de jpp-methode · tot april 2001, zullen meer producten geleverd worden. naast deze jpp-handleiding...

61
De JPP-methode Een handleiding voor jeugdpreventiewerkers Gerard Lieverse Edwin Hoffman Daan Heineke NIZW Fontys Hogeschool Centrum Sociaal Beleid Sociaal Werk Utrecht Eindhoven september 2001

Upload: others

Post on 24-Jan-2021

1 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: De JPP-methode · tot april 2001, zullen meer producten geleverd worden. Naast deze JPP-handleiding verschijnt een handleiding voor een basistraining JPP, alsmede een invoeringswijzer

De JPP-methodeEen handleiding voor jeugdpreventiewerkers

Gerard Lieverse Edwin HoffmanDaan Heineke

NIZW Fontys HogeschoolCentrum Sociaal Beleid Sociaal WerkUtrecht Eindhoven

september 2001

Page 2: De JPP-methode · tot april 2001, zullen meer producten geleverd worden. Naast deze JPP-handleiding verschijnt een handleiding voor een basistraining JPP, alsmede een invoeringswijzer

2

Inhoudsopgave

Voorwoord 4

Inleiding 5

DEEL I. TYPERING EN UITGANGSPUNTEN 6

Hoofdstuk 1. Typering van het JPP 61.1 Doelgroep 61.2 Doel van de hulpverlening 71.3 Kenmerken van de hulpverlening 71.4 Plaats van het aanbod 10

Hoofdstuk 2. Het methodisch kader van het JPP 112.1 Inleiding 112.2 Presentie als de grondhouding van de jeugdpreventiewerker 112.3 Interventie: het methodisch handelen en de communicatie en interactie 162.4 Interventie: communicatie en interactie 212.5 Overzicht van het methodisch kader van de JPP-methode 24

DEEL II. VAN AANMELDING TOT EN MET HULPVERLENINGSPLAN 25

Hoofdstuk 3. De taken van de politie: signaleren, taxeren en aanmelden 263.1 Inleiding 263.2 Signaleren 263.3 Taxeren 263.4 Aanmelden bij het JPP 27

Hoofdstuk 4. Het eerste contact met de cliënt 284.1 Snel na de taxatie 284.2 Telefonisch contact 284.3 Crisissituatie 28

Hoofdstuk 5. Het eerste gesprek: verheldering van de hulpvraag 295.1 Inleiding 295.2 De deelnemers 295.3 Invoegen in het leefsysteem van de cliënt 295.4 Invoegen: aansluiten bij cliënten 305.5 Structuur van het eerste gesprek 315.4 Geen intake volgens het boekje… 34

Hoofdstuk 6. Het maken van een analyse 356.1 Competentieanalyse 356.2 Netwerkanalyse 376.3 Voorbereiding op doelformulering 38

Hoofdstuk 7. Het opstellen van een hulpverleningsplan: doelen en aanpak 407.1 Inleiding 407.2 Het stellen van prioriteiten 407.3 Het formuleren van concrete en haalbare doelen 417.4 Afspraken maken over de aanpak 42

Hoofdstuk 8. Interventies en evaluaties 448.1 Gerichte interventies 448.2 Het evalueren en bijstellen van doelen 448.3 Kortdurende intensieve hulpverlening 45

Page 3: De JPP-methode · tot april 2001, zullen meer producten geleverd worden. Naast deze JPP-handleiding verschijnt een handleiding voor een basistraining JPP, alsmede een invoeringswijzer

3

Hoofdstuk 9. Afronding en nazorg 469.1 Besluit tot afronding 469.2 Afrondingsgesprek 469.3 Doorverwijzen 479.4 Nazorg 479.5 Tijdschema 48

Bijlage 1. Het taxatieformulier 49

Bijlage 2. Het competentiemodel 51

Bijlage 3. Formulier ‘Checklist eerste gesprek’ 53

Bijlage 4. Formulier Analyse en Plan van Aanpak 55

Bijlage 5. Formulier 'Afronding JPP' 59

Bijlage 6. Geraadpleegde literatuur 61

Page 4: De JPP-methode · tot april 2001, zullen meer producten geleverd worden. Naast deze JPP-handleiding verschijnt een handleiding voor een basistraining JPP, alsmede een invoeringswijzer

4

Voorwoord

Voor u ligt de beschrijving van de methode van het Jeugd Preventie Programma Zuidoost-Brabant (JPP). De handleiding, bestemd voor uitvoerende medewerkers van JPP in Zuidoost-Brabant en andere vergelijkbare jeugdpreventieprojecten in Nederland, kwam tot stand alsonderdeel van de tweede fase van het JPP-methodiekontwikkelingstraject. De eerste fase isuitgemond in de rapportage 'Het Jeugd Preventie Project1 Zuidoost-Brabant; werkwijze,methoden en organisatie' (NIZW, maart 2000). In de tweede fase, die loopt van augustus 2000tot april 2001, zullen meer producten geleverd worden. Naast deze JPP-handleiding verschijnteen handleiding voor een basistraining JPP, alsmede een invoeringswijzer ten bate vanmogelijke implementatie van het JPP in andere gemeenten. In aansluiting op deze JPP-handleiding is er een driedaagse politiecursus 'signaleren en taxeren' ontwikkeld.

Deze handleiding is in de eerste plaats gebaseerd op de kennis en ervaring van de medewerkersvan het JPP. We hebben vier uitvoerende medewerkers geïnterviewd en met de twee JPP-begeleiders intensieve gesprekken gevoerd.Verder hebben we dankbaar gebruik gemaakt van bestaande JPP-documenten en hebben werelevante literatuur bestudeerd. Met behulp van de literatuur konden we de door het JPPgehanteerde visie en werkwijze een onderbouwing geven. De literatuurstudie leverde diversevoor JPP bruikbare interventiemogelijkheden op. Daarbij hebben we vooral veel profijt gehadvan de publicatie ‘Kort Ambulant’ geschreven door Han Spanjaard en Marijke van Vugt. Diverseteksten zijn aan deze publicatie ontleend (zie de paragrafen 2.3, 6.1, 7.1, 7.2, 7.3 en de bijlagen2 en 4). Wij zijn de auteurs van Kort Ambulant erkentelijk voor hun toestemming om dezeteksten te gebruiken voor deze handleiding.

De doelgroep van het JPP bestaat uit kinderen (van 0 tot 12 jaar), jongeren (van 12 tot 18 jaar)en hun ouders. In de tekst gebruiken we echter vaak de term 'cliënt', zeker als het geschrevenebetrekking heeft op zowel de ouders als hun kinderen.De uitvoerende medewerkers zullen we in deze handleiding aanduiden met de termjeugdpreventiewerkers. In de praktijk noemt men hen ook wel maatschappelijk werkers of JPP-ers.Met het oog op de leesbaarheid worden cliënt, kind, jongere, ouder en jeugdpreventiewerkerbeschreven in de mannelijke vorm.

Wij willen alle JPP-medewerkers, en met name Hans Hotting, Nicolette de Graaf en JoepHamacher, bedanken voor hun betrokken en enthousiaste inbreng. Dankzij hen is dezehandleiding niet alleen een systematische weergave van de bijzondere JPP-werkelijkheid vanalledag, maar tevens een instrument om de JPP-methode verder te ontwikkelen, te verbeterenen over te dragen.

september 2001

Gerard LieverseDaan HeinekeEdwin Hoffman

1 Per 2001 staat de afkorting JPP voor: Jeugd Preventie Programma in plaats van het oorspronkelijke JeugdPreventie Project.

Page 5: De JPP-methode · tot april 2001, zullen meer producten geleverd worden. Naast deze JPP-handleiding verschijnt een handleiding voor een basistraining JPP, alsmede een invoeringswijzer

5

Inleiding

In de regio Zuid-Oost-Brabant functioneert sinds begin jaren ’90 het Jeugd Preventie Programma(JPP), een samenwerkingsverband tussen de politie en de jeugdhulpverlening2. Het JPP is gerichtop het voorkomen van (toename van) probleem- en delictgedrag bij jeugdigen. In de JPP-aanpaktreedt de politie op als signaleerder van probleemgedrag. De politie is de vindplaats en taxeertin de thuissituatie de ernst van de problematiek bij gezinnen: ouders en kinderen. Depolitiefunctionaris kan de cliënt vervolgens voorstellen om een contact aan te gaan met het JPP.Vervolgens meldt de politiefunctionaris de cliënt aan bij het JPP, en gaat eenjeugdpreventiewerker snel op de cliënt af.En dan volgt een kort, actief en cliëntgericht hulpverleningstraject in de thuissituatie dat vooralgericht is op het weer zelf kunnen hanteren of oplossen van de problemen door de cliënten.Een JPP-traject bestaat uit een samenhangend geheel van hulpverleningsactiviteiten. Welkeactiviteiten dat zijn is afhankelijk van de cliënt en zijn hulpvraag. Over het algemeen zal hetaanbod een mix zijn van meer algemene activiteiten als invoegen, opbouwen van het contact,motiveren en coachen én meer specifieke interventies, bijvoorbeeld gericht op het leren vannieuwe vaardigheden. Dit samenhangend geheel van hulpverlening wordt op een planmatigewijze georganiseerd, doordat er samen met de cliënt meer of minder expliciet eenhulpverleningscyclus doorlopen wordt: probleemanalyse, prioriteitenstelling, doelbepaling, planvan aanpak, uitvoering en evaluatie en bijstelling.

Deze handleiding is primair bestemd voor hulpverleners die in de jeugdpreventiepraktijk met deJPP-aanpak werken of willen gaan werken. Uit een eerdere NIZW-publicatie3 blijkt dat de JPP-aanpak een bruikbare en waardevolle aanvulling is in het geheel van de jeugdzorg. Dezehandleiding geeft een overzicht van verschillende werkprocessen en structureert een aantal veelvoorkomende patronen in de hulpverlening.

De beschrijving en systematisering van de methode zal de kwaliteit van de hulpverleningverhogen:• De hulpverlening wordt meer transparant, inzichtelijk en daardoor overdraagbaar. Het geeft

de jeugdpreventiewerkers een kader en richtlijnen, en daardoor meer houvast.• De hulpverlening krijgt een meer planmatig en doelgericht karakter;• Er zijn meer en betere mogelijkheden voor reflectie, feedback en evaluatie. Hierdoor kan de

hulpverlener beter verantwoording afleggen aan cliënten en leidinggevenden.

De eerste hoofdstukken (deel I) zijn meer theoretisch van aard en beschrijven de visie en deuitgangspunten van het JPP. Eerst volgt een typering van het JPP (hoofdstuk 1) en daarna(hoofdstuk 2) een methodisch kader met achtereenvolgens de vereiste grondhouding van dejeugdpreventiewerker, de handelingsperspectieven die richtinggevend zijn voor zowel deanalyse van de hulpvraag als voor de uitvoering van de hulpverlening en de gewenste wijze vaninteractie en communicatie met de cliënt. Dit hoofdstuk is gebaseerd op praktijk- enliteratuuronderzoek4 uitgevoerd in het kader van het HBO-vernieuwingsprojekt INNOVA,opgezet vanuit de Fontys Hogeschool Sociaal Werk te Eindhoven.

In de volgende zeven hoofdstukken (deel II) komen alle stappen in het hulpverleningstraject aande orde van signalering tot en met afronding en nazorg. Dit deel is geschreven vanuit hetperspectief van de jeugdpreventiewerker en is instructief van aard.

In een apart werkboek worden negen mogelijke interventies uitgewerkt, die binnen een JPP-hulpverleningstraject ingezet kunnen worden.

2 De JPP-methode heeft zich sinds 1990 steeds verder ontwikkeld en daarbij gebruik gemaakt van meerderebenaderingen (zie hoofdstuk 5). De vele praktijkervaringen zijn voor de ontwikkeling van de JPP-methodeechter het meest belangrijk geweest.3 Lieverse, G. Het Jeugd Preventie Project, Werkwijzen, methoden en organisatie, NIZW, 2000.4 Zie ook Hoffman E. Koersen op eigen kracht, Forum/Fontys, Utrecht/Eindhoven, 2001.

Page 6: De JPP-methode · tot april 2001, zullen meer producten geleverd worden. Naast deze JPP-handleiding verschijnt een handleiding voor een basistraining JPP, alsmede een invoeringswijzer

6

DEEL I. TYPERING EN UITGANGSPUNTEN

Hoofdstuk 1. Typering van het JPP

Voordat we in de volgende hoofdstukken de verschillende methodische elementen verderuitwerken, duiden we hier de plaats van het JPP aan ten opzichte van andere vormen van(preventieve of curatieve) jeugdzorg aan de hand van een beschrijving van de doelgroep, hetdoel van de hulpverlening, de kernmerken van de hulpverlening en de plaats van het aanbod.

1.1 Doelgroep

De JPP-methode richt zich op jongens en meisjes van 0 – 18 jaar en hun ouders5. De jeugdigenzijn vanwege probleemgedrag of (licht) delictgedrag6 in aanraking gekomen met de politie of zedreigen in aanraking te komen met de politie. De hulpverlening vanuit het JPP richt zich nietalleen op de jeugdige zelf. In de meeste gevallen, en zeker bij de groep ’12 minners’, richt dehulpverlening zich op de ouders of gezinnen waar de jeugdige deel van uitmaakt.

Culturele diversiteitDe doelgroep die het JPP bereikt, kenmerkt zich door een grote (culturele) diversiteit, die onderandere tot uitdrukking komt in verschillen in:• Sexe• Leeftijd• Etnische achtergrond• Religie• Scholing• Gezinssamenstelling• Opleidingsniveau ouders• Werksituatie ouders• Taalachtergrond• Omgangsvormen• Normen en waarden• Sociaal netwerk• Financiële draagkracht• Levenswijzen (bijvoorbeeld ‘burgerlijk’ versus ‘bewust riskant’)

Deze culturele diversiteit geldt voor alle cliënten van het JPP: autochtonen en allochtonen.Echter niet elk cultureel onderscheid heeft evenveel gewicht. In het kader van het JPP gaat hetom díe culturele verschillen die sociale en maatschappelijke uitsluiting van jeugdigen tot gevolghebben. Zo laat de praktijk zien dat een laag opleidingsniveau en een zwakke arbeidsmarktposi-tie van de ouders, jeugdigen maatschappelijk kwetsbaar kunnen maken. Voor allochtonejeugdigen geldt dat zij extra maatschappelijk kwetsbaar zijn onder andere vanwege hunmigratiegeschiedenis, hun migrantenpositie, taalverschillen, verschillen in cultureel kapitaal(attitude, kennis, vaardigheden en sociale netwerken) en vanwege sociale en maatschappelijkeuitsluiting op grond van hun etniciteit, kleur of religie. Wanneer de jeugdpreventiewerker dehulpvraag verheldert, zal duidelijk worden welke culturele verschillen relevant zijn voor dehulpverlening. Uitgangspunt hierbij is dat elk cliëntsysteem uniek is en een uniek hulpverlenings-aanbod op maat krijgt van het JPP. Dit is tevens de kern van de transculturele benadering vanhet JPP, waarmee het dus een zeer brede, heterogene ‘doelgroep’ kan bedienen.

5 Voor ouders kan ook gelezen worden 'opvoeders'6 Sommige jeugdigen zijn zogenaamde 'first offenders' en daardoor in aanraking gekomen met het HALT-bureau

Page 7: De JPP-methode · tot april 2001, zullen meer producten geleverd worden. Naast deze JPP-handleiding verschijnt een handleiding voor een basistraining JPP, alsmede een invoeringswijzer

7

1.2 Doel van de hulpverlening

Doelen van de JPP-methode zijn:• Het vroegtijdig signaleren van probleemgedrag van jeugdigen;• Het vergroten van zelfredzaamheid van jeugdigen en / of hun ouders;• Het verbeteren van het maatschappelijk functioneren van jeugdigen en / of hun ouders;

Door de mogelijkheden en ontwikkelingskansen van jeugdige en gezin te activeren, kan het JPPeen bijdrage leveren aan het voorkomen dat probleemgedrag van jeugdigen escaleert en dat deprobleemsituatie van gezinnen verslechtert.Hulpverlening middels het JPP heeft daarnaast een maatschappelijk doel, namelijk hetvoorkomen en tegengaan van jeugdcriminaliteit (schadelijk of overlastgevend gedrag) in delokale samenleving.

1.3 Kenmerken van de hulpverlening

De JPP-methode kenmerkt zich door een vrijwillig, actief en intensief ambulanthulpverleningsaanbod aan de jeugdigen en ouders. De hulpverlening is kortdurend: maximaaltwaalf weken. Verder zijn de volgende kenmerken van de JPP-methode essentieel:• Vindplaatsgericht werken• Outreachend werken• Hulpverlening in de thuissituatie.

a) Vindplaatsgericht werken; de politie als vindplaats

Het initiatief voor hulpverlening ligt meestal bij het JPP en dus niet bij de cliënt7. De politiesignaleert en beoordeelt (taxatie in de thuissituatie) een probleemsituatie ten aanzien van dejeugdige en zijn gezin. Daarna gaat de jeugdpreventiewerker snel en actief aan de slag. Dezeactieve vorm van contactleggen wordt vindplaatsgericht werken genoemd. Vindplaatsen zijnplaatsen of instellingen waar de doelgroep van bepaalde vormen van hulpverlening komt ofwaar de signalen voor problematiek tot uiting komen8.Door de specifieke organisatie van het JPP Zuid-Oost-Brabant is de politie in het JPP in principede enige en dus belangrijkste vindplaats. De afgelopen jaren is het netwerk van het JPP sterkuitgebreid, inclusief het aantal contacten met sleutelfiguren uit andere sectoren: onderwijs,Bureau Halt, buurtnetwerken jeugdhulpverlening, jeugdgezondheidszorg en wijkwelzijnswerk.Een aanmelding bij het JPP moet altijd via de politieorganisatie lopen.

Een belangrijke taak in het vindplaatsgericht werken is het opbouwen en onderhouden vangoede contacten met de vindplaats in de vorm van afspraken over informatieoverdracht. In deJPP-praktijk vindt dan ook een intensieve samenwerking plaats tussen politie en JPP. De politiedoet belangrijk voorwerk voorafgaand aan de hulpverlening van het JPP. De politie signaleertniet alleen problematische situaties rond kinderen en hun leefomgeving, ook maakt de politieeen inschatting van de aard en ernst van de problemen door middel van de informatie uit hettaxatiegesprek en het eventuele overleg hierover met de jeugdpreventiewerker. De informatievanuit de politie is nuttig voor de jeugdpreventiewerker als hij 'er op af' gaat.

De volgende vormen van samenwerking zijn gebruikelijk:

Informatie-uitwisseling over signalenDagelijks komen er op een politiebureau signalen betreffende problematische gezinssituaties.Door kennis te hebben van deze signalen kan de jeugdpreventiewerker meedenken met depolitie (adviseren) over een mogelijke interventie in de vorm van een taxatie. Ook krijgt dejeugdpreventiewerker al in een vroeg stadium een beeld van probleemsituaties.

7 In de praktijk komt het regelmatig voor dat cliënten zich zelf bij de politie melden voor hulp.8 Definitie uit: Methodiek integrale hulpverlening, R. Haasken e.a. (zie literatuuropgave)

Page 8: De JPP-methode · tot april 2001, zullen meer producten geleverd worden. Naast deze JPP-handleiding verschijnt een handleiding voor een basistraining JPP, alsmede een invoeringswijzer

8

Informatie kan de jeugdpreventiewerker krijgen via geplande (dit noemt men briefing) enongeplande mondelinge contacten met politiefunctionarissen en via het dagelijkseregistratiesysteem van de politie, de zogenaamde mutaties.

OverdrachtAls de politiefunctionaris een taxatiegesprek gevoerd heeft met een cliënt, informeert hij het JPPmiddels een formulier (het taxatieformulier – zie bijlage 1). Het is gewenst dat hij daarbij eenmondelinge toelichting geeft. Omdat de samenwerking politie-JPP zo essentieel is, hebben dejeugdpreventiewerkers hun kantoor op het politiebureau.

Voorbeeld politie als vindplaatsDe politie krijgt van wijkbewoners klachten over de 11-jarige Dave. Hij zorgtvoor veel overlast. Hij trekt op met een groepje oudere jongens waarvan eenaantal betrokken is geweest bij winkeldiefstal en agressie op straat. De buurtklaagt behalve over deze groep ook over het gezin van Dave: er is vaakgeluidsoverlast. Uit contact met de school bleek dat men zich daar ernstigezorgen om Dave maakt. Hij is vaak moe, moet dikwijls op zijn broertje van tweepassen en komt regelmatig niet opdagen. De leerkracht kan niet in contact metde ouders komen. Volgens mutaties op het politiebureau is Dave niet betrapt opstrafbare feiten. Wel is bekend is dat zijn stiefvader vorig jaar een half jaargedetineerd is geweest i.v.m. handel in drugs.

Voldoende reden voor de politie om op bezoek te gaan bij het gezin. Eentaxatiegesprek bij het gezin levert de volgende informatie op:Dave woont samen met zijn moeder en stiefvader. Moeder is gescheiden vanvader toen Dave 8 jaar was. Vader is nauwelijks in beeld en heeft de laatste tijdonregelmatig contact gehad met Dave. Hij is vrachtwagen-chauffeur.Dave lijkt een meeloper te zijn. Zijn rol blijft volgens de ouders beperkt tot watkattekwaad. De ouders horen de zorgen van school aan. Ze hebben wel eenshulp gehad van het Algemeen Maatschappelijk Werk m.b.t. schuldproblematiek.Ze staan sceptisch tegenover hulpverlening. Wel vinden ze het goed dat erbinnenkort iemand van het JPP met ze komt praten.

Na het taxatiegesprek vult de politiefunctionaris het taxatieformulier in en devolgende ochtend neemt hij contact op met het JPP.

b) Outreachend werken: er op af!

Om de doelgroep van JPP-cliënten te bereiken is een actieve opstelling vanuit de hulpverleninggewenst, zo niet noodzakelijk. Het gaat vaak om jongeren en gezinnen die niet uit zichzelf naareen hulpverleningsinstelling toe gaan. Daarvoor kunnen verschillende redenen aanwezig zijn:onwetendheid over het bestaan van hulpverleningsinstellingen, slechte ervaringen methulpverlening in het verleden, schaamte, onzekerheid over de gang van zaken, een verkeerdevoorstelling van wat een hulpverleningsinstantie doet of wantrouwen ten opzichte vanhulpverleners in het algemeen. En natuurlijk komt het ook regelmatig voor dat mensen zelf vanmening zijn dat ze helemaal geen problemen hebben. Het is niet eenvoudig om vast te stellen ofdit een genuanceerde mening is of dat gevoelens van angst of schaamte domineren.

