de betekenis van het knappen van het kaakgewricht
TRANSCRIPT
De betekenis van het knappen van het kaakgewricht
Irene Jend-Rossmann � H. H. Jend
Keywords arteria temporomandibulae � articulatiotemporomandibulae � kaakgewrichtartrografie � kaakdiscuslocatie � bij aangezichtspijn dysfunctie � habituelekaakluxatie � knappen kaak � kaak luxatie � habituele �temporomandibulair gewricht
Inleiding
Pijnlijk knappen van het kaakgewricht en problemen bij
het openen van de mond werden voorheen veelal
beschouwd als uitingen van myofasciale pijnsyndromen.
Er bestaat echter ook een groep stoornissen die het
gewricht zelf betreft. Het belang daarvan is door nieuwe
inzichten met betrekking tot de pathofysiologie van het
kaakgewricht duidelijk geworden. Hoewel de klachten
bij deze patienten veelal bepaald worden door myofas-
ciale verschijnselen is het toch van belang deze groep
stoornissen goed te onderscheiden in verband met de
therapeutische consequenties. In het kader van een
beschouwing over conservatieve en operatieve therapeu-
tische mogelijkheden lijkt het zinvol een overzicht te
geven van obsolete en vigerende denkbeelden over de
pathofysiologische achtergronden van het knappen van
het kaakgewricht.
Obsolete denkbeelden
Voor zover bekend werd in 1887 voor het eerst een dis-
cectomie verricht. In 1909 werd melding gemaakt van de
verwijdering van een discus in verband met ‘discitis
mandibularis’. Al in de jaren dertig worden in de litera-
tuur drie soorten ‘knappen’ van het kaakgewricht onder-
scheiden: knappen zonder meer, knappen gepaard met
blokkering van de kaak en knappen gepaard met
kaakklem.
Het knappen dat gepaard ging met blokkering van de
kaak werd in die tijd al habituele luxatie van het kaakge-
wricht genoemd. Voor het knappen zonder meer en het
knappen dat incidenteel met kaakklem gepaard ging,
werden in de literatuur de volgende oorzakelijke verkla-
ringen gegeven: ‘In sommige gevallen springt het kaak-
kopje plotseling over een verdikking van de discus, bij
andere is er sprake van een knik in de discus waarlangs
het kaakkopje plotseling wegglijdt. Ook komt het voor
dat bij het openen van de mond het voorste deel van de
discus wordt samengedrukt waardoor het naar voren
glijden van het kaakkopje tijdelijk wordt belemmerd.’
Hoewel deze verklaring, net als vele andere theorieen,
slechts op vermoedens berustte, komt hij in belangrijke
mate overeen met onze huidige denkbeelden. Hoewel het
indertijd nog niet mogelijk was een duidelijke verklaring
voor het fenomeen te geven, werd de oorzaak van het
pijnlijke knappen wel in de discus gezocht. Als therapie
werd dan ook een discectomie aanbevolen.
Ook andere verklaringen zijn gegeven, zoals het weg-
glijden van het kaakkopje over het voorste deel van een
gefixeerde discus.Meer zekerheid verkreeg men pas, toen
met behulp van nieuwe diagnostische methoden gewrich-
ten van binnen zichtbaar gemaakt konden worden.
Artrografie
Artrografie als methode om de bovenste gewrichtsspleet
van het kaakgewricht zichtbaar te maken, werd in 1947
door Noergaard ontwikkeld. Omdat men het indertijd
Irene Jend-Rossmann, en, (*)Nordwestdeutsche Kieferklinik, Universitats-KrankenhausEppendorf, Hamburg, West-Duitsland
Stimulus (1990) 09:20–23
DOI 10.1007/BF03075650
13
een gevaarlijke en voor de patient belastende techniek
vond, nam de methode aanvankelijk geen grote vlucht.
Het aantal discusoperaties nam in de jaren vijftig trou-
wens gestaag af vanwege de onbevredigende resultaten.
