nummer 1361 26 october 1929 26c jaargang, no. 43

12
NUMMER 1361 26 OCTOBER 1929 26c Jaargang, No. 43 CHEMISCH WEEKBLÀD ORGAAN VAN DE NEDERLANDSCHE CHEMISCHE VEREENIGING EN VAN DE VEREENIGING VAN DE NEDERLANDSCHE CHEMISCHE INDUSTRIE Hoofdredacteur: Dr. W. P. JORISSEN, Leiden, 11 Hooge Rijndijk, Telefoon 1449. Redactie-Commissie : Prof. Dr. N. Schoorl, S. Schwarz, Dr. A. J. C. de Waal, Prof. Dr. H. I. Waterman, scheik. ing. N.V. D. B. CENTEN’s Uitgevers-Maatschappij, Amsterdam C., O.Z. Voorburgwal 115, Telefoon 48695. INHOUD : Mededeelingen van het Algemeen Bestuur der Nederlandsche Chemische Vereeniging. Aangeboden en ge- vraagde betrekkingen. Dr. A. E. van Arkel en Dr. J. H. de Boer, De chemische binding als electrostatisch verschijnsel. XIV. Dr. J. M. Bijvoet, Vergadering der Sectie voor physische chemie op 17 Juli te Maastricht. Boekaankondigingen. Chemische kringen. Personalia, enz. Ter bespreking ont- vangen boeken. Correspondentie, enz. Vraag en aanbod. MEDEDEELINGEN VAN HET ALGEMEEN BESTUUR DER NEDERLANDSCHE CHEMISCHE VEREENIGING. Aangenomen als leden : Ir. ]. Bergmans, Eindhoven, Ooievaarslaan 17, werktuigk. ing. b. d. N.V. Philips’ Gloeilampenfabrieken. Ir. G. C. v. d. Leck, Hillegersberg, Villapark 1, Directeur der N.V. De Rotterdamsche Melkinrichting. Th. ]. J. A, Manders, Eindhoven, Antoniusstraat 18, natuur- kundige b. d. N.V. Philips’ Gloeil. fabr. Dr. F. Schönenberger, Maastricht, Aylvalaan 40, ing. b. d. Eerste Nederl. Cement-Industrie te Maastricht. Aangenomen als buitengewoon lid: H. F. Guichart Henriques de Castro, scheik. stud., Delft, Delf- g.w. 213. Candidaat-buitengewoon lid : Mej. E. Landeweer, techn. stud., Delft, Maerten Trompstraat 2; voorgesteld door Mej. Ir. A. E. Korvezee te 's-Gravenhage en Mej. Ir. N. H. ]. M. Voogd te Rotterdam. Adresveranderingen : Dr. P. A. A. v. d. Beek, Nijmegen, Fransche straat 61. Ir. J. F. Bogtstra, Beetsterzwaag (Fr.), (tijdelijk). Mej. Ir. A. R. Brandsma. Leiden, Schelpenkade 39. P. J. P. Samwel, Hilversum, Melkpad 23. Bericht. Door het Dagelijksch Bestuur der Vereeniging is, na overleg met de Firma Centen besloten, met ingang van 1 Januari 1930 de verzending van het Chemisch Weekblad voor de Indische leden te doen plaats hebben per landmail. De wensch hiertoe was door de Indische leden bij hunne besprekingen over befere aaneensluiting aan Prof. Dr. D. van Os, lid van het Algemeen Bestuur der Vereeniging, kenbaar gemaakt. * * * Aangeboden en gevraagde betrekkingen. Aangeboden betrekkingen: Aan fabriek van middelbare grootte wordt voor laboratorium en bedrijf gevraagd een scheikundig ingénieur met minstens 3 jaar fabriekspractijk. Zie voor nadere bijzonderheden adv. in No. 40 van dit blad. * * * Scheikundig ingénieur gevraagd door den Chemisch-Technischen Raad voor de Waschindustrie voor onderzoekingen liggend op wasscherij-technisch en wasscherij-chemisch gebied. Aanvang- salaris f3000.—. Standplaats Tilburg. Bij voorkeur R.K. Brieven a. d. vice-voorzitter Kamerbeek, Anslijnstraat 2, Haarlem. Per 1 November of later gevraagd door groote zeepfabriek een geroutineerde analyst(e), zoo mogelijk met ervaring in chemisch bedrijf. Voor scheikundige met ambitie en ijver, tevens in Staat leiding te geven, kan de positie van bedrijfsleider in uitzicht gesteld worden. Brieven met uitvoerige inlichtingen, verlangd salaris etc. aan den Secretaris-Penningmeester van het Chemisch Weekblad. » « * Allen leden der Nederlandsche Chemische Vereeniging wordt verzocht het onderstaande ernstig te willen overwegen. Het is in het belang der chemische wetenschap, van de chemi- sche industrie en dus van alle chemici in Nederland en Ned. Indië, dat onze Vereeniging zoo krachtig mogelijk kan optreden. Iedec lid bevordere daatom den bloei der Vereeniging, Enkele der vele manieren, waarop dit kan geschieden, zijn hieronder aangeduid. Io. Nieuwe Leden en Donateurs voorstellen of anderen opwekken dit te doen. Het belang, niet alleen van de zuiver chemische, maar ook van andere industrieele ondernemingen bij de chemie is zöö groot, dat wij de Donateurs uit de Industrie bij honderden moesten teilen. In het belang der chemie zou dan veel meer gedaan kunnen worden. 2o. Den Rédacteur van het Chem. Weekblad steunen, door mededeelingen in te zenden over belangwekkende nieuwe vindingen of nieuwe industrieele ondernemingen. Er is in ons land een onberedeneerde vrees voor publicatie van nieuwe vin- dingen, welke vrees niet in ’t belang der uitvinders of der exploitanten is. Men behoeft niet kostbare fabricagegeheimen te openbaren, doch men moet zieh ook niet verbeelden, dat anderen domooreh zijn of slapende honden, die men niet moet wekken. Te duchten concurrentie komt nooit van buiten af. Publicaties kunnen zoo zijn ingericht, dat ze den industrieel niet schaden, daarentegen door de gedachtenwisseling hem een bron worden voor nieuwe onderzoekingen of hem in contact brengen met knappe chemici en hunne denkbeeiden. Aldus kan er blijvend contact ontstaan tusschen Chem. Weten schap en Chem. Industrie. 3o. Den Ultgever van het Chemisch Weekblad steunen, door bij aanvragen en bestellingen te verwijzen naar in dat blad gelezen advertenties en door leveranciers op te wekken, daarin ook te adverteeren. Men geve dan meteen den secretaris de namen op van hen, die men tot adverteeren heeft opgewekt. De oplaag van 't Chem. Weekbl. is ongeveer 2200 exemplaren. Hoe meer advertenties, hoe goedkooper op den duur dit blad voor ons wordt en hoe meer aan den inhoud ervan besteed kan worden. Dr. A. D. DONK, secretaris-penningmeester, Verspronckweg 100, Haarlem, telef. 12928. C. de Boer Ir. "j" Te Den Helder is overleden de Heer C. de Boer jr., Wiens drukkerij sedert 1 Januari 1906 het Chemisch Weekblad en sedert 1 Januari 1924 het Recueil des travaux chimiques des Pays-Bas op uit- nemende wijze heeft verzorgd. De Redacties van beide tijdschriften zullen in dankbare herinnering houden het- geen de Heer de Boer in het belang dier publicaties heeft gedaan.

Upload: khangminh22

Post on 07-May-2023

0 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

NUMMER 1361 26 OCTOBER 1929 26c Jaargang, No. 43

CHEMISCH WEEKBLÀD

ORGAAN VAN DE NEDERLANDSCHE CHEMISCHE VEREENIGING EN VAN

DE VEREENIGING VAN DE NEDERLANDSCHE CHEMISCHE INDUSTRIE

Hoofdredacteur: Dr. W. P. JORISSEN, Leiden, 11 Hooge Rijndijk, Telefoon 1449.

Redactie-Commissie : Prof. Dr. N. Schoorl, S. Schwarz, Dr. A. J. C. de Waal, Prof. Dr. H. I. Waterman, scheik. ing.

N.V. D. B. CENTEN’s Uitgevers-Maatschappij, Amsterdam C., O.Z. Voorburgwal 115, Telefoon 48695.

INHOUD : Mededeelingen van het Algemeen Bestuur der Nederlandsche Chemische Vereeniging. — Aangeboden en ge- vraagde betrekkingen. — Dr. A. E. van Arkel en Dr. J. H. de Boer, De chemische binding als electrostatisch verschijnsel. XIV. — Dr. J. M. Bijvoet, Vergadering der Sectie voor physische chemie op 17 Juli te Maastricht. — Boekaankondigingen. — Chemische kringen. — Personalia, enz. — Ter bespreking ont- vangen boeken. — Correspondentie, enz. — Vraag en aanbod.

MEDEDEELINGEN VAN HET ALGEMEEN BESTUUR DER NEDERLANDSCHE

CHEMISCHE VEREENIGING.

Aangenomen als leden : Ir. ]. Bergmans, Eindhoven, Ooievaarslaan 17, werktuigk. ing.

b. d. N.V. Philips’ Gloeilampenfabrieken. Ir. G. C. v. d. Leck, Hillegersberg, Villapark 1, Directeur der

N.V. De Rotterdamsche Melkinrichting. Th. ]. J. A, Manders, Eindhoven, Antoniusstraat 18, natuur-

kundige b. d. N.V. Philips’ Gloeil. fabr. Dr. F. Schönenberger, Maastricht, Aylvalaan 40, ing. b. d. Eerste

Nederl. Cement-Industrie te Maastricht. Aangenomen als buitengewoon lid: H. F. Guichart Henriques de Castro, scheik. stud., Delft, Delf-

g.w. 213. Candidaat-buitengewoon lid : Mej. E. Landeweer, techn. stud., Delft, Maerten Trompstraat 2;

voorgesteld door Mej. Ir. A. E. Korvezee te 's-Gravenhage en Mej. Ir. N. H. ]. M. Voogd te Rotterdam.

Adresveranderingen : Dr. P. A. A. v. d. Beek, Nijmegen, Fransche straat 61. Ir. J. F. Bogtstra, Beetsterzwaag (Fr.), (tijdelijk). Mej. Ir. A. R. Brandsma. Leiden, Schelpenkade 39. P. J. P. Samwel, Hilversum, Melkpad 23.

Bericht. Door het Dagelijksch Bestuur der Vereeniging is, na overleg

met de Firma Centen besloten, met ingang van 1 Januari 1930 de verzending van het Chemisch Weekblad voor de Indische leden te doen plaats hebben per landmail. De wensch hiertoe was door de Indische leden bij hunne besprekingen over befere aaneensluiting aan Prof. Dr. D. van Os, lid van het Algemeen Bestuur der Vereeniging, kenbaar gemaakt.

* * * Aangeboden en gevraagde betrekkingen.

Aangeboden betrekkingen: Aan fabriek van middelbare grootte wordt voor laboratorium

en bedrijf gevraagd een scheikundig ingénieur met minstens 3 jaar fabriekspractijk.

