de belgische aanpak van matchfixing in de sport. › opencms › export › ... · de belgische...
TRANSCRIPT
De Belgische aanpak van matchfixing in de sport.
Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de criminologische wetenschappen
door 01005787 - Sander Opsomer
Academiejaar 2016-2017 Promotor : Commissaris : Hardyns Wim De Koker Cedric
3
Woord vooraf
Het woord vooraf aan deze masterproef zou ik graag gebruiken om een aantal personen in
het bijzonder te bedanken.
Mijn promotor, professor Wim Hardyns, die steeds ter beschikking stond wanneer ik de
nodige vragen had omtrent mijn studie. Hij zorgde er voor dat ik de juiste weg kon inslaan
wanneer het onderzoek wat stroever verliep. Bijzondere dank ook voor zijn uiterst snelle
antwoorden en de uitnodiging tot het bijwonen van een zeer interessant gastcollege
omtrent matchfixing.
De respondenten die hun kostbare tijd opgeofferd hebben om mee te werken aan mijn
eindwerk. Ik wil hen in het bijzonder bedanken omdat ze er met hun snelle antwoorden
mede voor gezorgd hebben dat de gesprekken binnen de beperkte tijdspanne toch konden
plaatsvinden.
Mijn ouders, Christel en Geert, om mij de kans te geven een vervolgopleiding aan de
Universiteit van Gent te mogen afwerken.
Mijn broer, Bram, die dit jaar zelf moest zwoegen om zijn opleiding succesvol af te ronden.
Mijn vriendin, Céline, voor haar steun op alle vlak.
Bedankt!
4
Inhoudsopgave
WOORD VOORAF ............................................................................................................................. 3
INHOUDSOPGAVE ............................................................................................................................ 4
1. INLEIDING .................................................................................................................................... 6
2. ALGEMENE PROBLEEMSTELLING ................................................................................................... 8 2.1 MAATSCHAPPELIJKE DUIDING ................................................................................................................ 8 2.2 WETENSCHAPPELIJKE DUIDING ............................................................................................................ 11 2.3 BELGIË ALS SPECIFIEKE ONDERZOEKSCASE ............................................................................................... 12 2.4 ONDERZOEKSOPZET .......................................................................................................................... 14
3. DE BUITENLANDSE AANPAK VAN MATCHFIXING IN DE SPORT ...................................................... 17 3.1 WAT IS MATCHFIXING? ...................................................................................................................... 17 3.2 PROBABILITY ODDS, LIVE-‐BETTING, SPOT-‐FIXING EN POINT SHAVING ............................................................. 23 3.3 VOORBEELDEN VAN MATCHFIXING IN DIVERSE SPORTTAKKEN ..................................................................... 28
3.3.1 Voetbal ................................................................................................................................ 28 3.3.2 Tennis .................................................................................................................................. 30 3.3.3 Basketbal ............................................................................................................................. 31 3.3.4 Cricket .................................................................................................................................. 32 3.3.5 Andere sporten .................................................................................................................... 32
3.4 BUITENLANDSE EN INTERNATIONALE INITIATIEVEN TEGEN MATCHFIXING ....................................................... 34 3.4.1 Buitenlandse initiatieven ..................................................................................................... 34 3.4.2 Internationale initiatieven ................................................................................................... 36 3.4.3 Losstaande ideeën ............................................................................................................... 38
3.5 PROBLEMEN BIJ DE AANPAK VAN MATCHFIXING ....................................................................................... 42 3.6 DE BESTAANDE WETENSCHAPPELIJKE LITERATUUR SAMENGEVAT ................................................................. 45
4. DE BELGISCHE AANPAK VAN MATCHFIXING IN DE SPORT ............................................................. 46 4.1 DE ONDERZOEKSPOPULATIE ................................................................................................................ 46 4.2 DATAVERZAMELING OP BASIS VAN SEMIGESTRUCTUREERDE INTERVIEWS ....................................................... 50 4.3 DATA-‐ANALYSE OP BASIS VAN EEN INDUCTIEVE AANPAK ............................................................................ 51 4.4 ONDERZOEKSRESULTATEN .................................................................................................................. 52
4.4.1 Algemeen ............................................................................................................................. 52 4.4.2 Aanpassingen aan de Belgische kansspelwetgeving ........................................................... 53 4.4.3 Welke Belgische sporten en sporters mogelijk betrokken bij matchfixing? ......................... 56 4.4.4 Belgische gokoperator Bingoal – Dieter Vanlerberghe ........................................................ 58 4.4.5 Centrale Dienst ter Bestrijding van de Corruptie van de Federale Gerechtelijke Politie – Guy Goudesone .................................................................................................................................... 61 4.4.6 Integrity officers van de tennis-‐ en voetbalfederatie – Dirk Deldaele en Thibault De Gendt ...................................................................................................................................................... 63 4.4.7 De Belgische Kansspelcommissie – Peter Naessens ............................................................. 69
5
5. CONCLUSIE EN DISCUSSIE ............................................................................................................ 72
6. BIJLAGEN ................................................................................................................................... 76 BIJLAGE A: UITNODIGING TOT ONDERZOEK .................................................................................................. 76 BIJLAGE B: INFORMED CONSENT ................................................................................................................ 77 BIJLAGE C: SEMIGESTRUCTUREERDE VRAGENLIJST ......................................................................................... 78 BIJLAGE D: KWANTITATIEVE VRAGENLIJST .................................................................................................... 80
7. BIBLIOGRAFIE ............................................................................................................................. 82
6
1. Inleiding
“gokken (gokte, heeft gegokt)
1 -‐ een geluksspel spelen waarmee je geld kunt winnen
2 -‐ aannemen dat iets zo is of zal gebeuren zonder het zeker te weten”
(Huijgen & Verburg, 1996, p. 190)
De Belg is een echte sportmens. Niet alleen gaat men zelf elke week actief een sport zoals
badminton, judo of wielrennen beoefenen, ook passief zit menig supporter achter de buis
wanneer de Rode Duivels of het Belgische Fed Cup team weer moeten spelen. Sport neemt
met andere woorden een belangrijke plaats in beslag in het leven van onze landgenoten.
Daarnaast wordt het gokken op zulke sportwedstrijden ook steeds populairder. Flitsende
reclameboodschappen van diverse operatoren gijzelen de reclameblokken op de televisie,
wedstrijduitrustingen worden bedrukt met namen van diverse bedrijven en in en rond
verschillende sportstadions wordt men aangemoedigd om een gokje te plaatsen. Europees
parlementslid Emine Bozkurt rekende uit dat de markt van het online gokken op
sportwedstrijden gegroeid is van 16,3 miljard euro in 2004 naar een duizelingwekkend
bedrag van ongeveer 50,7 miljard euro in 2012 (Bozkurt, 2012). Als je daar dan nog eens de
verschillende andere grote sponsor-‐ en televisiebedragen bij optelt, wordt duidelijk dat sport
vandaag de dag niet alleen een belangrijke vorm van vrijetijdsbesteding is, maar dat het ook
een enorm economisch belang heeft binnen de samenleving. Met ongeveer 1,8% van het
totale globale BBP wordt de legale sportindustrie economisch zelfs belangrijker geacht dan
bijvoorbeeld de textiel-‐ of staalsector (Serby, 2015). Wanneer er over bedragen van zulke
orde gesproken wordt, lijkt het jammer genoeg ook logisch dat sommige mensen op een
illegale manier hun graantje proberen mee te pikken. De laatste jaren worden verschillende
takken niet alleen geconfronteerd met sporters die gebruik maken van doping om hun
prestaties te bevorderen en zo te gaan lopen met de enorme winstpremies, ook worden
wedstrijden steeds vaker vervalst om er al dan niet financieel gewin uit te slaan. Deze
masterstudie gaat over laatst besproken fenomeen, namelijk matchfixing binnen de sport. Er
zal onder meer bestudeerd worden wat matchfixing juist is, welke vormen er bestaan, hoe er
in België opgetreden wordt tegen deze specifieke vorm van fraude, welke verschillende
actoren hierbij betrokken worden, welke sancties er kunnen opgelegd worden en zo voort.
7
In de algemene probleemstelling zal er stilgestaan worden bij de motivatie voor deze
onderwerpskeuze. Er zal beargumenteerd worden waarom matchfixing interessant genoeg is
om te onderzoeken, waarom België als specifieke case een meerwaarde biedt in het
wetenschappelijk onderzoek daaromtrent en waarom gepoogd is bookmakers te betrekken
bij het onderzoek. In dit luik van de masterproef worden ook de algemene en specifieke
onderzoeksvragen belicht en wordt er uitgelegd waarom er gekozen is om een kwalitatief en
geen kwantitatief onderzoek uit te voeren.
Het daar op volgende grote luik van deze masterstudie bestaat uit een grondige
literatuurstudie omtrent het fenomeen matchfixing. Op basis van bestaande
wetenschappelijke artikels zal een uitgebreide definitie gepuurd worden die de hoeksteen
vormt voor de rest van het onderzoek. Ook zal er stilgestaan worden bij diverse varianten
van matchfixing zoals spot-‐fixing en point shaving. De literatuurstudie gaat verder met een
beperkte lijst van verschillende voorbeelden van matchfixing uit het verleden om vervolgens
oog te hebben voor verschillende internationale initiatieven die reeds ondernomen zijn om
deze vorm van fraude tegen te gaan. Als laatste wordt er ook gekeken naar de verschillende
problemen die oprijzen wanneer men matchfixing grondig wilt aanpakken.
Daarna volgt het eigenlijke kwalitatieve onderzoek. Op basis van gesprekken met mensen uit
diverse takken wordt nagegaan hoe matchfixing vandaag de dag bestreden wordt in België.
Zoals verder zal blijken was het oorspronkelijk de bedoeling om enkel gokoperatoren aan het
woord te laten in dit deel van deze masterstudie, maar door hun beperkte respons werd de
scope uitgebreid naar de politiediensten, de Belgische kansspelcommissie en de aangestelde
integrity officers van de Belgische tennis-‐ en voetbalfederatie. Op basis van de gesprekken
met deze personen zal nagegaan worden waar ons land al goed scoort en waar er eventueel
nog verbeteringen mogelijk zijn.
De masterproef wordt afgesloten met de conclusies die afgeleid kunnen worden op basis
van het voltooide onderzoek en er zullen suggesties gegeven worden voor eventueel
bijkomend onderzoek.
8
2. Algemene probleemstelling
Het staat vast dat matchfixing een fenomeen is dat interessant genoeg is om een hele
masterstudie criminologische wetenschappen aan te wijden. Sporters die zich bezondigen
aan het vervalsen van wedstrijden, overtreden in vele gevallen bepaalde wetten waardoor
ze zich op het criminele circuit begeven. Daarenboven geraakt men op het eerste zicht vaak
verstrikt in een georganiseerd crimineel web waar het moeilijk lijkt om uit te geraken. Er zijn
met andere woorden dus een aantal maatschappelijke en wetenschappelijke argumenten te
vinden die verklaren waarom er nu net voor matchfixing als centraal onderwerp voor deze
masterproef gekozen is. Deze redenen komen in dit luik van de thesis aan bod. Verder wordt
er dieper ingegaan op de centrale en specifieke onderzoeksvragen, de gebruikte
onderzoeksmethode, de soort bronnen die gehanteerd zijn en als laatste worden de
eventuele beperkingen van het onderzoek al kort even belicht.
2.1 Maatschappelijke duiding
Zoals in de inleiding reeds is aangehaald, is sport enorm populair in België. Verschillende
sportclubs krijgen jaar na jaar meer aangesloten leden, bepaalde initiatieven om te beginnen
met sporten zoals bijvoorbeeld mei als ‘maand van de sportclub’, worden politiek
ondersteund en ga zo maar door. Daarbij komt nog dat vele Belgische topsporters zoals de
Rode Duivels en de Red Flames, Greg Van Avermaet, de Belgische mannen hockeyploeg,
David Goffin, Pieter Timmers… het op internationaal niveau ook steeds beter beginnen te
doen, waardoor dat de supportersaantallen ook groter worden. Om maar een voorbeeld te
geven: meer dan 2,3 miljoen kijkers zagen de Belgen in 2014 in de kwartfinale winnen tegen
de Verenigde Staten op het WK voetbal in Brazilië (Het Nieuwsblad, 2014, 12 juli). Dit toont
aan dat sport maatschappelijk gezien van een enorm groot belang is. Wanneer sporters dan
beslissen om hun wedstrijd niet volgens de regels van het spel te spelen, laten ze niet alleen
zichzelf, maar ook hun toeschouwers in de kou staan. Indien men weet krijgt van het feit dat
er matchfixing plaatsvindt binnen een bepaalde sporttak, is het niet meer dan logisch dat de
supporters niet langer hun geld uitgeven aan de soms wel dure toegangstickets of aan één of
ander televisieabonnement. Matchfixing kan er dus met andere woorden voor zorgen dat
niet alleen de sporters zelf gestraft worden, maar ook dat hun supporters en directe
omgeving in de klappen zullen delen. Toeschouwers haken af waardoor de wedstrijdrecettes
9
en televisieopbrengsten verminderen, individuele, lucratieve sponsordeals worden
verbroken, het team waartoe men behoort moet verplicht degraderen, enzovoort.
Naast deze enorme economische en sportieve impact, is er ook het deontologische aspect
dat niet buiten beschouwing mag blijven. Hoewel de Olympische gedachte luidt ‘meedoen is
belangrijker dan winnen’, verlaat geen enkele professionele of zelfs amateurspeler het
terrein met een goed humeur wanneer men de wedstrijd verloren heeft. Sportwedstrijden
zijn gebaseerd op een winnaarsmentaliteit, waar sommigen al wat meer in overdrijven dan
anderen. Het is eigen aan de mens dat hij of zij graag wint en absoluut niet graag verliest.
Daarom ook dat wedstrijdvervalsing, om welke reden dan ook, van nature uit door de mens
verafschuwd wordt. Daarenboven vervullen vele sporters een voorbeeldfunctie voor de
jongeren. Denk hierbij maar aan de vele jeugdvoetballertjes die de bewegingen van een
speler als Ronaldo of Pogba nadoen wanneer ze zelf gescoord hebben. Indien het zou
uitkomen dat één van deze spelers verdacht wordt van het verkopen van wedstrijden en
wanneer deze speler dan volledig wordt uitgespuwd in de media, spatten de dromen van
vele kinderen om zelf profvoetballer te worden, uit elkaar.
Daarbij komt dat het in België nog maar zeer recent mogelijk is om op een volledig legale
wijze geld in te zetten op sport. Het is zo dat het sinds 2011 is toegelaten om te gokken op
verschillende sportwedstrijden bij een door de Kansspelcommissie gelicentieerde aanbieder
(De Standaard, 2016, 28 september). Recente ontwikkelingen op de markt van de
sportweddenschappen hebben er voor gezorgd dat er vandaag de dag niet alleen op de
uitslag van een bepaalde wedstrijd gegokt kan worden, maar dat men ook bijvoorbeeld geld
kan inzetten op elk punt dat gespeeld wordt in een tennismatch, met hoeveel punten
verschil een bepaalde basketbalploeg wint of in welke ronde een bepaalde bokser knock-‐out
geslagen wordt. De opkomst van het internet heeft er bijkomend voor gezorgd dat men niet
alleen voorafgaand aan een wedstrijd geld moet inzetten, maar dat men tegenwoordig ook
live kan gokken (Forrest, McHale & McAuley, 2008; Peurala, 2013). Het aanbod is met
andere woorden enorm groot geworden, zowel in België als op het internationale niveau.
Spelers uit België kunnen live geld inzetten op een tafeltenniswedstrijd die in Mexico
gespeeld wordt, maar ook in omgekeerde richting is het mogelijk dat bijvoorbeeld een
10
Aziatisch goksyndicaat kan spelen op een volleybalwedstrijd in ons land. Door deze recente
ontwikkelingen kan er dus niet alleen meer op reguliere wijze gegokt worden, maar worden
de mogelijkheden voor potentiële matchfixers ook steeds verder uitgebreid. Men hoeft niet
langer ter plaatse aanwezig te zijn bij een bepaalde wedstrijd en men hoeft zelfs niet langer
wedstrijdbepalende elementen te kopen en verkopen. De omkopers varen mee op deze
recente ontwikkelingen binnen de internationale markt van het gokken op sportwedstrijden.
Dit alles wilt niet zeggen dat matchfixing op zich nog niet lang bestaat. Reeds in 1919 werd
het Amerikaanse baseball opgeschrikt door een geval van wedstrijdmanipulatie (Forrest,
McHale & McAuley, 2008; Goudesone, 2015; Hosmer-‐Henner, 2010; Preston & Szymanski,
2003). Hoewel de toenmalige Chicago White Sox torenhoog favoriet waren in hun wedstrijd
tegen de Cincinatti Reds voor de World Series van de Major League Baseball, verloren ze
toch. Achteraf bleek dat verschillende spelers zich op illegale wijze verrijkt hadden met het
geld van allerlei goksyndicaten. Omdat ze vonden dat ze te weinig betaald werden voor hun
sportieve prestaties door het clubbestuur, besloten de spelers hun wedstrijd met opzet te
verliezen. Het gokschandaal, dat het Black Sox Scandal genoemd werd, vormde een zwarte
pagina in de rijke geschiedenis van het Amerikaanse baseball. Een van de beste spelers op
dat moment, ‘Shoeless’ Joe Jackson, werd veroordeeld tot een levenslange verbanning. Dit
voorbeeld toont maar aan dat matchfixing hoegenaamd niet een thema is dat enkel in de
21ste eeuw bestaat. Er zijn reeds vele gevallen van vroegere jaren bekend, waardoor dat men
kan zeggen dat matchfixing in feite een oud fenomeen is, dat toch een modern tintje krijgt
door de vele evoluties binnen de markt van de sportweddenschappen.
Een laatste argument van maatschappelijke duiding, slaat op het feit dat matchfixing en het
gokken op sportwedstrijden (eventueel door spelers zelf) tegenwoordig een hot topic vormt
binnen de Vlaamse media. Sinds de zaak Ye bijvoorbeeld, die in 2005 in het lang en het
breed uitgespit is in de Belgische geschreven pers, is het begrip ‘gokchinees’ goed
ingeburgerd bij de Belgische voetbalsupporters. Ook het feit dat Belgische voetballers zoals
Olivier Deschacht, Laurent Henkinet en Tuur Dierickx zouden gegokt hebben op eigen
wedstrijden, sloeg in als een bom (Het Nieuwsblad, 2016, 21 november). Journalisten spelen
maar al te graag in op de duisternis en de onduidelijke wetgeving die hierover hangt. Op den
11
duur gaat men zelf op zoek naar zogenaamde gevallen van matchfixing en probeert men dit
aan hun publiek en eventueel zelfs politiediensten of politici voor te leggen. Denk hierbij
bijvoorbeeld aan de Nederlandse journalisten Tom Knipping en Iwan Van Duren, die in hun
twee boeken de link maken tussen voetbal en maffia en die daarvoor opgeroepen werden
door de Nederlandse Twee Kamer (2012; 2013).
2.2 Wetenschappelijke duiding
Naast deze vele maatschappelijke redenen zijn er ook een aantal wetenschappelijke
argumenten te vinden waarom matchfixing een interessant onderwerp vormt voor een
masterstudie als deze. Zo staat het empirisch onderzoek omtrent dit thema volgens de
Nederlandse hoogleraar criminologie Toine Spapens nog steeds in zijn kinderschoenen
(2015). Hoewel hijzelf kan gezien worden als één van de voortrekkers binnen de Lage Landen
wanneer het gaat over matchfixing, is het wetenschappelijk veld in onze contreien voor de
rest redelijk arm bezaaid. De masterproef van Sidorski en Dormaels vormde een Belgische
aanzet, maar deze dateert toch van een viertal jaar geleden, waardoor dat deze misschien
geüpdatet moet worden (2013). Het is dus met andere woorden de bedoeling om met deze
masterproef een steentje bij te dragen binnen het wetenschappelijke onderzoek naar
wedstrijdvervalsing binnen de sport.
Een tweede argument slaat op het feit dat matchfixing een multidisciplinair thema is dat
mensen uit verschillende stromingen en uit diverse windstreken verbindt. Journalisten
gebruiken het als sensationeel onderwerp om hun dag-‐ en weekbladen mee te verkopen,
economen onderzoeken hoe bepaalde noteringen tot stand komen en wat de eventuele
impact is van wedstrijdvervalsing, rechtsgeleerden bestuderen de wetgeving in diverse
landen en vergelijken deze met elkaar, psychologen leren waarom men wel of net niet
overgaat tot matchfixing, sportwetenschappers zoeken uit hoe men juist overgaat tot
matchfixing… Criminologen sluiten zich hierbij aan en kunnen daarbij overkoepelend te werk
gaan door zowel het regulerend als het operationeel kader in kaart te brengen. Daarbij komt
nog dat matchfixing mensen uit de criminologische wetenschappen enorm kan interesseren
omdat het een zeer uniek karakter heeft (Bozkurt, 2012; Nowy & Breuer, 2017; Peurala,
2013). Zo wordt het vaak op de één of andere manier gelinkt aan georganiseerde misdaad.
12
Ook wordt er vaak gesproken over feit dat er nog steeds maar weinig veroordelingen zijn en
als er dan al één is, dat de straffen beduidend laag zijn in vergelijking met de mogelijke
opbrengsten. Daarenboven is matchfixing niet altijd specifiek in een strafwetboek terug te
vinden, waardoor dat openbare aanklagers soms moeten sleutelen aan hun strafeisen. Als
laatste valt het ook op dat een beperkt aantal fixers voor grote economische en sportieve
schade kunnen zorgen.
2.3 België als specifieke onderzoekscase
De vraag rijst natuurlijk waarom men net de aanpak van matchfixing in België zou moeten
bestuderen. Ook hiervoor zijn een aantal motieven te vinden. Zo zijn sporten in ons land al
meerdere malen het slachtoffer geweest van wedstrijdvervalsing. Het meest bekende
voorbeeld is waarschijnlijk de zaak Zheyun Ye waarbij twaalf voetballers van onder andere
SK Lierse en La Louvière voor de Brusselse raadkamer gedaagd werden (De Morgen, 2010, 3
september; Goudesone, 2015; Knipping & Van Duren, 2013). Ze werden allen verdacht van
het vervalsen van wedstrijden tijdens het seizoen 2004-‐2005 in opdracht van de Chinese
zakenman, die zich voordeed als mogelijke sponsor voor de voetbalploegen. Uiteindelijk
werden er drieëntwintig mensen veroordeeld en kwam het maatschappelijke debat rond
matchfixing op gang. Jammer genoeg was dit niet het eerste omkoopschandaal waarmee het
Belgische voetbal te maken kreeg. In 1984 bracht onderzoeksrechter Bellemans immers aan
het licht dat twee jaar daarvoor enkele spelers van Standard Luik, waaronder Eric Gerets,
hun winstpremie overhandigd hadden aan de spelers van Waterschei in ruil voor een
overwinning in hun onderlinge confrontatie (Goudesone, 2015). Hierdoor werd Standard dat
jaar kampioen van België. En ook in 1999 lieten twee Nederlandse spelers van voetbalploeg
KVC Westerlo, namelijk Marc Cox en Coen Burg, zich omkopen om hun wedstrijd tegen KV
Kortrijk te verliezen (Knipping & van Duren, 2013; Spapens & Olfers, 2015). Bovenstaande
voorbeelden maken duidelijk dat de voetbalsport in ons land niet gespaard is gebleven van
corruptie. Het is echter geenszins de bedoeling om het voetbal te viseren. Meer recentelijk
bijvoorbeeld is het federaal parket op basis van informatie van de Belgische
Kansspelcommissie en de parketten van Antwerpen, Mechelen, Brussel, Brugge en
Oudenaarde een onderzoek gestart naar mogelijks honderden verdachte tenniswedstrijden
in ons land (De Tijd, 2015, 5 september). Verschillende spelers zouden hun wedstrijden in
13
zogenaamde ‘Challenger’ en ‘Futures’ tornooien verkocht hebben, waardoor gokkers in
België en andere Europese landen via hun weddenschappen enorme winsten gemaakt
hebben. Men kan dus niet met zekerheid zeggen of dat een bepaalde sport meer of minder
gefixt wordt in België in vergelijking met andere. Voetbal heeft de meest concrete en meest
gemediatiseerde voorbeelden waarbij de matchfixing ook bewezen is verklaard door een
rechtbank, maar dat wilt daarom nog niet zeggen dat de voetbalsport meer corrupt is.