In de jaren zestig krijgt men vervolgens steeds meer
inzicht in de onderlinge samenhang van kauwmuscula-
tuur, occlusie en kaakgewricht. Het begrip ‘myofasciale
pijnsyndromen’ doet zijn intrede en het wordt steeds
meer praktijk alle mogelijke gezichtspijnen daar onder
te scharen. Pijn in het kaakgewricht beschouwde men
veelal als een van elders uitstralende pijn. Over de intra-
articulaire verhoudingen tastte men echter nog steeds in
het duister, omdat de mogelijkheid van artrografie in het
vergeetboek was geraakt. De belangstelling voor de
methode nam evenwel weer toe, toen Lundberg in 1965
een gemodificeerde artrografische techniek beschreef.
Een afbeelding van de onderste gewrichtsspleet kon de
plaats en beschadigingen van de discus beter zichtbaar
maken. De toepassing van lokale anaesthetica maakte de
ingreep minder pijnlijk en infectiegevaar was door de
aseptische techniek vrijwel uitgesloten.
Artrografie werd echter vooralsnog niet op grote
schaal toegepast, omdat de benadering vanuit myo-
fasciaal gezichtspunt veld won. Voor de therapie
betekende dat een vrijwel uitsluitend conservatieve
benadering.
Nieuwe inzichten
In de jaren zeventig ontstond er weer belangstelling
voor het kaakgewricht zelf. Uit die tijd stamt het door
Farrar ingevoerde begrip ‘reciprook knappen’. Hij
beschreef voor het eerst op overtuigende wijze wat er
in het gewricht gebuerde tijdens het knappen en wan-
neer het geblokkeerd raakte. Dit opende nieuwe per-
spectieven voor de operatieve behandeling. In een
omvangrijk onderzoek uit 1978 kwam men tot de con-
clusie dat beschadiging van de discus de oorzaak van de
pijn was bij de bij het onderzoek betrokken patienten.
Sindsdien werden artrografie en artrotomografie steeds
belangrijker bij het preoperatieve onderzoek. In 1984
wordt in de literatuur bericht over de ervaringen met
artrografie van het kaakgewricht bij meer dan duizend
patienten. In geen van de gevallen was sprake van noe-
menswaardige complicaties. Het concept van Farrar
werd bevestigd in een onderzoek van Isber-Holm uit
1982. Daarin werd met behulp van geluidsfilms aange-
toond dat het knappen optrad bij het glijden van het
kaakkopje over de achterste verdikking van de discus
die zich bij het sluiten van de mond naar voren heeft
verplaatst.
Anatomie van het kaakgewricht
De holte van het kaakgewricht wordt door de discus, die
rondom met het gewrichtskapsel is verbonden, in twee
ruimten verdeeld. De onderste gewrichtsspleet ligt als een
soort kapje over het kaakkopje heen en is verdeeld in een
voorste en achterste compartiment. De bovenste
gewrichtsspleet ligt over de discus heen, waarbij een late-
rale recessus tot voorbij het diepste deel van de onderste
gewrichtsspleet doorloopt (fig. 1).
De discus bestaat voornamelijk uit vezelig kraakbeen
en heeft zich waarschijnlij ontwikkeld uit de m.pterygoi-
deus lateralis. Een lengtedoorsnee van de discus heeft een
vorm die vergelijkbaar is met een zandloper: in het mid-
den een vernauwing en aan beide zijden een verdikking,
de voorste wat platter dan de achterste (fig. 2a). De
achterste verdikking is met het gewrichtskapsel verbon-
den door zacht weefsel, met daarin elastische vezels,
zenuwen en bloedvaten. De voorste verdikking gaat
over in het kapsel ter plaatse van de aanhechting van de
bovenste spierbuik van dem.pterygoideus lateralis. Door
de contractierichting van de spier zal een dislocatie van
de discus eigenlijk nooit naar dorsaal optreden, maar
vrijwel altijd naar ventraal of medioventraal. In de rust-
positie bevindt de achterste verdikking zich tussen de
kom van het gewricht en het kaakkopje (‘12-uursposi-
tie’). Al direct bij het openen van de mond glijdt het
kaakkopje naar de vernauwing tussen de voorste en ach-
terste verdikking en neemt in deze positie de discus bij de
verdere translatiebeweging mee (fig. 2b).
Dislocatie van de discus
In geval van een dislocatie van de discus zijn de verhou-
dingen in de rustpositie anders: het achterste deel van de
discus ligt voor het kaakkopje, waardoor het kopje drukt
op het rijk geınnerveerde weefsel dat de discus met het
kapsel verbindt. Bij het openen van de mond moet het
kaakkopje eerst over de achterste verdikking glijden (ope-
ningsknap) om daarna samen met de discus de normale
Figuur 1 Frontale doorsnededoor het kaakgewricht.