Zie voor nadere bijzonderheden adv. in No. 40 van dit blad. * * *

Scheikundig ingénieur gevraagd door den Chemisch-Technischen Raad voor de Waschindustrie voor onderzoekingen liggend op wasscherij-technisch en wasscherij-chemisch gebied. Aanvang- salaris f3000.—. Standplaats Tilburg. Bij voorkeur R.K. Brieven a. d. vice-voorzitter Kamerbeek, Anslijnstraat 2, Haarlem.

Per 1 November of later gevraagd door groote zeepfabriek een geroutineerde analyst(e), zoo mogelijk met ervaring in chemisch bedrijf. Voor scheikundige met ambitie en ijver, tevens in Staat leiding te geven, kan de positie van bedrijfsleider in uitzicht gesteld worden. Brieven met uitvoerige inlichtingen, verlangd salaris etc. aan den Secretaris-Penningmeester van het Chemisch Weekblad.

» « *

Allen leden der Nederlandsche Chemische Vereeniging wordt verzocht het onderstaande ernstig te willen overwegen.

Het is in het belang der chemische wetenschap, van de chemi- sche industrie en dus van alle chemici in Nederland en Ned. Indië, dat onze Vereeniging zoo krachtig mogelijk kan optreden.

Iedec lid bevordere daatom den bloei der Vereeniging, Enkele der vele manieren, waarop dit kan geschieden, zijn hieronder aangeduid.

Io. Nieuwe Leden en Donateurs voorstellen of anderen opwekken dit te doen.

Het belang, niet alleen van de zuiver chemische, maar ook van andere industrieele ondernemingen bij de chemie is zöö groot, dat wij de Donateurs uit de Industrie bij honderden moesten teilen. In het belang der chemie zou dan veel meer gedaan kunnen worden.

2o. Den Rédacteur van het Chem. Weekblad steunen, door mededeelingen in te zenden over belangwekkende nieuwe vindingen of nieuwe industrieele ondernemingen. Er is in ons land een onberedeneerde vrees voor publicatie van nieuwe vin- dingen, welke vrees niet in ’t belang der uitvinders of der exploitanten is. Men behoeft niet kostbare fabricagegeheimen te openbaren, doch men moet zieh ook niet verbeelden, dat anderen domooreh zijn of slapende honden, die men niet moet wekken. Te duchten concurrentie komt nooit van buiten af. Publicaties kunnen zoo zijn ingericht, dat ze den industrieel niet schaden, daarentegen door de gedachtenwisseling hem een bron worden voor nieuwe onderzoekingen of hem in contact brengen met knappe chemici en hunne denkbeeiden.

Aldus kan er blijvend contact ontstaan tusschen Chem. Weten schap en Chem. Industrie.

3o. Den Ultgever van het Chemisch Weekblad steunen, door bij aanvragen en bestellingen te verwijzen naar in dat blad gelezen advertenties en door leveranciers op te wekken, daarin ook te adverteeren. Men geve dan meteen den secretaris de namen op van hen, die men tot adverteeren heeft opgewekt.

De oplaag van 't Chem. Weekbl. is ongeveer 2200 exemplaren. Hoe meer advertenties, hoe goedkooper op den duur dit blad voor ons wordt en hoe meer aan den inhoud ervan besteed kan worden.

Dr. A. D. DONK, secretaris-penningmeester, Verspronckweg 100, Haarlem, telef. 12928.

C. de Boer Ir. "j" Te Den Helder is overleden de Heer C. de Boer jr., Wiens drukkerij sedert 1 Januari 1906 het Chemisch Weekblad en sedert 1 Januari 1924 het Recueil des travaux chimiques des Pays-Bas op uit- nemende wijze heeft verzorgd. De Redacties van beide tijdschriften zullen in dankbare herinnering houden het- geen de Heer de Boer in het belang dier publicaties heeft gedaan.

530 CHEMISCH WEEKBLAD.

541.571.2 : 536.423 DE CHEMISCHE BINDING ALS

ELECTROSTATISCH VERSCHIJNSEL. XIV.

door A. E. VAN ARKEL en J. H. DE BOER.

§ 24. Vluchtigheid bij coördinatieroosters.

In het voorgaande werd er reeds op gewezen, dat met den overgang van het coördinatierooster in een plaatrooster en vervolgens in een molecuul- rooster een sterke toeneming van de vluchtigheid gepaard moet gaan. Wij lieten n.l. zien, dat con- densatie van vrije moleculen tot een coördinatie- rooster alleen mogelijk is, wanneer de polarisatie- energie in de gasmoleculen betrekkelijk gering is. Het principieel verschil tusschen coördinatierooster en molecuulrooster bestaat daarin, dat in het molecuul- rooster de energie nog voornamelijk gelocaliseerd blijft tusschen de ionen in de moleculen, waarbij de potentieele energie tusschen de moleculen slechts klein is, terwiji bij het coördinatierooster geen eigenlijke moleculen meer bestaan; willen wij hier nog een bepaalde groep van ionen een molecuul noemen, dan moeten wij toegeven, dat de binding tusschen deze moleculen van geheel denzelfden aard is als de binding der ionen in de moleculen.

Vooral bij coördinatieroosters kan men betrekkelijk gemakkelijk de sublimatiewarmte berekenen en daaruit belangrijke gevolgtrekkingen maken over de vluchtigheid van deze verbindingen.

Een benaderde uitdrukking voor de verdampings- warmte werd reeds in § 22 gegeven ; zij luidde voor binaire verbindingen XY

waarbij wij afzagen van de polariseerbaarheid van het kation en van het verschil in afstand tusschen de ionen in rooster en molecuul.

In het algemeen is nu de eerste term de belang- rijkste, en wij moeten dus een daling van de subli- matiewarmte en daarmede een daling van het kook- punt verwachten6S), wanneer de ionenafstand a toeneemt. Zoolang de polariseerbaarheid geen rol speelt, nemen dus de kookpunten af van de fluoriden naar de jodiden en van de lithiumzouten naar de caesiumzouten (fig. 43).

Bij de fluoriden, waar de polariseerbaarheid klein is, komt de tweede term alleen in aanmerking bij het lithiumzout. Bij den overgang naar het natrium- fluoride zou het kookpunt moeten dalen doordat de eerste term afneemt, doch stijgen, doordat de tweede term practisch nul wordt. Het totale effect is nog een onbeduidende stijging van het kookpunt. Overgaande naar het kaliumfluoride en verder naar het rubidium- en caesiumfluoride treedt de verwachte daling in. In werkelijkheid is bij het caesiumzout de daling abnormaal groot, omdat nu een polarisatie van het caesiumion door het fluoorion in het vrije molecuul optreedt.

Bij de Chloriden herhalen zieh dezelfde verschijn- selen als bij de fluoriden. Daar echter de polarisatie van het chloorion veel sterker is, is de stijging van

het kookpunt tengevolge van de polarisatie in de moleculen bij den overgang van het lithiumzout naar het natriumzout veel sterker en zelfs nog merkbaar bij den overgang naar het kalium- en rubidiumzout, die beide hooger koken dan het lithiumchloride.

Bij toenemende polariseerbaarheid neemt de term

^3 steeds toe, omdat altijd de polariseerbaarheid

der ionen veel snelier toeneemt dan hun volumen. Zoo wordt begrijpelijk, dat tenslotte van de jodiden het lithiumjodide het laagste kookpunt heeft en dat ook natriumjodide lager kookt dan kaliumjodide. Zouden wij zouten met nog sterker polariseerbare ionen kennen (b.v. zouten van het element 85), dan zouden de kookpunten van deze lichamen waar- schijnlijk stijgen in de reeks :

Li—Na-K—Rb-Cs. Er blijft in het diagram nog één punt op te hel-

deren, namelijk de stijging van het kookpunt van CsF naar CsCl. Het kookpunt van CsF ligt, zooals wij reeds opmerkten, abnormaal laag, doordat het caesiumion door het fluoorion gepolariseerd wordt. Deze polarisatie is bij het chloride practisch te ver- waarloozen. Aan eenzelfde oorzaak is het toe te schrijven, dat het kookpunt van RbCl slechts zoo weinig lager ligt dan dat van RbF.

In de groep der alkalihalogeniden wordt dus het verloop der vluchtigheid als functie van ionengrootte en polariseerbaarheid qualitatief uitstekend weer- gegeven.

§ 25. Vluchtigheid bij molecuulroosters. Totaal anders hangt de vluchtigheid met de eigenschappen der ionen samen bij die lichamen, die in molecuul- roosters gekristalliseerd zijn. De uitdrukking van de potentieele energie tusschen twee moleculen in het molecuulrooster is van geheel anderen vorm en blijkt volgens een théorie van Debije hoofdzakelijk polarisatie-energie te zijn 66).

Een molecuul, dat uit ionen is opgebouwd, of

85) K. Fajans, Z. Krist. 61, 18 (1925). '■) Physik. Z. 21, 178 (1920).

CHEMISCH WEEKBLAD. 531

zelfs nog meer algemeen, waarin een aantal electri- sche ladingen voorkomen, zal naar buiten altijd een electrisch veld geven.

De potentiaal van dit veld in een punt op een afstand r van het molecuul is altijd te ontwikkelen

in een reeks volgens opklimmende machten van

<P = ai r

67)

waarbij de coëfhciënten an nog afhangen van den vorm van het molecuul en de richtingscoördinaten van het punt, waarin we den potentiaal onderzoeken.

Van deze reeks herkennen wij den eersten term als den potentiaal, die door de totale lading van het molecuul gegeven wordt. Voor een ion, waarin wij slechts één lading hebben, krijgen wij alleen den eersten term ; ai is dus de lading van het ion.

Ook den tweeden term hebben wij reeds eerder ontmoet ; het is de potentiaal, die een dipool met een moment a3 geeft op een afstand r. Is er alleen een dipool, b.v. in een gepolariseerd atoom, dan

bestaat de potentiaal uit één enkelen term a2 bij

een gepolariseerd ion hebben wij bovendien nog een lading, dan krijgen wij dus twee termen. Bij een molecuul als NaCl hebben wij in totaal geen lading, wel een dipool ; de ontwikkeling begint hier

dus met a|-, terwijl ook de andere termen nog

voorkomen, omdat nu in het algemeen drie dipolen ' optreden, n.l. de beide dipolen in de ionen en de dipool door de ladingen gevormd, waarvan de middelpunten niet samenvallen. Een symmetrisch molecuul van het type XY2 heeft in totaal geen

dipool, de potentiaal begint hier dus met £if-. Bij

nog meer symmetrische moleculen vallen weer hoogere termen weg ; de coëfficienten kunnen steeds voor iederen vorm van het molecuul berekend worden. Denken wij ons nu, dat wij met een vloeistof te doen hebben ; een bepaald molecuul daarin zal in een punt p van de vloeistof een zekeren potentiaal <P geven, en uit dezen potentiaal kunnen wij de componenten van het veld afleiden, door differen- tiatie naar de coôrdinaten en daaruit zoo noodig ook het veld samenstellen.

Een klein volumenelementje om het punt p zal nu eens in een molecuul, een volgend moment buiten een molecuul vallen. Valt het elementje in een molecuul, dan is het met polariseerbare materie gevuld, het heeft dan een zekere polariseerbaarheid ; ieder elementje zal dus over een langen tijd ge- nomen een gemiddelde polariseerbaarheid hebben.