Zoals in de duiding hierboven ook beschreven, is er in ons land nog maar weinig onderzoek
naar matchfixing gedaan. Het lijkt dan ook interessant om met deze thesis het
wetenschappelijk palet uit te breiden. Daarnaast is er ook interesse vanuit politieke voor het
fenomeen. Minister van Justitie Koen Geens verwees in zijn algemene beleidsnota voor de
Kamer van Volksvertegenwoordigers expliciet naar wedstrijdvervalsing als één van de
grootste bedreigingen voor de hedendaagse sport (2016). Hij pleitte dan ook voor een
integrale en geïntegreerde aanpak door middel van een nieuw nationaal platform dat als
overlegorgaan kan dienen tussen de federale overheid, de gemeenschappen, de
opsporingspartners, de kansspelcommissie en de sportsector. Dit platform zou als doel
hebben de informatiestroom tussen de verschillende stakeholders te verbeteren.
Er wordt in de ministeriële beleidsnota echter nergens vermelding gemaakt van de
gokoperatoren, terwijl dat deze ook een grote bron van informatie zouden kunnen vormen.
Zij weten immers hoeveel geld er op bepaalde wedstrijden wordt ingezet, wanneer bepaalde
gokpatronen als verdacht kan beschouwd worden, enzovoort. Het is daarom de expliciete
bedoeling om bedrijven zoals Unibet, Napoleon Games of Bingoal in deze masterstudie te
betrekken. Bedrijven als deze komen immers niet alleen amper aan het woord in
wetenschappelijk onderzoek, ook zijn zij zelf het eerste slachtoffer van matchfixing omdat ze
enorme bedragen moeten uitkeren aan gokkers die winsten maken wanneer ze inzetten op
vervalste wedstrijden. Bookmakers kunnen dus met andere woorden een belangrijke partner
vormen in de strijd tegen matchfixing.
14
2.4 Onderzoeksopzet
In dit luik van de masterproef wordt er stilgestaan bij de concrete vraag-‐ en probleemstelling
waarop deze thesis gebaseerd is, de onderzoeksmethode waarvoor geopteerd is en de
verschillende soorten bronnen die zullen gebruikt worden om een antwoord te bieden op de
onderzoeksvragen.
De centrale vraag in dit onderzoek luidt: “hoe wordt matchfixing in de sport bestreden in
België?”. Om deze vraag te kunnen beantwoorden, wordt ze opgesplitst in een aantal
deelvragen. De antwoorden op al deze vragen worden in de conclusie van deze studie
samengebundeld en moeten vervolgens het hoofd bieden aan de centrale probleemstelling
van dit onderzoek.
Deelvraag 1: wat is matchfixing?
Matchfixing vormt het centrale thema van dit onderzoek. Wanneer men een onderzoek doet
naar zo’n specifiek onderwerp, is het van zeer groot belang dat er een goede definitie aan de
basis ligt. Zoals uit de wetenschappelijke literatuur zal blijken, is er op dit moment echter
nog geen internationaal gedeelde begripsbepaling. Er worden nog steeds verschillende
omschrijvingen gebruikt door diverse wetenschappers. Het is de bedoeling om al deze
aangehaalde definities op te lijsten en er de belangrijke elementen uit te filteren, zodanig
dat er een eigen werkdefinitie opgesteld kan worden die dan gebruikt wordt in het verdere
onderzoek. Er wordt verder ook gekeken welke beweegredenen aan de basis liggen van
matchfixing, wie er bij betrokken is en welke verschillende specifieke vormen er tot op
heden terug te vinden zijn.
Deelvraag 2: welke voorbeelden van matchfixing zijn er in de literatuur terug te vinden?
Om aan te tonen dat matchfixing zowel een historisch als een hedendaags probleem is, dat
zich niet beperkt tot één enkele sport, zullen verschillende voorbeelden uit de
wetenschappelijke literatuur in deze deelvraag aan bod komen. De vernoemde illustraties
kunnen dan dienen om de stelling ‘matchfixing is een grote bedreiging voor de hedendaagse
sport’ kracht bij te zetten. Verschillende gevallen van matchfixing in bekende en minder
bekende sporten zullen aangehaald worden zodanig dat er een grondig beeld van het
15
fenomeen geschetst wordt. Belangrijk bij deze deelvraag is dat er enkel zaken opgesomd
worden waarvan bewezen is dat er matchfixing (om welke reden dan ook) heeft
plaatsgevonden. Het zou immers niet wetenschappelijk zijn om in te gaan op speculaties
omtrent wedstrijdvervalsing.
Deelvraag 3: welke buitenlandse en internationale initiatieven zijn er reeds ondernomen om
matchfixing in de kiem te smoren?
Als men een onderzoek uitvoert naar de wijze hoe België omgaat met manipulatie in de
sport, kan het interessant zijn om te kijken hoe men in andere landen of op het
internationale niveau dit fenomeen probeert te bestrijden. Door de globalisering en de
opkomst van het internet is de wereld immers constant verbonden met elkaar. Daarbij komt
nog dat de mogelijkheden om geld in te zetten op sportwedstrijden steeds verder zijn
uitgebreid, waardoor het bijvoorbeeld mogelijk is om in ons land live te gokken op een
badmintonwedstrijd in Mauritius. Het zou dus te kort door de bocht zijn, moest er gesteld
worden dat België op zichzelf matchfixing in zijn geheel kan bestrijden. Er zijn steeds meer
sportwedstrijden die gespeeld worden op de verschillende continenten tegelijk, waardoor
dat een internationale aanpak zich zeker opdringt. Voorbeelden hiervan komen in dit luik
van de thesis aan bod. De aangehaalde buitenlandse initiatieven zullen in een verder
stadium van deze masterstudie ook nog vergeleken worden met de Belgische maatregelen,
zodanig dat er geconcludeerd kan worden welke van deze acties eventueel als effectiever en
efficiënter kan beschouwd worden.
Deelvraag 4: welke problemen komen naar boven wanneer men matchfixing probeert aan te
pakken?
Zoals uit deelvraag 2 zal blijken is matchfixing geen fenomeen dat met uitsterven bedreigd is,
integendeel. Jaarlijks lijken nieuwe gevallen van wedstrijdvervalsing wereldwijd verspreid op
te duiken. Dit wilt dus zeggen dat er waarschijnlijk iets schort aan de reeds ondernomen
initiatieven om matchfixing te bestrijden. Indien men in de toekomst toch een succesvolle
aanpak beoogt, is het interessant te bestuderen waarom deze initiatieven gefaald of ten
dode opgeschreven zijn .
16
Deelvraag 5: hoe ziet de hedendaagse Belgische aanpak van matchfixing er uit?
Waar er bij de eerste vier deelvragen gebruikt gemaakt wordt van de bestaande
wetenschappelijke literatuur, zal een antwoord op deze deelvraag gepuurd worden op basis
van semigestructureerde interviews afgenomen bij Belgische experts ter zake. De
belangrijkste bedoeling van dit kwalitatief onderzoek is om een bepaalde Belgische waarde
aan de bestaande wetenschappelijk literatuur toe te voegen. Zo zal er onder meer
bestudeerd worden hoe Belgische bookmakers hun noteringen voor wedstrijden bepalen,
welke interne en externe controlemechanismen er zijn die signaleren wanneer er hoge
bedragen op een bepaalde wedstrijd worden ingezet, welke andere actoren betrokken
worden bij de aanpak van matchfixing, welke eventuele samenwerking er wel of net niet is…
Er zijn meerdere redenen te bedenken waarom er gekozen is voor een inductieve bottom-‐up
benadering. Ten eerste is er nog maar zeer weinig onderzoek gevoerd in ons land naar
matchfixing. Daardoor lijkt een kwalitatief onderzoek met zijn eigen exploratief karakter
meer aangewezen in vergelijking met bijvoorbeeld een literatuurstudie of een kwantitatief
onderzoek. Ten tweede zijn er ook maar een beperkt aantal Belgische actoren die de strijd
aangaan met matchfixing. Daardoor is de scope met respondenten van zelf al beperkt en
lijken semigestructureerde interviews de beste methode om hun kennis weer te geven.
Om het onderzoeksopzet samen te vatten, wordt deze masterstudie dus opgesplitst in twee
grote delen. In het eerste deel wordt er gesteund op de bestaande internationale
wetenschappelijke literatuur om meer kennis te verschaffen over welke definities er zoal
gehanteerd worden, welke voorbeelden van matchfixing er al hebben plaatsgevonden in het
verleden, welke internationale en buitenlandse initiatieven reeds ondernomen zijn om
matchfixing tegen te gaan en welke problemen daarbij de kop op staken. Het tweede deel,
waarbij gebruik gemaakt wordt van kwalitatieve diepte-‐interviews bij Belgische experts ter
zake, wordt aangewend om toegevoegde waarde te creëren. In het vervolg van deze
masterstudie zullen er geen journalistieke bronnen meer aan bod komen. Deze dienden
enkel om de inleiding en de duiding te ondersteunen. Een media-‐analyse op zich zou ook
interessant zijn om matchfixing in kaart te brengen, maar daarvoor is in deze dus niet
gekozen. Daarnaast komen de grootste beperkingen van deze masterproef aan bod op het
eind bij het luik ‘conclusie en discussie’.
17
3. De buitenlandse aanpak van matchfixing in de sport
Sport verbindt mensen uit de hele wereld met elkaar. Niet alleen worden landelijke
professionele voetbal-‐, volleybal-‐, basketbal-‐ of zelfs tafeltennisteams bevolkt met mensen
uit alle continenten, ook spelen nationale teams vaak tegen elkaar op bijvoorbeeld Europese
of wereldkampioenschappen. Bijkomend brengen deze sportwedstrijden ook supporters van
alle uithoeken op de been. Sport heeft met andere woorden een zeer groot maatschappelijk
belang. Daarnaast gebruiken verschillende merken bekende sportkoppen om hun producten
te promoten. Aan deze sponsordeals zijn vaak miljoenen euro’s of dollars verbonden. Het
economische belang van sport is dus ook niet te onderschatten. Nu zijn er echter een paar
valsspelers aan het werk die alles proberen te saboteren. Door opzettelijk een wedstrijd of
zelfs nog maar een punt te verliezen, gaan ze in tegen de winnaarsmentaliteit die bij
iedereen bekend is. Matchfixing is dus de zwarte keerzijde van de sportieve medaille.
Doordat ze veel maatschappelijke en economische schade kan veroorzaken, dient ze op een
goede en efficiënte manier te worden bestreden. Wereldwijd zijn er al een aantal
initiatieven opgestart om matchfixing tegen te gaan. Voordat deze bestudeerd worden, zal
er eerst een definitie van het fenomeen gedistilleerd worden uit de bestaande
wetenschappelijke literatuur.
3.1 Wat is matchfixing?
Matchfixing is een sportief fenomeen waarbij vele mensen zich iets kunnen inbeelden, maar
waarvan een wetenschappelijk gedeelde definitie ontbreekt. Voor het verder vervolg van
deze masterstudie is dus van groot belang dat er een algemene werkdefinitie van het
concept wordt opgesteld. Daarvoor worden eerst verschillende beschrijvingen hieronder
weergegeven en daaruit worden dan de belangrijkste elementen opgenomen.
Alvorens de wetenschappelijke definities te bestuderen, moet er opgemerkt worden dat het
opvalt dat niet elke auteur een duidelijke definiëring gebruikt van matchfixing in zijn of haar
werk. In vele gevallen wordt er van uitgegaan dat de lezer weet wat er juist bedoeld wordt
met het fenomeen en wordt er direct overgegaan naar het eigenlijke onderzoek zonder een
luik expliciet te wijden aan een conceptualisatie of iets gelijkaardigs. Daarom ook dat er niet
al te veel verschillende definities te vinden zijn.
18
Een eerste wetenschappelijke definitie die aan bod komt, is die van Preston en Szymanski
(2003). In hun werk spreken de professoren over matchfixing wanneer “individual
contestants may be willing to reduce their effort contribution for specific matches if the
rewards for so doing are large enough. Sometimes this occurs either because the opposition
values the victory significantly more and is willing to pay to secure it, and sometimes it occurs
because there is an opportunity to generate returns on the insider information (for example,
through gambling)”. Opvallend hierbij is dat men enkel oog heeft voor de financiële kant van
matchfixing. Volgens de auteurs gaan sportievelingen over tot matchfixing wanneer men er
voor betaald wordt door de tegenpartij of wanneer men insider informatie kan gebruiken
om zelf geld in te zetten op wedstrijd in kwestie. Mensen die zich laten misleiden om over te
gaan tot matchfixing, maken als het ware eerst een interne kosten-‐baten analyse. Als de
voordelen het halen van de nadelen, staat niets wedstrijdmanipulatie in de weg. Ook
Forrest, McHale en McAuley wijzen enkel op de financiële kant van matchfixing als mogelijk
drijfveer (2008). Zij zien in matchfixing “manipulation of on-‐the-‐field events for motives
related to potential gain in betting markets”. Deze definitie lijkt echter al achterhaald, omdat
niet alle vormen van gokgerelateerde fixing op het veld zelf plaatsvinden. Zo is bijvoorbeeld
een technicus in Groot-‐Brittannië veroordeeld omdat hij de lichten van het voetbalstadion
liet uitvallen tijdens de wedstrijd tussen Charlton Athletic en Liverpool (Hosmer-‐Henner,
2010). Door de actie van deze man, werd de eindscore vastgelegd in het voordeel van zijn
weddenschap en die van het Aziatisch goksyndicaat waartoe hij behoorde. Hierdoor
maakten beiden samen ongeveer 60 miljoen dollar winst. Hosmer-‐Henner zelf zag in game-‐
fixing “when players, coaches, or referees influence a sporting contest for the purposes of
gambling”. Hij trekt de definitie van Preston en Szymanski open en stelt dat ook het
sportieve entourage bij matchfixing betrokken kan worden. Een laatste definitie die bij deze
gokgerelateerde visie thuishoort, is die van Gorse en Chadwick (2010). Zij spreken in hun
werk over “corruption in sport involves any illegal, immoral or unethical activity that
attempts to deliberately distort the result of a sporting contest for the personal material gain
of one or more parties involved in that activity”. Dit is een ruimere visie die meer ladingen
dekt. Zo is het bijvoorbeeld niet nodig dat een bepaalde actie illegaal is, maar wel dat deze
immoreel of onethisch is. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een voetballer die expres een bal
over de zijlijn trapt. Is dit illegaal? Waarschijnlijk niet, want het is volgens de regels van het
19
spel mogelijk dat een speler de bal buiten trapt zonder dat hij daarvoor bestraft wordt. Is dit
onethisch of immoreel wanneer hij zelf of iemand uit zijn omgeving hierop geld heeft
ingezet? Zeker en vast, omdat men niet meer bezig is met de sport op zich, maar wel met de
financiële belangen die hiermee gemoeid zijn. Langs de andere kant moet er opgemerkt
worden dat deze definitie ook te eng is. Er wordt namelijk enkel gekeken naar het financiële
aspect van matchfixing en naar zaken die het resultaat van een wedstrijd bepalen, terwijl dat
men ook financieel beter kan worden door te gokken op niet-‐wedstrijdbepalende elementen
(zie spot-‐fixing). Het voornaamste dat in bovenstaande omschrijvingen naar voren komt, is
het feit dat verschillende personen overgaan tot matchfixing wanneer de financiële
motieven zich daartoe opwerpen. Het is echter te kortzichtig om te stellen dat matchfixing
enkel plaatsvindt om gokgerelateerde redenen. Toch is het belangrijk dat het financiële
motief zeker in acht genomen wordt. Wanneer de meeste mensen immers spreken over
matchfixing, denken ze toch nog vaak enkel aan maffiapraktijken en de daarbij horende
(illegale) weddenschappen.
Een Nederlandstalige definitie is te vinden in het werk van Sidorski en Dormaels (2013). Zij
definiëren matchfixing als “het manipuleren of vervalsen van wedstrijden en
wedstrijdresultaten door een individu of meerdere actoren, al dan niet uit eigen belang,
waarbij er altijd sprake is van een vorm van machtsmisbruik”. Het lijkt niet raadzaam om
verder op deze definitie te bouwen, omdat deze te ruim is. Zo wordt er niet verduidelijkt wie
dit individu of deze meerdere actoren kunnen zijn. Ook het element machtsmisbruik lijkt niet
altijd aanwezig te zijn. Een speler die bijvoorbeeld zelf gokt op zijn een eigen verliesmatch zal
daartoe niet altijd gedwongen worden of onder invloed staan van het machtsmisbruik van
iemand anders.
De meeste wetenschappers sluiten zich in hun werk aan bij de definitie van matchfixing die
in 2014 is opgesteld door de Raad van Europa (Chappelet, 2015; Serby, 2015; Spapens &
Olfers, 2015). In hun conventie heeft men het over: “‘manipulation of sports competitions’
means an intentional arrangement, act or omission aimed at an improper alteration of the
result or the course of a sports competition in order to remove all or part of the unpredictable
nature of the aforementioned sports competition with a view to obtaining an undue
20
advantage for oneself or for others.”. Alhoewel er voor gekozen werd het woord matchfixing
niet expliciet te gebruiken, sluit deze omschrijving toch grotendeels aan bij hetgeen de
meeste wetenschappers bedoelen als ze daar over spreken. Een aantal belangrijke
elementen worden dan ook in de definitie van in deze masterproef gebruikt, al zijn er wel
een aantal verschilpunten. Deze worden hieronder meer verduidelijkt.
In het vervolg van deze masterproef wordt er onder matchfixing verstaan:
• een bedoelde handeling of nalatigheid tijdens een sportwedstrijd
• uitgevoerd door een speler, een groep spelers of het entourage
• met de bedoeling de einduitslag te beïnvloeden
• zodanig dat een deel of de volledige onvoorspelbare aard van de wedstrijd verloren gaat
• en dit om een voordeel voor zichzelf of voor anderen te bekomen
Elk aangehaald punt van deze definitie wordt als even belangrijk beschouwd en vereist dan
ook de nodige uitleg.
Ten eerste is het vanzelfsprekend dat het gaat over matchfixing tijdens sportwedstrijden, al
dient dit wel uitdrukkelijk opgenomen te worden in de omschrijving. Zo is het tegenwoordig
ook mogelijk om te gokken op niet-‐sportieve evenementen zoals bijvoorbeeld
televisiewedstrijden of een stembusgang in een bepaald land. Deze kunnen natuurlijk ook
gemanipuleerd worden door onder andere computerhacks, maar deze vormen van
manipulatie worden uiteraard niet aanzien als matchfixing. Daarnaast gaat het zowel over de
handeling als over de nalatigheid of niet-‐handeling. Een voorbeeld kan dit misschien wat
meer verduidelijken. Stel men heeft een keeper van een handbalploeg. Wanneer hij of zij
omgekocht is met het oog om een bepaalde wedstrijd te verliezen zijn er twee
mogelijkheden. Ofwel kan deze keeper de bal opzettelijk in doel spelen (handeling) ofwel
kan deze keeper er voor kiezen om expres de bal niet uit zijn of haar doel te houden
(nalatigheid).
21
Het tweede element draait om diegenen die matchfixing uitvoeren. Dit kunnen zowel de
spelers zijn die zelf in actie komen als het hele entourage dat aanwezig is rond een bepaalde
sportwedstrijd. Het woord entourage dekt een hele hoop personen: trainers die bepaalde
goede spelers wel of niet kunnen opstellen, kinesisten of dokters die er voor kunnen zorgen
dat bepaalde spelers niet fit geraken en daardoor niet kunnen deelnemen, scheidsrechters
die gecontesteerde beslissingen kunnen nemen in het voordeel van een ploeg, technici die
instaan voor de werking van de lichten rond een plein en dit dus ook kunnen saboteren… Het
lijkt eigenaardig dat techniekers worden opgenomen in deze definitie, omdat zij op het
eerste zicht geen invloed kunnen hebben op een bepaalde einduitslag. Dit is echter zeker
wel het geval. In de Belgische regels van het Voetbalspel staat bijvoorbeeld te lezen “de
scheidsrechter: onderbreekt, staakt tijdelijk of definitief de wedstrijd voor iedere overtreding
van de Regels van het Voetbalspel bijvoorbeeld indien: de verlichting ontoereikend is” (KBVB,
2016, p. 27). Wanneer de verlichting dus niet (naar behoren) werkt, zal de scheidsrechter
hierover een verslag opmaken en dit aanreiken aan de bevoegde instanties. In het
merendeel van de gevallen zal de thuisploeg deze wedstrijd dan verliezen met een
forfaitscore. De 0-‐5 nederlaag van Rupel Boom tegen KFC Duffel in de 2de amateurklasse dit
seizoen is daar een voorbeeld van (Gazet van Antwerpen, 2017, 22 februari). Mecaniciens
kunnen er dus met andere woorden voor zorgen dat de ploeg waarbij ze in dienst zijn,
verliest zonder dat ze zelf aan de wedstrijd deelnemen. Daarnaast behoren ook
spelersmakelaars tot het entourage van een voetbalwedstrijd. Zij kunnen immers de
belangen dienen van een speler uit ploeg A en tegelijk van een speler uit ploeg B. Wanneer
beide teams tegen elkaar uitkomen, zou een spelersmakelaar dus druk kunnen zetten op één
van zijn spelers om wel of niet goed te spelen.
Alles draait ook om de beïnvloeding van de einduitslag van een wedstrijd en niet bepaalde
elementen daaruit, omdat men anders in het vaarwater komt van spot-‐fixing (zie hieronder).
Het is belangrijk dat beide fenomenen uit elkaar gehouden worden, aangezien de
systematische aanpak van het ene kan verschillen van de bestrijding van het andere.
Daarnaast kan de uitslag zowel positief als negatief beïnvloed worden, wat dus wilt zeggen
dat men een match kan fixen door deze met opzet te winnen, maar evengoed door deze
expres te verliezen.
22
Als vierde element wordt waarschijnlijk de belangrijkste kern van deze definitie aangehaald,
namelijk het feit dat bij matchfixing een deel van of de volledige onvoorspelbare aard van de
wedstrijd verloren gaat. Sport is nog steeds een menselijke interactie. Hoewel een bepaalde
speler of team aan de leiding staat van het klassement en het moet opnemen tegen een veel
lager geklasseerde tegenstander, wilt dat nog niet zeggen dat de hoger geplaatste sowieso
de wedstrijd zal winnen. Elke wedstrijd hangt af van een aantal factoren: is een speler ziek of
geblesseerd geweest, heeft hij of zij persoonlijke problemen die in het hoofd kruipen, zijn er
bepaalde weeromstandigheden die in het nadeel spelen… Kortom, elke wedstrijd dient
gespeeld te worden. Daarom ook dat sport zoveel toeschouwers op de been brengt. Het ligt
nooit op voorhand vast wie wint of verliest. Indien de lager geklasseerde ‘stunt’ tegen de
hoger geklasseerde, is het euforisch gevoel bij de supporters des te groter. Wanneer men nu
echter op voorhand afspreekt wie wint of verliest, zouden deze supporters het gevoel krijgen
dat ze misleid geweest zijn en zouden ze van mening zijn dat ze hun, aan een toegangsticket
gespendeerde, centen beter aan iets anders hadden uitgeven. De onvoorspelbare aard is dus
van cruciaal belang in een sportwedstrijd. Wanneer deze verloren gaat, zouden de
supportersaantallen drastisch verminderen waardoor bijgevolg ook de interesse van
eventuele sponsors zou afnemen. Daarnaast zou de hele gokindustrie verdwijnen.
Operatoren die sportweddenschappen aanbieden, maken gebruik van de
onvoorspelbaarheid van de wedstrijd om zelf winsten te maken. Indien het op voorhand al
zou vastliggen wie de winnaar van een bepaalde wedstrijd zou zijn, zou iedereen natuurlijk
daarop geld inzetten waardoor de bookmakers op den duur over de kop zouden gaan.
Matchfixing belangt dus niet alleen de toeschouwers en sponsors maar ook de gokbedrijven
aan.
Het laatste deel van de opgestelde definitie slaat op het feit dat er een voordeel wordt
bekomen voor zichzelf of anderen wanneer men overgaat tot matchfixing. ‘Een voordeel’
dient hier weerom breed geïnterpreteerd te worden (Aquilina & Chetcuti, 2014; Chappelet,
2015; Holden & Rodenberg, 2016; Serby, 2015; Spapens & Olfers, 2015). Langs de ene kant
kan dit financieel zijn. In de literatuur wordt dit gezien als gokgerelateerde matchfixing.
Spelers en/of het entourage van een sportwedstrijd kunnen zelf geld inzetten, kunnen
bepaalde informatie doorgeven aan hun directe omgeving of staan onder druk van een
23
georganiseerde misdaadbende. De enige bedoeling bij dit soort van matchfixing is om er zelf
of iemand anders financieel beter van te laten worden. Dit is dan ook de enige vorm van
matchfixing die gokoperatoren direct raakt, aangezien zij winsten moeten uitbetalen aan
personen wiens weddenschap correct was. Het is daarnaast ook de vorm die het meest tot
de verbeelding spreekt, omdat mensen vaak direct aan de ‘gokmaffia’ denken wanneer men
het woord matchfixing hoort. Het is echter niet de enige hoedanigheid van matchfixing.