De outreachende werkwijze van het JPP kent minimaal drie elementen: snel, actief envasthoudend.Snel betekent in de praktijk dat de jeugdpreventiewerker snel een eerste afspraak maakt metcliënten als die in het taxatiegesprek met de politie hebben aangegeven dat ze contact willenmet een hulpverlener (onder het motto: ‘ijzer smeden als het heet is’).Actief geeft aan dat de jeugdpreventiewerker naar de cliënt toe gaat en niet afwacht of decliënt het initiatief neemt, zoals bij de meeste reguliere vormen van hulpverlening.Vasthoudend wil zeggen dat het contact krijgen en houden in deze fase belangrijker is dan hetplanmatig werken aan informatieverzameling of een plan van aanpak.

Page 9: De JPP-methode · tot april 2001, zullen meer producten geleverd worden. Naast deze JPP-handleiding verschijnt een handleiding voor een basistraining JPP, alsmede een invoeringswijzer

9

Voorbeeld van een outreachende werkwijzeDe hulpverlener van het JPP probeert, nadat hij de informatie van de politiegekregen heeft, het gezin van Dave direct op te bellen. Dit lukt uiteindelijk aanhet eind van de volgende dag. Een afspraak is snel gemaakt en zo kan het eerstehuisbezoek vier dagen later plaatsvinden. De jeugdpreventiewerker is verrast datde ouders zoveel vertellen en aangeven zich ook zorgen te maken. Degezinsleden blijken open te staan voor het JPP; een goed begin!

c) Hulpverlening in de thuissituatie

In de ‘er op af’’-aanpak zoekt de hulpverlener zijn cliënten actief op in hun woon- leef- ofwerkomgeving. Veel hulpverleningsgesprekken worden in de thuissituatie van de cliënt gevoerd.Incidenteel zal het voorkomen dat er gesprekken op andere locaties plaatsvinden, zoals deschool, het buurthuis, de moskee of het politiebureau. Het gaat daarbij niet alleen omhulpverleningsgesprekken, maar ook om andersoortige hulpverleningscontacten. In het kadervan de hulpverlening kan het belangrijk zijn dat de jeugdpreventiewerker bijvoorbeeld een keerkomt kijken bij een voetbalwedstrijd, aanwezig is bij een gesprek met een mentor op school, ofsamen met de cliënt een brief schrijft voor de sociale dienst. Hierdoor varieert de duur van hetcontact ook sterk: van enkele minuten tot zo'n 2 uur. Deze werkwijze is dus duidelijk anders danveel reguliere hulpverleningsvormen, waar de cliënt in principe en bij voorkeur op het bureauvan de desbetreffende instelling wordt uitgenodigd en de gesprekken in de spreekkamer van dehulpverlener plaatsvinden. Ook de duur van een hulpverleningscontact is dan meestal standaard:45 à 60 minuten.

VoorbeeldDe jeugdpreventiewerker gaat voor de tweede keer op bezoek bij het gezin vande 17-jarige Bilal. In de kamer zijn behalve Bilal en zijn ouders, ook twee jongerebroertjes aanwezig (15 en 10 jaar). Zij hoeven niet naar school, het is vakantie. Inde hoek van de kamer staat de televisie hard aan. In het begin is alleen vaderaan het woord. Hij klaagt over Bilal: hij gaat met de verkeerde vrienden om,gaat te vaak uit en vertelt niets over zijn doen en laten.De jeugdpreventiewerker heeft de taak om meerdere activiteiten te combineren:een vertrouwensrelatie opbouwen, informatie inwinnen (ook bij Bilal enmoeder, ook over zaken die goed gaan in het gezin) en daarna afspraken makenom veranderingen te bewerkstelligen.

Een belangrijke bron van informatieHet afleggen van een huisbezoek levert een schat aan informatie op ten aanzien van dehulpvraag en hulpverleningsdoelen en –mogelijkheden. De jeugdpreventiewerker heeft nameerdere huisbezoeken al veel informatie over tal van leefgebieden, vaak zonder er rechtstreeksom te vragen, zoals:• Omgangsvormen tussen gezinsleden (communicatie)• (Machts)verhoudingen tussen gezinsleden• De sfeer in huis• De stijl van opvoeden• De hygiëne• Het sociale netwerk van de cliënt of het gezin• Contacten met buren of buurtgenoten

Huisbezoeken bieden veel voordelen boven bureaucontacten: de gespreksonderwerpen wordenals het ware direct zichtbaar. Cliënt en jeugdpreventiewerker kunnen daardoor de maatregelenom verbeteringen te bewerkstelligen (interventies) direct aan concrete situaties koppelen.

Page 10: De JPP-methode · tot april 2001, zullen meer producten geleverd worden. Naast deze JPP-handleiding verschijnt een handleiding voor een basistraining JPP, alsmede een invoeringswijzer

10

Kiezen voor neutraal terreinSoms zullen de jeugdpreventiewerker en de cliënt bewust kiezen voor een gesprek op eenandere locatie, zoals het politiebureau of een hulpverleningsinstelling. Redenen hiervoorkunnen zijn:De cliënt (jeugdige of ouders) vindt het prettiger om buitenshuis een gesprek te voeren met dejeugdpreventiewerker;Voor het gesprek of de interventies is een rustige situatie noodzakelijk, bijvoorbeeld als het gaatom het aanleren van vaardigheden (zie werkboek).

1.4 Plaats van het aanbod

Het JPP Zuidoost-Brabant (dat voor deze handleiding het uitgangspunt vormt) is eensamenwerkingsverband tussen politie en jeugdhulpverlening. Het JPP bevindt zich op hetscharnierpunt van drie beleidsvelden:• Lokaal preventief jeugdbeleid (gemeente)• Regionaal politiebeleid (regiogemeenten)• Regionale jeugdzorg (provincie)

De plaats van het JPP-aanbod kan in schema op de volgende wijze worden weergegeven:

In de ketenbenadering van de politie9 ten aanzien van jeugd, speelt JPP een belangrijke rol bijhet onderdeel preventie. Daarmee onderscheidt het JPP zich van zwaardere schakels in dejustitiële keten. De politie is een vindplaats van problematiek van jongeren en hun gezin enschakelen snel het JPP in. Een JPP-aanpak met de politie als vindplaats is alleen mogelijk als depolitie in haar beleidsuitgangspunten prioriteit geeft aan een preventieve, pro-actieve enpersoonsgerichte benadering ten aanzien van jeugd en bestrijding van jeugdcriminaliteit.Voorts is het JPP een instrument in het lokaal preventief jeugdbeleid (gemeentelijk beleid omwelzijn en participatie van jeugd in de gemeente zoveel mogelijk te stimuleren en overlast doorjeugd te beperken).Tenslotte is het JPP ook een vorm van (curatieve) jeugdzorg, voortkomend uit provinciaaljeugdzorgbeleid (provinciaal beleid gericht op een adequaat en samenhangend aanbodjeugdhulpverlening, jeugdbescherming en jeugd-ggz).

9 Deze visie op jeugdzorg van de politie Brabant Zuid-Oost is beschreven in het 'Basispakket Jeugdzorg'

repressie nazorg

SCHAKELS IN DE

KETENBENADERINGVAN DE POLITIE

BRABANT ZUID-OOST

lokaal

preventief

jeugdbeleid

provinciaal

jeugdzorgbeleid

informatie preventie pro-actie

BELEIDSKADER

JPPSchooladoptie

NetwerkenJeugdinformatiepunt

Gerichte voorlichting

Raad vd Kinder-bescherming

StrafmaatregelenHALT

Jeugdreclassering

RegistratieTerugkop-

pelingnaar

partners

Page 11: De JPP-methode · tot april 2001, zullen meer producten geleverd worden. Naast deze JPP-handleiding verschijnt een handleiding voor een basistraining JPP, alsmede een invoeringswijzer

11

Hoofdstuk 2. Het methodisch kader van het JPP

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk bouwen we het methodisch kader10 op, van waaruit de JPP-methodeplaatsvindt. In zijn meest elementaire vorm bestaat het methodisch kader uit twee niveaus. Heteerste, voorwaardelijke niveau van het methodisch kader is de ‘presentie’11: de grondhoudingvan ‘het er zijn’ voor de ander. Het is de grondhouding van onvoorwaardelijke inzet enaandachtige betrokkenheid waarmee een jeugdpreventiewerker élke hulpverleningsrelatiebegint en deze verder onderhoudt.Het tweede onderliggende niveau is dat van de interventie: het niveau van het methodischhandelen en van de communicatie en interactie als de grondvorm waarin dejeugdpreventiewerker zijn methodisch handelen realiseert.

Het methodisch kader van het JPP

PresentieGrondhouding

InterventieMethodisch handelen Communicatie & Interactie

De presentie vormt het metaniveau12 van de interventie. Dit betekent dat de presentie alsgrondhouding betekenis geeft aan de interventies die de jeugdpreventiewerker inzetgedurende het gehele hulpverleningstraject en deze interventies als het ware controleert enlegitimeert. Anders gezegd élke interventie van de jeugdpreventiewerker dient te gebeurenvanuit een grondhouding van aandachtige betrokkenheid.

Achtereenvolgens werken we nu het niveau van de presentie en die van de interventie uit,waarmee het methodisch kader van het JPP verder wordt uitgebouwd.

2.2 Presentie als de grondhouding van de jeugdpreventiewerker

Hulpverleners zullen vanzelfsprekend beamen dat de relatieopbouw met de cliënt van hetgrootste belang is; dat ze zich uiteraard betrokken voelen bij de cliënt en dat ze zich regelmatigproberen te verplaatsen in de situatie van hun cliënt. Maar de praktijk laat helaas soms anderszien: er is een groot risico dat een hulpverlener zich vanuit onzekerheid of een zekere angstverschuilt achter procedures, afspraken, methoden en gesprekstechnieken en zo het échtecontact met hun cliënt. Een andere belemmering die een werkelijke zorgzame relatie van dehulpverlener met zijn cliënt in de weg staat, is een vorm van professionaliteit waarbij hetagogisch handelen een soort gestandaardiseerde sociale techniek wordt: planmatig, beheerst,resultaatgericht en onder controle.Zodoende kan het gebeuren dat - hoewel een cliënt vis á vis zijn hulpverlener zit - hij voor dieberoepskracht niet werkelijk present is. Veelzeggend is de samenvattende klacht van cliënten: ‘Ikheb veel hulpverleners (gehad), maar ik voel me niet gehoord’’. En van de andere kant is er de

10 Het methodisch kader van de JPP-methode is een toepassing van het Methodisch kader transculturelehulpverlening. Zie Hoffman 2001.11 Baart, A. (2001)12 Van der Laan, G. (2001)

Page 12: De JPP-methode · tot april 2001, zullen meer producten geleverd worden. Naast deze JPP-handleiding verschijnt een handleiding voor een basistraining JPP, alsmede een invoeringswijzer

12

constatering van hulpverleners ten aanzien van hun cliënt: ‘Ik krijg wel informatie, maar geenecht contact met mijn cliënt’.Hier is sprake – in de woorden van Andries Baart - van ‘afwezige aanwezigheid.’13.

Voorgaande maakt de spanning duidelijk die bestaat tussen interventie en presentie. Van derLaan (2001) waarschuwt dat Interventies in de zin van methoden, modellen, werkkaders, beleid,programma’s, instrumenten, selectiecriteria, protocollen, procedures maar ookgesprekstechnieken nooit en te nimmer als schermen tussen de hulpverlener en de cliëntgeplaatst mogen worden. Daardoor maakt de hulpverlener zichzelf onzichtbaar voor de cliënten tevens onkwetsbaar. Interventies dienen altijd geworteld te zijn in de presentie van dehulpverlener: als mens van vlees en bloed er zijn voor de ander, kwetsbaar zonder debescherming van alle hiervoor genoemde interventies.Baart (2000b; 2001) legt met zijn presentiebenadering uit hoe dat kan: er zijn voor de ander,want je intens betrekken op anderen is een kunst apart, die in iedere samenleving onontbeerlijkis maar die niettemin lelijk in de verdrukking is geraakt. Vandaar zijn pleidooi voor de presentie.

Kenmerken van de presentiebenaderingDe kern van de presentiebenadering zegt Baart (2000b) is aandachtigheid: het met je aandachtzijn waar de ander zit en niet met je hoofd bij een methodiek, theorie of beleidsplan zitten. Hijnoemt de volgende kenmerken van een presentiebenadering (Baart 2000a, 2000b):

Een zorgzame betrekkingEen zorgzame betrekking betekent het er zijn voor de ander zonder direct veel aanprobleemoplossing te doen. Dit wil zeggen geconcentreerde aandacht, als het niet voorafgeprogrammeerd-zijn op het ontdekken van één type probleem, van één soort aanwijzing.Voorop staat het aangaan van een zorgzame betrekking die ook geslaagd is als er uiteindelijkgeen enkel probleem van betekenis door opgelost blijkt te worden. Het gaat hier om dekwaliteit van de relatie die doel, zin en betekenis in zichzelf is en géén middel is om iets watverderop in de tijd ligt, te moeten bereiken.

Betrokkenheid op het gehele leven van de anderDe presentiebenadering omvat het lastige en het vreugdevolle, het urgente en het terloopse,het onbeduidende en het cruciale, het alledaagse en het bijzondere.

Aandacht voor (levens)verhalenHierbij gaat het allereerst om (letterlijk) meeleven en ruimte maken voor verhalen. Waar nodighelpen deze verhalen verder te krijgen of vlot te trekken. Het zolang mogelijk bij de verhalenhouden zoals ze verteld worden, in die structuur, in dat taaleigen, met die intensiteit en vooralmet de redelijkheid en uitleg die de verteller er zelf inlegt. Het gaat erom langs de weg van deuitleg door de cliënt toegang te krijgen tot zijn eigen beweegredenen en zijn eigen beoordelingvan inzichten: waarom is het in de gegeven omstandigheden niet dom of zelfs redelijk enbegrijpelijk dat de cliënt doet zoals hij doet - ook als de uiteindelijke gevolgen onbevredigendzijn? Dit onbelemmerd volgen van het gedachtespoor van de ander voorkomt dat het verhaalafhandig wordt gemaakt en er een eigengereide verdraaide versie van wordt gemaakt op grondvan modellen, theoretische kaders, beleid, subsidies, enzovoorts.

De act van ErkenningDe hulpverlener (lees jeugdpreventiewerker) geeft te kennen dat de beleving en de daaruitsprekende behoeften, zoals de cliënt deze vertelt en uitlegt, er mogen zijn en geen omzetting ineen ander taalspel behoeven te ondergaan om zeggingskracht te hebben. Erkenning is hetopbouwen van het begrip vanuit de termen en binnen het perspectief zoals de cliënt zeaanreikt, en niet vanuit een eigen achterliggend (theoretisch) kader. De waarde van deerkenning is weliswaar geen directe probleemoplossing, maar het helpt wel om met het levenover weg te kunnen. De act van erkenning, hoe fundamenteel verder ook voor depresentiebenadering, is ondertussen niet onkritisch of flauw: ze schuwt het gevecht met deander niet om tevoorschijn te komen en te worden die men kan zijn.

13 Baart, A. 2000b: 13

Page 13: De JPP-methode · tot april 2001, zullen meer producten geleverd worden. Naast deze JPP-handleiding verschijnt een handleiding voor een basistraining JPP, alsmede een invoeringswijzer

13

‘Het laten verschijnen’In tegenstelling tot louter alleen de interventiebenadering die vaak gericht is op het doenverdwijnen (van problemen), wil de presentiebenadering meer laten verschijnen van wat ergewoonlijk, elders, niet mag zijn of niet mag worden getoond.

Voorbeeld‘Elk gesprek maakt hij (Joe, een minderjarige asielzoeker) zich even flink kwaad.Dan luister ik en doe mijn best hem te begrijpen. De eerste keer dat datgebeurde, verontschuldigde hij zich dat hij zo boos was geworden. Ik zei toentegen hem: Joe, je kunt hier altijd laten merken wat je voelt. Dan kan nietoveral; sommige mensen schrikken ervan. Maar hier kan het wel, of je nu boosbent of verdrietig of blij. Maar we proberen wel de ruiten heel te houden. Datlaatste daar kon hij wel om lachen.’ (Van der Veer, 1997: 10)

De richting van de bewegingDe presentiebeoefenaar (jeugdpreventiewerker) heeft een beweging naar de cliënt toe; in deleefwereld van de cliënt meebewegend met het tempo en in het ritme van degene om wie hetgaat.

OnvoorwaardelijkheidDe cliënt kan het niet snel verbruien, bijvoorbeeld door onredelijke emoties of door terugval inoud en ongewenst gedrag (weer drinken, stelen, geweld gebruiken, geld erdoor jagen,etcetera). De presentiebeoefenaar is trouw en betrouwbaar.

BetrokkenheidHet 'er-zijn-voor' heeft welbeschouwd de dieptestructuur van betrokkenheid. Bijna alle eerdergenoemde kenmerken verwijzen daarnaar. Betrokken-zijn op de behoeftigheid van de ander ishet eerste kenmerk van een hulpverleningsrelatie. Elke hulpverlening neemt een aanvang metde actieve betrokkenheid op de cliënt. Wat de jeugdpreventiewerker daarna verder ookonderneemt (het zoeken naar mogelijkheden om metterdaad over te gaan tot methodischhandelen) wortelt in die eerste act: zich aandachtig betrekken op de ander. In de hulpverleningblijven de interventies betrekkelijk waardeloos en krachteloos, als de eerste stap niet aandachtigis gezet. Sterker nog, het grootste goed is nu juist gelegen in die eerste stap.

Sociaal-cultureel kapitaalHet betreft hier het nestelen van de jeugdpreventiewerker in het sociale netwerk van de cliënten het vullen van gaten daarin. Jeugdpreventiewerkers kunnen op een ongehaaste, trouwe enonvoorwaardelijke wijze deel gaan uitmaken van de sociale wereld van de cliënt en door dat zote doen vertegenwoordigen ze voor de cliënt, om het simpel te zeggen, een bepaald aanbodvan schaarse kostbaarheden (sociaal-cultureel kapitaal). De jeugdpreventiewerker kan in allebescheidenheid een voorbeeld bieden van een andersoortig staan in het leven, eentegenverhaal, een ruimere kijk, geduld om te luisteren waar zo vaak niet geluisterd wordt, eenuitbreiding van mogelijkheden, van taal, van steun, van zingeving.

Affectieve bindingJuist de presentiebenadering biedt de cliënt de gelegenheid in specifieke opzichten eenaffectieve band op te bouwen met de jeugdpreventiewerker. Dat blijkt ook te gebeuren en dezehechting biedt meer dan een affectieve band. Over die affectieve band worden, als de presentiewerkelijk duurzaam blijkt te zijn, ook andere culturele goederen overgedragen: onder andereidentiteitsmodellen en alternatieve gedragsvormen. Kinderen zien aan dejeugdpreventiewerker dat je niet per se hoeft te meppen en schelden om iets gedaan te krijgen,de vreemdeling doet de ervaring op wat het betekent om zorg te ontvangen en te mogengeven, het kind merkt dat zijn tekening, kleine angst of alledaagse prestatie gezien wordt entelt. Zo (anders) kan het dus ook -dat is de basale ervaring, opgedaan in het eigen leefmilieuwaarvan de jeugdpreventiewerker deel uitmaakt.

Eigen toekomstIn het present-zijn wordt een dergelijk sociaal-cultureel kapitaal aangeboden en in de mate datde hechting plaatsvindt ook aanvaard en verzilverd. Soms leiden dergelijke hechtingen tot

Page 14: De JPP-methode · tot april 2001, zullen meer producten geleverd worden. Naast deze JPP-handleiding verschijnt een handleiding voor een basistraining JPP, alsmede een invoeringswijzer

14

andere hechtingen: bij voorbeeld aan zichzelf (weer gelukkig kunnen zijn met zichzelf) of aanmaatschappelijke regels. In een dergelijk aanbod ontstaat zicht op een eigen toekomst waarinde cliënt bovendien zelf als actor figureert. Er wordt dus niet gezegd 'zicht op een betere ofandere toekomst', maar op een eigen toekomst überhaupt. Het goede in de cliënt is beterbereikbaar geworden en daarmee is de cliënt beter in staat goed voor zichzelf en zijn omgevingte zijn.

Essentiële hulpbronnen.Door de presentiebenadering helpt de jeugdpreventiewerker de essentiële hulpbronnen van eenhumaan en zinvol leven te vinden, open te leggen en te gebruiken en dat alles bovendien te‘vieren’.

Veel jeugdpreventiewerkers zullen hun wijze van werken en ‘het er zijn’ voor hun cliëntenherkennen in de presentiebenadering. Ze doen het vaak intuïtief en onbewust. De JPP-methodebiedt ook gezien haar karakter veel mogelijkheden aan de jeugdpreventiewerkers om depresentiebenadering te beoefenen.

Een voorbeeld van de presentiebenadering in de praktijk is - opnieuw – te vinden in het verhaalvan Guus van der Veer, wanneer hij vertelt over de essentie van zijn gesprekken met Joe, deminderjarige asielzoeker:

Voorbeeld“Ik probeer mijn eigen programma opzij te zetten. Ik wil goed kijken enluisteren. Ik wil proberen aan te voelen wat hij op het moment dat hij in mijnkamer zit nodig heeft, en me niet teveel laten leiden door psychologischetheorie. Geen duwen en trekken, geen slimme therapeuten trucs, maar hemruimte geven om te uiten wat hij kwijt wil, ik heb geen protocol, geentherapeutische procedure, ik die zin heb ik geen methodiek. Nieuwsgierigheiden mijn boerenverstand, daar moet ik het van hebben. Geduld, dat komt ookvan pas: de ontwikkeling van mensen verloopt nu eenmaal vaak via heel kleine,nauwelijks zichtbare stapjes. Maar het belangrijkste is, ik durf het bijna niet tezeggen, liefde.” (Van der Veer 1997: 10)

Presentie: een transculturele grondhoudingPresentie als de aandachtige, respectvolle en open houding om de ander tegemoet te treden iswelbeschouwd de kern van een transculturele14 hulpverlening die ook het JPP kenmerkt:

PresentieTransculturele grondhouding

InterventieMethodisch handelen Communicatie & Interactie

Het gaat namelijk bij presentie om het zich diepgaand inlaten met het anders-zijn van de cliënt.De inzet van transculturele hulpverlening15 is namelijk of mensen zich ondanks hun evidente

14 Trans- (Lat.= letterlijk overschrijdend). Transcultureel is hier bedoeld als het verder gaan/verder kijken dan de eigen cultuur en eveneens verder gaan/ verder kijken dan de cultuur(etnisch/nationaal of anderszins) van de ander. Dit wil zeggen: op zoek gaan naar de uniekepersoon die op eigen wijze inhoud en betekenis geeft aan zijn diverse culturele achtergronden.