In het elementje wordt dus door het veld een dipool opgewekt en de potentiaal van het molecuul ten opzichte van deze dipool is:

^E2 = |(EX2 + Ey

2 + Ez2)

De potentieele energie van het molecuul ten op- zichte van aile omringende moleculen krijgen wij nu door al deze bedragen van aile volumenelementjes

,?) Vergel. o.a. J. H. Jeans, Electricity and Magnetism, Cam- bridge 1924, 4e druk, blz. 244 e.v. en ook P. Debije, Polare Molekeln, Leipzig 1929, blz. 19 e.v.

in de omgeving van het molecuul bij elkaar op te teilen, dus bovenstaande uitdrukking over de geheele ruimte buiten het molecuul te integreeren. De uit- drukking :

stelt dus de potentieele energie van een molecuul ten opzichte van zijn omgeving voor, en beteekent dus niet anders dan de arbeid, dien wij moeten aanwenden om het molecuul aan de vloeistof te onttrekken, welke arbeid de ligging van het kook- punt zal bepalen.

De potentiaal van een molecuul ten opzichte van zijn omgeving hangt ook direct samen met de con- stante a in de toestandsvergelijking van van der Waals. Debije kon zeer algemeen aantoonen, dat zijn opvatting van de attractie tusschen moleculen tot de juiste grootte-orde der van der Waalsche krachten leidde.

Wij moeten nu alleen nog de waarde van a be- palen. Wanneer het molecuul bestaat uit n, ionen of atomen, met een polariseerbaarheid n3 met een polariseerbaarheid a2 enz., en wanneer het volumen, dat door één grammolecuul wordt inge- nomen V is, dan geldt:

a = y N

In het geval van een verbinding als CC14, hebben wij alleen met de polariseerbaarheid van de chloor- ionen te maken, daar die van het centraalion zeer klein is (§ 17), zoodat nu geldt:

— 4 «ci N

Hieruit blijkt dus, dat de verdampingswarmte . evenredig wordt aan de polariseerbaarheid der moleculen en dus stijgen moet, wanneer in plaats van een weinig polariseerbaar ion een sterker polariseerbaar wordt ingevoerd, daar steeds de polariseerbaarheid weer sterker toeneemt dan het moleculairvolumen : de vluchtigheid moet dus af- nemen, het kookpunt stijgen.

Terwijl dus bij de verbindingen van het type XY, in het algemeen die verbindingen, die tot coördinatie- roosters condenseeren (niet omhulde verbindingen) het kookpunt daalt, wanneer wij een negatief ion vervangen door een grooter, stijgt bij dezelfde sub- stituée het kookpunt bij een verbinding, die een molecuulrooster vormt (omhulde verbindingen).

Echter kan het voorkomen, dat een lichaam door invoeren van een grooter negatief ion van een niet omhulde in een omhulde overgaat. In dit geval krijgen wij bij de verbinding met het kleinste anion het hooge kookpunt, typisch voor de verbindingen met coôrdinatieroosters, terwijl de volgende ver- bindingen de läge, doch met toenemend volumen stijgende, kookpunten vertoonen van de verbindingen met molecuulroosters. Daartoe behooren de gevallen, die reeds in § 9 zijn behandeld.

Hoe kleiner het centraalion, hoe eerder de dalende lijn der kookpunten zal plaats maken voor een stijgende. Hoewel de kookpunten der halogeniden van Be, Mg, Ca en Sc slechts uiterst onvolledig bekend zijn, blijkt dit toch wel uit figuur 44, waar de kookpunten van de halogeniden der eerste vier

532 CHEMISCH WEEKBLAD.

elementen uit de eerste drie perioden zijn aange- geven. Hoogstwaarschijnlijk heeft de overgang van het eerste type in het tweede in de eerste période plaats bij het beryllium, in de tweede bij het alumi- nium, in de derde période bij het titaan. Een der- gelijk beeid vertoont ook de groep van halogeniden, waarvan de centraalionen een 18-electronenconfigu- ratie vertoonen ; hier zijn echter de kookpunten nog onvollediger bekend, zoodat wij hier van de weer- gave afzien.

Zooais wij ook reeds in § 9 opmerkten, blijven de besproken eigenaardigheden in het verloop der kookpunten niet tot de halogeniden beperkt. Ook bij de oxyden en Sulfiden vinden wij dalende kook- lijnen, wanneer wij van het oxyde naar het telluride overgaan, daarnaast ook stijgende, terwijl ook voor- beelden van het gemengde type bekend zijn. Daar echter het meerendeel der bekende verbindingen van deze groep niet meer dan twee negatieve ionen per metaalion bevat, zullen de meeste verbindingen behooren tot de niet omhulde, zoodat in het algemeen te verwachten is, dat het oxyde minder vluchtig is dan het sulfide.

Voorbeelden van een stijgende kooklijn vindt men in tabel XX.

Verb. Kp. CO„ —78.5 COS —47 CS2 + 46 CSSe 4-84

Tabel XX.

Verb. Kp. P203 173 PA 490

Verb. Kp. POCl3 107 PSC!, 125

In de reeks B303 s»->- B.2S3 »-»■ B3Se3 schijnt volgens Sabatier 68) een minimum in de kookpunten te liggen bij het sulfide.

§ 26. De halogeen-koolwaterstoffen. Zeer merk- waardig, wat de vluchtigheid aangaat, gedragen zieh de halogeniden en de waterstof-halogeenver- bindingen van koolstof, in het bijzonder van methaan.

Bij de methaanderivaten toch blijkt het kookpunt met een constant bedrag te stijgen, wanneer men één halogeen door een ander vervangt, volkomen onafhankelijk van de andere ionen, die nog in het molecuul voorkomen. Zoo stijgt het kookpunt van een methaanderivaat met 50°, wanneer men een fluoorion vervangt door chloor, met 28°.5, wanneer men chloor door broom, en met 40°.5, wanneer men broom door jood vervangt. Bij de vervanging van waterstof door een halogeen is de kookpunts- verhooging niet constant. Met de drie waarden, die boven zijn aangegeven, kan men alle bekende kookpunten van de methaanhalogeniden berekenen, uitgaande van een waarde van één vertegenwoor- diger van één der groepen CX4, CHX3, CH2X2, CH3X ; daarbij wordt een nauwkeurigheid van ± 1° bereikt69).

Met vrij groote nauwkeurigheid kunnen wij dus ook de kookpunten van onbekende verbindingen extrapoleeren ; wij kunnen aannemen, dat de waarde, die wij zoo voor het C}4 vinden, niet ver van de werkelijke waarde afwijkt. Een geval, waarin het berekende kookpunt geheel afweek van het waar- genomen, n.l. dat van CF4, is later in orde ge- komen, doordat aangetoond werd, dat de door Moissan beschreven verbinding, waarmede het kook- punt bepaald was, in het geheel geen CF4 was, doch een mengsel van chloorhoudende fluoriden. De kookpunten van CH3F2 en CHF3 zijn niet bij gewonen druk bepaald. Zij kunnen echter met behulp van den regel van Ramsay-Young op atmospheren- druk herleid worden, waarbij de uitkomst behoorlijk overeenstemt met het resultaat, verkregen door boven beschreven extrapolatie.

In figuur 45 zijn nu de kookpunten van alle ver- bindingen, die slechts één soort halogeen bevatten, uitgezet als functie van het halogeengehalte. Het verloop der curven is zeer merkwaardig.

Terwijl de curven in het begin sterk stijgen, wordt met toenemend halogeengehalte de helling voortdurend kleiner en maakt bij fluoor zelfs plaats voor een daling.

Vervangen wij in CC14 de chloorionen door Br of J, dan krijgen wij, op grond van bovenvermelde regel, twee rechte lijnen. Bij deze lijnen moeten wij de stijging toeschrijven aan de toenemende pola- riseerbaarheid van het molecuul.

Bij de waterstofhoudende verbindingen moet nog een tweede effect werkzaam zijn. Wij merkten reeds in § 21 op, dat de moleculen CH3C1 en CHC13 een dipool hebben. Waterstof wijkt zoo sterk van de overige halogenen af, dat bij deze lichamen zeker de halogeenionen niet meer in een regelmatigen tetraëder om het koolstofion liggen.

Wanneer wij dus in CH4 een waterstofion ver- vangen door een halogeenion, dan zal het kookpunt

68) Bull. soc. chim. [3] 6, 206 (1891). 69) A. E. van Arkel en ). H. de Boer, Physica 4, 382, 392

(1924); 5, 134 (1925); Rec. trav. chim. 44, 675 (1925).

CHEMISCH WEEKBLAD. 533

in de eerste plaats stijgen, doordat de polariseer- baarheid toeneemt, maar in de tweede plaats doordat in de moleculen nu een dipool ontstaat, die volgens hetgeen in § 25 werd opgemerkt, de potentieele energie van een molecuul in de vloeistof doet toe- nemen en dus het kookpunt eveneens verhoogt. In de volgende stappen blijft deze dipool bestaan, zoodat hier in hoofdzaak alleen de toenemende pola- riseerbaarheid een rol speelt, maar bij den laatsten stap, bij de vorming van het CX4 uit het CHX3

verdwijnt de dipool, zoodat nu de stijging kleiner is dan bij de voorafgaande stappen.

Daar de bouw en de Volumina der halogenen, behalve van waterstof, onderling niet zeer sterk uiteenloopen, kan men aannemen, dat de dipolen in de moleculen CH3X, CH2X2 en CHX3 voor ver- schillende halogenen ongeveer dezelfde grootte hebben en dus ook ongeveer denzelfden invloed zullen hebben op het kookpunt.

Echter is de invloed der polariseerbaarheid zeer verschillend voor de verschillende halogenen ; fluoor b.v. is niet veel meer polariseerbaar dan waterstof, zoodat de kookpunten van CH4 en CF4 slechts weinig verschillen. In de fluoorreeks zien wij dus eigenlijk alleen den invloed van de ontstaande en verdwijnende dipool op het kookpunt; deze lijn moet dus na de aanvankelijke stijging gaan dalen, daar in de laatste stappen de daling van het kook- punt tengevolge van de verdwijnende dipool lang niet meer wordt opgeheven door de toename der polariseerbaarheid, die het gevolg is van de vervanging van het laatste waterstofion door fluoor.

Qualitatief verklaart dus het electrostatisch beeid, dat wij voor de methaanverbindingen ontworpen hebben, zeer behoorlijk de eigenaardigheden van het in figuur 45 voorgestelde kookpuntdiagram.

Analoge gevallen, dat door invoering van fluoor in koolwaterstoffen het kookpunt eerst stijgt en

dan weder daalt, zijn er wel meer bekend. Wij noemen hier de volgende reeks :

C6HsCH3, C6H5CH2F, C6H5CHF2 en C6HäCF3

waarin het kookpunt denzelfden gang vertoont als bij de methaanderivaten.

