogeschiedenis.nl/nieuws/2001/december/Het-einde-van-de-Sovjet-Unie-

in-1991.html

Pastnow. (2014, 27 mei). George Grosz – The Eclipse of the Sun (1926) [Illustratie]

Geraadpleegd van https://pastnow.wordpress.com/2014/05/27/george-grosz-the-eclipse-

of-the-sun-1926/

Whitney, B. (2015, 5 juni). Matthew Bourne. Geraadpleegd van

http://www.britannica.com/biography/Matthew-Bourne

Whitney, B. (2015). Darcey Andrea Bussell. Geraadpleegd van

http://www.britannica.com/biography/Darcey-Andrea-Bussell

Young, H. (2015, 2 maart). Margaret Thatcher. Geraadpleegd van

http://www.britannica.com/biography/Margaret-Thatcher

Wigman, M. (1925). Kompositionen. Ueberlingen: Seebote.

52