Page 15: De JPP-methode · tot april 2001, zullen meer producten geleverd worden. Naast deze JPP-handleiding verschijnt een handleiding voor een basistraining JPP, alsmede een invoeringswijzer

15

categoriale kenmerken (als buitenlander, Antilliaan, moslim, skinhead,…) mogen laten zien zoalsze dat zelf wensen. In alle gevallen luidt de vraag aan de jeugdpreventiewerker: kun je hetvreemde toelaten, mag het werkelijk bestaan en speelt het een rol in de ondersteuning die jegeeft? Dat is de vraag die onder transculturele hulpverlening ligt en eigenlijk onder élke goedehulpverlening. Die vraag is bovendien hoogst confronterend, want ze vervangt het voorafaanleren van groepskenmerken (zo is een woonwagenbewoner, zo is een Jehovagetuige, zo iseen buitenlander, zo is een Antilliaan, zo is een moslim, zo is een skinhead, zo isdrugsverslaafde) en de daarbij behorende gebruiksaanwijzing (ga er daarom zo en zo mee om)door een avontuur, dat de jeugdpreventiewerker ter plekke met de cliënt moet aangaan enwaarvan de uitkomsten onzeker zijn.Het welslagen van dit avontuur is van een tweetal factoren afhankelijk:

1. Eigen angsten voor het vreemde kennenGoede hulpverlening (waarvan transculturele hulpverlening een uitwerking is) veronderstelt dateen jeugdpreventiewerker open en onbevangen, situationeel bepaald, het avontuur aangaatmet het anders-zijn van de cliënt en dat hij diens vreemdheid als vreemdheid respecteert. Daarbijis de jeugdpreventiewerker ook zelf als persoon in het geding. Dit betekent dat eenjeugdpreventiewerker onder ogen durft te zien hoe hij zelf met de eigen vreemdheid, het eigenanders-zijn, het eigen innerlijk verschil (nooit samenvallend met zijn zelfbeeld) omgaat. Dieconclusie is niet mis: in de transculturele hulpverlening verschijnt de jeugdpreventiewerker nietslechts als professionele, afstandelijke methodicus maar ook persoonlijk. Als eenjeugdpreventiewerker niettemin zou menen dat, professioneel gesproken, zijn persoon er niettoe doet en ook niet gethematiseerd mag (laat staan: moet) worden dan ondermijnt hij degrondslag van goede (transculturele) hulpverlening. De jeugdpreventiewerker mist dan eenuitdaging en daarmee een kans op een leerproces over de omgang, weerstand en openheid voorhet vreemde.Een voorbeeld van dit proces van het leren omgaan met de eigen weerstand en openheid voorhet vreemde is het volgende:

VoorbeeldEen jeugdpreventiewerkster vertelde van een (Surinaamse) cliënt van haar die inhet dagelijks leven veel met Winti (een Surinaams volksgeloof) bezig was.Aanvankelijk had ze daar moeite mee omdat ze Winti van vroeger uitassocieerde met geesten en met duistere en angstige zaken. Vanuit haarbetrokkenheid bij de jongen onderkende ze allereerst haar gevoelens engedachten en vervolgens deed ze haar best deze te overwinnen, omdat ze zaghoe belangrijk Winti voor de jongen was. Ze vroeg de jongen haar meer tevertellen over Winti en de betekenis ervan voor hem. Ook vertelde ze hemeerlijk over haar aanvankelijke aarzelingen. De straathoekwerkster ging zichmeer en meer in Winti verdiepen, wat de vertrouwensrelatie met de jongenversterkte. Samen hebben ze Winti een plaats kunnen geven in de verdereaanpak van zijn probleemsituatie

2. De noodzaak van ruimteDe omgang met het vreemde, tot begrip komen, mogen wennen en het vreemde geleidelijkkunnen toelaten, vergt ruimte voor verkenning. Dat is dus allereerst ruimte in zichzelf, maar hetgaat zonder twijfel ook om ruimte in de methodiek, in de agenda, in het beleid, in de instelling,op de locatie en ruimte tot gesprek. Eigenlijk gaat het om 'ruimte voor aandachtigheid'.Gelukkig biedt de JPP-methode deze noodzakelijke ruimte om zich werkelijk in te laten met hetanders-zijn van de jongere en zijn opvoeders.

15 Baart, A.(200a)

Page 16: De JPP-methode · tot april 2001, zullen meer producten geleverd worden. Naast deze JPP-handleiding verschijnt een handleiding voor een basistraining JPP, alsmede een invoeringswijzer

16

2.3 Interventie: het methodisch handelen en de communicatie en interactie

PresentieTransculturele grondhouding

Interventie Methodisch handelen

Gevoed en gelegitimeerd door het eerste (meta-)niveau van de presentie, de transculturelegrondhouding, is het tweede niveau van het methodisch kader, die van de interventie. Hetinterventieniveau omvat het methodisch handelen van de jeugdpreventiewerker: de bewuste,doelmatige en planmatige ingrepen in de verschillende fasen van het hulpverleningstraject:probleemanalyse, prioriteitenstelling, doelbepaling, plan van aanpak, uitvoering, evaluatie,bijstelling en afsluiting.Verder omvat het interventieniveau de communicatie en interactie als de grondvorm waarin dejeugdpreventiewerker zijn methodisch handelen uitvoert. We gaan eerst in op het methodischhandelen.

Het methodisch handelenKenmerkend voor het methodisch handelen binnen de JPP-methode zijn een drietalhandelingsperspectieven, die richtinggevend zijn voor zowel de analyse van de hulpvraag alsvoor de probleemaanpak op basis van voornoemde analyse van de hulpvraag.De drie handelingsperspectieven voor het JPP zijn:

a) De leefgebiedenbenaderingb) Het competentiegericht werkenc) De cliëntparticipatie

Deze drie handelingsperspectieven zijn onverbrekelijk met elkaar verbonden. Ze veronderstellenelkaar, corrigeren elkaar en zijn voor elkaar voorwaardelijk: kortom het enehandelingsperspectief kan niet zonder het andere gerealiseerd worden.

Transculturele uitbreidingDe leefgebiedenbenadering en het competentiegericht werken zijn reeds jaren gangbaar binnende hulpverlening. Met name de leefgebiedenbenadering is één van de meest uitgewerkte ofgeëxpliciteerde onderdelen van het methodisch handelen in het JPP. Het JPP werkt al sinds 1990met leefgebieden en heeft het aangepast op het jeugdpreventiewerk. Deleefgebiedenbenadering is later onder andere uitgebreid beschreven in het boek MethodiekIntegrale hulpverlening van Haasken, van Hierden en Kievitsbosch (Utrecht, 1996). Zowel deleefgebiedenbenadering als het competentiegericht werken lijken echter vooral ontwikkeld tezijn met het oog op een autochtone doelgroep. Gezien de ervaringen in dehulpverleningspraktijk met allochtone jeugdigen en hun opvoeders is een transcultureleuitbreiding en verdieping gewenst. In de hierna volgende uitwerking van dehandelingsperspectieven is deze transculturele uitbreiding en verdieping integraalmeegenomen. Hierbij willen we nadrukkelijk vermelden dat de transculture aandachtspuntenevenzeer relevant kunnen zijn voor autochtone jeugdigen en/of hun opvoeders. Zo zijnbijvoorbeeld bij de uitwerking van het handelingsperspectief van de leefgebiedenbenadering,de acht gangbare leefgebieden van jeugdigen uitgebreid met onder andere het domein religie.Dit vanwege de betekenis van religie (islam, winti, hindoeïsme) voor veel (allochtone) jeugdigenen/of hun opvoeders. Maar ook voor sommige autochtone jeugdigen en/of hun opvoeders kanhet geloof (bijvoorbeeld Jehova-getuigen) een belangrijke rol spelen in de analyse van dehulpvraag dan wel in de aanpak van het probleem.

Page 17: De JPP-methode · tot april 2001, zullen meer producten geleverd worden. Naast deze JPP-handleiding verschijnt een handleiding voor een basistraining JPP, alsmede een invoeringswijzer

17

a) De leefgebieden- en sociale netwerkbenadering

De leefgebiedenbenaderingEen leefgebiedenbenadering16 betekent zoeken naar samenhang zowel bij de probleemanalyseals bij de aanpak van problemen. Een jeugdpreventiewerker kan niet volstaan met hetbeantwoorden van uitsluitend de hulpvraag die een jongere zelf stelt (als deze al duidelijkwordt geformuleerd). De jeugdpreventiewerker zal altijd onderzoeken hoe de situatie van dejongere op andere levensgebieden is.Vandaar de leefgebiedenbenadering van de problematiek van jongeren, wat betekent dat desituatie van jongeren op alle leefgebieden wordt geanalyseerd. Een leefgebiedenbenaderingbetekent zoeken naar samenhang zowel bij de probleemanalyse als bij de aanpak vanproblemen.De acht leefgebieden die Haasken, van Hierden en Kievitsbosch (1996: 56) noemen zijn:

1. Onderwijs2. Arbeid3. Financiën4. Huisvesting5. Politie/justitie6. Relaties en sociale omgeving7. Gezondheid8. Vrijetijdsbesteding.

Vanuit de optiek van migrantenjongeren (waaronder minder jarige asielzoekers), die balancerenin de verbinding met de eigen (oorspronkelijke) cultuur/omgeving en de nieuweculturen/omgevingen waarin ze functioneren,) kunnen de volgende leefgebieden enontwikkelingstaken toegevoegd worden:

1. Vorm geven aan veranderende relaties binnen de familie (= meer dan het ‘kerngezin’);2. Verwerken van het vluchtverleden en mogelijke traumatische problemen (denk aan

minderjarige asielzoekers);3. Sociale integratie in de nieuwe samenleving (land, streek, stad, dorp, buurt);4. Betekenis en zingeving van ’ religie’ – ook in relatie tot hulpverlening (bijvoorbeeld

Jehova en Winti);5. Vormgeven aan de relaties met het land, streek, stad, dorp, buurt van herkomst

(achtergebleven familie);6. Vormgeven aan de relaties met de eigen etnische of religieuze gemeenschap;7. Omgaan met mogelijke sociale en maatschappelijke uitsluiting op grond van afkomst,

etniciteit, kleur of religie (discriminatie);8. Vormgeven van een toekomst perspectief; soms ballingschap op langere termijn.

Tijdens het eerste contact met de cliënt brengt de politie al globaal in kaart op welkeleefgebieden de problematiek van een jongere of het gezin zich voornamelijk afspeelt (zietaxatieformulier, bijlage 1). In de eerste gesprekken met de cliënt doet de jeugdpreventiewerkerdeze inventarisatie grondiger door alle leefgebieden langs te lopen; er wordt dan een aantalgerichte vragen gesteld over het functioneren van het gezin binnen een bepaald leefgebied.In de competentieanalyse (zie hierna) vindt per leefgebied een analyse plaats betreffende sterkepunten (mogelijkheden, vaardigheden, compenserende factoren en kansen) en aandachtspunten(problemen, stressoren, beperktheden, risico's).In het verlengde van deze inventarisatie worden werkpunten gekozen en doelen geformuleerd.Ook deze zijn gerelateerd aan één of meerdere leefgebieden.

De sociale netwerkbenaderingDoor de leefgebiedenbenadering plaatst de JPP-aanpak de problematiek van de jeugdige of vande ouders / het gezin tevens in een sociale context om te voorkomen dat het probleem wordtgeïndividualiseerd en dat de oplossing van de problemen alleen in een gedragsverandering bijindividuen wordt gezocht. Het versterken of verbeteren van het sociale netwerk rondom decliënt is een uitgangspunt dat voor de jeugdpreventiewerker verschillende consequenties heeft:

16 Haasken, van Hierden en Kievitsbosch,1996

Page 18: De JPP-methode · tot april 2001, zullen meer producten geleverd worden. Naast deze JPP-handleiding verschijnt een handleiding voor een basistraining JPP, alsmede een invoeringswijzer

18

Tijdens de eerste gesprekken en bij de analyse van de problematiek houdt dejeugdpreventiewerker sterk rekening met allerlei omgevingsfactoren, zowel in negatieve zin(stressoren) als in positieve zin (compenserende factoren).Tevens brengt de jeugdpreventiewerker in kaart welke personen en organisaties relevant zijnvoor de cliënt. Via het sociaal diagram (zie paragraaf 6.2) kan de hulpverlener diverse personenen organisaties van de cliënt in beeld brengen.Bij de aanpak van de problematiek worden allerlei personen uit het sociale netwerk van decliënt gemobiliseerd. Meestal gaat het om personen die belangrijk of waardevol zijn voor decliënt. Het kan gaan om familieleden, mensen uit de buurt, leiders van sportclubs ofverenigingen of professionals, zoals een onderwijzer, mentor of (andere) hulpverlener.De jeugdpreventiewerker legt tijdens de hulpverlening actief contact met allerleisleutelpersonen in het sociale netwerk van de cliënt. De cliënt moet eerst toestemming gevenvoor deze contacten en als het even kan is hij er direct bij betrokken.

In het werkboek JPP worden de diverse methodische onderdelen van de socialenetwerkbenadering nader uitgewerkt.

b) Het competentiegericht werken

Het JPP is gericht op het vergroten van de zelfredzaamheid van zijn cliënten. Voor het werkenaan deze hulpverleningsdoelstelling worden het competentiemodel en het competentiegerichtwerken ingezet. Dit model is in de afgelopen twintig jaar ontwikkeld door de afdelingGedragstherapieprojecten van het Paedologisch Instituut in Amsterdam/Duivendrecht entoegepast in diverse hulpverleningsprogramma’s zoals Families First, de VertrekTraining en demodule Kort Ambulant.

Competentie17 is een evenwichtstoestand: een individu beschikt over voldoende vaardighedenom de taken te vervullen waarvoor hij in het dagelijks leven wordt gesteld. Competentie is demate waarin iemands gedrag tijdens taken die deel uitmaken van het alledaagse leven,adequaat is. Ontwikkelingspsychologisch is er sprake van competentie als de vaardigheden vaneen persoon toereikend zijn om de ontwikkelingstaken te vervullen die kenmerkend zijn voor delevensfase waarin de persoon verkeert. Competentie is dan een effectief handelingspatroon;effectief vanuit het perspectief van de ontwikkeling, de omgevingsfactoren en de culturelecontext.Als de ontwikkelingstaken te zwaar zijn of wanneer er zich te veel ontwikkelingstakentegelijkertijd aanbieden, kan het evenwicht verstoord raken en functioneert de persoon niet opcompetente wijze. Hetzelfde gebeurt wanneer de persoon over onvoldoende vaardighedenbeschikt. Competentie is een balans tussen taken en vaardighedenIn de hulpverlening aan jongeren is het nu van belang primair uit te gaan van wat de jongere enzijn naaste omgeving wel kan en wil: de competentie van de jongere en zijn naaste omgeving.De kracht van de jongere en zijn naaste omgeving is het startpunt voor de hulpverlening: datwaar ze goed in zijn. Jongeren en hun naaste omgeving zullen gemotiveerder zijn als hunkwaliteiten centraal staan. De hulpverlener activeert de positieve kanten (krachten) van dejongere zelf en zijn naaste omgeving.

De JPP-methode richt zich dus niet alleen op het opsporen van de problemen(vaardigheidstekorten de stressoren die het evenwicht, de competentie bedreigen). Er is vooralook aandacht voor de vaardigheden en de protectieve factoren ofwel de ‘gave’ gebieden:aspecten van het individu en in de omgeving die steun en bescherming bieden tegen stressoren.De competentiebenadering is gericht op groei en werkt daarom bijzonder motiverend. Denadruk op de competentievaardigheden van de persoon en op de protectieve factoren betekentsystematisch op zoek gaan naar en aandacht besteden aan de positieve krachten in de persoonzelf en zijn omgeving en aan de positieve ofwel ‘gave gebieden’: daar waar het wel goed gaat.De jeugdpreventiewerker draagt de overtuiging over aan de jongere en zijn naaste omgevingdat zij zelf in staat zijn hun leven positief te beïnvloeden.

17 Spanjaard, H. en M. Van Vugt , 2000: 25 e.v.

Page 19: De JPP-methode · tot april 2001, zullen meer producten geleverd worden. Naast deze JPP-handleiding verschijnt een handleiding voor een basistraining JPP, alsmede een invoeringswijzer

19

In de competentiebenadering is de ervaring dat drie uitspraken (en variaties daarop) bijdragentot empowerment en zelfsturing:• Jij bent belangrijk• Jij hebt goede ideeën• Jij kunt het18.

In de competentiebenadering wordt gewerkt aan empowerment: het vergroten van dehandelingscompetentie van de jongere en zijn naaste omgeving om alledaagse situaties tehanteren en de taken te vervullen waar voor het dagelijkse leven hen stelt.

Bij competentieversterking gaat het verder om zaken als:• Het vergroten van zelfinzicht, zelfrespect en zelfvertrouwen: het geloof in eigen kunnen;• De ontwikkeling en verheldering van eigen wensen, motieven en basisveiligheid;• Het aanspreken van aanwezige kwaliteiten;• Het zonodig versterken en uitbreiden van vaardigheden;• Het (leren) benutten van het sociale netwerk;• Het vergroten van de kennis van mogelijkheden die de naaste omgeving of de samenleving

biedt;• Het ontwikkelen van een positief en realistisch zelfbeeld;• Het vergroten van de mogelijkheden om zelfstandig te leren;• Het wegnemen of hanteerbaar maken van bepaalde belemmeringen (bijvoorbeeld

faalangst).

Vaardigheden van de jongere en zijn naaste omgeving zijn van belang omdat deze iets zeggenover de haalbaarheid van gewenste veranderingen. Uitgangspunt daarbij is dat vaardigheden teleren zijn.Bij vaardigheden kan een eerste onderscheid gemaakt worden tussen:• Functionele vaardigheden: de vaardigheden die nodig zijn voor het uitvoeren van bepaalde

taken.• Sociale vaardigheden: de vaardigheden die nodig zijn voor de omgang met andere mensen

Functionele en sociale vaardigheden kunnen elkaar overlappen. In functionele en socialevaardigheden komen meer algemene vaardigheden tot uitdrukking die te onderscheiden zijn in:• Cognitieve vaardigheden: vormen van abstracte informatieverwerking zoals categoriseren,

systematisch waarnemen, analyseren en vergelijken;• Emotionele en affectieve vaardigheden zoals het kunnen herkennen van en omgaan met

eigen gevoelens en die van anderen;• Communicatieve vaardigheden: de beheersing van mondelinge, schriftelijke en nonverbale

communicatievormen;• Lichamelijke vaardigheden als motoriek en uithoudingsvermogen.

Voor allochtone jongeren en hun naaste omgeving zijn nog aanvullende aspecten:• Het achterhalen en zonodig versterken van hun competenties vanuit het herkomstland, in de

eigen etnische, religieuze gemeenschap, in de eigen taal;• Het zonodig ontwikkelen en versterken van hun competenties als burger. Allochtone

migranten ontwikkelen zich tot ‘nieuwe’ burgers in de Nederlandse samenleving.Gerelateerd aan de sociale integratie zijn voor allochtone burgers de volgende drievaardigheden van belang:1. Identificatie: de competentie om je in de situatie van iemand anders te verplaatsen2. Representatie: de competentie om jezelf of je groep ten opzichte van anderen te

representeren en in te schatten wat wel en niet relevant is in deze representatie.Bijvoorbeeld het vermogen tegenover anderen te vertellen wie je bent , met welkeetnisch-culturele of religieuze achtergrond.

3. Aanspreekbaarheid: de competentie om te kunnen verantwoorden, te kunnen uitleggenwat je gezegd en gedaan hebt.

18 Spanjaard en Van Vugt 2000: 45

Page 20: De JPP-methode · tot april 2001, zullen meer producten geleverd worden. Naast deze JPP-handleiding verschijnt een handleiding voor een basistraining JPP, alsmede een invoeringswijzer

20

In bijlage 2 wordt het competentiemodel nader uitgewerkt.

c) Cliëntparticipatie

Het bevorderen van cliëntparticipatie houdt in dat de jongere en zijn naaste omgeving zoveelmogelijk de regie over het hulpverleningstraject voeren en dat dit traject zoveel mogelijkbijdraagt aan hun zelfwerkzaamheid. Het bevorderen van de cliëntparticipatie sluit aan op eenemanciperende vraaggerichte hulpverlening waarin de zelfbepaling19 van de cliënt centraalstaat.Om de participatie van zijn cliënt te bevorderen hanteert de jeugdpreventiewerker in zijnhulpverlening de volgende uitgangspunten:• De jongere en zijn naaste omgeving staan centraal in de zin dat hun motivatie, wensen en

perspectieven het uitgangspunt zijn van het traject.• De jongere en zijn naaste omgeving krijgen en houden overzicht over het

hulpverleningstraject, de stappen die daarin gezet worden en de keuzes die zij daarin zelfmoeten maken.

• De jongere en zijn naaste omgeving zijn, zoveel als hun competentie toelaat, zelfverantwoordelijk voor te maken keuzes en dus voor het traject, waarbij de hulpverlener eropgericht is deze competentie te versterken.

• De jongere en zijn naaste omgeving zetten, zoveel als hun competentie toelaten, zelf denodige stappen. Hulp van de hulpverlener is aanvullend op en ondersteunend voor dezelfwerkzaamheid van de jongere en zijn naaste omgeving.

• Als de hulpverlener stappen zet, zijn de jongere en zijn naaste omgeving op de hoogte vanwat de hulpverlener doet en kunnen zij hiermee instemmen.

Regie en zelfwerkzaamheid van de cliënt zijn dus zowel uitgangspunt als doel tijdens dehulpverlening.

Een transcultureel aandachtspunt bij het bevorderen van de cliëntparticipatie kan zijn: eenafwachtende houding waarbij de jongere en zijn naaste omgeving de hulpverlener zien als dedeskundige die alles regelt en oplost. De jongere en/of zijn naaste omgeving zien zichzelf alsonmachtig en verwachten alles van de hulpverlener. Het eigen aandeel en de eigenverantwoordelijkheid kan/wil men niet (meer) onder ogen zien.

