de kwaliteit van kinderopvang in vlaanderen
DESCRIPTION
TRANSCRIPT
De verlichting
Veel belang hechten aan een verantwoorde
opvang van het kleine kind.
Na WO 2
Er verscheen een studie van John Bowbly:
Hij constateerde dat weeskinderen die in
instellingen verbleven door gebrek aan moederlijke zorg vlugger ziek werden
en soms aan banale ziektes stierven.
De jaren ‘70
Alleen in universitaire kinderdagverblijven konje spreken van pedagogische aanpak. De inrichting was totaal onaangepast aan jonge Kinderen. Het betrekken van ouders bij de werking van het kinderdag verblijf was bedroevend. Tot 1979 bestond er zelfs vanuit het NWK (Nationaal Werk voor Kinderwelzijn) een verbod om de ouders toe te laten tot de speel- en slaapruimtes.
De jaren ‘80
Het Bernard van Leerproject, de Vlaamse Leergangen voor Opvoeders in
Dienstverband en Vormingscentrum Dialoog gingen initiatieven nemen om kwaliteit een pedagogische inhoud te geven. Deze organisaties kregen pas gehoor bij de
overheid toen het NWK vervangen werd door Kind en Gezin.
De jaren ‘90
Het pedagogische denken rond kwaliteit binnen
Kind en gezin kwam in een stroomversnelling
door het geleidelijk invoeren van de nieuwe
kwaliteitschalen en door het aanstellen van
psycho-pedagogen als inspecteurs voor de verschillende opvangvormen.
Belang van pedagogisch geschoold personeel Er beschikt slechts een zeer klein gedeelte van de
kinderdagverblijven in Vlaanderen over een doordachte pedagogische filosofie. Dit ontbreken van een pedagogische concept is grotendeels te verklaren doordat er in de meeste kinderdagverblijven geen mensen met een pedagogische opleiding werken.
Sinds 1983 kan een psycholoog of een pedagoog worden aangenomen. In de praktijk is dit slechts mogelijk voor zeer grote instellingen. Het aantal psychologen werkzaam in de kinderdagverblijven is dan ook zeer beperkt.
Er moet dringend werk worden gemaakt van een opleiding begeleider kindercentra op niveau hoger onderwijs van het korte type.
Noodzaak van een pedagogisch concept Hoewel het pedagogisch concept
vaak ontbreekt, blijkt dat er wel vorderingen geboekt zijn wat betreft een meer kindervriendelijke inrichting van de ruimte en aangepast speelgoed
Het dagelijks contact met de ouders en het stimuleren van de zelfredzaamheid zijn ook veel verbeterd.
Garanties voor kwaliteit
De opvanggezinnen die bij een dienst zijn aangesloten hebben de beste
randvoorwaarden voor een kwaliteitsopvang. Kind en Gezin subsidieert per 30 opvanggezinnen een maatschappelijk werk(st)er of een sociaal verple(e)g(st)er. Deze kan instaan voor een doordachte selectie en een ondersteuning van het opvanggezin via vorming en begeleiding.
Toegang tot het beroep regelen Iedereen kan in Vlaanderen jonge
kinderen opvangen. Een diploma is niet vereist en je hoeft geen enkele vorming of opleiding te volgen.
Meer en meer diensten voor opvanggezinnen organiseren startcursussen of instapcursussen.
Nood aan ondersteuning
Dezelfde beperkingen gelden zeker als het gaat
om onthaalmoeders die op zelfstandige basis
werken. Buiten de jaarlijkse of hoogstens
zesmaandelijkse controlebezoeken van een
sociaal-verpleegkundige van Kind en Gezin
ontsnappen deze onthaalmoeders aan elke
controle en missen ze elke ondersteuning. Het
is duidelijk dat onthaalmoeders zonder
opleiding, begeleiding en ondersteuning
onvoldoende kwaliteitsgaranties bieden.
Nood aan reglementering en subsidiëring Vanaf het ogenblik dat je als particulier meer dan vijf
kinderen opvangt, spreekt men van een particuliere opvanginstelling.
De meeste POI’ s krijgen echter geen subsidies en zijn zo sterk bezig met financieel het hoofd boven water houden dat ze nauwelijks aan discussies over de pedagogische kwaliteit toe komen. Dit is des te zorgwekkender omdat er geen diploma of opleidingsvereisten worden gesteld. Velen onder deze mensen weten niet wat pedagogische criteria voor een kwaliteitsopvang inhouden. We willen er daarom krachten voor pleiten om deze sector, die de laatste jaren explosief groeit, te reglementeren en onder welbepaalde kwaliteitsvoorwaarden te subsidiëren.
Nood aan een coherent beleidIn de afzonderlijke centra die met laag geschoolde vrouwen
werken moeten deze personeelsleden de kans krijgen om zich
permanent bij te scholen en zou de reglementering van de
Vlaamse Overheid moeten toelaten dat ook hoger gekwalificeerd
pedagogisch geschoold personeel in deze centra kan
aangeworven worden. De laag geschoolde vrouwen die via een
startopleiding in deze centra terechtkwamen zouden de kans
moeten krijgen om via een of andere vorm van sociale promotie
een diploma te behalen van ‘opvoeders kinderopvang’ ( niveau
A1). De startopleiding wordt door het VCOK verzorgd, en de
cursisten worden aan het eind grondig geëvalueerd zowel via de
observatie van hun stage als door een eindtoets.
Het voornaamste probleem in de Vlaamse kinderopvang lijkt ons dat het overgrote deel van de mensen die er in werken ofwel geen vooropleiding hebben genoten ofwel geen opleiding genoten die niet voorbereidt op het werk.
De grootste problemen situeren zich in de niet-gesubsidieerde sector. Dit betekent niet dat de overheid de POI’ s zomaar moet subsidiëren. Eerste moet een model uitgewerkt worden van een kleinschalig kinderdagverblijf met een grote betrokkenheid van de ouders, en veel ruimte voor een stimulerende begeleidster-kind interactie.
En tot slot willen we wijzen op het schrijnend tekort aan onderzoek i.v.m. kinderopvang. De overheid stelt veel te weinig kredieten ter beschikking om de verschillende aspecten van kinderopvang grondig te bestuderen.