Naast het financiële aspect, zijn er ook sportieve en niet-‐gokgerelateerde redenen om over
te gaan tot matchfixing. Het kan bijvoorbeeld in een tornooi voordelig geacht worden om
een bepaalde poulewedstrijd te verliezen zodanig dat men in de volgende ronde een
moeilijke tegenstander ontwijkt of men kan op het eind van een competitie beslissen dat het
beter is om een wedstrijd tegen een bepaalde ploeg te verliezen zodanig dat deze niet
degradeert naar een lagere klasse ten nadele van een ander team. Beide vormen van
matchfixing staan de integriteit van de sport evenzeer in de weg en dienen dan ook
aangepakt te worden.
3.2 Probability odds, live-‐betting, spot-‐fixing en point shaving
De laatste jaren is de markt van de gokoperatoren enorm geëvolueerd. Niet alleen zijn er
meer aanbieders op de Belgische markt, ook zijn er steeds meer weddenschappen die
worden aangeboden. Aan elke weddenschap zijn zogenaamde probability odds verbonden
(Forrest, McHale & McAuley, 2008). Deze odds of noteringen bepalen hoeveel geld een
speler terugkrijgt wanneer zijn of haar weddenschap winnend is. Ze kunnen decimaal,
fractioneel of Amerikaans worden voorgesteld. Neem nu een tafeltenniswedstrijd als
voorbeeld. Speler A wordt als favoriet gezien ten opzichte van speler B, waardoor zijn
notering lager is. De fictieve decimale notering dat speler A de wedstrijd wint, zal
bijvoorbeeld 1,55 zijn ten opzichte van een odd van 2,35 indien speler B de wedstrijd wint.
Dit wilt zeggen dat als men 100 euro inzet op speler A en deze de wedstrijd wint, dat men
dan 155 euro terugkrijgt ofwel 55 euro wint. Men moet dus de inzet vermenigvuldigen met
de decimale notering om te bekijken welk totaalbedrag men terugkrijgt. Fractioneel wordt
de quotering van speler A voorgesteld als 11/20. Hierbij wordt louter ingespeeld op de
mogelijke winst. In het aangehaalde voorbeeld komt het ingezette bedrag vermenigvuldigd
met de notering van 11/20 namelijk 55 uit. Men gaat nog steeds dezelfde 155 euro
24
terugkrijgen, maar men heeft nu een duidelijker zicht op wat de potentiële winst zou
bedragen. Amerikaanse odds zijn de minst eenvoudige, aangezien er daar gewerkt wordt
met positieve en negatieve noteringen die in absolute cijfers altijd hoger zijn dan 100
(Cronin, 2016, 5 april). In het vernoemde voorbeeld zou de Amerikaanse notering van speler
A -‐182 zijn, terwijl speler B een quotering van 135 zou hebben. In beide gevallen is er een
andere vermenigvuldiging vereist om uit te rekenen wat de potentiële winst is. Bij negatieve
noteringen dient men de bewerking “(100/de notering) x inzet” te doen. In hierboven
vernoemd geval zou dit dus neerkomen op (100/182) x 100, wat afgerond uitkomt op 54,95.
Indien de notering positief is, dient men echter “notering x (inzet/100)” uit te rekenen. Als
men dan 100 euro inzet op speler B, komt dit neer op 135 x (100/100) of met andere
woorden een potentiële winst van 135 euro. Alle noteringen komen dus praktisch op
hetzelfde neer. Het is vaak een kwestie van voorkeur van de gokker zelf welke vorm notering
hij of zij prefereert. Wanneer men echter de noteringen van een zelfde sportwedstrijd
vergelijkt bij diverse gokoperatoren, valt het op dat deze weinig verschillen van elkaar.
Daarnaast is het opvallend dat deze noteringen enorm kunnen fluctueren. Waar speler A op
maandag nog een decimale odd van 1,55 achter zijn of haar naam heeft staan, kan dit op
vrijdag al een quotering zijn van 1,25 of 1,75. Aangezien er in de literatuur nergens vermeld
wordt hoe bookmakers juist te werk gaan bij het bepalen van hun quoteringen, komt dit
verder in deze masterstudie aan bod in het gedeelte waarin de kwalitatieve diepte-‐
interviews verwerkt zijn.
Een andere evolutie in de wereld van de sportweddenschappen, is het feit dat het sinds kort
ook mogelijk is om over te gaan tot live-‐betting (Forrest, McHale & McAuley, 2008; Serby,
2015). Bij live-‐betting kan men, zoals het woord het zegt, tijdens een wedstrijd zelf geld
inzetten op bepaalde acties. Welke handbalploeg scoort het volgende doelpunt, welke
badmintonner pakt de volgende set, met hoeveel punten verschil wint een bepaalde
volleybalploeg… Praktisch alle mogelijke spelfeiten worden opgenomen in het aanbod van
de gokoperatoren en dit terwijl de wedstrijd nog steeds bezig is. Daardoor fluctueren de
noteringen nog meer, aangezien men rekening houdt met de verschillende gebeurtenissen
tijdens een wedstrijd. Een tennisser die een break achter zijn naam heeft staan, een
bepaalde sterspeler van een basketteam die zich geblesseerd heeft tijdens de opwarming
25
van de wedstrijd, een voetbalploeg die met een man minder verder moet omdat er iemand
een rode kaart heeft gekregen… Al deze elementen kunnen er voor zorgen dat de
gokoperator de winstkansen van een bepaalde speler of een bepaald team hoger of lager
inschat dan dat dit voor de wedstrijd het geval was. Waar speler A nog een notering had van
1,25 voor de wedstrijd, kan dit na de eerste helft plots 3,75 zijn. De noteringen kunnen met
andere woorden van seconde tot seconde verschillen. Het lijkt interessant te onderzoeken
welke impact deze recente vorm van gokken heeft op de Belgische spelers. Zijn er hierdoor
meer of minder gokkers en hoeveel wordt er voor de wedstrijd ingezet en verschilt dit veel
van de bedragen die tijdens de wedstrijd worden ingezet? Aangezien de literatuur ook daar
niks over vermeldt, komen al deze vragen nogmaals aan bod in het tweede deel van deze
masterstudie.
Het gokaanbod in België is de laatste jaren dus enorm uitgebreid. Enerzijds hoeft men niet
langer op voorhand geld in te zetten, omdat men nu ook live kan gokken. Anderzijds moet
men niet voor een bepaalde winnaar kiezen, omdat men vanaf heden geld kan inzetten op
diverse andere spelfeiten. Deze laatste evolutie brengt nieuwe gevaren van manipulatie met
zich mee. Men kan immers geld verdienen met niet-‐beslissende spelfactoren zoals
bijvoorbeeld een voetballer die een gele of rode kaart pakt, een tennisser of badmintonner
die een bepaalde set verliest, een judoka die waza-‐ari achter zijn naam krijgt… Al deze
spelfeiten, die niet beslissen of een bepaalde speler/team de wedstrijd al dan niet wint,
kunnen immers ook gefixt worden. In de literatuur wordt deze vorm van vervalsing spot-‐
fixing genoemd. In het werk van Peurala bedoelt men “an illegal agreement on a specific
action during a competition” als men het heeft over spot-‐fixing (2013). Er zijn twee
problemen die oprijzen bij deze definitie. Zo wordt er gesproken over een illegale
overeenkomst, maar men kan zich afvragen in welke mate men de wet al dan niet
overtreedt wanneer men overgaat tot het manipuleren van één bepaalde spelactie.
Daarnaast wordt er gesproken over een competitie, wat deze definitie te ruim maakt. Spot-‐
fixing gaat over een specifiek feit tijdens een specifieke wedstrijd. De omschrijving die
Peurala gebruikt, leunt te dicht aan bij de definitie van matchfixing, aangezien men met een
vervalste wedstrijd ook een hele competitie kan beïnvloeden. Daarom lijkt de definitie die
Serby gebruikt, meer aangewezen (2015). In zijn werk bedoelt de auteur “the
26
underperformance designed not to affect the outcome of the match as a whole, but an event
within it” wanneer hij spreekt over spot-‐fixing. Deze definitie wordt in deze masterstudie
echter niet volledig overgenomen. Zo wordt er gesproken over ondermaatse prestatie,
terwijl dit niet altijd het geval hoeft te zijn. Kan er van een voetballer die een gele kaart pakt,
gezegd worden dat deze niet naar behoren presteert? Wint tennisster een bepaalde set
omdat ze zelf zo goed speelt of omdat de tegenstandster ondermaats presteert? Zou een
basketter die een shot mist, direct moeten gewisseld worden omdat zijn prestatie niet
voldoet? Sportieve evenementen zijn menselijke interacties waarbij het moeilijk te bepalen
is of iemand ondermaats dan wel bovenmaats presteert. Het lijkt dan ook aangewezen om
volgende definitie van spot-‐fixing te gebruiken:
• een bedoelde handeling of nalatigheid tijdens een sportwedstrijd
• uitgevoerd door een speler of scheidsrechter
• met de bedoeling een bepaald spelfeit te beïnvloeden
• zodanig dat een deel of de volledige onvoorspelbare aard van dit feit verloren gaat
• en dit om een voordeel voor zichzelf of voor anderen te bekomen
Er zijn twee belangrijke verschilpunten tussen deze definitie en die van matchfixing. Zo
wordt er nu gesproken over een handeling of nalatigheid uitgevoerd door een speler of
scheidsrechter. Doordat spot-‐fixing gaat over specifieke spelfeiten, kunnen personen uit het
entourage zoals trainers, kinesisten of technici daar geen enkele invloed op uitoefenen.
Scheidsrechters worden wel nog steeds in deze definitie betrokken, omdat zij de touwtjes in
handen hebben. Zo kunnen enkel zij bepalen of een bepaalde speler disciplinair gestraft
wordt en of dat een bepaald punt al dan niet wordt toegekend. Het motto “de
scheidsrechter is de baas” is dan ook altijd van toepassing. Daarnaast hoeft men bij spot-‐
fixing niet de einduitslag van een wedstrijd te beïnvloeden, maar volstaat het om een
spelfeit te manipuleren. Als laatste valt het op dat het voordeel nog steeds zowel financieel
als sportief kan zijn. Zo kan een voetballer geld winnen met het gokken op zijn eigen gele
kaart of kan hij deze kaart met opzet krijgen om een volgende wedstrijd geschorst te zijn.
Terwijl dat velen geen verschil zien tussen matchfixing en spot-‐fixing, is het toch belangrijk
om een duidelijk onderscheid te maken tussen beiden. Een eindresultaat van een wedstrijd
27
manipuleren kan verstrekkende gevolgen hebben, terwijl dat dit bij spot-‐fixing minder het
geval is. Daardoor kan het zijn dat matchfixing sneller wordt opgemerkt dan spot-‐fixing,
terwijl dat beide varianten toch een even grote financiële en sportieve bedreiging vormen.
Daarom ook dat er moet ingezet worden op een aanpak van beide zaken.
Een laatste variant van matchfixing, met zijn oorsprong in het Amerikaanse basketbal, is het
zogenaamde point shaving (Borghesi, 2008; Carpenter, 2012; Schumaker, Solieman & Chen,
2010, p. 52; Wolfers, 2006). Dit begrip heeft voornamelijk betrekking op teamsporten zoals
basketbal of volleybal, maar kan ook uitgebreid worden naar andere disciplines waarbij er
punten moeten gescoord worden zoals onder meer voetbal of tennis. Er zal een fictief
voorbeeld gebruikt worden om dit fenomeen te duiden. Neem nu een basketbalwedstrijd
tussen ploeg A en ploeg B waarbij ploeg A torenhoog favoriet is. Als men de notering voor
een overwinning van team A vooraf bekijkt, dan zal deze decimaal tegen de 1 aanleunen.
Hierdoor maakt men amper tot geen winst wanneer men er geld op inzet. De bookmakers
delen met andere woorden de opvatting van menig objectief omstaander dat ploeg A de
match waarschijnlijk zal winnen, waardoor ze de noteringen enorm laag houden. Om de
wedstrijd toch aantrekkelijk te maken in hun aanbod, zullen ze dan ook een variant op de
traditionele 1x2 weddenschap lanceren waarbij er gekeken wordt naar de hoeveelheid
punten verschil waarmee er door ploeg A zal gewonnen worden. Doordat ploeg A nog steeds
de favorietenrol heeft, verwacht men dat deze ploeg met enorm veel punten verschil zal
winnen. De noteringen worden des te hoger wanneer het aantal verschilpunten kleiner
wordt. Stel bijvoorbeeld dat de stelling “ploeg A wint met hoogstens 12 punten verschil” een
notering heeft van 1,5, dan zal de stelling “ploeg A wint met hoogstens 4 punten verschil”
een odd van 2,5 hebben. Bij point shaving wordt er als het ware ‘geschoren in het aantal
verschilpunten’, wat wilt zeggen dat men de wedstrijd zo zal manipuleren zodat ploeg A deze
nog steeds wint, maar met een zo klein mogelijk aantal verschilpunten. Deze vorm van
matchfixing is dan ook zeer moeilijk te detecteren, omdat men het eindresultaat wel
beïnvloedt maar niet op zo’n manier dat dit op het eerste zicht opvalt. In het verleden is
voornamelijk het Amerikaanse NCAA basketbal, wat de competitie is tussen de verschillende
universiteiten, het slachtoffer geweest van deze vorm van matchfixing.
28
3.3 Voorbeelden van matchfixing in diverse sporttakken
Wanneer men de bestaande literatuur bestudeert, valt het op dat diverse sporten in
verschillende werelddelen reeds het slachtoffer zijn geweest van wedstrijdmanipulatie. Om
aan te tonen dat matchfixing een wereldwijd urgent probleem is, worden een aantal van
deze voorbeelden hieronder kort belicht. Doordat deze echter maar een illustratie van het
probleem moeten vormen, is het geenszins de bedoeling hier te veel aandacht aan te
besteden. Daarom vormt dit onderdeel dan ook niet de hoofdbrok van deze masterstudie.
3.3.1 Voetbal
Voetbal is waarschijnlijk één van de meest gemediatiseerde sporten in België en de wereld.
De grote supportersaantallen bij elk nieuw wereld-‐ of Europees kampioenschap bewijzen
haar populariteit. Ook bij de Belgische gokoperatoren is het één van de voornaamste
sporten uit hun aanbod. Dat het Belgische voetbal niet gespaard is gebleven van matchfixing,
bewijzen de zaak Ye en Bellemans. Daarnaast zijn er internationaal vlak ook een aantal grote
zaken aan het licht gekomen die de sport op haar grondvesten deed daveren. Eén van de
meest bekende voorbeelden is de Hoyzer zaak uit Duitsland, vernoemd naar de lokale
scheidsrechter die veroordeeld werd tot een celstraf van twee jaar (Carpenter, 2012;
Forrest, 2012; Spapens & Olfers, 2015). Vooral de wedstrijd voor de Duitse beker tussen het
lager geklasseerde SC Paderborn en Hamburger SV in 2004, waar de ref twee penalty’s
toekende in het voordeel van de thuisploeg en waarin hij Emile Mpenza van Hamburg rood
gaf, bleek een doorslaggevend element in zijn veroordeling. Hoyzer gaf later toe dat hij ook
betaald werd om nog andere wedstrijden in de Duitse lagere klassen te manipuleren.
5 jaar later schrok de politie en het parket in Bochum de voetbalwereld op met een
onderzoek naar meer dan 300 verdachte wedstrijden in onder meer Turkije, Duitsland en
Zwitserland (Serby, 2015; Spapens, 2015; Van Rompuy, 2013). In de zaak werden een
handvol personen veroordeeld waaronder spelers, scheidsrechters en bondofficials die
instonden voor de aanduidingen van de refs.
29
In 2011 was er in Italië dan weer de zogenaamde ‘Calcio scommesse’ of ‘Scommessopoli’
zaak die de gemoederen bedaarde (Boeri & Severgnini, 2008; Forrest, 2012). Verschillende
spelers en scheidsrechters werden veroordeeld tot verbanningen van het Italiaanse voetbal
die soms wel vijf jaar duurden omdat ze grote sommen geld hadden gekregen voor het
vervalsen van verschillende wedstrijden uit de eerste tot derde klasse. Daarnaast werden
ook enkele voetbalclubs zoals Atalanta of Benevento veroordeeld tot het verlies van een
aantal punten het seizoen erop, voor hun bijdrage aan deze grootschalige matchfixing.
Naast deze drie grote en relatief recente zaken zijn er ook nog een aantal kleinere gevallen
van matchfixing in het voetbal terug te vinden in de wetenschappelijke literatuur. Omdat
deze een minder grote impact hadden op het internationale niveau, worden deze slechts
kort belicht in de tabel hieronder.
wie/wat? regio jaartal bron
Asiagate Afrika en Azië 2011/2012 (Carpenter, 2012)
Bruce Grobbellaar Groot-‐Brittannië 1994 (Forrest, 2012)
Fenerbahce, Trabzonspor
en Besiktas Turkije 2011 (Carpenter, 2012)
FK Pobeda Macedonië 2004 (Spapens, 2015; Van
Rompuy 2013)
Huang Junjie China 2011
(Carpenter, 2012; Forrest,
2012; Schumaker, Solieman,
& Chen, 2010)
Jimmy Gauld Groot-‐Brittannië 1961 (Preston & Szymanski, 2003;
Serby, 2015)
Marseille – Valenciennes Frankrijk 1993 (Hill, 2009)
Michael Boateng Groot-‐Brittannië 2014 (Serby, 2015)
Slavic United Rusland 2004 (Hill, 2009)
Vittoriosa Stars FC Malta 2009/2010 (Aquilina & Chetcuti, 2014)
Wilson Raj Perumal Finland en Singapore 2011 (Carpenter, 2012)
30
In praktisch al deze gevallen was er sprake van matchfixing omwille van financiële redenen.
Er is echter ook één flagrant voorbeeld van sportieve manipulatie in het voetbal waarbij de
beelden voor zich spreken (Preston & Szymanski, 2003). In 1994 nam Barbados het op tegen
Grenada in de Shell Carribean Cup. Om te kunnen doorstoten naar de finale van deze beker,
moest Barbados met minstens twee goals verschil winnen van hun tegenstander. Diep in de
tweede helft stond het 2-‐0 ten voordele van Barbados, waarop men plots toch een
tegengoal kreeg te slikken. Met nog ongeveer vijf minuten te spelen moest Barbados de
keuze maken: ofwel zou men alles op de aanval gooien in de hoop nog de 3-‐1 te maken,
ofwel zou men… een eigen doelpunt maken zodat de stand 2-‐2 werd. De tornooiregels zaten
immers zo in elkaar dat de goals in extra tijd een dubbele waarde hadden, waardoor
Barbados dan maar één goal extra moest scoren om de volgende ronde te kunnen bereiken.
Men koos uiteindelijk voor de tweede optie, maakte een eigen doelpunt en verdedigde
daarna allebei de doelen in de laatste minuten van de wedstrijd zodanig dat de 2-‐2 op het
scorebord bleef. In de verlengingen werd de 3-‐2 gescoord, waardoor Barbados de finale kon
spelen tegen Trinidad en Tobago. Deze handeling, die de einduitslag beïnvloedde en die de
onvoorspelbare aarde van de wedstrijd wegnam, zorgde er dus voor dat de ploeg een
sportief voordeel voor zichzelf bekwam. De specifieke tornooiregels werkten matchfixing bij
deze in de hand.
3.3.2 Tennis
Een tweede grote sport die vaak vernoemd wordt in de literatuur is tennis. Men aanziet
tennis als kwetsbaarder voor matchfixing of spot-‐fixing, omdat de wedstrijden uit twee of
maximum vier personen bestaan. De individuen die meedoen aan een tenniswedstrijd
hebben dus een grotere impact. Naast de hierboven reeds vermelde verdachte wedstrijden
die recent door de eigen Kansspelcommissie aan het licht gebracht zijn, kwamen ook een
aantal andere matchen in het oog van de storm terecht. Zo deed de wedstrijd tussen
Nicholas Davydenko en Martin Arguello in 2007 de alarmbellen rinkelen bij online
gokoperator Betfair (Hosmer-‐Henner, 2010). Na de eerste set, die gewonnen werd door
Davydenko, werden enorm veel kleine bedragen gelijktijdig ingezet op zijn tegenstander, die
nochtans aan het verliezen was. De weddenschap werd tijdelijk uit het aanbod van Betfair
geschrapt, waardoor het niet meer mogelijk was om er live geld op in te zetten. Uiteindelijk
won Arguello de wedstrijd ook nadat Davydenko geblesseerd opgaf.
31
Vier jaar later werd de Servische tennisser David Savic voor het leven geschorst, nadat aan
het licht kwam dat hij een tegenspeler 30.000 dollar had betaald om de eerste set in een
wedstrijd tegen hem te verliezen in ruil dat Savic de andere twee daaropvolgende sets zou
verliezen (Serby, 2015).
In beide gevallen gaat het dus weer over gokgerelateerde matchfixing, omdat de einduitslag
op voorhand vastgelegd werd zodanig dat men er op zou kunnen gokken. Tennis lijkt echter
ook zeer kwetsbaar voor spot-‐fixing, omdat er enorm veel punten en games gespeeld
kunnen worden in één partij. Het zou bijvoorbeeld kunnen dat een tennisster een patroon
ontwikkelt waarbij ze elk eerste punt op haar eigen opslag verliest. Dit fictief voorbeeld, dat
waarschijnlijk gemakkelijk opgemerkt kan worden door de bevoegde instanties, dient maar
om duidelijk te maken dat het bij tennis mogelijk is vele spelfeiten te manipuleren zonder
dat men daarvoor de einduitslag dient te beïnvloeden.
3.3.3 Basketbal
Point shaving in het Amerikaanse NCAA basketbal is al aan bod gekomen. Gevallen van
manipulatie in de wereldvermaarde NBA competitie zijn echter ook al aangetoond. Zo
bewezen Taylor en Trogdon in hun studie dat een aantal bekende teams op het eind van het
seizoen met opzet verloren, zodanig dat ze een betere draft spot zouden krijgen voor het
seizoen dat daarop volgde (2002). Voor hun onderzoek gebruikten de twee onderzoekers
data van drie seizoenen en vergeleken deze met elkaar. In het seizoen ’83-‐’84 en het seizoen
’89-‐’90 was het zo dat ploegen die onderaan het klassement bengelden, een betere plaats
kregen om jonge talenten het seizoen daarop aan te trekken (de zogenaamde draft spot). De
competitie ’84-‐85 verschilde van deze andere twee, omdat de ploegen die niet aan de play-‐
offs meededen, allemaal een even grote kans hadden om de eerste draf spot te krijgen. In
tegenstelling tot de twee andere seizoenen had het eindklassement dus geen enkele impact
meer. In dit seizoen verloren de teams die onderaan stonden dan ook tot twee keer minder,
omdat de voordelen van onderaan te staan wegvielen.
32
De NBA-‐scheidsrechter Tim Donaghy werd dan weer veroordeeld omdat hij geld inzette op
wedstrijden die hij zelf leidde (Hosmer-‐Henner, 2010; Schumaker, Solieman & Chen, 2010).
Daarnaast kwam de FBI tot de vaststelling dat er bij wedstrijden waarvan hij de
scheidsrechter was, uitzonderlijk hoge bedragen werden ingezet. Men kwam tot de
conclusie dat Donaghy gevoelige informatie over deze wedstrijden doorgaf aan
misdaadbendes en dat de zogenaamde point spread of het verschil in punten nooit gehaald
werd, wat een indicatie was voor point shaving.
3.3.4 Cricket
Een in ons land minder bekende sport die al vaak het nieuws gehaald met matchfixing
schandalen, is cricket. Het meest bekende voorbeeld daarvan is de voormalige Zuid-‐
Afrikaanse kapitein Hansie Cronje (Forrest, 2012; Preston & Szymanski, 2003). Reeds in het
begin van zijn carrière werd hij benaderd door een criminele bende om een aantal
onbelangrijke matchen in zijn land te fixen. Toen hij toestemde in ruil voor een smak geld,
raakte hij gevangen in het web van deze bende. Het is onbekend hoeveel wedstrijden er
door zijn toedoen juist gemanipuleerd zijn, maar het staat vast dat dit heel zijn professionele
loopbaan doorging. Naast hem zijn onder andere ook de Pakistaan Salim Malik en de Brit
Mervyn Westfield veroordeeld voor gokgerelateerde matchfixing in het cricket (Preston &
Szymanski, 2003; Serby, 2015).