VoorbeeldEen (Indonesische) vader: “Wij als ouders hebben al het mogelijke gedaan omonze zoon goed op te voeden. Toch is het met hem fout gegaan. Het lukt onsniet. Wij verwachten nu dat de hulpverlener de jongen corrigeert en er voorzorgt dat hij weer naar ons luistert”.

De jeugdpreventiewerker in dit geval, vroeg de ouders wat voor hun zoon deeerste belangrijke verbeterpunten zijn. De ouders noemden het meer zorgzaamomgaan met zijn fiets en het nakomen van afspraken over het naar huis komen.Vervolgens heeft de jeugdpreventiewerker, samen met de ouders, afspraken metde zoon gemaakt. Daarbij deed vooral de hulpverlener het woord.Tenslotte heeft de jeugdpreventiewerker zorgvuldig en erkennend met deouders gesproken over hun wijze van opvoeden en de relatie met hun zoon.Langzaam kon zo ook het eigen aandeel en de eigen verantwoordelijkheid vande ouders ter sprake komen.

19 Van Riet en Wouters, 2000

Page 21: De JPP-methode · tot april 2001, zullen meer producten geleverd worden. Naast deze JPP-handleiding verschijnt een handleiding voor een basistraining JPP, alsmede een invoeringswijzer

21

2.4 Interventie: communicatie en interactie

PresentieTransculturele grondhouding

InterventieMethodisch handelen Communicatie & Interactie

De grondvorm van het methodisch handelen van de jeugdpreventiewerker is de communicatieen interactie met zijn cliënt. Om nu de voornoemde handelingsperspectieven van deleefgebiedenbenadering, de competentiegerichtheid en de cliëntparticipatie te kunnenrealiseren, is de communicatie en interactie van de jeugdpreventiewerker coachend entranscultureel van karakter.

a) De coachende communicatie

Van Riet en Wouters (2000: 56) onderscheiden het brede begrip hulpverlenen in verzorgen,behandelen en emanciperend hulpverlenen met elk een eigen positie en een eigen taal van dehulpverlener:Bij verzorgen voert de hulpverlener als deskundige doelgericht vooral een monoloog en hijhanteert regeltaal, planningstaal, voorschriftentaal.Bij behandelen stelt de hulpverlener als deskundige of adviseur doelgericht de diagnose en hetbehandelingsplan vast, weliswaar met medewerking van de cliënt. De hulpverlener hanteertvooral ‘belerende’ taal, overdrachtstaal.Bij emanciperend hulpverlenen stelt de hulpverlener als coach procesgericht vragen met debedoeling dat de cliënt zelf met eigen antwoorden, met eigen keuzen, met eigen taal kortommet een eigen spreken komt. De hulpverlener hanteert een zoekende taal, vragende taal,‘lerende’ taal.Een jeugdpreventiewerker behoort elk van deze drie hulpvormen te kunnen hanteren en elk vandeze drie talen te spreken. Iedere keer zal de jeugdpreventiewerker zich afvragen: wie is in dezesituatie de cliënt en wat is ten aanzien van het ingebrachte punt geïndiceerd: verzorgen,behandelen of emanciperend hulpverlenen? De nadruk binnen de gehele jeugdpreventie-hulpverlening ligt echter op het emanciperend hulpverlenen en dus op een coachende wijze vancommuniceren. Deze wijze van communiceren is met name ook geschikt voormigrantenjongeren en hun naaste omgeving. Een coachende communicatiewijze schept ruimtevoor de eigen belevingswereld, de eigen vermogens, de eigen articulatie en de eigenbetekenisverlening van de cliënt, zonder dat deze meteen geïnterpreteerd en beoordeeldworden vanuit een bepaald (‘westers’) referentiekader.

Coachen onderscheidt zich van sturen en adviseren. Sturen betekent dat de hulpverlener weetwaar hij met de oplossing van het probleem naar toe wil en de jongere en zijn naaste omgevingschikken zich hierin. De hulpverlener is de expert en weet de oplossing; de jongere en zijn naasteomgeving worden geïnstrueerd. De expert stuurt inhoud en proces.Adviseren legt weliswaar de besluitvorming van waar naar toe en hoe, en deverantwoordelijkheid bij de jongere en zijn naaste omgeving. De adviseur doet voorstellen, maarde ander beslist. De adviseur is de deskundige op inhoud.

Coachen is de verantwoordelijkheid voor de hulpverlening zowel naar inhoud als proces zoveelmogelijk bij de jongere en zijn naaste omgeving leggen. Een coach neemt geen dingen over vande cliënt, maar loopt met de cliënt mee en ondersteunt en stimuleert hem gedurende het trajectbij het zoeken naar oplossingen die aansluiten bij die cliënt..

Page 22: De JPP-methode · tot april 2001, zullen meer producten geleverd worden. Naast deze JPP-handleiding verschijnt een handleiding voor een basistraining JPP, alsmede een invoeringswijzer

22

VoorbeeldIn een gesprek heeft de cliënt met hulp van de jeugdpreventiewerkergeïnventariseerd welke oplossingen mogelijk zijn voor de grote schulden van decliënt. Een volgend gesprek vertelt de cliënt dat hij één van deoplossingsmogelijkheden al uitgevoerd heeft: hij is bij het AlgemeenMaatschappelijk Werk geweest en heeft een afspraak gemaakt heeft.Vanzelfsprekend toont de jeugdpreventiewerker nadrukkelijk zijn waarderingvoor dit initiatief.

De coach is een actieve observator van de cliënt en probeert door middel van het stellen vanvragen de cliënt tot inzichten te laten komen. Niet tegenover de cliënt, maar juist naast hem. Hijgaat uit van de vele competenties waar ieder mens over beschiktSamengevat houdt coachen verder in:• Het proces- en doelgericht werken aan het ontwikkelen en benutten van menselijk talent;• Zelfontdekking van de cliënt aanmoedigen;• Ontdekken, verduidelijken en aansluiten bij wat de cliënt wil bereiken;• Het motiveren en activeren van de cliënt;• Oplossingen en strategieën bij de cliënt ontlokken ;• Het denken in mogelijkheden in plaats van in tekorten;• Het expert zijn in het laten bewegen (= motiveren) van mensen;• Het bevorderen van leren, het sturen van ontwikkeling;• De cliënt verantwoordelijk en aansprakelijk houden;• De cliënt als de centrale actor zien: de cliënt uiteindelijk de eigenaar én de oplosser van zijn

problemen;• Het uitdragen van een positief mensbeeld: iedereen heeft talenten die doelgericht

ontwikkeld kunnen worden;• Een attitude van de neutrale getuige: een neutrale onpartijdige positie zonder waarde-

oordeel;• Een attitude van authentieke = echte betrokkenheid bij en aandacht voor de ander;• Oprecht geïnteresseerd en nieuwsgierig naar de beweegredenen van de ander;• Er van uit gaan dat elk gedrag uiteindelijk een positieve intentie heeft;• Het scheppen van veiligheid om tot ontwikkeling te kunnen komen.

MotiverenEen belangrijk onderdeel van coaching is het motiveren van de cliënt tot verandering.Met gemotiveerd zijn voor hulp wordt meestal bedoeld dat de cliënt zich positief opstelt tenaanzien van de hulpverlening en dat hij zich actief inzet om de gestelde veranderingsdoelen terealiseren. Wanneer we kijken naar de doelgroep van het JPP zien we dat veel cliënten op heteerste gezicht niet of nauwelijks gemotiveerd lijken voor professionele hulpverlening. Redenenvoor deze ongemotiveerde indruk kunnen zijn:• Als cliënten door een problematische situatie niet meer de energie hebben om stappen te

ondernemen richting hulpverlening;• Als cliënten de oorzaak van hun problemen buiten zichzelf leggen en wijzen op de moeilijk

veranderbare omstandigheden;• Als cliënten door slechte ervaringen wantrouwend staan ten opzichte van de hulpverlening

in het algemeen ('de zoveelste persoon die me komt vertellen wat ik verkeerd doe');• Als cliënten niet op de hoogte zijn van de mogelijkheden en de bereikbaarheid van

instanties.

De ervaring van veel jeugdpreventiewerkers in het JPP is echter dat de meeste cliënten inwerkelijkheid gemotiveerd zijn om veranderingen in hun directe leven te bewerkstelligen, endaarom de deur open willen zetten, eerst voor de politie en daarna voor dejeugdpreventiewerker.

De jeugdpreventiewerker kan de motivatie versterken door:

Page 23: De JPP-methode · tot april 2001, zullen meer producten geleverd worden. Naast deze JPP-handleiding verschijnt een handleiding voor een basistraining JPP, alsmede een invoeringswijzer

23

• De cliënt informatie te geven;• Goede vragen te stellen;• Een positieve en praktische insteek te kiezen;• De cliënt te laten zien dat het JPP de cliënt serieus neemt (betrouwbaar is en zich inleeft);• De cliënt te laten ervaren (‘leren’) dat hij weer invloed op zijn eigen leven kan hebben.

Motivatie afdwingen werkt niet. Motivatie verwijst niet naar een toestand, maar naar eenproces: motivatie is iets waar aan gewerkt moet worden!

b) Transculturele Communicatie en Interactie

Het transcultureel communiceren met cliënten is in feite een transculturele verdieping van eencoachende communicatiewijze. Hiervoor hebben we al geschreven dat een coachendecommunicatiewijze ruimte schept voor de eigen belevingswereld, de eigen vermogens, de eigenarticulatie en de eigen betekenisverlening van de cliënt, zonder dat deze meteengeïnterpreteerd en beoordeeld wordt vanuit een bepaald (‘westers’) referentiekader. Dit iseveneens de essentie van de communicatie met cliënten met een andere (etnisch)-cultureleachtergrond. Vraag blijft echter voor veel jeugdpreventiewerkers hoe ze adequaat kunnenomgaan met concrete culturele verschillen die ze tegenkomen in hun interactie met allochtonecliënten: bijvoorbeeld het al dan niet aankijken, andere wijzen van groeten, taalverschillen,verschillen in kijk op kwesties als opvoeden, onbekendheid met regels en procedures en hetmoeilijk kunnen achterhalen van onderliggende intenties en beweegredenen. Reden om in eenapart hoofdstuk 4 van het werkboek JPP in te gaan op het TOPOI-model20 dat handvattenaanreikt voor het opsporen van mogelijke verschillen en misverstanden en het weeropentrekken van de communicatie.

In het kader van dit hoofdstuk volstaan we met alvast de volgende transcultureleaandachtspunten:• Het zien en benaderen van cliënten in de eerste plaats als cliënt, als jeugdige, als ouder of als

opvoeder en pas in tweede instantie op zoek gaan naar de culturele verscheidenheid en debetekenis er van voor de hulpverlening.

• Een open betrokken houding en een persoonlijke (niet zakelijke) benadering: het kunnenvoelen en tonen van oprechte interesse in de leefgewoonten, normen en waarden van decliënt. Hierdoor voelt de cliënt zich begrepen en erkend.

• Dit erkennen van de culturele verschillen als opstap nemen voor de dialoog met de ander:het zo nodig bespreekbaar maken van culturele verschillen. Hiermee voorkomt dejeugdpreventiewerker dat hij culturele verschillen in gedrag, opvattingen, waarden ennormen slechts passief respecteert en tolereert.

• Het reflecteren, kritisch afwegen van de eigen opvattingen en vanzelfsprekendheden. Dejeugdpreventiewerker gaat er niet vanzelfsprekend van uit dat de cliënt dezelfdeopvattingen, waarden en normen deelt. De jeugdpreventiewerker onderzoekt en vraagt nabij de cliënt. Ook collega’s kunnen elkaar aanspreken op deze vanzelfsprekendheden inieders denken en doen.

• Het zich globaal op de hoogte stellen van belangrijke achtergrondgegevens van de groepencliënten waarmee de jeugdpreventiewerker werkt: onder andere het geloof, de buurt, desociaal-economische positie, de landen van herkomst en de migratiegeschiedenis

Ten slotte geven we een overzicht van het methodisch kader van de JPP-methode.

20 Hoffman 2001.

Page 24: De JPP-methode · tot april 2001, zullen meer producten geleverd worden. Naast deze JPP-handleiding verschijnt een handleiding voor een basistraining JPP, alsmede een invoeringswijzer

24

2.5 Overzicht van het methodisch kader van de JPP-methode

PresentieTransculturele grondhouding

InterventieMethodisch handelen:a) Leefgebiedenbenaderingb) Competentiegerichtc) Cliëntparticipatie

Communicatie & Interactie:a) Coachendb) Transcultureel

Het methodisch kader van de JPP-methode bestaat uit twee niveaus:1) de presentie: de transculturele grondhouding2) de interventie: het methodisch handelen en de communicatie en interactie als de

grondvorm van het methodisch handelenHet eerste niveau van de presentie is de transculturele grondhouding van dejeugdpreventiewerker van waaruit hij methodisch handelt. Deze grondhouding van dejeugdpreventiewerker is die van aandachtige betrokkenheid van de jeugdpreventiewerker bijzijn cliënt: het-er-zijn voor de ander.In deze aandachtige betrokkenheid bij de ander gaat het om het zich diepgaand kunnen inlatenmet het anders-zijn van de cliënt. Vandaar dat presentie tevens de kern is van een transculturelehulpverlening die ook het JPP kenmerkt met zijn (culturele) diversiteit aan cliënten.

Vanuit zijn transculturele grondhouding van het-er-zijn voor de cliënt zoekt dejeugdpreventiewerker naar aanknopingspunten om methodisch te interveniëren. Dit doelmatigen planmatig ingrijpen gebeurt in de vorm van communicatie en interactie met de cliënt.Het methodisch handelen van de jeugdpreventiewerker in de verschillende hulpverleningsfasenwordt hierbij geleid door drie handelingsperspectieven:

1) De Leefgebiedenbenadering: de leefgebieden en sociale netwerkbenadering2) Het Competentiegericht werken: het ontwikkelen en versterken van de competenties

van de cliënt3) De bevordering van de Cliëntparticipatie: vertrekpunt en uitgangspunt van de

hulpverlening is de cliënt als centrale actor

Om deze drie handelingsperspectieven te kunnen realiseren is de communicatie en interactie vande jeugdpreventiewerker met zijn cliënt coachend en transcultureel van karakter. Dit wilzeggen dat de communicatie en interactie van de jeugdpreventiewerker coachend ruimte scheptvoor de eigen belevingswereld,de eigen antwoorden, keuzes, competenties, woorden en deeigen betekenisverlening van zijn cliënten en daarmee tevens transcultureel recht doet aan hunculturele diversiteit!

Page 25: De JPP-methode · tot april 2001, zullen meer producten geleverd worden. Naast deze JPP-handleiding verschijnt een handleiding voor een basistraining JPP, alsmede een invoeringswijzer

25

DEEL II. VAN AANMELDING TOT EN MET HULPVERLENINGSPLAN

Tot nu toe is in deze handleiding vooral het concept van ‘hulpverlening op maat’ uitgewerkt:het is belangrijk om aan te sluiten bij een cliënt, in te voegen in het cliëntsysteem en uit te gaanvan de wensen en behoeften van de cliënt. Dit moet natuurlijk niet leiden tot een situatiewaarin de hulpverlener een passieve, volgzame figuur is, die als een spons alle wensen enbehoeften van de cliënt ‘opzuigt’. Nee, de hulpverlener is een actieve partner van de cliënt diesamen met de cliënt op zoek gaat naar een verbetering van de situatie.Het is helemaal niet zo gemakkelijk om goed zicht te krijgen op de wensen en behoeften diecliënten in dat verband hebben; dat geldt zeker voor de cliënten die in het begin nog nietduidelijk kunnen omschrijven wat de last is die ze ervaren, welke veranderingen zij in hun levenwensen en welke hulp een jeugdpreventiewerker hen zou kunnen bieden. In dit deel wordt eenaantal stappen beschreven die de jeugdpreventiewerker in deze fase systematisch kandoorlopen. Deze stappen biedende jeugdpreventiewerker voldoende houvast om goed zicht tekrijgen op de vragen die de cliënt heeft en – in het verlengde daarvan - op de inhoud en hetproces van de feitelijke hulpverlening.

Achtereenvolgens worden de fasen besproken die in de feitelijke hulpverlening teonderscheiden zijn:• De taken van de politie: signaleren, taxeren en aanmelden (hoofdstuk 3)• Het eerste contact met de cliënt (hoofdstuk 4)• Het eerste gesprek (hoofdstuk 5)• Maken van een probleemanalyse (hoofdstuk 6)• Opstellen van hulpverleningsplan (hoofdstuk 7)• Interventies en evaluaties (hoofdstuk 8)• Afronding en nazorg (hoofdstuk 9)

Gezien de beperkte tijd (een kortdurende, intensieve hulpverlening van maximaal driemaanden) en de diversiteit van cliënten (hun problemen, mogelijkheden en wensen) is het vanhet allergrootste belang om de hulpverlening planmatig, doelgericht en actief in te richten.Onderstaande hoofdstukken zullen ingaan op welke wijze die planmatigheid te realiseren is.

Was het vorige deel vooral informatief van aard, dit deel zal instructief zijn: op een zo concreetmogelijk wijze handelingsalternatieven aanreiken.

Page 26: De JPP-methode · tot april 2001, zullen meer producten geleverd worden. Naast deze JPP-handleiding verschijnt een handleiding voor een basistraining JPP, alsmede een invoeringswijzer

26

Hoofdstuk 3. De taken van de politie: signaleren, taxeren en aanmelden

3.1 Inleiding

Zoals eerder opgemerkt lopen de aanmeldingen voor het JPP in principe via de politie. De laatstejaren is het JPP steeds bekender geworden bij onder andere leerkrachten, schoolartsen enjongerenwerkers. Via overleg in diverse netwerken van professionals (zoals buurtnetwerkenjeugdhulpverlening of jeugdpreventie-teams (JPT’s) kun je als jeugdpreventiewerker ook viadeze verwijzers aanmeldingen binnenkrijgen. Daarbij is wel nodig dat je nagaat of er sprake isvan probleemgedrag of licht delictgedrag, oftewel of er een link is naar de politie.Hetzelfde geldt voor de situatie dat jongeren of ouders andere jongeren of ouders op hetbestaan van een JPP wijzen.

In de praktijk blijkt dat het eerste contact vanuit de vindplaats politie erg belangrijk is omcliënten te motiveren voor contact met jou als hulpverlener. In dat verband wordt wel gesprokenvan een ‘hefboomfunctie’ van de politie: zij vergemakkelijken de stap die cliënten zetten naarde JPP-hulpverlening. Omdat de politie daarbij ook het wettelijk gezag vertegenwoordigt, is erdus ook regelmatig sprake van een zekere vorm van drang. Toch zullen weinigpolitiefunctionarissen dit element benadrukken. De politie is er vooral op gericht om haar zorguit te spreken en om - uitgaande van vrijwilligheid - de drempel voor hulpverlening bij cliëntente verlagen. De politie voert in dit kader drie te onderscheiden taken uit: signaleren, taxeren enaanmelden.21

3.2 Signaleren

De signalering van probleemgedrag door de politie is het vertrekpunt van de JPP-hulpverleningen dus is het logisch dat verreweg de meeste aanmeldingen bij het JPP via de politie tot standkomen. In veel gevallen is de politiefunctionaris al langere tijd op de hoogte vanprobleemgedrag bij een bepaalde jongere of bekend met problemen in een bepaald gezin,bijvoorbeeld op grond van eigen observaties of op grond van berichten van derden. Elkebasispolitiefunctionaris heeft in dit verband een signaleringsfunctie.Daarnaast zijn er politiefunctionarissen die Jeugd als aandachtsveld hebben. Zij participeren inallerlei netwerken die rondom jongeren zijn georganiseerd en zijn actief met allerleipreventieactiviteiten en voorlichting op scholen. Om deze activiteiten zo goed mogelijk uit tevoeren volgen politiefunctionarissen regelmatig allerlei relevante cursussen in het kader van hetthema ‘Jeugd’.

3.3 Taxeren

Op grond van één of meer signalen kan de politiefunctionaris besluiten om een taxatiegesprekte organiseren met een jeugdige of met zijn of haar ouders. Meestal betreft het een gesprek van± 30 minuten, waarin de politiefunctionaris probeert te achterhalen op welke leefgebieden zichproblemen voordoen en waarin hij de ouders probeert te motiveren om hulp vanuit het JPP teaccepteren. In principe worden de taxatiegesprekken gevoerd door politiefunctionarissen diedaarvoor zijn opgeleid.Als blijkt dat de problemen in het gezin zorgelijk zijn en de politiefunctionaris vermoedt dat hetgezin niet of nauwelijks in staat is de problemen zelf op te lossen, dan stelt hij het gezin voorom de hulp van het JPP in te roepen. Vanuit zijn functie kan de politiefunctionaris dat op eendringende wijze doen, juist als het gezin weinig gemotiveerd lijkt te zijn. Immers de politie heeftook nauwe contacten met de justitiële kant van de jeugdzorg: de jeugdbescherming. Als

21 Zie de instructievideo die gebruikt wordt in de training van politiefunctionarissen: ‘De signalerings- entaxatiefunctie van de regiopolitie Brabant-Zuidoost in het Jeugd Preventie Project’

Page 27: De JPP-methode · tot april 2001, zullen meer producten geleverd worden. Naast deze JPP-handleiding verschijnt een handleiding voor een basistraining JPP, alsmede een invoeringswijzer

27

kinderen ernstig in hun ontwikkeling bedreigd worden, vindt sowieso een aanmelding plaats bijde Raad voor de Kinderbescherming. In lichtere gevallen volstaat een aanmelding bij het JPP.

3.4 Aanmelden bij het JPP

Op grond van de uitkomst van het taxatiegesprek besluit de politiefunctionaris of ‘de zaak’ aande jeugdpreventiewerker over te dragen. Hierbij spelen de volgende vragen een rol:• Is er bij de problematiek van dit gezin nog geen hulpverlenende instantie bij betrokken?• Is er sprake van een zekere bereidheid bij het gezin om samen met een hulpverlener iets

aan de problemen te doen?• Is er een positief hulpverleningsresultaat te verwachten?

Soms gebeurt dat in een wat officiëler kader, zoals een briefing op het politiebureau waarbij jeals jeugdpreventiewerker aanwezig bent. Vaak gaat het om een mondelinge overdracht van depolitiefunctionaris die de taxatie heeft uitgevoerd aan de jeugdpreventiewerker die met dezaak aan de slag gaat. Je kunt van de politiefunctionaris een mondelinge overdrachtverwachten alsmede een taxatierapport (zie bijlage 1) waarin vermeld staan:• Belangrijke personalia• De leefgebieden waarin de problemen zich volgens de taxatie bevinden• Globale probleemomschrijving• Bijzonderheden ten aanzien van de omgeving en de hulpverleningsmogelijkheden.