§ 27. Additiviteit van kookpunten. Reeds vroeger werd opgemerkt, dat het denkbeeid,

dat in verbindingen als CC14 het centraalion door de halogèenionen omhuld is, niet het eerst door Kossel is uitgesproken, maar reeds vele jaren eerder door van Laar was toegepast, bij de berekening van kritische grootheden van verschillende ver- bindingen. Van Laar ging daarbij niet van een be- paald molecuulmodel uit, zooals Kossel van een zuiver electrostatisch model uitging, doch toonde aan, dat voor een groote groep van verbindingen de kritische grootheden, vooral de kritische tempe- raturen, met vrij groote nauwkeurigheid berekend kunnen worden, wanneer men aanneemt, dat de grootheid b uit de toestandsvergelijking van van der Waals, en de wortel uit de constante a addi- tieve grootheden zijn. De goede uitkomsten der be- rekeningen schijnen deze onderstellingen volkomen te bevestigen. Het bleek nu, dat in het algemeen bij verbindingen als CC14 de a-waarde van het centraalion niet in rekening moest worden gebracht, aangezien dit afgeschermd is.

Later zijn deze beschouwingen op het meer spé- ciale terrein der koolstofverbindingen en wel in het bijzonder van de volledig gesubstitueerde methaan- derivaten nog wat uitgewerkt,70) waarbij gebruik gemaakt werd van een regel van van Laar, dat het kookpunt van verwante lichamen een constant breukdeel is van de kritische temperatuur en waarbij de b-waarden evenredig gesteld werden aan de moleculairvolumina bij het kookpunt, die volgens onderzoekingen van Kopp inderdaad additieve groot- heden zijn. Maakt men dan bovendien nog gebruik van de boven reeds vermelde additiviteit der kook- punten, d. w. z. van de eigenaardigheid, dat de kook- punten steeds met een gelijk bedrag toenemen, wanneer men een halogeenion vervangt door een ander, dan volgt daaruit voor de halogenen een zeer eenvoudige relatie tusschen de beide constanten der toestandsvergelijking

Tevens kan men nu voor het kookpunt der water- stofvrije halogeenderivaten een eenvoudige formule opstellen :

T _r(Y=Vçl2 ls ^ v

waarin Vc het Koppsche volumen der koolstof is, V het totale moleculairvolumen en C een constante, die uit één enkel kookpunt kan worden bepaald. Deze uitdrukking geeft met zeer groote nauwkeurig- heid de kookpunten der methaanderivaten en ook die der aethaanderivaten weer, en daar deze formule is afgeleid uit de door van Laar opgestelde addi- tiviteitspostulaten, kan men de goede uitkomst als een nieuwe bevestiging van de juistheid daarvan opvatten.

?0) A. E. van Arkel en J. H. de Boer, Rec, trav. chim. 44, 675 (1925).

534 CHEMISCH WEEKBLAD.

Echter komen wij tot groote moeilijkheden, wan- neer wij deze resultaten met de resultaten van § 25 vergelijken.

Volgens Debije is de constante a evenredig aan de polariseerbaarheid van het molecuul, dus even- redig aan de som van de polariseerbaarheden der ionen. Op grond hier van is niet in te zien, waarom l/a een additieve grootheid zou moeten zijn.

Houdt men bij de berekening van de verdampings- warmte, zooals die in § 24 is aangegeven, ook rekening met de dipolen, die in de negatieve ionen zijn opgewekt, dan krijgt men wel een eenigszins andere afhankelijkheid van de polariseerbaarheid; bij de koolstofderivaten zou dan de constante a evenredig worden met de derde macht der polari- seerbaarheid, wat ons echter helaas geen stap nader tot de oplossing brengt

Er is dus op het oogenblik nog een kloof tusschen de resultaten van van Laar en de consequenties der electrostatische valentievoorstelling. Wij zullen hier nader onderzoek moeten afwachten om tusschen beide een beslissing te kunnen treffen, tenzij een verzoening tusschen beide standpunten toch nog mogelijk zou blijken te zijn.

541(08) VERGADERING DER SECTIE VOOR

PHYSISCHE CHEMIE OP WOENSDAG 17 JULI TE MAASTRICHT.

Hier volgen de door de sprekers verstrekte refe- raten der voordrachten. De opkomst der leden was geringer dan wij dit gewend zijn. Somber behoeft dit niet te stemmen, daar de oorzaak ongetwijfeld gezöcht moet worden in het zonnige programma ons voor deze dagen in 't schoone Limburg geboden.

Eerst sprak Dr. H. A. J. Pieters over Viscositeit. In zijn körte inleiding beperkte Spr. zieh tot de meting van de viscositeit van smeeroliën. Hij bê- toogde daarbij de beteekenis van de kennis van de dynamische viscositeit, vooral ook bij verschillende temperaturen, boven de technisch gebruikelijke metho- den, waarvan hij enkele der belangrijkste bezwaren aangaf. De capillair-viscosimeter, bv. in de uitvoering Vogel—Ossag, bleek goed te voldoen aan de belang- rijkste voorwaarden, die gesteld moeten worden, vooral wanneer daarbij de uitstrooming onder con- stanten druk plaats heeft. Ten slotte memoreerde Spr. de diensten, die een eenvoudige capillair- viscosimeter bewijzen kan bij een onderzoek van verschillende peksoorten.

Daarna hield Drs. H. Gerding een voordracht over: Electrochemische en photochemische onder- zoekingen aan aluminium en aluminium-amalgamen.

Er bestaat in chemisch opzicht een opmerkelijk verschil tusschen aluminium en legeeringen van aluminium met kwik. In dit verband is de nauw- keurige kennis van het binaire systeem aluminium- kwik van groot belang.

Thermische bepalingen bewijzen, dat het een binair systeem is zonder verbindingen, met mengkristallen aan den aluminium- en den kwikrijken kant. ’)

x) C. J. de Gruyter, dissertatie Amsterdam 1925.

Het elektrochemisch onderzoek van het volledige binaire systeem, in een oplossing van aluminium- acetylacetonaat in acetylaceton (in waterige oplos- singen zijn de metingen, door de Sterke aantasting der amalgamen, niet voldoende reproduceerbaar) bevestigde deze resultaten, waarbij tevens de grenzen van de mengkristalgebieden konden worden bepaald2).

Aluminiumamalgamen (tot en met ong. 99.8 atoom °/o kwik) blijken veel negatievere potentialen te geven dan aluminium zelf. Door extrapolatie der experi- menteele E-x-figuur 2) kon tevens het potentiaal- verschil tusschen het volledig door kwik geactiveerde aluminium (niet experimenteel te verkrijgen) en de legeeringen uit het twee-phasengebied worden ver- kregen. Hieruit volgt dan de mogelijkheid om den normaalpotentiaal in water voor dat volledig ge- activeerde aluminium met behulp van bekende potentialen van de tweephasenmengsels in water te berekenen.

Ook het photo-electrische effect van aluminium en enkele vaste amalgamen (0.1, 0.3 en 0.4 atoom procenten kwik) werd gemeten, in de eerste plaats met de bedoeling om een eventueel aanwezig natuur- kundig verschil in de constitutie van aluminium en de genoemde amalgamen aan te toonen. Met behulp van een inrichting voor photo-electrisch onderzoek werden de spectrale gevoeligheidskrommen en de grensgolflengten voor aluminium en de genoemde amalgamen bepaald. Het bleek, dat de grensgolf- lengten voor de amalgamen met 0.4 en 0.3°/0 kwik bij grootere golflengten liggen dan die voor zuiver aluminium ; ook de gevoeligheid (aantal uitgezonden electronen per eenheid geadsorbeerd licht) is voor deze amalgamen voor alle golflengten grooter.

Door middel van een schaafinrichting in vacuum werd aangetoond, dat zuurstof een grooten invloed heeft op' het photo-electrisch effect, zoowel van aluminium als van de amalgamen. Door zuurstof wordt de roode grensgolflengte naar kortere golf- lengten verschoven en de spectrale gevoeligheid aanzienlijk kleiner.

Deze invloed van de zuurstof is te verklären door het vormen van geadsorbeerde lagen op de onder- zochte metaaloppervlakken, waardoor electrische velden ontstaan, die in verband met het teeken van het kontakt potentiaalverschil metaal-zuurstof, een vertragende werking uitoefenen, waarvan een vergrooting van den elektronenuittree-arbeid het gevolg is (vergelijk de onderzoekingen van Langmuir over de thermische emissie van, met een dünne laag thorium bedekte, wolfraamdraden).

Bij zeer sterk in vacuum geschaafde aluminium- en aluminium-amalgaam-oppervlakken, worden maxi- mumwaarden voor de spectrale gevoeligheden ver- kregen, waarbij de gevoeligheid voor de amalgamen met 0.3 en 0.4 % kwik steeds aanzienlijk grooter wordt gevonden als voor zuiver aluminium.

De onedelere eigenschappen, die de amalgamen, vergeleken met aluminium, bezitten, kunnen — in verband met deze schaafproeven — niet aan de aanwezigheid van een beschermende oxydhuid op het aluminium worden toegeschreven.

Vervolgens sprak Drs. D. Mac Gillavry over Het physisch-chemisch onderzoek en het moleculair gewicht van cellulose.

2) A. Smits en H. Gerding, Z. Elektrochem. 30, 304 (1925).

CHEMISCH WEEKBLAD 535

Hoewel cellulose al wellicht honderd jaar of nog langer onderzocht wordt, is het vooral in de laatste tien jaren pas gelukt langzamerhand een dieper inzicht te krijgen in de structuur van cellulose. Opvallend is, dat de bouw van cellulose, ondanks de verwarrende ingewikkeldheid van de eigenschap- pen, betrekkelijk eenvoudig te beschrijven is. Cellulose is namelijk uitsluitend opgebouwd uit aequivalente glucoseresten, die allen in langgerekte ketens liggen. Een nog niet definitief opgelost probleem is de vraag, hoe groot een cellulosemolecuul is. Sommige onderzoekers meenen, dat een glucoserest zelf het molecuul is. De glucoserest zou dan een glucosan, een glucoseanhydride moeten zijn. Bij de verdere beschouwingen wil ik mij bij de andere parti) aan- sluiten. Cellulose heeft, neem ik aan, een binnen zekere grenzen wisselende molecuulgrootte. Van dit gezichtspunt uit wil ik de resultaten van het physisch- chemisch onderzoek bespreken. Gewoonlijk bevat een molecuul ongeveer zestig glucoseresten. Dit getal zestig heeft, voor wat ik verder zeggen ga, weinig belang. Men behoeft enkel te veronderstellen, dat het aantal glucoseresten in het molecuul wisselt van honderd tot tien. Tot zoover is de constitutie eenvoudig. De eigenaardige complicatie is, dat cel- lulose en hoogstwaarschijnlijk de meeste esters en aethers, in twee modificaties kan voorkomen, de gemerceriseerde en de niet gemerceriseerde. In op- lossingen heeft men tot nu toe meestal den gemer- ceriseerden toestand onderzocht ; in den niet gemerceriseerden toestand komt cellulose in de plantenvezels voor. Een experimenteele moeilijkheid is, dat cellulose zelf in alkalische oplossingen erg gevoelig is voor zuurstof uit de lucht.