3.3.5 Andere sporten
Behalve voetbal, tennis, basketbal en cricket zijn er ook verschillende andere sporten die tot
het aanbod van de Belgische kansspeloperatoren behoren en die ook het slachtoffer kunnen
worden van gokgerelateerde of sportieve matchfixing. Zo is er in de literatuur onder meer
sprake van snooker-‐ en handbalwedstrijden die gemanipuleerd zijn (Serby, 2015). Daarnaast
is het bewezen dat matchfixing zelfs de Olympische Spelen bereikt heeft. In Londen 2012
werden er bijvoorbeeld acht Chinese, Koreaanse en Indonesische badmintonners
gediskwalificeerd omdat ze opzettelijk hun match verloren met het oog op een gunstigere
loting voor de volgende ronde (Chappelet, 2015; Spapens & Olfers, 2015). Men probeerde
landgenoten in de volgende fase van het tornooi te ontwijken, zodanig dat de kans op een
Olympische medaille voor het land groter werd.
33
Sporttakken waarbij een grote rol voor de scheidsrechter en juryleden is weggelegd, zijn ook
reeds gemanipuleerd op de wereldspelen (Chappelet, 2015). Zo was elke toeschouwer van
de finale van het Olympische bokstornooi op de Spelen in Seoul in 1988 het er over eens dat
de gouden medaille naar de Amerikaanse finalist moest gaan. Tot ieders verbazing beslisten
drie juryleden daar anders over en reikten het eremetaal uit aan zijn Zuid-‐Koreaanse
tegenstander. De scheidsrechters die instonden voor deze beslissing, werden kort daarop
geschorst omdat ze verdacht werden van vriendjespolitiek met de Zuid-‐Koreanen. Een
gelijkaardig geval gebeurde in 2002 tijdens het figuurschaatsen op de Winsterspelen van Salt
Lake City. Weer was elke objectieve kijker van mening dat het Canadese koppel op het
hoogste schavotje mocht staan, weer besliste een jurylid daar anders over en duidde hun
Russische uitdagers aan als winnaars. Uiteindelijk werden beide koppels gehonoreerd voor
hun prestatie met een gouden medaille en werd het Franse jurylid, dat de Russen als
winnaar aanduidde, uit haar functie ontheven omdat ze niet onpartijdig zou geweest zijn in
haar beslissing. Als laatste voorbeeld kwam een Ierse zeiler in opspraak nadat hij op een
tegenstander had gegokt tijdens zijn eigen wedstrijd op de Olympische Spelen van Beijing in
2008. Hoewel dit niet specifiek als matchfixing wordt aanzien, gaat dit toch in tegen de
algemene deontologische code van de sport. Inzetten op een eigen wedstrijd en al zeker
wanneer men denkt deze te verliezen, is iets wat in de meeste sporten als ‘not done’ wordt
beschouwd.
Sumoworstelen geldt als laatste voorbeeld in deze masterstudie. Hoewel de meesten
dachten dat deze sport omwille van haar sterk traditioneel en cultureel karakter immuun
zou zijn voor matchfixing, toont de studie van Duggan en Levitt het tegendeel aan (2000). De
onderzoekers stellen dat ze een sterke statistische basis hebben die bewijst dat minder
bekende spelers een onevenredig deel van hun wedstrijden winnen, zonder dat dit te wijten
kan zijn aan meer training of andere fysieke inspanningen. Zeker wanneer twee worstelaars
elkaar in het verleden al eens bekampt hebben, is de kans groter dat de ‘underdog’ wint.
Duggan en Levitt wijten dit in hun studie aan de premies die de worstelaars onder elkaar
verdelen, zodanig dat de winnaar van de wedstrijd op voorhand al vastligt.
34
3.4 Buitenlandse en internationale initiatieven tegen matchfixing
De beleidsnota van minister Geens bewijst dat matchfixing op de Belgische politieke agenda
staat. Voordat bekeken wordt welke binnenlandse initiatieven men vandaag de dag
onderneemt om deze vorm van corruptie aan te pakken, lijkt het interessant te bestuderen
welke buitenlandse en internationale initiatieven reeds ondernomen zijn om het fenomeen
in te dijken. Op basis daarvan zou België dan kunnen leren hoe het haar gevecht wel of niet
moet aanpakken.
3.4.1 Buitenlandse initiatieven
In de meeste Europese landen staat matchfixing niet specifiek bepaald in de strafwet (KEA,
2012). Enerzijds zijn er landen zoals België, Frankrijk en Zweden die het aanzien als vorm van
corruptie, anderzijds heeft men bijvoorbeeld Duitsland, Oostenrijk en Nederland die het
bestrijden als variant van fraude. Zuid-‐Europese landen vormen hierbij de uitzondering. Zo
staat sportieve corruptie specifiek in de sportwetten van Cyprus en Griekenland en heeft
men in Italië, Malta en Portugal een zogenaamde sportstrafwet. Voor een diepgaande
analyse en vergelijking van de verschillende strafwetten omtrent matchfixing in de Europese
Unie, is de studie van KEA aangewezen literatuur. Aangezien er in deze thesis echter gekozen
is om de Belgische aanpak specifiek in kaart te brengen met behulp van kwalitatieve diepte-‐
interviews, wordt er niet dieper ingegaan op een eventuele vergelijking van strafwetten met
andere Europese landen.
De grootste voortrekker in strijd tegen gokgerelateerde matchfixing lijkt volgens de
literatuur Groot-‐Brittannië te zijn. Dit land heeft naast de zogenaamde Fraud Act van 2006
en de Bribery Act van 2010, die beiden opgesteld zijn om fraude en corruptie tegen te gaan,
ook een specifieke Gambling Act ontworpen in 2005 (Forrest, McHale & McAuley, 2008; KEA,
2012). Deze wet zorgde onder meer voor de oprichting van de Britse Kansspelcommissie die
de macht heeft om eigen onderzoeken te voeren, mensen te vervolgen en weddenschappen
ongeldig te verklaren. Daarnaast worden bookmakers sinds dan verplicht om verdachte
gokpatronen aan hen te melden. In 2010 trad ook de Sports Betting Intelligence Unit (of
SBUI) als onderdeel van deze kansspelcommissie in werking (Gardiner, Parry & Robinson,
2017; Van Rompuy, 2013). Deze unit werd opgericht om een brug te vormen tussen de
35
gokbedrijven en de sportieve bestuursorganen. Alle informatie met betrekking tot mogelijks
gefixte wedstrijden komt bij hen terecht en zij bepalen dan welke acties er verder
ondernomen worden. De SBUI wordt aanzien als een objectieve, intermediaire actor die
vertrouwelijk kan omgaan met gevoelige informatie. De gokoperatoren weten dat de
gegevens die zij delen, enkel bij deze unit en niet bij eventuele concurrenten terechtkomen.
De bestuurlijke organen kunnen dan weer rechtstreeks bij hen deze informatie kan
opvragen, zonder dat ze daarvoor bepaalde sportclubs of atleten eerst moeten over
interpelleren. Dankzij de SBUI kan een onderzoek dus in alle sereniteit verlopen, zonder dat
bepaalde personen verdacht worden gemaakt alvorens er concrete bewijzen zijn. Wanneer
er echter wel bezwarende elementen gevonden worden, kan men toch de nodige informatie
doorsluizen naar de Kansspelcommissie die dan op haar beurt de personen in kwestie kan
vervolgen.
De Verenigde Staten vormen daarnaast een bijzonder voorbeeld, omdat zij een verbod op
sportweddenschappen als enige oplossing zagen in strijd tegen fraude en corruptie (Preston
& Szymanski, 2003; Schumaker, Solieman & Chen, 2010). Wie in de VS een gokje wilt wagen
op zijn favoriete American Football, baseball, basketbal of ijshockeyteam, moet helemaal
naar de staat Nevada reizen om dit op een legale manier te kunnen doen. Dit komt omdat
het enkel in Las Vegas wettelijk is toegestaan om te wedden op sport. Er heerst daarnaast
grote onduidelijkheid of online gokken al dan niet is toegestaan, aangezien bepaalde
reguleringen zoals de Interstate Wire Act van 1961 en de Unlawful Internet Gambling
Enforcement Act van 2006 actief zijn (Gamblingsites.com, 2017, 8 april). Sommigen menen
dat deze wetgeving enkel van toepassing is op online casinospelen en niet op
sportweddenschappen, terwijl dat anderen het toch niet durven te riskeren online hun geld
te vergokken. Hoe het ook zij, de wetgeving omtrent sportweddenschappen is enorm strikt
in de VS, waardoor het opvalt dat er amper tot geen Amerikaanse bookmakers zijn die
bepaalde sporten sponsoren, terwijl dat dit in Europa wel het geval is. Denk hierbij maar aan
de Belgische basketbalcompetitie die van 2014 tot 2016 de Scoore! League noemde naar de
gelijknamige gokoperator.
36
3.4.2 Internationale initiatieven
Aangezien het tegenwoordig mogelijk is om (live) te wedden op verschillende
sportwedstrijden overal ter wereld, lijkt het zinvol om matchfixing gezamenlijk aan te
pakken. Een aantal initiatieven daaromtrent zijn reeds opgestart. Aangezien het voetbal vaak
in het oog van de storm terecht kwam, zag de Europese voetbalbond UEFA zich genoodzaakt
veel middelen vrij te maken om gokgerelateerde matchfixing aan te pakken (Aquilina &
Chetcuti, 2014; Goudesone, 2015). Zo kreeg elk lid bijvoorbeeld genoeg geld om een eigen
integrity officer aan te stellen, die als tussenpersoon fungeert tussen de UEFA en de lokale
voetbalbond. De visie van de UEFA is dan ook luid en duidelijk: wie gepakt wordt, zal nooit
nog op een voetbalplein staan. Het programma waarmee de UEFA matchfixing wilt
aanpakken, steunt op een aantal pijlers. Als eerste is er het luik ‘educatie’. Onder andere
jonge spelertjes, scheidsrechters en profvoetballers worden onderricht om matchfixing vlug
op te merken en men krijgt ook een aantal tools aangeleerd hoe men ermee moet omgaan.
Ten tweede zet men ook in op het Betting Fraud Detection System, een monitoringsysteem
waarmee opvallende gokpatronen in kaart kunnen gebracht worden. Men werkt daarvoor
samen met het onafhankelijke bedrijf Sportradar die opvallende wijzigingen in noteringen
bijhouden en op basis daarvan conclusies trekken of bepaalde wedstrijden al dan niet gefixt
kunnen zijn. Wanneer de alarmsignalen van Sportradar aanspringen, geeft men de gegevens
van de wedstrijd door aan UEFA die op haar beurt de lokale integrity officer op de hoogte
brengt. Hij of zij is dan belast om het onderzoek verder lokaal aan te sturen en te
ondersteunen met eventueel beeld-‐ of ander bewijsmateriaal. Als laatste sloot UEFA een
‘Memorandum of Understanding’ met Europol om de samenwerking en uitwisseling van
expertise tussen beide partijen te verbeteren. Het komt er dus op neer dan UEFA een
belangrijke rol opneemt in strijd tegen matchfixing.
Naast Sportradar, dat zich dus vooral baseert op de (live) veranderingen van bepaalde
noteringen om hun conclusies te trekken, is er ook de European Sports Security Association
of ESSA (Gardiner, Parry & Robinson, 2017; Holden & Rodenberg, 2016). Waar Sportradar
zichzelf probeert te profileren als onafhankelijke speler tussen de bookmakers, de
sportfederaties en de autoriteiten, is ESSA een overkoepelend orgaan van de grootste
Europese gokoperatoren. Aangezien bookmakers zichzelf ook als slachtoffer van
37
gokgerelateerde matchfixing zien, heeft men dit orgaan in het leven geroepen met als
belangrijkste focus de ‘sports betting integrity’. Het grootste verschil met Sportradar is dat
ESSA over belangrijke specifieke data beschikt, namelijk de verschillende bedragen die zijn
ingezet op bepaalde wedstrijden, terwijl dat Sportradar het moet doen met indirecte
gegevens. De belangrijkste taak volgens de organisatie zelf is om de verschillende
gokoperatoren, hun klanten en de sportfederaties te beschermen tegen diverse vormen van
manipulatie. Het is duidelijk dat ze zichzelf, net als Sportradar, een belangrijke partner
achten in de strijd tegen matchfixing.
Het Internationaal Olympisch Comité vond dat ze niet achterop konden blijven hinken en
startte zelf een aantal initiatieven op (Chappelet, 2015; Serby, 2015). Om de Winterspelen
van Vancouver 2010 bijvoorbeeld vrij te kunnen houden van gokgerelateerde matchfixing,
richtte men zo tijdelijk het bedrijf International Sports Monitoring GmbH op samen met
Interpol. Deze firma monitorde live de gokpatronen tijdens de spelen en wisselde ook
informatie uit met andere bedrijven zoals operator Betfair zodanig dat opvallende
inzetbedragen direct werden gesignaleerd. In de jaren daarop waren er verschillende
bijeenkomsten van het Comité en kwam matchfixing steevast aan bod. In 2011 werden er
drie werkgroepen opgestart omtrent educatie, monitoring en wetgeving, terwijl er in 2012
een vergaande samenwerking was met Britse bookmakers tijdens de Olympische Spelen van
Londen. Daarnaast vond het IOC dat er op dat moment te veel zogenaamde
monitoringsystemen op de markt waren. Men probeerde dit op te lossen door een
gecentraliseerd systeem genaamd Integrity Betting Information System (IBIS) op te richten.
Het IBIS zou dan optreden net als Sportradar en ESSA als organisatie tussen de
gokoperatoren en de sportfederaties. Doordat er in de literatuur voor de rest weinig over dit
initiatief gesproken wordt, is het niet duidelijk welke rol dit vandaag de dag nog speelt op
het internationale toneel en of het wel nog steeds bestaat. Dit wilt echter niet zeggen dat
het IOC de strijd tegen matchfixing heeft opgegeven. De nieuwe voorzitter Thomas Bach
maakte zich in zijn standpunten voor zijn verkiezing immers sterk dat het enorm belangrijk is
dat onregelmatige gokpatronen en de bijhorende corruptie binnen de sport een topprioriteit
van het IOC blijven. Hij zette dit argument kracht bij door na zijn verkiezing direct 10 miljoen
dollar vrij te maken voor de strijd tegen matchfixing. Kort samengevat kan men dus stellen
38
dat het IOC zeker niet achterwege is gebleven in dit debat. Ze hebben zelf een aantal
initiatieven opgestart en geven ook waar mogelijk financiële steun aan andere ideeën.
Het grootste internationale/Europese initiatief tegenover matchfixing kwam er echter in
2014 toen de Raad van Europa met haar ‘Convention on the Manipulation of Sports
Competitions’ op de proppen kwam (Goudesone, 2015; Serby, 2015; Spapens, 2015). De
conventie richt zich tot de overheden, de sportfederaties en de gokoperatoren in de
lidstaten die de conventie ondertekend hebben. De grootste bedoeling erachter was vooral
om de preventieve acties en de internationale repressieve samenwerking te verbeteren.
Men probeerde dit onder meer te doen door een betere informatie-‐uitwisseling tot stand te
brengen omdat men zag dat bookmakers in landen zoals Oostenrijk, Frankrijk en
Denemarken zich op dat moment zeer gesloten opstelden. Daarnaast drong men er onder
meer ook op aan matchfixing specifiek op te nemen in de strafwetten als crimineel misdrijf.
Het is en blijft natuurlijk een Europees compromis, wat wilt zeggen dat er vaak niet te veel
geraakt wordt aan de nationale soevereiniteit van de lidstaten. Zo mogen ze bijvoorbeeld
nog steeds zelf kiezen hoe men de informatie-‐uitwisseling tussen alle actoren op poten zet,
hoe men matchfixing in de eigen wetgeving plaatst en welke bestraffing men er aan
vasthangt. Toch is deze conventie een belangrijk speerpunt in de internationale strijd tegen
matchfixing. De ondertekenende leden zien in dat het fenomeen enkel ingedijkt kan worden
als er voor een internationale integrale en geïntegreerde aanpak gekozen wordt. Doordat de
conventie op moment van schrijven nog niet door alle partijen geratificeerd is, blijft het
afwachten welke rol ze in de toekomst verder zal spelen.
3.4.3 Losstaande ideeën
In praktisch alle buitenlandse en internationale initiatieven komt het belang van preventie,
repressie en monitoring aan bod. Het lijkt er dan ook op dat de meesten van mening zijn dat
de politieke instanties hier het best op moeten inspelen. Dat wilt echter niet zeggen dat
sommige wetenschappers hun eigen ideeën hebben opgesteld over hoe zij sportieve en
gokgerelateerde matchfixing zouden aanpakken. Een aantal van deze en het eventuele nut
ervan, zal hieronder besproken worden.
39
Serby merkt twee zaken op die de strijd tegen sportieve corruptie zouden kunnen
vergemakkelijken (2015). Ten eerste is hij een resoluut voorstander voor het zo laat mogelijk
aanduiden van scheidsrechters voor bepaalde sportwedstrijden. Hoe later het geweten is
wie welke wedstrijd in goede banen moet leiden, hoe moeilijker het volgens hem wordt voor
bepaalde bendes om de scheidsrechter om te kopen. Hoewel dit voorstel op het eerste zicht
misschien inderdaad een goed idee lijkt, zijn er toch een aantal praktische problemen aan
verbonden. Zo moeten scheidsrechters zichzelf tijdig fysiek en mentaal kunnen
voorbereiden. Bepaalde wedstrijden vereisen dat men op voorhand al wat beeldmateriaal
van de betrokken ploegen opzoekt, zodanig dat men weet op welke zaken men specifiek
moet letten. Daarnaast heeft de mogelijkheid van live-‐betting dit idee wat achterhaald. Het
is niet meer nodig dat goksyndicaten dagen op voorhand hun weddenschap plaatsen, omdat
ze dit nu ook kunnen doen terwijl de wedstrijd bezig is. De voordelen van dit voorstel wegen
met andere woorden niet op tegen de praktische nadelen. Als tweede element pleit hij voor
een bescherming voor zogenaamde ‘klokkenluiders’ die de gerechtelijke instanties op de
hoogte brengen van matchfixing binnen de sport. Ook anderen zoals bijvoorbeeld
Goudesone lijken hierop in te spelen (2015). Sporters die onder invloed staan van een
bepaald goksyndicaat of die zien dat anderen benaderd zijn door zulke bendes, kunnen zich
bedreigd voelen. Men leeft in een moeilijke balans: als men spreekt tegen de
opsporingsdiensten, kan men voor het leven vrezen, terwijl er grote sancties boven het
hoofd hangen als men de mond gesloten houdt. Beide auteurs zijn dus van mening dat er
voldoende bescherming moet zijn voor eventuele klokkenluiders, omdat men dan vlugger
zou overgaan tot het melden van bepaalde vormen van manipulatie binnen de sport.
Spapens bewandelt (samen met zijn collega Olfers) een andere piste (2015). Zo werpen ze
het idee op dat gokgerelateerde match-‐ en spot-‐fixing veel moeilijker wordt, als bepaalde
weddenschappen gewoon weg niet meer kunnen aangeboden worden door de
gokoperatoren. Indien het bijvoorbeeld onmogelijk wordt om te gokken op het feit dat een
bepaalde voetballer een gele of rode kaart krijgt of dat een tennisser een breakpoint al dan
niet wint, zijn de incentives om over te gaan tot manipulatie veel kleiner. De onderzoekers
zijn zich wel bewust van de tegenargumenten. Zo menen kansspelaanbieders dat de vlucht
naar de illegaliteit groter wordt, als het legale aanbod beperkter wordt. De meeste
40
matchfixers richten zich volgens hen toch tot de Aziatische markt, dus het zou geen verschil
maken of het aanbod al dan niet verminderd wordt. Daarnaast toont een studie van Van
Rompuy aan dat fixers zich enkel zouden richten tot de einduitslag en het totale aantal
doelpunten en niet tot specifieke spelfeiten omdat dit soort weddenschappen niet
aantrekkelijk genoeg zou zijn (Van Rompuy, 2015). Wanneer men alle argumenten bij elkaar
neemt, kan men zich toch afvragen welke meerwaarde bepaalde weddenschappen bieden.
Als het legale aanbod het toelaat om op bepaalde spelfeiten geld in te zetten, wordt de
drempel voor niet alleen fixers, maar ook spelers zelf toch kleiner om dit te doen. Sporters
kunnen bijvoorbeeld aan hun entourage laten weten dat hun arm nog niet volledig hersteld
is, waardoor het moeilijk zal worden om de eigen opslagspelletjes te winnen of dat ze in de
clinch liggen met de trainer waardoor het wel eens zou kunnen dat ze een gele of rode kaart
pakken. Als gokoperatoren zulke weddenschappen niet meer zouden aanbieden, moet men
al een enorme moeite doen om het illegale gokcircuit op te zoeken. Het lijkt daarom een
interessant idee om zeker negatieve spelfeiten die gemakkelijk door één speler afzonderlijk
zijn te beïnvloeden, niet meer of toch strikt gereguleerd aan te bieden.
De studie van onder meer Taylor en Trogdon toonde aan dat de opbouw van de competitie
of een bepaald tornooi ook heel belangrijk is, vooral in de strijd tegen sportieve matchfixing
(2002). Als het voor een ploeg of speler mogelijk om een bepaalde hoger gerangschikte
tegenstander te ontwijken in de volgende ronde door zelf een partij te verliezen, lijkt het
niet meer dan logisch dat dit in sommige gevallen ook daadwerkelijk gebeurt. De
competitiehervorming van het Belgische eersteklassevoetbal lijkt op dat vlak een voorbeeld
van hoe het wel moet. Waar er vroeger nog wedstrijden waren op het eind van het seizoen
waarbij niemand nog iets te winnen of te verliezen had, is dit nu sterk verminderd omdat er
met het systeem van play-‐offs gewerkt wordt. Zelfs lager gerangschikte ploegen krijgen
hierdoor nog de kans om het volgende seizoen Europees voetbal te spelen, waardoor men
steeds gemotiveerd blijft om te blijven winnen, ook al zit het seizoen er ver op. Het kan
daarom nuttig zijn om in verder onderzoek te bestuderen welke competitie-‐ en
tornooivormen het best zijn in strijd tegen matchfixing.
41
Er kan ook iets gedaan worden aan het prijzengeld van een bepaald tornooi of een bepaalde
competitie. Het onderzoek van de Italiaanse econoom Caruso vestigt daar de aandacht op
(2009). In zijn onderzoek, dat draaide rond verschillende voetbaltornooien uitgevaardigd
door FIFA en UEFA, komt hij tot de conclusie dat er andere en betere verdeling van de
beschikbare financiële middelen moet zijn om wedstrijdmanipulatie tegen te gaan. Nu is het
zo dat ploegen die meedoen aan bijvoorbeeld de Champions League direct een startbudget
krijgen toegewezen op basis van de verkochte televisierechten. Als men enkel dit
startbudget zou krijgen, zouden de ploegen met de minste kwaliteiten verder geen
inspanningen meer doen om goed voetbal te leveren, omdat ze weten dat ze toch weinig tot
geen kans maken tegen ploegen uit de topcompetities. Caruso wijst daarom op het belang
van grote prestatiebonussen. Teams die winnen, kunnen zo niet alleen verder geraken in het
tornooi, maar krijgen daarvoor ook nog eens extra financiële incentives. Volgens Caruso kan
men matchfixing daarom het best aanpakken door het grootste deel van de beschikbare
geldprijzen niet toe te bedelen aan de uiteindelijke eindwinnaar onder het principe van ‘the
winner takes all’, maar investeert men beter in prestatiebonussen die wedstrijd per
wedstrijd gewonnen kunnen worden. Indien spelers voor een enkele winstwedstrijd al
beloond worden, zal men ook meer geneigd zijn deze partij te willen winnen. De keerzijde bij
dit verhaal is natuurlijk dat ploegen of spelers met minder kwaliteiten hierdoor sneller
geneigd kunnen zijn om hun wedstrijd te verkopen. Wanneer men meent dat men toch geen
enkele kans maakt om de volgende wedstrijd te winnen, kan het voordeliger lijken om een
deel van de winstpremie van de tegenpartij te vragen in ruil voor een zekere nederlaag. Het
onderzoek naar de best mogelijke winstpremies en verdeling van financiële middelen in
strijd tegen matchfixing, is dus zeker nog niet voltooid en kan in de toekomst verder
uitgebreid worden.
Van Rompuy als laatste meent dat er moet gesleuteld worden aan de sanctionering (2013).
Op dit moment is het in landen als België en Nederland zo dat sporters zowel strafrechtelijk
als disciplinair gestraft kunnen worden wanneer ze betrapt worden op matchfixing. Volgens
Van Rompuy gebeurt een daadwerkelijke bestraffing echter nog veel te weinig. De
onderzoeker is daarnaast ook van mening dat vandaag de dag de aandacht te veel overhelt
naar criminele sanctioneringen, waardoor dat sportieve sancties, die in zijn ogen nochtans
42
minstens even belangrijk zijn, ondergesneeuwd geraken. Hij stelt daarom een twee sporen
stelsel voor waarbij de twee soorten straffen als gelijkwaardig worden behandeld. Enerzijds zou
een sportieve sanctie snel kunnen opgelegd worden omdat de bewijslast daar minder groot is.