De politiefunctionaris heeft de ‘toekomstige JPP-cliënt’ tijdens het taxatiegesprek al voorbereidop je komst (‘iemand van het JPP'). Voordat je contact legt met het gezin, heb je van debetreffende politiefunctionaris meestal al wat uitgebreidere achtergrondinformatie gekregen,met name over de gezinssamenstelling en de problematiek die speelt. Verder kan depolitiefunctionaris zijn indruk geven van de aanwezige motivatie voor hulp.Behalve uit het taxatiegesprek door de politie kun je informatie over het gezin verkrijgen uitandere observaties door de politie en bijvoorbeeld contacten met andere instanties. Dit stelt jouin staat om je beter voor te bereiden op het eerste gesprek. Het is je taak om dezevoorinformatie zorgvuldig te wegen in het eerste gesprek met de cliënt. Bijvoorbeeld met devolgende vraag: ‘Ik heb van …….. begrepen dat jullie ……….. Klopt dat?’

Tot slot: in uitzonderingsgevallen kan het zinvol zijn dat de politiefunctionaris hettaxatiegesprek voert met de jeugdpreventiewerker er bij. We denken daarbij bijvoorbeeld aancomplexe situaties waarbij de politiefunctionaris ondersteuning wenst van een ervarenhulpverlener. Ook kan het zijn dat een cliënt de afgelopen periode al met meerdere instanties temaken heeft gehad. Een taxatiegesprek met de politie plus een eerste gesprek met jou alsjeugdpreventiewerker met deels dezelfde inhoud kan belastend zijn voor deze cliënt en onnodigdrempelverhogend: ‘Moet ik nou alweer hetzelfde verhaal vertellen?'

Page 28: De JPP-methode · tot april 2001, zullen meer producten geleverd worden. Naast deze JPP-handleiding verschijnt een handleiding voor een basistraining JPP, alsmede een invoeringswijzer

28

Hoofdstuk 4. Het eerste contact met de cliënt

4.1 Snel na de taxatie

Wanneer de zaak door de politiefunctionaris aan jou overgedragen is, neem je zo snel mogelijk,maar uiterlijk binnen 48 uur, contact op met het gezin van de jeugdige die is aangemeld. In demeeste gevallen zal het gaan om een telefonisch contact, waarbij het er vooral om gaat dat jeeen afspraak maakt voor een eerste huisbezoek.Sommige cliënten zullen niet telefonisch bereikbaar zijn: zij hebben geen telefoonaansluiting ofhebben een geheim nummer. In dat geval zal de jeugdpreventiewerker rechtstreeks ophuisbezoek gaan om contact te krijgen met het gezin.Om de hefboomfunctie van de politie waar te kunnen maken is het belangrijk om het eerstecontact snel te leggen, dat wil zeggen binnen 48 uur. Snelheid is gewenst omdat het voorwerkvan de politie om de cliënt tot hulpverlening te motiveren dan voortgezet kan worden. Hetbelang van contact met het JPP is dan nog duidelijker voor de cliënt. Cliënten blijken het zeer tewaarderen dat jeugdpreventiewerkers zo snel komen.

4.2 Telefonisch contact

In het telefoongesprek stel je je als hulpverlener vriendelijk en aandachtig luisterend op. Je bentje bewust van je transculturele grondhouding: aandachtig, respectvol en open (zie paragraaf2.2). Je leidt het gesprek en houdt daarbij zoveel mogelijk rekening met de volgendegespreksopbouw:

a. Stel jezelf voor;b. Zeg dat je belt naar aanleiding van het gesprek dat het gezin (of een van de kinderen)

onlangs heeft gehad met de politie (eventueel naam noemen van politiefunctionaris die hettaxatiegesprek heeft gevoerd);

c. Zeg dat je namens het JPP belt en leg nog even kort uit wat het JPP is;d. Zeg dat je nu belt om een afspraak te maken voor een eerste gesprek;e. Overleg met de cliënt waar dat gesprek het beste kan plaatsvinden;f. Overleg met de cliënt wie er bij het gesprek aanwezig moeten zijn (check of jouw idee

daarover overeenkomt met dat van de cliënt; zo niet, probeer samen tot een werkbareafspraak te komen);

g. Herhaal zo nodig voor de duidelijkheid wat is afgesproken;h. Neem op een positieve en vriendelijke manier afscheid.

Vanzelfsprekend pas je je in het gesprek aan bij de inbreng van de cliënt en houd je geenstandaardverhaal.

4.3 Crisissituatie

Het kan zijn dat uit de informatie van de politie of het eerste telefonisch contact duidelijk wordtdat er sprake is van een crisissituatie; een situatie waarin het dagelijkse functioneren van hetgezin ernstig verstoord wordt en onmiddellijke interventie noodzakelijk is. In dat geval zal jeeerst moeten bedenken welke vorm van crisisinterventie gewenst is:• Vanuit het JPP• Crisisdienst van Bureau Jeugdzorg of AMW• Crisisdienst van de GGZ (Riagg)

Wanneer je besluit tot een crisisinterventie vanuit het JPP zul je er voor moeten zorgen dat eenjeugdpreventiewerker zo snel mogelijk naar het gezin toegaat: jijzelf of een collega. Houd in jeagenda ruimte voor dergelijke spoedeisende klussen. Daarbij is het flexibel kunnen inspelen opnieuwe situaties en werkzaamheden belangrijk.

In het werkboek gaan we in op de hulpverlening bij crisissituaties.

Page 29: De JPP-methode · tot april 2001, zullen meer producten geleverd worden. Naast deze JPP-handleiding verschijnt een handleiding voor een basistraining JPP, alsmede een invoeringswijzer

29

Hoofdstuk 5. Het eerste gesprek: verheldering van de hulpvraag

5.1 Inleiding

Het eerste 'face to face'-gesprek regel je binnen 48 uur na het (telefonische) contact. In datgesprek vindt een uitgebreidere kennismaking en een oriëntatie op de hulpvraag plaats. Jeloopt met de cliënt de leefgebieden langs. Op deze manier krijg je niet alleen zicht op deproblemen en de door cliënt ervaren last, maar ook op de dingen die goed gaan, demogelijkheden en de krachten.

5.2 De deelnemers

In principe heb je eerst een gesprek met de ouders22. Zelfs wanneer de jeugdige de ‘aangemeldecliënt’ is, is het belangrijk om de ouders direct bij de hulpverlening te betrekken. Debelangrijkste argumenten daarvoor zijn:1. De ouders zijn primair verantwoordelijk voor het gedrag van hun (minderjarige) kinderen en

dus is het reëel om hen op die opvoedingsverantwoordelijkheid aan te spreken.2. De ouders zijn onmisbaar bij het vergroten van de zelfredzaamheid en bij het verbeteren

van het maatschappelijk functioneren van het gezin als geheel.3. Zelfs wanneer de aandacht sterk op de jeugdige is gericht, is de medewerking van ouders

belangrijk voor het beklijven van het effect van de hulpverlening.

Er zijn uitzonderingen mogelijk op bovenstaande regel. Soms is het nodig dat je eerst met dejeugdige praat en daarna met de ouders, bijvoorbeeld als de relatie tussen jeugdige en oudersernstig verstoord is.Wanneer de jeugdige wat ouder is (12+) is het over het algemeen zinvol om het kind direct bijhet gesprek met de ouders te betrekken. Daarna kan je altijd nog een afspraak maken om methet kind apart te spreken, bijvoorbeeld omdat het kind zonder directe controle door de ouderswat meer vrijuit kan spreken. Het mag echter nooit zo zijn dat je je profileert als een maatjevoor de jongere tégen de ouders.In enkele situaties hebben de ouders een voorkeur voor een eerste gesprek met anderen erbij,bijvoorbeeld grootouders of andere familieleden.

5.3 Invoegen in het leefsysteem van de cliënt

Het eerste gesprek vindt meestal thuis bij de ouders plaats. Als je op huisbezoek gaat word jeonvermijdelijk onderdeel van dat leefsysteem, in ieder geval voor de tijd van dat bezoek. Ophuisbezoek gaan doet een groot appèl op je vaardigheden om in te voegen in dat systeem (ziehoofdstuk 2 over presentie en communicatie). Het is een hele kunst om een goed evenwicht tevinden tussen enerzijds aan te sluiten bij de cliënt(en) en tegelijkertijd een zekere professioneledistantie te behouden. Het is moeilijk om hier regels voor te stellen. In ieder geval geeft het JPPeen prioriteit aan de transculturele grondhouding: het 'er zijn' en ‘naast de cliënt gaan staan’.

Flexibiliteit en creativiteitOpereren in de thuissituatie vraagt veel van de sociale en communicatievaardigheden. Vooralspontaniteit, flexibiliteit, relativeringsvermogen, creativiteit en humor zullen je goed van paskomen.Wanneer je bij mensen thuis werkt, kom je voor veel onverwachte situaties te staan: zowel leukeals minder leuke. Voorbeelden zijn: kinderen, familieleden of buren die onverwachts binnen 22 Wij hebben ontdekt dat verschillende jeugdpreventieprojecten in Nederland verschillende keuzen makenmet betrekking tot de vraag wie zij primair als cliënt beschouwen. Voor sommige JPP-en zijn dat heelduidelijk de jeugdigen, voor andere juist de ouders. Mogelijk hangt deze keuze samen met de leeftijd vande doelgroep; wanneer een JPP zich vooral op oudere jeugd richt, ligt een aanpak gericht op de jongerenzelf wellicht meer voor de hand dan wanneer er relatief veel 12-minners tot de doelgroep behoren.

Page 30: De JPP-methode · tot april 2001, zullen meer producten geleverd worden. Naast deze JPP-handleiding verschijnt een handleiding voor een basistraining JPP, alsmede een invoeringswijzer

30

komen ‘vallen’, een telefoongesprek dat tussendoor komt, een kind dat een ongelukje heeftgehad en huilend binnenkomt, grote honden die dreigend blaffen achter de deur, etc. Vrijweliedere jeugdpreventiewerker kan uit eigen ervaring voorbeelden noemen van dergelijkeconfrontaties.

5.4 Invoegen: aansluiten bij cliënten

In de eerste fase van het hulpverleningsproces is contact leggen een belangrijk onderdeel.Contact krijgen is nooit een doel op zich, maar is een voorwaarde om de hulpverlening op gangte brengen en te houden.Je moet er rekening mee houden dat de meeste cliënten op het moment dat je voor het eerst opbezoek komt, nog niet precies voor ogen hebben wat er zou moeten veranderen en hoe jij daarals jeugdpreventiewerker bij zou kunnen helpen. In hulpverlenertermen: zij hebben nog geeneigen hulpvraag. In het contact met de politiefunctionaris hebben zij al gesproken over huneigen situatie en de mate waarin ze zelf een last ervaren. Daaruit voortvloeiend hebben zijwaarschijnlijk ook wel het idee dat er iets aan de problemen gedaan kan worden. Het zalduidelijk zijn dat het er in deze beginfase vooral op aankomt dat je gaat 'invoegen’ (aansluitenbij de cliënt).Bij invoegen zijn de volgende vier activiteiten van belang:

Open en positief communicerenOpen en positief communiceren23 kan plaatsvinden door:• Je richt je op mogelijkheden (in plaats van op onmogelijkheden) en dingen die goed gaan

(in plaats van op problemen);• Je benoemt dingen positief en gebruikt de techniek van ‘ik-boodschappen’ (bijvoorbeeld niet

zeggen: ‘Het is altijd zo onrustig met de kinderen erbij’, maar: ‘Ik zou het prettig vinden omeen keer in alle rust met jullie door te praten over ……..)’.

Aansluiten bij het tempo en de thema’s van de cliëntHet is vooral in de beginfase belangrijk om je grondhouding (zie hoofdstuk 2) goed in de gatente houden. Daarbij let je sterk op het tempo dat de cliënt aan kan en voor de richting die hijaangeeft: waar moet het over gaan en waarover niet. Daarbij moet je er vooral op attent zijnom niet je eigen ideeën over wat goed zou kunnen zijn voor de cliënt op de cliënt teprojecteren, laat staan ‘door te drukken’.Je luistert vooral naar wat de cliënt zelf omschrijft als probleem of last. Het luisteren is eenactief, betrokken en vragend opstellen naar de cliënt. Je bent erop gericht de cliënt aan hetdenken te zetten en daarmee te activeren. De cliënt gaat dan zelf zoeken naar de antwoordendie hem gesteld worden. Vragen van de jeugdpreventiewerker zijn bijvoorbeeld: Wat is erprecies aan de hand? Wat gaat er wel goed en wat niet? Welke veranderingen wenst u? Heeft uideeën hoe u die veranderingen kunt bewerkstelligen?In het boek ‘Helpen = leren’ wordt deze manier van vragen stellen methodisch uitgewerkt.24

De taal en cultuur van de cliënt verstaanEen ander element van ‘invoegen’ is het leren verstaan en spreken van de taal van de cliënt. Hetis belangrijk dat de je je ‘eigenheid’ laat zien; laat zien ook een gewoon mens van vlees en bloedte zijn. Waar het vooral om gaat is dat cliënt en jij in staat zijn om een effectieve communicatieop te bouwen. Dat is vaak al ingewikkeld genoeg. Er kan sprake zijn van grote cultuurverschillentussen beide. Het kan nodig zijn om uitspraken van de cliënt steeds te vertalen naar hunfeitelijke bedoeling. Het is over het algemeen voor hulpverleners een hele kunst om woorden engedrag zo te kiezen dat ze gemakkelijk en in hun juiste bedoeling kunnen worden begrependoor de cliënt.

23 zie ook paragraaf 2.1: de transculturele grondhouding en 2.2: communicatie en interactie24 Zie N. van Riet en H. Wouters, Helpen = leren, emanciperende hulpverlening als methode van hetmaatschappelijk werk, Dekker & v.v. Vegt, Assen,1993

Page 31: De JPP-methode · tot april 2001, zullen meer producten geleverd worden. Naast deze JPP-handleiding verschijnt een handleiding voor een basistraining JPP, alsmede een invoeringswijzer

31

Betrouwbaar en geloofwaardig handelenEen laatste element dat van belang is in relatie tot invoegen is vertrouwen. Wanneer cliëntenniet uit eigen beweging naar de hulpverlener zijn toegegaan, moet je er rekening mee houdendat de cliënt jou met wantrouwen tegemoet treedt. Dit kan te maken hebben met het feit datde cliënt vindt dat hij geen hulp nodig heeft, of met het feit dat de cliënt een of meer negatieveervaringen heeft opgedaan met eerdere hulpverlening en er geen vertrouwen meer in heeft datdaar iets zinvols uit kan komen.Probeer om stap voor stap het vertrouwen van cliënten te winnen door betrouwbaar tehandelen: afspraken nakomen, terugkomen op wat een cliënt heeft verteld, iets praktisch doen(formulier invullen) of regelen (een instantie bellen). Geef daarbij ook aan dat alle informatiedie de cliënt geeft vertrouwelijk is en dus ook niet aan de politie wordt verstrekt (dejeugdpreventiewerker heeft een geheimhoudingsplicht).

5.5 Structuur van het eerste gesprek

Het eerste gesprek kent in principe de volgende opbouw van acht stappen:1. Stel de cliënten op hun gemak;2. Introduceer jezelf;3. Vertel de rechten van de cliënt op het gebied van privacy, inzage en klachten;4. Vertel de aanleiding en doel van dit eerste gesprek;5. Vraag naar de actuele situatie;6. Vraag naar de wensen en verwachtingen van de cliënt, ga na wat de motivatie voor hulp is;7. Vraag door over de situatie van de cliënt en gebruik daarbij de zes leefgebieden. Vraag naar

de ervaren last (problemen, knelpunten) op dit moment en ook naar zaken die goed gaan.Neem hier de tijd voor;

8. Check middels een samenvatting of de informatie van de cliënt goed overgekomen is.

We lichten de genoemde stappen hieronder kort toe.

1. Op gemak stellenVoordat het feitelijke gesprek begint, is het belangrijk om kort over iets heel anders te pratenmet de cliënt. Dit heeft vooral een ‘sfeerbevorderend’ karakter, of zoals het ook wel wordtgenoemd, een kort gesprekje ‘om het ijs te breken’. Soms neemt de cliënt hierbij zelf hetinitiatief en dan kun je daar bij aansluiten. In het andere geval neem jij alsjeugdpreventiewerker het initiatief door een bepaalde vraag of opmerking:• 'Gôh, wat wonen jullie hier leuk'• 'Zijn jullie ook al druk met de sinterklaasboodschappen?'• 'Wat een heerlijk weer hè!'

2. Introduceer jezelfHoewel de cliënt jou verwacht en waarschijnlijk al weet wie jij bent, is het goed om nog evenkort te herhalen wie je bent en waar je voor komt:• 'Ik heb me door de telefoon al aan u voorgesteld, ik ben dus ……'• 'Ik werk als jeugdpreventiewerker bij het JPP, het JeugdPreventieProgramma'• Leg kort uit wat het JPP is en doet (check of de politiefunctionaris een folder gegeven heeft);• Voor veel cliënten is het belangrijk om nog even duidelijk te maken dat je niet voor of bij de

politie werkt, maar dat je nu optreedt als hulpverlener voor hen!

3. Rechten van de clientDe instelling waar het JPP aan verbonden is, heeft reglementen en protocollen ten aanzien vande privacy (geheimhouding), inzage in rapportage en de mogelijkheid te kunnen klagen overhet hulpaanbod (onder meer de bejegening).

4. Aanleiding en doel intakegesprekMaak een verbinding met het contact van de cliënt met de politie.Licht toe of leg uit wat het doel van dit eerste gesprek is.

Page 32: De JPP-methode · tot april 2001, zullen meer producten geleverd worden. Naast deze JPP-handleiding verschijnt een handleiding voor een basistraining JPP, alsmede een invoeringswijzer

32

voorbeeld‘Vorige week heeft u een gesprek gehad met de heer Gerretsen van de politie.Hij is naar u toegekomen omdat de politie zich zorgen maakt over uw zoonStefan. Stefan was betrokken bij de vernieling van een bushokje. In het gesprekheeft u duidelijk gemaakt dat er momenteel een aantal dingen niet goed gaat:Stefan spijbelt veel, en houdt zich ook thuis slecht aan de regels. Hij is erg brutaalen komt voortdurend te laat thuis. Klopt dat?

De politie heeft daarna met uw toestemming het JPP ingeschakeld. Ik ben vanhet JPP. Ik ben dus niet van de politie maar werk wel samen met de politie. Ik bener voor u. Ik wil samen met u kijken of ik u op de een of andere manier kanhelpen of steunen. En om er achter te komen hoe ik u het beste kan helpen, ishet belangrijk dat we samen een goed beeld krijgen van hoe het nu met Stefangaat, maar ook met jullie als gezin: wat gaat goed, waar hebben jullie last van,wat kunnen jullie zelf doen om Stefan te helpen, enzovoorts.

Vandaag ga ik u een paar vragen stellen, over verschillende onderwerpen, die wijbij het JPP ‘leefgebieden’ noemen, zoals school, vrije tijd, functioneren in hetgezin, etcetera. We gaan niet spitten in het verleden, maar juist kijken hoe dedingen nu gaan, wat kan verbeteren en welke positieve dingen we daarbij gaangebruiken.

Aan het eind van het gesprek wil ik graag van u horen wat u van mij verwacht.We kunnen samen afspraken over de komende tijd.Wat vinden jullie er van, zien jullie dat zitten?’

5. Vragen naar de actuele toestand of situatieAls opstapje naar het feitelijke gesprek vraag je hoe het momenteel met de cliënt is:• 'En, hoe gaat het (nu) met u / jullie?'• 'Is er nog iets bijzonders gebeurd de afgelopen dagen?'

6. Wensen, verwachtingen, motivatieCheck of de cliënt bereid is om door te gaan met het contact met het JPP. Sluit het JPP-aanbodaan bij de wensen en verwachtingen van de cliënt? Wil de cliënt deze hulp? Je nodigt de cliëntuit om iets te zeggen over wat hij van het JPP of van de hulpverlening verwacht. Het isbelangrijk om hier bij aan te sluiten: op die manier kun je werkelijk vraaggericht werken.Bovendien formuleert de cliënt in zijn wensen en verwachtingen tevens waar hij voorgemotiveerd is. Deze motivatie zul je later in de hulpverlening hard nodig hebben wanneer ereen aantal actieve stappen gezet moet worden.In dit gespreksonderdeel kan jij als jeugdpreventiewerker op jouw beurt duidelijk maken wat jevan de cliënt verwacht! Maak van deze gelegenheid gebruik door in ieder geval te benadrukkendat een jeugdpreventiewerker niet iemand is die alleen maar voor cliënt rent om van alles teregelen, maar dat hij juist zal proberen om een jeugdige of een gezin te stimuleren om zelf eenaantal dingen in het dagelijks functioneren op een positieve manier te veranderen.Geef ook aan dat JPP-hulpverlening kortdurend en intensief is, dat het de bedoeling is om inmaximaal drie maanden tijd daadwerkelijk verbetering te bewerkstelligen, bijvoorbeeldverlichting van problemen of vaardigheden om problemen te kunnen hanteren. Je kunt naar deervaringen van het JPP verwijzen: in het jaar 2000 konden 80% van de hulpverleningstrajectenworden afgerond, met andere woorden: in drie maanden kun je vaak veel bereiken.

7. Het doorvragen op de leefgebiedenWanneer duidelijk is geworden dat de cliënt aan dit gesprek wil meewerken begin je in eersteinstantie door te vragen op de problemen waarvan de cliënt zelf aangeeft last te hebben. Ditdoorvragen begint met een soort algemene oriëntatie, daarna wordt er meer structuuraangegeven door de benoemde problemen in een of meer leefgebieden te plaatsen. Je sluit aanbij het verhaal van de cliënt maar gebruikt voor jezelf de zes leefgebieden als kader.