In de gelijkwaardigheid van de glucoseresten ligt de groote eenvoudigheid van de structuur van cel- lulose. l ot die gelijkwaardigheid zou men al kunnen besluiten uit het organisch-chemische gedrag. Wan- neer men de verschillende derivaten, die door ver- esteren en veraetheren ontstaan, vergelijkt, dan vindt men, dat steeds per glucoserest maximaal drie groepen gebonden worden. In de tweede plaats blijkt de aequivalentie uit het roentgenographisch onderzoek ; in de vezelrichting bestaat een uitge- sproken periodiciteit, die door temperatuurverhooging en door chemische inwerkingen maar uiterst weinig verändert. Dat de période overeenkomt met de lengte van twee glucoseresten, komt door een meet- kundige complicatie, die chemisch van geen belang is. Zeer overtuigend zijn in de derde plaats de onderzoekingen van Hess. Hess onderzocht het draaiendvermogen van cellulose in koperoxydammo- niak. Hij vond, dat elke glucoserest een koperatoom- complex binden kan. Voor het evenwicht tusschen cellulose en koper aan den eenen kant, en de com- plexverbinding aan den anderen kant, geldt bij eerste benadering :

[Cu] • [C6H,q05] =

[C6H8ÖgCu]

De eenvoudigheid van deze formule is het sterkste argument voor de genoemde eenvoudigheid van de structuur.

Uit de groote viscositeit van eenigszins gecon- centreerde oplossingen van cellulose en van cellu- losederivaten volgt, dat de vrij beweeglijke (de osmotisch werkzame) deeltjes, in tegenstelling met

de chemisch werkzame glucoseresten, heel groot zijn. De micellen in de oorspronkelijke vezel bestaan uit omstreeks veertig ketenvormige moleculen naast elkaar, en elk molecuul uit ongeveer zestig glucose- resten. In oplossing zal, mag men aannemen, in ieder geval deze grootte-orde bewaard blijven. Om nu te verklären dat cellulose, waarvan het gedrag in koperoxydammoniak geheel hetzelfde is, toch in oplossing verschillend visqueus is (bij gelijke ver- dunning), ligt het voor de hand de volgende ver- onderstelling te maken, n.l. dat, wanneer de oplos- sing in evenwicht is, grootere moleculen ook sterker samenkleven. Door beschouwingen over solvatatie moet dit beeid nog gecompleteerd worden.

I. Een molecuul met zestig glucoseresten heeft twee rijen van negentig alcohol-(hydroxyl)-groepen in de vezelrichting. Met behulp van viscositeits- metingen kan men in de eerste plaats de micel- grootte vergelijken, en dan, wanneer micelgrootte en molecuulgrootte parallel gaan, ook de molecuul- grootte. Experimented is de groote moeilijkheid, dat men gemerceriseerde celluloseproducten, gedeel- telijk gemerceriseerde en niet gemerceriseerde kan hebben, terwijl het lästig is om uit te maken wat het geval is ; eigenlijk gaat dit alleen roentgeno- graphisch.

II. Qualitatief kan men ook de grootte van de micellen en de moleculen vergelijken, door na te gaan, hoe Sterke natronloog men noodig heeft voor het oplossen van cellulose. Cellulose uit katoen lost, wanneer bij de zuivering heftige inwerking ver- meden is, eerst in 14n-natronloog op. Wanneer Cellulose langdurig chemisch behandeld is, b.v. uit esters teruggewonnen cellulose, dan lost zij soms al in 2n-natronloog op. Typisch is ook, dat cellulose- esters b.v., na langdurige chemische inwerkingen, neiging vertoonen om te gaan kristalliseeren.

III. De vooral quantitatief sterk wisselende eigen- schappen van cellulose en de cellulosederivaten heb ik in verband trachten te brengen met de wisselende (afnemende) grootte van de moleculen. Hoe belang- rijk de genoemde méthodes in ieder geval empirisch mögen zijn, men kan uit de gemeten grootheden niet licht een moleculairgewicht berekenen. De gegeven schattingen zijn dan ook längs een anderen weg verkregen.

IV. Hengstenberg en Mark berekenen uit de breedte van de roentgeninterferenties voor de afme- tingen van een micel, 60 glucoseresten in de vezel- richting en 6 glucoseresten in de beide richtingen loodrecht daarop. De lengte van een molecuul behoeft natuurlijk niet even groot te zijn als de lengte van een micel. Het is echter wel waarschijnlijk, dat de twée lengten niet veel verschallen. Uit de onder- zoekingen van Freudenberg kan men voorloopig concludeeren, dat de onderste grens voor de mole- cuulgrootte 30 glucoseresten is.

V. Hier zou ik nog eens de aandacht willen vestigen op het reduceerend vermögen van cellulose, al is het dikwijls erg klein. Ost heeft reeds in 1913 consequent nagegaan, wat de waarde is van analy- tische gegevens, wanneer een cellulosemolecuul eens een lange keten van glucoseresten zou zijn. De empirische formule moet dan zijn (C6H10O5)n . H20. De verschillen in procentische samenstelling liggen echter binnen de waarnemingsfouten als n grooter dan 4 is. Uit een elementairanalyse is dus n niet

536 CHEMISCH WEEKBLAD.

te berekenen. De bepaling van het acetylgehalte van volledig geacetyleerde cellulose brengt ons niet veel verder. De groote uitkomst is het reduceerend vermögen. Theoretisch belooft de bepaling van het kopergetal veel. Helaas blijken de bepalingen geen zekerheid te geven. Toch lijkt mij het in vergelijk met glucose heel geringe reduceerend vermögen qualitatief een sterk argument voor het bestaan van groote moleculen.

VI. En dan is ook sterk opvallend, dat alleen volledig geacetyleerde cellulose een goed roentgeno- gram geeft met scherpé interferenties, niet de acetaten met een lager acetylgehalte. Ook deze eigenaardig- heid zal, dunkt mij, bij nauwkeuriger bestudeering ten voordeele van groote moleculen uitvallen.

Voor een eerste begrip heb ik misschien hier en daar wat sterk gei'dealiseerd. Toch lijken mij de beschouwingen plausibel, in ieder geval weinig ge- wrongen. ledere onderzoekingsmethode op zieh zelf is misschien niet overtuigend. Het valt echter niet te ontkennen dat, globaal gesproken, de verande- ringen in viscositeit, oplosbaarheid, kristalliseerend vermögen en reduceerend vermögen parallel gaan. En wat argumenten in de chemie betreft, ook hier geldt : eendracht maakt macht.

Ten slotte behandelde Dr. A. Klinkenberg in zijn voordracht: Evenwichten in het stelsel strontium- oxyde—rietsaiker—water, de resultaten van onder- zoekingen die, in samenwerking met Prof. Reinders, binnenkort in het Rec. trav. chim. zullen worden gepubliceerd. Uitvoerig werd stilgestaan bij de be- paling van de isotherm van 55°, waarna in het kort de resultaten bij andere temperaturen werden besproken. Door gebruikmaking van deze isothermen werd toegelicht, hoe in de praktijk de ontsuikering van melasse door middel van Strontiumhydroxyde wordt uitgevoerd.

Den sprekers werd door Dr. }. Olie, die de vergadering bij verhindering van den voorzitter presideerde, de hartelijke dank der aanwezigen over- gebracht. j. M BIJVOET, secret avis.

BOEKAANKONDIGINGEN. 541.18 : 577.1(021)

Jerome Alexander, Colloid Chemistry. Volume II, Biology and Medicine. New-York, U. S. A., The Chemical Catalog Co., Inc. 1928, 1029 blz.

Het tweede deel van Alexander’s verzamelwerk heeft dezelfde deugden en gebreken als het eerste deel : ver- scheidenheid van inhoud en gémis aan samenhang. Ook aan dit werk hebben eerste-rangs auteurs medegewerkt, zoodat vele der op zieh zelf staande verhandelingen ten zeerste lezenswaard zijn. Uit de groote lijst der mede- werkers noemen wij : Sir William Bragg, Bottazzi, Wolf- gang Pauli, Robertson, Bredig, Willstätter, Fodor, d’Herelle, Höber, Schade, Lecomte du Nouy, Handovsky en onzen landgenoot N. Waterman,

De splitsing in „Theory and Methods” eenerzijds en „Biology and Medicine” anderzijds, schijnt eenigszins willekeurig, aangezien men onder dit laatste hoofd zeker niet verhandelingen, zooals die van Sir William Bragg, verwachten zou. Maar zooals gezegd, er staan veel be- langrijke verhandelingen in dit deel, en daarom blijft deze verzameling een aanwinst voor onze literatuur.

H. R. Kruyt. * * *

541.18 : 66(022) Paul Bary, Chimie des colloïdes, Applications in-

dustrielles, Dunod, Paris, 1929, 132 blz., frs. 20.—. Het bovenstaande boekje bevat 75 bladzijden algemeene

kolloidchemie en 50 bladzijden industrieele toepassingen, n.l. een hoofdstuk over kiezelzuur, olie, vetten, zeepen en een hoofdstuk over koolwaterstofïen, verf, harsen, proteine, lijm en ververij.

De behandeling van al deze onderwerpen in 50 blad- zijden is uiteraard niet diepgaand. p Kruyt

* * 663.2(022)

J. T. Hewitt, The Chemistry of Wine-making. A report on oenological research. London, His Majesty’s Stationery Office, 1928, 57 blz., 1/-— net.

In verband met de productie van wijn in verschillende tot het Britsche Rijk behoorende gebieden, achtte de Empire Marketing Board het gewenscht om meer bekend- heid te geven aan de moderne methoden van wijnbereiding, zooals deze in enkele andere, daarin het meest op den voorgrond tredende, landen worden gevolgd.

De schrijver van het rapport bezocht wijngebieden in Frankrijk, Duitschland en Algiers en geeft een beschrijving van de tegenwoordig daar toegepaste werkwijzen; hij begint met de meest gebruikte druivensoorten en bespreekt verder de geheele wijnbereiding tot aan enkele vaak voor- komende gebreken in den wijn toe. De in Frankrijk ge- volgde behandelingswijze treedt sterk op den voorgrond ; aan de aldaar gehuldigde gezichtspunten en geldende voorschriften wordt veel aandacht gewijd; kritiek wordt niet uitgeoefend.

Een lezenswaard verslag om een overzicht te krijgen van moderne, vooral Fransche, wijnbereiding.

G. L. Voerman. * *

669(023) Léon Guillet, L’évolution de la métallurgie. (Nou-

velle collection scientifique). Paris, Libr. Félix Alcan. 1928, 196 blz., fr. 15.-.

Na een kort historisch overzicht behandelt de sehr, de métallurgie van het ijzer, w. o. de verwarming van de ovens, de recuperatie, de Bessemerpeer, het procédé van Thomas en de electrische ovens. Daarna wordt de evolutie in de métallurgie van een aantal andere metalen behandeld : koper, lood, zink, enz.

Het 3e hoofdstuk gaat over de „utilisation des résidus”, waarbij ook de zuivering van de gassen volgens Cottrell vrij uitvoerig besproken wordt.

Volgende hoofdstukken behandelen nog den vooruit- gang op het gebied van het onderzoek der metallurgische producten, dien op het gebied der alliages, en de „ziekten” van de metalen, o. a. de tinpest.

Het boekje is goed uitgevoerd, is behoorlijk van fîguren voorzien, maar mist een alphabetisch register.

P. S. Klunne. * *

51 : 54(024) Rudolf Fueter, Das mathematische Werkzeug des

Chemikers, Biologen und Statistikers. Orell Füssli Verlag, Zürich, 1926, 264 blz., R.M. 12.—.