Figuur 2a en b Sagittaledoorsnede door hetkaakgewricht, normaleverhoudingen; a bij geslotenmond; b bij geopende mond.
Stimulus (1990) 09:20–23 21
13
translatie uit te kunnen voeren. Wanneer de mond wordt
gesloten verplaatst de achterste rand van de discus zich in
de laatste fase vande bewegingweer naar voren, numet een
minder luide knap of zelfs zonder enig geluid (fig. 3). Het
reciprook knappen betreft dus bij het openen van demond
een repositie en bij het sluiten van de mond een dislocatie.
Wanneer het gewricht is geblokkeerd (‘slot’) dan zit de
discus vast in de voorste gewrichtsruimte. In de acute
situatie is openen van de mond slechts mogelijk door mid-
del van rotatie van het kaakkopje, omdat de translatie
wordt verhinderd door de discus die zich in het bewegings-
traject bevindt (fig. 4. Uit de anamnese blijkt veelal dat het
knappen waar de patient tot dan toe last van had, nu is
verdwenen. Translatie is pas weer mogelijk in de chroni-
sche fase als het voorste deel van het gewrichtskapsel losser
en ruimerwordt. Indie fase hebben sommigepatientennog
nauwelijks herkenbare verschijnselen, bij anderen kan er
door het losser worden van het gewrichtskapsel een habi-
tuele luxatie ontstaan. In dat geval kan er opnieuw sprake
zijn van knappen dat dan optreedt als het kaakkopje over
het tuberculum articulare glijdt. Doordat de achterste aan-
hechting van de discus nu voortdurend abnormaal wordt
belast en beschadigd, ontstaat er vaak een perforatie cen-
traal in het gedeelte dat het kaakkopje bedekt. Klinisch
wordt deze fase veelal gekenmerkt door crepitaties en een
pijnlijke bewegingsbeperking. Ook is er nu sprake van
degeneratieve veranderingen in het gewricht.
Oorzaken van discusdislocatie
Bij het ontstaan van een dislocatie spelen veelal meerdere
oorzakelijke factoren een rol (tabel. 1).
De aandoening komt duidelijk vaker bij vrouwen
voor, terwijl ook de bouw van de kaak van belang is.
Met name een malocclusie klasse II (classificatie volgens
Angle) is een predisponerende factor, omdat er dan
meestal sprake is van hoge tubercula en steil verlopende
gewrichtsvlakken.
Malocclusie kan een discusdislocatie tot gevolg heb-
ben omdat er door chronisch verkeerd belasten van de
spieren pathologische bewegingspatronen kunnen ont-
staan. Als het kaakkopje een meer dorsale positie
inneemt (zoals bij malocclusie klasse II), dan schuift de
discus gemakkelijk naar voren. Dat is ook het geval bij de
vroeger vaak toegepaste therapeutische retrusie, een
iatrogene factor dus. Ook kunnen houdingsafwijkingen
van de halswervelkolom tot gevolg hebben dat de onder-
kaak meer naar achteren wordt verplaatst en de spier-
tonus reflectoir toeneemt.
Ook een te agressief uitgevoerde orthodontische
behandeling, vooral als de patient nog in de groei is,
kan een dislocatie in de hand werken. Andere schadelijke
factoren zijn een verhoogde spiertonus door stress, over-
belasting door niet-functionele bewegingen zoals tan-
denknarsen, door pijproken, het bespelen van bepaalde
muziekinstrumenten, nagelbijten, duimzuigen en over-
matig kauwgomgebruik.
Dikwijls wordt de nadruk gelegd op de traumatische
genese. Slechts een licht trauma, zoals het lang en gefor-
ceerd openhouden van de mond, kan al voldoende zijn
om een dislocatie van de discus veroorzaken. Als we ons
realiseren dat de verbinding tussen discus en gewrichts-
kapsel uit elastisch weefsel bestaat en de kapsel uit rela-
tief straf weefsel bestaat, kunnen we een losscheuren van
de discus, zoals vroeger vaak werd aangenomen, alleen
verwachten bij een ernstig trauma waarbij ook het
gewrichtskapsel inscheurt.