Page 33: De JPP-methode · tot april 2001, zullen meer producten geleverd worden. Naast deze JPP-handleiding verschijnt een handleiding voor een basistraining JPP, alsmede een invoeringswijzer

33

De leefgebieden worden in het eerste gesprek alleen bevraagd wanneer deze relevant zijn inhet verhaal of in het perspectief van de cliënt. Het vragen stellen vanuit de leefgebieden kenteen zelfde opbouw: eerst enkele algemene en globale vragen en wanneer de antwoorden opdie vragen daar aanleiding toe geven worden er meer vragen gesteld, zodat er een meergedetailleerd beeld ontstaat. Pas op dat het intakegesprek geen vraag-en-antwoord spelletjewordt. Gebruik technieken als samenvatten en reflecteren om variatie in het gesprek aan tebrengen, bijvoorbeeld: ‘Goh, als ik zo naar jullie luister, krijg ik de indruk dat jullie in je vrije tijdbest veel dingen samen doen. Vinden jullie dat zelf ook of is er iemand die nog wel meer zouwillen?’In bijlage 3 is een formulier ‘Checklist voor het eerste gesprek' opgenomen, bedoeld alshulpmiddel voor het gesprek over de leefgebieden. We gaan er van uit dat de hulpverlenertijdens het eerste gesprek aantekeningen maakt, of de antwoorden in enkele steekwoordenachter de items noteert die op het formulier voorkomen. Leg even kort aan de cliënt uit waaromje tijdens het gesprek af en toe iets opschrijft.

8. Korte samenvatting van wat tot nu toe gezegd isWanneer de vragen over de zes leefgebieden zijn gesteld probeer je een eerste globalesamenvatting te geven. Zeg in die samenvatting iets over wat je opvalt (over de inhoud van watgezegd is, maar ook over de onderlinge relaties), over waar volgens jou vooral de problemenzitten waar straks aan gewerkt moet worden en vergeet niet te benadrukken wat in jouw ogengoed gaat (vgl. de ‘compenserende factoren’ uit het competentiemodel).Ga bij de cliënt na of hij zich in jouw samenvatting kan vinden; vraag eventueel om aanvullingenof correcties. Bedenk daarbij dat het voor een goede werkrelatie een voorwaarde is omeenzelfde beeld te hebben van problemen en van positieve zaken (sterke punten,compenserende factoren).

Voorbeeld'Jullie hebben met elkaar een heleboel verteld. Ik denk dat jullie hetbelangrijkste wel genoemd hebben. Ik ga nu alles op een rijtje zetten. Zeg hetmaar als je denkt dat het niet klopt:Tot jullie verhuizing twee jaar geleden ging alles in jullie gezin naar wens. Na deverhuizing kreeg Dennis andere vrienden en toen werd hij opstandiger enbrutaler. Enkele maanden geleden haalde hij rottigheid uit op straat, begondingen te vernielen. Jullie gingen hem meer straffen, soms zelfs huisarrest, maardat hielp allemaal niet. Dennis voelde zich in die tijd steeds ongelukkiger wordenen jullie konden hem niet goed meer bereiken. Jullie zouden graag weer watprettiger met elkaar om willen gaan.Verder noemen jullie ook positieve dingen: Dennis kan goed opschieten met zijnleerkracht, het gaat redelijk op school en hij gaat trouw twee keer in de weeknaar badminton.

Wanneer je de activiteiten zoals hierboven besproken in schema zet krijg je het overzicht zoalsin het schema hieronder. Voor de jeugdpreventiewerker kan dit schema een geheugensteuntjezijn (checklist), waarbij opgemerkt moet worden dat de volgorde niet vast ligt; depreventiewerker kan zelf een volgorde bepalen die het beste aansluit bij de sfeer en de inhoudvan het gesprek.

Figuur 2. Het eerste gesprek25 (de intakefase) in schema:

Contact maken Info geven Info vragen• Transculturele

grondhouding• Jezelf voorstellen• Belangstelling• Praatje• Geruststelling

• Aanleiding-aanloop (politie)• Rechten van de cliënt• JPP-werkwijze• Introductie intakegesprek• Doel intakegesprek• Werkwijze intakegesprek

• Toestemming checken• Actuele situatie• Wensen en verwachtingen

van cliënt• Leefgebieden• Samenvatting

25 Het eerste gesprek kan in de praktijk bestaan uit meerdere ontmoetingen

Page 34: De JPP-methode · tot april 2001, zullen meer producten geleverd worden. Naast deze JPP-handleiding verschijnt een handleiding voor een basistraining JPP, alsmede een invoeringswijzer

34

5.4 Geen intake volgens het boekje…

De weerbarstige praktijk van hulpverlening en de grote diversiteit aan situaties waarmee je alsjeugdpreventiewerker geconfronteerd wordt, maken flexibiliteit en creativiteit voor jouonmisbaar. Dit geldt ook voor de intakefase. Het is niet in alle situaties mogelijk om een eerstegesprek te voeren ‘volgens het boekje’, zoals in paragraaf 5.3 beschreven. We denken daarbijonder andere aan de volgende omstandigheden:• Het gezin of één van de gezinsleden verkeert in een crisissituatie;• De cliënt is nog niet toe aan een gestructureerd intakegesprek (is te emotioneel, te chaotisch

of te verward of wil vooralsnog geen hulp ontvangen;• De omstandigheden laten niet toe dat er een gestructureerd intakegesprek kan

plaatsvinden: te onrustig, te veel wisselende personen, te weinig tijd, etc.;• Het vergt veel meer dan één gesprek om de hulpvraag duidelijk te krijgen.

Neem in dergelijke gevallen de tijd om er achter te komen wat de cliënt in het bijzonderbezighoudt en ga daar op in. Ga ook na wat de cliënt wenst en waar jij hem als hulpverlenermee zou kunnen helpen, bijvoorbeeld met praktische zaken. Stel de cliënt daarna voor om hetintakegesprek op een ander tijdstip of op een andere plaats te voeren. Volg daarbij steeds dewens van de cliënt.

Een eerste gesprek kan ook onverwacht opleveren dat de hulpvraag ruim binnen één gesprekverhelderd wordt. In dit geval kunnen er al binnen dit eerste gesprek afspraken gemaaktworden over de aanpak.

Page 35: De JPP-methode · tot april 2001, zullen meer producten geleverd worden. Naast deze JPP-handleiding verschijnt een handleiding voor een basistraining JPP, alsmede een invoeringswijzer

35

Hoofdstuk 6. Het maken van een analyse

Wanneer de hulpverlener in het eerste gesprek de noodzakelijke informatie heeft verzameld zalhij een begin maken met de analyse van deze gegevens: wat is precies de betekenis van dedingen die door de cliënt gezegd zijn, zijn er verbanden te leggen tussen het een en wat zijnnaar het oordeel van de hulpverlener hoofd- en bijzaken in het verhaal van de cliënt?Om een probleemanalyse te kunnen maken onderscheiden wij twee hulpmiddelen die of los vanelkaar of gecombineerd te gebruiken zijn: de competentieanalyse en de netwerkanalyse.Bij de competentieanalyse kies je vooral voor de invalshoek 'gedrag, vaardigheden en factorendie dat versterken of bemoeilijken'. De netwerkanalyse is meer een inventarisatie van alle(sociale) contacten van de cliënt. Voor welke analyse je kiest hangt onder meer af van de doorde cliënt ervaren last: betreft deze last voornamelijk het gedrag en eisen (taken) in de directeleefomgeving (gezin) of zijn er waarschijnlijk belemmeringen in het sociale netwerk (contactenmet andere, voor de cliënt belangrijke personen).

6.1 Competentieanalyse

De mogelijkheden van de competentieanalyse als hulpmiddel in de hulpverlening aan jeugdigenen hun ouders staan beschreven in paragraaf 4.5 van de publicatie 'Kort Ambulant' vanSpanjaard en Van Vugt26.Een competentieanalyse is een uitstekend hulpmiddel voor het ordenen en het met elkaar inverband brengen van probleemfactoren. Bij een competentieanalyse maakt de hulpverlener alshet ware de balans op. Voordat we ingaan op de vraag hoe je een competentieanalyse uitvoertwillen we kort ingaan op de termen die bij de analyse een belangrijke rol spelen.Spanjaard en Van Vugt definiëren competentie als de mate waarin iemands gedrag tijdenstaken, die deel uitmaken van het alledaagse leven, als adequaat wordt beoordeeld (zie bijlage2). In het schema van het competentiemodel is te zien dat competentie wordt beïnvloed doorstressoren en protectieve factoren. Een cliënt wordt als competent beoordeeld als er een even-wicht bestaat tussen de taken waarvoor hij wordt gesteld en de vaardigheden die de jongereen/of de ouder heeft om deze te volbrengen.Bij het maken van een competentieanalyse gaat het er enerzijds om de protectieve factoren enaanwezige vaardigheden in het leven van de cliënt in kaart te brengen, anderzijds de stressoren,ontbrekende vaardigheden en eventuele pathologie. Het model biedt veel mogelijkheden omaan te sluiten bij en gebruik te maken van de aanwezige kwaliteiten en sterke kanten vancliënten en van hun sociale netwerk; dat geldt zowel voor jeugdigen als voor ouders.

1. Analyse van sterke en zwakke puntenHieronder volgen de stappen die doorlopen worden om een competentieanalyse te maken:• Maak een eerste analyse van sterke en minder sterke punten in twee kolommen• Zet in de linkerkolom zoveel mogelijk sterke kanten van de cliënt: vaardigheden en

protectieve factoren. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de aanwezige steun vanuit het eigen sociale netwerk of de eigen persoonlijke veerkracht;

• Zet in de rechterkolom de problemen waar de cliënt mee te maken heeft (bijvoorbeeld te zware taken, vaardigheidstekorten, stressoren of eventuele psychopathologie).

2) Analyse van taken en vaardigheden• Spits de competentieanalyse toe op één of meerdere leefgebieden waar zich problemen

voordoen of waar aan gewerkt moet worden naar aanleiding van de hulpvraag van decliënt. Tijdens de taxatiefase is ook door de politiefunctionaris al vastgesteld op welkeleefgebieden de problemen zich vooral afspelen. Stel binnen die leefgebieden vast wat desterke punten zijn en welke aandachtspunten er zijn. Bij sterke punten gaat het omvaardigheden en protectieve factoren, bij aandachtspunten om vaardigheidstekorten (te

26 Spanjaard, H. en M. van Vugt, Kort Ambulant, Handleiding voor kortdurende ambulante jeugdzorggericht op competentievergroting, uitg. PI-Research Duivendrecht en NIZW Utrecht, 2000.

Page 36: De JPP-methode · tot april 2001, zullen meer producten geleverd worden. Naast deze JPP-handleiding verschijnt een handleiding voor een basistraining JPP, alsmede een invoeringswijzer

36

zware taken) en stressoren. Ook de invloed van eventuele psychopathologie kan hieraangestipt worden.

• Gebruik telkens wanneer je op het niveau van een specifiek leefgebied een nadere analysevan de verhouding tussen taken en vaardigheden maakt, het overzicht met sterke kantenvan de cliënt (van punt 1). De sterke kanten van de cliënt ten aanzien van het eneleefgebied kunnen zo gebruikt worden voor het oplossen van problemen ten aanzien vaneen ander leefgebied.

Hieronder volgt een voorbeeld van een competentieanalyse. Dit voorbeeld is ontleend aan ‘KortAmbulant’.De jeugdpreventiewerker heeft een eerste gesprek met een moeder en haar dochter Bianca.

VoorbeeldBianca is een meisje van dertien. Haar ouders zijn gescheiden toen zij vijf jaar was.Zij woont alleen bij haar moeder. Zij heeft veel ruzie met haar moeder over ‘vanalles en nog wat’. Op school zijn er enkele problemen omdat ze een slecht rapporthad en de leerkrachten haar regelmatig uit de les stuurden vanwege lastig gedrag.De mentor heeft haar moeder gebeld om haar te informeren over het ‘opstandigegedrag’ van Bianca op school (brugklas mavo). Dit gaf de aanleiding tot een fikseruzie thuis, onder andere met als gevolg dat moeder wil dat ze haarvrijwilligerswerk op de kinderboerderij stopzet.De hulpvraag van Bianca is hoe ze het thuis weer wat beter kan krijgen, hoe zeruzies met haar moeder moet aanpakken en haar vrijwilligerswerk kan behouden.De hulpvraag van moeder is hoe ze Bianca kan helpen om beter haar best te doenop school.

(Hierna volgt nog meer informatie)

Bovenstaande gegevens kun je er leefgebied kort en krachtig en op overzichtelijke wijze in vijfvelden weergeven:• Sterke punten – vaardigheden• Aandachtspunten – vaardigheidstekorten• Protectieve factoren• Stressfactoren• Mogelijke doelen en afspraken (aanknopingspunten voor de aanpak)

In schema ziet dat er als volgt uit:

1) Gezin en leefomgeving (opvoeding, gedrag, onderlinge omgang, buurt)sterke kantenvaardigheden

aandachtspuntenvaardigheidstekorten

mogelijke doelen &afspraken

• Komt goed voorzichzelf op

• Komt afspraken metmoeder na

• Luistert niet naarmoeder als ze boos is

• Kan moeilijk eencompromis sluiten

• Praat niet met moederover problemen opschool en twijfel overde toekomst

• Helderheid creërent.a.v. Bianca's wensent.a.v. school

• Kunnen praten overproblemen op schoolproblemen op schoolte bespreken

protectieve factoren stressfactoren• Zus van moeder heeft

eerder geholpen omruzies tussen M. enmoeder op te lossen

• De mogelijkheidonderzoeken om zusvan moeder in tezetten

Page 37: De JPP-methode · tot april 2001, zullen meer producten geleverd worden. Naast deze JPP-handleiding verschijnt een handleiding voor een basistraining JPP, alsmede een invoeringswijzer

37

2) Onderwijssterke kantenvaardigheden

aandachtspuntenvaardigheidstekorten

mogelijke doelen &afspraken

• Heeftdoorzettingsvermogenen de wil om iets tebereiken.

• Intelligent• Kan zich goed

presenteren

• Onvrede op school opandere manier lerenuiten

• Biedt geen weerstandaan verleiding om tegaan spijbelen (viavriendinnetje)

• Contact leggen metmentor om problemenop school te bespreken(met moeder?)

• Voor- en nadelen vanbepaalde gedragingen(lastig zijn op school,spijbelen)inventariseren

• Oefenen ‘nee’ zeggentegen de druk vanvriendinnetje om tegaan spijbelen

Protectieve factoren stressfactoren• Heeft een goed

contact met mentor.• Vriendinnetje heeft

slechte invloed• Overleg met mentor

over invloed vanvriendinnetje opBianca op school

Deze competentieanalyse kan samen met de cliënt gemaakt worden, maar ook in zijn afwezig-heid. Het voordeel van het maken van deze analyse in aanwezigheid van ouders of jeugdige isdat dit veel aanvullende informatie zal opleveren. Alleen hierdoor al kunnen cliënten meer gripkrijgen op hun situatie. Het nadeel is dat dit een erg ‘praterige’ aangelegenheid kan worden.Het is ook mogelijk achteraf (nadat de hulpverlener alle informatie op zich in heeft kunnenlaten werken en ‘in alle rust’ een analyse voor zichzelf gemaakt heeft) enkele uitkomsten van decompetentieanalyse te bespreken. De hulpverlener kan dan sterke punten van de ouders of dejongere bekrachtigen en suggesties doen voor verandering door eventuele aandachtspunten tenoemen. Vraag altijd of de cliënt zich in jouw analyse herkent.

Bij het maken van de competentieanalyse zal een hulpverlener vaak nog witte plekken in zijninformatie tegenkomen. Dit is niet erg: in de loop van de hulpverlening komt nieuwe informatiebeschikbaar - bijvoorbeeld door nieuwe observaties of doordat de jongere of de ouder bepaaldevaardigheden heeft geleerd. De competentieanalyse wordt op basis van deze informatieaangevuld en/of bijgesteld. Een goed en volledig ingevulde competentieanalyse zorgt er voordat de hulpverlener zich breed blijft inzetten en zich niet richt op slechts één of tweeleefgebieden.

De probleemanalyse wordt ondersteund met het formulier 'Probleemanalyse en Plan vanAanpak' (zie bijlage 4).

6.2 Netwerkanalyse

Een netwerkanalyse27 is een activiteit die de gegevens over het functioneren van het gezin (zoalsdeze in het eerste gesprek naar voren kwamen) ordent op drie leefgebieden:

1. Relaties: het herstellen/verbeteren van de relatie met het gezin waar de jongere uit komt;2. School en werk: het zoeken naar een geschikte school of opleiding;3. Vrije tijd: het zoeken naar geschikte arbeid of een zinvolle dagbesteding.

In de netwerkanalyse wordt het sociale netwerk rondom een jongere in kaart gebracht, meestalmet behulp van een sociaal diagram (ook wel ‘bolletjesschema’ genoemd). Deze werkwijze is

27 De term is ontleend aan literatuur over de Sociale netwerkbenadering van Jan van Susteren.

Page 38: De JPP-methode · tot april 2001, zullen meer producten geleverd worden. Naast deze JPP-handleiding verschijnt een handleiding voor een basistraining JPP, alsmede een invoeringswijzer

38

goed bruikbaar binnen de JPP-aanpak. Afhankelijk van wie primair als cliënt is gekozen kan ereen sociaal diagram gemaakt worden met de ouders en/of met de jongere.In een sociaal diagram worden de volgende zaken weergegeven:1. De jongere of het gezin; deze wordt centraal in het schema geplaatst2. De vindplaatsen; deze worden om de jongere of het gezin heen geplaatst3. De relatiewaardering; hiermee wordt de waardering van de relatie tussen jongere en

vindplaats aangegeven. Meestal gebeurt dit door een aantal plusjes (positief) of minnetjes(negatief) te plaatsen bij de pijl die de relatie aangeeft. Je zou het natuurlijk ook met eendikke of dunne lijn aan kunnen geven of met een bepaalde kleur.

Op deze wijze kunnen belangrijke personen 'ontdekt' worden voor de ouders en/of de jongere.

Hieronder is een voorbeeld opgenomen van een uitgewerkt sociaal diagram:

Voorbeeld sociaal diagram(ontleend aan de beschrijving van de Wegwijsmethode door Jan van Susteren)

Via een sociaal diagram kun je zicht krijgen op het sociale krachtenveld waarin de jongere ofeen gezin zich bevindt: het geeft informatie over zwakke en kwetsbare plekken, over bronnenvan spanning en over problematische en complexe relaties. Tegelijkertijd geeft het ookinformatie over steun uit de omgeving en over belangrijke personen die straks een rol kunnenspelen tijdens de hulpverlening of juist na afloop!Het sociaal diagram is niet gericht op het maken van allerlei psychologische verklaringen ofintra-psychische duidingen! Probeer de informatie die je uit het bolletjesschema verzamelt juistzoveel mogelijk in de actualiteit te plaatsen. Beoordeel op welke elementen uit het schema je deinterventies moet richten om straks zo succesvol mogelijk aan de hulpverleningsdoelen tewerken.

6.3 Voorbereiding op doelformulering

De competentie- en de netwerkanalyse kunnen diverse aanknopingspunten bieden voor dehulpverlening, het maken van keuzes van probleemgebieden en het formuleren van doelen. Deanalyses geven niet alleen zicht op het problematische aspecten (vaardigheidstekorten,

M IC H A EL

G ezin

V ader B roer

M oeder

P eergroupbij w inkelcentrum

S choolG ym -leraar

V rienden

+ ++ +

+ + -+ ++ +0+ +

+ ++ +

- 0

correlatielij

n

Page 39: De JPP-methode · tot april 2001, zullen meer producten geleverd worden. Naast deze JPP-handleiding verschijnt een handleiding voor een basistraining JPP, alsmede een invoeringswijzer

39

stressoren, ontbreken van sociale steun), maar ook op in te zetten positieve aspecten (reedsaanwezige vaardigheden en/of aanwezige sociale steun.

De probleemanalyse is een activiteit die op de overgang ligt van de fase van informatie-verzamelen (de intakefase) en de fase van planvorming. Dit laatste onderdeel wordt uitgewerktin hoofdstuk 7: het opstellen van een hulpverleningsplan.

Page 40: De JPP-methode · tot april 2001, zullen meer producten geleverd worden. Naast deze JPP-handleiding verschijnt een handleiding voor een basistraining JPP, alsmede een invoeringswijzer

40

Hoofdstuk 7. Het opstellen van een hulpverleningsplan: doelen enaanpak

7.1 Inleiding28

De JPP-methode stelt en realiseert in een betrekkelijk korte periode van maximaal drie maandendoelen. Het algemene doel is het vergroten van de zelfredzaamheid (competenties) van cliënten,waardoor de problematische situatie weer hanteerbaar wordt en waardoor een verslechtering inhet probleemgedrag wordt voorkomen. De werkwijze is zoals eerder gezegd kort, intensief,outreachend en vraaggericht. Daartoe is planmatigheid een belangrijke voorwaarde.

Om jeugdigen en hun ouders binnen een korte periode een zo goed en effectief mogelijkhulpaanbod te doen, is het - afhankelijk van de wensen en mogelijkheden van de betreffendecliënt - belangrijk om zo snel mogelijk concrete doelen te formuleren waaraan gewerkt gaatworden.Bij het stellen van doelen wordt gebruik gemaakt van de informatie die verkregen is uit heteerste gesprek (de eerste gesprekken) en uit de analyse van de hulpvraag. De eerste stap dievolgt op deze analyse is het maken van een selectie uit de veelheid aan informatie: welkeonderdelen van de problematiek die de cliënt onder woorden brengt hebben nu prioriteit? Ineerste instantie geeft de cliënt aan welke zaken hem het meest hoog zitten, welke dingen hij ineerste instantie wil aanpakken. De jeugdpreventiewerker kan dit beeld nog nuanceren door eenaantal kritische vragen te stellen.Ook vraagt de hulpverlener wat de cliënt wil bereiken met het aan de orde stellen van juist ditonderdeel van de problematiek. Op die manier nodigt de jeugdpreventiewerker de cliënt uit omiets te zeggen over de doelen die voor hem belangrijk zijn. Voor cliënten is dat vaak al een heleopgave: veel cliënten zijn geneigd om hun situatie te beschrijven in termen van last enproblemen en niet in termen van ‘wat wil ik (bereiken)?’. De jeugdpreventiewerker kan de cliënthelpen bij deze ‘vertaalslag’.Anders geformuleerd: de problematiek wordt samen met de cliënt vertaald in doelen. Op basisvan deze doelen maken jeugdpreventiewerker en cliënt afspraken over de aanpak. De doelen enafspraken over de aanpak leggen zij kort en bondig vast in een hulpverleningsplan. Zo nodigkunnen doelen en aanpak bij een tussentijdse evaluatie worden bijgesteld of aangevuld.Door de cliënt bij het stellen van doelen en werkpunten te betrekken, vergroot de hulpverlenerde motivatie en het zelfvertrouwen van de cliënt: jeugdigen en hun ouders willen des te harderaan de doelen werken wanneer het om hun eigen doelen gaat, wanneer ze merken dat erdaadwerkelijk iets gaat veranderen en dat ze invloed kunnen uitoefenen op zichzelf en hunomgeving.In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens ingegaan op het stellen van prioriteiten (paragraaf7.2), het concretiseren van doelen (paragraaf 7.3) en het maken van afspraken over de aanpak(paragraaf 7.4). Tenslotte wordt nog een aantal opmerkingen gemaakt over het evalueren enbijstellen van doelen (paragraaf 7.5) en over het gebruik van formulieren (paragraaf 7.6).