Volgens het voorwoord van den schrijver legt het boek, meer dan andere werken, den nadruk op het vormen van mathematische begrippen en het demonstreeren van hun toepassing op allerlei gebieden, en minder op het geven van veel méthodes en feiten. Als lezers heeft de schrijver zieh hierbij chemici, biologen, medici en leeraren in de natuurwetenschappen gedacht. Aan al deze categorieën kan echter het aanschaffen van het boek ontraden worden, en wel in hoofdzaak, omdat het met zijn slechts 264 pagina’s te beknopt is. Vraagstukken, bij de Studie der hoogere wiskunde een onmisbaar hulpmiddel om zieh het geleerde

CHEMISCH WEEKBLAD. 537

eigen te maken, ontbreken geheel. Chemici zullen aan het boek niet genoeg hebben, daar b.v. analytische meet- kunde der ruimte in het geheel niet, en de differentiaal- vergelijkingen slechts uiterst kort behandeld worden.

Ook de andere in den titel genoemden, die het boek voor het bestudeeren van de waarschijnlijkheidsrekening zouden willen gebruiken, zullen er veel in missen; in het hoofdstuk hierover ontbreken de begrippen waarschijn- lijkheid a posteriori en gereduceerde afwijking, een tabel, die de waarde der z.g. 6-functie aangeeft, benevens een uiteenzetting van het gebruik dier functie, een afleiding van de uitdrukking voor de waarschijnlijke fout in het gemiddelde van een reeks waarnemingen, Pearson’s théorie der correlaties etc. Alleen voor leeken, die met zoo min mogelijk wiskunde uiteengezet willen zien, hoe de natuur- wetenschap zieh van hoogere wiskunde bedient, is het boek wel aardig. J. van Ormondt.

♦ * 548.7(078)

Frank Smithson, Ph. D. (London), F. G. S., Patterns for the Construction of Crystal Models, repre- senting Actual Minerals. Murby & Co., London, 1928.

Voor hen, die bij de Studie der geometrische kristallo- graphie niet in de gelegenheid zijn gebruik te maken van een uitgebreide verzameling kristalmodellen en kri- stallen, bestaan sinds langen tijd zgn. netten, waaruit op de wijze van de bekende bouwplaten papieren kristal- modellen kunnen worden vervaardigd. Dergelijke modellen komen ook in aanmerking voor kleinere instituten, scholen e. d ; echter ook voor hen, die wel in de gelegenheid zijn van een uitgebreide modelverzameling gebruik te maken; de grootste waarde van de geometrische kristallo- graphie ligt toch zeker voor een deel in de door haar Studie verworven bekendheid en vertrouwdheid met de mogelijke kristalvormen. En hoe kan men zieh deze bekend- heid beter verwerven, dan door het zelf in elkaar zetten der modellen?

De verzameling van Smithson is bedoeld als een comple- teering van de bij denzelfden uitgever versehenen serie van de hand van J. B. Jordan; zij geeft meer in het bij- zonder modellen van belangrijke mineralen in typische ontwikkeling. De uitvoering is, zooals van den uitgever te verwachten is; het papier leent zieh uitstekend voor het beoogde doel, de wit op zwart uitgevoerde netten zijn duidelijk. Naam van het mineraal en indices der vlakken zijn reeds in de modellen aangegeven, hetgeen vooral van belang is voor de modellen van tweelingen. Een beschrijving der afzonderlijke modellen is in den vorm van een serie etiketten achteraan gevoegd.

Ref. zou willen opmerken, dat wellicht een combinatie van rhomboëders en een skalenoëder typischer is voor calciet, dan de afgebeelde combinatie van één rhomboëdèr met een prisma, dat ook het vlak (010) wel zoo belangrijk is voor bariet, dat het bezwaarlijk gemist wordt en dat misschien een zwaluwstaart-tweeling van gips evenals een vertegenwoordiger van de hexakis-tetraëdrische klasse, sfaleriet bijv., de verzameling nog aan waarde zouden hebben doen winnen. W. J. Jong.

* * 660(024)

Waeser-Dierbach, Der Betriebschemiker. Ein Hilfs- buch für die Praxis des chemischen Fabrikbetriebes; Springer, Berlin, 1929, 4 Aufl., 119 Afb., 335 blz., geb. R.M. 19.50.

Dit boek bedoelt een hulp te zijn v0or den bedrijfs- chemicus in den uitgebreidsten zin des WOOrds. Het be- handelt alles, waarmede een dergelijke functionaris moge- lijkerwijze in aanraking kan komen. Ujt den inhoud noem ik : Algemeene opmerkingen, Hulpmiddelen der bedrijfs- techniek (bouwstofîen, metalen, onderdeelen, machines, apparaten, onderhoud van een en ander), Gebouwen,

Het werk van den bedrijfschemicus (laboratoriumwerk, overgang naar het grootbedrijf, contrôle, enz.), Het voor- komen van ongevallen en derzelver behandeling (alge- meene opmerkingen, wettelijke bepalingen, verbandkamer), Werkmethoden der chemische industrie, Bijproducten en hun verwerking, Kalkuleeren en inventariseeren, Bewaren en verzenden der artikelen.

Uit den hier geciteerden inhoud blijkt wel, hoe ruim de schrijvers hun grenzen getrokken hebben. Een nood- zakelijk gevolg hiervan is natuurlijk, dat alles tamelijk vluchtig en hier en daar zelfs zeer oppervlakkig moet behandeld worden (vooral de spéciale chemische tech- nologie), hetgeen door de schrijvers trouwens wel erkend wordt. Dikwijls worden van bepaalde onderwerpen niet veel meer dan enkele algemeenheden gezegd.

Daar staan echter veel goede eigenschappen tegenover. Zooveel mogelijk worden prijzen aangegeven (metalen, bouwstofîen, machines, ketels, apparaten enz.) en wel die van 1913—1914 in vergelijk met die van 1928 —1929. Verder worden van de meeste apparaten de maximale belasting en de daarvoor benoodigde energie in P.K. aangegeven. Eenvoudig en zeer overzichtelijk is in dit verband b.v. het hoofdstuk over stoomketels en -machines, electromotoren, pompen e.d. Men zal menige practische raadgeving op velerlei gebied in dit boek aantreffen.

De wettelijke bepalingen inzake stoomwezen, onge- vallenverzekering en -voorkoming, arbeidsinspectie zijn natuurlijk specifiek Duitsch en hebben voor ons dus slechts betrekkelijke waarde.

Tenslotte wordt zeer veel technische literatuur opgegeven en voor verschillende apparaten en machines telkens meer- dere goede en vertrouwde Arma s genoemd.

De uitvoering, wat druk en illustraties betreft is keurig. A. Tasman.

* * 547.518(022)

Sur les produits à odeur de musc et les cycles à grand nombre de chaînons par L. Ruzicka. Paris, Masson et Cie., 29 blz.

Dit geschrift bevat de voordracht, die Prof. Ruzicka heeft gehouden voor de Société chimique de France. De inhoud komt in hoofdzaak overeen met hetgeen de geniale geleerde in de vergadering van de Nederlandsche Chemische Vereeniging in den zomer van 1927 of van den Amsterdamschen Chemischen Kring in het najaar van 1928 heeft medegedeeld. Achtereenvolgens wordt de constitutie van civetton behandeld; de synthèse van carbocyclische ringen van 8 tot 29 koolstofatomen ; de variatie in geur van ringketonen bij stijging van het aantal koolstofatomen; de constitutie vanmuscon; lactonen met muskusgeur; het ontstaan van ringketonen uit de zouten van tweebasische zuren ; de eigenschappen van deze cyclische verbindingen. Reeds thans zou de auteur de woorden van Horatius tot de zijne kunnen maken : Exegi monumentum' aere perennius. j j Rinkes.

* * 612.12 + 612.461(022)

Blood and Urine Chemistry, by R. B. H. Gradwohl, M.D. and Ida E. Gradwohl, A. B. With 117 illu- strations and 4 colorplates. The C. V. Mosby Company, St. Louis, 1928, 542 blz., $ 10.00.

Dit bijzonder fraai uitgevoerde werk is verdeeld in vier deelen: I. Technic of bloodchemistry. II. Chemistry of urine. III. The interpretation of blood chemical findings. IV. Basal metabolism.

Het eerste deel omvat de gebruikelijke bloedanalysen, op zeer duidelijke wijze beschreven, met goede opgave der te gebruiken reagentiën en hun bereidingswijzen, techniek der analysen en berekening der resultaten, zoodat dit deel tevens geschikt is voor den beginneling in che- misch onderzoek van bloed. Op een enkele uitzondering na zijn de methoden van Amerikaansche auteurs en zijn

538 CHEMISCH WEEKBLAD.

zeer goede bepalingen (tevens geschikt voor de practijk) van Duitsche en Fransche laboratoria niet opgenomen. Verwonderlijk is het evenwel, dat bijv. de aminozuren- bepaling volgens Polin en de bepaling der vrije NH2- groepen volgens Van Slyke niet worden genoemd. Veel aandacht is besteed aan de bepaling der alkalireserve volgens Van Slyke. Van de ionen worden alleen Ca, P en Cl beknopt behandeld. In een speciaal hoofdstukje over colorimeters wordt zeer aanbevolen de Klett-colori- meter, welke tevens als nephelometer kan worden gebruikt. De nieuwe colorimeters van Kleinmann, Bernoulli, Bürker e. a. worden niet genoemd.

De pH-bepaling is stiefmoederlijk behandeld en dan nog alleen colorometrisch met behulp van den Gradwohl- colorimeter, een verbeterde Walpole-comparator.

Over het tweede deel, het urineonderzoek, is hetzelfde te zeggen: wat eenzijdig, doch klaar en degelijk. Tevens wordt het sedimentonderzoek grondig behandeld.

Het derde deel is boven aile lof verheven. Hier worden uitvoeriger behandeld „Bloodsugar” (90 pag.), „acidosis” (23 pag.), „Bloodchemistry of gout” (27 pag.) en „Neph- ritis” (81 pag.). In het bijzonder voor dit derde deel is het boek warm aan te bevelen.

Het vierde deel tenslotte behandelt eenige Ameri- kaansche en Engelsche gasstofwisselingsapparaten, in het bijzonder het „Benedict-Roth recording metabolism Appa- ratus”, over het uitstekende apparaat van Knipping geen woord.

Ailes te zamen is dit boek zeer aan te bevelen. W. Bladergroen.

* * 661.851.7 : 613.63(021)

Internat. Labour Office (Studies and Reports F 11). White Lead. Data collected by the I. L. O. in regard to the use of white lead in the painting industry. Geneva, Internat. Labour Office, 1927, 409 biz., 8 sh. ($ 2).

Het loodwit, dat om zijn goede eigenschappen als verfmateriaal zoo gewaardeerd wordt, heeft reeds jaren geleden aan aanvallen van de zijde der hygiënisten bloot- gestaan (Courtois 1779). Het lag voor de hand, dat na den oorlog de Internationale Arbeidsorganisatie zieh dit vraagstuk zou aantrekken, van welke belangstelling bovenstaand boek het gevolg is.