Anderzijds moet ook een criminele sanctie effectief opgelegd worden zodanig dat het
afschrikkingseffect groot genoeg blijft. Om matchfixing dus minder aantrekkelijk te maken voor
mogelijke overtreders, moet er snel en effectief gestraft worden op de twee sporen tegelijk.
Verder ziet Van Rompuy ook onregelmatige gokactiviteiten als voldoende bewijs voor een
eventuele sanctionering. Het enige probleem dat bij deze redenering naar boven komt, is dat
sommige advocaten van de verdediging en bijgevolg ook rechters kunnen menen dat het
principe van ‘ne bis in idem’ geschonden kan zijn. Als men al een sportieve sanctie gekregen
heeft voor een bepaald feit, kan het zijn dat de rechter van mening is dat een verdere bestraffing
niet opportuun is. Ook over dit onderwerp is verder onderzoek dus aangewezen.
3.5 Problemen bij de aanpak van matchfixing
De nieuwe gevallen van matchfixing die overal ter wereld in diverse sporten opduiken, bewijzen
dat de aanpak van matchfixing op dit moment zeker nog niet optimaal is. Er zijn dan ook een
aantal problemen die opduiken wanneer men het fenomeen wenst aan te pakken. Ten eerste
heerst er enorm veel onduidelijkheid rond wie bevoegd is en welk wettelijk kader nu net van
toepassing is. Het onderzoek van de Europese lobbygroep KEA heeft aangetoond dat landen
matchfixing vervolgen op basis van verschillende wettelijke gronden (2012). Het ene land
bestrijdt het als vorm van corruptie, het andere aanziet het als variant van fraude en nog andere
landen hebben het opgenomen als deel van sportieve criminaliteit. Er ontbreekt met andere
woorden een eenduidig wettelijk kader in Europa. Daarnaast zijn er ook enorme verschillen in de
straffen. Waar men in Denemarken bijvoorbeeld veroordeeld kan worden tot een
gevangenisstraf van 8 jaar zonder een eventuele boete, moet men in Luxemburg maximaal 5 jaar
achter de tralies met een bijhorende financiële straf die varieert van €251 tot €30.000. Een
gezamenlijke Europese actie, zoals voorgesteld in de richtlijnen van de conventie van de Raad
van Europa, kan deze onduidelijkheid in de toekomst hopelijk van de baan helpen. Deze
collectieve aanpak lijkt de meest voor de hand liggende bij een fenomeen zoals matchfixing. Het
gokken op sportweddenschappen kan dan wel nationaal gereguleerd zijn, het merendeel van de
corruptie speelt zich over de grenzen heen af, waardoor een internationale aanpak zich opdringt.
43
Dat matchfixing een moeilijk wetgevend kader kent omtrent de opsporing, vervolging en
berechtiging, vindt men onder andere terug in bovengenoemde Bochumcase van het voetbal
(Spapens & Olfers, 2015). In deze zaak werd de Nederlander Paul Rooij genoemd als diegene
die de voetballers betaalde en bedreigde om wedstrijden in de Duitse competitie te
manipuleren. De Duitse politie kwam hem op het spoor en besloot in het onderzoek zijn
telefoongesprekken af te luisteren. Op basis daarvan kon men opmaken dat hij niet alleen de
matchfixing binnen het voetbal zelf op poten zette, maar dat hij ook zelf overal in Europa
geld vergokte op de wedstrijden die hij manipuleerde. Het Duitse Openbaar Ministerie
achtte de bewijslast tegenover Rooij groot genoeg en besloot een gevangenisstraf van 2 jaar
te vorderen. De rechtbank oordeelde echter dat het de Nederlander niet kon veroordelen,
omdat de betalingen en bedreigingen niet hadden plaatsgevonden op Duits grondgebied.
Paul Rooij, die voor de rechter nochtans had toegegeven dat hij het eindresultaat van
minstens vier wedstrijden in het Duitse voetbal had beïnvloed, ging vrijuit en kon als een vrij
man gaan en staan waar hij maar wilde. Uit bovenstaand voorbeeld blijkt dus dat het niet
altijd evident te bepalen is welke rechter nu juist bevoegd is om een uitspraak te doen in een
zaak rond matchfixing. Stel dat een Taiwanees goksyndicaat via een Zimbabwaanse
tussenpersoon een badmintonwedstrijd in Panama laat fixen tussen een Fransman en een
Rus. Wie kan in deze zaak voor de rechter gebracht worden en op basis van welke grond? Er
heerst hieromtrent nog steeds grote onduidelijkheid. Daarbij komt nog dat matchfixing
volgens sommigen niet aanzien als topprioriteit door het Openbaar Ministerie (Chappelet,
2015; Van Rompuy, 2013). Nochtans zijn er vaak enorme bedragen mee gemoeid en
bedreigt het fenomeen de integriteit van de sport in zijn geheel. Een mogelijke verklaring
hiervoor kan gevonden worden bij de moeilijke bewijslast. Hoe bewijs je immers dat een
sporter bewust beter of slechter speelde in een bepaalde wedstrijd? Gokgerelateerde
match-‐ en spot-‐fixing lijken hierbij iets gemakkelijker te bewijzen, aangezien de bedragen die
zijn ingezet bij legale gokoperatoren eenvoudig terug te vinden zijn. Het wordt hierbij
evenwel moeilijker om aan deze bewijzen te geraken wanneer men bij illegale bookmakers
gokte op de gefixte matchen. En dan nog kan men de vraag stellen of ongewone
gokpatronen een voldoende bewijs kunnen vormen om iemand te veroordelen voor
wedstrijdmanipulatie. Daarnaast is sportieve matchfixing nog moeilijker te bewijzen,
weerom omdat sport een menselijke activiteit is waarbij de winnaar en verliezer in se vooraf
44
nog niet vastliggen. Elke sportwedstrijd heeft zijn eigen onvoorspelbaar karakter. Zonder dat
er in de wedstrijd enorm merkwaardige gebeurtenissen plaatsvinden zoals bijvoorbeeld een
aantal onverklaarbare eigen doelpunten of zeer grote aantallen dubbele fouten, is het
moeilijk te bewijzen dat men op voorhand de einduitslag al dan niet heeft vastgelegd. Er is
dan ook verdere internationale discussie in gerechtskringen noodzakelijk om te bepalen of
men bewijzen zoals beeldmateriaal of eventuele rapporten van experts als voldoende kan
beschouwen in de strijd tegen matchfixing.
Om dit kort samen te vatten, worden de belangrijkste hedendaagse pijnpunten van de
bestrijding van matchfixing hieronder weergegeven.
1) de informatie-‐uitwisseling = zowel nationaal tussen de opsporingsdiensten,
sportfederaties, gokoperatoren en eventuele kansspelcommissies als supranationaal
tussen de verschillende landen en internationale organisaties.
2) het wetgevend kader = welke zaken zijn strafbaar volgens de strafwet, welke
rechtbank is bevoegd en welke bewijslast is voldoende om iemand te veroordelen?
Welke zaken kunnen daarenboven veroordeeld worden door de sportfederaties en
wordt het ‘ne bis in idem’ principe daarbij niet geschonden? Hoe pakt men lone wolf
matchfixing aan, waarbij slechts één persoon weet dat hij of zij de wedstrijd
beïnvloedt?
3) de prioritering van het Openbaar Ministerie = er zijn nog steeds te weinig
veroordelingen omtrent matchfixing. Dit kan liggen aan de moeilijke bewijslast, maar
ook aan het feit dat matchfixing niet als een prioriteit aanzien wordt door de
strafvorderende instanties.
4) te veel uiteenlopende initiatieven = verschillende landen, sportfederaties en
internationale organisaties hebben vaak hun eigen initiatieven op poten gezet zonder
daarbij te kijken of een gemeenschappelijke aanpak misschien beter zou zijn. De
Conventie van de Raad van Europa kan en moet hiervoor een oplossing bieden.
45
3.6 De bestaande wetenschappelijke literatuur samengevat
Na de bestaande wetenschappelijke literatuur te hebben doorbladerd, zijn er een aantal
zaken duidelijker geworden. Matchfixing is een fenomeen waarvan de definiëring binnen de
academische wereld voor de nodige discussie zorgt. Op basis van bestaande beschrijvingen is
een eigen definitie opgesteld die in de rest van de masterstudie gebruikt wordt. Naast deze
omschrijving is ook meer uitleg gegeven over spot-‐fixing en point shaving. Beide zaken
worden gezien als onderdeel van matchfixing. Er zijn een aantal verschilpunten op te
merken, die maken dat de aanpak van de drie zaken kan verschillen. Uit de aangehaalde
voorbeelden kan men afleiden dat geen enkele sport immuun is voor fraude en corruptie.
Voetbal en cricket lijken internationaal gezien het vaakst slachtoffer te zijn van matchfixing,
maar ook andere sporten zoals badminton en sumoworstelen hebben er al mee te kampen
gehad. Om matchfixing te bestrijden zijn er ettelijke buitenlandse en internationale
initiatieven opgestart, die mee ondersteund worden door enkele losstaande ideeën van een
aantal onderzoekers. Toch duiken steeds nieuwe gevallen van matchfixing op, waaruit men
kan afleiden dat de aanpak vandaag de dag nog niet optimaal is. Het lijkt dan ook interessant
te bekijken welke visie Belgische experts hebben over hoe men het best manipulatie in de
sport aanpakt. Dit komt dan ook in het volgende hoofdstuk van deze thesis aan bod.
46
4. De Belgische aanpak van matchfixing in de sport
Het Belgische wetenschappelijk onderzoek naar matchfixing binnen de sport staat, in
tegenstelling tot onze buurlanden, nog in haar kinderschoenen. Op basis daarvan en omdat
er maar een beperkt aantal actoren betrokken zijn in de Belgische aanpak, leek een
kwalitatief onderzoek de beste optie voor deze masterstudie. Semigestructureerde diepte-‐
interviews afgenomen bij experts ter zake, zullen gebruikt worden om de Belgische
bestrijding van matchfixing in kaart te brengen. In wat volgt, wordt er eerst stilgestaan bij de
onderzoekspopulatie. Zo zal er meer uitleg gegeven worden waarom bepaalde
respondenten gekozen zijn. Daarna volgt er meer informatie over de dataverzameling en de
toegepaste analysetechnieken. In het laatste corpus worden de onderzoeksresultaten
weergegeven. Verschilt de Belgische aanpak van matchfixing van de buitenlandse en
internationale initiatieven? Waar rijzen er in ons land eventueel problemen op en hoe
kunnen deze opgelost worden?
4.1 De onderzoekspopulatie
Gedurende het afgelopen academiejaar is er enorm veel gesleuteld aan deze thesis. Zo was
het oorspronkelijk de bedoeling om enkel gokgerelateerde matchfixing binnen het voetbal te
bestuderen. Na de literatuurstudie bleek echter dat deze visie veel te beknopt zou zijn,
waardoor er gekozen werd om niet alleen voetbal te viseren maar sport in haar geheel in
deze studie te betrekken. Er werd evenwel nog steeds gepoogd om enkel de matchfixing om
financiële redenen te bestuderen. Hiervoor waren een aantal argumenten terug te vinden.
Gokgerelateerde matchfixing is de vorm die het meest gelinkt wordt aan georganiseerde
misdaad. Daarnaast lijken het maatschappelijk en economisch belang bij dit fenomeen veel
groter, omdat er enorm grote geldbedragen mee gemoeid kunnen zijn. Waar
wedstrijdmanipulatie om sportieve redenen enkel de sport in haar essentie raakt, is
gokgerelateerde matchfixing een maatschappelijk en crimineel fenomeen dat
opsporingsdiensten overal ter wereld bezighoudt. Om toch een zo ruim mogelijk beeld
omtrent de nationale en internationale aanpak van matchfixing in kaart te brengen, is er
uiteindelijk gekozen om matchfixing in al haar facetten te bestuderen.
47
Een belangrijke actor in heel dit verhaal zijn de gokoperatoren. Hoewel zij een cruciale rol
bekleden, zeker wanneer het gaat over gokgerelateerde matchfixing, valt het op dat hun
stem tot nog toe weinig gehoord is in het bestaande wetenschappelijk onderzoek. Het was
dan ook de oorspronkelijke bedoeling om enkel bookmakers te betrekken in deze
masterstudie. Zo zou er meer inzicht verschaft kunnen worden over hoe deze bedrijven te
werk gaan bij het bepalen van hun noteringen, of zij eventueel interne alarmsystemen
hebben die afgaan wanneer ongewone bedragen worden ingezet, of er externe
controlemechanismen zijn waaraan zij mogelijks gefixte matchen moeten aan melden, hoe
zij matchfixing zouden aanpakken, enzoverder. De Belgische kansspelwetgeving bepaalt dat
een bedrijf enkel online sportweddenschappen mag aanbieden wanneer ze daarvoor een
zogenaamde F1+ vergunning krijgt van de Belgische Kansspelcommissie (Wet op de
kansspelen, de weddenschappen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers,
2009, §1, Art. 43/3). Het is zelfs zo dat men op een stoppagina terechtkomt wanneer men
een pagina van een online bookmaker die op de zwarte lijst van de kansspelcommissie staat,
probeert te bezoeken. In §2 van datzelfde artikel staat dat regering een maximum aantal
inrichters van weddenschappen bepaalt. Op dit moment zijn dit er drieëntwintig volgens de
officiële lijst die te raadplegen is op de website van de Belgische Kansspelcommissie (FOD
Justitie -‐ Kansspelcommissie, 2013, 10 april). Bij elke vergunningsnummer staat de uitbater
en de bijhorende website. Alle Nederlandstalige websites die alle sportweddenschappen (en
niet alleen weddenschappen op paardenrennen) aanbieden, werden hieruit gefilterd en
gecontacteerd. In totaal werden er zo zestien uitnodigingen verstuurd naar de verschillende
online gokoperatoren. Om alle bookmakers dezelfde kans te geven om mee te werken aan
het onderzoek, werd op 27 februari 2017 hetzelfde bericht, dat te raadplegen is in bijlage A
achteraan deze thesis, naar hen verzonden. Het contact verliep op drie mogelijke manieren
(1) er werd een e-‐mail verstuurd naar het adres dat te vinden is op de website (2) de
klantendienst van de website werd gecontacteerd via het contactformulier (3) er werd een
livechat opgestart met iemand van het bedrijf om de vraag te stellen. Er werd slechts door
de helft van de bedrijven geantwoord en in sommige gevallen was dit een automatisch
bericht. Op 25 maart 2017 werd een reminder met hetzelfde bericht verstuurd naar de
bedrijven die niet (meer) antwoordden. Daarop werd slechts door één bedrijf geantwoord
en dit antwoord was nog eens negatief ook. In totaal stonden vijf bedrijven in eerste
48
instantie niet afkerig tegenover een mogelijke medewerking aan dit onderzoek. Met al deze
bedrijven was er vergevorderd elektronisch contact en met één bedrijf was er zelfs
telefonisch contact. Wanneer er uiteindelijk gevraagd werd om op een concrete datum een
gesprek te hebben, was er slechts één bedrijf dat dit daadwerkelijk wilde doen, namelijk
Bingoal. De andere bedrijven lieten niets meer van zich horen.
Door deze onvoorziene omstandigheden moest er in laatste instantie gezocht worden naar
andere respondenten. Daardoor verschoof de focus van de gokoperatoren naar alle actoren
die in België betrokken zijn in de strijd tegen matchfixing. Uiteindelijk vonden er nog vier
andere gesprekken plaats. De naam en functie van elke respondent worden hieronder op
alfabetische volgorde weergegeven. Verder staat er meer uitleg bij waarom er voor die
specifieke respondent gekozen is.
Naam Bedrijf/organisatie Functie Opmerking
Thibault De
Gendt KBVB
competitions manager +
integrity officer
één van de twee in België
werkzame integrity officers
binnen een bepaalde
sporttak
Dirk Deldaele Tennis Vlaanderen directie adviseur +
integrity officer
één van de twee in België
werkzame integrity officers
binnen een bepaalde
sporttak
Guy
Goudesone
Centrale Dienst ter
Bestrijding van de
Corruptie bij de
Federale
Gerechtelijke Politie
adjunct-‐diensthoofd +
nationaal coördinator
sportfraude voor de
Geïntegreerde politie op
twee niveaus
officieel nationaal
meldpunt sportfraude en
matchfixing
Peter
Naessens
Belgische
Kansspelcommissie Secretariaatshoofd
Belgische
Kansspelcommissie als
regulator van de
sportweddenschappen en
een eventueel meldpunt
van matchfixing
49
Dieter
Vanlerberghe Bingoal Chief Bookmaker Officer
enige Belgische online
gokoperator die wilde
meewerken aan het
onderzoek
Alle respondenten werd de mogelijkheid gegeven om anoniem deel te nemen aan dit
onderzoek. Geen enkele persoon koos er voor om deze optie te gebruiken. Daarnaast werd
aan alle respondenten uitgelegd dat de data vertrouwelijk behandeld zou worden en enkel
voor dit onderzoek zou dienen. Men ondertekende daarvoor ook een informed consent dat
terug te vinden is in bijlage B.
Er moet opgemerkt worden dat niet alle beoogde categorieën van personen aan het woord
gelaten zijn. Doordat het de oorspronkelijke bedoeling was om zoveel mogelijk gokkantoren
aan bod te laten komen, werden enkel zij in eerste instantie gecontacteerd. Omdat hun
response rate eerst nog voldoende leek, maar uiteindelijk toch aan de lage kant uitviel, werd
pas laat de beslissing gemaakt om over te schakelen naar andere respondenten. Daardoor
was er onvoldoende tijd over om bijvoorbeeld leden van het Openbaar Ministerie en de
rechterlijke macht aan bod te laten komen. Het lijkt dan ook zeer interessant om hun visie in
toekomstig onderzoek zeker wel mee op te nemen. Daarnaast valt het op dat er gesproken
wordt over de Belgische aanpak van matchfixing, terwijl dat er enkel Vlamingen
geïnterviewd zijn. Dit hoeft evenwel geen probleem te vormen. Matchfixing is nog steeds
een enorm geladen begrip, waarvan een eenduidige definitie ontbreekt. Om niet in
semantische discussies te vervallen met mensen die enkel de andere landstalen spreken,
werd er dus gekozen voor respondenten die het Nederlands vaardig zijn. Er moet daarbij wel
aangestipt worden dat alle respondenten overkoepelende Belgische functies bekleden. Zo is
bijvoorbeeld meneer Goudesone lid van de federale politie en niet van de lokale, is meneer
Naessens woordvoerder voor de gehele Belgische kansspelcommissie en bekleedt ook
meneer De Gendt een functie bij de Koninklijke Belgische Voetbalbond in Brussel waardoor
hij gekend is in alle taalgebieden.
50
4.2 Dataverzameling op basis van semigestructureerde interviews
De vijf gesprekken vonden op vrijwillige basis plaats vanaf begin maart tot eind april 2017 op
een door de respondenten gekozen plaats. Alle interviews werden met toestemming van de
tegenpartij opgenomen, zodanig dat een vlotte verwerking van de data bewerkstelligd kon
worden. Er werd gewerkt met semigestructureerde interviews, wat wil zeggen dat er op
voorhand een aantal vragen waren opgesteld, maar dat hier van kon worden afgeweken op
basis van de antwoorden van de respondenten (zie bijlage C). Het eigenlijke gesprek werd
ingeleid door een lijst met negen stellingen waarbij men op een 5-‐punts Likertschaal moest
aanduiden of men “helemaal niet akkoord” tot “helemaal akkoord” was (zie bijlage D). De
vijf belangrijkste stellingen waren ‘België heeft een duidelijke wetgeving omtrent gokken op
sportwedstrijden’, ‘in België zijn er op dit moment geen omgekochte sportwedstrijden’,
‘matchfixing is voornamelijk een buitenlands probleem’, ‘er is voldoende internationale
samenwerking om matchfixing tegen te gaan’ en ‘de sport is kwetsbaar voor matchfixing’.
Door deze zinnen werden de respondenten getriggerd om na te denken over het fenomeen
matchfixing, het huidige wetgevend kader in België en hoe de bestrijding van matchfixing in
ons land zich verhoudt tegenover dat van andere landen. Het verkregen cijfermateriaal zal
verder gebruikt worden om de argumenten van het kwalitatieve gedeelte te ondersteunen.
Na deze kwantitatieve inleiding werd de personen gevraagd te reageren op twee stellingen
die dienden als transitie naar het eigenlijke gesprek. De eerste these luidde “u bent lid van
de Belgische regering en u krijgt de taak om de wetgeving omtrent gokken op
sportwedstrijden in ons land aan te pakken, hoe zou u dit doen? Zou u alles laten zoals het
nu is of zou u veranderingen aanbrengen?”. Op basis van deze stelling werd er verder
gepeild naar de mening die de respondenten hebben over de huidige wetgeving omtrent
sportweddenschappen. Er werd expliciet gekozen om matchfixing nog niet op te nemen,
zodanig dat de geïnterviewden dit zelf eventueel konden aanhalen. In de tweede stelling “er
staat een kop in de krant "Belgische sporter verdacht van matchfixing", wat verwacht u dat
in het artikel zal staan? Welke sport zou volgens u het onderwerp zijn van het artikel en
waarom?” kwam matchfixing wel specifiek aan bod. Deze vraag diende om de sporten in
kaart te brengen die de proefpersonen als meest kwetsbaar voor wedstrijdmanipulatie
aanzien.
51
De centrale vragen van het interview draaiden specifiek rond de werking van de
bookmakers, de eventuele controlemechanismen die er bestaan om matchfixing vroegtijdig
op te sporen en de bestrijding van matchfixing in zijn geheel. Daarnaast waren er specifieke
vragen gericht aan de persoon in kwestie. Zo kon Guy Goudesone bijvoorbeeld politionele
inzichten verlenen, stond Dieter Vanlerberghe meer stil bij de werking van bookmakers en
gaf Peter Naessens meer uitleg over de werking van de Belgische Kansspelcommissie. Elk
gesprek kende met andere woorden zijn eigen, open karakter. Doordat de vragenlijst
semigestructureerd was, lagen de volgorde en specifieke vragen niet vast. Er werd daarom
dikwijls ingesprongen op wat de respondent zelf beargumenteerde.
Om het gesprek af te sluiten, werd alles nog eens volledig overlopen. Er konden door de
respondenten dan nog zaken aan het gesprek toegevoegd worden of er kon meer uitleg
gegeven worden indien de onderzoeker iets niet goed begrepen zou hebben.
4.3 Data-‐analyse op basis van een inductieve aanpak
Voor de data-‐analyse werd er gebruik gemaakt van de Grounded Theory binnen de sociale
wetenschappen waarbij de inductieve aanpak centraal staat (Strauss & Corbin, 1990, p. 23).
Hierbij is het de bedoeling om de data zoveel mogelijk voor zichzelf te laten spreken. Zo kan
men zelf tot conclusies komen omdat er op voorhand nog geen theorie voor handen is. Deze
methode laat ook toe dat de vraagstelling voor komende interviews nog kon aangepast
worden in het licht van gepasseerde gesprekken (Mortelmans, 2011, p. 351). Zo werd
bijvoorbeeld in het eerste gesprek met meneer Vanlerberghe de vertrouwelijkheid van de
data mondeling uitgelegd, maar was er geen uitgetypte versie van een informed consent
aanwezig. Met het oog op de komende gesprekken, leek het opportuun om deze consent
wel af te drukken en door de respondenten zelf te laten lezen en signeren. Daarnaast
werden ook argumenten van hem, zoals bijvoorbeeld “matchfixing vindt maar plaats in een
miniem deel van de sportwedstrijden”, gebruikt in de gesprekken met de anderen om te zien
hoe zij daar op zouden reageren.
52
Alle interviews werden in chronologische volgorde uitgetypt zodanig dat de info uit
voorgaande gesprekken gebruikt kon worden bij de gesprekken die nog moesten komen. Er
werd daarbij grotendeels gesteund op het codeerprincipe om eerst open te coderen, dan
axiaal te coderen en als laatste selectief te coderen zonder dat dit schema strikt gevolgd
werd (Mortelmans, 2011, p. 360-‐365). De belangrijkste bedoeling van de gesprekken was om
de Belgische aanpak van matchfixing te ontleden, te kijken welke actoren daarbij allemaal
betrokken zijn en welke rol de bookmakers in heel dit verhaal spelen. De gesprekken werden
dan ook in dat licht geïnterpreteerd.