Conclusies
Uit het voorgaande moge duidelijk zijn dat men in geval
van een myoartropathie noch het kaakgewricht, noch de
spierfunctie of de occlusie afzonderlijk kan beschouwen.
Vaak is er sprake van stoornissen op alle drie de terreinen,
Figuur 4a en b. Dislocatie vande discus naar voren metblokkade van het gewricht(‘slot’); a bij gesloten mond; bbij geopende mond.
Tabel 1 Oorzaken en predisponerende factoren voordiscusdislocatie.
1. vrouwelijk geslacht2. abnormale bouw van de kaak3. malocclusie4. houdingsafwijking van de wervelkolom5. agressieve orthodontische behandeling6. stress7. niet-functionele bewegingen8. trauma
Figuur 3a en b.
Discusdislocatie naar vorenmet repositie bij ‘reciprookknappen’; a bij gesloten mond;b bij geopende mond.
22 Stimulus (1990) 09:20–23
13
hoewel ook geısoleerde problemen met betrekking tot een
van de drie mogelijk zijn. Behalve een zorgvuldige ana-
mnese en een uitvoerig klinisch onderzoek is dus, met het
oog op een optimale therapie, ook gnatologische, elektro-
myografische en radiologische diagnostiek van belang.
Diagnostische procedure
In aanvulling op het klinisch onderzoek levert artrografie
de belangrijkste informatie op als er sprake is van een
functiestoornis van het gewricht (fig. 5).
Tegenwoordig wordt een invasieve techniek toegepast,
die echter weinig risico’s kent en voor de patient nauwe-
lijks belastend is. Als de patient overgevoelig is voor con-
traststoffen kan computertomografie worden toegepast;
perforaties worden daarmee echter niet zichtbaar.
Voorafgaand aan elke operatieve ingreep, of het nu
gaat om een repositie van de discus of om een discectomie,
is het van groot belang de onderlinge verhoudingen in het
gewricht door middel van artrografie vast te leggen. Ook
kan artrografie incidenteel nodig zijn als een beugel moet
worden gemaakt of voor de evaluatie van een behande-
ling. De kans op een verkeerde interpretatie is groot wan-
neer men alleen het knakken en de beperking bij het
openen van de mond als diagnostisch criterium hanteert.
Therapeutische mogelijkheden
De therapie heeft vooral tot doel de pijn op te heffen en
de functie te verbeteren. Eerst worden de verschillende
conservatieve mogelijkheden beproefd.
Men kan daarbij het beste stapsgewijs de volgorde
aanhouden van fysisch-therapeutische maatregelen,
oefeningen en medicamenteuze ondersteuning naar de
therapie met verschillende soorten beugels. Als deze
behandeling niet het gewenste effect heeft, kan men ’
wanneer men van de medewerking van de patient verze-
kerd is ’ overgaan tot een operatieve ingreep, dat wil
zeggen een operatieve repositie van de discus, of als er
sprake is van ernstige afwijkingen/een discectomie en
eventueel een plastiek. In de meeste gevallen is ook nog
een prothetische of orthodontische occlusiebehandeling
nodig.
Samenvatting
Vroegere denkbeelden over het knappen van het kaakge-
wricht moeten gedeeltelijk worden herzien. Concrete
kennis kwam eerst voorhanden toen artrografie van het
kaakgewricht mogelijk werd. Van de pijnlijke myofas-
ciale syndromen kunnen thans de zuivere gewrichtsaan-
doeningen worden onderscheiden. Een belangrijke plaats
wordt daarbij ingenomen door de discusdislocatie die
zelf weer vele oorzaken kent. Nieuwe inzichten in de
pathofysiologische achtergronden heeft geleid tot ont-
wikkelingen op therapeutisch gebied.
[88176 ’ vert. J.C. Langereis]
Literatuur
Die Bedeutung von Funktionsgerauschen im Kiefergelenk [ManuelleMedizin 1988;26:27–31]
Figuur 5 Artrografie doorpunctie van de onderstegewrichtsspleet: dislocatie vande discus, aanwijzingen voorperforatie omdat de bovenstegewrichtsspleet zich ook metcontrasistof vult.
Figuur 6 Computertomogramvan een niet gereponeerdedislocatie van het rechtergewricht: de discus alssikkelvormige verdichtingvoor het kaakkopje.
Stimulus (1990) 09:20–23 23
13