De grondslag van het boek is het rapport, in 1921 door de 3e Internationale Arbeidsconferentie behandeld en aangenomen, dat, met een groot aantal medische en wetenschappelijke gegevens aangevuld, nu uitgegeven is. Na een historisch overzicht volgen hoofdstukken met medische, statistische en technische gegevens, waarvan de laatste voor den chemicus natuurlijk het belangrijkste zijn : dekkracht, duurzaamheid, vervangmiddelen voor loodwit. In een 5e hoofdstuk volgen dan de verbeteringen, die de wet kan aanbrengen.

De loodwitconventie van 1921 is door + 20 staten geratiflceerd. In ons land is wel reeds de parlementaire goedkeuring verleend, maar de ratifleatie heeft nog niet plaats gehad. p s KIunne

* ★ M. 667.624.6(022)

Scientific Section Am. Paint and Varnish Manufac- turers’ Assoc. Circular 331 (1928) : Paints for Metal. Iron, steel, copper galvanized, tinned and other Metal Surfaces by H. A. Gardner, 58 biz.

Gezien de groote verliezen, die door corrosie van metalen ontstaan, behoeft het niet te verwonderen, dat van verschillende zijden proeven op dit gebied genomen worden.

Bovenstaand boekje geeft een overzicht van een aantal proeven (exposure tests) in Amerika genomen. Zoowel de invloed van den atmospheer als die van zeewater werd nagegaan (proeven op den romp van slagschepen).

Eveneens werd gezöcht naar een geschikte verf voor de buizen, waardoor in Texas vloeibare zwavel omhoog wordt gepompt. p S KIunne.

* * 54(0172)

High School Chemistry, by George Howard Bruce. Word Book Co., Yonkers-on-Hudson, N.Y, 1928, 550 biz., $ 1.68.

Dit boek behandelt de leerstof voor onze A-H. B. S en dan een beetje ruim opgevat. Daarbij beslaat het 529 pagina's. De breede opzet veroorlooft den auteur een breedvoerige behandeling van de stof en deze breed- voerigheid gaat, mede door de uitstekende overzichten, met groote helderheid gepaard. Voor leerlingen, voor wie oeconomische gegevens en een weinig technologie welkom zijn, is deze, in Holland onmogelijke, opzet m.i. wel te verdedigen. De illustraties zijn, voor zoover het niet de onnoodige lesproefschema’s betreff, meesterlijk gekozen. Het „wat” is dus voortreffelijk, het „hoe” minder. De bezwaren tegen het „hoe” van dit boek zijn die tegen vele van zijn soortgenooten : er wordt den lezers meer aangepraat dan ter verwerking voorgezet. De auteur is te zeer geneigd zijn High-School-leerlingen met valentie- electronen en atoomnummers te verblinden, dan dat hij zieh tijd gunt het vak op stevige, methodisch verant- woorde, fundamenten te zetten. -yv van Mejs.

* *

54(076) Laboratory Manual, by George Howard Bruce,

World Book Co., Yonkers-on-Hudson, N.Y. Dit manual is een verzameling met zorg gekozen en

met zorg geredigeerde leerling-proeven op anorganisch en elementair-organisch terrein. Wie uitbreiding van zijn repertoire zoekt, kan het in deze collectie stellig vinden ; de schrijver weet wat leerlingen kan boeien.

W. H. van Meis. * »

677.46(022) Ing. Dr. Franz Reinthaler, Artificial Silk, translated

by Rowe; London, Chapman & Hall Ltd., 11 Henrietta Street, W. C. 2, 1928, 275 biz., 21/— net.

De Duitsche uitgave van dit werkje maakt door zijn eenvoud en beknoptheid een zeer goeden indruk. Deze Engelsche uitgave is minder beknopt, d. w. z. dat enkele hoofdstukken uitvoeriger uitgewerkt zijn. Deze bewerking is wel zoodanig geschied, dat de waarde van het boekje verhoogd is.

Jammer is het, dat nog steeds uit de literatuur worden overgenomen de traditioneele fouten van „gekleurde metaalzouten der xanfhogenaten” en „voordeelen van cpttoncellulose boven houtpulp”. Het zijn misschien details, doch het wordt tijd, dat deze fouten uit de kunstzijdelectuur verdwijnen.

Zeer uitvoerig is behandeld het hoofdstuk „Examina- tion and Testing of Artificial Silk”, alsmede “The Dyeing of Artifical Silk”. Twee onderwerpen, die in de meeste boeken slechts terloops genoemd worden. Wij kunnen daarom het boekje gerust aanbevelen als een der beste op kunstzijdegebied.

De uitvoering van het werk is optima forma, over- zichtelijk en rijk geïllustreerd. L A. van Bergen.

* * 677.46(022)

The Story of Artificial Silk by Herbert N. Casson. London W. I„ Efficiency Magazine, Kent House 87, Regent Street, 127 blz„ 5/-, 1929.

Het is te verwachten, dat wanneer een niet vakman zijn gedachten laat gaan over kunstzijde, hij een pessi- mistischen of optimistischen toon kan aanslaan, en wan- neer zoo iemand dan nog een specialiteit is op het ge- bied van efficiency, dan kan de toon niet anders dan

CHEMISCH WEEKBLAD. 539

optimistisch zijn. Het boekje is geestig en animeerend geschreven. Dit is misschien wel de oorzaak, dat het hoofdstuk handelende over de hygiëne van kunstzijde min of meer als overdreven moet beschouwd worden. Een feit is echter, dat wij het werkje met groot ge- noegen hebben doorgelezen en, afgezien van eenige tech- nische mededeelingen, die wij niet gaarne zouden onder- schrijven, warm kunnen aanbevelen.

Op technische onjuistheden in te gaan heeft geen zin, omdat het boek nooit dienst zal doen als studieboek.

L. A. van Bergen.

CHEMISCHE KRINGEN. Delftsche Chemische Kring. In de vergadering van 10 October

werd Ir. J. C. VJugter (adres : Oranje Plantage 51, Delft) be- noemd tot secretaris en tot afgevaardigde van den Kring naar den Raad van Overleg.

Ir. G. H. Visser hield een causerie over „Optische dissociatie van zoutdampen”. Eerst werden de experimenten van Terenin besproken en de methode, die deze daarop baseerde om de dissociatie-warmte van twee-atomige moleculen te bepalen.

Aan de hand van lichtbeeiden behandelde spr. vervolgens het werk, dat in het Natuurkundig Laboratorium der T. H. te Delft op dit gebied gedaan is (zie : Physica 9, 115 (1929)).

* * * Leidsche Chemische Kring. Vergadering op Dinsdag 29 October

1929, des avonds te 8 uur, in het Anorgan.-chem. Laboratorium der Univ., Hugo de Grootstraat 27. Dr. J. J. van Laar (Tavel sur Clärens) spreekt over „Eenige eenvoudige voorbeelden van phaseneven Wichten”.

Alle belangstellenden zijn welkom.

PERSONALIA, ENZ.

Heden te half drie zal in een plechtige buitengewone zitting der Natuurkundige Afdeeling van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen te Amsterdam (Trippenhuis, Kloveniersburgwal 29) de uitreiking plaats vinden van de Bakhuis Roozeboom- medaille aan Dr. J. ]. van Laar (Tavel sur Clärens). Na afloop der zitting komen de genoodigden bijeen in de receptiezaal.

* * * Publicaties van Dr. J. J. van Laar sedert begin 1926. ’)

Naar aanleiding van de toekenning der Bakhuis Roozeboom- medaille aan Dr. van Laar möge hier een aanvullingslijst van zijn publicaties worden gegeven :

1926. Over de toestandsvergelijking van vaste stoffen in verband met

hunne samendrukbaarheid en met den druk- en temperatuurs- coëfficient dezer grootheid. Verslag. Akad. Wetenschappen Amsterdam 34, 1303-1320; Proc. 29, 95-112.

Over de toestandsvergelijking van vaste stoffen in verband met de algemeene uitdrukking voor de energie. Ibid. 35, 159—176 ; Proc. 29, 497.—514.

Over de toestandsvergelijking van vaste stoffen enz. in verband met de algemeene uitdrukking voor de energie en de entropie. Eenvoudige afleiding der z.g. entropiekonstante. Ibid. 35, 403-417; Proc. 29, 683-698.

Erweiterung der neuen Grundgleichungen des Massenwirkungs- gesetzes auf den Fall eines Zusatzes zu den Komponenten einer Phase (mit R. Lorenz). Z. anorg. allgem. Chem. 150, 329—334.

Theorie der galvanischen Stromerzeugung kondensierter Systeme (mit R. Lorenz). Ibid. 151, 331—337.

Over de maximum en minimum dichtheid en verdampingswarmte van helium. Verslag. Akad. Wetenschappen Amsterdam 35, 899-912, 991 — 1008; Proc. 29, 1303-1334.

Over grensgevallen bij phasenevenwichten. Chem. Whekblad 23, 416—417.

Een laatste woord over het zoete ijs. Ibid. 23, 551—552. 1927.

Over het verloop der smeltliin van helium bij zeer läge tempe- raturen. Verslag. Akad. Wetenschappen Amsterdam 36, 124 — 128; Proc. 30, 244—248.

l) Voor 1892 — 1926 zie Chem. Weekblad 17, 362—367 (1920) en 23, 235-236 (1926).

Sur la valeur limite de la chaleur latente de vaporisation au zéro absolu. J. chim. phys. 24, 115—119.

De dwaalwegen der Wetenschap. Chem. Weekblad 24. 150.—158, 302—311, Vlaamsch Natuurwetensch. Tijdschr. 9, 73 — 90, 104-124.

Over de verdampings-, sublimatie- en smeltwarmten en -drukken, speciaal in de nabijheid van het absolute nulpunt in verband met het z.g. warmtetheorema van Nernst (Toestandsverge- lijking van vaste stoffen IV (slot)). Verslag. Akad. Weten- schappen Amsterdam 36, 311—328; Proc. 30, 383—400.

Die smeltlijn van helium en het warmtetheorema van Nernst. Ibid. 36, 1083 ; Proc. 30.

lieber die Entropie und die Entropiekonstante u.s.w. Z. Physik 45, 635-649.

1928. Einiges über Dampfspannungen von einheitlichen Stoffen und

von binären Gemischen. Dampfdruck von Quecksilber und Kohlenstoff. Z. anorg. allgem. Chem. 171, 42—60 (Lorenz- Festschrift).

Bij Lorentz' verscheiden. Eenige persoonlijke herinneringen. Chem. Weekblad 25, 106—107.

lieber den Wert der spezif. Wärmen c/ und c%' der Flüssigkeit und des gesättigten Dampfes längs der Grenzlinie bei der kritischen Temperatur und bei T = 0, und noch einiges über die Verdampfungswärme bei T = 0. Z. physik. Chem. 134, 311-328.

lieber den Zusammenhang zwischen der Abweichung der Dampf- druckkurve von binären Gemischen normaler Stoffe von der geraden Linie, und der Mischungswärme in der flüssigen Phase. Ibid. 137, 421-446.

1929. Over volledige en gedeeltelijke omhulling van atomen door

andere atomen of atoomgroepen, en de daardoor veroorzaakte vluchtigheidsvergrooting. Chem. Weekblad 26, 229—230.