4.4 Onderzoeksresultaten
4.4.1 Algemeen
Doordat er maar vijf gesprekken hebben plaatsgevonden en elke actor zijn eigen
meerwaarde aan deze studie betekent, worden de resultaten hieronder weergegeven op
basis van elk interview afzonderlijk. Het lijkt wel interessant om eerst stil te staan bij de
uitkomsten die de kwantitatieve vragenlijsten hebben opgeleverd. Het valt op dat de
stellingen vooral voor een grote eensgezindheid bij de verschillende respondenten zorgden.
Zo was iedereen het eens met de stelling dat de sport kwetsbaar is voor matchfixing.
Daarnaast was niemand akkoord dat er in België op dit moment geen omgekochte
sportwedstrijden zijn. Dit frappant resultaat kan er op wijzen dat matchfixing nog steeds een
probleem vormt voor de Belgische sport. Wanneer er gevraagd werd of er voldoende
internationale samenwerking is om wedstrijdmanipulatie tegen te gaan, duidden meneer
Vanlerberghe en meneer Deldaele ‘neutraal’ aan terwijl dat de rest daarmee niet akkoord
ging. Er blijkt dus vanuit de Belgische opinie iets te schorten aan de hedendaagse
internationale aanpak. Als laatste valt het op dat enkel de heren Vanlerberghe en Naessens
vonden dat er vandaag de dag een duidelijke Belgische wetgeving is omtrent het gokken op
sportwedstrijden, terwijl dat de anderen hierbij ‘neutrale’ gevoelens hadden. Het is des te
merkwaardig dat alle partijen toch iets zouden veranderen aan de huidige Belgische
wetgeving, wanneer daarnaar gevraagd werd bij de transitievragen. Het lijkt dus dat de
hedendaagse Belgische wetgeving nog zeker niet op punt staat om matchfixing in al haar
hoedanigheden te bestrijden.
53
Bovenstaande kwantitatieve onderzoeksresultaten moeten natuurlijk met een kritische bril
bekeken worden. Drie van de vijf respondenten hebben namelijk een functie die specifiek
gericht is op de bestrijding van matchfixing. Het lijkt dan ook niet meer dan logisch dat zij
akkoord gaan met de stelling dat matchfixing een probleem vormt voor de Belgische sport,
omdat ze anders tegen hun eigen winkel zouden spreken. Het is toch interessant dat meer
‘objectieve’ actoren zoals mr. Naessens van de Kansspelcommissie en mr. Vanlerberghe van
Bingoal ook de mening zijn toegedaan dat matchfixing een bedreiging voor de sport vormt.
Het kan dan ook interessant zijn om deze kwantitatieve studie in de toekomst uit te breiden
naar andere actoren, zoals bijvoorbeeld de sporters zelf, hun entourage, scheidsrechters...
Dit is onder andere al eens gebeurd in het voetbal waarbij de vragenlijst van het sociale
netwerk Zamante in 2012 aantoonde dat minstens 14,5% van de 945 ondervraagde
voetballers al eens benaderd werd om een wedstrijd te manipuleren (Goudesone, 2015;
Spapens & Olfers, 2015). In deze thesis dient het cijfermateriaal echter als inleiding en ter
ondersteuning van de eigenlijke gesprekken.
4.4.2 Aanpassingen aan de Belgische kansspelwetgeving
Aan alle respondenten werd gevraagd of ze de huidige kansspelwetgeving zouden aanpassen
of laten zoals deze nu is. Alle personen gaven aan een aantal veranderingen te willen
doorvoeren.
Bij de heer Vanlerberghe ging dit niet specifiek over de aanpak van matchfixing. Hij sprak
eerder over veranderingen in het offline aanbod van sportweddenschappen. Zo vindt hij het
absoluut niet logisch dat er vandaag de dag geen twee wedkantoren mogen zijn binnen een
straal van 1000 meter, terwijl dat krantenwinkels, die niet aan deze vereisten moeten
voldoen, ook sportweddenschappen mogen aanbieden. Voor de rest waren er volgens de
woordvoerder van Bingoal geen dringende veranderingen noodzakelijk omdat de
kansspelwetgeving zeer goed was opgesteld. Dit kwam volgens hem mede doordat er een
goede band is tussen de kansspelcommissie en de bookmakers. De regels en taksen zijn in
zijn ogen zeker marktconform, waardoor hij vond dat men daarover in zijn sector niet te
klagen had.
54
Meneer Goudesone van de federale politie baseert zich vooral op de conventie van de Raad
van Europa om een aantal specifieke zaken in te voeren in de strijd tegen matchfixing. Zo is
hij van mening dat het belangrijk is om matchfixing als misdrijf te omschrijven in het
strafwetboek, omdat het nu nog wordt bespeeld als een scala van misdrijven. Zo kan er
gesproken worden over private corruptie, internetfraude, afpersing en oplichting. Een
duidelijke omschrijving van matchfixing als strafbaar feit zou in zijn ogen een mogelijke
vervolging gemakkelijker maken. Daarnaast wijst hij op de invoering van een nationaal
platform. Mede dankzij de aanbevelingen van de Europese conventie, is dit vandaag de dag
al in werking getreden in België. Meneer Goudesone ziet in dit platform een belangrijke
speler om gezamenlijke acties te kunnen ondernemen. Diverse actoren zoals het federaal
parket, de ministeries van Justitie, Sport en Binnenlandse Zaken, de politie en de
Kansspelcommissie worden hierbij betrokken. Het is volgens Goudesone het overlegorgaan
bij uitstek om gevoelige informatie met elkaar te kunnen delen. Doordat dit platform een
nationaal karakter heeft, kunnen de verschillende preventieve en repressieve acties in de
verschillende gewesten gestroomlijnd worden, zodanig dat er één gezamenlijke vuist kan
optreden tegen matchfixing. Hij merkt op dat het nationaal platform een full time betrekking
zou moeten worden, terwijl dit vandaag nog niet het geval is. Als laatste ziet hij een
belangrijke rol weggelegd voor de zogenaamde integrity officers van de Belgische tennis-‐ en
voetbalfederatie omdat deze een brug kunnen vormen tussen het nationaal platform en de
sportfederaties. Over het algemeen zijn er dus nog verbeteringen vatbaar volgens meneer
Goudesone, maar hij ziet zijn heil in het nationaal platform dat gecreëerd is onder impuls
van de Raad van Europa.
Ook de twee integrity officers, Dirk Deldaele en Thibault De Gendt van respectievelijk de
tennis-‐ en voetbalfederatie wijzen, op een aantal mogelijke veranderingen. Meneer Deldaele
baseert zich op de internationale tennisregelgeving om te stellen dat de Belgische wetgeving
vandaag de dag te ruim en niet duidelijk genoeg is. De internationale Tennis Integrity Unit
heeft een explicieter beschreven anti-‐corruptie code, waarin specifieke doelgroepen en
situaties beschreven zijn, terwijl dat deze in de Belgische regelgeving volgens hem
ontbreken. Hij sluit zich aan bij de heer Goudesone wanneer hij vindt dat matchfixing
duidelijker moet omschreven zijn in het strafwetboek, zodat men niet meer moet gaan
55
vervolgen op basis van private omkoping of iets gelijkaardigs. Meneer De Gendt sluit zich
hierbij aan. Hij vindt ook dat er een heel hoofdstuk in het strafwetboek zou mogen gaan over
het luik matchfixing. Daarenboven is hij van mening dat de mogelijke sancties omhoog
mogen, omdat deze nu te laag zijn in verhouding met de mogelijke bedragen die verdiend
kunnen worden met gefixte wedstrijden. De integrity officer vindt dat de bestraffing
gelijkaardig zou moeten zijn aan bijvoorbeeld de sancties omtrent illegale wapen-‐ of
drugshandel. Ook is meneer De Gendt van mening dat de samenwerking tussen alle
Belgische actoren zou kunnen en mogen verbeteren. Nu is het zo dat de informatiestroom
vooral in één richting gaat, namelijk vanuit de voetbalbond naar het parket, maar niet
omgekeerd. Hoewel hij verstaat dat dit komt omwille van het onderzoeksgeheim, zou hij het
enorm appreciëren dat men ook de bepaalde dossiers terug laat vloeien naar de KBVB
omdat men dan de nodige disciplinaire sancties zou kunnen opleggen. Nu is het zo dat een
gerechtelijk onderzoek vaak pas na lange tijd is afgerond, waardoor een disciplinaire sanctie
niet meer nuttig geacht wordt.
Meneer Naessens van de Kansspelcommissie als laatste ziet twee belangrijke zaken die
zouden veranderd moeten worden. Ten eerste spreekt hij net als de heer Goudesone over
een nationaal platform dat duidelijke bevoegdheden moet hebben om te kunnen optreden.
Hij ziet dit platform als objectieve bruggenbouwer tussen de magistratuur, de
sportorganisaties en de wedoperatoren omdat er volgens hem op dit moment nog geen
sprake is van een vlotte informatiedoorstroming. Er wordt vandaag de dag ook nog te veel
gehamerd op een repressieve aanpak door de magistratuur, terwijl de aanpak van het
maatschappelijk probleem in zijn ogen achterwege blijft. Daarnaast ziet hij, net als meneer
De Gendt, in dat het onderzoek van justitie een aantal jaren kan aanslepen, waardoor het
moeilijk wordt voor de sportfederaties om disciplinaire sancties op te leggen. Ook daarvoor
zou het platform een oplossing kunnen bieden, omdat daarin de gevoelige informatie toch
gedeeld zou kunnen worden. Daarenboven zou er bij het platform tegenover matchfixing
geen prioritering zijn die er bij de magistratuur wel is. Alle middelen zouden integraal
kunnen gaan naar de bestrijding van matchfixing. Als tweede element maakt de heer
Naessens de opmerking dat er nog meer geïnvesteerd mag worden in preventiecampagnes.
Hierdoor maakt men de kinderen van jongs af aan duidelijk dat sport enkel om een correct
56
resultaat draait en niet om andere mogelijke incentives zoals bijvoorbeeld een zakje chips of
een cola. Hij ziet daarbij wel een link met weddenschappen omdat hij vindt dat jongeren
beschermd moeten worden. Zo moet er een duidelijke leeftijd staan op het aanbieden van
weddenschappen die zeker niet te laag mag zijn, al geeft hij geen concreet cijfer
daaromtrent. Er moet opgemerkt worden dat de heer Naessens geen heil ziet in de
omschrijving van matchfixing als specifiek misdrijf in het strafwetboek. Hiermee gaat hij dus
volledig in tegen Goudesone en De Gendt. Volgens de woordvoerder van de
Kansspelcommissie moet een land zijn eigen wetgeving opstellen, los van enige richtlijnen
uitgevaardigd door internationale organisaties zoals de Raad van Europa of het IOC. Hij haalt
de zaak Ye aan als voorbeeld om aan te tonen dat matchfixing wel degelijk bestraft wordt in
België, waardoor hij op dat vlak geen problemen ziet.
Als men alle gesprekken bij elkaar legt, zijn er een aantal zaken waarvan men vindt dat deze
aangepast kunnen worden in de huidige Belgische wetgeving:
1) een nationaal platform met een duidelijke wettelijke basis dat kan dienen als
overkoepelend orgaan tussen de verschillende actoren, waardoor ook onder andere
de informatie-‐uitwisseling tussen sportfederaties en de magistratuur meer op punt
zou staan
2) het implementeren van matchfixing als strafbaar feit in het strafwetboek met een
duidelijke omschrijving en strenge bestraffing
3) meer inspelen op preventieve acties zodanig dat de jeugd zich kan wapenen tegen
matchfixing
4.4.3 Welke Belgische sporten en sporters mogelijk betrokken bij matchfixing?
Wanneer de respondenten gevraagd wordt welke sporten zij als mogelijk onderwerp zien
van een fictief krantenartikel omtrent matchfixing, valt het op dat er maar twee sporten
genoemd worden, namelijk voetbal en tennis. Volgens de heer Vanlerberghe komt dit omdat
beide sporten het meest aanspreken. Kleinere sporten zoals bijvoorbeeld veldhockey of
paardrijden zijn in zijn ogen niet populair genoeg, waardoor de media een vorm van fixing in
deze sporttakken als niet belangrijk genoeg zouden beschouwen. Wanneer dagbladen over
matchfixing zouden spreken, zoekt men in zijn ogen vooral sensatie, waardoor men bij
voetbal of tennis terechtkomt.
57
De heren Deldaele en De Gendt wijzen allebei op hun manier naar cijfermateriaal. De
integrity officer van het tennis baseert zich op internationaal cijfermateriaal van de Tennis
Integrity Unit om te zeggen dat er op Europees vlak twee sporten in het oog van de storm
komen, namelijk voetbal en tennis. In beide sporttakken zijn er al concrete zaken geweest
waarin de matchfixing is aangetoond, waaruit hij afleidt dat de kans het grootst is dat ook zij
in de toekomst terug het slachtoffer worden van corruptie en manipulatie. Thibault De
Gendt, de integrity officer van de KBVB, sluit zich dan weer aan bij de heer Vanlerberghe
wanneer hij stelt dat voetbal de meest gemediatiseerde sport is in België. Hierdoor is de
kans volgens hem het grootst dat het artikel over voetbal zou gaan. Daarnaast spreekt hij
ook over absoluut cijfermateriaal. De Belgische voetbalbond heeft in zijn ogen het grootste
aantal aangesloten leden, waardoor de kans groter is dat er een voetballer betrokken is bij
matchfixing in vergelijking met kleinere sporten zoals bijvoorbeeld badminton of snooker.
Peter Naessens wijst resoluut naar tennis omdat dit een sport is waarbij een individuele
atleet meer impact heeft op de einduitslag. Een teamsport zal daarom in zijn ogen niet in het
artikel vermeld worden. Ook verwijst hij naar een onderzoek uitgevoerd door de
Kansspelcommissie waarin een netwerk is blootgelegd dat tenniswedstrijden manipuleerde.
Door deze argumenten samen te nemen, ziet hij tennis als enige mogelijke sporttak
waarover het artikel zou kunnen. Hij wijst er wel op dat het niet duidelijk is door wie de
sporter verdacht wordt: een sportinstantie of een gerechtelijke instantie. Als het om een
gerechtelijke instantie zou gaan, moet de sporter al in België wonen, terwijl dit bij een
verdachtmaking door een sportieve federatie niet noodzakelijk het geval moet zijn.
Guy Goudesone als laatste duidt geen specifieke sport aan, maar wijst er wel op dat sporten met
minder deelnemers gemakkelijker beïnvloed kunnen worden. Hij sluit zich in deze dus aan bij de
heer Naessens. Verder zou het hem ook intrigeren wie de bron van het artikel zou zijn, vanwaar
men de informatie heeft en op welke elementen men zich zou baseren om te spreken over
matchfixing. Daarenboven moet het in het artikel niet altijd over gokgerelateerde matchfixing
gaan. Meneer Goudesone vindt immers dat er te veel aandacht wordt geschonken aan deze
vorm van wedstrijdmanipulatie, terwijl dat deze maar minimaal is in vergelijking met fraude om
sportieve redenen.
58
4.4.4 Belgische gokoperator Bingoal – Dieter Vanlerberghe
Dat amper één Belgische bookmaker aan het onderzoek wilde meewerken, is op zijn minst
betreurenswaardig te noemen. Vele mensen bekijken de goksector immers al met
argusogen, omdat ze vaak een negatief beeld hebben over deze branche. Het was de
bedoeling om door middel van de semigestructureerde interviews meer inzicht te verwerven
in de werking van dit soort bedrijven, zodanig dat de sluier van onwetendheid eventueel kon
plaats maken voor een positiever imago. In tegenstelling tot andere bedrijven die soms
gewoon weg niets van zich lieten horen, antwoordde Bingoal direct positief op de vraag tot
medewerking. Men speelde de vraag onmiddellijk door aan de heer Vanlerberghe en die
maakte er meteen werk van, zodanig dat het interview snel kon plaatsvinden. De inzichten
die in het gesprek met hem naar boven kwamen, worden hieronder besproken.
Het blijkt zo dat er de laatste jaren een aantal grote veranderingen hebben plaatsgevonden
in de wereld van de sportweddenschappen. Mede door de opkomst van het internet en live-‐
betting, werd alles sneller en veranderde ook de manier hoe quoteringen bepaald worden.
Vroeger was het immers zo dat elk bedrijf zijn eigen noteringen bepaalde op basis van de
inzichten van het eigen personeel. Deze hadden dan gegronde kennis over bepaalde
sportcompetities, vingen informatie op via de geschreven pers, enzoverder. Als men
sommige sporten of competities minder goed kende, kopieerde men de noteringen van
andere bedrijven en paste men deze een beetje aan. Zo kwam het dus voor dat verschillende
bookmakers praktisch dezelfde odds hadden voor bepaalde wedstrijden. De bedrijven
wisten van elkaar wie gespecialiseerd was in welke sport en men vertrouwde er op dat de
noteringen van de concurrenten zeker niet verlieslatend zouden zijn. Door de opkomst van
live-‐betting werd het aanbod echter enorm groot. Waar er vroeger bijvoorbeeld een aanbod
was dertig wedstrijden in een weekend, waren het er plots evenveel maar dan in een uur.
Het bleek niet rendabel genoeg om personeel aan te werven om al deze noteringen live aan
te passen, waardoor men vanaf nu de quoteringen koopt bij gespecialiseerde bedrijven die
meestal in Groot-‐Brittannië gevestigd zijn. Het zijn deze bedrijven die de odds bepalen voor
bijvoorbeeld een handbalwedstrijd in Zuid-‐Korea, maar tegelijk ook die voor een
bokswedstrijd in Panama. Een door de heer Vanlerberghe genoemd voorbeeld van zo’n
bedrijf is Kambi dat zetels heeft in Boekarest, Londen, Malta, Manila, Stockholm en Sydney.
59
Doordat bookmakers hun noteringen dus gewoon kunnen kopen bij andere bedrijven, is het
volgens Vanlerberghe niet meer noodzakelijk dat er mensen met sportieve kennis werken bij
de gokoperatoren. Sommige bedrijven zoeken een goed marketingteam om hun product te
verkopen, maar voor de rest heeft men niks meer met sport te maken. Bingoal verschilt op
dat vlak van de concurrenten, omdat zij slechts 80-‐90% van hun odds aankopen. Hun aanbod
vullen zij aan met sporten waarvan men wel nog steeds specialisten in dienst heeft zoals
bijvoorbeeld cyclocross.
Bingoal gebruikt eigen software en een team van traders die dienen als intern
controlemechanisme om bepaalde inzetbedragen te analyseren. Wanneer er bijvoorbeeld
een hoog bedrag op een Belgische voetbalwedstrijd uit de 3de amateurklasse wordt ingezet
door een nieuwe speler, zullen bepaalde alarmbelletjes afgaan. Hierdoor zal men deze inzet
grondig bestuderen. Hoe komt het dat de gokker zo’n hoog bedrag inzet op een wedstrijd uit
de lagere voetbalklassen? Heeft deze speler bepaalde informatie die het bedrijf zelf niet
heeft? Gebeuren er extreme zaken in de wedstrijd die niet pluis zijn? De heer Vanlerberghe
merkt op dat de controlemechanismen vlugger alarm zullen slaan wanneer de inzet wordt
geplaatst op een wedstrijd uit de lagere klassen dan bijvoorbeeld wanneer men deze plaatst
op een wedstrijd uit de Champions League, omdat men vermoedt dat deze laatste toch zeer
moeilijk te manipuleren is.
Als extern controlemechanisme wijst de woordvoerder van Bingoal naar een organisatie
zoals ESSA, omdat deze de gokpatronen van diverse internationale bookmakers analyseren.
Hij vermeldt hierbij wel dat het volgens hem zeer moeilijk is om matchfixing aan te tonen op
basis van de gokpatronen. Daarnaast staan bepaalde gokoperatoren volgens hem niet te
springen om hun data te delen met concurrenten. Vanlerberghe ziet eventueel een
oplossing in een verplicht Belgisch meldpunt waaraan de bookmakers moeten rapporteren
dat er vreemde bedragen zijn ingezet op bepaalde wedstrijden. Tegelijk vindt hij wel dat er
iets met deze informatie moet gedaan worden omdat het anders de geloofwaardigheid van
de aanpak van matchfixing in België niet ten goede komt.
60
“Maar voor de rest is het allemaal overroepen. Je moet goed weten, matchfixing, ik
spreek hier als bookmaker, wie is er het slachtoffer van matchfixing? Dat is de
bookmaker hè. Want één, ze spelen bij de bookmakers. Het zijn niet de bookmakers die
het fixen, dus wie verliest er aan? De bookmakers… Reputatie… Wij willen geen
matchfixing, want mensen zouden niet meer in het product kunnen geloven. Ze wedden
bij ons op wedstrijden en ze hopen dat die wedstrijden verlopen in normale
omstandigheden, in goede omstandigheden, in niet verdachte omstandigheden, dus wij
willen niet dat de wedstrijden verdacht zijn, want dan gelooft niemand meer in het
product. Het zou doodbloeden. Dus, bookmakers zijn heel hard tegen matchfixing en
willen dat niet. Dat is het laatste dat we willen en we gaan altijd meewerken om dat niet
te hebben, want wij zijn het eerste slachtoffer bij manier van spreken. ”
(Dieter Vanlerberghe, persoonlijke mededeling, 2017, 11 maart)
Om af te sluiten, kan er besloten worden dat de heer Vanlerberghe het jammer vindt dat
matchfixing zoveel in het nieuws komt, terwijl dat er volgens hem slechts in een heel miniem
aantal wedstrijden sprake kan zijn van mogelijke manipulatie. Elke week worden er
duizenden sportwedstrijden gespeeld waarbij er geen vuiltje aan de lucht is, maar omwille
van het sensatiegehalte gaat de pers toch inzoomen op die kleine hoeveelheid wedstrijden
die verdacht zijn. Hij wijst ook op het feit dat bookmakers zelf het eerste slachtoffer zijn van
matchfixing, omdat zij de winstbedragen moeten uitbetalen. Daarom is hij van mening dat
bookmakers zeker open staan om de strijd tegen matchfixing te ondersteunen. Daarnaast
zou het hem verbazen dat het gokken op gefixte wedstrijden in ons land zou gebeuren,
omdat Belgische bookmakers hun spelers van dichtbij monitoren. Bedragen die door hen
uitbetaald moeten worden, worden eerst gecontroleerd en worden daarna op de rekening
van de speler gestort, waardoor dat men direct alle gegevens heeft van de gokker in kwestie.
Vanlerberghe wijst daarom naar de Aziatische markt, omdat er daar minder controle is, geen
inzetlimieten bestaan en alles cash gespeeld kan worden.
61
4.4.5 Centrale Dienst ter Bestrijding van de Corruptie van de Federale Gerechtelijke
Politie – Guy Goudesone
Bij het gesprek met meneer Goudesone kwam vooral de gerechtelijke aanpak van
matchfixing aan bod.
Wat opvalt is dat hijzelf weinig tot niets weet over de werking van de Belgische
gokoperatoren. Op de vraag hoe bepaalde noteringen opgesteld worden en of er eventueel
interne controlemechanismen bestaan bij deze actoren, kon hij niet antwoorden. Hij ziet een
extern controlemechanisme in de Belgische Kansspelcommissie omdat zij ingelicht moeten
worden wanneer bookmakers geconfronteerd worden met ongewone gokpatronen op
bepaalde wedstrijden. Goudesone vraag zich hierbij wel af of de kosten-‐batenanalyse
gemaakt door de bookmakers de doorslag geeft om onderzoeken naar matchfixing al dan
niet te voeren. Met deze woorden gaat hij dus lijnrecht in tegen wat de heer Vanlerberghe
zei, toen die stelde dat gokoperatoren zeker open staan voor een gezamenlijke aanpak van
matchfixing. Dat beide actoren niet op dezelfde golflengte zitten, blijkt trouwens ook uit de
woorden van Vanlerberghe zelf, omdat die geen positieve mening had over bepaalde
instanties die specifiek in het leven geroepen zijn om matchfixing te bestrijden. De
woordvoerder van Bingoal is van mening dat bepaalde firma’s het verhaal van matchfixing
opkloppen. Als er geen matchfixing meer zou zijn, zouden deze bedrijven hun software en
andere producten immers niet meer kunnen verkopen. De heer Vanlerberghe is dus wel van
mening dat er matchfixing is en dat het moet bestreden worden, maar ook dat alles in het
juiste perspectief moet gezien worden en dat er al zeker geen al te groot probleem is in
België.
Voor de aanpak van matchfixing, richt meneer Goudesone zijn aandacht vooral op het
nationaal platform dat recent in het leven is geroepen. Hij ziet het platform als een
belangrijk overlegorgaan met daarin de verschillende partners die wedstrijdmanipulatie
nationaal en regionaal wensen te bestrijden. Het platform zelf bestaat uit drie geledingen.