7.2 Het stellen van prioriteiten

In de eerste gesprekken heeft de jeugdpreventiewerker veel informatie van de cliënt gekregenover de achtergronden en aanleiding voor de aanmelding bij het JPP. Deze informatie kanbetrekking hebben op één of meer leefgebieden. Daarnaast heeft de cliënt al de gelegenheidgehad om zijn wensen en verwachtingen met betrekking tot de hulpverlening te verwoorden.In het vorige hoofdstuk hebben we gezien hoe de hulpverlener de veelheid aan informatie kanstructureren: met behulp van een competentieanalyse en het maken van een sociaal diagramwordt een aantal belangrijke aspecten van de problematiek of probleemsituatie ontrafeld en inkaart gebracht.

28 Ontleend aan Spanjaard, H., en M. van Vugt, Kort Ambulant, 2000, paragraaf 5.1 'Inleiding'

Page 41: De JPP-methode · tot april 2001, zullen meer producten geleverd worden. Naast deze JPP-handleiding verschijnt een handleiding voor een basistraining JPP, alsmede een invoeringswijzer

41

In deze fase van de hulpverlening legt de jeugdpreventiewerker aan de cliënt de meestopvallende zaken uit de eerste fase voor. Hij grijpt hierbij terug op zowel de informatie uit deeerste gesprekken als op het gesprek over de competentieanalyse / sociaal netwerk-analyse.Op grond van beide informatiebronnen nodigt de jeugdpreventiewerker de cliënt daarna uit omaan te geven op welk onderdeel van de hulpvraag de komende tijd de aandacht gericht zoumoeten zijn. Hij kan dat doen door vragen te stellen als:- 'Waar zou je de komende tijd het liefst aan willen werken?'- 'Wat zou je het liefst veranderd willen zien?'- 'Hoe zou ik jou daarbij kunnen helpen?'

Hieronder noemen we enkele voorbeelden van wensen tot verandering29:

A. Voorbeelden van wensen tot verandering van een alleenstaande ouder van een jong kind:- 'Ik wil leren hoe ik met andere ouders van kinderen uit de klas van mijn kind of uit de buurt

contact kan maken.'- 'Ik wil met mijn vriend afspraken maken over de opvoeding van mijn kind.'

B. Voorbeelden van wensen tot van verandering van een ouder van een puber:- 'Ik wil leren overleggen met mijn man over de taken van onze dochter in de huishouding.'- 'Ik wil leren hoe ik met mijn dochter van 14 jaar afspraken maak over uitgaan.'

C. Voorbeelden van wensen tot van verandering van een jongere:- 'Ik wil een kamer zoeken om zelfstandig te gaan wonen'.- 'Ik wil het contact met mijn vader verbeteren en hem vaker bezoeken'.

Om wensen tot verandering om te zetten in doelen, kun je werken met doelkaarten. Metdoelkaarten kun je expliciet vragen naar de wensen van de cliënt. Dit kan het stellen vanprioriteiten aanzienlijk vergemakkelijken30.Een doelkaart bevat een lijst met mogelijk veelvoorkomende wensen en behoeften betreffendeeen bepaald onderwerp. Bijvoorbeeld leefgebied vrije tijd (voor jongeren):

Ik zou graag: Meer geld hebben om uit te gaan Minder gokken Uit de buurt blijven van groepen op straat Muziek maken Dansen Minder drugs gebruiken Op een sportclub gaan etc

De cliënt kan aankruisen wat hij zou willen veranderen of wat volgens hem nu een probleem is.Daarna schrijft de hulpverlener de aangekruiste doelen op aparte strookjes papier en is het deopdracht aan de cliënt om de strookjes onder te verdelen in heel belangrijk, belangrijk en minstbelangrijk. Vervolgens vraagt de hulpverlener de cliënt om het stapeltje 'meest belangrijk' opvolgorde van belangrijkheid te leggen. De hulpverlener herformuleert in samenspraak met decliënt deze meest belangrijke wensen tot verandering tot zo concreet en haalbaar mogelijkedoelen (zie volgende paragraaf) en schrijft ze op (in het plan van aanpak).

7.3 Het formuleren van concrete en haalbare doelen

Wanneer duidelijk is geworden op welk onderdeel van de hulpvraag de aandacht gericht zalzijn, kan de volgende stap gezet worden: het formuleren van doelen. Dit onderdeel is vanessentieel belang voor het succes van de hulp.

29 Ontleend aan Spanjaard, H., en M. van Vugt, Kort Ambulant, 2000, paragraaf 5.2 'Doelen stellen'30 Ontleend aan Spanjaard, H., en M. van Vugt, Kort Ambulant, 2000, paragraaf 4.4.10 'Doelkaarten'

Page 42: De JPP-methode · tot april 2001, zullen meer producten geleverd worden. Naast deze JPP-handleiding verschijnt een handleiding voor een basistraining JPP, alsmede een invoeringswijzer

42

Niet alleen voor de cliënt is het moeilijk om doelen onder woorden te brengen, ook voor veelhulpverleners is dat nog een hele klus. Goed geformuleerde doelen moeten voldoen aan criteriadie niet voor alle hulpverleners even vanzelfsprekend zijn. Daarom geven we hier een aantalaandachtspunten bij het formuleren van doelen. We maken daarbij gebruik van hetzogenaamde SMART-schema. In veel publicaties over het stellen van doelen – niet alleen in dehulpverlening – wordt dit schema als richtinggevend opgevoerd. Deze invalshoek pastuitstekend bij de activerende, kortdurende hulpverlening van het JPP.SMART-doelen zijn: Specifiek – Meetbaar – Acceptabel – Realistisch/haalbaar en Tijdgebonden.We lichten deze kenmerken hieronder toe.

Specifiek wil zeggen dat je de doelen zoveel mogelijk beschrijft in termen van concreet enobserveerbaar gedrag. Een dergelijke formulering maakt duidelijk wat moet veranderen en kannaderhand aangeven of er verandering (vooruitgang) is. Ook is het voor de cliënt en voor dehulpverlener duidelijker waaraan precies gewerkt wordt.Voorbeeld: niet: 'Ferry moet altijd op tijd naar bed'

maar: 'Van zondag tot en met donderdag moet Ferry om 20.00 uur naar bed'

Meetbaar wil zeggen dat de beoogde veranderingen en resultaten duidelijk zichtbaar zijn.

Acceptabel wil zeggen dat de doelen aansluiten bij de wensen en bij het waardepatroon van decliënt.

Realistisch wil zeggen dat de doelen passen bij de mogelijkheden van de cliënt. De lat moet niette hoog gelegd worden, er moet juist gelet worden op haalbaarheid. Dit is stimulerend, zowelvoor de cliënt als voor de hulpverlener. Maak zo nodig van een groot doel twee of drie kleineredoelen. Liever veel overzichtelijke doelen dan één of twee globale doelen.

Tijdgebonden wil zeggen dat de doelen bereikt kunnen worden binnen de gestelde termijn.

Aan de SMART-doelen willen we een tweetal elementen toevoegen:

1. Beschrijf doelen zoveel mogelijk in positieve bewoordingen: positief geformuleerdeveranderingen of gedragingen die de cliënt wil bereiken. Veel zinnen met ‘niet’ of ‘geen’kunnen anders (positief) geformuleerd wordenVoorbeeld: niet: 'Patrick zou niet altijd zo'n bende van zijn kamer moeten maken',

maar: 'Patrick ruimt elke avond voor het naar bed gaan even de spullen van zijn kamer op'.

2. Wanneer meerdere doelen worden geformuleerd, bijvoorbeeld binnen meer leefgebieden,zorg dan voor variatie in de doelen. Kies bijvoorbeeld voor een combinatie van praktische,materiële én meer psychosociale doelen31.

7.4 Afspraken maken over de aanpak

Bij het stellen van prioriteiten (7.2) gaat het om de vraag waaraan gewerkt gaat worden.Vervolgens bepalen cliënt en jeugdpreventiewerker de richting van de aanpak, het doel: hetwaar naartoe.

Bij de beschrijving van de aanpak staat het hoe centraal: op welke manier is een doel tebereiken, wie moet wat doen en wanneer gaat dat gebeuren?

De jeugdpreventiewerker kan het gesprek hierover als volgt inrichten:'O.k., we weten nu welk doel we het eerste willen realiseren….Wat zou voor jou een goede manier zijn om daar mee bezig te gaan?Wat zou voor jou een stap in de goede richting zijn om de doelen die we hebben bedacht tebereiken, ook al zou het maar een kleine stap zijn?'(Bedenk dat een kleine stap in de goede richting ook al heel belangrijk kan zijn!)

31 zie Spanjaard, H. en M. van Vugt, Kort Ambulant, 2000, pagina 100.

Page 43: De JPP-methode · tot april 2001, zullen meer producten geleverd worden. Naast deze JPP-handleiding verschijnt een handleiding voor een basistraining JPP, alsmede een invoeringswijzer

43

Andere vragen die de je in dit verband kunt stellen: Wat kan jou helpen om het doel te bereiken?

Wat zou je zelf kunnen doen om dit probleem op te lossen?Wat heb je in het verleden wel eens gedaan waardoor het lukte om dit probleem op te lossen?

Waar gaan we de komende weken als eerste aan werken?Welke aanpak kiezen we daarvoor?

De antwoorden op dit type vragen worden ook genoteerd op het formulier ‘Analyse en plan vanaanpak’ (zie bijlage 4), zodat de cliënt en jeugdpreventiewerker op elk gewenst moment kunnenzien wat is afgesproken.Voor het realiseren van de aanpak kan de jeugdpreventiewerker gebruik maken van (eencombinatie van) technieken (interventiestrategieën). Hoofdstuk 8 zal nader ingaan op deuitvoering van interventies die bruikbaar zijn voor de hulpverleningspraktijk van het JPP. In hetJPP-werkboek werken we diverse interventies nader uit.

Tijdens de werkfasen van de hulpverlening wordt zoveel mogelijk doelgericht gewerkt: ditbetekent dat de je als jeugdpreventiewerker de contacten zo ordent dat hij en cliënt op het doelen de bijbehorende afspraken gericht blijven. Je speelt een actieve rol, als coach voor de cliënt:de hij bewaakt het proces, geeft suggesties, steun en gerichte adviezen, informeert de cliëntover mogelijkheden om verbetering aan te brengen in zijn situatie en problemen, leert de cliëntvaardigheden die van belang zijn voor het oplossen van problemen, enzovoorts.

Van de cliënt wordt een actieve bijdrage gevraagd om de hulp te laten slagen, bijvoorbeeld inde vorm van het uitvoeren van bepaalde taken, en het doen van oefeningen of (huiswerk)-opdrachten. Je kunt daarbij bijvoorbeeld denken aan het bijhouden van een dagboek of hetregistreren van bepaalde situaties of gedragingen.Huiswerkopdrachten kunnen er ook op gericht zijn om datgene wat tijdens een contact isbesproken en/of geoefend, toe te passen in het dagelijks leven.

Page 44: De JPP-methode · tot april 2001, zullen meer producten geleverd worden. Naast deze JPP-handleiding verschijnt een handleiding voor een basistraining JPP, alsmede een invoeringswijzer

44

Hoofdstuk 8. Interventies en evaluaties

De hulpverlening is begonnen op het moment dat de politie (na signalen) op de cliënt af gaat eneen taxatiegesprek houdt. Daarna gaat de jeugdpreventiewerker verder met hulpverlenen.Na respectievelijk het leggen van contact, het invoegen, het analyseren van de situatie, hetformuleren van doelen en het maken van afspraken is het tijd voor de uitvoering van het planvan aanpak. In 8.1 geven we een aantal overwegingen aangaande deze uitvoering.

8.1 Gerichte interventies

Zoals we in 7.4 zagen zijn er allerlei afspraken over de aanpak te maken. In eerste instantie volgtde jeugdpreventiewerker daarbij ideeën en mogelijke oplossingen die de cliënt zelf aandraagt.Daarnaast kan de jeugdpreventiewerker een aanbod doen van gerichte interventies, handigegereedschappen die gericht zijn op bepaalde vragen en (probleem-)situaties. In het JPP-werkboek staat de werkwijze van de volgende interventies uitgebreid beschreven:1. Het geven van informatie en advies2. Het verlenen van praktische hulp3. Het oplossen van keuzeproblemen en conflicten4. Het activeren en uitbreiden van het sociale netwerk5. Het bemiddelen bij conflicten in gezinnen6. Hulpverlenen in crisissituaties7. Vergroten van opvoedingsvaardigheden8. Het aanleren van nieuwe vaardigheden9. Het omgaan met cultureel bepaalde communicatieverschillen

Voor jou als jeugdpreventiewerker is het de taak om een combinatie te maken tussen depresentie (een transculturele grondhouding, zie paragraaf 2.2), en de interventie (met namehoofdstukken 4 tot en met 9). De transculturele grondhouding, de basisattitude zoals dezebeschreven is, blijft ook bij de uitvoering van de interventies van kracht.

De vraag welke interventies je het beste kunt gebruiken in welke situaties is moeilijk tebeantwoorden. Veel hangt af van de gezamenlijke analyse van cliënt en jeugdpreventiewerkeren de keuze van doelen en prioriteiten (hoofdstuk 7). Daarnaast zal een jeugdpreventiewerkervoorkeur hebben voor bepaalde interventies.

8.2 Het evalueren en bijstellen van doelen

Gedurende de uitvoering van opdrachten en interventies en naar aanleiding van de registratievan resultaten, bespreken de cliënt en de hulpverlener regelmatig op een informele wijze devoortgang van de hulpverlening. Daarnaast is het van belang expliciete evaluatiemomenten afte spreken. Binnen de JPP-methode vinden (tussen)evaluatiemomenten plaats in de 6e en de 10e.In de 12e week is er een eindevaluatie. Gewenste en ongewenste ontwikkelingen en resultatenkomen dan aan de orde. Zonodig stel je in overleg met de cliënt de doelen en/of de aanpak(afspraken) bij.Het is ook heel zinvol om stil te staan bij wat al bereikt is en dat zo mogelijk te 'vieren' met decliënt. Vaststellen wat al verbeterd is werkt motiverend voor de cliënt en helpt om constructiefte kijken naar het proces van verandering.

Door regelmatig tussenevaluaties in te voegen wordt een cliënt zich meer bewust van defasering van de hulp en van het feit dat hij en de jeugdpreventiewerker stapsgewijs naar eenafronding toewerken.

En zo ontstaat er een cyclisch proces dat als volgt weer te geven is:

Page 45: De JPP-methode · tot april 2001, zullen meer producten geleverd worden. Naast deze JPP-handleiding verschijnt een handleiding voor een basistraining JPP, alsmede een invoeringswijzer

45

Cliënt en jeugdpreventiewerker kunnen tijdens de evaluatieve gesprekken tot de conclusiekomen dat er bijstellingen noodzakelijk zijn, bijvoorbeeld een aantal stappen terug naar deprobleemanalyse als er nieuwe inzichten zijn over de factoren die een rol spelen bij de situatiewaarin de cliënt verkeert. Het kan ook mogelijk zijn dat er maar één stap teruggezet hoeft teworden, dat wil zeggen dat cliënt en jeugdpreventiewerker de interventies bijstellen.

8.3 Kortdurende intensieve hulpverlening

Eén van de kenmerken van het JPP is kortdurendheid (zie 1.3). Een korte en krachtigehulpverlening met een hoge contactfrequentie helpt de cliënt verder op weg. Wijs de cliëntregelmatig op de eindigheid van het contact. Vanaf de eerste contacten moet het de cliëntduidelijk zijn in welke maand de hulpverlening van het JPP stopt. Deze wetenschap kanstimulerend werken: 'geen tijd te verliezen…'Bij de aanpak zul je als jeugdpreventiewerker veelal activerende interventies kiezen: dingendoen, opdrachten uitvoeren, 'huiswerk' maken. Daarbij werkt het goed als je een positieve,optimistische houding hebt: niet problematiseren en 'diep spitten' maar normaliseren,relativeren, verlichten, richten op krachten, kansen en kleine successen in het hier en nu.

afspraken over de aanpakparagraaf 7.4

afronding en nazorghoofdstuk 9

evalueren en bijstellenparagraaf 8.2

uitvoeren van interventiesparagraaf 8.1

eerste gesprek: verheldering van hulpvraaghoofdstuk 5

analysehoofdstuk 6

het stellen van prioriteitenparagraaf 7.2

het formuleren van doelenparagraaf 7.3

Page 46: De JPP-methode · tot april 2001, zullen meer producten geleverd worden. Naast deze JPP-handleiding verschijnt een handleiding voor een basistraining JPP, alsmede een invoeringswijzer

46

Hoofdstuk 9. Afronding en nazorg

In dit hoofdstuk besteden we aandacht aan activiteiten die bij de afronding aan de orde zijn. Webenadrukken dat een zorgvuldige afronding van de hulpverlening belangrijk is voor zowel decliënt als de jeugdpreventiewerker.Voor de cliënt wordt het duidelijk dat de kortdurende hulpverlening stopt omdat er positieveresultaten bereikt zijn (de cliënt kan zelfstandig verder) of omdat er vervolghulp georganiseerdis. Terugblikken op zowel de bereikte resultaten als op het proces kan ook een leereffecthebben: nog eens onder de loep nemen welke handelingen (welk gedragingen) van de cliëntwel of juist niet goed uitpakken.Voor de jeugdpreventiewerker zal terugblikken eveneens een leerzaam effect hebben. Feedbackvan de cliënt op de aanpak en de relatie met de jeugdpreventiewerker zal bijdragen aanverbetering van het JPP-aanbod.

9.1 Besluit tot afronding

Vanaf de eerste contacten heb je de cliënt duidelijk gemaakt dat er na maximaal drie maandeneen eind komt aan de JPP-hulpverlening. De fase van afronding zal dan geen verrassing zijn voorde cliënt.In het voorafgaande is een paar keer aan de orde geweest dat het belangrijk is om tijdens dehulpverlening regelmatig evaluatiemomenten in te bouwen. De meest eenvoudige vorm is omaan het begin of aan het eind van elk gesprek de cliënt uit te nodigen om iets te zeggen over devoortgang van de hulpverlening en zijn of haar waardering daarvan. Voorbeeldvragen zijn:• ‘…en, hoe vind je dat het gaat?’• ‘Zitten we een beetje op de goede weg?’• ‘Ben je tot nu toe tevreden over hoe we bezig zijn?’• ‘Tot nu toe hebben we …….. Zie ik nog iets over het hoofd of moeten we nog aandacht

besteden aan andere zaken?’

Ten aanzien van de beëindiging van de hulp zijn drie situaties denkbaar:1. Hulpverlening wordt voortijdig afgesloten, omdat:

(a) Cliënt de hulpverlening beëindigt en geen andere hulpverleningsbemoeienis wenst.(b) De doelen eerder gerealiseerd zijn dan verwacht en de cliënt weer in staat is om zelf

problemen op te lossen en zelf steun in het eigen netwerk weet te vinden.2. Hulpverlening wordt na drie maanden afgerond, omdat

(a) De doelen geheel of gedeeltelijk gerealiseerd zijn.(b) De doelen niet of gedeeltelijk gerealiseerd zijn en er meer gespecialiseerde

hulpverlening noodzakelijk is.3. Verlenging van de JPP-hulpverlening is noodzakelijk, omdat:

(a) Realisering van de doelen in zicht is. Beëindiging van het hulpverleningsproces na preciesdrie maanden zou zeer ongewenste effecten hebben.

(b) Er een overbruggende begeleiding nodig is tot een overdracht naar meergespecialiseerde hulpverlening.

Voor een dergelijke verlenging is behalve toestemming van de cliënt, ook toestemmingnodig van de leidinggevende. Immers het uitgangspunt van het JPP blijft kortdurendehulpverlening. Uitzonderingen daarop dienen overwogen plaats te vinden.

9.2 Afrondingsgesprek

Aan het eind van de hulpverlening wordt de hulpverlening in z’n geheel geëvalueerd. Inprincipe is dit een apart, laatste hulpverleningsgesprek of een herkenbaar onderdeel van hetlaatste gesprek. Voor de cliënt is de evaluatie belangrijk om ‘de balans op te maken’: de huidigesituatie af te zetten tegen de beginsituatie (ongeveer drie maanden geleden). Daarnaast zal eenevaluatie onvermijdelijk met zich meebrengen dat de cliënt naar de (nabije) toekomst gaatkijken: 'Wat wil ik nog doen?', Hoe zal het gaan zonder hulpverlener? etc.

Page 47: De JPP-methode · tot april 2001, zullen meer producten geleverd worden. Naast deze JPP-handleiding verschijnt een handleiding voor een basistraining JPP, alsmede een invoeringswijzer

47

Het evaluatiegesprek moet vooral een tamelijk zakelijke beoordeling zijn van de verleende hulp,waarbij zowel de cliënt als de jeugdpreventiewerker aan het woord komen.De volgende vragen kunnen daarbij als leidraad dienen:• 'Ben je tevreden over het resultaat van de hulpverlening?'• 'Hoe zou je zelf omschrijven wat de hulpverlening voor jou heeft opgeleverd?'• 'Hoe vond je de samenwerking met de hulpverlener?'• 'Wat vond je goed in de manier van werken?'• 'Wat vond je van de duur en de frequentie van de hulpverlening?'• 'Heb je suggesties ter verbetering?'

Na het afrondingsgesprek met de cliënt is de afsluiting vooral een formele aangelegenheid. Jerapporteert de bevindingen uit het afrondingsgesprek in het formulier 'Afronding' (zie bijlage5). Dit formulier bespreek je met de leidinggevende / het staflid. Je gebruikt deze informatievoor verdere verbetering van je eigen handelen en verbetering van de JPP-werkwijze.