Richard Lorenz "j". Ibid. 26, 406—407. lieber die Abhängigkeit der Oberflächenspannung y und der

Verdampfungswärme 7 von Dichte und Temperatur, bis an die kritische Temperatur. Z. anorg. allgem. Chem. 180, 193—204.

lets over reactiesnelheden. Chem. Weekblad 26, 506—510. Naar wij vernamen zijn ter perse :

lieber die Verschiebung des Gleichgewichts von geschmolzenen Elektrolyten durch einen dritten, indifferenten Stoff. Z. anorg. allgem. Chem.

lieber den Einfluss eines indifferenten Gases unter Druck auf den Dampfdruck des Wassers. Z. physik. Chem.

Nochmals die Oberflächenspannung und Verdampfungswärme, Entgegnung eines Artikels von W. Herz. Z. anorg. allgem. Chem. Ten slotte möge herinnerd worden aan de voortreffelijke

medewerking van van Laar aan de „Tables annuelles de con- stantes et données numériques” (de hoofdstukken : Tensions de vapeur etc. en Lois des gaz), ni. IV (1913-—16), 288—325 ; V (1917—22), 228-324; VI (1923—24), 149—214 ; VII (1925—26), 196—293; VII (1927—28), ter perse.

***

In de vergadering van 15 Oct. van het Natuurkundig Ge- nootschap te Groningen heeft Prof. Dr. H. A. Kramers (Utrecht) gesproken over „Grepen uit de moderne atoomtheorie”. Op 19 November houdt Dr. W. P. Jorissen (Leiden) een voordracht over „Explosies (ontstaan, gevolgen, verhindering)”, en 10 Dec. Dr. A. J. C. de Waal (’s Gravenhage) over „Chemische uitvin- dingen en uitvinders”. * ♦ *

Op uitnoodiging van de Commissie voor het Lorentzfonds zal Prof. Dr. H. A. Kramers (Utrecht) te Leiden in de leeskamer Bosscha een reeks voordrachten houden over „quantum- mechanica”. * « *

Voor de Natuurphilosophische Faculteit der Amsterdamsche Studenten heeft Ir. Zeelander een lezing gehouden over „Rönt- gentechniek'’, met demonstraties. De voordracht wordt voortgezet op Dinsdag 29 October, te 8 uur, in de Philips-demonstratie- zalen, Heerengracht 270, Amsterdam.

* * * Aan de Technische Hoogeschool te Delft is bevorderd tot

doctor in de technische wetenschap op proefschrift „Bijdrage tot de theorie der binaire stelseis, in het bijzonder het optreden van vaste stof”, de Heer ]. H. Koers, scheik. ing., geboren te Deil.

540 CHEMISCH WEEKBLAD.

Aan de Universiteit te Leiden zijn geslaagd : voor het docto- raalexamen wis- en natuurkunde, hoofdvak pharmacie, Mejuf- frouw F. J. A. Funnekotter, voor het candidaatsexamen wis- en natuurkunde K de Heeren F. H. A. G. Haanappel en E. A. H. ]. van Papenrecht en voor het candidaatsexamen wis- en natuur- kunde E de Heer C. van der Linden.

* * * Ir. J- L. van Kempen, voorheen ingénieur bij de Bataafsche

Petroleum-Maatschappij, is naar Curaçao vertrokken als schei- kundig ingénieur bi] de Curaçaosche Petroleum-Industrie-Maat- schappij.

* *

In het Pharm. ]. 67, 156 (1928) komt een beschrijving voor van het Pharmaceutisch Laboratorium der Universiteit te Utrecht, met reproducties van foto's. De schrijver is Prof. Greenish.

* * * Wij vestigen de aandacht op de eerste anthroposophische

bijeenkomst in Nederland, te houden op 8, 9 en 10 November a.s. te Amsterdam in het Koloniaal Instituut. De inleidende toespraak zal worden gehouden door Dr. F. W. Zeylmans van Emmichoven, secretaris-generaal der Anthroposophische Ver- eeniging in Nederland, over: „De verhouding van anthroposophie tot de natuurwetenschappen". Andere sprekers zijn Mej. L. Kolisko (Stuttgart) en de Heeren Dr. G. Wachtsmuth (Dörnach, Zwitserland), E. Pfeiffer (Dörnach) en Dr. H. Poppelbaum (Hamburg). Nadere inlichtingen en toegangsbewijzen verkrijgbaar aan het secretariaat, Hobbemastraat 61, Amsterdam.

Aan onze leden deelt de Heer L. W. J. Holleman, chem. cand., Voorburg, Park Vronesteyn 53, gaarne verdere bijzonderheden mede.

TER BESPREK1NG ONTVANGEN BOEKEN. Ch. Roszak et M. Véron, Nouvelles études sur la chaleur:

Paris, Dunod, 1929, 765 blz. F. Elvinger, La lutte entre l’industrie et le commerce ; la mar-

que, son lancement, sa vente, sa publicité, 6me édition ; Paris, Librairie d'Economie Commerciale, 323 blz.

Jahrbuch der Steinkohlenzechen und Braunkohlengruben West- deutschlands, 34. Ausgabe: Dortmund, C. L. Krüger, 1929, 240 blz.

O. Gerngross, Fortschritte auf dem Gebiete der Gerberei-Chemie und -Technik; Berlin, Verlag Chemie G. m. b. H„ 1928, 43 blz.

Jaarboek voor de zui velbereiding 1929/1930, Wageningen, 328 blz. De technische vraagbaak, bijeengebracht door J. E. de Meyier,

4e druk ; Deventer, AE. E. Kluwer, 1929, 1536 blz. Notice sur 1 exaltone et d’autres produits à odeur de musc ;

Genève, M. Naef & Co., 36 blz. V. Pinkl, Die Herstellung von Hohlziegeln ; Halle, W. Knapp,

1929, 59 blz. W. Denker, Unfallverhütung ; Berlin, Georg Stilke, 1928, 111 blz. Ueber ätherische Oele, Riechstoffe, usw., Bericht der Schimmel

& Co., A. G., Miltitz bz. Leipzig, Ausgabe 1929, 264 blz., Jubiläums-Ausgabe 1929, 327 blz.

H. Ollivier, Cours de physique générale, Tome second: Ther- modynamique et étude de l’énergie rayonnante, 3me édition; Paris, Hermann et Cie., 1928, 513 blz.

Springer's Jahrbuch (Kalender) für die Glasindustrie, 26. Jahrg., 1929, 152 blz.

E. Weber, La combustion et les moteurs ; Paris, Georges Gautron, 1928, 197 blz.

C. B. Morrey, The fundamentals of bacteriology, 4th edition ; Philadelphia, Lea 6 Febiger, 1929, 347 blz.

J. W. Amschier, Vergleichende Haut- und Lederuntersuchungen durchgeführt in bezug auf die drei verbreitetsten Rinderschläge des bayerischen und österreichischen Alpenlandes und Alpen- vorlandes, nämlich Fleckvieh, Allgäuer und Pinzgauer, zu- gleich ein Beitrag zur Methodik solcher Forschungen ; Han- nover, M. & H. Schaper, 1928, 109 blz.

Fr. A. Willers, Methoden der praktischen Analyse ; Berlin, W. de Gruyter & Co., 1928, 344 blz.

S, W. Woolley and G. P. Forrester, Pharmaceutical formulas, Vol. 1. 10th édition; London, The Chemist and Druggist, 1929, 1146 blz.

G. Schluck, Chemisch-technisches Taschenlexikon ; Wien, Steyrer- mühl-Verlag, 224 blz.

E. B. Bennion, Breadmaking : London, Oxford University Press, 1929, 251 blz.

S. J. Duly, Grain ; London, Oxford University Press, 1928, 163 blz.

CORRESPONDENTIE, ENZ. P. te J. Het is, helaas, onmogelijk de ter bespreking onivangen

boeken zoolang te bewaren, totdat de Indische leden uit de in het Chem. Weekblad gepubliceerde lijst de door hen gewenschte werken hebben aangevraagd. Het groote aantal boeken, dat wekelijks inkomt, zou in 8 tot 9 weken een omvang aannemen, te groot voor het huidige redactiebureau. Bovendien zou de bespreking een groote vertraging ondergaan. Voor leden in Indië, die ons titels van nieuwe boeken opgeven, welke nog niet zijn ingekomen, willen wij deze werken wel ter recensie aan- vragen. In t algemeen voor hen boeken reserveeren uit bepaalde rubrieken, is moeilijk.

N. te A. Inlichtingen over publicaties van het Bureau of Standards worden verstrekt door den Superintendent of Docu- ments, Government Printing Office, Washington, D. C., U. S. A.

J. te U. De vermelding der namen van de besprekers geeft, zooals U terecht opmerkt, de gelegenheid hun de besproken boeken ter inzage te vraaen. Het adres der besprekers vindt U in de ledenlijst. Mocht U deze niet bezitten of haar als ver- ouderd beschouwen, dan geven wij U gaarne de gewenschte adressen op.

H. te A. Van boekbesprekingen worden door den uitgever van het Chem. Weekblad twee exemplaren aan de uitgevers der boeken gezonden.

* * * Wenschen in zake den inhoud van het Chem. Weekblad

zende men rechtstreeks aan den hoofdredacteur. * * *

Wij vestigen, op verzoek, de aandacht onzer lezers op de tweede uitgaaf van „Ten Hagen's Jaarboek voor de Bouwvakken" (1929), 563 blz., waarin tal van adressen en gegevens voorkomen, van belang o.a. voor eigenaren van chemische fabrieken. Men vindt er ook ge’iliustreerde opstellen in over : asfaltwegen (door G. A. R. van Veen), betonwegen (door majoor W. P. Scharroo), klinkerwegen (door T. Huitema) en teerwegenconstructies) (door de Vereeniging Teerwegenbouw).

* *

L. te A. „Monier-Williams, Power alcohols” is besproken in jaargang 1922 op blz. 335.

* * * » Men vraagt in welke particulière bibliotheek te Amsterdam

voor uitleen körten tijd beschikbaar is het tijdschrift „Biometrica” van 1908 af.

* * * C. te A. Antiquarische boekhandel is bijv. de Arma Swets

& Zeitlinger, Keizersgracht 471. Misschien kunnen onze lezers U nog andere flrma’s noemen, die antiquarische boeken en tijd- schriften koopen.

* * * Niet-leden der Nederl. Chem. Vereeniging. Gaarne ontvangen

wij gegevens voor het samenstellen eener lijst van niet-leden- chemici, die niet scheik. ing. zijn.

Men trachte echter eerst, de opgespoorde niet-leden als lid voor te dragen.

* * * Men bespaart de Redactie moeite, wanneer men op alle

handschriften (ook van vragen, boekbesprekingen, enz.) den naam en het volledig adres van den afzender plaatst (niet alleen op de enveloppe of den vergezellenden brief).

VRAAG EN AANBOD.

De opneming in deze rubriek geschiedt gratis. Bij elk antwoord dient echter porto voor doorzending aan

aanbieder of aanvrager te worden ingesloten. Correspon- dentie over elk tijdschrift, boek, enz. op een afzonderlijk stukje papier te plaatsen en te richten tot den hoofdredacteur.

Ter overneming gevraagd: Balans, gevoeligheid 0.5 gram.

De hoofdredacteur (redacteur-administrateur) zal gaarne ont- vangen: jaargangen en afleveringen van het Recueil, op ’t bezit waarvan men niet meer prijs stelt.