Ten eerste is er de algemene nationale vergadering met daarin afgevaardigden van volgende
actoren: het ministerie van Justitie, de drie gemeenschapsministeries van sport, de
Kansspelcommissie, de Nationale Loterij, de Vlaamse en Waalse sportfederaties, het BOIC,
62
de Paralympics, de Belgische basketbal-‐, voetbal-‐ en tennisfederatie, het federaal parket en
de politionele nationale coördinator Sportfraude. Alle leden van deze algemene vergadering
hebben de intentieverklaring tot samenwerking in een nationaal platform ondertekend en
verbinden zich ertoe om gegevens met elkaar uit te wisselen. Daarnaast moet elk lid een
actieplan uitwerken met daarin de eigen visie van aanpak. Een gezamenlijk actieplan bundelt
deze individuele plannen en bevat de doelstellingen die men elk jaar tezamen beoogt te
bereiken. Het actieplan van elk lid moet geënt zijn op dit gezamenlijk actieplan, maar er is
wel plaats voor eigen noden en behoeften. Ook heeft elke actor een SPOC of Single Point Of
Contact aangeduid die hen vertegenwoordigt binnen deze vergadering. Naast de algemene
vergadering bestaat er een stuurgroep die instaat voor de dagdagelijkse werking. Deze
stuurgroep omvat een vertegenwoordiger van het ministerie van Justitie, vertegenwoordigers
van de drie Belgische gemeenschapsministeries van Sport en de nationale coördinator
sportfraude van de politie. Dit onderdeel van het nationaal platform bereidt de vergaderingen
voor, zorgt voor de opvolging van de opgestelde actieplannen en legt contacten met andere
partners zoals onder meer de kansspeloperatoren en de sportfederaties. Als laatste onderdeel is
er de task force ‘signalenoverleg’, bestaande uit de nationale coördinator sportfraude van het
federaal parket en van de politie. De eerste signalen van bepaalde mogelijks gefixte wedstrijden,
afkomstig van gelijk welke bron, komen in deze task force aan bod. Op basis van het overleg
binnen deze task force wordt bepaald wat er met de informatie moet gebeuren. Zo kan er beslist
worden om bepaalde personen strafrechtelijk te vervolgen en/of de informatie door te spelen
naar de sportfederatie in kwestie zodanig dat deze een sportieve sanctie kan opleggen.
Naast de repressieve aanpak van het federaal parket en de politie, wijst Goudesone vooral op
een belangrijke preventieve taak. Hij doet hiervoor beroep op de integrity officers van de
verschillende sportfederaties die een strenge code of conduct zouden kunnen opstellen. Zo
zouden de federaties zelf kunnen bepalen wat wel of niet door de beugel kan en welke mogelijke
sancties een sporter riskeert wanneer hij of zij zich niet aan de regels houdt. Preventie lijkt
volgens Goudesone minstens even belangrijk, omdat het volgens hem vaak heel moeilijk is om
matchfixing achteraf te onderzoeken en te bewijzen.
63
“Wat is het doel van gokken? Dat is geld zetten op iets waarvan je zelf het resultaat niet
kunt bepalen. Dus als je zegt tegen een speler ‘trapt op de zoveelste minuut die bal buiten, ik
ga daarop inzetten, ik ga geld verdienen, zet er ook op in, je gaat er ook wat aan verdienen’.
Ale, het is snel verdiend met een bal buiten te shotten hè. Dus ja, moet het verboden
worden? Als het enorme impact heeft op de sport, zou het moeten verboden worden, maar
volgens mij heeft het op dit moment nog niet zo’n grote impact. Ofwel weten we het niet,
wat natuurlijk ook kan zijn, maar momenteel verboden worden? Ik weet het niet.”
(Guy Goudesone, persoonlijke mededeling, 2017, 13 april)
Als laatste werd het fenomeen spot-‐fixing besproken met de heer Goudesone. Opmerkelijk
daarbij is dat hij, in tegenstelling tot enkele wetenschappers, geen directe voorstander is om
te snoeien in het aanbod van de gokoperatoren. Volgens Goudesone zou het wettelijk zeer
moeilijk worden om bepaalde weddenschappen wel en andere niet toe te laten. Daarom
wijst hij andermaal naar de sportfederaties die dit zelf sportief zouden moeten sanctioneren
op basis van hun code of conduct, omdat een strafrechtelijke vervolging ook in dit geval zeer
moeilijk lijkt.
4.4.6 Integrity officers van de tennis-‐ en voetbalfederatie – Dirk Deldaele en
Thibault De Gendt
Na het gesprek met meneer Goudesone werd duidelijk dat integrity officers in zijn ogen een
belangrijke rol spelen in de strijd tegen matchfixing. Op dit moment zijn er in ons land nog
maar twee sporttakken die met zulke personen werken, namelijk het tennis en het voetbal.
Dankzij Guy Goudesone werd er een gesprek met beide heren vastgelegd. Het was de
bedoeling om de taken van beide personen van dichterbij te bestuderen, zodanig dat er kon
opgemaakt worden welke rol zij nu specifiek spelen in het hele debat rond matchfixing.
Als eerste kwam de heer Deldaele aan bod. Hijzelf staat in voor zes belangrijke taken. Zo
zetelt hij in het nationaal platform als vertegenwoordiger van de tennisfederatie. Daarnaast
is hij de hoofdverantwoordelijke in België voor de informatieverzameling omtrent
matchfixing in het tennis. Zo brengt hij onder andere de zwakke plekken van het tennis in
kaart. De verkregen informatie rapporteert hij langs de ene kant aan het nationaal platform
64
en langs de andere kant aan de internationale Tennis Integrity Unit. Hij probeert ook, in de
mate van het mogelijke, tennis in België te monitoren, maar hij merkt zelf op dat het niet
evident is om dit allemaal te doen. Ten vijfde coördineert hij alle preventiecampagnes
omtrent matchfixing. Als laatste wordt hij ook gezien als een intern meldpunt binnen de
Belgische tenniswereld.
Voor de monitoring van het Belgische tennis moet Deldaele zich behelpen met de cijfers die hij
verkrijgt van de TIU, dewelke op dit moment zeer karig zijn. Dit komt doordat de cijfers omtrent
Belgische spelers en Belgische tornooien uit de algemene data niet gefilterd worden. De
internationale Integrity Unit maakt enkel algemene rapporten op, waardoor het volgens
Deldaele zeer moeilijk is om conclusies te trekken voor ons land. Daarnaast verkrijgt hij ook van
de Belgische Kansspelcommissie zeer weinig informatie. Hieruit kan men dus opmaken dat er
zeker nog iets schort aan de nationale en internationale informatie-‐uitwisseling inzake
matchfixing in tennis. Deldaele ziet hierbij een onevenwicht wanneer hij dit vergelijkt met
bijvoorbeeld het voetbal, omdat daar de Europese federatie UEFA voor al haar leden data
aankoopt bij onafhankelijke bedrijven zoals Sportradar. De integrity officer van het tennis is
daarom een vragende partij aan zowel het nationaal platform als aan de TIU om meer data te
verkrijgen, zodanig dat hij zelf een rapport kan opmaken of de problematiek verbetert of
verergert en waar de eventuele problemen zich situeren.
Deldaele ziet een aantal mogelijke opties om matchfixing binnen het Belgische tennis in de kiem
te smoren. Ten eerste zou hij nog meer inspelen op preventiecampagnes. Jonge tennissers
moeten weten welke mogelijke gevaren aan matchfixing verbonden zijn en welke straffen ze
kunnen oplopen wanneer ze daarvoor veroordeeld worden. Als tweede element verwijst de
integrity officer naar het prijzengeld dat gewonnen kan worden. Hijzelf ziet een onevenwicht
tussen de grote Grand Slam en ATP/WTA tornooien en de kleinere Challenger tornooien. Elke
tennisser moet van zijn gewonnen prijzengeld kunnen leven, terwijl dat dit op dit moment
moeilijk het geval is voor lager geklasseerde spelers. Ze verdienen nog te weinig geld om hun
verplaatsingskosten, trainers, medische staf en uitrustingen mee te kunnen betalen. Daarom
verwijst Deldaele naar zijn Britse collega’s die het gewonnen prijzengeld van hun tennissers
verhogen, in ruil voor een aantal afspraken inzake integriteit en corruptie. Een strengere
repressieve aanpak behoort ook tot de mogelijkheden, al vindt Deldaele niet direct voorbeelden
65
terug waarbij er tennissers veroordeeld. Monitoring om kwetsbare plekken in het tennis beter in
kaart te brengen, is volgens hem daarom nuttiger. Deldaele merkt ook op dat het zeer belangrijk
is om niet alleen de tennissers, maar ook hun hele entourage en zelfs de tornooiorganisatoren in
de aanpak te betrekken. Iedereen moet bewust worden van de mogelijke gevaren van
matchfixing. Als laatste vindt hij dat er misschien kan gesleuteld worden aan de hele
internationale tennisstructuur. Waar er vroeger een goede duizend spelers op de internationale
ranking stonden, zijn dit er op dit moment al meer dan het dubbele. Al deze spelers doen mee
aan internationale tornooien en moeten hun boterham verdienen. Als je de top terug afslankt,
worden er minder spelers bij alle tornooien betrokken, waardoor ook de kans op manipulatie
kleiner wordt volgens Deldaele.
Hoe worden tennissers dan gesanctioneerd wanneer ze zich bezondigen aan matchfixing?
Langs de ene kant kunnen ze een sanctie krijgen van de internationale Tennis Integrity Unit,
die haar eigen tuchtsysteem heeft. Dit kunnen boetes, schorsingen of beide elementen
samen zijn. Daarnaast kan men ook een strafrechtelijke sanctie opgelegd krijgen door het
Belgische gerecht. Naast deze dubbele sanctionering, die volgens Deldaele wel voldoende
afschrikt, wijst men in de preventiecampagnes van de tennisfederatie ook altijd op het
netwerk waarin men terechtkomt. Matchfixing blijft nooit bij die ene keer, het blijft je altijd
achtervolgen.
Wanneer Deldaele gevraagd wordt hoe hij spot-‐fixing of point shaving zou bestrijden, heeft
hij daar niet echt een pasklaar antwoord voor. Het is in zijn ogen zeer moeilijk om zulke
zaken te bewijzen. Hij verwijst daarvoor bijvoorbeeld naar de laatste negen cases van de TIU
waarin er in hoger beroep drie zijn afgewezen. Daarnaast verwijst hij ook naar een
fenomeen dat in het tennis ‘thanking’ genoemd wordt, iets wat volgens hem al sinds de
jaren ’80 gebeurt. Spelers willen niet geblesseerd geraken voor een belangrijker tornooi of
ze willen deelnemen aan een evenement dat meer geld zou kunnen opleveren, waardoor
men op voorhand al beslist om de komende wedstrijd te verliezen. Opmerkelijk daarbij is dat
Deldaele dit zelf niet aanziet als matchfixing, omdat dit in zijn ogen niks te maken heeft met
gokken.
66
“SO: In de literatuur wordt er ook gezegd dat officials bij tennismatchen eigenlijk een
minder belangrijke rol spelen dan bijvoorbeeld een scheidsrechter bij het voetbal. Ik weet
niet op welke manier een scheidsrechter bij het tennis een match zou kunnen
beïnvloeden?
DD: Blijkbaar zijn er al gevallen geweest waar dat de official wacht om het resultaat in te
vullen of door te geven. Ondertussen is ter plaatse het punt gespeeld, zit er iemand in de
tribune die onmiddellijk het signaal doorgeeft naar mensen die met goksystemen
ondertussen in die fracties van seconden gokken en geld winnen. Als die scheidsrechter
omgekocht is en daar, ja, een seconde of 2 mee wacht, dan kan er al veel geld gewonnen
worden. Dus ja, dat is een mogelijkheid.”
(Dirk Deldaele, persoonlijke mededeling, 2017, 25 april)
Als laatste brengt Deldaele nog een nieuwe zaak aan het licht, die daarvoor nog niet in de
literatuur terug te vinden was. Zo spreekt hij hierboven over een manier waarbij
scheidsrechters bij het tennis de wedstrijduitslag of een bepaald punt niet beïnvloeden,
maar er toch voor kunnen zorgen dat er geld gewonnen wordt door misbruik te maken van
het systeem om live te gokken. Doordat de officials even wachten om de score in te vullen,
kunnen mensen in de tribune in een fractie van een seconde live geld inzetten op het
volgende punt waarvan men al weet door wie het gewonnen werd. Op zich kan deze vorm
van oplichting niet gecatalogeerd worden als match-‐ of spot-‐fixing, maar duidt het toch aan
dat criminelen steeds inventiever worden om geld te winnen. Het kan dan ook interessant
zijn om te bestuderen hoe deze vorm van fraude zich in de toekomst verder ontwikkelt.
Thibault De Gendt van de Belgische Voetbalbond ziet in zijn functie van integrity officer
vooral een coördinerende taak. Hij is een verbindingspersoon op twee vlakken. Enerzijds
verzorgt hij de informatie-‐uitwisseling tussen zijn sportfederatie en de wetgevende en
rechterlijke macht in België, anderzijds coördineert hij de communicatie tussen de KBVB en
de UEFA. In tegenstelling tot zijn collega in het tennis krijgt De Gendt wel direct concrete
informatie van zijn overkoepelende organisatie wanneer hij merkt dat een wedstrijd met
daarin een Belgische ploeg verdacht wordt. Als hij contact opneemt met de mensen van
UEFA, krijgt hij binnen de kortste keren een uitgebreid rapport terug dat hij op zijn beurt
weer kan doorsluizen naar de bondsprocureur van de KBVB, de gerechtelijke politie en het
67
federaal parket. De informatie-‐uitwisseling tussen de UEFA en de KBVB verloopt dus vele
vlotter dan die tussen Tennis Vlaanderen en de TIU. Ten tweede is er ook een belangrijke
preventieve taak voor hem weggelegd. Zo geeft hij jaarlijkse presentaties aan jeugdelftallen,
nationale ploegen en de Belgische topscheidsrechters waarin hij vertelt wat matchfixing is,
hoe men het kan opmerken en wat men er tegen kan ondernemen.
Net zoals bij het tennis kunnen voetballers op twee manieren gesanctioneerd worden. Ten
eerste is weer de gerechtelijke sanctie die wordt opgelegd door een Belgische rechter. De
tweede, disciplinaire sanctie die de KBVB kan opleggen, is een minimum schorsing van 1 jaar.
Als men daarna nog eens gevat wordt, mag men er van uitgaan dat men nooit nog op een
Belgisch voetbalveld zal staan. Naast deze sancties zijn er ook geldelijke boetes aan beide
vormen gebonden. In het geval van de disciplinaire sanctie gaat dit van 2.500 euro in het
amateurvoetbal tot 5.000 euro in het profvoetbal. Opmerkelijk daarbij is dat niet alleen de
speler in kwestie kan gesanctioneerd worden, maar ook het team waarvoor hij of zij speelde,
indien men afwist van de manipulatie. Als dit het geval was, moet het team in kwestie
verplicht degraderen. Het maakt hierbij trouwens niet uit of het gaat om gokgerelateerde of
sportieve matchfixing, beide vormen worden als even strafbaar aanzien.
De meeste informatie over een mogelijks gefixte wedstrijd, krijgt De Gendt van de UEFA die
daarvoor beroep doet op het onafhankelijke bedrijf Sportradar. Wanneer de alarmsystemen
van dit bedrijf afgaan tijdens een wedstrijd met daarin een Belgisch team, contacteert men
De Gendt met de boodschap dat hij moet onderzoeken wat er juist gaande was in die partij.
De integrity officer geeft dit ook altijd door aan de gerechtelijke instanties zodat zij, indien
nodig, ook een onderzoek kunnen starten. De Gendt vindt het enigszins jammer dat hijzelf
voor een vlotte informatie-‐uitwisseling zorgt, maar dat hij weinig zaken terugkrijgt van het
parket of de politie. Hierdoor lopen disciplinaire onderzoeken vaak vertraging op. Daardoor
dreigt een verdachte persoon zijn sportieve sanctie te ontlopen aangezien een bestraffing na
verloop van tijd niet meer nuttig geacht wordt. Naast de UEFA heeft De Gendt ook andere
informatiebronnen. Mensen kunnen anoniem mailtjes versturen, telefoneren of het
meldpunt op de website van de KBVB contacteren. Hij merkt wel op dat hij geen
rechtstreekse informatie verkrijgt van de Belgische bookmakers. Als de gokoperatoren
68
eventueel gevoelige zaken te weten komen of opmerken in hun eigen statistieken, gaan ze
dit laten weten aan de Kansspelcommissie die op hun beurt de KBVB inlichten. Als laatste
kan er informatie binnenstromen van een andere Europese integrity officer, aangezien er
een goede vertrouwensband bestaat tussen alle integrity officers die optreden voor de
Europese voetbalbonden.
“SO: Ik weet niet of u al gehoord heeft van spot-‐fixing? Dat is meer in de wedstrijd dat
er bijvoorbeeld bal buiten gaat of een corner of zo…
TDG: Ja ja, ok, nee, ik dacht dat u het over live betting had.
SO: Ik weet niet hoe je daar kan tegen optreden?
TDG: Wel, het is heel simpel, wat mij betreft moet dat verboden worden. Dat mensen
graag gokken op de 1-‐X-‐2, à la limite heb ik daar geen problemen mee. Maar ale, je
moet maar eens googelen. De voorbeelden zijn legio van 2 spelers die aan de aftrap
staan, toen nog, nu is het met 1, maar bon, die de bal keihard buiten knallen. Ja, ofwel is
die speler echt niet in zijn dagje ofwel heeft die gegokt op de inworp voor de tegenpartij,
dat is zo. Zo’n zaken moeten verboden worden”
(Thibault De Gendt, persoonlijke mededeling, 2017, 27 april)
Thibault De Gendt zou spot-‐fixing aanpakken door het aanbod van weddenschappen te
beperken. Moest het niet meer mogelijk zijn om te kunnen gokken op bijvoorbeeld het
aantal corners, inworpen of gele kaarten, dan sterft spot-‐fixing volgens hem vanzelf uit. Om
matchfixing specifiek aan te pakken, ziet hij heil in een versterkte samenwerking met
diensten zoals de Kansspelcommissie die mogelijk wordt gemaakt door het nationaal
platform. Net als Goudesone vindt hij dat dit platform de wisselwerking tussen alle partijen
kan verbeteren, waardoor ook de voetbalbond strenger, sneller en effectiever zou kunnen
optreden. Een loonsverhoging van de scheidsrechters of het later bekendmaken wie welke
wedstrijd moet leiden, ziet hij niet als mogelijke oplossingen. De Belgische
topscheidsrechters zijn in zijn ogen zeer integere personen, die zich nooit zullen laten
manipuleren, of ze nu meer verdienen of niet.
69
4.4.7 De Belgische Kansspelcommissie – Peter Naessens
Peter Naessens merkt in zijn betoog als eerste op dat er een groot verschil is tussen de twee
bedrijven/organisaties Sportradar en ESSA. Volgens hem houdt een bedrijf zoals Sportradar
enkel de internationale fluctuaties van de noteringen bij om daaruit hun conclusies te
trekken, terwijl dat ESSA echt over data van verschillende Europese bookmakers beschikt die
zeggen hoeveel er is ingezet op een specifieke wedstrijd. Hij vindt dan ook dat Sportradar
soms te voorbarig is wanneer zij stellen dat bepaalde matchen gefixt zijn, omdat ze zich
enkel baseren op indirecte gegevens. Naessens meent dat een combinatie van beide
gegevensbronnen eventueel wel zou kunnen dienen als bewijs voor gokgerelateerde
matchfixing.
Als intern controlemechanisme bij de bookmakers, spreekt de woordvoerder van de
Kansspelcommissie over een limitering op bepaalde wedstrijden. Zowel grote als kleine
bedrijven sluiten professionele spelers soms uit of beperken inzetten, wanneer ze
vermoeden dat er iets niet pluis is. Ook houden de bookmakers hun spelers nauwlettend in
het oog en weten ze wie er veel verdient met zijn of haar weddenschappen. Op het moment
dat deze speler een nieuwe weddenschap plaatst, zal men in het bedrijf zelf analyseren of
het de moeite loont om de quotering eventueel aan te passen. Daarnaast ontbreekt er
volgens Naessens op dit moment een effectief extern controlemechanisme, omdat de
Koninklijke Besluiten hieromtrent niet zijn aangenomen door de politieke instanties. Er is dus
geen meldingsplicht van de bookmakers naar de Kansspelcommissie toe. Hij merkt wel op
dat zijn organisatie data kan opvragen bij de operatoren wanneer men een onderzoek is
gestart. De informatie die men op een relatief snelle manier terugkrijgt, is wel heel
uitgebreid, omdat de grote bookmakers data kunnen geven over inzetbedragen van over
heel Europa. Toch is Naessens vragende partij om een wettelijk kader omtrent de verplichte
informatie-‐uitwisseling tot stand te brengen, zodanig dat men vlugger zou kunnen optreden.
Op dit moment is men immers afhankelijk van de good will van de gokbedrijven zelf. De
informatie die de bookmakers verplicht zouden moeten delen, moet wel geheim en anoniem
blijven en met voldoende vertrouwelijkheid behandeld worden, opdat de verschillende
wedoperatoren dit niet tegen elkaar zouden kunnen uitspelen. Het moet enkel gaan over
mogelijks gefixte wedstrijden en niet over de omzetcijfers van de bedrijven in kwestie.
70
Naessens ziet hierbij een belangrijke rol weggelegd voor de Kansspelcommissie die als
objectieve vierde partij kan optreden tussen de sportfederaties, bookmakers en de
magistratuur. Hij merkt op dat samenwerking tussen deze partijen op dit moment soms
stroef verloopt. Er zijn in zijn ogen een aantal redenen te vinden waarom de
Kansspelcommissie als objectieve partij zeker niet zou misstaan (1) men heeft er geen belang
bij dat een partij beter presteert dan een andere (2) men heeft grondige kennis over de
kansspelwetgeving (3) men heeft een goede relatie met de magistratuur, de bookmakers en
de sportfederaties (4) men heeft politiemensen in dienst die in zulke materie gespecialiseerd
zijn (5) men hoeft geen prioriteiten binnen het beleid te stellen, terwijl dat dit bij de
magistratuur wel het geval is.
Naessens zou niet in het huidige aanbod van gokbedrijven snijden om een fenomeen als
spot-‐fixing aan te pakken, omdat er op dit moment nog geen weet is van georganiseerde
bendes die gebruik maken van deze methode om geld te verdienen en omdat anders de weg
naar de illegale weddenschappen terug open legt. Hij merkt wel op dat door de opkomst van
vele nieuwe weddenschappen zoals bijvoorbeeld het aantal gele kaarten of het aantal
corners in een wedstrijd, het individu een grotere impact heeft op bepaalde
weddenschappen, zonder dat daarvoor de einduitslag beïnvloed dient te worden. Daarom is
hij wel van mening dat er gediscussieerd moet worden met de goksector of bepaalde
weddenschappen in hun aanbod wel zinvol zijn, omdat men op den duur gewoon gaat
gokken om te gokken, zonder dat het sportieve element er nog iets mee te maken heeft.
Hierdoor wordt niet alleen het risico op spot-‐fixing groter, maar kan men ook sneller
verslaafd geraken. Dus samengevat is Naessens geen voorstander om het gokaanbod
juridisch te beperken, maar vindt hij wel dat de goksector bereid moet zijn om te praten
over het afschaffen van bepaalde weddenschappen omdat deze geen meerwaarde
betekenen.
71
“SO: En hoe zit het met de bewijslast op dit moment? U sprak dan van die beelden
moeten bekeken worden door bepaalde mensen, maar gaat dat dan voor een
sportfederatie of een rechtbank voldoende bewijs zijn volgens u om de persoon te
veroordelen?
PN: Absoluut! Het is zelfs zo, de innerlijke overtuiging van een rechter telt. […] Dus kun je
die beelden en rapporten van een expert, als een rechter het gevoel heeft van ‘kijk, dat is
een serieuze expert. Dat is niemand die zomaar betaald wordt door die club. Het is een
serieuze instantie. Ik heb hier een analyse, ik kan dat volgen en ik zie dat beeld’, dan zie
ik het probleem niet in. En dan zou je misschien ooit een keer een advocaat hebben die
met een spitsvondigheid komt van ‘die beelden mochten niet gebruikt worden’. Goed,
die zaak kan je dan sluiten en daar zoek je dan een oplossing voor. Dus nee nee, dat denk
ik wel.”