9.3 Doorverwijzen

Zoals gezegd komt het regelmatig voor dat het JPP-hulpverleningsproces niet toereikend is32. Eris dan sprake van te ernstige of te complexe problematiek in het gezin. Voorbeelden hiervan:• Een zware draaglast doordat een kind uit een gezin ernstige psychosociale problematiek

heeft. Vanwege voortdurend druk en grensoverschrijdend gedrag en concentratieproblemenraken de ouders uitgeput.

• Een gezin met ernstige schuldenproblematiek. Als de gezinsleden wegens geldgebrek nietmeer kunnen meedoen aan allerlei sportactiviteiten.

• Een eenoudergezin, waarvan de moeder ernstige emotionele problemen heeft i.v.m. dedood van een kind.

Een meer gespecialiseerde en/of een langerdurende vorm van hulpverlening is dan noodzakelijk.Zodra dat duidelijk of waarschijnlijk is (en dat kan al zo zijn in het begin van het traject) is hetzaak om zo spoedig mogelijk over te gaan tot aanmelding elders. Tips daarbij:• Vraag altijd toestemming aan de cliënt• Overleg met de cliënt altijd over de taakverdeling bij de aanmelding: wie doet wat?• Overleg met de cliënt altijd over de informatie die jij als hulpverlener aan de collega-

hulpverlener verstrekt (mondeling of schriftelijk)• Overleg bij twijfel met teamgenoten• Gebruik een 'sociale kaart`, met hulpverleningsmogelijkheden en adressen van andere

instanties• Overleg met de collega-instantie over hulpverlening tijdens de periode waarin de cliënt

moet wachten op vervolghulpverlening in verband met een eventuele wachtlijst

9.4 Nazorg

Met nazorg wordt bedoeld dat je in de periode na afsluiting van het hulpverleningstraject nogéén hulpverleningscontact aanbiedt.Doel van de nazorg is in de eerste plaats het zonodig extra ondersteuning bieden in (nieuwe)problematische situaties. Daarnaast kan een nazorgcontact de jeugdpreventiewerkerevaluatiegegevens verstrekken over het afgesloten hulpverleningstraject.In het afrondingsgesprek zegt de jeugdpreventiewerker de cliënt toe na drie maandentelefonisch contact op te nemen, tenminste als de cliënt daarmee instemt tijdens datafrondingsgesprek.Indien gewenst kan naar aanleiding van dit telefonisch contact nog één nazorggesprekplaatsvinden bij de cliënt thuis. 32 In 2000 kon bijna 80% van de 467 hulpverleningstrajecten binnen drie maanden worden afgerond (ziejaarverslag 2000 JPPZuid-Oost Brabant).

Page 48: De JPP-methode · tot april 2001, zullen meer producten geleverd worden. Naast deze JPP-handleiding verschijnt een handleiding voor een basistraining JPP, alsmede een invoeringswijzer

48

Het maakt daarbij niet uit welk vervolg gekozen is: verder zonder hulp of doorverwijzing naareen andere instelling voor vervolghulpverlening. In beide gevallen kan je nagaan bij de cliënthoe het nu met hem of met het gezin gaat.In een enkel geval zal het nazorgcontact aanleiding geven tot het opnieuw starten van eennieuw hulpverleningstraject.In de JPP-praktijk is het bovendien ook altijd mogelijk om een verzoek van een cliënt om eenkort advies te honoreren.

9.5 Tijdschema

Heel globaal kan onderstaand tijdschema gevolgd worden. Natuurlijk lopen de trajecten in depraktijk bij elke cliënt weer anders.Bovenaan staat een tijdbalk van 12 weken. De pijlen wijzen naar de belangrijke stappen in hethulpverleningstraject, zoals de taxatie en het telefonisch contact. Tussen de pijlen staat degebruikelijke tijdsduur die nodig is van de ene naar de andere belangrijke stap. Onder in hetschema staan de verschillende instrumenten die bij de verschillende stappen gebruikt worden.

JPP-traject van drie maanden

1e 2e 6e 10e 12e wk wk wk wk wk

1 a 2 dagen 1 week 1 week circa 1 maand 1 maand 2 weken 3 mnd

taxatie telef. 1e analyse & plan voortgangs- voortgangs afrondings- nazorg contact gesprek van aanpak gesprek gesprek gesprek

(evaluatie) (evaluatie)

formu-lier

afron-ding

bijgesteldplan vanaanpak

formulierchecklist

eerstegesprek

formulieranalyse

&plan vanaanpak

taxatieformu-

lier

bijgesteldplan vanaanpak

Page 49: De JPP-methode · tot april 2001, zullen meer producten geleverd worden. Naast deze JPP-handleiding verschijnt een handleiding voor een basistraining JPP, alsmede een invoeringswijzer

49

Bijlage 1. Het taxatieformulier

Page 50: De JPP-methode · tot april 2001, zullen meer producten geleverd worden. Naast deze JPP-handleiding verschijnt een handleiding voor een basistraining JPP, alsmede een invoeringswijzer

50

taxatieformulier pag 2.

Page 51: De JPP-methode · tot april 2001, zullen meer producten geleverd worden. Naast deze JPP-handleiding verschijnt een handleiding voor een basistraining JPP, alsmede een invoeringswijzer

51

Bijlage 2. Het competentiemodel

Een bewerkte en ingekorte versie van hoofdstuk 2 'Het competentiemodel' uit:Spanjaard, H. en M. van Vugt, Kort Ambulant, Handleiding voor kortdurendeambulante jeugdzorg gericht op competentievergroting, uitg. PI-Research Duivendrechten NIZW Utrecht, 2000.

Competentie wordt gezien als een evenwichtstoestand. Er is sprake van competentie als eenindividu over voldoende vaardigheden beschikt om de taken te vervullen waarvoor hij in hetdagelijks leven gesteld wordt. Anders geformuleerd: competentie is de mate waarin iemandsgedrag tijdens taken, die deel uitmaken van het alledaagse leven, als adequaat wordtbeoordeeld. Vanuit een meer ontwikkelingspsychologisch perspectief geredeneerd, spreken wevan competentie als de vaardigheden van een persoon toereikend zijn om de (ont-wikkelings)taken te vervullen die kenmerkend zijn voor de levensfase waarin de persoonverkeert.Als de ontwikkelingstaken te zwaar zijn of wanneer er zich teveel ontwikkelingstaken op ééntijdstip aandienen, kan het evenwicht verstoord raken en functioneert de persoon niet op com-petente wijze. Hetzelfde gebeurt wanneer de persoon over onvoldoende vaardigheden beschikt.In het figuur hieronder wordt competentie voorgesteld als een balans tussen taken en vaardig-heden. Tevens staan de factoren aangegeven die deze balans in gunstige zin kunnen be-ïnvloeden (protectieve factoren) alsook de factoren die het evenwicht ongunstig kunnenbeïnvloeden (stressoren en psychopathologie).

Factoren die het evenwicht tussen taken en vaardigheden beïnvloeden

Toelichting bij de in het schema gebruikte termenTaken zijn opgaven waarvoor een persoon komt te staan in zijn alledaagse contact met desamenleving. Het gaat om allerlei soorten taken: je best doen op school, je zelf wassen, omgaanmet anderen, spullen na gebruik opruimen, een ruzie met iemand anders oplossen, omgaan met(het verlies van) je ouders, enzovoorts.Vaardigheden zijn taak-specifieke gedragsrepertoires. Met een vaardigheid ben je in staat eenbepaalde taak te vervullen. Je hebt cognitieve, sociale en praktische vaardigheden. In dehulpverlening wordt vaak onderscheid gemaakt tussen gedrag (doen), cognitie (denken) enemotie (voelen). Dit onderscheid is een handig hulpmiddel om hulpverleners te attenderen opverschillende aspecten van de menselijke activiteit.Protectieve factoren zijn aspecten van het individu of in de omgeving van het individu die hembeschermen tegen risico’s en tegenslag. Eigenschappen waardoor individuen minder gevoeligzijn voor negatieve invloeden uit hun omgeving zijn bijvoorbeeld zelfvertrouwen, een positiefzelfbeeld, relativeringsvermogen, een ‘makkelijk’ humeur, neiging tot autonomie enintelligentie. Voorbeelden van beschermende aspecten uit de omgeving zijn: een belangrijkmedemens (die mogelijkheden aanreikt en zin geeft aan het leven), ondersteuning vanuit gezin,

Taken Vaardigheden

Stressoren enPsychopathologie

Protectievefactoren

Page 52: De JPP-methode · tot april 2001, zullen meer producten geleverd worden. Naast deze JPP-handleiding verschijnt een handleiding voor een basistraining JPP, alsmede een invoeringswijzer

52

familie en kennissen (goede relaties), positieve school/werkervaringen, aansluiting enverbondenheid met maatschappelijke instanties (clubs/verenigingen, kerk) en een goedeaansluiting tussen opvoeder en gedrag en kenmerken van kinderen.‘Pathologie’ betekent letterlijk ‘ziektenleer’. Onder psychopathologie verstaan we hier: eenbinnen de geldende cultuur ongebruikelijk patroon van gedachten, gevoelens en/of gedragin-gen dat gepaard gaat met:• Leed (bijvoorbeeld angst, pijn of verdriet bij de persoon zelf of bij anderen);• Een minder goed functioneren, en/of;• Een groter risico om in aanraking te komen met lijden, de dood of vrijheidsverlies (vgl. de

omschrijving volgens de DSM-IV; APA, 1994).Storende gedragingen kunnen betrekking hebben op stemmingen, cognities of percepties. Voordefinities en criteria wordt in Nederland vooral de DSM-IV gebruikt, maar er bestaan ook anderebenaderingen van de vraag in hoeverre bepaalde gedragingen opgevat kunnen worden alsmanifestaties van psychopathologie. In de praktijk van de jeugdhulpverlening wordt vaak determ ‘psychiatrische problematiek’ gebruikt. Voorbeelden van psychopathologie zijn (ernstige)depressiviteit, (extreme) angsten, waarnemingsstoornissen (waandenkbeelden) en alcohol- ofdrugverslaving.Stressoren zijn situaties of gebeurtenissen waaraan men zich moeilijk kan onttrekken en die eennegatieve invloed uitoefenen op het functioneren. Voorbeelden zijn het verlies van een geliefdpersoon, scheiding en hertrouwen van ouders, chronische lichamelijke aandoeningen/ziekten,rampen veroorzaakt door mens of natuur, blootstaan aan langdurige psychologische bedreiging,(de gevolgen van) seksueel geweld, het slachtoffer zijn van een verkeersongeluk, zakken vooreen examen, het verlies van een baan, enzovoorts. Stress is afhankelijk van de wijze waarop degebeurtenissen of omstandigheden worden beleefd of geïnterpreteerd. Om die reden wordenonder stressvolle gebeurtenissen ook fenomenen verstaan waarvan de negatieve invloed objec-tief gezien niet groot hoeft te zijn, maar die door de betrokkene toch als stressvol enbedreigend worden ervaren. Het is de accumulatie van stressvolle gebeurtenissen in de loop dertijd die leidt tot problemen (of juist aanleiding zijn tot het verwerven van extra veerkracht).Het is mogelijk een onderscheid te maken tussen chronische en incidentele stressoren.Chronische stressoren leiden gedurende langere tijd tot extra taken in het dagelijks leven. Eenvoorbeeld van een chronische stressor is op een te moeilijke school zitten. Chronische stressorenkunnen ook het gevolg zijn van (traumatische) ervaringen in het verleden, zoals seksueelmisbruik. Incidentele stressoren zijn veelal gekoppeld aan een incidentele gebeurtenis.Bijvoorbeeld: een jongen wordt afgewezen door een meisje waar hij verliefd op is.

Het vergroten van competentie kan op verschillende manieren:• Het leren van vaardigheden;• Het verlichten of juist verrijken van taken;• Het verlichten of reduceren van stress;• Het activeren of vergroten van protectieve factoren;• Het verminderen van (de invloed van) psychopathologie.Veel interventies in het kader van de JPP-methode, zoals beschreven in het werkboek kunnen opeen of andere manier gekoppeld worden aan één van de bovengenoemde competentie-vergrotende activiteiten.

In het competentiemodel wordt verder veel gebruik gemaakt van het ontwikkelingspsychologi-sche begrip ‘ontwikkelingstaken’. Aan het begrip ontwikkelingstaken ligt het idee ten grondslagdat er in de levensloop verschillende stadia of fasen te onderscheiden zijn. Bijvoorbeeld: debaby- en kleutertijd, de periode van het basisonderwijs (± 4 - 12 jaar), de adolescentie (± 12 -21/25 jaar), de periode waarin men ouder is van jonge kinderen, de periode waarin de kinderenouder worden, de fase waarin de kinderen het huis uitgaan en men de loopbaan beëindigt entenslotte de ouderdom.In ieder stadium is een bepaalde thematiek aan de orde, die gemakkelijk gekoppeld kan wordenaan de zogenaamde leefgebieden die van belang zijn in het kader van de JPP-methode. Binnenelk leefgebied kan vervolgens een aantal taken geconcretiseerd worden. Voor deze takenmoeten bepaalde vaardigheden aanwezig zijn, dan wel geleerd worden. Het vervullen van deontwikkelingstaken vormt namelijk een noodzakelijke voorwaarde voor een goed verloop vande ontwikkeling.

Page 53: De JPP-methode · tot april 2001, zullen meer producten geleverd worden. Naast deze JPP-handleiding verschijnt een handleiding voor een basistraining JPP, alsmede een invoeringswijzer

53

Bijlage 3. Formulier ‘Checklist eerste gesprek’

DoelEen handreiking om zoveel mogelijk bruikbare informatie te verzamelen in het eerste gesprekdoor controle langs items die mogelijk relevant zijn voor de hulpverlening. Door de checklistkunnen relevant aspecten van het functioneren van de jeugdige en zijn omgeving wordenopgespoord of uitgesloten.

WerkwijzeDe jeugdpreventiewerker heeft de checklist bij de hand tijdens het eerste gesprek.

Page 54: De JPP-methode · tot april 2001, zullen meer producten geleverd worden. Naast deze JPP-handleiding verschijnt een handleiding voor een basistraining JPP, alsmede een invoeringswijzer

54

Checklist eerste gesprek

Datum eerste gesprek Namen cliënten

Let op: Sterke punten Zwakke, kwetsbare punten Positieve factoren Negatieve factoren & stressoren

GEZIN & LEEFOMGEVING• Opvoeding• Gedrag• Onderlinge omgang• Buurt

VRIJETIJD• Vrijetijdsbesteding• Clubs – sport• Hobby's• Vriendenkring• Zichzelf kunnen vermaken

GEZONDHEID• Lichamelijk• Hygiëne• Psychisch• Alcohol- en druggebruik• Zelfverzorging

HUISVESTING• Passend qua gezinsgrootte• Betaalbaarheid• Hygiëne• Sfeer & veiligheid

SCHOLING• Motivatie (prettig vinden op school)• Omgang met leerkrachten• Schooltijden• Omgang met medeleerlingen• Gedrag• Prestatie• Verzuim-spijbelen• Perspectief

WERK• Motivatie (prettig vinden op het werk)• Dienstverband• Werkloosheid• Omgang met leidinggevenden• Omgang met collega's• Perspectief• Werktijden

FINANCIEN• Inkomensbron• Schulden• Geldvaardigheden

POLITIE & JUSTITIE• Overlastgevend gedrag (alleen/groep)• Delictgedrag (alleen/groep)• Recidive• Kinderbeschermingsmaatregel

Page 55: De JPP-methode · tot april 2001, zullen meer producten geleverd worden. Naast deze JPP-handleiding verschijnt een handleiding voor een basistraining JPP, alsmede een invoeringswijzer

55

Bijlage 4. Formulier Analyse en Plan van Aanpak

DoelDoor middel van dit formulier kan op planmatige en pragmatische wijze een koppeling gemaaktworden tussen de probleemanalyse en de aanpak van de problematiek van de cliënt. Ditformulier helpt bij het stellen van prioriteiten en het maken van afspraken over de feitelijkehulpverlening.Tevens is het bruikbaar op latere evaluatiemomenten.

WerkwijzeHet op een rijtje zetten, analyseren van de informatie van het gezin en het opsplitsen in sterkepunten, aandachtspunten, positieve factoren en negatieve factoren (Deel A). Vervolgens kunnencliënt en jeugdpreventiewerker gezamenlijk prioriteiten stellen en haalbare doelen formulerenen daarna tot werkpunten/afspraken komen (deel B). Na een maand wordt dit herhaald, waarbijbegonnen wordt met de planning van de vorige keer.

Page 56: De JPP-methode · tot april 2001, zullen meer producten geleverd worden. Naast deze JPP-handleiding verschijnt een handleiding voor een basistraining JPP, alsmede een invoeringswijzer

56

1e Plan van Aanpak JJPAnalyse datum:

LEEFGEBIEDEN

STERKE PUNTEN AANDACHTSPUNTEN POSITIEVE FACTOREN NEGATIEVE FACTOREN

Gezi

n &

leefo

mg

evin

gV

rije

tijd

Gezo

nd

heid

Hu

isvest

ing

Page 57: De JPP-methode · tot april 2001, zullen meer producten geleverd worden. Naast deze JPP-handleiding verschijnt een handleiding voor een basistraining JPP, alsmede een invoeringswijzer

57

LEEFGEBIEDEN

STERKE PUNTEN AANDACHTSPUNTEN POSITIEVE FACTOREN NEGATIEVE FACTORENSch

oli

ng

Werk

Fin

an

ciën

Co

nta

cten

m

et

just

itie

& p

oli

tie

Page 58: De JPP-methode · tot april 2001, zullen meer producten geleverd worden. Naast deze JPP-handleiding verschijnt een handleiding voor een basistraining JPP, alsmede een invoeringswijzer

58

Planning

PRIORITEITEN & DOELEN PLANNEN & AFSPRAKEN KOMENDE MAAND: OPMERKINGEN OVER DE VOORTGANG

Page 59: De JPP-methode · tot april 2001, zullen meer producten geleverd worden. Naast deze JPP-handleiding verschijnt een handleiding voor een basistraining JPP, alsmede een invoeringswijzer

59

Bijlage 5. Formulier 'Afronding JPP'

DoelDit documen structureert de afsluiting van het hulpverleningscontact. Daarbij is ook het vervolgaan de orde (verwijzing en/of nazorg). Het is een reflectief moment waaruit zowel cliënt alshulpverlener meer inzicht kunnen krijgen in het eigen handelen.

WerkwijzeHet document wordt in het afrondingsgesprek samen met de cliënt ingevuld.

Page 60: De JPP-methode · tot april 2001, zullen meer producten geleverd worden. Naast deze JPP-handleiding verschijnt een handleiding voor een basistraining JPP, alsmede een invoeringswijzer

60

Formulier 'Afronding JPP'

Datum eerste gesprek:

Datum afrondingsgesprek

Duur hulpverlening:

Bereikte doelen

Tevredenheid cliënten suggesties terverbetering van hetJPP-hulpaanbod

Hoe gaat cliënt verder?Doorverwijzing?

Afspraak voornazorgcontact?

Page 61: De JPP-methode · tot april 2001, zullen meer producten geleverd worden. Naast deze JPP-handleiding verschijnt een handleiding voor een basistraining JPP, alsmede een invoeringswijzer

61

Bijlage 6. Geraadpleegde literatuur

Baart A., Ruimte om bij het vreemde te blijven, In Markant 3, 2000a.

Baart A. Raken aan het geleefde leven, Inleiding in de presentie, Actioma, ’s-Hertogenbosch,(2000b).

Baart A., Een theorie van de presentie, Lemma, Utrecht, 2001.

Berg, R. van den en F. Spierings, Crisishulpverlening, Bohn Stafleu Van Loghum, Houten /Zaventhem, 1992.

Haasken, R. en E. van Hierden, Methodiek Integrale hulpverlening, SWP Utrecht, 1993.

Haasken R., E. van Hierden & R. Kievitsbos, Methodiek Integrale hulpverlening in de praktijk,SWP, Utrecht, 1996.

Hamacher, J., Implementatie J.P.P. in kleinstedelijke gebieden, Een blauwdruk, Eindhoven, 1998.

Hoff, C.A. van 't, e.a., Het Jeugd-Preventie-Projekt Eindhoven, Evaluatie van eensamenwerkingsproject van politie en jeugdhulpverlening, Van Dijk, Van Soomeren en PartnersBV, Amsterdam,1995.

Hoffman E., Koersen op eigen kracht, Een methodisch kader voor transculturele hulpverlening,Forum/Fontys, Utrecht/Eindhoven, 2001.

Holstvoogd, R., Maatschappelijk werk in kerntaken, Bohn Stafleu Van Loghum, Houten Diegem,1998.

Jeugd Preventie Project Zuid-Oost Brabant, Jaarverslag 2000, Eindhoven, 2001.

JPP, Evaluatierapport van de (regionale) jeugdpreventieprojecten (JPP's) in Zuidoost-Brabant,Eindhoven, 1999.

Laan G. van der, Burgerschap: een kwestie van sturen en gestuurd worden, Fontys HogeschoolEindhoven: Nieuwsbrief Innova 2/6: 4-6, 2001.

Lange, A. , Gedragsverandering in gezinnen, Wolters – Noordhoff, Groningen, 1994.

Lieverse, G. Het Jeugd Preventie Project, Werkwijzen, methoden en organisatie, NIZW, 2000.

Spanjaard, H. en M. van Vugt, Kort Ambulant, Handleiding voor kortdurende ambulantejeugdzorg gericht op competentievergroting, PI-Research Duivendrecht en NIZW Utrecht, 2000.

Susteren, J. van, Aanpak thuisloze jeugd, het T-team, in: Overal en nergens, Stijlen van aanpakvan thuisloze jongeren in Nederland en omringende landen, onder redactie van J.L. Hazekampen H. Jumelet, SWP, 1994.

Riet, N. van en H. Wouters, Helpen = leren, emanciperende hulpverlening als methode van hetmaatschappelijk werk, Dekker & v.v. Vegt, Assen,1993.

Riet, N. van en H. Wouters, Casemanagement, Van Gorcum, Assen:, 2000.Susteren, J. van, Hulpverlenen op maat / de Instap-methode, (cursusmateriaal van Bureau Instap).

Vries, S. de en R. Bouwkamp, Psychosociale hulpverlening in het maatschappelijk werk, BohnStafleu Van Loghum, Houten / Zaventhem, 1992.

Veer, G. van der, Messentrekker, wandelend kruitvat, geslagen hond, of moederziel alleen? InAlleenstaande minderjarige asielzoeker. Verslag FICE-studiedag juni 1997: 4-11. 1997.