(Peter Naessens, persoonlijke mededeling, 2017, 27 april)
Een laatste nieuwe element dat, zoals hierboven weergegeven, aan bod kwam in het
gesprek met de heer Naessens, draaide om de bewijsvoering omtrent matchfixing. De
woordvoerder van de Kansspelcommissie is van mening dat beeldmateriaal en rapporten
van sportieve experten die deze beelden bekeken hebben, op zich voldoende bewijs kunnen
zijn om iemand disciplinair of strafrechtelijk de sanctioneren. Het lijkt een argument om in
de toekomst zeker verder te bestuderen, omdat er vandaag de dag inderdaad enorme
problemen opduiken omtrent de bewijsvoering inzake matchfixing. Hoe kan men immers
bewijzen dat een persoon zijn wedstrijd sportief vervalst? Welke elementen bepalen dat een
verliespartij verdacht is en welke zaken kunnen dit ontkrachten? Het is daarom zeker te
overwegen om beeldmateriaal op te nemen in de bewijsvoering, maar men moet hier toch
voorzichtig mee omspringen. Sport is nog steeds menselijke activiteit, waarbij een team
soms om een onverklaarbare manier verliest, zonder dat het hiervoor om matchfixing hoeft
te gaan. Experten zoals coaches, scheidsrechters en ex-‐sporters zouden een globaal beeld
kunnen vormen of er al dan niet sprake is van manipulatie, maar dit rapport zou nooit het
doorslaggevende element mogen zijn om iemand te sanctioneren. Beeldmateriaal en
rapporten van experten zouden dus kunnen dienen ter ondersteuning, maar het mag nooit
het ultieme bewijsstuk zijn in een zaak rond matchfixing.
72
5. Conclusie en discussie
In deze masterstudie is de bestaande wetenschappelijke literatuur gekoppeld aan een eigen
kwalitatief onderzoek om de bestrijding van matchfixing in België in kaart te brengen. Er is
eerst een algemene definitie opgesteld die steunt op diverse andere literaire werken, het
verschil met zaken als spot-‐fixing en point shaving is aangeduid, uiteenlopende voorbeelden
van matchfixing uit het verleden zijn opgelijst, de bestaande internationale en buitenlandse
initiatieven zijn besproken en ook de ondervonden moeilijkheden werden belicht. Algemeen
gezien zijn er uit dit onderzoek een aantal conclusies te trekken.
Ten eerste lijkt het absolute aantal gevallen van sportieve en gokgerelateerde matchfixing in
België nogal mee te vallen. Dit kan met twee zaken te maken hebben: ofwel staat de
preventieve en repressieve aanpak in ons land volledig op punt ofwel is er nog steeds een
groot dark number van zaken die nog niet aan het licht gekomen zijn. Dat de bestrijding in
ons land op dit moment volledig perfect verloopt, wordt in deze studie ontkracht. Door de
gesprekken met de actoren die bij de bestrijding betrokken zijn, is het duidelijk geworden
dat een aantal zaken nog voor verbetering vatbaar zijn. Zo zijn de meeste partijen
voorstander om een luik in het strafwetboek specifiek te richten aan matchfixing. Op dit
moment wordt er nog steeds vervolgd op basis van wetsartikelen die draaien rond private
corruptie, internetfraude, oplichting, en zo meer. Een duidelijke omschrijving van
matchfixing in het strafwetboek zou het onderzoek terug op het goede spoor kunnen zetten.
Daarnaast kan de informatie-‐uitwisseling tussen de verschillende partijen ook een boost
gebruiken. Het recent gecreëerde nationaal platform tegen matchfixing kan hierbij al veel
problemen oplossen, omdat in dit platform zowel de politieke macht, de magistratuur, de
sportfederaties, de politie en de Kansspelcommissie zetelen. Toch moet er nagedacht
worden welke rol de bookmakers hierbij kunnen spelen. Op dit moment wordt hun kennis
enkel opgevraagd wanneer er een onderzoek gaande is. Om de preventieve en repressieve
aanpak efficiënter en effectiever te laten verlopen, lijkt het nuttig om een juridische regeling
in het leven te roepen waarbij men de operatoren verplicht om verdachte gokpatronen te
melden. Uit dit onderzoek bleek immers dat bookmakers zelf hun steentje willen bijdragen
omdat ze zelf het eerste slachtoffer zijn van matchfixing. Ten derde wordt ook de nadruk
gelegd op nog meer preventieve acties. Sporters uit diverse takken moeten onderrichtingen
73
krijgen van figuren zoals bijvoorbeeld de integrity officers, gokkers moeten een melding
krijgen op de website van hun operator dat men niet met illegale voorkennis mag wedden,
de samenleving moet weten dat er effectief wordt opgetreden tegen zowel sportieve als
gokgerelateerde matchfixing… Het bewustzijn bij de bevolking en bij de sporters moet met
andere woorden terug aangewakkerd worden, omdat dit twaalf jaar na de zaak Ye lijkt
bekoeld. Sport speelt een steeds belangrijkere economische en maatschappelijke rol,
waardoor manipulatie en corruptie hierbinnen zeker dient bestreden te worden.
Verder moet er nagedacht worden over hoe men matchfixing in de toekomst wilt bewijzen.
Wilt men over meer data beschikken die verdachte gokpatronen in kaart brengen, dan lijken
bedrijven zoals Sportradar en ESSA geschikte partners om deze informatie aan te leveren.
Daarnaast kan men de rol van het beeldmateriaal vergroten, zeker wanneer het gaat over
sportieve matchfixing die bestraft wordt door de sportfederaties. Matchfixing om sportieve
redenen lijkt immers op geen enkele andere manier vast te stellen. Daarom dat
verschillende experts verdachte wedstrijden moeten bekijken en daarbij een verslag
opmaken met hun mening over de partij. Indien al deze rapporten wijzen in de richting van
manipulatie, dan zou dit kunnen dienen als ondersteunend element in de sanctionering van
een bepaald individu.
De evoluties op de markt van de sportweddenschappen hebben er voor gezorgd dat men
vandaag de dag niet langer de einduitslag van een wedstrijd hoeft te bepalen, maar dat het
ook mogelijk is om minder belangrijke spelfeiten te manipuleren om geld te winnen. Het is
daarom belangrijk om in de toekomst ook deze spot-‐fixing aan te pakken. In het onderzoek
werd vastgesteld dat niemand er voor staat te springen om het aanbod van de
gokoperatoren te beperken, omdat dit juridisch zeer moeilijk zou zijn en omdat men anders
terug illegale weddenschappen zou plaatsen bij bookmakers die zulke weddenschappen wel
aanbieden. Het lijkt daarom interessant om hier verder onderzoek naar te doen, zodat men
kan bepalen welke aanpak wel zou lonen. Een eigen mogelijke oplossing die hierbij wordt
opgeworpen, is dat het niet meer mogelijk zou mogen zijn om enkelvoudige
weddenschappen te plaatsen op bepaalde spelfeiten. Hierbij wordt het aanbod van de
gokoperatoren niet beperkt, maar wordt de individuele impact van een speler op een
74
weddenschap toch verminderd. Een voorbeeld kan dit misschien verduidelijken.
Tegenwoordig is het bijvoorbeeld mogelijk dat men een enkelvoudige weddenschap plaatst
op het feit dat speler A een gele kaart krijgt in bepaalde voetbalwedstrijd. Als men nu dit wilt
fixen, hoeft men enkel speler A te betalen om een kaart te pakken en daarmee is de kous af.
Stel dat men nu bepaalt dat er enkel geld mag ingezet worden op zulke spelfeiten wanneer
deze gecombineerd worden met andere weddenschappen, dan moet men al meerdere
elementen gaan manipuleren voordat men geld wint met de combinatieweddenschap.
Hierdoor wordt de spot-‐fixing enorm bemoeilijkt zonder dat het aanbod van de boomakers
wettelijk beperkt wordt. Het lijkt interessant te kijken hoe de verschillende partijen hier
tegenover staan.
Een andere eigen opvatting op het eind van deze masterstudie draait om de internationale
samenwerking. Alle geïnterviewde experts waren voorstander voor een verbeterde
nationale informatie-‐uitwisseling tussen de partijen die betrokken zijn bij de strijd tegenover
matchfixing. Deze zou onder meer tot stand kunnen komen door het nationaal platform en
door een versterkte impact van de Kansspelcommissie. Toch repte amper iemand een woord
over internationale samenwerking, terwijl dat dit ook een niet te onderschatten middel lijkt
om matchfixing te bestrijden. Sport is immers een menselijke activiteit die zich tot over de
landsgrenzen uitstrekt. Het kan daarom zeer nuttig zijn om een gezamenlijke, internationale
aanpak te stimuleren. Hierbij zouden internationale politiediensten zoals Interpol en Europol
het voortouw kunnen nemen. Belangrijk is ook dat er één duidelijke en gedeelde
internationale aanpak is, omdat er om dit moment al enorm veel verschillende initiatieven
lopen. De ‘Convention on the manipulation of sports competitions’ uitgewerkt door de Raad
van Europa kan hierbij als basis dienen.
Als laatste kan men ook concluderen dat de goksector nog steeds niet open staat om deel te
nemen aan wetenschappelijk onderzoek. Alle zestien Nederlandstalige operatoren werden
gecontacteerd en amper één bedrijf was uiteindelijk bereid om daadwerkelijk mee te
werken. Het duidt aan dat de goksector zich nog steeds zeer gesloten opstelt.
75
De grootste tekortkoming van dit onderzoek sluit dan ook aan bij deze laatste conclusie.
Doordat er lange tijd geprobeerd is om gesprekken aan te knopen met diverse bookmakers,
maar dit uiteindelijk niet doorging, moest er in laatste instantie gezocht worden naar andere
partijen om te interviewen. Hoewel getracht werd om de verschillende Belgische actoren die
betrokken zijn bij de strijd tegen matchfixing aan het woord te laten, zijn er toch een aantal
belangrijke personen niet aan bod gekomen. Zo is zeker de ontbrekende opinie van het
federaal parket in dit hele verhaal een groot gemis.
76
6. Bijlagen
Bijlage A: Uitnodiging tot onderzoek
“Beste,
Ik ben Sander Opsomer, masterstudent Criminologische Wetenschappen aan de universiteit
Gent. Aangezien ik in mijn laatste opleidingsjaar zit, dien ik een masterproef te schrijven
dewelke over gokken op sportwedstrijden gaat. De bedoeling is om met behulp van een
aantal interviews de opinie van Belgische experts ter zake vast te leggen.
Er zijn op dit moment reeds verschillende wetenschappelijke literaire bronnen ter
beschikking omtrent het inzetten van geld op sportwedstrijden, maar in geen van deze
artikels wordt de mening van de gokkantoren gehoord. Daarom vroeg ik me af of uw bedrijf
zou willen meewerken aan mijn onderzoek.
Volledige anonimiteit is gewaarborgd in mijn masterproef. Ook is het mogelijk om mijn
masterproef in te kijken voordat deze wordt ingediend.
Met vriendelijke groet,
Sander Opsomer
Master Criminologische Wetenschappen”
Dit bericht werd verstuurd naar volgende 16 bedrijven/websites
36win Golden Vegas
Betfirst Ladbrokes
Betway Napoleon Games
Bet777 Scooore – Nationale loterij
Bet90 Stanleybet
Bingoal Starcasino
Circus Tipico
Golden Palace Unibet
77
Bijlage B: Informed consent
FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID
INFORMED CONSENT
Ik, ondergetekende -‐ Naam/pseudoniem = ……………………………………........................................................... -‐ Bedrijf = ………………….……………………………………........................................................... -‐ Functie = ………………….…………………………………….......................................................... verklaar hierbij dat ik,
1) de uitleg over de aard van de vragen die tijdens dit onderzoek zullen worden aangeboden, heb gekregen en dat mij de mogelijkheid werd geboden om bijkomende informatie te verkrijgen
2) totaal uit vrije wil deelneem aan het wetenschappelijk onderzoek
3) de toestemming geef aan de proefleider om mijn resultaten op vertrouwelijke wijze te bewaren en te verwerken en anoniem te rapporteren
4) op de hoogte ben van de mogelijkheid om mijn deelname aan het onderzoek op ieder moment stop te zetten en dit zonder opgave van reden
5) ervan op de hoogte ben dat ik op aanvraag een samenvatting van de onderzoeksbevindingen kan krijgen
Gelezen en goedgekeurd op .......................... (datum)
78
Bijlage C: Semigestructureerde vragenlijst
Centrale onderzoeksvraag Hoe wordt matchfixing in België aangepakt?
1 -‐ Openingsvragen/Drop-‐off De drop off dient als ijsbreker voor het interview en verschaft meer informatie over de
persoon die geïnterviewd wordt. Centraal bij deze info staat het bedrijf waarvoor de
geïnterviewde werkt. Het is de poging om verschillende bookmakers te betrekken in mijn
onderzoek.
2 -‐ Introductie en inleidende vragen • voorstelling = Hallo, ik ben Sander Opsomer en ik studeer Criminologie aan de
universiteit van Gent. Voor mijn masterstudie voer ik een onderzoek uit naar het
gokken op sportwedstrijden in België. Alle gegevens van het interview worden
vertrouwelijk behandeld en worden alleen voor dit onderzoek en niet voor andere
doeleinden gebruikt. Alleen ikzelf zal weten wie u bent. U mag zelf een pseudoniem
kiezen dat gebruikt zal worden bij de verwerking van de data. Zo kan u zelf uw eigen
data terugvinden als u mijn masterproef daarna zou willen lezen, maar weet niemand
anders behalve ik dat u dit bent. Het onderzoek zelf bestaat uit twee delen. Als eerste
zou ik u willen vragen om deze vragenlijst naar eigen mening in te vullen. Er zijn geen
goede of foute antwoorden. Het tweede deel zal bestaan uit een aantal mondelinge
vragen.
Kwantitatieve inleiding
• Deze inleiding dient ter ondersteuning van het eigenlijke kwalitatieve onderzoek. De
argumenten die opgebouwd zullen worden in het kwalitatieve onderzoek kunnen
ondersteund worden met cijfermateriaal verkregen uit het kwantitatieve deel. Ook is
het mogelijk om tijdens het interview in te spelen op de zaken die de respondent
heeft aangeduid.
79
3 -‐ Transitievragen • Stel: u bent lid van de Belgische regering en u krijgt de taak om de wetgeving
omtrent gokken op sportwedstrijden in ons land aan te pakken, hoe zou u dit doen?
Zou u alles laten zoals het nu is of zou u veranderingen aanbrengen?
• Stel: er staat een kop in de krant "Belgische sporter verdacht van match-‐fixing", wat
verwacht u dat in het artikel zal staan? Welke sport zou volgens u het onderwerp zijn
van het artikel en waarom?
4 -‐ Centrale of sleutelvragen Bij de centrale vragen wordt er ook gekeken naar de antwoorden die gegeven zijn in de
kwantitatieve inleiding om daar eventueel ook verder op te bouwen.
• Hoe zit het met de Belgische wetgeving omtrent gokken op sportwedstrijden? Zijn er
veranderingen noodzakelijk of mag alles blijven zoals het is?
• Hoe worden de zogenaamde quoteringen op sportwedstrijden bepaald? Is dit door
het bedrijf zelf of zijn er internationale afspraken die gemaakt worden met andere
bedrijven?
• Wordt er voornamelijk voor de wedstrijden ingezet of tijdens de wedstrijden? En
voornamelijk online of offline?
• Zijn er interne controlemechanismen die signaleren wanneer er veel geld wordt
ingezet op een bepaalde sportwedstrijd? Zo ja, waaruit bestaat dit
controlemechanisme? Zo nee, zou dit er moeten zijn?
• Zijn er externe controlemechanismen aan wie het bedrijf bepaalde gokpatronen
moet signaleren? Zijn dit Belgische of internationale actoren? Is er een eventuele
samenwerking tussen het bedrijf en politiediensten?
• Is er samenwerking met andere bedrijven om verdachte gokpatronen samen te
leggen en deze te bundelen en voor te leggen aan hogere instanties of werkt elk
bedrijf op zich?
• Is er weet van wedstrijden waarvan men vermoedt dat deze niet volgens de regels
van het spel verlopen zijn of is de hedendaagse sport vrij van corruptie?
80
5 -‐ Besluitende vragen • Als ik het interview zo overloop, dan zie ik vooral [samenvatting vragen]. Klopt dit
beeld volgens u of ben ik iets vergeten?
• Heb ik iets verkeerd begrepen?
• Zou u graag zelf nog iets toevoegen?
6 -‐ Afsluiting Bedankt voor de tijd die u wou vrijmaken voor mij. Indien u dit wenst, kan u ook een kopij
van mijn masterproef verkrijgen wanneer deze afgerond is.
Bijlage D: Kwantitatieve vragenlijst
Gokken op sportwedstrijden is veilig in België
helemaal niet
akkoord 1
niet akkoord 2
neutraal 3
akkoord 4
helemaal akkoord
5
geen antwoord
België heeft een duidelijke wetgeving omtrent gokken op sportwedstrijden
helemaal niet
akkoord 1
niet akkoord 2
neutraal 3
akkoord 4
helemaal akkoord
5
geen antwoord
In België zijn er op dit moment geen omgekochte sportwedstrijden
helemaal niet
akkoord 1
niet akkoord 2
neutraal 3
akkoord 4
helemaal akkoord
5
geen antwoord
Er is niets mis met bookmakers die sportclubs sponsoren
helemaal niet
akkoord 1
niet akkoord 2
neutraal 3
akkoord 4
helemaal akkoord
5
geen antwoord
Matchfixing is voornamelijk een buitenlands probleem
81
helemaal niet akkoord
1
niet akkoord 2
neutraal 3
akkoord 4
helemaal akkoord
5
geen antwoord
Door de opkomst van het internet wordt er meer gegokt
helemaal niet
akkoord 1
niet akkoord 2
neutraal 3
akkoord 4
helemaal akkoord
5
geen antwoord
In België is er voldoende bescherming voor kwetsbare personen omtrent gokken op sportwedstrijden
helemaal niet
akkoord 1
niet akkoord 2
neutraal 3
akkoord 4
helemaal akkoord
5
geen antwoord
Er is voldoende internationale samenwerking om matchfixing tegen te gaan
helemaal niet
akkoord 1
niet akkoord 2
neutraal 3
akkoord 4
helemaal akkoord
5
geen antwoord
De sport is kwetsbaar voor matchfixing
helemaal niet
akkoord 1
niet akkoord 2
neutraal 3
akkoord 4
helemaal akkoord
5
geen antwoord
82
7. Bibliografie
Aquilina, D. & Chetcuti, A. (2014). Match-‐fixing: the case of Malta. International Journal of Sport Policy and Politics, 6 (1), 107-‐128. Boeri, T. & Severgnini, B. (2008). The Italian Job: Match Rigging, Career Concerns and Media Concentration in 'Serie A'. Borghesi, R. (2008). Widespread Corruption in Sports Gambling: Fact or Fiction? Southern Economic Journal, 74 (4), 1063-‐1069. Bove, L. (2015, 5 september). België ontdekt geknoei met internationale tennismatchen. De Tijd, 1. Bozkurt, E. (2012). Match fixing and fraud in sport: Putting the pieces together. Carpenter, K. (2012). Match-‐Fixing—The Biggest Threat to Sport in the 21st Century? International Sports Law Review, 2, 13-‐23. Caruso, R. (2009). The Basic Economics of Match Fixing in Sport Tournaments. Economic Analysis and Policy, 39 (3), 355-‐377. Chappelet, J.-‐L. (2015). The Olympic fight against match-‐fixing. Sport in Society, 18 (10), 1260-‐1272. Cronin, B. (2016). American vs. Decimal betting odds. Geraadpleegd op 5 april 2017 op www.pinnacle.com/en/betting-‐articles/educational/odds-‐formats-‐available-‐at-‐pinnacle-‐sports De Coninck, D. (2010, 3 september). Twaalf voetballers gedaagd in zaak-‐Ye. De Morgen, 5. De Leur, T. (2014, 12 juli). Het WK van de VRT: records, vrouwen en Jan Mulder. Het Nieuwsblad, 51. Duggan, M. & Levitt, S. D. (2000). Winning isn't everything: Corruption in sumo wrestling. Cambridge, MA: National Bureau of Economic Research. FOD Justitie -‐ Kansspelcommissie (2013). Officiële lijst van de Kansspelcommissie -‐ Vergunningen F1+. Geraadpleegd op 10 april 2017 op www.gamingcommission.be/opencms/opencms/jhksweb_nl/establishments/Online/fplus Forrest, D. (2012). The Threat to Football from Betting-‐Related Corruption. International Journal of Sports Finance, 7, 99-‐116. Forrest, D., McHale, I. & McAuley, K. (2008). "Say It Ain't So": Betting-‐Related Malpractice in Sport. International Journal of Sport Finance, 3 (3), 156-‐166.
83
Gamblingsites. (2017). US Gambling Laws and Online Regulation. Geraadpleegd op 8 april 2017 op www.gamblingsites.com/online-‐gambling-‐jurisdictions/us/ Gardiner, S., Parry, J. & Robinson, S. (2017). Integrity and the corruption debate in sport: where is the integrity? European Sport Management Quarterly, 17 (1), 6-‐23. Geens, K. (2016). Algemene Beleidsnota -‐ Justitie. Goudesone, G. (2015). Een wandeling door het fenomeen matchfixing. Orde Van De Dag, 70, 62-‐75. Gorse, S. & Chadwick, S. (2010). Conceptualising Corruption in Sport: Implications for Sponsorship Programmes. The European Business Review, 40-‐45. Hill, D. (2009). To fix or not to fix? How corruptors decide to fix football matches. Global Crime, 10 (3), 157-‐177. Holden, J. T. & Rodenberg, R. M. (2016). Lone-‐wolf match-‐fixing: global policy considerations. International Journal of Sport Policy and Politics, 1-‐15. Hosmer-‐Henner, A. (2010). Preventing Game Fixing: Sports Books as Information Markets. Gaming Law Review and Economics, 14 (1), 31-‐38. Huijgen, M. & Verburg, M. (1996). Van Dale Basiswoordenboek van de Nederlandse Taal. Utrecht/Antwerpen: Van Dale Lexicografie bv. JPDV, GN & KVU. (2016, 21 november). Deschacht in steeds nauwere schoentjes. Het Nieuwsblad, 13. KBVB. (2016). Regels van het Voetbalspel 2015 -‐ 2016. KEA. (2012). Match-‐fixing in sport: A mapping of criminal law provisions in EU 27. Knipping, T. & van Duren, I. (2012). Voetbal & Maffia -‐ 'We schieten je kapot'. Gouda: Voetbal International. Knipping, T. & van Duren, I. (2013). Voetbal & Maffia 2 -‐ in de Lage Landen. Gouda: Voetbal International. Mortelmans, D. (2011). Handboek kwalitatieve onderzoeksmethoden. Leuven: Acco. Nowy, T. & Breuer, C. (2017). Match-‐fixing in European grassroots football. European Sport Management Quarterly, 17 (1), 24-‐44. Nys, P. (2017, 22 februari). Forfaitnederlaag voor Rupel Boom. Gazet van Antwerpen.
84
Peurala, J. (2013). Match-‐manipulation in football-‐the challenges faced in Finland. The International Sports Law Journal, 13 (3-‐4), 268-‐286. Preston, I. & Szymanski, S. (2003). Cheating in contests. Oxford review of economic policy , 19 (4), 612-‐624. Schumaker, R. P., Solieman, O. K. & Chen, H. (2010). Sports Data Mining. New York: Springer. Serby, T. (2015). The Council of Europe Convention on Manipulation of Sports Competitions: the best bet for the global fight against match-‐fixing? The International Sports Law Journal, 15 (1-‐2), 83-‐100. Sidorski, R. & Dormaels, A. (2013). Good governance in sport, de strijd tegen match-‐fixing binnen de voetbalwereld op nationaal niveau. Gent: s.n. Spapens, T. (2015). Geen schijn van kans. Orde van de Dag, 70, 53-‐61. Spapens, T. & Olfers, M. (2015). Match-‐fixing: The current discussion in Europe and the case of the Netherlands. European Journal of Crime, Criminal Law and Criminal Justice, 23 (4), 333-‐358. Strauss, A. & Corbin, J. (1990). Basics of Qualitative Research: Techniques and Procedures for Developing Grounded Theory. Newbury Park: Sage. Tanghe, N. (2016, 28 september). Goksites houden voetbal in gevaarlijke greep. De Standaard, 12. Taylor, B. A. & Trogdon, J. G. (2002). Losing to Win: Tournament Incentives in the National Basketball Association. Journal of Labor Economics, 20 (1), 23-‐41. Van Rompuy, B. (2013). Effective sanctioning of match-‐fixing: the need for a two-‐track approach. ICSS Journal, 1 (3), 68-‐73. Van Rompuy, B. (2015). The Odds of Match Fixing-‐Facts & Figures on the Integrity Risk of Certain Sports Bets. Den Haag: T.M.C. Asser Instituut. Wet op de kansspelen, de weddenschappen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers. (1999, 7 mei). Wolfers, J. (2006). Point Shaving: Corruption in NCAA Basketball. The American Economic Review , 96 (2), 279-‐283.